Kamerstuk 21501-07-745

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Economische en Financiƫle Zaken


Nr. 745 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juli 2010

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 30 juni 2010 overleg gevoerd met minister De Jager van Financiën over:

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 15 juni 2010, houdende het gecombineerd verslag Eurogroep en Ecofin-raad (7 en 8 juni), van de Van Rompuy Task Force (7 juni) en van de G20-bijeenkomst in Busan (4 en 5 juni) (21 501-07, nr. 742);

  • de brief van de minister van Financiën, d.d. 29 juni 2010, houdende de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofin van 12 en 13 juli 2010 (21 501-07, nr. 743);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 4 juni 2010, inzake het Fiche Raadsbesluit tot verlening EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Europese Unie (22 112, nr. 1025);

  • het EU-voorstel d.d. 7 juni 2010, inzake het Groenboek Corporate Governance bij financiële instellingen – COM(2010) 284 (2010Z09146).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Bommel

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck

Voorzitter: Weekers

Griffier: Berck

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Blanksma-van den Heuvel, Irrgang, Plasterk en Weekers,

en minister De Jager van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Goedemorgen. Wij zitten hier bij elkaar voor een algemeen overleg met de minister van Financiën, die ik van harte welkom heet. Dat geldt ook voor zijn staf. Ik heet in het bijzonder welkom de heer Plasterk als nieuw lid van de commissie. Hij mag vandaag zijn maidenspeech houden.

De fractie van GroenLinks heeft zich afgemeld voor dit overleg wegens drukke bezigheden elders.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Het zijn drukke dagen. Ik maak maar direct van de gelegenheid gebruik om mijn fractie af te melden voor het debat over de Europese Begrotingsraad. Ik heb begrepen dat er nog een vraag over gesteld wordt, alhoewel dit onderwerp officieel niet op de agenda van deze vergadering staat.

Over de agenda van de Ecofin heb ik maar een aantal korte opmerkingen en vragen. De richtlijn over alternatieve beleggingsfondsen heeft in het bijzonder de aandacht van de SP-fractie gehad. Het is enorm belangrijk om de alternatieve beleggingsfondsen, hedgefunds en private-equityfondsen onder toezicht te plaatsen. Daarvoor ligt er een conceptrichtlijn. Sterker nog, er liggen er twee: een van de Raad van Ministers en eentje van het Europees Parlement. Onder andere door de Nederlandse Europarlementariër Wortmann-Kool van het CDA is opgemerkt dat het nadeel van de versie van de Raad van Ministers is dat het nieuwe toezicht alleen een doorgeefluik wordt. In die versie is er een vergaande vrijheid voor lidstaten om een en ander zelf in te vullen. Het gevaar daarvan is dat bijvoorbeeld de Engelsen daar heel beperkt invulling aan zullen geven. Daardoor ontstaat er geen effectief toezicht. Mijn vraag is of de minister daarop kan ingaan. Vreest hij geen toezichtsconcurrentie bij deze versie van de conceptrichtlijn?

Een ander belangrijk onderwerp voor mijn fractie is de bankenheffing. In het vorige overleg heeft de minister, zoals bekend een warm voorstander van de bankenheffing, aangegeven dat het geen showstopper zou zijn als een land als Canada geen bankenheffing wil. Inmiddels blijkt het te gaan om een aantal landen meer dan Spanje alleen. Betekent dit dat de bankenbelasting er niet gaat komen, nu ook in Amerika terugtrekkende bewegingen te zien zijn? Het bericht vanochtend was dat de Democraten in het Congres mogelijk toch een concessie willen doen en bereid zijn om de premiebetaling voor het depositogarantiestelsel aan te scherpen en geen bankenheffing in te voeren. Ik roep de minister op om de strijd voor de bankenheffing te blijven voeren. Deze crisis mag er niet toe leiden dat de lobby van de financiële sector, die ook in Amerika heel sterk is, wint en dat de bankenheffing er niet komt. Dat zou aan de burgers van Europa en die van de Amerika moeilijk uit te leggen zijn. Graag hoor ik een reactie.

Het Groenboek over corporate governance in financiële instellingen en beloningsbeleid zit in de ontwerpfase van het Europese besluitvormingproces. Dat is juist ook het moment voor de Kamer om invloed uit te oefenen. Dan bestaat de grootste vrijheid om de inhoud te beïnvloeden. Het is ons opgevallen dat een vrij scherpe analyse wordt gemaakt van het functioneren van commissarissen in besturen van ondernemingen en de rol van de aandeelhouders. De aandeelhouders gaan steeds meer voor het kortetermijngewin. Er wordt ook gewezen op het gebrek van effectiviteit van corporate-governanceregels, onder andere omdat toch wel veel aan eigen invulling wordt overgelaten. Wat is daarbij de positie van de Nederlandse regering? De minister gaat een reactie geven op het Groenboek. Dat moet voor 1 augustus naar de Kamer worden gestuurd. Ik neem aan dat de minister dat ook gaat doen, zodat wij er nog op kunnen reageren. De Commissie stelt dat het noodzakelijk lijkt om het toezicht op de selectiecriteria van toekomstige commissarissen uit te breiden. In Nederland is nu juist in de Code Banken het advies van de commissie-Maas niet opgevolgd om het toezicht daarop, de educatie-eisen, bij de DNB te leggen. Dat advies is niet in de Code Banken opgenomen. De Europese Commissie lijkt wat dit betreft meer op de lijn van de commissie-Maas te zitten. Hoe gaat de Nederlandse regering hierop reageren? Graag zou ik ook te weten komen wat de inzet is bij de vraag of werknemers en hun vertegenwoordiging een grotere rol moeten spelen bij het vaststellen van het beloningsbeleid. Mijn partij zou daar voorstander van zijn. Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.

De Europese Commissie constateert dat commissarissen tijd noch middelen besteed hebben aan het goed vervullen van hun taken. Gelukkig heeft de Tweede Kamer enkele maanden geleden op mijn voorstel een amendement aangenomen dat een maximum stelt aan commissariaten en toezichthoudende functies in grote bedrijven en instellingen. Dat ligt nu bij de Eerste Kamer. De Europese Commissie vraagt of het wenselijk is om een dergelijke limitering in te voeren. De minister begrijpt dat ik zeer benieuwd ben naar zijn antwoord. Hij kent mijn antwoord al. Het wetsvoorstel ligt inmiddels bij de Eerste Kamer.

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. In het OCW-domein is het voorbereiden van een Europese Raad geen absoluut politiek hoogtepunt. Ik merkte dat mijn collega van Financiën veel vrolijker terugkwam van de Europese Raad dan ik. Dat heeft ermee te maken dat langs de maatstaven der subsidiariteit relatief weinig onderwijsbeleid op Europees niveau wordt gevoerd. Immers, het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in Roemenië of Finland is net zo belangrijk als hier, maar het helpt niet heel veel door het op Europees niveau aan de orde te stellen. Voor het financieel beleid ligt dat echt anders. Wat dat betreft heb ik hoge verwachtingen van de AO's die over dit onderwerp gehouden zullen worden. Daar komt bij dat de financiële crisis maakt dat dit een hoofdonderwerp van politiek beleid is voor eenieder.

Ik heb een paar vragen voor de minister. Per 1 juli gaat het Belgisch voorzitterschap in. Wij hebben nog geen werkprogramma voorgelegd gekregen van de Belgische voorzitter. Er is ook nog wat onduidelijkheid over de taakverdeling tussen de tijdelijke voorzitter, België, en de permanente voorzitter, ook een Belg. Ik kan mij voorstellen dat men in België met andere zaken bezig is dan alleen dit. Dat mag natuurlijk niet ten koste gaan van het heel belangrijke voorzitterschap op dit belangrijke terrein. De vraag aan de minister is welke verwachtingen hij heeft van het voorzitterschap van België. Ik hoop dat hij het met mij eens is dat er geen vertraging mag optreden als gevolg van de politieke turbulentie in België.

Wat betreft de vragen over de bankenbelasting sluit ik mij aan bij de heer Irrgang. Wij zijn het met de minister eens dat het wenselijk is om hierop aan te dringen. Dat lijkt nu niet zomaar verder te kunnen. Hoe gaan wij hiermee verder?

De minister is bij de G20 geweest. Dat komt ook bij de Ecofin aan de orde. In de publiciteit hebben wij een interessante discussie gezien. De Amerikanen leggen een grote nadruk op Keynes en de Europeanen op een behoedzaam begrotingsbeleid. Daar is een toverformule uitgekomen. Ik citeer: groeivriendelijke beleidscoördinatie. Ik ben benieuwd wat dat precies gaat betekenen. Ik wil bij gelegenheid van de minister een overzicht op papier van wat voor pakket aan bezuinigingen de verschillende landen op tafel leggen. Ik weet niet of het een redelijke vraag is aan de minister om dit nog voor de Voorjaarsnota te doen. De minister wappert nogal retorisch met de gigantische pakketten waarmee de andere landen hun overheidsfinanciën op orde brengen. Mijn indruk is dat het nogal meevalt als je die pakketten langs onze maatstaven legt. Wij zullen daar morgen bij de Voorjaarsnota misschien nog op ingaan. Ik noem als voorbeeld het pakket van 80 mld. van Duitsland. Dat is een geaccumuleerd bedrag. Structureel is het een dikke 20 mld. in een land dat vijf keer zo groot is als Nederland. Terugvertaald betekent dat dus ongeveer 5 mld. structureel. Langs diezelfde maatstaf zou ik graag het pakket van de andere landen in Europa willen leggen. Ik zou het op prijs stellen als de minister dit nog voor morgen kan overleggen. Als dat niet kan, snap ik dat. Dan zie ik het graag binnenkort bij een andere gelegenheid.

In juni wordt besloten over de invoering van de euro in Estland. Wij heten de Esten welkom in het eurogebied. Ik vraag de minister of hij vindt dat de statistieken in Estland voldoende op orde zijn om deze toetreding vol vertrouwen tegemoet te kunnen zien.

De minister heeft bedenkingen tegen de uitbreiding van het externe leenmandaat van de Europese Investeringsbank naar IJsland. Ik ben akkoord met die bedenking. De vraag is hoe het staat met het nakomen van de financiële verplichtingen door IJsland. Welke andere lidstaten hebben ook bedenkingen tegen deze uitbreiding?

Vanochtend is in Het Financieele Dagblad te lezen dat de internationale kamers van koophandel de stormbal hijsen over het toenemend protectionisme binnen de G20. Een deel daarvan vindt binnen Europa plaats. Ik vraag de minister of hij die zorg deelt en of er bij de gelegenheid van Ecofin iets gedaan kan worden om het protectionisme terug te dringen. In de krant staat: de leiders waren nog niet teruggekeerd of de eerste maatregel werd alweer aangekondigd, namelijk de Chinese heffing op de invoer van Europese ijzer- en staalproducten. Wat kunnen wij daaraan doen?

Ik hoorde zo-even dat het AO over de Begrotingsraad vanmiddag niet doorgaat omdat de Begrotingsraad wellicht niet doorgaat. Dat merken wij dan wel. Belangrijk is dat de minister zich, met onze steun, heeft gekeerd tegen het verhogen van de Europese begroting. Het valt buiten ons bereik om daar iets aan te doen. Ik vraag de minister wat hij er nog aan kan doen en wat de consequenties zijn voor de Nederlandse begroting. Ik zie allerlei politieke partijen zich rijk rekenen met het verlagen van de afdracht aan Europa. Intussen is Europa de eigen begroting aan het verhogen. Dat slaat een gat. Wat kunnen wij daaraan doen? Ziet hij wellicht nog ruimte in het feit dat de begroting uiteindelijk een maximum is, een autorisatie om tot een bepaald plafond te besteden? Dat hoeft toch niet opgesoupeerd te worden of ben ik dan te optimistisch? Zijn er nog mogelijkheden om te voorkomen dat de begroting volledig wordt opgesoupeerd? Wat betekent dat voor de Nederlandse meerjarenbegroting?

De voorzitter: Ik stel als woordvoerder van de VVD een vraag aan de heer Plasterk. Hij heeft gepleit voor een bankenbelasting. Hij is er zeer consistent in en haakt ook aan bij de inbreng van de heer Irrgang. Ik wil wat meer precies weten onder welke voorwaarden de heer Plasterk een bankenbelasting wil invoeren. Zegt hij met de VVD dat er dan wel een level playing field moet zijn? Wij moeten toch oppassen dat er in Europa vrijhavens ontstaan, waar banken zich gemakkelijk kunnen vestigen en zo de dans kunnen ontspringen? De kredietverlening op korte termijn mag niet afgeknepen worden omdat de reële economie daar behoorlijk onder lijdt. Deelt de heer Plasterk deze voorwaarde, die de minister ook in zijn brief heeft aangegeven? Of zegt de heer Plasterk dat als wij de handen in Europa niet op elkaar krijgen voor een bankenbelasting, Nederland het maar alleen moet doen?

De heer Plasterk (PvdA): Wij zijn het er allemaal over eens dat je zoiets idealiter samen moet doen. Als je het in je eentje doet, word je er als land immers ook slechter van. In die zin is hier sprake van een prisoner's dilemma. Als iedereen het niet doet omdat een ander het niet doet, gebeurt er niks. De oplossing van een prisoner's dilemma zit erin dat mensen de koppen bij elkaar steken en in communicatie proberen om een hoger, gemeenschappelijk doel te bereiken. Ik ben het eens met de kanttekeningen van de heer Weekers. Het is te gemakkelijk om te zeggen: niemand doet mee, dus houden wij er ook maar mee op. Vandaar mijn vraag aan de minister wat hij gaat doen om er alsnog voor te zorgen dat de bankenheffing, waar de minister en de heer Weekers voorstander van zijn, er komt. Die bankenheffing moet immers niet bij het eerste «njet» van tafel verdwijnen.

De voorzitter: Ik ben het als VVD-woordvoerder eens met de heer Plasterk op het laatste punt. Het allerslechtste is als er geen level playing field bestaat. De heer Plasterk legt de bal overigens wel heel gemakkelijk terug bij de minister. Als hij in het prisoner's dilemma met het mes op de keel moet kiezen, terwijl een aantal landen in Europa niet meedoet, zet hij dan toch door, al is het maar om een signaal af te geven?

De heer Plasterk (PvdA): De essentie van het prisoner's dilemma is dat je uit angst voor het allerslechtste allemaal het op-een-na-allerslechtste gaat doen. Dat los je op door de koppen bij elkaar te steken. Ik hoop dat mij niet het mes op de keel wordt gezet. Als dat toch gebeurt, hangt mijn reactie af van hoeveel landen je meekrijgt. Als je werkelijk het enige land in de wereld bent, is het de vraag of je nog verstandig bezig bent. Zover ben ik nog helemaal niet. Er is wel degelijk internationale steun. Het helpt het proces niet om uit te spreken hoeveel landen of welke landen dat moeten zijn voordat wij de streep trekken.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Ook voor mij is het de eerste keer dat ik bij een AO over de Ecofin zit. Ik kan in ieder geval melden dat mijn voorganger, de heer De Nerée, er altijd met veel genoegen naar uitkeek om hier aan te schuiven en debat te voeren met de minister van Financiën. Ik neem het stokje graag van hem over.

Ik ga even door op het laatste punt, de bankenheffing. Ik doe namens het CDA de volgende duit in het zakje. Wij hebben altijd gepleit voor een bankenheffing. Die is ook in ons verkiezingsprogramma opgenomen. Het is dan niet zomaar een bankenheffing, maar een heffing met voorwaarden. Die voorwaarden noem ik hier nog eens. Wij streven naar een Europese invoering en een level playing field op Europees niveau. Wij moeten ook beducht zijn voor stapeling. Er komt veel op banken af. Wij moeten nauwkeurig in de gaten houden dat wij banken niet dusdanig klemzetten dat de gehele kredietverlening in gedrang komt. Dan zetten wij een extra rem op het bedrijfsleven. Dat is niet de intentie van het CDA. Ik sluit aan bij de vraag hoe onze minister van Financiën de bankenheffing in de Ecofin verder aan de orde stelt. Hij moet druk uitoefenen om in Europees verband de koppen zo veel mogelijk bij elkaar te steken en de bankenheffing een positieve «schwung» te geven in de Raad. Het is belangrijk dat wij een signaal aan onze burgers afgeven dat de bankenheffing er niet moet komen omdat het leuk is, maar omdat de banken geholpen zijn en die de burger uiteindelijk niet te veel geld moeten kosten. Wij moeten ernaar streven om dat signaal af te geven.

Dan de agenda van de Ecofin. Ook wij zijn wat bezorgd over het werkprogramma van België. Per 1 juli zal België het voorzitterschap overnemen. Er ligt nog helemaal geen werkprogramma. Ik hoop inderdaad niet dat de problematiek binnen België belemmerend werkt op een ambitieus werkprogramma voor het komende half jaar. Ik ga ervan uit dat het de insteek van de minister is dat het werkprogramma een zwaar accent moet leggen op de financieel-economische situatie in Europa en de individuele landen. Ook de overheidsbegrotingen moeten goed op de agenda komen staan in het komende halfjaar. Graag hierop een reactie van onze minister.

Een ander belangrijk aspect van de agenda is het Stabiliteits- en Groeipact. Een groot aantal landen, zoals Oostenrijk, België, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, heeft effectieve acties genomen op buitensporige begrotingsprocedures. Dat juicht het CDA van harte toe. Wij vragen ons af hoe de effectiviteit wordt gemonitord van de acties die met elkaar ondernomen worden. De heer Plasterk had het er ook al over. Er zijn heel veel processen in gang gezet en procedures in werking getreden, maar wat is de effectiviteit? Gaan landen er verschillend mee om? Proberen zij hun groei en stabiliteit in de gaten te houden? Het belangrijkste punt, zeker voor het Nederlandse belang, is dat ook andere landen in Europa hun begrotingstekort op orde hebben. Wij zijn als geen ander een exportgedreven land. Onze financiële relatie met andere landen maakt het belangrijk dat die andere landen hun verantwoordelijkheid nemen.

Een belangrijk onderdeel voor de Ecofin is het toezicht. Dat vormt deze keer een substantieel onderdeel van de agenda. Er is in dit forum vaak uitgebreid over het toezicht gesproken zoals wij dat op het Europese niveau willen organiseren. Ik benadruk hier nogmaals dat de CDA-fractie altijd een groot voorstander is geweest van Europees toezicht. De heer De la Rosière heeft daarover een uitgebreid rapport uitgebracht. Daarin staan de stappen die genomen worden op weg naar één Europese toezichthouder. Ik merk in ieder geval dat er forse vertraging opgelopen is bij de implementatie van de stappen die wij met elkaar zouden moeten nemen. Ik heb begrepen dat er met het Europees Parlement nieuwe onderhandelingen plaatsvinden over het Europees toezicht. Waar gaan deze onderhandelingen over? Waar liggen de pijnpunten? Het kan toch niet zo zijn dat de discussie weer over wordt gedaan en er heel veel water bij de wijn wordt gedaan? Als er te veel beren op de weg worden gezien, zal het uiteindelijk niet iets zijn dat handen en voeten kan krijgen. Ik hoor graag de reactie van de minister. Ik hoor ook graag wat zijn insteek is tijdens de Ecofin.

Een belangrijk punt op de agenda is de kapitaaleisenrichtlijn. Ik heb begrepen dat CRD 3 aan de orde is. Dat betekent forse aanpassingen aan de kapitaalbuffers als een belangrijk onderdeel van het totaal. Ik vraag aan de minister wat er precies op de agenda staat. Ik begrijp dat financiële instellingen met een hogere beloning zwaardere kapitaaleisen moeten aanhouden. Ik wil graag weten wat de insteek van Nederland is. Welk effect heeft het op onze eigen bankensector, onze financiële sector, als dit zo doorgaat? Kan de sector daaraan voldoen of moeten er intern extra maatregelen genomen worden?

Dan de werkgroep-Van Rompuy, ingesteld voor het nakomen van budgettaire discipline. Volgens mij komt die alweer voor de derde keer bijeen. Wat is de indruk van de minister van die bijeenkomsten? Zijn dat bijeenkomsten die hout snijden? Worden de aanbevelingen en conclusies van de commissie opgevolgd? Wordt het een commissie met wat cachet in het totaal?

Er staan ook een aantal verbeterpunten op de agenda, onder andere slimmere sancties bij het niet nakomen van de budgettaire discipline. Er wordt gehecht aan betrouwbare statistische gegevens, et cetera, et cetera. Mijn vraag is wat de inzet is van Nederland. Waar denkt de minister aan als het gaat over slimmere sancties? Kunnen wij sanctioneren? De werkgroep-Van Rompuy zegt dat als de budgettaire discipline niet nagekomen wordt, er slimmer gesanctioneerd wordt. Wat moeten wij daar concreet onder verstaan? Wat is de bijdrage van onze eigen Nederlandse regering?

Tot slot het Groenboek, waarover ook de heer Irrgang heeft gesproken. Het Groenboek is altijd het eerste moment dat mede vormgegeven kan worden aan een richtlijn. Het is een heel belangrijk moment, dat toch vaak onderschat wordt. Op dat moment kan sturing gegeven worden. Ik vraag de minister om hier heel nadrukkelijk een link te leggen met de Code Banken. Ik heb het gevoel dat Nederland al heel ver is op dit vlak, zeker wat betreft het beloningsbeleid. Wij hebben de Code Banken, de commissie-Maas en er is een aantal wetgevingstrajecten in gang gezet. Ik wil de complementariteit van het beleid in Nederland parallel zien met het Groenboek en onze reactie daarin vormgeven. Ik wil dat graag. Ik wil graag een toezegging van de minister op dat vlak.

Voorzitter: Irrgang

De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Mijn eerste onderwerp staat niet op de agenda van dit AO, maar op het AO van vanmiddag. Ik doel op de Europese Begrotingsraad. Ik nodig de minister uit om te vertellen wat er gisteravond of vannacht precies is gebeurd. Volgens mijn informatie gaat de Begrotingsraad niet door omdat er al een akkoord zou zijn bereikt en er geen blokkerende minderheid is. Terwijl heel Noord-Europa tegen de voorgestelde verhoging van de begroting met 3% was, heeft Duitsland om twee voor twaalf de club van nettobetalers verlaten. Ik vind dit onbestaanbaar. Ik vraag hoe het kan dat Duitsland uiteindelijk overstag is gegaan. Ik kan het niet uitleggen dat elke regering in de Europese Unie en daarbuiten de broekriem moet aanhalen, dat er moet worden omgebogen, en dat de Europese begroting toch met 3% stijgt. Voor Nederland betekent dit dat er 200 mln. extra aan Europa betaald moet worden. Ik vind dat onbestaanbaar. Daarvoor moet Nederland dus weer alternatieve bezuinigingsmaatregelen nemen.

Ik kom bij een opmerking over het verslag van de vorige keer. Ik doel op de laatste Begrotingsraad. Ik mis een onderdeel in het verslag en heb daarop de Engelse versie opgevraagd. Het gaat over de aanpak van de btw-carrouselfraude. In eerdere instanties is daarover uitvoerig gesproken. Er waren stevige pakketten samengesteld om de carrouselfraude aan te pakken. Ik kan mij nog een rapport herinneren van de Duitse, Belgisch en Nederlandse Rekenkamers die de vinger op de zere plek hebben gelegd. Ik begrijp niet dat er tijdens de laatste Begrotingsraad zonder enige discussie een aantal voorstellen is aangenomen. Die brengen een aanzienlijke verzwakking met zich ten opzichte van de oorspronkelijke voorstellen. Het gaat met name over een gezamenlijke aanpak van de btw-carrouselfraude. Daarover had ik graag wat meer opheldering. Wat is er veranderd tussen het oorspronkelijke voorstel en de uiteindelijke teksten? Bestaat de mogelijkheid dat Nederland met de andere Beneluxlanden en wellicht Duitsland een voortrekkersrol vervult zodat in de uitvoering een eenduidige en goed gecoördineerde aanpak te zien is? Carrouselfraude kan leiden tot wel 100 mld. aan gemiste belastingopbrengsten in Europa. Dat is aanzienlijk. Ook vertaald naar Nederland gaat het over gigabedragen.

Ik sluit mij bij de geannoteerde agenda aan bij de vraag van mevrouw Blanksma over wat de Van Rompuy-groep eigenlijk om het lijf heeft. Wat komt daar uiteindelijk uit? Ik word niet vrolijk van de stukken, moet ik zeggen. Ik maak mij er zorgen over. Het Nederlands parlement heeft unaniem of bijna unaniem een motie van mijzelf en de heer De Nerée tot Babberich aangenomen dat er in Europa een onafhankelijke waakhond moet komen die het Stabiliteits- en Groeipact handhaaft. De besluitvorming, ook over de sancties, moet weggehaald worden bij de Raad. Die besluitvorming moet onafhankelijk worden beleefd. Ik zie dat nergens in de Van Rompuy-groep terugkomen. Toch moet het daar voortdurend op de agenda terugkomen. Natuurlijk weet ik wel dat het uiteindelijk om een verdragswijziging vraagt. Als het nu al niet meer geagendeerd staat, komt die verdragswijziging er echter nooit. Ik vraag de minister wat hier gebeurt. Waarom staat dit niet op de agenda? Wil hij zich ervoor inspannen dat het daar alsnog op de agenda komt en dat ook het Belgisch voorzitterschap het op zijn agenda zet?

Dan de vragen rondom het Belgisch voorzitterschap in zijn algemeenheid, zoals gesteld door de heer Plasterk. Ik onderschrijf die. Ik meende bij hem een kritische kanttekening te horen over de euro-invoering van Estland. Ik vind dat Estland een pluim verdient. Het land komt uit een moeilijke situatie en heeft enorm zware en moeilijke maatregelen genomen. Binnen no time heeft het de zaak op orde gebracht. Ik denk dat wij in de eurogroep, hoe klein Estland overigens ook is, straks een bondgenootje erbij hebben.

De heer Plasterk (PvdA): Een kleine toelichting van mijn kant. Ik heb gezegd dat Estland wat ons betreft welkom is. Ik heb de vraag gesteld of de minister van Financiën er geheel gerust op is dat de statistieken op orde zijn. Die vraag bedoel ik niet als kritiek op wat daar is gedaan.

De heer Weekers (VVD): Dat is een goede verheldering. Wij moeten er in ieder geval voor zorgen dat de statistieken kloppen en dat landen niet op oneigenlijke gronden worden toegelaten.

Dan het Europese toezicht, de kapitaaleisen en de stresstesten. Kan de minister uitleggen wat er nu precies wordt gedaan aan stresstesten de komende zomer? Ik las vanochtend, ik meen in Het Financieele Dagblad, dat het aantal banken dat aan de Europese stresstesten wordt onderwerpen aanzienlijk wordt uitgebreid. Die testen worden ook openbaar gemaakt. Wat betekent dit voor de Nederlandse banken? Welke banken maken hiervan onderdeel uit? Ik roep in herinnering dat ik er driekwart jaar geleden voor heb gepleit dat de stresstesten openbaar gemaakt worden. Ik heb dat pleidooi een half jaar geleden herhaald. In Europa moet het natuurlijk overal met dezelfde maatstaven gebeuren, om een goede vergelijkbaarheid te krijgen. Indertijd was de ambtsvoorganger van deze minister tegen het openbaar maken van stresstesten. Inmiddels lijkt Financiën om te zijn. Ligt dat aan de wisseling van bewindspersoon of is het Nederlandse ministerie van Financiën in Europa overruled?

Zelf ben ik een groot voorstander van openbaarmaking. Juist het openbaar maken van stresstesten kan een vertrouwensimpuls geven aan de financiële markten. Men moet er natuurlijk wel voor zorgen dat de zaak op orde is. Voor banken die de zaak niet op orde hebben, moet voor publicatie van de stresstesten al een noodplan klaarliggen. In Europa is die vertrouwensimpuls tot dusverre afwezig gebleven. De banken vertrouwen elkaar nog steeds niet. Ik hoor graag een reactie van de minister.

Vanochtend las ik eveneens dat de OESO waarschuwt dat de banken straks behoorlijk gaan schuiven met hun verliezen. Waar in veel landen gesproken wordt over een bankenheffing, komt men daar straks niet meer aan toe omdat de verliezen van de afgelopen jaren zodanig gealloceerd worden dat de banken nergens meer belasting betalen. Ik hoor ook hierop graag een reactie van de minister.

Eerder is gezegd dat een transactiebelasting niet verstandig lijkt, tenzij de gehele wereld eraan meedoet. Anders verplaatst alles zich naar Hong Kong of Dubai. Een bankenbelasting die in de sfeer van de balans bepaalde zaken belast kan meer regionaal aangepakt worden. Ook met die belasting moet ervoor gezorgd worden dat er een echt level playing field is. Belangrijke financiële centra, in grote landen of piepkleine landjes, in de Europese Economische Ruimte moeten een vergelijkbare belasting invoeren. Als het niet naar de Londense City gaat, moeten wij ook niet hebben dat alles naar Liechtenstein gaat. De vraag is of de minister die voorwaarde deelt. Er zijn partijen, ook in de Kamer, die zich nogal rijk hebben gerekend met de bankenheffing.

Wat is de daadwerkelijke voortgang bij het Europees-financieel toezicht? Er wordt gesproken over een compromis met het Europees Parlement. De vraag is wat precies de inzet is van het Europees Parlement. Wat is precies de inzet van de Raad? Ik was het afgelopen jaar al behoorlijk kritisch omdat de motie-Tang/Weekers onvoldoende wordt uitgevoerd. Het rapport van De la Rosière is een slap aftreksel van wat nodig is. Wat nu op tafel ligt, wordt met de dag slapper. Er moet een sense of urgency in Europa ontstaan dat het Europees toezicht streng is en dat bij conflicten tussen nationale toezichtouders daadkrachtig opgetreden kan worden. Worden er bijvoorbeeld casusposities uitgewerkt? Ik noem de problemen die de Nederlandse toezichthouder met de IJslandse toezichthouder heeft gehad en de problemen die de Nederlandse toezichthouder met de Belgische toezichthouder heeft gehad. Wij hoeven maar te kijken naar de Icesavekwestie en de ABN AMRO-kwestie. Worden met het nieuwe systeem dit soort kwesties tussen toezichthouders voorkomen of snel opgelost? Worden dit soort casussen daar neergelegd? Ik doel ook op het macroprudentiële systeemtoezicht. Dat wordt op papier uitgewerkt als niet meer dan een denktank. Ik hoop dat de minister mijn zorg kan wegnemen dat het in die richting evolueert.

Basel III is erg belangrijk. Waarom duurt dat zo lang? Ik begrijp dat er ook voor Nederlandse banken, ING en Rabo, knelpunten liggen. Ik kan mij voorstellen dat bepaalde onderdelen gefaseerd kunnen worden, ook gelet op de economische situatie. Waarom is de G20 uitermate vaag over Basel III? Moeten hier niet eens echte stappen worden gezet?

Voorzitter: Weekers

Minister De Jager: Voorzitter. Bij de Begrotingraad staat voorop dat het binnen de Nederlandse verhoudingen geen aangelegenheid is van de minister van Financiën, alhoewel het wel om financiën gaat. Het is een aangelegenheid van de minister van Buitenlandse Zaken of de staatssecretaris voor Europese Zaken, als die er zou zijn geweest. De minister van Buitenlandse Zaken heeft mij overigens wel gevraagd om de Kamer te informeren over de laatste stand van zaken.

Gisteren is in Brussel een akkoord bereikt over het voorlopige standpunt over de begroting 2011. De heer Weekers had het dus goed begrepen. Die besluitvorming vindt plaats met een gekwalificeerde meerderheid. Dat is belangrijk om te weten. Het gaat in Europa een beetje ingewikkeld. Men werkt met een soort kaders, maar het zijn wel drie verschillende kaders. Er zijn begrotingskaders. Die zijn verhoogd. Daar gaat het nu om. Die vallen echter nog steeds onder de financiële meerjarige perspectieven. Daarboven heb je nog het eigenmiddelenbesluit. Nederland had het, gelet op de urgente en kritische financiële situatie van Nederland en andere Europese landen, prudent geacht om in te zetten op een zo laag mogelijke stijging van de begroting. De Commissie had ingezet op een stijging van 6%. Uiteindelijk is gisteren een compromis bereikt omdat andere landen, die normaliter in het Nederlandse, solide, kamp zitten, uiteindelijk een compromis hebben willen bereiken. Die vonden het voorstel van 6% ook veel te hoog. Nu is gekozen voor een uitgavenstijging van 2,9% en een stijging van de vastleggingen van 0,2% ten opzichte van 2010. Ondanks het feit dat dit veel lager ligt dan het Commissievoorstel, en andere landen zich daarop hebben kunnen verenigen, heeft Nederland zich niet achter dit voorstel kunnen scharen.

In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken heeft de Kamer kunnen lezen dat de Nederlandse regering van mening is dat de Europese begroting in 2011 gewoon gelijk zou moeten blijven. De financieel-economische situatie en de toestand van de overheidsfinanciën zijn voor ons daarbij bepalend geweest. Een aantal lidstaten is dezelfde mening toegedaan. Die hebben geen blokkerende minderheid meer. De consequentie is, omdat het onder de financiële perspectieven en het eigenmiddelenbesluit valt, dat besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid kan plaatsvinden. Daarom zal er op 15 juli geen Begrotingsraad plaatsvinden. De volgende fase is die waarin het Europees Parlement haar positie moet bepalen. Het kan zijn dat het Europees Parlement deze stijging tegenhoudt. Het kan natuurlijk ook zijn dat het meer wil uitgeven! Ik ben een beetje bang voor het laatste. Misschien ziet het Europees Parlement ook de urgentie van de Europese overheidsfinanciën in en vindt het Europees Parlement het verstandig om de begroting niet te laten stijgen. Als het Europees Parlement er anders over denkt, zullen er dit najaar onderhandelingen komen tussen Raad en Europees Parlement. Dat is de stand van zaken. Indien de Kamer daarover meer vragen heeft, kan ik een brief toezeggen van de minister van Buitenlandse Zaken waarin die een en ander kort toelicht.

De heer Plasterk (PvdA): Dat lijkt me nuttig, ook voor de terugkoppeling naar de verschillende fracties.

Minister De Jager: Dan zeg ik die toe.

De voorzitter: Ik sluit mij daar als VVD-woordvoerder bij aan. Er is ook nog een European Financial Stability Facility, die door de lidstaten wordt gevoed, voor een deel ook vanuit de budgetten van de Europese Commissie. Ik kan mij daarvan herinneren dat daarvoor het verschil tussen het plafond en wat in de begroting is voorzien wordt gebruikt. Daarop kan de Europese Commissie indien nodig trekken. Heeft het akkoord, zoals dat gisteren tegen onze zin is bereikt, daar nog invloed op?

Minister De Jager: Ik zal de minister van Buitenlandse Zaken vragen om in de brief ook op deze vraag antwoord te geven. Ik ben het helemaal eens met de gevoelens die in de commissie leven. Helaas is het Nederlandse standpunt geen blokkerend minderheidsstandpunt meer. Toch vind ik dat standpunt nog steeds veruit het meest prudent, gelet op de stand van de overheidsfinanciën en het feit dat alle Europese landen, mede vanuit de EU, terecht tot stevige en zware bezuinigingen worden gedwongen. Het was prudent geweest voor Europa om zelf het goede voorbeeld te geven en om de begroting niet te laten stijgen. Ik ben het dus helemaal eens met de gevoelens in het parlement. Nederland blijft zich inzetten voor een prudent en terughoudend begrotingsbeleid. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken om in zijn brief ook het punt van de heer Weekers mee te nemen.

De voorzitter: Daarmee is het punt van de Begrotingsraad afgesloten. Er zal via een e-mailprocedure direct na dit AO worden geïnventariseerd of er nog behoefte bestaat aan het AO Begrotingsraad. Het voorstel is om het vanmiddag te annuleren. De minister van Buitenlandse Zaken hoort vanmiddag de uitkomst.

Minister De Jager: Het gaat dus om de minister van Buitenlandse Zaken. Ik zal de verdere vragen zo veel mogelijk thematisch beantwoorden, per blokje, dus niet op volgorde van de sprekers.

Diverse sprekers hebben vragen gesteld over de bankenbelasting; wij zetten toch wel door? Ik ben nog steeds voorstander van een bankenbelasting. Ik verwacht zoiets ook binnen de Europese Unie, ondanks het feit dat we daarover in de G20 geen akkoord hebben weten te bereiken, behalve de ronkende zin dat iedereen bij wijze van spreken zijn eigen gang kan gaan. Over de kapitaaleisen hebben we overigens binnen de G20 wel een aantal stevige afspraken gemaakt. Hoe dan ook, dit weerhoudt Europa er niet van om hierover verder te praten en te denken. De uitgangspunten, door sommige leden opgesomd, blijven dezelfde: er moet sprake zijn van een level playing field, het effect op de kredietverlening moet worden bekeken, de timing van het moment waarop het zou moeten ingaan, het tegengaan van ongewenste cumulatie, bijvoorbeeld met Basel III, en natuurlijk de uitvoerbaarheid en de robuuste grondslag, die gelden voor iedere belasting. In Europa zullen we hierover dus verder spreken. Ik kan het bericht van de heer Irrgang nog niet bevestigen, maar ik ga er nog steeds van uit dat er minimaal een blok van de VS en Europa komt. Canada, Mexico, Korea en Turkije zijn alle G20-landen, maar van mij hoeven die niet per se mee te doen. Op voorhand was wel duidelijk dat een akkoord in de G20 voor mij nooit een conditio sine qua non voor de bankenbelasting zou zijn; een soort westers blok van de VS en Europa is voor mij voldoende. Tijdens de G20 heb ik in ieder geval ook geen berichten van de Amerikaanse delegatie gekregen dat de VS daar anders over zouden denken. Als zij hierover om binnenlandspolitieke redenen anders zouden denken, zouden wij dat natuurlijk betreuren, maar in Europa zullen we in ieder geval verder blijven denken en contact blijven houden met de VS. Het is nog steeds de bedoeling om die as te beschouwen als een soort minimum voor invoering. Ook het Verenigd Koninkrijk is voorstander; hierover heb ik tijdens de G20 nog uitgebreid gesproken met George Osborne, de nieuwe Britse minister van Financiën. Duitsland is ermee bezig, Frankrijk is ermee bezig, dus in Europa gaat het gewoon verder.

De heer Irrgang vroeg naar het beloningsbeleid en stelde ook vragen over het Groenboek. Allereerst de betrokkenheid van werknemers bij het beloningsbeleid. Nederland loopt daarin voorop: bij ons is de ondernemingsraad door recente wetgeving bevoegd om een standpunt in te nemen over het beloningsbeleid. Ik ben ook op dat gebied voorstander van een Europees level playing field, wat betekent dat wij het gewenst achten dat dergelijke regelingen in heel Europa worden ingevoerd. Van ons mag men best de Nederlandse regelgeving overnemen; dat is namelijk een mooi staaltje werk.

Veel vragen over het Groenboek zijn gericht op de versterking van de positie van de raad van commissarissen, dan wel die van de voorzitter daarvan. Ik vind dat de kwaliteit van de raad van commissarissen moet worden versterkt. Dat is heel belangrijk en om die reden wordt onder meer de deskundigheidstoetsing van commissarissen van financiële ondernemingen wettelijk verankerd. Een dergelijke deskundigheidstoets voor commissarissen is er nu nog niet, wel een betrouwbaarheidstoets. Wij zijn daar nu mee bezig. De toezichthouders werken samen aan een beleidsregel ter invulling van de deskundigheidseisen, zodat de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten op basis van dezelfde soort beleidsregels kunnen opereren. De toezichthouders zullen niet alleen toetsen op inhoudelijke onderwerpen, maar ook op bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden. Hierbij wordt de samenstelling van de raad als geheel bezien; dus niet alleen de kennis en ervaring van het individu, maar vooral de deskundigheidsmix. Ik onderschrijf dat en zal dit in Europa inbrengen en bepleiten. Overigens gaat het hierbij nooit om of-of; dus niet regulering óf zelfregulering; je kunt beide doen, regulering en zelfregulering kunnen samen optrekken.

Verder vroeg de heer Irrgang naar het beperken van het aantal commissariaten op Europees niveau. Dat is het terrein van Justitie, dus ik moet hierop terughoudend reageren. Ik kan wel zeggen dat het Groenboek geen onderscheid maakt tussen het one tier- en het two tier-systeem; de vraag gaat dus niet alleen over het beperken van het aantal commissariaten, maar ook van het aantal bestuursfuncties. Bij de beperking van het aantal commissariaten, als het heel zware commissariaten betreft, kan het inderdaad tot op zekere hoogte behulpzaam zijn om ervoor te zorgen dat commissarissen voldoende tijd aan hun werkzaamheden besteden. Ook kan zo de afhankelijkheid worden gestimuleerd. Wij hebben dat tot nu toe opgenomen in de Corporate Governance Code. Inderdaad is een amendement hierover aangenomen, waarover in de Eerste Kamer nog wordt gediscussieerd.

De kabinetsreactie komt inderdaad vóór 1 augustus naar de Tweede Kamer, conform de procedure: dertig kalenderdagen vóór het aflopen van de consultatie moet zij in deze Kamer zijn. Over de relatie tussen het Groenboek en de Nederlandse Code Banken het volgende. In Nederland is een groot gedeelte van het Groenboek al gedekt door de Code Banken, bijvoorbeeld op het terrein van beloningen en risicomanagement, en met de externe accountant lopen we best wel voorop. Om die reden zullen wij de Nederlandse Code Banken ook in Europees verband onder de aandacht blijven brengen, onder meer om zo veel mogelijk een gelijk speelveld in Europa te waarborgen. Door de financiële en bancaire sector word ik wel gewaarschuwd voor het feit dat we nu wel heel goed vooroplopen met die Code Banken, maar tegelijk moeten we ons inzetten om zoiets zo veel mogelijk in heel Europa te realiseren; als je alleen en jarenlang haantje de voorste bent, kan zoiets op een gegeven moment inslaan in je level playing field. Waar mogelijk zullen wij ons dus inzetten voor een level playing field voor de gehele financiële sector.

Dan Estland. Ik vind dat statistieken altijd, in alle opzichten, betrouwbaar moeten zijn. Ik heb dit ook gezegd naar aanleiding van de Griekse statistiekenaffaire. De Van Rompuy-groep werkt ook aan het versterken van het toezicht en de overige mogelijkheden van Eurostat. Ik heb geen aanleiding om Estland van iets specifieks te verdenken, maar in het algemeen moet worden ingezet op de betrouwbaarheid van statistieken. Estland is inderdaad een land met een schuld van 7,5% van het bbp; de totale schuld van Estland is dus ongeveer het gemiddelde tekort in Europa per jaar. Wij verwelkomen Estland daarom zeer, maar moeten absoluut blijven werken aan de harde statistieken.

Nu de verwachtingen rond het Belgische voorzitterschap. Ik ga ervan uit dat België ondanks de problemen die het op binnenlands politiek gebied heeft, hard aan de slag zal gaan. Uiteraard zit er in België veel Europese kennis, ook in het ambtelijke en politieke apparaat. Natuurlijk moeten we de zaken afwachten, wij zullen een en ander monitoren. Volgens mij moeten we in de komende zes maanden in ieder geval werken aan twee dingen. Allereerst een geloofwaardige considatiestrategie om de tekorten fors terug te brengen, en waar mogelijk front loading te doen op bezuinigingspakketten. Ten tweede alles rond financiële markten, het financiële toezicht, kapitaalvereisten. Er staan inderdaad ontzettend zware onderwerpen op de financiële agenda van de Europese Unie en daar hoort een stevig voorzitterschap bij. Ik ga ervan uit dat de heer Van Rompuy en de Belgische overheid het goed weten te combineren. De culturen komen sowieso goed overeen.

De heer Plasterk vroeg om een overzicht van de bezuinigingsvoorstellen van lidstaten. Ik zal proberen om morgen in ieder geval al iets achter de hand te hebben. Hij gaf aan dat hij er bij de Voorjaarsnota naar zou vragen, dan kan ik er sowieso mondeling op ingaan. Een brief zal wat meer tijd vergen, want daarvoor moeten we uit alle hoeken en gaten informatie halen. Ik zal in ieder geval ervoor zorgen dat we morgen wat achter de hand hebben.

De SP vroeg of volgens het raadsvoorstel lidstaten toezicht zelf mogen invullen. De Raad stelt voor dat lidstaten zelf regels opstellen voor niet-Europese beleggingsfondsen. Dat is in lijn met bestaande richtlijnen. Het voorstel van het Europees Parlement is een novum: één Europese norm voor fondsen van buiten de Europese Unie. Ik ben geen tegenstander van één Europese norm, maar die moet wel op een goede en verstandige manier worden vormgegeven; dat is dan ook extra belangrijk. Nu zijn de Raad en het Europese Parlement over die vraag verdeeld: de Raad betwijfelt of de eisen die het Europees Parlement stelt aan niet-Europese fondsen, wel haalbaar zijn en als niet-Europese fondsen niet aan de eisen kunnen voldoen, wordt de Europese markt volledig afgesloten. Dat risico kun je niet lopen, want beleggers als APG moeten wel kunnen blijven beleggen in niet-Europese fondsen. In de onderhandelingen wordt hiervoor daarom een tussenweg verkend.

De heer Irrgang (SP): Volgens mij bedient men zich hier ook wel eens van retoriek, want zo hard gaat dat natuurlijk niet. Buitenlandse fondsen zouden dan in Europa een vergunning moeten aanvragen. Ik begrijp dat er een groot verschil van mening is tussen de Raad en het Parlement. Volgens mij hoorde ik ook goed dat de minister geen tegenstander is van een Europese norm. Laat ik tegelijk even refereren aan zijn geestverwanten in het Europees Parlement, die erop aandringen dat de tanden niet uit het voorstel moeten worden gehaald. Ik hoop in ieder geval dat hij binnen de Raad probeert te bespoedigen dat er een adequaat voorstel uitkomt, dat niet te veel ruimte laat voor een niet-adequate uitvoering door, bijvoorbeeld, de Engelsen, waardoor ze allemaal naar Engeland zouden gaan.

Minister De Jager: Ik weet niet wat u bedoelt met «geestverwanten». Ministers van Financiën? Die zijn er heel weinig in het Europees Parlement.

De heer Irrgang (SP): Ik geloof dat u ook nog lid bent van een politieke partij? Ik bedoelde het CDA. U bent nu zelfs lid van een parlement, het Nederlandse.

Minister De Jager: O, mijn geestverwanten als parlementlid in het Europees Parlement... Maar nu heb ik even de pet op van de minister, de Kroondienaar. Ik begrijp uw opmerking, onderschrijf die en neem haar ter harte. U en anderen vroegen ook nog naar de onderhandelingen die op dit moment plaatsvinden over het algemene EU-toezicht. Tot grote vreugde, ook non-verbaal, van Commissaris Olli Rehn heb ik in de laatste Raad opgeroepen tot een beweging jegens het Parlement met betrekking tot dat toezicht. De codecisieprocedure bestaat om samen over iets te onderhandelen en er samen uit te kunnen komen. Daarin past niet dat de Commissie een voorstel doet, waar het Europees Parlement meer van wil maken, maar de Raad zegt: nee, dit voorstel is het. Waarom zou je dan een codecisieprocedure hebben? It takes two to tango in een codecisieprocedure; of eigenlijk drie, en alle partijen moeten een stap naar elkaar toe maken. De Raad en het Europees Parlement zullen dus naar elkaar toe moeten stappen, bijvoorbeeld op het gebied van het Europees toezicht. Ik heb begrepen dat hierover, heel recentelijk, nieuwe positieve geluiden zijn ontstaan. Eerst leek het erg vast te zitten, maar nu zijn er concrete stappen naar overeenstemming gemaakt. Ik ben daar ook voorstander van. Dat is overigens geen verwatering van het Raadscompromis; sterker nog, hetgeen nu op tafel ligt, na die stappen naar elkaar toe, is krachtiger dan het Raadscompromis en zit dichter tegen de oorspronkelijke Nederlandse inbreng aan. Toen was ons idee niet haalbaar, omdat de landen met een zware financiële sector zich hierin niet konden verenigen, maar inmiddels lijkt zich hieruit een compromis te kristalliseren, dat dus krachtiger is dan het oorspronkelijke Raadscompromis. Het verwatert niet, het wordt krachtiger.

De heer Irrgang (SP): Mag ik in dat geval de minister, als dienaar van de Kroon, oproepen om goed te luisteren naar het CDA in het Europees Parlement?

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): De minister zegt dat er een beter voorstel is, maar zit daar iets van burden sharing in? In Europa hebben we daar veel moeite mee. Worden ook in die richting stappen gezet?

De voorzitter: In aanvulling daarop: een Europese bankenbelasting, die in de hele EER zou moeten worden ingevoerd, zou een belangrijke funding kunnen vormen voor zo'n burdensharingfonds.

Minister De Jager: Ik hoop niet dat de heer Weekers hiermee de zwaarbevochten erfenis van de heer Zalm op de tocht zet. Nederland is, conform de uitgangspunten van Zalm, natuurlijk een heel sterk voorstander van de scheiding van inkomsten en uitgaven, en is tegen al te specifieke fondsvorming. Dat standpunt verkondig ik als minister van Financiën ook, in lijn met mijn voorgangers. Een eventuele ex-antefinanciering zou dus op een andere manier moeten, niet via een belasting. Dat kan, daarvoor zijn modaliteiten te bedenken. Een belasting gaat gewoon naar de schatkist. Maar nogmaals, het gaat niet alleen maar om techniek. Het heeft ook te maken met het ultieme democratische recht van een belangenafweging in dit huis: waar besteed je je uitgaven aan, aan onderwijs, veiligheid of iets anders? Als alles ex ante wordt beprijsd, worden er meer windmolens geplaatst als mensen meer gaan rijden en er meer accijns binnenkomt, en als mensen meer gaan roken kun je meer klinieken neerzetten. Zoiets levert niet altijd de meest optimale financiering op.

De voorzitter: Ik ben ook altijd tegenstander geweest, en nog steeds, van eigen belastingbevoegdheden voor de Europese Unie. Maar burden sharing en de problemen van de financiële sector kun je niet anders oplossen dan door een klein beetje soevereiniteit over te dragen. Op zich ben ik daarin terughoudend, maar op een of andere manier moet dit een oplossing zijn voor de aanpak van het probleem van het Europees financieel stelsel. Hoe dat precies wordt geregeld, is vers twee; maar als wijzelf die stap niet willen zetten, komen wij nooit tot een Europese oplossing.

Minister De Jager: Dat ben ik helemaal met de heer Weekers eens. Het toezicht en een daadkrachtige Europese aanpak vergen gewoon het opgeven van wat soevereiniteit. Alleen, een bankenbelasting zoals wij die in gedachten hebben, is echt een belasting, dus iets anders. Maar we hebben nog niet een bankenbelasting, de manier moet nog worden bepaald. Burden sharing is een heel ander vraagstuk. In deze voorstellen zal dit niet direct worden meegenomen; zoiets kun je namelijk niet binnen een paar weken uitonderhandelen want dat is te veel. We zetten er wel op in dat de ESA's, dus de nieuwe autoriteiten, eraan meewerken, maar we moeten die zaken afzonderlijk gaan bekijken. Burden sharing is een zeer belangrijk onderwerp, maar we willen de komst van het toezicht daardoor niet vertragen; zulks zou namelijk onmiskenbaar tot vertraging leiden. We moeten er wel op inzetten, en nog bekijken of en op welke wijze ex-antefinanciering daarvoor nodig is.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Dat is precies het traject dat wij voorstaan. Uiteraard is dit ook zo besproken met uw voorganger. Als burden sharing een onderdeel van het rapport-De la Rosière was, zou dat de kracht ervan enorm ten goede komen. Wij zeiden destijds: dit is op dit moment niet à la minute haalbaar, maar het denken mag niet stilstaan, we moeten nu doen wat we moeten doen, maar we moeten altijd in het achterhoofd houden dat dit de krachtige tanden zijn van het toezicht op Europees niveau. Prima als de minister dit hoog in het vaandel heeft staan; niet alleen vandaag, maar ook in de toekomst. Volgens mij was de wens hiertoe Kamerbreed.

Minister De Jager: Eens.

De heer Plasterk vroeg naar aanleiding van de G20 om een uitleg van «groeivriendelijke beleidsconsidatie». «Considatie» is een mooie term voor bezuinigingen, maar het gaat als het ware om considatie van de rekening van de overheid. In aanloop naar de G20 was er enige discussie, omdat enkele werelddelen hun export naar Europa in gevaar zagen komen als Europa zou consideren; moest Europa werkelijk zo fors consideren? Dat kwam ook wel een beetje door die pakketten van 40 miljard pond, 80 miljard euro in Duitsland, 100 miljard in Frankrijk. Overigens betreft die 40 miljard pond een jaarlijks bedrag; de andere zijn cumulatieve pakketten, maar wel boven op andere pakketten. Je kunt daar dus ook weer niet van zeggen dat dit het enige is. In Nederland doen we dat altijd aan het begin van een periode, met een meerjarige uitrol, met structurele jaarlijkse bedragen. Zij stapelen pakket op pakket, maar werken dan wel cumulatief, nemen bedragen bij elkaar. Deze zaken kun je dus niet vergelijken. Maar in de komende jaren zullen alle Europese landen fors gaan bezuinigen, dat is inmiddels wel duidelijk. Daarvan is de rest van de wereld ook overtuigd, wat je in de G20-verklaring ook kunt terugzien. Men was een beetje bang dat het allemaal in 2010 zou gebeuren, maar er is wel degelijk een differentiatie aangebracht. Barack Obama, Harper en Azië waren blij om te vernemen dat Europa een gedifferentieerde strategie volgt. Dat betekent allereerst dat de Zuid-Europese landen al in 2010 moeten bezuinigen en dat landen die kunnen faseren, zoals Duitsland en Nederland, pas vanaf 2011 beginnen met bezuinigen, en dat zich waarschijnlijk oplopend tot 2015 de volle structurele effecten zullen manifesteren, afhankelijk natuurlijk van de nieuwe politieke constellatie in Nederland. Dat vond men al enorm gefaseerd. Men dacht bijvoorbeeld dat de 18 mld. die in Nederland bezuinigd zou moeten worden volgens het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte om het onderliggende evenwicht te bereiken, gelijk in 2011 zou worden bezuinigd. Maar dat was het advies helemaal niet; het advies was om dit in 2015 te bereiken. Dat is mogelijk, gefaseerd en oplopend. Die ruis was dus weggenomen, maar vervolgens riep men in de VS en in Azië toch op tot bezuinigen en considatie, omdat men vond dat wij met de rug tegen de muur stonden, omdat de financiële markten ons niet meer vertrouwden. De vraag rees toen: hoe kan zo groeivriendelijk mogelijk worden bezuinigd, kun je tegelijk bezuinigen en de economische groei stimuleren? Het antwoord is «ja», en daarover is ook gesproken met economen. Voorbeelden van groeivriendelijke bezuinigingen zijn het ophogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, waartoe het vorige kabinet al heeft besloten. Daarmee bezuinig je op de overheidsbegroting en tegelijk stimuleer je de economische groei door de vergroting van de arbeidsparticipatie en het aanbod op de arbeidsmarkt, door hogere belastinginkomsten omdat mensen langer doorwerken en meer belastingen opbrengen. De overheid geeft daarmee dus minder uit en krijgt meer binnen, en mensen zelf krijgen ook nog meer in de portemonnee omdat ze langer doorwerken. Hetzelfde geldt voor flexibilisering van de arbeidsmarkt ter bestrijding van de werkloosheid, bijvoorbeeld door in te grijpen op de WW-duur. In de G20-verklaring staat dat je dat moet doen, omdat je daarmee én bezuinigt én je economie stimuleert.

De heer Plasterk (PvdA): Ik dank de minister voor dit uitgebreide antwoord. Ik hoorde hem zeggen dat er sprake is van ruis. Daarmee zou deze hele discussie worden gereduceerd tot een misverstand, waarmee wordt gesuggereerd dat Obama en Krugman, die per slot van rekening een Nobelprijs in zijn achterzak heeft, zich kennelijk onvoldoende hebben laten informeren over de Europese bezuinigingsplannen voordat zij daarover een standpunt innamen. Ik weet niet of dit nu echt recht doet aan de aard van deze discussie. Het lijkt mij dat ook hier een prisoner's dilemma schuilt: grote landen hebben natuurlijk meer het gevoel dat zij daadwerkelijk iets bijdragen aan de wereldeconomie en denken dat hun bezuinigingen daarop een grotere negatieve impact kunnen hebben, terwijl Europa als een conglomeraat van kleine landen de neiging heeft om zaken per land op te knippen, waarbij ieder voor zich denkt dat zijn bijdrage aan de wereldeconomie zo gering is, dat het net zo goed krachtig kan consideren, in de hoop dat een groot land elders in de wereld de economie of de internationale vraag wel aan de gang houdt. Maar ik denk dat hier wel degelijk een reële discussie onder zit.

Ik ben blij om de minister te horen zeggen dat dit consideren moet, maar met name ook op de lange termijn. Ik hoop dat we op enig moment nog steun van zijn politieke geestverwanten kunnen krijgen voor maatregelen zoals die met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek, die evident een economisch grote bijdrage leveren, op de lange termijn en voor de houdbaarheid en niet per se voor 2011 of 2015. Wellicht zullen wij daarover nog spreken bij een andere gelegenheid.

Maar ik had toch nog een vraag. Ik had de minister al getipt dat ik morgen zou vragen naar de vergelijking met andere landen en hij zegde toe zich daarop voor te bereiden. Ik wil hem daarbij nog één ding meegeven, iets wat ik eigenlijk in eerste termijn had willen doen. Het is namelijk ook nog interessant welk deel van die pakketten bestaat uit lastenverzwaring. Ook daarin lijken wij roomser dan menig paus te zijn, omdat het bij ons echt om uitgavenreductie gaat, terwijl in het Engelse pakket veel btw-verhoging zit en de Italianen zelfs al het terugdringen van belastingfraude als dekking aangeven. Ik denk dat zij zoiets niet langs het CPB zouden krijgen.

De voorzitter: Ik geloof dat dit weinig met Rome of de paus te maken heeft, maar eerder met politieke keuzes.

De heer Plasterk (PvdA): De vraag is dus of de minister, bij de voorbereiding, zichtbaar maakt welk deel van die pakketten werkelijk lastenverzwaring betreft.

Minister De Jager: Het Verenigd Koninkrijk heeft daarover al duidelijkheid verschaft: voor zover ik heb begrepen, is van de 40 miljard pond slechts 8 miljard lastenverzwaring door middel van belastingmaatregelen, en zijn het 32 miljard echte bezuinigingen aan de uitgavenkant. Zij verhogen de btw, maar verlagen de vennootschapsbelasting fors, om de economie te stimuleren. Dat is dus een verschuiving van directe naar indirecte belastingen, wat OESO-economen ook adviseren. Per saldo is er een lastenverzwaring.

De voorzitter: Ik vraag de minister en de collega's om dit debat morgen voort te zetten. Het is goed dat dit even is genoemd, zodat de minister zich op morgen kan voorbereiden, maar ik wil de discussie over de Ecofin hier niet over laten gaan.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Morgen spreken wij toch over de Voorjaarsnota?

Minister De Jager: Inderdaad, de Voorjaarsnota gaat daar ook eigenlijk niet over, maar we zien wel. Morgen zal ik overigens de heer Plasterk ook uitleggen dat de hypotheekrenteaftrekbeperking een lastenverzwaring is en geen bezuiniging. Maar de Voorjaarsnota gaat inderdaad over de uitgavenkant, de Miljoenennota over beide.

Nu de Van Rompuy-werkgroep. Het is nu de derde bijeenkomst, het gaat enorm snel. Ze zal zich met name richten op de versterking van het Stabiliteits- en Groeipact en op de onevenwichtigheden. Na een voorzichtige start van de eerste werkgroep begin ik hierover een beetje positief te worden, want nu worden echt concrete dingen besproken. Ook is er de politieke wil om de economische beleidscoördinatie te versterken. In de werkgroep hebben we ook een aantal vruchtbare discussies gehad. Naast aan het onafhankelijke orgaan in de motie-Weekers/De Nerée kan ook aan iets anders worden gedacht, bijvoorbeeld aan de Commissie. Ik heb dit ingebracht, maar een echt apart orgaan lijkt voor veel lidstaten echt een brug te ver. Er is wel een wil om, als voortvloeisel uit die motie, de zelfstandige positie van de Commissie daarin te versterken. Voorlopig blijft de discussie een Raadsaangelegenheid, om verdragstechnische redenen. Wel zou de Raad afspraken kunnen maken over het automatisme, zodat je een de facto onafhankelijke en in ieder geval niet-politieke beoordeling van de sanctie krijgt. Dat is daarvoor zeer belangrijk.

Er zijn vragen gesteld over de soort voorstellen, bijvoorbeeld het EU-semester. Nederland vindt het een goede zaak als er meer coördinatie komt en dat de Commissie eerder in staat is om inzicht te krijgen in nationale cijfers, zodat een betere ex-antemonitoring mogelijk is. Zoals we er nu tegenaan kijken, denken we dat we kunnen voldoen aan de informatievraag van de Commissie wanneer we ons stabiliteitsprogramma in april zouden moeten inleveren. Dan kan er ook gebruik worden gemaakt van de meerjarenramingen die bijvoorbeeld in de Miljoenennota staan. Dat is al openbare informatie, dus wij denken dat wij kunnen doen wat de Commissie vraagt. De Commissie heeft ook de mogelijkheden voor sancties op een rijtje gezet. Nederland zet al vanaf het begin in op slimmere sancties, waarmee ik bedoel dat ze meer rule based moeten worden, dus in een veel eerder stadium en op een automatische manier worden ingezet, bijvoorbeeld ook in de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact. Ook moeten ze zo slim zijn, dat ze niet meer worden opgelegd aan een land dat al in de problemen is gekomen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het ontnemen van stemrecht, wat gezichtsverlies betekent van de regering van het land. Financiële sancties zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld gelden achterhouden aan structuurfondsen of cohesiefondsen. Nederland is er ook groot voorstander van dat in de toekomst meer aandacht komt voor de ontwikkeling van de schuld. Er is in de afgelopen jaren, eigenlijk in de hele periode van de euro, te veel focus geweest op tekort en te weinig op schuld. Daarom moeten we ook op basis van schuld een procedure kunnen starten: als de schuld van een land almaar te hoog blijft, moet er op een gegeven moment ook een procedure kunnen worden gestart. En er blijkt in de Van Rompuy-werkgroep ook steeds meer aandacht te komen voor het belang van nationale begrotingsraamwerken en -wetten. Wij hebben in Europa meermaals benadrukt dat onafhankelijke nationale instituten, zoals het Centraal Plan Bureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek, daarbij heel belangrijk zijn en daarin moeten worden meegenomen. Ik heb de Nederlandse inzet overigens al eerder naar de Kamer gestuurd, net vóór de verkiezingen. Wellicht is dat aan uw ogen ontsnapt.

De voorzitter: Daarover hebben wij tijdens het verkiezingsreces nog met de minister gesproken.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Het is heel goed dat er wordt gekeken naar de schuldpositie, maar wordt, naast naar de hoogte, ook gekeken naar de kwaliteit van de schulden van landen? Die kwaliteit van schulden is nu namelijk heel anders dan in het verleden; Nederland heeft bijvoorbeeld nu voor 60% aan buitenlandse schulden, terwijl dat vroeger 20% was. Vandaag stond toevallig ook een stuk in Het Financieele Dagblad over de kwaliteit van schulden van landen.

Minister De Jager: Daar kun je naar kijken, maar je moet dit eigenlijk veel breder bekijken. Het is lastig om dit te vatten in tekortprocedures. Financiële markten wegen de houdbaarheid van schulden mee; houdbaarheid is een breder schuldbegrip, waarin ook worden meegenomen de samenstelling, de demografie van een land, de mate waarin pensioenen kapitaaldekkend zijn gefinancierd. Zo bezien, lijkt een schuld soms kleiner. In Nederland hebben de Ageing-studies van het CPB werkelijk meters gemaakt, ook internationaal. De houdbaarheid van de nationale schuld is dus heel belangrijk, en daarbij moet ook worden gekeken naar financiering en dergelijke.

De voorzitter: Ik wil de leden vragen om geen elementen meer in de discussie te brengen die verdere filosofieën uitlokken, maar om echt in te gaan op de zaken die zijn blijven liggen in de beantwoording van de minister.

De heer Irrgang (SP): Volgens mij doelde mevrouw Blanksma op de vraag waar de schuld precies wordt aangehouden: in het buitenland of in het binnenland. Maar ik denk dat het veel belangrijker is om te bezien of de schuld al dan niet buitenlands moet worden gefinancierd. Italië heeft bijvoorbeeld een hoge schuld, maar kan die vooral binnenlands financieren, terwijl Spanje vooral in het buitenland die schuld moet ophalen, terwijl die eigenlijk lager is, nog lager dan die van Nederland.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Dat is het punt. Wij komen van 20% buitenlandse financiering en nu is dat 60%. De Nederlandsche Bank meldt dat vandaag ook in Het Financieele Dagblad.

De voorzitter: Dat hangt voor een groot deel samen met het feit dat in het verleden pensioenfondsen werden verplicht om met name in Nederland te beleggen; nu kunnen ze dat ook in het buitenland doen. Dit hangt samen met de mondialisering van de kapitaalmarkt.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Precies. Dat hoeft niet per se iets met kwaliteit te maken te hebben, maar het maakt wel uit. Ik wil hierbij ook kijken naar niet-Europese landen die participeren.

De voorzitter: We drijven hiermee te ver af van de agenda. Als hierover zinvolle zaken zijn te melden die politiek relevant zijn, wil ik de minister vragen om hierop in het verslag of per brief terug te komen. Laat hij nu verdergaan met de beantwoording.

Minister De Jager: Dit is allemaal relevanter voor de langetermijnhoudbaarheid, zoals ik die net definieerde. Onze pensioenfondsen kopen ook veel buitenlandse schulden op.

Nu de G20. De VVD vroeg aandacht voor de kapitaaleisen. In de G20 is afgesproken om een normatieve regel in te voeren, en die gaat best ver: alle banken zouden een crisis, zoals we die nu hebben meegemaakt, zonder overheidssteun moeten kunnen doorstaan. Misschien komt die eens in de honderd jaar voor, maar banken zouden die dus moeten kunnen doorstaan zonder steun van de overheid te ontvangen. Wij hebben aan Basel gevraagd wat dit zou kunnen betekenen. Daar is de FSB, de Financial Stability Board, nu bezig met de uitwerking van de specifieke eisen. Men zal impact assessments maken: wat betekent het als we dat soort kapitaaleisen opleggen? Die instellingen moeten het natuurlijk wel kunnen overleven, en er moet een fasering in zitten over een wat langere periode. Voor Nederland is belangrijk dat wij blijven vasthouden aan de harde eisen en die niet laten verwateren, maar dat we wel concessies doen met betrekking tot de fasering: als het te zwaar is, moeten we wat meer tijd toestaan, maar het einddoel van die kapitaaleisen mag niet verwateren. Dat is nu afgesproken en dat is best stevig.

De heer Weekers refereerde aan een artikel in de Financiële Telegraaf over Jeffrey Owens, OESO-topman op het gebied van belastingen. Wij zien inderdaad verschuivingen ontstaan. Een aantal financiële instellingen in de wereld zouden zeer afgewaardeerde leningen kunnen onderbrengen in belastingparadijzen, en vervolgens zou de aanwas van de waarde van die lening belastingvrij kunnen renderen. Dat is echter een vraag die de verschillende belastingdiensten in de uitvoering zullen moeten beantwoorden. In het algemeen bestaan er voldoende misbruikbestrijdingsmogelijkheden voor belastingdiensten en die werken hierbij ook samen. Maar ik vind het goed dat de OESO hiervoor aandacht vraagt en wijst op de behoefte aan een duiding van wat wel en niet zou kunnen. Als de OESO dit goed afstemt met alle lidstaten, kan dat best positief zijn.

Dan de btw-fraudebestrijding, een belangrijk thema. Daarmee gaat het goed, die staat zeer hoog op de Nederlandse en Europese agenda. De aanbevelingen van het Rekenkamerrapport zijn aangenomen. Het Nederlands-Franse initiatief waarover ik eerder heb bericht, Eurofisc, is tijdens de laatste Ecofin overgenomen. Nederland en Frankrijk hebben hard gewerkt aan informatie-uitwisseling en het is een van de belangrijkste pijlers van de bestrijding van btw-carrouselfraude. We gaan nu hard aan de slag. Nederland wordt voortrekker van het systeem, omdat onze aanpak van btw-carrouselfraude zeer effectief is, wat ook blijkt uit de Europese cijfers: op het moment van een KvK-inschrijving kan fraude al via verschillende systemen, van FIOD en Belastingdienst, worden gesignaleerd. De relatie met de begrotingsraad is mij echter niet bekend. In ieder geval is er, voor zover wij weten, geen sprake van verzwakking. Ik weet dus niet waarop de heer Weekers doelde. Ik zal in ieder geval nagaan wat daarover is besproken. Maar de signalen die wij krijgen, en het feit dat wij nu aan de slag gaan, zijn heel positief.

De voorzitter: Ik zie dat bij de meeste leden geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Zelf heb ik nog wel twee punten die ik de minister wil voorleggen. Dat kan, want ik was zelf zeer terughoudend met interrumperen.

Het eerste betreft mijn zorg over de Van Rompuy-groep. De minister is daar heel positief over, maar het klemmende verzoek van de voltallige Tweede Kamer betrof de creatie van een onafhankelijke autoriteit die kan ingrijpen bij landen die het pact hebben geschonden, en deze min of meer onder curatele kan stellen. Die autoriteit kan eventueel worden belegd bij een Eurocommissaris, als deze maar de power heeft van de Eurocommissaris Mededinging. Ik begrijp dat dit in een aantal landen heel moeilijk ligt, maar ik wil er bij de minister op aandringen om dit punt terug te krijgen op de agenda. Het lijkt er namelijk op dat dit gewoon van de agenda van de Van Rompuy-groep is verdwenen.

Mijn tweede vraag gaat over de bankenheffing. Over een aantal uitgangspunten kunnen we het snel eens worden, maar ik zit met de kwesties van het level playing field en de stapeling van diverse maatregelen. Bestaat in andere Europese landen die voor de bankenheffing zijn, oog voor de gevaren van stapeling? En bestaat er overeenstemming over dat deze, als zij wordt ingevoerd, in de hele EER moet worden ingevoerd? Dus dat, met andere woorden, ook IJsland en Liechtenstein zich dan hebben te conformeren?

Minister De Jager: We spreken nu met name over de Europese Unie van 27 landen. We zullen moeten kijken naar de verplaatsingsmogelijkheden bij een dergelijke belasting. Bij een transactiebelasting zijn die inderdaad veel groter dan bij een belasting op activa, of een opslag op winst. Maar we zullen het level playing field wel degelijk in ogenschouw blijven nemen. Het Verenigd Koninkrijk heeft al besloten om die in te voeren, dus zal hiervoor oog hebben gehad. Maar het is goed om hier te bevestigen dat ik alle uitgangspunten zal handhaven die ik in de brief aan de Kamer heb genoemd. Het Verenigd Koninkrijk heeft het gevaar van stapeling zeker meegenomen; zo wordt gekeken naar de verhouding tot Basel III. En wat EU versus EER betreft: natuurlijk zullen we een zo breed mogelijke invoering nastreven. Binnen de EU kunnen we daarover echt afspraken maken; in de EER kunnen we dat proberen, maar garanties kunnen we niet geven. Een zo breed mogelijke invoering wordt echter nagestreefd.

De voorzitter: Mij gaat het erom dat landen die eenmaal lid zijn van de EER, over de grens mogen bankieren – IJsland mocht dat bijvoorbeeld ook – en onderworpen zijn aan een eigen nationale toezichthouder. Wij moeten daar dan maar op vertrouwen. Ik voel er totaal niet voor dat bepaalde landen, die toch al niet zo'n beste reputatie hebben, straks nog meer competitieve voordelen krijgen wanneer intern voor de Europese Unie maatregelen worden aangescherpt. EER-landen hoeven dat niet, maar kunnen dan, net als vroeger, onbeperkt financiële diensten aanbieden in de hele Europese Unie. Ik voel daar niets voor. Ziet de minister dat ook zo en gaat hij zich ook inzetten voor een level playing field op EER-niveau?

Minister De Jager: Mij daarvoor inzetten ga ik zeker. Ik kan niet vooruitlopen op uitkomsten in Europees verband, maar wij zullen ons zo veel mogelijk inzetten voor een brede invoering. Het argument van onbeperkt kunnen concurreren zonder nadelen, zullen wij in de besprekingen over de bankenbelasting meenemen.

De voorzitter: Na die toezegging bedank ik de minister en zijn staf, de leden voor hun inbreng en de aanwezigen voor hun geduld. Ik sluit deze vergadering.