Kamerstuk 27925-353

Verslag van een algemeen overleg

Bestrijding internationaal terrorisme


27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 353
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 juli 2009

De vaste commissie voor Defensie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 1 juli 2009 overleg gevoerd met minister Van Middelkoop van Defensie, minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 mei 2009 met een schriftelijke reactie op de motie-Peters inzake detentiefaciliteit Bagram (27 925, nr. 340);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2009 over de situatie in Pakistan (27 925, nr. 341);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 15 juni 2009 over de kosten van de Nederlandse bijdrage aan ISAF (27 925, nr. 343);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 juni 2009 over de voortgang van de missie in Afghanistan (27 925, nr. 344);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 24 juni 2009 over de reactie op een verzoek van de commissie voor Defensie om een overzicht te verschaffen van alle operaties en de inzet van de troepen in Uruzgan (27 925, nr. 346);

– de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 16 juni 2009 over de aanvullende behoefte Bushmaster-patrouillevoertuigen (27 925, nr. 345);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 juni 2009 over het verzoek van het lid Pechtold over de uitspraken SG NAVO betreffende Afghanistan in een interview in Vrij Nederland (27 925, nr. 351);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 juni 2009 over de Amerikaanse detentiefaciliteit in Bagram, Afghanistan (27 925, nr. 352);

– de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 30 juni 2009 met antwoorden op vragen van de commissie voor Defensie aangaande de aanvullende behoefte Bushmaster-patrouillevoertuigen (27 925, nr. 350).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

De Lange

Voorzitter: Van Miltenburg

Griffier: Van der Bijl

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten: Boekestijn, Van Bommel, Brinkman, Eijsink, Haverkamp, Van Miltenburg, Pechtold, Peters,

en minister Van Middelkoop, minister Verhagen en minister Koenders, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie. Er wordt gesproken over de voortgangsrapportage Afghanistan en andere stukken. Ik stel een spreektijd vast van vijf minuten.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik moet helaas om half drie weg om mee te doen aan een debat in de plenaire zaal. Zou ik eerder mijn bijdrage mogen doen?

De voorzitter: Zo te zien vinden de collega’s dat goed. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Peeters.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik verontschuldig mij bij voorbaat dat ik helaas niet de reactie van de regering zal kunnen bijwonen, maar via de microfoon wordt het antwoord zeker door onze fractie gevolgd. Bij deze driemaandelijkse bespreking van de stand van zaken van de Nederlandse militaire en diplomatieke inspanningen en de ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan wil ik mij gezien de actualiteit graag beperken tot vier punten.

– De actuele vluchtelingenramp in buurland Pakistan als gevolg van de oorlog tegen dezelfde taliban die steeds de grens met Afghanistan overtrekken.

– Het ontbreken van een strategie voor de oorlog in Pakistan, net nu het erop lijkt dat de internationale gemeenschap het eens wordt over een Afghanistanstrategie.

– De Afghaanse verkiezingen.

– De ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan.

Ik begin met de vluchtelingen in Pakistan. Mijn stelling is: wij moeten de drie miljoen vluchtelingen niet overlaten aan Pakistaanse jihadigroepen. Uit de streek krijg ik berichten dat de hulp aan de drie miljoen vluchtelingen uit de Swat Vallei en in Waziristan wordt gecoördineerd door de logge VN-bureaucratieën, de Pakistaanse staat en het leger. Dat de hulpvoorziening in gevaar wordt gebracht zodra een luxe hotel in Peshawar wordt opgeblazen, tekent hoe ver dat soort hulpverlening van de behoeften van de slachtoffers afstaat. Deze kloof tussen hulpverleners en slachtoffers biedt een gouden kans aan jihadiorganisaties, zoals de bekende Pakistaanse talibanorganisatie Lashkar-e-Taiba, om aalmoezen uit te delen en kansloze jongemannen die voor het geweld van het leger zijn gevlucht voor de jihad te ronselen. Daardoor worden de duizenden militanten die het Pakistaanse leger doodt, aangevuld met het meervoud ervan. En dat terwijl er tegelijkertijd – de Nederlandse regering heeft dat eerder ook onderkend– een levendige en sterke Pakistaanse seculiere civil society bestaat.

De 2 mln. die de Nederlandse Staat nu aan de vluchtelingen uitdeelt, gaan via UNHCR en het Rode Kruis. Dat is volstrekt onvoldoende om een crisis van deze omvang tegemoet te treden. Ik weet dat Nederland niet het enige donorland is, maar er is een groot financieringstekort. Uitspraken van het Pakistaanse leger dat het verwacht dat de offensieven binnenkort zullen eindigen zodat het vluchtelingenprobleem binnenkort is opgelost en dat vluchtelingen kunnen terugkeren, hebben geen enkele geloofwaardigheid. Dit vluchtelingenprobleem gaat nog enige tijd voortduren. Ik roep de Nederlandse regering op om te bekijken of de hulp aan de vluchtelingen door de Nederlandse regering en collega-landen opgevoerd kan worden en om dat zo veel mogelijk via Pakistaanse civilsocietyorganisaties aan te bieden. Ik weet tegelijkertijd ook niet goed hoe je dat moet bewerkstelligen met een roep vanuit het Nederlands parlement. Er zou toch echt ergens een stop georganiseerd moeten worden op de hulp die jihadiorganisaties in de kampen organiseren en die vergezeld gaat van het rekruteren van militanten. Laat de kreet om een stop alstublieft richting de Pakistaanse autoriteiten gaan.

Dan kom ik op de oorlogsvoering in de Pakistaanse tribale gebieden. Hebben wij niets geleerd van de ervaringen met het bouwen van strategieën in Afghanistan? Na jaren Operation Enduring Freedom en de NAVO zijn wij in Afghanistan tot de slotsom gekomen dat je het niet militair kan winnen, maar dat je geïntegreerde strategieën moet hebben met politieke middelen en OS-middelen. Wij hebben geleerd dat hoe harder je de taliban aanvalt, hoe meer ervoor terugkomen en dat ze steeds gewelddadiger aanslagen plegen. Wij redden het niet met alleen geweld in het hoogste spectrum en met lukrake luchtbombardementen die veel burgerdoden veroorzaken. Daarmee verlies je namelijk de hearts and minds van de bevolking. Maar wat gebeurt er nu over de grens in Pakistan? Als je de counterinsurgencycampagne van de Pakistaanse autoriteiten bekijkt, gebruiken zij precies de methoden waarvan wij in Afghanistan zeggen dat wij ze achter ons moeten laten: artillerie, bombardementen en onbemande drones van de Amerikaanse troepen. Dat gaat allemaal gepaard met grove mensenrechtenschendingen die door de Pakistaanse veiligheidsdiensten vergoelijkt worden omdat ze zeggen dat de Geneefse Conventies niet van toepassing zijn. Intussen keert de bevolking van Waziristan zich tegen het leger. Dat ze dan de taliban zullen steunen, is voorspelbaar. Dat kan toch niet de bedoeling van de Pakistaanse campagne zijn? Toch hoor ik alleen applaus vanuit het Westen voor het ferme optreden van het Pakistaanse leger. GroenLinks stelt voor dat Nederland in ISAF-verband de Pakistaanse militaire campagne op één lijn probeert te trekken met de lessen die de NAVO in Afghanistan heeft geleerd. Er moet ook in Pakistan een 3D-achtige benadering op touw worden gezet waarin respect voor de burgerbevolking, mensenrechten, de Geneefse Conventies en de noodzaak tot onmiddellijke politieke, sociale en economische hervorming in tribale gebieden vooropstaat.

Het verheugt me dat de Afghaanse verkiezingen vooraan staan in de brief over de stand van zaken. Ik zou een oproep willen doen. Kunnen wij de monitoring van die Afghaanse verkiezingen zo veel mogelijk door de Afghaanse civil society versterken? Zij zijn de enige die overal in alle hoekjes kunnen komen, ook in Uruzgan. Nu zitten zij in de klauwen van het UNDP. Dat zijn de mensen die vanachter de muren in Kabul proberen het land te besturen zonder zicht te hebben op de velden in Uruzgan. Laat de Free and Fair Afghanistan monitoringsorganisatie zijn gang gaan. Ze hebben extra steun nodig; dat begrijp ik.

Mijn laatste opmerking gaat over de fruitbomen. Als je de brief over de stand van zaken helemaal doorleest, blijkt Uruzgan intussen een bloeiende boomgaard te worden. Ik vraag me af wat er met al dat fruit gebeurt. Eten de Afghanen dat allemaal zelf op of is er een bloeiende lokale fruitmarkt? Waarom liggen die gedroogde krenten niet inmiddels in de Nederlandse supermarkten? Er zijn vast handelsbelemmeringen. Ik nodig de regering graag uit om een brief te schrijven waarin de handelsbelemmeringen voor de verkoop van Afghaanse krenten in Nederlandse supermarkten in kaart worden gebracht.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. De Afghanistanmissie is een bijzondere missie. Dat blijkt ook uit het feit dat sinds 1955 de Militaire Willems-Orde niet is uitgereikt en zeer recentelijk op 29 mei voor het eerst weer wel. Vanaf deze plaats wil in namens de CDA-fractie niet alleen kapitein Kroon gelukwensen, maar ook onze waardering uiten in de richting van de militairen en burgers die onder vaak moeilijke omstandigheden hun werk doen. In het bijzonder gaan onze gedachten uit naar de nabestaanden van de militairen die gesneuveld zijn en naar de gewonden, waarvan een aantal op dit moment nog vecht voor hun leven.

Als wij voor de voortgangsrapportage de balans opmaken, komt de CDA-fractie tot de conclusie dat er op een groot aantal dossiers vooruitgang wordt geboekt. Mijn complimenten hiervoor in de richting van alle betrokkenen, waaronder ook andere dan de traditionele 3D-departementen. Denk bijvoorbeeld aan de departementen van LNV en Justitie. De aanwezigheid van Nederlandse militairen gedurende drie jaar begint zijn vruchten af te werpen. De inktvlek rondom Tarin Kowt, Deh Rawod en Chora is verdubbeld en de bevolkingscentra staan nu in verbinding met elkaar. De bevolking in Uruzgan ervaart vooruitgang in de opbouw en de houding ten opzichte van buitenstaanders is verbeterd. Andere voorbeelden van vooruitgang zijn de 150 medische hulpposten die nu actief zijn in de hele provincie, zo’n twintig scholen die bereikt worden met lespakketten en vroedvrouwen die zijn opgeleid waardoor er minder vrouwen in het kraambed overlijden. Een mijlpaal die ik niet onvermeld wil laten is de opening van een bankfiliaal in Tarin Kowt. Dit is een belangrijke indicator van zowel het economisch potentieel als de toegenomen veiligheidsituatie in de regio. Veiligheid en economische ontwikkelingen hangen in de ogen van de CDA-fractie nauw met elkaar samen. Uit onderzoek blijkt dat dit ook geldt voor de Afghanen, want veiligheid en economische ontwikkeling staan wat hen betreft op nummer één en twee van de belangrijkste zaken die geregeld moeten worden. Corruptie staat overigens op nummer acht, dus daar is nog wel wat ruimte voor verbetering.

Veiligheid staat of valt met een goede politie. Het is daarom goed om te zien dat de eerste agenten zijn afgestudeerd en dat de Nederlandse minister van Justitie heeft aangegeven dat de mogelijkheid bestaat dat justitiemedewerkers gedetacheerd gaan worden bij de eenheid van EUPOL Afghanistan. Hoe gaat het met het vervolgtraject? Hoe zien de bewindspersonen de verdere uitstroom van de agenten uit de klassen?

De heer Pechtold (D66): Ik ben daar twee keer geweest en heb een keer zo’n politietraining bijgewoond. Dat was een ochtend en bij nader navraag bleek dat ook gelijk 1/24 van de totale opleiding te zijn, want die duurt twee weken. «Afgestudeerd» vind ik wel heel ruim geformuleerd voor wat de politieopleiding daar nu precies behelst.

De heer Haverkamp (CDA): Ik heb niet het voorrecht gehad om daar geweest te zijn. Ik baseer me op de stukken van de regering en op de ervaring in andere landen waar ook politietrainingen zijn geweest. Wij beginnen daar vanaf nul. Mensen worden getraind en studeren af; dat staat ook zo in de voortgangsrapportage. Laat ik dan aan de regering vragen wat er precies gebeurt in het trainingsprogramma. Laten wij echter wel constateren dat je zonder goede politie nergens bent. Je moet eerst mensen opleiden en in hen investeren. Ik ben ook voor meer investeren in politie. Als dat langer moet duren dan twee weken steunen wij dat.

De heer Pechtold (D66): Zojuist stak de heer Haverkamp de loftrompet over de vorderingen. Ik vraag me af hoe hij verder geïnformeerd is. Ik wil niets afdoen aan het belang van een politietraining, maar die duurt maar twee weken. De ochtend dat ik erbij was hebben zij het stopteken geoefend. Men moest een auto niet stoppen door gewoon op de wielen te schieten, maar met het stopteken. Het ging dus een ochtend over de manier waarop je je hand moet opsteken. Ik wil er nogmaals niets aan afdoen, maar als de heer Haverkamp dat al als vooruitgang beoordeelt, vraag ik me af of hij al die andere zaken wel kritisch bekijkt.

De heer Haverkamp (CDA): Als de heer Pechtold er niets aan wil afdoen, moet hij op een andere manier interrupties plegen. Er wordt daar door heel veel mensen onder zware omstandigheden hard gewerkt om de Afghanen een betere toekomst te geven. Die betere toekomst bestaat ook uit een goede basis voor de politie. De heer Pechtold weet ook dat de aangetroffen situatie niet gemakkelijk was. Heel veel mensen kunnen niet lezen en schrijven. De heer Pechtold zou dus zelfs kunnen zeggen dat hij bij een politietraining is geweest en dat men daar lezen en schrijven leerde. Dat is helaas de situatie in Afghanistan waarin wij aan een goede politiezorg willen bouwen. Het is daar inderdaad verstandig om eerst een stopteken te geven en niet meteen te schieten. Er is daar een andere cultuur. Wij hebben begrepen dat er in samenwerking met de Afghanen en internationale partners een opleidingsprogramma is gemaakt voor de politie. Wij krijgen in de voortgangsrapportage te zien dat de eerste 97 agenten zijn opgeleid. Misschien gaat het om een ander opleidingsprogramma dan de heer Pechtold heeft ervaren. Wij beschouwen het op basis van de voortgangsrapportage als een serieuze opleiding. Ik wil daarvan graag een bevestiging krijgen van het kabinet. De informatie over de 150 medische posten en de vroedvrouwen krijg ik ook van de ngo’s. Die zijn ook tevreden en gelukkig dat het nu mogelijk is om die zorg te bieden. Ik vind dat serieus.

Internationale coördinatie is belangrijk. Dat gaat grotendeels plaatsvinden via UNAMA (United Nations Assistance Mission in Afghanistan). Mijn fractie heeft er steeds op aangedrongen dat er een kantoor geopend ging worden. Dat is nu geopend. Op basis van de voortgangsrapportage zien wij echter wel dat er nog een probleem is met de bemensing van dat kantoor. Dat wordt nu onderkend. Op 30 juni is er een bijeenkomst geweest van de Veiligheidsraad. Graag krijg ik een reactie van de regering over de manier waarop invulling gegeven gaat worden aan de verdere bemensing van UNAMA.

Een onderdeel van UNAMA is het helpen van de agrarische sector. Dat gebeurt onder andere vanuit Nederland door het ter beschikking stellen van een expert vanuit het ministerie van LNV. Kan de regering aangeven of die ene expert voldoende is? Als dat niet het geval is: hoe wordt er in de toekomst omgegaan met aanvullende verzoeken? Wat ons betreft zullen de boeren de dragers van de economische en bestuurlijke vooruitgang moeten worden. Dan is het wel belangrijk dat zij andere producten gaan verbouwen dan drugs. Alle zeilen moet op dit terrein worden bijgezet. Wij zijn teleurgesteld dat van het ingestelde subsidiekader voor economische productie niet meer gebruik gemaakt is. Wij weten dat dit tijd vergt en wij willen graag de toezegging van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat het budget beschikbaar blijft als het voor augustus 2010 niet is opgemaakt.

Wij zijn verbaasd – en dan druk ik mij diplomatiek uit – inzake de papaverteelt. In 2007 werd er nog 204 hectare vernietigd en in 2009 slechts 70 hectare. En dat terwijl de minister van Defensie ons meldt dat de richtlijnen voldoende mogelijkheid bieden om de drugshandel waarvan de opbrengst ten goede komt aan de opstandelingen, te bestrijden. De regering geeft aan dat drugsbestrijding in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de Afghaanse regering. Daarmee zijn wij het helemaal eens, maar wij zijn wel van mening dat de druk mag worden opgevoerd. Ook vinden wij het opmerkelijk dat in de provincie Helmand met een operatie van ISAF-militairen in samenwerking met Afghaanse veiligheidstroepen wel succes wordt geboekt. Kan de regering aangeven wat de aanpak is in de verschillende provincies en hoe die meer gecoördineerd gaat worden? Wat gaat de regering concreet doen om te zorgen dat de volgende oogst meer bestaat uit alternatieve producten, dan wel uit vernietigde drugs? Is de teelt van drugs volgens de Afghaanse wet al verboden? Zo nee, gaat de regering dat aanpassen? Zegt de regering ons toe dat er een plan van aanpak komt om de provincie Uruzgan in een aantal jaren zo goed als mogelijk drugsvrij te maken? Hoe staat de regering tegenover de suggestie om bijvoorbeeld inkomenssteun te geven aan boeren? Wat vindt de regering van het feit dat er op bovenprovinciaal niveau besloten moet worden welke velden vernietigd worden?

De heer Van Bommel (SP): De Amerikaanse gezant Holbrooke heeft juist aangekondigd dat er een volstrekte beleidswijziging moet komen, waarbij het vernietigen van papaver absoluut niet aan de orde moet zijn. Vernietigen is namelijk contraproductief. Is de heer Haverkamp van mening dat er een beleidswijziging moet komen zoals voorgesteld door Holbrooke? Of wil hij voortgaan op de ingeslagen weg?

De heer Haverkamp (CDA): Het zal de heer Van Bommel niet zijn ontgaan dat de inzet van Nederland anders is dan de inzet van de VS. Wij lopen dus niet op dezelfde weg. De vraag is echter welke weg wij dan gaan nemen. Wij denken dat het verstandig is om iets meer naar de aanpak van de VS te kijken. Wij sluiten dus niet uit dat er velden vernietigd worden, maar dat kan alleen als je een alternatief geeft aan Afghaanse boeren. Een van die alternatieven is inkomenssteun. Mevrouw Peters was heel optimistisch over de fruitoogst, maar als je een boom plant, geeft die niet direct vrucht. Je zult dus iets moeten doen in de periode tussen het vernietigen van het veld, het vrucht dragen van de boom en het begin van een inkomen. Aan de andere kant zul je die alternatieve producten ook moeten gaan inzetten. Als ik het beleid van de VS interpreteer, zeggen zij: wij doen meer wat Nederland ook heeft gedaan, namelijk inzetten op alternatieven, maar wij sluiten niet uit dat er wordt overgegaan tot vernietiging.

De heer Van Bommel (SP): Mijn appreciatie van de Amerikaanse beleidswijziging is een andere. De VS erkennen nu, bij monde van Holbrooke, dat de aanpak volledig is mislukt. Daarom wil men een radicale beleidswijziging. Men wil zich niet meer richten op vernietiging, maar op het aanpakken van de handel en misschien ook nog wat doen aan alternatieven. Het is in ieder geval niet meer gericht op vernietiging. Ik had gehoopt dat u daar steun aan zou geven, maar ik begrijp dat u helaas toch wilt vasthouden aan de oude weg.

De heer Haverkamp (CDA): Ik zal het nog een keer proberen uit te leggen. De Amerikanen hadden de aanpak van vernietiging zonder dat er een alternatief tegenover stond. Daarvan heeft Nederland steeds gezegd dat dit geen effectieve methode is. Daarover bestaat tussen de heer Van Bommel en mij geen verschil van mening. De Amerikanen erkennen dit nu zelf ook en willen meer naar de Nederlandse methode kijken en zorgen dat er een alternatief naast wordt gezet. Ik constateer helaas ook dat de Nederlandse methode van wachten tot de Afghanen zelf aangegeven dat zij een veld willen vernietigen, niet werkt. Er is een buitengewoon klein aantal velden vernietigd. Mijn vraag aan de regering is of wij kunnen zorgen voor een soort tweesporenbeleid waarbij wij zorgen dat de alternatieven beter onder de aandacht komen bij boeren waardoor zij geneigd zijn die uit te voeren en waarbij wij er ook voor zorgen dat de Afghanen zelf serieus werk gaan maken van de vernietiging van de velden.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik doe een poging om het tweesporenbeleid duidelijk te krijgen. ik heb juist voor het debat de woorden van Holbrooke nog eens goed beluisterd om goed te weten wat hij heeft gezegd. Ik vond het opmerkelijk krachtig. Hij heeft duidelijk gezegd dat dit geen schade voor de taliban heeft opgeleverd. De boeren zijn werkloos en worden in de armen van de taliban gedreven. Hij heeft ook gesproken over het bedenken van alternatieven voor het onderscheppen van drugstransporten en dergelijke, wat de Nederlandse regering ook doet. Drie jaar geleden stonden wij ook nog die andere aanpak voor. Ook de Kamer; dat zal ik eerlijk toegeven. Het woord «geduld» was toen nog heel moeilijk voor ons. Wij zijn nu een aantal jaren verder. Pleit de CDA-fractie nu voor een tweesporenbeleid en wat is dat dan? Ik hoor de heer Holbrooke namens de Amerikanen toch voor één spoor gaan.

De heer Haverkamp (CDA): Het is jammer dat de heer Holbrooke niet zelf hier is. Wij hebben ook informatie gekregen van de Amerikaanse ambassade. Daarin zegt men dat er inderdaad een beleidswijziging is. De Amerikanen verlaten het pad van het vernietigen van velden zonder dat er een alternatief is. Zij gaan verder in de keten kijken en de gecorrumpeerde bestuurders aanpakken. Zij zetten echter ook in op alternatieven en dat is de Nederlandse aanpak van zorgen dat de boeren geen drugs maar iets anders gaan verbouwen. Ik zie daar dus weinig verschil in. Ik denk dat wij elkaar kunnen vinden in die lijn als de Nederlandse regering meer gaat aandringen bij het provinciaal bestuur in Uruzgan op de vernietiging van drugs. Ik zou me kunnen voorstellen dat het een landelijke prioriteit gaat worden van de nieuwe regering in Afghanistan.

Veel aandacht gaat uit naar de verkiezing van de nieuwe president. Dat is van groot belang. Niet van minder belang voor de Nederlandse activiteiten in Uruzgan zijn de verkiezingen van nieuwe provinciebesturen. In de voortgangsrapportage vinden wij hier weinig over terug. Heeft de minister een indicatie hoe de verkiezingen gaan lopen?

Voorafgaand aan de NAVO-bijeenkomst van 12 juni heeft overleg plaatsgevonden over de samenwerking in de regio zuid. Mijn vraag aan de minister van Defensie: zijn hier concrete afspraken gemaakt? Wij zien dat Iran meer dan 178 000 vluchtelingen heeft uitgezet. Nergens kunnen wij achterhalen waarom deze mensen zijn uitgezet en welke humanitaire consequenties en veiligheidsconsequenties deze uitzetting heeft. Graag krijg ik hier een reactie op.

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Helaas zijn er ook in 2009 gewonden en gesneuvelden gevallen. Ik noem nog eens de namen van Mark Weijdt en Azdin Chadli, maar ook van Tariq Ahmadi die omkwam bij een schietoefening. Wij zullen deze namen niet vergeten. Onze gedachten gaan ook uit naar de gewonden en hun familie en vrienden.

Ik zal de regering vandaag niet vermoeien met een batterij van relevante technische vragen. Ik wil mij vandaag richten op de bigger picture. Ik wil graag mijn eigen analyse geven van de situatie waarin wij ons in Afghanistan bevinden en van de problemen waarmee wij worstelen. Ik zal de regering vragen in welke richting zij oplossingen zoekt voor een aantal enorme conceptuele uitdagingen.

In Afghanistan heeft het Westen gekozen voor een light footprint. Er zijn niet veel boots on the ground. Er komen nu wel veel meer Amerikaanse soldaten, maar dan nog blijft het een light footprint als je het met andere missies vergelijkt. Het gevolg is dat Karzai en de zijnen zich moesten en moeten verstaan met een aantal belangrijke warlords. Dat heeft de capaciteit van het centrum, Kabul, voor het produceren van goed bestuur ernstig aangetast, of wij het leuk vinden of niet. Wij kunnen helaas niet verwachten dat verkiezingen dit probleem op korte termijn zullen oplossen. En dan formuleer ik het nog heel eufemistisch. De effecten van verkiezingen zonder sterke instituties zijn nu eenmaal beperkt.

Er is echter ook goed nieuws. Regionaal gaat het eigenlijk heel aardig, zeker in Uruzgan. De taliban weet heel goed dat een massale aanval op ISAF geen zin heeft. Zij kiezen dus voor asymmetrie: het terroriseren van de bevolking en het plaatsen van bermbommen en dergelijke. De bevolking heeft daar last van en keert zich daarom van de taliban af in Uruzgan. De taliban kiezen dus voor een verkeerde insurgencytactiek. Tegelijkertijd kiest onze krijgsmacht voor een succesvolle counterinsurgencytactiek. Wij proberen het vertrouwen van de bevolking te winnen door het maken van burgerslachtoffers zo veel mogelijk te vermijden, maar ook door militaire operaties te baseren op een intelligente analyse van de stammenverhoudingen en zelfs de bevolking inspraak te geven in de wijze waarop wij opereren. De recente operatie in Deh Rashan, het gebied tussen Tarin Kowt en de Baluchivallei, was daarom ook zeer succesvol. Petje af. Ik heb groot respect voor wat daar gebeurt. Ons PRT is ook succesvol. Het staat nu zelfs onder een civiel commando. Er is goede samenwerking met de militairen. Inmiddels bereiken mij goede verhalen van de ngo’s en er is zelfs een bank, ook niet onbelangrijk. Het is ook positief dat er meer Amerikaanse soldaten komen en dat er nu echt een Afghaanse brigade is. Zelfs met de politie, het grote zorgenkindje, gaat het een klein beetje beter. Dat is mooi.

De mensen in Uruzgan lijken echter meer vertrouwen in de Nederlanders te hebben dan in Karzai. Dat is zorgwekkend en dat staat een duurzame oplossing in de weg. Ik denk dat wij op de langere termijn de veiligheidsproblemen wel gaan oplossen – een enorme prestatie – maar het verband van de regio met het centrum is helaas disfunctioneel. Dat probleem kan niet fundamenteel opgelost worden door verkiezingen, want daarvoor zijn de instituties eenvoudigweg te zwak. Herkent de regering deze analyse? Heeft zij ideeën hoe wij deze problemen te lijf kunnen gaan?

Een tweede probleem hangt samen met de beroemde comprehensive approach. Die benadering is vermoedelijk de enige manier die kans van slagen heeft; daar zijn de geleerden het wel over eens. Zij veronderstelt echter een centrale regie die diplomacy, defence en development aanstuurt. Centrale regie is natuurlijk lastig. De NAVO kan zich wel op politiek, maar niet op civiel terrein begeven. De ngo’s zijn alleen verantwoording schuldig aan donoren. De EU en de VN zijn niet altijd accountable en in ieder geval buitengewoon log en bureaucratisch. Het is mijn overtuiging dat juist de civiele en diplomatieke poot nog meer tot wasdom zouden moeten komen. De enige twee organisaties die dat in beginsel zouden kunnen doen, zijn de EU en de VN. Hun beleid is echter niet altijd indrukwekkend, en dan druk ik me vriendelijk uit. UNAMA is net geopend en wordt geteisterd door personeelstekorten. De EU worstelt met EUPOL en met nog veel meer. Hoe krijgen wij de EU en de VN zo ver dat zij effectiever gaan opereren? Hoe kunnen wij dat goed combineren met de militaire benadering? Het moet namelijk allemaal bijeenkomen.

Tot slot heb ik nog een paar korte vragen aan de minister van Defensie. Hebben wij nu voldoende Bushmasters? Ik prijs de minister dat hij er veel heeft aangeschaft. Het is ongelooflijk belangrijk dat het gebeurt. Kunnen wij nog meer doen tegen bermbommen? Wat gaat de krijgsmacht doen tijdens de verkiezingen? De Afghaanse politie gaat die verkiezingen beschermen, maar wat is onze rol daarbij precies?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ook van de kant van de SP-fractie wil ik een blijk van medeleven uiten aan het adres van nabestaanden van omgekomen Nederlandse militairen. Ik wil ook onze steun uitspreken aan het adres van gewonde militairen.

Wij zijn zowat halverwege de tweede termijn van de missie in Uruzgan. Het is dus tijd om de stand van zaken op te maken en ons vervolgens af te vragen hoe wij daar verder gaan. De Nederlandse regering heeft steeds gezegd dat er een nader weegmoment komt om te bepalen wat wij aan het einde van deze periode doen. Wanneer is dat weegmoment te verwachten? Gaat de regering dit met de Kamer bespreken voordat er een besluit wordt genomen? Anders worden wij op enig moment geconfronteerd met een artikel 100-brief of komt er helemaal niets. Zelfs als er een weegmoment is dat tot een negatieve beslissing leidt, zou ik dat toch graag van de regering vernemen.

Zonder dat het prominent in de voortgangsrapportage naar voren wordt gebracht, is duidelijk dat van Kamp Holland een regionaal oorlogscentrum wordt gemaakt. Er komen veel meer Amerikaanse, Australische en Nederlandse special forces die met bescherming van Amerikaanse helikopters oorlog gaan voeren. Het zal zo wel niet mogen heten, maar in de praktijk is het dat wel. Onlangs is de VN-vertegenwoordiger in Afghanistan Kai Eide de Afghaanse autoriteiten bijgevallen dat een verhoogde inzet van special forces zal leiden tot extra inzet van te hulp geroepen luchtsteun. Dat zal onherroepelijk leiden tot meer burgerdoden. Het gevolg daarvan is dat er minder steun onder de bevolking zal zijn.

De heer Haverkamp (CDA): De heer Van Bommel geeft aan dat het een oorlogsmachine zou zijn. Zonet was hij een gloedvol pleitbezorger van de nieuwe lijn van de Amerikaanse regering. Is dat niet inconsistent met zijn opmerkingen?

De heer Van Bommel (SP): Ik kan hier geen touw aan vastknopen.

De heer Haverkamp (CDA): Uit de constatering dat er meer Amerikanen komen, leidt u af dat er meer oorlog gevoerd gaat worden. Net gaf u nog aan dat de Amerikanen bij monde van de heer Holbrooke een totaal andere beleidswijziging gaan inzetten. Ik begreep dat u daar enthousiast over was. Hoe moet ik die twee met elkaar verbinden?

De heer Van Bommel (SP): De financiering door drugshandel is een onderdeel van de strijd in Afghanistan. Dat de Amerikanen besloten hebben om geen drugsvelden meer te vernietigen, vind ik een verstandige aanpak. Streven naar alternatieven is verstandig. Dat heeft helemaal niets te maken met de komst van extra special forces uit Nederland, Australië of andere landen. Ik zie aan de ene kant een verstandige aanpak inzake het drugsbeleid, maar aan de andere kant zie ik een ongewenste aanpak met de verhoogde inzet van special forces. Dat leidt namelijk tot luchtsteun en meer burgerdoden. Dat erodeert het draagvlak voor de aanwezigheid van buitenlandse militairen in Afghanistan.

De heer Boekestijn (VVD): De heer Van Bommel heeft het over meer Amerikaanse soldaten, een oorlogsmachine en meer luchtsteun. Is hij het met mij eens dat als er meer soldaten op de grond komen, je minder afhankelijk wordt van steun uit de lucht. Dat zou hij dus juist kunnen steunen.

De heer Van Bommel (SP): Ik weet niet in welk leger de heer Boekestijn gezeten heeft _ Ik hoor nu dat hij niet in het leger gezeten heeft. Dat verklaart misschien zijn vraag. Als je meer mensen op de grond inzet, heb je meer luchtsteun nodig. Als troepen op de grond in moeilijkheden komen, dienen zij vanuit de lucht ondersteund te worden. Dat is de gebruikelijke wijze van optreden.

De heer Boekestijn (VVD): Zo gemakkelijk komt u niet weg. Hoe meer mensen je op de grond hebt, hoe minder afhankelijk je bent van luchtoperaties. Dat is natuurlijk de gedachte. Gaat u daar nu eens serieus op in.

De heer Van Bommel (SP): Special forces gaan op pad om missies uit te voeren, om taliban aan te grijpen zoals de minister het noemt. Als zij in de problemen komen, krijgen zij luchtsteun. Dat is een heel gebruikelijke werkwijze; daar zal niemand iets op willen afdingen. Als je meer missies inzet, en dat is de bedoeling in deze strategie, heb je meer luchtsteun nodig en zul je meer geconfronteerd worden met burgerdoden. Dat is de angst die uitgesproken wordt door de VN-topman en ik deel die angst. Meer burgerdoden betekent namelijk meer problemen in Afghanistan, ook voor de Nederlandse militairen.

Eide riep op 12 juni de NAVO in Brussel op die werkwijze te herzien. Hoe staat de regering tegenover de conclusie van deze VN-vertegenwoordiger? Waarom wordt doorgegaan op dit contraproductieve pad? Waarom steunt Nederland deze intensivering van de operatie met special forces? De Amerikaanse ervaring met het bombarderen van 147 burgers in de provincie Farah op 4 mei jongstleden heeft generaal McChrystal tot de uitspraak gebracht dat vermindering van burgerdoden strategisch beslissend is. Ik deel die opvatting. De secretaris-generaal van de NAVO Jaap de Hoop Scheffer en de minister van Defensie bagatelliseren de situatie door steeds te stellen dat de meerderheid van de burgerslachtoffers door de taliban wordt gemaakt. Dag moge waar zijn, maar ook de VN gaat ervan uit dat een derde van de burgerslachtoffers direct voor rekening is van de buitenlandse militairen. De cijfers groeien ten opzichte van vorige jaar. Wat betekent die nieuwe beleidslijn van McChrystal om te komen tot minder burgerslachtoffers als je tegelijkertijd wel doorgaat met deze aanpak?

Pakistan is een nog veel groter probleem. De oorlog heeft zich onder de nieuwe Amerikaanse regering geïntensiveerd. De bombardementen op Pakistan zijn voortgezet en uitgebreid. De kern van de strijd tegen de taliban wordt in Afghanistan gevoerd. De afkeer en woede in Pakistan over deze politiek zijn zo groot dat het verzet in alle vormen en soorten wordt aangewakkerd. Het probleem van Afghanistan doet zich ook hier voelen. In de afgelopen weken zijn tientallen mensen om het leven gekomen bij bombardementen met onbemande vliegtuigen gericht tegen verdachten van terrorisme. Afgezien van deze vorm van executie worden ook tal van omstanders om het leven gebracht. Dat doet de woede oplaaien. Over Pakistan wordt in de voortgangsrapportage opgemerkt dat een alomvattende strategie die de militaire winst kan consolideren, de terugkeer van vluchtelingen kan garanderen en de noodzakelijke wederopbouw van de getroffen gebieden kan realiseren, vooralsnog ontbreekt. Wat betekent in dit verband «vooralsnog»? Wordt er wel gewerkt aan zo’n alomvattende strategie? Eerder voerde ik met de minister van Defensie de discussie over het woord «aangrijpen» van taliban in zijn eerdere brief. Kan de minister duidelijk maken wat de stand van zaken is? Hoeveel taliban of opstandelingen of hoe je ze ook noemen wilt zijn er nu door Nederlandse militairen in die strategie opgepakt?

Over de drugs is al gesproken. Een conflict in de NAVO over de drugsbestrijding wordt nu – lijkt het – beslecht met de nieuwe beleidslijn van Holbrooke. Die nieuwe lijn vindt de SP-fractie verstandig. Je ziet gewoon dat de eerdere werkwijze failliet is. In de brief kon de regering er nog niets over zeggen omdat de beleidswijziging van Holbrooke van later datum is, maar wil de regering haar steun uitspreken voor die beleidslijn?

De internationale gemeenschap heeft inzake de verkiezingen terecht met zorg gereageerd op de keuze van president Karzai voor Qasim Fahim als running mate. Die man is eerder op een zijspoor gezet wegens corruptie en gebrek aan respect voor mensenrechten. Als hij zich nu als running mate kan opwerpen, moet je vrezen dat hij straks ook weer een belangrijke post krijgt, wellicht als minister van Defensie. Hoe ziet de regering het risico van een opgeleid Afghaans leger onder leiding van deze persoon?

Over de kosten van de oorlog zijn vragen gesteld en is een brief gekomen van de regering. De Wim Drees Stichting kwam tot bijzondere cijfers. Dat levert in de antwoorden weinig helderheid op. De methoden van de stichting en de minister verschillen. De stichting rekent er vroegere operaties bij. Overigens is duidelijk dat de kosten door de extra inzet van militairen verder zullen oplopen. Er is nog steeds geen totaalplaatje van de kosten van de Nederlandse inzet in Afghanistan. Ik blijf daarom vragen, inclusief de kosten voor de nazorg. Wij willen het volledige kostenplaatje zien. Ik roep de minister op daar zorg voor te dragen.

Er zijn optimistische verhalen over de successen van de wederopbouw. In kringen van ontwikkelingswerkers wordt echter gewezen op het onvermogen om militairen dit werk te laten doen. Zij schaden de neutrale positie van ontwikkelingswerkers. Hoe veel zin heeft het nog om de PRT in stand te houden? De meeste militairen komen om te vechten of om de PRT te bewaken. Dat neemt de bevolking tegen ons in. Van wederopbouw kan met militairen geen sprake zijn, blijkt na drie jaar Uruzgan. Ik verwijs verder naar de opmerkingen van de directeur van HealthNet, Willem van de Put, in het vraaggesprek met Vrij Nederland. Hij stelde dat Kamp Holland dicht moet om het ontwikkelingswerk daar een echte kans te geven. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister van Defensie.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Afgelopen zaterdag kwamen duizenden mensen in Den Haag en elders in het land bijeen voor de landelijke Veteranendag. Uiteraard is het ook goed de bijeenkomsten in Wageningen te noemen. Ik heb alle vijf de veteranendagen mogen meemaken en volgens mij is er een belangrijke trendwijziging zichtbaar in de relatie tussen de Nederlandse bevolking, veteranen en actief dienenden. Van het aloude gezag van de veteranen uit de Tweede Wereldoorlog zijn wij via de periode van meer afstand, reserve en soms veel onbegrip toegegroeid naar een situatie waarin veteranen en actief dienende militairen onze steun verdienen en krijgen. Ik zou een compliment aan de minister van Defensie willen geven voor de organisatie en aan iedereen die voor dag en dauw aan het werk moest om het allemaal te organiseren.

Zaterdag spraken wij ook over de gesneuvelden, de gewonden en littekens voor het leven van militairen en hun naasten. Dat is ook deel van een missie. Bij de begroting voor beide missies is voor de nazorg een openeindfinanciering opgenomen. Dat blijf ik onbegrijpelijk vinden. Kosten zijn inderdaad niet altijd te overzien of te voorzien, maar op basis van jarenlang onderzoek is er voldoende informatie om dit verder te onderzoeken en kenbaar te maken. Ik zou de minister, aansluitend bij de heer Van Bommel, willen vragen om bij de evaluatie van de missie dit verder uit te werken en de definitie voor de nazorg van veteranen uit het stuk van de Wim Drees Stichting mee te nemen en het verder te specificeren. Eén bedrag van 53 mln. zoals wij in december te horen kregen, is niet het uitputtende bedrag.

Dan kom ik op de veiligheidssituatie. Wij weten dat de inktvlek aan het uitbreiden is en dat het stap voor stap beter gaat. Hebben wij enig idee van wat er achter de grens van de inktvlek ligt? Waar moeten wij ons op voorbereiden? Wat staat ons nog te wachten? Wanneer is Uruzgan veilig? Ik doel niet zozeer op de oppervlakte als wel op de bevolking, want ik weet dat Uruzgan voor een groot deel woestijn is. Of duwen wij de taliban richting de provincie Daikundi en ontstaan daar vervolgens problemen? Ook in het hoge noorden is nu meer onrust dan voorheen.

De heer Haverkamp (CDA): Ik heb een vraag over de begrippen «open eind» en «definitie». Mevrouw Eijsink is het toch met mij eens dat het niet zo kan zijn dat een veteraan geen zorg krijgt omdat het eind van het budget in zicht is? Zorg die nodig is, moet altijd gegeven kunnen worden. Wat dat betreft is een openeindregeling misschien wel verstandig. Sommige dingen laten zich niet vangen in definities, maar er moet altijd zorg gegeven blijven worden.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Defensie heeft op dit moment te maken met 784 schadeclaims, waaronder de letselschade. Wij weten allemaal dat er grote problemen zijn. In deze Kamer wordt daar al zes jaar over gediscussieerd. Met moties komen wij niet veel verder. De Nationale Ombudsman is ingeschakeld om problemen op te lossen. Mijn grote wens is om dat voor een groot deel te kunnen voorkomen. Ik ben het volstrekt met de heer Haverkamp eens dat je niet alles kunt vangen. Wij weten echter allemaal – ik refereer aan de uitspraken van de voormalig CDS Berlijn – dat deze missie boven de 5% langdurige problemen zal hebben. Deze missie zal de vorige missies naar Libanon, Cambodja, Korea en Irak overtreffen. Laten wij daar op een goede manier naar kijken. De mensen moeten ook geholpen worden. Defensie zegt dat er altijd geld is als dat nodig is, maar de 784 claims en alles wat er nu nog speelt zijn mijn fractie een doorn in het oog. Als Kamer kunnen wij dat ook gewoon voorkomen. Ik wil niet de schuldvraag ergens neerleggen, maar ik vraag om oplossingen voor de toekomst. Het is een interdepartementaal gebeuren, het parlement en de samenleving zijn verantwoordelijk en dat moeten wij met z’n allen uitspreken. Waar het kan moeten wij dat inzichtelijk maken. Daar hoort gewoon geld bij.

In korte tijd zijn er drie incidenten met bermbommen geweest waarbij Nederlandse militairen door een bermbom geraakt zijn. Wij weten dat de beste manier van beveiligen is er de bevolking bij te betrekken. Zij moeten informatie geven en het is dus van groot belang hun vertrouwen te winnen. Hoe is de situatie nu? Hoe komt het dat er zo’n toename is in een paar weken? Ik vind het zorgelijk. Wij hebben extra mensen ingezet om dit te kunnen oplossen. Graag krijg ik een reactie van de regering.

Dan kom ik op de commandostructuur. Er komen 8000 Amerikaanse mariniers bij, 4000 militairen en 4000 man ondersteunend personeel. Zij komen allemaal onder commando van generaal De Kruif. Wie onderhoudt binnen die structuur de contacten met president Karzai? Waar zit in deze structuur de operationeel commandant, of de fighting general? Wie is er verantwoordelijk? Gaan alle lijnen via De Kruif of worden de tussenlagen ingezet? Zit er in deze structuur ook een double headed general? In hoeverre hebben OEF en ISAF hierin met elkaar te maken? Valt die double headed general dan ook onder het gezag van generaal De Kruif?

Over de vluchtelingenstroom in Pakistan heeft collega Peters vragen gesteld. Daarbij sluit ik me graag aan.

Dan kom ik op de mensenrechten. De situatie van de veroordeelde journalist Kambakhsh is nog steeds onduidelijk. Ook levenslang is natuurlijk onacceptabel. Rondom de wet over verkrachting in het huwelijk is weliswaar het een en ander opgeschort, maar nog lang niet van tafel. Er is zelfs overleg met de maatschappelijke organisaties, begrijp ik uit de brief van de minister. Ik zou graag willen weten wat nu echt de stand is. Hoe blijven wij ons via de EU inzetten? Wij weten allemaal dat dit al heel lang loopt en voor je het weet zijn wij twee jaar verder en is er nog steeds niet echt iets gebeurd.

Wat de opmerkingen over de verkiezingen betreft, sluit ik me aan bij collega Van Bommel.

Ik heb nog een aantal vragen aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Hoe apprecieert hij het werk van UNAMA in Uruzgan? Wij weten allemaal dat het heel moeizaam is gegaan met UNAMA. Welke rol dicht de minister UNAMA toe inzake de wederopbouw? Wij kennen het meerjarenplan van het Dutch Consortium for Uruzgan. Kan de minister daar meer over vertellen? Ik begrijp dat die samenwerking redelijk tot goed verloopt, maar ik hoor graag zijn interpretatie.

Over de strategie van de heer Holbrooke is al veel gesproken. Wij staan achter zijn uitspraken. In hoeverre is dit van belang in relatie tot de wederopbouw, ook wat betreft de landbouw? Hoe gaat het met de civilisering van de missie in relatie tot het PRT en anderen?

De heer Pechtold (D66): Mevrouw Eijsink staat terecht achter de uitspraken van Holbrooke. De Amerikanen spoten chemicaliën op de velden, maar dat wilden wij in ieder geval niet doen in verband met het milieu en de mensen. Betekent het standpunt van mevrouw Eijsink dat wij elke steun voor het vernietigen zouden moeten omzetten in steun voor het bieden van alternatieven? Zouden wij moeten stoppen met vernietigen, in tegenstelling tot waar het CDA zojuist op aandrong?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Vrijwilligheid is iets anders dan de verplichting opleggen. Ik ben het met de heer Pechtold eens dat wij met alternatieve gewassen een versneld proces in moeten, voor zover dat kan en er een markt voor is. Wij volgen de lijn van Holbrooke.

De heer Pechtold (D66): «Vrijwillig» slaat waarschijnlijk ook niet op «vernietigen», maar op de alternatieven. De coalitiegenoot van mevrouw Eijsink bepleitte zojuist het steviger aanpakken van de papavervelden. Hij stelde zelfs een vraag over het teruglopende aantal hectares dat vernietigd was. Daaruit maakte ik op dat hij dus meer wil vernietigen. Zegt mevrouw Eijsink dat wij straks met een motie de regering in meerderheid kunnen oproepen om daarmee te stoppen?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Het beleid tot nu toe is altijd geweest dat boeren vrijwillig en met hulp konden stoppen. Dat is iets anders en dat staat ook in de brief. Dat is het punt waar de heer Pechtold naar vraagt. Ik probeer aan te geven dat het belangrijk is dat er alternatieven komen en dat daarmee mensen vanzelf hun eigen gewassen kunnen produceren en niet meer talen naar papaverteelt en -oogst.

De heer Haverkamp (CDA): Deelt mevrouw Eijsink de analyse dat terrorisme gefinancierd wordt vanuit drugs? Is zij het met mij eens dat er nog steeds te veel drugs is in de provincie, zeker als wij zien dat achttien provincies drugsvrij zijn? Welke aanpak wil mevrouw Eijsink wel? Vrijwillig stoppen werkt niet.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Terrorisme wordt gefinancierd met drugs; dat is niets nieuws. Het belangrijkste is waar je het gaat aanpakken. Als wij de mensen in de armen van de taliban drijven – de Amerikanen geven zelf toe dat ze dat gedaan hebben – kan de heer Haverkamp mij wel om een oplossing vragen, maar volgens mij gaat het veel meer om de lange termijn. Wij moeten geduld hebben. Als je klein begint, gaat het net als met die inktvlek. Boeren geloven zelf in een grond van bestaan op basis van producten die wij hen kunnen bieden. Daar gaat het om. Voor een verdere analyse verwijs ik de heer Haverkamp naar de analyse van de regering die in deze brief staat. Die volgen wij.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ook ik wil namens mijn fractie mijn gevoelens van medeleven betuigen voor de nabestaanden van degenen die het leven hebben gelaten. Ook wil ik degenen die daar nu aan het werk zijn veel sterkte wensen met het vervullen van hun taak.

Behalve de terugblik op de afgelopen tijd is het ook goed om vooruit te kijken in dit dossier. Daarom heb ik een vraag over de Nederlandse opvolging na augustus 2010. Hoe staat het met de onderhandelingen? Australië heeft onlangs nogmaals benadrukt niet van plan te zijn om lead nation te worden in Uruzgan. Zijn er inmiddels andere kandidaten? Is daarbij ook specifiek aandacht voor de opbouwcomponent die Nederland heeft uitgerold?

Het kabinet beschrijft de voorbereidingen die gaande zijn voor de presidentsverkiezingen. Het is goed dat er aandacht is voor voldoende waarnemers. Er komen zelfs vrouwelijke waarnemers, meen ik. Hoe gaat men om met de vertegenwoordiging van de verschillende minderheden? In de aanloop van de verkiezingen heeft de internationale gemeenschap al aangegeven zorgen te hebben over enkele kandidaten. Graag krijg ik meer toelichting op de internationale strategie. Ik neem aan dat die er is. Wat doen wij als kandidaten winnen die «niet geschikt» geacht worden door de internationale gemeenschap? Wij willen geen taferelen zoals in Gaza waar een boycot van de internationale gemeenschap niet heeft bijgedragen aan een stabiele eenheidsregering. Hoe zal de internationale gemeenschap omgaan met de winst van radicale of antidemocratische elementen?

Over verkiezingen gesproken. De inzet van het kabinet om het Nederlandse militairen mogelijk te maken om te stemmen was ronduit onvoldoende. In de afspraken die hierover gemaakt zijn met de werknemers van Defensie is helder gesteld dat het minimale niet genoeg is. Ook de vakbonden hebben hier ontstemd over gesproken. Graag horen wij hoeveel procent van de uitgezonden militairen gebruik heeft gemaakt van zijn of haar stemrecht. Hebben de problemen die zich hebben voorgedaan met ongeldige stemmen uit het buitenland zich ook voorgedaan in Afghanistan? Graag zie ik verbeteringen met het oog op volgende verkiezingen; wie weet heel snel.

Verschillende departementen voeren beleid op de provincie Uruzgan. Ik noem Defensie, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, maar ook Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hoe wordt dit goed afgestemd en wie is hierin de lead person?

De heer Haverkamp (CDA): Ik heb nog een praktische vraag over het stemmen. De heer Pechtold vraagt hoeveel uitgezonden militairen gebruik gemaakt hebben van hun stemrecht. Vindt hij dat wij in de toekomst stembiljetten van militairen moeten markeren, zodat wij in de gaten kunnen houden wat ze stemmen, hoe ze stemmen en of ze stemmen?

De heer Pechtold (D66): De krokodillentranen van het CDA als het gaat om de opkomst vind ik op dit soort momenten altijd in een bijzonder daglicht komen te staan. Het ging mij om het principiële punt dat ik ruim voor de verkiezingen de minister van Defensie heb gevraagd om het mogelijk te maken dat de mannen en vrouwen die op grote afstand en afgesloten van vele communicatiemiddelen hun werk doen, gebruik kunnen maken van hun democratisch recht om aan de verkiezingen voor Europa deel te nemen. De minister pakte dat op, maar toen ik een paar dagen voor de verkiezingen navraag deed, bleek dat ik ergens in een verborgen zinnetje in een brief had kunnen lezen dat men daar een omslachtige mogelijkheid toe had, net zoals die geldt voor andere mensen in het buitenland. Er moeten veel brieven over en weer worden gestuurd en nu blijkt ook dat daarbij veel fouten zijn gemaakt. Als je een uitzending doet naar Uruzgan en je houdt een heel verhaal over wederopbouw en het brengen van democratie is het misschien goed om als voorbeeld te laten zien hoe je je eigen democratie inricht. En nu stelt de heer Haverkamp een flauwe vraag over of wij de biljetten moeten markeren. Natuurlijk moeten wij die niet markeren. Het gaat mij erom dat het ministerie daar met alle gemak een stembureau had kunnen inrichten, als het had gewild. Er zitten daar 2000 militairen. Dat heeft men gewoon gelaten. De minister begint te zuchten en te steunen. Men had met de Kiesraad kunnen praten. Als de Kiesraad had gezegd dat het niet kon, zou ik een minister die daar dwars doorheen zou zijn gegaan, van harte hebben gesteund. Het gaat natuurlijk om de wil en de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat mensen in het buitenland gewoon kunnen stemmen.

De heer Haverkamp (CDA): Wij delen met de heer Pechtold dat mensen die uitgezonden zijn moeten kunnen stemmen. Als stemprocedures veranderd moeten worden, vindt hij ons aan zijn zijde. Ik heb daar nu niet de verantwoordelijkheid voor. Hij stelt de vraag of wij kunnen controleren of militairen gestemd hebben. Ik stel hem de wedervraag: hoe moeten wij zoiets controleren? Heeft de heer Pechtold daar suggesties voor? Ik vroeg niet naar het punt of militairen wel of niet moeten kunnen stemmen, want dat moeten ze inderdaad kunnen.

De voorzitter: Hij vraagt naar suggesties.

De heer Pechtold (D66): Er zijn 700 000 mensen in het buitenland – buiten het Koninkrijk –met een Nederlands paspoort. Door de omslachtige procedure hebben zich daarvan 18 000 kunnen registreren. De ambassades kunnen enige verantwoordelijkheid op zich nemen om ervoor te zorgen dat die formulieren nagestuurd worden en dat de aanvraagmogelijkheden via internet _

De voorzitter: Mijnheer Pechtold, ik stel voor dat wij het hierbij laten. Dit gaat echt buiten de orde van dit debat.

De heer Pechtold (D66): Dat is het niet. Bovendien vraag ik u of u het kabinet zou willen vragen om als de Kamer aan het woord is, op te letten. Ik word zelfs op deze afstand afgeleid door het geroezemoes van twee ministers.

Het gaat mij erom dat als ik zelfs vanuit New York berichten krijg over hoe omslachtig het was om een formulier in te vullen ...

De voorzitter: Ik vraag u om u te beperken tot de stembureaus in Afghanistan. De vraag van de heer Haverkamp was hoe wij daar kunnen bereiken dat er beter gestemd kan worden.

De heer Pechtold (D66): Door met de Kiesraad te gaan spreken en Kamp Holland tot Nederlands grondgebied te verklaren, net als bij ambassades het geval is. Dat maakt het mogelijk om aldaar een stembureau in te richten en 2000 man de mogelijkheid te geven om van hun democratisch recht gebruik te maken.

De heer Van Bommel (SP): Ik vind het wel eigenaardig dat een Kamerlid de minister probeert aan te zetten tot het verrichten van een onrechtmatige daad. Dat zou het namelijk zijn. Een minister die de wet overtreedt, krijgt problemen met de Kamer, behalve met D66 die de minister daartoe heeft overgehaald. De heer Pechtold is er toch wel van op de hoogte dat de wet het niet toestaat dat er op die wijze gestemd zou zijn in Uruzgan?

De heer Pechtold (D66): Dat was een korte stelling van het ministerie. Ik heb nog geen enkel uitgebreid verslag van de Kiesraad gezien waarin dat onderbouwd is.

De heer Van Bommel (SP): De praktijk van Nederlandse kiezers in het buitenland is nu eenmaal dat kiezers zich van tevoren moeten laten registreren. Dat geldt voor alle mensen die in het buitenland zijn. Probeert de heer Pechtold nu voor de Nederlandse militairen een uitzondering te maken of probeert hij de procedure voor iedereen in het buitenland te veranderen? Dan moet er nog wel wat water door de Rijn namelijk.

De heer Pechtold (D66): Ik snap mijn collega’s niet. Ik zou graag een gemakkelijker procedure hebben voor alle 700 000 Nederlanders in het buitenland. Ik snap dat de minister van Buitenlandse Zaken daarvoor alles in het werk zal stellen. Ik vraag de werkgever – de minister van Defensie dus – om het stemmen zo laagdrempelig mogelijk maken voor mensen die de mogelijkheden niet hebben om daar zelf achteraan te gaan. Ik steun daarin de bonden. Als dat betekent dat wij met de Kiesraad in overleg moeten gaan hoe het mogelijk is om een stembus in Kamp Holland of toekomstige kampen neer te zetten, vind ik dat een oplossing waarnaar wij moeten streven. Aangezien ik dit ruim voor de verkiezingen heb aangekaart, betreur ik het ten zeerste dat het kabinet daar niets aan gedaan heeft.

Ontwikkelingsorganisaties laten weten dat sommige initiatieven elders in Afghanistan misschien wel beter tot hun recht komen als in Uruzgan. Daar zou verschil in zitten. Wordt het hebben van een link per provincie in de afweging meegenomen of houdt Nederland hiermee de band tussen één provincie en één land in stand? Graag krijg ik hierop een toelichting. De reactie van de regering op de uitspraak van de secretaris-generaal van de NAVO de heer De Hoop Scheffer hierover – namelijk dat ze dit allemaal zelf allang eerder bedacht zouden hebben – vind ik wat lauw. D66 heeft ten tijde van de verlengingsdiscussie het probleem van internationale samenwerking expliciet aan de orde gesteld. De reactie bleef toen beperkt tot een verwijzing naar een internationale conferentie van de NAVO in Budapest. De analyse van de secretaris-generaal was toen niet aan de orde. Terugkijken moedigen wij aan, verantwoording afleggen nog meer, maar waarom doet de secretaris-generaal dat nu pas? Waarom is hier vanuit de NAVO tussentijds nooit explicieter aandacht voor geweest? Wat wijst erop dat wij dit in het vervolg anders gaan aanpakken? Wij zien de meeste inzet van landen nog steeds gericht op specifieke provincies. Dat lijkt ook in de aard van de NAVO-organisatie te zitten. Welke rol speelt dit element in de herstructurering van het ISAF-hoofdkwartier? Is dit een probleem dat het kabinet ook bij de EU ziet?

Vindt het kabinet dat de participatie van de VN in Afghanistan snel genoeg gaat en robuust genoeg is? Wij maken ons daar nogal zorgen over. Waarom is er zo’n tekort aan personeel als er meer donorlanden zijn bijgekomen? Welke rol ziet het kabinet voor Nederlanders met veel ervaring binnen de VN na afloop van de ISAF-missie?

De Washington Post berichtte dat het Witte Huis bezig is met de mogelijkheid om 90 gevangen uit Guantánamo Bay die niet kunnen worden aangeklaagd of vrijgelaten, op autoriteit van de president voor onbepaalde tijd vast te houden. Ditzelfde zou gaan gelden voor terrorismeverdachten die in de toekomst worden opgepakt. Is de Nederlandse regering of Europa op de hoogte van deze ontwikkeling en hoe wordt dit beoordeeld? Is er een gezamenlijk EU-initiatief om dit te voorkomen en hoe verlopen de gesprekken binnen de NAVO hierover? Staat het misschien op de agenda voor het gesprek tussen de heer Obama en de heer Balkenende? Graag krijg ik hierop een toelichting.

Dan kom ik nog even op de Bushmasters. Het kan voorkomen dat er geen uitgebreide brief aan de Kamer kan worden gestuurd als er snel belangrijk materieel moet worden vervangen, maar er bestaat nog zoiets als de telefoon of andere mogelijkheden om de Kamer van tevoren bij te praten. Een brief die ruim anderhalve maand later komt, geeft er blijk van dat er geen urgentie werd gevoeld de Kamer te informeren. Blijkbaar is dit ook geen automatisme in de organisatie. Dat vind ik zorgelijk. Ook op dit punt krijg ik graag een toelichting.

De heer Boekestijn (VVD): De heer Pechtold zegt terecht dat de regering ons moet informeren; dat moet ze altijd. Heeft de heer Pechtold ook een inhoudelijke opvatting over de Bushmasters in Afghanistan?

De heer Pechtold (D66): Ik vind het wel prettig als de vraag wordt uitgebreid. Wil de heer Boekestijn weten of ze lekker rijden?

De heer Boekestijn (VVD): Nee, ik heb het over de situatie daar. Hebben wij de Bushmasters nodig?

De heer Pechtold (D66): Ze blijken hun nut te bewijzen; vooralsnog beter dan de JSF die het straks in gevecht met de taliban-luchtmacht snel zal winnen. Er is om gevraagd en het is fantastisch. Het gaat mij erom dat wij daarover goed geïnformeerd worden. Het is prachtig dat dit soort materiaal helemaal specifiek voor deze missie is. Ik denk dat wij er nergens anders in de wereld mee kunnen rijden, maar het is prachtig. Misschien kunnen wij het als lead nation aan onze opvolger verkopen. Wie wordt dat trouwens?

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Afgelopen zaterdag werden onze veteranen geëerd op de jaarlijkse Nederlandse Veteranendag. Het was een schitterend mooie dag. Mijn complimenten aan de minister voor zijn deel in de organisatie, alhoewel het door het comité is gedaan. Er stonden 70 000 mensen aan de kant. Het was een mooie dag voor onze oude strijders. Het staat echter in schril contract met het nieuws van vijf gewonde Nederlandse soldaten in Uruzgan. Ook maandagavond hadden wij opnieuw vreselijk nieuws te betreuren. Er had een aanslag plaatsgevonden waarbij drie soldaten lichtgewond raakten doordat ze met een jeep op een explosief reden. Het geeft maar weer aan dat onze soldaten daar in een volledige oorlog bezig zijn. Ons respect geldt voor alle militairen, zeker ook voor de gesneuvelden en gewonden.

Wij maken ons ernstige zorgen over de veiligheid in Uruzgan. Als wij kijken naar de incidenten met bijvoorbeeld de voertuigen – aanhakend bij de Bushmaster – denk ik dat wij moeten ophouden met het zo graag in verbinding komen met de burgers aldaar. Dat is veel te gevaarlijk. Die open MB’s die wij daar gebruiken blijken niet veilig. Het laatste incident vond nota bene plaats in beveiligd gebied. Ik ben blij dat de minister besloten heeft meer Bushmasters aan te schaffen. Zijn er daar nu genoeg van? Kunnen wij daarmee het hele vervoer dekken? Wat mij betreft gaan er alleen nog Bushmasters het kamp uit.

Ik maak me ook zorgen over de verwachting van de stijging van het aantal geweldsincidenten. Deze trend wordt waarschijnlijk versterkt door de komst van extra Amerikaanse troepen. Er is aangegeven dat de komende verkiezingsperiode aanleiding geeft aan kwaadaardige strijders van de taliban om met hernieuwde motivatie aanslagen te plegen. Hoe kunnen onze soldaten nu in een dergelijk klimaat aan effectieve wederopbouw doen, als de beveiligde gebiedjes zo klein zijn en Uruzgan zo onmetelijk groot is? Zou de regering een verwachting kunnen maken van de taak die de NAVO daar nog heeft, gezien de vorderingen die wij ondertussen hebben gemaakt? Hoe lang zouden wij erover doen om Uruzgan te beveiligen zoals wij dat graag zouden willen? Wij zijn er nu een paar jaar bezig. Ik denk dat de regering daar wel wat over kan zeggen.

Hoewel de PVV heeft tegengestemd om te participeren als lead nation in het vervolg van de ISAF-missie, zijn wij natuurlijk niet tegen de ISAF-missie. Laten wij dat vooropstellen. Wij willen niet weer in hetzelfde schuitje komen te zitten als eerst. Wie gaat ons opvolgen? Zijn er al onderhandelingen binnen de NAVO over de opvolging van Nederland? Ik heb begrepen dat wij daar zo spoedig mogelijk mee moeten beginnen. Graag krijg ik hierover enige helderheid. Gaan eindelijk andere NAVO-bondgenoten eens een keer hun nek uitsteken en dat gevaarlijke gebied in Uruzgan overnemen?

Onze fractie is ronduit negatief over de aanpak van de papaverteelt. De minister heeft aangegeven dat ISAF niet aan eradicatie doet. Er is een vreselijk slecht resultaat wat betreft het aantal hectares dat vorig jaar vernietigd is. Ik kan ook melden dat de hectares die verdwenen zijn, eigenlijk mislukte oogsten waren en dat de boeren blij waren dat ze er nog een paar centen voor kregen. Dat weet de minister ook. Als wij de oorlog daar willen winnen, moeten wij gewoon de geldkraan dichtdraaien. Ik ben ervan overtuigd dat je die boeren nog beter gewoon gedurende vijf jaar geld kunt geven zodat ze helemaal niets verbouwen en kunnen meehelpen om waterputten te slaan en moskeeën te bouwen, dan dit allemaal maar zo door te laten gaan in de hoop dat men het licht gaat zien en overgaat tot het verbouwen van andere gewassen.

De VS hadden de vorige eeuw een heel groot probleem met de maffia. De politie in Amerika heeft jarenlang gestreden tegen de maffia. Toch werd het maar groter en machtiger. De onder- en bovenwereld was daar bijna een geheel. Uiteindelijk heeft men de maffia met de belastingwetgeving in de hand onder de knie gekregen door de geldkraan dicht te draaien. Dat moeten wij ook doen. Wij moeten die geldkraan radicaal dichtdraaien. Wij moeten zorgen dat de boeren gecompenseerd worden. Wij moeten hen begeleiden bij het verbouwen van andere gewassen, maar er moet gewoon veel meer druk op zitten. Wat dat betreft is het allemaal veel te vrijwillig.

Over de situatie in Pakistan is al een hoop gezegd dus daar sluit ik me bij aan. Datzelfde geldt voor de verkiezingen. Ik wil me aansluiten bij de opmerkingen van collega Van Bommel over het totaalplaatje van de hele missie. Wij hebben daarom gevraagd en dat is ons beloofd.

De heer Van Bommel (SP): De heer Brinkman kwam wat later binnen en misschien is hem ontgaan dat wij hier spraken over de beleidswijziging die is voorgesteld door de Amerikaanse gezant Holbrooke. Hij heeft namelijk voorgesteld om te komen tot een radicale beleidswijziging in de richting van het niet aanpakken van de papaverteelt. Hij wil zorgen dat de handel wordt aangepakt. Hij vreest namelijk dat je door het vernietigen van de velden de boeren automatisch in de armen van de taliban drijft. Wat vindt de heer Brinkman daarvan?

De heer Brinkman (PVV): Ik heb geconstateerd dat er sinds Obama een koerswijziging is bij de Amerikanen. Ik betreur dat ten zeerste. Ik denk dat het een heel dom besluit is. Die boeren gaan niet vrijwillig over tot het verbouwen van andere gewassen. Geloof mij maar. Afghanistan heeft nu 95% van de wereldwijde handel in heroïne in handen. Over drie jaar is dit 99% tot 100%. De productie zal omhoog gaan. De boeren verdienen er veel geld mee en de druk op de boeren van de taliban nemen wij niet weg. Wij moeten dat de VS duidelijk maken en de minister van Buitenlandse Zaken moet dat maar eens doen.

De heer Van Bommel (SP): Wat vraagt de heer Brinkman nu eigenlijk aan de minister van Buitenlandse Zaken? Hoe zouden de Amerikanen het vernietigen van zulke grote velden moeten aanpakken? Het gaat om duizenden hectares papaver.

De heer Brinkman (PVV): Buitenlandse Zaken heeft natuurlijk de taak om de Amerikanen ervan te doorgronden dat hun beleid fout is. Dat kan de minister heel goed. Amerikanen hebben wel vaker fout beleid. Hoe wij dat moeten doen? Dat is niet zo moeilijk. Wij hebben hele mooie grote transportvliegtuigen. Daarmee kun je over die velden vliegen en binnen een halve dag ben je die velden kwijt. Ik kijk ook even naar minister Koenders. Hij is een van de rijkste ministers van dit kabinet. Hij heeft geld genoeg om die boeren compensatie te leveren. Dan hoeft hij al die andere projecten die toch niet veel werking hebben, ook niet uit te voeren. Zo hebben ze alle drie een heel mooie taak. Zo kunnen wij dat doen.

De heer Pechtold (D66): Ik probeer bij de PVV de laatste tijd wat meer op de inhoud in te gaan. De heer Brinkman wil gaan compenseren. Ik neem aan dat hij daarvoor het OS-budget wil inzetten. Hoe verhoudt zich dat tot het standpunt van de PVV om te stoppen met dat hele OS-budget? Dan is er toch een financieel probleem?

De heer Brinkman (PVV): Ik moet altijd lachen als de heer Pechtold over «inhoudelijk» begint, want van D66 heb ik de laatste tijd helemaal niets inhoudelijks gezien. Dat geeft niet, want hij doet er goed aan dit aan ons te vragen en wij doen er goed aan daarop te antwoorden. Wij willen ongelooflijk snijden in dat OS-budget, maar wij zitten niet in de regering en wij zien hoe die begroting erin staat. Wij proberen op allerlei manieren heel pragmatisch – en dat zal de heer Pechtold moeten aanspreken – de gelden van Ontwikkelingssamenwerking in ieder geval zo te besteden dat Defensie daarmee goed overweg kan. In dit geval is compensatie voor de boeren, als de geldkraan voor de taliban wordt dichtgedraaid, heel goed.

De heer Pechtold (D66): De PVV zegt dus eigenlijk dat zij het geld anders zou besteden, maar dat zolang de regering het doet, zij wel bedenkt hoe dat moet gebeuren. Dat is interessant. Morgen hebben wij een debat over de toestand in Iran. De PVV-fractie bepleitte in een eerder overleg naar aanleiding van de Europese Top om mensen die daar vluchten in de regio van Iran op te vangen. Wij hebben ervaring met de opvang in de regio van mensen uit Afghanistan. Dat zijn er anderhalf miljoen. Hoe oordeelt de PVV over die opvang in de regio? Vindt men dat menswaardig? Moet dat in de toekomst op deze manier voortgezet worden?

De heer Brinkman (PVV): Als de heer Pechtold deze vraag belangrijk vindt, zou ik hem aanraden morgen naar dat debat te gaan. Dan kan hij die vraag stellen aan de woordvoerder die gaat over Iran.

De heer Pechtold (D66): Het gaat over de opvang in Pakistan. Daar leiden anderhalf miljoen Afghanen op dit moment een mens onwaardig leven.

De voorzitter: Mijnheer Pechtold, daarover is morgen een debat. De heer Brinkman heeft zijn antwoord gegeven.

De heer Pechtold (D66): Het gaat mij over de opvang in Pakistan.

De voorzitter: We laten het hierbij, mijnheer Pechtold.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: De heer Brinkman heeft zich afgemeld, want hij is naar een ander overleg. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Verhagen: Voorzitter. Het is duidelijk dat in de afgelopen tijd na de Afghanistanconferentie in Den Haag meer energie en meer focus aan de Afghaanse zijde is. Dat is ook in belangrijke mate bepaald door de koerswijziging van de VS. Daardoor kan meer coherentie tot stand komen in de aanpak van de internationale gemeenschap. Daardoor kunnen de drie D’s beter samenwerken en ook Kai Eide bevestigt dat. Straks kom ik overigens nog specifiek terug op de rapportage in de Veiligheidsraad waar de heer Haverkamp naar verwees. Tegelijkertijd moeten wij ook aanvaarden dat het op dit terrein in de aanloop naar de verkiezingen eind volgende maand een beetje afwachten is. Als de nieuwe administratie en een nieuwe regering is gevormd zal dat een rustiger fase met zich meebrengen. Als dit achter de rug is, zullen de internationale gemeenschap en Kai Eide samen met de regering in Kabul duidelijk en zo snel mogelijk komen tot een nieuw afsprakenkader. Daarbij is het belang van een meer civiel georiënteerde aanpak overduidelijk. De uitgangspunten zijn aandacht voor landbouw, belang van de coördinerende rol van UNAMA en het onderkennen van de regionale dimensie. Vooral zal de opbouw van goed bestuur en het tegenaan en aanpakken van corruptie voorop moeten staan. Op zich is die gecoördineerde aanpak de winst van de conferentie in Den Haag en de afspraken die daar gemaakt zijn. Die komen nu op de grond ook tot uitvoering.

Mevrouw Peters vroeg specifiek naar de presidentsverkiezingen. Die vinden over een kleine twee maanden plaats. Het is de tweede keer dat de bevolking zelf kan bepalen wie dat land gaat leiden. Het is de eerste keer dat de verkiezingen geheel zelf georganiseerd zijn door de Afghanen. Wij ondersteunen dat vanuit de internationale gemeenschap. Zowel financieel als militair staat ISAF klaar om, mocht het nodig zijn, assistentie te verlenen aan de Afghaanse veiligheidstroepen. De verkiezingen zullen de eerste echte Afghaanse verkiezingen zijn. Dat is op zich een positieve ontwikkeling. Tegelijkertijd is er sprake van een paradox. Omdat het helemaal in handen is van de Afghanen zullen er in onze ogen ook wel tekortkomingen plaatsvinden. Dat zullen wij voor lief moeten nemen. De voorbereidingen zijn naar omstandigheden goed verlopen. Er zijn geen grote problemen geweest. Er zijn wel wat vragen rondom de registratie. Men vraagt zich af of er niet te veel mensen geregistreerd zijn. Ook is het de vraag of de geregistreerde vrouwen allemaal zullen deelnemen aan de verkiezingen. Dat zijn elementen die wij ook door ondersteuning willen bevorderen. Wij zullen als EU een waarnemingsmissie sturen, maar ook veel Afghaanse organisaties sturen eigen waarnemers. Dat zie ik ook als een positieve ontwikkeling. Dat is inmiddels voldoende zeker gesteld.

Tegen de heer Van Bommel zeg ik dat ik mij publiekelijk achter Kai Eide gesteld heb toen hij zijn grote kanttekeningen plaatste en zijn zorgen uitte over de keuze van de vicepresident van Karzai, mede gelet op diens verleden en de strijd die wij zelf voeren tegen straffeloosheid. Die zorgen zijn breed gedragen in de internationale gemeenschap. Dat weet Karzai ook. Ook hij gaat echter over de keuze van zijn eigen mensen. De heer Pechtold vroeg hoe de presidentskandidaten geselecteerd zijn. In het Afghaanse verkiezingsproces zijn wel procedures voor de toetsing van kandidaten. Er is een onafhankelijke kiescommissie die bekeken heeft of kandidaten betrokken zijn bij illegale gewapende groepen. Er zijn enkele tientallen kandidaten voor zowel het presidentschap als de provinciale raden gediskwalificeerd. Daarnaast is er een onafhankelijke klachtencommissie die sancties kan opleggen bij wangedrag gedurende de loop van de verkiezingen. Voor publieke functies is er weer een commissie die toeziet op benoemingen en de kwaliteit ervan. Dat laat onverlet dat er dus ook personen zoals de kandidaat-vicepresident publiekelijk kandidaat zijn. Als je het hebt over de opbouw van goed bestuur en het tegengaan van corruptie en straffeloosheid blijft het zaak dat wij daar in onze contacten op blijven hameren om dat bij Karzai of zijn opvolger duidelijk te maken.

De heer Pechtold (D66): Het is natuurlijk altijd moeilijk als de ene democratie zich met de andere opkomende democratie vergaand bemoeid. Ik zou minister Verhagen niet als een soort voorzitter van de Raad van Hoeders willen neerzetten, maar heeft de minister er vertrouwen in dat de kandidaten die nu meedoen mensen zijn waarmee de internationale gemeenschap niet alleen kan samenwerken, maar hen ook zal kunnen vertrouwen inzake het uitbouwen van goed bestuur?

Minister Verhagen: Dat moet natuurlijk nog blijken. Zeker als je onze zorgen op het gebied van corruptie en goed bestuur bekijkt, is de inzet van de internationale gemeenschap onder leiding van Kai Eide daar natuurlijk op gericht. Zowel via ontwikkelingsprojecten als via buitenlandse contacten en activiteiten vanuit de ambassade richten wij ons op het tegengaan van corruptie en het creëren van goed bestuur. Dat zal een belangrijk onderdeel zijn van de werkzaamheden in de komende jaren. De tweede en derde D van de 3D-aanpak gaan hier voor een groot deel naar uit. Dat zal ook in de komende periode het geval blijven. Het is wel noodzakelijk om op termijn verbeteringen te bewerkstelligen.

Je ziet die verbeteringen wel. Men sprak al over de opening van het UNAMA-kantoor in Tarin Kowt waar wij jarenlang om gevraagd hebben. Dat kantoor in natuurlijk een volgende stap in de ontwikkeling, met name in de wederopbouw en de sociaaleconomische ontwikkeling. Daardoor zie je in zijn algemeenheid dat er meer civiele activiteiten plaatsvinden, die zonder de Afghaanse en internationale militaire aanwezigheid overigens niet zo gemakkelijk tot stand zouden komen. De suggestie om Kamp Holland dicht te gooien zodat wij werkelijk kunnen opbouwen, komt niet overeen met de werkelijkheid. Juist vanwege de coördineerde aanpak zijn wij in toenemende mate meer in staat civiele zaken civiel te doen. Als enige land hebben wij een civiele leiding van het PRT. Nederland vervult daarmee ook een voorbeeldfunctie voor andere landen. Amerikanen zijn met name geïnteresseerd in hoe die civiele leiding bij het PRT werkt. Dat is juist mogelijk dankzij het feit dat onze militairen uitstekend samenwerken met die civiele actoren in het veld en zorgen voor voldoende veiligheid om dat te kunnen doen. Onlangs heeft ook het Rode Kruis aangegeven een kantoor in Tarin Kowt te gaan openen. Je ziet dus een toename van het aantal ngo’s die worden aangetrokken door de opening van het UNAMA-kantoor en de bank. Dat is een positieve ontwikkeling.

Ik constateer dat de Kamer twee verschillende opvattingen heeft over de politie: ruwweg de heer Haverkamp aan de ene kant en de heer Pechtold aan de andere kant. Ik kan me beter vinden in de kwalificaties van de heer Haverkamp. De heer Pechtold kan vrij laatdunkend praten over het feit dat men leert hoe men een auto staande moet houden, maar voorheen werd in dat land het aanhouden van een auto gezien als een aanval en werd er meteen geschoten. Het is dus wel handig om te weten hoe je dat doet zonder meteen agressie op te wekken. In 2006 was er nauwelijks politie in Uruzgan. Er waren geen uniformen en geen behoorlijke salarissen. Toen waren er ongeveer 50 agenten en nu zijn er ongeveer 1000 agenten in Uruzgan. Het Afghaanse leger is bijna op sterkte. Daarmee zijn wij er nog niet, maar wij zijn wel in staat het tempo van verbeteringen vast te houden en dat is een hele prestatie. De International Police Coordination Board heeft recentelijk besloten tot uitbreiding van de Afghaanse politie met zo’n 10 000 man. Daarvan zullen er bijna 1000 worden toegevoegd aan de formele sterkte van de politie in Uruzgan. Als je dat afzet tegen een bezoek van mijzelf aan president Karzai twee jaar geleden waarin wij erop moesten aandringen dat het aantal politieagenten niet verminderd werd in Uruzgan, zie je op dit punt een verbetering. Die extra agenten heb je natuurlijk niet van de ene op de andere dag. Een flink aantal van hen zal wel al voor de verkiezingen paraat zijn.

De heer Haverkamp sprak over de training, die door de heer Pechtold bezocht is. Om te beginnen is er een basistraining van acht weken. Daarna zijn er vervolgtrainingen, bijvoorbeeld over alfabetisering en effectiever optreden. Je ziet het gewoon van de ene op de andere dag verbeteren. Mensen tonen hun inzet en zijn zelf bereid om voor veiligheid en handhaving van de openbare orde te zorgen. Daar heb ik respect voor en dat doe ik niet af als iets dat niet afdoende is. Natuurlijk is de volgende stap gericht op het verbeteren van de kwaliteit. Daarop zullen onze activiteiten zich richten. Wij werken niet alleen met onze eigen mensen samen, maar ook met EUPOL en Australiërs om de verbetering van de politie daadwerkelijk te realiseren. Ik ben positief gestemd over de ontwikkelingen en vol vertrouwen over de verdere verbeteringen.

De heer Pechtold refereerde aan de uitspraken van de secretaris-generaal in relatie tot de meer regionale aanpak en het over de grenzen van Uruzgan heen kijken. Hij vond de reactie van de regering vrij lauw. Het tegendeel is het geval. Vorig jaar heb ik al met mijn Slowaakse collega gepleit voor het loslaten van een geadopteerde provincie en voor het toewerken naar een meer nationale aanpak met een sterkere rol voor de VN. Het pleidooi dat wij vorig jaar al hielden is nu gelukkig ook door de secretaris-generaal overgenomen. Ik heb mij met name in mijn eerste discussies met Holbrooke sterk verzet tegen zijn focus op geadopteerde provincies gekoppeld aan militaire activiteiten. Juist om enerzijds die coördinerende rol van Kai Eide niet te ondergraven en anderzijds om te voorkomen dat er grote financiële verschillen zouden ontstaan tussen de regio’s. Als een rijke donor in een bepaalde provincie zit, zou daar wel geld zijn voor ontwikkelingssamenwerking en ergens anders misschien niet of minder. Nederland heeft van het begin af aan – collega Koenders kan daar veel meer over zeggen – specifiek naar die algemene fondsen gekeken. Wij vinden dat je over die grenzen heen moet kijken en dat je naar een nationale aanpak moet kijken. Het probleem in Afghanistan los je niet op als je je alleen richt op het gebied waar je toevallig militair actief bent.

De heer Pechtold (D66): Dank voor dit antwoord. Ik vind het gewoon jammer dat de regering zo lauw reageert als de secretaris-generaal dit doet als hij de deurknop al in zijn hand heeft; bij vertrek, niet bij binnenkomst. Ik vroeg – en dat is misschien een structureler probleem – of de minister het met mij eens is dat de organisatie van de NAVO eraan bijdraagt dat dit zo gefaseerd gaat? Heeft het ook invloed – en dit is meer een vraag voor de toekomst – hoe je het ISAF-hoofdkantoor inricht? Zou dat niet zo moeten worden aangepakt dat wij de nationale aanpak, die wij blijkbaar beiden steunen, meer uitrollen? Wij moeten namelijk toch vaststellen dat de aanpak nog grotendeels via provincies verloopt.

Minister Verhagen: Ja, dat is nu net de reden. Het klopt namelijk niet dat de secretaris-generaal dit alleen zegt met de deurknop in de hand vanwege zijn vertrek. Juist over het hele probleem van de nationale caveats heeft De Hoop Scheffer al sinds jaar en dag zijn grote bezwaren geuit. Wij hebben omdat wij nu de mogelijkheid hebben van een internationaal gecombineerde 3D-aanpak, die kansen aangegrepen om op dit terrein die discussie nieuw leven in te blazen. Dat gaat dus niet alleen over het militaire aspect, maar ook om de andere twee elementen. Daarom hebben wij bij de Afghanistanconferentie Kai Eide als coördinator van Afghanistan in z’n totaliteit, veel meer op het voetstuk geplaatst. Ik hoop dat dit, gelet op de follow-up, zoden aan de dijk zal zetten. De heer Haverkamp verwees naar de speech van Kai Eide in de Veiligheidsraad gisteren. Hij heeft gezegd dat hij tevreden is met de extra mensen en middelen die hem dit jaar zijn toegekend. De verwachtingen ten aanzien van UNAMA zijn hoog – en soms te hoog – gespannen. Hij vindt de aanwezigheid van UNAMA in de provincies van groot belang. Die UNAMA-kantoren blijken namelijk niet alleen in zijn visie, maar ook in de praktijk een magneet te zijn om andere civiele organisaties naar zo’n provincie te krijgen. Daarmee wordt de ondersteuning van goed bestuur en wederopbouw geleidelijk uit de militaire context getrokken. Tegelijkertijd kan UNAMA met name actief zijn om andere maatschappelijke groeperingen uit de samenleving daarbij te betrekken zodat je een meer inclusief proces krijgt. Ik zie het kantoor van UNAMA in Tarin Kowt in dat perspectief en dat blijkt ook in de praktijk zo te zijn.

De heer Boekestijn vroeg hoe wij het bestuur kunnen verbeteren, althans hoe wij de kloof tussen centrum en provincie kunnen overbruggen. Tijdens de conferentie in Bonn in 2001 zijn afspraken gemaakt over hoe de Afghanen hun staatsbestel willen inrichten. Dat is dus hun keuze geweest. Het is niet aan ons om dat te veranderen, maar het is wel aan ons hen te helpen hun keuze succesvol te maken. Dat kost tijd, want je hebt niet alleen ondersteuning voor bestuurders nodig, maar ook opleiding van de politie en inzet voor het bevorderen van goed bestuur. Daar ligt die uitdaging en het is een van de prioriteiten. Het begint heel simpel bij alfabetisering. Vandaar dat bij de opleiding van de politie alfabetisering integraal is meegenomen. Wij merkten dat er te veel analfabeten, met alle problemen van dien, waren. De ambtenaren die zich in Uruzgan moeten bezighouden met onderwijs zijn voor 80% analfabeet. Door alfabetiseringscursussen kun je al bijdragen aan het beter functioneren van het bestuur. Je kunt hen er wel op wijzen dat ze een formulier moeten maken, maar als men dat niet kan, moet je een fase eerder beginnen. Het is een van de prioriteiten om op dat punt in lijn met de keuzes die zij zelf gemaakt hebben te zorgen dat het niveau van het bestuur in de regio verbeterd wordt. Dat is ook een van de prioriteiten die EUPOL en de minister van Binnenlandse Zaken Atmar zijn overeengekomen. Collega Koenders heeft met Atmar, toen hij nog minister van Onderwijs was, ook afspraken gemaakt over hoe wij als follow-up daarvan nationale ontwikkelingsprogramma’s vanuit Kabul meer naar de provincie kunnen halen.

Mevrouw Eijsink vroeg hoe het zit met de situatie van de vrijheid van meningsuiting, specifiek het geval van de journalist Kambakhsh. Zoals bekend is, heb ik meerdere malen aangedrongen op gratie. Ik sta daar niet alleen in. Kai Eide heeft bij Karzai eveneens aangedrongen op gratie. De speciaal vertegenwoordiger van de EU heeft bij verschillende Afghaanse gesprekspartners recentelijk wederom aangedrongen op gratie en een correcte behandeling van Kambakhsh. Onder die internationale druk zie je dat Karzai inmiddels religieuze leiders bijeengeroepen heeft om het gratieverzoek te bespreken. Kambakhsh is geplaatst in een ministry of Justice-gevangenis in het centrum van Kabul. Hij maakt het daar naar eigen zeggen goed en wordt goed behandeld. De druk op de Afghaanse autoriteiten zal hoog blijven. Verschillende ambassades, waaronder die van Nederland, hebben contact met de advocaat van Kambakhsh om de vinger aan de pols te houden. Ik wil hier niet te veel over uitweiden omdat publieke uitlatingen over deze zaak contraproductief kunnen werken. Karzai zal om zijn toezegging over gratie aan de internationale gemeenschap gestand te kunnen doen, zonder politieke steun in Afghanistan te verliezen, moeten manoeuvreren tussen de druk van de internationale gemeenschap en de leden van de religieuze gemeenschap. Vandaar dat hij die nu ook bij elkaar heeft geroepen. Ik wil daar niet te zeer op vooruitlopen. Wij moeten geen situatie krijgen waarin wij beschuldigd worden van inmenging in religieuze aangelegenheden. Wij kunnen hier een heel van nummer maken, maar ik ben gericht op het resultaat.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik was überhaupt niet van plan er een nummer van te maken. Ik dank de minister voor zijn antwoord, maar ik zou toch graag meer willen weten. Ik weet hoe het in dit soort situaties met mensenrechten kan werken, maar ik ben toch van mening dat de druk erop moet blijven. We zijn daar op verzoek van de regering-Karzai. Dat zeg ik ook altijd tegen de mensen die willen weten waarom we in Afghanistan zitten. Er is dus sowieso sprake van inmenging, en wel op hun eigen verzoek. Ik ben van mening dat wij hierop zeker indringend moeten blijven.

Minister Verhagen: Dat staat niet haaks op wat ik zei. Integendeel, het is een onderstreping van hetgeen ik zo-even zei. Dank daarvoor.

De heren Van Bommel en Pechtold stelden verschillende vragen over de opvolging. De Kamer weet dat er een besluit is genomen door de regering. De Kamer stond daarachter en dat besluit staat nog steeds. Zij weten ook dat onder andere de minister-president heeft gezegd dat, mocht er een verzoek komen, er een nieuw weegmoment voor de regering zal zijn. Een dergelijk verzoek heeft de regering nog niet bereikt. Ten aanzien van de specifieke vraag van de heer Pechtold het volgende. Hij weet heel goed dat schriftelijk is vastgelegd dat de opvolging een zaak van de NAVO is. Het is dus aan de NAVO om daar uitspraken over te doen. Uiteraard is daarbij ook aandacht voor wederopbouw aangezien de NAVO zelf de 3D-benadering onderschrijft. Dat zal daarin meegenomen worden.

De heer Pechtold (D66): Misschien moeten wij het aan de minister van Defensie vragen. Hij is er in het verleden nog wel eens helderder over geweest. Ik vind een nieuw weegmoment prachtig. Als ik luister naar woordvoerders van de PvdA-fractie en de minister hoor ik toch een verschil. Dat betreft het niet opereren als leading nation. Dat wij niet doorgaan als leading nation is toch nog steeds het standpunt van de regering? Dat gezegd zijnde en constaterende dat de NAVO geen organisatie is met een grote gezamenlijke structuur, maar een organisatie die bestaat uit delen met daarboven een secretaris-generaal, kan de minister wel zeggen dat het daar ligt, maar is de verantwoordelijkheid van de leden om elkaar erop aan te spreken wel degelijk groot. Wij hebben de Australiërs nu vernomen. Dat was een kandidaat die klaar stond. Voordat wij straks weer met een verzameling Hongaren, Slowaken en Ghurka’s de boel moeten gaan dichten – wat de vorige keer een beetje het beeld was – zou ik graag horen wat de minister een goed moment vindt. Hoe gaat hij het proces richting de Kamer inrichten?

Minister Verhagen: Ik deel op zich de algemene analyse over de NAVO van de heer Pechtold. De Kamer krijgt het, zoals altijd, te horen als wij tot andere besluitvorming komen. Ik vind dat de heer Pechtold geen recht doet aan de situatie in de afgelopen jaren en in het komende jaar. Hij suggereert dat wij dat met minderwaardige militairen hebben moeten opvullen. Met de aanwezigheid van tal van landen in Uruzgan hebben wij te maken met hoog gekwalificeerd en goed functionerende ISAF-troepen. Zij staan onder leiding van Nederland. Ik vind dat de heer Pechtold geen recht doet aan de inzet van andere landen. Juist omdat wij stellen dat het een verantwoordelijkheid van de NAVO is en wij niet in een situatie zitten zoals vorige keer toen wij lead nation werden, ga ik nu niet bekijken wie ons kan ondersteunen. Het is een verantwoordelijkheid van de NAVO om een andere lead nation te zoeken.

De heer Pechtold (D66): Wij hebben het over een lead nation. Dat is een belangrijke taak en niet heel veel landen zijn daartoe in staat. Kan de minister ervoor zorgen dat de minister-president dit als zorg uit in het gesprek met Obama? Kan hij zeggen dat wij van een groot land als Amerika verwachten dat het daar een rol in speelt?

Minister Verhagen: Bij de Afghanistanconferentie hebben wij zeer duidelijk gemaakt dat er een einde komt aan onze rol als lead nation. Dat is bekend. De NAVO is ermee bezig, de secretaris-generaal is ermee bezig en de Amerikanen zijn ermee bezig. De hele wereld is ermee bezig. Een ding is namelijk duidelijk: in augustus 2010 kan in Uruzgan nog niet zonder ISAF worden opgetreden, hoe graag wij dat ook zouden willen of hoe plezierig wij dat ook zouden vinden.

De heer Van Bommel (SP): De minister zegt dat er nog geen verzoek is gedaan. Formeel is dat juist. In het internationale verkeer echter heeft de Amerikaanse minister van Defensie Gates heel duidelijk aangegeven dat hij graag ziet dat Nederland langer blijft. Wat dat betreft ligt die vraag dus wel op tafel. Dat is niet formeel, maar wij weten dat er pas formele verzoeken komen als die afstemming er is. Gaat de regering nu gewoon zitten afwachten tot augustus 2010? Is dat het beeld dat de regering wil afgeven?

Minister Verhagen: Deze discussie hebben wij al tientallen malen gevoerd. Ik geloof dat het antwoord van de regering buitengewoon helder is.

Mevrouw Peters hield een pleidooi voor een 3D-benadering in Pakistan. Ik weet niet of zij ook de eerste D daarbij bedoelde. Gelet op de rest van haar betoog vermoed ik van niet. Het is overduidelijk dat het ISAF-mandaat zich beperkt tot Afghanistan. Pakistan is een soeverein land dat ook geen noodzaak ziet voor noch behoefte heeft aan internationale 3D-betrokkenheid zoals die vormgegeven wordt in ISAF. Uiteraard zijn er contacten tussen de NAVO en het Pakistaanse leger teneinde de kwaliteit door middel van kennisuitwisseling et cetera te verbeteren en voor de training van Pakistaanse officieren. Het belang van een alomvattende aanpak als zodanig en van verdere ontwikkeling van bijvoorbeeld onderwijs wordt ook onderschreven. Die sociaaleconomische opbouw en de rule of law in Pakistan moge evident zijn. Daar zijn wij op tal van terreinen mee bezig, onder andere in het kader van de Friends of Democratic Pakistan. Er is ook een grote bijdrage van de internationale gemeenschap om dat financieel mogelijk te maken.

De heer Van Bommel (SP): Welke volkenrechtelijke legitimatie ziet de regering voor de aanvallen met onbemande vliegtuigen vanuit Afghanistan op Pakistan?

Minister Verhagen: Er vindt juist op dit punt regelmatig overleg plaats tussen de president van Afghanistan en de president van Pakistan. Het bestrijden van terrorisme wordt door beiden onderschreven.

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. In de afgelopen rapportageperiode is er wederom een Nederlandse militair om het leven gekomen. Bijna alle Kamerleden hebben daarbij stilgestaan. Op 6 april sneuvelde de soldaat der eerste klasse Azdin Chadli door een raketbeschieting op Kamp Holland. Ik wil hierbij opnieuw mijn medeleven betuigen aan allen voor wie hij dierbaar was: zijn familie en zijn kameraden. Daarnaast hebben wij zeker de afgelopen tijd verschillende gewonden te betreuren gehad. Ongeveer anderhalve week geleden zijn drie Nederlandse militairen gewond geraakt toen hun voertuig op een bermbom (IED) reed. Met een van hen gaat het naar omstandigheden goed. Hij is in eerste instantie na behandeling in Tarin Kowt teruggekeerd naar zijn eenheid, maar zal vandaag toch naar Nederland terugkeren. De andere twee gewonden, waarvan één zeer ernstig, zijn al eerder teruggekeerd en zijn overgebracht naar het Centraal Militair Hospitaal in Utrecht voor verdere behandeling. Later, dit weekend, is een Bushmaster op een bermbom gereden. Vijf Nederlandse militairen raakten daarbij lichtgewond. Vier van hen kunnen in Uruzgan hun werkzaamheden voortzetten en de vijfde zal naar Nederland terugkeren. Maandagavond reed wederom een voertuig op een IED en daarbij raakten drie militairen lichtgewond. Een van hen keert in ieder geval terug naar Nederland voor verdere behandeling en van de andere twee wordt nog bekeken of zij hun werk in Uruzgan kunnen voortzetten.

Dat geeft ook de relevantie aan van enkele vragen van mevrouw Eijsink over de nazorg. Het lijkt me een uitstekend idee om later bij de evaluatie, die er sowieso zal komen, na te gaan hoe het zit met nazorg van militairen die dat nodig hebben na een operatie. In hoeverre je kunt anticiperen op een operatie is heel lastig. Je kunt niet alles voorzien en daar adequate maatregelen op zetten. Als het zich voordoet, moeten wij adequaat kunnen reageren. Ik ben altijd weer enorm onder de indruk van wat militairen kunnen als er daar wat gebeurt en een militair hier moet worden behandeld, zoals de afgelopen weken het geval was. Het lijkt me verstandig te kijken naar de organisatie van de nazorg en of wij zaken kunnen verbeteren met de ervaring die wij de afgelopen jaren hebben opgedaan.

Mevrouw Eijsink had ook nog een opmerking over de openeindfinanciering. Eerlijk gezegd lijkt dat me de beste methode. Ik moet er niet aan denken dat we gaan budgetteren. Dan kun je op een gegeven moment geen nazorg meer verlenen omdat het geld op is. Dat zal zij echter nooit hebben bedoeld.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik begrijp het antwoord van de minister wel. Ik vraag dit niet zo maar. Dit is gebaseerd op de ervaring van de afgelopen jaren. Ik heb niet voor niets genoemd dat wij nu met onderzoeken van de ombudsman zitten. Niemand hier wil dat. Budgetteren en geen hulp meer geven als het geld op is, zou inderdaad absurd zijn. Het kan echter niet zo zijn dat wij bij een missie van alles een inschatting maken, bijvoorbeeld van de slijtage van materieel, als wij ook te maken hebben met mensen. Wij hebben ervaringen aangaande mensen. Ik wil de minister vragen dit heel goed mee te nemen. Een toezegging à la «wij nemen het mee en wij kijken ernaar» is niet genoeg. Wij hebben nu ongeveer 80 gewonden. Wij kunnen daar enorm veel over zeggen. Dit is niet iets wat alleen Defensie aangaat. Wij krijgen een veteranenwet. Dat is een stap voorwaarts waarbij wij heel veel kunnen weghalen, maar het is logisch dat je in missies dit soort zaken meeneemt.

Minister Van Middelkoop: Het is lastig om van tevoren over dit soort zaken een voorspelling te doen. Het is veel belangrijker dat als militairen nazorg nodig hebben, je dat faciliteert en beschikbaar hebt. Mevrouw Eijsink zal dit met mij eens zijn, want ik ken haar betrokkenheid op dit onderwerp. Die garantie is er. Bij de evaluatie gaan wij vooral bekijken wat wij nog beter kunnen doen. Ik vertrouw erop dat de Kamer nauwgezet zal controleren of het wellicht nog beter kan. Ik weet dat wij dezelfde optiek hebben op en dezelfde compassie hebben met de mensen die het echt nodig hebben. Ik wil echter niet dat het beeld ontstaat dat wij de nazorg van militairen verwaarlozen.

Al die slachtoffers geven aan dat de veiligheidssituatie in Afghanistan nog steeds veel aandacht verdient. De combinatie van insurgency, drugsgerelateerde criminaliteit en een gebrekkig overheidsgezag is nog lang niet verdwenen. De verwachting is ook dat de komende periode, voor heel Afghanistan en zeker voor het zuiden, een toename van het aantal geweldsincidenten is te verwachten. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat er steeds meer Amerikanen binnenkomen. Die werken onder ISAF. Er zullen dus meer contacten plaatsvinden in gebieden waar tot op heden nog geen ISAF-militairen konden opereren.

Het is ook de Kamer niet ontgaan dat de nieuwe generaal McChrystal nog eens heeft gewezen op het belang van het voorkomen van burgerslachtoffers. Dat is natuurlijk ook een humanitair belang en een eis die voortvloeit uit het humanitair oorlogsrecht. Het is ook een strategisch en tactisch belang. Alles wat McChrystal daarover heeft gezegd heeft mijn warme steun en instemming. Het voorkomen van burgerslachtoffers is enorm belangrijk. Ik wil aan het adres van de heer Van Bommel nog opmerken dat er denk ik sprake is van een misverstand. De meeste burgerslachtoffers ontstaan niet door close air support, maar door grondgebonden vuurcontact. Ik begrijp dat dit beeld ontstaat, maar het klopt niet. Daartegenover geldt dat waar wij proberen zo goed mogelijk te voorkomen dat er burgerslachtoffers ontstaan, de taliban juist niet wakker ligt van het maken van burgerslachtoffers. Sterker nog, de taliban maakt dat soms zelfs tot tactiek en probeert ons te verleiden hetzelfde te doen zodat zij daar publicitair winst mee kunnen boeken. Ik bagatelliseer niet, dit zijn de feiten. De heer Van Bommel stelde ook een vraag over het aangrijpen van taliban. Dat gaat echter over operationele gegevens, die niet worden verstrekt.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft al het een en ander gezegd over de drugsbestrijding en mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking zal daar ook het een en ander over zeggen. Ik denk dat ik met vreugde kan zeggen dat alles wat de heer Holbrooke – die toch vrij jong in het dossier zit -daarover heeft gezegd, twee jaar geleden bij de eerste brief over de stand van zaken van dit kabinet als het Nederlandse regeringsstandpunt is neergelegd. Dat was precies hetgeen ik nu de heer Holbrooke hoor zeggen. Dat is prima. Het geeft gewoon aan dat de consensus binnen de NAVO en ISAF groeiende is.

De heer Haverkamp (CDA): Het zal de minister niet zijn ontgaan dat er aan deze kant van de tafel enig verschil van mening was over de interpretatie van de woorden van Holbrooke. Zou de minister kunnen aangeven of hij met mijn fractie van mening is dat wij steviger moeten optreden in het actief bestrijden van drugs? Zo hebben wij de woorden van Holbrooke uitgelegd.

Minister Van Middelkoop: Nee, ik denk dat dit geen goede uitleg is, zeker niet in z’n gecomprimeerde zin en in historisch perspectief geplaatst. Hij gaf aan dat je veel beter kunt werken met alternatieve inkomstenbronnen. Volgens hem moet je zo veel mogelijk voorkomen dat je door de inzet van militairen tegen drugsbaronnen, de mensen van je vervreemdt. Dat brengt me op een aantal gerelateerde vragen van de heer Haverkamp, want ik ken zijn belangstelling voor dit onderwerp. Het is misschien goed nog eens op het volgende te wijzen. De verantwoordelijkheid van de aanpak van de drugsproblematiek en de papaverteelt ligt allereerst bij de Afghaanse regering. Ook in de Afghaanse wetgeving zijn drugs verboden. Zij hebben ook een Opiumwet. Het mag daar niet. Het is ook een taak van de politie. Ik heb al eerder in de Kamer gezegd dat de internationale militairen moeten uitkijken voor een vorm van mission creep. Wij moeten geen dingen gaan doen die wij misschien wel kunnen, maar die een taak van de Afghaanse politie zijn. Juridisch kunnen wij betrekkelijk weinig. Militairen kunnen pas opereren als het legitieme militaire doelen betreft. Dat debat hebben wij ook in Budapest gevoerd op de NAVO-top met de defensieministers. Daarover heb ik de Kamer ook gerapporteerd. Pas als er problemen zijn bij de politie, eventueel gesecondeerd door het Afghaanse leger, in de bestrijding van de drugsproblematiek is er een mogelijkheid voor zogenaamde in extremis support van ISAF. Verder zal collega Koenders op dit onderwerp ingaan. Ik kan de heer Haverkamp wel zeggen dat de richtlijnen van ISAF gelden voor Helmand, Uruzgan en alle andere provincies. Die regels zijn uniform, al is de problematiek in Helmand een stuk ernstiger dan in Uruzgan.

De heer Haverkamp en mevrouw Eijsink hebben vragen gesteld over de wijziging van de ISAF-commandostructuur. De ministers van Defensie van de NAVO hebben daarover enkele weken geleden in Brussel gesproken. De Amerikaanse regering heeft de Amerikaanse generaal McKiernan vervangen door twee generaals en een gelijktijdige wijziging van de structuur. Dat heeft de instemming gekregen van de andere NAVO-partners en dus ook van Nederland. Er komt een strategische commandant; dat wordt generaal McChrystal. Hij heeft een heel brede verantwoordelijkheid en heeft een taak in de contacten met andere organisaties en de Afghaanse overheid. Daaronder komt de puur operationele commandant Rodriguez. Hij doet eigenlijk hetzelfde type werk als generaal De Kruif in het zuiden. Voor generaal De Kruif verandert er dus betrekkelijk weinig. Double heading blijft bestaan, maar op het niveau van McChrystal. Wat onder hem zit is gewoon ISAF, en niet meer dan dat. Voor zover er nog een andere verantwoordelijkheid is voor de Amerikaanse inzet via andere operaties is dat alleen op het niveau van McChrystal. Eigenlijk verandert er niet zo veel, behalve dan dat wat double headed was bij McKiernan nu voor een deel is verschoven binnen die gewijzigde commandostructuur.

Er was een punt van zorg en dat heb ik verwoord tijdens een bijeenkomst die ik hier in Nederland als gastheer had met collega’s uit de landen die in het zuiden actief zijn. Ik heb dat verwoord tegenover Gates, mijn Amerikaanse collega. Het moet niet zo zijn dat een strategisch commando ten koste gaat van UNAMA. Dat heeft hij heel goed begrepen. Het is genoteerd en ik ga ervan uit dat het ook wordt gehonoreerd voor zover dat nodig was.

Dan kom ik op de veiligheid in Uruzgan. Het is bijna een mantra aan het worden dat het daar betrekkelijk rustig is. De Kamer zal heel goed begrepen hebben dat de opsomming van het aantal gewonden die ik net gaf, anders had kunnen zijn. Ik kan natuurlijk wel zeggen dat wij goede spullen hebben zoals de Bushmasters en dergelijke, maar ik ben elke keer weer ontzettend dankbaar dat het niet erger is met al die bermbommen die onder onze voertuigen exploderen.

Ik denk dat ik niet hoef uit te leggen wat de manier van opereren is die leidt tot het inktvlekgebeid of de Afghan Development Zone. Wij breiden dat regelmatig uit en zijn daarin geslaagd de afgelopen jaren. De special forces hebben daar een rol in. Mevrouw Eijsink stelde de vraag wat er achter de inktvlek gebeurt. Misschien is het goed om op te merken dat op dit moment ongeveer 80% van de bevolking een redelijke bescherming krijgt van de daar aanwezige internationale eenheden – Nederlanders, Australiërs en de Slowaken – en natuurlijk van de Afghaanse militairen zelf. Vanmorgen had ik overigens mijn Slowaakse collega op bezoek die voortreffelijk werk heeft verricht in de samenwerking met ons. Het gebied wordt voortdurend uitgebreid. Ik noemde de rol van de special forces al. Er zijn nog een paar delen in Uruzgan waar wij nooit komen. Daar zitten de bases Cobra en Anaconda van de Amerikanen die daar al vanaf het begin, of wellicht zelfs al voordat wij er waren, hun activiteiten verrichten. Wij kennen natuurlijk vooral de structuur van Deh Rawood, Tarin Kowt en Chora en inmiddels ook meer naar het oosten; Mirabad.

Dan kom ik op de IED’s. Ik heb niet zoveel toe te voegen aan wat wij de afgelopen maanden al met elkaar gewisseld hebben. Je ziet dat wij een steeds verfijndere poging doen, en met redelijk succes, om greep te krijgen op dat probleem. Afghaanse militairen hebben soms een betere blik om het landschap af te kijken dan wij. Als wij erin slagen – en dat doen wij in het grote gebied – om het vertrouwen van de bevolking te winnen, zie je dat de bevolking eerder aan ons meldt waar gegraven is. Op ISAF-niveau is de UAV-capaciteit uitgebreid en ook dat is een methode om te zien of er in het landschap dingen gebeuren die de aandacht verdienen. Wij hebben ruim een half jaar geleden een Nederlandse taskforce in het leven geroepen die voor tientallen miljoenen extra middelen heeft ingevlogen en die probeert die IED’s zo veel mogelijk te voorkomen. Het blijven ongelooflijk laffe middelen waar je tegenaan loopt, maar ik hoop dat wij een behoorlijke effectieve capaciteit hebben ontwikkeld om dat tegen te gaan. Daar gaan wij gewoon mee door. Het kan niet goed genoeg zijn. Dat zie je ook in andere provincies. Ik realiseer me ongelooflijk goed dat ik volgende week misschien weer met een heel verschrikkelijk verhaal moet komen, want het is een heel laffe bedreiging.

Over de Bushmasters hebben wij al enkele keren gesproken. De heer Brinkman is al weg, maar anders zou ik nog eens kunnen herhalen dat de commandant bepaalt wat de behoefte is en dat hij dat naar boven meldt via de Commandant der Strijdkrachten. Ik denk dat het heel verstandig is om daarnaar te luisteren. Dat hebben wij ook gedaan. Vandaar dat er een mix aan voertuigen is, waaronder de Bushmaster. Enkele zijn de laatste tijd vernietigd. Dat heeft ertoe geleid dat wij veertien extra Bushmasters hebben aangeschaft. Dat hadden wij eerder aan de Kamer moeten melden; daar ben ik het volledig mee eens. Het was een beetje een sequeel van de snelle manier van opereren die ertoe leidde dat wij wél heel snel die veertien Bushmasters te pakken hadden. Wij hebben nog een optie op acht andere, mocht het nodig zijn. De tactische conclusie is dat als de commandant ter plekke Bushmasters nodig heeft, hij die ook krijgt. Wij kunnen dus heel snel handelen en ook dat hebben wij geleerd.

Dan kom ik op de opbouw van het Afghaanse leger. De Kamer weet dat wij enorm hebben moeten trekken aan dat derde kandak om de brigade compleet te maken. Ik heb de vrijmoedigheid om te zeggen dat ik vorige week nog een telefoontje heb gepleegd naar mijn Afghaanse collega. Ik heb hem zeer hoog en heb hem als zeer betrouwbaar leren kennen. Hij heeft al een aantal keren beloofd dat die derde kandak naar Uruzgan komt. Er waren wel wat geruchten dat dit kon stagneren. Hij heeft me beloofd dat het derde kandak op 25 juli in Afghanistan is. Daar moeten we het mee doen. Ik ben heel tevreden als het echt gebeurt en de Kamer zal daarover worden geïnformeerd.

Collega Verhagen heeft al het nodige gezegd over de rol van ISAF bij de verkiezingen. Ik ga nog even in op de bevoegdheden. Het is niet onze taak om de verkiezingen te organiseren, zelfs niet om ze te beschermen. Wij zijn beschikbaar om in het uiterste geval support te verlenen, zoals wij dat al eerder hebben beloofd, maar het gelukkig niet hebben hoeven uitvoeren in de periode van de registratie eind vorig jaar en begin dit jaar.

Collega Verhagen heeft al voldoende gezegd over de politie in antwoord op de belangstelling van de heer Haverkamp en het sarcasme van de heer Pechtold. Op dit moment krijgt men acht weken training van de Amerikanen. Als de heer Pechtold nog een keer meegaat, zal hij merken dat er aan Kamp Holland inmiddels een complete Vinex-wijk is gebouwd. Daar staan zes prachtige gebouwen van het Police Training Center. Dat is echt een succes en daar vindt een vervolgtraining plaats. Dat is echt iets anders dan de cursus van twee weken, waar wij ooit mee begonnen zijn. Wij weten ook wat de nulsituatie was.

Ik denk dat minister Verhagen voldoende heeft gezegd over de vraag hoe het verder moet na 2010. Ik ben het geheel met hem eens. Binnen mijn verantwoordelijkheid wil ik nog een opmerking maken die een echo is van twee jaar geleden. Mijnheer Pechtold, wij zijn op dit moment nog niet eens halverwege de verlenging waarvoor dit kabinet de verantwoordelijkheid heeft. Op dit moment zijn 2000 Nederlandse militairen actief, vaak in gevaarlijke omstandigheden. Wij hebben een Nederlandse generaal die leiding geeft aan RC South. Laten we ons concentreren op wat onze militairen nu doen in plaats van een gepolitiseerd debat te voeren over wat er mogelijk later gaat gebeuren. Daarop zijn alle antwoorden al bekend, zoals minister Verhagen ook heeft gezegd. Dat wilde ik nog even kwijt.

Ik waardeer de beschouwing van de heer Boekestijn en ik kan die grotendeels onderschrijven. Met centrale regie zou ik iets voorzichtiger willen zijn. Wij gaan niet over ngo’s; dat weet de heer Boekestijn ook wel. Kai Eide is typisch zo’n controlerende figuur die een deel van de regie op ons verzoek namens de VN in Afghanistan pleegt.

De heer Van Bommel vroeg om een overzicht van de kosten. Misschien is het hem ontgaan – het zij hem vergeven, want er gaat veel informatie voor het reces naar de Kamer – dat ik onlangs in reactie op vragen de Kamer heb geïnformeerd. Separaat was er een verzoek van de commissie zelf om nog eens te reageren op de kostenberekening door de Wim Drees Stichting. Ik begrijp het belang van de zaak en ik wil volstrekt transparant zijn op dat punt. Ik heb nog eens uitgelegd hoe die kostenverdeling is tussen reguliere instandhoudingkosten en additionele kosten. Ik ben altijd bereid tot een debat daarover, maar ik denk niet dat dit het moment daarvoor is. Neemt u die brief in behandeling, zou ik bijna zeggen. Ik ben ervan overtuigd dat wij daar volstrekt transparant in zijn geweest. Het gaat om grote bedragen en de differentiëringen daarbinnen zijn bij de Kamer bekend.

De heer Van Bommel vroeg of het niet beter was om Kamp Holland dicht te doen. Dat is precies hetzelfde als de vraag of wij ons zouden moeten terugtrekken. Diezelfde positie heeft de SP-fractie ingenomen bij de verlenging. Wij hebben dat toen niet gedaan. Het antwoord is dus «nee».

De heer Pechtold had nog een opmerking over de Europese verkiezingen en de organisatie daarvan. Ik zou het chic hebben gevonden als hij tegen mij zou hebben gezegd dat ik hem op dit punt zeer ter willen ben geweest. Ik heb de heer Pechtold zeer goed geïnformeerd. Een dag voor de verkiezingen is hij er weer op teruggekomen en heb ik de Kamer daarover een uitvoerige brief geschreven. De heer Pechtold behoort op grond van zijn vorige functie als geen ander te weten dat een aantal van zijn vragen door BZK moet worden beantwoord. Ik ga niet over de Kiesraad. Als de heer Pechtold aan mij vraagt hoeveel van mijn militairen aan die verkiezingen hebben deelgenomen, is mijn eerste antwoord: ga maar naar de Kiesraad, want die gaat erover. Ten tweede: een werkgever die belangstelling heeft voor het stemgedrag van zijn militairen vind ik een eng figuur en ik ben geen eng figuur.

De heer Brinkman vroeg hoe lang het nog nodig is om een veiligheidsgarantie te geven in Uruzgan. Daarop kan ik alleen het antwoord geven dat de NATO een langjarig commitment is aangegaan.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik hoor de minister zeggen dat McKiernan is vervangen door twee commando’s, McChrystal en Rodriguez. De eerste is voor het strategische en de andere twee voor het operationele werk. Dat lijkt me heel moeilijk uit elkaar te houden. Misschien kan de minister het «double headed» nog even toelichten?

Minister Van Middelkoop: Eigenlijk heeft mevrouw Eijsink perfect omschreven wat de situatie is. Ik voeg er alleen aan toe dat Rodriguez een ondercommandant is van de strategische commander McChrystal. Wat tot voor kort in één persoon en in één functie samenkwam is nu uit elkaar gehaald door een onderscheid te maken tussen een strategische commandant en een ondercommandant die een operationele verantwoordelijkheid heeft. In die hoedanigheid is hij te vergelijken met generaal De Kruif in het zuiden.

De heer Van Bommel (SP): Vorig jaar kwam de NAVO met het bericht dat de taliban groeit en veel sterker bleek dan men had ingeschat. Als ik de minister naar resultaten vraag en vraag in welke mate de taliban wordt verslagen, gaat hij daar niet op in omdat het operationele informatie is. In de brief schrijft de minister dat een aantal lokale talibancommandanten gearresteerd of gedood is en dat tientallen wapenopslagplaatsen zijn gevonden. Voor de Kamer is het nodig om enigszins inzicht te krijgen in de mate waarin er militair succes wordt geboekt. Als de minister dergelijke vage bewoordingen gebruikt, kunnen wij alleen maar gissen. De NAVO zegt dat de taliban sterker is dan gedacht en de minister wil niet meer zeggen dan dat een aantal commandanten is gearresteerd of gedood.

Minister Van Middelkoop: Nu doet de heer Van Bommel niet alleen mij, maar ook mijn collega’s onrecht. De brief over de stand van zaken bevat een comprehensive totaalbeeld van alles wat wij, gelet op onze doelstellingen, proberen te verwezenlijken en van wat wij in een bepaalde periode hebben gedaan. Daarbij horen een heleboel zaken waarvoor wij drieën een eigen verantwoordelijkheid dragen. Daarbinnen is één activiteit – en dat raakt mijn portefeuille – namelijk het aangrijpen van talibanleiders. Dat is operationeel een belangrijke zaak. Alleen daarvan heb ik gezegd dat ik daarover geen operationele gegevens aan de Kamer zal geven op dit moment. De heer Van Bommel weet dat best en had zelfs niet anders verwacht. Voor het veel bredere plaatje, heel Afghanistan en zeker het zuiden, geldt dat het aantal gevechtscontacten inderdaad is toegenomen. Ik heb uitgelegd hoe dat kwam. Ik heb er geen misverstand over laten bestaan dat het dit jaar nog vrij zwaar zal worden.

De heer Haverkamp (CDA): Vanuit de drugshandel worden veel terroristische aanslagen gefinancierd. Het stelt mij teleur dat de minister niet verder wil gaan met het maken van concrete afspraken met de Afghaanse regering. Is hij het met mij eens dat het pad dat wij nu bewandelen leidt tot onvoldoende aanpak van de drugs? Zo ja, wat gaan we eraan doen?

Minister Van Middelkoop: Het is een ingewikkelde problematiek. Met een simpele vraag als «wat gaan we eraan doen» los je dat niet op. Je moet differentiëren tussen bevoegdheden. Onze bevoegdheden zijn niet groot. Het is allereerst een bevoegdheid van de Afghaanse regering. De heer Haverkamp moet overigens ook de heer Koenders nog horen voor zijn deel van het verhaal. Waarom vinden wij het zo belangrijk om in good governance te investeren? Waarom investeren wij in de politie? Wij kunnen en mogen de eigen verantwoordelijkheid niet overnemen. Zij moeten dit criminele probleem zelf oplossen. Het is niet anders en ik begrijp het ongeduld. Wij kunnen een enkele keer een bijdrage leveren in situaties waar dat legaal mogelijk is. Ik ben gebonden aan protocollen van het volkenrecht. Het is echt mission creep om de verantwoordelijkheid voor die problematiek op mijn bordje of op dat van ISAF of de NAVO te schuiven.

De heer Pechtold (D66): Ik ga een handreiking doen, want ik vind dat gedoe over het stemmen jammer. Ik zou suggereren dat ik geïnteresseerd zou zijn in wat onze mannen en vrouwen in Afghanistan stemmen. Daarbij ben ik niet eens in de buurt gekomen! In de afspraken die de minister met zijn eigen bonden maakt, is dit als een belangrijk onderdeel meegenomen. De bonden zijn ontevreden. Het gaat dus niet eens alleen om mijn oordeel. Ik vraag de minister of hij in de toekomst wil organiseren dat, als ergens grote groepen militairen zitten, het democratisch stemrecht optimaal gefaciliteerd kan worden voor medewerkers van Defensie.

Minister Van Middelkoop: Het spijt me zeer, maar ik zou de heer Pechtold willen vragen om de brieven, die ik op zijn verzoek stuurde, goed te lezen. Hij weet dat het niet alleen een zaak is van de minister van Defensie die de verantwoordelijkheid heeft voor de militairen in Afghanistan. Het is ook een algemene materie. Mijn collega van Buitenlandse Zaken staat hier permanent voor. De Nederlandse Kieswet heeft ervaring met het omgaan met Nederlanders die in het buitenland werken en leven. Daar is dit een species van.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik zal mij concentreren op het derde deel van de operatielijnen die wij hebben in Afghanistan met betrekking tot ontwikkeling. Dit is de tweede keer dat wij elkaar spreken na de Afghanistanconferentie in Nederland. Ik denk dat er een aantal bewegingen is gemaakt die belangrijk zijn voor de manier waarop opbouw en ontwikkeling tot stand komen. Daar is afgesproken dat wij van de militaire kant – hoe belangrijk ook – naar de civiele kant gaan. Nederland heeft op het ogenblik als eerste een civiele leiding, althans in de manier waarop wij het georganiseerd hebben. Er is een betere aansluiting van de plannen van de internationale gemeenschap bij het Afghanistanbeleid. Voor ontwikkelingssamenwerking betekent dat een daadwerkelijke vooruitgang. Die zie ik in de positie van de Amerikanen. Met hen hebben wij ook veel contact op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Denk bijvoorbeeld aan het landbouwonderwijs. Ik denk bijvoorbeeld ook aan het feit dat de Amerikanen nu, bij monde van de heer Holbrooke, 40% van de ontwikkelingssamenwerking wil laten lopen via de nationale instituties. Dat is misschien een nog wel belangrijker beleidswijziging dan die op het gebied van drugs. Voor het eerst komt er dus een heel ander Amerikaans beleid tot stand. Het neemt datgene wat Afghaanse organisaties centraal en decentraal doen veel serieuzer. Tot nu toe was dat eigenlijk niet geaccepteerd door de Amerikanen. Ik vind dit dus heel belangrijk.

Het volgende gaat min of meer in op de vraag van de heer Pechtold. Er is in de Afghanistanconferentie niet alleen nadruk gelegd op het centrale, maar ook op het subnationale. Daar zit natuurlijk een afweging die gemaakt moet worden en die belangrijk is: wat betekent thans subnationaal als iedereen z’n eigen ding gaat doen en er dus niet gecoördineerd wordt? Het is interessant dat op dat gebied de Nederlandse lijn grotendeels gevolgd wordt. Dat betekent niet dat alles nu ineens subnationaal moet gebeuren, maar je ziet dat de opbouw alleen met een goede coördinatie tussen centraal en decentraal kan werken. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat een heleboel fondsen die wij in Uruzgan ter beschikking stellen via nationale trustfunds lopen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en landbouw. Een aantal delen loopt ook direct omdat die minder geschikt zijn om via de nationale fondsen te laten lopen. Dat is een afweging. Het is overigens niet zo dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking voornamelijk via de provinciale kant loopt. Er wordt twee keer zo veel hulp gegeven op nationaal niveau als alleen aan Uruzgan. Ik denk dat die menging goed is. Wij hebben daar capaciteit en kunnen daar bepaalde dingen doen omdat wij en de militairen de kennis en kunde hebben. Dat betekent dat wij daar extra kunnen investeren en controleren of dat wat centraal uitgegeven wordt ook goed wordt uitgegeven. Ik vind die mix dus goed. Wij hadden enige zorg dat de Amerikanen zouden zeggen dat wij het per provincie moeten opdelen. Die zorg is nog niet helemaal weggenomen, maar ik heb wel de indruk dat er daadwerkelijk verandering is, juist vanwege die uitspraak om 40% via nationale fondsen te laten lopen – wij begonnen met 2% tot 3% – en gezien de omvang van de Amerikaanse ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan. Ik zie dat als een enorme vooruitgang voor het opbouwproces.

Waar zijn wij nu twee maanden later? Zoals de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd, staan wij aan de vooravond van de verkiezingen. Ontwikkelingssamenwerking doet daar veel aan. Wij hebben 5 mln. ter beschikking gesteld van het UNDP-ontwikkelingsprogramma in 2008. Dat zal dit jaar nog aangevuld worden. Er moeten dus ook goede verkiezingen zijn. Ik ben het eens met de GroenLinks-fractie dat de waarneming essentieel is en dat Afghaanse organisaties dat mede moeten doen. Daar is ook zorg voor gedragen. Men spreekt over 7000 nationale waarnemers. Het is essentieel dat wij hen ondersteunen. Dat gebeurt met geld van Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Boekestijn (VVD): Ik zat even te verwerken wat de minister allemaal zei. Van de Amerikaanse ontwikkelingssamenwerking gaat 40% via nationale fondsen. Bedoelt de minister hiermee dat dit dus via VN-trustfunds gaat? Het argument daarvoor is dat het dan beter gecoördineerd zou zijn. Betekent dit dan dat USAID minder goed functioneert als UNAMA? Dat zou het impliceren namelijk. Ik zou die stelling niet durven verdedigen.

Minister Koenders: Normaal heb ik het met u over de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Blijkbaar wilt u het ook over de Amerikaanse ontwikkelingssamenwerking hebben. Het is een besluit van de Amerikaanse regering. Ik zal hen nog eens vragen om het te evalueren en de uitkomsten aan u toe te sturen. De kern is dat het heel onverstandig is om ontwikkelingssamenwerking te geven via allerlei projecten die een eigen staf of capaciteit hebben en niet gecoördineerd zijn met anderen. Het werkt ook niet via nationale systemen. Dat is niet duurzaam. Dat is de kern van wat de Amerikanen positief veranderen. Daarmee laten zij een aanmerkelijke bijdrage via het nationale budget, een multidonor trustfund of de VN-organisatie lopen. Zij hebben gezegd dat zij dit zo gaan doen. Het is uiteraard aan hen om dat verder in te vullen. Zij hebben natuurlijk ook een verplichting op zich genomen tijdens de Afghanistanconferentie. Er is namelijk een wens om de zaak te coördineren door de VN en de andere internationale organisaties. Donorcoördinatie, waar de Kamer mij altijd terecht op aanspreekt, is nu een stuk dichterbij gekomen als je naar de omvang van de Amerikaanse programma’s kijkt.

De heer Boekestijn (VVD): Ik begrijp dit argument, maar hoe moet ik het nu rijmen met de bemensingsproblemen van UNAMA? Wij hebben jaren geschreeuwd om UNAMA. Nu hebben wij het eindelijk en ik ben dolblij dat het er is, maar ik lees toch dat er enorme bemensingsproblemen zijn. Daar word ik een beetje droevig van.

Minister Koenders: Wat mij betreft, hoeft u het niet te rijmen. Uw vraag was of de Amerikanen via nationale systemen gaan werken. Dat heeft weinig met UNAMA te maken. Of UNAMA zelf in staat zal zijn om voldoende te coördineren, is wel een reëel punt. Dat zal mede afhankelijk zijn van het feit of een grote lidstaat als de VS bereid is om personeel ter beschikking te stellen van de VN-organisaties. Dat is tot nu toe niet het geval. Wij doen het hier en daar. Dat is belangrijk en ik hoop dat zij het ook doen, maar daar heb ik nog geen indicatie van. Het zou best kunnen dat dat het geval is.

Dan kom ik op de contacten met de VS. Ik ben daar nu twee keer geweest. Wij hebben zeer goede contacten met het Amerikaanse ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Wij zijn samen bezig. Ze zijn ook bij ons geweest om te zien wat onze ervaringen in Uruzgan zijn. Zij willen met ons samenwerken, bijvoorbeeld op het terrein van landbouwonderwijs. In de brief viel te lezen op welke manier Nederland daarop is ingestoken met de minister van LNV, mevrouw Verburg. Wij zijn bezig in het kader van de AfPak-conferentie. Dat gaat over Afghanistan en Pakistan. «Afpak» is misschien een wat slecht woord, hoewel het voor critici van ontwikkelingssamenwerking misschien een prettig woord is. De kern is samenwerking in Pakistan. In geloof dat bij iedereen de analyse is dat daar een internationale 3D-benadering bij hoort. In de eindfase van de regering-Musharraf heeft Nederland terecht besloten om de ontwikkelingssamenwerking niet te verlengen. Daarom is er nu grote steun onder de civil society in Pakistan. Ik vind die 3D-benadering essentieel. Iedereen weet dat een louter militaire oplossing daar niet werkt. Er is noodzaak voor politieke en economische hervormingen in de Swat Vallei en in Waziristan. Dat onderdeel van het land is jaren koloniaal bestuurd geweest. In feite is er in Pakistan voor een groot gedeelte een feodale maatschappij. Nederland is bereid mee te doen, maar wel onder straffe voorwaarden. Dat geld moet goed terechtkomen en wij moeten in staat zijn om dat op een manier te doen die mensen daar daadwerkelijk publiek onderwijs geeft in plaats van indoctrinatie. Langs die lijnen hebben wij instructie gegeven aan onze mensen in Islamabad om die moeilijke taak op zich te nemen. Ik heb ook aan de Amerikanen gevraagd of het mogelijk is om een aantal regionale programma’s te doen. De Kabulrivier die tussen Afghanistan en Pakistan stroomt, geeft de gelegenheid om de moeilijke relatie tussen de landen op termijn te verbeteren. Het is een ingewikkeld proces waar wij niet van de ene op de andere dag uit zijn. Ik denk dat dit wel een positief punt is sinds de Afghanistanconferentie.

Op de uitbreiding van de inktvlek hoef ik niet uitgebreid in te gaan. Ik geloof dat dit voor ontwikkelingssamenwerking essentieel is, bijvoorbeeld voor de weg tussen Tarin Kowt en Chora en voor de bijdrage die de Amerikanen willen leveren aan de civilian search. Het verhaal ging over een political en een civilian search. Wij moeten nog zien hoe dat precies gaat uitwerken. Men heeft wel een beetje de neiging om ook bij de civilian search een aantal mensen neer te zetten en te zeggen «je zet dat ding», om het maar even op z’n Surinaams te zeggen. Het is natuurlijk aanmerkelijk ingewikkelder. Het is duidelijk dat de balans tussen de 3 D’s bij de Amerikanen heel belangrijk is. Ik zeg dat ik dit belangrijk vind omdat zij natuurlijk de grootste donor zijn en op militair terrein zeer actief zijn.

De minister van Buitenlandse Zaken is ingegaan op de politie. Ontwikkelingssamenwerking is de financier van het LOTFA. Inmiddels zijn er 1000 agenten in Uruzgan. Mijn collega’s hebben de Kamer eerder ingelicht over de stand van zaken daarbij.

Dan kom ik op de opbouw. Het UNAMA-kantoor heeft ook iets symbolisch. Het gaat er niet alleen om dat daar een gebouw staat. Dat is wel essentieel natuurlijk en er horen mensen bij en daar zijn zorgen over, maar het geeft ook vertrouwen. Ook als Nederland geen lead nation meer is, kunnen er activiteiten plaatsvinden. De VN is daar. Inmiddels zijn er ruim 30 ngo’s en een aantal internationale organisaties en ontwikkelingsfactoren in Uruzgan. Je ziet dat gestaag uitbreiden. Ik zeg dit ook tegen de mensen die destijds zeiden dat opbouw in die regio eigenlijk helemaal niet mogelijk was. Die diversiteit zie je dus. Er is een aantal positieve ontwikkelingen. Ik heb die in de brief genoemd. Er is bijvoorbeeld een commerciële bank. Dat is niet onbelangrijk. Gezien de omvang van de bevolking is een commerciële bank en uitbreiding van de microkredietprogramma’s een aanwijzing voor het feit dat naast basisgezondheidszorg en onderwijs, wij langzamerhand overgaan naar het begin van een structurele ontwikkelingsrelatie. Ik had niet verwacht dat dit zo snel zou gaan. Wij hopen dat dit houdbaar is. Ik ga ook geen overdreven verhalen vertellen. Het is wel een belangrijke tastbare vooruitgang.

Wij hebben inmiddels ook de vluchten. Eergisteren heeft Kam Air zijn maidenvlucht naar Tarin Kowt uitgevoerd. Ook minister Zia en zijn collega van transport zijn daarheen gegaan. Er is nu beter contact mogelijk tussen Kabul en Tarin Kowt.

De heer Haverkamp heeft nog gevraagd naar de Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan. Wij zijn nog steeds bereid. Er zijn inmiddels twee voorstellen gekomen. Het heeft heel lang geduurd. Het bleek toch niet zo gemakkelijk als het bedrijfsleven dacht. Wij hebben er met elkaar aan gewerkt om dat verder te brengen. Ook de representant van de Afghaanse regering die hier in de zaal zit, heeft daarin een belangrijke rol gespeeld.

Het Dutch Consortium Uruzgan wordt gevormd door de ngo’s die in Uruzgan werken. Zij hebben zich gecommitteerd aan een meerjarig programma. Het betreft een bijdrage aan goede finale plannen. Zo heb ik het indertijd ook toegezegd aan de Kamer. Nu kunnen we het doen en hebben wij het gedaan. Het gaat om een bijdrage aan een vierjarig programma van vijf Nederlandse organisaties en tien Afghaanse partners voor een totaalbedrag van 14 mln. Dat zijn activiteiten in civil society, institutionele versterking, gezondheidszorg, onderwijs, sociale ontwikkeling, rurale ontwikkeling, diergezondheid en veeteelt. Er zijn ook steeds meer ontwikkelingsprojecten die het gebied rond de Baluchivallei en het naburige Deh Rashan bereiken. De inktvlek breidt zich dus steeds verder uit. Omdat je een basis hebt in Tarin Kowt kun je verder uitbreiden. Er is bijvoorbeeld een nieuw gezondheidscentrum geopend in Sorg Morghab. Dat is een belangrijke vooruitgang in de medische mogelijkheden voor mensen in Uruzgan. Zij hebben dat in hun geschiedenis nog nooit gekend.

Op het gebied van onderwijs gaat het vooral om de accelerated learning classes. Die zijn aanzienlijk uitgebreid, van 70 naar 130. Gelukkig zie je nu een toename van het aantal meisjes. Er is sprake van een vernegenvoudiging. Dat betekent dus dat wij daarover redelijk positief kunnen zijn. De Afghaanse wensen met betrekking tot wat de Amerikanen «civilian search» noemen, worden gedaan op basis van de prioriteiten van het Afghaanse plan ter zake. Dat heet het Civilian Technical Assistance plan. Ik zal u gezien de tijd de details besparen, maar ik denk dat dit toch belangrijk is om het civiliseringsproces waar Nederland in de PRT mee begonnen is, uit te breiden naar andere regio’s en landen. Het feit dat wij meer Afghaanse organisaties weten te committeren, is zeker zo belangrijk als het feit dat wij buitenlandse ngo’s aantrekken. Afghanistan is een land met een vrij grote traditie van goede ngo’s. Die krijgen opnieuw een kans. Dat betekent dat de internationale organisaties daarin een belangrijke rol kunnen spelen. In de RC South waar de ministers van Defensie van die regio bij elkaar komen, zie je dat de civiel militaire afstemming belangrijk is. Het moet ook een rol spelen bij het afstemmen van de bestaande projecten en programma’s met de inzet van die aanzienlijke extra hulpbudgetten vanuit de VN. De invulling van de programma’s wordt zo veel mogelijk regionaal bekeken. Het is belangrijk om dat gezamenlijk te doen met de belangrijke landen die daar nu zitten.

UNAMA wordt fors op de proef gesteld. Ik vind het heel belangrijk dat Kai Eide die rol heeft gekregen. Het tekort aan personeel moet worden aangepakt en dat gebeurt ook. Dat zal de komende tijd nog wel aandacht blijven vragen, zowel bij de VS als bij andere partners. Nederland heeft op een aantal punten heel specifieke voorstellen en ideeën aangeleverd. Wij hopen dat die worden uitgevoerd.

De minister van Buitenlandse Zaken is al ingegaan op de positie van vrouwen in het verkiezingsproces en op de lokale waarnemers.

De fondsen zijn 5 mln. in 2008 en 3 mln. in 2009.

Iran zet inderdaad vluchtelingen uit. In 2008 waren dat ruim 400 000 Afghanen die niet als vluchteling waren geregistreerd. In 2009 heeft Iran tot nu toe meer dan 178 000 Afghanen uitgezet. Het betrof vooral werkzoekende jongemannen. Een deel van de uitgezette Afghanen is direct weer teruggekeerd naar Iran om daar bouwwerkzaamheden uit te voeren. De Iraanse regering is nu begonnen met het verlenen van werkvergunningen aan Afghaanse vluchtelingen. Het is ons nog niet precies duidelijk om welke aantallen het gaat omdat wij er niet direct bij betrokken zijn.

Dan zijn er nog vragen gesteld over de humanitaire situatie in Pakistan. Nederland heeft eind 2008 in totaal 1,5 mln. bijgedragen aan het oorspronkelijke verzoek voor Humanitaire hulp aan ontheemden in Pakistan via de UNHCR en het internationale Rode Kruis. Het is inderdaad ondergefinancierd. Ik vind dat er een internationale onderwaardering is voor de crisis waarin de Pakistani zich bevinden. Wij moeten heel goed kijken hoe dit gaat. Je kunt wel een vluchtelingenstroom hebben, maar als die niet goed wordt opgevangen en er ook geen goede instrumenten zijn om mensen terug te laten keren als dat kan, werk je extremisme eerder in de hand dan dat je het voorkomt. Dat is een zorg die wij met de GroenLinks-fractie delen. Er is ook wel kritiek geweest op de VN-aanpak. De betrokkenheid van lokale organisaties op dat terrein is overigens wel verbeterd. Wij hebben gedacht om met de financiële steun via bijvoorbeeld het Rode Kruis en de Rode Halve Maan het meest effectief te kunnen zijn in het bereiken van de mensen waarom het gaat.

Dan kom ik op de drugsproblematiek. Ik geloof dat het duidelijk is dat het heel belangrijk is wat Holbrooke heeft gedaan. De Nederlandse regering verwelkomt dat. Het betekent dat de Amerikaanse regering inziet dat het simpelweg platbranden van velden contraproductief werkt en onze eigen mensen in gevaar brengt. Dat kan gewoon niet. Wij zijn blij dat de lijn die Nederland twee jaar geleden met de artikel 100-brief heeft ingezet, nu aanvaard wordt door onze grootste partner daar. Dat is vooruitgang. Dat zal meer opleveren in het bestrijden van drugs. Iedereen weet dat het militair uitroeien van velden helemaal niets oplevert in de drugsbestrijding. Het is belangrijk om het anders doen. Je bent bereid om de eradicatie alleen als een onderdeel te zien. Je doet dat alleen als er overlegd is en als er alternatieven zijn aangeleverd. Daarna moet je iets belangrijks doen om het effectief te laten zijn: interdictie. Je pakt niet de kleine mensen, maar de grote jongens – de families die in Kabul in de regering zitten – en de transporten. Dat is de essentie van de zaak. De minister van Defensie heeft erop gewezen hoe dat effectief kan. Het is vooruitgang dat de Amerikanen ons in staat stellen om een deuk in een pakje boter te slaan. Ik heb daarvan zelf in de brief een aantal voorbeelden genoemd. Natuurlijk kan het nog beter en sterker, maar dat is niet zo eenvoudig. De GroenLinks-fractie vond dat er zo snel mogelijk naar Nederland geëxporteerd zou moeten worden. Laten wij er in hemelsnaam voor zorgen dat de regionale markten eerst eens goed worden bediend. Voor zo ver je het kunt internationaliseren en kunt helpen met standaarden is de Nederlandse regering daartoe zeker bereid.

De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording. De CDA-fractie is het met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking eens dat er alternatieven moeten zijn op het gebied van drugs. Wij hebben dat bij de begroting ook neergezet. Ik constateer dat er bijna 10 000 hectare is en dat er maar 70 hectare is verdwenen in het afgelopen jaar. Dan kan ik niet spreken van een succesvolle aanpak. Kunnen er afspraken gemaakt worden met de Afghaanse overheid dat zij zelf initiatieven neemt en dat wij haar daarbij ondersteunen? Zij heeft de verantwoordelijkheid en moet dit niet verder laten doorgaan.

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording van de vragen. Over het laatste punt van de heer Haverkamp heb ik een vraag. Stel nu eens dat wij onze eigen methode van de alternatieve middelen serieus nemen: hoeveel capaciteit zouden wij dan eigenlijk hebben? Dat is natuurlijk wel een belangrijk punt. Als de capaciteit namelijk vrij beperkt zou zijn, en ik vrees dat dit zo is, moeten wij wel met elkaar constateren dat de financiering van de taliban vrolijk doorgaat. Dan blijven wij dit probleem houden. Daarnaast ben ik benieuwd hoe het staat met de weg van Tarin Kowt naar Chora.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik blijf met het probleem zitten dat ik niet kan inschatten wat nu de omvang van het militaire succes is. Eerder zijn er aantallen van taliban genoemd, ook door de NAVO. Die gaat er wel concreet op in. Ik vind dat de Nederlandse regering ook moet zeggen wat het succes is bij het aangrijpen, arresteren of doden van de taliban in de provincie waarvoor Nederland de verantwoordelijkheid heeft; Uruzgan. Wij verschillen daarover van mening, maar ik blijf dat herhalen.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking spreekt over een internationale 3D-benadering in Pakistan. Ik vraag mij af welke volkenrechtelijke legitimatie er voor die ene D is. Ik begrijp dat er afspraken zijn tussen de president van Afghanistan en Pakistan over de aanvallen in het grensgebied. Zij verzoeken kennelijk de Amerikanen om die aanvallen uit te voeren. Wat is de Defensie-kant waarover de minister voor Ontwikkelingssamenwerking spreekt?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording. Ik heb nog een vraag over de civilisering. Als ik het goed begrijp zijn op dit moment twaalf mensen werkzaam vanuit Ontwikkelingssamenwerking. Ik noem dat maar een kleine ambassade op Kamp Holland. Ik zou graag van de minister horen wat de activiteiten zijn en of zij weg kunnen en op welke termijn dan. Graag krijg ik nog enige toelichting op de civilisering van de PRT’s en op de beveiliging daarvan. In hoeverre is er een proces op gang gekomen van het meenemen van minder militairen naar bezoeken?

Aan de minister van Defensie heb ik een vraag over de gemeenteraadsverkiezingen. Ik voeg me enigszins bij de heer Pechtold. Ik zou de minister willen vragen om met de bonden en de collega’s uit te zoeken welke mogelijkheden er zijn. Ik heb namelijk het gevoeld dat wij daarmee morgen – ik ben even heel praktisch – een VAO kunnen voorkomen.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Mevrouw Eijsink lijkt gedachten te kunnen lezen. Ik dank de regering zeer voor de antwoorden. Ik kijk anders aan tegen de uitspraken van secretaris-generaal De Hoop-Scheffer. Ik vind het jammer. Ik vind met name de beantwoording van minister Koenders over de aanpak per provincie nog steeds overtuigend. Het verhaal van de minister van Buitenlandse Zaken over de presidentsverkiezingen was mij ook duidelijk. Ik dank de regering.

Minister Verhagen: Voorzitter. Aan mij zijn geen aanvullende vragen gesteld.

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Het is bijna een indicatie van het succes van onze operatie dat vrijwel alle vragen op het terrein van collega Koenders liggen. Daar zit iets in.

Aan de heer Van Bommel heb ik over het aangrijpen niet meer te vertellen dan ik in eerste termijn heb gezegd. Over de gemeenteraadsverkiezingen of de verkiezingen als zodanig hebben mij geen klachten bereikt. Voor zover ik een verantwoordelijkheid draag of kan dragen bij het oplossen van klachten ben ik daarvoor beschikbaar. Als de woordvoerders klachten hebben ontvangen: geef ze mij maar door. De eerste verantwoordelijkheid ligt niet bij Defensie.

Minister Koenders: Voorzitter. Misschien is bij de heer Haverkamp het misverstand gerezen dat de Nederlandse regering drugsbestrijding niet essentieel zou vinden. Het tegendeel is het geval. Ik denk dat wij de afgelopen periode met z’n drieën duidelijk hebben aangegeven wat het risico is van drugsbestrijding, namelijk financiering van zowel de criminele onderdelen van de staatsstructuur van Afghanistan als van de taliban. De vraag is steeds geweest wat het meest effectieve middel daartegen was. Als je de situatie bestudeert, zie je dat het te maken heeft met slecht bestuur, corrupte overheidsfunctionarissen en het feit dat de papaverteelt zich kan verspreiden van de ene regio naar de andere. Het is namelijk moeilijker om bepaalde terreinen te bereiken, want het ene is dichter bevolkt dan het andere. Wij moeten de eigen verantwoordelijkheid niet ontkennen, maar het is primair een verantwoordelijkheid van de Afghaanse overheid. Wij zijn bereid om daarbij de Afghaanse overheid te ondersteunen. Wij willen dat bijvoorbeeld doen om de plannen van de gouverneur in Uruzgan te ondersteunen. Daarom is er ook iemand van het KLPD bij betrokken. Daarom is er ook iemand van de Drug Enforcement Administration betrokken bij het tegengaan van drugs en drugshandel. Interdictie, eradicatie en alternatieve bestaansmiddelen moeten elkaar ondersteunen. Dat betekent niet dat je nooit mag eradiceren, maar je mag dat niet doen op de manier waarvan Holbrooke terecht heeft gezegd dat het het recept is om mensen in de armen van de taliban te jagen. Ik vind het belangrijk dat dit nu inderdaad beëindigd is en dat wij gezamenlijker en effectiever kunnen werken. Ik ben het met de heer Haverkamp zeer eens dat wij onvoldoende succes hebben in Uruzgan. Dat is ook onze zorg. Wij moeten echter geen methode hanteren die naar onze opvatting niet alleen een gevaar is voor onze eigen mensen maar ook niet effectief zou kunnen zijn. Ik denk op basis van de uitspraken van de heer Holbrooke, dat de Amerikaanse regering dat ook heeft geconcludeerd.

Mevrouw Eijsink stelde een vraag over de bewegingsvrijheid van de civielen. Zij zijn steeds mobieler gaan werken en dat is goed. Dat wordt ook goed gecoördineerd met de commandant van de TFU. In heel veel gevallen kan men nog niet zonder gewapende begeleiding. Er wordt wel steeds bekeken wat mogelijk is en op welke manier dat het beste kan plaatsvinden. Dat geeft aan dat het heel belangrijk is dat wij daar in die 3D-benadering zitten.

Dan kom ik op de internationale 3D-aanpak in Pakistan. De heer Van Bommel hoeft zich geen zorgen te maken. Het betekent niet dat wij zonder enig mandaat de Pakistaanse regering militair zouden moeten ondersteunen. Het gaat erom dat het in het noorden van het land essentieel is dat wij ontwikkeling, diplomatie en militaire instrumenten bij elkaar houden. Wij zullen waarschijnlijk eerder de internationale component op het terrein van ontwikkeling ...

De heer Van Bommel (SP): Internationaal?

Minister Koenders: U weet heel goed wat ik bedoel. U probeert nu te suggereren dat dit niet het geval zou zijn. Ik vind het belangrijk dat naast datgene dat de Pakistaanse overheid en de militairen daar doen, de rest wordt ingekapseld in een 3D-benadering en dat Nederland bereid is om op het terrein van ontwikkelingssamenwerking te ondersteunen. Er is hier geen enkele suggestie dat de NAVO het mandaat zou hebben om dat te doen.

Dan kom ik op de aanleg van de weg van Tarin Kowt naar Chora. Na de vestiging in Uruzgan van afgelopen zomer is het bouwen van de weg van start gegaan. De survey is in september 2008 snel ter hand genomen. Daarnaast zijn de technische voorbereidingen gestart en er is een aanbesteding geweest. Op 2 mei is men begonnen met de aanleg van de eerste 16 kilometer. Omdat de veiligheidssituatie in de afgelopen periode verbeterd is door de activiteiten van collega’s van Defensie, hebben wij de indruk dat de weg op schema kan worden aangelegd.

Toezeggingen

– Bij de evaluatie van de missie in Afghanistan zal specifiek worden ingegaan op de nazorg voor uitgezonden militairen.

De heer Pechtold (D66): Ter voorkoming van een VAO vraag ik de minister van Defensie voor een laatste keer: is hij bereid na consultatie van de bonden in overleg met de Kiesraad te bekijken in hoeverre het vanuit goed werkgeverschap mogelijk is het kiesrecht van militairen te optimaliseren? Anders zal dit ongeveer het dictum van mijn motie zijn.

Minister Van Middelkoop: Het is voor mij lastig om inhoudelijk te reageren omdat mij geen klachten bekend zijn van de militaire bonden. Ik heb opdracht gegeven om dat na te gaan. Die resultaten zal ik zeker wegen.

De heer Pechtold (D66): Is het ja of nee?

De voorzitter: Mijnheer Pechtold ...

Minister Van Middelkoop: Elke minister die tot de conclusie komt dat zijn werknemers meer mogelijkheden moeten kennen op dit gebied, zal actie ondernemen. Maakt u zich daar geen zorgen over. De heer Pechtold maakt voortdurend een groot probleem van iets wat het naar mijn overtuiging niet is en daar doe ik gewoon niet aan mee.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, zou u een VAO voor morgen willen aanmelden?

De voorzitter: Dat moet u zelf doen, mijnheer Pechtold.

Ik dank de ministers en hun ambtenaren die hen hebben ondersteund voor hun komst naar de Tweede Kamer.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Haverkamp (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).