Kamerstuk 21501-32-435

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 435 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 februari 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 19 januari 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 14 januari 2011 met de geannoteerde agenda Landbouwraad 24 januari 2011 (21 501-32, nr. 429);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 29 november 2010 met fiche klonen van dieren voor voedselproductie (22 112, nr. 1098);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 17 december 2010 met de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 13 en 14 december jl. plaatsvond in Brussel (21 501-32, nr. 427);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 7 januari 2011 met achtergronden en de feitelijke stand van zaken in Nederland ten aanzien van de dioxinebesmetting in Duitsland (26 991, nr. 295);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 11 januari 2011 met verklaring 11 EU-lidstaten over Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (28 625, nr. 110);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 januari 2011 met informatie over Gemeenschappelijk Landbouwbeleid-pilots (GLB) n.a.v. toezegging AO Landbouwraad (28 625, nr. 109);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 10 januari 2011 met Fiche inzake de mededeling gezondheid van honingbijen (22 112, nr. 1122);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 11 januari 2011 met concept EU-verordening ter harmonisatie van de bemonstering en analyse van niet in de EU toegelaten ggo's in diervoeder (32 472, nr. 6);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 januari 2011 met dioxineproblematiek en aalvisserij (26 991, nr. 307);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 januari 2011 met verslag schriftelijk overleg inzake achtergronden en de feitelijke stand van zaken in Nederland t.a.v. de dioxinebesmetting in Duitsland (26 991, nr. 306).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de van de commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Koopmans

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Grashoff, Jacobi, Koopmans, Ouwehand, Snijder-Hazelhoff, Van Veldhoven,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Ik heet staatssecretaris Bleker en zijn mensen welkom. De staatssecretaris heeft nu al een punt van orde. Dat is heel bijzonder, maar dat kan.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik heb gisteren een herziene versie van de agenda van de Landbouwraad ontvangen. Het punt van de aanpassing van de integrale gemeenschappelijke marktordening van landbouwmarkten aan het Verdrag van Lissabon is van de agenda gehaald. Het punt van de situatie op de varkensmarkt en dioxinekwestie in Duitsland is echter aan de agenda toegevoegd. Dat is een verzoek van België, dat is ondersteund door diverse andere lidstaten. Ik stel het zeer op prijs om de aanwezige leden daar vooraf mondeling over te informeren, ook gelet op het overleg dat ik vanochtend met de varkenssector heb gehad.

De voorzitter: Ik stel aan de commissie voor om gehoor te geven aan het verzoek van de staatssecretaris om hem vooraf gelegenheid te geven ons nader te informeren over de situatie op de varkensmarkt, omdat hij daarover vanmorgen ook een gesprek heeft gehad. Hoeveel tijd heeft hij daar ongeveer voor nodig?

Staatssecretaris Bleker: Tien minuten.

De voorzitter: Het woord is aan de staatssecretaris. Er zijn geen interrupties mogelijk, want het betreft een mededeling vooraf.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De inkomenssituatie in de Europese varkenshouderij is al een aantal jaren niet rooskleurig. In de tweede helft van 2010 is de inkomenssituatie zorgwekkend geworden. Dat heeft met name te maken met de sterk stijgende kosten van voer te maken. Die situatie doet zich bij ons voor, maar ook in andere lidstaten. Eigenlijk neemt de Nederlandse varkensvleesketen nog een relatief gunstige positie in. Dat heeft vooral te maken met de hoge efficiency waarmee geproduceerd wordt.

Daarnaast doet zich het probleem van de dioxinecrisis in Duitsland voor. Laat ik volstrekt duidelijk zijn: Duitsland zorgt er met diverse maatregelen voor dat varkensvlees ook in Duitsland veilig vlees is. In Nederland was, is, en blijft varkensvlees veilig en goed vlees; een veilig en goed product. Door de dioxinecrisis in Duitsland is de consumptie wel behoorlijk gedaald en zijn de varkensvleesprijzen de afgelopen twee weken sterk gedaald, in de orde van grootte van € 0,23 per kilo. Daardoor zijn ook de varkensvleesprijzen in omliggende landen van Duitsland onder druk komen te staan. Landen als België en Nederland exporteren namelijk een zeer substantieel deel naar Duitsland.

Hoewel de Nederlandse producten volkomen veilig zijn en onder een hoge standaard tot stand komen en de Nederlandse varkensketen uit kwalitatief sterke ondernemingen bestaat, is de marktsituatie ook voor de Nederlandse varkenshouders nijpend geworden. Het gaat in overwegende mate om gezinsbedrijven. Wij moeten ons even verplaatsen in de situatie. Het gaat om kapitaalintensieve bedrijven, met op zichzelf al smalle marges, waarbij het geweldig aankomt op efficiënte productie. Die bedrijven komen op dit moment echt in de problemen, maar die problemen kunnen niet zo makkelijk even worden opgevangen met een buffer. In de afgelopen twee à drie jaar konden er namelijk geen geweldige buffers worden opgebouwd.

Vanochtend hebben wij het initiatief genomen om met elkaar om de tafel te gaan. Wat is daaruit gekomen? In de eerste plaats zal ik nogmaals, vandaag dan wel morgen, contact opnemen met mijn Duitse collega om nog eens onder de aandacht te brengen dat wij geweldig meeleven met hun problemen en het probleem van de varkenshouders aldaar. Wij zien in dat het probleem in Duitsland ook geweldige gevolgen heeft voor de omliggende landen. Zij en wij moeten er dus van overtuigd zijn dat er maatregelen worden genomen die ook leiden tot herstel van het vertrouwen bij de consument. Dat is de absolute voorwaarde. Dat is ook de enige manier om eruit te komen. Het contact met Duitsland wordt voortgezet en geïntensiveerd.

In de tweede plaats is in het overleg van vanochtend ook benadrukt dat de varkenssector door de markt wordt gereguleerd. Vanochtend is nog eens bevestigd dat dit ook de toekomst is. Deze sector wordt door de markt gereguleerd; ondernemingen moeten reageren op veranderingen in het gedrag van consumenten enzovoorts. Dat moet ook voor de toekomst het uitgangspunt blijven. In overleg met de sector hebben wij gezegd dat er desalniettemin sprake is van een structureel vraagstuk. De prijzen staan namelijk al langer onder druk. België heeft in de vorige voorzittersperiode van de Europese Unie het initiatief genomen om in Europees verband een soort high level group in te stellen, die zich kan buigen over de vraag wat de structurele factoren zijn die moeilijkheden veroorzaken in de totale keten en wat je daaraan kunt doen. Die groep wordt ingesteld en daaraan zullen wij op Europees niveau volop meedoen. Daarnaast zullen wij een soortgelijke groep in Nederland instellen. Wij hebben zojuist met de sector afgesproken dat een aantal knappe koppen die tijd hebben op korte termijn met elkaar om tafel gaan, om te bezien welke structurele factoren er spelen en in welke mate die beïnvloedbaar zijn. Er is overigens afgesproken dat de partijen in de keten elkaar bij de hand houden, met respect voor de werking van de markt.

De vraag is of er reden is om op korte termijn op Europees niveau te interveniëren. Wij overleggen daarover vanavond met minister-president Kris Peters van Vlaanderen, die aldaar ook portefeuillehouder landbouw is. Wij overwegen het volgende. In Europa bestaat reeds de private opslagregeling. Als er sprake is van een uitzonderlijke marktsituatie, wordt daarmee de mogelijkheid geboden om tijdelijk, met Europese steun, delen van de productie uit de markt te nemen. Op die manier kan de markt enigszins worden gestabiliseerd, waarna men die productie later weer geleidelijk op de markt kan terugbrengen. Wij willen serieus bekijken of de private opslagregeling enige hulp kan bieden in de huidige situatie. Daartoe zie ik wel mogelijkheden. Wij zullen daarover vanavond spreken. In de sector staat men daar op zichzelf positief tegenover. Ook de Europese organisatie in kwestie, de Copa-Cogeca, heeft laten weten dat een opslagregeling in deze uitzonderlijke situatie op z'n merites moet worden beoordeeld. Aanstaande maandag wordt dit in de Landbouwraad besproken. Ik ben geneigd om daar positief mee om te gaan. Dat wilde ik over de korte termijn zeggen en ik heb aangeven hoe wij op de langere termijn willen opereren.

De voorzitter: Wij beginnen nu met het reguliere overleg.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik wil allereerst iets zeggen over de situatie in de varkenssector. Laat ik beginnen met de dioxinecrisis. Dat was ik sowieso al van plan, maar het is goed dat de staatssecretaris alvast een voorzet heeft gegeven. Met die voorzet gaf hij aan de zorgelijke situatie te onderkennen. Dat komt voor het grootste deel voort uit de dioxinecrisis in Duitsland. De staatssecretaris zegt dat er grote problemen zijn, dat er naar oplossingen wordt gezocht, dat er weer consumentenvertrouwen moet komen en dat Duitsland maatregelen moet nemen. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Ik had zelf het idee dat Duitsland, wil het consumentenvertrouwen echt terugkomen, duidelijk moet aangeven welke bedrijven op slot zitten en van welke bedrijven de producten niet op de markt kunnen komen. Zij zullen dat scherp moeten neerzetten. Naar mijn idee moeten zij die producten uit de markt nemen. Zolang dat niet gebeurt, komt het consumentenvertrouwen niet echt terug en blijft de zaak ook voor de Nederlandse sector onder druk staan.

Er is een heel nauwe relatie met het structurele vraagstuk. Wij zagen dit namelijk allemaal aankomen. De Kamer heeft vorig jaar niet voor niets al hoorzittingen gehouden over de vraag hoe het zit met de verdeling van de marges in de keten. Daar heeft het ook alles mee te maken. Ik ben blij dat de staatssecretaris dat nu ook signaleert. Ik was namelijk bezorgd over zijn reactie op de instelling van de high level group. Ik was ook bezorgd over de reactie van de Commissie, om op Europees niveau meer inhoudelijk te bekijken hoe het zit met de markt en met de marges in de varkensvleessector. Het doet ons zeer goed dat hij er in principe voorstander van is om een high level group in te stellen, zelfs op Nederlands niveau. In de brief werd daar namelijk nog afwijzend op gereageerd. Daarin werd gesteld dat er meer transparantie moet zijn en dat er naar toegevoegde waarde gekeken moet worden. In die zin ben ik positief over de antwoorden die de staatssecretaris geeft, maar op Europees niveau moet er echt druk op Duitsland worden uitgeoefend; er moet op heel korte termijn ingegrepen worden in Duitsland. Hij zegt dat er voor de langere termijn eventueel gekeken moet worden naar private opslag, gelet op de marksituatie. Kan die maatregel ook ingezet worden voor de problematiek in Duitsland? Mijn fractie is namelijk van mening dat daar snel moet worden ingegrepen, omdat het veel te lang duurt en het sectorenbreed grote zorgen geeft. Laten wij niet vergeten dat het niet alleen om de varkenssector gaat, want ook de kippen- c.q. eierensector krijgt hierdoor een flinke klap.

Ik ga verder met de brand bij Moerdijk en de gevolgen daarvan voor een aantal sectoren. Die gevolgen staan niet helemaal in verhouding tot de dioxinecrisis, maar hebben ongeveer hetzelfde effect. Ook door die brand kunnen producten niet verhandeld worden, doordat ze niet van het land komen. Volgens ons is ook daarover zo snel mogelijk duidelijkheid gewenst. De staatssecretaris heeft ons een reactie gegeven op de meetresultaten. Daarin geeft hij aan dat vaststaat dat de waarden in een zone van buiten 10 km nu goed zijn. Daarom adviseren de minister van Volksgezondheid en deze staatssecretaris dat er weer groente van het land kan worden gehaald. Dat is positief. Ventileer en draag zo snel mogelijk uit dat er geen enkel gevaar voor de volksgezondheid is en dat producten die op de markt komen, goed zijn. De staatssecretaris geeft echter aan dat er nog nadere metingen moeten worden verricht in het gebied binnen 10 km. Zeker de volksgezondheid en de zorg daarvoor zijn van essentieel belang, maar ook hierbij zeg ik: ga met snelheid te werk. Als het niet kan, communiceer dat ook en ga tot actie over richting de boeren. Daarover moet namelijk ook duidelijkheid komen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mevrouw Snijder, dank dat u zich net als wij zorgen maakt over de boeren rond Moerdijk. Minister Opstelten heeft de brand in een debat een ramp genoemd. Hetgeen in de stukken van de staatssecretaris wordt voorgesteld, is in overeenstemming met de manier waarop de protocollen dan werken. Ik heb het zelf meegemaakt bij de ATF-brand in Drachten. Er is gisteren over een motie van de ChristenUnie gestemd. Die motie ging over het oprichten van een fonds, eendachtig de gewone protocollen. Daarmee kun je tegemoetkomen als er bijvoorbeeld geen melk naar de fabriek kan en er extra voer gekocht moet worden. Daar heeft de VVD tegengestemd en ik heb het idee dat dit haaks staat op hetgeen u nu allemaal beweert.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb helemaal niet het idee dat dit haaks daarop staat. Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt. Dan zijn de schades namelijk beperkter, dan als wij de zaken maar laten lopen. U vindt mij op uw pad als u zegt dat het allemaal nog sneller had gekund. Waarom hebben wij gisteren tegengestemd, net als beide andere coalitiefracties? Ik weet niet welk motief zij daarvoor hadden, maar ons motief was: wij moeten goed in beeld hebben wat de schades zijn, voordat we een noodfonds inrichten. Wij moeten ons ook realiseren dat niet alleen de agrarische sector schades ondervindt, maar dat het veel breder is. Dat willen wij wat beter in beeld hebben. Het staat echter buiten kijf dat wij ons realiseren dat het juist voor de sectoren in de buurt van het gebied belangrijk is om snel te weten of er binnen de zone van 10 km helemaal niets meer kan worden geoogst. Dan moeten er ook wat ons betreft maatregelen worden genomen.

Ik heb nog twee puntjes, die niet eens allemaal te maken hebben met de Landbouw- en Visserijraad. Ik begin met de uitbetaling van de toeslagrechten. Koppen als: «Ministerie van Landbouw betaalt tergend traag» zijn zeer triest om te moeten vernemen. Dan gaat het ook nog om schades die in het seizoen 2009–2010 door het ganzenbeheer in met name Noord-Nederland zijn ontstaan. Die vergoedingen zijn nog steeds niet betaald. Als dat vastzit op de salesregistratie, is dat wel heel teleurstellend. De staatssecretaris hoopt dat in februari 2011 ongeveer 70% van de toeslagrechten is uitbetaald. Ik hoop dat van ganser harte, want de druk op Kamerleden is ook enorm omdat vele boeren op de toeslagrechten zitten te wachten, ook al lijkt het allemaal heel aardig te gaan. Dat is op zich al een zorgelijke ontwikkeling en daarom zeg ik: alle hens aan dek om te zorgen dat we over de 70% heengaan. Dat moet naar ons idee mogelijk zijn.

Tot slot heb ik nog een grote zorg. Daarover lees ik in de stukken die wij vanuit Brussel krijgen. Er reizen nu veterinair experts naar Bulgarije af voor de mond-en-klauwzeerzorg, om te bekijken welke maatregelen nodig zijn. Dat is op zich goed, maar dat probleem suddert al heel lang in die regio. Wat gaat de EU, de Landbouwraad, daaraan doen? Wij weten namelijk dat ook Bulgarije veel exporteert via havens. Daar zitten heel grote risico's aan. Wij moeten er niet aan denken dat er ook maar één beest richting Nederland gaat of dat er iets overgebracht door iemand, want dan hebben wij in Nederland echt een probleem.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Er is een nieuwe EU-voorzitter: Hongarije. Wij hebben gelezen wat het werkprogramma ongeveer wordt. Ik heb daarover twee vragen. In Hongarije worden ganzen nog altijd levend geplukt. Daarover hebben wij al vaker discussie gehad. Het lijkt mij leuk als de staatssecretaris aan de kersverse voorzitter vraagt hoe die denkt over een inbreukprocedure tegen Hongarije, het eigen land dus, om dit Europese verbod ook echt na te leven. Ten tweede valt ons in het werkprogramma het actieplan op het gebied van dierenwelzijn op. Het actieplan dat 2010 liep, is aan vervanging toe. Volgens mij zijn wij aan de late kant met de inzet daarvoor. Ik vraag de staatssecretaris daarom: wat wordt de Nederlandse inzet? Wanneer kan de Kamer die tegemoet zien, zodat wij daarover een debat kunnen voeren?

Ik ga verder met de varkensmarkt, waarover de staatssecretaris het een en ander heeft gezegd. Hij zegt dat de markt reguleert en dat dit het uitgangspunt blijft, maar de vraag is dan wat de toekomst van die sector is. Ik hoor graag wat hij vindt van de protesten die de sector de afgelopen dagen heeft georganiseerd.

Dan de dioxinecrisis. Je kunt je klok erop gelijk zetten dat een dergelijke crisis eens in de zoveel tijd voorbij komt. Dat komt doordat wij industrieel afval aan varkens en kippen blijven voeren. Dat is er aan de hand en dat moeten wij aanpakken. Via schriftelijke vragen hebben wij gepleit voor een positieflijst voor veevoer. De staatssecretaris wuift dat idee weg in plaats van er serieus naar te kijken. Dat stelt ons erg teleur. De Partij voor de Dieren vindt dat wij de kwaliteit van het voer van dieren moeten garanderen. Dat kunnen wij nu niet. Het is niet de eerste keer dat er iets aan de hand is. Bovendien zijn er signalen dat het nog wel eens veel groter kan zijn. Een positieflijst kan daarvoor een goede oplossing vormen. Graag alsnog een reactie.

De heer Koopmans (CDA): Mevrouw Ouwehand, vindt u dat broodmeel op de positieflijst moet?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vind dat wetenschappers daarnaar moeten kijken en op basis van hun argumenten antwoord ik daar ja of nee op.

De heer Koopmans (CDA): Broodmeel is gemalen brood, brood dat mensen kunnen eten. Mogen varkens dat eten? Moet dat op de positieflijst?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil mij daarover laten informeren door wetenschappers. Ik zeg nu geen ja of nee op alle voorbeelden die de heer Koopmans noemt. Ik vraag me wel eens af of de afgekeurde M&M's die ik wel eens in de voederbakken voor varkens zie ronddrijven, gezond zijn. Wij maken onze afweging op basis van een wetenschappelijke analyse, volgens vastomlijnde criteria. Daarom geef ik nu geen antwoord op voorbeelden.

De heer Koopmans (CDA): Met de volgende vraag geef ik aan hoe wij ertegenaan kijken. Het is prima om broodmeel te voeren, maar als het even te lang gebakken is, zit er toevallig dioxine in. Dat hebben wij ooit meegemaakt in Nederland. Dan is het weer geen goed idee. Gelet op mijn twee voorbeelden, stel ik nogmaals de vraag: is de positieflijst een oplossing of niet? Ik denk van niet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is mij duidelijk. Daarom willen wij aan de hand van wetenschappelijke inzichten de voor- en nadelen beoordelen van de verschillende typen voer die op zo'n positieflijst kunnen komen. Broodmeel klinkt onschuldig, maar daar kan inderdaad het een en ander inzitten. Dat willen wij over broodmeel weten en over andere voorstellen die worden gedaan. Wij denken dat zo'n positieflijst wel een goed idee is.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik leid hieruit het volgende af. Mevrouw Ouwehand vindt eigenlijk dat het onderscheid dat is gemaakt, de verschillende stromen voor food en allerlei andere zaken, nog onvoldoende is. Daar is het fout gegaan: technisch vet is eventueel in een stroom van vet voor voedsel terechtgekomen. Mevrouw Ouwehand vindt zelfs dat onderscheid nog te weinig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mevrouw Snijder, dat kunt u concluderen. Gelet op de schandalen die zich gemiddeld een keer per anderhalf jaar herhalen, moeten wij concluderen dat het systeem niet werkt. Wij gaan aan de veiligere kant zitten als wij een lijst opstellen met producten die zijn toegestaan. Op die manier lopen wij geen risico's. Wij moeten er letterlijk iedere dag bij gaan staan om te kijken wat er vermengd wordt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij hebben dus al een heel forse scheiding tussen hetgeen in technische vetten kan en wat in vetten voor de dierlijke voedselconsumptie mag. Mevrouw Ouwehand denkt het dilemma dus met een positieflijst te kunnen wegnemen? Is dat geen schijnzekerheid of schijnveiligheid?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk dat het een goede bijdrage kan leveren aan een veiligere diervoedersector. Volgens mij kan het de administratieve lasten ook enorm beperken. Er zijn dan namelijk nog maar een paar soorten voeder die je mag gebruiken en dat scheelt enorme controle en handhaving. Daar zou de VVD ook voor moeten zijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij willen geen schijnveiligheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar zal ik de VVD aan houden in andere debatten.

Er is een enorm schisma op het punt van het klonen van dieren. Europa heeft gezegd: wij willen dat niet, er komt in elk geval een moratorium. De nakomelingen van gekloonde dieren en de producten daarvan kun je echter niet goed detecteren. Dat is erg vervelend. Dan druk ik me voorzichtig uit, want wij wijzen het ethisch af. De dierenwelzijnsproblemen zijn enorm blijkt uit EFSA-rapportages, los van de vraag of je überhaupt moet willen knutselen met dieren. Europa zegt nu dus: nee, wij willen dergelijke producten niet. Het kan echter gebeuren dat nakomelingen van gekloonde dieren en producten daarvan op de Europese markt terechtkomen en dat wij daar niets tegen kunnen doen. Dat gaat ons echt veel te ver. Europa moet zich houden aan het standpunt dat wij niet moeten beginnen met het klonen van dieren en de producten daarvan niet moeten afnemen. Als het niet goed gedetecteerd kan worden, moeten wij onze markten sluiten voor producten die uit landen komen waar gewerkt wordt met het klonen van dieren in de industrie. Dan gaat het bijvoorbeeld om Canada, Amerika en Argentinië. Dat moet de inzet zijn. Graag een reactie daarop.

Ik ga verder met diervoeder en de ggo's; de nultolerantie en het opheffen daarvan. Tolerantie wordt soms als een linkse hobby weggezet door rechtse partijen. Voor de diervoedersector kan de tolerantie echter niet groot genoeg zijn. Als het aan de staatssecretaris ligt, mag niet meer alleen het diervoer legaal vervuild worden met gentech, maar ook gewone levensmiddelen voor mensen. Als het aan de staatssecretaris ligt, zet de EU de deuren wagenwijd open voor gentech. Dat is een hopeloos plan volgens de Partij voor de Dieren. Wij hopen erg en rekenen erop dat andere lidstaten dit voorstel niet zullen steunen. Ik ben benieuwd of Nederland tegen het voorstel stemt als het z'n zin niet krijgt.

Ik kom op de bijen. Het is goed dat Europa zich daar druk over maakt. Met opnieuw een potje voor onderzoek blijven wij naar onze mening onderzoeken totdat alle bijen op zijn. Er is geen tijd meer, er zijn onderzoeken zat en wij weten precies waaraan het ligt of in elk geval wat de risicofactoren zijn. Het is dus tijd voor actie. Wij moeten af van bestrijdingsmiddelen die de zenuwstelsels van onder andere bijen aantasten. Graag een doortastend plan van de staatssecretaris hiervoor.

Dan de dioxinepaling. De staatssecretaris heeft de Kamer gisteren geïnformeerd over de voortgang. Door de ZEMBLA-uitzending werd duidelijk waarop de Partij voor de Dieren al jaren wijst: er wordt niet gehandhaafd, de vervuilde paling komt gewoon op de markt. Jammer dat het nodig is dat ZEMBLA met dat soort feiten komt, voordat de regering een keer in actie komt. Het is goed dat het nu wel gebeurt. Ik heb nog een vraag over de constructie die de staatssecretaris gekozen heeft, namelijk via de Wet dieren. Waarom moet het per se via de Wet dieren? Wij zijn niet gelukkig met de druk die daarmee op de Eerste Kamer wordt gelegd om die wet snel te behandelen. Die truc hebben wij eerder gezien bij toenmalig minister Verburg. Zij hield bij hoog en bij laag vol dat zij alleen maar een positieflijst kon invoeren als de Wet dieren wordt aangenomen. Dat is oneigenlijk, dat is oneerlijk, want dat kan gewoon onder de nu vigerende Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Graag een toelichting van de staatssecretaris daarop. Als het aan ons ligt, komt er zo snel mogelijk een vangstverbod, maar dat kan ook via de middelen die nu al beschikbaar zijn.

De cosmetische industrie heeft gezegd: wij gaan het verbod op dierproeven voor cosmetica in 2013 niet halen. Dat komt normaal gesproken aan de orde in de Landbouwraad. Wat kan de staatssecretaris daarover zeggen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik begin met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de start van de pilots. Dat is een heel goede manier om zicht te krijgen op de wijze waarop wij de zaak in de tweede pijler kunnen versterken. Ik deel absoluut de inzet van de staatssecretaris om het ondernemerschap op gebiedsniveau te promoten. Een van die pilots zal zeker gaan over de manier waarop je met coöperaties kunt werken. Ik ben er sterk voor om het in die richting te verbeteren en de agrarische natuurverenigingen een centrale plek te geven. Ik wil heel graag dat wij met zo'n manier van werken de huidige vorm van natuurbeheer – die is te rigide, bijna strafrechtelijk van aard – anders regelen. Daar heb ik de staatssecretaris al meerdere malen naar gevraagd, maar ik wil weten of het echt in de pilot komt. Je kunt zeggen dat hier de regelgeving bedacht wordt, maar het gaat om een zodanige vorm van uitvoering, zodanig administratief van aard, dat wij daarmee niet verder kunnen. Ik wil graag dat ook met Brussel wordt bekeken hoe je meer zelfsturing kunt realiseren, meer resultaat- en doelgericht. Graag een reactie daarop.

Ik ga verder met de dioxinebesmetting in Duitsland. Daarover is al het nodige gezegd. De volksgezondheid is in het geding. De wijze waarop wij in Nederland de laatste jaren sturen, heeft ertoe geleid dat zich geen incidenten hebben voorgedaan. Europa heeft gemeld met nog strengere regels voor veevoer te komen. Je kunt blijven regelen, maar uiteindelijk krijg je nooit 100% garantie. Ik wil graag, ook voor de veevoerindustrie, naar een systeem van naming-and-shaming bij inspectie. Dat geldt ook voor veetransporten en andere zaken. Ik wil ook graag dat de diervoederindustrie meer met het gezicht naar de samenleving functioneert. Ik verwijs naar het vertrouwen waarover mevrouw Snijder. Moet er niet een raad voor maatschappelijk toezicht komen? Het gaat over de varkensindustrie, maar daarbij gaat het ook weer over de veevoederindustrie enzovoorts. Ik doel op iemand als de heer Winsemius, die geen brieven schrijft aan zijn partijleider, maar die de sector het idee meegeeft dat gezondheid en de gedachte van een gesloten circuit, een oplossingsrichting is waarmee je de sector in de toekomst naar meer maatschappelijke verduurzaming kunt brengen. Je kunt wel een forum neerzetten, maar als er geen toekomstperspectief is met passende vormen van maatschappelijke participatie, dan heb ik er niet zoveel vertrouwen in.

Ik kom op gezondheid en de honingbijen. Er is opnieuw veel aandacht voor oorzaak en gevolgen. Het heeft veel te maken met de varroa- en nosemaparasieten. Er wordt veel onderzoek gedaan en daarnaast zijn wij in Nederland ook drukdoende met maatregelen om meer imkers te krijgen en om ervoor te zorgen dat er in de opleidingen weer meer aandacht voor de bijen komt. Ik krijg de laatste tijd berichten dat het Ctgb, het college voor het toelaten van middelen op de markt, heel veel gebruik maakt van Amerikaanse gegevens. Vroege Vogels heeft er op 8 januari ook aandacht aan besteed. Het Ctgb laat de insecticiden wat buiten beschouwing, maar die hebben heel veel relatie met de bestaande problemen met bijen. Ik denk een beetje als Einstein: als wij geen bijen meer hebben, hebben wij ook geen leven meer. Bijen zijn van essentieel belang en daarom vraag ik de staatssecretaris het volgende. Is het mogelijk dat wij eens heel kritisch naar het Ctgb kijken om te beoordelen of de juiste kaders nog wel worden gebruikt voor het toelaten van middelen. Hoogleraar Jeroen van der Sluijs van de Universiteit Utrecht heeft daarover ook de nodige opmerkingen gemaakt. Er wordt heel vaak bediscussieerd of imidacloprid de directe of de indirecte oorzaak is.

De voorzitter: Mevrouw Jacobi, ik heb een klein puntje van orde. Over twee weken behandelen wij in de Kamer plenair het wetsvoorstel over gewasbeschermingsmiddelen. Uw spreektijd is ook al bijna voorbij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik doe een suggestie om mevrouw Jacobi te helpen met haar spreektijd. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij nog schriftelijk terugkomt op de ZEMBLA-uitzending over gif in de Bollenstreek. Ik stel mevrouw Jacobi voor om de staatssecretaris te vragen of hij op korte termijn een brief naar de Kamer kan sturen, zeker gezien de agenda, en daarin uitgebreid in te gaan op de gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor de bijen en de biodiversiteit.

De voorzitter: Op die suggestie hoeft mevrouw Jacobi niet te reageren. De staatssecretaris heeft die vraag gehoord en hij weet dat de behandeling van het wetsvoorstel aanstaande is. Het is heel handig om dat allemaal te combineren, ook ter ontlasting van de commissie of de plenaire agenda.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ben blij met dit eendrachtige optreden van de oppositie.

Ik ga snel verder met de dioxinepaling. Met het oog op de brief van de staatssecretaris pleit ik voor een totaal vangstverbod. De volksgezondheid staat voor mij voorop en ik vind daarom dat wij het niet onnodig ingewikkeld moeten maken. Met andere woorden: een totaal vangstverbod.

De brand bij Moerdijk. Ik ben het mevrouw Snijder eens dat snelheid geboden is. Ik ben er verder een voorstander van dat wij overgaan tot het openstellen van een schadefonds.

Over de perceelregistratie heb ik brieven ontvangen van schapenhouders die in de categorie «minder dan € 500» vallen. Daardoor krijgen zij geen bedrijfstoeslag.

De voorzitter: U bent door uw tijd heen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Nog twee seconden.

De voorzitter: Twee seconden: één, twee ...

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het is een schande dat dit gebeurt. Deze schapenboeren zouden net als andere boeren gewoon aanspraak moeten kunnen maken op een bedrijfstoeslag.

Onder meer in Noord-Friesland speelt weer een ander probleem. Een boer uit dit gebied schreef mij dat de perceelregistratie van de AID niet wordt geaccepteerd door de Dienst Regelingen. Dit soort problemen ontneemt mij het vertrouwen dat wij op de goede weg zouden zijn. Is er een mogelijkheid voor heroverweging?

De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Veldhoven van de D66-fractie.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Er wordt weer eens op de Landbouw- en Visserijraad gedebatteerd over de toekomst van het GLB. De positie van mijn fractie hierbij zal inmiddels in grote lijnen bij mijn collega's bekend zijn. Wij willen dat de structurele inkomenssteun geleidelijk wordt afgebouwd en dat er veel meer wordt gedaan aan innovatie en maatschappelijke waarden als dierenwelzijn en milieu. Er wordt heel veel geschreven over en gerekend aan de mogelijke betekenis van een ander GLB voor Nederland en Europa. De Commissie voert altijd een «impact assessment» uit naar haar voorstellen. Dat is dit keer ook gedaan en men heeft zich daarbij gericht op de drie opties die in de commissiemededeling worden beschreven. Vindt de staatssecretaris het net als ik wenselijk dat er ook andere varianten worden doorgerekend, bijvoorbeeld de voorstellen van het Europees Parlement, de plannen van de elf Oost-Europese lidstaten en de gezamenlijke positie van Duitsland en Frankrijk? Als wij dat doen, krijgen wij meer inzicht in de financiële aspecten van een eventuele aanpassing van de commissievoorstellen. Is de minister bereid om deze suggestie aan de Europese Commissie voor te leggen?

Ik kom bij de wenselijkheid van een binnenlandse houtskoolschets. Wat de uitkomst van het GLB-proces ook moge zijn, aan Nederland zal een aantal keuzes worden voorgelegd. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de keuze om de inkomenstoeslag op basis van historische productie of een regionale grondslag te verdelen; de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de ruimte die artikel 68 biedt om meer te doen aan dierenwelzijn en milieu; flankerende beleidskeuzes, onder ander cross compliance, het benoemen van gebieden waar agrarisch natuurbeheer de meeste natuurwaarde heeft en specifieke nationale regelgeving.

Er liggen rapporten voor van het PBL over maatschappelijke meerwaarde en over de mogelijke bijdrage van het GLB aan natuur en landbouw en van het LEI over inkomenseffecten. Die rapporten bieden inzicht in de mogelijke consequenties van Nederlandse keuzes. Kan de staatssecretaris zijn visie op de belangrijkste keuzes uiteenzetten in een brief aan de Kamer? En is hij bereid om daarover vervolgens met de Kamer in debat te gaan? Ik zou in ieder geval graag een visie krijgen op de noodzaak dat Nederland de ruimte krijgt om binnen de GLB-kaders flexibel om te gaan met budgetten en na te streven doelen. Verder zou ik graag zien dat in deze brief wordt ingegaan op de discussie over het principe «income forgone», wat betekent dat van de levering van groene en blauwe diensten, bijvoorbeeld in gebieden met een hoge natuurwaarde, alleen maar de kosten mogen worden vergoed. Daardoor is het binnen de huidige kaders eigenlijk onmogelijk om boeren die boven de wettelijke eisen uit willen gaan extra te belonen. Is de staatssecretaris bereid om deze aspecten onderdeel te maken van zijn positie en discussie in Brussel?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): U hebt een heel verhaal over wat er allemaal moet gebeuren. Maar bent u er nu wel of niet voorstander van om zaken in de eerste pijler onder te brengen in plaats van in de tweede pijler? Ik vraag dat, omdat dit een heel wezenlijk punt is voor de discussie die in Brussel wordt gevoerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het grote verschil tussen de eerste en de tweede pijler is dat er bij de tweede pijler cofinanciering nodig is, wat betekent dat Nederland mee moet betalen. Onder de eerste pijler kun je de inkomensbeloning vervangen door een beloning voor extra diensten. De doelen staan bij mij voorop en het is dan ook vooral de uitkomst van het financiële plaatje of het de eerste of de tweede pijler moet worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Is het niet cruciaal dat Nederland heel goed in de gaten houdt hoe zaken tussen de eerste en de tweede pijler worden verdeeld? Wat andere lidstaten mogen gaan doen, kan namelijk grote gevolgen voor Nederland hebben. Het klinkt misschien wel aardig om meer bij de tweede pijler onder te brengen, maar dan krijgen ook andere lidstaten de mogelijkheid om daar veel meer onder te schuiven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Absoluut. Ik denk dat Nederland er baat bij heeft dat bij de verdeling rekening wordt gehouden met de draagkracht van de lidstaten en met het level playing field. Het level playing field moet immers gegarandeerd blijven.

Voorzitter. Een paar korte laatste punten. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer op de hoogte te houden van de pilots in het kader van het GLB en van het vervolg dat wellicht aan deze pilots wordt gegeven?

Het programma van het Hongaarse voorzitterschap: duurzaam bosbeleid in het kader van de aanstaande ministeriële conferentie over de bescherming van bossen en de negende sessie van het VN Bossenforum. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer voor de top een «bosbrief» te sturen over de Nederlandse visie op duurzaam bosbeleid en zijn inzet bij de genoemde conferenties? Kan de staatssecretaris in overleg met zijn collega Atsma in deze brief aangeven hoe uitvoering zal worden gegeven aan mijn motie over meer douanecontrole op de import van illegaal hardhout?

Bij het actieplan dierenwelzijn krijg ik graag een brief over de Nederlandse inzet.

Over het fiche inzake gekloonde dieren, steunt de D66-fractie de lijn van de Commissie om voorzichtig om te gaan met deze nieuwe technologie en de komende vijf jaar het klonen voor voedselproductie in Europa niet toe te staan. Tegelijkertijd wil mijn fractie deze technologie ook niet op voorhand voor de toekomst uitsluiten.

Bij import kan niet worden vastgesteld of vlees is gekloond. In lijn met het regime voor gmo's zou het logisch zijn dat ook hier de consument bewust kan kiezen om wel of niet gekloond vlees te eten. Dergelijke transparantie zou dan ook de inzet van de Commissie moeten zijn bij het internationale overleg. Kan de staatssecretaris mij zeggen of het bij de WTO op problemen stuit dat Europa eist dat bij vlees dat naar Europa wordt geëxporteerd aan wordt gegeven of het gekloond is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik begrijp waarom u dit vraagt. Het zal echter heel lastig worden om te detecteren of vlees afkomstig is van gekloonde dieren of van nakomelingen van gekloonde dieren. Wat wil D66? Moeten de grenzen dicht voor producten die afkomstig zijn uit landen die per se dieren willen kunnen klonen? Of accepteert uw partij dat je zonder het te weten vlees kunt eten dat afkomstig is van gekloonde dieren?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): U stelt voor om de grenzen dicht te gooien voor vlees uit landen waar wordt gekloond. Dat zou een maatregel zijn die boeren die niet klonen, onevenredig hard treft. Ik denk dat het ook op weerstand zal stuiten bij de WTO. Ik stel niet voor om niets te doen, want ik ben echt op zoek naar een oplossing die WTO-proof. Wij zullen partijen die vlees op de Europese markt aanbieden, in ieder geval moeten verplichten om te onderzoeken of het wel of geen kloonvlees betreft. Dat is de oplossing die mijn fractie voorstaat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat begrijp ik wel, maar daarmee accepteert uw fractie dat er dieren worden gekloond en dat het vlees van de nakomelingen van die dieren op de markt wordt gebracht. Wij kunnen immers gekloonde en niet-gekloonde dieren niet van elkaar onderscheiden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wij leven in een wereld waarin wij altijd een kosten-batenanalyse zullen moeten maken. Onder de kosten valt in dit geval ook de schade die je toebrengt aan je handelsbetrekkingen als je bepaalde markten volledig sluit. Die kosten zouden wat mij betreft disproportioneel zijn. Tegelijkertijd vind ik dat het voorliggende voorstel, dat eigenlijk helemaal niets regelt, onvoldoende tegemoetkomt aan de zorgen over de gevolgen voor onze binnenlandse markt. Wij zullen de achterdeur zo veel mogelijk moeten sluiten, maar die deur helemaal dichtgooien gaat mij te ver. Daarmee zou je namelijk ook vlees van bioboeren uit die landen treffen. Als je bedrijven treft die je niet wilt treffen, neem je naar mijn mening een disproportionele maatregel. Het zou gemakkelijker zijn als zaken in de wereld altijd zwart-wit lagen, maar dat is helaas maar zelden het geval.

De dioxine-eieren. De eerste levering technisch vet van het Nederlandse bedrijf vond plaats op 11 november. Het moet dan ook na te gaan zijn in welke partij veevoer die eerste levering is verwerkt en wanneer dit veevoer aan boeren is geleverd. Gezien de tijdsspanne tussen de eerste levering en het moment waarop er dioxine in eieren is ontdekt, is het niet uit te sluiten dat er al eerder besmette partijen eieren op de markt waren. Zo heb ik de brief van de staatssecretaris in ieder geval gelezen. Waarom heeft de staatssecretaris er dan niet voor gekozen om veiligheidshalve ook producten die gebaseerd waren op eieren die twee weken daarvoor waren geproduceerd, uit de markt te halen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik vind het een heel suggestieve opmerking, want je zou het zo kunnen uitleggen dat eieren die in Nederland zijn geproduceerd, niet deugen. U moet expliciet zeggen dat het om Duitsland gaat. Mensen luisteren ook thuis naar dit overleg en het is heel gevaarlijk dat u hierover zo onduidelijk bent.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mijn excuses. Ik heb die indruk absoluut niet willen wekken. Ik vraag de staatssecretaris alleen maar of het niet mogelijk was om te traceren waar die Duitse eieren in de twee weken daarvoor terecht zijn gekomen en in welke producten die eieren zijn verwerkt. Het heeft inderdaad helemaal niets te maken met eieren die in Nederland zijn geproduceerd.

Wat de dioxinepaling betreft, bedank ik de staatssecretaris voor zijn brief en de daadkracht die hij in dit dossier toont. De vissers worden zelf verantwoordelijk voor de kosten van het testen van de aal. Dat lijkt mij een logische stap. Het is verder goed dat er een verbod komt op het vangen van paling in vervuilde gebieden. Ik ben ten slotte ook blij met het initiatief van de staatssecretaris om het onderzoek uit te breiden naar andere gebieden dan de Biesbosch en de grote rivieren. Ik kan de staatssecretaris melden dat ik al een mooi kaartje heb ontvangen van gebieden waar onderzoek is gedaan. Ik stel hem dat graag ter beschikking. Wellicht helpt hem dat. Ik steun overigens wel de vragen over de juridische basis, want dat concrete wettelijke verbod moet er wel zo snel mogelijk komen.

De varkensboeren. In de krant schrijft men terecht niet alleen over het persoonlijke drama voor deze boeren, maar ook over de dramatische situatie die ontstaat als boeren niet meer in staat zijn om voor hun dieren te zorgen. Hoe houdt de staatssecretaris hier de vinger aan de pols?

De opslagregeling. Kan de staatssecretaris een indicatie geven van het budget dat daarmee is gemoeid? Waar denkt hij verder dat budget te vinden?

De ecologische hoofdstructuur. In het debat over de regeringsverklaring is de motie-Pechtold aangenomen, waarin de Kamer de regering vraagt om met de provincies en de boeren- en natuurorganisaties in gesprek te gaan. Gisteravond woonde ik een bijeenkomst van de provincie Zuid-Holland bij over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Bij die gelegenheid hebben Provinciale Staten mij laten weten dat er met hen nog niet is gesproken. Ik denk dan ook dat de staatssecretaris op z'n minst behoorlijk laat is met zijn uitnodiging. Ik vraag de staatssecretaris daarom om een overzicht van de gesprekken die al zijn en die nog moeten worden gevoerd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De staatssecretaris zal duidelijk moeten maken dat hij voor iedereen een goede staatssecretaris wil zijn. Ik zeg dat, omdat hij wel in staat is om op stel en sprong zijn agenda vrij te maken voor de varkenshouders, maar niet om binnen een paar maanden met de natuurorganisaties om de tafel te gaan zitten. Die organisaties zijn door het kabinet in zwaar weer terechtgekomen en dan is het vragen om scheve gezichten als je zo lang wacht met je uitnodigingen.

De voorzitter: U bent bezig om uw eigen termijn een beetje op te rekken!

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter, ik ben het daar natuurlijk van harte mee eens. Ik zeg het maar, want dat zou natuurlijk de vraag van mevrouw Jacobi geweest zijn als u haar niet had onderbroken.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Ik ga van start met de kwestie van de varkens, ook omdat de staatssecretaris daar bij de aanvang van dit overleg iets over heeft gezegd. Ik heb een paar korte vragen. Wat kost het? Wie betaalt het? Hoelang blijft deze maatregel van kracht?

De staatssecretaris stelt dat een high level group zich bezig zal moeten gaan houden met de marges in de keten. Marges zijn echter in de hele landbouwsector een probleem. Ik begrijp wat de aanleiding is om te kijken naar de marges in de varkenshouderij, maar dat neemt nog niet weg dat het ook elders in de landbouw speelt. Het is volgens mij zelfs een van de basisproblemen waardoor de landbouw in een heel wonderlijk economisch stelsel blijft acteren. «Wonderlijk» als je het met alle andere economische sectoren vergelijkt. Er is iets mis met de productiekant, de onderhandelingspositie en de prijzen. Is de staatssecretaris bereid om daarop te reflecteren en om de taak van de high level group te verbreden naar de marges in de hele landbouw?

Genetisch gemodificeerde organismen. Ik word niet echt vrolijk van de brief die de staatssecretaris de Kamer heeft doen toekomen. Hij geeft overigens wel aan dat wij daarover op een later moment met elkaar in debat kunnen gaan om een definitief standpunt te bepalen. Ik kan de staatssecretaris echter nu al melden dat mijn fractie niet op voorhand akkoord is met zijn inzet. Wat de Europese Commissie voorstelt, is volgens mijn fractie al ruim genoeg. Als hij mij kan verzekeren dat wij daarover later rustig en meer gedocumenteerd met elkaar van gedachten kunnen wisselen, ben ik natuurlijk bereid om naar zijn andere argumenten te luisteren.

Het klonen van dieren. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om te pleiten voor het omkeren van de bewijslast voor verdachte landen? Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn die in het kader van de WTO-afspraken uitvoerbaar is.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik wil beginnen met een vraag over het proces. Deze commissie heeft er een paar keer met de staatssecretaris over gesproken. Het komt nu tijdens de Landbouwraad aan de orde. Dat gebeurt, zo kondigt de staatssecretaris aan, binnenkort weer, maar wat er nu precies wordt besproken en in welk stadium het proces verkeert, is mij niet duidelijk. Het lijkt erop dat men wat heen en weer babbelt. Overigens heb ik ook het gevoel dat wijzelf wat te veel heen en weer babbelen. Het is een fundamenteel en langjarig proces en ik vraag mij dan ook af of het niet beter is om op een andere manier met dit proces om te gaan. Moeten wij er bijvoorbeeld niet dieper induiken? Ik zou graag zelf in discussie gaan over de vraag of de eerste en tweede pijler wel of niet relevant zijn. Het lijkt mij echter van hap-snapbeleid getuigen als wij dat nu zouden doen. Het is verder heel relevant om te weten op welke manier de transformatie in de eerste pijler vorm zal worden gegeven en wat daarbij de expliciete inzet van Nederland is. Is het bijvoorbeeld denkbaar dat Nederland gaat pleiten voor een bijzondere regeling voor het veenweidegebied als specifieke «less favoured area»? Dat is echter ook weer een van de vele aspecten die aan bod zouden moeten komen. Al met al hoor ik dus graag van de staatssecretaris of hij bereid is om met de Kamer een procesafspraak te maken en aan te geven hoe hij dit proces voor zich ziet. Zo ja, zal hij daarbij dan ook aangeven hoe Nederland de vinger aan de pols kan houden in Europa en hoe hij de Nederlandse kant explicieter onder de aandacht kan brengen?

Daarbij speelt dat de staatssecretaris eerder heeft gezegd dat de oorspronkelijke houtskoolschets voor hem niet meer leidend is. Dat roept de vraag op wat voor hem dan wel leidend is. Dat zou de kabinetsreactie kunnen zijn, maar die is toch wat beperkt. Ik denk al met al dat wij hier te zijner tijd dieper op moeten ingaan. Kan de staatssecretaris zorgen voor een structuur die voorkomt dat wij hierover hapsnap blijven discussiëren?

Tot slot herinner ik aan de vragen die mijn fractie heeft gesteld over het aanwijzen van de Natura 2000-gebieden. Ik verzoek de staatssecretaris die vragen voor half januari te beantwoorden. Ik heb nog geen antwoorden ontvangen en ik zou vandaag graag iets horen over zijn timing.

Voorzitter: Snijder-Hazelfhoff

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Het eerste agendapunt van de Landbouwraad dat ik met de staatssecretaris zou willen bespreken, is de toekomst van het GLB. De CDA-fractie heeft een helder standpunt: geld moet zo veel mogelijk in de eerste pijler worden ondergebracht, de papierhandel moet kleiner en het budget moet op peil blijven. Het is mooi dat de Kamer dit standpunt heeft vastgelegd in de motie-De Mos/Koopmans. Heeft de staatssecretaris deze motie al besproken met de minister van Financiën en de minister-president? Ik vraag dat, omdat het belangrijk is om vooral dat laatste punt breder te zien. Nederland moeten de komende dagen en weken de beurs trekken voor allerlei zaken en het lijkt mij goed om het daarmee te verbinden.

Een ander punt dat de staatssecretaris mijns inziens met de minister-president zou moeten bespreken is de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff over de zachte landing in het zuivelbeleid. De Kamer heeft met die motie laten zien hoe belangrijk zij het vindt dat de regering zich inzet voor een zachte landing. Het gaat de zuivelsector heel veel geld kosten, want er wordt nog steeds geïnvesteerd in quota. Dat is inderdaad een eigen keuze van de ondernemers, maar dat laat onverlet dat zij die keuze vaak maken, omdat de zachte landing niet wordt voorbereid door de Europese Commissie. Integendeel: de Europese Commissie lijkt het landingsgestel helemaal ingetrokken te hebben. Ik vind dat geen goede zaak en ik zou dan ook graag zien dat de staatssecretaris dit punt verbindt met andere zaken die in Europa moeten worden besproken.

Tot slot het budget voor de periode na 2013. Het regeerakkoord is hierover helder: er moet 1 mld. worden bespaard op de bijdrage aan Europa. Ik zeg voor alle duidelijkheid nu al wel tegen het kabinet dat het binnenhalen van dat miljard ten koste van het GLB volgens ons niet zo'n goed idee is! Mijn fractie zal het kabinet op twee punten beoordelen. Ten eerste moet 2013 als jaartal blijven staan en ten tweede moet dat miljard ook echt binnen worden gehaald.

De heer Grashoff (GroenLinks): Het is altijd dezelfde mantra bij de heer Koopmans: dat miljard blijft staan. Ik ben inmiddels iets meer te weten gekomen over de discussie in Europa en ik kan hem zeggen dat het erg onwaarschijnlijk is dat dat miljard een miljard blijft. Ik wijs daarvoor maar op de lidstaten die per hectare verschrikkelijk veel minder geld krijgen en de wens van de Europese Commissie om het budget eerlijker te verdelen. Dat zijn toch zeker allemaal signalen dat wat de heer Koopmans wil, niet gaat gebeuren? Wat hij hierover zegt, is toch zeker geen realistisch verhaal?

De heer Koopmans (CDA): Wat u nu zegt, is voor mij juist de reden om nog een keer te benadrukken wat wij willen dat er gaat gebeuren. Ik wil het kabinet op dit punt een duidelijke opdracht meegeven en duidelijkheid scheppen over de wens van de CDA-fractie. Ik zal het zo nodig wekelijks herhalen! Het is namelijk belangrijk voor zowel de toekomst van de Nederlandse landbouw als voor de financiële kant van het regeerakkoord. De Kamer heeft hierover een uitspraak gedaan en daarna konden wij nog niet met de staatssecretaris over die motie in gesprek gaan. Mijn vraag is dan ook vooral ingegeven door mijn nieuwsgierigheid naar de manier waarop het kabinet met de motie omgaat. En dat bent u ongetwijfeld ook.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik snap uw wens wel, maar is het niet een wat simplistische strategie om te blijven roepen dat een miljard een miljard moet blijven? U weet immers ook dat Nederland slechts een van de 27 lidstaten is en bovendien ook nog eens een kleine. Moet u, met andere woorden, niet kiezen voor een intelligentere strategie?

De heer Koopmans (CDA): Het is in ieder geval geen intelligente strategie om wel wekelijks de beurs te trekken om de Europese munteenheid overeind te houden, maar niet dit soort punten in dat verband te bespreken. Die strategie zou getuigen van onnozelheid en het CDA wil zo'n strategie dan ook zeker niet voor haar rekening nemen. Ik vertel de regering wat volgens mijn fractie haar inzet zou moeten zijn en vervolgens beoordelen wij het kabinet op de resultaten waarmee het thuiskomt.

De zuivelsector. Ik ben geschrokken van het feit dat Frankrijk een soort communistisch systeem introduceert. Franse melkveehouders zijn namelijk verplicht om contracten te tekenen, overigens net als de zuivelfabrieken. Daar is bovendien ook nog eens een boetesysteem aan gekoppeld. Is de staatssecretaris bereid om deze ontwikkeling op de Landbouwraad aan de orde te stellen? Het is heel slecht idee, dat zeker geen invloed mag krijgen op het beleid van de Europese Commissie.

Ik steun de inzet van de staatssecretaris bij de dioxinepaling volledig.

De varkenshouderij. Het is een goede zaak dat de staatssecretaris de tijd heeft genomen om met de sector in gesprek te gaan. In de afgelopen jaren heeft de Kamer op initiatief van de heer Atsma vaker over prijsvorming gesproken. Het kabinet heeft de Kamer eerder laten weten dat er in september 2010 een brief naar de Kamer zou komen over mededinging. Die brief hebben wij nog niet ontvangen en daarom vraag ik de staatssecretaris om de Kamer zijn inzet op dit punt duidelijk te maken. De Kamer heeft hierover moties aangenomen en daaruit blijkt dat de Kamer vindt dat Europa en Nederland meer ruimte moeten bieden aan primaire producenten om zich te bundelen. Hoe de NMa hiermee de afgelopen periode is omgegaan, vinden wij dan ook geen goede zaak. Ik doel dan vooral op de landbouwondernemers die zich hadden gebundeld. Overigens heeft mijn fractie altijd grote vraagtekens gezet bij de eisen die de Europese Commissie heeft gesteld aan de fusie van Campina en Frieslands Foods. Het is en blijft dus een heikel punt of de aanbodkant wel voldoende ruimte krijgt, zeker ook omdat er aan de vraagkant wel heel veel wordt gebundeld.

Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris zich hard inzet voor de varkenshouderij. Niets is echter zo belangrijk als het herstel van het consumentenvertrouwen. De vraag van de consument is immers bepalend voor de prijzen. Daarom is het van groot belang dat de staatssecretaris met zijn Duitse collega contact opneemt over het belang dat bedrijven en gebieden op een goede manier worden afgegrendeld. Ik ben blij dat de staatssecretaris op zichzelf positief staat tegenover particuliere opslag. Dat kan helpen, maar het herstel van het consumentenvertrouwen is en blijft het allerbelangrijkste.

Moerdijk. De staatssecretaris heeft vanmorgen een brief over de brand bij Moerdijk naar de Kamer gestuurd. Ik ben echter niet tevreden over de laatste passage in de brief, omdat daarin geen datum wordt genoemd. De staatssecretaris zal echt duidelijk moeten aangeven wanneer die duidelijkheid er wel is. Een brief waarin staat «wij weten nog niet precies wanneer», is geen goed idee, want het geeft niet de zekerheid die nodig is voor het herstel van het consumentenvertrouwen in een aantal producten. Kan de staatssecretaris hierover snel helderheid verschaffen? Overigens denk ik daarbij aan een termijn van dagen en niet van weken!

Nog een klein puntje! De Europese Commissie heeft in Brussel een conferentie georganiseerd over het afschaffen van de legbatterij. Ik vraag mij echt af wat daar nu weer «bij elkaar wordt gebabbeld». Er zijn namelijk al afspraken gemaakt. Die moeten worden gehandhaafd, net als overigens de verordening ter zake. Wie woont namens Nederland die conferentie bij en heeft deze man wel de juiste houding, namelijk die van een politieman? Hij hoeft namelijk alleen maar tegen de andere aanwezigen te zeggen: wij hebben ons aan de afspraken gehouden en nu zijn jullie aan de beurt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik had geen tijd om dit punt te behandelen. Maar voor de verandering kan ik nu eens zeggen dat ik de CDA-fractie op dit punt van harte steun.

De voorzitter: Ik ben toch verbaasd dat u een heel verhaal houdt over meer ruimte bij de mededingingsregels, maar niet ingaat op het voorstel om de mededingingsregels voor zuivel te verbreden. U spreekt de staatssecretaris namelijk niet aan op de maatregelen die de high level group heeft voorgesteld. Die maatregel steunt u wel, ook al doet de staatssecretaris dat niet.

De heer Koopmans (CDA): Mevrouw de voorzitter, dit is al wel uw vierde interruptie! Gelukkig laat u zich daar niet door weerhouden, want het is wel een heel goede interruptie. Ik ben het volstrekt met u eens.

De voorzitter: Ik dacht ook wel dat wij zo nog even snel een stap zouden kunnen zetten in gezamenlijkheid richting de staatssecretaris.

Voorzitter: Koopmans

De vergadering wordt tien minuten geschorst.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik bedank u dat u mij in de gelegenheid stelde om iets te zeggen over de situatie in de varkenssector. Als er nog geen actie is ondernomen om op zeer korte termijn met de natuurorganisaties in overleg te gaan, dan zal dat vandaag gebeuren. Die gesprekken zullen op korte termijn plaatsvinden, want ik maak daarvoor echt ruimte in mijn agenda. Er was een overleg gepland, maar dat is wegens een andere verplichting, misschien wel een optreden in de Kamer, geschrapt. Het heeft dus niets te maken met onwil of het ontbreken van een gevoel van urgentie. Er wordt op regionaal niveau intensief overlegd met de natuurorganisaties, maar dat laat onverlet dat mevrouw Jacobi hierover terecht een opmerking maakte. Ik zal er dus voor zorgen dat er op zeer korte termijn een overleg plaatsvindt met Natuurmonumenten, de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap en Staatsbosbeheer.

De voorzitter: Vergeet het particulier grondbezit niet.

Staatssecretaris Bleker: Ik vergeet helemaal niemand.

De varkenssector. De heer Grashoff vroeg naar de private opslag. Dat is een bestaande Europese regeling, die met Europees geld wordt bekostigd. Europa bepaalt dan ook of en gedurende welke periode de regeling van kracht is. Verder zijn de spelregels over de vergoeding van de opslagkosten bekend. Ik zeg dat, omdat het daar uiteindelijk natuurlijk om gaat.

De opslagregeling kan niet worden beperkt tot een aantal Duitse deelstaten, want dat zou in strijd zijn met de strekking van de regeling. Het doel van de regeling is namelijk om een verstoorde markt weer enigszins in goede banen te leiden. Daarom is het ook niet nuttig om de regeling te beperken tot een deel van het grondgebied van Europa. Hier geldt dus: Europa betaalt en Europa bepaalt. Vanavond zal ik hierover spreken met mijn collega's. Verder komt het maandag zeker aan de orde op de Landbouwraad. Mijn inzet hierbij is dus positief. Mijn medewerkers en ik zijn hierover voortdurend in gesprek met Duitsland. Vanavond zal ik verder overleggen met mijn Belgische collega om te bezien of het nodig is om bij bepaalde punten meer druk te zetten op Duitsland.

De huidige informatie is dat er in Duitsland op dit moment goed en veilig varkensvlees in de schappen ligt. Dat is het gevolg van de Duitse aanpak. Het is overigens ook essentieel, want alleen op die manier kun je het vertrouwen herstellen. Kort en goed: in Nederland kun je veilig een varkenslapje eten en donderdag en vrijdag kan iedereen dat ook in Berlijn wanneer hij of zij daar de Grüne Woche bezoekt. Dat is de garantie die de Duitse overheid afgeeft. Overigens betaal je voor dat lapje ook nog eens een heel redelijke prijs! Wij houden Duitsland dus scherp.

De voorzitter: Ik sta twee interrupties toe. Mevrouw Snijder, dit wordt uw eerste interruptie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Betekent dit dat het de Duitse consument duidelijk is dat al het vlees waaraan door het dioxineschandaal een risico voor de volksgezondheid kleeft, van de markt is gehaald?

Staatssecretaris Bleker: Dat vlees komt niet op de markt. Dat garandeert de Duitse regering namelijk zowel de Duitse consumenten als ons.

Wat de Duitse eieren betreft, schets ik even de orde van grootte. In de maand december zijn er circa 140 miljoen eieren geïmporteerd in Nederland. Je kunt niet zonder aanwijzing, op grond van een soort algemeen gevoel van ongemak, zeggen: we gaan nog eens blokkeren. Wij hebben de rapportageverplichting van lidstaten ten opzichte van elkaar, die ook goed werkt. Op basis daarvan moeten wij vaststellen dat er in Nederland 136 000 eieren zijn geïmporteerd. Uit onderzoek is gebleken dat daar geen gevaar voor de volksgezondheid uit heeft kunnen voortvloeien, vanwege de wijze waarop die eieren zijn gebruikt, namelijk als grondstof. De verdunningseffecten zijn zodanig dat daaruit geen risico voortvloeit. Wij moeten elkaar aan de afspraken houden, ook op Europees niveau, en niet uit een soort algemeen gevoel van ongemak blokkades gaan opwerpen.

Ik denk dat de Nederlandse diervoederindustrie zich wel degelijk bewust is van de rol die zij heeft voor de veiligheid van diervoeders en daarmee van voedsel en de gezondheid van dieren. De Nederlandse diervoederindustrie staat op een hoog niveau, zoals ook een van de leden van uw Kamer heeft aangegeven. Wel wordt ook vanuit die diervoederindustrie gezegd dat wij met vetten op Europees niveau een stap verder zouden moeten gaan dan nu, namelijk met een verbod om op bedrijfsniveau zowel voor technische als voor overige doeleinden geschikte vetten te houden. Dat is eerder ook voorgesteld in de Europese Landbouw- en Milieuraad. Daar was men toen in meerderheid afwijzend over. Dit komt wat mij betreft terug op de agenda, met een positieve inzet van onze kant.

Daarbij onderstreep ik overigens wel de woorden van mevrouw Jacobi: hoe goed je ook alles geregeld hebt, tegen een enkele vreselijke boef zijn regels uiteindelijk niet opgewassen. Die boeven moeten natuurlijk hard worden aangepakt. Het is dramatisch als het waar is dat het hier om één of twee bedrijven gaat in Duitsland die deze – om de woorden van mijn collega in Duitsland te gebruiken – «criminele daad» hebben verricht. Je ziet welke effecten dat voor de consument, voor de varkenshouderij, voor de keten heeft, niet alleen in Duitsland, maar eigenlijk in heel Europa. Die effecten zijn niet te beschrijven, maar dat houd je met regels. Daar zit een eind aan. Desalniettemin moeten wij alles wat redelijkerwijs aan voorzorg, veiligheid en veiligheidskleppen kan worden ingebouwd wel doen. Daarom mag men op bedrijfsniveau slechts het ene of het andere vet houden, maar niet beide. Dat vind ik wel een goede zaak.

De heer Koopmans (CDA): De conclusie mag toch ook getrokken worden dat het snelle Europese waarschuwingssysteem, het RASFF, onvoldoende gewerkt heeft en dat in elk geval de R van Rapid wat de CDA-fractie betreft onvoldoende heeft doorgeklonken. Bent u bereid om dat met uw collega’s te bespreken en uw Duitse collega aan te spreken op het feit dat het ook in Duitsland zelf lang geduurd heeft voordat er zicht was op wat er bij de verspreiding van dat diervoer gebeurde?

Staatssecretaris Bleker: Ik denk dat dit Duitsland inderdaad noopt tot een zeer specifiek evaluatiepunt, namelijk de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de bondsstaat en de deelstaten. Het lijkt erop dat men daardoor ook enigszins gehinderd is in het snel en adequaat rapporteren en ingrijpen. Ik ben er haast zeker van dat de crisissituatie die in Duitsland is ontstaan ook in Duitsland leidt tot een herbezinning op de verantwoordelijkheidsverdeling, ook in de overheidskolom. Dat zullen wij dus ook aankaarten. Als wij in Europees verband afspraken maken, maken wij afspraken tussen lidstaten en niet met deelstaten.

Dit was in overwegende mate het punt van de varkenssector, dus met de private opslagregeling gaan wij echt aan de slag, wat ons betreft zonder daar al te hoge verwachtingen mee te wekken, maar het kan ondersteunend zijn.

Dan kom ik bij een ander punt dat niet tot vrolijkheid stemt, de Moerdijkbrand. Sinds vanochtend is het duidelijk dat er buiten de 10 km-zone kan worden geoogst en dat je, zoals altijd, met een gerust hart de spruitjes die geoogst worden kunt consumeren, al moet het direct van de stam. Laten wij wel wezen, dat is fantastisch. Duidelijkheid en zekerheid zijn ontzettend belangrijk. Het spul is niet vervuild geraakt en het is gezond, veilig en lekker eten dat je uit het gebied buiten de 10 km-zone gegarandeerd kunt consumeren. Dat is goed voor de consument, goed voor iedereen in Nederland en ook voor de ondernemers in het gebied en voor iedereen die daarbij betrokken is.

Wij willen nog wel evalueren, maar dat zal plaatsvinden als onderdeel van de totale evaluatie of dit ook eerder had gekund en of wij hierover eerder duidelijkheid hadden kunnen hebben. Dat is voor mij een vraag die niet per definitie met nee wordt beantwoord. Als ik kijk hoe het proces loopt, zou het best kunnen zijn dat wij met wat aanpassingen juist op het punt van voedselzekerheid, voedselveiligheid en zekerheid voor de producenten eerder helderheid hadden kunnen geven. Dat wil ik heel goed nagaan.

Het punt daarbij is wel – dat is de andere kant van de medaille – dat gepoogd wordt om eenduidig en geïntegreerd te communiceren naar de burger. Dat kan soms betekenen dat het ene onderzoek, dat leidt tot communicatie op punt X, misschien al klaar is, terwijl het andere onderzoek, dat leidt tot communicatie op punt Y, wat meer tijd vergt. Dan wacht het een op het ander. De wens om niet te vaak en integraal te communiceren, is op zichzelf ook reëel. Dat is een goed verhaal, maar je moet wel kijken of dat soms tot problemen kan leiden. Wij moeten goed bekijken of het in het kader van die evaluatie mogelijkerwijs sneller kan en dat dan ook toelaten. Dan gaat het inderdaad niet om weken, maar om enkele dagen. Dat kan natuurlijk voor het totaalbeeld wel van belang zijn, dus dat moet geëvalueerd worden.

Wij verwachten dat wij over de situatie binnen de 10 km-zone maandag duidelijkheid kunnen bieden. Het is nu woensdag, dus dan hebben wij het over vijf dagen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wordt dat ook gecommuniceerd? Ik denk dat het wel belangrijk is dat mensen dit weten.

Staatssecretaris Bleker: Ja dat heb ik nu gecommuniceerd. Wij hebben ook vanuit ons ministerie een rechtstreekse lijn met de mensen in het gebied, ook met de ondernemers in het gebied. Dus alles wordt in werking gesteld om ervoor te zorgen dat er maandag duidelijkheid is over de situatie binnen het 10 km-gebied.

Dan is er gesproken over het schadefonds. Ik denk dat het nu te vroeg is om daarop vooruit te lopen. Ik vind dat wij eerst de kans moeten hebben om een reëel beeld te vormen van de mogelijke schade en de componenten daarvan. Vervolgens gaat het natuurlijk om de toerekenbaarheid aan wie of wat en om de vraag of daarbij een rol voor de overheid is weggelegd. Ik kan u wel zeggen dat ik inmiddels intern opdracht heb gegeven om die inventarisatie ook met de sector te laten plegen, zonder ook maar enigszins te willen vooruitlopen op een eventuele tegemoetkoming van overheidswege. Ik vind wel dat je snel je voorbereidende werk moet doen. Ook hier geldt dat zorgvuldigheid van belang is, maar snelheid ook.

Dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Er zijn vragen gesteld door de heer Grashoff over het proces. In de Landbouwraad lijkt het inderdaad soms een beetje op herhaling, verkenning, voortkabbelen, maar dat heeft ook met één ding te maken. Er ligt geen concreet voorstel van de Eurocommissaris, die de Landbouwraad gebruikt om onderdelen van een eventueel definitief voorstel een beetje te toetsen. Hoe wordt daarop gereageerd? De reacties van de collega-bewindspersonen uit de diverse landen worden ook ingegeven door het feit dat wij – dat geldt ook voor mij – uiteindelijk gewoon terechtkomen in een bikkelhard onderhandelingsproces over de hoogte van het totale budget en de verdeling daarvan over en binnen de lidstaten. Je merkt aan alles dat het ook regelmatig een kwestie is van kaarten op de borst houden om te voorkomen dat je als je een kaart op tafel legt ook geld hebt ingeleverd. Dat is de irrationele, maar wel heel belangrijke kant van het proces. Onze inzet is in onze kabinetsbrief van november verwoord, ook waar het gaat om de financiën. Daar is tot op de dag van vandaag niets aan veranderd. Daarover hebt u een of twee keer gesproken. In die brief staat dat er geen negatieve status aparte voor het landbouwbudget in Europa is. Dat wil zeggen, als het totale Europese budget krimpt, voegen alle begrotingsonderdelen zich daarnaar, waaronder ook de landbouw. Dat staat letterlijk in de brief van november. Dat betekent ook dat er dus geen een-op-eenrelatie is tussen een lagere afdracht voor Nederland en een lager GLB. Nee, de enige relatie die er ligt, is dat het landbouwbudget een van de begrotingsonderdelen is van de totale Europese begroting en zich zal moeten voegen in de ontwikkeling van die totale begroting van de Europese Unie. Dat staat zwart-op-wit. Ik kan u wel zeggen dat ik als verantwoordelijke voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid vanuit Nederland zeer tevreden ben met die passage, want ik heb in het verleden ook wel eens andere verhalen gehoord. Dus ik vind dat wij daar, geredeneerd vanuit de landbouw, het milieu en het dierenwelzijn – want daar is het ook allemaal goed voor – tevreden mee kunnen zijn. Daar blijf ik op varen. Het kabinet heeft zich voor honderd procent achter die brief geschaard en daar gaan wij mee verder.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Moet ik de brief ook zo lezen dat u vindt dat er, wanneer er geen korting in het totale EU-budget zou zijn, ook geen korting mag plaatsvinden van het GLB?

Staatssecretaris Bleker: Het is eigenlijk heel simpel. Het voegt zich naar het totaal van het budget, in positieve, in negatieve en in neutrale zin. Dat heeft het kabinet uitgesproken.

Dan de invulling. Daar zijn heel veel vragen over gesteld, door mevrouw Van Veldhoven en de heer Grashoff. Zoals ook blijkt uit de brief van november, zeggen wij voorlopig dat het voor de invulling in Nederland van belang is om een zo groot mogelijk deel in de eerste pijler te hebben. Het moet simpel en de lidstaat Nederland en de andere lidstaten moeten vrijheidsmarges hebben om dit in te vullen. Dat is de strijd die nu wordt gevoerd. Die invullingsvrijheid heeft dus betrekking op de bestemmingen en op de basispremie per hectare in verhouding tot bonussen voor prestatie op het punt van ecologie of van duurzaamheid, natuur of dierenwelzijn. Het gaat verder om vrijheidsmarges voor bestemmingen waar het gaat om compensatie voor gebieden met beperkingen. Die vrijheden moeten wat ons betreft voor elke lidstaat maximaal zijn. Dan kunnen wij namelijk op basis van dat budget voor de eerste pijler ook bepalen wat het beste is voor de sector, de samenleving, de concurrentiekracht enzovoort.

Er zijn allerlei vragen gesteld over het veenweidegebied. Ik kan ook een vraag stellen over de veenkoloniën, waar ik zelf vandaan kom. Daar zeggen ze ook tegen mij: Bleker, blijft er straks nog wat voor ons over? Pas je op dat niet alles naar de Randstad gaat, naar het veenweidegebied? Die discussie voeren wij nog. Het belangrijkste is nu dat wij vrijheidsgraden hebben voor die eerste pijler. Dat is van belang. Dan krijgen wij nog een heel interessante, ook politieke en maatschappelijke discussie hoe wij die vrijheidsgraden gaan gebruiken.

De heer Grashoff (GroenLinks): Binnen de systematiek van de eerste pijler kun je een aantal vrijheidsgraden logischerwijs inbouwen, dat snap ik, maar naar de aard van het onderscheid tussen eerste en tweede pijler is in die tweede pijler de bewegingsvrijheid sowieso een heel stuk groter. Dus zit er toch spanning tussen als u zegt: als ik veel bewegingsvrijheid wil, maar ik wil het wel allemaal in de eerste pijler regelen, is het allemaal generieke regelgeving? Dat betekent dat u, als de bewegingsvrijheid eenmaal gedefinieerd is binnen de Europese regel, daarbuiten geen bewegingsvrijheid meer heeft. In de tweede pijler ligt die systematiek nadrukkelijk anders. Daar hebt u veel meer mogelijkheden om te sturen, bij te sturen en dergelijke.

Staatssecretaris Bleker: Maar die bewegingsvrijheid in de tweede pijler heeft ook een prijs. Dat is de prijs van de cofinanciering. Als je een heel grote tweede pijler hebt en als je relatief weinig mogelijkheden hebt voor cofinanciering, bijvoorbeeld in vergelijking met de Duitsers, de Fransen of de Polen, dan is het de facto mooi om bewegingsvrijheid te hebben, maar je hebt geen brandstof.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ja, dat zou een argument kunnen zijn als er een verhouding was die ook maar enigszins in de buurt van gelijkwaardigheid kwam, maar bij die 80 mln. voor de tweede pijler versus 1 mld. voor de eerste pijler kun je nog heel wat verschuiven in de richting van de tweede pijler en daarmee ook bewegingsvrijheid kopen, die natuurlijk eigenlijk in financieel volume nog niet buitengewoon groot is.

Staatssecretaris Bleker: U hebt gelijk, maar dat heeft een grote consequentie, want het betekent dat op de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie cofinancieringsmiddelen moeten worden gevonden. Ik heb inmiddels opdracht gegeven om naar het meerjarenperspectief van onze begroting te kijken en aan te geven welke cofinancieringsmiddelen er überhaupt zijn in 2013 en waar die dan vandaan komen. Komen zij uit de innovatiemiddelen van het totale ministerie? Komen zij uit de natuurmiddelen van het totale ministerie? Zij zullen ergens vandaan moeten komen, niet uit nieuwe middelen. Een heel forse tweede pijler betekent ook binnen het ministerie een herprioritering van de budgetten. Dat gaat ook pijn doen, hoor. Dus het klink allemaal mooi, die tweede pijler, maar daar zitten een aantal belangrijke gevolgtrekkingen aan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Als wij dan zo strijden voor de vrijheidsmarges, lijkt het mij dat wij de strijd ook zouden moeten voeren via de tweede pijler om vrijheidsmarges te krijgen voor meer ruimte, ook in de keuze of je wel of niet cofinanciering wilt sturen. Dat zou dan toch de mooiste vrijheid zijn die je als lidstaat zou kunnen wensen?

Staatssecretaris Bleker: Ik kan heel erg mijn best doen om te onderhandelen, maar dat lukt mij nooit.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Kom op!

Staatssecretaris Bleker: Want het essentiële verschil tussen eerste en tweede pijler is de cofinanciering.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ja, precies.

Staatssecretaris Bleker: Dus met alle respect, dat een aantal landen zo graag een tweede pijler wil, is niet voor niets. Dat is omdat zij zelf goede mogelijkheden zien om uit de nationale budgetten te cofinancieren en daarmee in staat zijn om hun sector ten opzichte van andere landen in een positievere positie te plaatsen. Let wel, daar hoef je helemaal geen rekenmeester voor te zijn. Dat kun je zo zien als je kijkt naar de landen die pleiten voor een sterke tweede pijler. Zij weten al dat een aantal andere concurrerende landen daartoe minder in staat en bereid is, dus dan kom je in een sterkere positie. Dus pas op.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De kansen voor onze landbouw zijn per gebied heel verschillend, voor veel van onze boeren die in de nationale landschappen of ertegenaan zitten of in gebieden waar veel interessante zaken op het gebied van multifunctionele landbouw zijn aan te sturen. Daar spelen zij zelf ook een goede rol mee in de plattelandsvitaliteit, zaken waar ons plattelandsveld op dit moment ook voor gebruikt wordt als het gaat om voorzieningen en dergelijke. Dan denk ik dat u niet meteen moet roepen dat er niets te onderhandelen valt als het gaat om cofinanciering. Als je de strijd aangaat tegen de directe toeslagen, waarvoor wij volgens mij een prima houtskoolschets hadden liggen, gaat het ook om de wil om nog eens heel kritisch te kijken naar de cofinancieringscriteria. Wat let ons om daar pogingen toe te doen? Nu heb je ja of nee, maar er zit ook een goede weg tussenin.

Staatssecretaris Bleker: Ja, die bereidheid om te onderhandelen en te kijken naar de criteria is er ook wel, maar ik vind het niet realistisch om hier de verwachting uit te spreken dat er een stevige tweede pijler komt. Als er een grote tweede pijler zou komen, zou die ons niet nopen om echt substantieel in onze eigen begroting te kijken naar nieuwe middelen voor cofinanciering. Dat is gewoon in dit tijdsgewricht een hartstikke moeilijke zaak.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Even over het GLB, de staatssecretaris zegt over de nationale houtskoolschets waar ik het over had dat wij daar later nog over komen te praten. Wanneer gaan wij daar dan over spreken? Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat wij wanneer de Europese Commissie haar voorstel heeft uitgebracht een reactie van de staatssecretaris krijgen, uiteraard op de voorstellen. Ik kan mij voorstellen dat wij, even los van de Landbouwraad, echt de tijd nemen om op basis van onze toekomstvisie met elkaar te bediscussiëren wat onze inzet op dat specifieke voorstel zou moeten zijn. En ik kan mij voorstellen dat wij daarin de vragen meenemen die ik de staatssecretaris heb gesteld en ook de rapporten die ik heb genoemd.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dank.

Staatssecretaris Bleker: De pilots, waarover wij u zullen informeren, zijn inderdaad bedoeld om te kijken, zoals ook mevrouw Jacobi aangaf, of bijvoorbeeld via collectieven, coöperaties, op een eenvoudiger en doelgerichter manier kan worden gefinancierd, bijvoorbeeld voor natuurdiensten.

De voorzitter: Wanneer bericht u ons over die pilots?

Staatssecretaris Bleker: Zij zijn nu in de afrondende fase waar het gaat om de opzet. Er zijn eerder twee brieven verstuurd. Dan moet het echt een beetje op gang komen, dus ik denk in september.

De voorzitter: Dat is genoteerd.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Van Veldhoven sprak over de impactanalyse van alle GLB-voorstellen. Ik vind het niet zo nuttig om bijvoorbeeld de Poolse variant aan een impactanalyse te onderwerpen. Ik weet wel wat de impact is: veel geld bij ons vandaan en veel geld naar nieuwe lidstaten en naar Polen. Dat is allemaal wel duidelijk. Ik vind dat wij uiteindelijk langzamerhand moeten toegroeien naar een voorstel van de Commissie dat uitgewerkt is. Daar is Commissaris Ciolos ook mee bezig. Dan moeten wij een impactanalyse doen, maar ik zou zeggen dat wij dan vooral ook naar de impact bij ons moeten kijken. Dat zal dan ook wel gebeuren, daar kunt u van op aan.

Dan het punt dat je uitsluitend voor inkomstenderving zou kunnen compenseren en dat je uiteindelijk voor de extra kosten die je maakt voor bijvoorbeeld akkerranden of natuurprestaties alleen maar een soort onkostenvergoeding zou kunnen krijgen. Dat vind ik een van de punten waar wij in het kader van de onderhandelingen nog eens even heel goed naar moeten kijken, namelijk hoe je nu met die eerste pijler echt een schwung kunt geven aan groene diensten, blauwe diensten, extra diensten op het terrein van dierenwelzijn enzovoorts. Het is voor mij ook nog niet duidelijk of wij daar al de goede koers voor te pakken hebben. Op dat detailniveau zitten wij ook nog niet, maar ik ben het wel met u eens dat het de vraag is wat voor stimulans ervan uitgaat als het regelingen blijven waarbij je eigenlijk alleen maar tegemoetkomingen krijgt voor extra gemaakte kosten. Daar moeten wij echt heel goed naar kijken.

Een andere methode is dat je bepaalde natuurdiensten als voorwaarde formuleert om voor de hectaretoeslag over je gehele areaal in aanmerking te komen. Dat zou wel eens een veel effectievere methode kunnen zijn, want als je 100 of 200 bunder hebt, en je krijgt daar alleen maar een vergoeding voor als je een bepaalde natuurprestatie levert, dan is dat ook zeer interessant om te doen. Dan gaat namelijk de teller gaat tikken, maar of dat kan en mag en zo ja, hoe, en of er andere manieren zijn om het probleem dat u schetst op te lossen, is naar mijn gevoel een van de achilleshielen in het toekomstige systeem. De GLB-discussie komt dus later.

Wat de motie-De Mos/Koopmans over behoud van het GLB-budget betreft, heb ik aangeven dat de brief van november en ook hoe wij daarmee als kabinet omgaan, naar mijn overtuiging in lijn is met die motie.

De heer Koopmans (CDA): Die motie is een aanscherping van de brief. Ik vraag u nogmaals om hierover met de motie in de hand een gesprek te voeren met minister De Jager en de minister-president en om de Kamer daarover een brief te schrijven.

Staatssecretaris Bleker: Ja, maar u krijgt naar ik meen voor 1 februari een reactie op alle moties.

De heer Koopmans (CDA): Het is absoluut een aanscherping van de brief. Wij gaan er altijd van uit dat moties worden uitgevoerd.

Staatssecretaris Bleker: Over de vraag of er mogelijkheden zijn voor een zachte landing waar het gaat om de zuivel om die in een groter verband mee te nemen, is inmiddels met de minister-president gesproken. Ik heb dat wel eens de Berlusconiroute genoemd, want Berlusconi heeft dat voor de Italianen ook in een of ander pakket geregeld. Ik heb dit genoemd als het enige van Berlusconi dat wij vooralsnog als voorbeeld zouden moeten volgen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): U hebt gezegd dat u ons over de pilots gaat informeren in september, maar ik had gevraagd of u daar nu heel specifiek op gaat sturen. Krijgen wij nu zo'n pilot erbij?

Staatssecretaris Bleker: Een pilot waarbij wij wat u dan noemt de strafrechtelijke vergoedingen ...

Mevrouw Jacobi (PvdA): Gericht op zelfsturing.

Staatssecretaris Bleker: Dat is de bedoeling. Er zit minimaal één pilot bij die daarover gaat, of meerdere. Ik weet er eentje bij mij in de buurt die daarover gaat.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Helemaal goed.

Staatssecretaris Bleker: Het zijn er zelfs vier. Het is ook heel essentieel dat dit ons lukt.

Dan de verplichte contracten in Frankrijk. De voorstellen van de Commissie over contracten in de zuivelsector worden in februari in de Landbouwraad besproken. Ook gelet op eerdere discussies hebben wij van Nederlandse zijde aarzelingen bij de verplichte contracten waar in Frankrijk nu sprake van is. Het is wel zo dat ook in recente aanpassingen en voorstellen van de Commissie het fenomeen van de zuivelcoöperaties is erkend en gewaardeerd en dat het ook in de Europese regelgeving gewoon zijn eigen plek heeft. Het is belangrijk dat wij dat voor elkaar hebben. Dus wij gaan in februari nog een keer praten over die contractenproblematiek.

Mevrouw Snijder vroeg naar de kwestie van de betalingen. Ik kan allerlei cijfers noemen, maar die staan in de brief. Er zijn tot en met 11 januari 62 bezwaarschriften ingediend op het punt van de perceelsregistratie. Dat staat ook in de brief. Wat wil mevrouw Snijder meer weten?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): U moet zich realiseren dat de zaken financieel niet echt geweldig gaan. Iedereen zit te wachten. Altijd is het gelukt om zo'n 90% toch voor 1 januari uit te betalen. Wij zijn daar ook vaak al eerder mee begonnen. Nu zitten wij net over de 45%. Mensen maken zich zorgen en wij krijgen mails of het nu allemaal vastzit op de perceelsregistratie. Dat kan toch niet waar zijn? Zo veel bezwaren waren er nu ook weer niet. Kan het niet een beetje sneller?

Staatssecretaris Bleker: Het is nu alle hens aan dek. Er zijn inderdaad gevallen die vastzitten op die perceelsregistratie. Over de ondergrens is twee keer in een algemeen overleg in uw Kamer gesproken. Mevrouw Jacobi heeft daar ook over gesproken. Als je een ondergrens hanteert, heb je ook pijnlijke gevallen. Dat moet ik toegeven. Dan heb je inderdaad van die grensgevallen die heel beroerd uitpakken in een individuele situatie. Als dat vast zou zitten op de perceelsomvang, dan is via de bezwaarschriftenprocedure daaromtrent heroverweging mogelijk. Dat is conform de afspraak.

Ik zou één afspraak willen maken. Als u echt individuele gevallen hebt, adviseer ik u om vooral bij de Dienst Regelingen aan te kloppen en ze aan ons voor te leggen, zodat wij er ook aandacht aan kunnen schenken, want soms werkt het wel, dan kun je de dingen toch wat scherper krijgen als je die concrete gevallen hebt. Maar dat kan wat mij betreft bilateraal.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ga u één geval voorleggen. U zegt dat er een bezwaarprocedure is, maar dat is waar ik ook veel meer mails over krijg. Mensen zeggen: het lijkt er wel eens op of de Dienst Regelingen graag wil dat wij in de bezwaarprocedure komen, in de beroepsprocedure. Uiteindelijk heb je dan allemaal boze mensen en vindt iedereen de overheid niks meer. Dat is nu precies het beeld waar ik vanaf wil, en u volgens mij ook. Dus voorkom dat ze in die bezwaarprocedure komen.

Staatssecretaris Bleker: Daar zijn wij het over eens.

Dan heb ik eigenlijk het hele punt van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in eerste aanleg gehad.

De voorzitter: Iedereen heeft in de gaten dat wij nu drie interrupties toestaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Nog even over het uitbetalingstraject. Dus u blijft er gewoon bij dat het niet mogelijk is om versnelling aan te brengen? U blijft er gewoon bij dat wij maar moeten uitgaan van het feit dat er maar 70% in februari is uitgekeerd en dat het vervolg nog langer op zich laat wachten, allemaal door die perceelsregistratie?

Staatssecretaris Bleker: Dat is de minimumtaakstelling die wij hebben, dus als wij boven die 70% kunnen uitkomen – dat is de inspanningsverplichting – dan proberen wij dat natuurlijk. Wij hebben echter ook aan de dienst gevraagd wat realistische ambities zijn, ook gelet op de informatie die wordt aangeleverd, want je bent natuurlijk ook afhankelijk van informatie. Dan is dit een realistische ambitie waarvoor wij onze hand in zekere zin in het vuur steken. Daarvoor gaat alles aan de kant en wij proberen meer dingen te regelen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Maar eigenlijk is dat natuurlijk belachelijk. Alle perceelsregistraties en de controles die de boeren hebben moeten doen, zijn allemaal in de zomerperiode gebeurd. De boeren weten dus al precies waar zij aan toe zijn, maar er zijn dan nog steeds gevallen die niet kloppen. Met wat voor traject is de Dienst Regelingen bezig?

Staatssecretaris Bleker: Ik heb eerder aangegeven wat de taakstelling is die wij willen bereiken, qua tempo en uitbetalingsschema. Daar hebt u volgens mij met instemming kennis van genomen. Daaraan gaan wij ons houden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): U weet ook dat de VVD-fractie daar heel kritisch op is geweest in de eerdere debatten die wij hierover al direct na de zomer, maar ook voor de zomer, hebben gehad.

Staatssecretaris Bleker: Ja, en ik snap dat ook wel. Ik vind het ook, om het maar onparlementair te zeggen, knap beroerd dat dit toch altijd weer aan de orde moet komen. Ook om mijzelf, u en de dienst scherp te houden, krijgt u gewoon voor 1 februari een nadere brief over de precieze stand van zaken. Daarin staat waar dingen vastzitten en hoe dingen kunnen worden versneld. Dit is namelijk niet iets om een beetje omheen te kletsen. Ik had zelf even het gevoel dat ik daarmee bezig was.

Voorzitter. In Bulgarije is een geval van MKZ vastgesteld. De Europese Commissie zit daar bovenop, evenals de veterinaire specialisten. Eventueel zullen wij Bulgarije vaccins leveren. Ik ben het met mevrouw Snijder eens dat het heel dichtbij is. We moeten er dus dicht bovenop zitten.

Er is ook een vraag gesteld over de Europese strategie voor dierenwelzijn en het Hongaarse voorzitterschap. We hebben al eerder het plukken van levende ganzen aangekaart. De Commissie heeft aangegeven Hongarije daarop scherp te zullen controleren en ervoor te zorgen dat men zich aan de regels houdt. Op 17 mei heeft het kabinet de Kamer meegedeeld wat de Nederlandse inzet is bij de strategie voor dierenwelzijn. Die lijn volgt het huidige kabinet. Wij streven naar ambitieuze EU-normen voor dierenwelzijn.

Ik weet niet waarover precies gesproken wordt op de EU-conferentie over legbatterijen waarover de heer Koopmans sprak. Daar gebeuren in elk geval geen dingen die in strijd zijn met onze ambities of de gemaakte afspraken. Nederland loopt in Europa voorop in de toepassing van nieuwe normen voor het houden van kippen. Ik heb dat reeds meermalen aangegeven, ook aan de Eurocommissaris. Op 1 januari 2012 is de deadline; dan zijn legbatterijen verleden tijd. Dat geldt voor elke Bulgaarse, Italiaanse en Nederlandse kip. De Europese Commissie zal hier streng op toezien. Dat heeft de heer Colios toegezegd. Het draagvlak voor dierenwelzijn zou namelijk worden ondergraven als we het hier volgens afspraak doen, maar op de markt wel moeten concurreren met producten uit EU-landen die niet aan de regels voldoen. De Kamer kan erop rekenen dat we hier bovenop zitten. Dat geldt overigens ook voor een aantal andere zaken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hoe zit de Eurocommissaris er bovenop? Zijn er bijvoorbeeld al concept-inbreukprocedures in voorbereiding? Is er al nagedacht over boetes die kunnen worden opgelegd en die je zou kunnen inzetten als dreigement?

Staatssecretaris Bleker: Dat laat men nooit weten, ook niet als het ons betreft. Dat vind ik maar goed ook. Je moet bij je lurven worden gegrepen zonder dat je jezelf erop kunt voorbereiden.

Er is wereldwijd bezorgdheid over de bijensterfte. Dat was voor de Commissie aanleiding om met de mededeling over de gezondheid van honingbijen te komen. Wij vinden dit een goede mededeling; zij is overzichtelijk en compleet. Tot nu toe leveren onderzoeken helaas een diffuus beeld op. Er zijn diverse oorzaken. Was er maar één oorzaak; dan kon je beter interveniëren. Het onderzoek hiernaar maakt onderdeel uit van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek van de Commissie. Ook in Nederland zullen binnenkort de resultaten van de eerste onderzoeken duidelijk worden. Wij zoeken daarbij naar causale verbanden. Daar gaat het uiteindelijk om. Ik zal de Commissie vragen om aandacht te geven aan de financiële consequenties van nog te ondernemen acties. Dat punt is essentieel en leeft bij burgers, zo heb ik gemerkt. Het is namelijk tastbaar. Wij kunnen ons in dezen geen terughoudende opstelling veroorloven. Het toetsingskader van het Ctgb hoeft wat ons betreft niet kritisch te worden bekeken. Het is niet juist om een link te leggen tussen bijensterfte en bepaalde gewasbeschermingsmiddelen, zoals sommige lidstaten doen. Op dit moment is dat verband niet zorgvuldig onderbouwd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik denk dat we de toetsing van het Ctgb nog op schrift moeten ontvangen van de staatssecretaris. Het gaat nu om de Europese inzet. We zullen daarover nog een debat voeren. Daarom is het gezien de tijd misschien verstandig om hier niet verder over door te spreken, tenzij het over de Europese inzet gaat.

Staatssecretaris Bleker: Prima. De Europese inzet heb ik zojuist verwoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kunnen wij hierover wel een uitgebreide brief krijgen, zoals is toegezegd?

De voorzitter: Brieven die zijn toegezegd, komen sowieso omdat ze zijn toegezegd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat begrijp ik, maar we hebben nu specifiek gevraagd naar de rol van het Ctgb en de toetsing op het gebied van biodiversiteit. Informatie daarover is nog niet heel concreet toegezegd. Ik vraag de staatssecretaris om alsnog een concrete toezegging te doen.

Staatssecretaris Bleker: Wij houden ons aan de eerdere toezegging. Voor zover het opportuun is, zullen wij ook dit aspect daarbij betrekken.

Dan kom ik op het punt van de positieflijst. Daarover hebben de Kamerleden onderling al een discussie gevoerd. Op zichzelf voorkom je met zo'n lijst niet dat fraude wordt gepleegd of dat zich incidenten zoals in Duitsland voordoen. Er is een Europese catalogus voor voedermiddelen van kracht. Deze catalogus is beoordeeld door de experts van 27 lidstaten. Op basis daarvan wordt gewerkt, ook in de sector. Mevrouw Jacobi kwam met de suggestie van een maatschappelijke raad van toezicht voor de diervoederindustrie. Ik onderschrijf het idee dat de diervoederindustrie meer dan nu zou moeten functioneren met het gezicht naar de samenleving, meer transparantie zou moeten betrachten en beter controleerbaar zou moeten zijn. Deze sector bestaat uit grote bedrijven en een heleboel kleinere bedrijven. Je kunt voor de hele sector dus niet een-twee-drie één lijn opstellen. Ik ben echter wel bereid om de oproep van mevrouw Jacobi met klem onder de aandacht te brengen in het overleg met de ketenpartners. Dat moeten we doen, zonder meteen een raad van toezicht in te stellen met een voorzitter als de heer Winsemius.

Dan komen we op het punt van klonen. Het kabinet is voorstander van aparte EU-regelgeving voor het klonen van dieren vanwege de complexiteit van het dossier. Zoiets moet je Europees aanpakken. Er worden nog steeds gezondheids- en welzijnsproblemen bij dieren geconstateerd bij toepassing van deze techniek. Er bestaan ethische en maatschappelijke opvattingen over de doelen waarvoor het klonen van dieren zou kunnen worden gebruikt. We hebben de Kamer al eerder geïnformeerd over het proces van klonen. We hebben in dezen een zeer terughoudende opstelling.

Het punt dat aan de orde was, ging met name over de import van producten van gekloonde dieren. Er is om controle gevraagd en zelfs om omkering van de bewijslast. Laat ik vooropstellen dat de producten van gekloonde dieren die hier binnenkomen, voldoen aan alle eisen omtrent voedselveiligheid en dergelijke. Het is echter niet traceerbaar of een product afkomstig is van gekloonde dieren. De handhaving door de ontvangende partij, Europa of Nederland, is dus zeer gecompliceerd en bijna onmogelijk. Aangezien er geen probleem is met de voedselveiligheid en wel met de traceerbaarheid, is een importverbod niet haalbaar. Dat gaf mevrouw Van Veldhoven ook reeds aan. In zekere zin geldt dit ook voor de omkering van de bewijslast. In WTO-verband is dit onhaalbaar. Overigens zou die omgekeerde bewijslast ook tot gevolg kunnen hebben dat wij voor een heleboel producten moeten aantonen dat er geen gekloonde dieren in verwerkt zijn. Daarom is het sowieso de vraag of je die kant op moet willen.

Ik vind wel dat er meer transparantie moet komen, zoals mevrouw Van Veldhoven ook zei. Certificering zou daarvoor het meest geëigende instrument zijn. Daarvoor wil ik mij wel inzetten, hoewel de eerste verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven ligt. De herkenbaarheid van producten is relevant. Daarom neem ik dit punt over en zal ik het meenemen in mijn bijdrage aan de Landbouwraad als dit onderwerp daar aan de orde komt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dit is heel erg wrang. We weten dat klonen enorme dierenwelzijnsproblemen oplevert. Laat ik dit punt vergelijken met ontbossing. De EU wil niet dat ontbossing plaatsvindt. Daarom vragen we landen in Latijns-Amerika om er iets aan te doen. Als er echter regenwoud is omgekapt, vinden we het wel prettig om de producten af te nemen die hier aan land worden gebracht. Zo gaat het ook met klonen. We wijzen klonen weliswaar af, maar vlees, melk en eieren van gekloonde dieren zijn welkom. Als de traceerbaarheid een probleem is voor de import, vormt zij ook een probleem bij de etikettering. Ik denk dat de WTO wel degelijk ruimte biedt om eisen te stellen aan het proces. Daarom stel ik voor om een proefproces te starten en te eisen dat men bewijst dat producten kloonvrij zijn voordat we ze binnenlaten. Op die manier kunnen we wel degelijk bewijslast vragen.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb zojuist al de redenen genoemd waarom ik hier niet voor voel.

Er is gevraagd om een verbod op dierproeven door de cosmetica-industrie. Dat onderwerp is hier niet aan de orde. Het is ook niet aan de orde of aan de orde geweest in de Landbouwraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Even ter toelichting: het dierproevendossier is inderdaad lastig. In Nederland valt het onder de minister van VWS, maar als dit onderwerp in Europa aan de orde komt, gaan de landbouwministers erover. Mag ik de staatssecretaris vragen om te reageren op het bericht hierover? Er zijn vanuit de EU ook uitspraken gedaan over het verzoek om uitstel van de cosmetische industrie. Als de staatssecretaris bereid is ons een schriftelijke reactie te sturen, kan hij eerst nog met VWS overleggen.

Staatssecretaris Bleker: Ik zal de minister van VWS vragen om hierop te reageren.

Er is een wettelijke basis nodig voor een vangstverbod op paling. De snelste weg om dit te realiseren loopt via de Wet dieren. Dat gaat sneller dan bijvoorbeeld een wijziging van de Visserijwet. Ik kies voor de meest snelle en juridisch houdbare weg om tot een vangstverbod te komen. Naar verwachting zal de Wet dieren voor 1 mei de Eerste Kamer gepasseerd zijn. Dan kunnen wij hiermee aan de slag. Er is geopperd om een vangstverbod voor heel Nederland uit te vaardigen. Ik vind echter dat je proportioneel en effectief dient te handelen. Je moet het probleem oplossen. Het probleem is dat uit bepaalde gebieden dioxinepaling afkomstig is. Het is dus ook redelijk om het verbod op die gebieden te concentreren.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een technische vraag.

De voorzitter: U weet allemaal leuke aanleidingen te vinden om toch een derde of vierde vraag te stellen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik zal u laten zien dat deze vraag technisch van aard is. Kan de staatssecretaris kort uitleggen waarom het volgens hem niet sneller is en een betere basis geeft als we dit regelen via de Wet publieke gezondheid of de Visserijwet? Hij mag ook een schriftelijke analyse sturen.

Staatssecretaris Bleker: Ik kan hierover het volgende zeggen. De Visserijwet, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Warenwet kennen geen van allen een kapstok voor het instellen van een vangstverbod.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Maar het gezondheidsrecht kent wel zo'n kapstok.

Staatssecretaris Bleker: Dat is waarschijnlijk een generieke oplossing. Er is gekozen voor de Wet dieren omdat deze wel een kapstok biedt. Het ziet ernaar uit dat die op 1 mei beschikbaar zal zijn. Wij treffen alle voorbereidingen om deze wet op 1 mei te implementeren. Die route volgen wij. In de tussentijd is er volop controle; dat is ook te lezen in de rapportage die ik heb aangereikt. Als er nog een ambtelijk advies kan komen over de Wet publieke gezondheid, hoor ik dat graag. Alleen deze wetten bieden in beginsel mogelijkheden. Daarvan is de mogelijkheid die de Wet dieren biedt, de meest snelle en directe. Daarom hebben we daarvoor gekozen. Verder zit er geen grote ideologie achter de keuze.

Er komt een brief over de bossen en de wijze waarop we daarmee in EU-verband aan de slag gaan. Hierover is een motie ingediend. De reactie daarop komt voor 1 februari naar de Kamer.

Ik kom nog even terug op de EU-conferentie over legbatterijen. Daar zit ook een medewerker van het ministerie van EL&I bij. Misschien gaat het wel over de strikte handhaving. Verder kan ik niet zeggen wat in die conferentiezaal precies aan de orde is, maar onze medewerker zal op gezette tijden de term «strikte handhaving» laten vallen. Daar kan men op rekenen.

De voorzitter: Dan is er nu gelegenheid voor een tweede termijn van anderhalve minuut. Ik zal hieraan strikt de hand houden. Er is geen gelegenheid tot interruptie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Dank voor de beantwoording.

Ik heb begrepen dat er in de diervoederindustrie een onderscheid moet komen tussen food- en non-foodstromen, maar dat moet dan wel gebeuren op Europees niveau en niet alleen in Nederland.

Aanstaande maandag krijgen we duidelijkheid over de situatie binnen 10 km van Moerdijk. Ik hoop van ganser harte dat dit lukt en dat hierover goed gecommuniceerd wordt.

Ik zou graag vernemen wanneer de high-level group voor de varkenssector in Nederland van start moet gaan.

Ik hoop dat de staatssecretaris op Europees niveau een ruimer mededingingsbeleid wenst voor de zuivelindustrie. Hij heeft de roep van twee coalitiepartners duidelijk kunnen horen.

Ik ben een beetje verbaasd over de discussie over de eerste en tweede pijler. Veel fracties en sommige lidstaten willen veel zaken onderbrengen in de tweede pijler. Ik ben daarover bezorgd. Als we veel onderbrengen in de tweede pijler, lopen we een risico op iets dat lijkt op renationalisatie. Alles in de eerste pijler staat stevig vast. Daarom wenst de VVD-fractie dat er veel in de eerste pijler blijft. Dat verkleint het risico op concurrentievervalsing en houdt een eerlijk speelveld in stand. Daar gaan we toch voor?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb gemist wanneer de Nederlandse inzet voor het actieplan voor dierenwelzijn bekend is en wanneer de Kamer daarover kan spreken. Ik stel voor om het snel te doen.

De Europese Commissie heeft gezegd dat zij een tijdelijke opschorting wil van de techniek en het gebruik van klonen en het in de handel brengen van voedingsmiddelen die afkomstig zijn van gekloonde dieren. De inzet moet daarom zijn dat we garanderen dat producten die afkomstig zijn van gekloonde dieren of nakomelingen daarvan, niet op de Europese markt terechtkomen. De staatssecretaris mag zelf uitzoeken welke middelen hem daarvoor ter beschikking staan en hetzelfde geldt voor de Europese Commissie, maar in elk geval moet dit de Nederlandse inzet zijn.

Ik vind het jammer dat het vangstverbod op dioxinepaling wordt gekoppeld aan een heel brede wetswijziging. De Kamer wil dit verbod en het zou er dus zo doorheen kunnen worden gejast met de Visserijwet. De Eerste Kamer kan daar vervolgens ja tegen zeggen. Als de Eerste Kamer fundamentele bezwaren heeft tegen de Wet dieren, wat ik niet uitsluit, is de staatssecretaris in de aap gelogeerd met zijn toezegging om een vangstverbod te regelen. De Kamer zal dan niet gelukkig zijn, mijn fractie voorop.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor veel positieve reacties op voorstellen.

Ik zou graag nog antwoord willen op mijn verzoek om naming-and-shaming toe te passen bij de controles van de diervoederindustrie.

Met betrekking tot perceelsregistratie heb ik aangegeven dat het goed is voor het platteland om, in dit geval, kleine schapenhouders te stimuleren. Ik vind het bizar dat iemand die € 428 tegoed heeft, dit niet krijgt van de Staat. Daarmee jaag je mensen tegen je in het harnas. Graag zou ik van de staatssecretaris inzicht willen in de kleinere toeslagen. Een bedrag van € 428 is best veel geld voor sommige mensen. We moeten alle mensen gelijk bedienen. Geld moet niet alleen aan de groten toekomen. Het verzoek om heroverweging van andere probleemgevallen heb ik aan de ambtelijke ondersteuning verstrekt. Ik hoop op een goede afhandeling die niet leidt tot bezwaren.

Ik heb in eerste termijn vergeten om mede namens de heer Koppejan van het CDA te wijzen op de aangenomen motie van onze hand over actief biologisch beheer. De strekking is dat dit slechts in uiterste gevallen mag worden toegepast en niet als regulier middel. Het leidt namelijk tot veel vissterfte. Er zijn signalen dat de waterschappen weer overgaan tot actief biologisch beheer. Ik verzoek de staatssecretaris in overleg te treden met staatssecretaris Atsma, de waterschappen hierop aan te spreken en overleg te voeren met de sportvisserij.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Kortheidshalve steun ik het verzoek van mevrouw Jacobi over actief biologisch beheer. Ik bedank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik bedank hem voor de toezegging om snel met natuurorganisaties en de provincies te gaan spreken en ons daarvan op de hoogte te houden.

Ik bedank de staatssecretaris dat hij op het gebied van klonen in elk geval met certificering aan de slag wil gaan om toch iets te bereiken. Ik verzoek hem ons daarvan op de hoogte te houden.

Als laatste ga ik in op de Natura 2000-gebieden. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris heeft gezegd dat deze gebieden elitenatuur zijn en dat iemand zou moeten hebben gestudeerd om ervan te kunnen genieten. Daarmee wekt hij de suggestie dat iemand zonder studie misschien te dom is om van een mooi natuurgebied te kunnen genieten. Ik werp die suggestie verre van mij. Natura 2000 is onderdeel van onze nationale en Europese verantwoordelijkheid voor de biodiversiteit. De staatssecretaris is al veel te laat met het aanwijzen van de Natura 2000-gebieden. Wanneer kunnen wij de volgende tranche verwachten?

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Volgens mij heb ik op enkele vragen geen antwoord gekregen. Aansluitend bij mevrouw Van Veldhoven: wanneer krijgen wij antwoord op de schriftelijke vragen over Natura 2000? Ik heb gevraagd of het zoeken naar marges door de high-level group kan worden verbreed tot de gehele landbouwsector. Verder heb ik gevraagd of wij later nog terugkomen op de genetisch gemanipuleerde organismen. Op deze drie vragen heb ik nog geen antwoord gehad.

De staatssecretaris geeft wel een beetje inzicht in de wijze waarop het proces rondom het GLB ongeveer zou kunnen lopen, maar dat geeft nog weinig handvatten voor een meer gestructureerde behandeling. Ik vraag de staatssecretaris dringend om, bijvoorbeeld in een kort briefje, aan te geven hoe hij het proces voor zich ziet en hoe hij de Kamer daarbij op een meer constructieve manier wil betrekken. De discussie over de eerste en tweede pijler is me wat te oppervlakkig. Natuurlijk zitten er risico's aan het schuiven naar de tweede pijler, maar er zitten ook beperkingen aan als we een en ander in de eerste pijler willen houden. Dit onderwerp vergt een stevigere, meer inhoudelijke discussie. Ik doe de suggestie om omtrent het GLB een hoorzitting te organiseren, zodat wij hierover meer deskundige visies te horen krijgen.

De voorzitter: Dat kunnen wij zelf. Daarvoor hebben we de staatssecretaris niet nodig.

De heer Grashoff (GroenLinks): Dan doe ik die suggestie bij dezen aan onze voorzitter.

De voorzitter: Dat is goed, maar ik ben slechts waarnemend voorzitter. We moeten dit in de procedurevergadering bespreken.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Ik ben blij dat staatssecretaris Bleker minister-president Rutte op de Berlusconi-route heeft gewezen voor een zachte landing. Wij zijn benieuwd naar het resultaat, want dit is een serieus onderwerp.

Met betrekking tot mededinging deel ik de opvatting van mevrouw Snijder. De opvattingen van het kabinet die uit het fiche naar voren komen, zijn veel te voorzichtig. Wij vinden dat wij niet alleen in Brussel, maar ook in Nederland naar de mogelijkheden moeten kijken. Dat willen wij van het kabinet horen. Het zou in dit kader goed zijn als het DG Mededinging zou meedoen in de high-level group; het is verbazingwekkend dat dit niet zo is. We moeten dus in Nederland naar de mogelijkheden kijken. De NMa hanteert in dezen een werkwijze die ons niet bevalt. Ik blijf de invallen bij tuinbouworganisaties maf vinden. Wij zijn juist voor grotere bundelingsmogelijkheden voor ondernemers.

Tot slot iets over de Dienst Regelingen. Ik kan niet zo veel met de opmerking dat alle klachten die wij krijgen wel over de heg van de staatssecretaris kunnen worden gegooid. Er is gewoon één klacht: meer dan de helft van de mensen heeft zijn centen nog niet ontvangen. Die klacht is door mevrouw Snijder en mij over de heg gegooid. De staatssecretaris weet dat wij reeds een keer opmerkingen hebben gemaakt over het privatiseren van de Dienst Regelingen. Ik verzoek hem deze dienst achter de vodden te zitten en ervoor te zorgen dat het geld snel wordt uitbetaald, want dat is de taak van die dienst. Het is niet goed dat dit elk jaar weer tot gedoe leidt.

Voorzitter: Koopmans

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Voor 1 februari krijgt de Kamer een brief over de Dienst Regelingen, de uitbetalingsschema's, de procedures waaraan men zich moet houden en de mogelijkheden en onmogelijkheden op dit punt.

Het DG Mededinging doet wel mee met de high-level group. De mededingingsaspecten komen daar dus wel aan de orde. Dat gebeurt ook in de Nederlandse variant van de high-level group, die zich in eerste aanleg toespitst op de varkenssector, maar wel breder behoort te kijken. Wat de heer Grashoff vraagt, gaat dus gebeuren. Volgende week is de eerste bijeenkomst van deze groep in Nederland. De mededingingsregeling wordt in dit verband besproken.

Ik ga niet pleiten voor een poging om op Europees niveau een importverbod op producten van gekloonde dieren te realiseren. We hebben dat eerder ook niet gedaan. Ik heb al aangegeven waarom dat geen gangbare route is in het kader van WTO-besluiten en dergelijke. Ik wil best wensen van de Kamer onder de arm naar Brussel meenemen, zelfs of juist als ze alleen van de PvdD afkomstig zijn, maar dan wil ik wel de indruk hebben dat we er verder mee komen.

Ik heb duidelijk aangegeven dat wij, gelet op de procedure in de Eerste Kamer, 1 mei een haalbare datum achten voor een vangstverbod op paling. Die datum lijkt me echter ontzettend ambitieus voor het realiseren van zo'n verbod via wijziging van de Visserijwet, want het is reeds half januari.

In de diervoederindustrie doen wij reeds aan naming-and-shaming zoals de VWA dat ook doet: met inspectieresultaten. We moeten misschien inderdaad naar kleinere toelagen kijken, maar we moeten ons wel aan de regels houden.

Het actief biologisch beheer zal ik met staatssecretaris Atsma bespreken. We zullen zien of dat aanleiding geeft om hierover te spreken met de Unie van Waterschappen. Ik zal hierover in elk geval in contact treden met staatssecretaris Atsma.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik wil ook graag dat u contact opneemt met de sportvisserij.

Staatssecretaris Bleker: Als wij aanleiding zien tot overleg, zal dat plaatsvinden met beide partijen. Ik laat de kerk hierbij in het midden, want we hebben ook een bewindspersoon voor water. Met de hoge waterstanden in de rivieren hebben we de afgelopen weken gezien hoe belangrijk dat is.

De vragen over Natura 2000 zullen op heel korte termijn worden beantwoord. Mevrouw Van Veldhoven, ik zeg wel eens iets om de zaken duidelijk te maken. Ik heb bijvoorbeeld eens gezegd dat Natura 2000 een beetje de Champions League is, terwijl heel veel andere natuur breedtesport is. Ik heb toen gezegd dat ik het soms hartstikke leuk vind om naar de streekderby van Veelerveen tegen Wedde te kijken in plaats van naar een Champions League-wedstrijd. Mijn zoon zit bij die wedstrijd op de bank of doet mee en ik geniet dan evenzeer. Zo is het met natuur ook. Met de term «elitenatuur» bedoelde ik dat je soms veel van natuur moet weten om te zien hoe mooi die is. Er is echter ook veel natuur waarbij dat niet hoeft. Beide vormen van natuur zijn belangrijk. We hebben het hier als het ware vaak over de Champions League, maar ik wil het wat vaker hebben over de breedtesport. Het was echter in het geheel niet mijn bedoeling om me denigrerend uit te laten.

Ik heb de bewuste uitspraken gedaan op de TT-baan in Assen gedaan, overigens niet echt de plek om te spreken over Natura 2000 en ecologie. Ik heb toen aangegeven dat het bar moeilijk is om goede natuur te ontwikkelen en dat onze grote natuurorganisaties heel veel goed werk hebben geleverd. We hebben wel eens kritiek op de effecten, maar het is een moeilijke kwestie. Ik heb toen echter ook gezegd dat ik het absurd vind dat boeren de hand ophouden voor elk wissewasje dat ze voor natuur of ecologie doen. Je moet sommige dingen nemen zoals ze zijn. Als je weet dat in je grasland een ree met een kalf ligt, houd je daarmee wel rekening als je met je cyclomaaier het weiland in gaat. Je loopt er even heen omdat het kalfje niet weg kan. Dat is natuurlijk allemaal geen Champions League-natuur, maar het is wel heel mooi. Ik heb al met al willen zeggen dat de medaille twee kanten heeft. Ik gebruik wel eens termen waarover men kan vallen, maar ook termen die u juist goed zou moeten vinden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik zal u graag citeren met betrekking tot de natuurlijke verantwoordelijkheid en ik zal u er graag aan houden. Ik hoop echter dat u de topsport op natuurgebied niet afschaft.

Staatssecretaris Bleker: Nee, nee.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn opmerkingen over de € 500-grens.

Staatssecretaris Bleker: In april 2009 is inderdaad besloten om een ondergrens van € 500 in te stellen. De Kamer heeft hierover op 27 april bericht gehad. Over die brief is tweemaal een AO geweest. Nooit is er door iemand bezwaar gemaakt tegen deze grens, ook niet door mevrouw Jacobi, de heer Waalkens of andere prominente leden van de voormalige PvdA-fractie. Ik vind dit nog steeds een goed besluit en sta erachter. Ik kan haast niet anders, gezien de brede steun die de Kamer hieraan gaf.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Als dit ook door mijn voorganger is gesteund, zou ik toch wel graag weten hoeveel mensen daardoor nu buiten de boot vallen. Genomen besluiten kunnen soms als heel redelijk worden ervaren totdat je ziet hoe ze in de praktijk uitpakken.

Staatssecretaris Bleker: Waar we dat kunnen, achterhalen we die informatie en nemen die mee in de brief over de Dienst Regelingen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De staatssecretaris heeft nog niet gezegd wanneer de Nederlandse inzet voor het actieplan voor dierenwelzijn er komt. Verder kondig ik een motie aan over klonen.

Staatssecretaris Bleker: De inzet komt in mei naar de Kamer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat lijkt me nogal laat.

Staatssecretaris Bleker: Voor het overige werken wij op basis van de inzet die al eerder door mijn ambtsvoorganger en door de Kamer is bepaald.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan de staatssecretaris zeggen wanneer hierover in Europa wordt gesproken? Dat hoeft niet à la minute, maar ik wil hierover goed worden ingelicht. Het zou namelijk jammer zijn als we achter de feiten aanrenden met onze inzet.

Staatssecretaris Bleker: Als dit op de Landbouwraad expliciet opnieuw aan de orde komt, zullen we er in de Kamer over spreken.

De voorzitter: Daarmee komen we aan het einde van dit overleg. Er zijn zes toezeggingen gedaan:

  • voor de plenaire behandeling van de Wet gewasbeschermingsmiddelen zal er een brief komen over de ZEMBLA-uitzending Gif in de Bollenstreek. Daarin zal ook nader worden ingegaan op de rol van het Ctgb en biodiversiteit;

  • de staatssecretaris zal in september 2011 een nieuwe brief over de Pilots GLB naar de Kamer sturen;

  • wanneer er een definitief voorstel van de Europese Commissie voor het GLB ligt, zal de staatssecretaris zijn reactie hierop naar de Kamer sturen;

  • de staatssecretaris zal voor 1 februari 2011 een stand-van-zakenbrief schrijven over de uitbetalingen, toeslagrechten, de Dienst Regelingen et cetera;

  • de staatssecretaris zal de minister van VWS vragen een brief aan de Kamer te sturen over dierproeven door de cosmetische industrie, en hij kan daar namens mij bij vermelden dat het fijn zou zijn als die brief binnen een maand komt;

  • de staatssecretaris zal voor de ministeriële top en dus voor 1 februari een brief over de bossen sturen; daarin wordt ook de motie-Van Veldhoven meegenomen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): U bent vergeten de brief over het actief biologisch beheer te noemen.

De voorzitter: Daarover is geen brief toegezegd. Er is alleen toegezegd dat hierover zal worden overlegd. Dat kunt u allemaal nalezen. Ik dank eenieder en sluit de vergadering.