Kamerstuk 21501-32-412

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 412 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 oktober 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 15 september 2010 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 10 september 2010, Geannoteerde agenda informele Landbouwraad (19–21 september 2010) en Landbouwraad (27 september 2010), (21 501-32, nr. 410);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 8 september 2010, Verslag Landbouwraad 12 juli 2010, (21 501-32, nr. 409);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 8 juli 2010, Verslag schriftelijk overleg Landbouwraad 12 juli 2010, (21 501-32, nr. 406);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 30 juni 2010, kabinetsreactie EU-groenboek bosbescherming, (32 442, nr. 1);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 30 augustus 2010, Fiche Mededeling overdraagbare spongiforme encefalopathieën, TSE’s, (22 112, nr. 1049).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Bommel

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Atsma

Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Wiegman-van Meppelen Scheppink, Ouwehand, Snijder-Hazelhoff, Lodders, Jacobi, Van Veldhoven-van der Meer, Van Gerven en Atsma

en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Goedemorgen dames en heren. Welkom bij deze vergadering. De zon schijnt, dus we hebben er allemaal weer zin in. Ik zie dat er zeven fracties zijn en stel voor om dit overleg over de Landbouw- en Visserijraad per fractie te beperken tot ongeveer vier minuten spreektijd per fractie. Ik geef eerst het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Mevrouw Wiegman kan wel als eerste spreken.

De voorzitter: Excuses, mevrouw Ouwehand had aangegeven dat ze weg moest.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, maar dat kan nog wel.

De voorzitter: Dan geef ik mevrouw Wiegman als eerste het woord.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat tijdens de Informele Landbouwraad gesproken wordt over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de geannoteerde agenda staat niet uitvoerig op welke wijze die bespreking precies zal verlopen. De ChristenUnie-fractie heeft er heel veel behoefte aan om een goed beeld te krijgen van wat er gebeurd is sinds de presentatie van de Houtskoolschets, alweer enige jaren geleden. Wat zijn de actuele ontwikkelingen in de Europese Unie? Wat zijn de kansen voor de Nederlandse plannen? Ik denk dan alleen al aan de aangenomen moties van oud-collega Cramer ten aanzien van de Health Check, stappen op het gebied van de vermaatschappelijking van de landbouw en de rol van artikel 68. Daarover hebben we verschillende debatten gevoerd. Graag wil ik een reactie van de minister daarop.

Ik kom op de High Level Group voor Zuivel. Wat dat punt betreft staat de inbreng van de ChristenUnie-fractie ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad van 12 juli jl. nog steeds overeind. De huidige zuivelmarkt is een mengvorm van productiebeperking, middels het quotumsysteem, en een steeds vrijere markt. Wat mijn fractie betreft, is het beter om te kiezen voor een zuivere variant, namelijk voor een bepaalde mate van productiebeperking middels een quotumsysteem, met meer bescherming aan de grenzen. Met andere woorden: voor boeren zal de productie wat lager liggen, maar de kans op een hogere prijs is dan groter. Wat aanbeveling 6 betreft, zou onderzoek moeten worden gedaan naar nieuwe instrumenten voor het tegengaan van prijsschommelingen. Dat is prima, maar we moeten natuurlijk geen nieuwe instrumenten weg doen voordat we nieuwe hebben, zeker niet als de huidige instrumenten nog steeds hun waarde hebben.

Ook voor de positie van boeren in de gehele keten biedt de HLG Melk aanbevelingen en goede aanknopingspunten. We roepen de minister op, deze kans aan te grijpen om de positie van boeren in de keten te versterken. Dan denk ik aan het ontwikkelen van concepten voor duurzame productie. Boeren zouden de mogelijkheid moeten hebben om, als we een dekking zoeken voor de investeringskosten die daarmee gepaard gaan, ketenafspraken te maken zonder dat zij direct in de knoei komen met de mededingingswetgeving. Graag wil ik een reactie van de minister op dit punt.

Aan de orde komt ook een eerste gedachtewisseling over commissievoorstellen die lidstaten de mogelijkheid geven om de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen op hun grondgebied te beperken of te verbieden. Ik spreek mijn waardering uit voor de creativiteit om de patstelling, waarvan steeds sprake was, te doorbreken en lidstaten ruimte te bieden om zelf een besluit te nemen. Ik maak mij echter wel zorgen over de wijze waarop dat wordt vormgegeven. Zijn de voorstellen juridisch voldoende gefundeerd? Lopen we niet het risico dat er ellenlange procedures zullen worden gevoerd? Ik ben bang dat de argumentatie voor een teeltverbod dusdanig versmald wordt tot een aantal ethische afwegingen zonder afrekenbare en meetbare criteria dat het voer zal worden voor advocaten. Ik vrees dat de meest kwetsbaren in dit hele proces dan het onderspit delven en dat van het maken van eigen keuzes binnen de lidstaten weinig terecht gaat komen. Ook ben ik bang dat de druk op boeren flink zal worden opgevoerd op het moment dat zij zich door hun eigen overheid benadeeld voelen, omdat ze tegenover hun buitenlandse collega's in een nadelige concurrentiepositie worden geplaatst. Daarvoor zal ook aandacht moeten zijn.

Laten we vandaag nog eens met elkaar stellen dat meer ruimte voor lidstaten om genetisch gemodificeerde teelt toe te laten, gepaard zal moeten gaan met een beter en een strenger afwegingskader. De Kamer heeft daarover een motie van mijn hand aangenomen, waarin staat dat er behoefte is aan sociaaleconomische afwegingen en bindende duurzaamheidscriteria. Alleen op die manier, dus als we een goed afwegingskader hebben en de keuze voor teelt juridisch goed geborgd is, kunnen we naar mijn idee tot een goed totaalpakket komen.

Tot slot merk ik op dat het mij van groot belang lijkt dat er een oplossing komt voor de steeds groter wordende problemen als gevolg van ongewenste uitkruising tussen biologische en transgene gewassen. Dat punt behoeft naar mijn idee aandacht, zeker in grensgebieden van landen waar teelt wel of juist niet wordt toegestaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter, u hebt al gemeld dat ik vanochtend dubbel geboekt ben. Ik kan mijn inbreng dus wel leveren, maar om het antwoord van de minister te horen zit er een medewerker in de zaal. Alvast excuus en dank voor de coulance.

Wat de genetisch gemanipuleerde gewassen betreft, sluit ik mij aan bij de kritische opmerkingen van de ChristenUnie-fractie. De minister heeft vast en zeker vernomen dat onze commissie gisteren aangaf dat zij een behandelvoorbehoud wil maken bij het ggo-voorstel. Als het goed is bespreken we dit voorstel binnen vier weken in een algemeen overleg met de minister. Ik hoor graag van de minister dat zij dit meeneemt ter bespreking in de Landbouwraad en dat zij dus geen inhoudelijk standpunt over deze kwestie inneemt zolang de Kamer daarover nog niet met haar van gedachten heeft gewisseld. Graag verneem ik of de minister kan toezeggen dat ze zich tijdens de Landbouwraad zal onthouden van commentaar op dit punt.

We hebben de informatie van de minister over de High Level Group voor Zuivel gelezen. Ons valt op dat zij een belangrijke aanbeveling van de High Level Group niet overneemt, namelijk de verplichte oorsprongsetikettering voor zuivelproducten. Ik begrijp niet goed hoe zich dat verhoudt tot haar streven naar een transparante veehouderij. Daarvoor geldt dat de burger het recht heeft om te weten wat hij koopt en hoe een en ander geproduceerd is. Dan zou het mogelijk zijn om ernaar te verwijzen dat de consument het zelf in de hand heeft, maar als je iets niet weet, kun je niet sturen, ook niet als je met je karretje in de supermarkt staat. Dit verbaast ons dus. Ik kan me er van alles bij voorstellen dat dit juist een instrument kan zijn om de ambitie te realiseren om kringlopen verder te sluiten. Waarom is de minister daarvan een tegenstander? Ik snap het niet en hoor graag wat haar reactie daarop is.

Ik zie dat de minister bezorgd is over de makreelvisserij. De Partij voor de Dieren is dat ook. Ik hoop zeer dat de minister in Europa vasthoudt aan de quota die door ICIS zijn geformuleerd en dat zij de rug recht houdt, ondanks de politieke druk. We kunnen het niet laten gebeuren dat het quotum uiteindelijk weer boven de wetenschappelijk vastgestelde limieten uitkomt. Zoals het er nu uitziet, gaat de minister zich daarvoor sterk maken. In dat geval geeft de Partij voor de Dieren haar een steuntje in de rug.

We zijn niet gelukkig met de herintroductie van diermeel. Daarover hebben we vaker gediscussieerd. De minister schrijft dat zij daar meerderheden voor heeft. Die realiteit zien wij ook, maar wij zouden terugwillen naar een meer natuurlijke manier om dieren te houden. Varkens eten geen kippen en kippen eten geen varkens. Wel dierlijke eiwitten maar geen vermalen botten, zou ik denken. Wij laten ons bezwaar hier dus weer horen.

Ik houd het kort, omdat ik zo meteen weg moet. Wij laten uiteraard ook voortdurend weten hoe wij over het GLB denken. De Partij voor de Dieren ziet heel graag dat alle middelen naar de tweede pijler gaan en dat die worden gebruikt voor het hervormen van de landbouw naar gesloten kringlopen; Europese kringlopen die diervriendelijk, natuurvriendelijk en milieuvriendelijk zijn. Dat zijn voorstellen die tot nu toe niet passen in de schema's en de structuren waaraan Europa nog altijd vasthoudt en die ook door de minister worden gesteund. Wat we daarbinnen nog kunnen doen om ervoor te zorgen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid meer maatschappelijk verantwoord wordt, zullen we nog regelmatig met elkaar bespreken. Ik elk geval wil ik van de minister weten hoe het staat met de exportrestituties. Wat ons betreft moet daarvan geen sprake meer zijn. Hoe staat het met het transport van vaarzen of jonge runderen naar gebieden buiten de EU? Gaan we daarvan eindelijk echt afscheid nemen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Mijn collega zal straks spreken over visserij en bosbouw. Ik zal de landbouw voor mijn rekening nemen.

Op de agenda voor de Informele Landbouwraad staan een brede gedachtewisseling en uitspraken en afspraken in de richting van besluitvorming over de toekomst van het GLB. De ChristenUnie merkte al op dat zij benieuwd is naar de stand van zaken. De minister geeft aan dat de Houtskoolschets voor Nederland leidend is. Het is bekend dat wij daarover in het verleden al wat kritische opmerkingen hebben gemaakt. Ik wil van de minister weten hoe de stand van zaken nu in Europa is. De VVD-fractie voelt er veel voor om alles onder de eerste pijler te brengen. Ik ben heel benieuwd hoe de andere lidstaten daar nu in zitten. Ik hoor namelijk geluiden dat de zuidelijke lidstaten vooral invliegen op plattelandsontwikkeling en dus op de tweede pijler, als we het bij pijlers laten.

Ik ga in op de ggo's, omdat de voorgaande sprekers daarover ook iets hebben gezegd. Laat ik nogmaals duidelijk zeggen dat de VVD-fractie een ander standpunt heeft. Zij heeft gisteren duidelijk aangegeven dat zij geen behandelvoorbehoud wil maken.

Ik maak twee kritische opmerkingen over de High Level Group. Ook ik ben kritisch over de opmerking van de minister over de mededingingswetgeving ten aanzien van de zuivel. Ik verzoek de minister om wat dat betreft meer ruimte te geven. Als wij verzoeken om ketenafspraken en grote investeringen, moet een bundeling van producenten mogelijk zijn om afspraken over de afzet te maken.

Ik ga in op de ongewisse situatie rond de uitbreiding van de zuivelquotering. We moeten constateren dat Nederlandse boeren dit jaar nogmaals 40 mln. gaan betalen. Het betreft een superheffing. Wat ons betreft kan er zodoende absoluut geen sprake zijn van een zachte landing. Dat is aan alle lidstaten beloofd, maar het lijkt op een harde landing uit te komen. Wij verzoeken de minister om daarover nogmaals een krachtig signaal af te geven.

Ik kom op het fiche over overdraagbare spongiforme encefalopathieën. Ik was een beetje verrast, want het gaat onder andere over BSE. We kunnen ons van alles voorstellen bij de afspraken die gemaakt zijn. We hebben daarin een lichte versoepeling gezien. De VVD-fractie ondersteunt dat van ganser harte. Zij zou wat de leeftijden betreft waarop de dieren getest moeten worden, nog iets verder willen opschalen. Gezien de acties die we daartoe in het verleden hebben ondernomen, zou dat wat ons betreft ook kunnen. Ik ben echter een beetje geschrokken van het feit dat er nu een relatie wordt gelegd met de scrapiebestrijding. Het lijkt erop dat de scrapiebestrijding in Europa in dezelfde trits als BSE zal worden behandeld. Op zichzelf hebben we daar niets op tegen, maar het kan niet zo zijn dat de versoepelingen ten aanzien van BSE die wij trachten door te voeren, straks geblokkeerd worden omdat we problemen hebben met scrapie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voor de volksgezondheid zijn BSE en scrapie zeer ernstige aandoeningen. Hoe denkt de VVD-fractie die gezondheidsrisico's te voorkomen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wat BSE betreft hebben we actie ondernomen. Naar ons idee loopt dat heel goed. Dat heb ik ook eerder aangegeven. Tevens heeft de VVD aangegeven dat zij pleit voor het eventueel herinvoeren van diermeel, omdat we goed in beeld hebben waar BSE vandaan komt. We testen de beesten die ouder zijn dan een aantal maanden. Ik meen dat op dit moment dieren worden getest die 48 maanden oud zijn. Vorige week hebben we gezien dat een koe van tien jaar oud BSE had. Uiteraard gaat de volksgezondheid voor alles. Zoals ik het hier lees, gaan de BSE-maatregelen die we goed in beeld hebben en die naar ons oordeel wel versoepeld zouden kunnen worden, op de rem omdat we nog niet goed weten hoe we scrapie moeten aanpakken. Zo heb ik het gelezen en daarover zou ik graag opheldering krijgen.

Graag maak ik een opmerking over de perceelsregistratie, omdat ik niet weet wanneer ik dat anders zou moeten doen. We weten dat duizenden hectares niet meer boven de markt hangen, maar dat deze wel weer op het boerenerf zijn geland nadat alles goed is ingetekend. De vraag blijft waar al die duizenden hectares zijn, afgezet tegen het gehele mestdebat. Boeren moesten in februari hun mestgegevens aanleveren. Ik heb het gevoel dat dit is gebeurd op basis van gegevens die zij toen hadden. Inmiddels hebben sommige boeren drie hectaren teruggekregen. Anderen hebben vier hectaren teruggekregen en sommigen één hectare. Dat missen ze wel in hun mestafzet van dit jaar. Is de minister bereid om daaraan iets te doen? Verder is ons opgevallen dat er heel veel tijd zit tussen het aanmelden van de kritiek in de brief en de veldinspecties. Hoe zit het met het uitbetalen van de toeslagrechten? Haalt de minister haar termijnen?

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik maak twee opmerkingen over de visserij.

Ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Ouwehand over de makreelvangst. Zij heeft ook vragen gesteld over de jaarlijkse slachting van dolfijnen bij Denemarken. Wij ondersteunen deze vragen van harte en roepen de minister op om van die slachting krachtig afstand te nemen. Tevens roepen wij haar op om haar collega nogmaals tot actie te manen.

Ik kom op de kabinetsreactie over het Europees groenboek bosbescherming. Ik zal mij beperken tot een aantal specifieke punten. De minister concludeert dat belevingswaarde, hoogwaardige ruimte voor recreatie en ontspanning, een niet al te prominente plaats heeft ingenomen in het groenboek. De VVD kan zich voorstellen dat dit voor andere landen misschien minder van belang is. Voor ons dichtbevolkte land is dat echter van cruciaal belang. Wij verzoeken de minister dan ook om dit punt mee te nemen wanneer het groenboek behandeld wordt. Aan het eind van het groenboek is een aantal vragen gesteld. Op drie vragen zal ik kort reageren.

De eerste vraag heeft betrekking op het verzoenen en het versterken van de functies van het bos. De VVD-fractie verzoekt de minister om krachtig in te zetten op de recreatieve functie van het bos.

De tweede vraag is of de Europese bossen het hoofd kunnen bieden aan de klimaatverandering. Wij zijn van mening dat de Europese bossen zeker het hoofd kunnen bieden aan de klimaatverandering. Dat geldt zeker als dit op Europese schaal wordt bezien. Coördinatie in dezen is noodzakelijk om de klimaatverandering het hoofd te bieden.

De derde vraag is of het huidige beleid van de EU volstaat of dat verdere actie noodzakelijk is. De VVD-fractie onderschrijft de insteek van de minister om niet over te gaan tot het inzetten van nieuwe Europese instrumenten. Het aantal instrumenten dat beschikbaar is, is ruim voldoende om duurzaam bosbeheer te realiseren. Zoals eerder aangegeven, variëren de functies van de bossen per lidstaat. Nieuwe instrumenten zullen ons beperken in de functies van ons bosbeheer.

De voorzitter: Als ik mij niet vergis – ik maak niet alles mee in dit huis – is dit uw maidenspeech in deze commissie. Daarom hebben de commissieleden instemmend geknikt toen de VVD-fractie vier minuten extra kreeg. Mevrouw Lodders, van harte welkom. Uw vragen zijn voor de minister lastig genoeg om daarover heel lang na te denken. Ze heeft daarvoor een halfuur de tijd, want er komen nog enkele collega's aan het woord.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Voor een aantal zaken geldt dat ik kortheidshalve kan aansluiten bij opmerkingen van mijn collega's.

Ik begin met de teelt van de ggo's. Heeft de minister inmiddels enig idee welke twee vragen gesteld zullen worden? In haar schrijven staat dat dit niet bekend is, maar de tijd schrijdt voort. Het is voor het voeren van de discussie interessant om dat te weten.

Wij zijn het met de ChristenUnie-fractie eens dat invoering per lidstaat een goede ontwikkeling is en dat dit gepaard moet gaan met kaders waarbij duidelijk is wat de duurzaamheidscriteria zijn. Ik doel in het bijzonder op de problemen met uithuizing van biologische gewassen en ggo-gewassen. In ons land, waar veel biologische teelt is – ik was onlangs bij het Pieperpad – is men daar heel bang voor. Het lijkt mij dan ook belangrijk om duidelijke criteria te stellen, wat een stap verder is op weg naar een proactieve rol. In Friesland is van een en ander nog geen sprake. Dat is nog ggo-vrij.

Nederland zou een proactieve rol op dit terrein spelen, maar de minister spreekt over herhaaldelijk aan de orde stellen, zodat het lijkt alsof Nederland niet het voortouw neemt. Kan de minister daarover iets zeggen. Wat verloopt moeizaam? Waar zitten onze tegenstanders?

Ik kom op de High Level Group voor Zuivel. Wij vinden het goed dat die aanbevelingen zijn gedaan, maar wij vragen ons evenals de ChristenUnie-fractie af wat het beeld is in Europa. Waar staan we precies wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft? We hebben de Health Check gehad en discussies gevoerd over de Houtskoolschets. Ondertussen zien we dat Duitsland en Engeland veel bewegen. Welke koers gaan wij varen?

Waarom is de minister tegenstander van de oorsprongsetikettering? Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren heeft daar ook naar gevraagd. De minister heeft een en ander niet onderbouwd.

Over het programma voor de minstbedeelden kan ik kort zijn. We zijn Europa-minded, maar er moeten zaken aan de orde worden gesteld die ertoe doen. Een minderheidsprogramma is bij uitstek iets waarmee de afzonderlijke lidstaten zich bezig moeten houden. Wij zijn het dus eens met het standpunt en de inzet van de minister.

Ik kom op het groenboek bos. Wij zijn voorstander van een integrale benadering. In het natuurplan van de PvdA heb ik daarover geschreven. De biodiversiteit moet zo veel mogelijk worden gediend met een integrale benadering. De VVD-fractie pleit voor een prominente rol van recreatie. Naar mijn idee is de volgorde eerst biodiversiteit en vervolgens recreatie.

Ik ga in op de makreelvisserij. Wij delen de zorgen van de minister ten aanzien van de onderbouwing van de claims op hogere quota door IJsland en de Faeröer eilanden.

Ik sluit mij aan bij de vragen van mijn collega over de dolfijnenjacht bij Denemarken.

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Voorzitter. Er ligt een interessante agenda voor ons. De discussie over de toekomst van het GLB is voor ons heel belangrijk. Het is een kans om voor de periode na 2013 te kiezen voor een landbouwsector die toekomstbestendig is. Dit betekent voor de discussie over het GLB dat we eerst de ambitie moeten afspreken en dat we daarna een passend budget dienen vast te stellen, en niet omgekeerd, want dan ontstaat de situatie van geld op zoek naar beleid. We vinden ook dat bestaande uitwassen moeten worden voorkomen, zoals sectoren waar tot 90% van het inkomen uit subsidies bestaat. We moeten marktprikkels introduceren waar die ontbreken en groenblauwe diensten belonen met het deel van het geld dat Nederland zelf kan aanwenden. We zijn een groot voorstander van het verbreden van de agenda met als doel zowel het platteland als de groene omgeving te omvatten. Kan de minister toezeggen dat zij zich inzet voor meer ruimte voor lidstaten om het GLB in te zetten voor maatschappelijke waarden of om eventueel zelfs voorop te lopen? Ik doel op diervriendelijke productiemethoden, landschapsbeheer, dierenwelzijn, vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, etc.

Kan de minister toezeggen dat zij bij haar Europese collega's bepleit dat in het totaalbeeld van steun die nodig zou zijn voor de boeren, de off-farm inkomens worden meegenomen als input en informatie ten behoeve van verdere besluitvorming? Uit de informatie waarover wij beschikken, maken wij op dat die off-farm inkomens op dit moment niet worden meegenomen.

Kan de minister toezeggen dat zij bij haar Europese collega's bepleit dat er een overzicht wordt gegeven van de mate waarin de huidige GLB-systematiek verstorend werkt op de wereldmarkt? Verschillende fracties hebben een overzicht gevraagd van de stand van zaken van het GLB in Europa. Daarnaast ben ik benieuwd naar het effect van het huidige GLB op de wereldhandel. Ik weet dat daarnaar onderzoeken zijn gedaan.

Ik kom op de diary. Aanbeveling 2 heeft betrekking op het versterken van de onderhandelingspositie van producenten. Wij vragen ons sterk af voor welk probleem deze oplossing precies bedoeld is. Hoe verhoudt dit idee zich tot de bestaande Nederlandse coöperaties en wat is de relatie met de mededingingsregels? Kan de minister preciseren wat zij bedoelt met optimaal gebruik van de bestaande interpretatieruimte? Optimaal vanuit welk perspectief? Is dat vanuit het perspectief van de producent, van de consument of van de maatschappij? Hoe tijdelijk zal het effect van die marktmacht zijn?

Aanbeveling 7 betreft het meer investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Die aanbeveling ondersteunen wij van harte.

Ik ga kort in op de ggo's. Wij zijn blij met het voorstel dat lidstaten zelf mogen besluiten om tot teelt over te gaan. Daarover zullen wij later spreken.

Ik kom op het groenboek bosbescherming. Wij zijn heel blij om tien jaar na de Nederlandse nota over bosbeleid te vernemen dat de EU daaraan aandacht besteedt in de vorm van een groenboek. Terecht zien wij in de reactie van de minister erkenning voor de verschillende functies van het bos zoals door collega's aangegeven. Een van de voorstellen in een recent stuk van collega Van der Ham over dit onderwerp is om met Europese subsidies zoals voor plattelandontwikkeling bosuitbreiding binnen en buiten de EHS mogelijk te maken. In de Balans voor de Leefomgeving die gisteren is gepresenteerd, suggereert het PBL ook dat het mogelijk is om subsidies uit het GLB te gebruiken voor de ecologische hoofdstructuur. Men beoordeelt dit als een kansrijke optie. Deelt de minister deze visie? Ziet zij in dit verband mogelijkheden voor bosuitbreiding? Uiteraard kijk ik uit naar een bredere discussie over dit onderwerp, ook als er een witboek komt. In de procedurevergadering hebben wij gisteren afgesproken dat wij uitgebreider terug zullen komen op dit onderwerp.

Ik deel de zorg die door andere fracties is uitgesproken over de makreelvisserij. Kan de minister een toelichting geven op het juridisch kader waarin deze zich afspeelt? De verschillende genoemde partijen behoren toch ook bij de Europese economische ruimte en er zijn visserijakkoorden afgesloten.

Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen over de dolfijnen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wat staat de D66-fractie precies voor op het terrein van het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Ik heb gehoord dat zij een verzoek tot verbreding deed; om vooral te investeren in meer neventakken, bijvoorbeeld onderzoek. Lopen we dan niet het risico dat we uit het oog verliezen waarvoor het gemeenschappelijk landbouwbeleid bedoeld is? Dat hebben we echt in het Verdrag van Lissabon opgenomen. Het gaat om het veiligstellen van de voedselvoorziening, om een goede prijs voor de producenten, en noem al die zaken maar op. Zetten we dat daarmee niet vreselijk onder druk?

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Onze visie op het gemeenschappelijk landbouwbeleid is dat er veel meer marktprikkels in de sector zouden moeten komen. Het GLB zou wat ons betreft fundamenteel herzien mogen worden. Als we kijken naar het Europese speelveld, is onze indruk dat er geen meerderheid is om het gemeenschappelijk landbouwbeleid dermate te herzien dat er ook een forse reductie van dat budget plaatsvindt. Voor de doelstelling die mevrouw Wiegman noemt, namelijk voedselzekerheid, is het naar ons idee niet nodig om het GLB in de huidige omvang te behouden. Aangezien wij verwachten dat daarvoor geen meerderheid te vinden zal zijn, dat natuurbudgetten nationaal onder druk staan en dat boeren bereid zijn om aanverwante activiteiten te ontplooien – dat is mogelijk een basis voor de instandhouding van sommige boerenbedrijven – vinden wij het interessant om in het GLB daarvoor meer ruimte te creëren. Ook vinden wij het interessant om in het GLB, zoals wij eerder hebben gezegd, ruimte te creëren voor boeren om meer te doen aan dierenwelzijn en aan duurzame vormen van landbouw. Dan heb je het ook over bijzondere vormen van voedselzekerheid. We willen graag dat er meer ruimte komt voor lidstaten om wat dat betreft voorop te lopen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op zichzelf deel ik die doelstelling wel, maar ik vraag mij af of daarvoor meer marktprikkels nodig zijn. Juist om die mooie maatschappelijke doelstellingen te bereiken, zijn er niet zozeer marktprikkels nodig als wel een Europese overheid die dat soort waarden weet te beschermen en te stimuleren.

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Het is en-en. We zien graag meer marktprikkels in die sector en voor bepaalde ontwikkelingen die nog niet alleen door de markt «gedreven» kunnen worden, zoals extra investeringen in dierenwelzijn die voor boeren lastig zijn om te doen op basis van de marktrealiteit, kan de overheid extra stimuleren.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Mag ik concluderen dat de D66-fractie enerzijds zegt dat er marktprikkels moeten worden ingebouwd om de sector klaar te maken voor het aangaan van de concurrentie op de wereldmarkt en dat zij anderzijds spreekt over extra acties die de agrarische sector in Europa onderneemt, vooruitlopend op zaken in het kader van dierenwelzijn etc.? Dat is betalen voor de diensten en compenseren voor iets wat deze sector hier doet en wat de rest van de wereld niet doet?

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Ja, zo zou je het kunnen zien.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Gisteren hebben wij in de procedurevergadering besloten dat we een parlementair behandelvoorbehoud maken bij het dossier inzake de Europees genetisch gemodificeerde organismen. Dat betekent volgens ons dat de minister geen onomkeerbare stappen moet zetten bij dit dossier. Dat is een schot voor de boeg van onze fractie.

We zijn het ermee eens dat lidstaten extra bevoegdheden krijgen om ggo's te weigeren, maar dat mag geen excuus zijn voor de Europese Unie om de toelating te versoepelen en zeker niet onder oneigenlijke druk vanuit de Verenigde Staten of de Wereld Handelsorganisatie. Er moeten goede criteria komen die zowel sociaaleconomisch als juridisch goed zijn uitgedacht. De minister zegt dat het voorliggende systeem adequaat is, maar de vraag is of dat het geval is. Wij konden al concluderen dat de EFSA onvoldoende kwaliteit levert. Daarin zou eerst verandering moeten komen. Later komen wij daarop in een algemeen overleg terug. Wij verzoeken de minister alvast om met een goede juridische onderbouwing te komen. Zorg er ook voor dat de EFSA op een niveau gaat functioneren dat voldoende is. Graag willen wij dat de minister ons een update geeft van de voortgang op dit terrein. Hoe zullen de geconstateerde gebreken worden hersteld en welke zijn al weggenomen?

Graag willen wij dat er onderzoek wordt gedaan naar de risico's van overdracht van antibioticaresistentie van genetisch gemodificeerde organismen in de voedselketen. Dat is nooit echt goed onderzocht. Hoe kun je iets omarmen als je er niet van overtuigd bent dat er al dan niet aanvaardbare risico's zijn?

De minister is eigenlijk voorstander van verregaande liberalisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Als dat betekent dat de huidige oneerlijke en onduurzame subsidies van het Europese subsidiecircus op de helling gaan, vindt de SP-fractie dat goed. Dat neemt niet weg dat er een toekomst moet zijn voor de boeren en onze voedselproductie. Daarbij ontkomen wij naar onze mening niet aan marktregulerende mechanismen. Een boer moet een goede en een stabiele prijs krijgen voor een goed en een duurzaam product. Een belangrijk instrument daarbij is quotering. De minister staat daar anders in met haar, naar ons oordeel, radicale liberaliseringsagenda. Zij staat daar ook anders in dan de High Level Group. Wij betreuren het dat de minister het voorstel om de quotumverruiming terug te draaien niet omarmt. Het loslaten van het vangnet van productiebeheersing zal naar ons idee kwalijk zijn. Dat zal in de toekomst blijken.

We zijn blij dat de High Level Group de instabiliteit van de zuivelmarkt en van de inkomens van boeren als een probleem bestempelt en daarvoor oplossingen zoekt. Hoe staat de minister daar tegenover? Wij konden hieromtrent weinig besef bespeuren. Wat is het voorstel van de minister voor stabiele prijzen en inkomens? Wij menen dat kortere ketens, een goede prijs voor producenten en stabiele prijzen belangrijk zijn. We moeten ook goed nagaan of de winsten niet vooral bij de tussenhandel en de retail blijven hangen. Ook moeten we maatregelen nemen tegen extreme prijsschommelingen. Daarbij denken we niet alleen aan de genoemde quotering, maar ook aan antispeculatiemaatregelen en maatregelen die extreme prijsschommelingen tegengaan. Graag willen wij dat de minister op zoek gaat naar instrumenten die tot doel hebben die inkomensschommelingen bij de boeren op te vangen.

Wij zijn blij met het feit dat de minister zich heeft verweerd tegen de exportrestituties. Die vrijwillige oorsprongsetikettering lijkt ons ook een goede zaak, maar de vraag is hoe vrijwillig die moet zijn. Graag willen wij daarop een reactie van de minister.

Tot slot kom ik op het makreelbeheer. We moeten fel protesteren tegen dat wat de Faeröer eilanden en IJsland aan het doen zijn. Graag willen wij dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden van het internationale recht om dit te corrigeren. Er moet ook een stevige boodschap uitgaan naar IJsland met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik begin met een opmerking over de ggo-discussie. De CDA-fractie vindt dat de minister geen behandelvoorbehoud hoeft te maken. De commissie was gisteren helder en dat maakt wel duidelijk dat iedereen hier zelf een positie in kiest. Ik ben het niet eens met de suggestie van de heer Van Gerven dat aan de betrouwbaarheid van de analyses van de EFSA zou moeten worden getwijfeld, want dat is volgens mij niet aan de orde. Als ik de heer Van Gerven verkeerd heb begrepen, hoor ik dat graag. Wij moeten niet aan de EFSA gaan twijfelen, want de EFSA is wel dé autoriteit. Als de EFSA het sein op veilig zet, zou dat voldoende moeten zijn. Daarover kunnen wij natuurlijk van mening verschillen, maar dat is nog geen rechtvaardiging om de EFSA een veeg uit de pan te geven.

Verschillende collega's merkten op dat vasthouden aan quotering een garantie zou zijn tegen prijsschommelingen. De laatste jaren hebben echter laten zien dat niets minder waar is. Het tegendeel is eerder waar. Hieruit blijkt maar weer dat wij de juiste argumenten moeten gebruiken. Quotering heeft geen enkele invloed op de prijs die de laatste jaren aan de melkveehouders is betaald. Een en ander laat onverlet dat prijsschommelingen voor veel ondernemers desastreus zijn. Ik ben het er dan ook mee eens dat wij moeten bezien of wij er iets aan kunnen doen. De commissie heeft in het vroege voorjaar uitgebreid gesproken over de vraag of en hoe hierin sturend, eventueel met wetgeving, kan worden opgetreden. De heer Van Gerven noemde in dit verband terecht de retailsector.

Ik sluit mij aan bij hetgeen collega Snijder zei over de zachte landing, die inderdaad in woorden is beleden, maar waar in de praktijk nog maar weinig van terechtkomt. Er is immers alleen maar sprake van een lichte verruiming van het quotum. Daar staat tegenover dat de superheffing van 40 mln. is verdampt en eigenlijk naar Brussel is verdwenen. De CDA-fractie blijft er een voorstander van dat die 40 mln. en de tientallen miljoenen die nu nog aan superheffing worden betaald, in Nederland worden ingezet ter versterking van de sector. Als je dat doet, kan Nederland ook een bijdrage leveren aan de zachte landing. Tegelijkertijd zouden wij, analoog aan wat er het afgelopen jaar in Frankrijk is gebeurd, naar meer ruimte kunnen gaan zoeken. In de High Level Group is dit punt ongetwijfeld aan de orde gekomen.

De CDA-fractie constateert tot haar tevredenheid dat uit het fiche over TSE blijkt dat er in Europa ruimte komt voor het toelaten en het uitbreiden van de toepassing van diermeel. Wij steunen dit fiche dan ook van harte. Als zich mogelijkheden voordoen, zullen wij die moeten benutten. Als Europa voldoende garanties biedt, is er volgens ons alle reden om het sein op groen te zetten. Een reden om dat te doen is dat het een belangrijke bijdrage kan leveren aan het fors terugbrengen van het antibioticagebruik in de varkenshouderij. Dat is althans wat de deskundigen ons melden.

Vanmorgen mocht ik in Alphen aan den Rijn de paardenmarkt openen. Deze markt heeft een traditie die meer dan honderd jaar teruggaat. Tijdens deze opening, maar ook tijdens andere paardenevenementen, spreken mensen hun zorgen uit over de uit Oost-Europa oprukkende virusziekte equine infectious anaemia (EIA). Deze virusziekte moet in Oost-Europa bestreden worden. In Nederland is deze ziekte aangifteplichtig, maar dat laat onverlet dat er vlees van besmette paarden naar West-Europa komt om hier te worden verhandeld. Ik vraag mij af of dit een bedreiging is voor de Nederlandse sector. De sector volgt de ontwikkelingen met argusogen. Overigens moet ik wel opmerken dat deze ziekte geen bedreiging vormt voor de volksgezondheid.

Door EIA kom ik toch uit bij de I&R-problematiek in de paardenhouderij. Kan de minister mij zeggen wat hier de stand van zaken is? Ik vraag haar dat omdat iedereen zijn administratie op orde moet hebben om een ziekte als EIA goed te kunnen bestrijden. Dat geldt ook voor de paardenhouderij, maar wij weten nog steeds niet hoeveel paarden er in Nederland zijn. Moet deze laatste ontwikkeling niet een aanleiding zijn voor de minister om het productschap aan te moedigen nog een tandje bij te zetten?

Voorzitter: Atsma

Minister Verburg: Voorzitter. U hebt mooie woorden gesproken bij de aanvang van dit algemeen overleg. Ik kan u zeker niet overtreffen, maar ik wil wel mevrouw Lodders feliciteren met haar maidenspeech in deze boeiende commissie. Mevrouw Van Veldhoven heb ik zowel in de Kamer als elders horen spreken en zij is in deze commissie dus een wat meer ervaren rot.

De thema's die zullen worden behandeld op de komende informele landbouwraad, zijn allemaal de revue gepasseerd. Bij de vraag hoe het nu precies staat met de discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid pak ik allereerst de Houtskoolschets bij de kop. Zoals bekend loopt deze periode van het GLB af in 2013 en zijn wij al een poosje bezig met de vormgeving van nieuw beleid. Gelukkig hoorde ik dat alle sprekers van mening zijn dat er een nieuw Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid moet komen. Over de vormgeving verschilt men in de commissie van mening, maar het uitgangspunt van Nederland is de Houtskoolschets, die twee jaar geleden, in september 2008, op de informele landbouw in Annecy is gepresenteerd. Deze Houtskoolschets is gericht op het ontwikkelen van een toekomstgericht, innovatief, concurrerend en verduurzamend landbouwbeleid, waarbij sprake is van een gelijk speelveld op Europees niveau. Dat betekent dat wij renationalisatie zeker niet toejuichen.

Mevrouw Wiegman merkte terecht op dat je hierbij niet alleen moet denken aan de concurrentiepositie van de landbouwsector, maar ook aan de maatschappelijke diensten die deze sector levert. Daarbij moet worden gedacht aan watermanagement, groenblauwe diensten en het onderhouden van maatschappelijk waardevolle gebieden. Wij zullen boeren daarvoor moeten belonen, want als wij het door een bos- of parkwachter laten doen, betalen wij hem of haar ook gewoon een cao-loon. Met andere woorden: beloon boeren voor hun bijdrage. 70% van de oppervlakte van Nederland wordt nog altijd beheerd door boeren en dat zouden wij moeten waarderen.

Wat is er sinds de presentatie van de Houtskoolschets gebeurd? Ik ben blij dat wij kunnen constateren dat wij met onze schets vooroplopen bij de gedachtevorming en dat Europa in beweging is gekomen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat andere lidstaten hun positie aanscherpen of scherper definiëren in een discussie die de komende jaren handen en voeten zal krijgen. Gisteren hebben Frankrijk en Duitsland een gezamenlijke positie ingenomen. Ik verwelkom dat, zeker ook omdat hun positie mij sterk doet denken aan onze inzet in de Houtskoolschets: boeren belonen voor hun innovatieve en verduurzamende inzet en voor het leveren van maatschappelijke diensten, zorgen voor een sterke eerste pijler en zorgen voor een gelijk speelveld.

Zonder op de zaken vooruit te willen lopen kan ik al zeggen dat ik vind dat hier een stevig Europees budget bij hoort, want hoe dan ook zal er in 2013 een behoorlijke herverdeling plaatsvinden. In dat jaar zal er immers een balans moeten worden gevonden met de twaalf nieuwe EU-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa die geleidelijk infaseren. Kortom, het is nodig om dat sterke toekomstgerichte innovatieve en duurzame landbouwbeleid stevig handen en voeten te geven. Die discussie zal komend weekend worden voortgezet, zonder dat er overigens sprake zal zijn van besluitvorming.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Hoe staat het nu eigenlijk met het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Ik kan mij voorstellen dat de minister deze vraag niet onmiddellijk kan beantwoorden, maar ik zou graag een andere keer een update krijgen, niet in de laatste plaats omdat andere lidstaten heel veel kritiek hebben op de afschaffing van de quotering. Ik krijg daarover graag meer harde feiten. Waarover is men het wel eens en waarover niet?

Minister Verburg: Er is een akkoord over het afschaffen van de quotering in 2015. Verder is er een Europees standpunt over verruiming van het quotum, maar daar leg ik mij niet zonder meer bij neer. Mevrouw Snijder en de heer Atsma merkten namelijk terecht op dat dit bepaald niet leidt tot een zachte landing voor de Nederlandse sector. Integendeel. Om in 2015 over een zachte landing voor de Nederlandse sector te kunnen spreken is een quotumverruiming met 2,5 à 3% per jaar nodig. Ik zal met het oog hierop elke mogelijkheid benutten om een pleidooi te houden voor het Nederlandse standpunt.

De heer Atsma constateerde terecht dat quotering geen garantie is voor een stabiele prijs. Vorig jaar om deze tijd waren wij niet voor niets erg bezorgd over de prijs van zuivelproducten, ook al vertoonde deze toen al weer een stijgende lijn. Op dit moment zijn de melkprijzen heel behoorlijk. Zo betaalde FrieslandCampina in augustus € 0,3671, inclusief heffingen en toeslagen, en bedraagt de spotprijs op dit moment € 0,36. Dat zijn gelukkig echt andere prijzen dan in maart en april 2009, toen iedereen zo in mineur was. Nederland had toen een bodemprijs van € 0,21. Hoe beroerd de situatie van de boeren toen was, blijkt uit de inkomensoverzichten over 2009, waarin staat dat melkveehouders gemiddeld uitkwamen op € 5 000, en dat is bepaald geen vetpot. Het melkquotum loopt dus af in 2015 en tot die tijd blijf ik mij inzetten voor quotumverruiming.

Mevrouw Wiegman vroeg wat er allemaal kan worden gedaan op basis van artikel 68. Op grond van dit artikel kunnen wij een heleboel doen en dat doen wij in de aanloop naar 2013 ook. Aan dit artikel is een heel behoorlijk budget verbonden, te weten 90 mln. vanaf 2012. Met dit budget stimuleren wij de bouw van milieu- en diervriendelijke stallen. Wij bieden verder de mogelijkheid aan van een brede weerverzekering en dat is zeker geen overbodige luxe, gezien het weer van de afgelopen maanden. Ondernemers zullen in ieder geval goed moeten nadenken over de vraag of het verstandig is om zo'n weerverzekering af te sluiten. Uit dit budget wordt verder de beloning gefinancierd van boeren die in waterrijke gebieden aan beheer doen. Wij breiden het aantal activiteiten gestaag uit, met als grondgedachte dat boeren die maatschappelijk waardevolle taken en diensten vervullen, daarvoor beloond horen te worden. Daarnaast blijven wij natuurlijk voluit inzetten op innovatie en verduurzaming. Het is dan ook geweldig dat wij kunnen bogen op wat ik zelf wel eens de gouden driehoek noem, namelijk de combinatie van kennis, onderzoek en een laagdrempelig departement dat middenin de samenleving staat.

Overigens doen wij ieder jaar voorstellen voor de benutting van artikel 68. Die voorstellen bespreek ik ook met de Kamer. Zij kan dan aangeven of zij vindt dat het budget op de juiste manier wordt aangewend. Tot nu toe zijn wij het altijd met elkaar eens geworden, omdat mijn oriëntatie breed door de Kamer wordt gedeeld.

Mevrouw Van Veldhoven merkte op dat eerst de ambities van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden ontwikkeld en pas daarna het beleid, en daar ben ik het zeer mee eens. Het uitgangspunt in de Houtskoolschets is om de ambities om te zetten in beleid en daarbij substantiële financiering te vinden. Doe je dat niet, dan vertrouw je misschien wel prachtige woorden aan het papier toe, maar ontbreekt het je aan de benodigde euro's. Het blijft dan bij mooie woorden en arme boeren. Dat moeten wij voorkomen, want uiteindelijk leidt dat tot sterke prijsstijgingen voor de consument, aangezien dan alles moet worden geïmporteerd. En dat zou ik liever niet hebben.

Mevrouw Van Veldhoven heeft verder gevraagd of wij het off-farm inkomen meenemen. Ik verschil hierover met haar van mening, want het off-farm inkomen is meestal het inkomen dat door een partner van een boer of boerin buiten het bedrijf wordt verdiend. Ik denk dat dit inkomen los moet blijven staan van de vaststelling van de hoogte van de beloning van boeren voor hun producten en maatschappelijke prestatie.

Hoe gaat het verder met de besluitvorming rond het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid? Tijdens het voorzitterschap van België hebben wij hierover opnieuw van gedachten gewisseld. Langzamerhand kristalliseert de discussie zich uit, maar de echte besluitvorming zal plaatsvinden in de loop van 2011. De finale besluitvorming vindt zelfs pas in 2012 plaats, want in 2013 moet het nieuwe GLB van kracht zijn. Zo ziet het proces eruit. De concrete voorstellen komen nog naar de lidstaten en uiteraard zal ik die graag met de Kamer bespreken.

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Beschouwt u de inkomsten van een boer uit een camping op zijn terrein als off-farm inkomen? Vindt u het gerechtvaardigd dat deze inkomsten worden meegenomen?

Minister Verburg: Ik wil niet in een juridische discussie vervallen, maar uw voorbeeld is een neventak. Het moet wel gaan om een maatschappelijke bijdrage. Recreatie zou je daar ook onder kunnen laten vallen, maar een boerencamping beschouw ik toch als een neventak.

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): U vindt dus dat de inkomsten uit een camping betrokken moeten worden bij het totaalbeeld van het inkomen van een boer?

Minister Verburg: Nee. Volgens mij vroeg u mij of het meetelt bij het «farm income». Ik geef nu aan dat een boerencamping een neventak is, overigens net als een zorgboerderij.

Voorzitter. Verschillende fracties hebben gevraagd naar de uitkomsten van de High Level Group. De High Level Group heeft aanbevelingen gedaan en daarop heeft de Landbouwraad inmiddels gereageerd. Commissaris Cioloş is nu aan zet, want hij moet bezien op welke wijze deze aanbevelingen in concrete voorstellen kunnen worden omgezet. Wij kunnen ons in alle aanbevelingen vinden, zij het dat wij bij de land-van-herkomst-etikettering geen tegenstander zijn van vrijwilligheid. Integendeel. Als lidstaten of producenten dat willen doen, moet het mogelijk zijn. Ik verzet mij echter wel tegen verplichte etikettering, omdat sommige producten en eindproducten zijn samengesteld uit grondstoffen die uit heel verschillende landen afkomstig zijn. Uit de discussie over de etikettering is verder gebleken dat het soms zo ingewikkeld is dat je je op enig moment wel moet afvragen wat de toegevoegde waarde ervan is. Als producenten trots zijn op de manier waarop en de plaats waar hun product wordt gemaakt, dan zeg ik «chapeau!» als zij de moeite nemen om dat op het etiket te vermelden. Etikettering is wat mij betreft dus een zaak van het bedrijfsleven zelf.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Vrijwillige etikettering is een mooi idee, maar vrijwilligheid leidt er wel toe dat er een wildgroei aan logo’s en etiketten kan ontstaan in Europa. Daardoor ziet de consument uiteindelijk door de bomen het bos niet meer. Is het met het oog hierop niet beter om te blijven streven naar uniformiteit, zodat een consument met één blik op het etiket kan zien waar het product vandaan komt en hoe het is geproduceerd?

Minister Verburg: U snijdt nu een discussie aan die al volop wordt gevoerd, want er zijn inmiddels zo veel etiketten dat u en ik in een supermarkt niet meer precies weten wat die drie sterren, «een mooi leven» of «een beter leven» op een etiket betekenen. Kortom, het is de vraag waar etiketten precies voor staan. Tijdens de begrotingsbehandeling van vorig jaar heb ik naar aanleiding van een motie of een verzoek van de heer Dibi gezegd dat wij de duurzaamheid van producten beter inzichtelijk zouden moeten maken. Wij moeten dat dan wel op een herkenbare manier doen. Ik heb toen gezegd dat ik ernaar streef om voor de komende begrotingsbehandeling met een voorstel te komen. In Nederland hebben wij anderhalf jaar geleden het Platform Verduurzaming Voedsel opgericht. Dit platform staat onder leiding van de oud-voorzitter van de FNLI, Wouter de Bruijn. Hij werkt met de hele voedselketen aan een systeem dat het mensen mogelijk moet maken om in de supermarkt heel snel te zien hoe duurzaam een bepaald product is geproduceerd. Waarschijnlijk wordt het een elektronisch systeem. Ik denk daarbij zelf aan een systeem zoals in sommige supermarkten waarbij je karretje de prijs bijhoudt, zodat je precies weet voor hoeveel geld er aan spullen in ligt. Ik hoop nog voor de begrotingsbehandeling met een voorstel te kunnen komen. Overigens zou het een systeem zijn met een zekere dynamiek, zodat het in de praktijk verder kan worden ontwikkeld. Het heeft mijn voorkeur om op dit systeem te wachten, want dat lijkt mij beter dan weer in Europa over allerlei etiketjes te gaan palaveren. Iedereen werkt met de beste bedoelingen aan al die etiketten, maar uiteindelijk kan de consument er geen wijs meer uit worden.

De voorzitter: Ik constateer dat de minister toezegt dat zij probeert, voor de begrotingsbehandeling met een brief te komen over de verduurzamingsslag bij het voedsel. Ik wijs er verder op dat de commissie gisteren heeft besloten om een algemeen overleg over dit onderwerp te plannen.

Minister Verburg: Verschillende woordvoerders hebben gevraagd naar de mogelijkheden om in de keten heldere afspraken te maken. Dat zal moeten passen binnen de mededingingsregels en dat kan ook, omdat er binnen de huidige mededingingsregels meer mogelijkheden zijn, zeker als je het goed juridisch uitvorst. Ik heb de Commissaris daar overigens ook op gewezen. Wij zullen in ieder geval moeten oppassen dat wij door de nationale en internationale mededingingsautoriteiten de ruimte niet te klein maken. Het is evident dat het niet door de regelgeving heen mag lopen, maar dat laat onverlet dat je kunt onderzoeken hoe je de interpretatieruimte zo kunt benutten dat het juridisch houdbaar blijft, zonder dat je in de juridische regels vastloopt.

De prijzen en de prijsontwikkeling van bijvoorbeeld Nederlandse zuivel laten zien dat Nederland, ondanks de gemiddeld lage prijzen, steeds aan de bovenkant heeft gezeten. Ook op dit moment hebben wij een van de beste melkprijzen binnen Europa en dat heeft er alles mee te maken dat zuivelbedrijven als FrieslandCampina corporaties zijn. Boeren kunnen daardoor immers ook zelf een actieve rol spelen.

Transparantie spreekt mij uiteraard zeer aan.

Commissaris Cioloş komt, zoals ik al zei, met een reactie op alle zeven aanbevelingen. Als deze op de agenda worden gezet, zullen wij uiteraard reageren. Over het algemeen vind ik het goede aanbevelingen.

Er zijn veel vragen gesteld over ggo's. Tegen de medewerkster van mevrouw Ouwehand, hier in de zaal aanwezig, zeg ik dat ik gisteren al over het behandelingsvoorbehoud heb gehoord. Ik zal mij daar uiteraard aan houden. Het is overigens nog niet echt aan de orde, omdat er sprake is van een eerste mededeling, dat wil zeggen een mededeling die nog moet worden uitgewerkt door de Europese Commissie. De concrete voorstellen moeten immers in verordeningen worden vastgelegd. Ik bedank haar er wel voor, want het is mede aan de Nederlandse inzet te danken dat is voorgesteld om lidstaten zelf te laten beoordelen of en onder welke voorwaarden wordt voldaan aan de minimumcriteria dat het veilig moet zijn voor mens, dier en milieu. Dat moet inderdaad door de EFSA worden getoetst. Ik ben dan ook blij met de reactie van de heer Atsma op de opmerking van de heer Van Gerven, want de EFSA doet hartstikke goed werk. De EFSA krijgt echter wel heel veel dossiers aangereikt die onvoldoende gedocumenteerd blijken te zijn. Als aanvragers hun verzoek aan de EFSA goed zouden documenteren, kan de EFSA efficiënter werken en kan het werktempo omhoog. Ik ben nog niet zo heel lang geleden bij de EFSA op bezoek geweest. Ik ben bij dat bezoek onder de indruk geraakt van de kwaliteit die men levert. Mocht het nodig zijn, dan moet de Commissie beoordelen of uitbreiding noodzakelijk is.

Er zijn veel vragen gesteld over co-existentie en over de juridische fundamenten van de voorstellen. Deze voorstellen moeten echter nog naar ons toe komen.

Ben ik bang voor druk op boeren? Dat ben ik niet, omdat wij al eerder tegen elkaar hebben gezegd dat boeren zelf keuzes moeten kunnen maken. Dat doen ze ook, niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese lidstaten en buiten Europa. Boeren moeten zelf kunnen kiezen naar welke teelten hun voorkeur uitgaat. Daar horen spelregels bij. Co-existentie is een van die spelregels. Die regels hebben wij al en wij kunnen ze dus ook hanteren. In de regels voor co-existentie worden ook de regels voor grensverkeer tussen de lidstaten meegenomen en meegewogen. Kortom, er komen nog concrete voorstellen, die uiteraard in de Kamer zullen worden behandeld. Het is wel zo dat de internemarktregels voor alle producten gelden, dus ook wanneer sommige lidstaten deze teelten onder door hen vastgestelde voorwaarden toelaten en andere lidstaten dat niet doen.

Mevrouw Jacobi vroeg of de twee vragen voor de informele landbouwraad al bekend zijn. Die zijn inderdaad bekend! Ik zal ze even vertalen. Wat zal de economische impact zijn van de nieuwe voorstellen van de Commissie en welke consequenties kunnen ze hebben voor de interne markt? Hoe kunnen wij verzekeren dat de voorstellen van de Commissie in lijn zijn met de regels van de WTO en de interne markt? Ik vind het een criterium dat ze voldoen aan de vereisten van de WTO en de interne markt. Mevrouw Jacobi wordt dus op haar wenken bediend, ook al had ik niet gedacht dat wij dat al zouden kunnen doen. De Belgen zijn sneller en wij houden het tempo er ook goed in!

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe het zit met de exportrestitutie. De WTO-onderhandelingen liggen nog steeds stil, maar wij hebben ons wel gecommitteerd om in 2013 alle exportsubsidies uitgefaseerd te hebben. Ik ben daar een groot voorstander van. Uit de uitkomsten van de High Level Group blijkt verder dat wij in Europa over een vangnet moeten beschikken wanneer er sprake is van te heftige prijsschommelingen. Dat hebben wij vorig jaar ook bij de zuivel gedaan. Een dergelijk vangnet moet werken als een trampoline. Het moet heel snel door de Europese Commissie worden ingesteld; zo lang als nodig en zo kort als mogelijk. Wij weten nu al dat de Commissie, die een aantal interventiemaatregelen heeft afgekondigd voor boter en mageremelkpoeder om aan de zuivelproblematiek tegemoet te komen, werkt aan de verkoop van de interventievoorraad. Dat kan inmiddels tegen een heel behoorlijke prijs en zonder dat er sprake is van onbalans in de prijs of verstoring van de markt. Vorig jaar is ook gesproken over het opnieuw instellen van exportrestituties en ik heb mij daar toen geen voorstander van getoond. Dit is de lijn waarmee wij aan de slag moeten. Verder hoop ik dat wij weer heel snel in WTO-verband gaan onderhandelen. Dit is een belangrijke ronde, niet alleen voor Europa, maar ook voor de positie van Europa in de wereld. Het moet ook een goede ronde worden voor landen in ontwikkeling.

Mevrouw Snijder, mevrouw Ouwehand en de heer Atsma hebben gesproken over het versoepelen van de BSE-maatregelen en het gebruik van diermeel. Een paar weken geleden is een koe aangetroffen met BSE. Mevrouw Snijder wees er terecht op dat dergelijke gevallen vaak oudere koeien betreffen. Wij controleren overigens elke koe op het slachthuis. Deze standaardprocedure is bedoeld voor het opsporen van koeien met BSE. Deze ziekte sterft uit, maar eens in de anderhalf jaar vinden wij nog een besmette koe. De voorspelling is dat dit nog een poosje zo zal blijven.

Als er een koe met BSE wordt aangetroffen, wordt dit dier uiteraard uit de voedselketen gehaald. Dat is check en dubbelcheck. Ondanks deze enkele gevallen is er geen sprake van dat BSE opnieuw de kop opsteekt. Dat kun je althans niet concluderen uit dat ene geval van een paar weken geleden.

De discussie over diermeel is niet nieuw. Ik realiseer mij dat de VVD, het CDA en de PvdD daar verschillend in zitten. In Europa is het ook een gevoelige discussie. Deze discussie moet zorgvuldig worden gevoerd, omdat het gebruik van diermeel een belangrijke bron van eiwitten en mineralen kan zijn. Dat mogen wij dan ook niet wegpoetsen. Ik ben het met mevrouw Snijder eens dat het niet zo heel veel met scrapie te maken heeft. Ik zou deze discussies dan ook liever niet met elkaar vermengen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): In de reactie op het fiche wordt wel een verband gelegd. Daar sloeg ik op aan, want ik vind dat wij dat nu juist niet moeten doen.

Minister Verburg: Ik zal erop toezien dat dit niet gebeurt.

Mevrouw Snijder heeft een vraag gesteld over de perceelsregistratie. Dit is een heel grote klus, waar hard en zorgvuldig aan wordt gewerkt. Het is inmiddels in de fase dat het zijn vruchten begint af te werpen. Op een totaal van 30 000 ondernemers is in 730 gevallen de oppervlakte bijgesteld. De Kamer heeft eerder haar zorgen uitgesproken over de zorgvuldigheid. Ik ben het zeer eens met iedereen die zegt dat boeren recht hebben op het precieze oppervlak dat ze in bezit hebben. Dat moet echter wel zorgvuldig worden gecontroleerd. Waarom? Omdat de Europese Commissie voor de tweede keer heeft gezegd dat het niet goed gaat, zie de tweede audit in 2009. Het moet nu op orde worden gebracht om boeren hun rechten te laten gelden en om te voorkomen dat de Europese Commissie net als in een aantal andere lidstaten geld gaat terugvorderen. Dat moeten wij natuurlijk niet hebben! Het is alle hens aan dek. Wij hebben nog wat tijd nodig. Overigens zijn tot nu toe slechts in vier gevallen veldcontroles nodig geweest.

Mevrouw Snijder heeft ook gevraagd naar de relatie met de mestwetgeving. Daarvoor heeft het geen consequenties, zo blijkt uit de gegevens van de Dienst Regelingen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Even voor de duidelijkheid, toen we begonnen met de foto's, was een gegeven dat er ongeveer 50 000 ha zou missen.

Minister Verburg: Dat getal herken ik op geen enkele wijze.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Nee, maar we kregen wel het signaal dat er duizenden hectares misten die onder boomwallen zaten, etc. Dat wordt nu bijgesteld, heb ik begrepen. Dat houdt in dat sommige ondernemers met extra hectares zitten. Bij sommige ging het om een afwijking van tien hectaren, bij andere om drie hectaren, bij andere om nog minder. Dat wordt nu bijgeplust. Nadat er goed naar is gekeken, wordt erkend dat het minder is, dus er zijn minder hectares boven de markt, maar die boeren hebben in februari allemaal hun mestplannen gemaakt op basis van de oude gegevens die er naar aanleiding van de foto's lagen. In een aantal gevallen krijgen zij nu een paar extra hectares. Zij geven aan mij aan dat zij in het afgelopen jaar een hoeveelheid mestgift niet hebben kunnen benutten. Naar mijn gevoel is dat de problematiek die voorligt.

Minister Verburg: Ik stel voor om er geen groot probleem van te maken. Ik ken het niet. Mijn signalen van Dienst Regelingen zijn dat dit zich niet voordoet. Wij hebben er 730 gevonden met een kleine afwijking. De gemiddelde afwijking is 2,4%. Mochten er mensen zijn die nu meer mestruimte hebben, dan zeg ik: kom met die gevallen. Ik roep alle boeren op om dat onmiddellijk door te geven aan Dienst Regelingen. Laten we geen nieuwe problemen maken, terwijl we ze nu juist aan het oplossen zijn. Maar als mensen meer rechten hebben, moeten ze deze krijgen. Wat mij betreft staat die uitnodiging voor iedereen.

De voorzitter: U krijgt van mevrouw Snijder namen en rugnummers.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat zullen de boeren zelf wel kenbaar maken, denk ik.

Minister Verburg: Blijkbaar benaderen ze u wel en Dienst Regelingen niet, hoewel er om de paar weken overleg is met LTO en andere vertegenwoordigers. Dan zeg ik dat ze wel eerst langs de Kamer kunnen gaan, maar dat ze uiteindelijk toch gewoon bij Dienst Regelingen of bij het ministerie terecht moeten komen. Zoek dan ook de meest effectieve route.

Door mevrouw Lodders, mevrouw Ouwehand, mevrouw Van Veldhoven en de heer Van Gerven is gesproken over de makreelvisserij. Dank voor de steun bij deze onderhandelingen, die lastig zijn, maar dit jaar niet voor het eerst. Wij steunen de inzet van de Commissie om daarbij een vrij stevige positie in te nemen, maar je kunt niet verder springen dan je polsstok lang is. Gelukkig heeft IJsland belangstelling om lid te worden van de Europese Unie. Dat geeft weer wat extra onderhandelings- en overlegmogelijkheden. Ik heb nog niet zo lang geleden met mijn Deense collega Henrik Hoegh gesproken over de Faeröer-eilanden. Hij heeft mij toen gezegd dat hij hierop terugkomt. Als hij bij de informele Landbouwraad is, zal ik hem er nog even naar vragen.

Mevrouw Lodders en mevrouw Jacobi hebben gevraagd naar het groenboek over bossen. Ik vind die multifunctionaliteit van groot belang. Daarbij moet worden gezocht naar een win-wincombinatie. Ik wil proberen om biodiversiteit, recreatie en spelmogelijkheden niet tegen elkaar uit te spelen maar om die met elkaar te combineren. Zo versta ik de opmerkingen heel graag. Het klimaat is van groot belang, net als de Europese coördinatie. We kunnen het klimaat overigens niet alleen redden met het Europese bos, maar laten wij ook onze eigen bijdrage leveren om aan klimaatverandering het hoofd te bieden en te werken aan verduurzaming van een en ander. Dat doen wij heel graag.

Misschien mag ik hier een klein bruggetje maken naar iets anders wat wij aan het doen zijn. Op Nederlands initiatief wordt in Den Haag samen met landen als Noorwegen, Mexico, Ethiopië en Vietnam en met VN-organisaties, zoals de FAO, een conferentie georganiseerd over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering. Vorig weekend ben ik bij een voorbereidende conferentie in Ethiopië geweest. Er zijn werkelijk geweldige voorbeelden die aantonen dat op een zodanig innovatieve manier wordt geïnvesteerd in landbouw en voedselzekerheid dat je niet alleen regenwouden kunt sparen, maar dat je ook aan herbebossing kunt doen, omdat er voldoende landbouwgrond beschikbaar is om op duurzame wijze de productie te leveren die nodig is om ook in 2050 9 miljard mensen te voeden. Een voorbeeldje: met de toepassing van een paar landbouwkundige principes in Ethiopië kan er van een hectare vier keer zoveel productie komen, waarbij het milieu, de gebruiksruimte en de bodem worden gespaard.

Tijdens die conferentie in Den Haag willen wij dat soort heel concrete voorbeelden in de etalage zetten en deze ook doorsturen naar Cancún. Een van de redenen dat Kopenhagen niet is geworden wat iedereen ervan hoopte, was dat landbouw op geen enkele manier was geagendeerd. Landbouw is voor ruim 30% onderdeel van het probleem en kan voor hetzelfde percentage onderdeel zijn van de oplossing. Als we daarop inzetten, zowel Europees als wereldwijd, en als we even die Chinese muur weghalen tussen de klimaatonderhandelaars en de mensen die bezig zijn met andere internationale crises op het gebied van water en voedsel of met alternatieve energie, dan ontstaan er prachtige mogelijkheden voor een win-winsituatie.

De voorzitter: Wij zeggen de minister alvast dank voor de uitnodiging die wij hebben ontvangen. We hebben er toevallig gisteravond in de commissie over gesproken. Ik neem aan dat het geen probleem is als er meer fracties bij willen zijn dan de vier die zich nu maximaal mogen melden, want dat is lastig, omdat er meer collega's zijn die er graag naartoe willen. Ik vraag het nu, want u begint er zelf over.

Minister Verburg: Wij zullen dit in welwillende overweging nemen.

De voorzitter: Heel goed. Dan heb ik dat probleem weer opgelost.

Minister Verburg: Naar aanleiding van een geval van EIA heeft de heer Atsma gevraagd naar identificatie en registratie in de paardenhouderij. Lidstaten behoren elkaar te vrijwaren van deze ziekte. Daarom is deze ziekte overal aangifteplichtig. Over de vraag hoe identificatie en registratie moeten worden georganiseerd, heb ik al een paar keer met de Kamer besproken. De Sectorraad Paarden, waarin niet alleen de stamboeken, maar ook sportorganisaties en hippische verenigingen verenigd zijn, is met een voorstel gekomen. Ik dacht dat ik dat al naar de Kamer had gestuurd. We gaan werken aan een databank die heel snel kan worden gevuld, wanneer dat nodig is. Dan kun je daar heel rap op inspelen en daarop anticiperen. De heer Atsma heeft volstrekt gelijk dat je heel snel inzichtelijk moet kunnen hebben waar paarden of pony's zitten en wie daarvan de eigenaar is, wanneer het risico bestaat dat er sprake is van EIA of van bijvoorbeeld het West Nile Virus, zodat je zo'n virus kunt voorkomen of heel effectief bestrijden. Ik denk dat ik hiermee de meeste, zo niet alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter: Er is ongeremd geïnterrumpeerd, zodat er hooguit nog een enkele vraag is blijven liggen. Ik begin deze keer achteraan.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De Europese voedsel- en veiligheidsautoriteit heeft zelf erkend onvoldoende zicht te hebben op de langetermijnrisico's. Er zou een verbetertraject komen. Mijn vraag aan de minister is hoe het met de voortgang op dat gebied staat.

De heer Atsma hield een betoog, als een econoom, dat quotering geen enkele invloed zou hebben op de prijs, maar dat gaat er bij mij niet in. Als je het helemaal vrijlaat, krijg je enorme schommelingen. Daarom hebben wij in de hele wereld afgesproken dat we de economie niet ongebreideld haar gang laten gaan, maar dat we proberen te regelen dat bepaalde negatieve effecten worden beteugeld. Dat kan betrekking hebben op productiewijzen of quotering. Wij denken dat quotering wel degelijk een middel kan zijn om die schommelingen wat te beperken. Het lijkt mij logisch dat de prijs hoger of stabieler kan zijn als je het aanbod beperkt dan wanneer je het hyperliberaal organiseert, zoals de heer Atsma kennelijk voorstelt. Ik zeg natuurlijk niet dat quotering hiervoor een absolute garantie biedt, maar het lijkt ons wel een nuttig middel.

Tot slot heb ik nog een vraag aan de minister over de genetisch gemodificeerde organismen. Ik werd getriggerd door haar opmerking dat zij ernaar gaat kijken, maar dat daarbij gewoon de regels van de interne markt gerespecteerd moeten worden. Betekent dit dat die producten uit andere landen ons land ongebreideld kunnen binnenkomen, als Nederland besluit om dat hier niet te doen? Ik weet niet of dat wenselijk is. Zouden we dan niet regulerend moeten kunnen optreden of daarbij een bepaalde zelfstandige vrijheid moeten hebben?

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Voorzitter. Ik hoorde in het verhaal van de minister over de herziening van het landbouwbeleid duidelijk het signaal dat zij de boeren wil belonen voor maatschappelijke diensten. Kan zij toezeggen dat zij zich binnen het GLB zal inzetten voor meer ruimte voor lidstaten om geld in te zetten voor maatschappelijke waarden, zoals milieuvriendelijke productiemethoden en dergelijke?

Ik begrijp dat er onderzoek is gedaan naar het effect van het huidige GLB op de wereldhandel. Ik heb nog geen antwoord gehoord op mijn verzoek om de Kamer daarover te informeren. Ik ben niet alleen woordvoerder voor landbouw en andere groene dossiers, maar ook voor Ontwikkelingssamenwerking, en daarom ben ik bijzonder geïnteresseerd in dit onderwerp. Ik ben dan ook erg blij met de opmerking van de minister over het belang van landbouw voor internationale klimaatvraagstukken en het bijzondere belang ervan voor ontwikkelingslanden. Zij zegt dat bij die conferentie een aantal best practices in de etalage worden gezet. Ik ben daar heel blij mee. Ik hoop ook dat ik daarnaast mag verwachten dat de minister met haar collega voor Ontwikkelingssamenwerking spreekt over de rol van landbouw in het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Graag hoor ik hierop een toelichting van de minister.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik heb verzocht om een beeld te krijgen van waar het gemeenschappelijk landbouwbeleid staat, maar ik denk dat dit niet hier moet maar op een andere plek. Ik ben het ermee eens dat de boeren een bijdrage krijgen voor groenblauwe diensten, zoals de minister zegt, maar ik denk dat het probleem vooral is onder welke condities en tegen welke prijs dat gebeurt. Ik zou daar graag een reactie op horen, maar dat hoeft niet nu. Dat kan ook schriftelijk. Ik ben blij met de inzet om de etikettering transparanter te krijgen. De doelstelling is volgens mij dat de herkomst niet verdoezeld wordt. De ingewikkeldheid van de herkomst kan dus geen reden zijn om niet akkoord te zijn met oorsprongsetikettering.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik heb nog een korte opmerking over het groenboek bosbescherming. Ik dank de minister voor het zoeken naar een integrale benadering en coördinatie, want dat staat ons zeer aan. Ik heb een opmerking gemaakt bij vraag 3 over nieuwe instrumenten. Kan de minister bevestigen dat die instrumenten niet gezocht worden, maar dat eerst wordt verdergegaan met de instrumenten die er inmiddels zijn?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik heb nog twee opmerkingen. Allereerst dank ik de minister voor haar beantwoording. In grote lijnen ben ik het daar helemaal mee eens. Kan de minister nog ingaan op de perceelsregistratie in relatie tot de uitbetaling van de toeslagrechten? Toen zij sprak over de dierziekten bij de paardenhouderij, kreeg ik opeens weer het beeld van een grootschalige uitbraak van MKZ in Turkije. Hoe staat het daarmee? Wat zijn de maatregelen aan de grenzen? Hoe staat het met het vaccinatiebeleid?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Laat ik om te beginnen mijn waardering uitspreken voor het initiatief van de minister om een bijdrage te leveren aan de klimaatconferentie. Ik denk dat dit heel waardevol is. Inhoudelijke afspraken zijn belangrijk, maar ik denk dat het ook goed is als de minister met de Landbouwraad gaat werken aan één EU-gezicht op die conferentie, want het ontbreken daarvan was een van de oorzaken dat Kopenhagen niet heeft gebracht wat wij hadden gehoopt. Ook dank voor de antwoorden over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De ChristenUnie ziet graag een uitvoerig verslag van wat er is gewisseld bij de Landbouwraad, zodat wij wat meer inzicht krijgen in de posities die de verschillende landen innemen.

Vandaag kwam ook de quotumdiscussie terug. Het melkquotum was natuurlijk niet alleen zaligmakend. Er zijn de afgelopen jaren meerdere instrumenten ingezet, die wel degelijk tot succes hebben geleid, zeker als je ziet met welke problemen we enkele jaren geleden nog zaten, bijvoorbeeld de boterberg. Als het gaat om het bestrijden van prijsschommelingen, is voor mij een heel grote vraag of meer liberalisatie daarvoor een oplossing biedt. De boodschap aan de minister is, geen oude schoenen weg te gooien voordat zij nieuwe heeft. Als er nieuwe schoenen zijn, moet je ervoor zorgen dat ze goed zijn ingelopen om te voorkomen dat bepaalde mensen met de blaren zitten van instrumenten die nog niet goed werken. Ik steun van harte dat de minister de grenzen gaat opzoeken van de interpretatieruimte in de mededingingswetgeving. Daarbij moet de positie van de boer inderdaad goed in het oog worden gehouden.

Toen de minister de twee cruciale vragen over de teelt van ggo's onthulde, viel mij op dat het functioneren van de markt daarin heel dominant is. Mijn vraag is of bij het werken aan een verordening de juridische positie van de verschillende lidstaten echt hard is en of er oog voor is dat wij de ggo-vrije keten in Europa kunnen handhaven. Daarover maak ik mij zorgen. Als het gaat om co-existentie moeten wij voortdurend oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen en nieuwe kennis die wordt opgedaan over hoe het gaat wanneer deze teelt wordt toegestaan.

De voorzitter: Zoals aangekondigd, zal de minister een korte mondelinge toelichting geven, voor zover mogelijk, op de stand van zaken bij de toeslagrechten, zoals gisteren in de procedurevergadering is gevraagd.

Minister Verburg: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de Kamer in tweede termijn. Mevrouw Snijder heeft gelijk dat ik die vraag in eerste termijn niet heb beantwoord. Ik heb toegezegd dat ik in de loop van september een schema naar de Kamer zal sturen. Ik zal mij daaraan houden, maar ik heb het nu nog niet. We zijn nog aan het puzzelen op dat schema voor de uitbetaling. De Kamer krijgt dat voor eind september van mij. Dat is een toezegging.

Na de inbreng van de heer Van Gerven in tweede termijn zie ik zijn punt wat betreft de EFSA. Ik was het niet eens met zijn inbreng in eerste termijn, waarin hij de kwaliteit van het opereren van de EFSA aan de orde stelde. Daar heb ik net als de heer Atsma op gereageerd. De EFSA heeft terecht een taxatie gemaakt van positieve en negatieve langetermijneffecten, maar dat moet niet alleen door de EFSA worden gedaan, maar internationaal. Hoe meer inzicht je daarin kunt bieden, hoe beter je uitkomt met de advisering.

De heer Van Gerven is opnieuw ingegaan op de quoteringsregeling. Ik heb het hier wel eens over gehad met zijn voorganger op dit dossier, de heer Polderman. Het model dat hij voorstelt, wordt ongeveer gehanteerd door Canada. Canada neemt daarmee een speciale positie in. Het opereert alleen voor eigen gebruik en niet voor de export. Ik ben er geen voorstander van om dat in Europa te doen en de regering zet daar dan ook niet op in, want dat kan alleen als je een hek om Europa zet. Ik geloof niet dat het de bedoeling van de heer Van Gerven is om het alleen voor Europa te regelen. Europa speelt een belangrijke rol in de wereld en wil die rol ook op een verantwoorde manier blijven spelen.

Er is gevraagd of wij het dan ongebreideld aan de markt overlaten, maar dat is ook niet het geval. De productie zal bepaald worden door de milieu- en de mestruimte. In Nederland zijn dat elementen die de ruimte voor productie door boeren behoorlijk meebepalen. De heer Van Gerven zegt dat je automatisch betere prijzen krijgt als er minder wordt geproduceerd, maar hij vergeet daarbij dat het nog wel eens gebeurt, ook nu weer, dat mede als gevolg van hevige regenval of heel sterke droogte oogsten kunnen mislukken. Hij sprak over de zuivel, maar er zijn waarschijnlijk ook nog andere producten waarbij hij voorwaarden zou willen stellen aan de productie. Als je dat allemaal zo beperkt, loop je ook nog wel een paar andere risico's. Gelukkig staan we er nu beter voor dan in 2008, toen de voedselprijzen omhoog schoten. Nu hebben deze prijzen ook een opwaartse neiging, maar die kunnen we beter opvangen, doodgewoon omdat er meer goede oogsten zijn. Ik weet niet of de Kamerleden het nog op het netvlies hebben, maar ik heb dat wel. Ik zie nog steeds die voedselrellen in Mexico, Cairo en Costa Rica voor mij, waar mensen met hun zuurverdiende loon niet eens meer voldoende voedsel voor hun gezin konden kopen, omdat de prijzen zo hoog waren geworden. Ik zou ook graag een zodanig beleid willen voeren, Europees en wereldwijd, dat we dat niet meer meemaken. Integendeel. Er moeten fatsoenlijke en reële prijzen zijn, ook voor de producerende boeren, zodat mensen wel hun dagelijks brood kunnen kopen en dat ook kunnen betalen.

De heer Van Gerven en mevrouw Wiegman hebben het gehad over ggo's. Wanneer deze teelten worden toegelaten tot Europa, gelden de internemarktregels. Dat geldt ook voor producten en dat zal niet veranderen. Die internemarktordening geldt daarbij.

Mevrouw Van Veldhoven sprak over het belonen van maatschappelijke diensten. Dat doen we nu al. Dat kan onder artikel 68. Ik ben daar een groot voorstander van, zoals ik in eerste termijn al heb toegelicht. Er wordt onderzoek gedaan naar de effecten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarnaar zij heeft gevraagd. Dat wordt jaarlijks gepubliceerd door de OESO. Ik weet niet hoe recent dat is, maar zij kan de vinger aan de pols houden door middel van deze jaarlijkse rapportage van de OESO.

Zij heeft ook gevraagd of er een lijntje is met Ontwikkelingssamenwerking. Helaas heb ik op dit moment geen collega voor Ontwikkelingssamenwerking, maar ik kan zeggen dat ik uitstekend heb samengewerkt met voormalig minister Koenders. Wij hebben gezamenlijk een notitie ontwikkeld om gericht te investeren in landbouw en rurale ontwikkeling in Afrika. Daarbij gold een beleid met vijf sporen: innovatie en verduurzaming, duurzame ketens, private investeringen, ... Ik kan ze zo opnoemen, maar zij kan het ook even opzoeken. Die lijn ligt er en die is herkend en erkend door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In een recent rapport van die raad wordt ingezet op een soortgelijke aanpak; met ketens, gericht investeren in landbouw en voedselproductie, innovatie en verduurzaming. Dat zal ook meegenomen worden bij de conferentie. De medewerkers van Ontwikkelingssamenwerking zijn ook betrokken bij de voorbereiding van die conferentie die eind oktober, begin november zal plaatsvinden.

Mevrouw Jacobi sprak over blauwgroene diensten. Deze kunnen nu ook al breed worden gefinancierd. Het is niet of-of, maar en-en. Bij de oorsprongsetikettering gaat het er niet om het een en ander te verdoezelen, maar om een systeem dat werkt en dat op een dynamische manier de gewenste en juiste informatie kan geven.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dank voor het antwoord, maar ik ben natuurlijk nieuwsgierig naar verdeelsleutels waar we straks mee verder kunnen. Daar hebben we volgens mij nog niet echt een oplossing voor.

Minister Verburg: U overvraagt mij nu. Zo ver zijn we nog niet. Ik heb wel gezegd dat er een verdeling zit in wat we op grond van artikel 68 waaraan besteden. Volgende week kunt u in de begroting zien hoe we daaraan het komende jaar handen en voeten geven, dus nog een klein weekje slapen.

Mevrouw Lodders heeft gevraagd of er nieuwe instrumenten staan in het groenboek bosbescherming, waarmee zij bedoelt dat er niet meer bureaucratie en regelgeving moeten komen. Wij bekijken waar wij effectief op kunnen inzetten zonder stapels formulieren, grote rapportages of hoge nalevingslasten te creëren, dus het kan slank en slim zijn.

Mevrouw Lodders (VVD): Dat was inderdaad wat ik bedoelde, dus dank.

Minister Verburg: Mevrouw Snijder heeft nog een vraag gesteld over de MKZ. Het vaccinatiebeleid dat we daarvoor hebben, is onverminderd van kracht. Natuurlijk houden we zorgvuldig in de gaten wat er elders gebeurt, maar in Nederland wordt gewoon gevaccineerd.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Mocht er een uitbraak komen. Dat begrijp ik, maar welke maatregelen worden er nu genomen? We zien alleen maar krantenkoppen waaruit blijkt dat de uitbraken in Turkije toenemen en Turkije grenst aan Europa, met alle grote risico's van dien.

Minister Verburg: Daarbij is een rol weggelegd voor de Europese Commissie. In Europees verband vindt ongeveer iedere maand overleg plaats tussen de chief veterinary officers. In dat zogenaamde SCoFCAH worden alle hoofd-veterinaire deskundigen van de departementen in de lidstaten bijgepraat over het beleid van de Europese Commissie en houden ze de vinger aan de pols. Het is terecht dat mevrouw Snijder verzoekt om aandacht voor dit punt, maar in Brussel is men alert en houdt men de vinger aan de pols.

Mevrouw Wiegman heeft nog een goed advies, waar ik het zeer mee eens ben, om geen oude schoenen weg te gooien voordat je de nieuwe hebt ingelopen. Ik ben inmiddels hobbyhardloopster en daarbij geldt ook het advies om de oude schoenen niet te snel weg te doen. Dat zullen we ook niet doen met het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Over de precieze instrumenten en de budgetten zullen we met elkaar spreken, om ze te wegen, als zij er concreet zijn, en dat is nu nog niet het geval. Ik denk dat het belangrijk is om in Nederland goed te kijken naar de consequenties voor de inkomsten van boeren, waar ik al eerder voor heb gepleit. Dat zal ook een belangrijk element moeten zijn.

De Europese Commissaris is bezig met de mededingingswetgeving. Dat doe ik niet, maar hij heeft juristen genoeg die dat kunnen en anders willen onze juristen wel meekijken om onze gedachten mee te geven. Daarbinnen moet het een en ander komen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister zegt dat zij al heeft geantwoord op de vraag over de uitbetaling van de toeslagrechten. Wij krijgen dus heel binnenkort dat overzicht, ...

De voorzitter: Dat is een toezegging.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat is een toezegging. Kan zij aangeven of zij gewoon vanaf december begint uit te betalen, zoals dat alle voorgaande jaren is gebeurd? Dat zou volgens mij toch wel de inzet moeten zijn.

Minister Verburg: Ja, dat gaan we wel doen. Het speelt mogelijk zelfs tot volgend jaar juni. Ik heb gezegd dat ik de Kamer het precieze ritme van het uitbetalingsschema later deze maand zal doen toekomen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil graag nog een verduidelijking op het terrein van de teelt. De heer Van Gerven sprak ook over producten die de grens over gaan. Ik ben mij heel goed bewust van de marktregels, maar de vraag is voor mij hoe sterk lidstaten uiteindelijk staan wanneer zij deze teelt niet willen. Hebben zij voldoende grond om er nee op te zeggen of zullen dan toch bepaalde marktregels opspelen waar advocaten dankbaar gebruik van maken, zodat deze lidstaten, ook al willen ze het niet, uiteindelijk niets anders kunnen doen dan deze teelt toch toestaan?

Minister Verburg: De essentie van het voorstel van de Europese Commissie, dat nog uitgewerkt moet worden, is dat er sprake is van vrije keuze van de lidstaten. De interne marktregels gelden voor producten, ook als zij elders in Europa zijn geproduceerd, maar er geldt vrije keuze voor lidstaten.

De voorzitter: Wij hebben geconcludeerd dat de minister er nu geen standpunt over mag innemen. Zo blijft het toch wat ingewikkeld. Ik doel op het behandelvoorbehoud.

Minister Verburg: Wij hebben als regering een standpunt. Dat is helder. Als het gaat om nieuwe ontwikkelingen, is er een behandelvoorbehoud, maar vooralsnog gaan we uit van het bestaande standpunt van deze regering. Dat is evident.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik ben benieuwd naar een reactie van de econoom van het CDA, de heer Atsma. Hij is nooit te beroerd om antwoord te geven en ook niet om te reageren op mijn uitlatingen over quotering. De minister legt een link tussen voedseltekorten en quotering, maar ik denk dat dit toch te simpel is. Ik wijs op de discussie over speculatie en de voedselrellen en dat soort zaken. Ik denk dat dit verband niet zo eenduidig te leggen is.

Minister Verburg: Ik heb niet gemeend om hier uitputtend te moeten zijn. Daarover kun je een verhandeling houden, maar dat zal ik niet doen. Ik conformeer mij graag aan de tijd die voor dit overleg is uitgetrokken. Ik heb een paar argumenten gegeven om dat niet te doen. Het belangrijkste argument is dat ik niet wil dat er een hek om Europa komt te staan.

De voorzitter: Als de commissie mij toestaat, ga ik nog heel kort in op de vraag die de heer Van Gerven mij heeft gesteld over het effect van quotering op de prijs, bijvoorbeeld van melk. Voor mij is het heel simpel. Wanneer Europa vasthoudt aan quotering en er geen hek om Europa wordt gezet, om de minister te citeren, betekent dit dat er aanbod uit andere continenten naar Europa kan komen. In die zin heeft quotering geen enkele invloed op de prijs die in Europa voor de melk wordt gegeven. Kortom, quotering is niet van invloed op de prijs. Wanneer er een aanbodtekort komt, omdat de vraag groot is, komt het uit andere continenten. Dat geldt voor graan, voor zuivel en voor alles. Ik ga er graag in een ander debat nader op in, want het is een interessant onderwerp.

Ik sluit af door te melden dat alle vragen, al dan niet naar tevredenheid, zijn beantwoord. Dat horen we later wel. We zijn goed binnen de tijd gebleven.

  • De minister komt deze maand terug op de afhandeling van de toeslagrechten, waar de commissie gisteren naar heeft gevraagd.

  • Binnen afzienbare tijd – als het kan voor de begrotingsbehandeling, maar als dat niet lukt, dan voor een algemeen overleg over dit onderwerp – zal de voormalige baas van de FNLI ingaan op de verduurzaming van de voedselketen en alles wat daarmee samenhangt. De minister zal dit voorzien van commentaar.