Voorgesteld 6 juli 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Tweede Kamer reeds vanaf 2004 met de motie-Rouvoet de Armeense genocide unaniem heeft erkend, nadien gevolgd door de expliciete erkenning door het parlement door middel van de motie-Voordewind c.s. in 2018;
overwegende dat de motie-Voordewind c.s. uit 2021 die de regering heeft opgeroepen de Armeense genocide te erkennen, met steun van vrijwel de gehele Tweede Kamer is aangenomen;
overwegende dat in het coalitieakkoord afgesproken is dat Nederland samen met een representatief aantal gelijkgestemde EU-lidstaten de erkenning van genocides bekijkt, en onder welke voorwaarden gezamenlijk tot erkenning van genocides kan worden overgegaan;
verzoekt de regering om bij gelijkgestemde EU-lidstaten na te gaan of en hoe gelijktijdig met deze landen overgegaan kan worden tot erkenning van de Armeense genocide en de Oeigoerse genocide, en de Kamer hierover voor de behandeling van de begroting voor 2023 te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ceder
Agnes Mulder
Van der Plas