Kamervraag 2025Z00615

Gesprekken met de Deutsche Umwelthilfe en Agora Agrar gedurende het werkbezoek aan Berlijn van 15 tot en met 18 januari 2025

Ingediend 17 januari 2025
Beantwoord 3 maart 2025 (na 45 dagen)
Indieners Boomsma , Harm Holman (NSC), Anne-Marijke Podt (D66), Wim Meulenkamp (VVD), Thom van Campen (VVD), Laura Bromet (GL)
Beantwoord door Wiersma
Onderwerpen lucht natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z00615.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1478.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de Duitse «Stoffstrombilanzverordnung», die regelt hoe landbouwbedrijven moeten omgaan met nutriënten en hoe operationele «Stoffstrombilanzen» moeten worden opgesteld?

    Ja.

  • Vraag 2
    Ziet u de overeenkomst met de Nederlandse discussie over doelsturing of het uitwerken van een afrekenbare stoffenbalans om emissiedoelen te realiseren, en bent u bereid om deze verordening te betrekken bij de uitwerking van uw voorstellen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?

    Er zijn overeenkomsten met de Nederlandse inzet om over te kunnen gaan naar een systematiek van doelsturing, met name de uitwerking van een afrekenbare stoffenbalans.
    Duitse agrarische bedrijven moeten jaarlijks een balans opstellen over de nutriëntenaanvoer van stikstof en fosfor op hun bedrijf door onder andere meststoffen, diervoeders en de nutriëntenafvoer via met name plantaardige en dierlijke producten, dierlijke mest en diervoeder. Ook in Nederland zijn veel van deze gegevens van agrariërs bekend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). En er zijn in Nederland private initiatieven zoals de Kringloopwijzer vanuit de zuivelsector en het bedrijfsbodemwaterplan van LTO, waarin ook veel informatie wordt verzameld over aan- en afvoerstromen van nutriënten op het agrarisch bedrijf.
    Op dit moment wordt onderzocht of en op welke wijze in Nederland een afrekenbare stoffenbalans kan worden opgesteld. Gezien de overeenkomsten is het goed om de ervaringen die in Duitsland worden opgedaan met de «Stoffstrombilanzen» te betrekken bij de ontwikkeling van de stoffenbalans in Nederland.

  • Vraag 3
    Wat is uw reflectie op een analyse van deze verordening? Waar ziet u overeenkomsten met de Nederlandse ambitie om te komen tot emissiereductie en waar ziet u verschillen?

    Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven ligt de overeenkomst tussen de «Stoffstrombilanzen» en de te ontwikkelen Nederlandse afrekenbare stoffenbalans in de verplichting voor de agrariërs om de aan- en afvoer van nutriëntenstromen te leveren en daar jaarlijks een balans voor op te stellen. In Duitsland zijn agrariërs reeds verplicht deze balans op te stellenen is voorgesteld, maar nog niet ingevoerd, dat agrariërs op basis van een driejarig gemiddelde van de stoffenbalans het resultaat beoordelen en maatregelen nemen.
    In Nederland wordt een afrekenbare stoffenbalans ontwikkeld, waarbij het doel is dat de stoffenbalans kan worden ingezet voor afrekenbare doelsturing voor de onderwerpen stikstof, broeikasgassen, nitraat en fosfaat. We kunnen van Duitsland leren van de wijze waarop zij de registratie van gegevens en de beoordeling daarvan organiseren en van de ervaringen die zij opdoen met dit instrument.

  • Vraag 4
    Bent u ermee bekend dat de Duitse overheid al lang spreekt met de Europese Commissie over deze vorm van emissiereductie? Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Duitse autoriteiten hierover en de Kamer over het resultaat te informeren? Indien nee, waarom niet?

    Ik ben ervan op de hoogte dat de Duitse overheid met de Europese Commissie (EC) spreekt over de wijze waarop zij de waterkwaliteit verbeteren. Ik ben niet exact op de hoogte van de inhoud van de gesprekken die de Duitse overheid voert met de EC, maar mogelijk zal het systeem van inzameling van gegevens over nutriëntenstromen zijn besproken, naast de andere maatregelen die Duitsland heeft genomen om de waterkwaliteit te verbeteren zoals het aanwijzen van de met nutriënten verontreinigde gebieden (de zogenoemde «Rote Gebiete»).
    Ik ben bereid hierover in gesprek te gaan met de Duitse overheid. Indien dit tot aanvullende inzichten leidt, zal ik u hierover informeren.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat we kostbare middelen en tijd kunnen besparen door ons voordeel te doen met de Duitse verordening voor emissiereductie in Nederland in plaats van dat we hier het wiel opnieuw gaan uitvinden?

    Ik deel uw mening dat het goed is te leren van de wederzijdse ervaringen met vergelijkbare systemen voor een stoffenbalans in Nederland en Duitsland. Uitwisseling van ervaringen met stoffenbalansen is daarom zeer nuttig.

  • Vraag 6
    Wilt u de beantwoording van deze vragen betrekken bij de toegezegde januaribrief waarin u concreter ingaat op de uitwerking van uw stikstofbeleid, emissiereductie en doelsturing?

    De antwoorden in de vragen 1 tot en met 5 sluiten aan bij de inhoud van de aan uw Kamer verstuurde contourenbrief bedrijfsspecifieke emissienormen stikstof en broeikasgassen1, voor zover het de ontwikkeling van de afrekenbare stoffenbalans betreft.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z00615
Volledige titel: Gesprekken met de Deutsche Umwelthilfe en Agora Agrar gedurende het werkbezoek aan Berlijn van 15 tot en met 18 januari 2025
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20242025-1478
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van Campen, Meulenkamp, Bromet, Holman, Boomsma en Podt over gesprekken met de Deutsche Umwelthilfe en Agora Agrar gedurende het werkbezoek aan Berlijn van 15 tot en met 18 januari 2025