Kamerstuk 31045-3

Voorstel van wet van het lid Koser Kaya tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (uitbreiding duur adoptieverlof); Memorie van toelichting

Dossier: Voorstel van wet van het lid Koser Kaya tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met de uitbreiding van de duur van het adoptieverlof bij interlandelijke adoptie


31 045
Voorstel van wet van het lid Koşer Kaya tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met de uitbreiding van de duur van het adoptieverlof bij interlandelijke adoptie

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Aanleiding voor het wetsvoorstel

Tijdfactor buitenlandverblijf

De huidige lengte van het collectief betaalde adoptieverlof is voor iedere werknemer die een kind adopteert, dus per adoptiefouder, vier weken. Vooral bij interlandelijke adopties neemt de procedure in het land van herkomst van het te adopteren kind vaak enkele weken in beslag. Het adoptieverlof, dat aaneengesloten moet worden opgenomen en dat er speciaal is voor een periode van gewenning en hechting, wordt in de huidige situatie vaak door beide ouders gebruikt om samen het kind op te halen en het adoptieproces in het land van herkomst van het kind af te handelen.

Naast het op gang brengen van het hechtingsproces is bij interlandelijke adoptie verblijf in het buitenland dus een belangrijke tijdfactor, waarmee in de geldende wet geen of onvoldoende rekening wordt gehouden. Het voorliggende wetsvoorstel regelt dat bij interlandelijke adopties naast het huidige adoptieverlof een aanvullend verlof van maximaal twee weken opgenomen kan worden, opdat ouders het kind samen kunnen ophalen en procedures in het land van herkomst kunnen afhandelen. Daarna kunnen beide ouders – al dan niet gelijktijdig – adoptieverlof opnemen om aan de nieuwe gezinssituatie te wennen en het hechtingsproces op gang te laten komen.

Europa

De lengte van het Nederlandse adoptieverlof is in vergelijking met dat van andere Europese landen vrij kort. In België, Frankrijk Ierland, Italië, Luxemburg en Spanje heeft een adoptieouder recht op minimaal zes weken, in sommige van de hierboven genoemde landen zelfs zestien weken verlof. Het voorliggende wetsvoorstel maakt het mogelijk om ons land aan deze negatieve uitzonderingspositie te laten ontkomen.

2. Doel en uitgangspunten van het wetsvoorstel

Het voorliggende wetsvoorstel strekt ertoe voor ouders de mogelijkheid te creëren naast het reguliere adoptieverlof bij interlandelijke adoptie maximaal twee weken aanvullend verlof op te nemen om de procedures in het buitenland af te handelen en samen het kind op te halen. Deze twee weken staan dus los van het adoptieverlof dat tot doel heeft gewenning en hechting binnen de nieuwe gezinssituatie op gang te brengen.

Het aanvullend verlof begint hoogstens twee weken voordat het kind feitelijk aan de zorg van de adoptiefouders wordt overgedragen. Het adoptieverlof zelf moet worden opgenomen binnen een periode van achttien weken, te rekenen vanaf twee weken vóór de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen. Als het voornemen van adoptie ontstaat op het moment dat het kind al langer dan achttien weken in het gezin is opgenomen, kan geen aanspraak meer gemaakt worden op adoptieverlof of een adoptie-uitkering. De eerste periode van binding waaraan het recht op verlof is gekoppeld, is dan immers al verstreken. Dit zal bijvoorbeeld bij stiefouderadoptie het geval kunnen zijn. Als het kind jonger is dan acht jaar kunnen de adoptiefouders wel gebruik maken van ouderschapsverlof.

Het voorliggende wetsvoorstel maakt onderscheid tussen adoptie van een in Nederland wonend kind en de opneming in het gezin van een in het buitenland wonend kind. Immers bij de adoptie van een in Nederland wonend kind is geen sprake van een noodzakelijk verblijf in het buitenland en is «ophaalverlof» dan ook niet nodig. Als meer dan één kind tegelijk worden geadopteerd, bestaat het recht op verlof slechts éénmaal. Het recht op verlof geldt voor beide adoptiefouders, als beide werknemer zijn.

Een ieder die volgens deze wet gelijkgesteld is met een werknemer, heeft recht op eenzelfde regeling met betrekking tot de uitkering bij adoptieverlof en aanvullend verlof.

3. De uitkering bij adoptieverlof

Tijdens het aanvullend verlof bij interlandelijke adoptie bestaat recht op een uitkering ter hoogte van 100% van het loon (met een maximum van 100% van het dagloon), analoog aan de uitkeringssystematiek bij adoptieverlof. Deze uitkering wordt gefinancierd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds.

4. Gehoorde adviescolleges en belanghebbende organisaties

Het conceptwetsvoorstel is naar het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gezonden. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets1 die is uitgevoerd door het UWV is het wetsvoorstel alsmede de memorie van toelichting aangepast op het gebied van de uitvoerbaarheid.

 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A, eerste punt

Artikel 3:2, tweede lid, regelt dat een werknemer die een kind adopteert recht heeft op een adoptieverlof van vier weken. De invoeging van de tweede volzin zorgt ervoor dat in geval van interlandelijke adoptie er een recht bestaat op twee weken aanvullend verlof. De periode van achttien weken waarbinnen het verlof inclusief eventueel aanvullend verlof moet worden opgenomen wordt niet veranderd. De aanvang van die periode wordt ook niet veranderd. Deze blijft staan op twee weken voor de dag dat het kind feitelijk ter adoptie wordt opgenomen.

Onderdeel A, tweede punt

Dit onderdeel past artikel 3:2, vierde lid, aan opdat de huidige regeling voor de werknemer die een pleegkind opneemt, niet veranderd wordt.

Onderdeel B, eerste punt

Artikel 3:9, tweede lid, regelt dat de met een werknemer gelijkgestelde recht heeft op een uitkering voor vier weken in verband met adoptie. Onderdeel B ziet op het invoegen van de tweede volzin welke beoogt het recht op een uitkering te verlengen met twee weken indien er sprake is van een interlandelijke adoptie. De periode van achttien weken waarbinnen het recht op een uitkering inclusief een eventuele aanvullende uitkering bestaat wordt niet veranderd en evenals de aanvang van deze periode.

Onderdeel B, tweede punt

Dit onderdeel regelt dat een gelijkgestelde tevens recht heeft op een uitkering bij het opnemen van een pleegkind.

Artikel II

In dit voorgestelde artikel is voorzien in een overgangsrecht. Het eerste lid betreft het geval dat een werknemer zijn verlof heeft gemeld aan de werkgever vóór het tijdstip waarop deze wet in werking treedt . In dit geval blijft het oude wettelijke regime van toepassing, ook wat betreft de uitkering die aan deze verlofvorm is gekoppeld. Het tweede lid betreft het geval dat het adoptieverlof dat nog niet is verstreken op het tijdstip dat deze wet in werking treedt; dan geldt ook hier het oude wettelijke regime. Dit overgangsrecht is van overeenkomstige toepassing op de regeling bedoeld in artikel 3:9 van deze wet betreffende de met een werknemer gelijkgestelde.

Koşer Kaya


XNoot
1

Uitvoeringtoets UWV d.d. 22 augustus 2006.