Kamerstuk 21501-07-750

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Economische en Financiƫle Zaken


Nr. 750 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 september 2010

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 31 augustus 2010 overleg gevoerd met minister De Jager van Financiën over:

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 20 juli 2010, Verslag van de Ecofin-raad d.d. 12 en 13 juli 2010 en de Van Rompuy-werkgroep 12 juli 2010, (21 501-07, nr. 746);

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 30 augustus 2010, Geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofin van 6 en 7 september 2010, (21 501-07, nr. 749);

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 23 juli 2010, Kabinetsreactie op het Groenboek corporate governance bij financiële ondernemingen en het beloningsbeleid, (22 112, nr. 1040);

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 5 juli 2010, Toezending van de Mededeling van de Commissie ter verbetering van de economische beleidscoördinatie binnen de Europese Unie, (21 501-07, nr. 744).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Bommel

De griffier van de commissie voor Financiën,

Berck

Voorzitter: Blok

Griffier: Berck

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Blok, Braakhuis, Plasterk, Irrgang, Blanksma-van den Heuvel, Koolmees, Ten Broeke,

en minister De Jager, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister en de ambtenaren van harte welkom, evenals de belangstellenden op de publieke tribune.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks is verheugd dat de Nederlandse regering voorstander is van een bankbelasting. Zij wil graag weten hoe het contact hierover de afgelopen maanden met vooral de Fransen en de Duitsers is geweest, vooral gezien de brief van de Franse en Duitse ministers, waarin wordt opgeroepen tot een transactiebelasting. Beide landen zijn al in een vergevorderd stadium als het gaat om een nationale bankbelasting.

De minister noemt in zijn brief een aantal voorwaarden waaronder hij een bankbelasting zou willen invoeren. De fractie van GroenLinks begrijpt deze voorwaarden en zou hieraan willen toevoegen dat de belasting voor zover mogelijk zo moet worden ingericht dat deze niet direct wordt doorberekend aan de klanten van de banken. Mijn fractie vraagt zich vooral af hoe ver de minister is met het verwezenlijken van deze voorwaarden. Wat heeft hij er in Europees verband aan gedaan om deze voorwaarden te verwezenlijken, om deze belasting of heffing ook daadwerkelijk te kunnen invoeren?

Wij hebben begrepen dat er gisteren al een informele bijeenkomst is geweest van de ministers. Uiteraard zijn wij heel benieuwd welke voortgang daar is geboekt. Het beeld dat GroenLinks heeft, is dat een bankbelasting nog nooit zo dichtbij is geweest, zeker daar Duitsland, Frankrijk, Engeland, Zweden, Spanje, België en zelfs Hongarije al een bankbelasting in een of andere vorm kennen of bezig zijn met plannen in een vergevorderd stadium. Is de minister het met ons eens dat dit een goede reden is om te streven naar een uniforme belasting, om daarmee ook een level playing field in Europa te creëren?

De fractie van GroenLinks vraagt zich af in hoeverre een level playing field betekent dat de Nederlandse financiële sector beschermd moet worden tegen te veel hervormingen. Kan de minister iets meer uitleggen wat dit voor hem inhoudt? Kan het inderdaad zo zijn dat deze voorwaarde op den duur betekent dat deze belasting ingevoerd gaat worden?

Wij hebben gisteren antwoord gekregen op Kamervragen, waarvoor dank, waarin de minister aangeeft een dergelijke belasting niet te willen gebruiken om de EU-bijdrage te verlagen en daarmee een bezuiniging te realiseren. Kan de minister uitleggen wat volgens hem de bestemming dan wel is? Als ik goed geïnformeerd ben, denkt Frankrijk aan een klimaatfonds voor een transactiebelasting, terwijl een bankbelasting in de algemene middelen zou terugvloeien. Duitsland wil deze juist in een reddingsfonds voor de banken stoppen. Hoe ziet de minister het doel van een bankenheffing?

Is de minister in het zeer onwaarschijnlijke geval dat er geen Europese bankenbelasting komt, bereid om het Duitse voorbeeld te volgen, naar goed gebruik. Naar ik meen werd Duisenberg «Mr Fifteen Minutes» genoemd, omdat hij vaak na korte tijd de Duitsers volgde in hun maatregelen. Is de minister in dit geval ook bereid om de Duitsers te volgen?

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. Je zou kunnen zeggen dat dit een klein AO is, ter voorbereiding van de Europese raden, zoals wij er zoveel hebben, maar je zou deze bijeenkomst ook een andere lading kunnen geven. De onderwerpen die op de agenda staan, hebben betrekking op het toezicht op de financiële sector, de regels voor de interne governance van financiële instellingen, de begrotings- en de betalingsbalanspositie van de verschillende lidstaten. Alles bij elkaar zijn dat allemaal blokken die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de internationale financiële crisis. Daarmee wordt het belangrijkste onderwerp van nu en misschien wel van de komende tien jaar hier vandaag op een achternamiddag besproken. De crisis is ontstaan omdat de markt, aan zichzelf overgelaten, kennelijk tot deze situatie heeft geleid. Ik denk dat de uitdaging voor overheden hier en overal in de wereld zal zijn om toch een vorm van een nieuwe internationale orde te creëren, ook al is dat een groot woord, om ervoor te zorgen dat zo'n situatie zich niet opnieuw zal voordoen. Dat wordt nooit in één keer besloten, maar dat gebeurt in allemaal kleine stukjes en beetjes en heel kleine stukjes en beetjes daarvan staan vanmiddag ook op de agenda. Alles bij elkaar zullen zij toch moeten bijdragen aan een situatie waarin dit soort grote ongelukken zich niet opnieuw zullen voordoen. Dit even als algemene opmerking vooraf.

Ik loop een paar onderwerpen langs, in het besef dat we deze niet allemaal bij de voorbereiding van deze raad kunnen bespreken, juist omdat het zo'n groot onderwerp is. Veel van die onderwerpen zullen bij gelegenheid terugkomen.

Mijn fractie gaat akkoord met de voorstellen voor de excessievetekortprocedure. Zij heeft wel een zekere aarzeling, omdat de sancties die een land kunnen treffen wanneer er een tekort is, kunnen bijdragen aan het verder ondermijnen van het vertrouwen van de financiële markten in zo'n land en daarmee de crisis kunnen vergroten. Ben je dan niet te laat? Zou je niet eerder en wellicht ook automatisch sancties moeten treffen? Ik vraag de minister of Europa ook de gelegenheid zou moeten hebben om dwingende voorschriften of aanwijzingen te geven. Ik zeg erbij dat ik mij bij eerdere gelegenheden wel eens heb opgesteld als iemand die vraagtekens zette bij een te grote bevoegdheid van Europa op het gebied van consumentenbeleid, milieubeleid of andere dingen die net zo goed door lidstaten zelf geregeld kunnen worden. Dit is typisch een terrein van grote subsidiariteit. Als een bank too big to fail is, is een land ook too small om de supervisie daarop te regelen. Dan moet je dat soort dingen werkelijk minstens op Europees niveau doen.

Er stond ook een heel zelfbewuste zin in de brief van de Europese Commissie. Ik ben benieuwd wat mijn linkerbuurman daarvan vindt. Er staat namelijk: There is broad political agreement that the EU needs to be equipped with broader and more effective policy instruments to ensure its future prosperity and standards of living. In feite zegt de Commissie met zoveel woorden dat Europa in deze situatie meer macht en bevoegdheden moet krijgen, want anders kunnen we onze welvaart in de toekomst niet veiligstellen. Ik ben benieuwd wat de minister hier in algemene zin van vindt.

Er wordt aandacht besteed aan de excessieve imbalans die optreedt wanneer landen een betalingsbalanstekort hebben, zoals Griekenland en Spanje. In die context kun je je afvragen of er ook beleid zou moeten zijn voor landen met een groot overschot, zoals Duitsland en Nederland. Als logisch complement hiervan zou Europa erop kunnen aandringen om niet te veel te bezuinigen, omdat je dan met z'n allen terechtkomt in een spiraal naar beneden. Ik ben benieuwd wat de minister van deze gedachte vindt.

In die context dank ik voor de brief waarin de minister een overzicht heeft gegeven van de maatregelen die andere landen hebben genomen. Hierin valt op dat Duitsland, voor ons altijd een groot voorbeeld, maar ook Portugal en Spanje een fors pakket hebben dat voor een derde bestaat uit lastenverzwaring en voor twee derde uit snoeien in de uitgaven van de overheid. Bij het Verenigd Koninkrijk gaat het om een kwart lastenverzwaring. In Frankrijk wordt de hypotheekrenteaftrek getrimd. In algemene zin vraag ik de minister wat hij vindt van de waarneming dat Nederland het enige land is dat elke vorm van lastenverzwaring taboe verklaart, althans dat is mijn indruk, om het voorzichtig te formuleren. Ik wil niet de indruk wekken dat ik voor massale belastingverhoging ben, maar je ziet dat eigenlijk alle andere lidstaten er in hun mix niet aan ontkomen om op bepaalde terreinen te zeggen dat de rekening ook gedragen moet worden door vormen van lastenverzwaring. Ik ben benieuwd naar de redenen waarom dat in de ogen van de minister voor Nederland niet in dezelfde mate zou gelden.

Ik ga gauw door naar het groenboek over corporate governance en beloningsbeleid. Daarin staat ook een boude zin van de Commissie. Volgens de Commissie heeft een gebrek aan goede corporate governance ten grondslag gelegen aan de financiële crisis. In de ogen van de Commissie is dit niet zomaar wat, maar zou dit de oorzaak zijn van de financiële crisis. Ik heb mijn reces mede doorgebracht met het lezen van het interessante boek Freefall van Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar voor economie, waarin hij probeert te analyseren waar de oorzaak van de financiële crisis ligt. Interessant genoeg legt hij deze niet op één plek, maar op verschillende plekken. Het begint bij de consument die een duurder huis wil bewonen dan waarvoor hij budget heeft. Het eindigt bij internationale instituties die onvoldoende toezicht houden. En dan zijn er nog allerlei lagen tussen, zoals de hypotheekverstrekkers, etc. Als die verantwoordelijkheid gedistribueerd is, moet je ook op ieder van die niveaus goed kijken wat je eraan zou kunnen doen. In de ogen van de Commissie is het gebrek aan corporate governance bij de instellingen een van de belangrijke oorzaken. Is de minister het daarmee eens? Gaan de Nederlandsche Bank en de AFM ook reageren op dat groenboek? Kunnen wij er bij gelegenheid op terugkomen?

Er passeren heel veel aspecten in die meer aandacht verdienen dan in deze paar minuten kan worden opgebracht. Op pag. 8 staat een zinsnede over het toezicht op het beloningsbeleid bij de financiële instellingen. Het is nog even vooruitkijken, maar ik geloof dat we volgend jaar een nieuwe directeur van de Nederlandsche Bank moeten gaan aanstellen. Ik ben benieuwd hoe het tegen die tijd zit met het beloningsbeleid. Zal deze ook aan de balkenendenorm worden gehouden? Heeft de minister hierover nu al een opvatting of wil hij op een ander moment terugkomen op dat aspect van het beloningsbeleid, dat ten voorbeeld gesteld kan worden aan de sector als geheel? Ik vraag de minister wanneer de kapitalisatie bij de banken definitief wordt en hoe Basel III zich verhoudt tot CRD II, III en IV. Zal de dekking van 3% volgens de minister uiteindelijk voldoende zijn of is dat pas het begin en zal een nog grotere dekking nodig zijn? Volgens mij heb ik Hoogervorst in een interview wel eens horen pleiten voor een hogere dekkingsgraad dan 3%. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt.

Het IFF heeft een reactie gegeven in het kader van de lobby van de internationale bankenwereld. Daaruit zou je de indruk kunnen krijgen dat het verhogen van de dekkingsgraad zou leiden tot grote financiële rampen. Ik was niet heel gelukkig met die reactie. Volgens mij zijn de Nederlandse banken daar niet helemaal in meegegaan, maar ik hoor graag de opinie van de minister daarover.

Ik heb met interesse gelezen over het in elkaar schuiven van de verschillende Europese toezichtinstanties. Ik vraag mij af hoe het Nederlandse «twin peaks»-model, met prudentieel toezicht bij DNB en markttoezicht bij de AFM, zich verhoudt tot de manier waarop dit Europees is georganiseerd. Ik heb immers de indruk dat het daar juist sectoraal gebeurt. Omdat wij het uiteindelijk samen moeten doen, zou het vervelend zijn als dat lastiger wordt omdat wij dit anders hebben ingedeeld dan in Europa. Het is sowieso van belang om van de minister te horen of het toezicht op deze manier volgens hem volledig effectief geregeld wordt.

Ook over het depositogarantiestelsel zou je langer kunnen praten. Ik beperk mij nu tot één specifiek punt. De richtlijn schrijft voor dat spaarders geïnformeerd moeten worden over depositogaranties. Reclame maken mag niet meer, maar ik mis de redenering die andersom gaat: er zijn ook producten die op sparen lijken maar die dat officieel niet zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de achtergestelde deposito's. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het dan van belang is om de klanten aan te geven dat die producten het woord «deposito» wellicht ten onrechte dragen. Anders denken mensen dat het allemaal onder hetzelfde garantiestelsel valt. Ik krijg daarop graag een antwoord van de minister.

Ik zag de voorzitter al naar de klok kijken. Er was geen spreektijd vastgesteld, maar ik stop.

De voorzitter: De minister wil een verhelderende vraag stellen.

Minister De Jager: Ja, bij ons is de vraag over de dekkingsgraden niet helemaal duidelijk. Kan de heer Plasterk die verduidelijken? Wij begrijpen niet wat de heer Plasterk daarmee bedoelde.

De heer Plasterk (PvdA): De concrete vraag is wanneer het definitief ingaat.

Minister De Jager: Welke dekkingsgraad?

De heer Plasterk (PvdA): Basel III. Dat heb ik toch gezegd?

Minister De Jager: O, dat is iets anders. Wij verstaan iets anders, een ander begrip, onder «dekkingsgraad». Maar goed, de vraag is dus wanneer de maatregelen inzake Basel III ingaan.

De heer Plasterk (PvdA): Ja.

De voorzitter: Ik had inderdaad geen spreektijd aangegeven, omdat er aan het begin van het overleg slechts drie woordvoerders aanwezig waren. Daarom dacht ik dat het zou moeten lukken in twee uur, maar nu gaat het knellen. Normaal gesproken hanteren we met zoveel woordvoerders een spreektijd van ongeveer vijf minuten. De vorige sprekers bleven daar keurig binnen.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Aan het begin van het zomerreces zag ik een voorpagina van The Economist, een liberaal weekblad. Daarop stond: «Can anything perk up Europe?» Je zag daarbij een Eiffeltoren die er slap bij hing. Het verhaal was eigenlijk dat het er met Europa vrij dramatisch aan toe was. Dat was vlak na de crisis met de euro, met het noodfonds et cetera. In tegenstelling daarmee ging het fantastisch in de VS; dat was ongeveer de portee van dat stuk. Wat schetst nu mijn verbazing? Wij zijn inmiddels nog geen twee maanden verder en ik hoor nu precies het omgekeerde verhaal: het gaat ontzettend slecht in de VS en in Europa gaat het heel goed. Ik vrees dat de waarheid wat meer in het midden ligt en dat The Economist misschien iets te snel was, maar dat er nu ook weinig reden is voor triomfalisme in Europa. We hebben aan die eurocrisis wel overgehouden dat de Europese federalisten het gevoel hebben dat zij de wind in de zeilen hebben. Een aantal voorstellen die bij de komende Ecofin-raad voorliggen, moeten duidelijk in dat kader worden gezien. De SP-fractie voelt niets voor een Europese economische regering en een Europese superstaat. Wij vinden dus dat deze crisis niet misbruikt moet worden door de Commissie, met allerlei ook al door de heer Plasterk genoemde triomfalistische teksten om de macht van Europa uit te breiden. Dat moeten wij niet doen.

De heer Plasterk (PvdA): Ik heb daar in mijn eerste termijn ook iets over gezegd en ik heb daarbij verwezen naar mijn eerdere scepsis over de rol van Europa. Ik heb gezegd dat je er, als je toezicht met tanden wilt hebben en als je dingen werkelijk wilt kunnen regelen, volgens mij niet aan ontkomt om in deze sector meer bevoegdheden aan Europa te geven. Het is het een of het ander. Hoe moet dit volgens u worden opgelost als wij dit niet op Europees niveau oplossen?

De heer Irrgang (SP): Ik vind het jammer dat u uw eerdere positie zo snel verlaat. Wij zijn niet tegen Europese samenwerking, maar dat is iets heel anders dan het overdragen van bevoegdheden naar het Europese niveau. Volgens mij speelt dat niet zozeer bij het Europese toezicht, maar veel meer bij de huidige discussie over een Europese economische regering. Met name Frankrijk zet in op een forse versterking van de macht van «Brussel». Daar voelen wij helemaal niets voor. Daar was mijn opmerking op gericht. Gelukkig is ook de Nederlandse regering van mening dat wij geen Europese economische regering moeten hebben. Het is goed als ook de Tweede Kamer niet te snel meegaat met allerlei Franse geluiden om de macht van de Commissie fors te versterken. Dat is op een aantal punten wel de insteek van de Commissie. Daar citeerde u zelf uit.

Een van de eerste voorstellen uit de Van Rompuy-werkgroep is om een procedure in het leven te roepen voor het aanpakken van buitensporige onevenwichtigheden. Op dit punt ben ik het erg met de heer Plasterk eens: het is natuurlijk raar om een procedure in het leven te roepen die bij uitstek gericht lijkt op tekortlanden, dus landen in Zuid-Europa – op de concurrentiepositie en het overheidstekort, maar natuurlijk met name op het tekort op de lopende rekening – terwijl het omgekeerde natuurlijk net zo goed waar is: er zijn ook overschotlanden. Per definitie kunnen er alleen tekortlanden zijn als er ook overschotlanden zijn. De wereld kan niet alleen bestaan uit landen met een overschot op de lopende rekening. Er moeten ook landen zijn met het omgekeerde. In die zin zijn er, in dit geval in Europa, altijd twee schuldigen: de landen in Zuid-Europa en de landen met een overschot in Noord-Europa. Tenzij de Aarde een overschot heeft met de planeet Mars, is het saldo van alle tekorten en overschotten op de handelsbalans en de lopende rekening uiteindelijk nul. Er is vaak opgemerkt dat Azië medeverantwoordelijk is voor tekorten in de VS, omdat Azië bereid is om die tekorten te financieren. Iets vergelijkbaars geldt natuurlijk ook op Europese schaal. Vandaar de vraag of zo'n procedure volgens de Nederlandse regering ook zou moeten bestaan uit het aan de kaak stellen van landen met een groot overschot, dus Nederland en Duitsland. Er moet niet alleen naar één kant van de medaille worden gekeken.

Automatische sancties lijken nu als een soort ei van Columbus uit de hoge hoed te komen. Het probleem daarvan is natuurlijk dat dit landen nog verder in problemen brengt. Hoe gaat dit dan de problemen oplossen? Als landen al heel diep in problemen zitten, verergert een automatische sanctie het probleem in plaats van dat die het probleem oplost.

De minister schrijft in de brief over het EU-semester dat er vooraf informatie komt over de begroting van het volgende jaar – in het voorjaar komt er richting Brussel dus al informatie over de begroting van, in dit geval, 2011 – en dat dit overeen lijkt te komen met wat al door Nederland wordt gedaan. Die formulering lijkt enige ruimte te laten. Vandaar de vraag of de minister hierover iets meer kan vertellen. Wat moeten die indicaties van plannen precies zijn, hoe moeten die worden aangegeven en hoe zeker is het dat Nederland lijkt te voldoen aan die, nu nog, toekomstige plannen?

Wij lezen met plezier dat Nederland voorstander is van een bankenheffing. Ook wij vragen de minister wat Nederland gaat doen om die in Europees verband zo snel mogelijk te implementeren.

Wij vragen de minister ook of een transactiebelasting niet kan worden gezien als een middel om een financiële sector die als een luchtbel is opgeblazen, een beetje onder controle te houden. Er is inmiddels een enorme financiële sector gegroeid die een groot deel van het nationaal inkomen en de nationale winst uitmaakt. Een financiële heffing op die sector door middel van een transactiebelasting zou daarop een antwoord kunnen zijn. Dan kan worden voorkomen dat die sector enorm expandeert, zoals de afgelopen decennia is gebeurd. Waarom is Nederland zo afwijzend en sluit het niet aan bij het Franse initiatief?

Over het groenboek corporate governance hebben wij een brief gekregen, maar zouden wij ook niet een reactie van het kabinet ontvangen op dat groenboek? De brief gaat in op de vraag wat de reactie zal zijn, maar ik had ook graag de reactie zelf ontvangen. Mij valt op dat de Commissie erop wijst dat de effectiviteit van corporate governance-regels tekortschiet. Zij spreekt onder andere van te veel zelfregulering. Nederland reageert daarop als volgt: wij kennen zelfregulering, maar er is sprake van een verplichte monitoring. Wordt hiermee wel voldoende recht gedaan aan het punt van de Commissie dat te veel zelfregulering onderdeel van het probleem is? Is de regering niet te mild in haar reactie?

De Commissie vraagt zich af hoe de beginselen van corporate governance effectief kunnen worden versterkt. Wat gaat de minister de Commissie hierover adviseren namens Nederland? De brief is hierover onvoldoende duidelijk.

De Commissie vraagt ook of de rol van werknemersvertegenwoordigingen moet worden versterkt. Wat is het antwoord van Nederland op die vraag?

Het kabinet betwijfelt of een goede dialoog tussen onderneming en aandeelhouders anti voting zal verminderen. Zou het niet richting Commissie zelf met voorstellen moeten komen hoe anti voting kan worden tegengegaan? Nu spreekt het slechts twijfels uit.

Opgemerkt wordt dat er meer overleg moet zijn tussen de toezichthouder, de financiële instelling en de accountant. Zou het niet goed zijn dat toezichthouder en accountant afzonderlijk met elkaar kunnen spreken zonder de financiële instelling erbij? Wellicht dat dit de kwaliteit van de informatie ten goede komt.

De heer Plasterk (PvdA): Op mijn vorige interruptie kreeg ik het antwoord dat de SP geen voorstander is van een Europese economische regering. Dat had ik ook niet bepleit en ik vind het frappant dat de SP nu allerlei vragen stelt over het groenboek. Gaat de heer Irrgang er vanuit dat het nuttig en verstandig is dat Europa zich daarmee bezighoudt? Je zou ook kunnen zeggen: bemoei je er niet mee, wij bepalen zelf wel onze governance-regels voor financiële instellingen. Ik stel opnieuw de vraag of hij vindt dat Europa zich indringender met dit soort zaken moet bezighouden omdat het anders misloopt – ik vind van wel – of is hij tegen een grote Europese invloed op dit punt? Als dat laatste het geval is, begrijp ik niet waarom hij hierover allerlei vragen stelt.

De heer Irrgang (SP): Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen Europese afspraken en de manier waarop die worden gemaakt. Wij zijn niet tegen Europese afspraken als zodanig – ook niet op het terrein van corporate governance – maar dat is iets anders dan het overdragen van de bevoegdheden aan Europa die dan met meerderheid van stemmen beslist. Dat speelt voor mij een belangrijke rol in de discussie over een Europese economische regering. Dan is er geen sprake meer van samenwerking, maar van overdracht van soevereiniteit aan de EU. Daarvan is volgens mij hier geen sprake en ik begrijp dat de regering daar net als de SP ook geen voorstander van is. Ik noem mij graag een Euroscepticus en het zou raar zijn als ik bij dit overleg geen enkele vraag stel omdat ik helemaal niks in Europa zou zien.

De heer Plasterk (PvdA): Als het gaat om sancties bij buitensporige tekorten is het een illusie te uit te gaan van de steun van de afzonderlijke lidstaten. Dan bijt een sanctie natuurlijk niet. Je zult toch moeten accepteren dat niet alles op basis van vrijwillige afspraken kan worden geregeld en dat er wel degelijk een vorm van centrale autoriteit is.

De heer Irrgang (SP): Ik denk dat de heer Plasterk de kracht van sancties op het gebied van begrotingspolitiek overschat. Er is nog nooit een sanctie toegepast en dat ligt echt niet aan het feit dat dat met unanimiteit moet gebeuren. Zelfs al zou dat gebeuren, dan zou dat niet voorkomen dat landen begrotingsproblemen krijgen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Allereerst dank ik de minister van Financiën voor de voortvarende manier waarop hij de motie-Weekers/Blanksma over stimulering van de woningmarkt, ingediend tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota, handen en voeten gaat geven. Hij trekt 200 mln. uit om die motie daadwerkelijk uit te voeren. Ik denk dat de woningmarkt hierdoor erg wordt gestimuleerd. Misschien mag ik ook namens de VVD – de heer Weekers is er nu niet – mijn dank hiervoor uitspreken. Ik vind het een mooi initiatief om het nieuwe vergaderjaar in te luiden.

Minister De Jager: De heer Koolmees mag straks iets over zijn motie zeggen!

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Is die dan ook al uitgevoerd? Onze motie in ieder geval wel.

De heer Plasterk stelde vast dat er veel belangrijke punten op de EU-agenda staan, die dan echter op een achternamiddag door de Kamer worden besproken. Ik zie dat anders. Wij komen van reces terug om hierover te spreken omdat wij het belangrijk vinden om de minister voldoende ingrediënten mee te geven naar Brussel.

De heer Plasterk (PvdA): Dat was niet de strekking van mijn opmerking. Ik zei juist dat het meer gewicht heeft dan je zou denken. Het gaat immers over kwesties die van groot belang zijn voor de toekomst van Europa.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Wij komen in ieder geval graag terug van het reces om de minister een aantal punten mee te geven.

Mijn inbreng spitst zich toe op de Van Rompuy-groep, de bankenbelasting en het depositogarantiestelsel.

De Van Rompuy-groep heeft zich gebogen over de begrotingsdiscipline en het begrotingsproces. De geannoteerde agenda laat zien dat er nog veel onzeker is over de onderwerpen die op de agenda staan. Ik noem de governance en de onevenwichtigheden die daarbij een rol spelen. Hoe dwingend kan de Europese Commissie zijn op die onderwerpen? Kan zij doorbijten als een land met macro-economische onevenwichtigheden kampt? Het CDA vindt dat op dit punt de grenzen mogen worden opgezocht. Als landen hun zaakjes wat betreft de concurrentiepositie niet op orde hebben, kan dit directe gevolgen hebben voor andere landen. Dat mag wat ons betreft hard worden aangepakt. Wij zijn het dan ook niet eens met de Franse minister Lagarde die verklaarde dat Duitsland zich moet aanpassen omdat Frankrijk anders in de problemen kan komen. Het lijkt ons veeleer dat Frankrijk zijn concurrentiepositie moet verbeteren en er zelf voor moet zorgen dat zijn zaken op orde zijn. Wij pleiten dus voor een stevige begrotingsdiscipline. Dat geldt natuurlijk ook voor Nederland. Dan de toolbox van sancties die voorgesteld worden. Het probleem is – de heer Irrgang wees daar ook al op – dat boetes kunnen leiden tot een verdere verslechtering van overheidstekorten. Ik weet niet of er naast het stopzetten van subsidies of naming and shaming nog andere manieren van sanctioneren zijn, maar de vraag is hoe sancties kunnen leiden tot echte aanpassingen en tot een echte verbetering van de begrotingsdiscipline. Dat is volgens mij aan de orde als wij het hebben over sancties die echt effect sorteren. Graag hoor ik een toelichting op dat punt.

Het idee van het Europese semester spreekt ons wel aan. Hierdoor wordt het voor de Europese Commissie mogelijk om al in een vroegtijdig stadium te acteren. Ook wij vragen ons echter af in hoeverre een en ander parallel loopt met onze eigen begrotingsdiscipline. In het voorjaar zou het Stabiliteits- en Convergentieprogramma eigenlijk al voorgelegd moeten worden. Loopt dat parallel met het parlement? Een en ander moet niet vooruitlopen op de eigen begrotingsdiscipline. De minister zegt dat dit geen enkel probleem zou zijn, maar ik zie de tijdslijn niet precies voor me.

Ten aanzien van de procedure met betrekking tot de overheidsschuld lijkt de werkgroep Van Rompuy te adviseren dat er nu ook een procedure wordt opgestart voor landen die de grens van 60% van het bruto binnenlands product lijken te overschrijden. Ook worden landen geacht om een middenlangetermijndoelstelling na te streven. Dat klinkt ons positief in de oren, maar wij vragen ons af hoe het geoptimaliseerd kan worden en of daarbij niet wat meer gebruik gemaakt kan worden van een houdbaarheidssaldo zoals wij dat hier in Nederland hanteren. Of wordt er nog aan andere opties gedacht? Graag een toelichting op dit punt.

Dan ga ik nog in op de Ecofin en de bankheffing, beide punten staan op de agenda. De CDA-fractie heeft al eerder uitgesproken, voor een bankheffing te zijn onder stringente voorwaarden. Wij menen dat dit op Europees niveau geharmoniseerd zou moeten worden. In de toelichting op de geannoteerde agenda staat: het is belangrijk dat er sprake is van een Europese coördinatie. Wat ons betreft, mag er een tandje bij. Wij willen geen Europese coördinatie, maar echt Europese harmonisatie, teneinde een internationaal level playing field te handhaven. Het is erg belangrijk dat dit op Europees niveau vastgesteld wordt. Uiteraard moeten, wat ons betreft, de effecten van een stapeling zeker aan de orde komen, zodat niet te hoge eisen aan de banken worden gesteld. Het is belangrijk dat de bankenbelasting, zeker op korte termijn, geen enkel negatief effect heeft op de kredietverlening. Mijn fractie is tegen een transactiebelasting zoals die hier voorgesteld wordt, zeker als die er alleen maar op Europees niveau zou komen. Ik denk dat dit echt mondiaal aangepakt moet worden. Als wij niet oppassen en uitsluitend in Europa een transactiebelasting krijgen, dan gaat het geld naar het laagste punt en dat moeten we niet willen. Als een dergelijke belasting al aan de orde is, dan moet die dus op mondiaal niveau worden bekeken.

Tot slot ga ik in op het depositogarantiestelsel. Ik hoop dat het er nu echt komt. Wij praten er nu al zeker twee jaar over om in ieder geval een harmonisatie van het depositogarantiestelsel te bewerkstelligen, zeker op Europees niveau. Mij viel een zin op en ik zou daar graag een toelichting op willen hebben. Het gaat om de volgende zin: «Mocht een depositogarantiestelsel alsnog in de problemen komen, dan kan het onder voorwaarden lenen van alle andere stelsels». Wat wordt daar nu precies mee bedoeld? Is er dan toch weer sprake van een zekere afhankelijkheid van elkaar? Graag hoor ik daar een toelichting op. Het depositogarantiestelsel moet heel erg nauw in relatie gezien worden met het toezicht, het «home and host»-toezicht op banken. In hoeverre worden deze dingen parallel getrokken? Er moet geen sprake zijn van een systeem dat op zichzelf staat. Het toezicht moet daarin meegenomen kunnen worden.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. De minister van Financiën was net een beetje aan het vissen naar complimenten. Ik wil hem gelijk een compliment geven. Ik dank hem dat hij de motie-Koolmees heeft ingevuld, al moest ik hem er misschien aan herinneren om dat te doen. Ik geef geen commentaar op de inhoud, want die weet ik nog niet, die wordt pas op Prinsjesdag bekend. Ik maak dus een klein voorbehoud of ik een en ander allemaal ga steunen. Wat de bouwsector betreft, was ik eerlijk gezegd een beetje verbaasd dat er in deze tijden van budgettaire nood plotseling een stimuleringspakket komt. Wij hebben daar dan ook niet mee ingestemd, maar goed, daar hebben wij het vandaag niet over.

Ik wil in mijn inbreng stilstaan bij twee onderwerpen, namelijk eerst de Van Rompuy-taskforce en als tweede de bankheffing en de aanpassing van het depositogarantiestelsel. Om met Van Rompuy te beginnen: wij ondersteunen de initiatieven die in het kader van de taskforce Van Rompuy worden genomen. Naar onze mening kan er alleen een stap vooruit worden gezet als de Europese Commissie echt meer instrumenten krijgt om de begrotingen van de lidstaten te monitoren en om tijdig budgettaire problemen te signaleren, zodat die problemen ook tijdig kunnen worden verholpen. Wij juichen het daarom toe dat de middellangetermijndoelstelling (MTO) meer gewicht krijgt in het SGP. Hiermee wordt namelijk gestimuleerd dat landen op tijd maatregelen nemen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. Daarnaast zijn wij voorstander van het beter monitoren van de economische onevenwichtigheden door de Europese Commissie. Dit geeft meer handvatten om tijdig in te grijpen en situaties zoals die in Griekenland, en erger, te voorkomen. Ik lees in de geannoteerde agenda dat Nederland voorstander is van sancties die 1) op alle landen toepasbaar zijn, 2) zo automatisch mogelijk worden ingezet en 3) op een vroeger moment worden ingezet, om escalatie van budgettaire en economische problemen te voorkomen. Wij kunnen ons vinden in deze benadering, maar ik heb er wel een paar vragen over. Aan welke sancties moet dan concreet worden gedacht? Heeft de minister hier eigen ideeën over? Ik vraag dit omdat ik wil voorkomen dat dit weer nieuwe papieren tijgers worden. Mijn beeld is namelijk dat er in Europa weliswaar allerlei afspraken worden gemaakt, maar dat er nog veel te verbeteren valt in de naleving dan wel handhaving ervan. Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik op mijn tweede punt, de bankheffing en het depositogarantiestelsel. Die wil ik graag samen behandelen. Het depositogarantiestelsel staat weliswaar formeel niet op de agenda, maar ik vind het toch belangrijk om beide punten samen te behandelen. Wij zijn voorstander van het harmoniseren van het depositogarantiestelse en het beter beprijzen van garanties in de financiële sector. Uit de geannoteerde agenda begrijp ik dat het het doel van de bankheffing is om impliciete garanties voor de financiële sector te beprijzen. Ik heb daar een paar vragen over. Wat betekent dit precies? Wat zijn dan precies die impliciete garanties? In hoeverre wijken deze af van de garanties uit hoofde van het depositogarantiestelsel? Is de bankheffing bedoeld om de risico's voor de overheden op de balans van financiële instellingen te beprijzen? Met andere woorden: is de bankheffing een soort garantie-fee voor de financiële instellingen? Als ik de agenda zo lees, is dat het beeld dat ik krijg. Als het al zo is, is de naam «bankheffing» niet verkeerd gekozen? In mijn associatie is een bankheffing een nieuwe extra belasting voor banken, terwijl er in dit voorstel meer sprake is van een soort bankenverzekeringspremie. Klopt dit? Daaraan gerelateerd: worden de opbrengsten van de bankheffing in de visie van de minister dan ook aangehouden in een soort reserve? Of gaan die opbrengsten juist naar de algemene middelen voor gebruik elders? Hoe verhoudt de bankheffing zich tot het voorstel om tot een aanscherping van het depositogarantiestelsel te komen? Nu lijkt er een dubbeling te ontstaan. Ook in het depositogarantiestelsel gaat het om het aanhouden van reserves voor het geval dat zich schades voordoen. Volgens mij tellen die twee dan bij elkaar op. Het derde onderdeel hierin is de aanscherping van de kapitaaleisen door het Basel-comité. Is dit dan geen optelsom van drie verschillende maatregelen? Wordt dit geen lappendeken? Is het wel gewenst om een dergelijke lappendeken te krijgen? Is het niet beter om één instrument goed te regelen, zodat daadwerkelijk sprake is van het beperken van systeemrisico's die aansluiten bij de risico's die financiële instellingen lopen? Bestaat nu juist niet het gevaar dat er een soort ondoorzichtige lappendeken komt van maatregelen die eigenlijk onuitvoerbaar zijn? Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.

Dit was het, voorzitter.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ook voor de VVD-fractie is dit niet zomaar een achternamiddag. Wij vinden de governance een belangrijk onderwerp op financieel terrein. Wij hebben er de afgelopen anderhalf jaar voortdurend over gesproken en ik ben het met de heer Plasterk eens dat dit onderwerp de komende jaren ook prominent op de agenda zal blijven staan, zeker waar het de bijdrage van de Europese Unie betreft. Het is buitengewoon belangrijk dus.

In het kader van het vissen naar complimenten had ook ik opgeschreven dat ik de minister een compliment wilde uitdelen voor het uitvoeren van de motie-Weekers/Blanksma-van den Heuvel. In de dagen dat Christendemocraten elkaar complimenten uitdelen, wil ik bij dat feestje maar even aan de kant blijven staan. Het is heugelijk en het pleziert ons zeer. Allereerst wil ik wat zeggen over het verslag en daarna kom ik op de geannoteerde agenda. In het verslag staats iets over de tweede leningentranche, als ik het goed heb, ten behoeve van Griekenland. Ik heb een vraag over de no show van Slowakije op dat vlak. Als ik het goed heb begrepen, heeft de Slowaakse regering tijdens een eerdere Ecofin ingestemd met haar eigen deelname, om daar vervolgens tijdens de Europese Raad afstand van te nemen. Het parlement heeft daar ook zijn zegje gedaan, met de redenering: waarom moeten armere lidstaten geld ophoesten voor falende rijkere? Dat is een redenering waar ik op zich wel iets van begrijp. Het Slowaakse parlement heeft echter ook ingestemd met de structurele voorziening van 440 mld., de zogenaamde EFSF. Dat kan ik niet goed met elkaar rijmen. Kan de minister daar iets over zeggen? Wat is de positie die te verwachten is? Slowakije wil niet meedoen aan deze leningen ten behoeve van Griekenland, maar wil wel de structurele voorziening ondersteunen. Mogen wij een solidaire bijdrage verwachten of niet? Wat betekent het voor bijvoorbeeld Nederland dat Slowakije 145 mln. en vervolgens de 65 mln. in de tweede tranche niet ophoest? Wat moeten wij extra gaan betalen?

Ik kom nu op de geannoteerde agenda. De werkgroep-Van Rompuy is buitengewoon belangrijk. Het is precies de architectuur waarover wij al veel hebben gesproken en nog komen te spreken. Wat de VVD-fractie teleurstelt, is dat er niets te vinden is over de onafhankelijke autoriteit, waarover in deze Kamer een motie is aangenomen. Wij hebben daar een aantal keren vragen over gesteld. Die zie ik niet terug, ook niet in de conceptagenda. Denkt de minister dat hij dit, ook nu er een Kameruitspraak ligt, nog te kunnen meenemen? Als dat het geval is, zal ik, of anders mijn collega Weekers, hem een compliment geven.

Een van de voorstellen lijkt te zijn dat een groter gewicht moet worden gehecht aan de omvang van schuldenlasten van lidstaten. Daar zijn wij het mee eens. Heb ik het goed begrepen dat Van Rompuy voorstelt dat een lidstaat die de 60%-schuldquote structureel overschrijdt, maar wel binnen de tekortquote van 3% zit toch een buitensporigtekortprocedure aan zijn broek kan krijgen? Ook wij zijn voorstander van effectievere sancties. Dat is een dooddoener, want volgens mij is iedereen dat. Wat ons betreft worden die sancties automatisch of semiautomatisch opgelegd, omdat dit ertoe zal leiden dat het systeem onafhankelijker en gedepolitiseerd wordt. Juist de beoordeling hiervan zou dus door een onafhankelijke autoriteit moeten worden gedaan. Wij vinden dat het mechanisme rules based moet zijn, voorspelbaar, gedepolitiseerd en ook preventief. Over dat laatste worden de nodige opmerkingen gemaakt, maar die worden niet of nauwelijks uitgelegd. Kan de minister iets zeggen over de wijze waarop dit mechanisme preventief zou moeten werken binnen het Stabilisatie- en Groeipact? Kan hij aangeven hoe hij dat voor zich ziet en wat de inzet van Nederland daarbij zal zijn?

In het kader van die sancties hebben de heer Weekers en ik bij de voorbereiding van Europese raden al enkele malen gepleit voor het inzetten van het subsidie-instrument. Bijna 80% van de Europese begroting zit nog altijd in cohesie- en structuurfondsen. Bij structuurfondsen is dit nu al mogelijk en denkbaar, maar bij cohesiefondsen nog niet. Ook daar worden geen nadere opmerkingen over gemaakt. Ik zou graag zien dat Nederland zich daar actief voor inzet. De premier heeft dat tijdens een Europese Raad al eens bepleit. Ik zie daar in dit verslag niets van terug.

Mijn volgende punt is het omdraaien van de gekwalificeerde meerderheid voor het opleggen van sancties naar een gekwalificeerde minderheid. Dat lijkt mij op zich een stap voorwaarts. Zou het niet zo moeten zijn dat landen die structureel uit de pas lopen sowieso automatisch een sanctie aan hun broek moeten krijgen? Daarmee leg je immers ook de bewijslast bij hen neer.

Bij de economic governance, gouvernance economique – afhankelijk van welke tekst je leest, wordt daar ook een heel andere duiding aan gegeven – wordt gedacht aan het betrekken van onafhankelijke expertise bij de beoordeling van economisch beleid van lidstaten van de EU. Kan de minister wat uitweiden over dit idee? Wie gaat dit doen, per wanneer, waar is deze onafhankelijke expertise naar verwachting toe gemachtigd en in hoeverre zullen hier verplichtingen uit voortvloeien?

Het EU-semester beoogt dat lidstaten in het vervolg de stabiliteits- en convergentieprogramma's en ook het Nationaal Hervormingsprogramma in het voorjaar indienen. Dat is op zich juist. Kan de minister nog eens bevestigen dat dan niet bij de voorjaarsnota en het inlichten van het parlement – wij raken hier toch aan het budgetrecht van de Kamer – de zaken worden omgedraaid? Wij ontvangen die zaken toch graag eerst. De minister gebruikt wat bezwerende woorden, maar ik hoor dit hier graag klip-en-klaar terug.

Wij zijn in elk geval tegen het voorstel dat de heer Plasterk van de PvdA-fractie zojuist om landen met overschotten ook te gaan disciplineren. Mevrouw Lagarde maakte kennelijk ook al wat opmerkingen in die richting. Het lijkt me dat hier de zaken wat worden omgedraaid. Er komt wat ons betreft geen Europese straftaks op gezond financieel-economisch beleid. Dat is toch echt Umwertung alle Werte. Je kunt jezelf Euroscepticus noemen, maar dan is het mogelijk om binnen twee jaar D66 federaal voorbij te steken.

De minister en de heer Weekers hebben uitgebreid gediscussieerd over de bankenheffing. Het is helder welke voorwaarden de VVD-fractie daaraan verbindt. Die heeft de minister ook overgenomen. Er moet Europese coördinatie zijn om een internationaal level playing field te creëren en er moet oog zijn voor de opstapeling van maatregelen. De heer Koolmees vroeg net al of wij het geen garantiefee of verzekeringspremie moeten noemen en wat er vervolgens gebeurt, of het in reserve wordt gehouden of naar de algemene middelen gaat. Daar zie je al iets van het element van de stapeling, zeker als je het depositogarantiestelsel en de voorwaarden daarvan meeneemt. Er moet heel scherp worden gekeken naar de gevolgen van de bankenbelasting voor de kredietverlening. Het lijkt erop dat deze drie voorwaarden worden meegenomen. Zie ik dat juist? Het Europees level playing field moet zich niet beperken tot de Europese Unie, maar zich ook uitstrekken tot de Europese Economische Ruimte om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe bankenparadijzen ontstaan in Liechtenstein of bijvoorbeeld IJsland.

Wij zijn tegen de transactiebelasting. Daar laat ik het even bij. De G20 heeft overigens aangegeven dat deze mondiaal moet worden ingevoerd, dat dit de enige manier is. Dat is het beste argument om het niet te doen.

Ik wil nog een paar zaken noemen die niet op de agenda staan, als dat mag. Het eerste betreft Basel III. Er is een studie verschenen van het Institute of International Finance. Dat heeft berekend dat de Basel III-regels tot gevolg zouden hebben dat er 3% van GDP afgaat per 2015. Er is een andere studie, van de French Banking Federation, waarin wordt beweerd dat het zelfs 6% zou zijn. Maar goed, het zijn belanghebbenden die hier aan het woord zijn. De Basel III-economen schatten dat de kosten die op korte termijn moeten worden gemaakt in op 0,6% van ons GDP en dat er op langere termijn zelfs een stijging van 1,7% in zou zitten. Dat zijn een hele hoop cijfers, maar met enorme verschillen. Ik krijg graag van de minister helderheid over wat hij denkt dat de gevolgen zullen zijn, met name voor Nederland. Ik snap dat hij dat misschien niet direct vandaag kan doen. Misschien kan hij de Kamer hierover een brief sturen waarin hij ingaat op deze verschillende studies en zijn beoordeling daarvan geeft.

Ik heb nog twee punten. Het was buitengewoon interessant om te vernemen dat de IJslandse minister van buitenlandse zaken van mening is dat de ECB de IJslandse kroon moet gaan ondersteunen, nog voordat IJsland zelfs maar serieus aan zijn toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie is begonnen. Terwijl het eerste conflict in deze premature onderhandelingen over de visserij – het betreft de makreelvangst – al hevig woedt en de Europese Commissie dreigt om vissers uit IJsland en de Faeröer de toegang tot Europese wateren te ontzeggen, pleit de minister van buitenlandse zaken doodleuk voor steun aan de kroon. Je moet maar durven. Hier betaalt de Unie toch leergeld voor een wat prematuur uitwerpen van de rode loper. Ik hoor hier graag het oordeel van de minister van Financiën over.

Er wordt in een aantal Europese hoofdsteden buitengewoon veel gesproken over de financiële perspectieven. Die komen heel snel. De Franse minister van budget is een rondje aan maken en heeft zowel het Verenigd Koninkrijk als Duitsland al op één lijn waar het gaat om het tegenhouden van de vermaledijde EU-tax. Het treasury department van de Britten heeft al laten weten dat een EU-begroting naar een uitgavenplafond van 0,9% te willen. De sfeer in Brussel lijkt langzamerhand weer rijp voor een verstandige houding. De rem moet erop. Er komt in elk geval wat meer waardering voor nettobetalers. Er zijn ook meer nettobetalers en is meer crisis. Nederland ontbreekt een beetje in dit debat. Zie ik dat juist en, zo ja, moeten wij daar niet heel snel iets aan doen?

Minister De Jager: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor alle vragen en ook voor het terugkomen van het reces zodat de regering volgende week met goede informatie uit dit parlement de Eurogroep, de Ecofin en de Van Rompuy-groep tegemoet kan treden. Samen met mijn ambtenaren heb ik het thematisch gegroepeerd, dus niet op volgorde van vragensteller, omdat een aantal thema's eigenlijk heel specifiek naar voren kwam. Ik noem onder andere de bankenbelasting, de corporate governance waar het groenboek in zit, de sancties van de Van Rompuy-groep, onevenwichtigheden en een aantal losse vraagjes. Ik loop het geheel langs die lijnen af. Aangezien de meeste vragen over de bankenbelasting zijn gesteld, begin ik daarmee.

Je ziet nu natuurlijk verdeeldheid. Daarover is een aantal vragen gesteld. De verdeeldheid betreft drie groepen in Europa die uiteenlopende standpunten huldigen. De Europese Commissie zet in op een EU-brede heffing, op een soort Europese belasting, zou je kunnen zeggen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland vormen de tweede groep. Die is op dit moment bezig met het invoeren van een eigen soort bankenbelasting. De derde groep bestaat uit lidstaten die volstrekt tegen de invoering van een bankenbelasting zijn. De uitgangspunten van de groepen botsen dus met elkaar, maar we hopen de discussie daarover in Europa te kunnen voeren en er duidelijkheid over te kunnen scheppen.

De Nederlandse inzet is duidelijk. Die heb ik hier al meerdere malen gedeeld. We hebben het er in de Kamer ook mondeling over gehad. Verder staat het duidelijk gememoreerd in de brief die in de aanloop van dit overleg is gestuurd. Allereerst is Nederland een voorstander van de introductie van de bankenbelasting die op dit moment ongeveer wordt besproken, al moet er wel rekening worden gehouden met drie randvoorwaarden. De eerste randvoorwaarde is dat er sprake moet zijn van Europese coördinatie. Dat is overigens iets anders dan harmonisatie. Daar kom ik straks even op terug. Europese coördinatie is nodig voor de handhaving van een internationaal level playing field. De tweede randvoorwaarde is dat er oog moet zijn voor de stapeling van maatregelen, zoals de samenloop van de gevolgen van de bankenbelasting en van de aanscherping van de kapitaaleisen aan de banken. Straks kom ik terug op die kapitaaleisen, want daarover zijn ook vragen gesteld. Met name de Baselse maatregelen, maar ook andere, verdienen wat dat betreft aandacht. Die maatregelen zijn naar verwachting fors. De derde randvoorwaarde is dat de gevolgen van de bankenbelasting voor de kredietverlening overwogen worden. En hoewel er in Europa nog geen overeenstemming is over de bankenbelasting als zodanig, is er al een discussie gaande over de aanwending van de opbrengst daarvan. Nederland heeft daar nog geen in beton gegoten standpunt over ingenomen, maar in het algemeen zijn wij tegen een specifiek fonds. Dat is in lijn met het standpunt dat ministers van Financiën uit Nederland vrij consequent innemen. Wij hebben een voorkeur voor de algemene middelen. Dat heeft een hele achtergrond. Je kunt ook urenlang debatteren over de vraag waarom het een beter is dan het ander, maar dit heeft gedeeltelijk een technisch karakter. Ik moet ook zeggen dat de verschillen politiek soms groter lijken dan ze zijn. Als je bijvoorbeeld denkt dat je in tijden van crisis dankzij een fonds voldoende geld hebt om banken te redden, dan koester je ijdele hoop, want dat is gewoon onzin. Je weet namelijk één ding: als er een crisis uitbreekt, zit er altijd te weinig in het fonds en als er geen crisis uitbreekt, is er een fonds waarop op enig moment na decennia begerige ogen uit de politiek of een andere hoek vallen. Als er dan zestig jaar later wel een crisis uitbreekt, zal blijken dat er niet voldoende in het fonds zit. Als je daarentegen toch rekening houdt met het feit dat de overheid en daarmee dus ook de samenleving impliciet garant moeten staan voor systeembanken, dus voor banken die de overheid zo belangrijk vindt dat zij het noodzakelijk vindt om die overeind te houden, dan houdt dat een bepaald risico voor de schatkist in. Dat risico mag je voor een deel beprijzen. De algemene middelen, dus de schatkist, zijn dan eventueel noodzakelijk om te voorkomen dat systeembanken omvallen en dat heeft invloed op de opbrengst aan algemene middelen, maar dan heb je het technische probleem rondom de fondsvorming niet. De Europese Commissie wil graag een fonds, waarschijnlijk bij voorkeur onder auspiciën van de Commissie zelf, maargoed, Nederland heeft daarover andere gedachten.

Nu heb ik het even over de bankenbelasting gehad. Dat is iets anders dan de transactiebelasting. Ik heb hoe dan ook nog een heel blokje over de bankenbelasting, dus het is misschien gemakkelijk om dat eerst af te maken. De voorwaarden waaraan de bankenbelasting volgens Nederland moet voldoen, heb ik mijns inziens duidelijk gemaakt. Ik heb ze genoemd. Er moet ten eerste sprake zijn van een internationaal level playing field, ten tweede moet er oog zijn voor de stapeling van de maatregelen – ze mogen niet te zwaar zijn, waardoor we ze nu niet kunnen invoeren – en ten derde moet er oog zijn voor de gevolgen voor de kredietverlening. Deze drie eisen stellen we aan de bankenbelasting. Alleen als we een verstandig antwoord krijgen op deze drie eisen, kunnen we overwegen om een dergelijke belasting in te voeren.

Een transactiebelasting is iets heel anders. Daarover is de Nederlandse regering ook veel negatiever, ten eerste al omdat de mobiliteit van transacties veel groter is dan de activa van een bank. Ik heb het net nog niet eens over de grondslag van de bankenbelasting gehad, maar over het algemeen wordt de ene of de andere kant van de bankbalans de grondslag. Er zijn vormen aan de passivakant en er zijn vormen aan de activakant. Duitsland, waarop ik zo terugkom, is aan het nagaan hoe aan de passivakant een bankenbelasting vorm te geven is. Hieraan kleven risico's. Daarom vindt Nederland dat er moet worden gestreefd naar internationale invoering van een bankenbelasting. Aan een transactiebelasting kleven nog veel grotere risico's. De mobiliteit en de verplaatsbaarheid van transacties zijn zo groot dat je eigenlijk alleen maar wereldwijd een transactiebelasting zou kunnen invoeren, maar van de G20 die dit voorjaar in Canada zijn bijeengekomen, waren nog niet eens alle landen daarvoor, laat staan landen als Bermuda, Hongkong en andere financiële centra. Eén van die plaatsen zou theoretisch al volstaan om een financiële transactie in de wereld volstrekt onderuit te halen, dus daarom zeg ik heel pragmatisch dat dat er gewoon niet in zit. Ik zie welke risico's aan de invoering van een dergelijke belasting kleven en daarom vind ik dat het een brug te ver is. Op de bankenbelasting zeg ik: ja, mits. Die «mits» heb ik net ingevuld. Op de transactiebelasting reageer ik wat strenger.

De heer Koolmees vraagt of de bankenheffing een soort verzekering of een garantie voor de financiële sector is. Dat is niet het geval. We maken ook onderscheid tussen het depositogarantiestelsel en de bankenbelasting. Als je een bankenbelasting heft, kun je wel nagaan of je het verstandig doet en of die tot een risicoreductie voor een bankbalans leidt, maar we moeten niet denken dat een bankenbelasting in welke vorm, op welke grondslag en tegen welk tarief dan ook een crisis kan tegenhouden. Voor het depositogarantiestelsel hebben we het DGS-systeem. Verder hebben we binnenkort natuurlijk Basel III om dergelijke systeemrisico's te voorkomen, maar een bankenbelasting zal die niet kunnen tegengaan. Zij kan wel helpen om risico's enigszins gedifferentieerd in te prijzen, maar voorkomen zal zij niets.

De heer Koolmees waarschuwt ook voor een stapeling van de maatregelen. Dat is precies wat ik in een van mijn duidelijke en harde eisen heb gezet: dat je waakzaam moet zijn. Op de vraag wanneer zoiets kan worden ingevoerd, kan ik geen antwoord geven, want ik ben erg benieuwd naar Basel III. Het gerucht gaat namelijk dat Basel III heel erg stevig zal zijn, ook voor de gehele bankensector. Daarom moet je ervoor waken, het allemaal in een keer op elkaar te stapelen. Ik deel de zorgen van D66 op dat punt dus. Dat geldt ook voor het depositogarantiestelsel. Daar gaan we mee verder. Dan gaat het ook om beprijzing voor de banken, die daarvoor moeten gaan betalen. Je hebt dus een scala aan maatregelen: versterking van het toezicht, Basel III en beprijzing van het depositogarantiestelsel. Daarmee moeten we verstandig omgaan.

Hoe gaat de Britse, Franse en Duitse belasting eruitzien? De enige die enigszins concreet is uitgewerkt, is die van het Verenigd Koninkrijk. Duitsland en Frankrijk hebben hun bankenbelasting nog niet uitgewerkt. Het Verenigd Koninkrijk wenst een belasting op vreemd vermogen met uitzondering van het vreemde vermogen dat onder het depositogarantiestelsel valt. Banken met een vermogen van minder dan 20 mld. pond zouden in dat voorstel worden uitgezonderd van de belasting. Een tarief van 0,07% zou gelden voor leningen met een looptijd van minder dan een jaar en een tarief van 0,035% voor leningen met een looptijd van langer dan een jaar. Men verlaagt tegelijkertijd het vennootschapbelastingtarief voor alle bedrijven. De vennootschapbelasting gaat in het VK-voorstel vier procentpunt omlaag, namelijk van 28% naar 24%. Alle voorstellen moeten nog worden goedgekeurd. Het is nog even wachten op wat Frankrijk en Duitsland zullen doen.

De woordvoerder van de GroenLinks-fractie zegt dat de voorwaarde van level playing field die ik heb gesteld, geen showstopper mag zijn. Het hangt ervan af welke landen wel en welke niet meedoen. Als enkele landen in de wereld die niet zo relevant zijn, niet meedoen, dan begrijp ik dat. President Obama en de democraten hebben hun plannen even in de ijskast gezet, dus dat wordt al lastig. Je moet hopen dat het westerse blok wel meedoet. Ik verwacht niet dat een land als Hongkong een dergelijke belasting zo snel zal invoeren. Dat is dan niet zo'n probleem. Het hangt er ook vanaf welke soort belasting het is, hoe robuust zij is en hoe mobiel en verplaatsbaar de activiteiten zijn. Naarmate je meer immobiele elementen van een bank belast, kun je makkelijker je eigen gang gaan. Voor mobiele en makkelijk verplaatsbare elementen geldt het tegenovergestelde. Stel dat een bank een deel van zijn balans makkelijk ergens kan onderbrengen en hier een frontoffice heeft met allerlei verkoopkantoren. Dan is het denkbaar dat de bank, die hier zijn activiteiten heeft, ergens anders ook activiteiten heeft, waardoor de bank de bankenbelasting weer kan vermijden. Het hangt dus mede af van de grondslag en van de mate waarin deze robuust is.

De heer Irrgang (SP): De minister noemde zo-even de Verenigde Staten, waar de plannen inderdaad in de ijskast gezet lijken te zijn. Ik heb niet echt de indruk dat ze daar heel snel weer uit zullen komen. Stel dat hierover in Europa wel overeenstemming mogelijk is. Duitsland, Frankrijk en Engeland zijn toch de belangrijke landen in Europa. Dan zal deze minister toch geen showstopper zijn in Europees verband?

Minister De Jager: Het zou goed kunnen, inderdaad. Ergens is er wel een showstopper. De VS wachten nog even. Misschien is dat land geen showstopper. Echter, als Italië en Spanje er ook nog bij komen, wordt het misschien ineens weer anders.

De heer Irrgang (SP): Het voorlopig afhaken van de Verenigde Staten is dus geen showstopper. Italië is nu niet bepaald een land met een enorme financiële sector. De Spaanse financiële sector heeft zo zijn eigen problemen. Is dat wel voldoende om dan moeilijk te gaan doen?

Minister De Jager: De voorkeur van de SP is mij duidelijk bekend. Als minister neem ik alle geluiden in het parlement mee in de afweging welk voorstel ik zal doen. Een en ander moet met verstand gebeuren. De Verenigde Staten sec zouden niet de showstopper moeten zijn, zo heb ik de heer Irrgang begrepen. In Europa zullen wij wat strenger kijken naar eventuele afvallers. Momenteel vind ik de Verenigde Staten geen showstopper.

De heer Irrgang (SP): Ik probeer achter de voorkeur van de minister te komen. Mijn voorkeur is bekend. Ik kan mij niet voorstellen dat Italië alleen, met een relatief beperkte financiële sector, zelfs kleiner dan de Nederlandse, voor de minister een showstopper is.

Minister De Jager: Wij kunnen nu allemaal landen op gaan noemen die in hun eentje showstopper zullen zijn, maar wij weten het pas als wij meer duidelijkheid hebben over het totaalplaatje en dus ook over de grondslag. Naarmate de grondslag die wij weten te pakken robuuster en minder gevoelig voor verplaatsing van activiteiten is, is het probleem kleiner. Mijn voorkeur is helder: ja, mits. Dat is het standpunt van deze minister over de bankenbelasting. Die «mits» heb ik ook concreet ingevuld, zowel schriftelijk als mondeling. Het standpunt is helder. Wij werken hieraan. Natuurlijk hebben wij hierover contact met Frankrijk en Duitsland. De woordvoerder van de GroenLinks-fractie vroeg hiernaar. Men is zelf nog met wetgeving bezig. Als er in de keuken nog gekookt wordt, kijk je niet zo snel mee. Ik kan er dus weinig over zeggen. Wellicht kan men er tijdens de komende Ecofin meer over vertellen. Tot nu toe zijn het nog plannen als het gaat om Duitsland en Frankrijk. Ik heb nog geen concrete wetteksten gezien. Het Verenigd Koninkrijk is als enige concreter in zijn vormgeving.

Verder is gevraagd of er een goede reden is om te streven naar een uniforme belasting. Nederland heeft een heel helder standpunt dat tevens binnen de EU de regerende leer is, namelijk dat lidstaten soeverein zijn op het gebied van belastingen. Ik heb wel de voorkeur voor een gecoördineerde belasting waarbij de lidstaten met elkaar afspreken om gelijksoortige belastingen te introduceren. Dan kun je nog wel rekening houden met specifieke omstandigheden van de financiële markt in een bepaald land. Straks kom ik nog terug op de eurotaks. Ik ben geen voorstander van een Europese belasting.

Dan kom ik bij de vraag over het voorstel van EU-commissaris Janusz Lewandowski. Dat heb ik gelijk al verworpen. Ik vind het een onzalig voorstel. Ik ben geen voorstander van een eurotaks. Zo'n eurotaks wijkt ook af van de principes die wij hanteren. Nu wordt de EU-begroting gefinancierd op basis van het BNI, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Zelfs Frankrijk was sceptisch over deze eurotaks. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland waren dat natuurlijk ook. Ik verwacht dan ook dat dit een iets te vroeg opgelaten ballon was.

Verder heeft mevrouw Blanksma enigszins in dit kader gevraagd naar het depositogarantiestelsel – hierna ga ik over op de kapitaaleisen – namelijk het lenen van andere stelsels binnen het DGS. Nederland staat daar heel sceptisch tegenover. Wij hebben er geen belang bij om dat te doen. Eerlijk gezegd zien wij het idee niet zitten.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Dat brengt u ook zo in, minister?

Minister De Jager: Uiteraard. Als ik dat hier vind, vind ik dat in Brussel ook.

Dan de kapitaaleisen. De heer Plasterk heeft gevraagd wanneer de nieuwe kapitaalregels voor banken in werking zullen treden. Een en ander is gefaseerd en verloopt met name via wijzigingen van de European Capital Requirements Directive. De eerste wijzigingsrichtlijn, CRD II, bevat bepalingen op het terrein van securisaties, grotere posten, colleges van toezichthouders over een grensoverschrijdende instelling en het toezicht op bijkantoren. Nederland doet zijn best, maar het is erg druk op onze afdeling wetgeving voor de financiële markt. Wij moeten proberen al op 31 december 2010 CRD II in werking te laten treden. Ook in dit geval geldt een stapeling van werk. Wij zijn er druk mee bezig. CRD III bevat bepalingen op het terrein van beloningen, resecurisaties en handelsboeken van banken. CRD III zou op 1 januari 2011 in werking moeten treden voor beloningen en op 31 december 2011 voor de overige bepalingen. Dan is er nog een volgende fase, CRD IV. Deze is nog niet klaar, maar zal de Basel III-voorstellen gaan codificeren. De implementatietermijn van deze voorstellen zal mede afhangen van de impact assessment dat het Basels Comité zelf invoert: wat zijn de gevolgen van de nieuwe Baselse eisen? Dan kom ik op de onevenwichtigheden. De heren Plasterk en Irrgang vragen of overschotlanden ook niet iets moeten doen. De VVD heeft net aangegeven dat je overschotlanden niet moet afstraffen. Er zijn meerdere redenen voor overschotten. Een veel voorkomende reden van overschot is de concurrentiekracht. Daarover ben ik het helemaal eens met de VVD. Duitsland en Nederland bijvoorbeeld mogen niet worden afgestraft omdat zij concurrerender zijn dan Griekenland en Spanje aangezien zij de salarissen niet zo sterk hebben laten stijgen.

Er kunnen echter ook andere redenen voor onevenwichtigheden zijn. Daarom is er in de stoplichtprocedure die nu is voorzien een procedure voor zowel tekorten als overschotten. Daar zit wel een verschil tussen. Een tekort is altijd slecht, een overschot is niet per se slecht. Je kunt dus niet zeggen dat er een symmetrisch verband is. Als er een lampje gaat branden, moet de Commissie eerst een diepteanalyse maken om te bezien of er sprake is van schadelijke onevenwichtigheden. Nederland is van mening dat het probleem van de overschot- en tekortlanden niet symmetrisch behandeld moet worden. Een tekort is altijd een groter probleem. Je kunt dus geen aanbeveling krijgen om iets minder concurrerend te zijn omdat de andere landen je niet kunnen volgen in de concurrentiekracht. Dan zou het EU-gebied of de eurozone gaan achterlopen op Azië en Noord-Amerika. Het is dus geen verstandige prikkel om de landen die het goed doen wat minder concurrerend te laten zijn, want dan zakt het hele eurogebied in ten opzichte van de rest van de wereld.

Er zijn ook overschotten die bijvoorbeeld kunstmatig met wisselkoersen in stand kunnen worden gehouden. Dat zal niet gebeuren in een monetaire unie, maar binnen een niet-monetaire unie als de EU kan dat voorkomen. Overschotten kunnen dus wel degelijk aanleiding zijn voor een aanbeveling. Een land met een goede concurrentiekracht mag echter nooit de opdracht krijgen om even iets minder concurrerend te doen, al kunnen er redenen zijn om er toch naar te kijken. Daarom is er naar beide kanten een stoplichtprocedure.

De heer Plasterk (PvdA): Dank voor het antwoord. Ik vind het een bevredigend antwoord. Om misverstanden te voorkomen: ik heb nooit bepleit dat landen met een overschot daarvoor een financiële sanctie zouden moeten krijgen. Uit het antwoord van de minister blijkt dat ook hij van mening is dat er soms toch een reden kan zijn om daar aandacht aan te besteden. Dat geldt temeer omdat Europa als een samenraapsel van veel relatief kleine economieën slachtoffer dreigt te worden van een vorm van prisoner's dilemma. Voor ieder van die landen apart kan er immers geen reden zijn om vraaguitval als overweging mee te nemen omdat de invloed die een kleine economie op de wereldvraag heeft, marginaal is. Voor de Verenigde Staten daarentegen kan die afweging een grote rol spelen. Daarom is het van belang om te voorkomen dat iedereen denkt: als wij ervoor zorgen dat wij de boel op orde hebben, kunnen wij wel leven van de bestedingen van Duitsland. Als iedereen dat denkt, komen wij in een neerwaartse spiraal terecht. Ik kan mij dus voorstellen dat het goed is om daar een oogje op te houden.

Minister De Jager: Dan kom ik op het groenboek. Het groenboek is in juni gepubliceerd. Op 23 juli is de kabinetsreactie op het groenboek conform de procedure aan de Tweede Kamer verzonden. Volgens de procedure had de Tweede Kamer 30 kalenderdagen om te reageren. Er is niet door de Kamer gereageerd. Het betrof wel een reactie op hoofdlijnen. Het kabinet zal waarschijnlijk nog een gedetailleerde consultatiereactie geven van meerdere departementen gezamenlijk, die binnen de lijnen zal blijven van de kabinetsreactie die de Kamer al heeft gekregen. Het ministerie van Financiën zal de Commissie deze reactie sturen, mede namens het ministerie van Justitie, het ministerie van EZ, het ministerie van SZW, de Nederlandsche Bank en de AFM. Deze gedetailleerde reactie kan ik ook nog aan de Kamer sturen. Zij valt dus binnen de lijnen die stilzwijgend door de Kamer zijn geaccordeerd. Wij spreken dan ook weer via BNC-fiches bij het uiteindelijke voorstel van de Commissie: de Commissie doet een voorstel, waarna ik een BNC-fiche aan de Kamer zal versturen. Dat kunnen wij dan bespreken.

Over de AFM en de Nederlandsche Bank heb ik net gezegd dat zij zullen meereageren.

De heer Irrgang heeft gevraagd naar regulering en zelfregulering. Ik begreep de vraag van de heer Irrgang als een of/of-vraag, maar het is een en/en-kwestie. Het kabinet zet in op beide; het is niet of/of. Zowel regulering – dat is immers absoluut nodig – als zelfregulering blijft ontzettend belangrijk. Samen kan dat het meest effectieve stelsel van onder andere monitoring opleveren.

De heer Irrgang (SP): Ik had een aantal vragen gesteld. De portee van mijn opmerking over zelfregulering was iets anders. Ik begrijp dat de minister zegt dat regulering en zelfregulering wat de regering betreft samen gaan, maar ik lees in de vragen van de Commissie toch fundamentele kritiek op de te grote ruimte voor zelfregulering. Is die opmerking niet op zijn plaats? Toezicht dat niet streng genoeg is heeft toch mede aan de basis gestaan van deze crisis. Zelfregulering is daar onderdeel van; daar heeft men zich te zeer op verlaten. Dat bleek achteraf gezien een dure fout.

Ik had ook gevraagd naar effectievere manieren om de uitvoering van de beginselen van corporate governance te versterken. Daar vraagt de Commissie ook naar. De Commissie vraagt tevens of de werknemersvertegenwoordigingen niet versterkt moeten worden. Zij heeft ook een opmerking gemaakt over «empty voting», waar de minister terecht kritisch over is. Kan de minister in dat kader zelf geen voorstellen doen? Tot slot had ik gevraagd naar de rol van de accountants.

Minister De Jager: Op het «empty voting» kom ik nog terug.

De opmerking over de werknemers is positief nieuws voor Nederland. Wij lopen daar namelijk echt in voorop. Wij hebben recentelijk wetswijzigingen doorgevoerd in de WOR, de Wet op de ondernemingsraden. Werknemers worden meer bij een en ander betrokken en de or kan een standpunt innemen over het beloningsbeleid in een onderneming. Daarin lopen wij binnen Europa voorop. Ik ben er voorstander van om dat Europees meer te verankeren, omdat het bijdraagt aan een level playing field. Misschien is de SP in dit geval ook voor «meer Europa». Het zou goed zijn als andere landen hier ook in meegaan. Ik zal dit standpunt bij de Commissie inbrengen, evenals een uitleg van wat wij op dit punt hebben gedaan.

De heer Plasterk had een vraag over het standpunt van de Commissie. Dat hangt hier een beetje mee samen. Hij vroeg of ik het standpunt deel dat gebrekkige corporate governance de hoofdoorzaak van de crisis is. De Commissie zegt niet dat gebrekkige corporate governance de hoofdoorzaak van de financiële crisis is, maar dat een betere corporate governance wel de gevolgen van de crisis had kunnen inperken. Dat standpunt deel ik geheel, daarin ben ik het met de Commissie eens. Het is echter geen hoofdoorzaak. Dat is ook in lijn met de analyse die ten grondslag ligt aan het rapport van de commissie-De Larosière.

De heer Plasterk (PvdA): Volgens mij klopt dat niet, maar daar kom ik straks op terug.

Minister De Jager: Dat is goed. Dan kom ik op Van Rompuy en de schuldprocedure. De VVD vraagt of je met meer dan 60% ook in de procedure kunt komen. Het antwoord is ja. Als de schuldontwikkeling – de schuld, dus niet het tekort – de verkeerde kant opgaat, dan kun je in een procedure komen. Het is wel een van de dingen die niet goed zijn gegaan. Sinds het ontstaan van de Monetaire Unie tien jaar geleden is er in Europa eigenlijk te veel gekeken naar tekort en te weinig naar schuld. Dit terwijl het naar mijn mening om zowel tekort als schuld moet gaan. Dat hangt ook met elkaar samen. Als je een keer een wat groter tekort hebt maar je een heel kleine schuld hebt, is dat toch iets anders dan wanneer bijvoorbeeld Italië met een enorme staatsschuld, een tekort heeft. De combinatie van hoog tekort en hoge schuld zie je ook in Zuid-Europa. De financiële markten straffen dat onmiddellijk af. Wij moeten dus veel meer op schuld gaan sturen dan de afgelopen tien jaar is gedaan. Dat heb ik ook ingebracht in de Van Rompuy-groep.

De heer Plasterk (PvdA): Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. Ik denk dat wij beiden op dat punt gelijk hebben, aangezien de tekst in het groenboek niet helemaal consistent is. Zo zegt de Commissie: ook al is de corporate governance niet direct verantwoordelijk voor de crisis, toch heeft het ontbreken van controlemechanismes er veel toe bijgedragen dat de instellingen buitensporige risico's hebben genomen. Dat is ook in lijn met wat de minister zegt. Verderop zegt de Commissie in paragraaf 3.3.: het feit dat de raden van bestuur van de financiële instellingen de risico's waaraan hun instellingen waren blootgesteld niet hebben ingezien, begrepen en uiteindelijk beheerst, heeft aan de financiële crisis ten grondslag gelegen. Dat is dus een wat sterkere tekst en daar baseerde ik mij op.

Minister De Jager: Volgens mij wordt met de formulering «ten grondslag gelegen» niet bedoeld dat het de hoofdoorzaak is, maar dat het er aan heeft bijgedragen.

De heer Irrgang heeft gevraagd of het instrument van de automatische sancties de situatie niet verergert. De dreiging van mogelijke sancties maakt nu juist dat lidstaten moeten voorkomen dat het zo ver komt. Vergeten mag ook niet worden dat het in dat soort gevallen gaat om lidstaten die meermalig de SGP-vereisten aan hun laars lappen. Wel moet je bij de vormgeving rekening houden met de absolute hoogte van een sanctie omdat je anders misschien weer een roep krijgt om de sanctie niet toe te passen. Automatische en veel eerdere sancties kunnen sterk bijdragen aan verbetering van het framework dat wij binnen de Van Rompuy-groep proberen te realiseren. Het gaat dan niet alleen om financieel grotere sancties maar ook om slimmere sancties. Dus automatisch, eerder en slimmer. Die slimmere sancties behoeven qua geldbedrag niet altijd veel hoger te zijn. Ze waren theoretisch qua geldbedrag heel hoog, mede waardoor ze heel erg weinig zijn toegepast.

Ook de heer Koolmees heeft gevraagd naar de sancties. Op dit moment hebben wij ook een discussie over de preventieve arm van het SGP. Die preventieve arm, waarvan onder andere de midterm objectives deel uitmaken, moet beter afdwingbaar worden. Daarnaast praten wij over het introduceren van voorwaardelijkheid van het uitkeren van bepaalde EU-subsidies, bijvoorbeeld cohesiefondsen en structuurfondsen, teneinde ervoor te zorgen dat men voldoet aan de SGP-eisen. Ik zet mij heel sterk in voor een meer rule based process in Europa. Ik verwijs naar de situatie in 2004/2005 toen Duitsland afhaakte met de sancties en Nederland in de kou liet staan. Dan is het op een gegeven moment over. Met andere woorden: waarom wij wel toen wij een tekortje hadden en Duitsland en Frankrijk die een groter tekort hadden niet? Dat ondermijnt natuurlijk dat hele sanctiebeleid. Het moet dus veel meer rule based, zodat een groot land hetzelfde wordt behandeld als een klein land. Dat is ook iets wat ik heel sterk in de Van Rompuy-groep naar voren heb gebracht.

De heer Irrgang heeft gevraagd naar het Europees semester. In het begin was er onduidelijkheid vanuit de Commissie over wat met dat semester werd bedoeld. Het leek erop alsof wij begrotingen al in het voorjaar zouden moeten opsturen naar de Commissie. Binnen ons systeem hebben wij in hoge mate al de informatie waarnaar de Commissie op zoek is. In onze Miljoenennota die uitkomt in september van het jaar ervoor, staat een meerjarige raming. Dat is iets wat heel veel landen niet hebben. Dat is dus al een heel belangrijk deel van de informatie. In het vroege voorjaar, februari/maart, komen wij in Nederland met het Centraal Economisch Plan dat een update bevat van de meerjarige planning en waarin tevens de inkomsten en de uitgaven worden geraamd. Het ziet ernaar uit dat wij met die bestaande processen de Commissie kunnen voorzien van de gevraagde informatie. Ik ben er heel groot voorstander van dat andere landen dat ook gaan doen. Wat dat betreft hebben wij in Nederland een heel solide proces ingericht, zowel aan de uitgavenkant als aan de inkomstenkant. Meerjarige kaders, meerjarige ramingen, een update in het vroege voorjaar en in het late voorjaar nog een update in de vorm van de KMEV. Het lijkt er dus op dat wij onze processen niet behoeven aan te passen waar het gaat om vraag om informatie van de Commissie.

De heer Plasterk heeft gevraagd of er ten aanzien van het sanctiebeleid meer macht voor Europa komt. Welnu, dat is een van de relevante onderwerpen die wij in Europa bespreken. Ik heb al gesproken over het meer de nadruk leggen op rule based. Het voorstel om het uitkeren van EU-subsidies voorwaardelijk te maken ten opzichte van het voldoen aan de SGP-vereisten is daar een mooi voorbeeld van. Tot die voorwaardelijkheid kan al worden besloten op het moment dat een lidstaat in een buitensporigtekortprocedure terechtkomt. Dan kijken wij ook of er sancties mogelijk zijn wat betreft het preventieve deel van het SGP. Het had bijvoorbeeld voor Griekenland en andere landen die in de problemen zijn gekomen, veel beter zijn geweest als er eerder – in het geval van Griekenland zelfs vijf of tien jaar eerder – was ingegrepen.

Het Slowaakse parlement heeft bepaald dat Slowakije niet zal bijdragen aan de faciliteit voor Griekenland maar wel aan de EFSF. Het besluit om wel mee te doen aan de EFSF is definitief en is dus niet afhankelijk van welk land zich straks nog aandient. Het feit dat Slowakije niet bijdraagt aan de faciliteit voor Griekenland heeft geen gevolgen voor de Nederlandse bijdrage. Nederland heeft een door het parlement geaccordeerde bijdrage. Wij hebben ook al laten weten dat wij geen reden zien – Slowakije is een heel klein stukje van die grondslag – om de totale bijdrage van in totaal 4,7 mld. aan te passen.

Empty voting houdt in dat iemand stemt zonder dat die een economisch belang heeft. Iemand leent bijvoorbeeld zijn aandeel aan een ander die vervolgens met dat aandeel in de algemene vergadering van aandeelhouders gaat stemmen, waarna hij dat aandeel weer teruggeeft. Dan heeft degene die heeft gestemd, geen economisch belang bij de uitgebrachte stem, aangezien hij feitelijk de economische gevolgen van dat aandeel niet heeft. Het is overigens lastig om het probleem van de empty voting aan te pakken zonder dat er ongewenste bijeffecten optreden, zoals verstoring van de liquiditeit van de markt. Nederland is wel een voorstander van een Europese en internationale aanpak van het probleem van empty voting, wanneer het echt tot problemen leidt, maar hoe groot het probleem nu echt is en of het zich ook in Nederland voordoet, is ons niet bekend. We hebben alleen een klassiek voorbeeld uit Duitsland.

De VVD-fractie vraagt naar de andere motie-Weekers; over een onafhankelijke instantie die boetes kan opleggen en het Stabiliteits- en Groeipact. Voor alle duidelijkheid, daar zette ik mij van het begin af aan voor in, want ik ben daar zelf ook een groot voorstander van. Ik heb wel gezegd dat het ook een onafhankelijke bevoegdheid kan zijn die bij een Commissaris ligt, maar dan is er in ieder geval zo'n onafhankelijke bevoegdheid. Als democraat moet ik ook constateren dat er helaas nauwelijks draagvlak voor is bij de andere regeringen in Europa en ook niet in de Van Rompuy-werkgroep.

Linksom of rechtsom probeer ik wel alternatieven te steunen die een beetje in die buurt komen om in de geest van die motie te handelen, bijvoorbeeld het voorstel om als voorwaarde voor EU-subsidies te stellen dat men voldoet aan de eisen van het SGP, zoals ik net heb besproken. De Commissie gaat bekijken hoe de onafhankelijkheid van de Commissie in het SGP-proces verder versterkt kan worden, bijvoorbeeld door de interne besluitvormingsprocessen binnen de Commissie zo in te richten dat de kans op politieke beïnvloeding zo klein mogelijk is. Er wordt ook bekeken of er een onafhankelijke adviesgroep, bijvoorbeeld een raad van wijzen, kan worden opgezet, die gevraagd en ongevraagd economische adviezen kan geven. Dat houdt de Commissie scherp, omdat zo'n raad ook tot andere oordelen kan komen dan de Commissie, bijvoorbeeld over de budgettaire situatie van een bepaalde lidstaat. We proberen wel zo veel mogelijk langs die lijn te werken, maar het idee van Nederland, dat ik ook heb uitgedragen, om een onafhankelijk instituut te hebben voor die sancties, kan op bijzonder weinig steun rekenen, ook bij landen die normaal tot de bondgenoten van Nederland worden gerekend. Ik stond er nagenoeg alleen in, maar ik heb dat een paar keer opgebracht.

De heer Ten Broeke heeft nog gevraagd naar bevoegdheden van nationale parlementen, maar ik denk dat door mijn geruststellende uitleg duidelijk is dat daar geen problemen ontstaan. Bij de situatie in IJsland wordt verwezen naar de speech van minister Skarphedinsson van buitenlandse zaken. Dat ligt allemaal heel gevoelig in IJsland. Laat ik het maar zo zeggen: we zijn nog steeds met IJsland in gesprek.

De heer Plasterk heeft gevraagd naar de beloning van de opvolger van de heer Wellink. Het is nog te vroeg om het daarover te hebben, maar in algemene zin kan ik wel zeggen dat mijn ambtsvoorganger destijds een heel pakket over het beloningsbeleid naar de Kamer heeft gestuurd. Dat is hier uit-en-te-na bediscussieerd. Daar valt ook de situatie onder dat de president van de Nederlandsche Bank niet onder de balkenendenorm valt. Het kabinet heeft toen wel aangegeven dat het salaris omlaag zou kunnen. Er is toen ook uitgelegd dat er verschillende categorieën beloningen zijn. Dat beloningsbeleid is uitgebreid besproken in de Kamer. De regering heeft geen reden om aan te nemen dat dit door mijn voorganger ingezette beleid veranderd moet zijn ten opzichte van datgene wat er toen was.

De heer Plasterk (PvdA): Dit is niet het moment om er in detail op in te gaan, maar betekent dit dat u er geen andere opvatting over heeft, buiten wat er toen in dat kader is vastgelegd?

Minister De Jager: Niet in algemene zin. Ik weet niet of dit een specifieke vraag is, zodat ik als we klaar zijn, met een klein zinnetje in het stenografisch verslag om de oren krijg, maar ik zie inderdaad geen aanleiding om het hele plan dat toen namens de regering in een brief is voorgesteld, te veranderen.

De heer Ten Broeke heeft opgemerkt dat er studies met schrikbarende prognoses zijn wat betreft Basel III. Het is zo dat het Baselcomité zelf een impact assessment gaat doen. Dat wachten we gewoon af. Als er een openbare uitkomst van is, zal ik de Kamer daarvan uiteraard verwittigen.

De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik was heel blij om van de minister het «ja, mits» te horen over de bankenheffing, maar er blijft bij mij een soort onbevredigd gevoel hangen: ja, maar wanneer dan? We hebben het intussen gehad over het level playing field. Welk land wil dat niet? De minister heeft er al in juni drie voorwaarden aan verbonden. Een daarvan is de stapeling, waarover ik mij overigens wat minder zorgen maak. Volgens mij is Basel III pas effectief in 2018 en hebben we nog wel even tijd om eraan te wennen, om het zo maar te zeggen. Ik wil toch wel graag van de minister horen wanneer hij hierop terug denkt te komen, zodat we weten wat er met die bankenheffing gaat gebeuren.

Het doel van die bankenheffing is de algemene middelen. Dat vind ik weinig creatief, maar daar denken anderen weer anders over. We weten dat banken terughoudend zijn in het verstrekken van kredieten. Dat geldt ook voor duurzame ontwikkelingen en innovatie. Waarom wordt niet bekeken of we dit soort geld kunnen aanwenden om een garantiefonds te hebben om banken te verleiden om te investeren in langetermijndoelen die zij risicovol vinden, maar die wij als samenleving wel belangrijk vinden, zoals duurzame energie en innovatie?

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide en goede beantwoording. Mijn fractie steunt de voorwaardelijke manier waarop de bankenbelasting door de minister in Europa wordt ondersteund. Ik moet nog een voorbehoud maken wat betreft de aanwending van een eventuele opbrengst, maar die discussie komt te zijner tijd sowieso nog terug.

Er zijn twee vragen waar de minister nog niet aan toe is gekomen. De ene betreft de organisatie van het toezicht in Europees verband. In hoeverre sluit het stelsel van de ESRB en de European Supervisory Authorities aan op de «twin peaks»-structuur zoals wij in Nederland bij het toezicht hebben, waarbij het prudentieel toezicht apart is van de AFM? Als al die toezichtinstanties op Europees niveau worden gecoördineerd, hebben wij dan last van het feit dat wij die structuur wel hebben en sommige andere Europese landen niet?

Ik heb de minister bedankt voor zijn overzicht van de bezuinigingsmaatregelen elders. Laat ik mijn vraag beperken tot een feitelijke. Ondersteunt hij mijn waarneming dat in alle andere Europese landen het bezuinigingspakket bestaat uit het terugdringen van de uitgaven van de overheid en voor een significant deel uit een gerichte lastenverzwaring? Klopt die samenvatting van zijn inventarisatie?

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik was eerlijk gezegd een beetje teleurgesteld over de beantwoording van de minister. Dat is niet omdat ik het niet met hem eens ben, want dat komt wel vaker voor. Dat heb je soms in de politiek. Dan ben je ook wel teleurgesteld, maar dat is toch een ander soort teleurstelling. Ik vond dat de beantwoording van de minister over de kabinetsreactie op het groenboek wel erg mager was. Ik heb er bij interruptie op doorgevraagd. De vraag over de accountants heeft hij nog steeds niet beantwoord. Mijn vraag was of Nederland ervoor voelt om de suggestie te doen dat er apart kan worden gesproken met accountants van een financiële instelling en een toezichthouder.

Ik heb ook gevraagd naar empty voting. Vervolgens legt de minister uit wat empty voting is en zegt dat hij voorstander is van een Europese aanpak, maar dat hij hier niet van overtuigd is, omdat er ook problemen zijn met liquiditeit. Ik zou zeggen dat het nooit een doel in zichzelf is dat de liquiditeit zo hoog mogelijk moet zijn. Empty voting is ook een probleem. Mijn vraag is of de minister behalve de opmerking van de Commissie te bekritiseren ook zelf voorstellen kan doen om tot een Europese, gecoördineerde aanpak van empty voting te komen, als hij zelf zegt dat dit een probleem is, en dat heb ik niet gezien.

De heer Plasterk (PvdA): Ik vond de vraag van de heer Irrgang nu juist wat teleurstellend. Ik heb in twee interrupties al gevraagd of de SP-fractie voor een Europese aanpak van empty voting is. Of is zij er alleen maar voor wanneer alle lidstaten het er afzonderlijk mee eens zijn en wanneer Liechtenstein ertegen is, gaat het niet door?

De heer Irrgang (SP): Ik weet niet of Liechtenstein stemrecht heeft in de Europese Raad, maar bij Europese samenwerking moet je het inderdaad onderling eens worden. Soms heb je als Nederland iets te zeggen door te zeggen dat je het er niet mee eens bent. Dan moeten anderen je overtuigen. Dat geldt ook omgekeerd. Het feit dat wij voor Europese afspraken zijn, betekent dus niet automatisch dat je ervoor bent om dat bij meerderheidsbesluitvorming te doen. Dat is volgens mij op dit punt ook niet zo, zeker omdat er brede kritiek is op het fenomeen van empty voting. Mijn vraag was simpelweg of de minister daarvoor voorstellen wil doen voor een groenboek. Dat is iets heel anders. Dan ben je, als het allemaal lukt, jaren verder voordat je uiteindelijk iets gedaan krijgt waarvan wij voorstander zijn. Ik krijg op dat punt graag een antwoord van de minister.

De Commissie vraagt wat effectieve manieren zijn om uitvoering van corporate governance-beginselen te versterken. Daar gaat het antwoord niet op in. Ik vraag de minister dus welk antwoord hij gaat geven. Ik bedank hem voor het feit dat wij het definitieve advies nog zullen ontvangen, want ik heb begrepen dat dit niet het definitieve advies is. Daar kunnen wij dus in ieder geval nog kennis van nemen.

De heer Plasterk opende de discussie over de beloning van de president-directeur van DNB. Die discussie zullen wij inderdaad later voeren, maar ik heb begrepen dat de huidige minister-president mogelijk een van de kandidaten is. Dan kan het argument in ieder geval niet zijn dat je met de balkenendenorm geen gekwalificeerde kandidaat kunt vinden, tenzij de minister nu suggereert dat de heer Balkenende, als hij zich kandideert, niet geschikt zou zijn. Anders kunnen we van de heer Balkenende een goede kandidatuur verwachten voor de balkenendenorm.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik dacht dat de heer Plasterk vanuit zijn eigen partij nog ergens iemand had zitten. Volgens mij stelde hij daarom die vraag.

Voorzitter. Er liggen nog drie punten. Ten aanzien van de bankenbelasting kunnen wij «ja, mits» steunen. Over de voorwaarde van een level playing field zijn wij het altijd eens, maar het gaat daarbij eigenlijk om coördinatie en harmonisatie. Wij zijn er een groot voorstander van dat lidstaten een eigen belasting- en inkomstengebied hebben, maar hoe verhoudt een level playing field zich tot coördinatie, waarbij je dus niet streeft naar zoveel mogelijk harmonisatie? Dat is de achterliggende gedachte van die vraag: ik heb de verhouding tussen een level playing field en coördinatie nog niet helemaal helder.

Het is kort door de bocht om de opbrengst van de bankenbelasting, als die er ooit komt, zomaar naar de algemene middelen te transporteren. Ik hoop dat wij daar met elkaar op kunnen terugkomen. Als de opbrengst naar de algemene middelen gaat en als je die dus aan andere leuke dingen uitgeeft, geef je de opbrengst niet aan het doel waarvoor de belasting is bedoeld. Misschien zou je toch een relatie moeten leggen tussen de reden van de bankenbelasting en wat je met de algemene middelen op dat punt zou willen betekenen. Daar kom ik heel graag later, wanneer dit aan de orde komt, op terug.

Een ander punt is het Europese semester. De minister zegt dat er in onze begrotingsdiscipline geen enkele reden is om dit parlement niet te betrekken bij dingen die in Europees verband voorgelegd worden. Ik ga ervan uit dat er daar inderdaad echt geen reden voor is. Als de minister hier en nu bevestigt dat het parlement hierbij nooit ofte nimmer buitenspel staat, is dit wat mij betreft akkoord.

De minister zegt dat er automatische sancties moeten komen en dat zij eerder en slimmer moeten worden toegepast. Wat ons betreft, moeten zij ook disciplinerend en effectief zijn. In hoeverre zal het sanctiebeleid leiden tot een grotere begrotingsdiscipline bij de Europese lidstaten? Wij vinden dat heel belangrijk. Net als bij je kinderen is het belangrijk dat straffen op de lange duur effect hebben en een beter gedrag veroorzaken. Ik hoop dus dat de sancties ook disciplinerend en effectief zullen zijn.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb nog één punt over de bankenheffing. Wij vinden het goed om risico's te beprijzen. Wel zijn wij benieuwd hoe dat gaat gebeuren. D66 heeft liever een stevig Basel III, dat de risico's in de financiële sector echt beprijst en de financiële instellingen ook een prikkel geeft om zich beter te gaan gedragen, dan een soort lappendeken van verschillende maatregelen die telkens weer op een ander punt aangrijpen. Dat punt wil ik de minister meegeven. Het gevaar is namelijk dat het een beetje ondoorzichtig wordt en dat er veel administratieve lasten bij komen kijken.

Gerelateerd daaraan is de discussie waaraan wij het geld besteden. De minister zei dat het niet naar een reserve gaat, dat wij er geen apart fonds voor maken en dat het naar de algemene middelen gaat. Op zich begrijp ik dat, want de bedragen zijn zo groot dat je zo'n fonds niet achter de hand kunt houden. Mag het geld in de visie van de minister echter wel worden uitgegeven? Is het een onderdeel van het uitgavenkader of moet het, juist omdat het gaat om beprijzing van een risico, net zoals bij andere garanties buiten het uitgavenkader worden gehouden? Anders gezegd: is het gewoon een lastenverzwaring of is het echt een soort reservering voor risico's? Daar krijg ik graag alsnog een reactie op.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Gemakshalve sluit ik mij aan bij de laatste vragen van de heer Koolmees: hoe moeten wij die reservering zien? Leidt zij tot een lastenverzwaring of niet? Het moge duidelijk zijn waar wij staan: geen lastenverzwaring.

De opvatting van de minister over de bankenbelasting – ja, mits – en over de transactiebelasting – nee, in ieder geval niet – wordt door ons gesteund. Ik ben blij dat hij nog eens helder heeft aangegeven wat het verschil is tussen coördinatie en de ongewenste harmonisatie van Europese belastingen. De invoering van een Europese belasting is een van de meest onzalige ideeën van de laatste tijd. Eigenlijk al sinds het begin van de 80-jarige oorlog is dat de snelste methode om de geloofwaardigheid en legitimiteit van Europa verder onderuit te halen. Het is altijd weer fascinerend om te zien hoe D66 daarvoor pleit.

De minister zei ook iets over de overschotten. Ik heb met genoegen mogen constateren dat sociaaldemocraat Plasterk de straftaks voor landen die succesvol beleid voeren, die ik even meende te ontwaren, weer heeft «afgeschaft». Gelukkig maar, want het gaat om concurrentiekracht. Het kan snel gaan. Ik zie nog even niet wanneer je een rood stoplicht krijgt als je overschotten hebt. We hebben immers één interne markt. Valuta- of wisselkoersverschillen worden in Frankfurt bepaald.

De minister wil dat de sancties eerder, slimmer en beter worden. Daar zijn wij natuurlijk allemaal voor, evenals voor «rules based». Jammer dat Duitsland afhaakt bij een aantal Nederlandse voorstellen, want dat is onze traditionele partner. Wij hebben al eerder aangegeven dat zowel de structuurfondsen als de cohesiefondsen daarvoor in aanmerking moeten komen. Dat kan voor structuurfondsen, maar niet voor cohesiefondsen. De minister zal dus actief voor aanpassing van de huidige regelgeving moeten pleiten. Dat kan straks bij de meerjarenbegroting, maar ik hoor graag hoe de minister dat gaat doen. Alleen zeggen dat wij ervoor zijn, geeft mij immers geen indicatie of dat er ook uit kan komen.

De onafhankelijke toezichthouder lijkt er in ieder geval niet uit te komen. Dat is jammer, want dat is een goed idee. Zoals het vaker met goede ideeën over financiële discipline gaat, duurt het nog even voordat er meer fans voor te vinden zijn. De minister kijkt nu heel erg naar de Europese Commissie, maar ik neem aan dat hij met name kijkt naar het model dat wij kennen bij de Europese Commissaris voor Competitie, die heel nadrukkelijke bevoegdheden heeft om die onafhankelijkheid aan te kleden. Daar is wel een verdragswijziging voor nodig. Ik vraag mij dus af hoe de minister op dat punt verder wil opereren.

Over de bankenheffing heeft de minister dezelfde drie voorwaarden herhaald waaraan ook wij hechten. Hij is echter niet ingegaan op het feit dat wij dit het liefst zien in de EER en niet alleen in de EU, zodat ook IJsland of andere landen in de Europese zone eronder vallen. Volgens mij is de minister daar niet op ingegaan.

Het is prima om Basel III en de impactanalyse die door de groep zelf wordt gedaan, nog even af te wachten, maar kijk intussen ook scherp naar de studies die zijn uitgevoerd. Wanneer kunnen we dat verwachten en kan de minister daarbij een reactie meenemen?

Ik snap dat de minister verder niet wil ingaan op IJsland, maar die suggestie was vooral bedoeld om dat in het volgende gesprek mee te nemen.

De minister is niet ingegaan op de financiële perspectieven. Met name Groot-Brittannië doet een rondje langs Europese hoofdsteden om te pleiten voor lagere uitgaven, maar kennelijk niet langs Den Haag. Dat is geen hoofdstad, maar wel de regeringszetel. Het zou mooi zijn als Nederland als grootste nettobetaler zich niet onbetuigd laat in dit debat.

Minister De Jager: Voorzitter. Ik weet niet wanneer de bankenbelasting wordt ingevoerd. Het is een Europees proces waarmee nog maar net is begonnen. Momenteel gelden nog het toetsingskader en de drie voorwaarden, terwijl de basiseisen strenger worden. Ik kan dus nog geen jaartal noemen. Wij zijn ermee bezig. Ik stel vast dat het parlement hiervoor een meer dan gemiddelde belangstelling heeft en ik denk dan ook dat het zinvol is dat het kabinet het parlement goed op de hoogte houdt van de ontwikkelingen op dit punt.

De heer Braakhuis vroeg waarom de belasting niet wordt gestort in een fonds voor groene energie en innovatie. Als het gaat om belastingen kennen wij in Nederland een systeem waarbij inkomsten en uitgaven zijn gescheiden. De begrotingsbevoegdheid is een kernbevoegdheid binnen ons democratisch systeem. Het is de discretionaire bevoegdheid van regering en parlementom prioriteiten te stellen. Daarom ook hebben wij geen geëtiketteerde belastingen. Doelheffingen zijn geen belastingen. Achter die bevoegdheid zit een fundamentele ratio. Als de bankenbelasting naar groene energie moet gaan, zou er opeens minder geld voor windmolens zijn als het met de bankensector even wat minder gaat. Het is aan het parlement om te bepalen of er windmolens, extra ziekenhuizen of extra politieagenten op straat moeten komen. Je kunt dus niet het bieraccijns enkel ten goede laten komen aan de Jellinek-kliniek. Als er opeens minder wordt gedronken, kan je niet zeggen: nu moeten de verslaafden maar even niet behandeld worden. Accijnzen hebben een regulerend karakter, maar vormen in de eerste plaats een bron van inkomsten. Vervolgens beslissen parlement en regering over de manier waarop die inkomsten worden uitgegeven. De DGS-systematiek is een duidelijke bestemmingsheffing met een beprijzing en dergelijke. Dat is een ander systeem. Het is de vraag of er daarnaast nog een bankenbelasting moet komen, zoals de heer Koolmees stelde. Die vraag moeten wij hier beantwoorden. De lijn in de Kamer en ook bij de regering is altijd geweest: als we een belasting invoeren, moeten inkomsten en uitgaven worden gescheiden. Maar als je strenge eisen stelt en je noemt het DGS-systeem geen belasting, is het een ander verhaal. Wij hebben die discussie ook gehad over het afval. We hebben één keer gezegd dat wij een verpakkingsbelasting en een afvalfonds invoeren, maar dat wij het wel zouden scheiden. Als er straks minder verpakkingsbelasting binnenkomt, mag dat niet betekenen dat er opeens minder geld is voor het andere milieubeleid.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Bent u dan wel bereid om na te denken over een heffing in plaats van een belasting?

Minister De Jager: Niet in het kader van de bankenbelasting, maar wel in het kader van de DGS-systematiek. Die heeft een bepaalde bestemming. Maar als het parlement iets wil, ben ik natuurlijk altijd bereid om erover na te denken. Het kan natuurlijk zijn dat ik later beargumenteerd te kennen geef dat ik mijn oorspronkelijke mening handhaaf. Ik zie er op dit moment geen dringende reden toe en het is natuurlijk ook wel heel vroeg. We moeten eerst maar eens zien hoe de discussie in Europa zich ontwikkelt. Als het in Europa meer de kant op gaat naar een systeem met een bestemmingskarakter, is het weer een ander verhaal.

De heer Plasterk heeft gevraagd naar de toezichtstructuur in Europees verband. Het model «twin peaks» is niet helemaal compatible met de Europese structuur. Die is nog sectoraal. De systeemrisico's hebben we apart gelegd. Op die manier kan de Europese monetaire autoriteit niet in diskrediet worden gebracht omdat er bijvoorbeeld fouten zijn gemaakt bij het inschatten van systeemrisico's. Als je een systeemrisico mist, kan dat in negatieve zin neerslaan op het gezag van de monetaire autoriteit. Dat wil je liever voorkomen. In Nederland hebben wij het model van een toezichthouder en een security supervisor. De AFM kan overigens in de Europese situatie vrij gemakkelijk worden verdeeld tegenover de security supervisor en de algemene toezichthouder. Ik zie in de praktijk dus geen problemen. Het is inderdaad een ander model, maar in de praktijk levert het weinig problemen op. We hebben helemaal in het begin bij De Larosière gepleit voor ons eigen model, dat is logisch, maar we hebben toen ook wel gezien dat dit in Europa een brug te ver was. Het is te matchen aan elkaar.

Dan ga ik in op de effectieve implementatie van goveranceprincipes. Hoe gaan wij die principes versterken? Dat is een vraag uit de eerste ronde die is blijven liggen. Zoals gezegd zet het kabinet in op een wisselwerking tussen regulering en zelfregulering, dus en-en. Dat houdt in dat je regulering en ook codes met een onafhankelijke monitoringcommissie naast elkaar kunt hebben. Dat zou ook voor andere lidstaten kunnen gelden, want daar ontbreekt het nog weleens aan onafhankelijke monitoring. Dan is zelfregulering veel vrijblijvender dan met een onafhankelijke monitoringcommissie. Misschien is het wel goed als wij nog een keer bepleiten in Europa dat wij weliswaar beide hebben, maar dat het element zelfregulering wordt ingevuld door een onafhankelijke monitoringcommissie.

De heer Irrgang vroeg naar concrete voorstellen en naar empty voting in Europees verband. Het is heel lastig om in te schatten hoe groot het probleem is. Het advies van de commissie-Frijns was: pak het op in internationaal verband. Daar zetten wij ook op in. De manier waarop is echter nog heel onduidelijk, omdat ook de commissie-Frijns concludeerde dat het een heel lastige materie is.

De heer Irrgang vroeg eveneens naar de accountants. Ook zonder de financiële instelling is er al het nodige contact tussen de toezichthouder en de accountants. Zo is er een wettelijke meldplicht voor de accountant jegens de toezichthouder, bijvoorbeeld met betrekking tot de solvabiliteitspositie. Verder is er ook het tripartiete overleg tussen de externe accountant, de toezichthouder en de financiële instelling. Dat wordt, wat ons betreft, ook geïntensiveerd.

De VVD-fractie vroeg naar de sancties en hoe wij die moeten realiseren. De Commissie heeft aangegeven dat het juridisch gezien in principe mogelijk is om EU-landen ook structuurfondsen te ontnemen. Ik zet mij er ook voor in om dat politiek te realiseren. Dat vind ik ook heel goed.

De heer Plasterk heeft nog gevraagd naar lastenverzwaringen en of zijn waarneming klopt. Die waarneming klopt voor het Verenigde Koninkrijk, voor Duitsland en voor Portugal, maar slechts in veel mindere mate voor Frankrijk, Italië en Spanje. De laatstgenoemde landen hebben tot op heden nog geen of heel weinig lastenverzwaringen in hun pakket zitten. Het VK, Duitsland en Portugal daarentegen hebben voor een deel lastenverzwaringen in hun pakket zitten, zij het voor een kleiner deel dan de bezuinigingen. Die landen nemen overigens meestal niet zoals Nederland gelijk aan het begin van de kabinetsperiode alle maatregelen meerjarig. Zij kunnen ook nog met nadere pakketten komen. Het is dus nog even afwachten hoe zij die bezuinigingen verder invullen.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter: Dan dank ik de minister, de aanwezige ambtenaren en de belangstellenden op de publieke tribune. Ik sluit de vergadering.