Het Brusselse Lobbyschandaal. |
|
Thom van Campen (VVD), van Waveren , Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Schoof |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuws dat de Europese Commissie via het EU LIFE Programme NGO’s heeft gesubsidieerd om te lobbyen voor haar eigen klimaat- en milieuplannen bij Europarlementariërs?1
Kunt u aangeven of de toenmalige Eurocommissaris voor Klimaat in enig contact met de Nederlandse regering melding heeft gemaakt van dergelijke «lobbycontracten»?
Kunt u toelichten in hoeverre de Nederlandse regering op de hoogte was van deze «lobbycontracten» tussen de Europese Commissie en de NGO’s?
Bent u van mening dat het zeer onwenselijk is dat de uitvoerende macht (via de Europese Commissie) de wetgevende macht (het Europees Parlement) middels deze schaduwlobby beïnvloedt en daarmee dus de scheiding der machten ondermijnt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op openbaarmaking van de contracten die tussen 2012 en nu zijn gesloten en die gericht zijn op beïnvloeding, om zo het vertrouwen te herstellen door middel van transparantie?
Bent u op de hoogte van het feit dat er in het wetsvoorstel voor het LIFE Programme, dat is voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, geen melding wordt gemaakt van dergelijke «lobbycontracten»?
Deelt u de mening dat het problematisch is dat de Eurocommissaris het parlement en de Raad niet volledig heeft ingelicht over deze bijzondere uitvoering van de verordening?
Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op openbaarmaking van het type NGO’s of andere organisaties waarmee vergelijkbare «lobbycontracten» zijn afgesloten, bijvoorbeeld in het kader van het migratiedebat of economische vraagstukken?
Kunt u aangeven welke Nederlandse NGO's, of NGO's met een Nederlandse afdeling, betrokken waren bij dergelijke lobbycontracten?
Wilt u er met het kabinet op toezien dat de Europese Commissie, conform de uitspraken van Eurocommissaris Serafin, spoedig met strenge regels komt om dit soort lobbypraktijken met belastinggeld te voorkomen? En kunt u delen in hoeverre u deze maatregelen voldoende acht?
In hoeverre maken Nederlandse ministeries gebruik van dit soort «lobbycontracten» met tussenpartijen om eigen wetgeving te beïnvloeden, of hebben zij dit gedaan sinds 2010?
Heeft de regering in de afgelopen vijf jaar opdrachten gegeven of ingehuurd voor het onderhouden van parlementaire contacten aan personen of organisaties buiten de Rijksdienst, met uitzondering van vervanging bij ziekte? Zo ja welke opdrachten zijn dit geweest? Graag een volledig overzicht per opdracht.
Is er de afgelopen vijf jaar door een ministerie of uitvoeringsorganisatie opdracht of subsidie gegeven voor beïnvloeding of lobby, gericht op een specifieke partij, fractie of politicus of een groep partijen, fracties of politici?
Zo ja, kunt u voor elk geval specifiek aangeven wat het doel van de lobby was en op wie die gericht werd?
Indien onbekend, bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar de mogelijke contractuele eisen en (subsidie)sturing vanuit het ministerie met als doel beïnvloeding van beleid, tot en met 2012? Zo ja, binnen welke termijn kunnen we dit verwachten?
Kunt u een overzicht geven van subsidiebesluiten en opdrachten van het Rijk met als doel beleidsbeïnvloeding per ministerie over de afgelopen 8 jaar? Zo ja, binnen welke termijn kunnen we dit verwachten?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden binnen drie weken?
Bent u bekend met de Duitse «Stoffstrombilanzverordnung», die regelt hoe landbouwbedrijven moeten omgaan met nutriënten en hoe operationele «Stoffstrombilanzen» moeten worden opgesteld?
Ziet u de overeenkomst met de Nederlandse discussie over doelsturing of het uitwerken van een afrekenbare stoffenbalans om emissiedoelen te realiseren, en bent u bereid om deze verordening te betrekken bij de uitwerking van uw voorstellen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reflectie op een analyse van deze verordening? Waar ziet u overeenkomsten met de Nederlandse ambitie om te komen tot emissiereductie en waar ziet u verschillen?
Bent u ermee bekend dat de Duitse overheid al lang spreekt met de Europese Commissie over deze vorm van emissiereductie? Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Duitse autoriteiten hierover en de Kamer over het resultaat te informeren? Indien nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat we kostbare middelen en tijd kunnen besparen door ons voordeel te doen met de Duitse verordening voor emissiereductie in Nederland in plaats van dat we hier het wiel opnieuw gaan uitvinden?
Wilt u de beantwoording van deze vragen betrekken bij de toegezegde januaribrief waarin u concreter ingaat op de uitwerking van uw stikstofbeleid, emissiereductie en doelsturing?
Het bericht 'Moldavië kondigt noodtoestand af vanwege wegvallen Russisch gas' |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Moldavië kondigt noodtoestand af vanwege wegvallen Russisch gas»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe duidt u het afkondigen van de noodtoestand in Moldavië door de Moldavische regering?
Het afkondigen van de noodtoestand van Moldavië is de reactie van de Moldavische regering op het stopzetten van Russische gasleveranties na het aflopen van het transitcontract met Oekraïne op 31 december 2024. De noodtoestand stelt de Moldavische regering in staat bijzondere maatregelen te nemen om te kunnen blijven voorzien in levering van elektriciteit en aardgas, en het risico van een economische en humanitaire crisis te mitigeren. Bijvoorbeeld door het ondersteunen van leveranciers en systeembeheerders bij het kopen, vervoeren en distribueren van elektriciteit en aardgas, alsmede de meest kwetsbare mensen van de Moldavische bevolking extra financiële ondersteuning te geven.
Denkt u dat het uitroepen van de noodtoestand in Moldavië een verder destabiliserende werking kan hebben in Moldavië?
De afkondiging van de noodtoestand werd voorgesteld door de regering op basis van het rapport van de Commissie voor Noodsituaties van Moldavië, waarin werd gesteld dat het dreigende energietekort de veiligheid van Moldavië ondermijnt. De noodtoestand draagt bij aan het mitigeren van de destabiliserende gevolgen als gevolg van de energiecrisis. Het voorstel tot het besluit om een noodtoestand af te kondigen is op 13 december 2024 met een meerderheid aangenomen door het parlement.
Hoe beoordeelt u de rol van Rusland bij het laten stopzetten van het gas aan Moldavië?
Gazprom, voor het overgrote deel in handen van de Russische overheid, heeft een contractuele verplichting gas te leveren tot medio 2026 en is daarbij ook verantwoordelijk voor het regelen van de transit naar Moldavië. Het transitcontract via Oekraïne is afgelopen maar er zijn alternatieven zoals Turkstream. Het door Gazprom stopzetten van gasleveranties is kwalijk en werkt destabiliserend in de regio. Voor nu wordt voornamelijk de bevolking getroffen in de door Rusland gecontroleerde regio Transnistrië: fabrieken staan er stil en huishoudens hebben problemen met verwarming en elektriciteit. In de Republiek Moldavië verdubbelden energieprijzen als gevolg van het besluit tot stopzetting, ondanks de maatregelen die de Moldavische regering heeft genomen in de aanloop hiernaar toe, zoals het aanhouden van extra gasreserves. Zoals bekend vinden in 2025 parlementsverkiezingen plaats in Moldavië.
Gazprom wil dat Moldavië eerst voldoet aan een vermeende schuld van 709 miljoen euro aan achterstallige betalingen. Gazprom heeft aangegeven geen gas te leveren via alternatieve routes zolang deze vermeende schuld nog openstaat. Moldavië heeft een audit laten uitvoeren door onafhankelijke Europese auditbureaus, waaruit blijkt dat de daadwerkelijke openstaande schuld maar 8,6 miljoen euro betreft.
Welke maatregelen kunt u nemen om Moldavië te steunen op het gebied van energiezekerheid?
Nederland beziet momenteel in EU verband op welke manier het Moldavië extra kan ondersteunen op korte termijn.
Hoe kunt u Moldavië ondersteunen om op termijn minder afhankelijk te zijn van Russisch gas?
Rusland poogt al langere tijd Moldavië te controleren door middel van energie. Nederland heeft in 2021 een Nederlandse gasexpert gefinancierd die Moldavië heeft geholpen bij het afbouwen van energieafhankelijkheid van Rusland. De EU, EBRD en EIB financieren – mede naar aanleiding van diens aanbevelingen – nieuwe koppelingen aan het Europese elektriciteitsnetwerk. De eerste van drie geplande nieuwe interconnectors komt eind 2025 gereed. In voorgaande jaren financierde de EBRD en de EIB ook een gas-interconnector tussen Moldavië en Roemenië, en opende de EBRD een doorlopende lening voor de aankoop van gas door Moldavië. Nederland levert technische assistentie (2022 t/m 2026, EUR 900.000) om Moldavië te ondersteunen bij energie-efficiëntie en de ontwikkeling van duurzame energie.
Hoe zet u zich vanuit Nederland, de Europese Unie (EU) en met bondgenoten in om Moldavië verder te ondersteunen om destabilisering vanuit Rusland tegen te gaan?
Samen met bondgenoten en partners steunt Nederland Moldavië in het versterken van zijn weerbaarheid. In 2023 opende Nederland een ambassade in Chisinau met als één van de speerpunten het versterken van de weerbaarheid van de rechtstaat en de weerstand tegen hybride dreigingen, met name op cybergebied. Zo steunt Nederland ook instanties die de verspreiding van desinformatie tegengaan. Via de EU Partnership Mission Moldova (EUPM) ondersteunt Nederland het Moldavische cyberagentschap, dat een cruciale rol speelde in het versterken van de weerbaarheid tegen cyberaanvallen in aanloop naar de presidentiële verkiezingen. In april vorig jaar tekende Nederland een intentieverklaring met Moldavië om de samenwerking op het gebied van defensie te intensiveren. De Europese Commissie heeft in december een Groeiplan gepresenteerd dat beoogt de economie van Moldavië te stimuleren en te diversifiëren richting Europese markten.
Het Radio 1 interview ‘5 jaar BBB: Waar komt de partij vandaan en waar gaan ze naar toe’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het radio-fragment waarin BBB-Kamerlid Vermeer stelt dat «de VVD moet wennen dat er een totaal ander landbouwbeleid is»?1
Ik heb kennisgenomen van dit interview.
Deelt u deze opvattingen van het Kamerlid Vermeer? Zo ja, op grond waarvan doet u dat? Zo nee, bent u bereid om hier afstand van te nemen?
Het is niet aan mij om te reflecteren op politieke uitspraken van individuele Kamerleden.
Deelt u de mening van het Kamerlid Vermeer dat het Hoofdlijnenakkoord in volledigheid dient te worden eerbiedigd, waarmee zo snel mogelijk – en eigenlijk per direct – navolging dient te worden gegeven aan onderstaande gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord?
Het Hoofdlijnenakkoord is voor mij de opdracht die ik van uw Kamer heb gekregen. Ik span mij tot het uiterste in om de afspraken die in het Hoofdlijnenakkoord zijn gemaakt tussen de Tweede Kamerfracties van de PVV, VVD, NSC en de BBB, die door dit kabinet zijn uitgewerkt in het Regeerprogramma, waar te maken. Ik streef daarbij naar het maximale resultaat, maar vind het belangrijk om erop te wijzen dat ik voor navolging van alle afspraken vaak afhankelijk ben van onderhandelingen met derden, de Europese dimensie en de doorwerking van het beleid in de praktijk (zoals autonome ontwikkelingen in de markt en bijdragen van ketenpartijen en agrarisch ondernemers). Dit neemt niet weg dat ik de gemaakte afspraken zie als mijn opdracht.
Hoe staat het in die hoedanigheid met de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te zetten voor een regio-specifieke derogatie van de Nitraatrichtlijn, gebaseerd op gemeten waterkwaliteit zoals in andere landen?
In mijn brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt (Kamerstuk 33 037, nr. 559) heb ik uw Kamer over alle bovenstaande -en andere- zaken uitgebreid geïnformeerd over mijn voorgenomen aanpak, waar ik ten volle aan werk. Met uw Kamer heb ik in recente debatten (WGO Meststoffenwet op 7 oktober jl. en begrotingsbehandeling LVVN op 18 oktober), uitgebreid hierover van gedachten gewisseld. In deze debatten heb ik mijn inzet en mijn acties op de verschillende thema’s ook mondeling nader aan u mogen toelichten.
Ten aanzien van uw vraag over de derogatie verwijs ik u graag naar pagina 8 en 9 van de voornoemde Kamerbrief.
Ten aanzien van uw vragen over de beperking van de derogatievrije zones en het aanpassen van de breedte ervan verwijs ik u graag naar pagina 4 en 5 van voornoemde Kamerbrief.
Ten aanzien van uw vraag over het schrappen van de maximale hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest uit de Nitraatrichtlijn verwijs ik u graag naar pagina 8 van voornoemde Kamerbrief.
Hoe staat het met de in de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te zetten voor de beperking van derogatievrije zones (overgangsgebieden) rondom Natura 2000-gebieden tot alleen stikstofgevoelige natuurgebieden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te zetten voor het verkleinen van de bufferstroken van 250 meter naar 100 meter?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te zetten voor het schrappen van de maximale hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest van 170 kilogram per hectare uit de Nitraatrichtlijn?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat het met de gemaakte afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om alles op alles te zetten voor de herijking van de Natura 2000-gebieden gericht op een hoofdstructuur van robuuste natuurgebieden (geen snippernatuur)?
In het Hoofdlijnenakkoord is de ambitie opgenomen om Natura 2000-gebieden te herijken, waarbij het kabinet wil toewerken naar een hoofdstructuur van robuustere natuurgebieden. Dit is in het regeerprogramma verder uitgewerkt. Een eerste stap is om nationale voorbereidingen te treffen om zo waar nodig met goed onderbouwde voorstellen het gesprek met de Europese Commissie en lidstaten aan te gaan. Daar waar instandhoudingsdoelen elders in Nederland beter, robuuster en efficiënter gerealiseerd kunnen worden, onderzoeken we of verschuiving van doelstellingen past binnen de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). Waar nodig gebeurt dat in afstemming met het Ministerie van VRO. Het kabinet zal voortouwnemers verzoeken om vanuit hun gebiedskennis een inventarisatie te maken, waarvoor LVVN ter ondersteuning een verduidelijkend beleidskader opstelt. Afhankelijk van de resultaten die uit de uitvraag volgen en voorzien zijn vanaf medio 2025, wil Nederland het gesprek in Brussel aangaan met Commissie en lidstaten, om waar nodig constructief op zoek te gaan naar werkbare oplossingen om efficiënter een gunstige staat van instandhouding te bereiken.
Hoe vaak bent u inmiddels in Brussel geweest om bovenstaande afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord bij de Europese Commissie aanhangig te maken en welke resultaten hebben deze bezoeken opgeleverd?
Sinds de Staatssecretaris van LVVN en ik op 2 juli jl. zijn aangetreden, zijn wij beiden of ten minste één van ons, afhankelijk van de agenda, bij alle formele en informele bijeenkomsten van de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) in Brussel, Luxemburg en Boedapest aanwezig geweest. Daar hebben wij de speerpunten op het gebied van LVVN uit het Hoofdlijnenakkoord, waaronder mest (onder andere derogatie, Nitraatrichtlijn en RENURE), pulsvisserij en Natura 2000-gebieden met verschillende van onze collega-bewindslieden besproken tijdens de vergadering zelf en/of in (bilaterale) gesprekken en/of en marge van de Raad. Daarbij hebben wij continue het belang van inzet in de EU op innovatie, doelsturing en voedselzekerheid onderstreept, zoals genoemd in het Regeerprogramma. Wij nemen tijdens deze gesprekken en bijeenkomsten doorgaans een open en constructieve houding aan. Ook is er veelvuldig contact met andere lidstaten en de Commissie op ambtelijk niveau. Wij voeren deze gesprekken met het doel om onze relaties met andere lidstaten en de Commissie te versterken en het draagvlak voor onze voorstellen en ideeën te vergroten. Daar zijn wij nog steeds mee bezig en gaan wij ook mee door. Tot nu toe ontmoeten wij bij onze collega-bewindspersonen begrip voor de Nederlandse situatie en constructieve reacties.
Kunt u nog altijd garanderen dat er gedurende uw ambtstermijn geen sprake zal zijn van een generieke korting op dierrechten in de veehouderij, hetgeen is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord?
In het Hoofdlijnenakkoord van de Tweede Kamerfracties van de PVV, VVD, NSC en de BBB is de volgende zin opgenomen: «De mestcrisis krijgt urgente aandacht, opdat geen sprake is van een generieke korting.»
In mijn brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt heb ik aangegeven: «Ik ga er dan ook alles aan doen om de problematiek op de mestmarkt de urgente aandacht te geven die het verdient en zal mij vol inzetten om een generieke korting als gevolg van het overschrijden van de mestproductieplafonds te voorkomen, zoals ook in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen».
Zoals ik in de Nota naar aanleiding van het verslag van de wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (Kamerstuk 36 618, nr. 34) heb aangegeven, kan ik niet garanderen dat er geen sprake zal zijn van een generieke korting. Zoals in voornoemde Nota naar aanleiding van verslag is aangegeven, volgt uit de artikelen 33Ab en 33Ac van de Meststoffenwet dat een generieke korting kán worden toegepast bij overschrijding van de sectorale mestproductieproductieplafonds. Nederland zal moeten voldoen aan de voorwaarde over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking en aan haar eigen nationale regelgeving waarin de mestproductieplafonds zijn vastgelegd (de in artikel 18a Meststoffenwet en thans in de Urm opgenomen mestproductieplafonds). Ik span mij tot het uiterste in om met de ingezette maatregelen te borgen dat de mestproductieplafonds niet worden overschreden om een generieke korting te voorkomen. Daarnaast is bijvoorbeeld de potentiële reductie in de melkveehouderij door het voerspoor van groot belang voor het verlagen van de mestproductie onder het nationale mestproductieplafond en daarmee het voorkomen van een mogelijke generieke korting. Hiervoor verwacht ik een grote inspanning van ketenpartijen in de melkveehouderij en melkveehouders verwacht.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en wel voor het plaatsvinden van de commissiedebatten Mestbeleid op 7 november 2024 en Stikstof, NPLG en Natuur op 4 december 2024?
Ja.
Het bericht ‘Rechter dwingt provincie stikstofvergunning plasticfabrikant aan te passen' |
|
Thom van Campen (VVD), Harm Holman (NSC) |
|
Wiersma |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de rechterlijke uitspraak die de provincie Brabant verplicht om de stikstofvergunning van plasticproducent Sabic deels in te nemen?1
Ja.
Op grond van welke wet- en regelgeving heeft de rechter geoordeeld dat de ongebruikte (hierna: latente) vergunninsruimte van het bedrijf moet worden ingenomen?
In deze zaak is nog de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing, die van kracht was tot 1 januari 2024. De zaak heeft betrekking op een verzoek tot intrekking van een deel van de latente ruimte in de natuurvergunning van een kunststof producerend bedrijf. De bevoegdheid tot intrekking was neergelegd in artikel 5.4 Wnb.2
Kunt u bevestigen dat de rechter dit noodzakelijk achtte omdat het niet goed gaat met het nabijgelegen Natura 2000-gebied de Brabantse Wal? Zo ja, hoeveel Nederlandse Natura 2000-gebieden bevinden zich in soortgelijke staat?
De rechtbank heeft het besluit van de provincie Noord-Brabant vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, met de volgende aanwijzing: «wijzig de natuurvergunning van SABIC zodanig dat een substantieel deel wordt beperkt van de niet gebruikte emissieruimte vanwege de Cogen2 installatie waarop deze vergunning betrekking heeft». Die aanwijzing geldt alleen «indien voor 28 februari 2025 geen nieuw provinciaal beleid omtrent de intrekking of wijziging van natuurvergunningen (inclusief vergunningen voor Natura 2000-activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet) is vastgesteld.» In de conclusie stelt de rechtbank verder dat het aan het College is te bepalen hoe groot dat deel is en dat het college concrete plannen van SABIC hierbij kan betrekken. Het bedrijf heeft door een eerdere vervanging van een verbrandingsinstallatie een veel lagere stikstofemissie dan vergund, waardoor zijn natuurvergunning uit 2016 veel latente ruimte bevat. De rechtbank meent dat het college bij de beoordeling van het verzoek tot intrekking of wijziging van de vergunning had moeten nagaan waarom de latente ruimte niet substantieel zou kunnen worden beperkt. De rechtbank betrekt in het oordeel inderdaad de verslechterde staat van de natuur in het Natura 2000-gebied de Brabantse Wal. Voor informatie over de staat van Natura 2000-gebieden verwijs ik naar de uitkomsten van de natuurdoelanalyses, waar uw Kamer onder meer bij brief van 9 april 2024 (Kst. 33 576, nr. 371) over is geïnformeerd.
Wat vindt u van het verweer van de rechter tegen de argumentatie van de provincie, waarin hij stelt dat het belang van rechtszekerheid niet zwaarder mag wegen dan natuurbelang?
Het is niet aan mij om een concrete weging te geven aan deze specifieke uitspraak, nu ik geen direct belanghebbende ben bij deze zaak. Vanuit beleidsmatig oogpunt vind ik het van groot belang dat de rechtszekerheid van een ondernemer stevig wordt meegenomen en gewogen bij dergelijke afwegingen.
Kunt u juridisch motiveren waarom de provincie dan wel juist stelt dat sprake moet blijven van rechtszekerheid, indien u dit verweer niet deelt?
De provincie zal een nieuw besluit moeten nemen dat in overeenstemming is met de uitspraak van de rechtbank.
Vreest u precedentwerking van deze rechterlijke uitspraak voor andere situaties waarin sprake is van latente stikstofruimte in Wet natuurbescherming (WNb)-vergunningen? Indien nee, waarom niet? Indien ja, hoe gaat u dit voorkomen?
De vraag of hier precedentwerking van uitgaat, is pas aan de orde als dit oordeel wordt bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wat gaat u op korte termijn doen om de depositie vanuit álle provincies terug te dringen?
Het kabinet zet in op een structurele verlaging van de uitstoot van stikstofemissies. De komende tijd zijn effecten te verwachten van diverse maatregelen, zoals bijvoorbeeld de Lbv, de Lbv-plus en de diverse andere instrumenten uit de aanpak piekbelasting. Ook zet het kabinet aanvullend in op een aanpak met als belangrijke componenten een inzet op juridisch houdbare innovaties. vrijwillige beëindiging en diverse maatregelen in het kader van de mestproblematiek. Tegelijkertijd wordt toegewerkt naar bedrijfsspecifieke doelen, zodat ondernemers weten wat er van ze verwacht wordt. Relevant is tot slot dat het kabinet breder kijkt dan alleen de drukfactor stikstof en breder stuurt op de natuurkwaliteit en op andere drukfactoren, daar waar dat voor de natuur noodzakelijk is.
Hoe gaat u voorkomen dat in het hele land verplicht vergunningen moeten worden ingetrokken door bevoegde gezagen, en daarmee het ondernemingsklimaat in Nederland ernstig wordt geschaad door het ontbreken van landelijke stikstofreducerende maatregelen op korte termijn?
Ik vind het belangrijk dat we ondernemingen zekerheid en toekomstperspectief kunnen blijven bieden, en richt mij daar met de bovengenoemde aanpak ook op. Een belangrijke sleutel daarvoor is het realiseren van voldoende natuurherstel. Zoals ook in antwoord 7 is aangegeven, zet het kabinet daarvoor in op een structurele daling van de stikstofuitstoot, in combinatie met de bredere natuurinzet.
Deelt u de opvatting dat u de verantwoordelijkheid draagt voor het formuleren van beleidsregels over hoe om te gaan met latente ruimte in WNb-vergunningen? Zo ja, welke stappen onderneemt u hiertoe?
Gedeputeerde staten zijn in de meeste gevallen het bevoegd gezag voor de natuurvergunning, de daarmee samenhangende beleidskaders en het opstellen van beleidsregels. Op dit moment is intern salderen vergunningvrij en is er geen aangrijpingspunt voor het opstellen van beleidsregels over hoe om te gaan met latente ruimte bij intern salderen. Er is wel ruimte voor het opstellen van beleidsregels over het ambtshalve of op verzoek geheel of gedeeltelijk intrekken van natuurvergunningen.
In de motie-Bromet/Grinwis roept uw Kamer mij op om het onderdeel over het vergunningplichtig maken van intern salderen uit het wetsvoorstel dat het vorige kabinet in voorbereiding had, naar de Kamer te sturen vóór het commissiedebat van 4 december 2024.3 Over de uitwerking van deze motie zal ik u op korte termijn informeren.
Bent u bekend met het bericht «Europese miljarden voor bestrijding migratie in Afrika komen nauwelijks goed terecht: «school zonder elektriciteit kreeg blender cadeau»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen en aanbevelingen uit dit rapport?
Graag verwijs ik voor de beantwoording van deze Kamervragen naar de kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Rekenkamer die uw Kamer gelijktijdig toekomt.
Het betreft hier een kritisch rapport van de Europese Rekenkamer dat tekortkomingen bloot legt in de programmering van de Europese Commissie. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de uitgaven en draagt soms bij aan mensenrechtenschendingen. Om dit te voorkomen is het cruciaal dat alle aanbevelingen met hoge urgentie worden opgevolgd. De Europese Commissie heeft aangegeven dat ze dat wil gaan doen. Nederland zal er bij de Europese Commissie stevig op aandringen dat dit ook gebeurt en zal de Europese Commissie vragen de lidstaten hierover te informeren.
Deelt u de mening van de Europese Rekenkamer dat de inzet van deze 4,5 miljard euro nauwelijks impact heeft gehad? Zo ja, wat ziet u als belangrijkste oorzaken? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet deelt deze interpretatie van deze genoemde conclusies niet en verwijst voor een nadere appreciatie naar eerder genoemde kamerbrief.
Deelt u de mening dat dit onbestaanbaar zou moeten zijn en dat het onacceptabel is dat er op deze wijze met belastinggeld wordt omgegaan?
Nederland vindt het van belang dat de middelen voor Europese ontwikkelingshulp ook worden ingezet om bij te dragen aan het verkrijgen van grip op migratie. Uiteraard dient de inzet van die middelen wel rechtmatig en doelmatig te zijn en plaats te vinden binnen de kaders van het internationaal en humanitair. In algemene zin geldt dat er niet één pasklare formule is voor inzet op basis waarvan de grip op migratie wordt vergroot. Dit is een leerproces en bovendien is effectieve inzet afhankelijk van de specifieke context. Op basis van de informatie uit het rapport van de Europese Rekenkamer concludeert het kabinet dat er met EUTF-fondsen resultaten behaald zijn, die ten minste gedeeltelijk hebben bijgedragen aan de overkoepelende doelen van de projecten.
Bent u bekend met de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer heeft gedaan in haar rapport? Zo ja, zijn deze aanbevelingen volgens u voldoende om Europees geld efficiënter te besteden? Zo niet, wat kan er volgens u nog meer worden aanbevolen?
Het kabinet verwelkomt deze aanbevelingen en deelt de visie van de Europese Rekenkamer dat implementatie ervan zal bijdragen aan de verhoogde effectiviteit van de inzet en de reductie van risico’s. Het kabinet vindt het positief dat de Europese Commissie heeft aangegeven alle aanbevelingen over te zullen nemen.
Wat vindt u van de uitspraak van een lid van de Europese Rekenkamer dat er te weinig focus was bij de besteding van de Europese gelden ten aanzien van de bestrijding van migratie uit Afrika?
Dit is een conclusie die ook in het rapport getrokken wordt. Het kabinet kan instemmen met de aanbeveling dat met het aanbrengen van meer focus effectiever kan worden bijgedragen aan het verkregen van grip op migratie.
Wat zou volgens u de focus moeten zijn ten aanzien van de besteding van Europese gelden in het kader van het tegengaan van migratie uit Afrika en op welke wijze kunnen wij hier vanuit Nederland op sturen?
Het Nederlandse beleid richt zich op het krijgen van grip op migratie, onder andere door het bevorderen van terugkeermogelijkheden, het terugdringen van irreguliere migratie, inclusief mensenhandel en mensensmokkel, en het beschermen van vluchtelingen en migranten. Daarnaast is Nederland actief in het ondersteunen veilige van opvang van vluchtelingen in de regio, om zo doorreis te beperken. Zo kunnen vluchtelingen als de situatie verbeterd in het land van herkomst ook makkelijker terug. Dit is veelal een wederzijds belang met de landen waarmee Nederland al dan niet via de EU mee samenwerkt.
Zijn er bij u nog meer voorbeelden bekend van geld dat niet goed terecht is gekomen dan reeds in het artikel benoemd? Zo ja, vanaf wanneer was u hiervan op de hoogte?
Het EUTF bestond uit € 5 miljard aan bijdragen. € 4,4 miljard daarvan kwam uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), waarvan het Nederlandse aandeel in de afdrachten 4,78% was voor het 11e EOF, en € 623 miljoen uit bilaterale bijdragen van EU lidstaten, het VK, Noorwegen en Zwitserland, waarvan € 29,362,000 euro van Nederland (t/m 31/12/2023). Sinds 2021 is het EUTF opgegaan in het instrument voor nabuurschap en internationale samenwerking (NDICI), dat onderdeel uitmaakt van de EU-begroting, en waarvan mede op Nederlands aandringen indicatief 10% naar migratie gaat. Het Nederlandse aandeel in de afdrachten aan de EU begroting is 6,1% (bni-sleutel).
Kunt u aangeven hoeveel van deze gelden uit Nederland afkomstig zijn en hoeveel geld er het komende jaar vanuit Nederland wordt afgedragen aan de EU voor het tegengaan van migratie uit Afrika?
Wat doet u eraan om de EU de gelden die zij vanuit Nederland krijgt effectief te laten besteden?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de besteding van de EU-middelen voor migratie. Nederland dringt erop aan dat deze middelen effectief en binnen de kaders van het internationaal en humanitair recht worden besteed. Nederland heeft als lidstaat inspraak in de programmering die Europese Commissie via de reguliere EU-gremia. Nederland spant zich er in Europees verband bijvoorbeeld voor in om de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie te versterken. Bovendien zoekt Nederland waar mogelijk synergiën tussen de Nederlandse en Europese inzet en programmering, om zo de kans op duplicatie van projecten te minimaliseren en gelden zo efficiënt mogelijk in te zetten (zie ook vraag 14).
Op welke wijze heeft u contact met de Europese Commissie over de bestrijding van migratie vanuit Afrika?
EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben via de reguliere EU-gremia geregeld contact met de Europese Commissie over het thema migratie in relatie tot derde landen, inclusief landen op het Afrikaanse continent. Het contact verloopt op reguliere basis en ad hoc als de actualiteit daar aanleiding toe geeft. Grip op migratie krijgen is een prioriteit van dit kabinet en wij kaarten het thema dan ook op verschillende niveaus aan bij de Europese Commissie.
Wat vindt u ervan dat onderzoeksteams van de Europese Rekenkamer in Libië geen toegang kregen tot detentiecentra om controles uit te voeren op het gebied van mensenrechten?
Wij zijn niet bekend met de omstandigheden waaronder de Europese Rekenkamer de toegang werd ontzegd. De Europese Rekenkamer is primair verantwoordelijk voor het controleren van de EU-uitgaven en heeft geen mandaat om mensenrechtencontroles uit te voeren in detentiecentra.
Bent u voornemens dit aan te kaarten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling? Zo ja, wat gaat uw inzet zijn? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van de Europese Rekenkamer wordt momenteel al besproken in een van de raadswerkgroepen, waar Nederland op ambtelijk niveau aan deelneemt. Indien blijkt dat dit niet afdoende is, kan Nederland dit ook in andere fora opbrengen. Een mogelijk forum is de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.
Zijn er voorbeelden vanuit Nederland waar de EU van kan leren?
Nederland heeft een aantal goedlopende partnerschappen in verschillende regio’s waar migratie een relevant thema is,waarbinnen het een aantal best practices heeft ontwikkeld. Zo werkt Nederland via het PROSPECTS programma met vijf verschillende VN en Wereldbank partners aan een integrale aanpak ter ondersteuning voor opvang in de regio, met name op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en vluchtelingenbescherming. Daarnaast bestaat COMPASS, een platform voor strategische samenwerking op migratie tussen Nederland, IOM en de veertien landen waarin het programma geïmplementeerd wordt. Eerder dit jaar heeft Nederland een bezoek gebracht aan de Europese Commissie om deze partnerschappen te presenteren en te bespreken hoe de EU-inzet daarop aansluit of van kan leren.
De uitvoering van het EUTF Afrika loopt eind 2025 af; zijn de EU en Nederland voornemens om dit programma te verlengen en zo niet, kan de Nederlandse bijdrage anders worden betrokken bij migratiedeals?
Het EUTF-instrument zal eind 2025 uitgefaseerd zijn en wordt niet verlengd. Het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), waarvan indicatief 10% wordt ingezet op migratie, loopt door tot 2027. Nederland blijft zich ervoor hard maken dat deze middelen door de Europese Commissie zo effectief mogelijk worden ingezet. Het is hierbij van belang dat lessen worden getrokken uit eerdere Europese inzet en ervaringen van Europese lidstaten met programma’s op het gebied van migratie. Er bestaat, zoals ook gesteld in vraag 4, geen pasklare formule om grip op migratie te vergroten. Het is een leerproces hoe de middelen het meest effectief en binnen de kaders van het internationaal en humanitair recht, kunnen worden ingezet. Daarbij zal Nederland ook het gesprek aangaan hoe deze inzet eventueel onderdeel kan zijn van brede partnerschappen met derde landen, die tot doel hebben in belangen van beide partijen te voorzien. Voor de EU zijn die belangen onder andere een betere grip op migratie.
Bent u bekend met de berichten «Georgië neemt omstreden wet aan tegen lhbtqia+-rechten» en «Beroemde trans vrouw vermoord in Georgië na invoering wet tegen lhbtqia+-rechten»?1 2
Ja.
Hoe kijkt u naar de anti-lhbtqia+ wet die onlangs door het Georgische parlement is goedgekeurd?
Ik betreur de aanname van de zogenaamde «protection of family values and minors»-wet zeer. Deze wetgeving ondermijnt de fundamentele rechten van de Georgische bevolking en is onverenigbaar met internationale verplichtingen en de EU-ambities van Georgië.
Aanname van deze wetgeving volgt op de op 14 mei jl. aangenomen zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet. Deze ontwikkelingen hebben er mede toe geleid dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. is geconstateerd dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
In hoeverre staat deze anti-lhbtqia+ wet volgens u haaks op Europese liberale waarden?
Gelijkheid en non-discriminatie zijn kernwaarden en grondrechten in de EU, die zijn vastgelegd in de EU-verdragen en in het Handvest van de Grondrechten van de EU. Aanname van wetten die deze gelijkheid en non-discriminatie aantasten staan daarmee dus haaks op onze Europese waarden.
Op welke manier ondersteunt Nederland de lhbtqia+ gemeenschap in Georgië?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Tbilisi sinds 2012 vanuit het Mensenrechtenfonds maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap. Naast directe financiering draagt de ambassade het belang van het onderwerp uit door aanwezigheid bij publieke bijeenkomsten en projecten. Ook heeft de ambassade regelmatig overleg met deze organisaties over uitdagingen voor de gemeenschap en de manier waarop Nederland met gelijkgezinde landen kan bijdragen aan hun inzet. Nederland heeft in contacten met de Georgische autoriteiten actief gepleit voor voldoende aandacht voor de bescherming van de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap en tegen wetgeving die die rechten nadrukkelijk inperkt.
Hoe kijkt u naar de rol van Russische beïnvloeding bij totstandkoming van dergelijke wetgeving?
Het kabinet heeft aandacht voor Russische beïnvloeding in landen die Rusland van oudsher als zijn invloedssfeer beschouwt, zoals Georgië. Het kabinet zet zich in op het versterken van weerbaarheid tegen Russische beïnvloeding in dergelijke landen.
Deze wet vertoont overeenkomsten met de Russische wetten die de vrijheid en rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Rusland sinds 2013 steeds verder inperken. Over een mogelijke rol van Russische beïnvloeding in de totstandkoming van deze wetgeving ga ik niet speculeren.
Ziet u ook een trend van anti-lhbtqia+ wetgeving in de Europese Unie (EU) en EU kandidaat-lidstaten?
Lhbtiq+-rechten staan ook in Europa onder druk. Het is zaak deze rechten actief te verdedigen. Dat doet Nederland in Europees verband en zal dat blijven doen.
Ziet u deze anti-lhbtqia+ wet als een voorbode van verdere rechtsstatelijke erosie in Georgië?
Ik beschouw deze wetgeving als een onderdeel van een negatieve trend op het gebied van rechtsstatelijkheid, ingezet door de Georgische regering. Zo heeft het Georgische parlement eerder dit jaar ook wetgeving aangenomen die de activiteiten van maatschappelijke organisaties stevig inperkt, (de zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet), en stappen gezet waardoor de onafhankelijkheid van verschillende staatsinstellingen wordt aangetast.
Hoe kan in Europees verband worden opgetreden als lidstaten of EU kandidaat-lidstaten anti-lhbtqia+ wetgeving invoeren?
Het invoeren van wetgeving die de grondrechten van minderheden ondermijnt is in strijd met het Unierecht. De Europese Commissie kan als reactie hierop een inbreukprocedure starten wanneer zij van mening is dat dit Unierecht geschonden wordt door een EU-lidstaat. Afhankelijk van de situatie kunnen mogelijk ook fondsen binnen de EU worden stopgezet.
Ook in het geval van kandidaat-lidstaten kan verstrekking van financiële middelen, bijvoorbeeld de pre-accessiemiddelen, worden heroverwogen. In het geval van Georgië is bij de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni jl. de financiële steun aan de overheid opgeschort, en zijn gelijktijdig middelen herverdeeld ten gunste van het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media. Momenteel zijn de officiële contacten op politiek niveau met Georgië bevroren.
In het algemeen is op kandidaat-lidstaten die toetredingsonderhandelingen voeren het brede spectrum van fundamentele rechten van toepassing binnen de systematiek van de EU-uitbreidingsmethodologie. Deze zijn onderdeel van het zogenaamde Fundamentals-cluster, hoofdstuk 23 («Judiciary & Fundamental Rights»). De toetredingssystematiek kent bijzonder gewicht toe aan dit onderhandelingscluster, en ziet erop toe dat rechten en vrijheden verankerd en gerespecteerd worden in lijn met Europese standaarden. Het kabinet besteedt hier expliciet aandacht aan.
Zal u ervoor pleiten dat de invoering van deze anti-lhbtqia+ wet consequenties moet hebben voor stappen in de Europese integratie van Georgië? Zo ja, welke consequenties? Zo nee, hoezo niet?
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven staat Nederland zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU. We houden streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn belangrijk en waar mogelijk ondersteunt Nederland daarbij. Er worden geen concessies gedaan aan deze criteria.
Tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. werd, mede op aandringen van Nederland al geconstateerd dat de acties van de Georgische regering hebben geleid tot het de facto stopzetten van het toetredingstraject.
Welke consequenties zullen er volgen voor de bilaterale en Europese betrekkingen met Georgië als ook na de Georgische parlementaire verkiezingen de Georgische rechtsstaat verder wordt beschadigd?
Nederland beziet steeds samen met andere partners wat de ontwikkelingen in Georgië betekenen voor de samenwerking met Georgië. Dit geldt zowel bilateraal als in EU-verband. Nederland blijft zich hard maken voor de noodzaak van het beschermen van lhbtiq+-rechten en de rechtsstaat in Georgië. In Europees verband komt dit nu neer op het de facto bevriezen van het toetredingsproces van Georgië. Dit is temeer spijtig daar de EU ook om geopolitieke redenen graag intensieve betrekkingen met Georgië wil onderhouden. Tevens worden de financiële middelen voor Georgië verschoven van middelen voor de overheid naar steun van het maatschappelijk middenveld. Nederland zal in Brussel aandringen op een nadere inventarisatie van consequenties voor Georgië en bij de Georgische autoriteiten blijven aandringen op het beschermen van de rechtsstaat. Bij verder afglijden van Georgië kunnen ook bestaande verworvenheden voor Georgië in relatie tot de EU in het gedrang komen, zoals de geldende visumvrijheid.
Deelt u de opvatting dat de verwerpelijke aangenomen wet tegen lhbtqia+ rechten bijdraagt aan een vijandig klimaat tegen minderheden, wat uiteindelijk kan leiden tot bijvoorbeeld de afschuwelijke moord op transvrouw Kesaria Abramidze?
Het aannemen van wetgeving die de rechten van minderheden aantast, draagt verder bij aan de kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden. Dit past helaas in een wereldwijde trend, waarbij een toenemend aantal landen de mensenrechten van lhbtiq+-personen beperkt. Dit kan uiteindelijk leiden tot een toename van geweld. Met betrekking tot de gruwelijke moord op Kesaria Abramidze wacht het kabinet het onderzoek hiernaar af.
Bent u bereid om openlijk richting de president van Georgië, mw. Salome Zourabichvili, steun uit te spreken voor de strijd tegen de afbraak van lhbtqia+-rechten in Georgië?
Nederland spreekt zich consequent uit voor lhbtiq+-rechten. Onze steun voor deze rechten heb ik onder andere publiek gemaakt via een verklaring na aanname van de Georgische lhbtiq+-wetgeving. Nederland heeft dit ook in gesprekken met de Georgische autoriteiten benadrukt.
Bent u bereid om de Georgische autoriteiten formeel te laten weten dat Nederland deze wet ten strengste afkeurt en dit Europese toenadering alleen maar verder wegbrengt?
Nederland heeft meermaals in gesprekken met de Georgische autoriteiten duidelijk gemaakt dat het de aanname van lhbtiq+-wetten zeer zorgelijk vindt. Daarbij is ook aangegeven dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. geconstateerd is dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
Het bericht dat de minister alle basisscholen in Nederland het boek “Wat zeg ik? Hondentaal voor kids” toestuurt |
|
Laura Bromet (GL), Pieter Grinwis (CU), Thom van Campen (VVD) |
|
Wiersma |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u dit bericht bevestigen?1
Ja. Inmiddels is in overleg met de Staatssecretaris van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) besloten de boeken niet meer te versturen aan basisscholen.
Wat is de aanleiding geweest voor dit ontegenzeggelijk sympathieke, maar vanuit de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) kwestieuze initiatief?
Dit initiatief is verbonden aan het maatregelenpakket tegen bijtincidenten dat op 18 december 2023 aan uw Kamer is gestuurd. Deze maatregelen richten zich met name op volwassenen. Veel bijtincidenten vinden echter plaats met kinderen. Zij zijn een kwetsbare groep die bovendien moeilijker te bereiken is met de aangekondigde maatregelen.
Dit is de reden dat mijn ambtsvoorganger, door middel van een speciale editie van dit boek, kinderen van 6–10 jaar op een luchtige manier wil laten lezen over hoe zij veilig met honden kunnen omgaan. De inhoud van het boek is gebaseerd op de informatie van het door LVVN gesubsidieerde Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG), zoals op de website www.minderhondenbeten.nl te vinden is.
Vindt u het een verantwoordelijkheid van uw ministerie om kinderboeken te verspreiden over basisscholen in Nederland, terwijl het waarschijnlijk geen hond interesseert? Zo ja, hoe voorkomt u dat u uiteindelijk voor boer en natuur de gebeten hond wordt? Zo nee, waarom heeft u dan toch dit initiatief genomen?
Mijn beleidsterrein beperkt zich niet tot boer en natuur. Ook onderwerpen als dierenwelzijn en hondenbeleid behoren daartoe. Het verstrekken van informatie over veilige omgang met honden, met als doel om bijtincidenten te voorkomen zie ik dan ook als mijn verantwoordelijkheid.
Hoeveel geld kost dit initiatief het Ministerie van LVVN en vreest u niet dat hiermee geld voor boer en natuur aan verkeerde doelen wordt besteed, waardoor zij de hond in de pot dreigen te vinden?
De totale geraamde kosten voor dit initiatief bedragen € 45.000 exclusief btw.
Is dit een gezamenlijk initiatief van de Ministeries van LVVN en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, of dreigen onze fracties hiermee slapende honden wakker te maken?
Dit is een initiatief van het Ministerie van LVVN in het kader van de aanpak tegen bijtincidenten door honden.
In het nieuwe regeerprogramma dat op 13 september jl. is gepresenteerd staan ambities genoemd op het gebied van onderwijs. Zo staat er dat scholen zich in de eerste plaats moeten kunnen richten op lezen, schrijven en rekenen en die zaken die belangrijk zijn voor kinderen om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Ook is het een ambitie van het kabinet om overladenheid van het curriculum bij basisscholen tegen te gaan.
In verband met deze ambities is in overleg met de Staatssecretaris van OCW besloten de boeken niet meer vanuit LVVN te versturen aan basisscholen. Dat besluit heeft niets te maken met de inhoud van de boeken. Er wordt op dit moment gekeken naar een alternatieve bestemming.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden in samenhang met de gestelde vragen van het lid Kisteman (2024Z12563), teneinde te voorkomen dat blaffende honden zullen bijten?
Beide sets vragen zijn in samenhang beantwoord. De antwoorden op de vragen van lid Kisteman zullen door mijn collega, de Staatssecretaris van OCW worden verstuurd.
Het bericht 'Brussels considers sanctions on Slovakia over backsliding on rule of law' |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brussels considers sanctions on Slovakia over backsliding on rule of law»?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het goed functioneren van de rechtsstaten van alle lidstaten van belang is voor het functioneren van de Europese Unie (EU) als geheel?
Ja. Het kabinet beschouwt respect voor de rechtsstaat als het fundament van de Europese samenwerking.
Ziet u mogelijkheden om de toetsing en bescherming van rechtsstaten in de EU door de Europese Commissie in de EU te verbeteren?
Het EU-rechtsstaatinstrumentarium is de afgelopen jaren ontwikkeld en versterkt. Het kabinet onderzoekt, in samenwerking met gelijkgestemde lidstaten, hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld. Daarnaast pleit het kabinet ervoor dat het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium volledig, consequent en meer in samenhang wordt benut. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om eventuele terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Europese Commissie om mogelijk sancties op te leggen aan Slowakije, gezien de zorgen over de rechtsstaat en corruptiebestrijding in dat land?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe duidt u de specifieke ontwikkeling in Slowakije waarbij het speciaal openbaar ministerie, dat verantwoordelijk was voor de bestrijding van corruptie, is afgeschaft?
In lijn met de motie van Campen c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2076), volgt het kabinet de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije, waaronder de hervorming van het wetboek van strafrecht, de daarop volgende ontbinding van de Speciaal Openbaar Aanklager en gerelateerde ontwikkelingen op gebied van anti-corruptie, nauwgezet. Datzelfde geldt voor de Europese Commissie.2 Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Slowakije met de hervorming van het wetboek van strafrecht het Unierecht heeft geschonden en of er gevolgen zijn voor de besteding van EU middelen. De Commissie heeft nog geen besluiten genomen. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Deelt u de zorgen van de Europese Commissie dat hiermee de strijd tegen corruptie, waaronder corruptie met EU-fondsen, wordt ondermijnd? Hoe gaat u opkomen voor degelijke besteding van Europees middelen en dus ook Nederlands belastinggeld?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe duidt u de beslissing van de Slowaakse regering dat de facto de publieke omroep is ontmanteld en de persvrijheid daarmee beperkt?
Zoals reeds aangegeven volgt het kabinet de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije, waaronder de ontwikkelingen bij de Slowaakse publieke omroep, nauwgezet. Datzelfde geldt voor de Commissie. Vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke journalistiek zijn voorwaarden voor een goed functionerende democratische rechtsstaat en een vrije samenleving. Onafhankelijke media spelen een cruciale rol in het faciliteren van de controle van de macht. Ook voor de ontwikkelingen rondom de Slowaakse publieke omroep geldt dat het primair aan de Commissie is om te beoordelen of Slowakije, met de ontbinding en vervanging van de publieke omroep, het Unierecht heeft geschonden.
Hoe kijkt u naar parallellen tussen de situatie van Slowakije en Hongarije? Op welke manier kan in het geval van Slowakije adequaat worden ingegrepen? Welke lessen kunnen we volgens u trekken van de casus van Hongarije?
Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. Ervaringen uit het verleden tonen dit aan. De EU heeft inmiddels meerdere instrumenten tot zijn beschikking om rechtsstatelijke problemen in de Unie te adresseren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426). Dit was anders toen de rechtsstatelijke problemen in Hongarije begonnen. Het EU-rechtsstaatinstrumentarium is de afgelopen jaren verder ontwikkeld en versterkt. Als lidstaten de rechtsstatelijke beginselen die in de EU-verdragen zijn neergelegd schenden, kan de Commissie handhavend optreden. Als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan het financiële instrumentarium worden ingezet, zoals eind 2022 is gebeurd tegen Hongarije.3 Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de EU-verdragen.
Hoe kijkt u in dit licht naar de bredere geopolitieke ontwikkelingen in Slowakije, met name de toenemende pro-Russische uitspraken van premier Fico? Ziet u hier een risico voor toenemende invloed van Rusland binnen Slowakije en daarmee binnen de EU?
Het is van belang dat de EU eensgezind is ten aanzien van de aanpak van Rusland en ten aanzien van de steun aan Oekraïne. De Russische inmenging in Slowakije en andere EU-lidstaten is erop gericht die eensgezindheid te ondermijnen en gaat in tegen de fundamenten van een democratische rechtsorde en open samenleving, waarop de EU is gestoeld. Uitspraken die de Russische verantwoordelijkheid voor de oorlog in Oekraïne in twijfel trekken, zijn schadelijk. Het kabinet draagt deze boodschap in zowel EU- als bilateraal verband steevast uit.
Welke acties overweegt u op Europees niveau om uw zorgen over de Slowaakse rechtsstatelijke neergang te adresseren?
Tijdens de horizontale rechtstaatdialoog, die stond geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 24 september jl. heeft Nederland in de Benelux-interventie, onder andere, zorgen uitgesproken over de negatieve rechtsstaatsontwikkelingen die in meerdere EU-lidstaten plaatsvinden. Tijdens deze Raad werden de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid in de EU besproken. De staat van de rechtsstaat in Slowakije komt in het voorjaar van 2025 aan de orde tijdens de bespreking van de landenspecifieke rechtsstaatdialoog. Die landenspecifieke rechtsstaatdialogen bieden de gelegenheid voor Nederland om, in Benelux-verband, uitgebreider de zorgen over de rechtsstaat in Slowakije te bespreken. Nederland steunt verder de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Slowakije het Unierecht schendt en hier indien nodig tegen op te treden.
Welke rechtsstaatinstrumenten ziet u weggelegd voor de Europese Commissie om Slowakije te houden aan de rechtsstaatprincipes en vindt u dat de Europese Commissie deze moet activeren? Zo ja welke instrumenten beoogt u? Zo nee, waarom niet en op welk moment vindt u dat de Europese Commissie wél instrumenten dient in te zetten?
De EU heeft inmiddels meerdere instrumenten tot zijn beschikking om rechtsstatelijke problemen in de Unie te adresseren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426). Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de Verdragen, te beoordelen of Slowakije het Unierecht schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. De Commissie heeft hierover nog geen besluiten genomen. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken.
Welke rechtsstaatinstrumenten ziet u weggelegd voor de Europese Raad om Slowakije te houden aan de rechtsstaatprincipes en vindt u dat de Raad deze moet activeren? Zo ja, welke instrumenten beoogt u? Zo nee, waarom niet en op welk moment vindt u dat de Europese Raad wél instrumenten dient in te zetten?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Minister Wiersma trekt ruim 200 miljoen extra uit voor aanpak PAS-melders’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht en kunt u bevestigen dat het hier in totaal om € 226,9 miljoen gaat om Programma Aanpak Stikstof (PAS) melders te helpen?1
Ja.
Betreft het hier geld dat beschikbaar wordt gesteld bovenop de per Voorjaarsnota 2024 beschikbaar gestelde € 250 miljoen voor legalisering van PAS-melders door het kabinet Rutte IV?
Voor deze regeling is in de eerste suppletoire begroting 2024 € 250 miljoen begroot (Kamerstuk 36 550 XIV, nr. 1). Het beschikbaar gestelde bedrag in deze regeling is lager omdat hiervan een deel apart wordt gehouden voor voorziene kosten zoals is toegelicht in de publicatie. Dat betreft € 17,5 miljoen voor de inzet van zaakbegeleiding voor PAS-melders. Deze zaakbegeleiding draagt ook bij aan het vinden van een oplossing voor een PAS-melder. Over de inzet van deze middelen worden separaat, buiten deze regeling om, tussen het Rijk en de provincie afspraken gemaakt. Er is ook € 5 miljoen budgetkorting in 2026 toegepast in verband met de afspraken in de financiële bijlage van het hoofdlijnenakkoord over specifieke uiterkeringen (SPUK’s) en er is € 600.000 voor uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gereserveerd.
Indien ja, komt dit dus ten laste te vallen van het door het kabinet Schoof beschikbaar gestelde budget van € 5 miljard voor de agrarische sector?
Zie antwoord vraag 2.
Indien nee, hoe verklaart u de berichtgeving dat niet € 250 miljoen, zoals door het kabinet Rutte IV is aangekondigd in de Voorjaarsnota 2024, maar € 226,9 miljoen beschikbaar wordt gesteld en waar is het gat van € 23,1 miljoen voor PAS-melders gebleven?
Zie antwoord vraag 2.
Indien nee, kunt u bevestigen dat de berichtgeving van RTL onjuist is en welke stappen onderneemt u om deze berichtgeving recht te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verantwoordt u de uitgave van dit geld in effectiviteit op doelbereik zodat er ruimte ontstaat voor legalisering van PAS-melders en woningbouw?
De legalisatieopgave is groot en complex en moet binnen afzienbare termijn worden afgerond. Binnen dat kader wordt alle focus gelegd op het versnellen van de uitvoeringsopgave. De € 226,9 miljoen die met deze regeling beschikbaar wordt gesteld, draagt eraan bij dat voor zoveel mogelijk melders (agrarische en niet-agrarische ondernemingen) op een zo kort mogelijke termijn een oplossing wordt gevonden. Hierin kunnen ondernemers, indien gewenst, ondersteund en begeleid worden door een vast contactpersoon vanuit de overheid, in de vorm van zaakbegeleiders. De stikstofruimte die beschikbaar komt, mag door de provincie alleen aan het legaliseren van PAS-meldingen worden uitgegeven.
Welke maatregelen verwacht u van de provincies om PAS-melders daadwerkelijk te legaliseren?
Iedere PAS-melding is uniek en locatie-gebonden. De provincies kennen hun PAS-meldingen goed en worden met deze regeling staat gesteld om maatwerk te leveren binnen de voorwaarden van deze nieuwe regeling.
Voor de besteding van de middelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan innovatieve of technische oplossingen waarmee de betreffende PAS-melders binnen hun bestaande toestemming kunnen blijven en geen aanvullende vergunning meer nodig hebben voor het deel van hun activiteiten waarvoor de PAS-melding was gedaan. Dan is het wel nodig dat de innovaties en technische oplossingen met zekerheid voldoende stikstofdepositie reduceren. Daarnaast is het mogelijk om de middelen te gebruiken om de PAS-melder financieel te ondersteunen bij het verwerven van stikstofdepositieruimte, omschakeling, de reductie van stikstof of verplaatsing en zodoende tot een oplossing te komen. Ook kunnen er aankopen worden gedaan – met het oog op gehele of gedeeltelijke sluiting – van bedrijven om stikstofruimte te creëren, het aankopen of extensiveren van de gemelde activiteiten, het aankopen van het hele bedrijf van de PAS-melder of het aankopen van grond voor bufferzones en ontwikkelen van bufferzones. De voorbeelden van het aankopen van het bedrijf van de PAS-melder, verplaatsen en omschakelen laten zien dat de uitkering ook mag worden besteed aan andersoortige «oplossingen voor gemelde PAS-projecten» dan alleen aan «legalisatie» in de strikte betekenis van het alsnog voorzien in een toereikende natuurtoestemming voor het gemelde PAS-project.
Kunt u bevestigen dat in alle gevallen waarbij PAS-melders tot nu toe in het gehele legaliseringstraject zijn geholpen, dit alleen komt door verificatie waarbij blijkt dat zij uiteindelijk geen natuurvergunning nodig bleken te hebben en geen enkel geval bekend is van een oplossing door middel van externe saldering?
Nee. Er zijn zeven PAS-melders die een onherroepelijke vergunning hebben verkregen. Daarvan zijn zes vergunningen gebaseerd op stikstofruimte uit het stikstofregistratiesysteem, en is een vergunning verleend op basis van een passende beoordeling zonder stikstofruimte.
Welke maatregelen gaat u nemen zodat PAS-melders door middel van externe saldering geholpen worden aan een in recht staande vergunning?
Het kabinet wil zo snel als mogelijk een houdbare oplossing voor de PAS-melders en zet daarom gelijktijdig in op meerdere sporen om sneller tot die oplossingen te komen. Allereerst hoop ik te komen tot een rekenkundige ondergrens die juridisch houdbaar is. Het TNO-onderzoeksrapport in opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) heb ik met u gedeeld (Kamerstuk 2024D30726). Ik zie aanknopingspunten voor vervolgonderzoek en zal dit op korte termijn in opdracht geven. Om de kansen voor het legaliseren van de bestaande situatie (bijvoorbeeld via extern salderen) te vergroten, heeft het kabinet aangegeven de effecten van de aanpak piekbelasting met voorrang in te zetten voor PAS-meldingen (Kamerstuk 30 252, nr. 35). Een van de regelingen is de de Lbv-plus. Deze staat nog tot en met 20 december 2024 open. Ondernemers hebben na ontvangst van een positieve beschikking nog 6 maanden bedenktijd over daadwerklelijke deelname aan de Lbv-plus. Pas daarna is het mogelijk om volledig in beeld te brengen wat de opbrengst van de aanpak piekbelasting is en in hoeverre de opbrengst daadwerkelijk benut kan worden voor het legaliseren van PAS-meldingen. Als daar meer duidelijkheid over is, zal ik daarover uw Kamer informeren. Verder wordt er samen met de provincies gewerkt aan de verbreding van de aanpak voor PAS-melders naar aanleiding van de motie-Nijhof (Kamerstuk 30 252, nr. 144). Ik ben met de provincies in overleg hoe we deze verbrede maatwerkaanpak snel kunnen gaan uitvoeren. Hierbij staat de PAS-melder centraal. Tot slot onderzoeken het Rijk en de provincies momenteel gezamenlijk hoe persoonlijke begeleiding voor PAS-melders (nader) kan worden vormgegeven en op welke wijze zij goed kunnen worden begeleid bij het maken van keuzes.
Erkent u dat het door het kabinet Rutte IV beoogde Transitiefonds van € 24,3 miljard voor meer doelen beoogd was dan slechts opkoop van boeren en deelt zij de opvatting dat dit fonds achteraf gezien eigenlijk best een goed idee was?
Het vorige kabinet heeft in de Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied (Kamerstuk 36 277) voorstellen gedaan voor een begrotingsfonds. In deze wet zijn de doelstellingen voor het fonds opgenomen. Nu in het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat het Transitiefonds komt te vervallen, zal het wetsvoorstel worden ingetrokken. Wel komt er een budget van 5 miljard euro om bij te dragen aan het halen van de doelen, plus 500 miljoen euro structureel. Dit kabinet is ervan overtuigd dat met deze bedragen belangrijke stappen kunnen worden gezet, op een wijze die doelmatiger en uitvoeringsgerichter is. Overigens is van het Transitiefonds in totaal al wel een kleine 6 miljard euro gealloceerd voor specifieke doelstellingen. Dat bedrag is niet vervallen.
Het bericht 'Mest met drugsafval uitgereden op akkers in Baarle-Nassau, drie boeren verhoord' |
|
Ingrid Michon (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
van Weel , Wiersma |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mest met drugsafval uitgereden op akkers in Baarle-Nassau, drie boeren verhoord»?1
Ja.
Was u reeds bekend met het fenomeen dat boeren drugsafval dumpen op de eigen akker? Heeft u inzicht in de precieze omvang van dit probleem of is deze casus in Baarle-Nassau de eerste?
Het onderzoek in de casus Baarle-Nassau loopt nog. Er is nog niet vastgesteld hoe het drugsafval op de akker terecht is gekomen. Buiten deze casus komt het voor dat drugsafval wordt gedumpt op akkers van boeren. Naar aanleiding van een casus in december 2015 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar deze problematiek2. Drugsafval kan bijvoorbeeld in mestputten worden gedumpt of hierin geloosd door drugslabs die zich in de stal bevinden. De omvang van dit probleem is onbekend (mede omdat criminelen er veel belang bij hebben om onopgemerkt te blijven). Dit werd ook geconcludeerd in een onderzoek van de Wageningen University & Research (WUR) dat in augustus 2023 werd gepubliceerd.3
Waaruit bestaat de huidige aanpak van deze vormen van druggerelateerde milieudelicten? Hoe verloopt de samenwerking met publieke en private partners om beter zicht te krijgen op drugscriminaliteit en ondermijnende activiteiten in het buitengebied?
De aanpak van druggerelateerde milieudelicten is verschillend naar gelang de oorsprong van een delict. De aanpak van drugscriminaliteit valt binnen het Ministerie van JenV onder de brede aanpak van ondermijnende criminaliteit. Milieudelicten in de agrarische sector worden in eerste instantie opgepakt door de toezichthouders, zoals de omgevingsdiensten en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), voordat politie en het Openbaar Ministerie (OM) verder onderzoek doen.
Het versterken van de weerbaarheid van de samenleving om maatschappelijke dreigingen, waaronder de ondermijnende criminaliteit, succesvol het hoofd te bieden is een van mijn prioriteiten. De maatschappij als geheel speelt hier een belangrijke rol. Iedereen – burgers, gemeenten, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen – heeft een rol in het bevorderen van veerkracht en weerbaarheid van de samenleving.
Recent bleek opnieuw dat het van belang is om in te zetten op de weerbaarheid en veiligheid van bewoners en ondernemers in het buitengebied. Hier heeft uw Kamer op 23 augustus vragen over gesteld naar aanleiding van berichtgeving uit Trouw4. Op basis van een enquête van LTO Noord is de inschatting dat zeker één op de tien boeren de afgelopen jaren is benaderd met een voorstel dat zij als verdacht beoordeelden.
Er lopen meerdere initiatieven om de veiligheid van het platteland te vergroten. Vanuit het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 wordt breed ingezet op het weerbaar maken van ondernemers in kwetsbare branches. Met het instrument Veilig Buitengebied wordt via publiek-private samenwerking vanuit gemeenten een netwerk opgezet dat de ondernemers en bewoners in het buitengebied helpt zich te weren tegen criminaliteit en bewust te worden van signalen van (ondermijnende) criminaliteit. Zo wordt er actief met de gemeente gesproken over oplossingen voor problematiek waar ondernemers en bewoners tegenaan lopen. Daarnaast wordt gekeken hoe de veiligheid in het gebied kan worden vergroot en wordt dit in gezamenlijkheid aangepakt. Door de samenwerking met het Platform Veilig Ondernemen (PVO) worden zeventig buitengebieden ondersteund bij de aanpak Veilig Buitengebied. Ook het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) en het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) richten zich op het versterken van de weerbaarheid van het buitengebied tegen ondermijnende criminaliteit. Hierbij ligt de nadruk op de netwerkfunctie.
Voor boeren zijn vertrouwenspersonen ondermijnende criminaliteit aangesteld bij de brancheorganisaties Zuidelijke Land – en Tuinbouw Organisatie (ZLTO), de Landelijke Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord) en de Limburgse Land – en Tuinbouwbond (LLTB). Hiermee is sprake van een landelijke dekking voor de agrarische sector. Deze vertrouwenspersoon helpt agrariërs en tuinders wanneer zij een vermoeden hebben van criminaliteit of onveiligheid ervaren. De branches faciliteren en borgen de vertrouwenspersoon door deze te positioneren binnen hun organisaties.
Verder is het van belang te benadrukken dat de aanpak van drugscriminaliteit uiteraard continu wordt doorontwikkeld. Zo kan verdiepend forensisch onderzoek ertoe bijdragen dat criminele samenwerkingsverbanden beter in kaart worden gebracht. De proeftuin synthetische drugs heeft duidelijk gemaakt dat het gericht uitgebreider veiligstellen van sporen, meer en snel onderzoek van die sporen en het genereren van intelligencerapportages door combinatie van data, kan bijdragen aan zowel het beter opsporen van daders van georganiseerde drugscriminaliteit als het vergroten van inzicht in samenwerkingsverbanden. Vanuit mijn ministerie is geld beschikbaar gesteld voor de doorontwikkeling van deze aanpak. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijke inzet hiervan bij drugsdumpingen.
Deelt u dat, ondanks de inzet van de Nederlandse regering, het buitengebied zich nog altijd leent voor ondermijnende criminele activiteiten? Hoe bent u van plan hier meer grip op te krijgen?
Ik herken het beeld dat het buitengebied, dat om verschillende redenen kwetsbaar is, zich nog altijd kan lenen voor ondermijnende criminaliteit. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven wordt ingezet op het instrument Veilig Buitengebied en de vertrouwenspersonen. Deze middelen worden goed gemonitord. Hiermee is er beter zicht op de meldingen en signalen die binnen komen, waardoor er steeds meer casuïstiek in beeld is.
Hebben politie maar ook omgevingsdiensten wat u betreft voldoende handvatten en middelen om deze nieuwe vorm van drugscriminaliteit, waarbij drugsafval wordt vermengd met mest, effectief te onderzoeken en te bestrijden?
Het onderzoek in de casus Baarle-Nassau loopt nog. Er is nog niet vastgesteld hoe het drugsafval op de akker terecht is gekomen. In het antwoord op deze vraag zullen dus in zijn algemeenheid de handvatten en middelen worden beschreven.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 is dit geen nieuwe vorm van drugscriminaliteit. De inzet van capaciteit tegen deze vorm van criminaliteit is een afweging van het lokale gezag. Verder geldt dat de capaciteit van de politie en omgevingsdiensten5 beperkt is.
Omgevingsdiensten kunnen wanneer zij drugsafval aantreffen namens het voor hen bevoegde gezag (provincies, waterschappen of gemeenten) handhaven, bijvoorbeeld op basis van de zorgplicht van de eigenaar van betreffende percelen. Elke eigenaar van een perceel heeft immers een zorgplicht rondom bodembescherming. Die zorgplicht is vastgelegd in artikel 2.11 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal). Een omgevingsdienst kan namens het bevoegd gezag in dit soort situaties bestuursdwang toepassen. Dit betekent dat de eigenaar van de grond een zeer korte gelegenheid krijgt om het drugsafval te verwijderen en de bodemkwaliteit te herstellen. Wordt dit niet of niet afdoende uitgevoerd dan voert de omgevingsdienst bestuursdwang uit en verhaalt dan de opruimkosten van het drugsafval op de eigenaar van het perceel. Dit is een bestuursrechtelijke vorm van handhaving. De handhaving op grond van dit artikel zorgt ervoor dat de bodemverontreiniging wordt beperkt en hersteld. Dit artikel kan ook via het strafrecht worden gehandhaafd, namelijk via de Wet op de economische delicten (Wed). Er kan afhankelijk van de situatie ook gehandhaafd worden op grond van een aantal andere bepalingen van de Omgevingswet, zoals het op of in de bodem brengen van afvalstoffen zonder vergunning buiten een stortplaats (artikel 3.40c Bal), en het gebruiken van gronden in strijd met het Omgevingsplan (artikel 5.1, eerste lid, onder a, Omgevingswet).
De gemeente kan ook kiezen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. Dit betekent dat de gemeente zelf de overtreding ongedaan laat maken dan wel herstelt en de kosten daarvan verhaalt op de overtreder. Deze maatregel ligt bijvoorbeeld voor de hand als de gemeente het risico niet kan nemen dat de overtreder zich niets aantrekt van de indirecte financiële prikkel van een dwangsom, waardoor een onaanvaardbare of gevaarlijke situatie ontstaat.
Het komt helaas ook voor dat drugsafval door criminelen wordt gedumpt op publieke of particuliere grond. Terreineigenaren hebben zoals aangeven hiervoor een zorgplicht. Op dit moment kunnen deze grondeigenaren op basis van provinciale regelingen bij BIJ12 subsidie aanvragen voor de opruimkosten van het drugsafval op hun terrein.6 Overigens is het zo dat gelet op de complexiteit van het vraagstuk de landelijke regeling voor het opruimen van drugsafval niet op 1 januari 2025 in werking kan treden. Om die reden wordt de huidige regeling ook in 2025 voortgezet. Over de toekomstige situatie wordt u voor het einde van het jaar nader geïnformeerd.
Waaruit bestaan de bestuurlijke maatregelen die de gemeente (in dit geval Baarle-Nassau) kan nemen op het moment dat er sprake is van drugsdumping op het eigen terrein door boeren?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 kunnen diverse bestuurlijke maatregelen worden genomen. In dit geval heeft Baarle Nassau ervoor gekozen om een last onder bestuursdwang op te leggen omdat het in deze casus niet gaat om een willekeurig braakliggend weiland, maar om akkers van akkerbouwers waar onder andere uien en mais worden geteeld. Een verontreiniging met drugs gerelateerde stoffen op akkers leidt naar het oordeel van de gemeente Baarle-Nassau tot een groter risico voor mens, milieu en/of de volksgezondheid.
Zijn er specifieke initiatieven om boeren te informeren over dan wel weerbaarder te maken tegen ondermijnende criminaliteit? Ziet u hierin een rol voor Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland, zoals eerder bij modelhuurcontracten voor boeren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3. Daarnaast worden via de brancheorganisaties ZLTO, LTO Noord en de LLTB
leden en niet-leden geïnformeerd en weerbaar gemaakt in relatie tot het mogelijke benaderingen van criminelen. Hier wordt ingezet op een breed palet aan maatregelen. Te denken valt aan: preventie actiedagen, weerbaarheidstrainingen, veiligheidsscans op het erf, politiespreekuren in het buitengebied, boerenlunches met wijkagenten, e-learnings en voorlichtingsbijeenkomsten.
Is het wenselijk om in het bericht melding te maken van een anonieme tip? Wat doet dit met de meldingsbereidheid?
Het heeft altijd de voorkeur rechtstreeks bij de politie te melden. Helaas wijst de praktijk uit dat in de meer gesloten gemeenschappen de stap naar de politie niet altijd gemaakt wordt. Een potentiële melder heeft sociaal wat te verliezen, is angstig voor de mogelijke represailles of wil niet bij een rechtszaak betrokken raken als getuige.
In dit geval ging het ook nog eens om zware drugscriminaliteit. Meld Misdaad Anoniem fungeert in die gevallen als laagdrempelig vangnet voor informatie die anders helemaal niet wordt gedeeld. Door te benoemen dat de melding anoniem is gedaan, wordt de aandacht gevestigd op Meld Misdaad Anoniem als serieus handelingsperspectief dat tot resultaten kan leiden.
Wat wordt er gedaan om de handhaving in landelijke gebieden zoals Baarle-Nassau te versterken, zodat dit soort incidenten sneller worden opgespoord en aangepakt?
Wij zetten hierbij in op een betere samenwerking en informatiedeling tussen toezichthoudende organisaties. Door samenwerking en informatiedeling te bevorderen kunnen dit soort incidenten beter en sneller aan het licht komen. Dit helpt bevoegde gezagen om de beschikbare capaciteit efficiënt in te zetten en de handhaving te versterken.
Wordt er in de vervolging van dit soort delicten rekening gehouden met het onderscheid tussen boeren die uit vrije wil samenwerken met criminelen en boeren die gedwongen worden dit te doen?
Ja, in een strafrechtelijk onderzoek wordt altijd gekeken naar de rol en het aandeel van de (afzonderlijke) verdachte(n). Als verdachten aantoonbaar gedwongen zijn om dergelijke delicten te plegen kan het zo zijn dat dit uiteindelijk niet zal leiden tot strafvervolging.
Is er zicht op het criminele netwerk waar deze actie onderdeel van uitmaakt? Wie is verantwoordelijk om dit in beeld te krijgen?
Als Minister past het mij niet om op een individuele casus in te gaan, niet in de laatste plaats vanwege het opsporingsbelang. In dit soort gevallen doet de politie, onder gezag van het OM, onderzoek naar strafbare feiten en worden lopende het opsporingsonderzoek over dergelijke zaken geen mededelingen gedaan.
Welke risico's brengt het uitrijden van mest vermengd met drugsafval met zich voor de gezondheid van gewassen, vee en uiteindelijk consumenten? Zijn er al concrete gevallen bekend van besmetting of schade aan de voedselketen?
Diverse studies geven aan dat er nog veel onbekend is over het risico van drugsafval op de voedselveiligheid en het wordt aanbevolen om nadere studies hiernaar te doen met zogenaamde stofgedragsstudies (zie verwijzingen naar studies bij het antwoord op vraag 2). Ons zijn geen concrete gevallen bekend van besmetting of schade aan de voedselketen als gevolg van drugsdumpingen.
Welke stappen worden ondernomen om de controle en monitoring van meststoffen te verbeteren, zodat vergelijkbare incidenten in de toekomst kunnen worden voorkomen? Wordt overwogen om strengere eisen te stellen aan de kwaliteit en herkomst van meststoffen?
Zoals ook bij vraag 2 aangegeven moet het onderzoek eerst worden afgewacht over wat zich precies heeft afgespeeld in deze casus. Als dit duidelijk is kan worden bekeken of aanvullende controle of handhaving nodig is en waar dit in het proces -bij vervoer, opslag of toediening- moet worden ingezet. Aanpassing van de reeds strenge wettelijke kaders van de Opiumwet en de Meststoffenwet, lijkt op dit moment niet aan de orde. Het probleem bij dit type overtredingen is ook niet zozeer dat het wettelijk kader onvoldoende duidelijk is of dat niet duidelijk is wie bij overtreding daartegen kan optreden. Vraag is vooral hoe vergelijkbare incidenten in de toekomst beter kunnen worden voorkomen. Wij zetten er daarom op in de diverse toezichthoudende instanties beter te laten samenwerken en voorlichting te geven aan de landbouwers. Hiermee wordt beoogd dat de landbouwers bewuster en weerbaarder worden om dergelijke overtredingen te voorkomen en te onderkennen.
Het bericht 'Bulgaria’s new anti-LGBTQ+ law is official. Opponents beg EU to take action' |
|
Bente Becker (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bulgaria’s new anti-LGBTQ+ law is official. Opponents beg EU to take action»?1
Ja.
Bent u het eens dat deze Bulgaarse wet in strijd is met de beginselen van de Europese Unie inzake non-discriminatie en gelijkheid?
Op 7 augustus jl. heeft het Bulgaars parlement een amendement op de onderwijswet aangenomen. Dit omvat een verbod op «propaganda» van «niet-traditionele seksuele gerichtheid» en «alternatieve genderidentiteiten» in en om scholen. Het kabinet acht de aanname van dit amendement een zorgelijke ontwikkeling die een negatieve impact heeft op kinderen en lhbtiq+-personen. Het is nu primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om te beoordelen of de wetswijziging in strijd is met het Unierecht. Nederland dringt er bij de Commissie op aan dit spoedig te doen. De Commissie heeft Bulgarije reeds om opheldering verzocht.
Wat is het Nederlandse standpunt over de zorgelijke toename van dergelijke anti-LHBTIQA+ wetten binnen Europa?
Nederland staat voor de bescherming en de bevordering van de Europese fundamentele rechten en Europese waarden. Het kabinet maakt zich zorgen over de toename van gerichte anti-lhbtiq+ wetten en wetswijzigingen die in de afgelopen jaren in EU-lidstaten zijn voorgesteld en geïntroduceerd.
Welke stappen onderneemt Nederland binnen de Europese Unie (EU) om dergelijke wetten, die als discriminerend beschouwd kunnen worden, aan te kaarten? Welke tools heeft Nederland tot haar beschikking om dit aan te kaarten? Mist u tools om Nederland een stem te geven om dit soort wetten aan te kaarten?
Nederland zal, in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten, zorgen over de wetswijziging bilateraal en in EU-verband aankaarten. Het is nu primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om te beoordelen of de wetswijziging in strijd is met het Unierecht. Nederland dringt er bij de Commissie op aan dit spoedig te doen. Mocht EU-wetgeving overtreden worden, dan is het aan de Commissie om passende maatregelen te treffen met alle middelen die zij tot haar beschikking heeft, zoals het starten van een inbreukprocedure.
Welke stappen worden er door Nederland ondernomen in Europa om de LHBTIQA+ gemeenschap in Europa te beschermen tegen dergelijke discriminerende wetgeving?
Nederland ondersteunt de lhbtiq+ gemeenschap in de EU op verschillende manieren. Zo spreekt Nederland regelmatig steun uit voor gelijke rechten van lhbtiq+ personen, bijvoorbeeld via deelname aan Pride-evenementen of via publieke verklaringen. Ook steunt Nederland de Europese Commissie bij het toezien op de naleving van EU-wetgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van discriminatie. Daarnaast brengt Nederland bilateraal zorgen over als daar aanleiding toe is. Nederland steunt ook lhbtiq+ organisaties in Nederland en in andere lidstaten, waaronder financieel, en zal dit blijven doen.
Heeft u al op enig moment contact gehad met Bulgarije, via de Bulgaarse ambassade hier in Nederland of via de Nederlandse ambassade in Bulgarije, over deze wet? Zo ja, wat was de uitkomst hiervan? Zo niet, bent u van plan dit te doen?
Nederland heeft via de ambassade en de mensenrechtenambassadeur na aanname van de wetswijziging publiekelijk zorgen uitgesproken over de wetswijziging, daarbij steun aan de lhbtiq+ gemeenschap in Bulgarije uitgesproken en herbevestigd dat Nederland voor gelijke rechten voor iedereen staat. Ook in de Raad van Europa zijn deze zorgen uitgesproken. Nederland zal op korte termijn de zorgen over de wetswijziging zowel bilateraal als in EU-verband nader aankaarten. Het is nu primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om te beoordelen of de wetswijziging in strijd is met het Unierecht. Nederland dringt er bij de Commissie op aan dit spoedig te doen.
Overweegt u beiden om samen met andere EU-lidstaten met een gezamenlijke verklaring tegen deze wet te komen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om dit onderwerp aan te kaarten tijdens de volgende bijeenkomst in Europa? Zo ja, hoe wilt u dit gaan doen? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier kan de Staatssecretaris van emancipatie bijdragen aan het versterken van de rol van maatschappelijke organisaties die strijden tegen LHBTIQA+ discriminatie in Bulgarije?
De Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse zaken werken nauw samen op de inzet voor gendergelijkheid en gelijke rechten van lhbtiq+ personen in de Europese Unie. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap subsidieert daarnaast de Europese koepelorganisaties TGEU, ILGA Europe en IGLYO.2 Zij ondersteunen lhbtiq+ organisaties in onder andere Bulgarije.
Lopen er op dit moment Nederlandse projecten in Bulgarije omtrent de LHBTIQA+ gemeenschap?
Ja.
Kent u de signalen dat Hongarije zonder noodzakelijke veiligheidsonderzoeken «gastarbeiders» uit Rusland en Wit-Rusland toelaat via een zogenaamde «National Card»?
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijke opstelling van Hongarije in strijd zou zijn met de Europees ingestelde individuele en economische sancties tegen de Russische Federatie, als reactie op haar aanvalsoorlog tegen Oekraïne?
De sancties naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne bevatten een groot aantal inreisverboden ten aanzien van specifieke personen. Alle Europese lidstaten zijn verplicht om deze inreisverboden te handhaven en betreffende personen toegang tot het Schengengebied te weigeren. Het toevoegen door Hongarije van Rusland en Belarus aan de lijst met landen waarvan de burgers in aanmerking komen voor de zogenaamde «Nationale Kaart», laat de geldende inreisverboden die aan individuele Belarussen en Russen zijn opgelegd onverlet.
Hongarije is daarnaast, net als alle andere landen behorend tot het Schengengebied, gebonden aan verplichtingen inzake het uitvoeren van grondige grenscontroles op alle derdelanders die het Schengengebied willen inreizen. Daaronder valt de controle of een persoon geen gevaar oplevert voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid.
Het is niet zo dat er een algeheel toelatings- en verblijfsverbod geldt voor Russen en Belarussen in de EU. Russen en Belarussen kunnen, wanneer er geen inreisverbod aan ze is opgelegd en ze geen gevaar vormen voor de openbare orde of veiligheid, in principe toelating en verblijf verkrijgen indien zij voldoen aan de voorwaarden voor een specifieke vergunning. Ook Nederland is afgelopen jaren Russen en Belarussen blijven toelaten. Met uitzondering van een aantal sectorspecifieke EU-richtlijnen op het terrein van bijvoorbeeld onderzoekers is er in het Unierecht niets geregeld inzake de toelating van derdelanders tot de arbeidsmarkt van de EU-lidstaten. De lidstaten blijven dan ook bevoegd daarvoor eigen voorwaarden te stellen.
Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat gaat u eraan doen om in Europees verband de samenwerking te zoeken om Hongarije hierop aan te spreken en deze schending van het Schengenakkoord te voorkomen?
Nederland heeft bilateraal en binnen EU-kader bezorgd navraag gedaan. De Europese Commissie houdt toezicht op de naleving van EU-wetgeving door EU-lidstaten. Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken Ylva Johansson heeft op 1 augustus jl. per brief aan de Hongaarse Minister van Binnenlandse Zaken Hongarije verzocht op korte termijn tekst en uitleg te geven over de uitbreiding van het toepassingsbereik van de «Nationale Kaart» naar personen met de Belarussische en Russische nationaliteit. De Commissie vraagt deze informatie om te kunnen beoordelen of de uitbreiding in lijn is met EU-recht en of de werking van het Schengengebied hierdoor in gevaar komt. Hongarije heeft hierop gereageerd dat de «Nationale Kaart» in lijn met EU-wetgeving toegekend wordt. Het kabinet wacht de reactie van de Commissie hierop af.
Welke voorwaarden zijn verbonden aan deze «National Card» en ziet u ook het onacceptabele risico van een «Schengenlek», waarbij de mogelijkheid ontstaat voor de Russische Federatie om vijandelijke actoren naar Europa te sturen die zich ondermijning van onze rechtsstaat, veiligheid en soevereiniteit ten doel stellen?
Op basis van openbare informatie van de Hongaarse overheid is bekend dat sinds 9 juli jl. inwoners uit Bosnië en Herzegovina, Moldavië, Noord-Macedonië, Montenegro, Rusland en Belarus, naast inwoners uit Oekraïne en Servië, in aanmerking kunnen komen voor de «Nationale Kaart». Hiervoor dienen zij betaalde arbeid te gaan verrichten in Hongarije. Overige voorwaarden volgens de website van de Hongaarse overheid zijn o.a. beschikking over huisvesting, voldoende middelen, een geldige zorgverzekering en eventuele voor de functie benodigde kwalificaties. Hongarije heeft in antwoord op Eurocommissaris Johansson gesteld voldoende rekening te houden met mogelijke veiligheidsrisico’s. Het kabinet wacht eventuele vervolgstappen van de Commissie af.
Welke intenties heeft Hongarije voor het instellen van deze «National Card» denkt u en welke veiligheidsrisico’s ziet u in het zonder veiligheidsonderzoek toelaten van Russische en Wit-Russische «gastarbeiders» tot het Schengengebied, specifiek voor Nederland?
Hongarije stelt de «Nationale Kaart» te gebruiken om arbeidsmarkttekorten op te vullen en dat het rekening houdt met mogelijke veiligheidsrisico’s.
Het jaarverslag 2023 van de AIVD beschrijft dat grootschalige uitzettingen van Russische inlichtingenofficieren onder diplomatieke dekmantel in Nederland en andere EU-lidstaten in combinatie met effectief visumbeleid het moeilijker voor Rusland heeft gemaakt om in Nederland te spioneren. Nederland blijft echter een belangrijk spionagedoelwit voor de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In dit licht moet het risico van de mogelijkheid om ongezien het Schengengebied in te reizen serieus genomen worden. De «Nationale Kaart» zou een potentieel makkelijke weg kunnen zijn voor kwaadwillenden, waaronder Russische inlichtingenofficieren, om het Schengengebied binnen te komen. In het kader van het tegengaan van statelijke dreigingen onderzoekt het kabinet al hoe ongewenste kennis-en technologieoverdracht via bedrijven, onder meer via individuele migranten en bedrijven die erkend referent zijn, kan worden tegengegaan. Daarnaast heeft de Tweede Kamer afgelopen mei ingestemd met het wetsvoorstel om meer vormen van spionage strafbaar te stellen. Om de veiligheidsrisico’s en eventueel benodigde extra maatregelen goed in te kunnen schatten is een beoordeling van de Hongaarse reactie door de Europese Commissie noodzakelijk.
Indien u de signalen niet kent over een Hongaarse «National Card» voor Russische en Wit-Russische «gastarbeiders», bent u bereid om hier bij de daartoe bevoegde veiligheids-/inlichtingendienst onderzoek naar te laten doen en het resultaat van dit onderzoek te betrekken bij de beantwoording van deze vragen?
Zie antwoord op eerdere vragen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Kunt u aangeven wat er – voor zover u bekend – besproken is tijdens de trilaterale ontmoeting tussen Armenië, Azerbeidzjan en de Verenigde Staten tijdens de NAVO-top op 10 juli jl.?1
De Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken ontving de Ministers van Buitenlandse Zaken van Armenië en Azerbeidzjan voor een ontmoeting in Washington tijdens de NAVO-top. Volgens het persbericht van de woordvoerder van Blinken spraken ze over de voortgang in het vredesproces. Blinken moedigde de beide landen aan om snel tot een duurzaam en volwaardig vredesakkoord te komen, in het belang van de gehele regio.
Deelt u de mening van de in het bovengenoemde artikel aangehaalde politicoloog dat de eis van Azerbeidzjan dat de Armeense Grondwet aangepast moet worden momenteel een grote drempel vormt voor de vredesbesprekingen tussen beide landen?
Het kabinet is van mening dat een duurzaam vredesakkoord op basis van wederzijdse erkenning van territoriale integriteit en soevereiniteit iedereen in de zuidelijke Kaukasus ten goede komt. Samen met internationale partners en in EU-verband moedigt het kabinet de partijen aan om tot duurzame en waardige oplossingen te komen, zodat een akkoord ook daadwerkelijk leidt tot stabiliteit en normalisering van de betrekkingen. Het is belangrijk dat partijen met eerlijke intenties naar de onderhandelingstafel komen. Mochten er twijfels zijn over de intenties van (een van de) partijen dan zal dat aangekaart worden op de daarvoor meest geschikt geachte wijze en niveau, bijvoorbeeld via de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de zuidelijke Kaukasus en Georgië, en samen met internationale partners. Het is echter niet in het belang van de onderhandelende partijen om in deze beantwoording publiekelijk in te gaan op de onderhandelingsposities van de partijen bij de vredesbesprekingen.
Herkent u het beeld dat Azerbeidzjan in dit proces steeds met nieuwe eisen komt, zoals het geval is bij de eis dat de Armeense Grondwet gewijzigd moet worden?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de zorgen die leven in Armenië over dat Azerbeidzjan met dergelijke nieuwe, tijdrovende eisen (het eventuele aanpassen van de Grondwet zal veel tijd kosten) tijdrekt en mogelijk later alsnog zal gaan escaleren? Hoe beoordeelt u deze zorgen vanuit Armenië?
Ik ben bekend met deze zorgen. Nederland heeft met beide landen contact over het belang van het vredesproces en het vermijden van eisen die dat proces vertragen. Momentum dient te worden behouden om tot akkoord te komen. Beide landen zeggen te willen komen tot duurzame vrede. Tegelijkertijd is duidelijk dat er nog stappen moeten worden genomen alvorens tot een duurzaam akkoord te komen.
Is de regering bereid te onderzoeken welke maatregelen Nederland en zijn partners kunnen nemen om de druk op Azerbeidzjan te vergroten om de vredesdeal met Armenië zo snel mogelijk, ruim voor de aanstaande Amerikaanse verkiezingen, te tekenen? Wilt u hier de Kamer, indien nodig vertrouwelijk, over informeren?
Zoals hierboven ook beschreven is, is het kabinet van mening dat een duurzaam vredesakkoord op basis van wederzijdse erkenning van territoriale integriteit en soevereiniteit iedereen in de zuidelijke Kaukasus ten goede komt. Deze positie wordt in contacten met beide landen uitgedragen, zowel bilateraal alsook in EU-verband en samen met andere internationale partners. Ik deel de visie dat het belangrijk is om vol in te zetten op het vredesproces, aangezien voor het eerst na drie decennia er zich een unieke kans op vrede voordoet. Waar er mogelijkheden zijn om het proces te versnellen en versterken, bijvoorbeeld door de inzet van internationale partners, zal het kabinet zich hiervoor inspannen in met name EU-verband, zowel voor als achter de schermen.
Zijn er wat u betreft nog andere manieren om het vredesproces te versnellen? Zo ja, bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Zie antwoord vraag 5.
Hebben de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken en/of de Minister van Defensie al contact gehad met hun Armeense collega’s? Zo nee, bent u bereid dit snel te doen?
Tijdens de NAVO-top in Washington heb ik mijn Armeense collega Minister Ararat Mirzoyan en de Azerbeidzjaanse collega Jeyhun Bayramov ontmoet. Premier Schoof heeft met de Armeense premier Nikol Pashinyan gesproken tijdens de bijeenkomst van Europese Politieke Gemeenschap in London op 18 juli jl. In deze gesprekken hebben wij beide partijen opgeroepen om snel tot een duurzaam en volwaardig vredesakkoord te komen. Tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York hoop ik de ambtgenoten van beide landen in bilaterale ontmoetingen nader hierover te spreken. Ook heb ik het belang van voortgang bij relevante collega’s aangekaart, zoals bij de Turkse ambtgenoot.
Het kabinet zet in op het versterken van de Europese banden met Armenië, gezien de democratische ontwikkeling die Armenië heeft doorgemaakt, onder meer ten behoeve van economische ontwikkeling en gezien de geopolitieke kwetsbaarheid van het land.
Deelt u de mening dat de EU-missie in Armenië (EUMA) een grote bijdrage levert in de-escalatie aan de grens van Armenië en Azerbeidzjan en bent u daarom bereidt om te pleiten voor een verlenging van deze missie?3
Het kabinet erkent de de-escalerende rol die de EU Mission Armenia (EUMA) vervult aan de Armeens-Azerbeidzjaanse grens. Nederland draagt zelf met civiele en politie-experts actief bij aan de missie. In lijn met het mandaat van EUMA heeft de missie meermaals een rol van betekenis gespeeld bij de-escalatie van oplopende spanningen in het grensgebied. Hiermee draagt ze direct bij aan de bredere strategische EU-inzet in de regio. Een vreedzame oplossing voor het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan staat hierin centraal.
Het huidige mandaat van EUMA loopt tot februari 2025. EU-lidstaten treffen dit najaar voorbereidingen voor een eventuele verlenging van het mandaat.
De productie van groengas via monomestvergisting |
|
Thom van Campen (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de kansen in de productie van groengas via monomestvergisting en deelt u de mening dat deze vorm van productie een waardevolle bijdrage leveren aan de verduurzaming van ons energiesysteem, doordat het als alternatief voor fossiele brandstof bijvoorbeeld kan zorgen voor de verwarming van huizen? Hoe waardeert u deze kansen en kunt u daarbij aangeven via welke wegen u op dit moment de productie van groengas via monomestvergisting stimuleert?
Ja, ik ben bekend met de kansen in de productie van groen gas en monomestvergisting in het bijzonder. Groen gas kan dienen als een vervanger van fossiel aardgas in het energiesysteem en als grondstof, met toepassingen in diverse sectoren zoals de industrie, de gebouwde omgeving, vervoer en de landbouwsector.
Via het Programma Groen Gas stimuleert het kabinet groen gasproductie. Om de nationale groen gasdoelstellingen te halen, hebben we alle groen gas productietechnieken nodig, waaronder monomestvergisting. Dit gebeurt via de SDE++, de voorgenomen bijmengverplichting voor groen gas en door stimulering van de techniek vergassing via de DEI+. Daarnaast werkt het kabinet binnen het Programma Groen Gas aan de versnelling van de ruimtelijke inpassing. Dit omvat onder andere een handreiking voor vergunningverleners en groen gas voorlichtingsbijeenkomsten in provincies.
Groen gasproductie via monomestvergisting kan een belangrijke bijdrage leveren aan de opgaven in de landbouw. Zoals u al noemt, kan mestvergisting allereerst zorgen voor aanzienlijke emissiereducties van methaan en stikstof uit mest in de stal, wanneer dit gecombineerd wordt met dagontmesting. Ten tweede kan mestvergisting in potentie bijdragen aan de productie van kunstmestvervangers uit digestaat (het restproduct van het vergistingsproces). Deze potentie hangt wel af van de goedkeuring van de Europese Unie voor Renure (stikstofhoudende meststoffen gewonnen uit mest of digestaat). Tot slot kan de productie en verkoop van groen gas bijdragen aan extra inkomsten voor de boeren.
Ik deel de mening dat hier een win-win situatie ontstaat met betrekking tot de landbouw- en energietransitie. Het kabinet heeft dit ook expliciet gemaakt richting de provincies in de «Handreiking voor het opstellen van gebiedsprogramma’s» door mestvergisting daar te benoemen als functiecombinatie die bijdraagt aan zowel de hernieuwbare energiedoelen als de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Hoe reflecteert u daarnaast op het feit dat monomestvergisting een waardevolle bijdrage kan leveren aan de reductie van stikstof- en methaanemissies uit de stal en opgeslagen mest? Deelt u de mening dat we deze meekoppelkansen moeten aangrijpen en hoe waardeert u deze meekoppelkansen?
Zie antwoord vraag 1.
In de brief van 1 maart 2024 betreffende de openstelling van de SDE++ 2024 (Kamerstuk 31 239, nr. 387) kondigt u een nieuwe categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten aan, omdat dergelijke projecten alleen met hogere basisbedragen een sluitende business case [kunnen] realiseren. Klopt het dat het huidige SDE++-tarief voor deze projecten 1,48 euro per kuub gas bedraagt? En klopt het ook dat het SDE++-tarief voor de nieuwe categorie 2,13 euro per kuub gas gaat bedragen en dat deze vanaf 10 september wordt opengesteld? Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen, wat is de cijfermatige onderbouwingen van deze bedragen?
In de SDE++ 2023 konden monomestvergistingsprojecten met een vermogen kleiner dan 450 kW die groen gas produceerden een aanvraag indienen voor een basisbedrag van 0,1.523 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,49 euro per kuub groen gas. In de SDE++ 2024 wordt deze categorie opgesplitst in twee categorieën. Eén categorie geldt voor projecten met een vermogen tussen 110 kW en 450 kW met een basisbedrag van 0,1.588 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,55 euro / kuub groen gas. De tweede categorie geldt voor projecten met een vermogen onder de 110 kW met een basisbedrag van 0,2.187 euro / kWh. Dit komt overeen met 2,14 euro per kuub groen gas. Deze cijfers zijn tot stand gekomen door adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en zijn beschikbaar via de website van het PBL over de SDE++ advisering.1
Bent u ermee bekend dat kleinere veehouderijen die reeds een SDE++-beschikking hebben gekregen op basis van het huidige tarief, niet meer kunnen overstappen naar het tarief van het aangekondigde nieuwe tarief? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te nemen, zodat deze kleinere veehouderijen ook kunnen overstappen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben ermee bekend dat projecten niet kunnen overstappen naar een hoger basisbedrag. Nadat een project een aanvraag heeft ingediend en op basis daarvan een beschikking heeft gekregen, ligt het basisbedrag vast over de hele looptijd van de beschikking. Het is niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen, enkel omdat in dat jaar de tarieven gestegen zijn. Dit was bij de aanvragers bekend. Bij veehouderijen was op het moment van aanvragen bekend dat ik het PBL heb verzocht om voor de openstelling in 2024 te adviseren over een passende categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten. RVO heeft op mijn verzoek hierover proactief gecommuniceerd. Ik heb uw Kamer over dit voornemen geïnformeerd in mijn beantwoording van Kamervragen van de leden Erkens en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.
Begrijpt u dat als een overstap niet mogelijk is, het daarmee onmogelijk wordt gemaakt voor betreffende bedrijven om een sluitende businesscase te realiseren, zoals u zelf al schrijft in de brief van 1 maart? Hoe waardeert u deze uitspraak uit de brief van 1 maart, mede in het licht van de kabinetsinzet om de productie van groengas een impuls te geven?
Mijn passage uit de Kamerbrief van 1 maart3 over problemen met de business case voor kleinschalige vergisters had betrekking op projecten die geen gebruik hebben gemaakt van de SDE++ 2023 vanwege te lage tarieven. Ik ga ervan uit dat projecten die een aanvraag binnen de SDE++ 2023 hebben ingediend dit hebben gedaan omdat ze in staat zijn hun project te realiseren. Aanvragers hebben hiervoor informatie aangeleverd om dit te onderbouwen. De projecten zijn vervolgens door RVO getoetst op (financiële) haalbaarheid. Ook heeft RVO de betreffende projecten vóór afgifte van de beschikking gebeld en aangegeven dat het niet mogelijk is om in 2024 opnieuw een aanvraag voor een hoger tarief in te dienen in de SDE++ 2024 als projecten al een beschikking uit de SDE++ 2023 hebben. Een deel van deze aanvragers heeft hierna besloten in 2023 de subsidieaanvraag niet door te zetten. Deze projecten kunnen in 2024 alsnog een aanvraag indienen.
Wat zijn de mogelijkheden om ruimte te geven aan kleinschalige monomestvergistingsprojecten die reeds een SDE++-beschikking hebben ontvangen om over te stappen naar de nieuwe categorie met een hoger tarief en hoe gaat u deze kleinschalige veehouderijen bereiken om deze mogelijkheden kenbaar te maken?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 4 is het niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen enkel omdat de tarieven gestegen zijn. Het is ook niet mogelijk om binnen een bestaande SDE++-beschikking over te stappen naar een hoger basisbedrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Het rondetafelgesprek Wolf van 4 april 2024 |
|
Thom van Campen (VVD), Harm Holman (NSC), Eline Vedder (CDA), Laura Bromet (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het rondetafelgesprek Wolf gehouden in de Kamer op 4 april 2024?
Ja.
Bent u bekend met de besproken Europese subsidiemogelijkheden, voor de zogenoemde L’Instrument Financier pour l’Environnement (LIFE)-projecten en de regionale ontwikkelingsfondsen? Hoe reflecteert u in dat licht op de genoemde kansen tijdens het rondetafelgesprek die deze subsidiemogelijkheden kunnen bieden?
De mogelijkheden voor het gebruik maken van LIFE-subsidies voor projecten zijn mij bekend. Nederlandse organisaties maken relatief goed gebruik van het LIFE-fonds. Bedrijven, overheidsorganisaties, NGO’s en kennisinstellingen kunnen een LIFE-subsidie aanvragen. In het gesprek kwam aan de orde dat boeren of schapenhouders mogelijk een LIFE-subsidie zouden kunnen aanvragen voor een project over wolvenaanvallen. Voor zover een boer of schapenhouder is aan te merken als een bedrijf in de zin van de LIFE voorwaarden, wordt aan dit criterium voor aanvraag voldaan.
Het voorkomen van conflicten en het verhogen van de acceptatie en het samenleven met een beschermde diersoort (zoals de wolf), voor zover dat de bescherming van die soort dient, past naar verwachting binnen de kaders voor het indienen van voorstellen voor LIFE. Om de bekendheid van het LIFE programma te vergroten onder potentiële aanvragers biedt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) als uitvoerende organisatie voor LIFE informatie op de website van RVO. Ook organiseert RVO onder andere informatiedagen voor potentiële aanvragers.
Hoe waardeert u het Europese LIFE-project, en in het bijzonder het deelproject Natuur en Biodiversiteit, ten opzichte van de mogelijkheid om deze in te zetten ten behoeve van het vraagstuk omtrent de wolf, aangezien de wolf een prioritaire diersoort is?
Zoals ik bij eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer heb aangegeven (vergaderjaar 2022–2023, Aanhangsel 2808) is LIFE het EU-subsidieprogramma bedoeld voor het realiseren van het Europese milieu, energie- en klimaatbeleid, waaronder ook natuur/ biodiversiteit. LIFE is primair bedoeld ter bescherming van de wilde soorten, dus van de wolf in dit geval. Een LIFE aanvraag voor een project met als doel het beschermen van de veestapel, zou hier naar verwachting niet in passen.
Hoe waardeert u de Europese Regionale Ontwikkelingsfondsen ten opzichte van een eventuele mogelijkheid om deze in te zetten ten behoeve van het vraagstuk omtrent de wolf, en het daar aanpalend begeleiden en opleiden van dierhouders via deze gelden?
Het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt in Nederland decentraal uitgevoerd. Deze uitvoering geschiedt op basis van een regionale strategie. Hierin wordt beschreven waar men concurrentievoordelen ziet en waar men op in wil zetten voor de socio-economische ontwikkeling. De Europese wetgeving schrijft voor dat Nederland ten minste 85% van deze middelen moet uitgeven aan de beleidsdoelstellingen «een slimmer Europa» en «een groener Europa». De programma’s zijn niet specifiek gericht op activiteiten omtrent het vraagstuk wolf. Echter, voor zover een projectvoorstel binnen de voorwaarden van het programma past, zou een wolf-gerelateerd project kunnen worden ingediend.
Heeft u deze twee benoemde mogelijkheden tot op heden reeds eerder onderzocht? Zo ja, wat was de uitkomst en waarom zijn deze tot op heden nog niet gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Deze mogelijkheden zijn niet onderzocht in het kader van samenleven met de wolf, bijvoorbeeld met behulp van wolfwerende maatregelen. Provincies zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het natuurbeheer, inclusief de wolf. Op dit moment zijn er in meerdere provincies subsidieregelingen beschikbaar voor de aanschaf van preventieve maatregelen.1 Vanuit de provincies of stakeholders zijn geen verzoeken ingediend om de mogelijkheden voor Europese subsidies verder te onderzoeken. Ook zonder nader onderzoek vanuit mijn ministerie kunnen provincies, stakeholders en kennisinstellingen bij de Europese Commissie aanvragen indienen om deze mogelijkheden te benutten. Ik zaldeze mogelijkheden onder de aandacht brengen bij de provincies.
Deelt u de mening dat dergelijke Europese subsidies kunnen bijdragen aan een betere balans in co-existentie tussen enerzijds een veilige omgeving voor mens en landbouwdieren en daarnaast de wolf in Nederland?
De beschikbaarheid van meer middelen kan bijdragen aan het op een goede manier samenleven met de wolf, bijvoorbeeld wanneer de middelen kunnen worden ingezet voor ondersteuning van dierhouders bij de bescherming van vee en voor voorlichting en kennisontwikkeling. Ik deel ook de mening dat we als Nederland zo veel mogelijk gebruik zouden moeten maken van de bestaande mogelijkheden voor Europese subsidies.
Hoe reflecteert u op de rol van de rijksoverheid in het dossier wolf in de afgelopen 10 jaar? Deelt u de mening dat de rijksoverheid een brug kan slaan tussen de Europese subsidiemogelijkheden en de uitvoering door de provincies? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Hoewel het natuurbeleid, waaronder het beleid over de wolf sinds 2017 is gedecentraliseerd, heeft ook de Rijksoverheid zich de afgelopen 10 jaar beziggehouden met dit dossier. Sinds de wolf is teruggekeerd in 2019, is de inzet van het Rijk geïntensiveerd. Zo is meerdere malen een landelijk draagvlakonderzoek uitgevoerd in opdracht van mijn ministerie. Andere vormen van betrokkenheid van het Rijk zijn de samenwerking met provincies in de IPO-wolvenwerkgroep, het deelnemen aan de bijeenkomsten van het Landelijk Overleg Wolf, het opzetten van internationale samenwerking, en het verkennen van een Landelijk Informatiepunt Wolf. Daarnaast heb ik de Raad van Dieraangelegenheden (RDA) gevraagd een maatschappelijke dialoog te organiseren en op basis hiervan advies uit te brengen over het samenleven met de wolf. Het rapport van de RDA is onlangs opgeleverd en ik heb uw Kamer mijn appreciatie gestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 376). Naar aanleiding van het advies van de RDA zal mijn ministerie in gesprek gaan met de provincies om een landelijke lange termijnvisie op te stellen over het samen leven met de wolf. In deze gesprekken zal mijn ministerie ook de Europese subsidiemogelijkheden inbrengen.
Kunt u deze vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Slovakia’s president warns Robert Fico is testing ‘limits of democracy'' |
|
Thom van Campen (VVD), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Slovakia’s president warns Robert Fico is testing «limits of democracy»» van The Financial Times?1
Ja.
Bent u het met deze leden eens dat democratische waarden en het goed functioneren van de rechtsstaten van alle lidstaten van belang zijn voor het functioneren van de Europese Unie (EU)?
Ja.
Deelt u de opvatting van deze leden dat lidstaten niet alleen bij toetreding aan de vereisten voor de rechtsstaat moeten voldoen, maar ook als zij officieel lid zijn van de EU? Zo ja, hoe worden huidige lidstaten getoetst in mate van rechtsstatelijkheid en hoe pleit u in Europees verband voor het bevorderen en waarborgen van deze rechtsstatelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Europese Unie (EU) heeft meerdere instrumenten tot haar beschikking om rechtsstatelijke problemen in de Unie te adresseren.2 Zo worden rechtsstatelijke ontwikkelingen structureel door de Europese Commissie (Commissie) gemonitord in het kader van haar jaarlijkse rechtsstaatrapport.3 Daar waar lidstaten de rechtsstatelijke beginselen die in de Verdragen zijn neergelegd, schenden, kan de Commissie handhavend optreden. De Commissie kan bijvoorbeeld een inbreukprocedure starten. Als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan de MFK-rechtsstaatverordening worden ingezet, zoals eind 2022 is gebeurd tegen Hongarije. Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de Verdragen en blijft de Commissie oproepen deze daadkrachtig en consequent te vervullen om toe te zien op de naleving van de beginselen van de rechtsstaat in de EU.
Bent u in dit licht bekend met de recente uitspraken van de aftredende Slowaakse president waarin wordt gesteld dat de premier «de grenzen van de democratie aan het testen is»? Hoe beoordeelt u de uitspraken van de aftredend Slowaakse president?
Ik ben bekend met de uitspraken van de Slowaakse president. Het is niet aan mij om de woorden van een staatshoofd van een ander land te becommentariëren.
Hoe kijkt u naar deze recente ontwikkelingen in Slowakije? Welke specifieke ontwikkelingen in Slowakije verslechteren de Slowaakse rechtsstaat? Hoe kijkt u specifiek naar het sluiten van het bureau van een speciaal openbaar aanklager, opgericht om onderzoek te doen naar corruptiezaken?
Het kabinet volgt de rechtsstaatontwikkelingen in Slowakije nauwgezet. Datzelfde geldt voor de Commissie. Het is nu primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de Verdragen, te beoordelen of Slowakije de rechtsstatelijke beginselen die in de Verdragen zijn neergelegd schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Nederland blijft het belang benadrukken van de volledige en adequate toepassing van het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Wat zijn de eventuele potentiële risico’s voor ongewenste beïnvloeding van buiten de EU in Slowakije? Hoe kijkt u in dat licht ook naar de pro-Russische uitspraken van de nieuwe Slowaakse premier Fico?
Ongewenste buitenlandse inmenging gaat in tegen de fundamenten van een democratische rechtsorde en open samenleving, waarop de EU is gestoeld. Het is van belang dat de EU eensgezind is ten aanzien van de steun aan Oekraïne en de aanpak van Rusland. Uitspraken die de Russische verantwoordelijkheid voor de oorlog in Oekraïne in twijfel trekken zijn schadelijk. Het kabinet draagt deze boodschap in zowel EU- als bilateraal verband steevast uit.
Hoe verhoudt de positie van Slowakije zich op dit moment tot andere lidstaten in de Europese Raad? Ziet u risico’s dat het Slowaaks leiderschap zich in navolging van Hongarije ontwikkelt tot verstorende factor in de EU? Ziet u in de opstelling van Slowakije een verslechtering in de betrekkingen met andere lidstaten, in het bijzonder met Nederland? Zo ja, wat zijn de stappen die u onderneemt zowel bilateraal, alsmede met andere lidstaten, om te voorkomen dat Slowakije dezelfde rol in de Unie zal innemen als Hongarije en eerder Polen? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft zich inzetten voor EU-eenheid. Slowakije steunt tot nu toe altijd belangrijke EU-besluitvorming, bijvoorbeeld ten aanzien van steun aan Oekraïne.
Hoe zorgt u er in Europees verband voor dat er een vinger aan de pols gehouden gaat worden met betrekking tot Slowakije, zodat voorkomen wordt dat aldaar de rechtsstaat verslechtert en de ongewenste invloed van Rusland toeneemt?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3. Het kabinet blijft het belang benadrukken van de volledige en adequate toepassing van het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Bent u het met deze leden eens dat hiervoor aandacht gevraagd dient te worden bij de andere lidstaten, in de Raad en bij de verantwoordelijk Europese Commissarissen en instituties voor rechtsstatelijkheid en voor democratie? Zo ja, welke stappen gaat u hierbij ondernemen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin blijft Nederland met de Commissie in gesprek over rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Unie en benadrukt daarbij het belang van de volledige en adequate toepassing van het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Boetes elk jaar omhoog, behalve voor dierenleed in slachthuizen’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Boetes elk jaar omhoog, behalve voor dierenleed in slachthuizen»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat boetes voor overtredingen in slachthuizen al sinds 2012 niet meer zijn verhoogd?
De boetebedragen in het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren zijn sinds de inwerkingtreding daarvan in 2013 niet meer aangepast.
Ik vind het belangrijk dat de hoogte van boetes voor overtredingen voldoende afschrikwekkend zijn. Daarom wil ik ten eerste een inflatiecorrectie toepassen op de hoogte van boetecategorieën voor bedrijven. Hiertoe zal ik een wijzigingsbesluit in procedure brengen.
De inflatie is in de periode van 2013 (het jaar waarop het Besluit in werking is getreden) tot en met 2023 met 28,1%2 gestegen. Dat betekent dat de huidige boete van 2500 € voor overtreding van onder meer regels voor het doden van dieren in een slachthuis, na correctie voor inflatie, ruim 3200 € zal bedragen voor een enkele overtreding. Ik wil deze correctie doorvoeren voor alle boetecategorieën.
Ik vind echter dat enkel een inflatiecorrectie onvoldoende is. Elk incident waarbij het dierenwelzijn bij slachthuizen in het geding is, is er een te veel. Dat moet beter, en de sector is aan zet om dit te bewerkstelligen. Daar waar de sector dat niet doet, moet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) stevig in kunnen grijpen. Ik heb diverse maatregelen genomen om het NVWA toezicht op de vleesketen te versterken (Kamerbrief 28 286, nr. 1294 en Kamerbrief 28 286, nr. 1335), waaronder de 3 strikes out aanpak en de inzet op cameratoezicht (zie hierover ook het antwoord op vragen 9 en 10). Om ervoor te zorgen dat boetes ook voor grotere bedrijven voldoende afschrikwekkend zijn, wil ik de mogelijkheid creëren om aan deze grote bedrijven, zoals bijvoorbeeld de grote slachthuizen, hogere boetes op te leggen. Dit vergroot de slagkracht van de NVWA om dierenwelzijnsnormen af te kunnen dwingen. Zie voor een nadere toelichting hierover mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u aangeven wat op dit moment de hoogtes van de boetebedragen zijn en kunt u daarnaast een reflectie geven op deze bedragen?
In het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren zijn de volgende 5 boetecategorieën vastgelegd:
Daarnaast geldt dat, als het economisch voordeel dat behaald is door een overtreding de hoogte van een van de boetecategorieën aanmerkelijk overschrijdt, de Minister van LNV een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste de categorie 5.
In het Besluit worden omstandigheden gespecificeerd die aanleiding kunnen geven om deze genoemde basisbedragen te verhogen of te verlagen. Zo kan de boete, indien risico’s of gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, dierenwelzijn, diergezondheid of milieu gering zijn of ontbreken, worden gehalveerd; bij ernstige risico’s of gevolgen kan het bedrag worden verdubbeld. Recidive is een andere boeteverhogende omstandigheid: als een overtreder binnen vijf jaar nadat voor een overtreding een bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden opnieuw die overtreding begaat, wordt het boetegedrag verhoogd met het bedrag van de eerder opgelegde bestuurlijke boete. Dat betekent dat een overtreder aan wie een boete van € 2.500 is opgelegd en die binnen vijf jaar nadat die boete onherroepelijk is geworden eenzelfde overtreding begaat, een boete krijgt van € 5.000, de boete voor de derde overtreding is € 7.500 enzovoorts.
In de praktijk kunnen met name partijen die onder permanent toezicht staan, zoals slachterijen, met de toepassing van de recidivebepaling te maken krijgen.
Ik heb in 2022 een onderzoek laten uitvoeren naar de effecten van de bestuurlijke boete. Uit het onderzoeksrapport van Berenschot blijkt dat de bestuurlijke boete een afschrikwekkend effect heeft. Het rapport signaleert dat boetes zwaar kunnen uitvallen voor kleine bedrijven en relatief licht zijn voor grote bedrijven. Slachterijen, zo meldt het rapport, geven aan dat de boetes door de samenloop van permanent toezicht en toepassing van de recidive-bepaling zeer hoog kunnen oplopen. Ik heb u dit rapport vergezeld van mijn reactie in mei 2023 toegestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1294).
Zoals ik reeds heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 vind ik het van belang dat de boetes voldoende afschrikwekkend zijn.
Deelt u de mening dat het uitblijven van verhogingen en de huidige hoogte voor een perverse prikkel kan zorgen bij slachthuizen, waarmee wordt afgedaan aan de hoge standaard waaraan we deze bedrijven moeten houden?
Als ik de vraag goed begrijp, bedoelt u met een «perverse prikkel» dat het voor slachthuizen bij de huidige hoogte van de bestuurlijke boetes kan lonen om overtredingen te begaan. Het met de overtreding te behalen voordeel zou groter kunnen zijn dan het verschuldigde boetebedrag.
Ik vind het belangrijk dat de hoogte van de boetes voorkomt dat een dergelijke perverse prikkel bestaat. Overtredingen ten aanzien van dierenwelzijn en/of voedselveiligheid zijn onacceptabel en mogen niet lonen. Ik acht een juiste interventiemix van bestraffende bestuurlijke boetes en corrigerende interventies cruciaal om naleving te bewerkstelligen. Bestuurlijke boetes zorgen vaak voor een «wake up call» door een kortstondige negatieve financiële prikkel. Corrigerende interventies kunnen langduriger effecten hebben waardoor bijvoorbeeld een verbeterde cultuur van een bedrijf leidt tot betere naleving. Een recent voorbeeld is de aanpak die de NVWA heeft ontwikkeld voor verscherpt toezicht (waaronder de «3 Strikes Out-aanpak», zie hierover ook het antwoord op vraag 9) bij slachthuizen die herhaaldelijk in overtreding zijn.
Vindt u de huidige boetetarieven afdoende afschrikwekkend? Zo nee, bent u bereid om de boetes op te hogen conform een tarief dat afdoende afschrikwekkend is en bedrijven aan voorgenoemde hoge standaard kunnen worden gehouden?
Boetes kunnen relatief zwaar uitvallen voor kleine bedrijven en particulieren (zoals kinderboerderijen/ hobbyboeren) en relatief licht zijn voor grote bedrijven (zoals grote slachthuizen). Tegelijkertijd worden boetes als gevolg van «boetestapeling» door toepassing van de recidivebepaling door slachterijen als hoog ervaren.
Er is daarom een behoefte vanuit de toezichthouder om maatwerk te kunnen leveren. Om daarin te kunnen voorzien pas ik, zoals ik eerder heb aangegeven, het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren aan (Kamerstuk 18 286, nr. 1294).
Ik wil dat hogere boetes (naast een door te voeren inflatiecorrectie) aan grote bedrijven, zoals grote slachthuizen, kunnen worden opgelegd, om te garanderen dat boetes ook voor deze slachthuizen voldoende afschrikwekkend zijn. Daarvoor onderzoek ik op welke wijze de omzetgerelateerde boete in de boeteregelgeving beter uitvoerbaar kan worden gemaakt. Het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren biedt de mogelijkheid om, zoals aangeven in het antwoord op vraag 3, een omzetgerelateerde boete op te leggen als het economisch voordeel dat behaald is door een overtreding aanmerkelijk hoger is dan de aangewezen boetecategorie. Dit geldt voor alle categorieën. De uitvoerbaarheid van het opleggen van deze omzetgerelateerde boete is voor verbetering vatbaar. Het voorgeschreven vaste percentage en het ontbreken van voldoende mogelijkheden tot maatwerk kunnen zorgen voor niet proportionele boetes. Daarnaast onderzoek ik of het boetebedrag van categorie 3, dat kan worden opgelegd bij overtreding van regels voor het doden van dieren in een slachthuis verder (naast de inflatiecorrectie) kan worden verhoogd voor slachthuizen, zonder dat dit leidt tot buitenproportionele boetes voor kleine slachthuizen en zelfslachters.
Kunt u aangeven wanneer u deze ophoging inregelt, indien u bereid bent om de boetes op te hogen? Zo nee, waarom niet?
Ik streef ernaar om het aangepaste besluit in juli 2025 in werking te laten treden. Het vergt helaas enige tijd om de voor een dergelijk besluit noodzakelijke processtappen te doorlopen. In de tussentijd streef ik ernaar om overtredingen van bepaalde welzijnsregels door slachthuizen in een hogere boetecategorie te plaatsen, zoals omschreven in het antwoord bij vraag 5.
Deelt u de mening dat er met de benoemde tijd tussen de geconstateerde overtreding en het opleggen van de boete, een onevenredige discrepantie bestaat met de tijd tot wanneer de boete wordt ontvangen?
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd, ziet de NVWA er als eerste op toe dat de overtreder de overtreding beëindigt. De interventie die de toezichthouder ter plekke inzet, is passend bij de overtreding. Hier gaat direct een corrigerende werking vanuit. Een voorbeeld van zo’n corrigerende interventie is dat de NVWA de slachtband stil legt of de slachtsnelheid verlaagt. Daarnaast kan de NVWA besluiten om ook een Rapport van Bevindingen (RvB) op te maken. De NVWA streeft ernaar om de afhandeling van RvB’s binnen de termijn van 13 weken af te ronden. Deze termijn werd de afgelopen jaren vaak niet behaald. Ik ben net als de inspecteur-generaal van de NVWA van mening dat met een spoedige afhandeling de overtreder beter de link legt tussen de overtreding en de ontvangen boete. De NVWA werkt er dan ook hard aan om de overtreder binnen de wettelijke termijn van dertien weken te laten weten welke sanctie wordt opgelegd. Zie ook mijn antwoord op vraag 8.
Zo ja, kunt u aangeven waardoor het zo lang moet duren voordat boetes worden ontvangen en bent u voornemens om doorlooptijd te verkorten? Zo nee, waarom niet?
De reden voor de lange doorlooptijden is een combinatie van de zorgvuldigheid waarmee een afweging gemaakt wordt en de druk op de beschikbare capaciteit. Eind 2023 is de NVWA een project gestart om de doorlooptijden te verkorten. Zo wordt de toezichthouder optimaal ondersteund bij het maken van een RvB, is de samenwerking in de afhandeling geoptimaliseerd en wordt gericht capaciteit ingezet om de voorraad weg te werken. De NVWA doet er alles aan om de RvB’s die na 15 januari 2024 zijn opgemaakt, binnen 13 weken af te ronden.
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de motie van van de leden Van Campen/Eerdmans (Kamerstuk 28 286, nr. 1249), waarbij de Kamer pleit voor een strengere procedure langs het three-strikes out principe?
De «3 Strikes Out-aanpak» is vanaf 1 december 2023 onderdeel van het verscherpt toezicht in slachthuizen en ingebed in het reguliere handhavingsbeleid. Inmiddels zijn in januari en februari bij twee verschillende roodvleesslachthuizen strikes vastgesteld. In een brief heb ik de Kamer geïnformeerd over welke overtredingen in ieder geval onder «3 Strikes Out» vallen (Kamerstuk 28 286, nr. 1315). Als bij deze ondernemers voor de derde keer in 2 jaar een overtreding uit die lijst wordt geconstateerd, is het bedrijf «out» en worden de erkenningen van deze bedrijven geschorst. Deze ondernemers hebben dus één strike achter hun naam staan, moeten een verbeterplan indienen en zijn ook onder verscherpt toezicht geplaatst (Kamerbrief 28 286, nr. 1335).
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel Cameratoezicht in slachthuizen, wat volgens de beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting LNV 2024 binnenkort in consultatie zou moeten gaan? Wordt met dit wetsvoorstel ook de mogelijkheid van artificial intelligence in slachthuizen geregeld, waarmee bij toezicht meer kan worden gekeken naar dierenwelzijn in de hele bedrijfsvoering, dan enkel naar incidenten?
Ik verwacht dat het ontwerp-wetsvoorstel cameratoezicht in slachthuizen en verzamelcentra in het voorjaar in consultatie gaat. In het ontwerp-wetsvoorstel is een grondslag opgenomen om regels te kunnen stellen over de toepassing van kunstmatige intelligentie, algoritmes en sensortechnologie om camerabeelden beter te kunnen selecteren en te analyseren. Er zijn reeds verschillende van deze «slimme» camerasystemen in ontwikkeling om bedrijven te helpen, dierenwelzijn structureel beter te borgen in hun bedrijfsvoering. Ik ga ervan uit dat deze technologieën op termijn ook van meerwaarde zullen zijn voor het toezicht van de NVWA. De toepassing van kunstmatige intelligentie en algoritmes zal conform het implementatiekader «verantwoorde inzet algoritmes» plaatsvinden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja, alle vragen zijn afzonderlijk beantwoord. Ik heb ernaar gestreefd om de antwoorden zo snel mogelijk, binnen de gebruikelijke termijn aan uw Kamer te sturen. Helaas is dat niet gelukt vanwege de benodigde afstemming tussen de betrokken diensten bij het opstellen van de antwoorden.
Het artikel ‘Wilde theorieën’ over hoe sporen van amfetamine bij 23 mestfabrieken terechtkwamen’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wilde theorieën» over hoe sporen van amfetamine bij 23 mestfabrieken terechtkwamen»?1
Ja.
Hoe zeker bent u ervan dat er daadwerkelijk sprake is van de aanwezigheid van amfetamine?
Ik ben dit nagegaan bij de omgevingsdiensten. In opdracht van de omgevingsdiensten zijn bij 33 Noordelijke covergisters monsters genomen van het digestaat. Voor het analyseren van de monsters is de Wageningen Food Safety Research (WFSR) ingeschakeld. De amfetamine is na bemonstering van het digestaat van 23 covergisters aangetoond door middel van een gevalideerde analysemethode door WFSR.
Bent u bekend met de mogelijkheid dat in de mestvergister zelf een scheikundig proces plaatsvindt waardoor amfetaminetesten positief uitvallen zónder dat daadwerkelijk amfetamine aan mest is toegevoegd?
Ik ben niet bekend met deze mogelijkheid. Mij is wel bekend dat de betrokken ondernemers en diverse sectorpartijen deze hypothese als mogelijke oorzaak voor de gevonden amfetamine in het digestaat zien. Concrete aanwijzingen of onderzoeken hebben dit tot op heden niet aangetoond.
Indien u bekend bent met de in vraag 3 geopperde mogelijkheid, bent u bereid om hierover zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven zodat de desbetreffende mestvergisters weer kunnen opstarten en hier ook de onderzoeksinstructies van omgevingsdiensten op aan te passen?
De onderzoeken naar de oorzaken van de amfetamine in het digestaat lopen nog. Deze worden uitgevoerd in opdracht van de omgevingsdiensten en de bevoegde gezagen (gemeenten en provincies). Ik laat mij regelmatig informeren over de voortgang van de onderzoeken. Zodra de oorzaak bekend is, kunnen maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van amfetamine in de toekomst te voorkomen. Ik vind het om die reden van belang dat het onderzoek naar de herkomst zo spoedig mogelijk afgerond wordt.
Hoeveel mestvergisters zijn momenteel op non-actief gesteld, wat gebeurt er met de mest die zich momenteel in de vergisters bevindt en hoeveel mest kan hierdoor momenteel niet verwerkt worden?
Van de omgevingsdiensten heb ik te horen gekregen dat bij 23 covergisters amfetamine in het digestaat is aangetroffen. Het digestaat in de vergisters is door de toevoeging niet langer te gebruiken als meststof en is daarmee een afvalstof en moet als zodanig worden opgeslagen, afgevoerd en verwerkt. Hierbij geldt dat de Opiumwet van toepassing is vanwege de aangetroffen amfetamine. Amfetamine is een stof die genoemd is op Lijst I van de Opiumwet. Een dergelijke stof mag op basis van de Opiumwet onder meer niet verhandeld worden. De Opiumwet kent hierbij geen ondergrens, dus ook het verhandelen van stoffen met een lage concentratie aan amfetamine is verboden.
De omgevingsdiensten zijn het aanspreekpunt voor ondernemers. Zij kunnen daar terecht met vragen over afvoer, opslag en verwerking. Het is onbekend hoeveel mest nu niet verwerkt kan worden. De hoeveelheid mest die niet naar een covergister kan worden afgezet verschilt per getroffen bedrijf. Sommige bedrijven hebben voldoende opslag, waardoor de covergisters de afgelopen perioden nog in bedrijf zijn geweest. Bedrijven met een beperkte opslag hebben naar ik heb vernomen de aanvoer van dierlijke mest moeten minimaliseren of zelfs volledig stop moeten zetten.
Deelt u de mening dat het, juist nu sprake is van een mestoverschot door de derogatieafbouw, cruciaal is dat boeren hun mest kunnen afvoeren?
Het is te allen tijde belangrijk dat bedrijven met een mestoverschot op een verantwoorde manier hun mest kunnen afvoeren. Ik betreur het dan ook dat in covergisters amfetamine is aangetroffen waardoor de mogelijke afzet van mest aan de covergisters beperkt wordt. Het is daarom zaak om zo spoedig mogelijk de oorzaak te achterhalen, zodat maatregelen getroffen kunnen worden om de aanwezigheid van amfetamine te voorkomen.
Is er in Nederland voldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar om de op non-actief gestelde mestvergisters op te kunnen vangen?
Afzet van dierlijke mest naar een covergister is niet de enige manier om mest af te voeren. Het is dus ook niet zo dat als de dierlijke mest niet kan worden afgezet naar een covergister, dit per definitie door een andere verwerker moet worden verwerkt. Export, afvoer naar opslag bij een andere landbouwer of intermediair of een andere manier van verwerken zijn opties om dierlijke mest op een waardevolle manier af te zetten. Ik heb geen signalen dat deze opties op dit moment ontoereikend zijn.
Wat is het effect van de op non-actief gestelde mestvergisters op de mestmarkt en kunt u een beschrijving geven van de ontwikkelingen op de mestmarkt door de derogatieafbouw?
De afbouw van de derogatie heeft een significant effect op de mestmarkt. Dit maakt dat de stikstof gebruiksruimte voor dierlijke mest afneemt en de druk op de mestmarkt toeneemt. Tot aan het voorjaar, waarbij de exacte periode afhangt van de mestsoort en grondsoort, mag er echter geen mest worden uitgereden in Nederland. Ook indien mest vergist wordt, moet het digestaat worden opgeslagen om in het voorjaar op het land uit te kunnen rijden. Op dit moment is het voor de vergisters die het betreft niet mogelijk om mest te exporteren. Voor de vergisters die normaal gezien de mest niet opslaan maar exporteren is er nu een probleem. Het is niet goed te zeggen in hoeverre dit een effect heeft of zal hebben op de mestmarkt.
Wanneer en hoe gaat u de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuknummer 33 037, nr. 468) uitvoeren die het kabinet verzoekt om zo spoedig mogelijk een maatschappelijke kosten-batenanalyses uit te voeren naar het verlies van derogatie en hierbij in ieder geval de economische en ecologische effecten in kaart te brengen?
De ecologische effecten van de afbouw van de derogatie, welke zijn onderzocht door Wageningen Environmental Research, zijn op 14 juli 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2022/2023, 33 037, nr. 501). Zoals in de brief van 14 juli 2023 is aangegeven, worden de effecten van de derogatie in beeld gebracht binnen het project «Uitwerking bedrijfstypen duurzame landbouw», waarin door Wageningen UR onder andere de economische effecten van de derogatiebeschikking worden berekend. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek kort na het Kerstreces met de Kamer te kunnen delen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Achttien boeren willen Veluwse boerderij kopen, maar horen al ruim een jaar niks na bod' |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «boeren willen Veluwse boerderij kopen, maar horen al ruim een jaar niks na bod»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de provincie een jaar na dato nog steeds geen uitsluitsel heeft gegeven aan geïnteresseerden voor de desbetreffende boerderij en het bijbehorende gezamenlijke initiatief?
In het algemeen vind ik het wenselijk dat er zowel snel en doortastend wordt gewerkt aan de transitie van het landelijk gebied, als ook zorgvuldig wordt omgegaan met betrokken agrariërs en met juridische en financiële procedures. In dit geval is de provincie Gelderland verantwoordelijk voor de aanbestedingsprocedure van dit bedrijf. Het past mij daarom niet om nu mijn mening te geven.
Vindt u dat aankoop van deze desbetreffende boerderij en de daaropvolgende herverkaveling en met de plannen van de achttien agrariërs die nu dichtbij kwetsbare natuurgebieden zitten, met betrekking tot een bedrijfsvorm met agrarisch natuurbeheer een goede stap is voor extensivering van deze huidige bedrijven? Waarom wel of waarom niet?
De provincie is de regisseur van gebiedsaanpak. Daarin wordt bepaald wat de beste manier is om in een gebied aan de gestelde opgaven te voldoen. Extensiveren is zeker één van de mogelijkheden, maar het is niet aan mij om op voorhand een voorkeur te geven voor een gebied of voor een ondernemer en de vraag of het voorstel van deze 18 boeren het beste voorstel is in deze provinciale aanbesteding.
Deelt u de mening dat dergelijke initiatieven juist in een tijd waarin stikstofruimte hard nodig is voor legalisatie van Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders en natuurherstel voortvarend moeten worden opgepakt?
Ja.
Over welke instrumenten en mogelijkheden beschikken provincies op dit moment om zelf aan de slag te gaan met innovatie-, extensiverings-, verplaatsings- en omschakelingsmogelijkheden?
Ik beschik niet over een overzicht van alle instrumenten en mogelijkheden waarover provincies zelf beschikken om zelf aan de slag te gaan met innovatie-, extensiverings-, verplaatsings- en omschakelmogelijkheden.
Momenteel ben ik samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen bezig om een instrumentenkoffer te ontwikkelen bestaande uit reeds beschikbare instrumenten van en voor de decentrale overheden voor de uitvoering van de gebiedsprogramma’s. De instrumentenkoffer moet inzicht bieden in de belangrijkste instrumenten van het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten en hoe die toegepast kunnen worden. De instrumentenkoffer gaat niet in op de instrumenten van specifieke provincies, waterschappen en gemeenten. Begin 2024 verwacht ik de instrumentenkoffer te kunnen delen met de decentrale overheden.
En ondertussen zijn er natuurlijk genoeg instrumenten en mogelijkheden voor provincies om aan de slag te gaan. In 2022 heeft het kabinet versnellingsmaatregelen bekostigd, zodat provincies direct aan de slag konden. Enkele voorbeelden zijn:
Bij de eerste maatregelpakketten die de provincies bij de indiening van hun gebiedsprogramma’s op 1 juli hebben aangeleverd, hebben ze aangegeven op korte termijn te kunnen starten met maatregelen die extensivering, innovatie, omschakeling, en verplaatsing tot doel hebben.
Ik heb Wageningen Economic Research (WEcR) en Deltares gevraagd om te adviseren over maatregelen waarmee in 2024 gestart zou kunnen worden. Oplevering van dit advies verwacht ik medio december. Op basis van een positief advies van de kennisinstellingen over de eerste maatregelpakketten is het kabinet voornemens een nota van wijziging op de LNV-begroting bij uw Kamer in te dienen uitgaande van de begrotingsbehandeling eind januari. Zodat daarmee middelen beschikbaar kunnen komen voor deze maatregelpakketten.
Hoe zorgt u ervoor dat provincies in het kader van hun regieverantwoordelijkheid goed zijn toegerust om hun rol te pakken in de gebiedsgerichte aanpak?
De provincies nemen nu al de regie bij het opstellen van de gebiedsprogramma’s en de uitvoering van maatregelen. De in antwoord 5 genoemde instrumentenkoffer zal meehelpen om die regierol in te vullen in de gebiedsgerichte aanpak. Daarnaast heb ik ook direct contact met de provincies en IPO, als daaruit blijkt dat de regierol versterkt moet worden, dan zal ik daar zeker naar kijken.
Wanneer komt u met een duidelijke instructie waarin komt te staan aan welke ingrediënten de passende beoordeling moet voldoen om vergunningverlening op gang te brengen en een alternatief voor de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)-lijst te bieden, zodat onder meer emissiearme stalsystemen volwaardig onderdeel kunnen vormen van de oplossing voor de stikstofproblematiek?
Om de ondernemers en bevoegde gezagen te ondersteunen bij het opstellen van een passende beoordeling bij het aanvragen van een natuurvergunning, werk ik op dit moment samen met de provincies aan een handreiking. Dit is toegezegd in de Porthosbrief van 25 november jl.2 Deze handreiking moet de agrarische ondernemer in staat stellen een passende beoordeling op te stellen die een onderbouwing bevat voor het aanvragen van een natuurvergunning. In de passende beoordeling wordt onderbouwd dat een project niet leidt tot significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van één of meer Natura 2000-gebieden. Deze handreiking moet de ondernemers handvatten bieden bij het opstellen van zo’n passende beoordeling (zoals bijvoorbeeld het doorlopen van bepaalde stappen en het aanreiken van tools die gebruikt kunnen worden) en hen de zekerheid bieden dat deze ook juridisch houdbaar is.
Bij het opstellen van de handreiking is het van belang om tot een consistente lijn te komen voor de verschillende staltypes. Daarbij zullen eerst de eenvoudigere staltypes worden uitgewerkt, om zo op een korte termijn (eind 2023) al resultaat op te kunnen leveren. Uiteraard worden ook ondernemers en andere belanghebbenden betrokken in het proces.
Ik wil hierbij vermelden dat de passende beoordeling ontzettend belangrijk is, maar geen oplossing biedt voor de beperkte werking van de emissiearme stalsystemen. Daarin zit nog een grote onzekerheid, die mede wordt veroorzaakt doordat de capaciteitsvergroting weer wordt benut als er wordt geïnvesteerd in innovatie.
Bovendien wordt nagedacht over een alternatief voor de RAV factoren vergunningverlening, bijvoorbeeld op basis van doelvoorschriften of real time meten. Voor alle alternatieven geldt dat ze juridisch houdbaar moeten zijn.
Herkent u de tijdens het rondetafelgesprek op 26 september 2023 geuite zorg van de Gelderse gedeputeerde over de beperkingen op het gebied van bestedingsmogelijkheden van budget voor legalisering van PAS-melders?
Ja.
Is het juist dat de besteding van rijksmiddelen voor deze legalisering alleen mag worden ingezet wanneer de provincies verplichtingen hiertoe zijn aangegaan in de periode van 4 augustus 2022 tot en 31 augustus 2023 ten behoeve van maatregelen die uiterlijk 28 februari 2025 zijn afgerond?
Om provinciale maatwerkmaatregelen mogelijk te maken en van de mogelijkheid gebruik te maken om het legalisatieprogramma tijdelijk te versnellen is de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders (Rpmp) als specifieke uitkering aan de provincies beschikbaar gesteld. Om dit te kunnen realiseren is budget naar voren gehaald uit de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv). Omdat de Rpmp als een tijdelijke versnellingsmaatregel is ingezet, zijn er in overleg met de provincies inderdaad specifieke voorwaarden gesteld. Provincies konden onder deze regeling alleen middelen aanvragen voor verplichtingen die hiertoe zijn aangegaan in de periode van 4 augustus 2022 tot en 31 augustus 2023 ten behoeve van maatregelen die uiterlijk 28 februari 2025 zijn afgerond. Het overgebleven budget wordt ingezet voor de Lbv. Met die maatregel wordt ook stikstofruimte gerealiseerd die onder voorwaarden voor PAS-melders beschikbaar is.
Zo ja, deelt u de inschatting dat de periode voor legalisering van PAS-melders helaas aanzienlijk langer zal duren dan deze periode en dat de eerdergenoemde periode waarin provincies verplichtingen aangaan voor legalisering van PAS-melders moet worden opgerekt? Bent u hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?
De legalisatieopgave is nog niet afgerond. Ik heb vernomen dat de provincies met een voorstel komen voor een vervolg op de Rpmp, waardoor zij ook later maatwerkmaatregelen kunnen treffen. Als ik dat voorstel heb ontvangen, zal ik daar welwillend naar kijken. Ik waardeer het zeer dat de provincies bereid zijn om proactief maatregelen te nemen om problemen voor PAS-melders op te lossen.
Kunt u deze vragen één voor één en voor de aanvang van het verkiezingsreces beantwoorden?
Ja.