Het artikel 'Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet' |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet»?1
Ja.
Andere landen zijn al terughoudend met het toelaten van Chinese investeringen in het elektriciteitsnet, wat is hierop het huidige Nederlandse beleid? Kunt u inzichtelijk maken hoe sterk Chinese bedrijven in onze energievoorziening en vitale infrastructuur zijn verweven?
Nederland en de Europese Unie (EU) hebben bij uitstek een open investeringsklimaat. Dit vormt de hoeksteen voor onze maatschappij en economie en is een belangrijke randvoorwaarde voor ons verdienvermogen en innovatiekracht. Desalniettemin is het kabinet zich zeer bewust van eventuele risico’s voor de nationale veiligheid. De AIVD benoemde in haar jaarverslag van 2020 dat China met forse investeringen in technologie mogelijk afhankelijkheden creëert. MIVD wees daarbij op de mogelijkheid dat China deze investeringen als pressiemiddel kan gebruiken.
De Wet Veiligheidstoets Investeringen, Fusies en Overnames (Vifo) voorziet met een toets op verwervingsactiviteiten in een mogelijkheid om risico’s voor de nationale veiligheid te mitigeren. Dit betekent dat investeringen bij vitale aanbieders en ondernemingen die beschikken over sensitieve technologie in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel mitigerende maatregelen kunnen worden opgelegd. In het uiterste geval kunnen investeringen worden geblokkeerd. Deze wet is recent in uw Kamer behandeld. Vitale aanbieders die onder een bestaande sectorale toets vallen, vallen buiten de reikwijdte van de Wet Vifo. De sectorale toetsen zien op elektriciteitscentrales van 250 MW of meer, op LNG-installaties en -bedrijven. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector (energietransitie, Groningen) zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de Vifo. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Wat betreft eventuele investeringen in het elektriciteitsnet stelt de Elektriciteitswet 1998 dat netbeheerders volledig in publiek eigendom dienen te zijn zodat van beïnvloeding via een aandeelhouderschap geen sprake kan zijn.
Deelt u de zorgen over de toenemende interesse en activiteiten van Chinese bedrijven in het Nederlandse en Europese elektriciteitsnetwerk? Zo ja, hoe bent u voornemens deze zorgen weg te nemen?
Het kabinet deelt de zorgen ten aanzien van ongewenste inmenging van statelijke actoren in vitale sectoren. Zoals ook gesteld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA) kunnen vitale processen doelwit zijn van voorbereidingshandelingen voor of daadwerkelijke (digitale) verstoring of sabotage. Voor de Nederlandse situatie geldt het volgende. Alle netbeheerders hebben op grond van de Elektriciteitswet 1998 de verplichting de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Naast de hierboven genoemde instrumenten m.b.t. investeringen kunnen ook risico’s optreden bij de inkoop van producten en diensten. Netbeheerders hebben daar ook de mogelijkheid om risico’s te beheersen. Netbeheerders zijn hierbij gebonden aan de Aanbestedingswet 2012 en Europese regelgeving daaromtrent. In algemene zin biedt dit wettelijk kader de mogelijkheid om bij aanbestedingen specifieke (veiligheids)eisen als voorwaarden te stellen aan de (mogelijke) opdrachtnemer. Hier kan op worden gecontroleerd tijdens het aanbestedingsproces en gedurende de looptijd van het contract. Verder mag een netbeheerder als speciaal sectorbedrijf bijvoorbeeld eisen dat minimaal 50 procent van de waarde van de dienst of product uit de EU komt. Ook mogen partijen uit landen die geen onderdeel zijn van de Government Procurement Act (GPA) worden uitgesloten. Voor zover bovenbedoelde wetgeving geen grondslag biedt om bepaalde leveranciers uit te sluiten dan kan en mag de aanbesteder dat in principe niet doen. In uitzonderlijke specifieke gevallen kan de rijksoverheid, indien risico’s voor de nationale veiligheid hiertoe noodzaken, met de aanbieder samenwerken om op casus niveau de risico’s voor de nationale veiligheid, waaronder de bescherming van vitale infrastructuur valt, zo goed mogelijk te beheersen.
In de nieuwe Energiewet die binnenkort ter advisering aan de Raad van State zal worden aangeboden, worden er extra mogelijkheden gecreëerd zoals het kunnen toepassen van de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV).
De ADV heeft voorrang op de Aanbestedingswet (Aw) 2012 voor opdrachten die onder het toepassingsbereik van de ADV vallen. De ADV biedt meer mogelijkheden voor het nemen van risico mitigerende maatregelen dan de Aw 2012 in geval van risico’s voor de nationale veiligheid en de bescherming van vitale processen in het bijzonder. Om binnen de reikwijdte van de ADV te vallen moeten opdrachten bij vitale aanbieders op gerubriceerde gegevens betrekking hebben, gerubriceerde gegevens noodzakelijk maken, of zelf gerubriceerde gegevens bevatten of betrekking hebben op als gevoelig aangewezen processen. Uit de Europese definities blijkt dat rubricering en een aanwijzing van gevoelige processen een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag dan wel bindende aanwijzing vanwege het Rijk vereisen. Deze grondslag met onderliggende AMvB wordt gecreëerd in de nieuwe Energiewet.
In hoeverre voorkomt de sectorspecifieke veiligheidstoets die is ingebed in de Elektriciteitsnet 1998 al op voldoende wijze onwenselijke inmenging in ons energie- en elektriciteitsnetwerk?
De genoemde veiligheidstoets ziet op eigenaren van productie-installaties van elektriciteit en dus niet op netbeheerders. De investeringstoets in artikel 86f in de Elektriciteitswet en artikel 66e Gaswet maakt het mogelijk om een wijziging in zeggenschap bij productie-installaties, van tenminste 250 MW, te toetsen op overwegingen van openbare veiligheid, voorzieningszekerheid of leveringszekerheid voor Nederland en eventueel te blokkeren.
Voor netbeheerders geldt het privatiseringsverbod en zal het eigendom altijd in handen van publieke aandeelhouders liggen. De Elektriciteitswet 1998 verplicht alle netbeheerders de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf en het veiligheidsbeleid daarop vorm te geven. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Voor vitale aanbieders die buiten bestaande sectorale veiligheidstoetsen vallen is er de wet Vifo. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de deze wet. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Hoe gaat u onze onafhankelijkheid op elk onderdeel van ons energiesysteem bewaken? Hoe wordt hierbij ook onze leveringszekerheid gewaarborgd?
Uitgaande van de wettelijke verplichting van het borgen van de leveringszekerheid dienen netbeheerders veiligheidsmaatregelen te nemen op het elektriciteitsnet. Deze maatregelen zijn, zoals vermeld gericht op het tegenhouden van ongewenste inmenging dan wel beïnvloeding van de infrastructuur.
Welke mogelijkheden ziet u om onwenselijke verwevenheid van buitenlandse/niet-Europese bedrijven in ons energiesysteem af te weren?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 en 3, kan met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid worden besloten om bepaalde indringende adviezen toe te voegen tijdens een aanbestedingsproces wanneer er sprake is van mogelijke ongewenste invloed op cruciale delen van de infrastructuur. Deze optie dient vooraf te worden opgenomen in het aanbestedingsproces zodat aanbestedende partijen hiervan op de hoogte zijn. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat spreekt in dat kader ook regelmatig met netbeheerders over hun aanbestedingsprocessen.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met de sector een selectiever beleid op te stellen voor bedrijven en/of landen die een aanzienlijke en onwenselijke positie verwerven in ons energiesysteem en daarmee een risico voor onze veiligheid kunnen veroorzaken? Bent u van mening dat hiervoor een aangescherpt kader nodig is. En zo ja, bent u bereid dit op te stellen?
We werken met de sector zoveel mogelijk samen om ongewenste inmenging te voorkomen. Daar horen duidelijke afspraken en kaders bij. Het Ministerie van Economische Zaken en klimaat zal onder meer de huidige afspraken en kaders met TenneT tegen het licht houden en zal daar waar nodig aanpassingen doorvoeren. Daarnaast is in 2020 door het kabinet een nationale veiligheidsanalyse uitgevoerd voor TenneT uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Deze wijzigingen maken het mogelijk om nog beter rekening te houden met eisen ter bescherming van de nationale veiligheid. Zo zal het voor bepaalde gevoelige opdrachten mogelijk worden dat netbeheerders gebruik kunnen maken van de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid. Deze wijzigingen worden nu meegenomen in de Energiewet, waarvan het voorstel later dit jaar aan de afdeling Advisering van de Raad van State zal worden aangeboden.
Bent u bereid om sterker te monitoren welke buitenlandse/niet-Europese bedrijven een grote(re) ongewenste marktpositie verwerven in strategische sectoren?
Het is inderdaad van groot belang dit te monitoren. Er zijn naast de NVS 2019 een aantal reguliere overleggen en structuren binnen de rijksoverheid die zich bezig houden met het voorkomen van ongewenste statelijke actoren die inmengen in de Nederlandse infrastructuur, waarin de situatie wordt gemonitord.
Ziet u mogelijkheden om dit ook op Europees niveau op te pakken?
Naast de al bestaande EU werkgroepen die zich bezig houden met de energievoorziening en bijbehorende mogelijke dreigingen, zal ik dit onderwerp zeker agenderen in EU overleggen waar dit relevant is. Gegeven de huidige geopolitieke situatie zijn de lidstaten zich nog meer dan voorheen bewust van de noodzaak om vitale infrastructuur te beschermen. Er zijn verschillende initiatieven op Europees niveau om digitale dan wel fysieke veiligheid van vitale processen te waarborgen zoals de richtlijn voor Security of Network and Information Systems (NIS 2 Directive) en de richtlijn voor Critical Entities Resilience. Tevens wordt op dit moment specifiek voor de elektriciteitssector onderhandeld over strengere wetgeving om de veiligheid van kritieke digitale systemen te waarborgen (Netcode on Cybersecurity). Ik zal te zijner tijd de Kamer hierover informeren.
Het bericht ‘Publieke Omroep mag NPO Start uitbreiden van concurrentiewaakhond’ |
|
Pim van Strien (VVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Publieke Omroep mag NPO Start uitbreiden van concurrentiewaakhond»?1
Ja.
Deelt u, in lijn met uw voorgangers, de mening dat nu er steeds meer streamingsdiensten beschikbaar zijn voor de Nederlandse markt, het noodzakelijk is en blijft om Nederlandse streamingdienst te ondersteunen die alle Nederlandse content bundelt zodat deze beschikbaar blijft voor breed publiek?
Het is al langer zo dat de Nederlandse mediaconsument toegang heeft tot een steeds groter wordend aanbod aan audiovisuele content. Aan de ene kant is dat positief: de keuze voor de consument neemt toe en veel content is nu ook daadwerkelijk in Nederland beschikbaar. Aan de andere kant kan dit negatieve impact op de zichtbaarheid en vindbaarheid van Nederlandse content hebben. NLZiet blijft daarom een mooi initiatief om Nederlandse content breder toegankelijk te maken en samenwerking tussen producenten van Nederlandse content te bevorderen.
Bent u van mening dat NLZIET deze functie, zoals in vraag 2 besproken, vervult?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nog altijd van mening dat voor de toekomst van NLZIET, het essentieel is dat het volledige aanbod van NPO Start te zien moet blijven bij NLZIET?
NLZiet is een samenwerkingsverband van de NPO met commerciële partijen (RTL en Talpa). Voor de toekomst van een dergelijke dienst is het van belang dat alle betrokken partijen daar aan bijdragen. Dit geldt voor het aanbod van programma’s dat te zien is in de dienst, maar ook bijvoorbeeld voor de onderlinge samenwerking en de financiële aspecten. Het is aan de partijen om daar onderling goede afspraken over te blijven maken.
Bent u van mening dat, nu de stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de aanbieding van gratis content uitbreidt, de NPO ook al hun uitgebreide gratis content van NPO Start tegelijkertijd en onder exact dezelfde voorwaarden ook via een gratis variant van NLZIET beschikbaar moet aanbieden? Kunt u deze mening onderbouwen?
Op dit moment is er alleen een betaalde variant van NLZiet. Bovendien worden er nu ook geen voorwaarden aan de NPO gesteld over welke content de NPO moet aanbieden binnen NLZiet. De betrokken partijen hebben daar onderling afspraken over gemaakt en zullen dat opnieuw moeten doen in het geval een nieuwe abonnementsvorm ter tafel komt.
Kunt u aangeven of de commerciële partners van NLZIET hebben laten weten voorstander te zijn van een gratis variant van NLZIET en ook bereid zijn hiervoor gratis aanbod beschikbaar te stellen voor NLZIET? Heeft ook de NPO aangegeven hiertoe bereid te zijn?
Ik ben bekend met de wens voor doorontwikkeling van NLZiet met bijvoorbeeld een gratis variant. Veel hangt af van de precieze invulling van een dergelijk voorstel. Dit is mij in dit geval niet bekend. Vanwege Europese regelgeving inzake staatssteun2 en nationale regels3 kan de NPO niet zomaar met gratis content deelnemen in een gratis variant van NLZiet waarin ook commerciële partijen deelnemen. Op de (on)mogelijkheden van een dergelijke samenwerking ziet het Commissariaat voor de Media toe. Bovendien kan ik mij voorstellen dat er een voorstel komt voor een gratis variant met reclame, lastig voor de NPO is aangezien er geen reclame meer is toegestaan bij de online kanalen van de NPO.
In het artikel valt te lezen dat sommige programma's eerder of exclusief op NPO Start te zien zullen zijn, hoe verhoudt deze exclusiviteit zich tot de inspanningsverplichting van de NPO ten aanzien van NLZIET?
De NPO heeft mij laten weten dat het aanbod op NPO Plus, en daarmee dus NLZiet, in beginsel hetzelfde is als het aanbod op NPO Start on demand.4 Dat programma’s eerder of exclusief op NPO Start (on demand) te zien zullen zijn, ziet toe op het verschil met de lineaire televisiekanalen van de NPO. Dit gaat dus niet op voor NLZiet of de inspanningsverplichting van de NPO ten aanzien van NLZiet.
Bent u bereid aan de goedkeuring van de door de NPO aangevraagde wijziging aanbodkanaal NPO Gemist/NPO Start als voorwaarde te verbinden dat de NPO al haar gratis aanbod beschikbaar stelt voor een gratis variant van NLZIET zodat het bovenstaande platform-ambitie kan verwezenlijken?
In de huidige situatie zijn er geen voorwaarden verbonden aan de NPO voor welke content aangeboden kan worden via NLZiet. De NPO is wel, op grond van het instemmingsbesluit van NPO Plus, verplicht zich in te spannen om een bijdrage te blijven leveren aan NLZiet. Deze verplichting is opgelegd aangezien de betaalde dienst NPO Plus initieel integraal onderdeel uitmaakte van NLZiet. Het is echter aan de NPO om invulling te geven aan de inspanningsverplichting. Momenteel geeft de NPO daar bijvoorbeeld invulling aan door de content van NPO Plus ook beschikbaar te stellen voor NLZiet. Het aanbod van NPO Start on demand zal dus ook op NLZiet te zien zijn. De wijzigingsaanvraag van NPO Start on demand staat wat mij betreft dan ook los van de goedkeuring van de dienst NPO Start on demand.
Bent u bereid om zo snel mogelijk met alle betrokken partijen van NLZIET in gesprek te gaan over de gezamenlijke ambitie voor NLZIET en deze uitkomsten mee te nemen in uw standpuntbepaling betreffende de toekomst van NLZIET?
Ik heb regelmatig contact met betrokken partijen. In die contacten komt de samenwerking binnen NLZiet aan bod, maar ook bijvoorbeeld actuele onderwerpen die in de mediasector spelen. De afgelopen jaren hebben partijen via deelname aan de samenwerkingsagenda Nederlandse mediasector5 ook laten zien aan een sterke en creatieve Nederlandse mediasector te willen blijven werken. Ik zal het initiatief nemen voor een gesprek met partijen op korte termijn om de stand van zaken te bespreken en vooruit te kijken hoe we verder kunnen gaan. Uiteraard zal ik de uitkomsten van deze gesprekken meenemen in de standpuntbepaling rond NLZiet.
Kunt u toezeggen dat u deze standpuntbepaling, die de Kamer in het voorjaar zou ontvangen2, uiterlijk voor het einde van het tweede kwartaal aan de Kamer zal toezenden?
De Kamer zal zoals toegezegd in het voorjaar/tweede kwartaal van 2022 een nadere positiebepaling inzake NLZiet ontvangen. Als voorwaarde voor deze nadere positiebepaling is wel gesteld dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de voorgenomen fusie tussen RTL en Talpa. Een positiebepaling rond NLZiet gaat ook in op de strategische lijn waarlangs deze samenwerking vorm gegeven wordt. Juist voor de langere termijn is deze eventuele fusie en wat dit voor de toekomst van de samenwerking binnen NLZiet betekent van belang. Ik wil daarom dit onderzoek en het daaruit volgende besluit eerst afwachten voor ik met een nadere positiebepaling kom.
Bent u bereid toe te zeggen dat u geen besluit neemt over de door de NPO aangevraagde wijziging aanbodkanaal NPO Gemist/NPO Start alvorens de Kamer met u over uw standpuntbepaling ten aanzien van NLZIET van gedachten heeft kunnen wisselen?
Op basis van de aanvraag van de NPO is het mijn taak om conform de wettelijke regels en het algemeen bestuursrecht een besluit te nemen over de aanvraag van de NPO. In antwoord op vraag 8 hierboven heb ik al aangegeven dat de positiebepaling van NLZiet los staat van de goedkeuring van de dienst NPO Start on demand. Ik vind het bestuursrechtelijk dan ook niet juist om het nemen van dit besluit uit te stellen.
Het communiqué 'EU Solar Energy Strategy' |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de publicatie van de EU Solar Strategy van de Europese Commissie?1
Ik heb kennis genomen van de gelijktijdig met het REPowerEU-plan gepubliceerde EU Solar Energy Strategy. In deze Solarstrategie gaat het om vier initiatieven:
Ik denk dat deze initiatieven een belangrijke stimulans zijn voor verdere uitrol van zon-PV in Europa.
Kunt u uiteenzetten wat het huidige beleid van het Nederlandse kabinet is omtrent het stimuleren van zonne-energie in de automotive industrie en welke regelingen hiermee gepaard gaan?
De voormalig Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft op 27 oktober 2021, in antwoord op de motie van het lid De Jong c.s. over zonneauto’s (Kamerstuk 32 637, nr. 458), reeds per brief uw Kamer geïnformeerd over het op dat moment geldende beleid omtrent stimulering van zonne-energie in de automotive industrie. Uitgangspunt voor het kabinet is dat het beleid voor emissievrij rijden techniekneutraal is.
In deze brief is ook aangegeven dat innovatie via generiek en specifiek beleid wordt ondersteund. Generiek kan zonne-energie in de automotive industrie worden ondersteund door (fiscale) stimuleringsmiddelen zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelwerk (WBSO) en MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT). Echt nieuwe innovaties als zonneauto’s kunnen daarnaast profiteren van financieringsinstrumenten zoals de Vroegefasefinanciering, het Innovatiekrediet en de Seed Capitalregeling. Ook stond vorig jaar de Subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren open, waaruit onder meer Lightyear middelen heeft ontvangen.
Wat specifiek beleid betreft wordt een gedifferentieerde benadering gevolgd. Dit geldt voor de zakelijke eigenaar of berijder van een uitsluitend elektrisch aangedreven personenauto die is voorzien van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen (afgekort: zonneauto). Dit beleid is vormgegeven door de cap in de bijtelling (bij privégebruik) niet voor deze zonneauto’s toe te passen; ook wordt een extra investeringsaftrek door de MIA/Vamil mogelijk gemaakt.
In aanvulling op die brief kan ik uw Kamer melden dat het fiscale investeringsvoordeel voor ondernemers die investeren in de aanschaf van zonneauto’s is vergroot per 2022 in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Ook is de definitie van een zonneauto mede op hun verzoek binnen de MIA aangescherpt.
In de EU Solar Strategy kwalificeert de Europese Commissie de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie als «a high potential to contribute to the reduction of emissions from the transport sector, by increasing the energy autonomy of EVs and partially replacing grid power with solar electricity produced on board.» Deelt u deze kwalificatie van de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet. Zo ja, wat betekent deze kwalificatie voor het huidige Nederlandse beleid en de inzet van het kabinet ten aanzien van zonne-auto’s? Kunt u uiteenzetten welke wijzigingen u voornemens bent door te voeren in het Nederlandse beleid naar aanleiding van deze publicatie?
Ik zie potentieel in de integratie van zon-PV in elektrische voertuigen op een aantal punten:
Daarnaast is bijvoorbeeld TNO al op verschillende manieren actief op het gebied van Vehicle Integrated PV (VIPV) voor zogenoemde zonneauto’s, onder andere in de samenwerking met Lightyear. Hier liggen voor Nederland kansen.
Tegelijk geeft de Europese Commissie in de EU Solar Energy Strategy aan dat zij momenteel de kansen van deze technologie analyseert door middel van een pilot project. De uitkomsten hiervan wil ik graag benutten om een beter beeld te krijgen van de potentie van zonne-energie geïntegreerd in transport. Stimulering van dit soort innovaties kan dan mogelijk een plek krijgen in de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s).
Samenvattend heb ik op dit moment nog onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Ik ga hiermee aan de slag; middels een BNC-traject zal ik nader ingaan op de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU-strategie voor zonne-energie.
In Nederland is in het solar mobility cluster vergevorderde techniek aanwezig op het gebied van de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie. Mede in het licht van EU Solar Strategy én de transitie-uitdagingen waar Nederland voor staat: in hoeverre bent u bereid – en waar ziet u kansen – om dit cluster te ondersteunen?
Zoals in vraag 2 en in de brief van 27 oktober 2021 ((Kamerstuk 32 637, nr. 458) aangegeven voert het kabinet een techniekneutraal beleid ten aanzien van emissievrij rijden. Voor zonneauto’s voert het kabinet deels wél specifiek beleid; zo wordt de cap in de bijtelling niet toegepast voor zonneauto’s en is het fiscale investeringsvoordeel voor bedrijven van zonneauto’s in 2022 vergroot in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Deze fiscale prikkels kunnen de zonneauto aantrekkelijker maken; hier kan het solar mobility cluster van profiteren.
Daarnaast ondersteunt het kabinet ook internationaal het onderzoek naar en marktintroductie van zonneauto’s met VIPV (Vehicle Integrated PV), onder meer in IEA-verband (International Energy Agency, PVPS taak 17). Tot slot heeft mijn ministerie en vooral ook het Ministerie van Infrastructuur en Milieu regelmatig contact met de branchevereniging Alliance for Solar Electric Mobility (ASOM).
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze Nederland direct of indirect steun (financieel of andersoortig) kan geven aan de verdere ontwikkeling van het Nederlandse solar mobility cluster en de Kamer hier spoedig over te informeren?
In lijn met mijn antwoord op vraag 3 ga ik onderzoeken wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Hierbij zal ik ook de resultaten van de pilotstudie betrekken die door de Europese Commissie wordt uitgewerkt. Middels een BNC-traject zal ik uw Kamer informeren over de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU Solar Energy Strategy. Hierbij zal ik ook ingaan op de vraag of het kabinet additionele steun, bovenop de al genomen fiscale maatregelen, wenselijk acht.
Het communiqué eindigt met de oproep: «to endorse this Strategy, including its key initiatives»; hoe gaat Nederland daar vervolg aan geven? Ziet u een kans voor Nederland om ten opzichte van andere lidstaten een voortrekkersrol op zich te nemen bij de ontwikkeling van de techniek die elektrische auto’s en zonne-energie integreert? Zo ja, hoe gaat u deze voorsprong bewaken en mogelijk verder uitbouwen?
De recent gepubliceerde EU Solar Energy Strategy is ambitieus en veelomvattend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 moet het kabinetsstandpunt hierop nog geformuleerd worden. Vooruitlopend daarop kan ik aangeven dat de EU-strategie grotendeels in lijn lijkt met de kabinetsplannen voor zon-PV, zoals 20 mei jl. gepresenteerd met de zonnebrief van de Minister voor Klimaat en Energie (Kamerstuk 32 813, nr. 1046). De zonneauto, ofwel VIPV, is echter geen onderdeel van deze zonnebrief. In het beoordeling van de EU-strategie via het BNC-traject zal daarom ook de vraag over de rol van Nederland bij eventuele ondersteuning van VIPV op tafel komen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat Innovatie van 25 mei aanstaande?
Daartoe ben ik graag bereid.
Het bericht ‘Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek’ |
|
Pim van Strien (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek»?1
Ja.
Hoe apprecieert u de ontwikkelingen van de bouw van een nieuwe megafabriek van Intel in Duitsland en het investeringsplan van 80 miljard voor de Europese chipproductie in het licht van de Europese ambities voor het chip-ecosysteem binnen Europa?
Het is een positief signaal voor de Europese Unie dat een belangrijke partij in de halfgeleiderindustrie zoals Intel bereid is omvangrijke investeringen te doen in Europa. Het kabinet ziet dit als een belangrijke stimulans voor de versterking van de Europese positie in de mondiale halfgeleiderindustrie. Het versterken van deze positie is onder andere van belang voor het behoud van strategische autonomie. Bovendien speelt deze sector een cruciale rol in de groene en digitale transities.
De halfgeleiderindustrie is heel sterk (mondiaal) verweven. Verschillende Europese bedrijven en kennisinstellingen zijn in dit internationale ecosysteem van elkaar afhankelijk en zijn in verschillende landen in Europa gevestigd. De Nederlandse halfgeleiderbedrijven maken hier integraal onderdeel van uit. Nederland heeft bijvoorbeeld een significant cluster op het gebied van apparatuur voor (zeer geavanceerde) halfgeleiderproductie. Intel heeft aangekondigd de nieuwste technieken te willen inzetten in hun fabriek. Door de internationale verwevenheid van deze industrie zullen de investeringen van Intel in Europa, ook positieve effecten hebben voor de Nederlandse bedrijven en daarmee de Nederlandse economie.
Wat zijn de gevolgen voor het Nederlandse chip-ecosysteem en breder onze economie, nu Intel ervoor heeft gekozen haar nieuwe megafabriek in Duitsland te bouwen en als onderdeel van het investeringsplan bestaande activiteiten in Frankrijk, Ierland, Italië en Spanje uit te breiden en Nederland hierin geen rol heeft kunnen bemachtigen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Nederland ook bereid was en inspanningen heeft geleverd om de Intel fabriek en andere onderdelen van het investeringsplan naar Nederland te halen? Kunt u dit proces toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gaat niet in op individuele gesprekken met bedrijven. Maar in algemene zin geldt dat het kabinet in nauw contact staat met het bedrijfsleven. Dat geldt ook ten aanzien van het aantrekken van investeringen in Nederland. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) speelt hierbij een belangrijke rol. In acquisitietrajecten wordt onder meer gesproken over de bedrijfspropositie en of dit aansluit bij het Nederlandse vestings- en investeringsbeleid, ook in relatie tot bredere maatschappelijke vraagstukken als klimaattransitie en ruimtelijke ordening.
Kunt u aangeven welke oorzaken er in uw ogen voor hebben gezorgd dat, ondanks het feit dat Intel gesprekken heeft gevoerd met de Nederlandse overheid, Intel er niet voor heeft gekozen haar nieuwe fabriek of enige andere activiteiten in Nederland te vestigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze beïnvloeden deze ontwikkelingen de ambities van het kabinet, gezien de grote bereidwilligheid van andere Europese overheden zoals die van Italië, Spanje, Polen en Duitsland om te investeren in dergelijke innovatieve ecosystemen zoals het chips-ecosysteem? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de ambitie om bij te dragen aan de Europese ambitie om strategische onafhankelijkheid te bereiken?
De recent door Intel aangekondigde investeringen versterken het Europese halfgeleider ecosysteem en verminderen de afhankelijkheid van chipproducenten buiten Europa. Dit is in lijn met de Nederlandse ambitie ten aanzien van de halfgeleidersector. Bovendien bieden de investeringen van Intel in productiecapaciteit voor chips tal van kansen voor onze maakindustrie die een belangrijke toeleverancier is voor dit soort fabrieken.
Nederland draagt op dit moment op verschillende manieren bij aan deze ambitie. De start hier van betrof het tekenen van de Declaration: A European Initiative on Processors and semiconductor technologies (7 december 2020).
Belangrijke voorbeelden van actieve Nederlandse overheidsbetrokkenheid zijn:
Daarnaast verwelkomt Nederland de recent verschenen Europese Chips Act (8 februari 2022), waarover uw Kamer op 25 maart jongstleden geïnformeerd is middels het BNC-fiche4.
Ziet u ook kansen om met relevante Nederlandse bedrijven en (kennis)instellingen de samenwerking met het Europese chip-ecosysteem te intensiveren nu de chipfabriek zal worden gevestigd bij onze oosterburen? Zo ja, welke concrete kansen ziet u? Zo nee, waarom niet?
Ja, hier liggen kansen en mogelijkheden. Zoals eerder aangegeven is er een logische relatie met onze sterke positie in de machinebouw voor het productieproces van halfgeleiders, maar ook de sterke positie van Nederland op het gebied van kwantum- en fotonicatechnologie biedt mogelijkheden voor sterkere samenwerking.
Het artikel ‘Hoe Rick Engelkes coronamiljoenen incasseerde voor een spookmusical’ . |
|
Pim van Strien (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in de Telegraaf «Hoe Rick Engelkes coronamiljoenen incasseerde voor een spookmusical»? Kunt u in gaan op de casus die geschetst wordt?
Wat was het doel van deze regeling?
Klopt het dat deze regeling juist ook bedoelt was om leveranciers en zelfstandigen zonder personel (zzp'ers) in de culturele sector, zoals geluidsmensen, artiesten etc., door te kunnen betalen?
Hoe is deze bedoeling van de regeling verankerd in de regeling? Hoe wordt hier op toegezien?
Aan welke criteria moest, volgens de regeling, voldaan worden om coronasteun te ontvangen?
Klopt het, zoals in het artikel wordt beweerd, dat er niet aan deze criteria is voldaan nu de voorstelling die Waterfront Entertainment wilde opzetten, niet in de coronaperiode van 2020–2022 was gepland en er geen kaarten voor de voorstelling zijn verkocht?
Wat is het proces ten aanzien van de controle op de gegeven coronasteun via deze regeling?
Worden de betalingen van coronasteun inderdaad gecontroleerd, zodat eventuele fraude of het foutief besteden van coronasteun aan het licht kan komen? Zo ja, hoe vindt deze controle plaats? Zo nee, waarom wordt hier niet op gecontroleerd?
Zijn er naast het geval genoemd in het artikel nog andere signalen van het foutief besteden coronasteun of andere signalen waarbij het niet duidelijk is waar de coronasteun aan is besteed? Hoe wordt hier mee omgegaan?
NLZiet |
|
Pim van Strien (VVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kunt u, naar aanleiding van uw antwoorden op mijn schriftelijke vragen van 20 april jl.1 aangeven waarom u zich niet uitspreekt over de noodzaak om alle Nederlandse content te bundelen zodat deze beschikbaar blijft voor breed publiek? Suggereert u hiermee dat u geen rol voor uzelf ziet en dat het tussen partijen onderling is om goede afspraken te maken? Deelt u de mening dat dit een breuk zou zijn met de lijn die tot nu toe door het kabinet werd gehanteerd en met de Kamer is gedeeld? Is dit daadwerkelijk uw standpunt? Zo ja: kunt u toelichten waarom u deze verandering voorstaat?
Hoe verhoudt uw kwalificatie dat NLZiet een «mooi initiatief» is, zich tot de tot nu door de Kamer en kabinet gedeelde appreciatie dat NLZiet een noodzakelijke rol vervult? Op welke wijze geeft u uitwerking aan het versterken van de samenwerking door publieke en private mediapartijen om Nederlandse content gezamenlijk aan te bieden zoals vermeld in het Coalitieakkoord?
Waarom schermt u met staatssteunregels terwijl niet vaststaat, zelf onwaarschijnlijk is dat een gratis variant daar überhaupt onder valt (NPO-programma’s zijn bijvoorbeeld ook op Youtube te vinden)? Kunt u een toelichting geven op welke wijze het dienstbaarheidsverbod hier van toepassing is nu een dergelijk verbod erop is gericht te voorkomen dat de activiteiten van de publieke omroep ertoe leiden dat andere, commerciële partijen meer dan normale winst maken en dat bij NLZIET juist geldt dat de gegenereerde inkomsten naar rato worden verdeeld onder de deelnemende partners? Betekent dit dan niet per definitie dat geen sprake kan zijn van meer dan normale winst door de commerciële omroepen en het dienstbaarheidsverbod niet van toepassing is? Wilt u in uw beantwoording ook de uitspraak van het Commissariaat voor de Media betrekken dat in een bestuurlijk rechtsoordeel (d.d. 17 juli 2018 – Kenmerk: 708841/708886) bepaalde dat er geen sprake is van dienstbaarheid als de NPO binnen de eigen programmering verwijst naar NLZIET? Kunt u ook ingaan op het gegeven dat de publieke omroep in het verleden het gehele programma-aanbod gratis beschikbaar heeft gesteld aan distributiepartijen zoals Ziggo en (toen nog) UPC, zonder dat sprake was van dienstbaarheid?
Kunt u aangeven hoe uw uitspraak dat u geen plannen bekend zijn omtrent de doorontwikkeling van een gratis variant van NLZiet, zich verhoudt tot bijvoorbeeld de informatie die vanuit RTL aan het ministerie is aangeleverd over de uitbreiding van NLZIET met een gratis variant, met het verzoek dit onder de aandacht van de toenmailge Minister te brengen (mail van 30
Kunt u alsnog de vraag beantwoorden of u bereid bent om zo snel mogelijk met alle betrokken partijen van NLZIET in gesprek te gaan over – specifiek – de gezamenlijke ambitie voor NLZIET en deze uitkomsten mee te nemen in uw standpuntbepaling betreffende de toekomst van NLZIET?
Kunt u toezeggen dat de standpuntbepaling NLZiet alsnog voor de zomer volgt, zodat de Kamer dit in samenhang met het ontwerpbesluit aanvraag wijziging aanbodkanaal NPO Gemist/NPO START kan bezien?
Het bericht 'Vertrek DSM is signaal voor politiek' |
|
Folkert Idsinga (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vertrek DSM is signaal voor politiek»?1
Hoe kijkt u aan tegen het in het bericht genoemde negatieve sentiment in de samenleving en politiek ten aanzien van het grote bedrijfsleven?
Deelt u daarbij de mening dat dit sentiment zou kunnen veranderen indien er meer transparantie en communicatie zou zijn omtrent de financiële en niet-financiële bijdrages van het bedrijfsleven aan de Nederlandse samenleving? Zo ja, wat gaat het kabinet daar aan doen? Ziet u (daarnaast) andere oplossingen?
Voor hoeveel directe en indirecte (denk aan toeleveranciers, zoals mkb, etc.) banen zorgen multinationals die in Nederland zijn gevestigd?
Wat is het directe en indirecte aandeel van multinationals aan de Nederlandse economie?
Hoe kijkt u aan tegen de niet-financiële bijdrage van multinationals aan de Nederlandse samenleving (bijvoorbeeld op het gebied van verduurzaming, vergroening, etc.)?
Hoe groot acht u het belang van het aantrekken, het hebben en het behouden van hoofdkantoren van deze multinationals in Nederland?
Wat is het huidige beleid van het kabinet met betrekking tot het behouden van en het aantrekken van (nieuwe) hoofdkantoren van multinationals?
Wat is uw reflectie op het (mogelijke) vertrek van het hoofdkantoor van DSM naar Zwitserland?
Wat heeft u concreet gedaan en/of wat gaat u nog doen om dit (mogelijke) vertrek tegen te gaan?
Wat is uw antwoord op de waarschuwing dat veel ondernemingen de locatie van het besliscentrum (hoofdkantoor) op de agenda zouden hebben staan?
Deelt u de conclusie van het artikel dat er werk aan de winkel is voor de Nederlandse politiek? Zo ja, wat dient er te gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Het communiqué 'EU Solar Energy Strategy' |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de publicatie van de EU Solar Strategy van de Europese Commissie?1
Ik heb kennis genomen van de gelijktijdig met het REPowerEU-plan gepubliceerde EU Solar Energy Strategy. In deze Solarstrategie gaat het om vier initiatieven:
Ik denk dat deze initiatieven een belangrijke stimulans zijn voor verdere uitrol van zon-PV in Europa.
Kunt u uiteenzetten wat het huidige beleid van het Nederlandse kabinet is omtrent het stimuleren van zonne-energie in de automotive industrie en welke regelingen hiermee gepaard gaan?
De voormalig Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft op 27 oktober 2021, in antwoord op de motie van het lid De Jong c.s. over zonneauto’s (Kamerstuk 32 637, nr. 458), reeds per brief uw Kamer geïnformeerd over het op dat moment geldende beleid omtrent stimulering van zonne-energie in de automotive industrie. Uitgangspunt voor het kabinet is dat het beleid voor emissievrij rijden techniekneutraal is.
In deze brief is ook aangegeven dat innovatie via generiek en specifiek beleid wordt ondersteund. Generiek kan zonne-energie in de automotive industrie worden ondersteund door (fiscale) stimuleringsmiddelen zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelwerk (WBSO) en MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT). Echt nieuwe innovaties als zonneauto’s kunnen daarnaast profiteren van financieringsinstrumenten zoals de Vroegefasefinanciering, het Innovatiekrediet en de Seed Capitalregeling. Ook stond vorig jaar de Subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren open, waaruit onder meer Lightyear middelen heeft ontvangen.
Wat specifiek beleid betreft wordt een gedifferentieerde benadering gevolgd. Dit geldt voor de zakelijke eigenaar of berijder van een uitsluitend elektrisch aangedreven personenauto die is voorzien van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen (afgekort: zonneauto). Dit beleid is vormgegeven door de cap in de bijtelling (bij privégebruik) niet voor deze zonneauto’s toe te passen; ook wordt een extra investeringsaftrek door de MIA/Vamil mogelijk gemaakt.
In aanvulling op die brief kan ik uw Kamer melden dat het fiscale investeringsvoordeel voor ondernemers die investeren in de aanschaf van zonneauto’s is vergroot per 2022 in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Ook is de definitie van een zonneauto mede op hun verzoek binnen de MIA aangescherpt.
In de EU Solar Strategy kwalificeert de Europese Commissie de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie als «a high potential to contribute to the reduction of emissions from the transport sector, by increasing the energy autonomy of EVs and partially replacing grid power with solar electricity produced on board.» Deelt u deze kwalificatie van de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet. Zo ja, wat betekent deze kwalificatie voor het huidige Nederlandse beleid en de inzet van het kabinet ten aanzien van zonne-auto’s? Kunt u uiteenzetten welke wijzigingen u voornemens bent door te voeren in het Nederlandse beleid naar aanleiding van deze publicatie?
Ik zie potentieel in de integratie van zon-PV in elektrische voertuigen op een aantal punten:
Daarnaast is bijvoorbeeld TNO al op verschillende manieren actief op het gebied van Vehicle Integrated PV (VIPV) voor zogenoemde zonneauto’s, onder andere in de samenwerking met Lightyear. Hier liggen voor Nederland kansen.
Tegelijk geeft de Europese Commissie in de EU Solar Energy Strategy aan dat zij momenteel de kansen van deze technologie analyseert door middel van een pilot project. De uitkomsten hiervan wil ik graag benutten om een beter beeld te krijgen van de potentie van zonne-energie geïntegreerd in transport. Stimulering van dit soort innovaties kan dan mogelijk een plek krijgen in de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s).
Samenvattend heb ik op dit moment nog onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Ik ga hiermee aan de slag; middels een BNC-traject zal ik nader ingaan op de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU-strategie voor zonne-energie.
In Nederland is in het solar mobility cluster vergevorderde techniek aanwezig op het gebied van de integratie van elektrische auto’s en zonne-energie. Mede in het licht van EU Solar Strategy én de transitie-uitdagingen waar Nederland voor staat: in hoeverre bent u bereid – en waar ziet u kansen – om dit cluster te ondersteunen?
Zoals in vraag 2 en in de brief van 27 oktober 2021 ((Kamerstuk 32 637, nr. 458) aangegeven voert het kabinet een techniekneutraal beleid ten aanzien van emissievrij rijden. Voor zonneauto’s voert het kabinet deels wél specifiek beleid; zo wordt de cap in de bijtelling niet toegepast voor zonneauto’s en is het fiscale investeringsvoordeel voor bedrijven van zonneauto’s in 2022 vergroot in de Milieu Investering Aftrek (MIA). Deze fiscale prikkels kunnen de zonneauto aantrekkelijker maken; hier kan het solar mobility cluster van profiteren.
Daarnaast ondersteunt het kabinet ook internationaal het onderzoek naar en marktintroductie van zonneauto’s met VIPV (Vehicle Integrated PV), onder meer in IEA-verband (International Energy Agency, PVPS taak 17). Tot slot heeft mijn ministerie en vooral ook het Ministerie van Infrastructuur en Milieu regelmatig contact met de branchevereniging Alliance for Solar Electric Mobility (ASOM).
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze Nederland direct of indirect steun (financieel of andersoortig) kan geven aan de verdere ontwikkeling van het Nederlandse solar mobility cluster en de Kamer hier spoedig over te informeren?
In lijn met mijn antwoord op vraag 3 ga ik onderzoeken wat de net gepubliceerde EU Solar Energy Strategy betekent voor het kabinetsbeleid ten aanzien van opwek en gebruik van zonne-energie in transport. Hierbij zal ik ook de resultaten van de pilotstudie betrekken die door de Europese Commissie wordt uitgewerkt. Middels een BNC-traject zal ik uw Kamer informeren over de beoordeling van het Nederlandse kabinet van de EU Solar Energy Strategy. Hierbij zal ik ook ingaan op de vraag of het kabinet additionele steun, bovenop de al genomen fiscale maatregelen, wenselijk acht.
Het communiqué eindigt met de oproep: «to endorse this Strategy, including its key initiatives»; hoe gaat Nederland daar vervolg aan geven? Ziet u een kans voor Nederland om ten opzichte van andere lidstaten een voortrekkersrol op zich te nemen bij de ontwikkeling van de techniek die elektrische auto’s en zonne-energie integreert? Zo ja, hoe gaat u deze voorsprong bewaken en mogelijk verder uitbouwen?
De recent gepubliceerde EU Solar Energy Strategy is ambitieus en veelomvattend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 moet het kabinetsstandpunt hierop nog geformuleerd worden. Vooruitlopend daarop kan ik aangeven dat de EU-strategie grotendeels in lijn lijkt met de kabinetsplannen voor zon-PV, zoals 20 mei jl. gepresenteerd met de zonnebrief van de Minister voor Klimaat en Energie (Kamerstuk 32 813, nr. 1046). De zonneauto, ofwel VIPV, is echter geen onderdeel van deze zonnebrief. In het beoordeling van de EU-strategie via het BNC-traject zal daarom ook de vraag over de rol van Nederland bij eventuele ondersteuning van VIPV op tafel komen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat Innovatie van 25 mei aanstaande?
Daartoe ben ik graag bereid.
Verspreiden van een extreemrechtse omvolkingstheorie bij de omroep Ongehoord Nederland |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Habtamu de Hoop (PvdA), Christine Teunissen (PvdD), Marieke Koekkoek (D66), Nilüfer Gündoğan (Volt), Hanneke van der Werf (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Lisa Westerveld (GL), Stephan van Baarle (DENK), Pim van Strien (VVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Vlaamse politicus Filip Dewinter in aflevering 23 van Ongehoord Nieuws, uitgezonden op 10 mei 2022, de omvolkingstheorie heeft gepropageerd en dat hij daarbij niet werd tegengesproken of kritisch werd bevraagd door de presentatoren van het programma?
Bent u bekend met het artikel «Schutter New York liet zich leiden door omvolkingstheorie, levensgevaarlijk als politici er elementen uit overnemen» uit de Morgen van 16 mei 2022?1
Bent u bekend met het feit dat terrorist Anders Breivik (Oslo, 2011) deze omvolkingstheorie gebruikte als rechtvaardiging voor zijn terreurdaden?
Bent u bekend met het feit dat terrorist Brenton Harrison Tarrant (Christchurch, 2019) deze omvolkingstheorie gebruikte als rechtvaardiging voor zijn terreurdaden?
Bent u bekend met het feit dat de AIVD, herhaaldelijk maar ook recent in haar jaarverslag, waarschuwt voor de groei van extreemrechtse groeperingen in Nederland en dat zij deze omvolkingstheorie aanhangen2?
Welke risico’s zijn er voor de Nederlandse maatschappij als de publieke omroep (onweersproken) omvolkingstheoriën uitzendt?
Bent u bereid om de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid te vragen om een uiteenzetting te geven van de risico’s van het uitzenden van omvolkingstheorieën op de publieke omroep voor de nationale veiligheid?
Hoe verhoudt het feit dat Ongehoord Nederland onweersproken ruimte biedt aan deze extreemrechtse omvolkingstheorieen zich tot de voorwaarde (gesteld door de NPO, het Commissariaat voor de Media en de Raad van Cultuur) dat Ongehoord Nederland zich aan de journalistieke code van de NPO behoort te houden?
Hoe verhoudt het feit dat Ongehoord Nederland onweersproken ruimte biedt aan deze extreemrechtse omvolkingstheorieën zich tot de publieke mediaopdracht?
In hoeverre voldoet deze uitzending aan het redactiestatuut van Ongehoord Nederland? Rijmt de werkwijze van deze, en andere uitzendingen van de desbetreffende omroep, met de hoge journalistieke normen, zoals dit verplicht is gesteld in artikel 2.1, lid 2 en in artikel 2.88 van de Mediawet?
Bent u het ermee eens dat voor de verspreiding en het onweersproken propageren van deze gevaarlijke theorieën geen ruimte mag bestaan op de Nederlandse publieke omroep, laat staan gesubsidieerd door Nederlands belastinggeld? Zo nee, waarom niet?
Welke stappen zult u zetten om te voorkomen dat nogmaals dergelijke gevaarlijke omvolkingstheorieën onweersproken op de publieke omroep worden getoond?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en met de grootst mogelijke spoed beantwoorden?
Het bericht ‘Publieke Omroep mag NPO Start uitbreiden van concurrentiewaakhond’ |
|
Pim van Strien (VVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Publieke Omroep mag NPO Start uitbreiden van concurrentiewaakhond»?1
Ja.
Deelt u, in lijn met uw voorgangers, de mening dat nu er steeds meer streamingsdiensten beschikbaar zijn voor de Nederlandse markt, het noodzakelijk is en blijft om Nederlandse streamingdienst te ondersteunen die alle Nederlandse content bundelt zodat deze beschikbaar blijft voor breed publiek?
Het is al langer zo dat de Nederlandse mediaconsument toegang heeft tot een steeds groter wordend aanbod aan audiovisuele content. Aan de ene kant is dat positief: de keuze voor de consument neemt toe en veel content is nu ook daadwerkelijk in Nederland beschikbaar. Aan de andere kant kan dit negatieve impact op de zichtbaarheid en vindbaarheid van Nederlandse content hebben. NLZiet blijft daarom een mooi initiatief om Nederlandse content breder toegankelijk te maken en samenwerking tussen producenten van Nederlandse content te bevorderen.
Bent u van mening dat NLZIET deze functie, zoals in vraag 2 besproken, vervult?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nog altijd van mening dat voor de toekomst van NLZIET, het essentieel is dat het volledige aanbod van NPO Start te zien moet blijven bij NLZIET?
NLZiet is een samenwerkingsverband van de NPO met commerciële partijen (RTL en Talpa). Voor de toekomst van een dergelijke dienst is het van belang dat alle betrokken partijen daar aan bijdragen. Dit geldt voor het aanbod van programma’s dat te zien is in de dienst, maar ook bijvoorbeeld voor de onderlinge samenwerking en de financiële aspecten. Het is aan de partijen om daar onderling goede afspraken over te blijven maken.
Bent u van mening dat, nu de stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de aanbieding van gratis content uitbreidt, de NPO ook al hun uitgebreide gratis content van NPO Start tegelijkertijd en onder exact dezelfde voorwaarden ook via een gratis variant van NLZIET beschikbaar moet aanbieden? Kunt u deze mening onderbouwen?
Op dit moment is er alleen een betaalde variant van NLZiet. Bovendien worden er nu ook geen voorwaarden aan de NPO gesteld over welke content de NPO moet aanbieden binnen NLZiet. De betrokken partijen hebben daar onderling afspraken over gemaakt en zullen dat opnieuw moeten doen in het geval een nieuwe abonnementsvorm ter tafel komt.
Kunt u aangeven of de commerciële partners van NLZIET hebben laten weten voorstander te zijn van een gratis variant van NLZIET en ook bereid zijn hiervoor gratis aanbod beschikbaar te stellen voor NLZIET? Heeft ook de NPO aangegeven hiertoe bereid te zijn?
Ik ben bekend met de wens voor doorontwikkeling van NLZiet met bijvoorbeeld een gratis variant. Veel hangt af van de precieze invulling van een dergelijk voorstel. Dit is mij in dit geval niet bekend. Vanwege Europese regelgeving inzake staatssteun2 en nationale regels3 kan de NPO niet zomaar met gratis content deelnemen in een gratis variant van NLZiet waarin ook commerciële partijen deelnemen. Op de (on)mogelijkheden van een dergelijke samenwerking ziet het Commissariaat voor de Media toe. Bovendien kan ik mij voorstellen dat er een voorstel komt voor een gratis variant met reclame, lastig voor de NPO is aangezien er geen reclame meer is toegestaan bij de online kanalen van de NPO.
In het artikel valt te lezen dat sommige programma's eerder of exclusief op NPO Start te zien zullen zijn, hoe verhoudt deze exclusiviteit zich tot de inspanningsverplichting van de NPO ten aanzien van NLZIET?
De NPO heeft mij laten weten dat het aanbod op NPO Plus, en daarmee dus NLZiet, in beginsel hetzelfde is als het aanbod op NPO Start on demand.4 Dat programma’s eerder of exclusief op NPO Start (on demand) te zien zullen zijn, ziet toe op het verschil met de lineaire televisiekanalen van de NPO. Dit gaat dus niet op voor NLZiet of de inspanningsverplichting van de NPO ten aanzien van NLZiet.
Bent u bereid aan de goedkeuring van de door de NPO aangevraagde wijziging aanbodkanaal NPO Gemist/NPO Start als voorwaarde te verbinden dat de NPO al haar gratis aanbod beschikbaar stelt voor een gratis variant van NLZIET zodat het bovenstaande platform-ambitie kan verwezenlijken?
In de huidige situatie zijn er geen voorwaarden verbonden aan de NPO voor welke content aangeboden kan worden via NLZiet. De NPO is wel, op grond van het instemmingsbesluit van NPO Plus, verplicht zich in te spannen om een bijdrage te blijven leveren aan NLZiet. Deze verplichting is opgelegd aangezien de betaalde dienst NPO Plus initieel integraal onderdeel uitmaakte van NLZiet. Het is echter aan de NPO om invulling te geven aan de inspanningsverplichting. Momenteel geeft de NPO daar bijvoorbeeld invulling aan door de content van NPO Plus ook beschikbaar te stellen voor NLZiet. Het aanbod van NPO Start on demand zal dus ook op NLZiet te zien zijn. De wijzigingsaanvraag van NPO Start on demand staat wat mij betreft dan ook los van de goedkeuring van de dienst NPO Start on demand.
Bent u bereid om zo snel mogelijk met alle betrokken partijen van NLZIET in gesprek te gaan over de gezamenlijke ambitie voor NLZIET en deze uitkomsten mee te nemen in uw standpuntbepaling betreffende de toekomst van NLZIET?
Ik heb regelmatig contact met betrokken partijen. In die contacten komt de samenwerking binnen NLZiet aan bod, maar ook bijvoorbeeld actuele onderwerpen die in de mediasector spelen. De afgelopen jaren hebben partijen via deelname aan de samenwerkingsagenda Nederlandse mediasector5 ook laten zien aan een sterke en creatieve Nederlandse mediasector te willen blijven werken. Ik zal het initiatief nemen voor een gesprek met partijen op korte termijn om de stand van zaken te bespreken en vooruit te kijken hoe we verder kunnen gaan. Uiteraard zal ik de uitkomsten van deze gesprekken meenemen in de standpuntbepaling rond NLZiet.
Kunt u toezeggen dat u deze standpuntbepaling, die de Kamer in het voorjaar zou ontvangen2, uiterlijk voor het einde van het tweede kwartaal aan de Kamer zal toezenden?
De Kamer zal zoals toegezegd in het voorjaar/tweede kwartaal van 2022 een nadere positiebepaling inzake NLZiet ontvangen. Als voorwaarde voor deze nadere positiebepaling is wel gesteld dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de voorgenomen fusie tussen RTL en Talpa. Een positiebepaling rond NLZiet gaat ook in op de strategische lijn waarlangs deze samenwerking vorm gegeven wordt. Juist voor de langere termijn is deze eventuele fusie en wat dit voor de toekomst van de samenwerking binnen NLZiet betekent van belang. Ik wil daarom dit onderzoek en het daaruit volgende besluit eerst afwachten voor ik met een nadere positiebepaling kom.
Bent u bereid toe te zeggen dat u geen besluit neemt over de door de NPO aangevraagde wijziging aanbodkanaal NPO Gemist/NPO Start alvorens de Kamer met u over uw standpuntbepaling ten aanzien van NLZIET van gedachten heeft kunnen wisselen?
Op basis van de aanvraag van de NPO is het mijn taak om conform de wettelijke regels en het algemeen bestuursrecht een besluit te nemen over de aanvraag van de NPO. In antwoord op vraag 8 hierboven heb ik al aangegeven dat de positiebepaling van NLZiet los staat van de goedkeuring van de dienst NPO Start on demand. Ik vind het bestuursrechtelijk dan ook niet juist om het nemen van dit besluit uit te stellen.
Het artikel 'Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet' |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet»?1
Ja.
Andere landen zijn al terughoudend met het toelaten van Chinese investeringen in het elektriciteitsnet, wat is hierop het huidige Nederlandse beleid? Kunt u inzichtelijk maken hoe sterk Chinese bedrijven in onze energievoorziening en vitale infrastructuur zijn verweven?
Nederland en de Europese Unie (EU) hebben bij uitstek een open investeringsklimaat. Dit vormt de hoeksteen voor onze maatschappij en economie en is een belangrijke randvoorwaarde voor ons verdienvermogen en innovatiekracht. Desalniettemin is het kabinet zich zeer bewust van eventuele risico’s voor de nationale veiligheid. De AIVD benoemde in haar jaarverslag van 2020 dat China met forse investeringen in technologie mogelijk afhankelijkheden creëert. MIVD wees daarbij op de mogelijkheid dat China deze investeringen als pressiemiddel kan gebruiken.
De Wet Veiligheidstoets Investeringen, Fusies en Overnames (Vifo) voorziet met een toets op verwervingsactiviteiten in een mogelijkheid om risico’s voor de nationale veiligheid te mitigeren. Dit betekent dat investeringen bij vitale aanbieders en ondernemingen die beschikken over sensitieve technologie in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel mitigerende maatregelen kunnen worden opgelegd. In het uiterste geval kunnen investeringen worden geblokkeerd. Deze wet is recent in uw Kamer behandeld. Vitale aanbieders die onder een bestaande sectorale toets vallen, vallen buiten de reikwijdte van de Wet Vifo. De sectorale toetsen zien op elektriciteitscentrales van 250 MW of meer, op LNG-installaties en -bedrijven. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector (energietransitie, Groningen) zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de Vifo. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Wat betreft eventuele investeringen in het elektriciteitsnet stelt de Elektriciteitswet 1998 dat netbeheerders volledig in publiek eigendom dienen te zijn zodat van beïnvloeding via een aandeelhouderschap geen sprake kan zijn.
Deelt u de zorgen over de toenemende interesse en activiteiten van Chinese bedrijven in het Nederlandse en Europese elektriciteitsnetwerk? Zo ja, hoe bent u voornemens deze zorgen weg te nemen?
Het kabinet deelt de zorgen ten aanzien van ongewenste inmenging van statelijke actoren in vitale sectoren. Zoals ook gesteld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA) kunnen vitale processen doelwit zijn van voorbereidingshandelingen voor of daadwerkelijke (digitale) verstoring of sabotage. Voor de Nederlandse situatie geldt het volgende. Alle netbeheerders hebben op grond van de Elektriciteitswet 1998 de verplichting de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Naast de hierboven genoemde instrumenten m.b.t. investeringen kunnen ook risico’s optreden bij de inkoop van producten en diensten. Netbeheerders hebben daar ook de mogelijkheid om risico’s te beheersen. Netbeheerders zijn hierbij gebonden aan de Aanbestedingswet 2012 en Europese regelgeving daaromtrent. In algemene zin biedt dit wettelijk kader de mogelijkheid om bij aanbestedingen specifieke (veiligheids)eisen als voorwaarden te stellen aan de (mogelijke) opdrachtnemer. Hier kan op worden gecontroleerd tijdens het aanbestedingsproces en gedurende de looptijd van het contract. Verder mag een netbeheerder als speciaal sectorbedrijf bijvoorbeeld eisen dat minimaal 50 procent van de waarde van de dienst of product uit de EU komt. Ook mogen partijen uit landen die geen onderdeel zijn van de Government Procurement Act (GPA) worden uitgesloten. Voor zover bovenbedoelde wetgeving geen grondslag biedt om bepaalde leveranciers uit te sluiten dan kan en mag de aanbesteder dat in principe niet doen. In uitzonderlijke specifieke gevallen kan de rijksoverheid, indien risico’s voor de nationale veiligheid hiertoe noodzaken, met de aanbieder samenwerken om op casus niveau de risico’s voor de nationale veiligheid, waaronder de bescherming van vitale infrastructuur valt, zo goed mogelijk te beheersen.
In de nieuwe Energiewet die binnenkort ter advisering aan de Raad van State zal worden aangeboden, worden er extra mogelijkheden gecreëerd zoals het kunnen toepassen van de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV).
De ADV heeft voorrang op de Aanbestedingswet (Aw) 2012 voor opdrachten die onder het toepassingsbereik van de ADV vallen. De ADV biedt meer mogelijkheden voor het nemen van risico mitigerende maatregelen dan de Aw 2012 in geval van risico’s voor de nationale veiligheid en de bescherming van vitale processen in het bijzonder. Om binnen de reikwijdte van de ADV te vallen moeten opdrachten bij vitale aanbieders op gerubriceerde gegevens betrekking hebben, gerubriceerde gegevens noodzakelijk maken, of zelf gerubriceerde gegevens bevatten of betrekking hebben op als gevoelig aangewezen processen. Uit de Europese definities blijkt dat rubricering en een aanwijzing van gevoelige processen een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag dan wel bindende aanwijzing vanwege het Rijk vereisen. Deze grondslag met onderliggende AMvB wordt gecreëerd in de nieuwe Energiewet.
In hoeverre voorkomt de sectorspecifieke veiligheidstoets die is ingebed in de Elektriciteitsnet 1998 al op voldoende wijze onwenselijke inmenging in ons energie- en elektriciteitsnetwerk?
De genoemde veiligheidstoets ziet op eigenaren van productie-installaties van elektriciteit en dus niet op netbeheerders. De investeringstoets in artikel 86f in de Elektriciteitswet en artikel 66e Gaswet maakt het mogelijk om een wijziging in zeggenschap bij productie-installaties, van tenminste 250 MW, te toetsen op overwegingen van openbare veiligheid, voorzieningszekerheid of leveringszekerheid voor Nederland en eventueel te blokkeren.
Voor netbeheerders geldt het privatiseringsverbod en zal het eigendom altijd in handen van publieke aandeelhouders liggen. De Elektriciteitswet 1998 verplicht alle netbeheerders de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf en het veiligheidsbeleid daarop vorm te geven. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Voor vitale aanbieders die buiten bestaande sectorale veiligheidstoetsen vallen is er de wet Vifo. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de deze wet. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Hoe gaat u onze onafhankelijkheid op elk onderdeel van ons energiesysteem bewaken? Hoe wordt hierbij ook onze leveringszekerheid gewaarborgd?
Uitgaande van de wettelijke verplichting van het borgen van de leveringszekerheid dienen netbeheerders veiligheidsmaatregelen te nemen op het elektriciteitsnet. Deze maatregelen zijn, zoals vermeld gericht op het tegenhouden van ongewenste inmenging dan wel beïnvloeding van de infrastructuur.
Welke mogelijkheden ziet u om onwenselijke verwevenheid van buitenlandse/niet-Europese bedrijven in ons energiesysteem af te weren?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 en 3, kan met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid worden besloten om bepaalde indringende adviezen toe te voegen tijdens een aanbestedingsproces wanneer er sprake is van mogelijke ongewenste invloed op cruciale delen van de infrastructuur. Deze optie dient vooraf te worden opgenomen in het aanbestedingsproces zodat aanbestedende partijen hiervan op de hoogte zijn. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat spreekt in dat kader ook regelmatig met netbeheerders over hun aanbestedingsprocessen.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met de sector een selectiever beleid op te stellen voor bedrijven en/of landen die een aanzienlijke en onwenselijke positie verwerven in ons energiesysteem en daarmee een risico voor onze veiligheid kunnen veroorzaken? Bent u van mening dat hiervoor een aangescherpt kader nodig is. En zo ja, bent u bereid dit op te stellen?
We werken met de sector zoveel mogelijk samen om ongewenste inmenging te voorkomen. Daar horen duidelijke afspraken en kaders bij. Het Ministerie van Economische Zaken en klimaat zal onder meer de huidige afspraken en kaders met TenneT tegen het licht houden en zal daar waar nodig aanpassingen doorvoeren. Daarnaast is in 2020 door het kabinet een nationale veiligheidsanalyse uitgevoerd voor TenneT uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Deze wijzigingen maken het mogelijk om nog beter rekening te houden met eisen ter bescherming van de nationale veiligheid. Zo zal het voor bepaalde gevoelige opdrachten mogelijk worden dat netbeheerders gebruik kunnen maken van de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid. Deze wijzigingen worden nu meegenomen in de Energiewet, waarvan het voorstel later dit jaar aan de afdeling Advisering van de Raad van State zal worden aangeboden.
Bent u bereid om sterker te monitoren welke buitenlandse/niet-Europese bedrijven een grote(re) ongewenste marktpositie verwerven in strategische sectoren?
Het is inderdaad van groot belang dit te monitoren. Er zijn naast de NVS 2019 een aantal reguliere overleggen en structuren binnen de rijksoverheid die zich bezig houden met het voorkomen van ongewenste statelijke actoren die inmengen in de Nederlandse infrastructuur, waarin de situatie wordt gemonitord.
Ziet u mogelijkheden om dit ook op Europees niveau op te pakken?
Naast de al bestaande EU werkgroepen die zich bezig houden met de energievoorziening en bijbehorende mogelijke dreigingen, zal ik dit onderwerp zeker agenderen in EU overleggen waar dit relevant is. Gegeven de huidige geopolitieke situatie zijn de lidstaten zich nog meer dan voorheen bewust van de noodzaak om vitale infrastructuur te beschermen. Er zijn verschillende initiatieven op Europees niveau om digitale dan wel fysieke veiligheid van vitale processen te waarborgen zoals de richtlijn voor Security of Network and Information Systems (NIS 2 Directive) en de richtlijn voor Critical Entities Resilience. Tevens wordt op dit moment specifiek voor de elektriciteitssector onderhandeld over strengere wetgeving om de veiligheid van kritieke digitale systemen te waarborgen (Netcode on Cybersecurity). Ik zal te zijner tijd de Kamer hierover informeren.
Het bericht ‘Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek’ |
|
Pim van Strien (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek»?1
Ja.
Hoe apprecieert u de ontwikkelingen van de bouw van een nieuwe megafabriek van Intel in Duitsland en het investeringsplan van 80 miljard voor de Europese chipproductie in het licht van de Europese ambities voor het chip-ecosysteem binnen Europa?
Het is een positief signaal voor de Europese Unie dat een belangrijke partij in de halfgeleiderindustrie zoals Intel bereid is omvangrijke investeringen te doen in Europa. Het kabinet ziet dit als een belangrijke stimulans voor de versterking van de Europese positie in de mondiale halfgeleiderindustrie. Het versterken van deze positie is onder andere van belang voor het behoud van strategische autonomie. Bovendien speelt deze sector een cruciale rol in de groene en digitale transities.
De halfgeleiderindustrie is heel sterk (mondiaal) verweven. Verschillende Europese bedrijven en kennisinstellingen zijn in dit internationale ecosysteem van elkaar afhankelijk en zijn in verschillende landen in Europa gevestigd. De Nederlandse halfgeleiderbedrijven maken hier integraal onderdeel van uit. Nederland heeft bijvoorbeeld een significant cluster op het gebied van apparatuur voor (zeer geavanceerde) halfgeleiderproductie. Intel heeft aangekondigd de nieuwste technieken te willen inzetten in hun fabriek. Door de internationale verwevenheid van deze industrie zullen de investeringen van Intel in Europa, ook positieve effecten hebben voor de Nederlandse bedrijven en daarmee de Nederlandse economie.
Wat zijn de gevolgen voor het Nederlandse chip-ecosysteem en breder onze economie, nu Intel ervoor heeft gekozen haar nieuwe megafabriek in Duitsland te bouwen en als onderdeel van het investeringsplan bestaande activiteiten in Frankrijk, Ierland, Italië en Spanje uit te breiden en Nederland hierin geen rol heeft kunnen bemachtigen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Nederland ook bereid was en inspanningen heeft geleverd om de Intel fabriek en andere onderdelen van het investeringsplan naar Nederland te halen? Kunt u dit proces toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gaat niet in op individuele gesprekken met bedrijven. Maar in algemene zin geldt dat het kabinet in nauw contact staat met het bedrijfsleven. Dat geldt ook ten aanzien van het aantrekken van investeringen in Nederland. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) speelt hierbij een belangrijke rol. In acquisitietrajecten wordt onder meer gesproken over de bedrijfspropositie en of dit aansluit bij het Nederlandse vestings- en investeringsbeleid, ook in relatie tot bredere maatschappelijke vraagstukken als klimaattransitie en ruimtelijke ordening.
Kunt u aangeven welke oorzaken er in uw ogen voor hebben gezorgd dat, ondanks het feit dat Intel gesprekken heeft gevoerd met de Nederlandse overheid, Intel er niet voor heeft gekozen haar nieuwe fabriek of enige andere activiteiten in Nederland te vestigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze beïnvloeden deze ontwikkelingen de ambities van het kabinet, gezien de grote bereidwilligheid van andere Europese overheden zoals die van Italië, Spanje, Polen en Duitsland om te investeren in dergelijke innovatieve ecosystemen zoals het chips-ecosysteem? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de ambitie om bij te dragen aan de Europese ambitie om strategische onafhankelijkheid te bereiken?
De recent door Intel aangekondigde investeringen versterken het Europese halfgeleider ecosysteem en verminderen de afhankelijkheid van chipproducenten buiten Europa. Dit is in lijn met de Nederlandse ambitie ten aanzien van de halfgeleidersector. Bovendien bieden de investeringen van Intel in productiecapaciteit voor chips tal van kansen voor onze maakindustrie die een belangrijke toeleverancier is voor dit soort fabrieken.
Nederland draagt op dit moment op verschillende manieren bij aan deze ambitie. De start hier van betrof het tekenen van de Declaration: A European Initiative on Processors and semiconductor technologies (7 december 2020).
Belangrijke voorbeelden van actieve Nederlandse overheidsbetrokkenheid zijn:
Daarnaast verwelkomt Nederland de recent verschenen Europese Chips Act (8 februari 2022), waarover uw Kamer op 25 maart jongstleden geïnformeerd is middels het BNC-fiche4.
Ziet u ook kansen om met relevante Nederlandse bedrijven en (kennis)instellingen de samenwerking met het Europese chip-ecosysteem te intensiveren nu de chipfabriek zal worden gevestigd bij onze oosterburen? Zo ja, welke concrete kansen ziet u? Zo nee, waarom niet?
Ja, hier liggen kansen en mogelijkheden. Zoals eerder aangegeven is er een logische relatie met onze sterke positie in de machinebouw voor het productieproces van halfgeleiders, maar ook de sterke positie van Nederland op het gebied van kwantum- en fotonicatechnologie biedt mogelijkheden voor sterkere samenwerking.
Het bericht ‘Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: ‘Dit lijken wel Sovjetpraktijken’? |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: «Dit lijken wel Sovjetpraktijken»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland en Europa bij het treffen van sancties en andere maatregelen tegen Rusland vanwege de aanval op Oekraïne, met die maatregelen zoveel mogelijk druk moeten zetten op de Russische staat, maar waar mogelijk duidelijk moeten maken dat het geen afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur betreft?
Die mening deel ik. Wij keuren de agressie van de Russische Staat tegen Oekraïne ten zeerste af. Dat betekent natuurlijk niet dat we de Russische bevolking of Russische cultuur afwijzen. Juist in deze tijd moet er alle ruimte zijn om elkaars cultuur te kunnen beleven. Cultuur kan bijdragen aan wederzijds begrip en verbondenheid. Daarbij verwijs ik tevens naar de brief die ik op woensdag 9 maart jl. aan uw Kamer heb gestuurd inzake dit onderwerp2. Daarin heb ik onder meer opgeroepen om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische kunstenaars in Nederland, om de verbindende kracht van kunst en cultuur te kunnen blijven benutten. Het is belangrijk om juist in deze tijd goede contacten met kunstenaars en journalisten in de Russische Federatie en Belarus te blijven onderhouden.
Deelt u de mening dat een brede afwijzing van iedere uiting van de Russische cultuur Poetin uiteindelijk in de kaart kan spelen, omdat hij dan kan claimen dat Westerse landen simpelweg anti-Russisch zijn, los van wat Rusland doet in Oekraïne?
Ik ben van mening dat we uitingen van de Russische cultuur en door Russische culturele makers zoveel mogelijk los moeten zien van de handelwijze van Rusland jegens Oekraïne, tenzij duidelijk is dat de bewuste culturele uiting gebruikt wordt als propaganda voor het Russische regime.
Deelt u de mening dat de Russische taal, cultuur, en geschiedenis een onlosmakelijk onderdeel zijn van de Europese geschiedenis en culturele rijkdom?
Inderdaad, die mening deel ik. Het staat buiten kijf dat de Russische taal en cultuur van onschatbare waarde zijn en veel hebben toegevoegd aan de Europese culturele rijkdom. De Russische geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met die van Europa.
Deelt u de mening dat bij het aanpassen van programmeringen van Russische kunst en cultuur, door Nederlandse instellingen, een onderscheid gemaakt moet worden tussen samenwerking met aan de staat gelieerde instellingen, zoals de Hermitage, en uitingen van Russische cultuur, waarbij die link met de Russische staat er niet is?
Die mening deel ik. In mijn Kamerbrief van 9 maart jl. roep ik samen met de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op tot opschorting van formele en institutionele samenwerkingen met de overheid in de Russische Federatie en Belarus, evenals met de aan hen gelieerde culturele instellingen. Tegelijkertijd roepen we op om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische en Belarussische kunstenaars.
Ik laat het op dit moment aan Nederlandse instellingen zelf om hun programmering al dan niet aan te passen naar eigen inzicht. Ik wil daar niet in treden. Daarbij verwijs ik echter wel naar mijn antwoorden op vragen 2 en 3.
Bent u bereid om met de relevante sectoren in gesprek te gaan over de wijze waarop in het licht van bovenstaande, effectief druk gezet kan worden op de Russische staat zonder dat afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur wordt aangewakkerd?
Het is belangrijk dat de neiging tot afwijzing van de Russische cultuur, mogelijk ingegeven door nieuwsberichten over de oorlogshandelingen van Rusland tegen Oekraïne, niet wordt aangemoedigd. Ik ben en blijf met de culturele sector in gesprek over de actuele stand van zaken rond de oorlog in Oekraïne en wat de beste manier is om daar mee om te gaan. Daarbij is mijn uitgangspunt dat het gezamenlijk beleven van culturele activiteiten verbindend is en voor wederzijds begrip kan zorgen.
Het bericht ‘Prins Constantijn: 'We hadden de ster van Europa kunnen zijn'. |
|
Folkert Idsinga (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Prins Constantijn: «We hadden de ster van Europa kunnen zijn»»?1
Ja.
Bent u het eens met de strekking van het artikel dat Nederland kansen heeft laten liggen, en de ster van Europa had kunnen zijn op het gebied van het startup-klimaat? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. We staan mede dankzij de inspanningen van het kabinet nu op de derde plaats binnen Europa volgens het Global Startup Ecosystem Report 2021 van StartupGenome als het gaat om startup ecosystemen en op de dertiende plaats wereldwijd. We versterken het ecosysteem voor startups en scale-ups door het verbeteren van de toegang tot talent, kapitaal, kennis, (internationale) netwerken, markten en de overheid (Kamerstuk 32 637, nr. 374). Binnen deze aanpak fungeert Techleap.nl – met Constantijn van Oranje als special envoy – als externe aanjager en als kenniscentrum door EZK ingesteld en betaald. Ik ben het eens met de envoy dat we alert moeten zijn op nieuwe kansen en ons moeten blijven inzetten voor het oplossen van knelpunten in ons startup klimaat. Zoals de tekorten aan technisch of digitaal opgeleide mensen, de beschikbaarheid van vroege fase kapitaal en benutting van kennis door nieuwe én bestaande bedrijven. Een sterk ecosysteem voor startups en scale-ups vraagt blijvend aandacht. We zijn en blijven daarover in gesprek met Techleap.nl en partijen in het veld.
Hoe apprecieert u de analyse in het artikel dat het innovatiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en ook het Nationaal Groeifonds het belang van startups en durfkapitaal onderschat?
Met het bedrijfsleven- en innovatiebeleid zetten we erop in dat bedrijven kunnen floreren en hun bijdrage kunnen leveren aan economische en maatschappelijke uitdagingen. Daarbinnen is er uitgebreid aandacht voor de vernieuwingskracht van startups en scale-ups, en bevorderen wij de start en doorgroei van deze bedrijven. Met het innovatie-instrumentarium worden projecten gericht op de totstandkoming van innovaties gefinancierd. Dit instrumentarium is toegankelijk voor alle bedrijven, maar jonge innovatieve bedrijven worden bij sommige regelingen, zoals via de tarieven in de WBSO, extra gestimuleerd. Daarnaast wordt met het financieringsinstrumentarium de (door)groei van jonge innovatieve bedrijven gestimuleerd door de toegang tot en beschikbaarheid van durfkapitaal te stimuleren. Dit neemt niet weg dat er nog steeds knelpunten zijn in het Nederlandse startup ecosysteem. Zo zijn er financieringsknelpunten voor startups en scale-ups m.n. bij de toegang tot kapitaal in de vroege- en in de latere fases bij kennis- en kapitaalintensieve bedrijven. Daarnaast is bijvoorbeeld ook valorisatie van publieke kennis een knelpunt in het Nederlandse startup ecosysteem.
Het Nationaal Groeifonds heeft als doel het versterken van het duurzaam verdienvermogen. Dat betekent dat er juist ook geïnvesteerd moet worden in nieuwe en baanbrekende innovaties en ecosystemen, waarbij startups en scale-ups een belangrijke rol kunnen spelen. De mate en vorm is maatwerk. De strategie ecosystemen2 geeft handvatten voor schrijvers van voorstellen voor het Nationaal Groeifonds. Zo is bijvoorbeeld in het gehonoreerde voorstel van kwantum Delta NL uit de eerste investeringsronde sprake van een startupfaciliteit, om kapitaal te verschaffen binnen dit ecosysteem. Daarnaast faciliteer ik gesprekken tussen de deelnemende consortia van gehonoreerde voorstellen uit de eerste ronde en de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) om kansen – nu en in de toekomst – te onderzoeken. Dit wil ik ook doen bij de gehonoreerde voorstellen in de tweede ronde. Tevens is er tussen het Nationaal Groeifonds en Invest-NL goed contact om mogelijkheden en behoeftes bij voorstellen te onderzoeken. In de voorstellen voor de tweede ronde is ook weer aandacht voor valorisatie en het betrekken en stimuleren van mkb, met startups en scale-ups in het bijzonder. De voorstellen worden nu beoordeeld door de adviescommissie Nationaal Groeifonds. De adviescommissie van het Nationaal Groeifonds (waarvan Constantijn van Oranje op persoonlijke titel lid is) is zodanig samengesteld dat er voldoende en diverse expertise beschikbaar is om een objectief en kwalitatief hoogwaardig advies te kunnen geven over een divers palet aan voorstellen. Ook betrekt zij verscheidene externe experts om een zo breed en objectief mogelijke invalshoek bij de beoordeling mogelijk te maken.
Wat is volgens u het belang van start-ups en durfkapitaal en hoe vertaalt dit belang zich in innovatiebeleid en/of fiscale maatregelen en/of toekomstige plannen?
Succesvolle startups en scale-ups dragen sterk bij aan de innovatiekracht van Nederland, jagen de productiviteitsgroei aan en creëren veel werkgelegenheid. Startups en scale-ups zijn daarmee van belang voor onze concurrentiepositie en voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland. Een goede toegang tot durfkapitaal is daarbij van groot belang. De laatste jaren heeft de overheid hier sterk op ingezet. Zo is de afgelopen kabinetsperiode Invest-NL opgericht en bestaat er inmiddels een landsdekkend stelsel van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s), die zijn opgericht om de (regionale) economische structuur te versterken. Daarnaast zijn er via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) verschillende subsidie-instrumenten om innovatieve starters van durfkapitaal te voorzien. Voortdurend wordt gekeken of deze instrumenten aanpassing behoeven om in te kunnen spelen op de laatste marktontwikkelingen. Een voorbeeld is de recente aanpassing van de Seed Capital regeling waarbij er meer aandacht is voor vroege fase investeringen en er een specifieke tender is gehouden voor deeptech startups.
Kunt u uitgebreid aangeven wat u op dit moment doet ten aanzien van een gunstig startup-klimaat, zowel op het fiscale als niet-fiscale gebied? Hoe relateert deze inzet zich tot inspanningen van andere Europese landen die eveneens de ambitie hebben een sterk startup en scale-up ecosysteem te creëren? Hoe aantrekkelijk is het Nederlandse vestigingsklimaat voor deze snelle groeiers in een Europees perspectief?
Hoewel Nederland een sterke positie binnen Europa heeft als ecosysteem voor startups en scale-ups, laat het rapport van Sifted «The future’s orange?» zien waar Nederland op in moet zetten om deze positie te behouden of versterken. Op dit moment werk ik o.a. aan verbetering van venture capital investeringen (in de vroege fase en grote tickets die m.n. relevant zijn voor snelle groeiers), maatregelen gericht op betere benutting van kennis (valorisatie), het ontwikkelen en aantrekken van talent en meer aandacht voor diversiteit en inclusiviteit.
Het beleid van EZK is erop gericht dat de toegang tot financiering voor het bedrijfsleven in Nederland minstens gelijkwaardig moet zijn aan andere regio’s in de wereld zoals de VS en China, zodat dat dat geen reden kan zijn voor ondernemingen om naar het buitenland te vertrekken of te kiezen voor een buitenlandse overname. Dit is van belang met het oog op het op peil houden van onze innovatiekracht en technologische soevereiniteit en het vinden van oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en circulaire economie.
Binnen Europa werkt Nederland samen met andere lidstaten aan de versterking van het ecosysteem voor startups en scale-ups. Het huidige Franse voorzitterschap heeft het initiatief genomen voor het opstellen van een verklaring over een Scale-up Europe Initiative. Doel van de verklaring is om het pan-Europees financieringsecosysteem te versterken zodat de groeifase van innovatieve technologiebedrijven en de technologische soevereiniteit wordt bevorderd. Plan is om een publiek-privaat initiatief van € 10 miljard op te zetten dat de totstandkoming van 10–20 pan-Europese private late stage venture capital fondsen voor het mkb mogelijk maakt. Ik steun dit initiatief omdat er, zoals Techleap.nl ook aangeeft, noodzaak is voor een meer Europese aanpak voor scale-ups bij grote financieringsronden in Nederland/Europa. In vergelijking met andere regio’s in de wereld hebben Nederland en andere EU-lidstaten bij deze specifieke investeringsfase een zwak financieel ecosysteem.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten, zoals die in het Belastingplan 2022 was opgenomen? Wanneer wordt dit wetsvoorstel in, al dan niet gewijzigde vorm, opnieuw aangeboden aan de Kamer?
Naar aanleiding van twijfels van Kamerleden is de behandeling van het in
september jl. ingediende wetsvoorstel op verzoek van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst aangehouden. De twijfels van deze Kamerleden zien hoofdzakelijk op de uitvoeringslasten en de generieke toepassing van de aandelenoptieregeling. Op dit moment wordt bekeken of en hoe het genoemde wetsvoorstel op die punten kan worden verbeterd. Na weging van de voor- en nadelen van verschillende opties wordt de Kamer zo snel mogelijk door het kabinet geïnformeerd. De verwachting is dat dit binnen enkele weken zal zijn.
Wat zijn de eventuele wijzigingen ten aanzien van het bovengenoemde oorspronkelijke wetsvoorstel?
Zoals gezegd wordt op dit moment gekeken naar verschillende opties. Er is op dit moment nog geen definitief oordeel.
Wat zijn de eventuele belemmeringen voor een snelle invoering van de voorgestelde aandelenoptieregelingen? Per wanneer verwacht u dat eventuele belemmeringen weggenomen zullen zijn, zodat de maatrelen van kracht kunnen worden?
De beoogde inwerkingtreding hangt af van de eventuele aanpassing van het aangehouden wetsvoorstel en zal op zijn vroegst liggen op 1 januari 2023.
Welke overige maatregelen overweegt de regering om investeringen in nieuwe bedrijven, startups en scale-ups fiscaal aantrekkelijker te maken?
Op dit moment overweegt het kabinet geen extra maatregelen gericht op het fiscaal aantrekkelijker maken van investeringen in startups en scale-ups.
Wat is de visie van de regering ten aanzien van de in het artikel genoemde «vliegwiel van kapitaal» dat steeds weer nieuwe bedrijven creëert?
Succesvolle ondernemers die weer herinvesteren in nieuwe tech-startups: daar ben ik voor. Deze investeerders brengen naast kapitaal namelijk ook kennis en kunde in het ecosysteem, zogeheten «smart capital», wat in de vroege levensfase van een startup erg waardevol is. Met de Seed Capital regeling en de Seed Business Angel regeling wordt dit vliegwieleffect gestimuleerd. Via deze regelingen kunnen investeerders een lening aanvragen om hun investeringsrisico in de vroege fase te verlagen. Beide regelingen zijn recent verbeterd n.a.v. aanbevelingen uit het onderzoek van KplusV over versterking van de Nederlandse durfkapitaalmarkt.
Onderzoek laat echter zien dat het aantal deals onder de € 1 miljoen sinds 2019 licht terugloopt. Techleap.nl heeft naar aanleiding daarvan het initiatief genomen om te onderzoeken hoe andere landen het aanbod van risicokapitaal door Business Angels stimuleren. De resultaten zijn met EZK gedeeld en momenteel wordt bekeken hoe de bevindingen uit dit onderzoek betrokken kunnen worden bij ons beleid voor durfkapitaal in de vroege fase.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Sabic overweegt sluiting naftakraker op Chemelot’ |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sabic overweegt sluiting naftakraker op Chemelot»?1
Ja.
Klopt het dat Sabic overweegt om de naftakrakers te sluiten? Wat zou dit betekenen voor de werknemers en voor de andere bedrijven op het chemiecomplex?
SABIC heeft haar medewerkers medegedeeld dat SABIC bezig is met een strategische heroriëntatie waarbij het sluiten van een kraker een eventuele optie is. In dit proces is – voor zover mij bekend – echter nog geen besluit genomen.
Chemelot is een geïntegreerd chemiecomplex waardoor het sluiten van een grote fabriek invloed heeft op de rest van de site. Om die reden hebben de directie van stichting Chemelot, de provincie Limburg en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) onlangs een gesprek gevoerd met SABIC. Daarin is door SABIC aangegeven dat er nog geen definitief besluit is genomen. Verder heeft SABIC aangegeven vergaande plannen te hebben voor de verduurzaming en koolstofneutraal maken van de SABIC-site in Geleen.
Over de plannen en de gevolgen moeten de bedrijven onderling met elkaar in gesprek. Het Ministerie van EZK en de provincie Limburg volgen de uitkomsten van deze gesprekken om de gevolgen voor de gehele site te monitoren. Aangezien er nog geen definitief besluit door SABIC is genomen, kunnen over de gevolgen voor de werknemers geen uitspraken worden gedaan.
Wat doet u om de mogelijke sluiting te voorkomen? Hoe kunt u eraan bijdragen dat Sabic juist Chemelot kiest als locatie om investeringen te doen om te verduurzamen?
Het is primair aan SABIC om te bepalen welke besluiten in het kader van de strategische heroriëntatie worden genomen. Op korte termijn wordt het gesprek aangegaan met SABIC hoofdkantoor om te bevestigen hoe belangrijk SABIC voor Nederland en het chemiecomplex Chemelot is, en hoe belangrijk de reeds eerder gepresenteerde verduurzamingsplannen zijn.
Wat betekent een mogelijke sluiting voor de verduurzamingsplannen van het complex Chemelot? Wat betekent dit voor de voorstellen in de Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)?
Zoals aangegeven wordt door SABIC niet gesproken over sluiting van het gehele complex en zijn de verduurzamingsplannen nog steeds relevant. Juist voor de verduurzaming van het complex is infrastructuur noodzakelijk. Mochten de verduurzamingsplannen wijzigen dan zullen de eventuele effecten een plaats krijgen in de Cluster-energie strategie van Chemelot. Van daaruit zal dan worden gekeken naar de effecten op de planning van betrokken projecten in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Er zijn geen aanwijzingen dat de verduurzamingsplannen wijzigen.
Kunt u snel beginnen met het maken van de maatwerkafspraken voor verduurzaming van de industrie, specifiek bij Chemelot? Welke acties gaat u op korte termijn ondernemen?
Ik ben nu bezig met een aanpak voor maatwerkafspraken met de grote (industriële) uitstoters. Chemelot en de bedrijven SABIC en OCI horen zeker bij de groep uitstoters waarmee ik mogelijk maatwerkafspraken wil maken. Ik verwacht op korte termijn in gesprek te treden met deze bedrijven.
Wat is er nog meer nodig voor de verduurzaming van het cluster? Waar zitten de knelpunten en hoe kunnen deze worden opgelost?
In de plannen beschreven in het Chemelot Strategie 2050 van de CES (Cluster energie strategie Chemelot 2030–2050) is aangegeven dat vooral goede en tijdige infrastructuur voor elektriciteit en voor buisleidingen van belang zijn voor de verduurzaming van het cluster. Deze infrastructuur wordt opgepakt in het MIEK.
Het bericht 'Shell verhuist hoofdkantoor naar Engeland en wordt op papier volledig Brits' |
|
Jan Klink (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
de Th. Bruijn , Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebben het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerie van Buitenlandse Zaken of andere onderdelen van de rijksoverheid eerder signalen ontvangen van het voorgenomen besluit van Royal Dutch Shell om het hoofdkwartier naar Groot-Brittannië te verhuizen?1 Zo ja, wat heeft u met deze signalen gedaan?
Op dit moment heeft Shell een duale aandelenstructuur met aandelen A genoteerd aan de Amsterdamse beurs en aandelen B in Londen. In het voorstel van het bestuur wil Shell dit aanpassen naar één soort aandelen. Het is al langer bekend dat Shell deze duale structuur wil versimpelen, omdat deze versimpeling onder meer het uitgeven en inkopen van aandelen en het doen van overnames vergemakkelijkt. Ook was het kabinet al langer bekend dat deze versimpeling mogelijk gevolgen kan hebben voor de locatie van het hoofdkantoor.2
Vanuit de rijksoverheid wordt op verschillende niveaus regelmatig met Shell gesproken over hun activiteiten in Nederland, net zoals dat met andere bedrijven gebeurt. De inzet van het kabinet is daarbij steeds om activiteiten, investeringen en werkgelegenheid voor nu en op de lange termijn in Nederland te behouden en waar mogelijk uit te breiden, zeker waar deze bijdragen aan de energietransitie. Het is gezien de bedrijfsvertrouwelijkheid niet aan mij om in detail te treden over de inhoud van deze gesprekken. Uiteindelijk is het aan het bedrijf zelf om de voor- en tegens van een besluit af te wegen, tot een besluit te komen en dit vervolgens aan haar aandeelhouders voor te leggen.
Kunt u een inschatting maken van de directe en indirecte gevolgen qua werkgelegenheid, investeringen en innovatiekracht voor Nederland van het voorgenomen vertrek van het hoofdkantoor van Royal Dutch Shell naar Groot-Brittannië?
Het kabinet betreurt het voornemen van Shell om het hoofdkantoor te verplaatsen. Met dit voornemen worden alleen een aantal topfuncties van het hoofdkantoor verplaatst naar Londen. Het gaat op dit moment in totaal om circa tien banen, waaronder de CEO en CFO.
Gezien het belang van Shell voor de Nederlandse economie en haar rol in de energietransitie, is het kabinet na de aankondiging van dit voorstel met Shell in gesprek gegaan. De vraag van het kabinet was hierbij wat de gevolgen zijn voor de activiteiten van Shell in Nederland en hoe het bedrijf naar de toekomst toe actief kan bijdragen aan de energietransitie in Nederland. Het kabinet is positief dat Shell als uitkomst van deze gesprekken haar commitment naar Nederland op papier heeft gezet en openbaar heeft gemaakt. Met de in de brief opgeschreven plannen en toezeggingen, toont Shell aan voort te willen bouwen op de nu al grote aanwezigheid van het bedrijf in Nederland en een bijdrage te willen leveren aan de Nederlandse energietransitie.3
Wat zijn de gevolgen voor het vestigingsklimaat in Nederland, nadat in korte tijd twee van ‘s lands grootste multinationals (naast Royal Dutch Shell ook Unilever) Nederland hebben verlaten?
Blijkens recent onderzoek van Dialogic staat het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat er in algemene zin goed voor.4 Daarbij geeft Dialogic aan dat het onderzoek, omdat het gebruik maakt van internationale ranglijsten, gebaseerd is op metingen uit het verleden en dus per definitie terugkijkt. De impact van recente ontwikkelingen – zoals Brexit, Corona en stikstofproblematiek – is dus geen onderdeel van dit onderzoek. Bij het positieve beeld past daarom de kanttekening dat ik van verschillende partijen uit het veld steeds vaker signalen ontvang dat zij zich zorgen maken over hoe het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat zich ontwikkelt.5
Het is moeilijk te duiden wat het effect is van de verhuizing van het hoofdkantoor van Unilever en de recente aankondiging van Shell. Beide bedrijven hebben aangegeven dat deze verhuizing samenhangt met de wens om de aandelenstructuur te versimpelen en dat dit geen gevolgen heeft voor de activiteiten in Nederland. Nederland blijft volgens Shell en Unilever een aantrekkelijk land om investeringen te doen. Tegelijkertijd heeft het kabinet er oog voor dat hoofdkantoren van internationale bedrijven bijdragen aan een sterke internationale positie van Nederland en daarmee ook aan Nederland als vestigingsland. Het is belangrijk dat Nederland een aantrekkelijke locatie blijft voor hoofdkantoren en aan een volgend kabinet om invulling te geven aan het verdere beleid op vestigings- en investeringsklimaat.
Wat zijn de gevolgen voor het «gewicht» en de uitstraling van Nederland in de wereld en welke uitwerking heeft dit op de handelspositie van Nederland, nu in korte tijd de hoofdkantoren van twee grote multinationals Nederland hebben verlaten? Op welke wijze wilt u deze uitwerking mitigeren? Ziet u bijvoorbeeld dat dit verlies in internationale positie opgevangen kan worden door andere grote multinationals? Zo ja, hoe is dat proces te stimuleren?
De aanwezigheid van grote, innovatieve en internationaal georiënteerde bedrijven in Nederland draagt ontegenzeggelijk bij aan het gewicht van Nederland in het buitenland. Het opent deuren en biedt ook andere Nederlandse bedrijven, groot en klein, betere toegang tot een internationale afzetmarkt. Daarmee dragen deze bedrijven bij aan de internationalisering van het Nederlands bedrijfsleven. Daarnaast zijn hoofdkantoren in de regel goed voor hoogwaardige werkgelegenheid van zowel Nederlands als internationaal talent en leveren ook indirecte werkgelegenheid op. Het feit dat een hoofdkantoor in Nederland is gevestigd, maakt ook de relatieve positie van Nederland in de investeringsafweging van het bedrijf aantrekkelijker, bijvoorbeeld voor investeringen op terrein van innovatie en verduurzaming.
Het kabinet blijft daarom werk maken van een aantrekkelijk Nederlands vestigings- en investeringsklimaat door in de breedte aantrekkelijk te zijn als vestigingslocatie voor bedrijven, inclusief multinationals, en hun hoofdkantoren. Als onderdeel hiervan spreekt het kabinet regelmatig met verschillende bedrijven, zowel Nederlands als buitenlands, over hun activiteiten in Nederland.
Nederland huisvest, ook na het vertrek van Unilever en de aankondiging van Shell, de hoofdkantoren van een aantal significante, gerenommeerde internationale bedrijven met hoogwaardige kennis en kunde. Dit draagt bij aan de versterking van onze economie en een stevige internationale positie voor Nederland. Dankzij het brede aanbod vanuit het Nederlandse bedrijfsleven en de sterke Nederlandse positie en reputatie op het terrein van samenwerking tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen («triple helix»), is de inschatting van het kabinet dat door dit (aanstaande) vertrek het internationale gewicht van Nederland slechts beperkt vermindert.
Wat voor aanpassingen gaat u in het buitenlandse handelsbeleid voeren met Groot-Brittannië, nadat twee Brits-Nederlandse multinationals gekozen hebben om volledig Brits te worden? Hoe komt het dat Groot-Brittannië aantrekkelijker is dan Nederland om daar het hoofdkantoor te vestigen?
Ten aanzien van de aantrekkelijkheid van het Nederlandse vestigingsklimaat wil ik nogmaals benadrukken dat deze twee Brits-Nederlandse bedrijven om specifieke redenen hebben besloten tot verplaatsing van hun hoofdkantoor vanuit Nederland of dat voornemens zijn te doen. Het is algemeen bekend dat bij deze van oudsher Brits-Nederlandse bedrijven, in de besluitvorming over de vereenvoudiging van de structuur de dividendbelasting een specifieke factor is die meeweegt. Deze specifieke casussen rechtvaardigen volgens het kabinet dan ook niet om te stellen dat het Verenigd Koninkrijk in algemene zin aantrekkelijker zou zijn voor hoofdkantoren. In het eerder bij vraag 3 genoemde onderzoeksrapport van Dialogic, met de kanttekening dat recente ontwikkelingen hierin niet zijn meegenomen, werd geconcludeerd dat in generieke zin Nederland met het investeringsklimaat grofweg in de top drie staat ten opzichte van onze tien belangrijkste concurrenten. Het Verenigd Koninkrijk scoort hier aanzienlijk lager.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van multinationals en hun hoofdkantoren een zeer positieve impact heeft op de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat, op de werkgelegenheid, op investeringen en op de handelsbalans? Deelt u de mening dat de belangen van Nederland bij toekomstige beslissingen door deze bedrijven over investeringen, innovatie, research et cetera daarmee beter geborgd zijn? Deelt u de mening dat Nederland daarmee aantrekkelijker is voor internationaal toptalent en investeringen? Zo ja, wat is uw visie om deze multinationals en hun hoofdkantoren voor Nederland te behouden of zich in Nederland te vestigen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd' |
|
Pim van Strien (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd»?1
Ja, ik ben bekend met het genoemde artikel. De taak die de leden van het onafhankelijke Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden op hun schouders namen was niet eenvoudig, en zeker niet middenin een mondiale pandemie. Het Adviescollege heeft zijn werkzaamheden daardoor onder bijzondere omstandigheden moeten verrichten. Zo maakten de reisrestricties als gevolg van de corona-crisis een voorzitterswissel noodzakelijk. Ook werd aanvankelijk ingezet op fysieke dialoogbijeenkomsten, omdat die zich nu eenmaal het beste lenen om met elkaar in gesprek te gaan over een onderwerp waarover in de samenleving verschillend wordt gedacht. Toen de corona-beperkingen voortduurden heeft het Adviescollege een manier ontwikkeld om toch grotendeels online een zorgvuldige dialoog te houden. Gezien deze omstandigheden heb ik het Adviescollege uitstel verleend, zodat het voldoende tijd had om de dialogen te organiseren en tot een gefundeerd rapport te komen. Uiteindelijk heeft de voorzitter namens het hele Adviescollege op 1 juli, binnen de afgesproken termijn, het rapport van bevindingen gepresenteerd.
Klopt de constatering uit het NRC-artikel dat het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden maandenlang niet goed heeft gefunctioneerd en dat sommige leden vooringenomen waren? Zo ja, hoe kan dit?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het beeld eveneens dat sommige leden een «duidelijk stempel op de groep lijken te drukken en voor te willen sorteren op de uitkomsten van de dialoog»? Zo ja, welke gevolgen heeft dit gehad voor de aanbevelingen die het Adviescollege heeft gedaan? Welke aanbevelingen stonden al van tevoren vast?
Dat de leden van het Adviescollege gedurende hun werkzaamheden wel eens van mening verschilden, vind ik niet vreemd. Immers, de leden hadden een complexe taak op een gevoelig onderwerp. Wat telt is het rapport van bevindingen dat het Adviescollege gezamenlijk heeft opgeleverd en waarover binnen het Adviescollege geen verschil van inzicht bestaat.
Bent u van mening dat het werk dat ten grondslag lag aan het advies van het Adviescollege gehaast en rommelig is verlopen en valt dit te wijten aan het optreden van het Adviescollege zelf? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze heeft het ministerie de werkwijze van het Adviescollege bijgestuurd?
Het Adviescollege heeft inhoudelijk volledig onafhankelijk geopereerd. Zoals blijkt uit de stukken die op basis van het Wob-verzoek van NRC openbaar zijn gemaakt was het contact tussen mijn ministerie en het Adviescollege procedureel van aard, bijv. over de coronabeperkingen in relatie tot de voortgang van het werk en over de voorbereidingen van de overhandiging van het rapport van bevindingen op 1 juli. Daarbij heb ik aangedrongen op tijdige oplevering van het rapport en is in overleg met mijn departement extra ondersteuning voor het Adviescollege aangetrokken om dit te realiseren.
Hoe apprecieert u het gegeven dat er door de betrokken onderzoekers niet één eenduidig advies is opgeleverd maar zeven losstaande?
De geraadpleegde wetenschappers hebben hun adviezen op basis van verschillende invalshoeken en deels aanvullende onderzoeksvragen aangedragen. Deze adviezen hebben als input voor het uiteindelijke rapport gediend. Daarin licht het Adviescollege zijn inhoudelijke overwegingen toe, met verwijzing naar en volledige inzage in de door het Adviescollege ingewonnen wetenschappelijke adviezen.
Hoe verhouden uw uitspraken dat «deze adviezen belangwekkend en niet mis te verstaan zijn. Dat we daar niet omheen kunnen,» zich met de het feit dat er geen eenduidig advies gegeven is en met de constatering dat het proces van het Adviescollege rommelig verloopt?
Het gezamenlijke rapport van bevindingen van het Adviescollege geeft wel degelijk een eenduidig advies aan het kabinet; het telt 11 duidelijke, belangrijke en relevante aanbevelingen. In de aanbiedingsbrief aan de Eerste en Tweede Kamer bij het rapport op 1 juli j.l. heb ik aangegeven dat dit rapport belangrijke bouwstenen en aanknopingspunten biedt voor de toekomst. Het is aan een volgend kabinet om het vervolgtraject vorm te geven en de inhoudelijke reactie te verzorgen. Juist vanwege de maatschappelijke relevantie en het gewicht van dit onderwerp is het aan een «missionair» kabinet om op het rapport te reageren.
Bent u nog steeds van mening dat we er niet «omheen kunnen»? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het feit dat er geen kabinetsreactie is gegeven op het rapport?
Zie antwoord vraag 7.
Welke lessen trekt u uit dit proces en op welke manier gaat u in aanloop van het herdenkingsjaar 2023 ervoor zorgen dat advies en onderzoek dat met betrekking hierop gevraagd is of wordt, zorgvuldig tot stand komen, zodat de maatschappelijke dialoog die gevoerd gaat worden zich focust op de inhoud en niet op het proces daaromheen?
Door de coronapandemie heeft het Adviescollege zijn werkzaamheden onder bijzondere omstandigheden moeten verrichten. De moeilijkheden die dat opleverde zijn dan ook lastig te vertalen naar lessen voor soortgelijke activiteiten onder stabiele omstandigheden. Ondanks de lastige werkomstandigheden heeft het Adviescollege een zeer relevant rapport opgeleverd, dat een belangrijke bijdrage levert aan het maatschappelijke debat Niettemin zijn er in algemene zin natuurlijk uit elk proces lessen te trekken. Bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal ondersteunende medewerkers van toekomstige Adviescolleges, hun startmoment en uitleg aan hen over de administratieve en financiële werkwijze van mijn departement.
Ten aanzien van het herdenkingsjaar 2023 is het onafhankelijk nationaal onderzoek naar het slavernijverleden op basis van de motie van lid Ceder (CU) actueel. Dit onderzoek is in voorbereiding.
Het bericht ‘Boos: influencers zetten 6500 doden in Qatar opzij voor gratis trip naar WK 2022’ |
|
Pim van Strien (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aflevering van Boos over «influencers zetten 6.500 doden in Qatar opzij voor gratis trip naar WK 2022»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de beïnvloeding van maatschappelijke discussies via influencers, zoals in de aflevering betoogd door onderzoeker Roel Lutkenhaus? Deelt u zijn constatering dat influencers grote invloed hebben op het agenderen van thematiek binnen maatschappelijke discussies?
De zogeheten influencer marketing heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen en is ook in ons land een reguliere bedrijfstak geworden. Ik ben met dhr. Lutkenhaus van mening dat we de invloed hiervan serieus moeten nemen. Het is daarom goed dat door de toepassing van de reclameregels uit de Mediawet op de kanalen van deze nieuwe beroepsgroep toezicht gehouden kan worden.
Ten aanzien van het bereik van influencers op maatschappelijke thema’s kunnen de cijfers uit het Digital News Report 2021 van het Commissariaat voor de Media als indicatie dienen.2 Hieruit blijkt dat voor 9 procent van ondervraagden sociale media de voornaamste nieuwsbron is. 37 procent had sociale media in de voorafgaande week gebruikt als bron van nieuws. Aan deze laatste groep is gevraagd aan welke type gebruiker op sociale media men het meeste aandacht besteedt als het gaat om nieuws. De positie van influencers als voornaamste bron van nieuws varieert hier per platform: van 2 procent op Facebook tot 17 procent op Instragram. Zowel de categorie «Traditionele nieuwsmedia of professionele journalisten» als «Gewone mensen» worden op alle onderzochte platforms vaker genoemd als voornaamste bron van nieuws.
Klopt het dat online influencers momenteel de verplichting hebben om transparant te zijn naar de kijkers wanneer hij/zij sponsoring of betaling ontvangt om een bepaalde boodschap naar buiten te brengen binnen het online audiovisuele domein?
Ja, in de Mediawet 2008 zijn regels opgenomen voor mediadiensten op aanvraag, waaronder regels met betrekking tot transparantie van reclame, sponsoring en productplaatsing. Deze nieuwe regelgeving wordt op dit moment door het Commissariaat omgezet in een beleidsregel waarin verder wordt uitgewerkt onder welke voorwaarden een online influencer kan kwalificeren als mediadienst op aanvraag. Deze regels uit de Mediawet zien overigens alleen op video’s.
Het gaat hier om een relatief nieuw domein voor mediatoezicht en een in potentie zeer omvangrijke doelgroep. Het is aan het Commissariaat om tot een duidelijke, evenwichtige en uitvoerbare uitwerking te komen. Het Commissariaat heeft hiertoe de beleidsregel onlangs geconsulteerd. Op basis van de reacties wordt momenteel beoordeeld of het wenselijk is om de doelgroep van deze regels te beperken, zodat niet iedereen die video’s plaats op platforms en daarmee geld verdient aan alle regels moet voldoen. Zo is er waarschijnlijk een grote groep die als hobby video’s plaatst, daar nauwelijks geld mee verdient en ook geen of weinig impact heeft. Het Commissariaat werkt bij het uitwerken samen met toezichthouders uit andere lidstaten. Nederland is actief lid van een subgroep van de European Regulators Group for Audiovisual Media Services (ERGA) waarin gezamenlijk onderzocht wordt hoe deze nieuwe doelgroep het best gedefinieerd en gereguleerd kan worden.
Op welke manier wordt het momenteel voor kijkers duidelijk gemaakt dat ze naar gesponsorde content kijken? Kunt u hier een aantal concrete voorbeelden van geven?
Dat gebeurt bijvoorbeeld door een gesproken of schriftelijke vermelding in de video als «het volgende onderdeel is gesponsord door...» of «ik heb deze producten gekregen van...», of door gebruik te maken van een hastag zoals «#ad».
Hoe vaak heeft het Commissariaat voor de Media inmiddels sancties opgelegd aan online influencers vanwege het niet naleven van reclameregels in het online audiovisuele domein? Hoe vaak had dit te maken met onvoldoende transparantie over sponsoring of betaling?
Aangezien de beleidsregel over online influencers nog uitgewerkt wordt, is het opleggen van sancties door het Commissariaat voor de Media aan online influencers tot op heden niet aan de orde geweest. Klachten over niet naleven van reclame- of sponsorregels door online influencers kunnen al wel bij het Commissariaat worden ingediend.
Hoe vaak heeft de Stichting Reclame Code inmiddels sancties opgelegd aan online influencers vanwege het niet naleven van reclameregels in het online audiovisuele domein? Hoe vaak had dit te maken met onvoldoende transparantie over sponsoring of betaling?
Sinds de inwerkingtreding in 2014 van de Reclamecode Social Media en Influencer marketing (RSM) heeft de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie zo’n 22 klachten in behandeling genomen waarbij beoordeeld is of het voldoende transparant was dat er sprake was van reclame. Daarbij was in 12 gevallen sprake van het ontbreken van een (duidelijke) vermelding. Hierop worden de adverteerder én de influencer aangesproken. In al deze gevallen is de uitspraak van de Commissie opgevolgd en is naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie alsnog een (duidelijke) vermelding toegevoegd.
Het niet opvolgen van een uitspraak leidt tot een vermelding als «non-compliant» op de website van de Stichting Reclame Code. Bij herhaalde of ernstige overtredingen kan de Commissie besluiten een «alert» te verspreiden via een persbericht in landelijke media. Hier is voor wat betreft influencer marketing nog geen sprake van geweest. De Reclame Code Commissie is – met uitzondering van regels ten aanzien van alcoholreclame – niet sanctiebevoegd.
Erkent u, mede ingegeven door deze aflevering van BOOS, het probleem dat regimes van onvrije landen steeds vaker online influencers inzetten om het imago van een land of regime te promoten, zonder dat het voor de vaak jonge kijkers inzichtelijk is gemaakt door wie deze informatie is gesponsord of betaald? Zo ja, deelt u de mening dat het dan van belang is om te weten hoe groot dit probleem precies is en het dus van belang is de inventarisatie zoals gevraagd in de motie El Yassini2 uit te voeren? En zo ja, welke concrete stappen gaat u zetten om de transparantie hierover te verbeteren?
Op basis van de Mediawet 2008 dienen online influencers die zich tegen betaling met een boodschap tot het Nederlandse publiek richten, daarover transparant te zijn. Dit vraagt van adverteerders en sponsors, waaronder dus ook overheden van andere landen dat zij deze verplichting eerbiedigen.
Influencers die als commerciële mediadienst op aanvraag kunnen worden aangemerkt, vallen onder toezicht van het Commissariaat voor de Media. Op hen zijn onder andere de regels voor sponsoring en reclame van toepassing. Klachten daarover kunnen bij het Commissariaat worden ingediend.
Bent u bekend met het rapport «The Role of Critical Minerals in Clean Energy Transitions» van het IEA?1
Ja.
Bent u ook van mening dat het risicovol is dat westerse landen te afhankelijk zijn van slechts enkele landen, zoals China, voor het verwerken van metalen? Bent u tevens van mening dat de energietransitie gefrustreerd kan worden door schaarste aan metalen en mogelijkheden tot metaalverwerking?
De analyse van het Internationale Energie Agentschap (IEA) laat goed zien dat er een snel toenemende hoeveelheid grondstoffen nodig is om de mondiale klimaat- en energietransitie te realiseren. Hierdoor ontstaan er uitdagingen rond de tijdige beschikbaarheid van grondstoffen en bijbehorende milieu en sociale impact. De concentratie van onder andere mijnbouw en verwerkende industrie in een aantal grondstoffen producerende landen zoals China, vraagt om aandacht op het Europese niveau. In het Nederlandse klimaat- een energiebeleid wordt het belang van grondstoffenbeschikbaarheid steeds meer onderkend. Daarom zet Nederland in op ambitieus grondstoffenbeleid op Europees niveau. Het Europese grondstoffenbeleid rond de circulaire economie en specifiek kritieke grondstoffen speelt hierop in door in te zetten op betere toegang tot grondstoffen elders, het duurzaam winnen van grondstoffen binnen Europa en het slimmer hergebruiken van grondstoffen binnen Europa. Zo zet Europa via haar industriële allianties in op het (weder)opbouwen van belangrijke ketenschakels rond bijvoorbeeld batterijen om minder geopolitiek afhankelijk te zijn. Nederland steunt deze aanpak en sluit daar zo veel mogelijk op aan. Hierdoor is het mogelijk om tijdig te anticiperen op problemen rond de beschikbaarheid van metalen en metaalverwerking.
Deelt u de analyse van het IEA dat westerse landen strategische voorraden moeten aanhouden van zeldzame aardmetalen en andere waardevolle grondstoffen die onder meer van belang zijn voor de chips- en halfgeleiderindustrie, batterijen van elektrische voertuigen en voor windmolens?
Het IEA noemt in haar rapport verschillende oplossingsrichtingen om de beschikbaarheid van de benodigde grondstoffen voor de mondiale klimaat- en energieambities te borgen. Allereerst worden circulaire strategieën als recycling, hergebruik en efficiënter materiaalgebruik benoemd. Daarnaast zal de bestaande en nieuwe winning en verwerking van grondstoffen sterk verduurzaamd moeten worden om negatieve milieu en sociale impact te minimaliseren. Als laatste wordt aangeraden te werken aan de schokbestendigheid van waardeketens. Naast verbeterde risicoanalyses zoals stresstesten, wordt aangegeven dat onder bepaalde omstandigheden strategische voorraden behulpzaam kunnen zijn. De aard van specifieke grondstof en de mate van transparantie van de desbetreffende markt bepalen of dit raadzaam is om vooral korte termijn verstoringen op te vangen. Met name industrieën in Europa die de ruwe grondstoffen verwerken tot tussenproduct spelen hier al op in. Zij zijn beter dan overheden in staat om in te spelen op marktomstandigheden en benodigde voorraadzekerheden voor hun productieprocessen. Zoals in het antwoord op vraag 1 beschreven, biedt Europa het juiste niveau om de grondstoffenbelangen van het Nederlandse bedrijfsleven te verzekeren. Toegang hebben tot grondstoffen elders en in Europa, maar ook het bevorderen van circulaire businessmodellen helpt bedrijven om toekomstbestendig grip te houden op grondstoffen. Het Ministerie van Economische Zaken en klimaat steunt de huidige Europese aanpak en zal extra aandacht vragen voor verbeterde risicoanalyse van belangrijke Europese waardeketens. Hierdoor kan beter bekeken worden of en wanneer strategische voorraden benodigd zijn.
Welke maatregelen heeft u reeds genomen om strategische voorraden aan te houden van zeldzame aardmetalen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke inspanningen bent u van plan te verrichten om te borgen dat Nederland kan beschikken over een strategische voorraad van zeldzame aardmetalen en grondstoffen en er hiermee ook voor te zorgen dat Nederland zo onafhankelijk mogelijk kan zijn van landen buiten de EU zoals China?
Zie antwoord vraag 3.
Welke acties gaat u nemen om te bevorderen dat er in EU-verband strategische voorraden van zeldzame aardmetalen en grondstoffen worden aangelegd, met hetzelfde doel als omschreven in vraag vijf?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ook van mening dat kernenergie in Nederland een belangrijke rol kan spelen om minder afhankelijk te worden van metalen uit landen als China die nu gebruikt worden voor windmolens en batterijen? Welke energie-productie mogelijkheden ziet u hiertoe nog meer?
Omdat uranium op veel plaatsen wordt gedolven, kan kernenergie bijdragen aan meer diversificatie in de aanvoer van grondstoffen voor elektriciteitsopwekking (en dus aan grotere strategische autonomie met behoud van een open economie).
Kernenergie kan in de toekomst mogelijk een rol vervullen in de energiemix, maar dit is uiteraard ook van andere factoren afhankelijk, zoals de vormgeving van de energietransitie, financieringskosten, leveringszekerheid en afhankelijkheid van het buitenland.
Bent u het met de conclusie van het IEA eens dat er technologie moet worden ontwikkeld, waardoor er efficiënter met grondstoffen kan worden omgegaan? Welke maatregelen nemen het kabinet en de EU hiertoe?
In het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid wordt binnen de vier overkoepelende thema’s, waaronder «energie en duurzaamheid», gewerkt aan het efficiënter omgaan met grondstoffen via de inzet van technologieën. Via materiaalsubstitutie, efficiëntere en slimmere productieprocessen zoals 3D-printen en circulair ontwerpen wordt gewerkt aan het realiseren van de maatschappelijke uitdagingen met zo min mogelijk verspilling van grondstoffen. Meer specifiek wordt via het nationale uitvoeringsprogramma circulaire economie binnen vijf domeinen (maakindustrie, kunststoffen, bouw, consumptiegoederen en biomassa en voedsel) gewerkt aan efficiënter grondstoffengebruik via circulaire strategieën zoals recycling en hergebruik. Hierbij worden de ontwikkelde technologieën uit het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid toegepast. Ook Europa zet hier stevig op in via onder andere via het onderzoek- en innovatiebeleid van Horizon Europe. In de nieuwe plannen staan de klimaat-, grondstoffen- en digitaliseringstransities centraal.