Kamerstuk 28354-2

Voorstel van wet van het lid Bakker tot wijziging Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen); Voorstel van wet

Dossier: Voorstel van wet van het lid Bakker tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen)


28 354
Voorstel van wet van het lid Giskes tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen in de Pensioen- en spaarfondsenwet aan te brengen, met name ter democratisering van pensioenfondsen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. In het bestuur van een pensioenfonds dienen de in het fonds deelnemende werknemers en de gepensioneerden vertegenwoordigd te zijn evenredig aan hun aantallen in het fonds. De vertegenwoordigers van de in het fonds deelnemende werknemers moeten in het bestuur ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van de werkgever(s). Van het gestelde in de eerste en tweede volzin kan worden afgeweken indien betrokken partijen akkoord zijn met een andere verdeling. Daarenboven kunnen op grond van door het bestuur van het fonds met inachtneming van artikel 6b vast te stellen criteria in het bestuur vertegenwoordigers van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken op ouderdomspensioen zitting hebben. Deze vertegenwoordigers in het bestuur hebben gelijke rechten en plichten.

b. Het tweede lid komt te luiden:

2. In geval van verkiezing van de leden van het bestuur door belanghebbenden bij een pensioenfonds kunnen kandidaten worden voorgedragen door verenigingen die leden hebben binnen de geleding waarvoor zij kandidaten stellen; bij een ondernemingspensioenfonds kunnen ook individuele belanghebbenden kandidaten voordragen. Voor zover geen verkiezing door de belanghebbenden plaats vindt moeten verenigingen evenredig aan hun ledentallen binnen de geleding binnen het fonds waarvoor zij kandidaten benoemen in het bestuur zijn vertegenwoordigd.

c. Het derde lid komt te luiden:

3. Een vereniging als bedoeld in het tweede lid moet volledige rechtsbevoegdheid bezitten; haar statutair doel moet mede omvatten het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een fonds.

B

Artikel 6a komt te luiden:

Artikel 6A

1. Het bestuur van een pensioenfonds is verplicht een deelnemersraad in te stellen indien dit wordt verzocht door tenminste 1% of, indien dat minder is, 250 van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. In de deelnemersraad zijn de in het fonds deelnemende werknemers en de gepensioneerden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Op grond van door het bestuur van het fonds met inachtneming van artikel 6b vast te stellen criteria kunnen daarnaast ook één of meer vertegenwoordigers van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken op ouderdomspensioen in de deelnemersraad zitting hebben. Alle deelnemersraadsleden hebben gelijke rechten en plichten.

2. Een werkgever die een pensioenregeling uitvoert als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c is verplicht tot het instellen van een deelnemersraad.

3. In geval van verkiezing van de leden van de deelnemersraad door belanghebbenden bij een pensioenfonds of bij een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c kunnen kandidaten worden voorgedragen door verenigingen die leden hebben binnen de geleding waarvoor zij kandidaten stellen; bij een ondernemingspensioenfonds en een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c kunnen ook individuele belanghebbenden kandidaten voordragen. Voorzover geen verkiezing door de belanghebbenden plaatsvindt moeten verenigingen evenredig aan hun ledentallen binnen de geleding binnen het fonds waarvoor zij kandidaten benoemen in de deelnemersraad zijn vertegenwoordigd.

4. Artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 6b wordt gewijzigd als volgt:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het bevoegde orgaan van het fonds behoeft de instemming van de deelnemersraad voor elk voorgenomen besluit tot:

a. wijziging van de statuten en reglementen van het fonds;

b. vaststelling van het jaarverslag, de begroting en de bescheiden, bedoeld in de artikelen 10 en 11, voor zover voor het fonds van toepassing;

c. wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in artikel 7, eerste lid, onderdeel i;

d. het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd of het aanbrengen van wijzigingen daarin voorzover die besluiten niet reeds onder a vallen of verband houden met een toezegging neergelegd in een statutaire of reglementaire bepaling van het fonds;

e. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds;

f. samengaan met danwel het geheel of gedeeltelijk overnemen van de verplichtingen van een ander fonds;

g. liquidatie van het fonds.

b. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd luidende:

2. De deelnemersraad adviseert het fonds desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen en die niet zijn genoemd in het eerste lid.

3. Overeenkomstige bevoegdheden als in het eerste en tweede lid komen toe aan een deelnemersraad bij een pensioenvoorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c.

c. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

D

Na artikel 6b wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 6c

1. Het bestuur van een pensioenfonds is verplicht de deelnemersraad het gebruik toe te staan van de faciliteiten waarover het fonds als zodanig kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft, daaronder begrepen secretariële ondersteuning. Het bestuur stelt de deelnemersraad in staat de voor het fonds werkzame personen te raadplegen en stelt deze personen in staat hieraan hun medewerking te verlenen voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de taak van de raad. Voorzover een fonds werkzaamheden uitbesteedt aan derden dient het fonds overeenkomstige regelingen te treffen ten aanzien van deze derden.

2. De deelnemersraad vergadert, geniet scholing en raadpleegt deskundigen zo veel als redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van zijn taak.

3. De werknemersleden van de deelnemersraad worden door hun werkgever in staat gesteld hun werkzaamheden ten behoeve van de deelnemersraad uit te voeren.

4. De kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de deelnemersraad komen ten laste van het pensioenfonds. De kosten van het raadplegen van een deskundige door de deelnemersraad komen slechts ten laste van het fonds indien dat fonds van het maken van de kosten vooraf in kennis is gesteld.

5. Het recht op de faciliteiten genoemd in het eerste lid en op het raadplegen van deskundigen komt eveneens toe aan tenminste 10% van de leden van de deelnemersraad; ten aanzien van de kosten is het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

6. Het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid zijn ten aanzien een deelnemersraad van overeenkomstige toepassing op de werkgever bij een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c.

E

De artikelen 6c, 6d en 6e worden vernummerd tot 6d, 6e en 6f.

F

Artikel 6d wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. De deelnemersraad kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 6b, eerste lid, hetzij wanneer de deelnemersraad met betrekking tot het besluit, in strijd met artikel 6b, eerste lid, niet om instemming is gevraagd, hetzij wanneer het besluit van het bestuur niet in overeenstemming is met het besluit van de deelnemersraad, hetzij wanneer feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan de deelnemersraad bekend geweest ten tijde van het nemen van het besluit, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat besluit anders te nemen dan het is genomen. Een minderheid van tenminste 10% van de leden van de deelnemersraad kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 6b, eerste lid, hetzij wanneer de deelnemersraad met betrekking tot het besluit, in strijd met artikel 6b, eerste lid, niet om instemming is gevraagd, hetzij wanneer het besluit van het bestuur niet in overeenstemming is met het besluit van de deelnemersraad, hetzij wanneer het besluit van het bestuur niet in overeenstemming is met het standpunt van deze minderheid, hetzij wanneer feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan de deelnemersraad of aan die minderheid bekend geweest ten tijde van het nemen van het besluit aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat besluit anders te nemen dan het is genomen.

b. Het tiende lid komt te luiden:

10. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de deelnemersraad of een minderheid uit de deelnemersraad komen ten laste van het fonds indien het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. In rechtsgedingen tussen het fonds en de deelnemersraad of een minderheid van de deelnemersraad kan de deelnemersraad of de minderheid niet in de proceskosten worden veroordeeld.

G

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het is niet toegestaan in de statuten en reglementen van een pensioenfonds bepalingen op te nemen die bevoegdheden met betrekking tot het bestuur verlenen aan anderen dan de organen van het fonds.

ARTIKEL II

De statuten, reglementen en overeenkomsten van de instellingen die bij de uitvoering van pensioenaanspraken zijn betrokken, moeten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan het bepaalde in deze wet voldoen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,