Het artikel 'Geen noodbrug, blijkt op infoavond over renovatie brug Urmond: Het is een zure appel voor jullie en daarvoor zeggen we sorry' |
|
Olger van Dijk (NSC), Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in De Limburger van 17 september 2025?1
Ja.
Bent u bekend met het 127 pagina’s tellende rapport van het lokale Actie Platform en de inhoud daarvan? Erkent u dat dit een juiste weergave is van de historie van het dossier «Brug Urmond»?
Ja. Het rapport is een belangrijke uiting van betrokkenheid vanuit de gemeenschap. Het ministerie kan zich vinden in delen van de inhoud.
Waarom is de renovatie van de brug pas in 2025 gestart, terwijl de slechte staat al bijna tien jaar bekend was en er sinds 2017–2018 structurele beperkingen golden? Erkent u dat dit uitstel heeft geleid tot hogere kosten, grotere ingrepen en verlies van de langzaam-verkeer-oversteek?
De renovatie van de brug is uitgesteld als gevolg van de grote landelijke instandhoudingsopgave en de prioritering die hierin moet worden gemaakt. De programmering wordt steeds gemaakt op basis van de meest recente inzichten. Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn. Dat vraagt ook om een bijhorende aanpassing van de uitvoering en hiermee het uitvoeringsbudget, om de veiligheid van de burgers en de aannemer te borgen.
Hoe verhoudt dit late handelen zich tot de bevindingen van de Algemene Rekenkamer uit 2019 over structureel uitgesteld onderhoud en verkeerde prioritering? Waarom kreeg de brug bij Urmond destijds geen prioriteit, ondanks die signalen?
De bevindingen van de Algemene Rekenkamer in 2019 houden voornamelijk in dat er door gebrek aan onderhoud aan bruggen en sluizen, het aantal stremmingen door storingen op het hoofdvaarwegennet toe zal nemen. Die constatering deel ik. We staan in Nederland voor een grote instandhoudingsopgave. In het Meerjarenplan Instandhouding Infrastructuur 2025–2030 is beschreven hoe Rijkswaterstaat uitvoering geeft aan de meerjarenafspraak instandhouding om de infrastructuurnetwerken in stand te houden.
De renovatie van de brug is uitgesteld als gevolg van de prioritering van landelijke werkzaamheden. Zie ook antwoord 3.
Erkent u nu wel dat Rijkswaterstaat in dit dossier tekort is geschoten en dat de communicatie richting gemeente en inwoners niet past bij wat verwacht mag worden van een betrouwbare rijksdienst?
Rijkswaterstaat had de informatievoorziening en afstemming met de omgeving op sommige momenten beter kunnen doen. Dat is een leerpunt dat het ministerie meeneemt naar toekomstige trajecten. Dit is ook toegegeven tijdens de bewonersavond in de gemeente Stein op 16 september jongstleden. Zie verder ook onder vraag 6.
Waarom is de projectopgave gewijzigd zonder dat bewoners daarover eerlijk zijn geïnformeerd? Vindt u dat participatieproces nog geloofwaardig als de beleidskeuze feitelijk al vaststaat?
Het doel van het project was en is om Brug Urmond te renoveren, zodat deze brug de komende decennia weer mee kan. Tijdens de variantenstudie in 2022 zijn de bewoners meegenomen in de keuze voor een voorkeursvariant van de uitvoeringswijze. De Bewonerswerkgroep brug Urmond heeft toen haar voorkeur uitgesproken voor een renovatievariant met slechts beperkte hinder (enkele dagen) voor langzaam verkeer.
Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn en de brug tijdens de renovatie geheel moet worden afgesloten voor verkeer. Hierdoor kan Rijkswaterstaat helaas geen invulling geven aan het aangedragen alternatief van de gemeente en omgeving om de brug tijdens de werkzaamheden open te houden voor fietsers en voetgangers. Daarmee is het resultaat van het participatieproces ingehaald door de technische situatie van de brug. Dit is eerst met de gemeente besproken voordat de omgeving hierover is geïnformeerd.
Waarom is er geen maatschappelijke impactanalyse gemaakt van de gevolgen voor inwoners, ondernemers, hulpdiensten en kwetsbare groepen? Bent u bereid dit alsnog te doen, zodat de Kamer en de regio een volledig beeld krijgen?
Er is geen officiële maatschappelijke impactanalyse (MIA) opgesteld voor de afsluiting van brug Urmond. In de oorspronkelijke uitgangspunten werd ervan uitgegaan dat de brug gedurende de werkzaamheden toegankelijk zou kunnen blijven voor fietsers en voetgangers. Om die reden is destijds geen aparte impactanalyse uitgevoerd. Wel is er, daar waar van toepassing, gesproken met relevante maatschappelijke actoren om te bezien hoe zij de gevolgen van deze afsluiting zullen ervaren en welke omrijdroutes er mogelijk zijn. Er is dus weldegelijk gekeken naar de maatschappelijke impact van de afsluiting. Daarbij is contact onderhouden met belangrijke lokale partijen, zoals: de basisschool, hulpdiensten, Chemelot en enkele lokale verenigingen.
Gezien de technische staat van de brug, de geplande startdatum van de renovatie op 1 december en de benodigde doorlooptijd voor het uitvoeren van een volledige maatschappelijke impactanalyse (MIA), is het op dit moment niet haalbaar om alsnog een dergelijke analyse uit te voeren.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de gemeenteraad van Stein om een motie van afkeuring in te dienen tegen Rijkswaterstaat? Ziet u dit als een terecht signaal van onvrede vanuit de lokale overheid?
Het staat de gemeenteraad uiteraard vrij een dergelijke motie in te dienen. Het signaal van onvrede is bij het ministerie bekend en wordt serieus genomen. Rijkswaterstaat is reeds langere tijd in gesprek met de gemeente Stein en de lokale gemeenschappen om de inhoud en gevolgen van de renovatiewerkzaamheden te bespreken en, waar mogelijk en haalbaar, te verzachten.
Hoe verklaart u dat tijdens de bewonersavond van 16 september 2025 werd gesproken over een budget van € 15 tot 20 miljoen, terwijl in de aanbestedingsstukken van mei 2025 slechts € 8,8 miljoen stond? En hoe verantwoordt u dat slechts € 350.000 is gereserveerd voor hinderbeperkende maatregelen?
De aanbestedingsstukken waarin een bedrag van € 8,8 miljoen wordt genoemd, betreffen fase 1 van de bouwteamovereenkomst en hebben uitsluitend betrekking op de voorbereidings- en ontwerpwerkzaamheden voor de renovatie van de brug. Het benodigde budget voor de realisatiefase komt daar nog bij. Daarmee wordt het totale budget geraamd op circa € 15 tot 20 miljoen.
Rijkswaterstaat voert de komende jaren veel vernieuwing en onderhoud uit. Dit gaat helaas niet zonder hinder en overlast voor (vaar)weggebruikers en omwonenden. Bij de realisatie van projecten wordt het beleidskader hinder toegepast dat in 2023 door mijn voorganger is vastgesteld. Een tijdelijke brug of andere alternatieven zijn geen onderdeel van de opdrachtscope omdat de omreisroute via Brug Berg als oplossing binnen dit kader past.
Als er wensen zijn voor alternatieve oplossingen om de maatschappelijke impact van de sluiting te verzachten, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij het lokale bevoegde gezag, in dit geval de gemeente Stein. Rijkswaterstaat heeft aanvullend op de bouwkosten een bedrag van € 350.000 gereserveerd om bij te dragen aan hinderbeperkende maatregelen. Dit bedrag wordt, in overleg met de gemeente Stein en de maatschappelijke en economische omgeving, ingezet om de hinder zo veel mogelijk te beperken. Rijkswaterstaat is hierover in gesprek met de gemeente en omgeving.
De MER Tata Steel en misleidende communicatie over uitstootcijfers |
|
Joris Thijssen (PvdA), Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Mpanzu Bamenga (D66), Natascha Wingelaar (NSC), Ilana Rooderkerk (D66), Wytske de Pater-Postma (CDA), Marieke Koekkoek (D66), Geert Gabriëls (GL) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tieman |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Tata Steel op 30 juni 2025 het milieueffectrapport (MER) voor het project HeraCless-Groen Staal heeft ingediend bij de provincie Noord-Holland, en dat de MER openbaar is gemaakt op de website van Tata Steel?1
Ja. Het milieueffectrapport (MER) is conform toezegging ook met uw Kamer gedeeld via het de aanbiedingsbrief bij het Schriftelijk overleg van 8 juli jl. (Kamerstuk 28 089, nr. 339). Inmiddels heeft het bedrijf aangegeven wegens een aantal correcties een gereviseerde MER in te zullen dienen bij het bevoegd gezag6.
Bent u bekend met het feit dat volgens het onlangs gepubliceerde MER van Tata Steel de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitkomst in het licht van het feit dat het RIVM concludeert dat fijnstof en NOx de grootste boosdoeners zijn voor de gezondheid van omwonenden?
Normaal gesproken wordt een MER pas openbaar wanneer deze door het bevoegd gezag als bijlage ter inzage wordt gelegd bij een ontwerpbesluit in het kader van vergunningverlening. Tata Steel heeft er, mede op verzoek van de omgeving en de Tweede Kamer, voor gekozen het ingediende MER te publiceren zodat eenieder dit stuk nu al kan inzien. Tegelijkertijd moet nog wel gewoon het reguliere proces van advies en verificatie rondom het MER door het bevoegd gezag en de door haar gemandateerde omgevingsdienst plaatsvinden.7 Er zijn door de Rijksoverheid nog geen stellingen in te nemen, omdat het bevoegd gezag de MER nog moet interpreteren en beoordelen. Ik wil hiervoor het reguliere proces afwachten en kan dus niet in alle gevallen ingaan op de door u gestelde vragen.
Vindt u het acceptabel dat de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, waarom en op welke gezondheidsexperts baseert u zich dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat vindt u ervan dat uit het MER blijkt dat ziekmakende stoffen, zoals ultrafijnstof, benzeen, zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), nauwelijks worden teruggedrongen en dat veel technieken die Tata noemt om emissies te beperken worden afgedaan als «nog in onderzoek», «niet verplicht» of «niet gebruikelijk»? Welke harde reductiedoelen en toetsbare resultaatsverplichtingen zijn er voor deze stoffen dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u het ermee eens dat dit te veel onzekerheid met zich meebrengt en dat omwonenden – die jarenlang moesten vechten tegen een Tata Steel en een overheid, die lang wegkeken en de ziekmakende effecten van Tata ontkenden – garanties moeten krijgen over de exacte reducties van emissies van zulke ziekmakende stoffen (in absolute cijfers)?
Ik begrijp de zorgen van omwonenden over de onzekerheid die deze fase met zich meebrengt. Het verduurzamingsproject van Tata Steel kent verschillende fases, waarvan het MER één van de eerste stappen is binnen het formele proces van besluitvorming over een projectbesluit en bijbehorende vergunningen. Het is aan het bedrijf om de vergunningen voor hun activiteiten aan te vragen en een MER op te stellen. Het bevoegd gezag zal naar aanleiding van het MER, de daarbij behorende adviezen, en de nog in te dienen vergunningaanvragen de activiteit beoordelen.
Het doel van het MER is om de effecten van het project op het milieu in beeld te brengen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de impact van het project op verschillende (lucht)emissies van het bedrijf in kaart moet worden gebracht. Concrete bindende normen of eisen staan niet in het MER, maar worden op een andere manier geregeld. Algemene regels en de vergunningen zullen de Groen Staal-activiteiten van Tata Steel reguleren, waaronder de (lucht)emissies.8 Voordat de vergunning definitief is, zal de ontwerpvergunning openbaar worden gemaakt. Dan bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden om hierop zienswijzen in te dienen.
Bent u het ermee eens dat alle relevante mitigerende maatregelen (oftewel maatregelen die de schadelijke effecten beperken) in het MER moeten worden opgenomen, dus ook de overkappingen en maatregelen die in het buitenland al worden toegepast bij staalfabrieken? Zo nee, waarom niet? Hoe worden dan maatregelen die niet in het MER worden doorgerekend, maar wel worden toegepast via bijvoorbeeld maatwerkafspraken, onderworpen aan een verplichte toets op de effectiviteit en milieugevolgen?
Dit MER is opgesteld voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal zoals dat in maart 2023 is aangekondigd met de notitie voornemen en in november 2023 is aangepast met de gewijzigde notitie voornemen.9 Het MER wordt, zoals ieder ander MER, door het bevoegd gezag getoetst aan de eisen die de wet aan een MER stelt.
Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De genoemde overkappingen zijn geen onderdeel van het project en ook geen onderdeel van mitigerende maatregelen voor dit project. Daarom zijn deze niet opgenomen in het MER.
Het ingediende MER heeft een beperktere scope dan de eventuele maatwerkafspraak. Aanvullende (milieu)maatregelen die voortkomen uit de maatwerkafspraken en geen onderdeel zijn van de vergunningenprocedure voor het project Heracless-Groen Staal dat in maart 2023 is gestart, zullen te zijner tijd een eigen vergunningenspoor doorlopen en getoetst worden. Dit is eerder zo gecommuniceerd door het bevoegd gezag met de gewijzigde notitie voornemen in november 202310.
Zijn cruciale technieken voor de overkapping van de schrootverwerking, het slaktransport en de aanvoer en opslag van grondstoffen voor de «direct reduced iron» (DRI) meegenomen in het MER? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om uit te spreken dat het nodig is om dit alsnog op te laten nemen in het MER?
De overkappingen en bronmaatregelen bij nieuwe schrootverwerking en bronmaatregelen bij slaktransport maken deels onderdeel uit van het ontwerp van de nieuwe DRP-EAF installaties en zijn dus opgenomen in het MER.11 Eventuele aanvullende milieumaatregelen die voort kunnen komen uit de maatwerkafspraken zijn zoals ook in vraag 6 toegelicht geen onderdeel van het MER.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat Tata met het MER feitelijk een soort vorm van salderen in de tijd toepast: verslechtering van de leefomgeving in de komende jaren wordt goedgepraat met beloften over latere verbetering, maar zonder juridische garanties dat die verbetering er ook daadwerkelijk komt? Zo nee, welke juridische garanties zijn er dan concreet voor reductie van ziekmakende stoffen?
Zie beantwoording vraag 2 en 5. Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De beoordeling van het MER (of dit in voldoende mate lukt in lijn met huidige wet- en regelgeving), ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Welke concrete, juridisch bindende normen per stofsoort met resultaatverplichtingen op korte termijn – ook voor de bouw- en transitiefase – worden gehanteerd om gezondheidswinst te garanderen?
Zie de beantwoording van vraag 2 en vraag 5. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Erkent u dat in de bouw- en transitiefase, waarin oude vervuilende installaties (zoals kooksgasfabriek 2 en de hoogovens) nog jaren blijven draaien naast nieuwe bronnen als «electric arc furnace» (EAF) en DRI, de uitstoot en hinder toenemen? Kunt u ook aangeven welke maatschappelijke kosten en effecten op de gezondheid dit met zich mee zal brengen? Kunt u een oproep doen om ook de bouw- en transitiefase te laten meenemen in het MER?
Het klopt dat oude en nieuwe installaties enige tijd gelijktijdig actief zullen zijn. Het bevoegd gezag heeft eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het MER, geadviseerd aan Tata Steel om in het MER expliciet in te gaan op de milieueffecten tijdens de bouw- en transitiefase. Deze zijn dus ook onderdeel van het door Tata Steel ingediende MER. Het bevoegd gezag zal hier dan ook op letten in haar beoordeling van het MER. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat is de planning, nu recent een coördinator is aangesteld om een gezondheidseffectrapportage (GER) te (laten) maken, het MER er is en de systematiek van de GER ook is ontwikkeld, om te komen tot een GER en worden omwonenden daar ook bij betrokken?
Zoals toegelicht in de beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg van 8 juli jl12., zullen bij de uitvoering van de Gezondheidseffectrapportage Tata Steel Nederland (hierna: GER-TSN), naast andere betrokkenen, omwonenden worden geconsulteerd.
De GER-TSN wordt gebaseerd op informatie uit het MER en op data voor de milieu en gezondheidsmaatregelen van de eventuele maatwerkafspraak die buiten de scope van het MER vallen. De werkgroep GER-TSN is op basis van de huidige beschikbare versie van de MER gestart met de voorbereidende werkzaamheden van de GER-TSN. Echter moet het oordeel van het bevoegd gezag en het advies van de Commissie mer over het MER worden afgewacht om naar een definitieve GER toe te werken.
Doordat de GER voor het eerst wordt uitgevoerd en de uitvoering afhankelijk is van het proces van de MER, is de exacte duur van de verdere uitvoering niet geheel te voorspellen, maar alle betrokken partijen zijn zich bewust van de wens van de Kamer tot snelheid en zetten zich daarvoor in.
Wanneer verwacht u dat er adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond voor de omwonenden in IJmond op basis van de GER kunnen liggen? Bent u bereid te wachten met het maken van een maatwerkafspraak met Tata, totdat deze adviezen er zijn, zoals een meerderheid van de Kamer u heeft verzocht? Zo nee, waarom niet?
De gezondheid van omwonenden van Tata Steel zal een prominente plek krijgen in de eventuele maatwerkafspraak met TSN, zoals ook al eerder is aangegeven. In de Voortgangsbrief Milieuproblematiek Tata Steel van 10 april jl. bent u uitgebreid geïnformeerd over de GER -TSN. Tussentijdse inzichten die worden opgedaan bij de uitvoering van de GER-TSN zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak met TSN. In de Kamerbrief Voortgang maatwerkafspraken Tata Steel van 20 februari jl. is toegelicht dat de beoogde volgende stap in het maatwerktraject met Tata Steel een concept-JLoI is. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) zal over de concept-JLoI een advies uitbrengen. Gelet op de bijzondere aandacht voor gezondheidsrisico’s in de maatwerkafspraak met Tata Steel zal de Expertgroep Gezondheid IJmond hierbij worden betrokken. De Expertgroep is immers ingesteld om te adviseren op milieu en leefomgevingsaspecten bij de verduurzaming van Tata Steel en de consequenties daarvan voor de gezondheid van inwoners in de IJmond.13
Door de samenwerking tussen de AMVI en de Expertgroep Gezondheid IJmond bij het adviseren over de concept-JLoI Tata Steel, zal hun advies onder andere zien op gezondheid, de geformuleerde doelstellingen en de haalbaarheid en de doelmatigheid hiervan. Dit geïntegreerde advies zal samen met de definitieve JLOI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak.
Als u niet gaat wachten op deze adviezen, hoe weten de omwonenden wat de gezondheidswinst precies zal zijn en hoe gaat u dan de door u in het vooruitzicht gestelde gezondheidswinst voor omwonenden waarmaken? En als u niet bereid bent te wachten op de adviezen van de expertgroep, beseft u dan dat u een meerderheid van de Kamer negeert, terwijl u veel belastinggeld wilt uitgeven aan een Indiaas bedrijf? Waarom doet u dat dan toch?
Het advies van de AMVI en Expertgroep zal samen met de JLoI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak (zie ook beantwoording vraag 12). Het advies van de AMVI en Expertgroep worden daarbij ook meegenomen.
Met de maatwerkafspraak wil de Staat groene, schone en circulaire staalproductie in de IJmond helpen realiseren. De aanvullende milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkafspraak zijn bovenwettelijk en deze milieu en gezondheidswinst is niet te behalen middels het reguliere VTH-stelsel.
In de brief van 10 april 2025 is uitgebreid ingegaan op de borging van gezondheid in de maatwerkafspraken. Hierin is dus voorzien.
Uiteraard is het uiteindelijk aan TSN om de milieu-impact van hun activiteiten te verminderen.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Stikstofdepositie behorend bij het MER van Tata Steel2 (tabel 10.3) er zowel in de aanlegfase, de transitiefase, de operationele fase met aardgas als in de operationele fase met waterstof, sprake is van een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat? Welke gevolgen heeft dit, ook in het licht van de Greenpeace-uitspraak?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace-uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat dit betekent dat met de aanleg niet kan worden begonnen, totdat de stikstofdepositie op Natura 2000 daalt? Wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn? Zo nee, op welke juridische adviezen baseert u zich daan? Kunt u deze juridische adviezen meesturen?
Dit is aan bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Het proces van vergunningverlening moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Externe Veiligheid – QRA Heracless, behorend bij het MER van Tata Steel3, is aangegeven dat het gifwolkaandachtsgebied van Tata Steel, zowel in de bestaande als nieuwe situatie, zich uitstrekt over diverse gemeentes? Wat gaat u met die informatie doen en welke maatregelen gaat u treffen op korte termijn?
Zie de beantwoording van vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen voor de belangrijkste schadelijke stoffen, zoals fijnstof, stikstofoxiden en dioxines, maar slechts informatie over toe- of afname ten opzichte van het huidige niveau en acht u een MER zonder absolute emissiegegevens voldoende om de milieueffecten goed te beoordelen? Als dit klopt, hoe rijmt u dit dan met a) het advies van Commissie m.e.r dat er absolute emissiecijfers moeten zijn en b) de expertsessie GER waaruit bleek dat zonder goede cijfers over emissie, depositie en immissie geen GER mogelijk is? Heeft u de Expertgroep Gezondheid hiernaar laten kijken en wat adviseert de Expertgroep precies over de bruikbaarheid van het huidige MER?
Het klopt niet dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen. Deze cijfers zijn terug te vinden in de detailstudie luchtkwaliteit.16 De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Voor de beoordeling van het MER vraagt het bevoegd gezag advies aan de Commissie mer.
De Commissie mer geeft, als onafhankelijke organisatie, deskundig advies over de inhoud van milieueffectrapporten.17 De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft geen rol in de beoordeling van het MER.
Kent u de door Tata Steel eerder gecommuniceerde en beloofde reductiecijfers?4 Welke absolute uitstootcijfers horen bij de daarin genoemde percentages?
Ja die reductiecijfers ken ik, TSN heeft emissiereductiedoelen voor de emissies van TSN en de energiecentrales van Vattenfall gepresenteerd in de Groen Staal Brief.19Deze brief is begin 2024 ook met de Tweede Kamer gedeeld als bijlage van de kamerbrief van 9 januari 202420.
Het is aan het bedrijf om absolute uitstootcijfers te koppelen aan de eerder gecommuniceerde reductiecijfers. Tata Steel stelt naar aanleiding van deze vraag een memo op over de absolute uitstootcijfers. Deze memo zal door het bedrijf bij de publicatie van de gereviseerde MER worden gepubliceerd.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen deze eerder door Tata Steel gecommuniceerde reductiecijfers voor NOx en fijnstof uit puntbronnen5, en de daadwerkelijke cijfers in het MER?
Het door Tata Steel ingediende MER bevat niet het volledige verduurzamingsplan zoals de scope beschreven in de brief van 10 januari 2024. Het MER bevat namelijk niet de bovenwettelijke milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkonderhandelingen. Hierdoor zijn de verduurzamingsplannen en bijbehorende ingeschatte reductiecijfers zoals die door Tata Steel zijn ingediend in 2024 in het kader van de maatwerkafspraken in scope en waarde niet gelijk aan de milieueffecten zoals die door Tata Steel zijn onderzocht in het MER voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal.
Het ingediende MER ligt op dit moment ter beoordeling van het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Hoeveel emissiereductie voor NOx en fijnstof uit puntbronnen is gerealiseerd (in absolute uitstootcijfers) en zal naar verwachting nog worden gerealiseerd met Roadmap Plus, volgens de meest recente cijfers van de omgevingsdienst?
Het is geen taak van de omgevingsdienst om te rapporteren over de effectiviteit van individuele emissiereducerende maatregelen die door Tata Steel worden genomen. De uitstootcijfers van het bedrijf zijn beschikbaar via het openbaar milieujaarverslag (e-MJV) van het bedrijf. Deze gegevens worden gecontroleerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Tata Steel publiceert zelf het verslag; ook via emissieregistratie.nl worden de gegevens toegankelijk gemaakt.
Acht u het aannemelijk (en op basis waarvan) dat Tata Steel niet wist dat deze cijfers niet klopten, gezien in het verleden Tata ook cijfers heeft gedeeld die misleidend waren of niet klopten (zie o.a. de uitspraak van Reclame Code Commissie, bevestigd door de omgevingsdienst) en welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie ook het antwoord op vraag 19. Ik kan verder niet voor het bedrijf spreken.
Welke stappen onderneemt u om gegarandeerd te voorkomen dat bedrijven als Tata Steel misleidende informatie verspreiden over hun uitstoot en de verwachte effecten van verduurzamingsmaatregelen?
Bedrijven dienen jaarlijks hun emissiegegevens in bij het e-MJV. De gegevens in het e-MJV worden gecontroleerd door het bevoegd gezag. Ook het MER wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Daarbij laat zij zich laten adviseren door de Commissie mer. Er zijn daarnaast verschillende algemene organisaties die de toezicht houden op misleidende communicatie, zoals de Reclame Code Commissie.
Hoe wilt u, gelet op het feit dat Tata door de omgevingsdienst wordt gekwalificeerd als «calculerend en opportunistisch», een stap boven «crimineel», met dit bedrijf afspraken maken die worden nagekomen, waarbij u rekening houdt met de analyse van de Algemene Rekenkamer dat toezicht en handhaving tekortschieten? Welke waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken, of welke waarborgen gaat u toevoegen, om ervoor te zorgen dat nauwkeurige onafhankelijke metingen, toezicht en handhaving op orde zijn?
De expertise van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) wordt benut bij de totstandkoming van eventuele maatwerkafspraken. Hiermee wordt geborgd dat de afspraken, voor zover relevant, ook uitvoerbaar zijn vanuit vergunningverlening-, toezicht- en handhavingsperspectief.
De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn. Dat betekent dat deze goed en onafhankelijk moeten kunnen worden gemeten en gecontroleerd. De invulling hiervan is afhankelijk van de vormgeving van de precieze afspraken. Op dit moment wordt over de beoogde afspraken en de borging daarvan onderhandeld. Vanwege de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie kan ik daar op dit moment niet verder op ingaan.
Vindt u het ook onverstandig om afspraken te maken met bestuurders naar wie het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doet en met een bedrijf waar meerdere rechtszaken tegen lopen? Zo nee, waarom vindt u dit dan wel een verstandige keuze en hoe neemt u daar het risico voor de belastingbetaler in mee?
Vooropgesteld staat dat het bedrijf moet voldoen aan de geldige wet- en regelgeving, net als ieder ander bedrijf. Het Openbaar Ministerie is zelfstandig verantwoordelijk en bevoegd tot het doen van onderzoek naar vermeende strafrechtelijke overtredingen en het eventueel instellen van vervolging. De maatwerkafspraak ziet per definitie op bovenwettelijke milieumaatregelen. Dit zijn maatregelen die verder gaan dan wat via bestaande of voorgenomen wetgeving afgedwongen kan worden. Er wordt geen overheidssteun verleend aan maatregelen die met handhaving van bestaande regels kunnen worden afgedwongen. De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn.
De ontwikkelingen van dit strafrechtelijk onderzoek worden uiteraard gevolgd.
Ik wil echter niet nu al vooruitlopen op een mogelijke uitkomst van dit strafrechtelijk onderzoek. Uitstel of afstel van een maatwerkafspraak leidt er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via de maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
Hoe bent u van plan om te gaan met een eventuele vervolging door het OM en wellicht veroordeling van Tata Steel-bestuurders?
Het Openbaar Ministerie handelt zelfstandig en gaat dus zelf over het doen van strafrechtelijk onderzoek en het eventuele besluit tot vervolging. Het past daarom ook niet in mijn rol als bewindspersoon om vooruit te lopen op een eventuele vervolging door het Openbaar Ministerie en de gevolgen daarvan.
Kunt u bevestigen dat de maatwerkafspraken alleen doorgang vinden als er harde, afdwingbare, concrete prestatieafspraken komen, volledig in lijn met alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies van o.a. kankerverwekkende stoffen zoals PAK's (met concrete reductiedoelen), zoals door de Kamer geëist?
Het kabinet verwacht met de maatwerkafspraak voor 2030 een forse stap te zetten qua gezondheidswinst. Conform motie Olger-van Dijk is het doel om alleen overheidssteun aan Tata Steel te verlenen als er harde afdwingbare prestatieafspraken zijn gemaakt over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van het Schriftelijk Overleg22, vinden op dit moment onderhandelingen plaats over de maatwerkafspraak met TSN in een vertrouwelijke setting. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Tweede Kamer gedeeld.
Zoals ook in eerdere correspondentie met de Tweede Kamer is aangegeven zal de motie Thijssen waar u impliciet in het tweede deel van uw vraag naar verwijst deels opgevolgd worden. De motie verzoekt de regering om het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als harde voorwaarde in de onderhandelingen op te nemen en zodanig de gezondheid van de bevolking van de IJmond een volwaardige plaats te geven in de maatwerkafspraken. Zoals eerder aangegeven worden de adviezen van de Expertgroep zoveel mogelijk meegenomen in de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Het is echter niet mogelijk alle adviezen van de Expertgroep met behulp van de (beoogde) maatwerkafspraak met Tata Steel op te volgen. Het uitvoeren van alle adviezen behoeft meer maatregelen (dan alleen deze maatwerkafspraak), meer middelen en meer tijd. Zie ook de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond.23
Hoe gaat u, gelet op het feit dat de totale uitstoot – en daarmee de depositie – van NOₓ als gevolg van de cijfers in het MER minder hard zal dalen dan eerder door het PBL werd geraamd, zodat nog méér moet worden gedaan om aan het bevel van de rechtbank in de zaak van Greenpeace te voldoen, hiervoor concreet zorgdragen?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden. Ik wil hier daarom niet op vooruitlopen.
Kunt u bevestigen dat de verwachte CO₂-reductie van het Groen Staal-project maximaal 5 megaton per jaar bedraagt, maar dat de werkelijke uitstoot van Tata Steel de afgelopen jaren dusdanig lager lag dan eerder verondersteld, dat de feitelijke reductie dichter bij de 3,5 megaton ligt? Wat wordt de jaarlijkse CO₂-emissie, nadat HeraCless-Groen Staal is uitgevoerd en de hoogoven is gesloten?
In de Expression of Principles is afgesproken dat TSN de jaarlijkse CO2-uitstoot met 35–40% reduceert. Hierbij loopt de reductie op tot maximaal 5 megaton per jaar, gerekend ten opzichte van de bestaande maximale productievermogens van de fabrieken waarbij de uitstoot maximaal 12,6 megaton per jaar is. De uitstoot van maximaal 12,6 megaton per jaar vindt alleen plaats als de fabrieken op volle capaciteit draaien.
Een reductie van maximaal 40% betekent dat de fabrieken nog maximaal 7,6 megaton per jaar mogen uitstoten na de transitie. Deze maximale uitstoot kan in de praktijk lager uitvallen. In jaren waarin om operationele of economische redenen op een lagere productie wordt gedraaid, is de CO2-uitstoot lager. Wanneer na 2030 op lagere doorzet wordt geproduceerd zal dat dus ook betekenen dat de fabrieken van TSN minder dan 7,6 megaton per jaar uitstoten.
Wat is de verwachte chemische samenstelling van de EAF-slakken die vrijkomen bij het elektrisch smelten van staal, en hoe verhoudt deze zich tot de samenstelling van de huidige hoogovenslakken in termen van milieu en gezondheidsrisico’s (graag met bronvermelding)?
Dit heeft Tata Steel onderzocht in het MER, dat momenteel wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft Tata Steel eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, geadviseerd om in het MER expliciet in te gaan op:
Ook het advies van de Commissie mer op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, dat het bevoegd gezag heeft overgenomen richting Tata Steel, schenkt veel aandacht aan de verwerking van staalslakken die ontstaan ten gevolge van het project Heracless-Groen Staal en is onderdeel van de beoordeling van het MER door het bevoegd gezag. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat in het technisch rapport Detailstudie secundaire stromen en afval, behorend bij het MER van Tata Steel6, is aangegeven dat Tata Steel momenteel nog de mogelijkheden onderzoekt voor de nuttige toepassing van EAF-slakken, wat volgens Tata Steel vanwege het zinkgehalte niet intern gerecupereerd kan worden, maar extern verwerkt en gestort moet worden? Hoe beoordeelt u dit?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat de EAF-slakken toegepast kunnen gaan worden als secundaire bouwstof, gelet op de huidige maatschappelijke zorgen, de aangenomen motie-Teunissen c.s. (Kamerstuk 29 383, nr. 428) om in ieder geval tijdelijk te stoppen met het gebruik van staalslakken en de gebrekkige borging van milieuveiligheid bij bestaande toepassingen van staalslakken?
Met de huidige maatregelen die door de Rijksoverheid25en Provincie Noord-Holland zijn genomen om verdere milieurisico's ten gevolge van onjuiste toepassing van staalslakken te voorkomen, zijn er nog steeds mogelijkheden om staalslakken, indien veilig, toe te passen.
De verantwoordelijkheid voor de beoordeling of een materiaal een bijproduct is of een afvalstof ligt bij de houder van het materiaal. Deze beoordeling vindt van geval tot geval plaats op basis van de bijproductvoorwaarden uit de Wet milieubeheer, die overgenomen zijn uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen26.
Bedrijven moeten hun beoordeling altijd onderbouwen aan de hand van de geldende wet- en regelgeving onder toezicht van bevoegde autoriteiten. In Nederland is het bevoegd gezag voor het toezicht hierop gedecentraliseerd en bij de omgevingsdiensten belegd. Het is dus niet aan het ministerie om een beoordeling te maken van de beoordeling van toekomstige EAF-slakken.
TSN gaat bij de productie van EAF-slakken meer schroot gebruiken en volgt een ander proces. Daardoor zal de samenstelling niet gelijk zijn aan die van de huidige staalslakken. TSN kijkt hoe het verwerkingsproces van staalslakken verbeterd kan worden en het bedrijf zoekt naar nieuwe toepassingen voor de slakken, zodat het als reststof hergebruikt kan worden.
Deelt u de opvatting dat een nog niet bestaande of getoetste verwerkingsmethode geen geldige basis mag vormen voor een positief oordeel over de milieueffecten in een MER? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan en is hierover advies gegeven door Expertgroep Gezondheid IJmond?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u in het licht van bovenstaande constateringen – toename van schadelijke immissie, het ontbreken van emissiegegevens, onduidelijkheid over staalslakken, mogelijk overschatte CO₂-winst, juridische risico’s en misleidende communicatie – bereid om de onderhandelingen over de maatwerkafspraken te heroverwegen of ten minste aanvullende eisen te stellen, voordat verdere financiële steun aan Tata Steel wordt verstrekt met belastinggeld van Nederlandse burgers?
De onderhandelingen met het bedrijf over de maatwerkafspraken worden voortgezet. Zoals in vraag 24 is beschreven, leidt uitstel of afstel van een maatwerkafspraak er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via een maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
De afspraken zijn bindend en moeten dus ook worden gehandhaafd. Daarvoor zal adequate monitoring worden ingericht en moet een handhavingsmechanisme worden ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan het (gedeeltelijk) terugvorderen of inhouden van de subsidie, als niet voldaan wordt aan de eisen.
Dit soort zaken worden uitwerkt in het kader van de maatwerkonderhandelingen. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
Bent u bekend met het persbericht van Tata Steel Nederland van 9 april jl. waarin wordt aangekondigd dat een op de vijf werknemers zijn of haar baan zal verliezen om het bedrijf toekomstbestendig te maken en dus ook om de groenstaalplannen mogelijk te maken? Wat vindt u van dit persbericht?
Ja, ik ben bekend met dit persbericht. In juli hebben de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het bedrijf bezocht. Aansluitend aan dit werkbezoek is ook gesproken met een vertegenwoordiging van werknemers over onder andere hun zorgen over de reorganisatie. Ik leef mee met de werknemers, die vaak al decennialang voor het bedrijf werken, en begrijp hun zorgen.
Tata Steel geeft aan dat de reorganisatie nodig is om de winstgevendheid van het bedrijf te herstellen en om de transitie naar schoon en groen staal te kunnen maken. Voor Tata Steel Nederland, het Indiase moederbedrijf Tata Steel Limited én de Nederlandse overheid is het van belang dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Het is aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting deze duurzame toekomst.
Vindt u het acceptabel dat dit bedrijf mogelijk miljarden aan subsidie gaat ontvangen en ondertussen een op de vijf werknemers ontslaat? Zo ja, waarom is dit voor u acceptabel? Zo nee, welke voorwaarden omtrent werkgelegenheid en inspraak bent u voornemens af te spreken bij de maatwerkafspraken?
Zoals ook bij vraag 34 aangegeven is het aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting een duurzame toekomst. Het is in het belang van zowel de Nederlandse overheid als het bedrijf dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft.
Het doel van de maatwerkafspraak is schone, groene en economisch levensvatbare staalproductie in de IJmond. Een belangrijke voorwaarde om via een maatwerkafspraak steun te kunnen verlenen is wel dat een bedrijf financieel gezond is. Er mag geen staatsteun worden gegeven om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Nederlandse staat en ook de Europese Commissie toetst streng op deze voorwaarde. Daarmee wordt geborgd dat eventuele staatssteun daadwerkelijk gebruikt wordt voor verduurzaming en schonere productie en niet voor het overeind houden van een verlieslatend bedrijf.
TSN en de vakbonden hebben eerder al een overeenkomst gesloten in de vorm van het Sociaal Contract Groen Staal. Deze overeenkomst is van toepassing op werknemers van TSN wiens functie door de transitie op termijn wordt uitgefaseerd. Het doel is om werknemers van de fabrieken die op termijn zullen sluiten te behouden door het bieden van baangaranties en begeleiding richting nieuwe functies.
Onderschrijft u dat een belangrijke voorwaarde voor steun vanuit de overheid naast harde garanties voor gezondheid van omwonenden, commitment vanuit de directie voor goede, gezonde en groene werkgelegenheid zou moeten zijn?
Ja, dat onderschrijf ik. Allereerst is goed werkgeverschap in Nederland wettelijk geregeld27 en dus moet ook TSN zich hieraan houden. Steun vanuit de overheid ziet alleen op bovenwettelijke maatregelen die verder gaan dan waar wettelijk al aan voldaan moet worden.
Het is daarnaast primair aan werkgever en vakbonden om verdere afspraken te maken over goed werkgeverschap. Dit gaat bijvoorbeeld over het creëren van goede en gezonde werkomstandigheden. Voor medewerkers van TSN zijn er aanvullende collectieve regelingen ingesteld, zoals de cao en afspraken tussen werkgever en de ondernemingsraden.
Zou het, ondanks de recente uitwisselingen tussen het bedrijf, de medewerkers en vakbonden, die de plannen lijken te hebben afgezwakt, volgens u mogelijk zijn dat volgend jaar (of ergens de komende jaren) alsnog een op de vijf medewerkers ontslagen wordt? Vindt u dit acceptabel?
Ik vind het belangrijk dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Dat is een prioriteit voor zowel de Nederlandse staat als voor het bedrijf zelf. Het is aan het bedrijf om hier invulling aan te geven.
Bent u bereid om als voorwaarde te bedingen dat de medewerkers betrokken worden en een finale stem krijgen bij het eventueel herstructureren van het bedrijf? Bent u bereid om als voorwaarde te stellen dat kerntaken van het bedrijf niet uitbesteed gaan worden?
Het is de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Het is de rol van de vakbonden en de ondernemingsraad om de medewerkers te vertegenwoordigen en de betrokkenheid te organiseren. Hierin ligt geen rol voor de Nederlandse staat.
Gaat u er met de maatwerkafspraken ook voor zorgen dat omwonenden en werknemers meer zeggenschap krijgen in het bedrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u hiervoor zorgen?
Het is aan het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Dit geldt ook voor het organiseren van inspraak van werknemers, eventueel via de werknemersvertegenwoordiging. De Wet op de Ondernemingsraden bevat voorschriften over het betrekken van de ondernemingsraden. Zowel vakbonden als de ondernemingsraad kunnen vanuit hun eigen rol de belangen van werknemers behartigen. Op dit specifieke punt ligt dus geen rol voor de Nederlandse staat.
Op grond het Verdrag van Aarhus en de Omgevingswet, moeten omwonenden mogelijkheden tot inspraak krijgen bij besluitvorming over milieuaangelegenheden. Dit is aan de betrokken overheidsinstantie.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en vóór het CD Verduurzaming Industrie dat begin september staat ingepland?
Het versturen van de beantwoording is helaas niet gelukt voor het CD Verduurzaming Industrie.
“Rijkswaterstaat sluit brug Urmond anderhalf jaar volledig af, maar gemeente Stein verzet zich: ‘Niet akkoord met samenloop verbreding A2’” |
|
Natascha Wingelaar (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in De Limburger van 11 juli 2025, waarin wordt gemeld dat de brug over het Julianakanaal bij Urmond anderhalf jaar volledig wordt afgesloten voor alle verkeer?1
Ja
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft gekozen voor een volledige afsluiting van de brug, ondanks bezwaren en aangedragen alternatieven door de gemeente Stein en inwoners van Urmond?
Dat klopt. Veiligheid heeft de hoogste prioriteit bij Rijkswaterstaat. Op basis van de grote complexiteit van de werkzaamheden en de daarbij horende veiligheidsoverwegingen is Rijkswaterstaat genoodzaakt de brug tijdens de werkzaamheden volledig af te sluiten. Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn. Dit betreft onder meer het verwijderen en volledig vernieuwen van het brugdek inclusief de fietspaden, alsook het vervangen van diverse stalen constructieonderdelen. Zonder renovatie zal de brug per 1 januari 2026 moeten worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.
Hierdoor kan Rijkswaterstaat helaas geen invulling geven aan het aangedragen alternatief van de gemeente en omgeving om de brug tijdens de werkzaamheden open te houden voor fietsers en voetgangers. Dit is natuurlijk een flinke tegenvaller voor de inwoners van Urmond. Daarom is Rijkswaterstaat ook in gesprek met de omgeving om te bezien welke alternatieve mogelijkheden er zijn voor fietsers en voetgangers.
Op welke wijze zijn de gemeente Stein en de inwoners van Urmond betrokken geweest bij het besluitvormingsproces? In hoeverre zijn hun inzichten en zorgen meegenomen?
In de planfase is een gemeentelijke werkgroep actief betrokken geweest bij de variantenstudie en ook daarna in de verdere uitwerking van dit project.
Tijdens de variantenstudie in 2022 zijn de bewoners meegenomen in de keuze voor een voorkeursvariant van uitvoeringswijze. De Bewonerswerkgroep brug Urmond heeft toen haar voorkeur uitgesproken voor een renovatievariant met slechts beperkte hinder (enkele dagen) voor langzaam verkeer.
Deze variant blijkt nu niet langer haalbaar. Voor deze nieuwe situatie wordt opnieuw participatie georganiseerd. In de bewonersbrief van 10 juli 2025 is een oproep gedaan aan de omgeving om deel te nemen aan een klankbordgroep. Rijkswaterstaat denkt mee over acceptabele reismogelijkheden.
Hoe verhoudt deze aanpak zich tot uw beleid rondom burgerparticipatie en het betrekken van lokale gemeenschappen bij infrastructurele besluiten?
Bij een infrastructureel besluit krijgen alle betrokkenen de gelegenheid om hun inbreng te leveren. Dit is bij brug Urmond ook het geval. Daarbij wordt duidelijk gemaakt welke ruimte er is om mee te denken en wat de kaders zijn. Onder andere aan welke technische, juridische en financiële kaders een variant moet voldoen. De inbreng wordt serieus meegewogen in het besluit. Rijkswaterstaat gaat met inbrengers in gesprek én communiceert publiekelijk welke input geen plek heeft gekregen in het besluit.
Helaas hebben de inspecties in 2023 en 2024 aangetoond dat de technische toestand van de brug slechter is dan gedacht en dat de brug tijdens de renovatie geheel moet worden afgesloten voor al het verkeer.
Deelt u de mening dat overheidsbetrouwbaarheid ook inhoudt dat inwoners erop mogen vertrouwen dat hun stem serieus wordt genomen in besluiten die grote impact hebben op hun leefomgeving?
Ja. RWS neemt zoveel als mogelijk inbreng vanuit de omgeving mee in de uitwerking van projecten en weegt deze af. Helaas wil dat niet altijd zeggen dat er ook iets met de inbreng gedaan kan worden. Er moet telkens een evenwicht worden gevonden in maatschappelijke, technische, ruimtelijke, juridische en financiële haalbaarheid. Bovenal dient de veiligheid van de burgers en aannemer geborgd te worden tijdens de werkzaamheden.
Waarom is niet gekozen voor een gedeeltelijke of gefaseerde afsluiting, zodat de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid van Urmond gewaarborgd konden blijven?
De technische staat van de brug en daarbij behorende renovatiewerkzaamheden maakt een gefaseerde of gedeeltelijke afsluiting vanuit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. De renovatiewerkzaamheden zijn omvangrijk en moeten over de volledige breedte van de brug aaneengesloten worden uitgevoerd. Denk hierbij aan het tijdelijk ophogen van de brug i.v.m. scheepvaartpassage tijdens de renovatie, het volledig verwijderen van het brugdek en het uitvoeren van conserveringswerkzaamheden in een afgesloten en krappe werkomgeving.
Welke samenhang is er met de werkzaamheden rondom de verbreding van de A2? Op welke manier wordt hier rekening mee gehouden bij Rijkswaterstaat? Welke alternatieven zijn er qua planning van de beide projecten?
Rijkswaterstaat heeft de werkzaamheden aan de A2 Het Vonderen Kerensheide en brug Urmond op elkaar afgestemd. Zo zal brug Urmond pas worden afgesloten zodra de werkzaamheden langs/aan de Bergerweg (onderdeel van project A2 Het Vonderen Kerensheide) zijn afgerond.
Is er een maatschappelijke impactanalyse gemaakt van deze afsluiting? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen officiële maatschappelijke impactanalyse (MIA) opgesteld voor de afsluiting van brug Urmond. In de oorspronkelijke uitgangspunten werd ervan uitgegaan dat de brug gedurende de werkzaamheden toegankelijk zou kunnen blijven voor voet en fietsverkeer. Om die reden is destijds geen aparte impactanalyse uitgevoerd.
Wel is er, daar waar van toepassing, gesproken met relevante maatschappelijke actoren om te bezien hoe zij de gevolgen van deze afsluiting zullen ervaren en welke omrijdroutes er mogelijk zijn. Er is dus wel degelijk gekeken naar de maatschappelijke impact van de afsluiting. Daarbij is vanzelfsprekend contact onderhouden met belangrijke lokale partijen, zoals: de basisschool, hulpdiensten, Chemelot en enkele lokale verenigingen.
Bent u bereid in overleg te treden met Rijkswaterstaat en de gemeente Stein om te heroverwegen of alternatieve uitvoeringsvarianten mogelijk zijn die minder ontwrichtend zijn voor de gemeenschap?
Indien ik in overleg zou treden met de gemeente en Rijkswaterstaat, zou van daaruit de suggestie kunnen ontstaan dat alternatieve technische oplossingen mogelijk zijn. Dat is niet het geval. Het leidt ook onvermijdelijk tot vertraging, wat de kans op een volledige afsluiting vergroot. Daarom volg ik de aanpak van Rijkswaterstaat, met daarbij het nadrukkelijke verzoek aan Rijkswaterstaat om rekening te houden met alternatieve reisoplossingen.
Bent u bereid om nog eens goed naar alternatieve tijdelijke maatregelen te kijken zoals een fietsbrug, watertaxi, of andere maatregelen die de impact voor de gemeenschap verminderen?
Ja, hier is Rijkswaterstaat momenteel mee bezig en hierbij zullen ook de bewoners betrokken worden middels de genoemde klankbordgroep. Onder andere worden opties bekeken als deelfietsen en het inzetten van pendelbussen. Een omleiding via de brug bij Berg (hemelsbreed circa 1.500 meter verderop) is op minder dan 10 minuten fietsen beschikbaar.
Alternatieven moeten veilig en technisch uitvoerbaar zijn en passen binnen de beschikbare financiële ruimte. Binnen deze randvoorwaarden geven wij gemeente en bewoners graag de gelegenheid om mee te denken over hoe de impact op de omgeving zoveel mogelijk beperkt kan worden.
Welke lessen trekt u uit dit dossier voor toekomstige projecten, zodat lokale gemeenschappen niet het gevoel hebben overruled te worden door rijksdiensten?
Dat het eindbesluit bij een Rijksdienst ligt, wil niet zeggen dat er geen zorgvuldige samenspraak is geweest met de lokale gemeenschap. Rijkswaterstaat streeft altijd naar het (vroegtijdig) betrekken van de lokale gemeenschap; van het College van B&W tot aan eventuele dorpsraden en buurthuizen. Rijkswaterstaat luistert en informeert. Desondanks kunnen de wensen van de omgeving niet altijd gehonoreerd worden.
Kunt u toezeggen dat voortaan bij soortgelijke infrastructurele ingrepen burgerparticipatie structureel wordt verankerd en transparanter wordt gerapporteerd hoe met lokale input is omgegaan?
Zowel de participatie als transparante terugkoppeling is al verankerd. Zie het antwoord bij vraag 4. Ten aanzien van de renovatiewerkzaamheden van brug Urmond is de lokale input middels verschillende kanalen opgehaald en besproken met het college van B&W en in de gemeentelijke werkgroep.
Bent u bereid bovenstaande vragen binnen 14 dagen te beantwoorden?
Dit is vanwege de vakantieperiode en het Kamerreces niet gelukt.
Het Eindrapport Plastic Tafel |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
In hoeverre tellen de maatregelen in het pakket op tot de kabinetsnorm van 30% circulaire plastics in 2030, conform de brief van Minister Hermans?1 2
In de kamerbrief van de Minister van Klimaat en Groene Groei is aangekondigd dat de eerder beoogde circulaireplasticnorm niet door zal gaan3. In het bij die brief gevoegde ontwerp-Meerjarenprogramma 2026 Klimaatfonds is bij de middelen die bestemd zijn voor de ondersteuning van circulaire plastics eveneens vermeld dat de norm niet doorgaat en dat de plastictafel wordt gevraagd met voorstellen te komen. Daarbij is vermeld dat het uitgangspunt tot 30% circulaire plastics in Nederland in 2030 blijft. Dit is dus geen norm maar een streven.
De alternatieve voorstellen die zijn gedaan aan de Plastictafel bevorderen een markt voor circulair plastic. Het is echter onzeker of de maatregelen zullen leiden tot de inzet van 30 procent circulair plastic in 2030. Het grootste deel van de maatregelen is gebaseerd op vrijwilligheid, ter uitvoering voor de sector en niet juridisch bindend. Het is daardoor niet met zekerheid te zeggen dat de beoogde effecten worden behaald. Daarnaast ontbreekt voor sommige maatregelen een kwantificering van de beoogde effecten. Om meer zekerheid te bieden voor de ontwikkeling van een markt voor circulair plastic bestudeert het Ministerie van IenW welke voorstellen uit het eindrapport van de Plastictafel kunnen worden overgenomen in beleid, bijvoorbeeld door middel van wetgeving, en zo bij te dragen aan het realiseren van de beleidsdoelen uit het Nationaal Programma Circulaire Economie4. Over de vervolgacties wordt u met Prinsjesdag nader geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel investeringen, patenten en capaciteit er verdwenen zijn door recente faillissementen op het gebied van chemische recycling en biobased productie en welke geplande investeringen uiteindelijk niet gerealiseerd werden? Welke regio’s worden daarbij specifiek geraakt?
Er is geen overzicht beschikbaar van het aantal investeringen, patenten en capaciteit van chemische recycling en biogebaseerde productie van plastics. Wel kan uit gesprekken met de sector worden afgeleid dat deze sectoren in Europa onder moeilijke marktomstandigheden opereren, de Kamer is hierover geïnformeerd op 9 april jl.5 Daarom zijn structurele maatregelen nodig om deze markten te ondersteunen. Nederland zet zich hier ook voor in, onder andere door het bepleiten van ambitieuze doelstellingen voor recyclaat en biogebaseerd plastic in Europese regelgeving.
Bent u in gesprek met banken en investeerders om na te gaan of deze met het normerende pakket aan maatregelen weer vertrouwen voelen in de rol van de overheid in de circulaire economie? Zo nee, bent u bereid dit te doen en hierover voor het commissiedebat circulaire economie te rapporteren aan de Tweede Kamer? Kunt u daarbij specifiek nagaan of circulaire bedrijven met deze maatregelen naar de bank kunnen, zodat er weer investeringen kunnen worden gedaan?
Via het Platform voor Duurzame Financiering ben ik in gesprek met de financiële sector over het bevorderen van circulaire verdienmodellen. Met de kopgroep circulair financieren werken overheid en financiële instellingen er aan om circulair investeren de norm te maken in 2030, dus ook voor circulair plastic. Over deze gesprekken wordt de Kamer nader geïnformeerd bij de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie, dat naar verwachting dit jaar nog met de Kamer wordt gedeeld. Of de door de Plastictafel voorgestelde maatregelen bijdragen aan de investeringsbereidheid van financiële instellingen in specifieke bedrijven is op voorhand niet te zeggen en zal per casus verschillen.
Vrijblijvende afspraken in het Plastic Pact werden eerder niet nagekomen, in hoeverre is de hefboom binnen dit pakket van normerende maatregelen essentieel om te voldoen aan het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)-advies voor «dwingende en dringende stappen»?
Het voorstel voor een circulaire hefboom geeft bruikbare aanknopingspunten voor het doorontwikkelen van circulair beleid. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig te kijken naar een passende vorm voor een hefboom. Het Ministerie van IenW bekijkt de komende tijd of, en zo ja op welke wijze, een circulaire hefboom kan worden vormgegeven. Daarbij is het belangrijk dat de maatregel substantieel bijdraagt aan circulariteit, goed uitvoerbaar is en dat de economische effecten ervan proportioneel zijn. Vrijwillige afspraken kunnen een transitie op gang helpen, maar voor een structurele beweging is vaak wet- en regelgeving nodig, zoals in het PBL-rapport wordt adviseert.6
Bent u bereid het hele pakket van normerende maatregelen integraal over te nemen om te recht te doen aan de volledige consensus aan tafel? Zo nee, waarom niet?
Het overnemen van het voorgestelde maatregelenpakket is een gedeelde opgave van bedrijven en overheden. Een deel van de maatregelen zijn acties die de sector zelf moet doen. Die juich ik toe, maar het is aan de sector om die afspraken na te komen. Het Ministerie van IenW gaat zich samen met het Rijk en medeoverheden inzetten voor meer afname van recyclaat en biogebaseerd plastic bij de overheidsinkoop. Daarnaast wordt naar de circulaire hefboom gekeken (zie vraag 4). Ook zal het Ministerie van IenW samen met het Ministerie van KGG en de Staatssecretaris van Financiën wegen of de voorgestelde maatregelen robuust genoeg zijn om hier klimaatfondsmiddelen voor toe te kennen ter ondersteuning van de markt voor circulair plastic.
Het industriealarm wordt stevig geluid, gaan uw gedachten daarbij ook uit naar de gamechangers in de circulaire industrie? Zo ja, op welke manier wordt hier de komende tijd aandacht aan besteed?
Ja. Het kabinet vindt het belangrijk dat de verduurzaming van de plasticsector en de bijbehorende chemische industrie wordt versneld, inclusief de zogeheten circulaire gamechangers. Innovatieve bedrijven zijn cruciaal voor het succes van Circulaire Economie. Daarom zet het kabinet in op het verbeteren van de Europese markt voor circulaire plastics (recyclaat, biogebaseerd plastic en CCU) en stelt het kabinet subsidies beschikbaar voor de ontwikkeling en opschaling van bedrijven die een circulaire plasticketen mogelijk maken. Vanuit de Kamer is enkele malen op problemen van met name plasticrecyclingbedrijven gewezen. Momenteel werkt de Minister van KGG in het kader van de motie van het lid Koekkoek aan de uitwerking van een overbruggingskrediet. Met de sector wordt ook gekeken naar andere mogelijkheden om bedrijven perspectief te bieden. Een overzicht van bestaande subsidies voor circulair plastic is terug te vinden op het kennisplein plastics van RVO.7
Het artikel 'Geen noodbrug, blijkt op infoavond over renovatie brug Urmond: Het is een zure appel voor jullie en daarvoor zeggen we sorry' |
|
Olger van Dijk (NSC), Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in De Limburger van 17 september 2025?1
Ja.
Bent u bekend met het 127 pagina’s tellende rapport van het lokale Actie Platform en de inhoud daarvan? Erkent u dat dit een juiste weergave is van de historie van het dossier «Brug Urmond»?
Ja. Het rapport is een belangrijke uiting van betrokkenheid vanuit de gemeenschap. Het ministerie kan zich vinden in delen van de inhoud.
Waarom is de renovatie van de brug pas in 2025 gestart, terwijl de slechte staat al bijna tien jaar bekend was en er sinds 2017–2018 structurele beperkingen golden? Erkent u dat dit uitstel heeft geleid tot hogere kosten, grotere ingrepen en verlies van de langzaam-verkeer-oversteek?
De renovatie van de brug is uitgesteld als gevolg van de grote landelijke instandhoudingsopgave en de prioritering die hierin moet worden gemaakt. De programmering wordt steeds gemaakt op basis van de meest recente inzichten. Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn. Dat vraagt ook om een bijhorende aanpassing van de uitvoering en hiermee het uitvoeringsbudget, om de veiligheid van de burgers en de aannemer te borgen.
Hoe verhoudt dit late handelen zich tot de bevindingen van de Algemene Rekenkamer uit 2019 over structureel uitgesteld onderhoud en verkeerde prioritering? Waarom kreeg de brug bij Urmond destijds geen prioriteit, ondanks die signalen?
De bevindingen van de Algemene Rekenkamer in 2019 houden voornamelijk in dat er door gebrek aan onderhoud aan bruggen en sluizen, het aantal stremmingen door storingen op het hoofdvaarwegennet toe zal nemen. Die constatering deel ik. We staan in Nederland voor een grote instandhoudingsopgave. In het Meerjarenplan Instandhouding Infrastructuur 2025–2030 is beschreven hoe Rijkswaterstaat uitvoering geeft aan de meerjarenafspraak instandhouding om de infrastructuurnetwerken in stand te houden.
De renovatie van de brug is uitgesteld als gevolg van de prioritering van landelijke werkzaamheden. Zie ook antwoord 3.
Erkent u nu wel dat Rijkswaterstaat in dit dossier tekort is geschoten en dat de communicatie richting gemeente en inwoners niet past bij wat verwacht mag worden van een betrouwbare rijksdienst?
Rijkswaterstaat had de informatievoorziening en afstemming met de omgeving op sommige momenten beter kunnen doen. Dat is een leerpunt dat het ministerie meeneemt naar toekomstige trajecten. Dit is ook toegegeven tijdens de bewonersavond in de gemeente Stein op 16 september jongstleden. Zie verder ook onder vraag 6.
Waarom is de projectopgave gewijzigd zonder dat bewoners daarover eerlijk zijn geïnformeerd? Vindt u dat participatieproces nog geloofwaardig als de beleidskeuze feitelijk al vaststaat?
Het doel van het project was en is om Brug Urmond te renoveren, zodat deze brug de komende decennia weer mee kan. Tijdens de variantenstudie in 2022 zijn de bewoners meegenomen in de keuze voor een voorkeursvariant van de uitvoeringswijze. De Bewonerswerkgroep brug Urmond heeft toen haar voorkeur uitgesproken voor een renovatievariant met slechts beperkte hinder (enkele dagen) voor langzaam verkeer.
Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn en de brug tijdens de renovatie geheel moet worden afgesloten voor verkeer. Hierdoor kan Rijkswaterstaat helaas geen invulling geven aan het aangedragen alternatief van de gemeente en omgeving om de brug tijdens de werkzaamheden open te houden voor fietsers en voetgangers. Daarmee is het resultaat van het participatieproces ingehaald door de technische situatie van de brug. Dit is eerst met de gemeente besproken voordat de omgeving hierover is geïnformeerd.
Waarom is er geen maatschappelijke impactanalyse gemaakt van de gevolgen voor inwoners, ondernemers, hulpdiensten en kwetsbare groepen? Bent u bereid dit alsnog te doen, zodat de Kamer en de regio een volledig beeld krijgen?
Er is geen officiële maatschappelijke impactanalyse (MIA) opgesteld voor de afsluiting van brug Urmond. In de oorspronkelijke uitgangspunten werd ervan uitgegaan dat de brug gedurende de werkzaamheden toegankelijk zou kunnen blijven voor fietsers en voetgangers. Om die reden is destijds geen aparte impactanalyse uitgevoerd. Wel is er, daar waar van toepassing, gesproken met relevante maatschappelijke actoren om te bezien hoe zij de gevolgen van deze afsluiting zullen ervaren en welke omrijdroutes er mogelijk zijn. Er is dus weldegelijk gekeken naar de maatschappelijke impact van de afsluiting. Daarbij is contact onderhouden met belangrijke lokale partijen, zoals: de basisschool, hulpdiensten, Chemelot en enkele lokale verenigingen.
Gezien de technische staat van de brug, de geplande startdatum van de renovatie op 1 december en de benodigde doorlooptijd voor het uitvoeren van een volledige maatschappelijke impactanalyse (MIA), is het op dit moment niet haalbaar om alsnog een dergelijke analyse uit te voeren.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de gemeenteraad van Stein om een motie van afkeuring in te dienen tegen Rijkswaterstaat? Ziet u dit als een terecht signaal van onvrede vanuit de lokale overheid?
Het staat de gemeenteraad uiteraard vrij een dergelijke motie in te dienen. Het signaal van onvrede is bij het ministerie bekend en wordt serieus genomen. Rijkswaterstaat is reeds langere tijd in gesprek met de gemeente Stein en de lokale gemeenschappen om de inhoud en gevolgen van de renovatiewerkzaamheden te bespreken en, waar mogelijk en haalbaar, te verzachten.
Hoe verklaart u dat tijdens de bewonersavond van 16 september 2025 werd gesproken over een budget van € 15 tot 20 miljoen, terwijl in de aanbestedingsstukken van mei 2025 slechts € 8,8 miljoen stond? En hoe verantwoordt u dat slechts € 350.000 is gereserveerd voor hinderbeperkende maatregelen?
De aanbestedingsstukken waarin een bedrag van € 8,8 miljoen wordt genoemd, betreffen fase 1 van de bouwteamovereenkomst en hebben uitsluitend betrekking op de voorbereidings- en ontwerpwerkzaamheden voor de renovatie van de brug. Het benodigde budget voor de realisatiefase komt daar nog bij. Daarmee wordt het totale budget geraamd op circa € 15 tot 20 miljoen.
Rijkswaterstaat voert de komende jaren veel vernieuwing en onderhoud uit. Dit gaat helaas niet zonder hinder en overlast voor (vaar)weggebruikers en omwonenden. Bij de realisatie van projecten wordt het beleidskader hinder toegepast dat in 2023 door mijn voorganger is vastgesteld. Een tijdelijke brug of andere alternatieven zijn geen onderdeel van de opdrachtscope omdat de omreisroute via Brug Berg als oplossing binnen dit kader past.
Als er wensen zijn voor alternatieve oplossingen om de maatschappelijke impact van de sluiting te verzachten, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij het lokale bevoegde gezag, in dit geval de gemeente Stein. Rijkswaterstaat heeft aanvullend op de bouwkosten een bedrag van € 350.000 gereserveerd om bij te dragen aan hinderbeperkende maatregelen. Dit bedrag wordt, in overleg met de gemeente Stein en de maatschappelijke en economische omgeving, ingezet om de hinder zo veel mogelijk te beperken. Rijkswaterstaat is hierover in gesprek met de gemeente en omgeving.
“Rijkswaterstaat sluit brug Urmond anderhalf jaar volledig af, maar gemeente Stein verzet zich: ‘Niet akkoord met samenloop verbreding A2’” |
|
Natascha Wingelaar (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in De Limburger van 11 juli 2025, waarin wordt gemeld dat de brug over het Julianakanaal bij Urmond anderhalf jaar volledig wordt afgesloten voor alle verkeer?1
Ja
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft gekozen voor een volledige afsluiting van de brug, ondanks bezwaren en aangedragen alternatieven door de gemeente Stein en inwoners van Urmond?
Dat klopt. Veiligheid heeft de hoogste prioriteit bij Rijkswaterstaat. Op basis van de grote complexiteit van de werkzaamheden en de daarbij horende veiligheidsoverwegingen is Rijkswaterstaat genoodzaakt de brug tijdens de werkzaamheden volledig af te sluiten. Tijdens de laatste inspecties in 2023 en 2024 is gebleken dat de staat van de brug slechter is dan aanvankelijk werd ingeschat, waardoor meer ingrijpendere werkzaamheden noodzakelijk zijn. Dit betreft onder meer het verwijderen en volledig vernieuwen van het brugdek inclusief de fietspaden, alsook het vervangen van diverse stalen constructieonderdelen. Zonder renovatie zal de brug per 1 januari 2026 moeten worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.
Hierdoor kan Rijkswaterstaat helaas geen invulling geven aan het aangedragen alternatief van de gemeente en omgeving om de brug tijdens de werkzaamheden open te houden voor fietsers en voetgangers. Dit is natuurlijk een flinke tegenvaller voor de inwoners van Urmond. Daarom is Rijkswaterstaat ook in gesprek met de omgeving om te bezien welke alternatieve mogelijkheden er zijn voor fietsers en voetgangers.
Op welke wijze zijn de gemeente Stein en de inwoners van Urmond betrokken geweest bij het besluitvormingsproces? In hoeverre zijn hun inzichten en zorgen meegenomen?
In de planfase is een gemeentelijke werkgroep actief betrokken geweest bij de variantenstudie en ook daarna in de verdere uitwerking van dit project.
Tijdens de variantenstudie in 2022 zijn de bewoners meegenomen in de keuze voor een voorkeursvariant van uitvoeringswijze. De Bewonerswerkgroep brug Urmond heeft toen haar voorkeur uitgesproken voor een renovatievariant met slechts beperkte hinder (enkele dagen) voor langzaam verkeer.
Deze variant blijkt nu niet langer haalbaar. Voor deze nieuwe situatie wordt opnieuw participatie georganiseerd. In de bewonersbrief van 10 juli 2025 is een oproep gedaan aan de omgeving om deel te nemen aan een klankbordgroep. Rijkswaterstaat denkt mee over acceptabele reismogelijkheden.
Hoe verhoudt deze aanpak zich tot uw beleid rondom burgerparticipatie en het betrekken van lokale gemeenschappen bij infrastructurele besluiten?
Bij een infrastructureel besluit krijgen alle betrokkenen de gelegenheid om hun inbreng te leveren. Dit is bij brug Urmond ook het geval. Daarbij wordt duidelijk gemaakt welke ruimte er is om mee te denken en wat de kaders zijn. Onder andere aan welke technische, juridische en financiële kaders een variant moet voldoen. De inbreng wordt serieus meegewogen in het besluit. Rijkswaterstaat gaat met inbrengers in gesprek én communiceert publiekelijk welke input geen plek heeft gekregen in het besluit.
Helaas hebben de inspecties in 2023 en 2024 aangetoond dat de technische toestand van de brug slechter is dan gedacht en dat de brug tijdens de renovatie geheel moet worden afgesloten voor al het verkeer.
Deelt u de mening dat overheidsbetrouwbaarheid ook inhoudt dat inwoners erop mogen vertrouwen dat hun stem serieus wordt genomen in besluiten die grote impact hebben op hun leefomgeving?
Ja. RWS neemt zoveel als mogelijk inbreng vanuit de omgeving mee in de uitwerking van projecten en weegt deze af. Helaas wil dat niet altijd zeggen dat er ook iets met de inbreng gedaan kan worden. Er moet telkens een evenwicht worden gevonden in maatschappelijke, technische, ruimtelijke, juridische en financiële haalbaarheid. Bovenal dient de veiligheid van de burgers en aannemer geborgd te worden tijdens de werkzaamheden.
Waarom is niet gekozen voor een gedeeltelijke of gefaseerde afsluiting, zodat de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid van Urmond gewaarborgd konden blijven?
De technische staat van de brug en daarbij behorende renovatiewerkzaamheden maakt een gefaseerde of gedeeltelijke afsluiting vanuit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. De renovatiewerkzaamheden zijn omvangrijk en moeten over de volledige breedte van de brug aaneengesloten worden uitgevoerd. Denk hierbij aan het tijdelijk ophogen van de brug i.v.m. scheepvaartpassage tijdens de renovatie, het volledig verwijderen van het brugdek en het uitvoeren van conserveringswerkzaamheden in een afgesloten en krappe werkomgeving.
Welke samenhang is er met de werkzaamheden rondom de verbreding van de A2? Op welke manier wordt hier rekening mee gehouden bij Rijkswaterstaat? Welke alternatieven zijn er qua planning van de beide projecten?
Rijkswaterstaat heeft de werkzaamheden aan de A2 Het Vonderen Kerensheide en brug Urmond op elkaar afgestemd. Zo zal brug Urmond pas worden afgesloten zodra de werkzaamheden langs/aan de Bergerweg (onderdeel van project A2 Het Vonderen Kerensheide) zijn afgerond.
Is er een maatschappelijke impactanalyse gemaakt van deze afsluiting? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen officiële maatschappelijke impactanalyse (MIA) opgesteld voor de afsluiting van brug Urmond. In de oorspronkelijke uitgangspunten werd ervan uitgegaan dat de brug gedurende de werkzaamheden toegankelijk zou kunnen blijven voor voet en fietsverkeer. Om die reden is destijds geen aparte impactanalyse uitgevoerd.
Wel is er, daar waar van toepassing, gesproken met relevante maatschappelijke actoren om te bezien hoe zij de gevolgen van deze afsluiting zullen ervaren en welke omrijdroutes er mogelijk zijn. Er is dus wel degelijk gekeken naar de maatschappelijke impact van de afsluiting. Daarbij is vanzelfsprekend contact onderhouden met belangrijke lokale partijen, zoals: de basisschool, hulpdiensten, Chemelot en enkele lokale verenigingen.
Bent u bereid in overleg te treden met Rijkswaterstaat en de gemeente Stein om te heroverwegen of alternatieve uitvoeringsvarianten mogelijk zijn die minder ontwrichtend zijn voor de gemeenschap?
Indien ik in overleg zou treden met de gemeente en Rijkswaterstaat, zou van daaruit de suggestie kunnen ontstaan dat alternatieve technische oplossingen mogelijk zijn. Dat is niet het geval. Het leidt ook onvermijdelijk tot vertraging, wat de kans op een volledige afsluiting vergroot. Daarom volg ik de aanpak van Rijkswaterstaat, met daarbij het nadrukkelijke verzoek aan Rijkswaterstaat om rekening te houden met alternatieve reisoplossingen.
Bent u bereid om nog eens goed naar alternatieve tijdelijke maatregelen te kijken zoals een fietsbrug, watertaxi, of andere maatregelen die de impact voor de gemeenschap verminderen?
Ja, hier is Rijkswaterstaat momenteel mee bezig en hierbij zullen ook de bewoners betrokken worden middels de genoemde klankbordgroep. Onder andere worden opties bekeken als deelfietsen en het inzetten van pendelbussen. Een omleiding via de brug bij Berg (hemelsbreed circa 1.500 meter verderop) is op minder dan 10 minuten fietsen beschikbaar.
Alternatieven moeten veilig en technisch uitvoerbaar zijn en passen binnen de beschikbare financiële ruimte. Binnen deze randvoorwaarden geven wij gemeente en bewoners graag de gelegenheid om mee te denken over hoe de impact op de omgeving zoveel mogelijk beperkt kan worden.
Welke lessen trekt u uit dit dossier voor toekomstige projecten, zodat lokale gemeenschappen niet het gevoel hebben overruled te worden door rijksdiensten?
Dat het eindbesluit bij een Rijksdienst ligt, wil niet zeggen dat er geen zorgvuldige samenspraak is geweest met de lokale gemeenschap. Rijkswaterstaat streeft altijd naar het (vroegtijdig) betrekken van de lokale gemeenschap; van het College van B&W tot aan eventuele dorpsraden en buurthuizen. Rijkswaterstaat luistert en informeert. Desondanks kunnen de wensen van de omgeving niet altijd gehonoreerd worden.
Kunt u toezeggen dat voortaan bij soortgelijke infrastructurele ingrepen burgerparticipatie structureel wordt verankerd en transparanter wordt gerapporteerd hoe met lokale input is omgegaan?
Zowel de participatie als transparante terugkoppeling is al verankerd. Zie het antwoord bij vraag 4. Ten aanzien van de renovatiewerkzaamheden van brug Urmond is de lokale input middels verschillende kanalen opgehaald en besproken met het college van B&W en in de gemeentelijke werkgroep.
Bent u bereid bovenstaande vragen binnen 14 dagen te beantwoorden?
Dit is vanwege de vakantieperiode en het Kamerreces niet gelukt.
De MER Tata Steel en misleidende communicatie over uitstootcijfers |
|
Joris Thijssen (PvdA), Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Mpanzu Bamenga (D66), Natascha Wingelaar (NSC), Ilana Rooderkerk (D66), Wytske de Pater-Postma (CDA), Marieke Koekkoek (D66), Geert Gabriëls (GL) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tieman |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Tata Steel op 30 juni 2025 het milieueffectrapport (MER) voor het project HeraCless-Groen Staal heeft ingediend bij de provincie Noord-Holland, en dat de MER openbaar is gemaakt op de website van Tata Steel?1
Ja. Het milieueffectrapport (MER) is conform toezegging ook met uw Kamer gedeeld via het de aanbiedingsbrief bij het Schriftelijk overleg van 8 juli jl. (Kamerstuk 28 089, nr. 339). Inmiddels heeft het bedrijf aangegeven wegens een aantal correcties een gereviseerde MER in te zullen dienen bij het bevoegd gezag6.
Bent u bekend met het feit dat volgens het onlangs gepubliceerde MER van Tata Steel de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitkomst in het licht van het feit dat het RIVM concludeert dat fijnstof en NOx de grootste boosdoeners zijn voor de gezondheid van omwonenden?
Normaal gesproken wordt een MER pas openbaar wanneer deze door het bevoegd gezag als bijlage ter inzage wordt gelegd bij een ontwerpbesluit in het kader van vergunningverlening. Tata Steel heeft er, mede op verzoek van de omgeving en de Tweede Kamer, voor gekozen het ingediende MER te publiceren zodat eenieder dit stuk nu al kan inzien. Tegelijkertijd moet nog wel gewoon het reguliere proces van advies en verificatie rondom het MER door het bevoegd gezag en de door haar gemandateerde omgevingsdienst plaatsvinden.7 Er zijn door de Rijksoverheid nog geen stellingen in te nemen, omdat het bevoegd gezag de MER nog moet interpreteren en beoordelen. Ik wil hiervoor het reguliere proces afwachten en kan dus niet in alle gevallen ingaan op de door u gestelde vragen.
Vindt u het acceptabel dat de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, waarom en op welke gezondheidsexperts baseert u zich dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat vindt u ervan dat uit het MER blijkt dat ziekmakende stoffen, zoals ultrafijnstof, benzeen, zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), nauwelijks worden teruggedrongen en dat veel technieken die Tata noemt om emissies te beperken worden afgedaan als «nog in onderzoek», «niet verplicht» of «niet gebruikelijk»? Welke harde reductiedoelen en toetsbare resultaatsverplichtingen zijn er voor deze stoffen dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u het ermee eens dat dit te veel onzekerheid met zich meebrengt en dat omwonenden – die jarenlang moesten vechten tegen een Tata Steel en een overheid, die lang wegkeken en de ziekmakende effecten van Tata ontkenden – garanties moeten krijgen over de exacte reducties van emissies van zulke ziekmakende stoffen (in absolute cijfers)?
Ik begrijp de zorgen van omwonenden over de onzekerheid die deze fase met zich meebrengt. Het verduurzamingsproject van Tata Steel kent verschillende fases, waarvan het MER één van de eerste stappen is binnen het formele proces van besluitvorming over een projectbesluit en bijbehorende vergunningen. Het is aan het bedrijf om de vergunningen voor hun activiteiten aan te vragen en een MER op te stellen. Het bevoegd gezag zal naar aanleiding van het MER, de daarbij behorende adviezen, en de nog in te dienen vergunningaanvragen de activiteit beoordelen.
Het doel van het MER is om de effecten van het project op het milieu in beeld te brengen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de impact van het project op verschillende (lucht)emissies van het bedrijf in kaart moet worden gebracht. Concrete bindende normen of eisen staan niet in het MER, maar worden op een andere manier geregeld. Algemene regels en de vergunningen zullen de Groen Staal-activiteiten van Tata Steel reguleren, waaronder de (lucht)emissies.8 Voordat de vergunning definitief is, zal de ontwerpvergunning openbaar worden gemaakt. Dan bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden om hierop zienswijzen in te dienen.
Bent u het ermee eens dat alle relevante mitigerende maatregelen (oftewel maatregelen die de schadelijke effecten beperken) in het MER moeten worden opgenomen, dus ook de overkappingen en maatregelen die in het buitenland al worden toegepast bij staalfabrieken? Zo nee, waarom niet? Hoe worden dan maatregelen die niet in het MER worden doorgerekend, maar wel worden toegepast via bijvoorbeeld maatwerkafspraken, onderworpen aan een verplichte toets op de effectiviteit en milieugevolgen?
Dit MER is opgesteld voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal zoals dat in maart 2023 is aangekondigd met de notitie voornemen en in november 2023 is aangepast met de gewijzigde notitie voornemen.9 Het MER wordt, zoals ieder ander MER, door het bevoegd gezag getoetst aan de eisen die de wet aan een MER stelt.
Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De genoemde overkappingen zijn geen onderdeel van het project en ook geen onderdeel van mitigerende maatregelen voor dit project. Daarom zijn deze niet opgenomen in het MER.
Het ingediende MER heeft een beperktere scope dan de eventuele maatwerkafspraak. Aanvullende (milieu)maatregelen die voortkomen uit de maatwerkafspraken en geen onderdeel zijn van de vergunningenprocedure voor het project Heracless-Groen Staal dat in maart 2023 is gestart, zullen te zijner tijd een eigen vergunningenspoor doorlopen en getoetst worden. Dit is eerder zo gecommuniceerd door het bevoegd gezag met de gewijzigde notitie voornemen in november 202310.
Zijn cruciale technieken voor de overkapping van de schrootverwerking, het slaktransport en de aanvoer en opslag van grondstoffen voor de «direct reduced iron» (DRI) meegenomen in het MER? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om uit te spreken dat het nodig is om dit alsnog op te laten nemen in het MER?
De overkappingen en bronmaatregelen bij nieuwe schrootverwerking en bronmaatregelen bij slaktransport maken deels onderdeel uit van het ontwerp van de nieuwe DRP-EAF installaties en zijn dus opgenomen in het MER.11 Eventuele aanvullende milieumaatregelen die voort kunnen komen uit de maatwerkafspraken zijn zoals ook in vraag 6 toegelicht geen onderdeel van het MER.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat Tata met het MER feitelijk een soort vorm van salderen in de tijd toepast: verslechtering van de leefomgeving in de komende jaren wordt goedgepraat met beloften over latere verbetering, maar zonder juridische garanties dat die verbetering er ook daadwerkelijk komt? Zo nee, welke juridische garanties zijn er dan concreet voor reductie van ziekmakende stoffen?
Zie beantwoording vraag 2 en 5. Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De beoordeling van het MER (of dit in voldoende mate lukt in lijn met huidige wet- en regelgeving), ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Welke concrete, juridisch bindende normen per stofsoort met resultaatverplichtingen op korte termijn – ook voor de bouw- en transitiefase – worden gehanteerd om gezondheidswinst te garanderen?
Zie de beantwoording van vraag 2 en vraag 5. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Erkent u dat in de bouw- en transitiefase, waarin oude vervuilende installaties (zoals kooksgasfabriek 2 en de hoogovens) nog jaren blijven draaien naast nieuwe bronnen als «electric arc furnace» (EAF) en DRI, de uitstoot en hinder toenemen? Kunt u ook aangeven welke maatschappelijke kosten en effecten op de gezondheid dit met zich mee zal brengen? Kunt u een oproep doen om ook de bouw- en transitiefase te laten meenemen in het MER?
Het klopt dat oude en nieuwe installaties enige tijd gelijktijdig actief zullen zijn. Het bevoegd gezag heeft eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het MER, geadviseerd aan Tata Steel om in het MER expliciet in te gaan op de milieueffecten tijdens de bouw- en transitiefase. Deze zijn dus ook onderdeel van het door Tata Steel ingediende MER. Het bevoegd gezag zal hier dan ook op letten in haar beoordeling van het MER. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat is de planning, nu recent een coördinator is aangesteld om een gezondheidseffectrapportage (GER) te (laten) maken, het MER er is en de systematiek van de GER ook is ontwikkeld, om te komen tot een GER en worden omwonenden daar ook bij betrokken?
Zoals toegelicht in de beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg van 8 juli jl12., zullen bij de uitvoering van de Gezondheidseffectrapportage Tata Steel Nederland (hierna: GER-TSN), naast andere betrokkenen, omwonenden worden geconsulteerd.
De GER-TSN wordt gebaseerd op informatie uit het MER en op data voor de milieu en gezondheidsmaatregelen van de eventuele maatwerkafspraak die buiten de scope van het MER vallen. De werkgroep GER-TSN is op basis van de huidige beschikbare versie van de MER gestart met de voorbereidende werkzaamheden van de GER-TSN. Echter moet het oordeel van het bevoegd gezag en het advies van de Commissie mer over het MER worden afgewacht om naar een definitieve GER toe te werken.
Doordat de GER voor het eerst wordt uitgevoerd en de uitvoering afhankelijk is van het proces van de MER, is de exacte duur van de verdere uitvoering niet geheel te voorspellen, maar alle betrokken partijen zijn zich bewust van de wens van de Kamer tot snelheid en zetten zich daarvoor in.
Wanneer verwacht u dat er adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond voor de omwonenden in IJmond op basis van de GER kunnen liggen? Bent u bereid te wachten met het maken van een maatwerkafspraak met Tata, totdat deze adviezen er zijn, zoals een meerderheid van de Kamer u heeft verzocht? Zo nee, waarom niet?
De gezondheid van omwonenden van Tata Steel zal een prominente plek krijgen in de eventuele maatwerkafspraak met TSN, zoals ook al eerder is aangegeven. In de Voortgangsbrief Milieuproblematiek Tata Steel van 10 april jl. bent u uitgebreid geïnformeerd over de GER -TSN. Tussentijdse inzichten die worden opgedaan bij de uitvoering van de GER-TSN zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak met TSN. In de Kamerbrief Voortgang maatwerkafspraken Tata Steel van 20 februari jl. is toegelicht dat de beoogde volgende stap in het maatwerktraject met Tata Steel een concept-JLoI is. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) zal over de concept-JLoI een advies uitbrengen. Gelet op de bijzondere aandacht voor gezondheidsrisico’s in de maatwerkafspraak met Tata Steel zal de Expertgroep Gezondheid IJmond hierbij worden betrokken. De Expertgroep is immers ingesteld om te adviseren op milieu en leefomgevingsaspecten bij de verduurzaming van Tata Steel en de consequenties daarvan voor de gezondheid van inwoners in de IJmond.13
Door de samenwerking tussen de AMVI en de Expertgroep Gezondheid IJmond bij het adviseren over de concept-JLoI Tata Steel, zal hun advies onder andere zien op gezondheid, de geformuleerde doelstellingen en de haalbaarheid en de doelmatigheid hiervan. Dit geïntegreerde advies zal samen met de definitieve JLOI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak.
Als u niet gaat wachten op deze adviezen, hoe weten de omwonenden wat de gezondheidswinst precies zal zijn en hoe gaat u dan de door u in het vooruitzicht gestelde gezondheidswinst voor omwonenden waarmaken? En als u niet bereid bent te wachten op de adviezen van de expertgroep, beseft u dan dat u een meerderheid van de Kamer negeert, terwijl u veel belastinggeld wilt uitgeven aan een Indiaas bedrijf? Waarom doet u dat dan toch?
Het advies van de AMVI en Expertgroep zal samen met de JLoI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak (zie ook beantwoording vraag 12). Het advies van de AMVI en Expertgroep worden daarbij ook meegenomen.
Met de maatwerkafspraak wil de Staat groene, schone en circulaire staalproductie in de IJmond helpen realiseren. De aanvullende milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkafspraak zijn bovenwettelijk en deze milieu en gezondheidswinst is niet te behalen middels het reguliere VTH-stelsel.
In de brief van 10 april 2025 is uitgebreid ingegaan op de borging van gezondheid in de maatwerkafspraken. Hierin is dus voorzien.
Uiteraard is het uiteindelijk aan TSN om de milieu-impact van hun activiteiten te verminderen.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Stikstofdepositie behorend bij het MER van Tata Steel2 (tabel 10.3) er zowel in de aanlegfase, de transitiefase, de operationele fase met aardgas als in de operationele fase met waterstof, sprake is van een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat? Welke gevolgen heeft dit, ook in het licht van de Greenpeace-uitspraak?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace-uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat dit betekent dat met de aanleg niet kan worden begonnen, totdat de stikstofdepositie op Natura 2000 daalt? Wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn? Zo nee, op welke juridische adviezen baseert u zich daan? Kunt u deze juridische adviezen meesturen?
Dit is aan bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Het proces van vergunningverlening moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Externe Veiligheid – QRA Heracless, behorend bij het MER van Tata Steel3, is aangegeven dat het gifwolkaandachtsgebied van Tata Steel, zowel in de bestaande als nieuwe situatie, zich uitstrekt over diverse gemeentes? Wat gaat u met die informatie doen en welke maatregelen gaat u treffen op korte termijn?
Zie de beantwoording van vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen voor de belangrijkste schadelijke stoffen, zoals fijnstof, stikstofoxiden en dioxines, maar slechts informatie over toe- of afname ten opzichte van het huidige niveau en acht u een MER zonder absolute emissiegegevens voldoende om de milieueffecten goed te beoordelen? Als dit klopt, hoe rijmt u dit dan met a) het advies van Commissie m.e.r dat er absolute emissiecijfers moeten zijn en b) de expertsessie GER waaruit bleek dat zonder goede cijfers over emissie, depositie en immissie geen GER mogelijk is? Heeft u de Expertgroep Gezondheid hiernaar laten kijken en wat adviseert de Expertgroep precies over de bruikbaarheid van het huidige MER?
Het klopt niet dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen. Deze cijfers zijn terug te vinden in de detailstudie luchtkwaliteit.16 De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Voor de beoordeling van het MER vraagt het bevoegd gezag advies aan de Commissie mer.
De Commissie mer geeft, als onafhankelijke organisatie, deskundig advies over de inhoud van milieueffectrapporten.17 De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft geen rol in de beoordeling van het MER.
Kent u de door Tata Steel eerder gecommuniceerde en beloofde reductiecijfers?4 Welke absolute uitstootcijfers horen bij de daarin genoemde percentages?
Ja die reductiecijfers ken ik, TSN heeft emissiereductiedoelen voor de emissies van TSN en de energiecentrales van Vattenfall gepresenteerd in de Groen Staal Brief.19Deze brief is begin 2024 ook met de Tweede Kamer gedeeld als bijlage van de kamerbrief van 9 januari 202420.
Het is aan het bedrijf om absolute uitstootcijfers te koppelen aan de eerder gecommuniceerde reductiecijfers. Tata Steel stelt naar aanleiding van deze vraag een memo op over de absolute uitstootcijfers. Deze memo zal door het bedrijf bij de publicatie van de gereviseerde MER worden gepubliceerd.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen deze eerder door Tata Steel gecommuniceerde reductiecijfers voor NOx en fijnstof uit puntbronnen5, en de daadwerkelijke cijfers in het MER?
Het door Tata Steel ingediende MER bevat niet het volledige verduurzamingsplan zoals de scope beschreven in de brief van 10 januari 2024. Het MER bevat namelijk niet de bovenwettelijke milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkonderhandelingen. Hierdoor zijn de verduurzamingsplannen en bijbehorende ingeschatte reductiecijfers zoals die door Tata Steel zijn ingediend in 2024 in het kader van de maatwerkafspraken in scope en waarde niet gelijk aan de milieueffecten zoals die door Tata Steel zijn onderzocht in het MER voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal.
Het ingediende MER ligt op dit moment ter beoordeling van het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Hoeveel emissiereductie voor NOx en fijnstof uit puntbronnen is gerealiseerd (in absolute uitstootcijfers) en zal naar verwachting nog worden gerealiseerd met Roadmap Plus, volgens de meest recente cijfers van de omgevingsdienst?
Het is geen taak van de omgevingsdienst om te rapporteren over de effectiviteit van individuele emissiereducerende maatregelen die door Tata Steel worden genomen. De uitstootcijfers van het bedrijf zijn beschikbaar via het openbaar milieujaarverslag (e-MJV) van het bedrijf. Deze gegevens worden gecontroleerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Tata Steel publiceert zelf het verslag; ook via emissieregistratie.nl worden de gegevens toegankelijk gemaakt.
Acht u het aannemelijk (en op basis waarvan) dat Tata Steel niet wist dat deze cijfers niet klopten, gezien in het verleden Tata ook cijfers heeft gedeeld die misleidend waren of niet klopten (zie o.a. de uitspraak van Reclame Code Commissie, bevestigd door de omgevingsdienst) en welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie ook het antwoord op vraag 19. Ik kan verder niet voor het bedrijf spreken.
Welke stappen onderneemt u om gegarandeerd te voorkomen dat bedrijven als Tata Steel misleidende informatie verspreiden over hun uitstoot en de verwachte effecten van verduurzamingsmaatregelen?
Bedrijven dienen jaarlijks hun emissiegegevens in bij het e-MJV. De gegevens in het e-MJV worden gecontroleerd door het bevoegd gezag. Ook het MER wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Daarbij laat zij zich laten adviseren door de Commissie mer. Er zijn daarnaast verschillende algemene organisaties die de toezicht houden op misleidende communicatie, zoals de Reclame Code Commissie.
Hoe wilt u, gelet op het feit dat Tata door de omgevingsdienst wordt gekwalificeerd als «calculerend en opportunistisch», een stap boven «crimineel», met dit bedrijf afspraken maken die worden nagekomen, waarbij u rekening houdt met de analyse van de Algemene Rekenkamer dat toezicht en handhaving tekortschieten? Welke waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken, of welke waarborgen gaat u toevoegen, om ervoor te zorgen dat nauwkeurige onafhankelijke metingen, toezicht en handhaving op orde zijn?
De expertise van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) wordt benut bij de totstandkoming van eventuele maatwerkafspraken. Hiermee wordt geborgd dat de afspraken, voor zover relevant, ook uitvoerbaar zijn vanuit vergunningverlening-, toezicht- en handhavingsperspectief.
De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn. Dat betekent dat deze goed en onafhankelijk moeten kunnen worden gemeten en gecontroleerd. De invulling hiervan is afhankelijk van de vormgeving van de precieze afspraken. Op dit moment wordt over de beoogde afspraken en de borging daarvan onderhandeld. Vanwege de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie kan ik daar op dit moment niet verder op ingaan.
Vindt u het ook onverstandig om afspraken te maken met bestuurders naar wie het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doet en met een bedrijf waar meerdere rechtszaken tegen lopen? Zo nee, waarom vindt u dit dan wel een verstandige keuze en hoe neemt u daar het risico voor de belastingbetaler in mee?
Vooropgesteld staat dat het bedrijf moet voldoen aan de geldige wet- en regelgeving, net als ieder ander bedrijf. Het Openbaar Ministerie is zelfstandig verantwoordelijk en bevoegd tot het doen van onderzoek naar vermeende strafrechtelijke overtredingen en het eventueel instellen van vervolging. De maatwerkafspraak ziet per definitie op bovenwettelijke milieumaatregelen. Dit zijn maatregelen die verder gaan dan wat via bestaande of voorgenomen wetgeving afgedwongen kan worden. Er wordt geen overheidssteun verleend aan maatregelen die met handhaving van bestaande regels kunnen worden afgedwongen. De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn.
De ontwikkelingen van dit strafrechtelijk onderzoek worden uiteraard gevolgd.
Ik wil echter niet nu al vooruitlopen op een mogelijke uitkomst van dit strafrechtelijk onderzoek. Uitstel of afstel van een maatwerkafspraak leidt er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via de maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
Hoe bent u van plan om te gaan met een eventuele vervolging door het OM en wellicht veroordeling van Tata Steel-bestuurders?
Het Openbaar Ministerie handelt zelfstandig en gaat dus zelf over het doen van strafrechtelijk onderzoek en het eventuele besluit tot vervolging. Het past daarom ook niet in mijn rol als bewindspersoon om vooruit te lopen op een eventuele vervolging door het Openbaar Ministerie en de gevolgen daarvan.
Kunt u bevestigen dat de maatwerkafspraken alleen doorgang vinden als er harde, afdwingbare, concrete prestatieafspraken komen, volledig in lijn met alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies van o.a. kankerverwekkende stoffen zoals PAK's (met concrete reductiedoelen), zoals door de Kamer geëist?
Het kabinet verwacht met de maatwerkafspraak voor 2030 een forse stap te zetten qua gezondheidswinst. Conform motie Olger-van Dijk is het doel om alleen overheidssteun aan Tata Steel te verlenen als er harde afdwingbare prestatieafspraken zijn gemaakt over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van het Schriftelijk Overleg22, vinden op dit moment onderhandelingen plaats over de maatwerkafspraak met TSN in een vertrouwelijke setting. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Tweede Kamer gedeeld.
Zoals ook in eerdere correspondentie met de Tweede Kamer is aangegeven zal de motie Thijssen waar u impliciet in het tweede deel van uw vraag naar verwijst deels opgevolgd worden. De motie verzoekt de regering om het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als harde voorwaarde in de onderhandelingen op te nemen en zodanig de gezondheid van de bevolking van de IJmond een volwaardige plaats te geven in de maatwerkafspraken. Zoals eerder aangegeven worden de adviezen van de Expertgroep zoveel mogelijk meegenomen in de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Het is echter niet mogelijk alle adviezen van de Expertgroep met behulp van de (beoogde) maatwerkafspraak met Tata Steel op te volgen. Het uitvoeren van alle adviezen behoeft meer maatregelen (dan alleen deze maatwerkafspraak), meer middelen en meer tijd. Zie ook de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond.23
Hoe gaat u, gelet op het feit dat de totale uitstoot – en daarmee de depositie – van NOₓ als gevolg van de cijfers in het MER minder hard zal dalen dan eerder door het PBL werd geraamd, zodat nog méér moet worden gedaan om aan het bevel van de rechtbank in de zaak van Greenpeace te voldoen, hiervoor concreet zorgdragen?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden. Ik wil hier daarom niet op vooruitlopen.
Kunt u bevestigen dat de verwachte CO₂-reductie van het Groen Staal-project maximaal 5 megaton per jaar bedraagt, maar dat de werkelijke uitstoot van Tata Steel de afgelopen jaren dusdanig lager lag dan eerder verondersteld, dat de feitelijke reductie dichter bij de 3,5 megaton ligt? Wat wordt de jaarlijkse CO₂-emissie, nadat HeraCless-Groen Staal is uitgevoerd en de hoogoven is gesloten?
In de Expression of Principles is afgesproken dat TSN de jaarlijkse CO2-uitstoot met 35–40% reduceert. Hierbij loopt de reductie op tot maximaal 5 megaton per jaar, gerekend ten opzichte van de bestaande maximale productievermogens van de fabrieken waarbij de uitstoot maximaal 12,6 megaton per jaar is. De uitstoot van maximaal 12,6 megaton per jaar vindt alleen plaats als de fabrieken op volle capaciteit draaien.
Een reductie van maximaal 40% betekent dat de fabrieken nog maximaal 7,6 megaton per jaar mogen uitstoten na de transitie. Deze maximale uitstoot kan in de praktijk lager uitvallen. In jaren waarin om operationele of economische redenen op een lagere productie wordt gedraaid, is de CO2-uitstoot lager. Wanneer na 2030 op lagere doorzet wordt geproduceerd zal dat dus ook betekenen dat de fabrieken van TSN minder dan 7,6 megaton per jaar uitstoten.
Wat is de verwachte chemische samenstelling van de EAF-slakken die vrijkomen bij het elektrisch smelten van staal, en hoe verhoudt deze zich tot de samenstelling van de huidige hoogovenslakken in termen van milieu en gezondheidsrisico’s (graag met bronvermelding)?
Dit heeft Tata Steel onderzocht in het MER, dat momenteel wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft Tata Steel eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, geadviseerd om in het MER expliciet in te gaan op:
Ook het advies van de Commissie mer op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, dat het bevoegd gezag heeft overgenomen richting Tata Steel, schenkt veel aandacht aan de verwerking van staalslakken die ontstaan ten gevolge van het project Heracless-Groen Staal en is onderdeel van de beoordeling van het MER door het bevoegd gezag. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat in het technisch rapport Detailstudie secundaire stromen en afval, behorend bij het MER van Tata Steel6, is aangegeven dat Tata Steel momenteel nog de mogelijkheden onderzoekt voor de nuttige toepassing van EAF-slakken, wat volgens Tata Steel vanwege het zinkgehalte niet intern gerecupereerd kan worden, maar extern verwerkt en gestort moet worden? Hoe beoordeelt u dit?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat de EAF-slakken toegepast kunnen gaan worden als secundaire bouwstof, gelet op de huidige maatschappelijke zorgen, de aangenomen motie-Teunissen c.s. (Kamerstuk 29 383, nr. 428) om in ieder geval tijdelijk te stoppen met het gebruik van staalslakken en de gebrekkige borging van milieuveiligheid bij bestaande toepassingen van staalslakken?
Met de huidige maatregelen die door de Rijksoverheid25en Provincie Noord-Holland zijn genomen om verdere milieurisico's ten gevolge van onjuiste toepassing van staalslakken te voorkomen, zijn er nog steeds mogelijkheden om staalslakken, indien veilig, toe te passen.
De verantwoordelijkheid voor de beoordeling of een materiaal een bijproduct is of een afvalstof ligt bij de houder van het materiaal. Deze beoordeling vindt van geval tot geval plaats op basis van de bijproductvoorwaarden uit de Wet milieubeheer, die overgenomen zijn uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen26.
Bedrijven moeten hun beoordeling altijd onderbouwen aan de hand van de geldende wet- en regelgeving onder toezicht van bevoegde autoriteiten. In Nederland is het bevoegd gezag voor het toezicht hierop gedecentraliseerd en bij de omgevingsdiensten belegd. Het is dus niet aan het ministerie om een beoordeling te maken van de beoordeling van toekomstige EAF-slakken.
TSN gaat bij de productie van EAF-slakken meer schroot gebruiken en volgt een ander proces. Daardoor zal de samenstelling niet gelijk zijn aan die van de huidige staalslakken. TSN kijkt hoe het verwerkingsproces van staalslakken verbeterd kan worden en het bedrijf zoekt naar nieuwe toepassingen voor de slakken, zodat het als reststof hergebruikt kan worden.
Deelt u de opvatting dat een nog niet bestaande of getoetste verwerkingsmethode geen geldige basis mag vormen voor een positief oordeel over de milieueffecten in een MER? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan en is hierover advies gegeven door Expertgroep Gezondheid IJmond?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u in het licht van bovenstaande constateringen – toename van schadelijke immissie, het ontbreken van emissiegegevens, onduidelijkheid over staalslakken, mogelijk overschatte CO₂-winst, juridische risico’s en misleidende communicatie – bereid om de onderhandelingen over de maatwerkafspraken te heroverwegen of ten minste aanvullende eisen te stellen, voordat verdere financiële steun aan Tata Steel wordt verstrekt met belastinggeld van Nederlandse burgers?
De onderhandelingen met het bedrijf over de maatwerkafspraken worden voortgezet. Zoals in vraag 24 is beschreven, leidt uitstel of afstel van een maatwerkafspraak er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via een maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
De afspraken zijn bindend en moeten dus ook worden gehandhaafd. Daarvoor zal adequate monitoring worden ingericht en moet een handhavingsmechanisme worden ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan het (gedeeltelijk) terugvorderen of inhouden van de subsidie, als niet voldaan wordt aan de eisen.
Dit soort zaken worden uitwerkt in het kader van de maatwerkonderhandelingen. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
Bent u bekend met het persbericht van Tata Steel Nederland van 9 april jl. waarin wordt aangekondigd dat een op de vijf werknemers zijn of haar baan zal verliezen om het bedrijf toekomstbestendig te maken en dus ook om de groenstaalplannen mogelijk te maken? Wat vindt u van dit persbericht?
Ja, ik ben bekend met dit persbericht. In juli hebben de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het bedrijf bezocht. Aansluitend aan dit werkbezoek is ook gesproken met een vertegenwoordiging van werknemers over onder andere hun zorgen over de reorganisatie. Ik leef mee met de werknemers, die vaak al decennialang voor het bedrijf werken, en begrijp hun zorgen.
Tata Steel geeft aan dat de reorganisatie nodig is om de winstgevendheid van het bedrijf te herstellen en om de transitie naar schoon en groen staal te kunnen maken. Voor Tata Steel Nederland, het Indiase moederbedrijf Tata Steel Limited én de Nederlandse overheid is het van belang dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Het is aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting deze duurzame toekomst.
Vindt u het acceptabel dat dit bedrijf mogelijk miljarden aan subsidie gaat ontvangen en ondertussen een op de vijf werknemers ontslaat? Zo ja, waarom is dit voor u acceptabel? Zo nee, welke voorwaarden omtrent werkgelegenheid en inspraak bent u voornemens af te spreken bij de maatwerkafspraken?
Zoals ook bij vraag 34 aangegeven is het aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting een duurzame toekomst. Het is in het belang van zowel de Nederlandse overheid als het bedrijf dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft.
Het doel van de maatwerkafspraak is schone, groene en economisch levensvatbare staalproductie in de IJmond. Een belangrijke voorwaarde om via een maatwerkafspraak steun te kunnen verlenen is wel dat een bedrijf financieel gezond is. Er mag geen staatsteun worden gegeven om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Nederlandse staat en ook de Europese Commissie toetst streng op deze voorwaarde. Daarmee wordt geborgd dat eventuele staatssteun daadwerkelijk gebruikt wordt voor verduurzaming en schonere productie en niet voor het overeind houden van een verlieslatend bedrijf.
TSN en de vakbonden hebben eerder al een overeenkomst gesloten in de vorm van het Sociaal Contract Groen Staal. Deze overeenkomst is van toepassing op werknemers van TSN wiens functie door de transitie op termijn wordt uitgefaseerd. Het doel is om werknemers van de fabrieken die op termijn zullen sluiten te behouden door het bieden van baangaranties en begeleiding richting nieuwe functies.
Onderschrijft u dat een belangrijke voorwaarde voor steun vanuit de overheid naast harde garanties voor gezondheid van omwonenden, commitment vanuit de directie voor goede, gezonde en groene werkgelegenheid zou moeten zijn?
Ja, dat onderschrijf ik. Allereerst is goed werkgeverschap in Nederland wettelijk geregeld27 en dus moet ook TSN zich hieraan houden. Steun vanuit de overheid ziet alleen op bovenwettelijke maatregelen die verder gaan dan waar wettelijk al aan voldaan moet worden.
Het is daarnaast primair aan werkgever en vakbonden om verdere afspraken te maken over goed werkgeverschap. Dit gaat bijvoorbeeld over het creëren van goede en gezonde werkomstandigheden. Voor medewerkers van TSN zijn er aanvullende collectieve regelingen ingesteld, zoals de cao en afspraken tussen werkgever en de ondernemingsraden.
Zou het, ondanks de recente uitwisselingen tussen het bedrijf, de medewerkers en vakbonden, die de plannen lijken te hebben afgezwakt, volgens u mogelijk zijn dat volgend jaar (of ergens de komende jaren) alsnog een op de vijf medewerkers ontslagen wordt? Vindt u dit acceptabel?
Ik vind het belangrijk dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Dat is een prioriteit voor zowel de Nederlandse staat als voor het bedrijf zelf. Het is aan het bedrijf om hier invulling aan te geven.
Bent u bereid om als voorwaarde te bedingen dat de medewerkers betrokken worden en een finale stem krijgen bij het eventueel herstructureren van het bedrijf? Bent u bereid om als voorwaarde te stellen dat kerntaken van het bedrijf niet uitbesteed gaan worden?
Het is de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Het is de rol van de vakbonden en de ondernemingsraad om de medewerkers te vertegenwoordigen en de betrokkenheid te organiseren. Hierin ligt geen rol voor de Nederlandse staat.
Gaat u er met de maatwerkafspraken ook voor zorgen dat omwonenden en werknemers meer zeggenschap krijgen in het bedrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u hiervoor zorgen?
Het is aan het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Dit geldt ook voor het organiseren van inspraak van werknemers, eventueel via de werknemersvertegenwoordiging. De Wet op de Ondernemingsraden bevat voorschriften over het betrekken van de ondernemingsraden. Zowel vakbonden als de ondernemingsraad kunnen vanuit hun eigen rol de belangen van werknemers behartigen. Op dit specifieke punt ligt dus geen rol voor de Nederlandse staat.
Op grond het Verdrag van Aarhus en de Omgevingswet, moeten omwonenden mogelijkheden tot inspraak krijgen bij besluitvorming over milieuaangelegenheden. Dit is aan de betrokken overheidsinstantie.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en vóór het CD Verduurzaming Industrie dat begin september staat ingepland?
Het versturen van de beantwoording is helaas niet gelukt voor het CD Verduurzaming Industrie.
Het Eindrapport Plastic Tafel |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
In hoeverre tellen de maatregelen in het pakket op tot de kabinetsnorm van 30% circulaire plastics in 2030, conform de brief van Minister Hermans?1 2
In de kamerbrief van de Minister van Klimaat en Groene Groei is aangekondigd dat de eerder beoogde circulaireplasticnorm niet door zal gaan3. In het bij die brief gevoegde ontwerp-Meerjarenprogramma 2026 Klimaatfonds is bij de middelen die bestemd zijn voor de ondersteuning van circulaire plastics eveneens vermeld dat de norm niet doorgaat en dat de plastictafel wordt gevraagd met voorstellen te komen. Daarbij is vermeld dat het uitgangspunt tot 30% circulaire plastics in Nederland in 2030 blijft. Dit is dus geen norm maar een streven.
De alternatieve voorstellen die zijn gedaan aan de Plastictafel bevorderen een markt voor circulair plastic. Het is echter onzeker of de maatregelen zullen leiden tot de inzet van 30 procent circulair plastic in 2030. Het grootste deel van de maatregelen is gebaseerd op vrijwilligheid, ter uitvoering voor de sector en niet juridisch bindend. Het is daardoor niet met zekerheid te zeggen dat de beoogde effecten worden behaald. Daarnaast ontbreekt voor sommige maatregelen een kwantificering van de beoogde effecten. Om meer zekerheid te bieden voor de ontwikkeling van een markt voor circulair plastic bestudeert het Ministerie van IenW welke voorstellen uit het eindrapport van de Plastictafel kunnen worden overgenomen in beleid, bijvoorbeeld door middel van wetgeving, en zo bij te dragen aan het realiseren van de beleidsdoelen uit het Nationaal Programma Circulaire Economie4. Over de vervolgacties wordt u met Prinsjesdag nader geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel investeringen, patenten en capaciteit er verdwenen zijn door recente faillissementen op het gebied van chemische recycling en biobased productie en welke geplande investeringen uiteindelijk niet gerealiseerd werden? Welke regio’s worden daarbij specifiek geraakt?
Er is geen overzicht beschikbaar van het aantal investeringen, patenten en capaciteit van chemische recycling en biogebaseerde productie van plastics. Wel kan uit gesprekken met de sector worden afgeleid dat deze sectoren in Europa onder moeilijke marktomstandigheden opereren, de Kamer is hierover geïnformeerd op 9 april jl.5 Daarom zijn structurele maatregelen nodig om deze markten te ondersteunen. Nederland zet zich hier ook voor in, onder andere door het bepleiten van ambitieuze doelstellingen voor recyclaat en biogebaseerd plastic in Europese regelgeving.
Bent u in gesprek met banken en investeerders om na te gaan of deze met het normerende pakket aan maatregelen weer vertrouwen voelen in de rol van de overheid in de circulaire economie? Zo nee, bent u bereid dit te doen en hierover voor het commissiedebat circulaire economie te rapporteren aan de Tweede Kamer? Kunt u daarbij specifiek nagaan of circulaire bedrijven met deze maatregelen naar de bank kunnen, zodat er weer investeringen kunnen worden gedaan?
Via het Platform voor Duurzame Financiering ben ik in gesprek met de financiële sector over het bevorderen van circulaire verdienmodellen. Met de kopgroep circulair financieren werken overheid en financiële instellingen er aan om circulair investeren de norm te maken in 2030, dus ook voor circulair plastic. Over deze gesprekken wordt de Kamer nader geïnformeerd bij de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie, dat naar verwachting dit jaar nog met de Kamer wordt gedeeld. Of de door de Plastictafel voorgestelde maatregelen bijdragen aan de investeringsbereidheid van financiële instellingen in specifieke bedrijven is op voorhand niet te zeggen en zal per casus verschillen.
Vrijblijvende afspraken in het Plastic Pact werden eerder niet nagekomen, in hoeverre is de hefboom binnen dit pakket van normerende maatregelen essentieel om te voldoen aan het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)-advies voor «dwingende en dringende stappen»?
Het voorstel voor een circulaire hefboom geeft bruikbare aanknopingspunten voor het doorontwikkelen van circulair beleid. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig te kijken naar een passende vorm voor een hefboom. Het Ministerie van IenW bekijkt de komende tijd of, en zo ja op welke wijze, een circulaire hefboom kan worden vormgegeven. Daarbij is het belangrijk dat de maatregel substantieel bijdraagt aan circulariteit, goed uitvoerbaar is en dat de economische effecten ervan proportioneel zijn. Vrijwillige afspraken kunnen een transitie op gang helpen, maar voor een structurele beweging is vaak wet- en regelgeving nodig, zoals in het PBL-rapport wordt adviseert.6
Bent u bereid het hele pakket van normerende maatregelen integraal over te nemen om te recht te doen aan de volledige consensus aan tafel? Zo nee, waarom niet?
Het overnemen van het voorgestelde maatregelenpakket is een gedeelde opgave van bedrijven en overheden. Een deel van de maatregelen zijn acties die de sector zelf moet doen. Die juich ik toe, maar het is aan de sector om die afspraken na te komen. Het Ministerie van IenW gaat zich samen met het Rijk en medeoverheden inzetten voor meer afname van recyclaat en biogebaseerd plastic bij de overheidsinkoop. Daarnaast wordt naar de circulaire hefboom gekeken (zie vraag 4). Ook zal het Ministerie van IenW samen met het Ministerie van KGG en de Staatssecretaris van Financiën wegen of de voorgestelde maatregelen robuust genoeg zijn om hier klimaatfondsmiddelen voor toe te kennen ter ondersteuning van de markt voor circulair plastic.
Het industriealarm wordt stevig geluid, gaan uw gedachten daarbij ook uit naar de gamechangers in de circulaire industrie? Zo ja, op welke manier wordt hier de komende tijd aandacht aan besteed?
Ja. Het kabinet vindt het belangrijk dat de verduurzaming van de plasticsector en de bijbehorende chemische industrie wordt versneld, inclusief de zogeheten circulaire gamechangers. Innovatieve bedrijven zijn cruciaal voor het succes van Circulaire Economie. Daarom zet het kabinet in op het verbeteren van de Europese markt voor circulaire plastics (recyclaat, biogebaseerd plastic en CCU) en stelt het kabinet subsidies beschikbaar voor de ontwikkeling en opschaling van bedrijven die een circulaire plasticketen mogelijk maken. Vanuit de Kamer is enkele malen op problemen van met name plasticrecyclingbedrijven gewezen. Momenteel werkt de Minister van KGG in het kader van de motie van het lid Koekkoek aan de uitwerking van een overbruggingskrediet. Met de sector wordt ook gekeken naar andere mogelijkheden om bedrijven perspectief te bieden. Een overzicht van bestaande subsidies voor circulair plastic is terug te vinden op het kennisplein plastics van RVO.7
De invulling van de 10%-korting bij het niet overhevelen specifieke uitkeringen en de bescherming van de financiële positie van medeoverheden |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat de Kamer met het aannemen van de motie-Wingelaar expliciet heeft verzocht om te borgen dat het niet overhevelen van specifieke uitkeringen geen negatieve gevolgen mag hebben voor de financiële positie van decentrale overheden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u, in het licht van deze motie, het feit dat de tien-procent-korting op de departementale begroting in stand wordt gehouden wanneer een specifieke uitkering niet wordt overgeheveld?
Ik heb uw Kamer op 21 november 2024 geïnformeerd over het afwegingskader specifieke uitkeringen (SPUKS)4. Op 21 mei 2025 mei heb ik vervolgens een brief naar de Kamer gestuurd5, waarin de uitkomsten zijn opgenomen van de omzetting van specifieke uitkeringen en een reactie op de bovengenoemde motie-Wingelaar.
In het afwegingskader is aangegeven hoe omgegaan wordt met de invulling van de budgetkorting van 10%. Indien vanwege bijvoorbeeld juridische of politieke redenen een omzetting van een specifieke uitkering (nog) niet mogelijk is, dan geeft het afwegingskader de volgende opties. Een eerste mogelijkheid is dat de verantwoordelijke Minister aangeeft, welke prestaties door medeoverheden niet langer geleverd behoeven te worden, gegeven de budgetkorting. Een andere mogelijkheid is dat het Rijk een (tweezijdige) afspraak maakt met de ontvangende medeoverheden over een meer doelmatige uitvoering. Ten slotte kan het betreffende ministerie voor een alternatieve dekking zorgen binnen de eigen begroting. In geen van de bovengenoemde gevallen behoort dit ten koste te gaan van de financiële positie van decentrale overheden.
In mijn brief van 21 mei 2025 heb ik aangegeven dat het bovenstaande in lijn is met de motie van het lid Wingelaar6, aangezien de beschreven route immers gericht is op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de financiële positie van medeoverheden.
Kunt u garanderen, in plaats van het als uitgangspunt te nemen, dat de instandhouding van een specifieke uitkering niet alsnog indirect op medeoverheden wordt afgewenteld?
Een specifieke uitkering is een geoormerkte financiële bijdrage vanaf een departementale begroting. Iedere Minister is zelf verantwoordelijk voor het naleven van het in de ministerraad vastgestelde afwegingskader bij de omzetting van specifieke uitkeringen vanaf de eigen departementale begroting. De fondsbeheerders zullen wel in gesprek blijven met zowel de betrokken vakdepartementen als het IPO en de VNG, om te bezien of het afwegingskader op een correcte wijze in de praktijk wordt toegepast.
In mijn brief van 21 mei 2025 heb ik reeds aangegeven dat de korting wel in stand blijft als een SPUK blijft bestaan, maar het uitgangspunt is dat deze korting niet wordt afgewenteld op medeoverheden. De drie in het vorige antwoord genoemde opties zijn er om dit te borgen. In 11 gevallen is ervoor gekozen om de budgetkorting te vervangen door alternatieve dekking. Bij 29 SPUKS die worden behouden, wordt de korting niet alternatief gedekt, maar ingevuld door lagere prestatie-eisen of afspraken over een meer doelmatige uitvoering
Voor de specifieke uitkeringen waarbij gekozen is voor lagere prestatie-eisen, treedt het vakdepartement dit jaar in overleg met koepel(s)/ontvanger(s) om de lagere prestatie-eisen concreet in te vullen. Hoe de lagere prestatie-eisen feitelijk ingevuld worden, zal per specifieke uitkering verschillen. De verantwoordelijke Ministers zullen uw Kamer hierover uiterlijk in het najaar informeren.
Deelt u de mening dat het hanteren van de formulering dat het «uitgangspunt» is dat de tien-procent-korting niet op medeoverheden wordt afgewenteld, onvoldoende recht doet aan en strijdig is met de aangenomen motie-Wingelaar? Zo nee, waarom niet?
Nee, het afwegingskader is juist bedoeld om ervoor te zorgen dat medeoverheden niet met minder budget dezelfde taken moeten uitvoeren en is daarom niet strijdig met de motie-Wingelaar.
Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of de verlaging van prestatie-eisen of afspraken over doelmatigere uitvoering in de 29 gevallen, zoals benoemd in de Kamerbrief, voldoende is om de oorspronkelijke taaklast evenredig te verminderen? Hoe wordt getoetst of medeoverheden daadwerkelijk minder taken hoeven uit te voeren bij een korting van tien procent?2
Voor de gehele omzettingsoperatie geldt dat de VNG en het IPO intensief betrokken zijn en waren. Ook voor de invulling van de tien procent geldt dat de vakdepartementen de invulling af zullen stemmen met de koepels en/of afzonderlijke ontvangers, afhankelijk van welke specifieke uitkering het betreft. Zoals aangegeven, zullen de verantwoordelijke Ministers de Kamer in het najaar informeren over de concrete invulling van de verlaging van de prestatie-eisen, indien de specifieke uitkering behouden blijft en de budgetkorting niet op een andere wijze ingevuld is.
Hoe gaat u voorkomen dat de beoogde verlaging van prestatie-eisen niet leidt tot verschuiving van risico’s of verantwoordelijkheden richting medeoverheden, terwijl budgetten minder vrij besteedbaar blijven door de instandhouding van specifieke uitkeringen?
Het verlagen van de prestatie-eisen betekent in essentie: minder doen voor minder geld. Dit zal in de regel niet leiden tot een andere verdeling van verantwoordelijkheden of risico’s.
Ook voor de specifieke uitkeringen die nu (nog) behouden blijven, geldt overigens dat ik mij in zal blijven zetten voor de toekenning van zoveel mogelijk vrij besteedbare financiële middelen aan medeoverheden. De voorgenomen wijziging van de Financiële-verhoudingswet biedt hiertoe mogelijkheden, omdat de bijzondere fondsuitkering (BFU) een goed alternatief biedt voor de specifieke uitkering. Hierbij staat een andere sturingsfilosofie centraal, met minder verantwoordingslasten voor medeoverheden. Het streven is om dit wetsvoorstel in 2026 in te dienen bij de Tweede Kamer. Dat houdt in dat de BFU vanaf 2027 gehanteerd zou kunnen worden. Mijn verwachting is dat mede hierdoor vanaf dit jaar een verdere reductie van het aantal SPUKS, dus meer bestedingsvrijheid voor medeoverheden, gerealiseerd zal worden.
In hoeverre acht u het wenselijk dat medeoverheden uiterlijk in het najaar geïnformeerd worden over de nadere invulling van lagere prestaties, terwijl de korting al per 2026 doorgevoerd wordt? Kunt u toezeggen dat uiterlijk vóór Prinsjesdag 2025 de Kamer geïnformeerd wordt over hoe de lagere prestatie-eisen of doelmatigere uitvoering bij de instandhouding van specifieke uitkeringen?
De specifieke uitkering wordt vanaf een departementale begroting verstrekt en de verantwoordelijkheid voor de invulling van de budgetkorting berust in alle gevallen bij de betreffende vakministers. De vakministers zullen in het najaar uw Kamer informeren. Er is hierbij naar mijn mening geen dringende reden dat zij dit voor Prinsjesdag 2025 doen, aangezien dit traject gericht is op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de financiële positie van medeoverheden en het naar verwachting geen effect zal hebben op de budgettaire besluitvorming.
Heeft er reeds overleg plaatsgevonden tussen de betrokken vakdepartementen en de koepels over de concrete invulling van de prestatieverlagingen bij de specifieke uitkering waarvoor optie 1 of 2 wordt toegepast?
In het najaar van 2024 en het voorjaar van 2025 zijn er reeds gesprekken geweest tussen vakdepartementen koepels. Afhankelijk van welke specifieke uitkering het betreft, worden deze gesprekken nog voortgezet. De verantwoordelijke Ministers zullen de Kamer in het najaar van 2025 over de uitkomsten informeren.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Het is helaas niet mogelijk gebleken om de vragen binnen drie weken te beantwoorden.
Strengere regels voor het gebruik van Beaumix |
|
Geert Gabriëls (GL), Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Politie eist rapport over omstreden Beaumix op»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Hoe beoordeelt u de recente waarschuwingen van het RIVM en de Algemene Rekenkamer over de toepassing van stoffen, zoals Beaumix, waaraan in het artikel gerefereerd wordt?
In het artikel wordt waarschijnlijk gedoeld op uitingen van het RIVM in het verslag «Evaluatie normeringskader(her)gebruik secundaire bouwstoffen», uit september 20242 en op uitingen van de Algemene Rekenkamer in het verslag «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat», uit mei 2024.3De onderzoeken van het RIVM en het verslag van de Algemene Rekenkamer bieden waardevolle inzichten die betrokken worden bij de herijking van de bodemregelgeving. In de Verzamelbrief bodem en ondergrond van 12 november 20244 heb ik toegelicht welke aandachtspunten voor verbetering van het huidig wettelijk kader en van aanvullende instrumenten ik zie. Deze worden omgezet in concrete voorstellen. In de zomer van 2025 wordt de Kamer over deze specifieke voorstellen geïnformeerd.
Kunt u een stand van zaken geven van de uitvoering van de motie van de leden Wingelaar en Gabriëls over bezien of bodemregelgeving aangescherpt moet worden ten aanzien van het gebruik van Beaumix?2
Binnen de herijking van de bodemregelgeving worden de regels van het toepassen van secundaire bouwstoffen, waaronder Beaumix, onder de loep genomen. Ter ondersteuning daarvan bekijkt het RIVM welke consequenties de pH in bepaalde bouwstoffen heeft en wat dit betekent voor de toepassing. Van het onderzoek van het RIVM moeten de uitkomsten worden afgewacht. Zodra de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Gaat uw reactie richting de provincie Limburg, waarin u aangeeft dat Beaumix «nu en in de toekomst kan worden toegepast met de huidige kwaliteitseisen, onder de voorwaarde dat er op de juiste wijze wordt toegepast», niet voorbij aan de uitvoering van de bovengenoemde motie?
Nee, mijn reactie aan de provincie Limburg d.d. 19 december 2024 gaat daaraan niet voorbij. Mijn reactie bevat naast het door u geciteerde deel ook dat het op basis van de huidige inzichten in de lijn der verwachting ligt dat vrij toepasbare bodemas zoals Beaumix nu en in de toekomst kan worden toegepast met de huidige kwaliteitseisen, onder de voorwaarde dat het op de juiste wijze wordt toegepast. Mocht uit onderzoek blijken dat deze kwaliteitseisen moeten worden aangescherpt, dan zal ik dat vanzelfsprekend meewegen in de uitvoering van bovengenoemde motie.
Bent u voornemens om ook de laboratoriumuitslag van enkele monsters die zijn genomen van een berg Beaumix in de haven van Stein, waar in het bovengenoemde artikel aan gerefereerd wordt te betrekken bij de uitvoering van de bovengenoemde motie?
Indien uit deze laboratoriumuitslagen aanvullende, representatieve en bruikbare informatie blijkt, verkregen overeenkomstig de hiervoor gestelde eisen in de Regeling bodemkwaliteit 2022, zal deze informatie worden meegewogen in de herijking van de bodemregelgeving. Daarmee wordt deze in dat geval betrokken bij de uitvoering van bovengenoemde motie.
Kunt u aangeven welke alternatieve bouwstoffen er voorhanden zijn en wat hiervan de voor- en nadelen zijn bij gebruik?
Ik kan geen uitputtende lijst van alle voorhanden zijnde alternatieve bouwstoffen inclusief voor- en nadelen aan u voorleggen. Of een bouwstof geschikt is voor een beoogd gebruik is altijd afhankelijk van de specifieke eigenschappen.
Bij het kiezen van een bouwstof voor bijvoorbeeld de verbreding van een rijksweg wordt de geschiktheid bepaald door verschillende aspecten, zoals:
Gebrekkige handhaving van milieuregels in Noord- en Midden-Limburg |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Noord- en Midden-Limburg onder vuur om handhaving milieuregels»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Noord- en Midden-Limburg als enige Nederlandse regio geen aparte omgevingsdienst heeft die controleert of bedrijven zich aan milieuregels houden? Is dit naar uw oordeel een wenselijke situatie?
Dit is zeker geen wenselijke situatie. Mijn ambtsvoorgangers hebben dit ook meermaals aangegeven. Meest recent is dit door het Ministerie van IenW ook benoemd in de brief die 31 januari jl. is gestuurd aan RUD Limburg-Noord over de beoordeling van de zelftoets in het kader van de robuustheidsbeoordeling.
Bent u ervan overtuigd dat de regio Noord- en Midden-Limburg er de afgelopen vijf jaar naar behoren in is geslaagd om aan haar wettelijke taak ten aanzien van de handhaving van milieuregels te voldoen? Hoe valt dit te controleren?
De verantwoordelijkheid voor het functioneren van een omgevingsdienst ligt bij de eigenaren en opdrachtgevers van een omgevingsdienst (gemeenten en provincies). Zij maken afspraken met de omgevingsdienst over de uitvoering van taken. Deze opdrachtgeversrol is belegd bij de colleges van burgemeester en Wethouders en het college van gedeputeerde staten. Zij zien er dan ook op toe of de omgevingsdienst de gemaakte afspraken, en daarmee het voldoen aan de wettelijke taak, nakomt. Via horizontale verantwoording leggen de colleges verantwoording af aan de gemeenteraden en provinciale staten over financiën, beleid en uitvoering. In aanvulling op het instrument van horizontale verantwoording heeft de provincie de taak om interbestuurlijk toezicht (IBT) te houden op gemeenten.
De provincie Limburg maakt zich, mede vanuit haar IBT-rol, zorgen over het functioneren van RUD Limburg-Noord. De provincie Limburg neemt haar verantwoordelijkheid in het versterken van het VTH-stelsel milieu en volgt het proces van RUD Limburg-Noord nauwlettend om de omslag te maken van netwerkorganisatie naar omgevingsdienst en om te komen tot een robuuste omgevingsdienst. Het Ministerie van IenW ondersteunt de stappen die de provincie zet in het kader van IBT, dit is in ambtelijk contact tussen ambtenaren met de provincie Limburg ook benoemd.
Met het bestuurlijk vaststellen van de robuustheidscriteria is er een objectieve maatstaf geformuleerd voor de ondergrens waar alle omgevingsdiensten aan moeten voldoen. Dit proces om te komen tot robuuste omgevingsdiensten wordt gemonitord door IenW. Dit maakt het mogelijk om ook landelijk inzicht te verkrijgen of omgevingsdiensten voldoen aan de ondergrens die nodig is om hun taken in onafhankelijkheid te kunnen uitvoeren (zie ook het antwoord op vraag 4).
Acht u het aannemelijk dat de regio Noord- en Midden-Limburg, middels de regionale uitvoeringsdienst (RUD) Limburg-Noord, op tijd gaat voldoen aan de robuustheidseisen die gesteld worden aan omgevingsdiensten?
In het voorjaar van 2024 hebben de omgevingsdiensten een plan van aanpak ingediend waarin zij aangeven hoe ze ervoor zorgen dat zij op uiterlijk 1 april 2026 voldoen aan de robuustheidscriteria. Op 20 september jl. is een brief verstuurd aan RUD Limburg Noord waarin de inschatting van de haalbaarheid van het plan van aanpak is opgenomen. In deze brief is aangegeven dat RUD Limburg-Noord naar verwachting niet robuust zal zijn op 1 april 2026. De Kamer is hierover geïnformeerd via de Kamerbrief van oktober 20242. In december 2024 hebben de omgevingsdiensten een voortgangsrapportage ingediend om hun voortgang aan te tonen. Afhankelijk van de bevindingen uit de voortgangsrapportage kan de inschatting van de haalbaarheid worden bijgesteld. De omgevingsdiensten ontvangen hierover op korte termijn bericht, waarna ook de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang.
Welke stappen heeft u tot nu toe ondernomen om de regio Noord- en Midden-Limburg te helpen om aan de robuustheidscriteria te voldoen?
Het is nu de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies, als opdrachtgever en eigenaar van de omgevingsdiensten, om ervoor te zorgen dat de omgevingsdiensten robuust worden.
In aanvulling daarop worden vanuit het Ministerie van IenW ook acties ondernomen. Tijdens IBP VTH zijn de omgevingsdiensten door IenW gefinancierd via SPUK-middelen (SPUK IBP VTH) om de omgevingsdiensten te ondersteunen in de uitvoering van de zes pijlers uit het IBP VTH. Onlangs is door IenW een subsidie verstrekt aan Omgevingsdienst NL, waarvan een fors deel is bestemd voor omgevingsdiensten om hen te ondersteunen in het robuust worden. Afhankelijk van de beoordeling van de eerste voortgangsrapportage, wordt bezien of en welke aanvullende acties vanuit IenW passend zijn.
Werkt u samen met de provincie Limburg om erop aan te dringen dat de gemeenten in Noord- en Midden-Limburg ertoe besluiten een volwaardige omgevingsdienst op te richten?
Het Ministerie van IenW onderschrijft en ondersteunt de inzet van de provincie Limburg over de versterking en transitie naar een volwaardige omgevingsdienst in Noord- en Midden-Limburg. De provincie heeft hierbij een belangrijke verantwoordelijkheid. Niet alleen als eigenaar en opdrachtgever van de omgevingsdienst, maar ook in haar rol als interbestuurlijk toezichthouder op gemeenten.
Bent u bekend met het artikel «Rechter wijst meer dan € 500.000 toe aan gedupeerde vader in toeslagenaffaire» uit het Financieel Dagblad?1
Ja.
Kunt u op deze uitspraak reflecteren? Lukt het om ernstig gedupeerden tijdig en goed te helpen?
Ernstig gedupeerde ouders verdienen direct aandacht en tegelijk zijn zij lastig te identificeren. De hoogte van het teruggevorderde bedrag zegt immers niet altijd alles over de mate van gedupeerdheid. Een relatief lage terugvordering kan in sommige gevallen evengoed tot ernstige gedupeerdheid hebben geleid en andersom. Dit hangt altijd af van de persoonlijke situatie van de ouder.
Het kabinet heeft afspraken gemaakt met gemeenten, OTB en IPW voor het aandragen van ouders voor urgentie. Ook worden ouders die zich bij UHT melden voor acute hulp geholpen met bijvoorbeeld met uitbetaling van de noodvoorziening. Het IPW begeleidt gezinnen met multi-problematiek, dit betreft ook vaak ernstig gedupeerde mensen.
De spoedadviescommissie Van Dam besteedt in haar advies ook nadrukkelijk aandacht aan het met voorrang helpen van ernstig gedupeerde ouders. In de kabinetsreactie op het adviesrapport Van Dam zal ik hier nader op ingaan.
In deze specifieke zaak gaat het om een uitspraak in een meer complexe zaak over vergoeding van werkelijke schade, waarin onder meer dakloosheid van de gedupeerde ouder aan de orde was, meerjarige arbeidsongeschiktheid, inkomensverlies en het effect daarvan op een kind. Onderbouwing van de afwijzing van bepaalde schadeposten door UHT wordt door de rechtbank te summier bevonden en motiveringsgebreken liggen ten grondslag aan verschillen tussen de weging van de rechtbank en die van UHT. Daarnaast wijst de rechter een aantal door de gedupeerde vader gestelde schadeposten af, met name de gestelde gemiste kans tot aankoop van een woning en gemiste carrièrekansen.
De uitspraak noopt UHT en CWS om met een kritischer blik te kijken naar de duiding van de medische adviezen van de externe medisch adviseur van CWS, die causaal verband zouden moeten onderbouwen tussen de KOT-affaire en geleden (medische) schade, zeker wanneer dat wordt afgewezen. De motivering daarvan schoot tekort volgens de rechter. De uitspraak roept vragen op over de wijze waarop die adviezen momenteel worden teruggekoppeld aan UHT.
De uitspaak geeft dan ook aanleiding dit proces te evalueren en wordt momenteel nog nader bestudeerd met het oog op verdere beleidsmatige appreciatie.
Hoeveel verzoeken tot aanvullende vergoedingen zijn er ingediend bij de Commissie Werkelijk Schade? Hoeveel van deze verzoeken zijn afgehandeld? Hoe lang is op dit moment de wachttijd bij de Commissie Werkelijke Schade?
Er waren op peildatum 8 januari 2025 circa 5.500 aanvragen bekend. Van deze verzoeken zijn er 733 afgehandeld met een UHT-beschikking op basis van een advies van CWS. Een gedeelte van de verzoeken is zonder advies van de CWS afgehandeld, bijvoorbeeld doordat verzoeken zijn ingetrokken of doordat gedupeerden kiezen voor een andere schaderoute.
In 2024 was er sprake van een gemiddelde doorlooptijd (van aanmelding tot beschikking) van 748 dagen.
In hoeveel gevallen adviseerde de Commissie Werkelijke Schade een aanvullende vergoeding?
Van de 733 beschikte zaken heeft de CWS in 652 gevallen geadviseerd een aanvullende schadevergoeding toe te kennen.
In hoeveel gevallen nam de Dienst Toeslagen dit advies over? In hoeveel gevallen niet?
Alleen in uitzonderingssituaties wijkt Dienst Toeslagen af van de advisering van de CWS. Onder het aangepaste CWS-kader (vanaf 1-7-2024) is dat in twee van de 205 gevallen gebeurd, in beide gevallen in het voordeel van de ouder. Onder het oude kader is er sprake van een vergelijkbaar beeld, afwijkingen van de adviezen van de CWS vindt alleen plaats in uitzonderingsgevallen.
Hoeveel bezwaren zijn er gemaakt tegen de overgenomen adviezen van de Dienst Toeslagen?
In totaal zijn er 377 bezwaren tegen de 733 uitgebrachte werkelijke schade beschikkingen. Dat is een percentage van net boven de 50%.
Hoeveel bezwaren zijn toegekend en hoeveel niet?
Er zijn 67 beschikkingen op bezwaar genomen, waarvan in 36 gevallen het bezwaar gegrond is verklaard. In 32 gevallen betrof het een gedeeltelijke gegrondverklaring.
Er zijn 18 vaststellingsovereenkomsten gesloten, die hebben geleid tot een aanvullende schadevergoeding, waarna het bezwaar is ingetrokken.
In 12 andere zaken is het bezwaar door de ouder ingetrokken.
Wat zijn de gronden van bezwaar?
De gronden van bezwaar houden verband met de hoogte van de toegekende schade. De meest voorkomende bezwaargronden hebben betrekking op:
Welke beroepsgronden worden aangevoerd?
De aangevoerde beroepsgronden laten zich vergelijken met wat er in bezwaar aan gronden wordt aangevoerd. Daarbij geldt wel dat het aantal behandelde beroepszaken nog beperkt is. Bij een uitvraag genoemde beroepsgronden hebben betrekking op:
Hoeveel lopende rechtszaken zijn er op dit moment nog in het toeslagenschandaal? Kunt u een uitsplitsing maken van het soort zaken dat speelt, zoals te laat beslissen of het niet verschaffen van de volledige dossiers?
Er lopen in totaal 2.845 beroepen niet tijdig beslissen bij de rechtbank, met de volgende onderverdeling:
Verder lopen er 716 inhoudelijke procedures, waarvan 616 beroepen, 90 hoger beroepen (ingesteld door belanghebbenden) en 9 voorlopige voorzieningen (ook ingesteld door belanghebbenden).
Van de 616 beroepen ziet het grootste deel op de IB (222), gevolgd door de kindregeling (175), de eerste toets (163) en werkelijke schade (23).
Daarnaast lopen er 10 civiele zaken.
Kunt u een uitsplitsing geven van de dwangsommen en schadevergoedingen die zijn uitbetaald in 2024? Om hoeveel zaken gaat het en om hoeveel geld gaat het?
In 2024 hebben 12.239 ingebrekestellingen geleid tot € 14.353.270 aan uitbetaalde dwangsommen.
In 2024 zijn 8.481 beroepen niet tijdig beslissen (BNTB) ingediend. In totaal is tot en met 2024 ruim € 57,6 miljoen aan dwangsommen BNTB betaald.
Aan aanvullende schade is sinds 2021 via 736 beschikkingen een bedrag van in totaal € 15.682.525 aan schadevergoeding uitbetaald.
Hoeveel verwacht u in 2025 te moeten uitbetalen? Wat vindt u daarvan?
Het verwachte financiële volume aan te betalen dwangsommen gerelateerd aan IGS en BNTB zal in 2025 ca. € 90 mln. bedragen. Daarbij wordt uit gegaan van de huidige beslistermijnen en de haalbare productie van de BAC. Het grootste deel van de dwangsommen is gevolg van het niet tijdig afhandelen van een bezwaar op een integrale beoordeling.
Is het herstelproces op dit moment beheersbaar?
Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de hersteloperatie. Het aantal eerste toetsen is inmiddels nagenoeg volledig afgerond. Het streven om eind van dit jaar ook alle integrale beoordelingen te hebben afgerond wordt gehaald. Tegelijk zijn er ook een aantal zorgpunten, waaronder de snelheid van bezwaarafhandeling, het verstrekken van dossiers en de aanvullende schaderoutes. Deze punten hebben mijn volle aandacht. Mijn voorgangster heeft onder andere daarom de spoedadviescommissie Van Dam ingesteld. Deze commissie heeft 23 januari jl. haar bevindingen gepresenteerd. De kabinetsreactie op het adviesrapport wordt zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.
Kunt u aangeven bij welke andere overheidsdiensten er forse rechterlijke dwangsommen en schadevergoedingen worden betaald en wat daarvan de ontwikkeling is over de afgelopen drie jaar? Kunt u in ieder geval daarbij ingaan op de IND, het UWV en de Belastingdienst?
€ 3,4 mln.
€ 11,3 mln.
€ 36,8 mln.
In 2022 keerde de IND n.a.v. de opschortende werking van de «Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND» aanzienlijk minder uit aan rechterlijke dwangsommen, namelijk € 1,8 miljoen in tegenstelling tot de € 14,8 miljoen in de jaar daarvoor. Op 30 november 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State echter uitspraak gedaan over de geldigheid van deze tijdelijke wet, waarbij het deel over de rechterlijke dwangsom onverbindend is verklaard. Dit leidde ertoe dat de dwangsommen in de opvolgende jaren sterk zijn toegenomen.
In de «stand van de uitvoering» van 2023 en 2024 (stand-van-de-uitvoering-2306.pdf (p. 13) / stand-van-de-uitvoering-2406.pdf (p. 3)) is meer informatie te vinden over het onderwerp dwangsommen en de gevolgen daarvan voor de IND.
In de voortgangsbrief van 23 oktober 2024 heeft de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid uw Kamer geïnformeerd over de oplopende dwangsommen die UWV betaald bij niet tijdig beslissen voor de WIA.
4,8 mln.
10,6 mln.
11,9 mln.
0,5 mln.
1,2 mln.
3,0 mln.
Het gaat hier met name om bestuurlijke dwangsommen. Het aandeel gerechtelijke dwangsommen is relatief klein. Het gaat om: € 12.000 in 2021, € 34.000 in 2022 en € 74.000 in 2023.
In onderstaande tabel zijn de totaalbedragen en de aantallen (tussen haakjes) opgenomen die de Belastingdienst heeft uitgekeerd voor dwangsommen en andere vergoedingen (waaronder schadevergoedingen):
0,03 mln.
(9)
0,03 mln.
(13)
0,02 mln.
(12)
0,04 mln.
(21)
2,5 mln.
(659)
1,9 mln.
(746)
1,4 mln.
(652)
1,0 mln.
(595)
Kunt u deze vragen een dag voor het debat over de parlementaire enquête fraudebeleid en dienstverlening beantwoorden? Kunt u, indien vraag 14 op die dag niet geheel precies is beantwoord, wel alvast een indicatie geven van de feiten die u dan bekend zijn?
Het is niet gelukt om de gevraagde informatie te verzamelen voorafgaand aan het debat over de parlementaire enquête fraudebeleid en dienstverlening van 15 januari jl. Deze beantwoording is zo snel als mogelijk naar uw Kamer gezonden.
Het artikel 'Kankerverwekkend gas lekte weg bij Sabic' |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het milieuverslag van Chemelot?
Ja.
Kunt u reageren op de in het artikel beschreven incidenten?
Het is begrijpelijk dat de omwonenden van Chemelot zich zorgen maken. Sabic heeft inderdaad in 2023 problemen gehad met de uitstoot van een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS). De Omgevingsdienst Zuid Limburg (ODZL) geeft aan dat lekkages bij twee pompen en een niet goed functionerende fakkelinstallatie hiervan de oorzaken waren. De lekkages bij Sabic zijn in het najaar van 2023 verholpen en de betreffende fakkelinstallatie is sinds eerder dit jaar niet meer in gebruik voor dit productieproces. Dit proces gebeurt weer op reguliere wijze (via het zogenaamde centrale stookgasnet).
De ODZL geeft aan dat de fakkelbranden zijn gemeld als ongewone voorvallen. De lekke seals van de pompen zijn op reguliere wijze gemeld op basis van de vergunningvoorschriften. Hierna is een onderzoek gestart door ODZL en zijn maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. Uit metingen van ODZL aan de buitenlucht nabij de woonomgeving blijkt dat er geen onacceptabel gevaar voor de volksgezondheid is geweest. De risico’s van ZZS worden uitgedrukt in een Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). Dit is een jaargemiddelde grenswaarde voor een stof. Onder deze maximale MTR-waarde wordt het risico als «aanvaardbaar» geaccepteerd. De MTR is niet overschreden.
Hoe valt dit volgens u te rijmen met geldende wet- en regelgeving op het gebied van milieu, zoals de minimalisatieplicht?
Binnen het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn provincies het bevoegde gezag voor VTH op milieugebied voor Seveso-bedrijven2 zoals Sabic. Bedrijven moeten ongewone voorvallen melden bij het bevoegd gezag, waarna een onderzoek wordt gestart en maatregelen worden getroffen.
Het gaat in dit geval specifiek om de stof Butadieen (officieel 1,3-butadieen). Dit is een van de stoffen in het productieproces van Sabic. Het is een grondstof voor fabrieken die kunststoffen maken. Het kleurloze gas behoort tot de categorie Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Het is schadelijk voor het milieu en kan kankerverwekkend zijn voor mensen.
Van ZZS zijn gevaarlijke stofeigenschappen op Europees niveau vastgesteld. Er gelden wettelijk vastgelegde eisen aan de emissies van ZZS, zoals de minimalisatie- en informatieplicht. Het uitgangspunt is dat de emissie van Zeer Zorgwekkende Stoffen wordt voorkomen, en als dit niet kan, zo ver mogelijk gereduceerd. Vergunningplichtige bedrijven met ZZS-emissies rapporteren eens in de vijf jaar een inventarisatie van de ZZS-emissies en de mogelijkheden om deze te verminderen naar het bevoegd gezag.
De in het artikel benoemde situatie is een ernstig incident dat, conform de regels van de wetgeving, gemeld is aan het bevoegd gezag. De provincie heeft samen met de Omgevingsdienst Zuid Limburg en Sabic onderzoek uitgevoerd waarna maatregelen zijn getroffen. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, zijn twee pompen aangepast en de fakkelinstallatie wordt niet meer gebruikt voor de verwijdering van Butadieenhoudende afgassen, behoudens noodsituaties.
De Staatssecretaris van IenW draagt vanuit het Rijk de stelselverantwoordelijkheid voor het goed functioneren van het VTH-stelsel. Het systeem van melden heeft in deze casus goed gewerkt. Tegelijk is het incident ernstig en is ieder lekverlies er één te veel.
Bent u het ermee eens dat het voor omwonenden niet meer te geloven is dat Chemelot bij ieder incident communiceert dat het incident niet schadelijk is voor de volksgezondheid, wanneer bij chemiefabrikant Sabic vorig jaar 14,4 ton van de zeer zorgwekkende stof butadieen is weggelekt?
Ieder incident is er één teveel en het is begrijpelijk dat omwonenden van Chemelot zich daar zorgen om maken. Tegelijkertijd wordt de algemene luchtkwaliteit in Limburg sinds de jaren ’80 door het RIVM en de Provincie Limburg gemeten en bijgehouden. De resultaten van deze wettelijke luchtkwaliteitsmetingen geven een beeld van lokale concentraties en het verloop hiervan in de tijd.
In de periode 2013–2015 heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar zo’n 70 vluchtige organische componenten (VOC) rondom Chemelot. Hieruit volgden twee aandachtstoffen (Monovinylchloride en 1,3-Butadieen) die incidenteel voorkomen. Naar aanleiding hiervan is aanvullende monitoring van betreffende VOC gestart vanuit het vaste luchtmeetstation Vouershof Geleen. Deze stoffen worden sindsdien in een langdurig monitoring-project gemeten om trends te kunnen volgen en jaargemiddelden te kunnen afleiden. In 2019 gaven de eerste jaargemiddelden aan dat Monovinylchloride (MVC) en 1,3-Butadieen (BD) inderdaad aandachtstoffen zijn die vaker en verhoogd voorkomen. De Provincie Limburg en de Omgevingsdienst Zuid-Limburg hebben sindsdien intensief contact met de bedrijven over het minimaliseren van deze stoffen en houden er toezicht op.3
Daarnaast blijkt uit metingen aan de buitenlucht nabij de woonomgeving dat er inderdaad geen onacceptabel gevaar voor de volksgezondheid is geweest. Ook in het jaar van dit incident (2023) is de MTR niet overschreden. Het bedrijf en ODZL geven aan dat in het jaar 2024 de imissieconcentratie 1.3-butadieen weer om en nabij op het gelijke en lagere niveau van 2022 lag.
Om de effecten op de gezondheid van omwonenden van Chemelot over het algemeen beter in kaart te brengen heeft het Ministerie van IenW het RIVM gevraagd om een verkennend gezondheidsonderzoek te starten. Een verzoek van de gedeputeerde staten van Limburg is hier mede de aanleiding voor geweest.
Hoe schat u de risico’s en gevolgen van een opeenstapeling van incidenten op het totale chemiecluster Chemelot?
De risico’s van een cumulatie van emissies is op dit moment nog niet goed in te schatten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, wordt door het RIVM een verkennend onderzoek opgestart naar welke onderwerpen, stoffen of stressoren bij Chemelot een significante impact hebben op de gezondheid van omwonenden. Hierin wordt specifiek de cumulatie van verschillende emissies én verschillende factoren, zoals chemische stoffen, geluid en geur meegenomen. De resultaten van deze verkenning worden in de loop van volgend jaar verwacht.
Wat is de stand van zaken van het door u aangekondigde onderzoek naar de ver boven het landelijk gemiddelde liggende hoge zorgkosten in het gebied rondom Chemelot in Geleen? Bent u het ermee eens dat het aanpakken van dit soort ongelijkheden de hoogste prioriteit moet hebben?
In de antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van het bericht over hoge zorgkosten bij zware industrie in de buurt4 is aangegeven dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een consortium van onderzoeksbureaus de opdracht heeft gegeven om een methode voor het berekenen van zorgkosten te ontwikkelen. We verwachten de resultaten hiervan in het vierde kwartaal van 2025. Zodra deze methode is ontwikkeld kan het bevoegd gezag rondom Chemelot zelf dit onderzoek met deze methode uitvoeren, in aanvulling op de lopende verkenning bij het RIVM zoals eerder genoemd in de beantwoording op vraag 5 en 6.
In de antwoorden op de in deze vraag eerder genoemde Kamervragen5 is ook aangegeven dat dit soort ongelijkheden niet direct te koppelen zijn aan zware industrie. Gezondheid wordt bepaald door een combinatie van persoonsgebonden factoren, leefstijl en gewoonten en leef-, woon- en werkomgeving. Het is belangrijk om ongelijkheden in gezondheid in Nederland te verminderen, hierbij moet gekeken worden naar al deze factoren.
In de «Vooruitblik op Volksgezondheid Toekomstverkenning in 2024» schetst het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opgaven voor volksgezondheid en zorg op weg naar 20506. Ongeveer 4,5 procent van het totale gezondheidsverlies komt door een ongezonde leefomgeving, vooral door luchtverontreiniging en geluid. In stedelijke gebieden en vlakbij grote industriegebieden en vliegvelden zijn meer mensen ziek dan gemiddeld in Nederland.
Het RIVM schetst dat het belangrijk is om gezondheidsrisico’s in de leefomgeving te minimaliseren, maar benadrukt ook het belang van een standvastige integrale aanpak op de eerdergenoemde factoren.
Hoe beoordeelt u de in het artikel benoemde conclusie dat de in het milieuverslag aangetoonde afname van uitstoot van ammoniak, stikstofoxiden en zwaveldioxide vorig jaar is gedaald en dat dit vooral is veroorzaakt doordat verschillende fabrieken op halve kracht draaiden omdat er minder vraag was naar hun chemieproducten? Weet u wat de uitstoot van deze stoffen was geweest als de verschillende fabrieken wel op volle kracht gedraaid hadden?
Voor de genoemde stoffen is inderdaad sprake van een sterke samenhang tussen productievolume en uitstoot. ODZL geeft aan dat een toename van het productievolume met een factor 2 (verdubbeling van de huidige productie) bij benadering waarschijnlijk een verdubbeling van de uitstoot zal betekenen. Sabic mag niet meer uit gaan stoten dan op dit moment is vergund.
Kunt u aangeven wat de situatie op Chemelot nu is? Draaien de fabrieken nu wel op volle kracht? En worden er metingen gedaan door de omgevingsdiensten?
Bedrijven bepalen zelf welke productie ze draaien, overheden hebben daar geen direct zicht op. Daarbij dienen bedrijven zich uiteraard aan de normen te houden die in de vergunning zijn opgenomen.
De Provincie Limburg en de Omgevingsdienst Zuid-Limburg hebben intensief contact met de bedrijven over het minimaliseren van uitstoot van ZZS en houden er toezicht op.7 Zoals eerder benoemd in antwoord 5 monitort de Omgevingsdienst Zuid-Limburg de luchtkwaliteit door middel van immissiemetingen. Hiernaast monitoren zij door het toetsen van de door het bedrijf zelf uitgevoerde metingen. Voor 2025 gaat ODZL eigen emissiemetingen doen aan geleide bronnen, waaronder schoorstenen en emissiemetingen aan diffuse bronnen, zoals opslagtanks, pompen en compressoren.
Bent u bekend met het onderzoek van RTL Nieuws waaruit blijkt dat bij 56% van de onderzochte bedrijven de uitstoot van één of meer zeer zorgwekkende stoffen – die onder andere de hersenen van kinderen kunnen schaden en kanker kunnen veroorzaken – tussen 2015 en 2022 is gestegen, ondanks de geldende minimalisatieplicht sinds 2016?1
Ja.
Deelt u de zorgen van toxicoloog Paul Scheepers over de toegenomen uitstoot van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) en het verhoogde risico op kanker dat hiermee gepaard gaat? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK-stoffen) zijn schadelijk voor de gezondheid en daarom aangewezen als Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS). Daarom geldt voor deze stoffen een minimalisatieplicht.
Om de toename van PAK-stoffen te kunnen duiden, is het belangrijk om per casus te bekijken wat de oorzaak hiervan precies is. Alleen dan is duidelijk wat de oorzaken en relevantie zijn van de hogere cijfers. Mocht er daadwerkelijk sprake zijn van een structurele verhoging van de emissies van ZZS dan is dat inderdaad zorgelijk en ook niet in lijn met het beleid.
Verderop in de beantwoording wordt ingegaan op PAK-stoffen bij Tata Steel.
Deelt u de opvatting van toxicoloog Paul Scheepers dat zelfs een toename van 1% al heel ernstig is? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Zoals onder 2 gesteld, moet per casus worden beoordeeld wat er aan de hand is en wat de gevolgen zijn en is het eveneens een gegeven dat het doel is dat dergelijke emissies zo ver mogelijk worden beperkt. De ernst van toename met 1% is afhankelijk van de casus, situatie en de stof waar het over gaat.
Welke mogelijkheden en instrumenten hebben bevoegde gezagen, inclusief het Rijk, om zo snel mogelijk op te treden tegen bedrijven die niet hebben voldaan aan de minimalisatieplicht voor zeer zorgwekkende stoffen?
Het Rijk stelt landelijke wet- en regelgeving op, biedt expertise via instanties zoals het RIVM, en ondersteunt bij handhaving en toezicht, bijvoorbeeld door richtlijnen of het organiseren van landelijke acties. De bevoegde gezagen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (VTH) op lokaal en regionaal niveau. Zij zorgen ervoor dat bedrijven voldoen aan de eisen en voorwaarden uit vergunningen en aan wet- en regelgeving met betrekking tot ZZS.
Bevoegde gezagen, inclusief het Rijk, hebben verschillende instrumenten om op te treden tegen bedrijven die niet voldoen aan de minimalisatieplicht voor ZZS. Deze middelen stellen overheden in staat om naleving te waarborgen en emissies te minimaliseren. Dit zijn onder andere:
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van welke stappen bevoegde gezagen nu gaan nemen?
Dat is de verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen. Overeenkomstig de motie Thijssen en Gabriëls5 en de motie Kostić en Bamenga6 ga ik op korte termijn in gesprek met de bevoegde gezagen om hun ervaringen rondom de minimalisatieverplichting te bespreken. Uiteraard sta ik hierbij ook stil bij de vraag hoe ik hen verder kan ondersteunen. Er is al samenwerking met de bevoegde gezagen over het ZZS-emissiebeleid via het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden. De focus hierbij is het versterken van de uitvoering door de bevoegde gezagen/omgevingsdiensten.
Welke concrete stappen gaat u nemen, en op welke termijn, om de bevoegde gezagen te helpen die nu aan het Rijk vragen om extra hulpmiddelen voor betere toetsing, en aangeven dat ze het interpreteren van regelgeving te complex en tijdintensief vinden?
Zie het antwoord op vraag 5. Verder wordt er via het Impulsprogramma Chemische Stoffen gewerkt aan het verbeteren van de kennis en toepassing van het beleid bij en in samenwerking met de bevoegde gezagen. Zoals in het Impulsproject ZZS try-out (een samenwerking tussen de 28 omgevingsdiensten en het RIVM), de Impulsprojecten vermijdings- en reductieprogramma’s ZZS-emissies en de versterking en verduidelijking van het nationale juridisch kader & ZZS in de omgevingswet.
Hoe gaat u, in lijn met motie Kostic, de bevoegde gezagen helpen om zo snel mogelijk alle passende en preventieve maatregelen te nemen om de uitstoot van schadelijke stoffen door grote vervuilers te minimaliseren en de gezondheid van omwonenden en medewerkers te beschermen, en welke tijdlijn hoort daarbij?2
Zie de antwoorden op vraag 5 en vraag 6. Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden lopen momenteel verschillende projecten en initiatieven om passende en preventieve maatregelen te nemen. Binnen deze projecten is er regelmatig overleg met de bevoegde gezagen.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de huidige minimalisatieplicht, gezien het feit dat meer dan de helft van de onderzochte bedrijven er niet in slaagt de uitstoot te verminderen?
Het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn beide voortgekomen uit evaluaties van het ZZS-beleid8 en de bescherming van omwonenden tegen nadelige gezondheidseffecten door langdurige en/of veelvuldige blootstelling aan industriële emissies9.
Onder het Impulsprogramma en de Actieagenda worden momenteel verbeteracties uitgevoerd op basis van onder andere deze evaluaties. Hierin wordt gekeken hoe de minimalisatieplicht als instrument effectiever ingezet kan worden. Dit is in nauwe samenwerking met de bevoegde gezagen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid om op korte termijn de criteria voor het toetsen van de vijfjaarlijkse plannen van bedrijven aan te scherpen, gezien de uitspraken van gedeputeerden over de vaagheid van de huidige criteria? Zo nee, waarom niet?
Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt onderzocht welke mogelijkheden hiertoe zijn. Ik wil hierover ook in gesprek met de bevoegde gezagen en gedeputeerden over waar de onduidelijkheid rondom de vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) precies zit (zie ook antwoord op vraag 5). Op basis hiervan kan eventueel besloten worden over extra inzet. Hierin worden ook de aanbevelingen meegenomen van het RIVM, zoals verwoord in de verkenning ervaringen vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) voor de minimalisatie van Zeer Zorgwekkende Stoffen10, dat eerder onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen werd uitgevoerd.
Welke concrete maatregelen bent u van plan te nemen om de handhaving van de minimalisatieplicht te verbeteren, burgers echt te beschermen en de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen daadwerkelijk terug te dringen? Wat is de planning voor de invoering van de maatregelen?
Er lopen momenteel onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden al projecten om de toepassing en handhaving van de minimalisatieplicht bij bedrijven en omgevingsdiensten te versterken. Wat betreft de stijging van emissies zal per casus in samenwerking met het bevoegd gezag gekeken moeten worden wat hier de oorzaak van is. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om zo nodig passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de uitstoot van ZZS zo snel mogelijk daalt. Dat is en blijft het uitgangspunt.
Hoe beoordeelt u de verklaring van sommige bedrijven dat de toename te wijten is aan verhoogde productie? Bent u van mening dat economische groei mag prevaleren boven de gezondheid van mens en milieu? Waar trekt u een grens?
Zoals gesteld in de antwoorden op vragen 2 en 3 kan niet in algemene zin een oordeel worden gegeven over de reden van de door RTL Nieuws gerapporteerde verhoging van de emissies en de gevolgen daarvan. Het instellen van een minimalisatieplicht is juist gericht op het beschermen van de gezondheid. Zoals uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid is gebleken, wordt gezondheid niet altijd voldoende beschermd en ik werk er met andere overheden aan om te zorgen dat dat wel het geval wordt.
Ook bij verhoogde productie moeten bedrijven binnen de ruimte van een vergunning blijven.
Wat vindt u van het feit dat bedrijven als Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) niet eens een verklaring hebben voor de stijging van de zeer zorgwekkende stoffen? Welke oplossing ziet u hiervoor?
De VNCI is een brancheorganisatie die de belangen behartigt van de Nederlandse chemische industrie. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is per bedrijf specifieke informatie nodig om een uitspraak te kunnen doen.
Wat vindt u van het feit dat sommige bedrijven bekennen dat ze zelf verkeerde of onvolledige gegevens hebben gerapporteerd en dat sommige bedrijven zelfs stellen dat ze niet weten of hun rapportage wel in overeenstemming is met regelgeving?
Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die onder de Europese PRTR verordening vallen (EPRTR) om hun emissies correct via het e-MJV te rapporteren. Zoals in de inleiding op deze vragen is toegelicht, is het aan het betreffende bevoegd gezag om deze invoer te controleren op juistheid, volledigheid en consistentie, en om eventuele omissies en onjuistheden bij het bedrijf onder de aandacht te brengen.
Indien een bedrijf vragen heeft, dan kan er overlegd worden met het bevoegd gezag. Ook kan via de e-MJV helpdesk om nadere toelichting/uitleg gevraagd worden op de leidraad milieujaarrapportages.
Heeft u na zulke berichten nog het gevoel dat u «in control» bent van de gevaarlijke uitstoot die in Nederland plaatsvindt? Zo ja, hoe?
De minimalisatieplicht en het ZZS-beleid zijn unieke instrumenten en ik ben van mening dat het gaat helpen om zo dicht mogelijk bij nul ZZS uitstoot te komen. Het beleid is van kracht sinds 2016 maar met de cyclus van het opstellen van een vermijdings- en reductieprogramma (VRP) en vervolgens investeren in verbeteringen gaat het niet van de ene op de andere dag beter. Het beleid is in 2022 geëvalueerd11 en de suggesties voor verbetering zijn onder andere meegenomen in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dit betreft onder meer het vergroten van de samenhang, oplossen van kennishiaten en ondersteuning van bevoegde gezagen bij knelpunten in de handhaving.
Bent u op de hoogte van de discrepantie tussen de vorig jaar gerapporteerde uitstootcijfers van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) door Tata Steel en de kennelijk recent gecorrigeerde cijfers, die een verdubbeling laten zien van de PAK-uitstoot in 2021 ten opzichte van 2020? Zo nee, hoe kan dit? Zo ja, waarom is dit toentertijd niet gedeeld met de Tweede Kamer, de provinciale staten en omwonenden?
Zoals aangegeven in de inleiding zijn de bevoegde gezagen verantwoordelijk voor het beoordelen van de ingediende uitstootcijfers. Dat geldt ook voor de situatie rond Tata Steel, waar de provincie Noord-Holland het bevoegd gezag is. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) is namens de provincie verantwoordelijk voor taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
In het geval van Tata Steel neemt de emissie van de vier PAK-stoffen in de emissieregistratie toe van 71 kg in 2020 naar 112 kg in 2021. De reden voor deze toename is een herziening van een kengetal dat wordt gebruikt voor het berekenen van de diffuse emissies van drie van de vier PAK-stoffen met ingang van rapportagejaar 2021. De werkelijke emissiesituatie is niet wezenlijk veranderd. Het herziene kengetal komt voort uit de afspraak om de gegevens in het e-MJV te actualiseren. De Kamer en de provinciale staten zijn hierover destijds schriftelijk geïnformeerd12 en de informatie is gepubliceerd op de website van de provincie Noord-Holland13. Deze actualisatie is een gevolg van conclusies uit het eerdere RIVM-rapport «Onderzoek naar de herkomst van neergedaald stof en stoffen in de lucht in de IJmond regio14». Hierin kwam naar voren dat de gemeten hoeveelheden metalen en PAK (veel) hoger zijn dan was verwacht op basis van berekeningen met data van de milieujaarverslagen, respectievelijk de Emissieregistratie15.
Kan de Staatssecretaris toelichten op basis van welke gegevens het RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond in hun onderzoeken conclusies hebben getrokken en zijn de nu bekend geworden verhoogde PAK-uitstootcijfers destijds beschikbaar geweest voor deze onderzoeken en dus meegenomen in de onderzoeken?
Het RIVM rapport «De bijdrage van Tata Steel Nederland aan de gezondheidsrisico's van omwonenden en de kwaliteit van hun leefomgeving16» verscheen in 2023. Voor bepaling van luchtconcentraties en gezondheidseffecten is daarbij gebruik gemaakt van een combinatie van metingen in de leefomgeving (op het luchtmeetnet) en berekeningen (op basis van de emissieregistratie) die onderling zijn vergeleken op consistentie, waarbij de metingen als leidend zijn beschouwd. Daarom veranderen de conclusies niet.
Wel wijst RIVM erop dat een aanpassing van emissiecijfers/kengetallen aangeeft hoe belangrijk de kwaliteit van deze gegevens is. Het illustreert het belang van regelmatige controle door het bevoegd gezag van de consistentie van emissiegegevens en metingen in de leefomgeving. Dit kan door middel van het modelleren op basis van emissiegegevens om hiermee de concentratiebijdragen in kaart te brengen en deze te vergelijken met wat er daadwerkelijk in de leefomgeving op het luchtmeetnet wordt gemeten. Ook de aanbeveling om de hoeveelheid PAK-stoffen en metalen in grof stof in kaart te brengen blijft onveranderd.
Bekend is dat de adviezen van de Expertgroep leunen op de conclusies van de verschillende RIVM-rapporten en diverse andere bronnen. Aan de Expertgroep zal worden gevraagd of deze meest recente ZZS/PAK-uitstootcijfers impact hebben op deze conclusies. Ik zal u daarna zo spoedig mogelijk over de uitkomst informeren.
Gezien het grote algemene belang van dit onderwerp, kunt u de Expertgroep Gezondheid IJmond en RIVM vragen om te reflecteren op: a) wat de meest recente kennis over de ZZS/PAK-uitstootcijfers betekent voor de gezondheid en b) of dit iets verandert aan hun eerdere bevindingen, conclusies en aanbevelingen voor de overheid?
Zie het antwoord op vraag 16.
Kunt u het antwoord van RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond op de bovenstaande vragen zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Zoals in het antwoord op vraag 16 is aangegeven, zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten.
Hoe beoordeelt u het feit dat de cijfers vóór 2021 nog steeds foutief in de emissieregistratie staan? Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze gegevens op een betrouwbare wijze worden gecorrigeerd en wordt het RIVM daarbij betrokken?
Zoals aangegeven in de inleiding beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Ik treed niet in hun bevoegdheden op dit vlak.
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat deze significante aanpassing van uitstootcijfers zonder enige ruchtbaarheid is doorgevoerd in in ieder geval het afgelopen jaar?
Zoals in het antwoord op vraag 15 is beschreven, is deze specifieke aanpassing openbaar aangekondigd.
Kunt u alle wijzigingen die Tata Steel heeft gedaan in de rapportering van haar uitstootcijfers sinds 2015 naar de Kamer sturen, waarbij wordt aangegeven wanneer de wijzigingen precies zijn doorgevoerd, met welke reden, of ze volledig onafhankelijk zijn getoetst en door wie, en welke instanties op de hoogte waren van de wijzigingen?
Zoals aangegeven in de inleiding, beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Dit leidt periodiek tot aanpassingen. Ik heb geen zicht op alle afspraken die hierover door het bevoegd gezag met het bedrijf zijn of worden gemaakt.
Bent u ermee bekend dat de Reclame Code Commissie Tata Steel op de vingers heeft getikt voor het onterecht beweren dat de uitstoot van PAK-stoffen in 2022 met 50% is afgenomen (ten opzichte van 2019) en dat ook de Omgevingsdienst die claim van Tata Steel niet kon bevestigen?3
Ja. De Reclame Code Commissie (RCC) heeft toentertijd geoordeeld18 dat uitingen vanuit Tata Steel over 50% PAK reductie in strijd zijn met artikel 4 CDR en niet gerechtvaardigd, omdat niet was aangegeven welke installaties het betrof en dat niet kon worden uitgesloten dat er geen 50% PAK’s reductie zal zijn indien de andere installaties ook werden meegenomen. In de uitspraak van de RCC staat: «valt niet uit te sluiten dat de vermindering van de PAK-uitstoot door Tata Steel in werkelijkheid kleiner is dan in de bestreden claim is vermeld.» In de bestreden claim stond 50%.
Tata Steel IJmuiden heeft laten weten dat zij sindsdien nader heeft gespecificeerd welke installaties het betreft. Zo staat bij de toelichting op de website: De 50%-reductie betreft drie bronnen die veel PAK-stoffen uitstootten (de Hulpstoffenfabriek, Koudbandwalserij en Sinterfabriek). De uitstoot van PAK-stoffen is bij die drie fabrieken met meer dan 50% afgenomen in 2022 ten opzichte van 2019. Uit de elektronische milieujaarverslagen van het bedrijf komt naar voren dat de emissie van (het totaal aan) PAK-stoffen sinds 2019 is gedaald.
Wat vindt u ervan dat Tata Steel de belofte heeft gedaan aan de Tweede Kamer en de provincie om 50% reductie van PAK over het hele terrein te reduceren in 2022, maar die belofte niet nakomt en daarover nog steeds niet eerlijk is op onder andere hun website? Hoe betrouwbaar is Tata Steel dan als bedrijf om afspraken mee te maken?
Zie het antwoord op vraag 22.
In het artikel op RTL Nieuws staat het volgende: «Zo stelt Tata dat het in 2015 veel meer PAK’s uitstootte dan het destijds officieel meldde aan de provincie.» Deelt u de mening dat het bewust onjuist rapporteren van uitstootcijfers mogelijk strafbaar is?
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Indien het bevoegd gezag een vermoeden heeft dat er sprake is van een strafbaar feit, kan zij aangifte doen. Het Openbaar Ministerie kan op basis daarvan, of uit eigen beweging, een onderzoek starten. Het bevoegde gezag kan gebruik maken van alle middelen die hen ter beschikking staan, waaronder het doen van aangifte, ik meng mij hier verder niet in.
Welke stappen gaat u ondernemen om te onderzoeken of er sprake is van misleiding door Tata Steel en/of strafbare feiten en of dan vervolging mogelijk is?
Zie het antwoord op vraag 24.
Hoe beoordeelt u de impact van deze gecorrigeerde cijfers op de eerdere conclusies van het RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond met betrekking tot de gezondheidseffecten in de IJmondregio? Waar baseert u zich dan op?
Zie het antwoord op vraag 16.
Expertgroep Gezondheid IJmond adviseert de uitstoot van PAK en benzeen met 90% te verlagen ten opzichte van de uitstoot in 2022: hoe gaat u deze adviezen tijdig opvolgen en welke tijdlijn hoort daarbij gezien de urgentie van het probleem?
De Kamer heeft recent de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond ontvangen19. Daarin is deze vraag meegenomen.
Welke maatregelen gaat u nemen om de transparantie en betrouwbaarheid van gerapporteerde uitstootcijfers op zeer korte termijn in orde te maken, zodat dergelijke discrepanties in de toekomst worden voorkomen?
De emissieregistratie (RIVM in samenwerking met CBS, PBL, WUR en Deltares) stelt jaarlijks de emissies van de relevante Nederlandse bronnen vast, en faciliteert de ontsluiting van emissiedata via haar website. De verantwoordelijkheden voor het aanleveren van data zijn duidelijk vastgelegd in wet- en regelgeving. Waar nodig kan de emissieregistratie bedrijven en bevoegd gezagen adviseren, maar de controle van de door bedrijven in het e-MJV gerapporteerde uitstootcijfers is en blijft primair de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
Bent u bereid om na deze nieuwe onthullingen zo snel mogelijk werk te maken van onafhankelijke, fijnmazige metingen en van directe beschikbaarheid van uitstootdata voor de overheid, in plaats van dat we steeds afhankelijk zijn van Tata en achter de feiten aan moeten lopen, zoals door de aangenomen motie Teunissen is opgedragen aan de regering?4
Op dit moment vinden al regelmatig onafhankelijke metingen plaats in opdracht van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft hiervoor een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd.
De motie Teunissen21 verzoekt de regering om zo snel mogelijk te zorgen voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar te maken.
Zoals de Kamer eerder is gemeld22, legt de geldende wetgeving de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek – zowel landelijk als specifiek voor Tata Steel – een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom wil het kabinet eerst de onderzoeksuitkomsten in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden afwachten voordat verdere stappen worden gezet in de uitvoering van deze motie.
Bent u bereid om de vergunningen en milieurapportages van Tata Steel en andere grote industriële bedrijven op zeer korte termijn opnieuw te evalueren in het licht van deze onthullingen? Zo nee, waarom niet?
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Ik meng mij hier niet in.
Welke stappen gaat u ondernemen om de transparantie, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de rapportages over uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen te in orde te maken en welke tijdlijn hoort daarbij, gezien de urgentie van het probleem en de zorgen bij burgers?
Zie eerdere antwoorden onder ander op vraag 5 en vraag 29.
Bent u bereid om de lijst van bedrijven die verplicht zijn hun uitstoot te melden uit te breiden, zodat ook bijvoorbeeld asfaltcentrales hieronder vallen? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt dat met het doel om gezondheid van mensen en milieu beter te beschermen?
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen en zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven eerst het gesprek aangaan met de bevoegde gezagen.
Overigens zijn asfaltcentrales vergunningplichtig. Voor asfaltcentrales geldt de 5-jaarlijkse informatieplicht en het aanleveren van het vermijdings- en reductieprogramma. Hier hoort ook bij dat ze informatie over hun ZZS-emissies naar lucht en water moeten aanleveren bij het bevoegd gezag. Op dit moment is het wettelijk nog niet verplicht dat ze dit via de database doen, maar het wijzigingsbesluit over de ZZS-emissiedatabase zal dat veranderen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gezondheid van mens, dier en milieu voorop komt te staan in het beleid rondom de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen?
Binnen het huidige beleid staat het beperken van de risico’s van mens, dier en milieu centraal. Met onder andere het ZZS-emissiebeleid, het versterken van VTH-stelsel, het impulsprogramma chemische stoffen en Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn vele maatregelen in gang gezet om de bescherming van de gezondheid verder te verbeteren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Zie de beantwoording hierboven.
Het bericht ‘Grote gevolgen gezonken vrachtschip: fabrieken op Chemelot dreigen stil te vallen en directeur Sappi in Maastricht vreest productiestop’ |
|
Natascha Wingelaar (NSC), Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (minister infrastructuur en waterstaat) (PVV) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Soepboer over de startdatum van werkzaamheden aan het Julianakanaal?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het staat met de commissie die wordt ingericht om de aanvragen voor nadeelcompensatie rondom de stremming van het Julianakanaal te beoordelen?
De adviescommissie voor de nadeelcompensatie voor de stremming van het Julianakanaal is ingesteld en is beschikbaar om aanvragen te behandelen. De heer Raymond Knops – voormalig Tweede Kamerlid en oud-minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – is bereid gevonden het voorzitterschap voor deze commissie op zich te nemen.
Kunt u een stand van zaken geven van de werkzaamheden aan het Julianakanaal en daarbij aangeven of de werkzaamheden op schema liggen?
De werkzaamheden liggen op schema. Het kanaal is volgens planning afgesloten met een stenen dam en begin september gedeeltelijk drooggezet. Het drooggezette gedeelte van het kanaal is verdeeld in drie werkvakken. In de werkvakken wordt op dit moment met man en macht gewerkt aan de daadwerkelijke verruiming van het kanaal. Er is recent begonnen met het aanbrengen van bentonietmatten voor de waterremmende laag op de bodem van het kanaal. Doelstelling blijft om voor eind april 2025, of zoveel eerder als mogelijk, het kanaal weer open te stellen, met inachtneming van veiligheid, arbeidstijdenwet en kwaliteit van het werk.
Hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van de beschikbare omvaarroutes van het Julianakanaal?
De omvaarroutes zijn onder reguliere omstandigheden afdoende beschikbaar geweest en de verwachting is dat dit zo blijft. Geplande nacht- en weekendstremmingen van maximaal 48 uur blijven mogelijk. In de beantwoording van de Kamervragen van 9 augustus2 is al aangegeven dat er altijd calamiteiten kunnen optreden en dan alles op alles gezet zal worden om de omvaarroute zo snel mogelijk weer beschikbaar te maken. De aanvaring van de stuw van Borgharen was een dergelijke calamiteit. Door grote gezamenlijke inspanningen is het gelukt om de omvaarroute na vierenhalve dag weer in gebruik te kunnen nemen.
Heeft het incident van het gezonken vrachtschip tot nieuwe inzichten ten aanzien van de bereikbaarheid van Limburg via waterwegen geleid?
Nee. Het incident onderstreept wel het belang van betrouwbare vaarwegen in Nederland en Limburg in het bijzonder. Met grote projecten zoals de verruiming van het Julianakanaal wordt gewerkt aan een steeds betere bereikbaarheid over water.
Welke garanties ten aanzien van de bereikbaarheid van Chemelot over het water kunt u op dit moment geven?
Rijkswaterstaat staat voortdurend in nauw contact met Chemelot en andere bedrijven die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van de aan- en afvoer via het water. Er is blijvende aandacht voor het zo goed als mogelijk beschikbaar houden van de omvaarroutes. Bij onverhoopte niet-beschikbaarheid als gevolg van calamiteiten wordt dit zo snel mogelijk verholpen.
Deelt u de opvatting dat wanneer het incident langer had geduurd, dit catastrofale gevolgen had gehad?
Een langdurige stremming van de omvaarroutes zou grote economische consequenties hebben. De economische effecten zijn vooraf onderzocht en het rapport hierover is op 25 maart 20243 met de Kamer gedeeld.
Hoeveel schade heeft het incident veroorzaakt bij ondernemers?
Dat is op dit moment niet inzichtelijk. Hiervan ontstaat mogelijk een beeld als ondernemers verzoeken tot schadevergoeding indienen.
Kunnen ondernemers, gezien het feit dat de omvaarroute van het Julianakanaal niet beschikbaar was, voor deze schade ook terecht bij de bovengenoemde commissie voor nadeelcompensatie?
Gedupeerden die schade lijden als gevolg van de stremming van het Julianakanaal, kunnen een verzoek om nadeelcompensatie indienen bij Rijkswaterstaat. De ingestelde adviescommissie beoordeelt dan of er sprake is van schade die moet worden vergoed door Rijkswaterstaat.
De calamiteit bij de stuw Borgharen is echter het gevolg van een aanvaring. Hierbij is sprake van een onrechtmatige daad, waarvoor de eigenaar van het schip als veroorzaker aansprakelijk kan worden gesteld. De ontstane calamiteit is dus niet het gevolg van een besluit of handeling van Rijkswaterstaat. In de basis is er dan ook geen grond voor schadevergoeding of nadeelcompensatie door Rijkswaterstaat enkel als gevolg van deze calamiteit.
Kunt u deze vragen voor het Wetgevingsoverleg Water van 18 november as. beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Boosheid om opstapeling waterschapsbelasting: rekening van €1200 binnen zeven maanden tijd' |
|
Natascha Wingelaar (NSC) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bovenstaand artikel?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (dat voor het grootste deel in de provincies Noord-Holland en Utrecht ligt en voor een heel klein stukje in Zuid-Holland) dit jaar rekeningen stuurt over de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024 omdat het jarenlang de ICT-systemen niet op orde had?
Ja.
Begrijpt u dat burgers hierdoor overvallen zijn en rekeningen van honderden euro’s niet kunnen betalen?
Ja, het is heel vervelend dat burgers nu in een korte periode meerdere aanslagen achter elkaar krijgen toegestuurd. Het is wel nodig dat waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) een inhaalslag maakt om de verschuldigde belasting te innen. Daarmee worden de werkzaamheden gefinancierd die het waterschap de afgelopen jaren heeft uitgevoerd voor de betreffende inwoners van het waterschap.
Het waterschap biedt burgers die hun belastingaanslag niet in één keer kunnen of willen betalen de mogelijkheid om deze in acht termijnen te betalen. Burgers die niet kunnen betalen biedt het waterschap een verruiming aan van twaalf termijnen. Dit is een manier waarop het waterschap maatwerk toepast voor schrijnende gevallen.
Burgers kunnen onder voorwaarden ook in aanmerking komen voor kwijtschelding van de verschuldigde waterschapsbelastingen. Of een persoon in aanmerking komt voor kwijtschelding, wordt aan de hand van het inkomen en het vermogen beoordeeld. Uit wet- en regelgeving volgt onder welke voorwaarden kwijtschelding van rijksbelastingen mogelijk is. Decentrale overheden volgen het kwijtscheldingsbeleid dat geldt voor rijksbelastingen. Hierbij hebben decentrale overheden wel de ruimte om desgewenst een ruimer kwijtscheldingsbeleid te voeren. Het waterschap hanteert ruimere kwijtscheldingsmogelijkheden dan de Belastingdienst bij de kwijtschelding van rijksbelastingen. Zo heeft het waterschap bijvoorbeeld de spaargeldnorm verhoogd, zodat burgers een ruimere financiële buffer kunnen aanhouden zonder dat ze hiermee het recht op kwijtschelding verliezen.
Ook kan het waterschap besluiten om geen verdere invorderingsmaatregelen te treffen (voorheen «niet verder bemoeilijken» geheten), als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding maar voortzetting van de invordering niet gewenst is. Met deze maatregelen hanteert het waterschap op dit moment een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid, passend binnen de wet- en regelgeving.
Kunt u de briefwisselingen tussen de toezichthouders (de provincies Noord-Holland en Utrecht en wellicht ook Zuid-Holland) en het waterschap sturen over de problemen de afgelopen drie jaar?
Gedeputeerde staten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht op het waterschap en hiermee ook voor de wijze waarop zij hierover communiceert met het waterschap. Dit vindt plaats zonder tussenkomst of betrokkenheid vanuit het ministerie. Het ministerie beschikt dan ook niet over de betreffende briefwisselingen.
Hoe komt het dat er niet is ingegrepen bij het waterschap, terwijl de financiële problemen groot zijn en er jarenlang geen of te weinig belasting geïnd werd?
Het toezicht op de waterschappen is in de Grondwet belegd bij het provinciebestuur. Dit toezicht ziet toe op de uitoefening van de wettelijke taken van het waterschap, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Waterschapswet. Het gaat hierbij zowel om het toezicht op de watergerelateerde taken van het waterschap, als om het toezicht op de financiële huishouding van het waterschap. Dit financiële toezicht is gericht op het beheer en de inrichting van de financiële organisatie van het waterschap.
In het kader van het financieel toezicht heeft er zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de provincies en het waterschap. Dit heeft er onder andere in geresulteerd dat het waterschap een herstelplan Kasgeldlimiet en een verbeterplan Continuïteit waterschapstaken heeft opgesteld. Over de voortgang en uitvoering van deze plannen vindt intensief afstemming plaats tussen provincies en het waterschap. Vanwege de systeemverantwoordelijkheid voor de Waterschapswet en de waterschappen heeft ook het ministerie gesprekken gevoerd met zowel de provincies als het waterschap.
Binnen ons overheidsbestel is het respect voor de beleidsruimte en uitvoering van medebewindstaken door andere bestuursorganen van groot belang. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderschrijft dat belang, en hecht waarde aan de rolverdeling inzake het toezicht op de waterschappen door de provincie en de verantwoordelijkheid tot regeling en bestuur van de eigen huishouding van het waterschap zelf. Hieruit vloeit voort dat het waterschap de problemen in eerste instantie zelf oplost.
Zoals hiervoor is aangegeven, is er regelmatig overleg gevoerd met het waterschap AGV om de financiële problemen aan te pakken. Omdat de grondslag voor de problematiek gelegen was in problemen met het ICT-systeem dat wordt gebruikt om de waterschapsbelastingen te innen, vergt dat tijd. Inmiddels zijn de ICT-systemen van het waterschap weer grotendeels functioneel en zal het waterschap naar verwachting met ingang van het belastingjaar 2025 weer op tijd belastingaanslagen kunnen opleggen, zodat een ieder in de toekomst naar verwachting weer één aanslag zal ontvangen.
Heeft het bestuur van het waterschap gefaald in haar primaire taak?
De primaire taken van waterschappen zijn afgebakend in de Waterschapswet. Zij bekostigen deze taken met de opbrengsten vanuit het eigen belastingstelsel. Samen met Rijkswaterstaat moeten de waterschappen ervoor zorgen dat er voldoende en schoon water is en dat Nederland beschermd is tegen overstromingen. Het algemeen bestuur van een waterschap stelt het beleid van het waterschap vast en controleert of het dagelijks bestuur dat beleid goed uitvoert. Er zijn geen aanwijzingen dat de financiële moeilijkheden gevolgen hebben voor de uitvoering van de primaire taken van het waterschap AGV.
Hebben de besturen van de provincies Noord-Holland en Utrecht adequaat toezicht gehouden?
Tussen de provinciale toezichthouders en het waterschap zijn veelvuldig gesprekken gevoerd over de financiële problematiek, op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau. Dit heeft geleid tot het opstellen van een herstelplan kasgeldlimiet en een verbeterplan continuïteit waterschapstaken door het waterschap. Op basis hiervan zijn en worden concrete verbeterstappen uitgevoerd. Het toezicht heeft geleid tot maatregelen die een verbetering van de situatie tot gevolg hebben.
Bent u bereid met de toezichthouders om tafel te gaan om dit te evalueren?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, is het toezicht op de waterschappen in de Grondwet belegd bij het provinciebestuur. Over de wijze waarop gedeputeerde staten opereren, leggen deze verantwoording af aan provinciale staten, niet aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Verder kan worden gemeld dat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door een extern bureau een analyse wordt uitgevoerd van het huidige toezichtsinstrumentarium dat provincies ter beschikking staat. Het doel van deze analyse is om in beeld te brengen of dat instrumentarium toereikend is om op effectieve en doelmatige wijze toezicht te kunnen uitoefenen op de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden van waterschappen. Het gaat hierbij nadrukkelijk om het toezicht op alle waterschappen.
Bent u bereid om als regering in te grijpen bij het waterschap?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, is het toezicht op de waterschappen door de wetgever belegd bij de provincies.
Alleen indien het nodig is voor een doelmatig en samenhangend waterbeheer, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van interbestuurlijk toezicht enkele mogelijkheden om toezicht uit te oefenen. Specifiek voor dat doel en uitsluitend in die situatie kan de Minister een instructie geven aan het provinciebestuur of het waterschap. De meervoudige belastingaanslagen betreffen niet het doelmatig en samenhangend waterbeheer. Ingrijpen is dus in dat geval niet mogelijk. Naar verwachting zal in 2025 de belastingheffing en inning weer jaarlijks plaatsvinden.
Hoe beoordeelt u de ernst van de financiële problemen van het waterschap?
Het is van groot belang dat de financiële huishouding van het waterschap weer op orde komt en dat is vanuit het Ministerie van IenW ook bij de provincies en het waterschap aangegeven. Met het herstelplan Kasgeldlimiet en een verbeterplan Continuïteit waterschapstaken is er vertrouwen dat de benodigde stappen worden gezet.
Klopt het dat een waterschap, gemeente of provincie nog tot drie jaar na afloop van het kalenderjaar een belastingaanslag mag opleggen en dat het dus inderdaad mogelijk is om in een jaar een aanslag op te leggen voor vier jaren?
Ja, dat klopt. Een waterschap mag, net als een gemeente of provincie, tot drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan een aanslag opleggen.2 In de praktijk betekent dit dat, in het geval van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, het waterschap de bevoegdheid heeft om dit kalenderjaar belastingaanslagen op te leggen over de jaren 2021, 2022 en 2023 en het nu lopende jaar 2024.
Voor sommige belastingen is het bedrag van de belastingaanslag pas op 31 december van het belastingjaar bekend, omdat dan pas inzichtelijk is hoeveel er dat jaar vervuild is. Deze belastingen mogen ook nog voor het belastingjaar 2021 worden opgelegd.
Bent u bekend met het feit dat burgers hoge boetes krijgen als ze de aanslag een dag te laat betalen en nu ook geconfronteerd worden met aanmaningen en binnenkort met deurwaarders, terwijl het waterschap de zaken niet op orde heeft en zelf de termijnen met jaren overschrijdt en dit vrolijk op het bordje van burgers kiepert?
Van het waterschap is vernomen dat zij het wettelijk kader voor het invorderen van belastingen volgt. De Kostenwet invordering rijksbelastingen schrijft voor dat aan burgers vooraf moet worden aangegeven wat de consequenties zijn als iemand niet (tijdig) betaalt. Daaruit volgt dat er eerst een kosteloze herinnering wordt verstuurd, met daarop een aanbod voor een betalingsregeling en een waarschuwing voor extra kosten voor een aanmaning. Na verloop van tijd volgt op de kosteloze herinnering de aanmaning indien de aanslag nog niet is betaald. Ook op de aanmaning wordt gewaarschuwd voor de kosten van een dwangbevel.
Het waterschap hanteert de bedragen die volgen uit de Kostenwet invordering rijksbelastingen. De kosten die in rekening worden gebracht bij een aanmaning zijn € 9,– bij een aanslag van € 454,– of minder en € 19,– bij een aanslag hoger dan € 454,–. De kosten van een dwangbevel zijn minimaal € 49,– en het exacte bedrag is afhankelijk van de hoogte van de aanslag.
In 2023 en 2024 heeft bij het waterschap nog geen dwanginvordering plaatsgevonden over de belastingjaren 2022–2024. Het waterschap geeft verder aan terughoudend te zullen zijn met het versturen van dwangbevelen in verband met de bijzondere situatie die nu aan de orde is. Ook in de fase van dwanginvordering wordt er rekening gehouden met de zogenaamde beslagvrije voet, wat inhoudt dat iemand voldoende geld moet overhouden om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
Welke rechten heeft een burger die in korte tijd drie of vier aanslagen van het waterschap krijgt?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Moet een nabestaande (erfgenaam) twee jaar na het overlijden nog de waterschapsbelasting betalen?
Erfgenamen die een nalatenschap aanvaarden erven niet alleen de bezittingen, maar ook de eventuele schulden en verplichtingen. Openstaande belastingaanslagen, zoals waterschapsbelastingen, vallen daar ook onder.3 Zoals ook in het antwoord op vraag 11 is aangegeven, kunnen aanslagen nog tot drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan worden opgelegd.4 Dit betekent dat erfgenamen nog verantwoordelijk kunnen zijn voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode voor of na het overlijden, afhankelijk van de aanvaarding van de erfenis.
Het aanschrijven van erven is gebruikelijk binnen de belastingwereld. Dat dit verlaat verstuurd is, is natuurlijk niet gebruikelijk en daarom heeft het waterschap ook excuses aangeboden voor deze situatie. De erfgenamen van de belastingen voor de belastingjaren 2021–2023 hebben inmiddels allemaal de aanslag gekregen.
Wat kan iemand doen die zijn hoofd net boven water kan houden, te maken heeft met loonbeslag en nu in één keer meerdere jaarrekeningen tegelijk krijgt? Houdt dat gezin geld over om te eten met deze rekeningen en zo niet, hoe zorgt het waterschap dat het de verantwoordelijkheid neemt?
Het waterschap vermeldt dat wanneer er sprake is van beslag op het loon, het waterschap er rekening mee houdt dat een burger niet onder zijn bestaansminimum raakt door rekening te houden met de beslagvrije voet. De beslagvrije voet is het deel van het inkomen waarop schuldeisers geen beslag mogen leggen omdat de burger dit bedrag op zijn minst nodig heeft om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
Voor de aanvullende beantwoording van deze vraag wordt tevens verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Is een huisgenoot in een studentenhuis twee jaar later nog verplicht om zijn/haar deel van de waterschapsbelasting te betalen aan de toenmalig hoofdbewoner? Is die hoofdbewoner nu in één keer aansprakelijk voor de hele rekening of heeft hij/zij middelen om betaald te krijgen?
Over het algemeen betaalt de huurder het ingezetenendeel van de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing. Dit hangt wel af van de contractuele afspraken die zijn gemaakt. Bij een zelfstandige woonruimte5 die bewoond wordt door meerdere studenten krijgt de student die het langst staat ingeschreven op het adres de aanslag. Deze moet dan zelf afspraken maken over de verdeling met de andere studenten als deze student niet in aanmerking komt voor kwijtschelding.
Bij een onzelfstandige woonruimte krijgt de verhuurder de aanslag en zullen er meestal afspraken zijn gemaakt in het huurcontract over het doorberekenen van de waterschapsbelastingen. Als er een juridisch bindende overeenkomst/afspraak is tussen partijen (student en de huisgenoten of verhuurder en huurder) waaruit blijkt dat ieder een deel van de lasten draagt, kan de ene partij de andere partij binnen vijf jaar aanspreken op het betalen van dat deel.
Heeft een alleenstaande of gezin met geringe draagkracht (maar net boven de kwijtscheldingsgrenzen) rechten? Of wordt deze groep, die net boven het bestaansminimum zit, wederom in de steek gelaten en opgescheept met ingewikkelde en langdurige nabetalingsregelingen?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3 en 15.
Deelt u de mening dat de vermogensgrens voor kwijtschelding bizar laag is, nu de cumulatieve rekeningen samen vaak hoger zijn dan de kwijtscheldingsgrenzen voor vermogen?
Met betrekking tot de vermogensgrenzen voor kwijtschelding zijn deze beleidsvraagstukken door het vorige kabinet met de Kamer gedeeld. Om tot een zorgvuldige afweging en besluitvorming te komen, laat het kabinet, mede naar aanleiding van de nader gewijzigde motie Palmen/Mohandis,6 een onderzoek uitvoeren. Over deze onderzoeksopzet is de Kamer op 30 september jl. geïnformeerd.7
Bent u bereid om het waterschap te vragen zeer, zeer terughoudend om te gaan met dwangbevelen en kostenverhogingen van mensen die niet onmiddellijk betalen of kunnen betalen?
Het behoort tot de bevoegdheid van het waterschapsbestuur om te bepalen hoe zij hiermee omgaat, waar het Rijk niet in kan treden.
Zoals in het antwoord op vraag 12 aangegeven, is het waterschap in de bijzondere situatie die nu aan de orde is terughoudend met het toepassen van dwanginvordering in de vorm van dwangbevelen.
Wilt u ervoor zorgen dat het waterschap binnen een week regels bekend maakt over coulance, geen snelle dwangsommen opleggen en excuses maken aan de burgers?
Het waterschap heeft hierover gecommuniceerd richting de inwoners via brieven, de media en de website. Op de website van het waterschap is te lezen dat de vernieuwing van het computersysteem voor de waterschapsbelasting vertraging heeft opgelopen. Daarvoor biedt het waterschap excuses aan. Verder zijn de verschillende belastingaanslagen vergezeld van een brief met daarin een nadere uitleg van de situatie en een verwijzing naar de mogelijkheid voor kwijtschelding of een betalingsregeling.
Bent u bereid om in overleg te treden met de ombudsman om te horen welke klachten hij ontvangen heeft en welke voorstellen hij doet?
Burgers kunnen zich in eerste instantie tot het waterschap wenden indien zij klachten hebben. Indien dit niet tot de gewenste oplossing leidt, kunnen burgers zich wenden tot de Nationale ombudsman voor klachten over de waterschapsbelasting. De Nationale ombudsman is onafhankelijk en beslist zelf welke opvolging hij geeft aan klachten van burgers. Indien de ombudsman besluit om over deze kwestie met mij in contact te treden en zijn bevindingen te delen, zal een reactie volgen in overleg met de betrokken decentrale overheden, voor zover dat passend is binnen de wettelijke bevoegdheden.
Bent u bereid met richtlijnen of wettelijke voorschriften te komen over situaties waarin een bestuursorgaan veel achterstallige belasting gaat innen en in die voorschriften de rechten van burgers beter vast te leggen?
Er bestaat al wet- en regelgeving om te voorkomen dat burgers in financiële problemen komen bij het betalen van belastingen. Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om de maximale termijn waarop rekeningen nog ingediend mogen worden te verkorten?
Zoals in het antwoord op vraag 11 is aangegeven, mag een gemeente, provincie of waterschap op grond van de AWR tot drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, een aanslag opleggen.8 Het inkorten van de maximale termijn waarop een belastingaanslag nog verstuurd mag worden vergt daarom een aanpassing van de wet en raakt niet enkel de waterschappen maar ook de gemeenten, de provincies en de Belastingdienst.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Voor de beantwoording van deze vragen bleek het noodzakelijk om informatie op te vragen bij de toezichthoudende provincies en het waterschap. Daarnaast heeft over de beantwoording van de vragen afstemming plaatsgevonden met de Ministeries van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Vanwege de hiervoor benodigde tijd, is het helaas niet mogelijk gebleken om deze vragen binnen twee weken te beantwoorden.