30 645
Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 52 worden drie leden toegevoegd, luidende:

7. De inspecteur kan, onder door hem te stellen voorwaarden, bij voor bezwaar vatbare beschikking ontheffing verlenen van een of meer van de administratieve verplichtingen, bedoeld in het eerste, derde, vierde en zesde lid, eerste volzin.

8. Degene die zekerheid wenst omtrent de toepassing van het eerste tot en met zesde lid in zijn situatie of een ontheffing als bedoeld in het zevende lid wenst, kan een schriftelijke aanvraag indienen bij de inspecteur. De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.

9. De inspecteur kan de beschikking als bedoeld in het zevende of achtste lid herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking.

B. Na artikel 56 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56a

1. De inspecteur kan een verzoek tot nakoming van een verplichting als bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid, 47a, 48, 52, zesde lid, tweede volzin, of 55 vastleggen in een voor bezwaar vatbare beschikking. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een met toepassing van artikel 53, eerste lid, gedaan verzoek tot nakoming van de verplichting, bedoeld in de eerste volzin.

2. Indien de inspecteur een in het eerste lid bedoeld verzoek niet heeft gedaan in de vorm van een voor bezwaar vatbare beschikking, kan degene tot wie het verzoek is gericht, binnen tien dagen na ontvangst van het verzoek een aanvraag indienen om dit verzoek vast te leggen in een voor bezwaar vatbare beschikking. De artikelen 6:8, eerste lid, en 6:9 tot en met 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze aanvraag van overeenkomstige toepassing. De inspecteur geeft de beschikking zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag.

3. De termijnen, bedoeld in de artikelen 5a, 11, derde lid, 16, derde en vierde lid, 20, derde en vierde lid, 25, eerste lid, 67b, derde lid, 67c, derde lid, 67d, derde lid, 67e, vierde lid, en 67f, vierde lid, die reeds zijn aangevangen op het tijdstip van bekendmaking van een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in het eerste lid, worden verlengd met de periode die verstrijkt tussen de bekendmaking van de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld in het eerste lid, en het moment waarop die beschikking onherroepelijk wordt dan wel het eerdere moment waarop aan het verzoek is voldaan.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,