Kamerstuk 19637-1265

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid


19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 1265
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 mei 2009

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 1 april 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over:

– Kamervragen, d.d. 28 juli 2008, van de leden Spekman en Timmer over homohaat in asielzoekerscentra, Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 26 330;

– de brief van de staatssecretaris van Justitie, d.d. 22 oktober 2008, over uitvoering motie-Anker c.s. over een asielvergunning voor tot het christendom bekeerde Iraanse moslims (19 637, nr. 1210) (19 637, nr. 1231);

– de brief van staatssecretaris van Justitie, d.d. 27 oktober 2008, over afhandeling brief Stichting INLIA over uitzettingen naar Somalië (2008Z05222);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie, d.d. 16 december 2008, over het landgebonden asielbeleid Sri Lanka (29 344, nr. 69);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie, d.d. 8 januari 2009, over uitvoering motie-Spekman/Anker over wijziging Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (Reba) (31 018, nr. 47);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie, d.d. 19 januari 2009, over het Programma van Eisen voor de curatieve medische zorg voor asielzoekers (19 637, nr. 1243);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie, d.d. 17 maart 2009, over het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake de Kwalificatierichtlijn (19 637, nr. 1258).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: De Pater-van der Meer Griffier: Nava

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Op de agenda van vanmiddag staat een grote diversiteit aan onderwerpen – bij ons thuis heet dat een allegaartje – maar die zijn serieus genoeg om allemaal even kort aan te stippen.

Ik ga eerst in op de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Spekman over vermeende homohaat in asielzoekerscentra. Wat ons niet helemaal duidelijk is in de beantwoording door de staatssecretaris, is of er uiteindelijk aangifte is gedaan tegen de mensen die zich discriminerend hebben uitgelaten en of er ook sancties zijn opgelegd. Tijdens de voorbereiding van dit debat kwam bij ons de vraag op of een dergelijke belediging, dergelijk gedrag, een rol speelt bij de beoordeling van de asielaanvraag.

Een ander onderwerp is de uitvoering van de motie van de heer Anker over de asielvergunningen voor tot het christendom bekeerde Iraanse moslims. Wij zijn het eens met de lijn die de staatssecretaris nogmaals uiteen heeft gezet in haar brief. Niet het enkele feit dat iemand zich heeft bekeerd, of dit nu in Iran is of in Nederland, is voldoende om voor asiel in aanmerking te komen. De bijkomende omstandigheden zijn dat wel, ook als de bekering in Nederland heeft plaatsgevonden. Wij kunnen ons ook vinden in de bijzondere individuele aandacht die deze mensen krijgen bij het aanvragen van asiel. In dat opzicht kunnen wij de lijn die de staatssecretaris heeft ingezet en ook voortzet, als ik het goed begrijp, steunen.

Ik kom nu op de afhandeling van de brief van de Stichting INLIA over uitzettingen naar Somalië. De CDA-fractie vindt het verantwoord dat ook anderen dan overheden betrokken zijn bij het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers, mits dat gebeurt onder goede contractuele voorwaarden en helder is onder wiens verantwoordelijkheid deze uitzettingen plaatsvinden. De vraag is wel waar de verantwoordelijkheid ligt als er onverhoopt iets misgaat. Ik ga niet zover als de Stichting INLIA, die stelt dat het primair een overheidstaak moet zijn. Het uitzettingenbeleid heeft, zoals bekend, een hoge prioriteit in mijn fractie. Private samenwerking op dat vlak is wat ons betreft mogelijk. De vraag is echter hoe de verantwoordelijkheden precies liggen. Ik heb in dit kader ook nog een gerichte vraag over Somalië. Nederland heeft op dit moment categoriaal beleid, maar dat geldt voor bepaalde gebieden. Andere gebieden zijn veilig. Worden op dit moment mensen naar Somalië uitgezet?

Mijn volgende punt is de vierde brief over Sri Lanka. Wij kennen allemaal de zich wijzigende omstandigheden op Sri Lanka. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg heeft het beleid van Nederland tot dusverre goedgekeurd. Althans, het zegt dat er geen groepsbenadering nodig is. Ook hier ga ik ervan uit dat mensen individueel worden beoordeeld en dat er rekening wordt gehouden met de zich wijzigende omstandigheden. De laatste weken hebben wij nogal enge berichten gehoord uit Sri Lanka, maar in mijn ogen is er nog steeds ook voor uitgeprocedeerde Tamil-asielzoekers een binnenlands vluchtalternatief. Misschien kan de staatssecretaris iets zeggen over de inschatting van de regering op dit moment.

Ik kom nu op de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (Reba). Het is aan de ene kant goed te horen dat het bedrag van € 131,60 naar € 183 is verhoogd. Tegelijkertijd bereiken ons berichten, met name van ons onvolprezen maatschappelijk middenveld VluchtelingenWerk Nederland, dat de regeling in de praktijk slechter uitvalt dan aanvankelijk door ons is beoogd. Ik neem aan dat de heer Spekman de staatssecretaris nog de exacte eurogetallen zal voorleggen. Ik hoor graag wat er aan de hand is.

Er zijn nog twee belangrijke punten. Het eerste is de medische zorg aan asielzoekers. Wij hebben daar op 16 december een stevig algemeen overleg over gehad. De coalitiepartijen hebben toen het vertrouwen in de staatssecretaris uitgesproken en in de aanpak die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en Menzis daarvoor zouden kiezen. Nu bereiken ons toch wel weer signalen over heel vervelende praktische problemen: er is geen privacy om een dokter te bellen, als je de dokter kan bellen, verstaat hij je niet en als hij je verstaat, wordt de verbinding verbroken. Ik zeg het wat vervelend, maar het is niet de bedoeling dat wij in een eindeloos belcircuit terechtkomen. Als je met een prepaidkaart bepaalde overheidsinstanties moet bellen, weet je zeker dat je arm wordt. Klopt het dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek start naar de huidige gang van zaken? Ik zou graag vanmiddag wat opheldering krijgen over de wijze waarop het nu daadwerkelijk gaat in de praktijk. Het is nu 1 april. De berichten die ons bereiken zijn zorgelijk.

Tot slot kom ik op de kwestie van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg en de Kwalificatierichtlijn. Ik dank de staatssecretaris voor het college vreemdelingenrecht dat zij in de betreffende brief heeft gegeven. Ik bedoel dat heel serieus, werkelijk. Alle bijzondere omstandigheden en de begripsdefinitie van gewapend conflict, alles wordt in mijn ogen op een heel fatsoenlijke manier uitgelegd. Ik voel mijzelf een beetje bezwaard omdat wij nog wachten op een uitspraak van de Raad van State. De zitting heeft op 17 maart plaatsgevonden. Ik kan hier nu wel een heel groot verhaal gaan houden, maar de scheiding van machten vereist toch ook wel een beetje dat wij die uitspraak even afwachten. Desalniettemin zeggen onze vrienden van VluchtelingenWerk Nederland dat de staatssecretaris het arrest onderschat. Volgens VluchtelingenWerk heeft met name de uitleg van artikel 15c in artikel 29a en 29b wel verregaande consequenties. Ik wacht af wat er nog gaat gebeuren. Op dit moment kan de CDA-fractie zich vinden in de uitleg van de staatssecretaris, maar ik ben een beetje terughoudend omdat wij de uitspraak nog niet kennen.

Ik heb nog een rondvraagpunt. Daar kan ook morgenmiddag op worden gereageerd. Mij bereiken nog steeds berichten dat onze opvanghuizen in Congo en Angola wel veel geld kosten, maar verder geen alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) helpen. Zouden wij wellicht morgenmiddag in het algemeen overleg over de Rapportage vreemdelingenketen juli–december 2008 de laatste stand van zaken op dit terrein kunnen vernemen?

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Ik begin met de betrokkenheid van het particuliere bedrijf Snyman & Migliori International (SMI) bij uitzettingen naar Somalië. Wat de SP-fractie betreft, is helder wat is gebeurd en dat wat is gebeurd niet kan. Er is een particulier bureau ingeschakeld waarover de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) noch de regering ook maar enige controle of zeggenschap heeft gehad. Dat heeft geleid tot een aantal onnavolgbare praktijken. De SP-fractie wijst deze vorm van samenwerking met dit soort instanties af. Wat er is gebeurd, is in elk geval in strijd met alle regels van, zoals dat modern heet, transparantie en openbaarheid. Er zijn geen schriftelijke afspraken gemaakt en de afspraken die zijn gemaakt, zijn ook niet schriftelijk vastgelegd. Bovendien ontbrak de controle te enen male. De SP-fractie vindt dat niet kan, ook niet in de toekomst. Het is onbestaanbaar dat vreemdelingen onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid worden uitgezet via een particulier bureau van een nogal twijfelachtige faam – dat blijkt uit eerdere antwoorden van de regering op Kamervragen – waarover iedere controle door de overheid ontbreekt.

De staatssecretaris zegt dat zij niet uitsluit dat zij in de toekomst met derde partijen gaat samenwerken. Ik kan mij daar van alles en nog wat bij voorstellen, bijvoorbeeld waar het gaat om het inzetten van escorts, het inschakelen van luchtvaartmaatschappijen en het inschakelen van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Waar het in dit geval om ging, was dat een uitzettaak van de overheid is waargenomen door een bureau waarover geen enkele controle heeft bestaan. Er is ook nog steeds niet opgehelderd hoe dat bureau in ’s hemelsnaam via een duistere tussenpersoon aan de documenten is gekomen die nodig waren voor het kunnen uitzetten van de vreemdelingen. Dit was eens, maar nooit meer.

Hoe staat het nu met de vrijwillige terugkeer naar Somalië? Keren er mensen vrijwillig terug naar Somalië en wordt gecontroleerd of die mensen aankomen in Somalië? Zijn er plannen om toch weer over te gaan tot gedwongen uitzettingen naar Somalië?

Het Europese Hof heeft op 17 juli 2008 een uitspraak gedaan inzake Sri Lanka. De kern van die uitspraak is dat de vraag of veilige terugkeer naar dat land mogelijk is, moet worden beoordeeld aan de hand van de actuele situatie. De brief van de staatssecretaris dateert van 15 december 2008 en het ambtsbericht van september 2008. Over de huidige situatie is er een brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook via andere organisaties bereiken de Kamer berichten dat het op dit moment dramatisch is gesteld met veiligheid in Sri Lanka. Het is de vraag of het verantwoord is om op dit moment mensen terug te sturen. Deelt de staatssecretaris de mening dat het onverantwoord is om mensen op dit moment terug te sturen? Ik heb begrepen dat er een nieuw ambtsbericht wordt opgesteld over Sri Lanka en dat dit op korte termijn zal verschijnen. Is zij bereid om te bevorderen dat hierbij wordt gekeken naar de totale situatie in Sri Lanka en niet slechts naar een gedeelte waar bijvoorbeeld de burgerbevolking opgesloten zit tussen de strijdende partijen?

Een volgend onderwerp betreft de medische zorg voor asielzoekers. Met ingang van 1 januari is die fundamenteel veranderd. Ik ben benieuwd naar de huidige stand van zaken. Zijn inmiddels contracten gesloten met de huisartsen? Ik heb ook alarmerende berichten ontvangen over de praktische vorm waarin de zorgverlening is vormgegeven. Ik heb, evenals de heer Van de Camp, een opsomming. De GCA Praktijklijn – dat is de naam van het virtuele callcenter – vormt in de praktijk een groot probleem. Het grootste probleem betreft taal. Er is al is al eerder besproken dat een aantal problemen zou kunnen worden opgelost door nummers bij de telefoon te leggen. Dat werd al betwist in het debat dat de Kamer met de staatssecretaris heeft gehad. Nu staan de nummers op een kaartje bij de telefoon, maar het blijft een probleem. De wachttijden voor de Praktijklijn vormen een groot probleem. Tolken zijn moeilijk te krijgen en moeilijk te regelen. Er zijn dus taalproblemen van voor tot achter. Als er problemen zijn bij het maken van afspraken bij een huisarts of een ziekenhuis, kunnen er risicovolle en zelfs levensgevaarlijke situaties ontstaan doordat dingen verkeerd zijn begrepen, niet zijn begrepen zijn, de huisarts niet te bereiken is of men in het verkeerde ziekenhuis terechtkomt. De vraag is of het verantwoord is om dit soort zaken voort te laten bestaan. Ik ben van mening dat dit niet het geval is. Kan de staatssecretaris ingrijpen en ervoor zorgen dat er verbeteringen plaatsvinden wat betreft de taalproblemen, het wachtprobleem en de problemen rond de communicatie met huisartsen, ziekenhuizen en andere instanties?

Wij hebben al eerder gesproken over de uitspraak van het Europese Hof van Justitie over de Kwalificatierichtlijn, in het bijzonder over de uitleg van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Wij hebben er een spoeddebat over gevoerd. De staatssecretaris legt in haar brief van 17 maart uit hoe die uitspraak zou moeten worden gelezen. Die uitleg wijkt niet af van de voorlopige uitleg die zij heeft gegeven in het eerdere debat. Ik ben het met die uitleg eens. De vraag is echter wat de reikwijdte en de betekenis van deze uitspraak is. Wij weten dat niet omdat de uitspraak bij de Raad van State ligt en die er nog geen uitspraak over heeft gedaan. Er is dus nu nog van alles mogelijk. Het Europese Hof van Justitie zal mogelijk nog reageren als de Raad van State een uitspraak heeft gedaan. Er bestaat onzekerheid, ook bij mij, over de wijze waarop deze uitspraak gaat uitpakken. Wij zullen moeten afwachten wat er gaat gebeuren, maar de uitleg is in elk geval helder.

De heer Heemelaar (GroenLinks): Voorzitter. De voorgaande sprekers hebben al vragen gesteld over Europese ontwikkelingen die ik ook had willen stellen. Ik wil nog wel vragen of de staatssecretaris kan formuleren wat precies wordt verstaan onder een gewapend conflict in het kader van de interpretatie van artikel 15c.

Alle vragen die ik had voorbereid over Sri Lanka, zijn ook al gesteld. De toestand is schrijnend. Mijn fractie verzoekt de staatssecretaris om snel zorg te dragen voor een geactualiseerd ambtsbericht. De fractie van GroenLinks is van mening dat op dit moment eigenlijk niemand terug kan. De situatie is nu zo bedreigend, met name voor de Tamils, dat het onverantwoord zou zijn om mensen nu terug te sturen.

Mijn volgende punt betreft de Iraanse bekeerlingen. Geloofsafval of bekering zijn in Nederland vrij gewone zaken. In Iran krijg je met een beetje pech doodstraf opgelegd voor zoiets. De fractie van GroenLinks heeft daarom van harte de motie-Anker c.s. ondersteund waarin werd verzocht om asiel te verlenen aan tot het christendom bekeerde Iraanse moslims. De uitvoering van deze motie schiet naar ons oordeel tekort. De staatssecretaris volstaat met een extra zorgvuldige asieltoets waarbij sprake moet zijn van extra, zij het geringe, indicaties van het feit dat iemand problemen heeft gehad en zal ondervinden met het Iraanse regime. Het individualiseringsvereiste staat voor de staatssecretaris dus centraal. Moet in dit geval niet ook het «singled out»-criterium van het Salah Sheekh-arrest worden toegepast, zodat Iraanse bekeerlingen moeten worden beschouwd als een kwetsbare groep en dus asielbescherming moet volgen?

Ik kom nu op de seksuele gerichtheid en de asielzoekerscentra. Ik vind het onvoorstelbaar dat seksuele gerichtheid nog steeds in heel veel landen aanleiding vormt voor discriminatoire uitsluiting en geweld. Ik vind het nog moeilijker voor te stellen dat een homoseksuele asielzoeker die onder andere naar Nederland komt om die uitsluiting te vermijden, juist hier risico’s loopt in een asielzoekerscentrum en in de problemen raakt. Nederland heeft in onze ogen de dure plicht om asielzoekers een veilige omgeving te bieden en te vrijwaren van geweld. Ik vind de maatregelen die de staatssecretaris opsomt eerlijk gezegd niet zo doortastend. Chargerend komt het neer op het trainen en informeren van personeel en bewoners. Dat is belangrijk, maar nog niet voldoende. Hoe wil de staatssecretaris het uitgangspunt van veilige asielopvangvoorzieningen in de praktijk brengen? Hoe groot is de kans dat geweld in het algemeen en antihomogeweld in het bijzonder wordt gesignaleerd? Is er voldoende personeel beschikbaar om snel en efficiënt in te grijpen? Ik krijg niet de indruk – dat geldt met name voor de avond- en de nachtelijke uren als er weinig personeel is op de opvanglocaties – dat men op dit moment in staat is om daar een scherp oog op te houden. Ik hoor graag van de staatssecretaris een duidelijk verhaal over de wijze waarop wij gaan handhaven. In mijn achterhoofd heb ik nog steeds dat het misschien verstandig zou kunnen zijn om dergelijke asielzoekers in één centrum onder te brengen als alleen daar veiligheid kan worden gegarandeerd. Wij vinden de maatregelen tot op heden onvoldoende.

De fractie van GroenLinks heeft een aantal jaren geleden een spervuur van schriftelijke vragen gesteld over de uitzettingen naar Somalië. Ik sluit mij aan bij de vragen van de voorgaande sprekers. Ook in dit geval is mijn vraag of het niet tijd wordt voor een nieuw ambtsbericht.

De vragen die ik had willen stellen over de medische zorg zijn ook al gesteld, net als die over de Reba.

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Ik begin met de brief van de staatssecretaris inzake de uitspraak van het Europese Hof van Justitie, waarover wij eerder dit jaar een spoeddebat hebben gevoerd. Kort samengevat – ik druk het maar even in mijn eigen woorden uit – is haar boodschap dat er eigenlijk niet veel nieuws aan de hand is, dat de uitspraak voor een groot deel al in het beleid is verwerkt en dat de Kamer maar rustig moet gaan slapen. Dat is wat zij in het debat eigenlijk ook al zei. Er blijft voor mij echter toch nog wel een zorgpunt in de brief achter, namelijk in de vijfde alinea van paragraaf 6 op bladzijde 5. Er staat onder andere: «Tot slot kan de mate van willekeurig geweld binnen een gewapend conflict in uitzonderlijke gevallen dermate hoog zijn [...]». Volgens mij duidt dit erop dat er wel degelijk sprake is van een verruiming van het beleid. Ik hoor graag een reactie op deze paragraaf uit de brief, met name op de vraag wat nu precies de uitzonderlijke gevallen zijn. Onze zorg is dus niet geheel weggenomen.

De staatssecretaris: Kunt u nog één keer zeggen welke passage u precies bedoelt?

De heer De Krom (VVD): Het gaat om de vijfde alinea van paragraaf 6.

Mijn complimenten voor de heer Spekman dat hij aandacht heeft gevraagd voor het mogelijke geweld of bedreigingen door asielzoekers die verblijven in asielzoekerscentra. Het mag duidelijk zijn dat dit volstrekt onacceptabel is. Dat bleek ook uit de vragen die door de heer Spekman zijn gesteld. Hij vroeg of mensen die zich daaraan schuldig maken ongewenst kunnen verklaard. Ik ben heel benieuwd wat de heer Spekman van de antwoorden van de staatssecretaris vindt. Zij zegt namelijk eigenlijk niet of zij dit gewenst vindt of niet, zo’n ongewenstverklaring. Vindt zij dat dit zou moeten of juist niet? Het enige dat zij doet in haar antwoord is uitleggen wat de wettelijke mogelijkheden zijn. Zij zegt echter niet wat zij ervan vindt. Dat zou ik toch wel graag willen horen. De VVD-fractie vindt dergelijk gedrag niet toelaatbaar en vindt dat het tot sancties moet leiden. De vraag is waarom er zo weinig aangifte wordt gedaan. Komt dat doordat het nauwelijks voorkomt of bestaat een vermoeden dat mensen in zo’n omgeving onder druk worden gezet om geen aangifte te doen? Dat laatste is immers niet uit te sluiten.

Ik kom nu op de brief over moslims die in Nederland zijn bekeerd tot het christendom. De staatssecretaris schrijft dat zij de motie-Anker c.s. beschouwt als ondersteuning van haar beleid. Volgens mij is dat niet het geval, omdat zij wel degelijk – zo lees ik het – het beleid verruimt. Zij zegt dat het simpele feit dat iemand zich tot het christendom bekeert als hij in Nederland is, gecombineerd met specifieke omstandigheden in het land van herkomst, maakt dat toch kan worden besloten tot het toekennen van een verblijfsvergunning. Volgens mij is dat een beleidswijziging. Als dat niet het geval is, hoor ik dat graag. Zij schrijft dat de motie ondersteuning is van het beleid, maar die is toch ook niet voor niets ingediend? Als de motie ondersteuning van het beleid is, is er dus niets veranderd. Zo lees ik de brief echter niet, dus hoor ik graag een toelichting.

Ik sluit mij graag aan bij de vraag van de heer Van de Camp over opvang van amv’s. De staatssecretaris is bekend met het standpunt van de VVD-fractie waar het gaat om amv’s. Het gaat mij er nu specifiek om dat ik hoor en lees dat die opvangcentra in Congo en Angola niet worden gebruikt, dat ze leeg staan. De staatssecretaris zegt heel stoer in de krant: ja, maar wij blijven ze wel betalen hoor. Waarom blijven wij betalen als die centra leeg staan? Ik heb ook gelezen dat het overgrote deel van de amv’s bij terugkeer gewoon door familieleden van het vliegveld wordt opgehaald. Uit alle hoeken en gaten komen dus in een keer familieleden aanzetten, die er eerst kennelijk niet waren. Ik las in de krant dat de heer Van de Camp zich afvroeg of wij hier soms op grote schaal worden bedonderd. Hij deed dat hier niet, dus doe ik het even voor hem. Hij vergat het. Ik hoor hier graag een reactie op. Hoe kan dat nou?

De brief over de curatieve medische zorg geeft mijn fractie niet veel aanleiding tot nadere vragen. Wij hebben 16 december onze zorgen kenbaar gemaakt. Wij kunnen ons vinden in de brief.

De cijfers zullen wij morgen ter sprake brengen in het algemeen overleg over de Rapportage vreemdelingenketen juli-december 2008.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Volgens mij zijn die opvangcentra daar alleen omdat wij dan kunnen zeggen dat er een alternatief is en dat die amv’s dus makkelijk terugkunnen. Dat kan goedkoper en anders worden geregeld dan nu het geval is. Dit punt is echter niet geagendeerd voor dit overleg, dus ik ga er verder niet op in.

Mijn eerste punt betreft de antwoorden op de schriftelijke vragen over homo’s. Ik vind homohaat onacceptabel. Ik verwacht zeker van asielzoekers – misschien vinden sommige anderen dat gek – dat zij zich daar niet aan schuldig maken. Zij moeten immers als geen ander weten hoe het is om vervolgd, gepest, getreiterd of geïntimideerd te worden vanwege het simpele feit dat je anders bent. Of dat nu is vanwege je politieke kleur, je geaardheid of de minderheidsgroep waarvan je deel uitmaakt, interesseert mij niet. Ik vind het dus vreselijk zuur, bijna zwartgallig, dat mensen die hier komen met een verhaal dat zij gevlucht zijn omdat zij worden bedreigd, vervolgens hier precies hetzelfde doen met een andere groep die hun niet aanstaat. Ik vind dat echt onacceptabel. Mij was ook de passage in de brief van de staatssecretaris opgevallen waarin eigenlijk geen conclusie wordt getrokken, maar een en ander in het midden wordt gelaten. Daarom vond ik het van belang om deze brief te agenderen voor dit overleg. Ik vind dat wij eigenlijk wel wat verder zouden mogen gaan. Ik wil gewoon niet dat dergelijke dingen worden geaccepteerd in de Nederlandse samenleving en in de asielzoekerscentra.

Ik wil geen «lievevredeoplossing». Ik begrijp dat groepen als VluchtelingenWerk Nederland of COC Nederland uit pure onmacht pleiten voor aparte opvanglocaties voor asielzoekers die bijvoorbeeld homoseksueel zijn. Dat vind ik echter echt de wereld op zijn kop. Ik hoor ook dat er soms spanningen zijn in asielzoekerscentra als een homoseksueel wordt geplaatst bij een grote groep mensen van Iraanse en Iraakse komaf. Die mensen zijn gevlucht voor het geweld daar, maar blijken soms heel intolerant te zijn tegenover mensen met een homoseksuele geaardheid. Dat vind ik echt bizar. Er wordt vaak in zo’n geval maar voor de lieve vrede gekozen door zo iemand een ander plekje te geven. Dat vind ik echt fout. Daar moeten wij paal en perk aan stellen.

De methode voor een individuele asielzoeker om hier iets aan te doen, is heel ingewikkeld. Dat moet strafrechtelijk gebeuren. Er zijn allemaal bezwaar- en beroepsprocedures. Ik weet wel hoe het dan gaat in Nederland. Het recht van de dader is in dit geval behoorlijk beschermd. Overplaatsing van een eventuele dader naar een ander centrum duurt wel een paar maanden. Ik kan mij voorstellen dat degene die geïntimideerd of bedreigd wordt eieren voor zijn geld kiest en weggaat of probeert zijn geaardheid stil te houden. Het is heel moeilijk om hier iets aan te doen. Ik weet dat het COA allemaal keurige gedragsregels op papier heeft gezet. De medewerkers zullen ook best hun best doen. Ik twijfel helemaal niet aan hun inzet. De procedure is echter te lang en te ingewikkeld en de sanctie voor de dader is te gering, ook omdat het strafrechtelijke proces lang duurt en de angst vaak in de weg staat. Ik hoor graag het oordeel van de staatssecretaris. Is zij met de PvdA-fractie van mening dat dergelijk gedrag onacceptabel is en eventueel zou moeten leiden tot verblijfsrechtelijke maatregelen in geval van herhaling?

Er is al veel gezegd over Sri Lanka. De situatie in Sri Lanka is sinds de ontvangst van de brief in december enorm verslechterd. Volgens mij delen wij die conclusie allemaal. Er zijn vele bronnen, zoals de UNHCR, Human Rights Watch en journalisten van de NRC. Iedereen die ik erover heb gesproken, vertelt eigenlijk hetzelfde verhaal. Is een nieuw ambtsbericht over Sri Lanka niet op zijn plaats? Is een consequentie voor de terugkeer van de kwetsbare minderheidsgroep niet op zijn plaats? Voor de kwetsbare minderheidsgroepen geldt een iets lichtere bewijslast zonder het individualiseringsprincipe helemaal los te laten. Is die consequentie niet op zijn plaats, omdat deze minderheidsgroep op dit moment in het hele land kwetsbaar is en dat er geen plekje meer is waar deze mensen veilig kunnen zijn.

De heer Van de Camp (CDA): Wat verstaat u precies onder kwetsbare minderheidsgroep in dit geval? Hebt u het dan over alle Tamils of een deel daarvan?

De heer Spekman (PvdA): In de stukken van de UNHCR, Amnesty International en Human Rights Watch ging het om alle Tamils. Ik kan dat niet beoordelen. Daarom vraag ik om een nieuw ambtsbericht. Dan heb ik alle feiten op een rij en heeft de Kamer een objectief verhaal. Ik vind wat wordt opgesomd in alle brieven die ik heb ontvangen erg zorgelijk. Daarom wil ik graag weten welke conclusie wij daaruit moeten trekken. Volgens mij is het op zijn plaats om er consequenties aan te verbinden. Ik hoor graag het standpunt van de staatssecretaris.

De Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen was te ingewikkeld en bovendien niet motiverend. De staatssecretaris heeft de regeling versimpeld, maar zij is nog niet bepaald motiverend. Dat heeft te maken met het plafond van € 183. Tot de eigen bijdrage helemaal is afgelost – die is voor alleenstaanden € 429 en kan voor een gezin met drie kinderen oplopen tot € 1309 – blijft vervolgens het bedrag bevroren dat mensen mogen houden. De staatssecretaris maakt zelf een vergelijking met de sociale zekerheid. Als de sociale zekerheid zo zou werken, zou die morgen failliet zijn. Werken is namelijk absoluut niet meer lonend en het wordt vooral lonend om na die € 183 vooral het zwarte circuit in te duiken. Waarom zou je gewoon werken, behalve als je een enorm arbeidsethos hebt? Dat heeft echter niet iedereen. Het is lonender om zwart bij te klussen. Ik pleit er toch voor om deze regeling verder te versimpelen en eventueel die 25% door te laten lopen. Ik vraag mij ook af of het de bedoeling was – het was in elk geval niet de bedoeling van de indieners van de motie – om werken voor mensen die onder een bepaald bedrag zitten nog minder lonend te maken als het al was.

Ik heb nog een vraag over de eigen bijdrage die het COA vraagt. Er is geen enkele incentive om de eigen bijdrage op een bepaald bedrag te hebben of te houden. Ik wil graag meer weten over de ontwikkeling van die bedragen door de tijd heen en de visie van de staatssecretaris daarop. Hoeveel geld komt er nu bij de Reba binnen en hoeveel is er op de begroting geboekt als inkomsten? Wat waren de verwachte inkomsten binnen de oude regeling? Er wordt verwezen naar de Wet werk en bijstand. Die zit echter toch echt iets anders in elkaar. Daarin is zeker geen sprake van dit soort plafonds.

Er is al veel gezegd over de Kwalificatierichtlijn. Ik heb er nog een aantal vragen over, met dezelfde terughoudendheid als de heer Van de Camp had. Is de reikwijdte van artikel 15c groter dan die van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)? Kan een situatie als uitzonderlijk onder artikel 15d worden gekwalificeerd, maar niet onder artikel 3 van het EVRM? Waarom wordt in de brief geen gewag gemaakt van de wijziging van artikel 3, punt 105d van het Vreemdelingenbesluit, daar artikel 15c naar alle waarschijnlijkheid onder het categorale beschermingsbeleid valt? Een aantal elementen in de eerste uitleg blijft onduidelijk, vooral waar het gaat om de vraag wat nu precies een internationaal of intern gewapend conflict is. Dient hierbij enkel aansluiting te worden gezocht bij het internationaal oorlogsrecht of moet bij internationaal humanitair recht aansluiting worden gezocht? Er liggen nog heel veel vragen open. Ik zou nog een tijdje door kunnen gaan. Wij komen vast nog op dit onderwerp terug als de Raad van State uitspraak heeft gedaan. Vooralsnog bestaan er voor ons op dit punt nog heel veel onduidelijkheden.

Ik sluit mij aan bij de vragen over Iran van de heer Van de Camp. In de brief over de uitzettingen naar Somalië staat dat het Nederlandse kabinet zich niet heeft gehouden aan de bestaande regels. Dat vond ik op zich wel mooi om te lezen, omdat de koningin van «regel is regel» zich blijkbaar zelf vooral niet aan de regels hield.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met het punt waarover de fractie van de ChristenUnie zich al langer zorgen maakt, namelijk de positie van Iraanse bekeerlingen. De wet op grond waarvan afvalligheid kan worden bestaft met de doodstraf is inmiddels door het Iraanse parlement en ligt nu bij de Raad der Hoeders. Ik dacht dat wij in Nederland allerlei ingewikkelde organen hadden, maar daar heeft men nog een Raad der Hoeders. De wet is dus nog niet geïmplementeerd, maar men is er wel mee bezig. Dit punt heeft al langer onze aandacht. In mijn motie wordt de regering verzocht om mensen die zich van de islam hebben bekeerd tot een andere godsdienst of afvallig zijn beter te beschermen.

De staatssecretaris heeft de Kamer in oktober 2008 een brief gestuurd. Wij zijn nu een aantal maanden verder en de situatie wordt er niet beter op. VluchtelingenWerk Nederland heeft wat gegevens verzameld en stelt dat er sprake is van toenemende repressie en arrestaties van christenen, met name bekeerlingen, in Iran. Wat dat betreft werkt de wet wel al een beetje. De staatssecretaris stelt in haar brief dat voor asielzoekers die in Iran al christen waren en voor asielzoekers uit Iran die in Nederland christen zijn geworden, geldt dat enkel het aannemelijk maken van de nieuwe geloofsovertuiging onvoldoende is voor statusverlening. Dat is de grote gemene deler in het verhaal. Is hiermee gevolg gegeven aan de motie? Beide groepen hebben weliswaar een bijzondere positie, maar asielzoekers die al christen waren in Iran hoeven enkel aan te tonen als gevolg daarvan problemen te hebben ondervonden. Asielzoekers uit Iran die in Nederland christen zijn geworden, moeten aantonen in Iran vanwege andere redenen problemen te hebben gehad. Dat zijn toch niet helemaal dezelfde voorwaarden.

Het ambtsbericht gaf de staatssecretaris wel aanleiding om de ontwikkelingen in Iran nauwlettend te blijven volgen, zo stelde zij in haar brief van oktober vorig jaar. Daarom vragen wij haar hoe zij de situatie in Iran op dit moment typeert en of zij inmiddels nieuwe informatie heeft. Wat is de planning van ambtsberichten? Vorig jaar rond de indiening van de motie was er net een nieuw ambtsbericht verschenen, maar dat is nu ruim een halfjaar geleden. Ik zou daar graag regelmatig een update van krijgen.

De vraag die nu kan worden gesteld, is of de geloofsovertuiging an sich, bezien in het licht van de positie van christenen in Iran, onder de huidige omstandigheden niet voldoende zou moeten zijn voor het verlenen van bescherming. Het is namelijk wel mogelijk dat iemand die in Nederland is bekeerd – ik heb mijn ogen absoluut open voor misbruik – en een bepaalde functie heeft vervuld in Iran, een publieke of een geestelijke, pas in Nederland heeft durven uitkomen voor een bekering en wel degelijk problemen kan verwachten. Hoe individueel is de toets? Worden alleen de criteria gehanteerd die in de brief staan? Of wordt indien het aannemelijk kan worden gemaakt dat problemen te verwachten zijn, daarnaar ook gekeken? Wat zijn precies de mogelijkheden en hoe wordt er precies mee omgegaan? Kan de staatssecretaris aangeven hoe de Kamer een update kan krijgen over de wijze waarop de situatie in Iran zich ontwikkelt?

Ik ga de bedragen uit de Reba niet allemaal herhalen. Wij vrezen dat de nieuwe regels eerder werken ontmoedigen of misschien zwartwerken bemoedigen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris op de gestelde vragen af.

Wat betreft Sri Lanka sluit ik mij kortheidshalve aan bij wat de voorgaande sprekers hebben gezegd. De Kamer is volgens mij twee weken geleden door de minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de verslechterde toestand in Sri Lanka. Het ambtsbericht dateert van oktober 2008, dus het is tijd dat er een update komt. Het gaat vrij hard daar. In de brief staat alleen een extra regeling voor de amv’s. Deelt de staatssecretaris de conclusie dat de Tamils gezien de ernstig verslechterde situatie bijzondere aandacht verdienen en dat het aanwijzen als risicogroep binnen het landgebonden asielbeleid voor de hand ligt? Kan zij het ministerie van Buitenlandse Zaken verzoeken om snel met een geactualiseerd ambtsbericht te komen en kan zij een vertaling daarvan voor het landgebonden asielbeleid aan de Kamer zenden?

De woorden van de heer Van de Camp over de Kwalificatierichtlijn waren mij uit het hart gegrepen. Het is een uitgebreid exposé, een van de dikste brieven in het pakket. Wij wachten nog op een uitspraak. De Kamer heeft een halfuur voor aanvang van dit algemeen overleg nog een brief ontvangen van Amnesty International. Amnesty wees ons er meermalen op dat het Hof nog een uitspraak moet doen.

Mijn fractie heeft niet deelgenomen aan de debatten over de medische zorg voor asielzoekers, dus ik voel mij wat bezwaard om er toch over te beginnen. Ook wij krijgen van mensen die daar dichtbij zijn veel problemen te horen, bijvoorbeeld dat er alleen Nederlands en Engels wordt gesproken op de lijn, als die al te bereiken is, en dat geen tolken bereikbaar zijn. Wij horen dat wordt verwezen naar 112, maar dat 112 er zo langzamerhand ook wel een beetje klaar mee is. Ik zeg het nu ook een beetje plat, maar zo gefrustreerd raak je ook in een wachtkamer. Dat laat ik hier ook even doorklinken. Zijn de genoemde problemen aanloopproblemen of maken wij een fout met het uitbesteden hiervan aan een private partij? Wij hebben ook gehoord dat het callcenterwerk door Menzis is uitbesteed aan een ander bedrijf. Er zijn ontzettend veel clubs actief op dat terrein. Het callcenter is de verbindingsschakel tussen de zorg en de mensen in het asielzoekerscentrum. Eerst werd dat gedaan door de verpleegkundige. Kan het callcenter deze taak aan of is het een callcenter dat ook loterijkaartjes verkoopt en abonnementen op Voetbal International, bij wijze van spreken? Het callcenter moet kwalitatief goed zijn. Wordt daar toezicht op gehouden?

De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De staatssecretaris wil enkele minuten overleggen.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris: Voorzitter. Ik zal bij de beantwoording de volgorde hanteren die de heer Van de Camp aanhield, want hij heeft over alle punten die op de agenda staan gesproken. Ik loop zijn lijst langs.

De voorzitter: Ik zie dat nog niet alle leden er zijn. Volgens mij vindt in de plenaire zaal op dit moment de regeling plaats, dus ik neem aan dat het ontbrekende lid zich straks weer bij ons voegt.

De staatssecretaris: Ik begin met de opmerkingen die de heer Van de Camp maakte over wat ik kortheidshalve maar even als homohaat betitel, dus geweld tegen homoseksuele asielzoekers op opvanglocaties. Geweld tegen mensen vanwege hun seksuele geaardheid is verwerpelijk en niet acceptabel. Wij zijn hier in Nederland verder gekomen doordat wij niet alleen helder hebben gemaakt wat wij wel en niet accepteren, maar er ook gericht, onder andere via interventies van belangenorganisaties, in onze opsporings- en vervolgingspraktijk werk van hebben gemaakt. Wij hebben dus niet alleen de norm gesteld, maar die ook gehandhaafd. Dat is precies wat mij voor ogen staat waar het gaat om geweld tegen homoseksuelen in asielzoekerscentra. Dat begint er inderdaad mee dat mensen zich vrij moeten voelen om te vertellen dat zij agressie ondervinden of geïntimideerd worden. Het is niet de bedoeling dat zij dat uit angst voor nog grotere agressie verzwijgen of niet voor hun homoseksuele geaardheid uit durven te komen omdat dit tot problemen zou kunnen leiden op de locatie waar zij soms heel lang moeten verblijven.

Homoseksuelen moeten zich niet alleen binnen de gehele Nederlandse samenleving vrij kunnen voelen. Een dergelijke beschermde omgeving moet er ook zijn binnen asielzoekerscentra. De heer Spekman zei dat dit misschien juist in asielzoekerscentra het geval moet zijn. Daar voel ik wel in mee. Als mensen aan den lijve vervolging hebben ondervonden en bescherming vragen in Nederland, kan het niet zo zijn dat zij vervolgens intolerantie laten zien met agressieve uitingen jegens mensen die seksueel anders geaard zijn. Dat laat onverlet dat iedereen al dan niet zijn eigen religieuze ideeën mag hebben over homoseksualiteit. Dat is wat anders dan intolerant zijn, ook in je gedragingen, laat staan agressieve handelingen verrichten.

Het begint met een veilige omgeving. Het COA ziet erop toe. Onderdeel van de spelregels is dat wordt uitgelegd aan bewoners van wat gewoon is. Er vindt binnenkort een gesprek plaats tussen het COA en COC Nederland om te bekijken welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen bovenop de maatregelen die al zijn genomen. Ik denk hierbij vooral aan de rol die COC Nederland zou kunnen spelen bij het verhogen van de aangiftebereidheid en misschien de manier waarop vervolgens wordt omgegaan met iemand die aangifte heeft gedaan. Het COA stelt dus niet alleen spelregels op, maar handhaaft die ook. Er moet een vrije omgeving zijn voor mensen om misstanden te melden. Er is een rol voor COC Nederland in het denken over de wijze waarop dit beleid in de praktijk nog verder kan worden vormgegeven en welke aanvullende maatregelen mogelijk nodig zijn. Daarnaast moet er vervolging plaatsvinden als er aangifte is gedaan.

Ik kan niet ingaan op de individuele zaken naar aanleiding waarvan de vragen zijn gesteld. Alle gevallen hebben bijzondere kenmerken. In deze twee voorbeelden speelde bijvoorbeeld dat niet helemaal duidelijk was wie nu dader en wie nu slachtoffer was. Er was sprake van alcoholgebruik et cetera. Ik zal de Kamer de details besparen, maar de zaken hebben niet tot een aangifte geleid. Maatregelen kunnen verstrekkend zijn ook zonder dat sprake is van aangifte en vervolging. Er kunnen bijvoorbeeld overplaatsingen plaatsvinden. Als iemand veroordeeld is, kunnen naast de strafrechtelijke vervolging ook de opvangvoorzieningen worden beëindigd. Zo ver gaan wij en zo ver wil ik ook zeker gaan. Hiermee is nog niet alles gezegd. Daar waar aanvullende maatregelen nodig zijn, zullen die worden genomen.

Als iemand veroordeeld is voor een dergelijk delict, geldt voor hem precies hetzelfde als voor alle anderen die zich schuldig maken aan crimineel gedrag: er kunnen consequenties zijn voor de verblijfsvergunning en de asielverlening. De veroordeling kan een grond voor weigering zijn en dus ook een grond voor ongewenstverklaring als men is geweigerd. Dat is geheel afhankelijk van de individuele omstandigheden en de aard van de gedragingen.

Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord over de haat jegens homoseksuelen. Wat ik heb gezegd, geldt overigens ook voor geweld tegen en seksuele intimidatie van vrouwen. Daar zien wij helaas ook voorbeelden van.

De heer Heemelaar (GroenLinks): Ik vind mijn vraag half beantwoord. U hebt aangegeven dat het COA verantwoordelijk is voor de handhaving. Mij vraag was of daarvoor voldoende personeel is, met name in de avond en de nacht. Dat zijn immers tijden waarop dit soort incidenten wat vaker voorkomen. Is men dan in staat om te handhaven? Kunt u een garantie geven voor de veiligheid van homoseksuele asielzoekers?

De staatssecretaris: Zo’n absolute garantie kan je in het leven nooit geven. Ik weet niet wat de garantie is die u vraagt. Ik heb gezegd dat het systeem zo moet functioneren dat mensen zich vrij voelen om hun homoseksuele geaardheid ook in een asielzoekerscentrum tot uiting te brengen. Daarnaast moet het personeel niet alleen als het verkeerd is gelopen kunnen optreden, maar ook preventief als er signalen zijn. Ik heb geen indicatie dat nu door gebrek aan personeel, ook in de nachtelijke uren, het risico groter is dan normaal. Als zich een incident voordoet, moet men door het handhaven van de gesteld normen laten zien dat men dit niet duldt. Dat is volgens mij een sluitende aanpak waarmee maximaal preventief en repressief kan worden opgetreden. Daar waar wij samen met COC Nederland nog mogelijkheden zien om verdere verbeteringen aan te brengen, zullen wij dat doen.

Waar ik niet voor ben, is om alle homoseksuele asielzoekers op één locatie te concentreren. Dat lijkt mij verschrikkelijk. Ik moet er niet aan denken. Het zou toegeven zijn aan het feit dat je asielzoekerscentra niet veilig kunt maken voor homoseksuelen. Daar wil ik helemaal niet aan beginnen.

De heer Spekman (PvdA): Ik dank u voor deze laatste opmerking, want daar ben ik het zeer mee eens. Voor mij is het echt een vrij harde lijn dat als iemand hier gelijk gaat discrimineren, hij hier eigenlijk niet welkom is. Zo hard ligt het echt voor mij. Daarom vraag ik u nog een keer om ons niet alleen te informeren over de uitkomsten van het gesprek tussen het COA en COC Nederland, maar er toch nog eens over na te denken of en, zo ja, op welke wijze kan worden geregeld dat nog wat strikter kan worden opgetreden tegen mensen die dit soort gedragingen, ook jegens vrouwen overigens, vertonen. Ik heb het idee dat wij er nu elke keer naast zitten. Wij houden er toch eventueel rekening mee. Dat is ook in uw brief terug te zien in het antwoord op vraag 3. Daar staat dat er niet wordt geadviseerd om te zwijgen over de geaardheid, maar vervolgens wordt wel getracht begrip te vragen en situaties te voorkomen waarin culturele verschillen leiden tot het ontstaan van spanningen. Daarin is precies te zien wat de spanning is. Ik vind het daarom belangrijk dat de Kamer een duidelijke keuze maakt. Ik kies in alle gevallen voor de mensen die gevlucht zijn om die reden en verwachten dat zij in Nederland beschermd worden.

De staatssecretaris: Het rekening houden met de situatie en de culturele achtergronden van andere mensen die in een asielzoekerscentrum verblijven, geldt ook in den brede. Ik wil niet in voorbeelden treden, maar het gaat ook om seksuele avances maken naar iemand van wie je weet dat hij een orthodoxe christen of moslim is en bepaalde ideeën heeft over homoseksualiteit of naar vrouwen. Iedereen moet zich moet zich aan de spelregels houden, dus ook vrouwen en homoseksuelen. Binnen dat geheel geldt alles wat ik al heb gezegd. Ik zal de Kamer natuurlijk op de hoogte houden van de uitkomsten van het gesprek met COC Nederland. U verzocht mij om te kijken of wij strakker kunnen optreden tegen mensen die echt over de schreef zijn gegaan. Ik zal met het COA en anderen bezien of wij op het moment dat iemand voor het eerst in een asielzoekerscentrum komt, dus instroomt, iets harder kunnen stellen dat het niet naleven van de regels, inclusief geweld of agressie jegens homoseksuelen en vrouwen, direct gevolgen kan hebben voor de aanvraag. Wellicht kan de norm bij binnenkomst wat duidelijker worden gemaakt.

De heer Van de Camp sprak steun uit voor de lijn die de regering hanteert met betrekking tot Iraanse christenen, maar een aantal anderen, onder wie de heer Anker, hadden daar nog vragen over. Het gewijzigde ambtsbericht komt in mei of juni, dus over niet al te lange tijd. Ik zal Buitenlandse Zaken specifiek vragen om te kijken of het aantal meldingen van incidenten met en geweld tegen christenen is toegenomen. Het wetsvoorstel dat naar het Iraanse parlement is gezonden, is daar nog niet doorheen. Het ligt nog voor in het parlement. De verwachting is groot dat het zal worden aangenomen. Er was een principieel akkoord, maar de parlementaire behandeling is nog niet definitief afgerond. Ik zal vragen om ook dat in het ambtsbericht mee te nemen.

De heer De Krom las in de brief een verruiming van het beleid en beschouwt die als een beleidswijziging. Er is inderdaad sprake van een beleidswijziging, maar het beleid is al gewijzigd op 30 juli 2007. Ik heb dat gedaan naar aanleiding van debatten die wij hebben gevoerd over de positie van christenen uit Iran en de vraag of in de lijn die tot dat moment gold niet te weinig rekening werd gehouden met de bijzondere positie van christenen in Iran. Ik heb vooral besloten om mensen die zich in Nederland bekeren tot het christendom een aanvullende bescherming te geven. Dat heb ik niet gedaan door te stellen dat bekering een garantie is om te mogen blijven. Men moet bewijzen dat men bekeerd is. Daarvoor zijn berichten van kerkgenootschappen en christelijke gemeenten belangrijk. Daarnaast moet men kunnen aantonen dat men in Iran reeds problemen heeft ondervonden. Dat maakt dat er in individuele gevallen ruimte is om te bezien of er een noodzaak is om in Nederland bekeerde Iraniërs te beschermen. Het beleid is dus inderdaad gewijzigd, maar niet recentelijk.

De heer De Krom (VVD): Ik ben toch heel benieuwd hoe je dat nu doet, dat bewijzen dat je christen bent geworden. Hoe gaat dat nu? Je legt de Koran in de kast en vervolgens pak je de Bijbel ervoor terug, gaat naar u en zegt dat je christen bent geworden en dus niet meer terugkan? Wat moet ik mij daarbij voorstellen?

De staatssecretaris: Wij hebben ook specifiek beleid voor homo’s uit Iran. Dat is wat lastiger bewijzen denk ik. Ik wees er net niet voor niets op dat mensen zich kunnen aansluiten bij een kerk en soms al jaren onderdeel zijn van een christelijke gemeente. In het ene geval zal het wat makkelijker te bewijzen zijn dan in het andere. Het is afhankelijk van de situatie. Al het bewijs dat men denkt te kunnen leveren van de bekering, zoals lidmaatschap van een kerkgenootschap, speelt daarbij een rol.

De heer De Krom (VVD): Ik blijf het vaag vinden. Misschien kunt u dit eens illustreren met een geanonimiseerd voorbeeld. Misschien begrijp ik dan hoe dit wordt gedaan.

De voorzitter: Hebt u een geanonimiseerd voorbeeld paraat, staatssecretaris?

De staatssecretaris: Ik heb het niet bij me. Dit is precies de reden geweest dat wij hebben besloten om tot christen bekeerde mensen uit welk land dat ook, dus ook Iran, niet aan te merken als een groep die hier mag blijven. Dat betekent dus dat, zoals elke vreemdeling die een beroep doet op welk toelatingsbeleid dan ook, de bekeerde christen een aannemelijk verhaal zal moeten houden. Dat beleid bestaat sinds 30 juli 2007 en het is goed werkbaar en toetsbaar voor de IND. Het leidt niet altijd tot een berusting in verblijf, dat weet de heer Anker.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik weet dat, omdat ik daarover brieven ontvang. Ik zal niet de enige zijn. Tegen de heer De Krom wil ik zeggen dat de IND ook toetsingsgesprekken voert op dat gebied. Daar heeft de IND ook wel degelijk expertise over in huis, maar daar moeten wij het misschien later nog een keer over hebben.

Ik wil even een voorbeeld geven. Stel er is hier iemand die uit Iran is gevlucht en die een bepaalde functie heeft bekleed, misschien een politieke of publieke functie. Ik doel in elk geval op een functie waarvan duidelijk is dat als hij terugkomt en niet meer in het gebruikelijke islamitische leventje stapt, het direct opvalt dat hij iets anders is. Hoe gaat u daarmee om?

De staatssecretaris: In elk individueel geval wordt bekeken of iemand geweigerd en teruggestuurd mag worden zonder dat dit gevolgen heeft voor zijn veiligheid. Artikel 3 van het EVRM geldt als bodem. Het kan zijn dat iemand weliswaar in Iran nog geen problemen heeft ondervonden, maar inmiddels in Nederland een functie heeft bekleed waarmee hij identificeerbaar, zichtbaar en herkenbaar voor Iraanse autoriteiten dingen heeft gedaan of uitspraken heeft gedaan, bijvoorbeeld alle Iraniërs heeft opgeroepen om zich te bekeren, en hij een en ander kan aantonen. U noemt het voorbeeld van iemand die een functie heeft bekleed binnen bijvoorbeeld een kerkgenootschap. Als iemand al zo bijna een bekende Nederlander is geworden als bekeerde christen, zou dat een rol kunnen spelen in de individuele toelating. Dat lijken mij grote uitzonderingen. U vraagt of er ruimte is om dat individueel te toetsen. Mijn antwoord daarop is ja. Ik kan mij echter niet voorstellen dat dit vaak zal voorkomen.

De heer Anker (ChristenUnie): Het gaat mij meer om de systematiek. In sommige gevallen zeggen mensen dat het duidelijk te verwachten is dat er problemen komen in Iran. Daar gaat het mij om. Het maakt mij niet eens uit wat voor functie het is. Het was maar een voorbeeld. Het gaat mij om de situatie waarnaar mensen terugmoeten.

De staatssecretaris: Dat is mij duidelijk.

De betrokkenheid van SMI bij terugkeer naar Somalië is een oude kwestie waarvoor aandacht is gevraagd door de Stichting INLIA. Dat was achteraf gezien terecht. Het onderzoek dat wij hebben verricht, heeft ons wel inzicht geboden in een aantal mogelijkheden voor verbetering. De heer De Wit zei dat eigenlijk nooit gebruik zou moeten worden gemaakt van de diensten van dit soort organisaties. Op zich heeft het onderzoek niet uitgewezen dat SMI per definitie een onbetrouwbare organisatie is waar je als overheid vooral niet mee moet samenwerken. Er is ook niet geconcludeerd dat er gekke dingen zijn gebeurd bij de uitzettingen. Er is wel op gewezen dat bij het aangaan van dit soort samenwerkingsverbanden strakke afspraken moeten worden gemaakt, schriftelijke contractuele afspraken, over verantwoordelijkheden en zaken als rapportage. Achteraf gezien was de informatie die wij wilden hebben eigenlijk niet allemaal op tafel te krijgen, doordat er geen registratie was van individuele uitzettingen. Iemand had bijvoorbeeld een ticket tot aan het veilige gebied, maar is niet uitgestapt op de plaats van bestemming. De vraag is dus waar hij wel is uitgestapt en waarom.

De uitzettingsbeslissingen waren dus terecht en de uitzettingshandeling mocht plaatsvinden. Wij zullen ook in de toekomst gebruik blijven maken van organisaties die bemiddelen bij bijvoorbeeld het verkrijgen van reisdocumenten. De samenwerking met SMI is gestopt, indertijd al. In de toekomst zal inschakeling van particuliere bedrijven voorkomen, maar wij zullen er in elk geval voor zorgen dat de lessen die uit dit onderzoek zijn getrokken echt leiden tot heldere afspraken over transparantie en controleerbaarheid.

De heer De Wit (SP): U zou eigenlijk afzonderlijke uitzendingen van Argos moeten naluisteren, als u dat nog niet hebt gedaan. Wat hier aan gekke dingen is gebeurd, is niet misselijk. Het bureau heeft een heel slechte naam doordat het in het verleden al met duistere praktijken met Australië te maken heeft gehad. Het bureau heeft een tussenpersoon ingeschakeld van wie de identiteit nooit is opgehelderd en die u zelf ook niet te weten bent gekomen. Die tussenpersoon wist in een land waar geen regering is toch ergens paspoorten vandaan te halen. De vraag was hoeveel die tussenpersoon daarvoor heeft gekregen en hoeveel SMI ervoor heeft gekregen. Er is een en al onduidelijkheid. Die gekke dingen zijn precies de dingen die onverantwoord zijn. Daarbij komt nog dat nooit is vastgesteld waar die 37 mensen die uitgezet zijn via dit bureau terecht zijn gekomen. Als u een bureau inschakelt, moet u weten wie het is, welke afspraken zijn gemaakt, wie het controleert en hoe duidelijk het is dat mensen daadwerkelijk aankomen. Dan heb je in elk geval een aantal duidelijke voorwaarden. Dit is echt van voor tot achter helemaal fout geweest en onverantwoord, naar mijn idee.

De staatssecretaris: Dat laatste is dus ook niet aan te tonen. U kunt dat evenmin hardmaken. De Kamer heeft het onderzoeksrapport. Ik denk dat het niet goed is om nu over alle onderdelen van dat onderzoek en alle individuele gevallen een debat aan te gaan. Ik onderschrijf dat er geen gekke dingen zijn gebeurd, maar dat het handelen met een kwetsbaarheid gepaard ging die wij voor de toekomst moeten wegnemen. Langs welke lijnen ik dat zal doen, heb ik net verteld. Ik ken overigens de uitzendingen van Argos.

De heer De Wit vraagt naar de uitzettingen naar Somalië. Hoe staat het daarmee? De uitzettingen, zeker de gedwongen, liggen al lange tijd stil, vooral vanwege een aantal uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Wij hebben al Salah Sheekh gehad. Er is veel jurisprudentie ontwikkeld, waardoor de uitzetting door feitelijke onmogelijkheden stil is komen te liggen. Vrijwilliger terugkeer via het IOM vindt incidenteel plaats. Het gaat dan om enkele mensen. De Kamer ontvangt heel erg binnenkort een Somaliëbrief van mij, waarvan ook de terugkeermogelijkheden een onderdeel vormen. Vooruitlopend daarop kan ik melden dat de Dienst Terugkeer & Vertrek in contact is met de autoriteiten van Somalië over afgifte van vervangende reisdocumenten. Er zit dus beweging in. Dat richt zich vooral op die delen waarnaar uitzetting mogelijk is als er reisdocumenten zijn.

Wat Sri Lanka betreft is het goed als ik de Kamer toezeg snel met een nieuw ambtsbericht te komen. De heer Anker zegt terecht dat het al weer enige tijd geleden is geweest dat er is gerapporteerd. Dat ging nog over de periode daarvoor. Ik lees de berichten natuurlijk ook. Ik zal het ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om enige voortvarendheid te betrachten en daarbij specifiek in te gaan op de positie van de Tamils. Ik hoor dat het nog enkele maanden zal duren. Het beleid nu is dat er een binnenlands vluchtalternatief is. Dat is nog steeds het geval. Er geen reden is om daarover acuut een ander oordeel te vellen. Het is echter goed als wij naar aanleiding van een nieuw ambtsbericht nog eens naar de algemene veiligheidsituatie kijken.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb begrepen dat de minister van Buitenlandse Zaken onlangs de commissie van Buitenlandse Zaken heeft ingelicht over de situatie in Sri Lanka. Er zou dus nieuwe informatie aanwezig moeten zijn.

De staatssecretaris: Zeker. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wacht natuurlijk niet op het verzoek van de staatssecretaris van Justitie om het ambtsbericht te maken. De informatie wordt op de posten in de regio’s verzameld. Op enig moment is er genoeg informatie om een hernieuwd beeld te geven. Ik kan daar vervolgens mijn beleidsconclusies aan verbinden. Ik zal vragen welke informatie al beschikbaar is bij Buitenlandse Zaken.

De heer Anker (ChristenUnie): De staatssecretaris zegt dat het nog enkele maanden zal duren, terwijl BuZa wellicht al zeer serieuze indicaties heeft dat het niet goed gaat. Dan moeten wij dus snel aan de slag.

De staatssecretaris: Ik begrijp uw zorg. Wat als de actuele ontwikkelingen tot de conclusie leiden dat er bijvoorbeeld geen binnenlands vluchtalternatief meer is? Ik heb de mogelijkheid om Buitenlandse Zaken ook om specifieke updates te vragen, zodat niet gewacht hoeft te worden op een op alle punten geheel nieuw ambtsbericht. Ik zal bezien of het mogelijk is om de positie van de Tamils als groep in geheel Sri Lanka nog eens specifiek te bekijken en sneller met een bericht daarover te komen.

De heer De Wit (SP): Ik vraag de staatssecretaris of zij de brief van 25 maart van Buitenlandse Zaken over Sri Lanka kent. Uit die heel recente brief krijg ik niet de indruk dat er een binnenlands vluchtalternatief is en, zo ja, of dat het veilig is. Sterker nog, het beeld dat eruit naar voren komt is een geheel ander. Uit de reacties van Amnesty International en de andere reacties op de situatie in Sri Lanka, maak ik op dat die de laatste maanden aanzienlijk verslechterd is en ook gevaarlijker is geworden. Die informatie moet er zijn. De vraag is of de staatssecretaris als zij contact opneemt met Buitenlandse Zaken aanleiding vindt om de Kamer nader te berichten over haar bevindingen.

De staatssecretaris: Als dat tot een kortetermijnwijziging van beleid moet leiden wel. Anders wacht ik gewoon het moment af waarop wij daarover komen te spreken. Het gaat overigens over een beschrijving van de algehele situatie. Die gaat niet specifiek in op de vraag die ik zo-even formuleerde over de positie van de Tamils en de relatie met een eventueel binnenlands vluchtalternatief. Ik zal daar specifiek naar vragen.

Ik krijg net bericht door van Buitenlandse Zaken dat in mei een geheel herzien algemeen ambtsbericht klaar is.

Een motie van de heer Spekman over de Reba gaat over toegelaten vluchtelingen die wachten op een huis in een gemeente en tot die tijd een deel van hun inkomsten moeten afstaan omdat zij nog in centrale opvang zitten. Dat is in lijn met de regels van de WWB. Het is ook rechtvaardig, want ook mensen in de bijstand worden geacht om geen dubbele verstrekkingen te krijgen en beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt. Als zij gaan werken, zien zij hun inkomenspositie veranderen, met dezelfde technische systematiek, maar met een andere uitkomst. Ik vind dat de heer Spekman een punt heeft. Deze mensen moeten er meer aan overhouden, binnen de marges die ik daarvoor heb. Ook van toegelaten vluchtelingen mag je echter verwachten dat zij bijdragen aan kost en inwoning in de centrale opvang. De ruimte die wij konden vinden om hen iets meer te laten behouden van het verdiende geld hebben wij benut. Verder kan ik niet gaan, zonder verdergaande ingrepen in de Reba. Die zouden tornen aan de systematiek van de WWB. Dat zou ook die mensen bevoordelen ten opzichte van iemand met een bijstandsuitkering. Het zou ook betekenen dat mensen, bij bevoordeling op de opvanglocaties, bij uitplaatsing slechter af zijn.

Dit is niet de enige maatregel waarmee wij voor elkaar willen krijgen wat de heer Spekman wil. Het allerbelangrijkste is dat mensen snel worden uitgeplaatst en dat de tijd dat zij met status in de opvang zitten minimaal wordt. Een van de dingen die binnenkort tot snelle resultaten kan leiden is het volgende. De Kamer weet dat wij de gepardonneerden hebben gehuisvest, via een strakke samenwerking tussen de taskforce huisvesting en het COA. Daarbij is een methode gevonden die ertoe leidt dat heel veel gepardonneerden heel snel uit de centrale opvang gestroomd zijn. Daar gaan wij het vast nog eens over hebben. Het succes van die methode maakt dat ik wil bekijken of het mogelijk is die toe te passen op de reguliere statushouders. Ik zal de Kamer daar morgen iets over vertellen. Korter verblijf in de opvang nadat men een status heeft gekregen is mijn allereerste doel. Meer mogelijkheden om de Reba uit te breiden zie ik niet zonder negatieve bijeffecten.

De heer Spekman (PvdA): Ik heb ook een aantal inhoudelijke vragen gesteld, over de hoogte van de eigen bijdrage in de afgelopen jaren en hoeveel geld er bij de Reba binnenkomt. Ik stel het op prijs om die informatie alsnog te krijgen, als het nu niet kan graag schriftelijk. Ik wil immers grip krijgen op de zaak. In de Kamer is eerder discussie gevoerd over de hoogte van de leges. Toen werd duidelijk dat het niet loont om efficiënt te zijn. De IND houdt er toch niets aan over. Dat geldt hier ook een beetje voor het COA. De regeling is absoluut anders dan die van de WWB. Daarin zit geen plafond en is bovendien de eigenbijdrageregeling anders georganiseerd. Ik zie en hoor de argumenten, maar die kloppen feitelijk niet. De totale bijdrage wordt verlaagd, maar er is een andere manier die het volgens mij meer lonend maakt voor het COA en de mensen, die er meer aan overhouden. Ik zoek daarnaar. Nu stuiten de mensen op de muur van de eigen bijdrage, die zij blind moeten afdragen. Dat zorgt voor een prikkel om zwart te werken. Ik leef in de realiteit en niet in de sprookjeswereld van de Efteling.

De staatssecretaris: Het uitgangspunt is dat ook toegelaten vluchtelingen moeten bijdragen aan kost en inwoning. Als daarbij ruimte bestaat om dat efficiënter te doen, zodat de mensen de prikkel voelen om te gaan werken, houd ik mij graag aanbevolen. Als de heer Spekman denkt meer inzicht in de cijfers nodig te hebben, zal ik dat graag schriftelijk doen.

Wij hebben drie maanden geleden vrij gedetailleerd gedebatteerd over de medische zorg. Er lagen in december zorgen over de overgang van de MOAnaar de Menzissituatie. Er is toen een aantal concrete zorgen benoemd. Ik heb toen verteld hoe wordt voorzien in een goede en tijdige signalering en dat snel wordt gereageerd ingeval de zorgen uitkomen. Een aantal voorbeelden is mij bekend. Sterker nog, alle genoemde voorbeelden zijn mij bekend. De systematiek bij het COA van tijdige signalen als zaken niet goed gaan, werkt. Het komt dus in beeld wat de kinderziektes zijn. Daar wordt adequaat op gereageerd. Een groot aantal problemen is al weggenomen. De komende tijd kunnen wij nog knelpunten verwachten waar nog niemand aan heeft gedacht. Het uitgangspunt is de toegankelijkheid van de reguliere medische zorg voor asielzoekers en de kwaliteit daarvan. Aan die twee uitgangspunten toets ik steeds. Die twee zijn in de huidige situatie nog steeds gewaarborgd. Dat laat onverlet dat er op punten verbetering nodig is gebleken en dat daarin voor een deel al is voorzien. Er is afgesproken dat de Kamer voor de zomer een rapportage krijgt over hoe het ervoor staat. Ik vraag de Kamer om dat moment af te wachten voor een eerste, grote evaluatie. De zorgen die worden genoemd, en die voor een belangrijk deel bij mij ook bekend zijn, geven op dit moment geen aanleiding tot de conclusie dat toegankelijkheid en kwaliteit onacceptabele risico’s oplevert.

De heer Van de Camp (CDA): Ik heb gevraagd wat de bemoeienis is van de Inspectie voor de Gezondheidszorg op dit moment.

De staatssecretaris: U hebt gevraagd of de inspectie naar aanleiding van de geconstateerde problemen een onderzoek gaat doen. Volgens mij is het niet een onderzoek van die orde, maar is het gewoon regulier onderzoek dat behoort tot de taken van de inspectie. Die beoordeelt of toegankelijkheid en kwaliteit voldoende gewaarborgd zijn.

De heer Van de Camp (CDA): Wanneer krijgt de Kamer daarvan uitkomst?

De staatssecretaris: De IGZ is vanaf het begin bij het traject betrokken geweest, ook als adviseur. Doel was om te bewaken dat de nieuwe zorgvorm geen gezondheidsrisico’s bevat en dat de kwaliteit van de zorg hetzelfde niveau heeft als daarvoor, zoniet beter. De inspectie wordt nog steeds structureel geïnformeerd door zowel het COA als Menzis over de stand van zaken. Waar zich aanloopproblemen hebben voorgedaan, heeft de inspectie hier bemoeienis mee gehad en zijn de problemen door de verantwoordelijke instelling voor een belangrijk deel opgelost. Dat is een «going concern» en geen eenmalige bemoeienis.

De heer Van de Camp (CDA): Ik vraag de staatssecretaris om een eventuele discrepantie tussen de Haagse beleidswerkelijkheid en de individuele werkelijkheid van de asielzoeker die gezondheidszorg verlangt goed in de gaten te houden. Wij werken hier immers helaas vaak met geaccumuleerde gegevens. In de praktijk ligt de situatie vaak net een slagje pijnlijker.

De staatssecretaris: Ik houd dat in de gaten. De IGZ heeft gezegd dat een onderzoek naar de kwaliteit van de nieuwe structuur die aan het ontstaan is, wordt opgenomen in het toekomstige IGZ-werkplan. Zij kunnen het beste beoordelen of toegankelijkheid en kwaliteit gewaarborgd blijven.

De heer De Wit (SP): Heeft de staatssecretaris kennisgenomen van de aan haar gerichte brief van februari 2009, van een aantal oud-medewerkers van de MOA en een huisarts? Zij zegt dat een aantal zaken al is opgelost. In die brief staat: Er is absoluut geen sprake van rechtstreekse toegankelijkheid tot de huisarts en er is een enorme barrière tussen de asielzoeker en de huisarts ontstaan. Er wordt geen rechtgedaan aan de zorg voor de specifieke aard van de gezondheidsproblemen van asielzoekers. Goed functionerende samenwerking dreigt verloren te gaan.

Die conclusie liegt er toch niet om? Ik bedoel de conclusie van de brief dat de toegang tot de huisarts bemoeilijkt is. Vervolgens volgen er twee pagina’s lang problemen. Zegt de staatssecretaris dat deze problemen voor een groot deel zijn opgelost? Durft zij te stellen dat de conclusie in de brief niet juist is: dat de toegang belemmerd wordt en dat er een kloof bestaat tussen asielzoeker en huisarts? De zorg zou er dan niet op vooruit zijn gegaan.

De staatssecretaris: De vraag of een aan mij gerichte brief bekend is bij mij vind ik impertinent. De zorgen die in de brief staan zijn mij bekend. Ik heb net gezegd dat een aantal problemen, die niet alleen door deze mensen worden aangedragen, al is opgelost. Een aantal problemen moet nog worden opgelost. De heer De Wit noemde in zijn eerste termijn een aantal hoofdknelpunten. Dat is wat betreft de toegang tot de huisarts de positie van de Praktijklijn. Het gaat niet eens zozeer om de bereikbaarheid. Ik weet niet of de heer De Wit zelf weleens een huisartsenpost heeft gebeld. Dan weet hij dat iedereen weleens een paar minuten in de wacht wordt gezet. Andere problemen zijn de beschikbaarheid van tolken en de situatie op AZC’s waar inmiddels bouwkundig voorzien is wat betreft privacyproblemen. Dat proces is al afgerond. Op enkele incidenten na mag dit dus geen structureel gebrek vormen. Terwijl wij hier praten, wordt er doorgewerkt aan de verbetering van het nieuwe systeem. Ik ken de MOA-mensen en de artsen als zeer betrokken. De heer De Wit had het over een aantal mensen die daar niet langer werkzaam zijn. Dat zij een blijvende zorg houden over de medische zorg aan asielzoekers valt alleen maar te waarderen. Veel van hun punten zijn niet alleen bekend, maar worden in het proces van verbetering ook meegenomen.

Op 17 maart was de zitting van de Raad van State over artikel 15c. Het is gebruikelijk dat binnen zes weken uitspraak wordt gedaan. Ik hoop dat dit nu ook zo is, zodat wij eind april, begin mei wellicht zicht hebben op hoe om te gaan met de antwoorden op de prejudiciële vragen, de brief en mijn uitleg daarvan. Dit is voor mij een spannende ontwikkeling. Wij komen hier te zijner tijd nog over te spreken. Ik heb beloofd een nadere analyse van het arrest te maken. Ik heb dat bewust zo uitgebreid gedaan, omdat het niet alleen voor Nederland, maar voor heel Europa interessant en spannend is. Dit kan de langgekoesterde wens tot harmonisatie van het Europees asielbeleid met grote stappen dichterbij brengen. Ik heb er in JBZ-verband bij mijn Europese collega’s ook de aandacht voor gevraagd. Ik zal na de uitspraak van de Raad van State daarmee verder gaan. Ik denk dat mijn uitleg voldoende duidelijk is. Ik ben het niet met degene eens die stellen dat ik had moeten concluderen dat het een uitbreiding van de bescherming is. Daarvan is wat mij betreft geen sprake, vooral vanwege het feit dat het om een combinatie moet gaan met een gewapend conflict, conform artikel 15c, terwijl het vervolgens aan de landen zelf is om te bepalen wanneer daarvan sprake is. Als er één ding is waarover de Europese landen het eens moeten zijn, is of de situatie in een land van herkomst zodanig is dat wij vaststellen of sprake is van een gewapend conflict.

De heer Heemelaar vraagt wat in mijn ogen precies een gewapend conflict is. Dat is niet zozeer van belang. Door de Raad van State is dat via jurisprudentie behoorlijk expliciet gemaakt. Het moet gaan om een georganiseerde en gewapende groep met een verantwoordelijk bevel, die in staat is om op het grondgebied van een land of een gedeelte daarvan militaire operaties uit te voeren. Die militaire operaties dienen aanhoudend en samenhangend van aard te zijn. Dan spreken wij, in Nederland, van een gewapend conflict. Wat bedoelt het Hof met deze prejudiciële vragen? Het moet gaan om de combinatie van een gewapend conflict en zeer uitzonderlijke omstandigheden. Dan mag je meer dan voorheen voorbij gaan aan de individualiseringseis. Ik heb dat uitgelegd in de brief aan de Kamer. Als de Raad van State uitspraak heeft gedaan, zal ik per direct mijn reactie aan de Kamer sturen.

De heer Van de Camp (CDA): Begrijp ik dat de uitgebreide brief ook aan ander EU-partners ter beschikking wordt gesteld?

De staatssecretaris: Ja.

De heer Van de Camp (CDA): Is die dan in het Engels en het Duits beschikbaar?

De staatssecretaris: De brief wordt op dit moment vertaald naar het Engels.

De heer Van de Camp (CDA): Kan de Kamer daar te zijner tijd een afschrift van krijgen?

De staatssecretaris: Natuurlijk. De Kamer krijgt een brief in het Nederlands waarin staat dat de bijgevoegde brief naar de collega’s in Europees verband gaat. Zo houden wij ons aan de afspraak dat Kamer en regering in het Nederlands communiceren met elkaar.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik vind het prachtig dat wij dingen vertalen en uitdelen en zo. De Raad van State moet echter nog uitspraak doen. Ik heb mij tijdens het spoeddebat al verwonderd over het stukje uitlegkunde van de staatssecretaris. Nu hebben wij een heel exposé gekregen van hoe wij het waarschijnlijk moeten uitleggen en wordt dat zelfs verspreid. Er moet echter nog steeds een uitspraak worden gedaan. Praten wij nu niet voor onze beurt? De heer Van de Camp, die tegenwoordig dol is op Engels, Frans en Duits, is volgens mij dezelfde mening toegedaan.

De staatssecretaris: Op het moment van het spoeddebat had de zitting van 17 maart nog niet plaatsgevonden. Als Justitie naar een zitting gaat, heeft het een pleitnota, in dit geval gericht aan Raad van State. Daarin staat natuurlijk mijn standpunt. Het is juist aan de staatssecretaris van Justitie om een interpretatie te geven van een arrest of uitspraak van het Hof van Justitie als dat relevant is voor een rechtszaak die ik voer. In mijn brief aan de Kamer zitten belangrijke delen van die pleitnota, zij het niet letterlijk.

De heer Anker (ChristenUnie): Het is belangrijk dat wij weten, als er commentaar op komt en als wij het gaan verspreiden, dat het gekleurde informatie is die onderdeel vormt van een nog spelende rechtszaak. Dit is dus nog niet de definitieve lijn als het gaat om de uitspraak van het Europese Hof. Het is belangrijk om dat te nuanceren. Wij moeten goed weten waar wij staan in het proces.

De staatssecretaris: Ik onderschrijf de noodzaak om terughoudend te zijn. Het is niet aan de orde om nu in de Tweede Kamer zaken te concluderen. Dat de staatssecretaris een standpunt in moet nemen als die voor de rechter staat, is echter evident.

De heer Van de Camp sprak over een agendapunt en zei dat ik mijn reactie daarop ook morgen mag geven. De heer De Krom is echter vrij inhoudelijk ingegaan op dit punt, namelijk de alleenstaande minderjarige vreemdelingen en hun terugkeer naar Angola en Congo. Wij hebben al sinds jaar en dag problemen met het terugsturen van minderjarige vreemdelingen van wie het is aangetoond dat zij geen vluchteling zijn en van wie is aangetoond dat zij op andere gronden, regulier of medisch, geen vergunning krijgen om in Nederland te mogen blijven. Indien het minderjarigen zijn, beschermen wij ze. Wij mogen ze echter terugsturen. Wij hoeven hen als zij geen verblijfsvergunning krijgen, niet hier te houden tot zij achttien jaar worden. Wij mogen hen terugsturen als sprake is van adequate opvang in het land van herkomst. Probleem bij veel van de minderjarige asielzoekers in Nederland is dat bij ons onbekend is waar zij vandaan komen, wie hun ouders zijn, en of hun verhaal klopt. De UNHCR zegt dat wij minderjarigen ook terug mogen sturen naar andere plekken dan waar de eigen familie woont of het eigen dorp. Het mogen ook clans zijn of weeshuizen, als de autoriteiten van het land van herkomst maar adequate voorzieningen bieden. Als ik niet kan aantonen dat er familie is, moet ik maximaal creatief zijn bij het zoeken naar alternatieven die volgens de UNHCR-normen onder adequate opvang vallen. Ingeval van Angola en Congo, waar geen adequate opvang voorhanden was, hebben wij zelf geholpen om te voorzien in een vorm van adequate opvang. In bestaande huizen is een x-aantal bedden gereserveerd en betaald. Op grond van die beschikbare bedden mocht ik die kinderen terugsturen. Met deze financiering is dus iets doorbroken, wat maakt dat wij samen met het IOM minderjarige vreemdelingen naar die twee landen terug mochten sturen. Vervolgens is gebleken dat bij terugkeer in het land van herkomst geen enkel kind naar die opvangplekken is gegaan. Dat is in een ander opzicht voor mij heel interessant. Toen bleek er immers opeens wel familie voorhanden. Ik heb dit overigens al een paar keer aan de Kamer gemeld.

Met deze lijn moeten wij niet alleen in Angola en Congo doorgaan, maar ook in andere landen waarnaar wij niemand terug kunnen sturen omdat er geen adequate opvang is. Wij moeten investeren in dit soort voorzieningen, zodat wij de kinderen ook naar die landen terug kunnen sturen. Ik ben nu aan het verkennen of er nog meer landen zijn waar wij met een vergelijkbare samenwerking met weeshuizen in ieder geval een grond kunnen creëren om jongeren terug te sturen.

Waarom is dit voor mij interessant? De Kamer heeft mij wel vaker horen spreken over de verantwoordelijkheid voor minderjarigen en het Verdrag voor de Rechten van het Kind. Wie inzet op terugkeer, gaat ervan uit dat het verantwoord kan, met adequate opvang. Het feit dat kinderen alsnog door hun familie opgehaald worden, is voor mij een extra argument om door te gaan op deze weg. Terugkeer en hereniging met de omgeving waarvan een kind vandaan komt, is in het echte belang van een kind. Dit in reactie op de specifieke vragen van de heer De Krom

Nadere gedachtewisseling

De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Hartelijk dank voor alle antwoorden die de staatssecretaris heeft gegeven. Ik ben hier naartoe gekomen met het idee de zeven brieven op de agenda na dit overleg «af te kunnen leggen». Helaas, een aantal dossiers loopt gewoon door. Daarop komen wij dus terug.

Ik heb een nieuw punt, dat ik in eerste termijn ben vergeten. Wil de staatssecretaris eens reflecteren op de cumulatie van rechtsbescherming? Met het arrest van het Hof over artikel 15c komen wij in de rare situatie terecht dat de rechter, de Raad van State, het Europees Hof in Straatsburg en het Europees Hof in Luxemburg allemaal reflecteren op dezelfde zaak. Mijn collega Kamp sprak altijd erg oneerbiedig over de asielindustrie. Ik merk dat onze asieladvocatuur erg gespind heeft op al deze juridische mogelijkheden. De vraag is of wij dat gewoon moeten aanvaarden. De Unie kent 27 leden en Straatsburg kent 47 leden. Dat zijn allemaal verschillende rechtsgebieden. Ik heb er in toenemende mate moeite mee dat er zoveel forumshopping mogelijk is binnen de rechtsbescherming in ons asielsysteem. Misschien moeten wij dat niet vanmiddag uit willen werken. De brief van de staatssecretaris vormt echter voor mij aanleiding om deze vraag te stellen. De CDA-fractie vindt dat iedereen recht heeft op rechtsbescherming. Die kent echter grenzen.

Met de opvattingen van de staatssecretaris over homohaat en de oplossing om alle homoseksuele asielzoekers in één asielzoekerscentrum te plaatsen ben ik het eens.

Wat Iran betreft wachten wij op het gewijzigde ambtsbericht.

De zaken wat betreft de Stichting INLIA en SMI zijn duidelijk besproken.

Ik begrijp de zorgen van de collega’s over Sri Lanka. Ook hier wil ik het binnenlands vluchtalternatief goed in beeld houden. Wij praten hier over een heel groot land met heel veel mensen. Ik wil absoluut de problemen niet ontkennen. Ik hoor ook dat bepaalde gebieden zijn afgesloten om de Tamils in de tang te houden. Ik wijs erop dat in andere delen van Sri Lanka veel Tamils wonen. Er komt in mei een nieuw ambtsbericht. Ik wil namens mijn fractie gezegd hebben dat het binnenlands vluchtalternatief serieus in de beschouwingen betrokken moet blijven.

De Reba laat ik aan de heer Spekman over. Die heeft alle cijfers.

De curatieve medische zorg is vandaag besproken. Ik roep nogmaals de staatssecretaris op om ervoor te zorgen dat de Haagse beleidswerkelijkheid niet anders wordt dan de werkelijkheid van de individuele asielzoeker.

Het valt mij vandaag weer op dat de fractie van de PVV er niet is. Als er een beetje normaal gewerkt moet worden en dossiers serieus bekeken moeten worden, zonder dat er camera’s bij zijn, zien wij de fractie nooit.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Ik begrijp dat de staatssecretaris in haar brief over Somalië en het uitzetbeleid ook ingaat op de kwestie van de mate waarin mensen vrijwillig vertrekken en hoe dat gaat.

Begrijp ik wat Sri Lanka betreft goed dat wij in mei het nieuwe ambtsbericht van Buitenlandse Zaken krijgen, maar dat de staatssecretaris in ieder geval bij Buitenlandse Zaken informeert of de huidige situatie aanleiding geeft tot afwijking van bestaand beleid? Als dat zo is, hoort de Kamer dat. Heb ik dat goed begrepen?

De staatssecretaris: Ja.

De heer De Wit (SP): Hartelijk dank.

De staatssecretaris verwijt mij een impertinente vraag te stellen over de medische zorg voor asielzoekers. Zo impertinent is die vraag niet. Ook al is een brief aan een bewindspersoon gericht, dan wil dat niet altijd zeggen dat die de brief ook leest. Mensen sturen ook brieven aan Hare Majesteit, maar die ziet die brieven nooit.

De staatssecretaris: Er is een verschil.

De heer Van de Camp (CDA): Ik vind dit een impertinente vergelijking!

De heer De Wit (SP): Ik ben ook nog niet klaar!

Mensen die een brief schrijven aan een staatssecretaris, krijgen ook niet altijd een bevestiging van ontvangst. Zie de Nationale ombudsman. Ik stelde dus een volstrekt legitieme vraag. De staatssecretaris kent de brief echter. De staatssecretaris heeft de boel dus op orde. Daar prijs ik haar om. De Kamer krijgt voor de zomer een nadere stand van zaken op dit punt te horen, tegen de achtergrond van de eerder en vandaag besproken dingen.

De staatssecretaris: Dat hadden wij in december al afgesproken.

De heer De Wit (SP): Dat was mij niet bekend.

De heer Heemelaar (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de heldere antwoorden.

Bij Sri Lanka gaan wij een andere kant op dan de CDA-fractie. Wij vinden de berichten zo zorgelijk dat even gestopt moet worden met het terugzenden van mensen. Het is immers zeer zorgelijk wat wij aan nieuws horen. Wij moeten het nieuwe ambtsbericht afwachten. Hopelijk zendt de staatssecretaris niemand terug tot dat moment van duidelijkheid.

Wat betreft de opvang van homoseksuele asielzoekers het volgende. Voor alle duidelijkheid, ook de voorkeur van mijn fractie is niet om homoseksuele asielzoekers bij elkaar te plaatsen. Mijn opmerking was bedoeld als een noodmaatregel, ingeval het COA niet in staat is om enigerlei garantie te geven voor de veiligheid van deze mensen.

De staatssecretaris heeft twee zaken van belang toegezegd. Er komt een overleg tussen de dienst en het COC. Wij worden daarover graag geïnformeerd. Ook komt er nog duidelijkere informatie bij de intake over hoe Nederland en de asielopvang denkt over het discrimineren van andere groepen. Dat moet duidelijk worden gemaakt. Ik blijf bezorgd over het weinige personeel dat in de avond en de nacht beschikbaar is. Ook daarom wacht ik het overleg tussen de dienst en het COC af.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. De antwoorden van de staatssecretarissen zijn helder.

Het houvast van een Kamerlid zijn de momenten waarop de Kamer weer aan bod komt. De staatssecretaris zegt dat er een gesprek komt tussen COA en COC en dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd. Graag krijg ik een tijdsindicatie.

Een niet-geagendeerd punt gaat over de weeshuizen in de landen van herkomst. Ik zit daar een beetje mee. Morgen spreken wij over de beschermde opvang. Er is een evaluatie door de staatssecretaris toegezegd. Ook ligt er nog een motie over het ama-beleid. Ik hoor een en ander aan en ik heb daar veel vraagtekens bij. Ik snap dat dit een optie is. Er zijn echter ook andere opties denkbaar. Het gaat om een perspectief in het land van herkomst. Ik weet bijvoorbeeld dat de Raad van Kerken de hand uitsteekt. Dat is een andere optie. Er zijn meerdere opties. Ik snap de keuze voor deze optie, ook gezien de keuzes in het verleden. Deze optie is echter erg prijzig in relatie tot het effect. Misschien zijn er andere methodes die beter werken. Ik vind de stellingname dat de kinderen allemaal door familieleden opgehaald zijn nogal boud. De staatssecretaris had vandaag eerder een discussie met de heer De Wit over wat je al dan niet kan bewijzen over Somalië. Hier speelt dat ook een beetje. Sommige jongeren zijn in het niemandsland verdwenen. De staatssecretaris kan zeggen dat die vast in goede handen verkeren bij familie. Anderen zeggen dat dit niet helemaal het geval is en dat het geen directe familie is, los van alle familieverbanden in dorpen en gemeenschappen daar. Ik wil vandaag geen discussie aangaan. Ik wacht op de herijking van het algemene ama-beleid. Die discussie komt nog. Ik beschouw dit maar als een schot voor de boeg.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording.

De Iraniërs blijven voor ons een kwestie van zorg. Dat geldt ook een beetje voor Sri Lanka. Wij zijn erg afhankelijk van de cesuur die Buitenlandse Zaken maakt bij het opstellen van de ambtsberichten. De staatssecretaris zei over Sri Lanka dat het mogelijk is om af en toe om een update te vragen. Ik vraag mij in zijn algemeenheid af of dat voor Iran ook mogelijk is. Bestaat er een soort waarschuwingssysteem, zodat wij bovenop de zaak blijven zitten? Ik vind het een uitermate vervelende en ook onvoorspelbare situatie. Hoe ontwikkelt de situatie zich? Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Van de Camp had het bij de medische zorg heel aardig over de discrepantie tussen de Haagse werkelijkheid en die van de wachtkamer. Hier lopen wij tegen de afgesproken evaluatietermijnen aan. Wij moeten natuurlijk niet op de stoel van het COA of Menzis willen zitten. Wij zouden echter graag zien dat er wat geleerd wordt als er iets fout gaat. Dat mag dan geen structureel beleid worden, zodat de Kamer moet ingrijpen. Nee, dat moet ter plaatse snel opgelost worden. Als er een rapportage is en blijkt dat een bepaald probleem speelt, zou het mij zeer veel deugd doen als wij kunnen zien hoe de organisatie daarop heeft gereageerd.

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Excuses dat ik af en toe eventjes wegloop. Dat is niet omdat ik het onderwerp niet interessant vind.

Ik hoorde de heer Anker zeggen dat de IND criteria hanteert om te bepalen of iemand een bekeerd christen is. Ik ben daar heel benieuwd naar. Ik kan mij ook voorstellen dat de staatssecretaris het allemaal niet in de openbaarheid wil hebben. Ik heb geen idee. Als dat het geval is, zijn er ongetwijfeld andere manieren om de Kamer daarover in te lichten. Ik ben daar benieuwd naar.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik betrap de heer De Krom erop dat hij woordvoerder verkeer is geweest. Hij deed dat fantastisch. Daar worden echter kilometers weg of rails aangelegd. Dat zijn zaken die je kunt meten. In deze portefeuille moeten meer zaken onderzocht worden. De IND heeft heel veel techniek voor het verhoren van mensen. Het is geen kwestie van een checklist nalopen. Dan zou het wel heel gemakkelijk zijn. Als iemand zorgt dat hij ouderling wordt in een gemeente en nog wat dingen doet, zou hij klaar zijn. Het is niet zo gemakkelijk en dat moet mij van het hart. De heer De Krom praat er wel heel gemakkelijk over.

De heer De Krom (VVD): Ik ben de laatste om te zeggen dat het gemakkelijk is. Het is echter mijn goed recht om te vragen mij hier wat meer gevoel bij te geven. Waar gaat het hier over? De heer Anker heeft er misschien wat meer ervaring mee. Ik wil niet hebben dat mensen een Bijbel uit de kast trekken en dan bekeerd zijn. Zo zal het ongetwijfeld niet gaan. Zo naïef ben ik ook niet. Ik wil er echter meer gevoel bij krijgen. Mijn vraag aan het kabinet is om daarvoor te zorgen. Hoe gaat het in de praktijk? Dat is mijn vraag, die weinig met asfalt te maken heeft, maar alles met de controlefunctie van de Kamer.

Ik sluit mij nogmaals van harte aan bij de opmerkingen van de heer Spekman over geweld in asielzoekerscentra. Dat mag niet gebeuren en als het wel gebeurt, moet het heel helder en duidelijk zijn voor betrokkenen dat het vervelende consequenties zal hebben. Ik wacht de brief daarover af.

De heer Van de Camp heeft al gesproken over een aantal uitspraken van Europese hoven, over de Kwalificatierichtlijn, de Europaroute en de Turkse visa. Hij heeft gelijk dat het een beetje begint te lijken op juridisch shoppen. Ik maak mij daar zorgen over, omdat de deur sluipend op een kier komt te staan. De paragraaf in de brief van de staatssecretaris waarop ik heb gewezen, stelt mij ook niet geheel gerust. Ik wacht de uitspraak verder af.

De heer Spekman (PvdA): Ik wil dit graag nuanceren. Ik begrijp dat het Europese Hof sowieso wordt overspoeld met aanvragen van Nederlanders en met rechtszaken gevoerd door Nederlanders. Dit is dus niet uniek voor het asielprobleem. Het zit diep ingebakken in de Nederlandse cultuur om naar de rechter te stappen en als je daar je gelijk niet krijgt, naar de volgende te stappen. Is de heer De Krom dat met mij eens?

De heer De Krom (VVD): Ik vind dat een van de grootste drama’s die ik ben tegengekomen in het asielbeleid. Ik doel op de opeenstapeling van procedures. Ik moet eerlijk zeggen dat het leidt tot een berg van ellende. Vorige week ben ik met de heer Heemelaar op bezoek geweest in het detentiecentrum in Alphen aan de Rijn. Wij hebben daar wat mooie voorbeelden gehoord van waar die opeenstapeling van procedures toe leidt. Als de heer Spekman mij vraagt wat het belangrijkste is dat ons te doen staat bij het asielbeleid, is dat het wegnemen van de opeenstapeling van eindeloze procedures.

De heer Spekman (PvdA): Ik zeg wat anders. Dit punt wordt iedere keer in de Kamer verbijzonderd tot het asielbeleid. Ik woon in een stad waar weleens een boom wordt gekapt. Ik weet bijna zeker dat zoiets eindigt bij het Europese Hof. Dat gebeurt in Nederland bij zowat alle zaken. Het Europese Hof wordt soms hartstikke gek van de Nederlanders. Die stapeling zit in ons systeem. Laten wij dus niet doen alsof het aan de asielzoekers ligt. Dat zijn niet de enigen die gebruikmaken van de regels die er zijn. Wij hebben die regels vastgesteld. Asielzoekers maken, net zoals de meeste Nederlanders, daarvan gebruik. Daarom leggen de meeste wethouders in hun eerste vijf jaar nooit een weg aan. Alle procedures eindigen immers in Europa. Ik baal dus een beetje van die verbijzondering naar asielzoekers die misbruik zouden maken van de regels. Zij maken op precies dezelfde manier gebruik van de regels als Nederlanders dat doen. Dat zit diep gebakken in de Nederlandse cultuur.

De heer De Krom (VVD): Het is mooi dat de heer Spekman dit punt verbreedt. Ik begrijp dat het kabinet als de wiedeweerga al die fietspaden, wegen en spoorbanen gaat aanleggen en dat de heer Spekman ook al die procedures in stand wil houden. Ik ben zeer benieuwd!

De heer De Wit (SP): Is het de heer De Krom bekend dat je in een zaak niet zomaar naar het Europese Hof van Justitie kan gaan en de week daarop naar het Europese Hof in Straatsburg? Dat kan niet. Dat moet hem bekend zijn. Iedere rechter heeft eigen bevoegdheidsregels. Je kunt dus niet shoppen. Je kunt het wel proberen. De rechter zegt dan onmiddellijk: ga maar naar huis, toedeloe. Die bepaalt zelf of hij bevoegd is. Je moet dus de goede vraag bij de goede instantie leggen. Dat zal de heer De Krom toch bekend zijn? Hij kan dan niet het beeld ophangen dat men maar naar een rechter stapt.

De heer De Krom (VVD): Daar heeft de heer De Wit absoluut gelijk in. Ik vind de opeenstapeling van asielberoepsprocedures een veel groter probleem. Wij moeten zorgen dat wij niet langs elkaar praten. De heer De Wit heeft gelijk. In Alphen aan de Rijn kwamen wij iemand tegen die al zestien jaar bezig is. Ik doel op dat soort dingen.

De heer Van de Camp (CDA): Ik ben de aanstichter van dit debatje. Ik kwam op dit punt toen ik in de brief van de staatssecretaris las dat het Hof in Luxemburg rond de interpretatie van de Kwalificatierichtlijn en het beroemde artikel 15c iets andere nuances meent te lezen dan in de uitleg van artikel 3 EVRM. Toen kreeg ik het als jurist benauwd. Ik dacht: jongens, als wij asiel en rechtsbescherming in dit land verder voeren met dergelijke minuscule juridische uitleg helpen wij de geloofwaardigheid van het asielbeleid van Nederland niet. Tegen de heren Spekman en De Wit zeg ik: er moet afdoende rechtsbescherming zijn, maar er zijn op een geen gegeven moment grenzen.

De staatssecretaris: Voorzitter. Ik ga direct in op de laatste opmerkingen van de heren Van de Camp en De Krom. Het recht in Nederland bestaat niet alleen uit de geschreven regels van wetten en verdragen. Een uitdrukkelijk onderdeel van het recht is ook de jurisprudentie van nationale en internationale rechters. Recht is dynamisch en verandert. Daarom vind ik het niet per definitie verkeerd dat jurisprudentie zich ontwikkelt. Bij het asiel is met de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de prejudiciële antwoorden op de prejudiciële vragen van Nederland aan het Europees Hof een interpretatie ontstaan van een aantal sets van regels die naast elkaar bestaan. De rechters moeten bij de toepassing ervan bekijken of dat dezelfde zaken en type bescherming betreft, zoals soms door overheden wordt bepleit, of dat het aanvullende bescherming is. Rechters doen dat omdat de ruimte voor interpretatie gewoon aanwezig is, onder andere door de nog ontbrekende harmonisatie in Europa. Als wij met elkaar de Kwalificatierichtlijn afspreken, is dus totaal nog niet bekend hoe dat in de individuele lidstaten, met ieder hun eigen set regels voor asiel, zal uitpakken en hoe rechters de individuele nationale stelsels gaan gebruiken om de Europese afspraken een plek te geven. Het is dus goed dat er jurisprudentie komt en dat die zich ontwikkelt.

De internationale gemeenschap, de VN en het Vluchtelingenverdrag stellen normen. De wat kleinere gemeenschap van de Raad van Europa en het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens kent waarborgen. Artikel 3 EVRM wordt vaak aangehaald. Diezelfde waarborg zit ook in het Vluchtelingenverdrag. Wij zijn het erover eens dat het ongeveer dezelfde waarborgen biedt. Vervolgens is er een nog kleinere gemeenschap, de EU, met nog weer andere afspraken over bescherming van vluchtelingen. Zo ligt er de Kwalificatierichtlijn en artikel 15c. Europa heeft daarvan niet gezegd, althans niet expliciet. hoe die zich verhoudt tot artikel 3 EVRM en het Vluchtelingenverdrag. Dat zich op dat moment jurisprudentie ontwikkelt, helpt ons alleen maar verder. De Europese landen konden bij de Kwalificatierichtlijn niet tot uniforme afspraken komen over hoe ver de bescherming moet reiken. Dat wordt aan de nationale lidstaten overgelaten. Met de prejudiciële uitspraak van het Hof komen wij wel degelijk een stukje dichterbij harmonisatie.

Tegen de heer Van de Camp zeg ik dus dat een deel zeer is gewenst. Op alle niveaus moet door rechters worden getoetst hoe de regels geïnterpreteerd en toegepast moeten worden. Alles wat dubbel, anders en onnodig is, moet ook wat mij betreft onderdeel zijn van het bekijken van de rechtsbescherming van vooral asielzoekers. Daarover heb ik de Kamer een brief toegezegd in het najaar. De Kamer weet dat ik nadenk over het concept van bescherming. De rechtsbescherming zal ik daarin uitdrukkelijk meenemen.

De heer De Krom (VVD): Dat brengt mij op de vraag wat er is gebeurd met mijn tijdens het Kamerdebat aangehouden motie. Wij spreken nu immers over de doorwerking van jurisprudentie in de verschillende lidstaten. Ik heb betoogd dat daarbij per definitie sprake is van ongelijkheid. Een aantal landen heeft een opt-out op dat punt. In Duitsland is de systematiek immers anders omdat internationale verdragen daar aan de grondwet worden getoetst via het Bundesverfassungsgericht. De uitwerking in de verschillend landen kan dus anders zijn. Dat is de strekking van de eerdere motie van de heer Visser. Ik heb opnieuw gevraagd om goed onderzoek te doen naar hoe de systematiek in de verschillende landen uitwerkt. Ik heb nog geen antwoord van de regering gehad op mijn vragen. In afwachting daarvan heb ik mijn motie aangehouden.

De staatssecretaris: Ik kan mij een en ander niet helemaal herinneren. Ik weet wel dat er een reden was om de motie aan te houden. Ik weet even niet meer welke toezegging ik heb gedaan.

De voorzitter: Misschien dat u het antwoord nog weet voor het einde van het debat.

De staatssecretaris: Zo niet, dan laat ik morgen sowieso weten hoe het staat met deze toezegging.

Het belang van de verschillende vormen van cumulerende rechtsbescherming zal naar mijn verwachting afnemen als de EU is toegetreden tot het EVRM.

De heer Van de Camp, de heer De Wit en de heer Anker spraken over Sri Lanka en de actuele situatie. In mei van dit jaar kan een algemeen ambtsbericht klaar zijn. Het klopt dat ik voor dat moment specifiek zal vragen naar de situatie van de Tamils en het binnenlands vluchtalternatief. Ik houd daarbij de volgende volgorde aan. Als het antwoord van Buitenlandse Zaken mij reden geeft om per direct maatregelen te nemen, zal ik dat aan de Kamer melden. Anders krijgt de Kamer de benodigde informatie bij het algemeen ambtsbericht. Dan wijzigt er niets.

De heer Heemelaar vraagt om nu te stoppen met het terugzenden van Tamils. Daar heb ik zo-even een antwoord op gegeven. Ik ga niet stoppen met terugzenden.

De heer Heemelaar en de heer Spekman hebben gevraagd naar bescherming van homoseksuele asielzoekers. De toezeggingen onderstreep ik nogmaals. Er komt een gesprek met het COC. Er vinden ook al gesprekken plaats. Ik kan de Kamer binnen nu en twee weken over de uitkomst inlichten.

De heer Spekman heeft over de amv’s gesproken. Het klopt dat dit onderwerp niet geagendeerd is. Alles wat ik aan het einde van mijn eerste termijn vertelde, was dan ook naar aanleiding van twee vragen van twee Kamerleden. Het was ook mede naar aanleiding van schriftelijke vragen van de heer De Krom. Zijn laatste vraag was om die te beantwoorden voor het algemeen overleg van 1 april. Ik heb een concept gezien waarin het antwoord op die vraag ja was. Volgens mij heb ik dat concept zelfs getekend. De Kamer krijgt die brief vandaag of morgen. Ik wilde de antwoorden die ik kon geven echter nu ook al geven. De schriftelijke antwoorden zullen conform de door mij zo-even gegeven antwoorden zijn. De heer Spekman heeft gelijk als hij zegt dat dit debat op andere momenten terug zal komen.

Ik heb overigens niet gezegd dat alle teruggestuurde minderjarigen door familie opgehaald zijn. Waar het IOM heeft geassisteerd, zijn de kinderen echter opgehaald.

De heer Anker vraagt naar een update van het ambtsbericht voor Iran op het punt van de christenen, zonder te hoeven wachten op het nieuwe ambtsbericht van mei-juni. Men moet zich voorstellen dat er aanvullende berichten aan Buitenlandse Zaken worden gevraagd als daartoe aanleiding is. Wij hebben dat gedaan bij het wetsvoorstel dat nu aanhangig is bij het Iraans parlement. BuZa is daar al naar gevraagd. Wij wachten dan niet op het geplande ambtsbericht, maar vragen naar de stand van zaken. Het bericht dat de wet nog niet door het parlement is behandeld, komt van Buitenlandse Zaken. Er wordt periodiek gerapporteerd. Zodra er een uitspraak is, word ik daarover geïnformeerd.

Hoe wordt inzichtelijk gemaakt dat de geconstateerde gebreken bij de medische zorg door de betrokken organisaties worden opgepakt? Wij rapporteren voor de zomer uitgebreid over de stand van zaken. Dat gaat niet alleen over de kinderziektes en hoe die opgelost zijn, maar ook hoe een en ander structureel is geborgd. Wij voorzien daar graag in.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb het idee dat de staatssecretaris goed geïnformeerd is door haar ambtenaren. Ik heb echter vernomen dat de wet wel door het parlement in Iran is en dat men wacht op een laatste bekrachtiging. Men is dus al een stuk verder.

De staatssecretaris: Volgens mij spreken wij over hetzelfde. Er is een principeakkoord in het parlement. Dat kan zo opgevat worden als dat de wet door het parlement is. Over twee specifieke artikelen, artikel 285 en nog een, vindt echter nadere discussie plaats in het parlement. Helemaal geaccordeerd en kant en klaar is het dus nog niet volgens de laatste stand van zaken van Buitenlandse Zaken.

De heer De Krom vraagt naar Iran en wil meer inzicht krijgen in de weging bij bekeerde christenen uit Iran. Mensen worden toegelaten en afgewezen op deze grond. Als wij mensen toelaten of afwijzen, zijn advocaten vaak al gedoken in de gronden voor toelating en de weging daarvan. Op grond van het gelijkheidsbeginsel wordt dan bijvoorbeeld gezegd: deze of die moet ook toegelaten worden. Die rechtszaken zijn gewoon openbaar, ook de uitspraken. Daar kan de Kamer dus informatie winnen. Misschien is het interessanter om de heer De Krom een werkbezoek aan te bieden aan units van de IND die werken met bijzondere groepen. Ik denk dan ook aan alleenstaande vrouwen. Daarbij wordt specifiek gekeken of die in een situatie worden gebracht die voor ons acceptabel is. Dan kan de heer De Krom zien hoe IND’ers tot besluiten komen.

De heer De Krom (VVD): Aangenomen.

De voorzitter: Ik neem aan dat de uitnodiging aan de commissie is gericht. Wij komen erover te spreken in de procedurevergadering.

De staatssecretaris: Als er geen behoefte bestaat aan een commissiebezoek, is de heer De Krom ook als individueel Kamerlid van harte welkom.

De motie van de heer De Krom zag toe op een eerdere motie van zijn fractiegenoot de heer Visser. De minister van BZK had op die motie negatief gereageerd. Ik bekijk of het kabinet daar anders over denkt, kabinetsbreed dus inclusief de positie van BZK. Deze opmerking in dit debat zie ik als aanmoediging om snel met een reactie te komen. Volgens de laatste berichten zijn wij daarmee al bezig.

De heer De Krom (VVD): De motie van de heer Visser is met algemene stemmen aangenomen, maar niet volledig door de regering uitgevoerd. Mijn motie vraagt om dat alsnog te doen. Dat verzoek staat totdat ik antwoord krijg.

De staatssecretaris: U gaat antwoord krijgen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

Griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (ChristenUnie) en Heemelaar (GroenLinks).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Van Raak (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), De Roos-Consemulder (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie) en Halsema (GroenLinks).