Het schrijnende bericht van een rolstoelgebruiker, zoals beschreven in het artikel ‘Rolstoelgebruiker Annemarie in de kou laten staan door NS: ‘Dit mag niet gebeuren’ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het incident waarbij rolstoelgebruiker Annemarie door de Nederlandse Spoorwegen (NS) in de kou is blijven staan? Zo ja, hoe beoordeelt u deze handelwijze van de NS?1
Ik ben hier van op de hoogte en heb begrepen dat dit incident ook NS tot op het hoogste niveau intensief bezighoudt. Ik kan mij voorstellen dat dit voor de reiziger een vervelende situatie is geweest. Deze klant, en ieder ander die in een dergelijke situatie terechtkomt, mag van NS verwachten dat zij een goede maatwerkoplossing bedenkt én dat NS dit doet met aandacht en klantvriendelijkheid. Van NS heb ik begrepen dat zij inmiddels meerdere keren met de betreffende reiziger heeft gesproken. Het is belangrijk dat lering wordt getrokken uit deze zaak.
Is het volgens de huidige wet- en regelgeving toegestaan dat NS-rolstoelgebruikers in dergelijke situaties aan hun lot overlaat en hen in de kou laat staan? Zo ja, acht u dit acceptabel en in overeenstemming met het recht op toegankelijkheid voor mensen met een handicap?
Ja, ik deel uw mening.
Op grond van artikel 2a van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte rust op alle betrokkenen zoals vervoerders, ProRail en de rijksoverheid de algemene verplichting om geleidelijk zorg te dragen voor algemene toegankelijkheid. Op de beheerder van de liften, ProRail, rust een inspanningsverplichting om de niet functionerende voorziening binnen een redelijke termijn te repareren.
In de concessie voor het Hoofdrailnet is opgenomen dat NS reizigers die stranden (bijvoorbeeld door vertraging of uitval van de laatste trein) met vervangend vervoer naar hun eindbestemming in Nederland moet brengen. Indien een reiziger met een beperking strandt ten gevolge van niet-functionerende voorzieningen van ProRail geldt dat er afspraken zijn gemaakt tussen NS en ProRail. Indien de toegankelijkheidsvoorziening zich bevindt op een treinstation, draagt ProRail er zorg voor dat een gestrande reiziger met een beperking een vervangende oplossing krijgt aangeboden. ProRail heeft in het kader van deze verantwoordelijkheid uitvoeringsafspraken met NS gemaakt. In het Bestuursakkoord toegankelijkheid openbaar vervoer 2022–20322 (verder te noemen Bestuursakkoord) van 7 november 2022 is deze afspraak ook formeel vastgelegd.
Deelt u de mening dat wanneer essentiële voorzieningen voor rolstoelgebruikers zoals een lift niet functioneren een toegankelijke vorm van vervangend vervoer moet worden aangeboden, en zo ja hoe gaat u dit vormgeven en promoten?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaan er momenteel voldoende faciliteiten en voorzieningen op NS-stations om ervoor te zorgen dat rolstoelgebruikers zonder problemen kunnen reizen? Zo niet, op welke manier en binnen welk tijdsbestek gaat u de situatie verbeteren?
Ik bezie uw vraag in het licht van dit incident waarbij het gaat om voorzieningen op stations om het perron te kunnen bereiken (liften en hellingbanen). De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Door de spoorsector wordt sinds 2006 gewerkt aan een toegankelijk spoor via het Implementatieplan Toegankelijkheid, waarmee in totaal ongeveer € 550 miljoen geïnvesteerd wordt in betere toegankelijkheid van stations. Dit plan dient in 2030 gereed te zijn. Eind 2022 was ruim negentig procent van alle treinstations in Nederland met een lift of hellingbaan toegankelijk voor mensen met een beperking. Daarmee loopt ProRail met haar programma voor de treinstations op schema. In mijn brief van d.d. 19 december 20223 over de stand van zaken Toegankelijkheid Openbaar Vervoer heb ik uw Kamer geïnformeerd over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Die brief bevat ook informatie over liften en hellingbanen op treinstations.
In het overheidsplan Openbaar vervoer toegankelijk voor iedereen worden bij de toegankelijkheid van treinen werkende liften niet genoemd2, deelt u de mening dat juist voor mensen in een rolstoel een werkende lift van belang is om een toegankelijk openbaar vervoer te hebben, en zo ja wilt u de vervoerders gaan verzoeken dit op te nemen in de maatregelen?
Op de betreffende site van de rijksoverheid is ten aanzien van het plan geen rubriek opgenomen over de toegankelijkheid van stationsgebouwen. Naar aanleiding van uw vraag zal ik op de website informatie laten toevoegen over toegankelijkheidsvoorzieningen in stationsgebouwen.
ProRail is verantwoordelijk voor het beheer (en dus ook de reparatie)van liften op stations. Zoals eerder genoemd zijn ondertussen meer dan 90% van de perrons toegankelijk. Dit door middel van liften of hellingbanen. Bij ProRail is er veel aandacht voor liftstoringen. Van de circa 430 liften zijn er de laatste maanden gemiddeld 13 liften per maand langer dan een week in storing. Voor de zomer van 2022 was dat cijfer hoger (tussen de 15 en 20 liften die langer dan een week niet functioneerden) per maand. Vanzelfsprekend blijf ik met ProRail in gesprek om dit getal nog verder terug te dringen.
Zo worden er door ProRail sensoren geplaatst die sneller moeten waarschuwen bij technische problemen. Daarnaast is ProRail met het samenwerkingsverband van decentrale openbaar vervoerautoriteiten (DOVA) in overleg over uitwisseling van data zodat deze op termijn mogelijk kunnen worden gebruikt voor (verbetering van) reisinformatie. De levertijden van (met name elektronische) onderdelen zijn sinds COVID-19 erg lang, maar worden inmiddels weer korter. ProRail is samen met de gecontracteerde partijen voor het onderhoud van liften bezig met het aanleggen van een voorraad van cruciale liftonderdelen en er zijn speciale teams van monteurs ingericht die liften op stations onderhouden. Dit versterkt de kennis en draagt daarmee bij aan het sneller herstellen van liftstoringen. Ook worden er soms, indien de situatie dit toelaat en al dan niet met een revisiebeurt, onderdelen hergebruikt. Verder treft ProRail voorzieningen om storingen door vandalisme (door middel van het plaatsen van camera’s en extra toezicht) te verminderen. Ten slotte onderzoekt ProRail bouwkundige maatregelen gericht op de vermindering van waterschade.
Wat is uw reactie op de uitspraak in het artikel «Het was niet de eerste keer dat zij last had van deze lift. Een half jaar geleden heb ik hierdoor een ziekenhuisafspraak gemist. Toen was de lift vier weken kapot»? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat rolstoelgebruikers constant te maken krijgen met ontoegankelijk openbaar vervoer en hierdoor zelfs ziekenhuisafspraken missen?
Ik vind het betreurenswaardig dat deze lift herhaaldelijk buiten werking is geweest in de afgelopen maanden en begrijp de frustratie van de reiziger. ProRail is bezig om de betrouwbaarheid van de data vanuit het monitoringssysteem op de liften te verhogen. Indien dit voorspoedig verloopt is de verwachting dat de beschikbaarheidsdata eind 2023 kunnen worden vrijgegeven waarna met vervoerders en andere stakeholders wordt bezien of de data in de reisinformatie kunnen worden geïmplementeerd.
In het artikel wordt gesteld dat rolstoelgebruikers meerdere keren te maken krijgen met een ontoegankelijk openbaar vervoer en opnieuw aan hun lot werden overgelaten door de NS, welke stappen gaat u ondernemen om dergelijke nalatigheid in de dienstverlening van NS aan te pakken en herhaling in de toekomst te voorkomen?
Ik merk in mijn contacten met NS dat NS dit incident uitermate vervelend vindt voor de klant en dit hoog opneemt. Zie ook mijn antwoord op vraag 1. NS erkent dat het verder helpen van klanten met een beperking, in situaties waarbij technische voorzieningen niet functioneren en zij daarover niet van te voren op de hoogte konden zijn, beter kan. NS heeft mij toegezegd hierover intern het gesprek aan te gaan met de medewerkers die mensen met een beperking te woord staan in dit soort situaties.
Bent u bereid om, met inachtneming van de belangen van mensen met een handicap, strengere regelgeving op te stellen om ervoor te zorgen dat de NS en andere vervoersbedrijven hun verantwoordelijkheid jegens rolstoelgebruikers volledig nakomen? Zo ja, op welke termijn kunt u met voorstellen hiertoe komen?
In de ontwerpconcessie voor het Hoofdrailnet heb ik opgenomen dat NS de landelijke afspraken over toegankelijkheid implementeert die zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord. Daarnaast gelden er voor andere vervoerders de afspraken die zijn opgenomen in het Bestuursakkoord.
In mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer van d.d. 19 december 20225 beschrijf ik enkele verbeteringen (onder andere over reisassistentie en reisinformatie), maar wil ik ook realistisch zijn. Het verder helpen van mensen met een beperking bij technische storingen blijft mensenwerk en vereist maatwerk. Zonder iets af te doen aan de impact van dit incident op de betrokken klant wil ik ook aangeven dat in het merendeel van de gevallen waarin een klant met een beperking te maken krijgt met een storing, NS in overleg met de klant een passende oplossing vindt.
Op welke manier wordt er momenteel toezicht gehouden op de dienstverlening van de NS aan mensen met een handicap? Wordt er op enige wijze gecontroleerd of zij voldoen aan hun verplichtingen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Als concessieverlener zie ik voor alle eisen, dus ook die rondom toegankelijkheid en reisassistentie, toe op naleving van de afspraken. Ik heb hiervoor diverse sturingsinstrumenten tot mijn beschikking. Afhankelijk van de ernst van een tekortkoming kan ik hier het juiste instrument voor inzetten. Waarbij mijn basisinzet is om NS aan te spreken op de tekortkoming en haar de kans te geven tot verbetering te komen. Waarna ik over kan gaan tot zwaardere instrumenten zoals het opstellen van een verbeterplan. Voor alle eisen in de concessie bestaat hetzelfde instrumentarium. Er is geen specifiek instrument voor toegankelijkheid.
PFAS |
|
Kiki Hagen (D66), Sandra Beckerman , Bouchallikh , Eva van Esch (PvdD), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kuipers , Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die een vergunning hebben om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mogen lozen/uitstoten)?
Nee, hiervan is geen gecentraliseerd overzicht. Op dit moment zou het creëren van een nationaal overzicht van PFAS-emissies, waarbij verschillende systemen met elkaar worden verbonden, buitensporige inspanningen vergen en weinig toegevoegde waarde bieden. Het bevoegd gezag zou in dat geval aanzienlijke middelen moeten inzetten om deze lijst te maken en te onderhouden, wat ten koste zou gaan van de inspanningen om emissies effectief te reguleren en te verminderen. Een uitgebreidere toelichting staat in de Kamerbrief die de Kamer op 7 maart heeft ontvangen1. Als invulling van de motie Haverkort2 wordt een overzicht gemaakt van de belangrijkste PFAS-emissies. Hierin worden zowel de directe als indirecte lozingen meegenomen. De Kamer zal over de uitvoering van de motie voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water worden geïnformeerd.
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die in het verleden een vergunning hebben gehad om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke instanties zijn verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten? Onder welke voorwaarden worden vergunningen verleend?
Het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten valt onder de verantwoordelijkheid van verschillende overheidsinstanties, afhankelijk van de locatie en bevoegdheid rondom de activiteit. Op nationaal niveau is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor het ontwikkelen van het milieubeleid en het vaststellen van algemene regels en normen. De uitvoering van de vergunningverlening en het toezicht is gedelegeerd. Voor milieuvergunningen en watervergunningen voor indirecte lozingen zijn de provincies en gemeenten bevoegd gezag. Provincies zijn bevoegd gezag voor grotere milieubelastende activiteiten, zoals industriële installaties en afvalverwerkers, terwijl gemeenten bevoegd zijn voor minder complexe activiteiten, zoals horeca en kleinere bedrijven. Omgevingsdiensten zijn de uitvoeringsorganisaties namens de provincies en gemeenten.
Voor watervergunningen is de verantwoordelijkheid verdeeld tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat. Waterschappen zijn bevoegd voor activiteiten die betrekking hebben op regionale wateren.
Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor de Rijkswateren (behalve voor indirecte lozingen waarvoor een gemeente of provincie bevoegd gezag is).
Milieu- en watervergunningen worden verleend onder strikte specifieke voorwaarden om ervoor te zorgen dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, en om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. Hoewel de voorwaarden kunnen variëren afhankelijk van de aard en omvang van de activiteit, zal de initiatiefnemer in alle gevallen de Best Beschikbare Technieken (BBT) moeten toepassen om emissies te beperken. Met BBT wordt bedoeld de meest doeltreffende methoden en werkwijzen die technisch en economisch haalbaar zijn om emissies te beperken. Hierbij zal afhankelijk van de schadelijkheid van een stof door het bevoegd gezag in meer of mindere mate inspanning worden gevraagd van de initiatiefnemer. Een initiatiefnemer is verplicht om elke maatregel uit te voeren die gezien kan worden als economisch redelijk. Vervolgens wordt met de immissietoets gecontroleerd of de emissie (na toepassing van BBT) in voldoende mate is beperkt en niet leidt tot overschrijding van de milieukwaliteitsnormen voor de ecologische toestand en drinkwaterkwaliteit. Indien een overschrijding wordt berekend met de immissietoets, zal de emissie verder moeten worden beperkt alvorens deze kan worden toegestaan (BBT+ maatregelen). Een schematische weergave van de te nemen stappen bij vergunningverlening is opgenomen in figuur 1 en een uitgebreidere toelichting staat op de website van infomil3 en de helpdesk water4.
Figuur 1: schematische weergave beoordeling wateremissie.
Kunt u aangeven welke drinkwaterbronnen op dit moment gevaar lopen door de aanwezigheid van PFAS? Kunt u een overzicht geven van de PFAS-concentraties per drinkwaterbron?
Ja, de recente RIVM studie5 heeft de humane blootstelling aan PFAS via verschillende routes in beeld gebracht. Het is duidelijk dat de concentraties PFAS-verbindingen die aangetroffen worden in winningen waar oppervlaktewater gebruikt wordt, hoger is dan de concentraties die aangetroffen worden in grondwaterwinningen, maar ook in de grondwaterwinningen worden PFAS verbindingen aangetroffen.
Bijlage C van het RIVM rapport toont de gemiddelde concentraties in drinkwater gemaakt van oppervlakte- en grondwaterbronnen, op basis van de analyses die zijn uitgevoerd door de drinkwaterbedrijven.6
De bedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de drinkwaterproductie, plaatsen op hun websites ook actuele informatie over de PFAS verbindingen die zij aantreffen in hun innamepunten.
Waterbedrijf Groningen
WML
PWN
Waternet
Dunea
Evides
Oasen
Kunt u aangeven wat de gezondheidskundige effecten zijn van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Mensen kunnen PFAS op verschillende manieren binnenkrijgen. Bijvoorbeeld via voedsel (eten en drinkwater), huisstof, lucht en via contact met materialen waarin ze zijn verwerkt. Voedsel levert de belangrijkste bijdrage aan de aanwezigheid van PFAS in het lichaam. Het RIVM heeft berekend dat mensen in Nederland uit voedsel en drinkwater samen reeds meer PFAS binnenkrijgen dan de gezondheidskundige grenswaarde. Als je er gedurende meerdere jaren te veel van binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Je wordt dan niet gelijk ziek. Maar als het immuunsysteem minder goed werkt, kun je wel sneller of vaker ziek worden. Zie ook de beantwoording van vraag 23 in deze vragenset en vraag 11 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Kunt u aangeven wat tot op heden de economische schade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
De omvang van de aanwezigheid en daarmee de economische schade van de aanwezigheid van PFAS in onze leefomgeving is niet in beeld. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft CE Delft in februari 2023 het Handboek Milieuprijzen 2023 opgeleverd. Milieuprijzen dienen als een maatstaf voor het verlies aan welvaart dat optreedt wanneer één extra kilogram van een vervuilende stof in het milieu wordt gebracht. In het Handboek Milieuprijzen 2023 zijn echter geen milieuprijzen opgenomen voor PFAS. De aanpak die gevolgd wordt voor het bepalen van de prijs van emissies is niet zonder meer geschikt voor persistente stoffen, omdat deze geen rekening houdt met de tijdsdynamiek van effecten en kosten. Behalve het beter in kaart brengen van de aanwezigheid van PFAS, moeten de effecten van die aanwezigheid op de menselijke gezondheid en ecosysteemdiensten gewaardeerd worden. Het PFAS programma RIVM (zie ook het antwoord op vraag 10) geeft deels invulling aan deze kennisbasis.
Voor een aantal projecten van Rijkswaterstaat is wel bekend dat extra kosten gemaakt zijn voor onderzoek, opslag en afvoer van PFAS-houdende grond. Hierover is uw Kamer middels de MIRT-brieven van 9 juni 2021 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 62) en 26 november 2020 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 45) geïnformeerd. Daarbij is in het MIRT-overzicht opgenomen dat de realisatieprojecten A24 Blankenburgverbinding, de Nieuwe Sluis Terneuzen en de A16 Rotterdam met meerkosten zijn geconfronteerd vanwege PFAS.
Kunt u aangeven wat tot op heden de milieu en natuurschade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven waar in Nederland grondverzet en/of baggerwerkzaamheden niet zijn toegestaan als gevolg van PFAS-vervuiling? Hoeveel bouwprojecten hebben hierdoor vertraging opgelopen en/of zijn afgeblazen?
Grondverzet en baggerwerkzaamheden zijn in beginsel toegestaan als aan de wettelijke eisen wordt voldaan die zijn neergelegd in het Besluit bodemkwaliteit. Er is geen sprake van dat activiteiten als gevolg van PFAS-vervuiling niet zijn toegestaan. Beide activiteiten zijn niet vergunningplichtig, wel moet een melding gedaan worden bij het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. Het handelingskader PFAS geeft door middel van landelijke toepassingswaarden invulling aan de zorgplicht in de bodem- en waterregelgeving. Het gaat niet om wettelijke normen maar om advieswaarden. Diverse decentrale overheden hebben daarnaast specifiek beleid met lokale toepassingswaarden geformuleerd. Onder deze waarden kan verantwoord grond- en baggerspecie hergebruikt worden, daarboven moeten partijen worden gereinigd of gestort. In concrete projecten waar materiaal (deels) niet hergebruikt kan worden, betekent dit dat gezocht moet worden naar ander materiaal. Zowel bij reinigen als bij storten zal dat betekenen dat grondverzet, baggerwerkzaamheden en bouwprojecten duurder uitvallen.
Inmiddels zijn de belangrijkste verontreinigingslocaties wel in beeld, onder meer door onderzoek van decentrale overheden in 2022 en 2023, dat met specifieke uitkeringen van de Rijksoverheid is gefinancierd.7 Cijfers van het Meldpunt bodemkwaliteit geven geen indicatie dat nuttig hergebruik van grond- en baggerstromen stagneert. Het afgelopen jaar zijn er ook geen nieuwe signalen van stagnerende bouwprojecten ontvangen, waar eerder nog wel vertragingen in bouwprojecten gemeld zijn, zoals bij de aanleg van de Nieuwe Sluis in Terneuzen, zie ook het antwoord op vragen 6 en 7. In december 2021 gaf de sector zelf aan dat na de actualisatie van het handelingskader PFAS circa 90% van de knelpunten in het grondverzet opgelost is (Kamerstukken 35 334, nr. 172).
Waar in Nederland bevinden zich stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor het storten van PFAS-houdend afval? Kunt u garanderen dat hier geen risico’s zijn voor het milieu en de omgeving? Zo ja, op basis waarvan?
In 2010 is Europees een eerste concentratiegrenswaarde voor PFOS in afval geïntroduceerd8. Sindsdien zijn ook voor PFOA en PFHxS9 Europees concentratiegrenswaarden voor afval geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat er sindsdien meer zicht is op de aanwezigheid van die PFAS-soorten in afval. Het is echter moeilijk om met zekerheid te weten in welke stortplaatsen in de periode vóór de introductie van die concentratiegrenswaarden afval met PFAS gestort is. Ondanks de onmogelijkheid om op basis van de beschikbare informatie een waterdicht overzicht te geven, is wel een inschatting te maken van mogelijke stortplaatsen waar afval met PFAS gestort is. Deze inschatting is gemaakt door Rijkswaterstaat op basis van 1) digitale meldgegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA); 2) de nabijheid van de stortplaatsen tot Chemours en 3) stortplaatsen waar grondreinigingsresidu van gereinigde PFAS-houdende grond is gestort.
Afvalzorg Zeeasterweg
Lelystad
Open
Mineralz Maasvlakte
Rotterdam
Open
Afvalzorg Nauerna
Zaanstad
Open
Renewi Smink
Amersfoort
Open
Attero Wilp
Voorst
Open
Attero Spinder
Tilburg
Open
Attero Landgraaf
Landgraaf
Open
Derde Merwedehaven
Dordrecht
Gesloten (medio 2013)
Voor wat betreft de risico’s voor milieu en omgeving: de in Nederland aanwezige stortplaatsen worden conform de Europese Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen10 geëxploiteerd. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in o.a. het Stortbesluit bodembescherming11 en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa)12. Bevoegde gezagen leggen, conform de Richtlijn, voorschriften op aan stortplaatsen. Deze voorschriften zien onder meer toe op het: 1) opvangen en afvoeren van percolaat13; 2) bemonstering van het oppervlaktewater in de nabijheid van de stortplaats; 3) toetsing van noodzakelijke voorzieningen; 4) jaarlijkse rapportage over (het functioneren van) de voorzieningen; 5) noodzakelijkheid urgentieplan als drempelwaardes overschreden worden en 6) toetsing van de bodemgesteldheid. Deze voorschriften zijn belangrijke maatregelen om eventuele risico’s te beheersen en te beperken, en worden door het bevoegde gezag van de stortplaats gehandhaafd.
Bovendien zijn stortplaatsen verplicht bij te dragen aan zogenaamde nazorgfondsen in het kader van de eeuwigdurende nazorg op stortplaatsen. Met deze nazorgfondsen wordt voor stortplaatsen tot in de eeuwigheid geborgd dat middelen beschikbaar zijn voor de nazorg van stortplaatsen wanneer deze gesloten worden. Deze stortplaatsen worden bij de sluiting afgedekt volgens de geldende technische richtlijnen en worden blijvend gemonitord. Met een dergelijke afdichting zouden geen stoffen uit de stortplaats moeten kunnen treden. Hoewel nooit met zekerheid te stellen is dat iets volledig risicoloos is, worden met de vigerende wet- en regelgeving en de monitoring daarop de (opkomende) risico’s voor mens en milieu zo beperkt mogelijk gehouden.
Kunt u een overzicht geven van alle onderzoeken die op dit moment lopen naar de effecten van PFAS op gezondheid en milieu en hoe wijdverspreid het PFAS probleem is in Nederland? Kunt u per onderzoek aangeven wanneer de resultaten van dit onderzoek worden verwacht en op welke manier deze bijdragen aan het bepalen van het beleid rondom PFAS?
Op deze onderwerpen is er sprake van een snel toenemende aandacht bij diverse overheden. Het is daarom onmogelijk om een totaaloverzicht te geven van alle lopende onderzoeken.
Het Ministerie van IenW heeft samen met de Ministeries van VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven te onderzoeken wat er gedaan kan worden om de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan PFAS omlaag te brengen (PFAS Programma RIVM14). Daarvoor willen we ook weten hoeveel PFAS er in het milieu zit én hoeveel PFAS mensen binnenkrijgen. Het onderzoek richt zich op heel Nederland, maar onderzoekt ook of het mogelijk is om regionale verschillen mee te nemen. Het onderzoek onderzoekt ook hoe de risico’s van blootstelling aan mengsels van PFAS het beste geduid kunnen worden. Het onderzoek duurt tot 2025. Met deze kennis wordt beoogd het beleid en maatregelen rondom PFAS te onderbouwen.
Is er zicht op de effecten van PFAS op de werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders en specifiek voor mensen rondom de Westerschelde en Chemours? Zo ja, wat zijn deze effecten dan?
Het Europese Voedselveiligheidsagentschap EFSA beschouwde in 2020 de verminderde reactie van het immuunsysteem op vaccinatie als het meest kritieke effect op de menselijke gezondheid. Geen van de onderliggende onderzoeken zijn uitgevoerd in Nederland, maar de bevindingen zijn zeker relevant voor Nederland. Als iemand gedurende meerdere jaren te veel PFAS binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen, waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Het RIVM heeft momenteel geen zicht op mogelijk verminderde werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders.
Is er voldoende kennis en capaciteit aanwezig bij de omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat om adequaat toezicht te kunnen houden op de uitstoot/lozing van PFAS?
De kennis en capaciteit voor complexe vergunningen is continue een aandachtspunt. De kennis en capaciteit om adequaat toezicht te kunnen houden op o.a. PFAS is voor verbetering vatbaar. Het is in de huidige krappe arbeidsmarkt lastig om ervaren mensen te werven. Dit heeft onze volle aandacht.
Op welke manier wordt er toezicht gehouden bij stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor de stort van PFAS-houdend afval?
Zie het antwoord op vraag 9.
Waarom is er geen aanvullend onderzoek gedaan naar aanleiding van de eerdere aflevering van Zembla waaruit naar voren kwam dat er hoge concentraties GenX zijn gemeten bij Brienenoord en Maassluis?
Er is wel aanvullend onderzoek gedaan. Rijkswaterstaat heeft de monitoringsresultaten van het rivierenonderzoek nader onderzocht, onder meer met behulp van stromingsmodellen. In de Kamerbrief van 28 oktober 202215 is aangegeven dat op basis hiervan de verhoogde GenX concentraties niet aan een bepaalde partij toegewezen kunnen worden.
In aanvulling hierop heeft Rijkswaterstaat de resultaten van bemonsteringen in nabijheid van Chemours (uit de periode dat er sprake was van tijdelijk hoge concentraties) opnieuw bekeken. Uit geen van deze metingen is naar voren gekomen dat er sprake is geweest van een overschrijding van de gestelde eis voor GenX door Chemours. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is geweest van een lozing door Chemours dan wel door andere bedrijven. Chemours heeft aangegeven dat in de periode 9 september t/m 26 november 2021 alle productie-eenheden van Chemours uit bedrijf waren vanwege onderhoud.
Bent u het ermee eens dat iedere melding van een grootschalige PFAS-lozing of uitstoot onderzocht moet worden en dat de dader bestraft dient te worden? Klopt het dat de vorm van PFAS goed te herleiden is naar de bron/producent van de betreffende PFAS?
Elk bedrijf heeft zich te houden aan de voorwaarden in haar vergunning. PFAS hebben echter vele toepassingen en de stoffen kunnen dus ook op verschillende plekken gebruikt worden. Het is in veel gevallen lastig om op basis van het type PFAS deze te herleiden naar een specifieke bron of gebruiker van de stof.
Bent u bereid om het oordeel over de motie-Hagen over de mogelijkheid voor bevoegde gezagen om een minimalisatieplicht op te leggen voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 355) te herzien?
Nee, om de minimalisatieplicht op te leggen moet een stof voldoen aan de criteria van artikel 57 van de REACH-verordening. Van potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS) is niet aangetoond dat ze aan deze criteria voldoen. Er is onvoldoende wetenschappelijke grond om voor deze stoffen een minimalisatieplicht op te leggen.
Stoffen worden door het RIVM op de pZZS lijst geplaatst omdat ze in het kader van de REACH-verordening nader onderzocht worden. Op basis van dat nader onderzoek kan soms blijken dat zo’n stof inderdaad ZZS-eigenschappen heeft, maar vaker is dat juist niet het geval. Op de pZZS lijst staan ruim 300 stoffen. Bij de jaarlijkse update gaan er doorgaans ca. 60 stoffen van de pZZS lijst af, waarvan er ca. 20 ZZS worden.
De pZZS-lijst is, o.a. vanwege dit dynamische karakter en vanwege onvoldoende wetenschappelijk onderbouwing voor ZZS-eigenschappen van de stoffen op deze lijst, niet wettelijk verankerd en is slechts bedoeld als hulpmiddel om het bevoegd gezag te informeren over stoffen die mogelijk in de toekomst als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) worden geïdentificeerd. Het is aan het bevoegd gezag om waar nodig passende maatregelen treffen, door bijvoorbeeld van een bedrijf dat deze stoffen wil emitteren nader onderzoek of nadere gegevens op te vragen. Bedrijven zelf kunnen de lijst gebruiken om terughoudend te zijn met het vervangen van een ZZS door een pZZS.
Overigens kunnen bevoegde gezagen op basis van de specifieke artikelen 8.30 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en artikel 2.13, lid 5, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) voor sommige stoffen strengere emissie-eisen op maat in te voeren.
Welke schade bent u van plan te verhalen op 3M? Zal dit zowel gaan om de door vissers geleden schade, gezondheidsschade en de schade die is aangebracht aan de natuur?
Aangezien het proces rondom de aansprakelijkheidsstelling van 3M nog loopt kan daar in het belang van de positie van de Staat nu weinig over gemeld worden. Op 17 mei jl. heeft de landsadvocaat namens de Staat 3M aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. In de brief is ook aangegeven dat we graag met het bedrijf in gesprek gaan. Het eerste gesprek tussen de Minister van IenW en 3M heeft plaats gevonden op 24 augustus. Het Rijk staat ervoor open dat deze gesprekken gevoerd worden mede namens derde partijen zoals bijvoorbeeld vissers. Een aantal partijen heeft al aangeven hier gebruik van te willen maken zoals de Provincie Zeeland.
Hoe staat het met de uitvoering van de adviezen van de commissie-Van Aartsen? Op welke manier zal dit bijdragen aan de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op het gebied van PFAS?
Naar aanleiding van de commissie-Van Aartsen is de Staatssecretaris van IenW met de partners het interbestuurlijk programma «Versterking VTH-stelsel» (IBP VTH) begonnen. Hierover is de Kamer geïnformeerd16 op 4 juli jl. Deze versterking ziet met name toe op de versterking van de omgevingsdiensten. Onlangs is ook de Unie van Waterschappen tot de stuurgroep van het IBP VTH toegetreden.
Kunt u een overzicht verschaffen van alle vergunningen voor het mogen lozen van PFAS die ooit zijn verstrekt aan Dupont/Chemours (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Ja, echter niet binnen de termijn van het beantwoorden van deze Kamervragen.
Momenteel wordt door Rijkswaterstaat en de Provincie Zuid-Holland dossieronderzoek uitgevoerd. Als onderdeel hiervan worden alle beschikbare dossierstukken met betrekking tot de vergunningen van Chemours en vanaf 1959 tot op heden doorgelopen. In deze dossierstukken wordt bekeken welke stoffen die daarin opgenomen als PFAS-verbinding kunnen worden aangemerkt. Het vraagt enige tijd om dit op een zorgvuldige manier uit te voeren. Het antwoord op deze vraag zal worden toegevoegd aan de brief die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Wat is de specifieke vergunning van Dupont/Chemours op dit moment voor de lozing van PFAS?
Chemours beschikt over twee vergunningen voor afvalwaterlozingen waarin PFAS aanwezig is. Voor de directe lozing heeft het bedrijf een vergunning van Rijkswaterstaat en voor de indirecte lozing een vergunning van de DCMR-milieudienst Rijnmond namens de Provincie Zuid-Holland.
Bij besluit van 11 oktober 2022 is de nieuwe revisievergunning van Chemours door de DCMR-milieudienst Rijnmond gepubliceerd. Daarin zijn de eerder genomen besluiten geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. De vergunde emissie van de GenX-stoffen naar het water is in stappen teruggebracht van 6.400 kg in 2013 naar 2 kg/jaar in 2021. De vergunde luchtemissie van de GenX-stoffen bedroeg in 2013 nog 660 kg/jaar en mag na inwerkingtreding van de revisievergunning 4 kg/jaar zijn en uiterlijk in 2025 uitkomen op maximaal 3,45 kg/jaar. Ook voor de vergunde emissies van de «andere PFAS» geldt dat deze in stappen verlaagd moeten worden tot gemiddeld 99% reductie in 2025.
Rijkswaterstaat heeft op 11 oktober 2022 een geheel nieuwe vergunning afgegeven voor de directe lozing van PFAS. In de vergunning zijn lozingseisen opgenomen van maximaal 5 kg/jaar voor de GenX-stoffen en 2 kg/jaar voor PFOA.
Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er tot op heden opgelegd aan bedrijven die (te veel) PFAS uitstoten of lozen? Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er specifiek opgelegd aan Dupont/Chemours?
Een overzicht van alle bestuursrechtelijke handhavingstrajecten is niet beschikbaar. Zoals nader toegelicht in vraag 1 van deze set is er geen gecentraliseerd overzicht van alle vergunningen t.a.v. de emissie van PFAS. Specifiek met betrekking tot Chemours vormt het maken van dit overzicht onderdeel van het dossieronderzoek zoals genoemd in de beantwoording van vraag 19.
Wat is uw reactie op de recente aflevering van Zembla over de PFAS-doofpot? Welke actie gaat u naar aanleiding van de bevindingen in deze aflevering ondernemen?
PFAS staan terecht meer in de belangstelling. Dit is mede omdat we steeds meer te weten komen over de schadelijkheid ervan. Daarom is de inzet om de verspreiding van PFAS bij de bron aan te pakken en uiteindelijk te streven naar een verbod op producten met PFAS. Mochten er inderdaad gevallen zijn waarbij bedrijven informatie achterhouden over de vervuiling van water, bodem en grondwater en daarmee de gezondheid van mensen in gevaar heeft gebracht, dan is dat ten zeerste af te keuren. Het is echter aan het OM om dat te beoordelen. Zie verder het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Er worden tal van acties ondernomen op het gebied van PFAS. Belangrijke onderdelen hierin zijn het RIVM-vervolgonderzoek, de acties van de bevoegde gezagen om de emissies via vergunningverlening verder te beperken en het traject om te komen tot een Europees PFAS verbod. Hoewel deze trajecten al liepen voorafgaand aan de Zembla-uitzending is dit een bevestiging dat deze acties nuttig en nodig zijn.
Sinds wanneer was bij u bekend dat PFAS schadelijk zou zijn voor het milieu en de menselijke gezondheid? Vanaf wanneer was bij u bekend dat PFAS kanker kan veroorzaken?
Rond de eeuwwisseling werd steeds meer duidelijk dat er zorgen waren over PFAS, waaronder PFOA, waarbij de zorgen zich in eerste instantie concentreerden op PFOS. Er zijn sinds eind vorige eeuw diverse onderzoeken gedaan naar de effecten van PFAS op het milieu en de gezondheid. In beantwoording van vragen van de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat in 2017 (Kamerstukken 29 517, nr. 124) is uitgebreid aangegeven hoe de Kamer is geïnformeerd over dit onderwerp (zie bijvoorbeeld antwoorden op vragen 2 en 8 in die beantwoording).
In opdracht van het Ministerie van SZW (RIVM Briefrapport 2016–0131) is in 2016 een historisch overzicht van openbare informatie over onder andere PFOA opgesteld, toegespitst op de blootstelling van werknemers. Dit schetst een met PFOS vergelijkbaar beeld voor PFOA, namelijk dat dat rond de eeuwwisseling door de Nederlandse overheid de eerste stappen zijn gezet ter bescherming van werknemers.
De zorg over diverse PFAS, zoals PFOS en PFOA, is vooral gelegen in het feit dat ze niet of nauwelijks afbreken in het milieu, zich zeer snel door het milieu verspreiden en/of ophopen in het menselijk lichaam, in dieren en planten en daarbij ook een effect op de gezondheid veroorzaken. In wetenschappelijke bewoordingen: veel PFAS zijn (zeer) persistent, mobiel en/of bioaccumulerend en toxisch.
De kennis over de effecten van PFAS neemt in de afgelopen jaren snel toe. In de publicatie van het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) van 2020 (zie Kamerstuk 28 089, nr. 179) worden de meest recente wetenschappelijke inzichten gegeven over de schadelijkheid voor menselijke gezondheid, op basis van onderzoek aan een combinatie van vier soorten PFAS. Daarin wordt aangegeven dat voor PFOS en PFOA niet kan worden bewezen dat ze kankerverwekkend zijn en dat voor andere PFAS nog onvoldoende informatie is om daar uitspraken over te doen. Wel is inmiddels een aantal PFAS aangemerkt als «verdacht kankerverwekkend» onder de CLP-verordening (Europese verordening voor de indeling van stoffen, etikettering en verpakking). Zie voor een uitgebreidere toelichting hierop het antwoord op vraag 11 van de vragenset van het lid Boutkan. Overigens zijn andere schadelijke eigenschappen van bepaalde PFAS, zoals giftig voor de voortplanting (reprotoxisch) en schadelijkheid voor het immuunsysteem, wel bewezen. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle effecten even gemakkelijk in de reguliere testen worden aangetoond.
De mate waarin PFAS schadelijk zijn voor mens en milieu varieert dus en nog niet over alle PFAS is wat dat betreft evenveel bekend. Enkele tientallen PFAS zijn in Nederland inmiddels al aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stof, omdat is vastgesteld dat ze voldoen aan één of meer van de criteria voor schadelijke stoffen zoals aangegeven in artikel 57 van de REACH verordening.
Vanaf wanneer is bij u bekend dat het grondwater onder en rondom de Chemoursfabriek in Dordrecht vervuild is met PFAS? Op welke manier wordt hier nu toezicht op gehouden en nemen de PFAS-concentraties toe of af?
Er is in 1999 een beschikking afgegeven door de provincie Zuid-Holland (destijds bevoegd gezag Wet bodembescherming) waarmee de provincie besloot dat sprake was van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvoor de sanering urgent is. Daarnaast stemde zij in die beschikking in met het (raam)saneringsplan. Destijds was de provincie bevoegd gezag en inmiddels is dit overgedragen aan de gemeente Dordrecht. De beschikking ziet toe op de beheersing van een grondwaterverontreiniging door met name vluchtige koolwaterstoffen (VOCL) en freonen (koelvloeistoffen). De aanwezigheid van PFAS en specifiek PFOA kwam vanaf 2005 in beeld, toen het bedrijf dit meldde aan het bevoegd gezag. Rond 2016 hebben de gemeenten Dordrecht en Sliedrecht samen met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de PFAS-problematiek bij het Ministerie van IenW aangekaart.
Als onderdeel van de actieve saneringsmaatregel wordt het grondwaterbeheerssysteem gecontroleerd door permanente monitoring van de grondwaterstroming en analyses van de grondwaterkwaliteit. Chemours stuurt ieder jaar de onderzoeksresultaten aan de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, die de namens de gemeente Dordrecht de taken voor de Wet bodembescherming (Wbb) uitvoert. De monitoring richt zich sinds 2005 ook op PFAS. Tijdens het beheersingsproces wordt grondwater onttrokken en worden de daarin aanwezige VOCL, freonen en PFAS aan de randen van de verontreiniging afgevangen. Door deze onttrekking nemen de concentraties van die stoffen en daarmee de verontreiniging af, de afname is beperkt.
Wat is uw eerste reactie op de meest recente onthulling van Zembla dat plassen en sloten in de wijde omtrek van Chemours tot wel 13.000 keer de PFAS-norm bevatten?1
Zie het antwoord op vraag 22.
Klopt het dat de concentraties die nu gemeten worden rondom Chemours vele malen hoger liggen dan de concentraties in de Westerschelde?
Ja, er zijn hotspots in de regio rondom Chemours waar de concentraties hoger liggen dan in de Westerschelde.
Wat betekenen deze hoge PFAS-concentraties voor de veiligheid om in water rondom Chemours te kunnen zwemmen en voor alle agrarische activiteiten in en rondom de Alblasserwaard?
Het RIVM heeft onderzocht of de gemeten concentraties PFAS in het water van 13 zwemlocaties in de omgeving van chemiefabriek Chemours een risico vormen. Voor 12 locaties kan het RIVM zeggen dat de berekende hoeveelheid PFAS niet schadelijk is voor de gezondheid van zwemmers. Alleen het water van recreatieplas Merwelanden moet nader worden onderzocht. Voor deze locatie is nu door de provincie Zuid-Holland een negatief zwemadvies afgegeven.
Van PFAS is bekend dat ze kunnen worden opgenomen in (landbouw)gewassen en zo in voedsel terecht kunnen komen. Dit proces is complex en van veel lokale factoren afhankelijk, daarom is een algemene uitspraak voor de regio Alblasserwaard niet mogelijk. De Europese Commissie heeft Maximale Limieten vastgesteld voor PFAS waaraan vlees en eieren dienen te voldoen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een aanbeveling tot monitoring gedaan van PFAS in een grote verscheidenheid van voedselproducten. Daarbij zijn indicatieve niveaus vastgesteld voor fruit, groenten, zetmeelhoudende wortels en knollen, melk en babyvoeding. Wanneer deze niveaus worden overschreden, dan moeten de oorzaken van de verontreiniging verder worden onderzocht.
Daarnaast werkt het RIVM binnen haar PFAS programma aan de afleiding van risicogrenzen voor landbouwbodems. Met deze instrumenten kan per situatie worden beoordeeld of verhoogde PFAS concentraties een risico vormen voor de landbouw.
Is de PFAS-vervuiling in de omgeving van Chemours waar Zembla over spreekt onderdeel van het gebied dat wat betreft PFAS-vervuiling goed in kaart is gebracht, zoals aangegeven tijdens het vragenuur van 20 juni jl.?
Er hebben veel onderzoeken plaatsgevonden in de regio Dordrecht, waardoor een actueel beeld is ontstaan van de aanwezige verontreiniging. Dat neemt niet weg dat er ook steeds nieuwe informatie beschikbaar komt, zowel over de aanwezigheid van stoffen als over de schadelijkheid er van, wat aanleiding kan geven om eerdere adviezen over bijvoorbeeld gebruik van water en bodem te herzien.
Hoe beoordeelt u het feit dat decennialang informatie is achtergehouden over de schadelijkheid van PFOA? Is het op dit moment strafbaar om dergelijke informatie achter te houden? Was dit in die tijd al strafbaar?
Zie het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Wat gaat u doen tegen bedrijven die willens en wetens het milieu vervuilen en mensen ziek maken, en informatie daarover achterhouden?
Indien hier sprake van is, is het aan het OM om te bepalen welke sanctie opgelegd moet worden.
Hoeveel mensen hebben schade opgelopen aan hun gezondheid op basis van de achtergehouden informatie over schadelijkheid van PFOA?
Het is onbekend hoeveel schade mensen of de natuur opgelopen hebben ten gevolge van blootstelling aan PFOA.
Hoe groot is de schade aan de natuur door het achterhouden van de informatie over de schadelijkheid van PFOA?
Zie antwoord vraag 31.
Klopt het dat Chemours tot de dag van vandaag GenX produceert en dat deze door de EU is aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof vanwege het feit dat het kankerverwekkend zou zijn? Hoeveel GenX mag Chemours lozen en/of uitstoten volgens de geldende vergunning?
GenX (HFPO-DA) is in de EU inderdaad aangemerkt als zeer zorgwekkende stof, niet omdat het kankerverwekkend is maar op basis van de combinatie van eigenschappen Persistent, Mobiel en Toxisch. Het klopt dat er geen verbod is op de productie of het gebruik van de GenX stoffen. Wel geldt de minimalisatieplicht die de verplichting oplegt om emissies van GenX zo ver mogelijk te reduceren.
In het antwoord op vraag 20 is ingegaan op de geldende vergunning.
Wanneer verwacht u dat omwonenden rondom Chemours weer uit hun moestuin kunnen eten? Kunt u aangeven wat tot op heden de schade (moestuinen, volkstuinen etc.) is van het besluit dat omwonenden rondom Chemours geen groente en fruit meer mogen eten uit eigen tuin?
Het RIVM adviseert om geen gewassen te eten uit de moestuinen die binnen 1 kilometer ten noordoosten van Chemours liggen, omdat mensen door het eten van deze gewassen te veel PFAS binnenkrijgen. Omdat PFAS niet afbreken en zich langzaam verspreiden, zullen de concentraties in de bodem voor langere tijd bestaan. Groenten of fruit die worden gekweekt in bakken met nieuwe grond mogen wel geconsumeerd worden.
Op welke manier dragen de lopende onderzoeken bij aan het wegnemen van onzekerheid van omwonenden van de Westerschelde en Chemours? Zal hun de mogelijkheid worden geboden om hun bloed te laten testen op de aanwezigheid van PFAS? Zo nee, bent u bereid om in overleg met de GGD en het RIVM deze mogelijkheid alsnog aan te bieden?
Het RIVM is gestart met een uitgebreid onderzoek naar PFAS en hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden. Een onderdeel van dit onderzoek is humane biomonitoring, waarbij in bloed en moedermelk de concentratie aan PFAS wordt gemeten, met als doel de landelijke blootstelling aan PFAS te bepalen. Het is bij het RIVM zeker bekend dat er behoefte is aan inzicht in regionale verschillen. Op dit moment bekijkt het RIVM hoe en of dit in het onderzoek kan worden opgenomen en hoe met behulp van maatregelen blootstelling verminderd kan worden op landelijk of regionaal niveau. Over de voortgang hiervan zal de Kamer op regelmatige basis een voortgangsrapportage ontvangen.
Hoe beoordeelt u de lopende procedure tegen Chemours vanuit de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden?2 Bent u bereid deze gemeenten juridisch en financieel bij te staan in deze zaak? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
We zijn geïnteresseerd in de uitspraak van de rechter in de zaak die door de vier betrokken gemeenten is aangespannen. Voor de zomer hebben de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een gesprek gehad met de betrokken wethouder van Dordrecht. Hierin is de bereidheid benadrukt om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. Ook in de huidige situatie vindt dat al plaats. Aangezien het Rijk geen onderdeel is van deze zaak en deze nog loopt kunnen hier verder geen uitspraken over worden gedaan.
Hoe beoordeelt u dat provincie Zuid-Holland in hoger beroep gaat tegen Chemours om scherpere eisen te stellen aan de uitstoot van chemicaliën?3 Bent u bereid Zuid-Holland bij te staan om te komen tot een juridisch houdbare aanscherping van de vergunning? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
De samenwerking met de Provincie Zuid-Holland is nauw en goed. Het is belangrijk dat met dit soort zaken worden voorgelegd aan de rechter, alleen al vanwege de hieruit voortkomende jurisprudentie. Ook bij de provincie Zuid-Holland zijn we bereid om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. In het belang van de positie van de Provincie Zuid-Holland kunnen we hier verder geen uitspraken over doen.
Hoe kijkt u naar het onderzoek dat nu in Vlaanderen rondom 3M wordt uitgevoerd? Bent u bereid om rondom Chemours eenzelfde onderzoek te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is goed contact met de Vlaamse overheid. We kunnen elkaar versterken en dat doen we ook op tal van gebieden. We zijn bekend met het onderzoek dat plaats vindt in Vlaanderen. Nederland kent een veel breder PFAS-vervolgonderzoek dat uitgevoerd wordt door het RIVM. Een vergelijkbaar onderzoek in de omgeving van Chemours heeft daarom in Nederland weinig toegevoegde waarde.
Deelt u de mening dat schade die willens en wetens wordt aangebracht aan het milieu en de menselijke gezondheid verhaald moet worden op de veroorzaker?
Ja.
Op welke manier is de aanwezigheid van PFAS meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West? Kunt u uitsluiten dat omwonenden risico’s lopen om hoge concentraties PFAS binnen te krijgen? Welke maatregelen zijn getroffen? Is er bij dit besluit ook specifiek rekening gehouden met kinderen?
De gemeente Sliedrecht geeft aan dat bij de verlening van de bouwvergunning is gekeken naar de toen geldende Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) voor PFAS. Deze INEV’s worden door het RIVM ter beschikking gesteld en helpen bevoegde gezagen om te bepalen of er bij PFAS-verontreinigingen maatregelen, zoals sanering, nodig zijn. Op basis daarvan was er geen noodzaak om hierover voorwaarden aan de bouwvergunning te verbinden. Na de publicatie van de nieuwe INEV’s in juli 2021 heeft er een nieuwe beoordeling plaatsgevonden. Hieruit kwam naar voren dat de gevonden PFAS-concentraties licht hoger waren dan de INEV’s, maar dat er geen sprake is van onaanvaardbare humane risico’s.
Het is in algemene zin niet uit te sluiten dat mensen te veel PFAS binnenkrijgen. Door voedsel en drinkwater krijgen mensen al meer PFAS binnen dan de geadviseerde grenswaarde (Kamerstukken 28 089 nr. 190). Daarom heeft het Ministerie van IenW samen met VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven een onderzoeksprogramma uit te voeren, waarin perspectieven worden uitgewerkt hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden (zie voor het meest recente overzicht van dit programma Kamerstukken 35 334 nr. 258). Hoewel dit programma zich richt op de hele Nederlandse bevolking, is er ook ruimte om rekening te houden met regionale verschillen.
Voor Baanhoek-West worden geen onaanvaardbare humane risico’s verwacht. Risico’s treden vooral op bij het eten uit eigen moestuin. Indien men toch eigen geteelde groente wil eten, wordt daarom geadviseerd aparte bakken te plaatsen waarin andere grond wordt gebruikt. Op de website van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid staat informatie over de risico’s van eten uit eigen moestuin (www.ozhz.nl/pfasinmijntuin). Deze adviezen gelden voor iedereen, er zijn geen specifieke adviezen voor bijvoorbeeld kinderen. Gelet op de aangetroffen concentraties is daar ook geen reden voor.
Als PFAS niet is meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West, wat gaat u dan doen om dit alsnog te regelen, zodat mensen hier veilig kunnen wonen en in hun tuin desgewenst groente kunnen verbouwen?
PFAS is door de gemeente Sliedrecht meegenomen bij de besluitvorming, zie hiervoor het antwoord op vraag 40.
Welke vergunningen zijn op dit moment afgegeven voor het verwerken en/of exporteren van PFAS-houdend afval?
De ILT is namens de Staatssecretaris van IenW het bevoegde gezag voor de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA20). De ILT hanteert een tijdelijke uitvoeringslijn voor grensoverschrijdende afvaltransporten die (mogelijk) PFAS-houdend zijn. Op dit moment zijn door de ILT 73 vergunningen afgegeven voor de uitvoer en verwerking van afval dat is aangemerkt als PFAS-houdend naar het buitenland (ongeveer 20.000 afzonderlijke vrachten), waarvan ongeveer 2/3e de bestemming België heeft. Ongeveer 30% heeft de bestemming Duitsland. Andere bestemmingen zijn locaties in Frankrijk en Denemarken. Een totaaloverzicht van het type vergunningen is te vinden via de website van de ILT21.
Op basis waarvan is eerder besloten door de ILT om de transporten van PFAS-houdend afval van Nederland naar Antwerpen (Indaver) uit voorzorg stil te leggen? Op basis waarvan heeft de Raad van State dit besluit teruggedraaid?
In oktober 2022 verleende de ILT uit voorzorg geen instemming voor deze transporten. De ILT was er na signalen en een eerste onderzoek niet van overtuigd dat het PFAS-afval voldoende juist en doelmatig werd verwerkt bij de verwerker in Antwerpen. Dat kan risico’s met zich meebrengen voor mens en milieu. Gelet op die mogelijke risico’s, besloot de ILT de transporten uit voorzorg stil te leggen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State draaide dit besluit niet terug, maar schorste de besluiten van de ILT nadat Indaver hier een verzoek voor indiende. Deze voorlopige voorziening werd getroffen voor de tijd die de ILT nodig had om een definitief besluit te nemen. Inmiddels heeft de ILT een definitief besluit genomen, waarmee het alsnog instemde met de oorspronkelijke vergunningaanvraag voor het transport naar Indaver. De vergunningen hebben een duur van maximaal een jaar. Dit wil zeggen dat na aflopen van de vergunningen weer nieuwe vergunningsaanvragen ingediend en dus beoordeeld zullen moeten worden.
Kunt u garanderen dat de verwerking van PFAS-houdend afval bij Indaver gebeurt op een veilige manier, volgens alle regel- en wetgeving en op basis van de beste beschikbare technieken?
België ziet toe op de bedrijven binnen haar grondgebied. Dit wil zeggen dat Nederlandse autoriteiten geen toezichthouder zijn op de dagelijkse praktijk bij Indaver in Antwerpen. Derhalve kunnen we enkel de Vlaamse autoriteit vragen of Indaver volgens de wet- en regelgeving en op basis van de Best Beschikbare Technieken opereert, maar dit niet zelfstandig controleren. Het contact met de Vlaamse collega’s loopt overigens goed en er is dan ook vertrouwen dat de Vlaamse overheid haar toezichtrol op een verantwoorde wijze invullen conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Daar waar Nederlands afval geëxporteerd wordt naar het buitenland, is de ILT onderdeel van vergunningsverlening traject. Deze rol vervult de ILT samen met de autoriteit van het land waar het afval naartoe overgebracht wordt. Op basis van deze rol kan de ILT ontvangende afvalverwerkers in het buitenland om (aanvullende) informatie vragen als het de gegeven informatie bij de vergunningsaanvraag als ontoereikend acht. Dit heeft de ILT in geval van Indaver-Antwerpen ook gedaan. De Vlaamse overheid heeft aan de ILT laten weten dat Indaver verbetermaatregelen heeft doorgevoerd en dat de lokale autoriteiten de vergunningen hebben aangescherpt. Die maatregelen zorgen voor een betere afvalverwerking en als gevolg daarvan voor minder PFAS in het milieu.
De ILT concludeert op basis van de aanvullend gegeven informatie inmiddels dat het transport van afval met PFAS naar Indaver past binnen de regels die de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen stelt, ook voor zover best beschikbare technieken daar onderdeel van uitmaken. De ILT ziet derhalve binnen haar rol als bevoegde autoriteit EVOA geen gronden om de verzochte transporten van Nederlands afval met PFAS naar Indaver-Antwerpen te weigeren.
Heeft u zicht op de huidige PFAS-vervuiling in de Westerschelde? Neemt deze PFAS-vervuiling toe of af?
Ja, PFAS-concentraties worden in de Westerschelde en het Kanaal van Gent naar Terneuzen dertien keer per jaar gemeten door Rijkswaterstaat. Er zijn rapporten beschikbaar waarin de gemeten concentraties zijn gepubliceerd22, 23. Er is een significante afname van een aantal PFAS (PFBS en PFBA) te zien bij het meetpunt op de grens met Vlaanderen en voor alle overige concentraties PFAS is in algemene zin geen significante afname geconstateerd, zoals gerapporteerd door Jonker (memo 2022) op basis van meetgegevens van 2008 t/m mei 2021.
Bestaan er op dit moment verwerkingsmethoden van PFAS-houdend afval waarbij er vervolgens geen PFAS geloosd of uitgestoten wordt?
Afvalverwerkingstechnieken waar geheel zonder emissies en lozingen afval met PFAS verwerkt kunnen worden zijn ons niet bekend. Op dit moment zijn zogenaamde draaitrommelovens de methode om op industriële schaal afval met PFAS te vernietigen. Hoewel alle draaitrommelovens in de basis dezelfde techniek zullen hanteren, kunnen deze verschillend in staat zijn om de emissies/lozingen van PFAS te minimaliseren. Zo geldt in de chemie het basisprincipe: hoe hoger de temperatuur, hoe beter een stof wordt afgebroken24. Ook is de duur van verhitting van belang. Daarnaast kunnen draaitrommelovens eigenstandig maatregelen nemen om eventuele emissies/lozingen aanvullend in te perken, bijvoorbeeld d.m.v. rookgasreiniging.
Ten aanzien van Indaver-Antwerpen heeft de ILT laten weten dat verbetermaatregelen zijn doorgevoerd en heeft diens Bevoegde Gezag de vergunningen aangescherpt. Hiermee zouden de PFAS emissies/lozingen van Indaver-Antwerpen moeten zijn afgenomen t.o.v. afgelopen jaar. Indaver-Antwerpen stelt inmiddels 99.9999% van de PFAS te vernietigen. Deze claim wordt, naar ons bekend, door het Vlaamse bevoegd gezag gevalideerd.
De berichten ‘Chemiereus 3M schikt pfas-rechtszaken in VS voor 10 miljard dollar’ en ‘Chemiebedrijf DuPont kende risico’s van PFAS al decennia en zweeg’ |
|
Ernst Boutkan (Volt) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chemiebedrijf DuPont kende risico’s van pfas al decennia en zweeg»?1
Ja.
Kunt u vanuit ethisch perspectief reflecteren op het handelen van DuPont met betrekking tot de informatie over de gezondheidseffecten van pfas?
De risico’s van PFAS staan volop in de belangstelling. Er is de laatste jaren steeds meer bekend geworden over de schadelijkheid van PFAS, onder meer door verbeterde meettechnieken. Ook weten we dat PFAS wijdverspreid zijn. PFAS komen voor in producten die we dagelijks gebruiken, in het milieu en in ons voedsel. Daarom is het belangrijk de productie en het gebruik van PFAS aan banden te leggen en heeft Nederland het voortouw genomen om te komen tot een Europees verbod op PFAS. Ook moeten emissies naar water, lucht en bodem zoveel mogelijk beperkt worden. Waar PFAS al in ons leefmilieu aanwezig is, moet de verspreiding voorkomen worden. Ten slotte is het belangrijk dat mensen zo min mogelijk PFAS binnenkrijgen. In het verlengde hiervan is het sterk af te keuren indien bedrijven informatie achterhouden over de vervuiling van water, bodem of grondwater en daarmee over de impact die dit heeft op de gezondheid van mensen. Of dit strafrechtelijk door de beugel kan is aan het OM om te beoordelen. Het OM overweegt om het strafrechtelijk onderzoek uit 2016 te heropenen en zal hier naar verwachting in het najaar een beslissing over gaan nemen. Zie ook de beantwoording van vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Deelt u de conclusie dat DuPont/Chemours essentiële informatie over de gezondheidseffecten van pfas bewust heeft achtergehouden?
Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of bij de vergunningaanvraag alle relevante gegevens zijn verstrekt en of er, als dat niet het geval is, er reden is om de vergunning in te trekken of te wijzingen. Voor wat betreft het strafrechtelijk onderzoek; zie ook de beantwoording van vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Vindt u dat DuPont/Chemours eerder zijn kennis over de gezondheidseffecten van pfas had moeten delen? Zo ja, in welk stadium en met welke overheidsorganen?
Als onderdeel van de indieningsvereisten bij de aanvraag van een milieu- of watervergunning moet een bedrijf op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Regeling omgevingsrecht (artikel 4.1) respectievelijk de Waterwet en de Waterregeling (artikel 6.21) het bevoegd gezag alle relevante informatie verstrekken. Het betreft dan bijvoorbeeld informatie over de te verwachten emissies en de impact die deze emissies hebben op het milieu en de waterkwaliteit. Hieronder valt ook een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid en herkomst van de stoffen die worden geloosd. Op basis van deze informatie beoordeelt het bevoegd gezag of een vergunning kan worden afgegeven. Na afgifte van de vergunning is het bedrijf verplicht om zich te houden aan in de in vergunning opgenomen emissie-eisen, de minimalisatie van de eventuele emissie van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en monitorings- en rapportageverplichtingen. Daarnaast rust op een bedrijf als Chemours een zorgplicht. In de dagvaarding van de gemeenten Dordrecht c.s. wordt hierover van de rechter een oordeel gevraagd. Het is dus aan de rechter om hierover een oordeel te vellen.
In hoeverre denkt u dat het achterhouden van informatie over de gezondheidsrisico’s van pfas door DuPont/Chemours de komst van strengere pfas-normen heeft vertraagd?
Het is achteraf niet vast te stellen of het mogelijk achterhouden van informatie over de gezondheidsrisico’s de ontwikkelingen in het normenkader heeft vertraagd.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chemiereus 3M schikt pfas-rechtszaken in VS voor 10 miljard dollar»?2
Ja.
Hoe kijkt u naar deze schikking en ziet u een parallel tussen de situatie in Nederland met DuPont/Chemours?
Het is bij het kabinet niet bekend wat de specifieke details van deze schikking zijn, maar het is positief om te zien dat bedrijven verantwoordelijkheid nemen voor schade die zij veroorzaakt hebben.
Deelt u de mening dat meer kennis over de effecten van pfas op milieu en gezondheid van mensen kan leiden tot een rechtvaardigere schadeafhandeling?
Ja. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft CE Delft in februari 2023 het Handboek Milieuprijzen 2023 opgeleverd. Milieuprijzen dienen als een maatstaf voor het verlies aan welvaart dat optreedt wanneer één extra kilogram van een vervuilende stof in het milieu wordt gebracht. Het gebruik van milieuprijzen biedt een gestandaardiseerde manier om de impact van milieuvervuiling te kwantificeren en te vergelijken met andere maatschappelijke kosten en baten. In het Handboek Milieuprijzen 2023 zijn echter nog geen milieuprijzen opgenomen voor PFAS. Een andere methodiek en meer kennis over aanwezigheid en effecten van PFAS is daarvoor nodig. Zie ook het antwoord op vraag 6 van de schriftelijke vragen van het Lid Hagen c.s. (2023Z12309).
In de VS schatten onderzoekers de «kosten voor het behandelen van ziektes die kunnen worden toegerekend aan blootstelling aan PFAS» op $62,6 miljard3. Kunt u een vergelijkbare schatting voor Nederland delen?
Voor Nederland is een dergelijke inschatting niet voorhanden.
Bent u bereid in het eerder door u aangekondigde landelijke onderzoek naar pfas, onderzoeksvragen op te nemen die kunnen leiden tot een schatting van de totale gezondheidsschade die aan pfas kan worden toegekend in Nederland?
Het RIVM PFAS vervolgprogramma is primair gericht op het verlagen van de blootstelling van deze stoffen. De gegenereerde kennis draagt ook bij aan een verdere kennisopbouw over de impact van PFAS. Zie ook het antwoord op vraag 6 van de schriftelijke vragen van het Lid Hagen c.s. (2023Z12309). Het programma is niet gericht op het beprijzen van schade door de aanwezigheid van PFAS.
Zijn u onafhankelijke onderzoeken bekend over de causaliteit tussen kanker en pfas?
Ja, in de literatuur zijn verschillende studies gepubliceerd waarin de relatie tussen blootstelling aan PFAS en kanker is onderzocht. Het merendeel van deze onderzoeken zijn gericht op PFOA en PFOS. Over andere PFAS is veel minder bekend.
PFOA is onderzocht in proefdieren en in epidemiologische studies, in drie verschillende soorten populaties: werknemers in chemische fabrieken die PFOA produceren of gebruiken, omwonenden van chemische fabrieken die het (drink)water verontreinigen met PFOA, en de algemene bevolking. Erkende instanties als het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek (IARC), de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Amerikaanse Agentschap voor Milieubescherming (US EPA) hebben deze onderzoeken integraal beschouwd en daar een onafhankelijk wetenschappelijk oordeel over gegeven.
Het IARC heeft PFOA geclassificeerd als «mogelijk carcinogeen voor de mens» (categorie 2B), op basis van studies in mensen en in proefdieren. In de epidemiologische studies vond IARC bewijs voor een relatie tussen PFOA-blootstelling en kanker van de teelballen en nieren in populaties van werknemers en hoog-blootgestelde omwonenden van PFOA fabrieken in Amerika. Bewijs van mogelijke kankerverwekkendheid van PFOA in proefdieren vond IARC in studies in ratten waarin een relatie werd gevonden voor kanker van de teelballen (Leydig cellen), lever en alvleesklier. Verder werden aanwijzingen gevonden voor promotie van levertumoren door PFOA In ratten en regenboogforellen (IARC, 2016).
Volgens EFSA zijn PFOS, PFNA en PFDA levertumor promotoren gebleken in regenboogforellen (EFSA, 2020). EFSA concludeerde dat er onvoldoende bewijs is voor carcinogeniteit van PFOS en PFOA bij mensen uit epidemiologische studies, maar dat beide stoffen wel kanker veroorzaken in ratten (EFSA, 2020).
US EPA vond dat er een «suggestief bewijs van carcinogeen potentieel» is voor PFOA (US EPA, 2016a), PFOS (US EPA, 2016b) en GenX stoffen (US EPA, 2018). Voor PFOS en GenX stoffen was dit oordeel voornamelijk gebaseerd op aanwijzingen voor kanker van de lever (zowel PFOS als GenX stoffen) en alvleesklier (alleen GenX stoffen) in ratten.
In Europa hebben de beschikbare studies met verschillende PFAS geresulteerd in een classificatie als kankerverwekkend categorie 2 («verdacht van het veroorzaken van kanker») onder de CLP Verordening4. Momenteel is dat het geval voor PFOA, PFOS, PFNA en PFDA en diverse zouten hiervan. Deze categorie komt overeen met categorie 2B van IARC. Diverse andere PFAS die in Europa geregistreerd zijn onder de REACH Verordening5 zijn door de registranten zelf geclassificeerd als verdacht van het veroorzaken van kanker categorie 2 of categorie 1A/B («kan kanker veroorzaken»).
Zo nee, bent u bereid om hiernaar een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren of de vraag op te nemen in het landelijk onderzoek naar pfas?
In aanvulling op het antwoord bij vraag 11: de GGD ZHZ heeft tussen 2016 en 2019 verschillende onderzoeken gedaan naar het optreden van kanker in het gebied rond de chemische fabriek Chemours in Dordrecht en enkele gebieden in de regio. Bij deze onderzoeken werd telkens geen hoger voorkomen van nier- en testeskanker gevonden – twee typen kanker die geassocieerd worden met blootstelling aan PFAS6. De meerwaarde van extra onderzoek met deze studieopzet in de regio – of in landelijke vorm – is daarom onduidelijk.
In het bnc-fiche van 12 december 2022 staat dat de Europese Commissie voorstelt een somnorm op te nemen voor 24 PFAS in de lijst met verontreinigende stoffen in de Richtlijn Prioritaire Stoffen en in de Richtlijn Grondwater. Er zijn meer PFAS, op basis waarvan is er slechts voor deze 24 stoffen gekozen?
De 24 PFAS die zijn opgenomen in de somnorm zijn de stoffen die op dit moment het meest voorkomen in het milieu, waar de meeste informatie over de toxiciteit van bekend is en die samen het meest bijdragen aan de toxiciteit van PFAS via het milieu. Bij het afleiden van de somnorm is rekening gehouden met de huidige kennis over de toxiciteit van de individuele (24) PFAS ten opzichte van PFOA. Het is mogelijk dat deze somnorm later wordt aangevuld met andere PFAS als ook daarvoor informatie over de toxiciteit beschikbaar komt.
Deelt u de mening, overwegende de grote gezondheidsrisico’s en de lange tijd die PFAS schadelijk blijven in het milieu, dat extreme voorzichtigheid op zijn plaats is in beleid rondom PFAS?
Ja.
Bent u bereid in de monitoring van de stoffen verder te gaan dan wat de Europese richtlijnen voorschrijven door op een groter aantal PFAS te testen?
Momenteel is alleen de monitoring van PFOS verplicht vanuit de Europese richtlijn Prioritaire Stoffen van de Kaderrichtlijn Water (KRW), maar de waterschappen, provincies, drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat monitoren waar nodig op meer soorten PFAS. Door de doorontwikkeling van analysemethoden kunnen laboratoria steeds nauwkeuriger en steeds meer PFAS-verbindingen analyseren.
Rijkswaterstaat voert chemische monitoring uit in het programma Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) voor de zoete en zoute Nederlandse Rijkswateren. Deze metingen geven een beeld van de waterkwaliteit in zijn algemeenheid en dragen bij aan KRW-rapportages aan Brussel. In het programma worden structureel 31 PFAS-verbindingen gemeten in oppervlaktewater en in biota worden 16 PFAS gemeten. Dit is een groter aantal dan momenteel verplicht op basis van Europese richtlijnen.
Sinds 2015 is de landelijke werkgroep aanpak opkomende stoffen (in water) actief om stoffen zoals PFAS te signaleren en nader te onderzoeken, en een strategische aanpak te adviseren. Zo heeft de werkgroep opdracht gegeven te verkennen hoe informatie uit non-target screenings (een meetmethode waarbij niet alleen de al bekende maar zoveel mogelijk stoffen gemeten worden) kunnen gebruiken om kijken welke nog onbekende stoffen er in het oppervlaktewater zitten. Het doel is om daarmee gerichter bronnen op te sporen en emissie te reduceren. Verder werkt Nederland in Rijn-verband ook samen met bovenstroomse landen om een gezamenlijke non-target screening methodiek te ontwikkelen en toe te passen.
Voor de aanwezigheid van PFAS in de bodem is ten behoeve van het handelingskader PFAS een landelijk achtergrondwaardenonderzoek uitgevoerd. Hiermee is de diffuse verspreiding van PFAS in de bodem in beeld. Gemeenten hebben daarnaast voor het opstellen van hun bodemkwaliteitskaarten ook lokaal metingen laten doen. Indien er een vermoeden is van een specifieke PFAS-verontreiniging laten bevoegde gezagen specifieke metingen uitvoeren om de risico’s op die locaties te kunnen beoordelen.
De beantwoording van eerdere vragen over de regels rond verlichting van windmolens |
|
Henri Bontenbal (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Zou u meer inzicht willen geven in de verschillende statussen van de aanvragen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voor het gebruik van naderingsdetectie bij windparken, in het bijzonder voor het windpark Wieringermeer?1
Zie het antwoord op vraag 2.
Zou u willen toelichten of het proces zo is ingericht of zo verloopt dat de ILT nog voor 1 januari 2024 toestemming geeft voor de invoering van naderingsdetectie bij windparken die hiervoor een aanvraag hebben gedaan, in het bijzonder het windpark Wieringermeer? Zo ja, op welke datum verwacht u deze toestemming? Zo nee, wat is dan de verwachte datum?
De mogelijkheid bestaat om bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een aanvraag in te dienen om naderingsdetectie toe te passen bij het in- en uitschakelen van de obstakelverlichting. Enkele exploitanten van windparken hebben een aanvraag voor instemming met het gebruik van naderingsdetectie ingediend bij de ILT, waaronder het windpark Wieringermeer. De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de vereisten die zijn opgenomen in de Bepalingen gebruik naderingsdetectiesystemen, zoals vastgesteld door de Landelijke Projectgroep Obstakelverlichting. Deze bepalingen en de noodzakelijke instemming van de ILT moeten het toepassen van naderingsdetectie mogelijk maken om de veiligheid van de luchtvaart te waarborgen. Indien het windpark Wieringermeer voldoet aan deze bepalingen wordt er ingestemd met het gebruik van het naderingsdetectiesysteem. Dit proces is gestart met de aanvraag van het windpark Wieringermeer en loopt op dit moment. Het is niet mogelijk om gedurende het beoordelingsproces van de aanvraag een uitspraak te doen over het moment waarop besloten wordt over de instemming door de ILT.
Zou u meer inzicht willen geven in de verschillende mogelijkheden die bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aanwezig zijn om, zoals beschreven in de beantwoording van de voorgaande vragen, bij aanvragen voor naderingsdetectie waarbij er sprake is van hoge kosten, zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als de betreffende provincie, een financiële bijdrage te laten leveren?
Voor nieuw te realiseren windparken heb ik het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd om de kosten hiervoor mee te nemen in de berekeningen voor de SDE++-bedragen. Vanaf de openstelling van de SDE-ronde van 2023 zijn de kosten voor de invoering van naderingsdetectie reeds onderdeel van de totale businesscase en de daaraan gerelateerde SDE++-bedragen.
Voor bestaande windturbines op land die al een SDE+(+)-beschikking hebben is voor de provincies die hiermee aan de slag willen een verdeling van 60/20/20 (windsector/provincie/rijk) afgesproken voor de kosten van een naderingsdetectiesysteem. Het is aan de provincie om hiervoor een kader op te stellen, bijvoorbeeld via een subsidieregeling. Via een specifieke uitkering aan de provincies draag ik 20% van het totaalbedrag bij.
Zou u meer inzicht willen geven in de status van het opstellen van een kader voor die financiële bijdrage?
Op dit moment stel ik een regeling op voor het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering aan provincies voor de kosten voor naderingsdetectiesystemen voor bestaande windturbines of windparken. Een voorwaarde hierbij is dat provincies zelf ook bijdragen. Ik verwacht dat de specifieke uitkering in de herfst opengesteld kan worden voor de provincies.
Heeft u inzicht in welke provincies momenteel werken aan een dergelijk kader?
Ja, de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Gelderland, Flevoland zijn momenteel bezig met een eigen traject voor het opstellen van een kader. De provincie Groningen heeft haar subsidieregeling transponder- en radartechniek windparken sinds 20 juni 2023 opengesteld voor exploitanten van een of meerdere windturbines op land. De vorm en het moment van openstelling zullen dus per provincie verschillen.
Op welke wijze heeft u contact met deze provincies over de voortgang van de ontwikkeling van dit kader?
Regelmatig kom ik met de provincies die aan de slag zijn met het opstellen van een kader voor transponder- en radartechniek op windturbines op land bijeen om de voorgang van de ontwikkelingen te bespreken.
Kunt u uit uw contacten met deze provincies een verwachte datum voor realisatie van een dergelijk kader opmaken?
Elke provincie die hiertoe bereid is, doorloopt een individueel traject tot het vaststellen van een kader voor transponder- en radartechniek op windturbines op land. Er valt dus geen eenduidige realisatiedatum vast te stellen per provincie. De specifieke uitkering die door het rijk wordt opgesteld zal naar verwachting in de herfst van 2023 worden opengesteld voor de provincies.
Ziet u mogelijkheden tot versnelling van het proces om tot een dergelijk kader te komen?
Nee, ik zie geen mogelijkheid om de specifieke uitkering voor herfst 2023 gereed te hebben.
Zou u in dit gehele proces niet alleen nauw willen samenwerken met provincies, maar ook met de betreffende gemeenten, in het bijzonder bij het proces rondom het windpark Wieringermeer met de gemeente Hollands Kroon?
We werken via de provincies samen met de betreffende gemeente. De provincies zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een kader, en zij zijn dus het eerste aanspreekpunt voor de desbetreffende gemeente.
Het bericht ‘Bagagemedewerkers mogen maximaal 216 koffers per dag tillen op Schiphol, maar zitten vaak aan de 200 per uur’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bagagemedewerkers mogen maximaal 216 koffers per dag tillen op Schiphol, maar zitten vaak aan de 200 per uur»?1 Kent u het onderliggende rapport van de Arbeidsinspectie?
Onderschrijft u de stelling van de Arbeidsinspectie dat dit vooroorlogs is?
Klopt het dat de lage prioriteit voor het welzijn van werknemers vooral is ingegeven door het feit dat uitzendkrachten met fysieke klachten eenvoudig worden vervangen door een ander? In hoeverre is Schiphol of de door Schiphol ingehuurde bagageafhandelingsbedrijven verantwoordelijk voor de langetermijngezondheidsgevolgen en het welzijn van (ex-)werknemers?
Kunt u ingaan op de mogelijke aansprakelijkheid van de verschillende ketenpartners voor mogelijke gezondheidsschade?
Acht u het redelijk dat werknemers en voormalige werknemers die zwaarder werk moesten verrichten dan de regels toestaan en hierdoor klachten hebben ontwikkeld, financieel gecompenseerd worden? Zo ja, ben u bereid om werknemers hierin bij te staan?
Kunt u ingaan op de stelling van de onderzoekers dat het nog acht tot tien jaar gaat duren, voordat de ergste problemen voorbij zijn?
Welke extra maatregelen zijn nodig, nu de maatregelen die Schiphol vanaf april wil nemen (inclusief nieuwe machines), onvoldoende zijn om aan de regels te voldoen en werknemers te beschermen tegen lichamelijke klachten?
Wat gebeurt er, nadat de maximale dwangsom is betaald, maar het probleem nog niet is verholpen? Grijpt u dan zelf in met zwaardere middelen?
Op welke wijze wordt er geïnspecteerd, hoe vaak gebeurt dat en hoe vaak wordt er melding gemaakt of worden er overtredingen aangetroffen? Hoe is hier de afgelopen jaren opvolging aan gegeven?
Wat zegt dit allemaal over Schiphol als werkgever, nu zelfs de nieuwste terminals zijn ontwikkeld zonder naar de gezondheid van werknemers te kijken?
De wateroverlast in Zuid-Limburg |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is de (verwachte) omvang van de schade van de wateroverlast in Zuid-Limburg?
Klopt het dat op meerdere plaatsen, waaronder Maastricht en Valkenburg, de riolering het gevallen water niet kon verwerken waardoor straten blank kwamen te staan?
Wat gebeurt er met het water dat door straten en kelders is gestroomd? Eindigt dit in het oppervlaktewater, bijvoorbeeld de Maas, waaruit ook weer drinkwater zal worden gewonnen?
Wat is de norm voor afvoercapaciteit van rioolputten? Van welk klimaatscenario is uitgegaan bij het opstellen van een afvoernorm voor rioolputten? Verschilt deze norm per gebied, bijvoorbeeld op basis van lager- of hogergelegen gebied of bodemtype?
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren getroffen in Zuid-Limburg om hevige regenval goed op te vangen en wateroverlast te voorkomen?
In hoeverre is er sprake van een tekort aan middelen, bijvoorbeeld via het Deltafonds en het Hoogwaterbeschermingsprogramma, voor het robuuster maken van rioleringssystemen?
Kunt u reflecteren op de gang van zaken rondom het klimaatbestendiger maken van bewoond gebied in Nederland? Zijn er voldoende arbeidskrachten en materialen beschikbaar? Hoe verloopt de samenwerking tussen verschillende overheden?
Erkent u dat de regio een bovengemiddeld grote opgave heeft bij het klimaatbestendiger maken, gegeven het feit dat specifiek Zuid-Limburg een reliëfrijk gebied is waarbij het bewoonde gebied lager is gelegen en daardoor het risico op wateroverlast groter is dan gemiddeld? En herkent u het beeld dat de maximale spankracht van de regio hierin is bereikt? Hoe ondersteunt u lagergelegen gebieden in Nederland specifiek?
Deelt u de mening dat er geen tijd te verliezen valt bij het klimaatbestendiger maken van ons land en specifiek bewoond gebied? Bent u bereid om snel werk te maken van een klimaatadaptatie-offensief, waarbij u ervoor zorgt dat in de meest risicovolle gebieden zo snel als mogelijk een integrale aanpak komt om de afvoercapaciteit te verhogen?
Kunt u toezeggen om samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening te werken aan meer waterbuffercapaciteit in bewoond gebied om zo de effecten bij hevige regenval te kunnen beperken?
'Lobby voor veiligere N35 bij Enschede strandt: minister pakt weg voorlopig niet aan' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van RTV Oost «Lobby voor veiligere N35 bij Enschede strandt: Minister pakt weg voorlopig niet aan»1 en zou u op de verschillende bevindingen willen reflecteren?
Hoe beziet u het hoge aantal ongelukken op dit gedeelte van de N35 in het licht van uw verantwoordelijkheid om de verkeersveiligheid op N-wegen te verbeteren?
Deelt u de opvatting dat de stikstofproblematiek en gebrek aan capaciteit niet zouden mogen leiden tot de bestaande verkeersonveiligheid op de N35?
Hoe rijmt u het feit dat u meermaals heeft aangegeven dat de stikstofproblematiek niet boven mensenlevens gaat, maar nu zegt dat aanpakken van dit knelpunt niet zal gebeuren vanwege geldtekort, de stikstofproblematiek en de personele capaciteit?
Zou u vanwege de verkeersveiligheid willen heroverwegen om op dit gedeelte van de N35 een ongelijkvloerse kruising en fysieke scheiding van de rijbanen te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zou u een stand van zaken willen geven van de uitvoering van de verschillende moties bij het MIRT-debat rondom een ander gedeelte van de N35, de rondweg bij Mariënheem? Zou u daarbij een opsomming willen geven van de uitgevoerde acties om vertrouwen te herstellen?
Vervuiling van de Veense Put |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over vervuiling van de Veense Put1?
Bent u op de hoogte van dumpingen met waarschijnlijk vervuild slib in de Veense punten en de maatschappelijke onrust die hierdoor ontstaan is? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Bent u bekend met het feit dat onderzoeksprogramma Zembla van BNN-VARA, Follow the Money en onderzoekscollectief Spit vorig jaar ook aandacht besteedden aan het verondiepen van voormalige zandputten en tot verontrustende conclusies kwamen, omdat naast vervuiling met plastic afval in de meeste scheepsladingen ook chemische verontreiniging bleek te zitten? Wat is met deze berichtgeving gedaan? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Deelt u de mening dat er geen loopje genomen mag worden met de veiligheid van ons drinkwater? Zo ja, kunt u duiden dat twee km stroomafwaarts van de vuilstort de waterinname is van drinkwaterbedrijf Dunea? Wilt u in uw beantwoording toelichten wat dat doet met de kwaliteit van het drinkwater?
Kloppen de geruchten dat de waterinname stilligt? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Is er een verband te vinden tussen de enorme groei van blauwalg en dumpingen van vervuild slib?
Hoe kunt u waarborgen dat de waterkwaliteit goed is voor zowel waterinname en om in te recreëren? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Het schrijnende bericht van een rolstoelgebruiker, zoals beschreven in het artikel ‘Rolstoelgebruiker Annemarie in de kou laten staan door NS: ‘Dit mag niet gebeuren’ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het incident waarbij rolstoelgebruiker Annemarie door de Nederlandse Spoorwegen (NS) in de kou is blijven staan? Zo ja, hoe beoordeelt u deze handelwijze van de NS?1
Ik ben hier van op de hoogte en heb begrepen dat dit incident ook NS tot op het hoogste niveau intensief bezighoudt. Ik kan mij voorstellen dat dit voor de reiziger een vervelende situatie is geweest. Deze klant, en ieder ander die in een dergelijke situatie terechtkomt, mag van NS verwachten dat zij een goede maatwerkoplossing bedenkt én dat NS dit doet met aandacht en klantvriendelijkheid. Van NS heb ik begrepen dat zij inmiddels meerdere keren met de betreffende reiziger heeft gesproken. Het is belangrijk dat lering wordt getrokken uit deze zaak.
Is het volgens de huidige wet- en regelgeving toegestaan dat NS-rolstoelgebruikers in dergelijke situaties aan hun lot overlaat en hen in de kou laat staan? Zo ja, acht u dit acceptabel en in overeenstemming met het recht op toegankelijkheid voor mensen met een handicap?
Ja, ik deel uw mening.
Op grond van artikel 2a van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte rust op alle betrokkenen zoals vervoerders, ProRail en de rijksoverheid de algemene verplichting om geleidelijk zorg te dragen voor algemene toegankelijkheid. Op de beheerder van de liften, ProRail, rust een inspanningsverplichting om de niet functionerende voorziening binnen een redelijke termijn te repareren.
In de concessie voor het Hoofdrailnet is opgenomen dat NS reizigers die stranden (bijvoorbeeld door vertraging of uitval van de laatste trein) met vervangend vervoer naar hun eindbestemming in Nederland moet brengen. Indien een reiziger met een beperking strandt ten gevolge van niet-functionerende voorzieningen van ProRail geldt dat er afspraken zijn gemaakt tussen NS en ProRail. Indien de toegankelijkheidsvoorziening zich bevindt op een treinstation, draagt ProRail er zorg voor dat een gestrande reiziger met een beperking een vervangende oplossing krijgt aangeboden. ProRail heeft in het kader van deze verantwoordelijkheid uitvoeringsafspraken met NS gemaakt. In het Bestuursakkoord toegankelijkheid openbaar vervoer 2022–20322 (verder te noemen Bestuursakkoord) van 7 november 2022 is deze afspraak ook formeel vastgelegd.
Deelt u de mening dat wanneer essentiële voorzieningen voor rolstoelgebruikers zoals een lift niet functioneren een toegankelijke vorm van vervangend vervoer moet worden aangeboden, en zo ja hoe gaat u dit vormgeven en promoten?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaan er momenteel voldoende faciliteiten en voorzieningen op NS-stations om ervoor te zorgen dat rolstoelgebruikers zonder problemen kunnen reizen? Zo niet, op welke manier en binnen welk tijdsbestek gaat u de situatie verbeteren?
Ik bezie uw vraag in het licht van dit incident waarbij het gaat om voorzieningen op stations om het perron te kunnen bereiken (liften en hellingbanen). De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Door de spoorsector wordt sinds 2006 gewerkt aan een toegankelijk spoor via het Implementatieplan Toegankelijkheid, waarmee in totaal ongeveer € 550 miljoen geïnvesteerd wordt in betere toegankelijkheid van stations. Dit plan dient in 2030 gereed te zijn. Eind 2022 was ruim negentig procent van alle treinstations in Nederland met een lift of hellingbaan toegankelijk voor mensen met een beperking. Daarmee loopt ProRail met haar programma voor de treinstations op schema. In mijn brief van d.d. 19 december 20223 over de stand van zaken Toegankelijkheid Openbaar Vervoer heb ik uw Kamer geïnformeerd over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Die brief bevat ook informatie over liften en hellingbanen op treinstations.
In het overheidsplan Openbaar vervoer toegankelijk voor iedereen worden bij de toegankelijkheid van treinen werkende liften niet genoemd2, deelt u de mening dat juist voor mensen in een rolstoel een werkende lift van belang is om een toegankelijk openbaar vervoer te hebben, en zo ja wilt u de vervoerders gaan verzoeken dit op te nemen in de maatregelen?
Op de betreffende site van de rijksoverheid is ten aanzien van het plan geen rubriek opgenomen over de toegankelijkheid van stationsgebouwen. Naar aanleiding van uw vraag zal ik op de website informatie laten toevoegen over toegankelijkheidsvoorzieningen in stationsgebouwen.
ProRail is verantwoordelijk voor het beheer (en dus ook de reparatie)van liften op stations. Zoals eerder genoemd zijn ondertussen meer dan 90% van de perrons toegankelijk. Dit door middel van liften of hellingbanen. Bij ProRail is er veel aandacht voor liftstoringen. Van de circa 430 liften zijn er de laatste maanden gemiddeld 13 liften per maand langer dan een week in storing. Voor de zomer van 2022 was dat cijfer hoger (tussen de 15 en 20 liften die langer dan een week niet functioneerden) per maand. Vanzelfsprekend blijf ik met ProRail in gesprek om dit getal nog verder terug te dringen.
Zo worden er door ProRail sensoren geplaatst die sneller moeten waarschuwen bij technische problemen. Daarnaast is ProRail met het samenwerkingsverband van decentrale openbaar vervoerautoriteiten (DOVA) in overleg over uitwisseling van data zodat deze op termijn mogelijk kunnen worden gebruikt voor (verbetering van) reisinformatie. De levertijden van (met name elektronische) onderdelen zijn sinds COVID-19 erg lang, maar worden inmiddels weer korter. ProRail is samen met de gecontracteerde partijen voor het onderhoud van liften bezig met het aanleggen van een voorraad van cruciale liftonderdelen en er zijn speciale teams van monteurs ingericht die liften op stations onderhouden. Dit versterkt de kennis en draagt daarmee bij aan het sneller herstellen van liftstoringen. Ook worden er soms, indien de situatie dit toelaat en al dan niet met een revisiebeurt, onderdelen hergebruikt. Verder treft ProRail voorzieningen om storingen door vandalisme (door middel van het plaatsen van camera’s en extra toezicht) te verminderen. Ten slotte onderzoekt ProRail bouwkundige maatregelen gericht op de vermindering van waterschade.
Wat is uw reactie op de uitspraak in het artikel «Het was niet de eerste keer dat zij last had van deze lift. Een half jaar geleden heb ik hierdoor een ziekenhuisafspraak gemist. Toen was de lift vier weken kapot»? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat rolstoelgebruikers constant te maken krijgen met ontoegankelijk openbaar vervoer en hierdoor zelfs ziekenhuisafspraken missen?
Ik vind het betreurenswaardig dat deze lift herhaaldelijk buiten werking is geweest in de afgelopen maanden en begrijp de frustratie van de reiziger. ProRail is bezig om de betrouwbaarheid van de data vanuit het monitoringssysteem op de liften te verhogen. Indien dit voorspoedig verloopt is de verwachting dat de beschikbaarheidsdata eind 2023 kunnen worden vrijgegeven waarna met vervoerders en andere stakeholders wordt bezien of de data in de reisinformatie kunnen worden geïmplementeerd.
In het artikel wordt gesteld dat rolstoelgebruikers meerdere keren te maken krijgen met een ontoegankelijk openbaar vervoer en opnieuw aan hun lot werden overgelaten door de NS, welke stappen gaat u ondernemen om dergelijke nalatigheid in de dienstverlening van NS aan te pakken en herhaling in de toekomst te voorkomen?
Ik merk in mijn contacten met NS dat NS dit incident uitermate vervelend vindt voor de klant en dit hoog opneemt. Zie ook mijn antwoord op vraag 1. NS erkent dat het verder helpen van klanten met een beperking, in situaties waarbij technische voorzieningen niet functioneren en zij daarover niet van te voren op de hoogte konden zijn, beter kan. NS heeft mij toegezegd hierover intern het gesprek aan te gaan met de medewerkers die mensen met een beperking te woord staan in dit soort situaties.
Bent u bereid om, met inachtneming van de belangen van mensen met een handicap, strengere regelgeving op te stellen om ervoor te zorgen dat de NS en andere vervoersbedrijven hun verantwoordelijkheid jegens rolstoelgebruikers volledig nakomen? Zo ja, op welke termijn kunt u met voorstellen hiertoe komen?
In de ontwerpconcessie voor het Hoofdrailnet heb ik opgenomen dat NS de landelijke afspraken over toegankelijkheid implementeert die zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord. Daarnaast gelden er voor andere vervoerders de afspraken die zijn opgenomen in het Bestuursakkoord.
In mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer van d.d. 19 december 20225 beschrijf ik enkele verbeteringen (onder andere over reisassistentie en reisinformatie), maar wil ik ook realistisch zijn. Het verder helpen van mensen met een beperking bij technische storingen blijft mensenwerk en vereist maatwerk. Zonder iets af te doen aan de impact van dit incident op de betrokken klant wil ik ook aangeven dat in het merendeel van de gevallen waarin een klant met een beperking te maken krijgt met een storing, NS in overleg met de klant een passende oplossing vindt.
Op welke manier wordt er momenteel toezicht gehouden op de dienstverlening van de NS aan mensen met een handicap? Wordt er op enige wijze gecontroleerd of zij voldoen aan hun verplichtingen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Als concessieverlener zie ik voor alle eisen, dus ook die rondom toegankelijkheid en reisassistentie, toe op naleving van de afspraken. Ik heb hiervoor diverse sturingsinstrumenten tot mijn beschikking. Afhankelijk van de ernst van een tekortkoming kan ik hier het juiste instrument voor inzetten. Waarbij mijn basisinzet is om NS aan te spreken op de tekortkoming en haar de kans te geven tot verbetering te komen. Waarna ik over kan gaan tot zwaardere instrumenten zoals het opstellen van een verbeterplan. Voor alle eisen in de concessie bestaat hetzelfde instrumentarium. Er is geen specifiek instrument voor toegankelijkheid.
De uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) door de luchtvaart |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u de passage «Emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht worden zoveel mogelijk voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, tot een minimum beperkt.»?1
Ja. Deze passage is afkomstig uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Herkent u dat deze zogenaamde minimalisatieverplichting in artikel 2.4, lid 2 van het Activiteitenbesluit ook geldt wanneer het bedrijf de beste beschikbare technieken (verder: BBT) toepast (zoals vermeld op de website van het Kenniscentrum Infomil, vallend onder uw ministerie)?2 Zo nee, hoe zit het dan?
Ja, ZZS-emissies moeten voorkomen worden en als dat niet kan, zoveel mogelijk geminimaliseerd.
Herkent u dat deze zogenaamde minimalisatieverplichting in artikel 2.4, lid 2 van het Activiteitenbesluit ook geldt wanneer de immissieconcentratie voor een stof onder het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) uitkomt? Zo nee, hoe zit het dan?
Ja, ZZS-emissies moeten voorkomen worden en als dat niet kan, zoveel mogelijk geminimaliseerd.
Herinnert u zich dat u in antwoord op mijn eerdere vragen heeft gesteld «De ZZS-emissies van het vliegverkeer (landen, starten, taxiën) vallen echter niet onder de minimalisatieplicht»?3
Ja.
Herkent u dat in de Wet milieubeheer artikel 1.1, lid 1 staat: «inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht»?
Ja.
Herkent u dat in het door u aan de Kamer aangeboden TNO-onderzoek «Notitie Emissieberekening ZZS Luchthavens» van februari 2023 blijkt dat het allergrootste deel van de emissie van ZZS'en plaatsheeft tijdens de zogenaamde Idle-fase?4
Ja.
Is het correct dat voor de onderzochte jaren 2018–2021 dit tussen de 94% en 95% ligt, zoals blijkt uit de vertaling van de tabel op pagina 16 van dat rapport naar relatieve percentages?5
Ja.
Klopt het dat de Idle-fase als volgt gedefinieerd is: «de fase na het landen en voorafgaand aan het starten, met de motoren op laag vermogen (7% van maximaal vermogen). Dit zijn alle handelingen op de grond: het taxiën naar de gate, stand-by staan bij de gate, en taxiën naar de startbaan. Deze fase duurt 26 minuten volgens de ICAO-definitie.»? Zo nee, hoe zit het dan?
Ja.
Is het correct dat de uitstoot tijdens de Idle-fase daarmee (dus) plaatsheeft, terwijl het vliegtuig aan de grond gebonden is? Zo nee, waar in de ruimte vindt volgens u de Idle-fase dan plaats?
Ja.
Vindt de uitstoot tijdens de Idle-fase plaats grotendeels buiten de inrichting die Schiphol heet? Zo nee, waar in de ruimte vindt volgens u de uitstoot tijdens de Idle-fase dan plaats?
Nee. De uitstoot tijdens de Idle-fase vindt plaats binnen de inrichting Schiphol.
Kan het zijn dat de uitstoot tijdens de Idle-fase grotendeels plaatsvindt binnen de inrichting die Schiphol heet? Zo nee, waar vindt volgens u dan de uitstoot tijdens Idle-fase plaats?
Ja.
Kunt u instemmen met de conclusie dat 94% tot 95% van de Idle-uitstoot plaatsheeft binnen de begrenzing van de luchthaven? Zo nee, hoe zit het dan precies wel?
Ja.
Kunt u instemmen met de conclusie dat dit feitelijk nog ietsje hoger ligt, wanneer ook de emissies uit de auxiliary power unit(s) (APU(s)) meegeteld worden? Zo nee, hoe zit het dan wel precies?
Ja.
Om welke reden (praktisch, juridisch houdbaar, logisch) zou de bedrijvigheid die deze emissies veroorzaakt (gedurende de Idle-fase) en derhalve plaatsheeft binnen een zekere begrenzing, daarmee niet tot de inrichting Schiphol behoren (waarbij inrichting is bedoeld als in de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit)?
Zie het antwoord op vraag 16.
Is het u bekend dat Schiphol zelf in zijn eerste – door het bevoegd gezag overigens nog als onvolledig bestempelde – inventarisatie van (p)ZZS van 14 december 2021 met als referentie BI2346IBRP2112141208, de emissies van parkerende auto’s opgenomen heeft voor zover die binnen de omheining c.q. begrenzing van Schiphol plaatshebben?
Ja.
Kunt u duiden waarom – vanuit het perspectief van de wet- en regelgeving – de emissies die vrijkomen bij een vliegtuig zodra c.q. zolang dat zich aan de grond binnen de (zekere) begrenzing van het luchthaventerrein bevindt anders zouden zijn dan emissies van een auto die zich binnen de (zekere) begrenzing van het luchthaventerrein bevindt?
Het is staand beleid dat het Rijk bevoegd gezag is voor het vliegverkeer naar, op en van luchthavens van nationale betekenis. Dat betekent onder meer dat het Rijk bevoegd gezag is voor het opstellen van regels voor de afzonderlijke fasen binnen de zogeheten LTO-cyclus, te weten landen, taxiën en starten. Voor Schiphol zijn die regels vastgelegd in het Luchthavenverkeerbesluit (LVB).
Het gevolg daarvan is dat die activiteiten onder de Wet luchtvaart vallen en niet onder de Wet milieubeheer en het daaronder vallende Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarmee is dus niet een technisch onderscheid, maar een juridisch onderscheid gemaakt tussen het reguleren van de emissies van auto’s en van vliegtuigen binnen de begrenzing van het luchthaventerrein.
Dit wordt bevestigd door de volgende passage uit omgevingsvergunning milieu van Schiphol: «Voor wat betreft activiteiten als vliegtuigbewegingen zoals landen, opstijgen en taxiën is de situatie nochtans duidelijk. Deze activiteiten behoren volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet tot een Wet milieubeheerinrichting. Wij hechten eraan te benadrukken dat de onderhavige vergunning dan ook uitdrukkelijk géén betrekking op deze activiteiten heeft. Zij worden nader geregeld in de Wet Luchtvaart en de daaraan gerelateerde wetgeving.»
Zoals in de Kamerbrief van 30 maart 20236, over ZZS op luchthavens is aangegeven, wordt momenteel bezien of het nodig is om voor de vliegtuig gerelateerde activiteiten (landen, taxiën, starten) aanvullende regelgeving of maatregelen voor emissiereductie op te leggen. Dit is in lijn met wat in de Luchtvaartnota7 is opgenomen over het toewerken naar een verbetering van de leefomgeving.
Herinnert u zich dat u in het commissiedebat Verduurzaming luchtvaart van 11 april 2023 het volgende zei: «De enige normstelling die we op dit moment hebben, is de uitstoot van ZZS via vaste, stationaire installaties, bijvoorbeeld een schoorsteen van een fabriek die op één plek staat. Maar we weten in ieder geval dat de verspreiding van zeer zorgwekkende stoffen een andere is op het moment dat die uit mobiele apparaten komt, in dit geval vliegtuigen of voertuigen op het platform»?
Ja.
Kunt u uitleggen, aangezien vliegtuigen die taxiën of aan de gate hun motor laten draaien net zomin op schoorstenen lijken als auto’s, waarom auto’s dan wel onder Wet Milieubeheer vallen en vliegtuigen die taxiën of aan de gate hun motor laten draaien niet?
Zie ook het antwoord op vraag 16.
Overigens vallen vliegtuigen die staan geparkeerd op Schiphol, waarbij blokken zijn geplaatst bij de wielen, wél onder het bevoegd gezag van de gemeente Haarlemmermeer. Als die vliegtuigen op dat moment hun APU gebruiken voor energievoorziening, dan valt dat APU-gebruik wel onder de minimalisatie- en informatieverplichting van het Activiteitenbesluit. Ze zijn dan namelijk niet meer aan het landen, taxiën of starten.
De momenten dat ná het taxiën van de landingsbaan naar een afhandelingsplaats, de blokken bij de wielen van de vliegtuigen worden geplaatst (on blocks) en vóór het taxiën van de afhandelingsplaats naar de startbaan, de blokken worden verwijderd (off blocks), zijn dus de momenten waarop het toepasselijke wettelijke kader wijzigt.
Verder is de ILT met Schiphol in gesprek over het terugdringen van het gebruik van de APU en heeft Schiphol hiervoor inmiddels een plan van aanpak opgesteld.
Is het u bekend dat in het «Advies over de reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport Luchthavenbesluit Rotterdam The Hague Airport» van 24 april 2023 de Commissie m.e.r. adviseert aan te geven «hoe in relatie tot (p (potentieel))ZZS-emissies met de monitoring en de emissieminimalisatie (vanwege gezondheidsrisico’s) wordt omgegaan»?6
Ja.
Bent u bereid aan de Commissie m.e.r. te vragen, nu u weet dat 95% van de ZZS-emissies van het vliegverkeer binnen de zekere begrenzing van de luchthaven Schiphol valt, of de Commissie m.e.r. van mening is dat die 95% onder de minimalisatie- en rapportageverplichting valt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 30 maart 2023 over ZZS op luchthavens, laat IenW nu concentratieberekeningen doen. Zodra deze gereed zijn, zal de Kamer worden geïnformeerd over de resultaten hiervan. Dit zal zoals gepland gebeuren in het derde kwartaal van 2023.
Zijn in uw ogen uw eerdere antwoorden (met name vraag 5, 25 januari)7 in lijn met dit advies van de Commissie m.e.r.? Zo nee, hoe zit het dan precies?
De antwoorden op eerdere Kamervragen zijn in lijn met het advies van de Commissie m.e.r. De Commisie m.e.r. beveelt wel aan om in te gaan op emissieminimalisatie, maar heeft het niet over een minimalisatieverplichting, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Zie ook het antwoord op vraag 16, waarin is aangegeven dat momenteel wordt bezien of het nodig is aanvullende regelgeving of maatregelen voor emissiereductie op te leggen.
Klopt het dus dat in uw redenering er juist geen rapportage- en minimalisatieverplichting is voor (p)ZZS-emissies voor vliegverkeer (zoals door u gedefinieerd, zie vraag 4) binnen de inrichting van een luchthaven krachtens de Wet Milieubeheer, maar wel via de landelijke emissieregistratie (zie www.emissieregistratie.nl)?
Het klopt dat er geen rapportage- en minimalisatieverplichting krachtens de Wet milieubeheer is voor (p)ZZS-emissies door vliegverkeer.
Er is ook geen verplichting om te rapporteren aan de landelijke emissieregistratie. De Emissieregistratie maakt onder meer gebruik van afzonderlijke bedrijfsrapportages.
Dient er volgens u wel een minimalisatieverplichting te komen voor (p)ZZS-emissies voor het vliegverkeer (zoals gedefinieerd door u in vraag 4) binnen de inrichting van een luchthaven krachtens de Wet luchtvaart? Zo nee, zou het er dan in ieder geval moeten komen voor de Idle-fase?
Zoals in eerdere Kamerbrieven is aangegeven, komt hierover in het derde kwartaal van 2023 een brief naar de Kamer.
Indien vraag 23 ontkennend geantwoord is, kunt u aangeven of en op welke manier er volgens u dan een rapportage- en een minimalisatieverplichting moet komen voor (p)ZZS-emissies voor het vliegverkeer (zoals gedefinieerd door u in vraag 4) binnen de inrichting van een luchthaven?
Zie antwoord vraag 23.
Zijn naar uw mening een dergelijke rapportageverplichting en minimalisatieverplichting dan inclusief of exclusief de emissies uit het vliegverkeer (zoals gedefinieerd door u in vraag 4) in de Idle-fase of anderszins binnen een zekere begrenzing van de luchthaven?
Over een mogelijke minimalisatie- en informatieverplichting zal op een later moment worden ingegaan, wanneer de lopende onderzoeken naar ZZS-emissies afgerond zijn. Hierover komt in het derde kwartaal van 2023 een brief naar de Kamer.
Is het u bekend dat uw voorganger in 2008 het volgende stelde: «Wat betreft de luchtkwaliteit in Nederland is de zogenoemde Wet luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5, titel 5.2, uit de Wet milieubeheer) van toepassing. De gebieden rondom luchthavens zullen, net als rondom alle andere bedrijven in Nederland, aan de daarin vastgelegde eisen moeten voldoen»; alsmede: «Het kabinet acht het daarom niet noodzakelijk dat door het Rijk extra regels (aanvullend op de Wet luchtkwaliteitseisen) worden voorgeschreven voor luchtkwaliteit of de emissies van luchtverontreinigende stoffen door het luchthavenluchtverkeer.»?8
Ja.
Klopt het dat uw voorganger daarmee zegt dat de wet Milieubeheer van toepassing is voor de luchtkwaliteit rondom de Nederlandse luchthavens? Zo nee, wat zegt hij dan volgens u wel? Zo ja, wanneer is het beleid veranderd dat emissies uit het vliegverkeer (zoals gedefinieerd door u in vraag 4) in de Wet luchtvaart zijn geregeld?
Ja.
Het beleid is niet veranderd, want vliegverkeer was en wordt meegenomen bij het beoordelen of de luchtkwaliteit rond luchthavens voldoet aan EU- en NL-regelgeving en -grenswaarden.
Indien u stelt dat de emissies uit het vliegverkeer (zoals gedefinieerd door u in vraag 4) geheel zijn uitgezonderd van de rapportage- en minimalisatieverplichting, bent u dan bereid een bevestiging hiervan mee te sturen van de Commissie m.e.r. aan Kamer dat dit een juiste interpretatie is?
In het derde kwartaal van 2023 zal een brief naar de Kamer worden gestuurd. Hierin zal onder andere ingegaan worden op de eerder genoemde minimalisatie- en informatieverplichting.
Bent u bereid de Commissie m.e.r. daarbij uit te nodigen enige toelichting in haar antwoord op te nemen, daarmee rechtdoend aan de grote gezondheidsbelangen die spelen?
Zie antwoord vraag 28.
Bent u het ermee eens dat, indien er wel een minimalisatieplicht zou gelden voor de emissies tijdens de Idle-fase, de uitkomsten van het To70-onderzoek naar de concentratiemetingen in principe niet afgewacht hoeven te worden, omdat deze verplichting niet afhangt van de concentratie, de grensmassastromen of de hoogte van het maximaal toelaatbaar risico? Zo nee, waarom niet?
De concentratieberekeningen worden uitgevoerd door het NLR, niet door To70.
Zoals in eerdere Kamerbrieven is aangegeven, worden de resultaten hiervan gedeeld in de brief aan de Kamer die volgt in het derde kwartaal van 2023. Aan de hand van deze resultaten zal vervolgens gekeken worden welke beleidsconclusies hieraan gekoppeld kunnen worden.
Wat vindt u ervan dat de directeur van To70 naar aanleiding van de Hoofdlijnenbrief in juni 2022 – met daarin zoals bekend de aankondiging van de reductie van het aantal vliegbewegingen – op sociale media schreef: «Not only is it «crazy», this decision will also mean less innovation and an end to many projects and initiatives aiming for a sustainable future for aviation in the Netherlands and elsewhere. If our goverment was serious about sustainable aviation they would have proposed more flights, not fewer flights»; en daarbij een artikel meestuurt met de titel «Limiting Schiphol flights is «crazy» and cuts the hub «off at it knees»?9
Iedereen heeft recht op een mening over overheidsbeleid en wetgeving. Dat neemt niet weg dat na deze uitingen door het Ministerie van IenW contact is opgenomen met desbetreffende directeur en is aangegeven dat het voor een opdrachtnemer van het ministerie gepast zou zijn om enigszins terughoudend te zijn.
Acht u To70, gezien de beladenheid van deze uitspraken, nog wel de meest geschikte partij om onderzoek te doen voor uw ministerie op luchtvaartgebied? Zo ja, waarom denkt u dat?
To70 is één van de partijen die onderzoek doet in opdracht van het Ministerie van IenW.
Bij elk onderzoek wordt gekeken welk bureau het meest geschikt is om het onderzoek uit te voeren op basis van de expertise, de inhoud en aanpak en prijs van de offerte. Een mening over voorgenomen beleid is geen criterium voor het al dan niet opdragen van onderzoek. Het ministerie heeft geen reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van To70.
Denkt u hierbij dat de uitkomsten van hun onderzoeken door alle belanghebbenden – en de omwonenden in het bijzonder – als betrouwbaar en onafhankelijk zullen worden gezien? Zo ja, waarom denkt u dat?
Ja, want een mening over een beleidsonderwerp heeft geen invloed op de uitvoering van onderzoeken. Het is immers niet zo dat iedereen die het niet eens is met een bepaald besluit van de overheid niet meer als betrouwbaar of onafhankelijk kan worden gezien.
Zie tevens het antwoord op vraag 32.
In hoeverre is het verstandig om – waar vaak wordt gesproken over een herstel van vertrouwen – juist To70 het ZZS-onderzoek te laten doen? Zo ja, waarom denkt u dat?
Het onderzoek naar de ZZS-concentraties wordt uitgevoerd door het NLR, niet door To70.
Zie verder het antwoord op vraag 32.
Herinnert u zich het advies van de Gezondheidsraad over ultrafijnstof uit september 2021 en klopt het dat deze daarin stelt dat «In de luchtvaart kan de UltraFine Particle (verder UFP)-uitstoot worden teruggedrongen door bijvoorbeeld minder vliegbewegingen en het gebruik van kerosine met een lager zwavelgehalte»?10
Ja.
Klopt het dat dit advies afsloot met de kop «Niet afwachten» vergezeld van de tekst: «Hoewel nadere inzichten en preciezere bepalingen gewenst zijn, is het volgens de commissie niet nodig om te wachten met het treffen van maatregelen. Er zijn namelijk steeds sterkere aanwijzingen dat UFP de gezondheid kan schaden. Bovendien dringen veel maatregelen ook de uitstoot van andere componenten van luchtverontreiniging terug» Zo ja, kunt aangeven welke concrete maatregelen er inmiddels genomen zijn of op korte termijn genomen zullen worden met betrekking tot de minimalisatieplicht van ZZS in zwavelarme kerosine? Kunt u ook aangeven tot welke concrete resultaten dat geleid heeft? Zo nee, wat is er dan precies gedaan met het advies?
Ja. In de Kamerbrief over emissies van de luchtvaart van 22 december 202213 wordt in paragraaf 2 uitgebreid ingegaan op het ontzwavelen van kerosine.
Kent u het artikel van de Gezondheidsraad waarin prof. dr. ir. Brunekreef, emeritus hoogleraar milieuepidemiologie van Universiteit Utrecht en erelid van de Gezondheidsraad stelt dat: «Om de blootstelling aan ultrafijnstof te verminderen, is het nodig de uitstoot van verbrandingsmotoren sterk te verminderen. Bij wegverkeer is elektrificatie mogelijk, bij vliegverkeer is dat vooralsnog een schone droom. Wel kan de luchtvaart de uitstoot van ultrafijnstof verminderen door te kiezen voor kerosine met een lager zwavelgehalte. Technisch gezien is dat zeer goed mogelijk»?11
Ja.
Bent u het met prof. dr. ir. Brunekreef eens dat de uitstoot door de luchtvaart van ultrafijnstof verminderd kan worden door het gebruik van zwavelarme kerosine? Zo ja, wat zou dat betekenen voor de emissie van andere (p)ZZS'en? Zo nee, waarom niet?
Zie paragraaf 2 van de genoemde Kamerbrief over emissies van de luchtvaart van 22 december 2022.
Alhoewel u voorganger aangeeft «niet voornemens (te zijn) om verdere maatregelen te treffen om zwavelarme(re) fossiele kerosine in Nederland de norm te maken.»12, wat zijn de wettelijke mogelijkheden van de overheid om een dergelijke maatregelen wel op te leggen?
In de EU en haar lidstaten is de samenstelling van kerosine (als enige transportbrandstof) niet gereguleerd en hanteren partijen vrijwillig de ASTM-standaard. Een nationale maatregel moet verenigbaar zijn met de vrijheid van goederen op de Europese interne markt, en daarbij producten uit andere Unielanden niet discrimineren. Het kabinet verwacht daarom dat een nationale kerosinenorm moeilijk uitvoerbaar zal zijn en niet of nauwelijks tot minder luchtverontreiniging zal leiden. Het kabinet blijft dus, conform de beleidsaanpak voor de niet-CO2-klimaateffecten van luchtvaart16, pleiten voor de vaststelling van een strengere EU-kwaliteitsnorm. Buiten de EU hebben enkele grote staten, zoals China, eigen wettelijke standaarden voor kerosine, waaraan men zich in die jurisdictie te houden heeft.
Het overgrote deel van de kerosine vanuit de Maasvlakte stroomt door de NAVO-pijpleiding naar zowel Schiphol als luchthavens in buurlanden. Raffinaderijen in buurlanden zijn hier ook op aangesloten. Als Nederlandse producenten hun kerosine wel ontzwavelen en concurrenten in andere landen niet, dan mengen de verschillende stromen in de pijpleiding. Het effect van deze inspanning verplaatst zich dus voor een groot deel over de grens en er blijft kerosine met zwavel op Schiphol aangeleverd worden. Daarnaast zou een nationale kerosinenorm leiden tot een concurrentienadeel voor de Nederlandse luchtvaart door de kosten van ontzwavelen.
Deelt u de mening van uw voorganger? Zo nee, bent u bereid om in het licht van het door de Verenigde Naties in 2022 erkende mensenrecht, het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving13 uw mening omtrent het terugdringen van zwavelarme kerosine te herzien? Zo ja, op welke manier is dat niet in strijd met het hierboven genoemde mensenrecht?
Ja. De inzet van het kabinet is gericht op de opschaling van de productie van duurzame luchtvaartbrandstof (SAF). SAF bevat door het gebruik van andere, duurzame, grondstoffen ook geen zwavel en leidt tot een stevige CO2-reductie. De nieuwe Europese verordening ReFuelEU zal leiden tot minimaal 6% SAF in 2030 en 70% in 2050. Daarnaast blijft het kabinet gecommitteerd aan de nationale doelen van 14% in 2030 en 100% in 2050. Tevens zet het kabinet in op Europese en mondiale afspraken over schonere fossiele luchtvaartbrandstof om minder luchtverontreiniging en minder vliegtuigstrepen te creëren in aanvulling op de oplopende inzet van duurzame brandstof. Met deze twee sporen wordt recht gedaan aan het in de vraag aangehaalde mensenrecht. In het antwoord op vraag 39 is aangegeven waarom een nationale maatregel niet geschikt is.
Zou Schiphol zelf kunnen opleggen dat er alleen nog maar vluchten op basis van zwavelarme kerosine mogen aankomen en vertrekken op zijn terreinen om daarmee tegemoet te komen aan het door de Verenigde Naties in 2022 erkende mensenrecht, het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving?14
Schiphol is verplicht om binnen de geldende regelgeving al het civiele vliegverkeer toe te laten op de luchthaven. Schiphol heeft geen bevoegdheden om alleen (nog) maar vluchten toe te staan op basis van zwavelarme kerosine. In het antwoord op vraag 39 is aangegeven dat het kabinet inzet op dergelijke regelgeving op Europees niveau.
Zou Schiphol zelf de luchthavengelden mogen differentiëren voor vluchten die enkel gebruik maken van zwavelarme kerosine en zij die dat niet doen?
Op grond van artikel 8.25dc van de Wet luchtvaart kunnen de tarieven van de luchthaven worden gedifferentieerd uit een oogpunt van algemeen belang, met inbegrip van de bescherming van het milieu. De criteria voor deze tariefdifferentiatie dienen de differentiatie te kunnen rechtvaardigen en objectief en transparant te zijn. Daarnaast dienen de tarieven redelijk, non-discriminatoir en kostengeorienteerd te zijn. Een differentiatie voor vluchten die wel of geen gebruik maken van zwavelarme kerosine dient aan deze criteria te voldoen.
Voldoen alle actoren in de keten, waarbij in ieder geval inbegrepen de luchthavenexploitant, het Rijk, de gemeente Haarlemmermeer, de luchtvaartmaatschappijen en de brandstofleveranciers op dit moment naar uw opinie aan hun zorgplicht, mede in het licht van het eerdergenoemde erkende mensenrecht, het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving?
Door een combinatie van met name internationale en nationale wet- en regelgeving, normen, grenswaarden, certificering, vergunningen en handhaving is het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving vormgegeven. Zo lang de in de vraag genoemde actoren zich daaraan houden, kan worden gesteld dat ze voldoen aan hun zorgplicht.
Dat wil niet zeggen dat genoemde actoren niet meer hoeven te kijken of ze verder kunnen gaan dan wat is vastgelegd in wet- en regelgeving, enz. Zo is de luchtvaartsector bezig om stillere en schonere vliegtuigen en vliegtuigmotoren te ontwikkelen en in exploitatie te nemen. Dat leidt tot minder geluidbelasting en minder emissies.
Hoe zit het naar uw mening met de maatschappelijke plicht van bovengenoemde ketenactoren, hierbij meewegend de wetenschappelijke inzichten van dit moment en in het bijzonder het dringende advies van de Gezondheidsraad in 2021?
Zie het antwoord op vraag 43 en paragraaf 2 (Ontzwavelen van kerosine) uit de eerdere genoemde Kamerbrief over de emissies van de luchtvaart van 22 december 2022. Daarin is onder meer opgenomen dat het zwavelgehalte in kerosine op de West-Europese markt ruim onder de mondiale standaard ligt.
Kunt u uitsluiten dat staatsdeelnemingen Schiphol, Air France-KLM en KLM of het Rijk daarbij een (reëel) juridisch risico lopen?
Juridisch risico’s zijn nooit helemaal uit te sluiten.
Is de huidige situatie naar uw inschatting compliant aan artikel 1.6 van de aanstaande Omgevingswet?15
Artikel 1.6 Omgevingswet, dat op 1 januari 2024 in werking treedt, bepaalt dat eenieder voldoende zorgdraagt voor de fysieke leefomgeving. Op basis van deze algemene zorgplicht zijn overheid, burgers en bedrijven verantwoordelijk voor een veilige en gezonde leefomgeving in het geval er geen specifieke decentrale of rijksregels zijn. In de brief van 22 december 2022 is aangegeven welke stappen momenteel worden gezet om de invloed van luchtvaartemissies op de lokale luchtkwaliteit en de gezondheidseffecten daarvan te beperken. Daarmee wordt recht gedaan aan de genoemde zorgplicht.
Gaan in uw ogen de afspraken vastgelegd om de luchtvaart te stimuleren, zoals bijvoorbeeld de vrijstelling van belasting op kerosine boven mensenrechten, zoals bijvoorbeeld het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving of maakt dat deel uit van de door u gezochte balans zoals verwoord in de Luchtvaartnota?16 Zo ja, komt er naar uw mening een moment dat IenW kiest voor het belang van burgers boven die van de luchtvaartsector, waarbij een nieuwe balans ontstaat? Zo ja, wanneer verwacht u – bij benadering – dat moment?
Nee. Afspraken om een bepaalde activiteit te stimuleren, mogen niet ingaan tegen mensenrechten. Daar is in dit geval ook geen sprake van.
De Luchtvaartnota heeft onder meer tot doel om de milieueffecten van luchtvaart te verminderen, rekening houdend met andere publieke belangen.
Verder gaat ook de Hoofdlijnenbrief Schiphol van 24 juni 2022 in op het creëren van een nieuwe balans tussen de belangen van omwonenden van Schiphol en het belang van de internationale bereikbaarheid van Nederland.
De vrijstelling C-rijbewijs voor zero emissie (ZE) bestelvoertuigen tot 4.250 kg |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de tijdelijke vrijstelling voor rijbewijs C-plicht voor zero-emissie bedrijfsvoertuigen boven de 3.500 kg tot 4.250 kg op 1 januari 2024 verloopt?
Kunt u aangeven hoeveel van deze vrijstellingen op dit moment zijn vergeven?
Kunt u aangeven welke wet- en regelgeving moet worden gewijzigd ten behoeve van een blijvend juridisch kader voor deze vrijstelling?
Kunt u bevestigen dat deze wijziging(en) pas medio 2024 van kracht worden, zoals vermeld op de website van zero stads logistiek?1
Deelt u de mening dat hierdoor de onwenselijke situatie ontstaat dat het verduurzamen van (stads)logistiek mogelijk vertraging oploopt en dat ondernemers die recentelijk een zero-emissie voertuig hebben aangeschaft oneigenlijk benadeeld worden?
Vindt u het billijk het tijdelijk kader voor vrijstellingen voor ondernemers met een ZE-bedrijfsvoertuig dat op naam is gesteld voor 1 oktober 2023 minstens met een half jaar te verlengen vanwege deze vertraging? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het billijk het tijdelijk kader voor vrijstellingen voor nieuwe ZE-bedrijfsvoertuigen die vanaf 1 oktober 2023 op naam worden gesteld minstens met een half jaar te verlengen vanwege deze vertraging? Zo nee, waarom niet?
Hebben er zich, op basis van het tijdelijk kader vrijstellingen, handhavingsproblemen voorgedaan voor de politie of Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT)? Zo nee, deelt u dan de mening dat in afwachting van het permanente kader een verlenging gepast is?
Zijn er Europese regels die dergelijke vrijstellingen onmogelijk maken? Zo ja, welke en bent u bereid in Brussel te pleiten voor bijvoorbeeld een (tijdelijke) hardheidsclausule?
De documenten bij Wob-besluit over criteria legalisatie PAS-melders van de rijksoverheid.nl |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u de zinnen of de boodschap «Minder goed nieuws is IenW een probleem heeft met de hanteren verificatiecriteria t.a.v. de meldingen, en in het bijzonder de gevolgen daarvoor de PAS-melding van Vliegveld Lelystad. Men is akkoord met de regeling op voorwaarde dat de legalisering van de melding Lelystad wordt geregeld (kort gezegd).» uit de mail binnen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)?1
Op welke rechtsgrond heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) de bovengenoemde voorwaarde kunnen stellen?
Indien een rechtsgrond ontbreekt: op welke manier heeft het Ministerie van I&W de bovengenoemde voorwaarde kunnen stellen?
Herkent u zich in de formulering «Minder goed nieuws is IenW een probleem heeft met de hanteren verificatiecriteria t.a.v. de meldingen, en in het bijzonder de gevolgen daarvoor de PAS-melding van Vliegveld Lelystad. Men is akkoord met de regeling op voorwaarde dat de legalisering van de melding Lelystad wordt geregeld (kort gezegd)»? Zo nee, kunt u uitsluiten dat het Ministerie van I&W op geen enkele manier druk heeft uitgeoefend op het Ministerie van LNV om legalisering van de melding Lelystad te realiseren?
Wat is op dit moment de actuele stand van zaken met betrekking tot de legalisering van de melding Lelystad?
Liggen er, op welke manier dan ook, nu nog afspraken tussen de Ministeries van LNV en I&W, de Ministers, vanuit het bewindsliedenoverleg of vanuit de ministerraad over een natuurvergunning voor Lelystad Airport (dus inclusief bredere afspraken waar de Wet Natuurbescherming (Wnb) een onderdeel van vormt)? Zo ja, kunt u op hoofdlijnen aangeven welke dat zijn?
Ligt, op welke manier dan ook, de voorwaarde uit de eerste vraag nog op tafel?
Komt er naar uw mening een moment dat het Ministerie van I&W kiest voor het belang van natuur boven die van de luchtvaartsector, waarbij een nieuwe balans ontstaat? Zo ja, wanneer verwacht u, bij benadering, dat moment?
De (mogelijke) begrenzing Natuurvergunning Schiphol op 44 miljoen passagiers |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u de zinnen «Indien echter uit berekeningen blijkt dat de Planologische Kernbeslissing (PKB) 1995 en het Aanwijzingsbesluit (1996) meer beperkende besluiten zijn, dan moeten deze besluiten als het meest beperkende besluit(en) worden aangemerkt. Deze uitlegging heeft mogelijk ook een impact op het door IenW voor te bereiden LVB-1» uit de «Gespreksnotitie overleg tussen LNV/Schiphol/IenW» van oktober 2020?1
Ja.
Bent u het eens met deze passage? Zo nee, op welke manier, met welke onderbouwing, niet?
Ja. Eerder is de Kamer mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof geïnformeerd2 dat Schiphol verzocht is de aanvraag voor een natuurvergunning en de bijhorende passende beoordeling aan te vullen, en in kennis gesteld3 over de uitgangspunten die bij de besluitvorming ten aanzien van de referentiesituatie zullen worden gehanteerd. Deze passende beoordeling is ook nodig om te komen tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (eerder ook wel aangeduid met «LVB-1»).
Wat waren de uitkomsten van de hierboven genoemde berekeningen, kunt u deze overleggen? Zo nee, waarom niet?
De berekeningen die door de initiatiefnemer op basis van deze uitgangspunten worden gedaan zijn een onderdeel van de voorbereiding van een besluit op de aanvraag om een natuurvergunning van de Minister voor Natuur en Stikstof en de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol op voordracht door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De besluitvorming op een vergunningaanvraag, dan wel het vast te stellen luchthavenverkeerbesluit, kent een voorgeschreven procedureverloop. Daarbij wordt zowel bij de besluitvorming over het ontwerpbesluit als over het definitief besluit verantwoording afgelegd en worden de daaraan ten grondslag liggende documenten gepubliceerd. Uiteraard zal de Kamer over de definitieve besluitvorming worden geïnformeerd.
Welke opsomming van mogelijke impact kunt u geven op het door u voor te bereiden LVB-1? Geef, wanneer dat niet limitatief kan, uit oogpunt van het grote belang de drie belangrijkste (mogelijke) gevolgen en, naar uw mening, het meest waarschijnlijke gevolg.
In 2003 is de exploitatie van de luchthaven uitgebreid met de ingebruikname van de Polderbaan. Bij de aanhangige vergunningaanvraag wordt beoordeeld of de uitbreiding van het project met de vijfde baan heeft geleid tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de eerdere referentiesituatie, voor zover het
Natura 2000-gebieden betreft waarvan de Europese referentiedatum vóór 2003 ligt. De mogelijkheden om een resterende stikstofopgave als gevolg van het gebruik van de Polderbaan te mitigeren kan consequenties hebben voor de besluitvorming over de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol.
De effecten van het scenario waarbij de Polderbaan niet langer in gebruik kan worden genomen zijn onderzocht door een consortium van PwC/S&, Adecs Airinfra en MovingDot in het onderzoek Impactanalyse verlaging activiteitenniveau Schiphol4. De impactanalyse laat het belang van de Polderbaan voor de omgeving en de hubfunctie op Schiphol zien. Met als belangrijkste gevolgen: een maximum aantal van 500.000 vliegtuigbewegingen in combinatie met sluiting van de Polderbaan zou leiden tot een sterke verschuiving van de geluidhinder naar andere gebieden, met naar schatting in totaal 30.000 extra geluidgehinderden ten opzichte van de referentie. Ook schatten de onderzoekers in dat bij 500.000 vluchten op vier banen de operationele veiligheid onder druk komt te staan, zeker tijdens pieken. De onderzoekers benoemen daarnaast het risico op versnelde hubafkalving, waarbij het niet uitgesloten is dat de hub niet in stand blijft. Dan resulteert een grote krimp van het (ICA-)netwerk.
Onlangs bent u door de Minister voor Natuur en Stikstof geïnformeerd5 dat voor Schiphol geldt dat het proces van het verwerven van stikstofruimte, ook om het gebruik van de Polderbaan te mitigeren, in beginsel is afgerond. De Minister voor Natuur en Stikstof acht het aannemelijk dat de vergunning voor de exploitatie van de luchthaven Schiphol op korte termijn kan worden verleend6.
Herkent u de zin «Op het luchtvaartterrein wordt slechts zo veel verkeer toegelaten dat per gebruiksplanjaar niet meer dan 44 miljoen luchtpassagiers van het luchtvaartterrein gebruikmaken» uit diezelfde «Gespreksnotitie overleg tussen LNV/Schiphol/IenW» van oktober 2020?2
Ja.
Klopt het dat met deze zin wordt verwezen naar een voorwaarde uit het PKB 1995? Zo nee, hoe zit het dan?
Nee. Deze zin verwijst naar een bepaling uit de Aanwijzing ex artikel 27 jo. Artikel 24 Luchtvaartwet van het luchtvaartterrein Schiphol (Aanwijzingsbesluit uit 1996). In dit besluit is als bepaling opgenomen (Artikel 2, lid 2): «Op het luchtvaartterrein wordt slechts zo veel verkeer toegelaten dat per gebruiksplanjaar niet meer dan 44 miljoen luchtpassagiers van het luchtvaartterrein gebruikmaken.»
In het verslag van een schriftelijk overleg inzake de procedure aanvulling vergunningaanvraag Wet natuurbescherming en passende beoordeling wijziging Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is toegelicht op welke wijze de referentiesituatie dient te worden afgeleid8. Alle publiekrechtelijke beperkingen in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 en/of Aanwijzingsbesluit uit 2000 bepalen de omvang van de exploitatie van de luchthaven Schiphol die is toegestaan in de referentiesituatie (voor gebieden met een Europese referentiedatum van vóór 2003). Als uitgangspunt is Schiphol meegegeven dat de totale emissieruimte als gevolg van de exploitatie van de luchthaven in de referentiesituatie dient te voldoen aan alle overige bepalingen zoals opgenomen in het meest beperkend besluit. Omdat het Aanwijzingsbesluit uit 1996 en het Aanwijzingsbesluit uit 2000 een beperking kennen op aantallen passagiers en tonnage vracht dient de totale emissieruimte in de referentiesituatie ook daaraan te voldoen.
Kunt u uitsluiten dat het -op basis van het onder 1) en 4) gestelde- PKB 1995 niet het meest beperkende besluit is? En zo nee, kunt u bevestigen dat het -op basis van het onder 1) en 4) gestelde- PKB 1995 wel het meest beperkende besluit is? En zo ja, met welke onderbouwing kunt u dat uitsluiten en hoe zit het dan volgens u?
De referentiesituatie wordt ontleend aan hetgeen was toegestaan op de Europese referentiedatum. Als die toestemming na de Europese referentiedatum is ingeperkt, bepaalt die toestemming de kleinere referentiesituatie. Omdat de Europese referentiedatum varieert per Natura 2000-gebied9 dat wordt geraakt door de aangevraagde activiteit, geldt per Natura 2000-gebied een datum die de toegestane referentiesituatie bepaalt. Als die toestemming na de Europese referentiedatum is ingeperkt, bepaalt die toestemming de (kleinere) referentiesituatie. De toestemming voor gebieden met een Europese referentiedatum van vóór 2003 is publiekrechtelijk ingeperkt in het Aanwijzingsbesluit uit 1996 door de geluidscontouren daarin en/of door het Aanwijzingsbesluit uit 2000 tot 460.000 vliegtuigbewegingen in 2002. Voor gebieden waarvan de Europese referentiedatum ligt vóór 2003 dient beoordeeld te worden welke inperking de meest vergaande is voor die gebieden. Die inperking, en de bijbehorende stikstofdepositie, vormt de referentiesituatie voor die gebieden. Daarnaast kennen het Aanwijzingsbesluit uit 1996 en het Aanwijzingsbesluit uit 2000 een beperking op aantallen passagiers en tonnage vracht en dient de totale emissieruimte in de referentiesituatie ook daaraan te voldoen. In 2008 is de referentiesituatie voor de gebieden waarvan de Europese referentiedatum ligt op 7 december 2004, publiekrechtelijk ingeperkt door de 480.000 vliegtuigbewegingen, zodat dat de referentiesituatie bepaalt ten aanzien van die gebieden. De exacte omvang van de referentiesituatie, en de bijbehorende stikstofdepositie, zal moeten blijken uit de aanvulling op de passende beoordeling.
Indien u bevestigt dat het PKB 1995 het meest beperkende besluit is, kunt u dat uitsluiten dat derhalve voor de referentiesituatie moet worden uitgegaan van een Schiphol met slechts 44 miljoen passagiers? Zo ja, wat is dan het aantal passagiers dat voldoet aan het meest beperkende besluit, volgens u?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.
Wat is de meest reële inschatting voor dit jaar in aantal passagiers op Schiphol? En welke aantallen verwacht u in 2024, 2025 en 2030?
In het halfjaarbericht van Schiphol voor 202310 wordt aangegeven dat het totaal aantal passagiers op Schiphol voor heel 2023 naar verwachting tussen de 60 en 64 miljoen zal uitkomen. Het verwachte aantal vluchten voor het gehele jaar ligt tussen de 430.000 en 445.000. Over de komende jaren kan Schiphol nog geen uitspraken doen. Dit is onder andere afhankelijk van de besluitvorming over Schiphol.
Houdt Schiphol bij de ingediende vergunningaanvraag, rekening met het meest beperkende besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk besluit wordt door de vergunningaanvrager dan daarvoor aangehouden? Welk besluit zou de vergunninghouder wettelijk moeten aanhouden?
Voor de ingediende aanvraag wordt voor het bepalen van de referentiesituatie uitgegaan van het meest beperkende besluit. Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat u herhaald heeft besloten dat het ontbreken van een geldige vergunning op basis van de Wet Natuurbescherming (Wnb) voor Schiphol wordt gedoogd omdat de vergunning op afzienbare tijd vergunbaar zou zijn? Zo ja, wat is de maximale termijn die u als afzienbaar ziet en kunt u het eerste moment dat u of uw rechtsvoorgangers gedoogsteun verleende noemen?
De bevoegdheid hiertoe komt aan de Minister voor Natuur en Stikstof, zijnde bevoegd gezag op grond van de Wet natuurbescherming. In het laatste besluit11 op het handhavingsverzoek ten aanzien van de luchthaven Schiphol heeft de Minister voor Natuur en Stikstof hierover recent nog een afweging gemaakt. In dat besluit heeft het bevoegd gezag geconcludeerd dat er nog steeds concreet zicht is op legalisatie. Het bevoegd gezag acht het aannemelijk dat de vergunning op korte termijn kan worden verleend. Op dit moment wordt door het bevoegd gezag het besluit opnieuw beoordeeld en een beslissing op bezwaar voorbereid.
Bent u van mening dat de huidige vergunningaanvraag ook vergunbaar kan zijn als er een limiet zou gelden in de referentiesituatie van slechts 44 miljoen passagiers? Op welke manier motiveert u die mening?
De besluitvorming op een vergunningaanvraag kent een voorgeschreven procedureverloop. Daarbij wordt zowel bij de besluitvorming over het ontwerpbesluit als over het definitief besluit verantwoording afgelegd en worden de daaraan ten grondslag liggende documenten gepubliceerd. Uiteraard zal de Kamer over de definitieve besluitvorming worden geïnformeerd.
Kunt u zich voorstellen dat het PKB, met een harde limiet van slechts 44 miljoen passagiers, niet het meest beperkende besluit zou kunnen zijn? Wilt u dit motiveren?
Zie antwoord onder 6 en 12.
Is in het adviestraject van de Commissie m.e.r. in heden of verleden de limiet van 44 miljoen passagiers aan de orde gekomen? Zo ja, wilt u deze stukken en correspondentie dan delen met de Kamer?
Nee. De Commissie voor de m.e.r. (Commissie) heeft in het kader van het adviestraject ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit de informatie over de natuurreferentie beoordeeld, en daarbij kanttekeningen geplaatst12. De limiet van 44 miljoen passagiers is daarbij niet aan de orde geweest.
Acht u het mogelijk dat Schiphol een Wnb vergunning kan worden toegekend als er voor de referentiesituatie moet worden uitgegaan van maximaal 44 miljoen passagiers? Zo ja, kunt u aangeven op welke manier dat zou kunnen?
De bevoegdheid hiertoe komt aan de Minister voor Natuur en Stikstof, zijnde bevoegd gezag op grond van de Wet natuurbescherming. De besluitvorming op een vergunningaanvraag kent een voorgeschreven procedureverloop. Daarbij wordt zowel bij de besluitvorming over het ontwerpbesluit als over het definitief besluit verantwoording afgelegd en worden de daaraan ten grondslag liggende documenten gepubliceerd. Uiteraard zal de Kamer over de definitieve besluitvorming worden geïnformeerd.
Klopt het dat in de onder 1 en 4 genoemde gespreksnotitie de paragrafen «Belang IenW/Schiphol» en «Redeneerlijn IenW/Schiphol» de belangen van IenW/Schiphol samenvallen?
Zijn de belangen van u en Schiphol in deze daarmee precies identiek? Zo ja, waar verschillen de belangen?
Zou u geen eigen afwegingen moeten maken? Zo, nee, vind u dit dan staatsrechtelijk zuiver?
Wat betekent dit voor de derde partij in dit overleg, zijnde LNV?
Zijn er ook paragrafen die het bijvoorbeeld het belang IenW/de burger samenvatten? Zo nee, waarom niet?
Waar in de gespreksnotitie kunnen we concreet invullingen zien van de zo vaak gedane belofte dat er geen verslechtering mag optreden van de kwaliteit van de leefomgeving en luchtkwaliteit?
Zou het niet logischer zijn dat, in plaats van dat u uw positie aan die van Schiphol koppelt, zoals duidelijk blijkt uit de kopjes van de paragrafen, de overheid zichzelf juist als één partij ziet, opstelt en als zodanig handelt?
Komt er naar uw mening een moment dat u kiest voor het belang van burgers boven die van de luchtvaartsector, waarbij een nieuwe balans ontstaat? Zo ja, wanneer verwacht u -bij benadering- dat moment?
Het bericht ‘Liters kankerverwekkende stoffen laat Claessen Tankcleaning zo de Maas in stromen’ |
|
Kiki Hagen (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Liters kankerverwekkende stoffen laat Claessen Tankcleaning zo de Maas in stromen»?1
Klopt het dat er iedere week tientallen liters kankerverwekkend benzeen (afkomstig van Claessen Tankcleaning) ongezuiverd de Maas instromen?
Klopt het dat de Omgevingsdienst al 3,5 jaar weet van de situatie bij Claessen Tankcleaning?
Welke handhavende actie is er tot op heden genomen door de Omgevingsdienst, Arbeidsinspectie en/of politie? Vindt u dat er voldoende adequaat is opgetreden tegen de benzeen vervuiling? Zo niet, welke stappen gaat u ondernemen om de benzeenvervuiling door Claessen Tankcleaning direct te stoppen?
Hoe beoordeelt u de communicatie en samenwerking tussen de Omgevingsdienst, de Arbeidsinspectie, politie en gemeente?
Klopt het dat Claessen Tankcleaning in de afgelopen jaren slechts 450 euro aan boete heeft gekregen voor de in het stuk omschreven praktijken? Hoe beoordeelt u dit en hoe staat dit in verhouding tot de een miljoen euro winst die dit bedrijf maakte in 2021? Waarom is er nooit overgegaan tot het opleggen van dwangsommen, en zo nodig het intrekken van vergunningen als Claessen Tankcleaning niet voldoet aan de vergunningen?
Kunt u een overzicht geven van alle meldingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan bij Omgevingsdienst, Arbeidsinspectie, gemeente en politie over Claessen Tankcleaning?
Welke gevolgen hebben de praktijken van Claessen Tankcleaning voor de omgeving, de waterkwaliteit en de waterzuivering in Venlo? Kunt u inschatten wat de omvang is van de milieuschade voor de omgeving?
Hoeveel controles hebben er in de afgelopen jaren plaatsgevonden door politie, Omgevingsdienst, Arbeidsinspectie en/of gemeente bij Claessen Tankcleaning? Hoeveel inspecties daarvan waren onaangekondigd? Bij hoeveel bezoeken zijn er tekortkomingen en/of overtredingen waargenomen? Kunt u een overzicht geven van alle waargenomen overtredingen en/of tekortkomingen?
Klopt het dat medewerkers op een onverantwoorde manier zijn blootgesteld aan grote hoeveelheden gassen en benzeen houdend water? Welke consequenties hebben deze onveilige werkomstandigheden voor de werknemers van Claessen Tankcleaning? Welke ongevallen hebben zich in de afgelopen jaren voorgedaan? Hoeveel meldingen heeft Claessen Tankcleaning daarvan gedaan bij de arbeidsinspectie?
Is er zicht op de situatie op het gebied van arbeidsomstandigheden en milieuproblematiek bij andere tankcleaningbedrijven? Kunt u uitsluiten dat vergelijkbare problematiek zich voordoet bij andere dergelijke bedrijven? Zo niet, welke stappen gaat u zetten om de eventuele problematiek elders ook in kaart te brengen?
Klopt het dat de nalatige praktijken (bij het restafval gooien van raneynikkel) van Claessen Tankcleaning ook brand zou hebben veroorzaakt bij afvalverwerker Renewi? Zo ja, op welke manier is Claessen Tankclenaing hiervoor verantwoordelijk gesteld?
Klopt het dat Cleassen Tankcleaning inmiddels werkt met een andere afvalverwerker? Is deze afvalverwerker bekend met de eerdere omgang van Claessen Tankcleaning met raneynikkel? Zijn er incidenten van brand bekend bij de nieuwe afvalverwerker van Cleassen Tankcleaning?
Als blijkt dat het bedrijf zich niet houdt aan vergunning en willens en wetens de omgeving heeft vervuild en de gezondheid van omwonenden in gevaar heeft gebracht, onderneemt u dan juridische stappen om de schade op het bedrijf te verhalen?
Het bericht dat het rijbewijs steeds duurder wordt. |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in De Telegraaf met als titel «Rijbewijs wordt steeds duurder: «Rijles moet 70 euro per uur gaan kosten»»1?
Ja.
Vindt u het acceptabel dat het halen van een rijbewijs steeds duurder gaat worden?
Het is bekend dat de prijzen voor rijlessen de afgelopen jaren zijn gestegen. De kosten zijn ook voor rijscholen de afgelopen jaren gestegen. Het is te begrijpen dat rijscholen de prijzen verhogen om hun bedrijfsvoering gezond te kunnen houden. Deze prijzen worden daarbij mede door ontwikkelingen in de markt bepaald.
Wat zijn de tarieven in andere EU-landen, ondervinden zij ook hoge stijgingen en wat vindt u van het verschil tussen deze landen?
Het Ministerie van IenW heeft de tarieven 2022 in andere EU-landen onderzocht door te kijken naar de gemiddelde prijzen die een aantal landen zelf heeft ingevuld in een enquête in Europees verband. Uit de enquête blijkt dat de prijzen per lesuur in andere EU-landen vergelijkbaar zijn met die in Nederland. De gemiddelde tarieven liggen tussen de 55–75 euro. In 2022 was het gemiddelde tarief in Nederland 55 euro.
Uit gegevens over 2023 blijkt dat in de meerderheid van de lidstaten die vermeld stonden in de enquête van 2022, de kosten per lesuur zijn gestegen. Bijvoorbeeld in Frankrijk, waar de tarieven zijn gestegen van 55 euro per uur naar 65–75 euro per uur.
Het is belangrijk om op te merken dat de volledige kosten voor het behalen van rijbewijzen niet direct te vergelijken zijn met de kosten in Nederland. Dit komt doordat andere EU-landen verschillende systemen hanteren voor het behalen van een rijbewijs. Zo werkt België met een tijdelijk rijbewijssysteem, Oostenrijk heeft een terugkommoment met een bijbehorend examen, en Frankrijk en Duitsland hebben een systeem waarbij een minimum aantal lessen vereist is voorafgaand aan een toetsmoment.
Hoe draagt u er zorg voor dat het halen van een rijbewijs, nu en in de toekomst, toegankelijk blijft?
De overheid heeft beperkte mogelijkheden om directe invloed uit te oefenen op de tarieven die private rijscholen hanteren.
Met de maatregelen als voorgesteld door de commissie Roemer wordt gestreef naar kwaliteitsverbetering van de rijopleiding, vermindering van de lasten door standaardisatie en versterking van het opleidingsproces. Ook faciliteert het CBR zo goed mogelijk burgers met een mentale of fysieke beperking om, waar mogelijk, zo verkeersveilig mogelijk aan het examen en vervolgens aan het verkeer te kunnen deelnemen. Voor mensen die liever in een andere taal deelnemen aan het examen is het mogelijk om dit in het Engels of met een tolk te doen. Met deze aspecten kan de overheid invloed uitoefenen op de doelmatigheid en kosteneffectiviteit van het behandelen van een rijbewijs.
Bent u bereid om te kijken naar een verlaging van de tarieven van bijvoorbeeld het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) zodat een rijbewijs betaalbaarder wordt? Zo nee, welke acties neemt u om het halen van een rijbewijs goedkoper te maken?
Het CBR hanteert een tariefgestuurd organisatiemodel, waarin de kosten geïntegreerd worden in de tarieven. Het opstellen van deze tarieven is een beslissing van het CBR, waarbij voortdurend overleg met het ministerie plaatsvindt om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot verdere optimalisatie. Dit is onderdeel van de gesprekken die plaatsvinden rondom de goedkeuring van de tarieven. Doelmatigheid blijft het gezamenlijke streven. Hierbij kijken we tevens naar markttrends en prijsveranderingen zoals die zich ook elders in de markt voordoen.
Plattelandsbewoners die onevenredig hard worden geraakt door rekeningrijden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat plattelandsbewoners onevenredig hard worden geraakt door rekeningrijden1?
Ja.
Hoe kunt u rekeningrijden willen invoeren als het openbaar vervoer (OV) in de meeste P10-gemeenten (netwerk van grote plattelandsgemeenten) op het platteland erbarmelijk slecht geregeld is, waardoor er geen alternatief voor de auto is? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Staatssecretaris van IenW heeft uw Kamer op 13 juni jl. per brief geïnformeerd over het voornemen om maatregelen te onderzoeken die het regionaal OV kunnen versterken,2 conform de motie Slootweg/Kuiken3. Daarbij benadruk ik nogmaals het belang dat het kabinet hecht aan voldoende bereikbaarheid voor alle mensen in heel het land, ook in dunner bevolkte gebieden. Vanwege snel stijgende kosten en langzamer terugkerende inkomsten maken de voor het regionaal OV verantwoordelijke decentrale overheden keuzes ten aanzien van het OV-aanbod. Bij de invulling van de motie is het van belang uit te gaan van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de decentrale overheden en het Rijk én ook om de effectiviteit van maatregelen en het financiële kader zorgvuldig mee te wegen. Het is het streven van de Staatssecretaris om de Kamer nog voor de begrotingsbehandelingen van de Ontwerpbegroting 2024 per brief te informeren over de eventuele mogelijkheden.
Over het bieden van voldoende regionaal OV-aanbod is de Staatssecretaris van IenW daarnaast doorlopend in gesprek met de verantwoordelijke decentrale overheden. Het is aan decentrale overheden met hun vervoerders om de lokale reisvraag te bedienen en maatwerk te bieden. De provinciale staten en regionale consumentenvertegenwoordigingen zien toe op de besluiten die regionaal genomen worden. Bij de invulling van de motie Slootweg/Kuiken worden mogelijkheden verkend die het kabinet heeft bij het versterken van het regionaal OV.
Deelt u de mening dat de overheid niet aan de basis mag staan om ongelijkheid tussen burgers te creëren, te weten wel en geen (voldoende) aanbod van openbaar vervoer? Zo ja, hoe kan het dat bewoners op het platteland onevenredig hard op kosten worden gejaagd als rekeningrijden wordt ingevoerd door gebrek aan goed OV? Graag een gedetailleerd antwoord.
P10 neemt aan dat bewoners van plattelandsgemeenten vanwege de grotere afhankelijkheid van de auto bij invoering van BnG ook duurder uit zullen zijn dan onder de huidige motorrijtuigenbelasting. Dit blijkt niet uit onderzoeken die Staatssecretaris Van Rij en ik naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
De gevolgen van het invoeren van Betalen naar Gebruik zijn namelijk voor een aantal varianten voor de tariefstructuur voor landelijk en stedelijk gebied in beeld gebracht. Uit onderzoek dat Staatssecretaris Van Rij en ik op 17 november 2022 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd blijkt dat het gemiddelde jaarkilometrage van een auto in landelijk gebied met 12.400 km per jaar iets lager is dan in sterk of zeer sterk stedelijk gebied (13.000 km per jaar).4 In de vervolgonderzoeken die op 26 juni 2023 zijn gedeeld met de Tweede Kamer wordt deze uitkomst bevestigd.5 Door het hogere autobezit betalen mensen in landelijk gebied per huishouden nu gemiddeld meer motorrijtuigenbelasting (mrb) dan in stedelijk gebied. Gegeven de bovengenoemde jaarkilometrages is het niet te verwachten dat bij invoering van Betalen naar Gebruik een lastenverschuiving optreedt van automobilisten in stedelijk gebied naar automobilisten in landelijk gebied.
Hoe de invoering van Betalen naar Gebruik precies uitpakt voor mensen in stedelijk en landelijk gebied hangt af van de precieze tariefstructuur die gekozen wordt, en de tarieven daarbinnen. Het kabinet heeft daarover nog geen besluit genomen.
Zie met betrekking tot het openbaar vervoer het antwoord op vraag 2.
Waarom is uw beleid erop gericht om automobilisten, die al zwaar belast worden, met kilometerheffing nog meer te belasten? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Tweede Kamer is op 1 juli 2022 geïnformeerd over de hoofdlijnen van Betalen naar Gebruik.6 In deze brief is toegelicht dat door het huidige systeem om te vormen van een belasting op bezit naar een belasting op gebruik, de lasten van automobiliteit rechtvaardiger worden verdeeld. Automobilisten die weinig rijden, gaan dan minder betalen. Zij belasten het wegennet en de omgeving immers minder dan automobilisten die meer kilometers maken. Daarbij is aangegeven dat het uitgangspunt is dat de opbrengsten van de autobelastingen in het voorziene jaar van invoering, 2030, op het niveau van 2025 blijven.
Wilt u, nu het kabinet gevallen is, alle voorbereidingen en/of besluiten rondom het rekeningrijden per direct stopzetten? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Tweede Kamer bepaalt welke onderwerpen controversieel verklaard worden.
Bent u bekend met het bericht van Noordhollands Dagblad «Overleden bestuurder uit Zwaag zoveelste slachtoffer op de N247, automobilisten rijden te hard en halen in waar het niet mag: «Hoeveel doden moeten er nog vallen?»1 en zou u op de verschillende bevindingen willen reflecteren?
Ja. Onze gedachten gaan uit naar de slachtoffers, hun naasten en alle betrokkenen. Het is zeer te betreuren als bij ongevallen verkeersdoden of ernstige gewonden vallen.
De N247 is een provinciale N-weg. Daarmee is deze niet in het beheer van het Rijk. Het is bij deze weg primair aan de verantwoordelijke wegbeheerder om de verkeersveiligheid te monitoren en de aangedragen mogelijkheden ter verbetering van de verkeerveiligheid te beoordelen. Het Ministerie van IenW ondersteunt de provincies om de verkeersveiligheid op de provinciale N-wegen te verbeteren, zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Zou u willen reageren op elk van de door de dorpsraden aangedragen mogelijkheden ter verbetering van de verkeersveiligheid, zoals een oversteekplaats en het plaatselijk verlagen van de maximumsnelheid?
Zie antwoord op vraag 1.
Zou u willen reflecteren op de vraag hoe het rijgedrag van automobilisten die verkeersonveilig gedrag vertonen op de N247 kan worden beïnvloed? Zou u alle mogelijke acties en aanpassingen op een rij willen zetten?
Alle deelnemers in het verkeer hebben de verantwoordelijkheid veilig (rij)gedrag te vertonen. Het Ministerie van IenW wil mensen daarvan bewuster maken en zet daarom in op veilig rijgedrag op de weg. Voorbeelden hiervan zijn campagnes rond afleiding in het verkeer (MONO), het niet rijden onder invloed van alcohol (Bob) en het houden aan de geldende snelheidslimiet. Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is het aan de wegbeheerder zelf om te bezien of en zo ja welke specifieke maatregelen voor de N247 genomen kunnen worden.
Op welke manier heeft u contact met de provincie en de betrokken gemeenten over de verkeersveiligheid en ongevallen op de N247? Welke ondersteuning kan het Rijk de provincie, betrokken gemeenten en andere partners bieden om de verkeersveiligheid op de N247 te verbeteren?
Om de verkeersveiligheid op provinciale N-wegen te verbeteren is er contact met onder meer provincies en gemeenten over de gezamenlijke uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV). Het Ministerie van IenW helpt andere wegbeheerders door het delen van kennis en het beschikbaar stellen van financiële middelen via de Investeringsimpuls verkeersveiligheid.
Het Kennisnetwerk SPV, een samenwerkingsverband van CROW en SWOV in opdracht van het Ministerie van IenW, ontwikkelt, borgt en verspreidt kennis over een risicogestuurde aanpak van de verkeersveiligheid. Dit helpt provincies en gemeenten bij het maken van een risicoanalyse en het opstellen van een uitvoeringsagenda om de grootste risico’s op het eigen wegennet in kaart te brengen en potentiële risico’s in het verkeerssysteem preventief te verminderen. Inmiddels hebben alle provincies, en ook steeds meer gemeenten, dit opgesteld.2
Het Ministerie van IenW ondersteunt medeoverheden via de Investeringsimpuls verkeersveiligheid om een financiële impuls te geven aan de verkeersveiligheid van het onderliggend wegennet. In de eerste twee tranches konden medeoverheden aanvragen doen voor een Rijksbijdrage van maximaal 50% voor infrastructurele maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Voorbeelden van mogelijke maatregelen zijn het aanbrengen van een draagkrachtige berm bij 80 km/h wegen of de aanleg van een fietsoversteek bij een kruispunt via een middeneiland. Hierbij is het aan de medeoverheden zelf om aan de hand van de lijst van maatregelen te bepalen voor welke maatregelen en voor welke wegen aanvragen worden gedaan. Een derde tranche wordt op dit moment uitgewerkt, onder meer samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Deelt u de urgentie om de N247 verkeersveiliger te maken, ook gezien het feit dat in april 2023 nog duidelijk werd dat de N247 op plek 7 staat van meest onveilige N-wegen in Nederland en een deeltraject van de N247 zelfs op plek 2 van meest onveilige deeltrajecten van N-wegen in Nederland staat, beide op basis van het aantal ongevallen? Zo ja, welke verantwoordelijkheid voelt het Rijk hier om iets aan te doen?
Zie de antwoorden op vraag 1 en vraag 4.
Vergunning, Toezicht en Handhaving op de BES-eilanden |
|
Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), van der Ch. Wal-Zeggelink , Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u van mening dat er op Bonaire een goede uitvoering wordt gegeven aan de wet- en regelgeving met betrekking tot het toetsing van projecten om schade aan het koraal te voorkomen, dit in het licht van de conclusies van het recente rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) over het functioneren van het VTH-systeem (vergunning, toezicht en handhaving) op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)? Zo ja, waar baseert u dit op?1
Bent u van mening dat er sprake is van taakverwaarlozing op bijvoorbeeld Bonaire gezien de conclusies van het ILT-rapport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?2
Is het juist dat de zinsnede uit het ILT-rapport «[o]mdat op dit moment geen gebieden zijn aangewezen als gevoelig gebied of bufferzone zal deze vergunningplicht voor geen enkel hotel gaan gelden, ook niet voor de grote resorts aan de kust» (p. 64) betekent dat de huidige hotels in de kustzone geen natuur- of milieuvergunning(splicht) hebben, omdat er geen gevoelige gebieden zijn aangewezen door de Eilandsraad, graag uitgesplitst naar type vergunning? Zo nee, waarom niet en wanneer zullen deze gebieden aangewezen moeten worden?
Bent u het eens met de stelling dat toekomstige hotels in de kustzone ook geen vergunningsplicht meer nodig zullen hebben, omdat er geen gevoelige gebieden zijn aangewezen door de eilandsraad, gezien bovenstaande zinssnede uit het ILT-rapport?
Op welke manier garandeert u met grote zekerheid dat de natuur en het koraal in de gevoelige kustzone niet ernstig wordt aangetast door bovengenoemde «maas in de wet»?
Wat zijn de concrete gevolgen van de conclusies en aanbevelingen van het ILT-rapport voor toezicht en handhaving rondom TUI Chogogo Resort (p. 47), Ocean Oasis (p. 51), de boat yard (p. 54), de cementblokkenfabriek (p. 32) en het resort met golfbaan in Lac Bay (p. 53)? Kunt u deze vraag per locatie beantwoorden?
Bent u bekend met het bericht dat er waarschijnlijk onrechtmatig glas is gestort in Bonaire Marine Park en dat er negen maanden na de vondst van het glas nog geen actie is ondernomen door de autoriteiten? Zo ja, wat vindt u hiervan in het licht van de conclusies van het ILT-rapport en wat bent u voornemens hier tegen te ondernemen?3
Welke mogelijkheden ziet u, naast het inzetten van dwangsommen, om de kwetsbare natuur op Bonaire, inclusief onderwaternatuur, te beschermen?
Wat zijn de (geschatte) kosten van het herstellen van het koraal rondom Chogogo Beach Resort en indien u niet weet wat de kosten zijn, kunt u dit uitzoeken?
Wat zijn de (geschatte) baten van hersteld koraal en wie zal van deze baten het meeste genieten? Indien u niet weet wat de baten zijn, kunt u dit uitzoeken?
Is het al bekend wie het koraal rondom Chogogo gaat herstellen, en indien het niet bekend is, bent u van plan zorg te dragen dat het koraal zal worden hersteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer en wie zal waarschijnlijk voor deze kosten opdragen?
Gaat u gebruik maken van de mogelijkheid om een bestuurlijke aanwijzing te geven aan Chogogo Resort, dan wel het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB), op basis van de conclusies van het ILT-rapport? Zo nee, waarom niet, graag uitgesplitst naar Chogogo en OLB? Zo ja, wanneer?
Welke aanbevelingen uit het ILT-rapport kunnen alleen geïmplementeerd worden met een wetswijziging en welke wetswijzingen zijn hiervoor mogelijk wanneer het Inrichtingen en Activiteitenbesluit BES (IAB-BES) niet wordt ingevoerd?
Erkent u dat de Wet Gemeenschappelijke regelingen slechts beperkt van kracht is in Caribisch Nederland, waardoor samenwerking met een Omgevingsdienst in Europees Nederland thans juridisch geen optie is? Zo ja, bent u van plan de wet aanpassen? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Kunt u uiteenzetten op welke wijze samenwerking met een Omgevingsdienst in Europees Nederland doeltreffend, doelmatig en uitvoerbaar is op het moment dat zowel de procedurele voorschriften (instrumenten, procedures) afwijken door het ontbreken van onder meer de Algemene wet bestuursrecht als ook de materiële voorschriften anders zijn (afwijkende milieuwetgeving)?
Op welke manier schendt u niet de beginselen van behoorlijk bestuur met bovenstaande samenwerking?
Op welke manier schendt u niet de beschermingsplicht voor de natuur op de BES-eilanden?
Op welke wijze gaat u bovengenoemde belemmeringen wegnemen en kan daarbij specifiek aangegeven worden hoe dit zich verhoudt tot het «comply or explain»-beleid?
Kunt u uiteenzetten op welke wijze het ontbreken van (geo)basisregistraties en de overige registraties in Caribisch Nederland (CN) de vergunningverlening, nu en in de toekomst, het toezicht en de handhaving hindert? Kunt u in de beantwoording van deze vraag specifiek ingaan op de vele voordelen die de rijksoverheid noemt in de «Handreiking gebruik basisregistraties voor de omgevingsdiensten»?
Welke plannen heeft u om Caribisch Nederland op te nemen in de tien basisregistraties en de overige registraties?
Zijn er doelstellingen geformuleerd voor het opnemen van Caribisch Nederland in de tien basisregistraties en de overige registraties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel hiervoor tegemoetzien?
Kunt u aangeven op welke manier voorkomen wordt dat er met het «comply or explain»-beleid verschillen ontstaan tussen Europees Nederlandse wetgeving en Caribisch Nederlandse wetgeving, nu steeds meer milieuwetgeving zijn oorsprong vindt in verordeningen en richtlijnen van de EU?
Hoe wordt bij omzetting van richtlijnen geborgd dat er adequate regelingen getroffen blijven worden voor Caribisch Nederland met «comply» als uitgangspunt? Op welke wijze wordt bij verordeningen alsnog in gelijkwaardige wetgeving voor Caribisch Nederland voorzien?
Deelt u de mening dat een snelle en doeltreffende handhaving op vergunningsplicht nodig is om de druk op het onderwaterpark Bonaire af te laten nemen? Zo nee, waarom denkt u dat de huidige vorm van handhaving dan wel volstaat om de druk op het onderwaterpark te doen af nemen?
Kunt u een lijst van maatregelen opnoemen die wel genomen gaan worden gegeven de huidige staat van handhaven en die wel volstaan om de druk op het onderwaterpark te doen af nemen?
Vindt u soms dat het onderwaterpark niet onder druk staat? Waar blijkt dat dan uit?
Waarom vindt u niet dat er voldaan moet worden aan de vergunningsplicht van art. 14 Eilandsbesluit onderwaterpark Bonaire? Zo ja, waar blijkt dit dan uit?
Bent u op de hoogte van de hoeveelheid bedrijven die zonder vergunning opereren in het onderwaterpark Bonaire? Zo ja, hoeveel bedrijven zijn dit? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u deze informatie verkrijgen?
Deelt u de mening dat er geen of onvoldoende zicht is op bedrijven die gebruik maken van het onderwaterpark, waardoor er dus ook minder zicht is op drukfactoren in het water? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiertegen optreden?
Kunt u bevestigen dat er al jarenlang wordt gedoogd dat ieder bedrijf, ook na incidenten, kan opereren in het onderwaterpark? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om te investeren in meer capaciteit bij de Directie Ruimte & Ontwikkeling van het OLB in de vorm van natuurbeleidsmedewerkers en natuurvergunningverleners om aanvraag op grond van art. 14 Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire sneller af te laten handelen?
Welke samenwerking is er tussen inspecteurs van de Directie Toezicht en Handhaving (DTH) en rangers van STINAPA wanneer het aankomt op toezicht en handhaving op deze vergunningsplicht?
Kunt u aangeven op basis van welke argumenten u oordeelt dat u uitvoering heeft gegeven aan de aangenomen motie waarin verzocht wordt om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat het ruimtelijk ontwikkelingsprogramma is vastgesteld, gezien de conclusies van het ILT-rapport?4
Kunt u aangeven waarom het juridisch niet mogelijk is om onomkeerbare stappen zetten, zoals u aangeeft in antwoord op Kamervragen van de Partij voor de Dieren, waarin u schrijft: «dat met de vaststelling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan voor Bonaire zal worden gewacht totdat het ruimtelijk ontwikkelingsprogramma is vastgesteld. Logischerwijs geldt dit ook voor partiële herzieningen van het ontwikkelingsplan, [...] constateer ik dat het op dit moment juridisch niet mogelijk is om onomkeerbare stappen te zetten»?5
Welke stappen heeft u genomen om het juridisch wel mogelijk te maken om geen onomkeerbare stappen te zetten?
Kunt u de beslisnota of andere stukken hiervoor bij de beantwoording stoppen (om een duur WOO-verzoek te voorkomen)? Zo nee, waarom niet?
Hoe rijmt u het beperkt toestaan van woningbouw in een gebied met de bestemming «open landschap» waar geen woningbouw is toegestaan met efficiënte en effectieve VTH?6
Kunt u aangeven op welke wijze de bevolking van Caribisch Nederland zal worden betrokken bij de bespreking van het voorontwerpontwikkelingsprogramma zoals door u aangegeven in antwoord op vragen van de leden Wassenberg, Vestering, Van Esch en Wassenberg over het adequaat beschermen van kwetsbare en unieke natuur en koraal op en rondom de BES-eilanden? [4, antwoord op vraag 5]
Bent u het ermee eens dat, gezien de kwaliteit en instandhouding van het koraal, het eerder opstellen van een staat van de natuur dan in 2025 wenselijk is? Zo ja, hoe gaat u hier uitvoering aan geven? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier denkt u dat u niet medeplichtig bent aan de teloorgang van de natuur op en rondom de BES-eilanden met het huidige Kabinetsbeleid dat u uitvoert?
Komt er een inventarisatie van het koraal aan de oostkust van Bonaire, waaronder 15 kilometer grenzend aan Plantage Bolivia? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven wat u onder Fase 1 van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) verstaat, waar we ons in deze fase bevinden en wat de activiteiten zijn die nu lopen en bijdragen aan het behalen van de in bijlage 3 van het NMBP genoemde mijlpalen voor 2024 en 2030, naar aanleiding van uw antwoord op de hierboven genoemde Kamervragen?7
De koeiensterfte bij de dijk van het Reevediep |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in het AD «Hij is de hoop kwijt: boer Jaap verliest 25ste koe en wacht nog steeds op onderzoek»?1
Bent u op de hoogte van de laatste stand van zaken rondom deze problematiek?
Is er over deze casus contact tussen de ministeries en het waterschap Drents Overijsselse Delta, dat een onderzoek gaat doen naar de dijk?
Zo ja, hoe verloopt dit contact? Waar zitten eventuele obstakels in het onderzoek?
Kunt u, gezien de betreffende boer in het artikel stelt dat «ze bellen om een afspraak te maken, maar ik heb liever dat ze aan het werk gaan», een reflectie geven over waarom het waterschap Drents Overijsselse Delta deze indruk achterlaat bij de boer in kwestie?
Deelt u de mening van bodemexpert Theo Edelman die stelt dat er een gesloten balans moet komen waarbij er een duidelijker beeld moet komen van hoeveel grond is aangevoerd en hoeveel daarvan daadwerkelijk onderzocht is?
Zo ja, welke stappen zullen hier dan uit voortvloeien?
Welke pogingen tot samenwerking met de boer zijn «tevergeefs» ondernomen?
Welke informatie is er van de betreffende boer nodig die de specialisten van het waterschap niet hebben?
Welke stappen gaan worden ondernomen om het onderzoek zo snel mogelijk te laten starten?
Het bericht ‘Kabinet blijft onvermurwbaar: geen broodnodige studentenhuizen of woningen onder vliegroute Schiphol’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kabinet blijft onvermurwbaar: geen broodnodige studentenhuizen of woningen onder vliegroute Schiphol»1 op basis van het persbericht en de Raadsbrief van 11 juli 2023 van de gemeente Amstelveen2?
Bent u bekend met het feit dat er in de regio Amsterdam een nijpend tekort is van ruim 6.600 studentenwoningen en dat het toevoegen van studentenwoningen direct naast de bestaande studentencampus Uilenstede het tekort met bijna twee derde had kunnen terugdringen?
Kunt u uitgebreid ingaan op wat het wegvallen van deze plannen betekent voor het tekort en aantal te bouwen studentenwoningen in de regio Amsterdam de komende jaren?
Klopt het dat u van mening bent dat Kronenburg niet noodzakelijk is voor het halen van de woningbouwopgave in de Metropool Regio Amsterdam, ook niet voor studentenhuisvesting, omdat er voldoende andere locaties in de regio zijn voor (studenten)woningen? Welke plekken zijn dat dan? Om hoeveel (studenten)woningen gaat dit? Kan daar op eenzelfde korte termijn gestart worden met bouwen als nu in Kronenburg zou kunnen? Wanneer worden deze studentenwoningen opgeleverd?
Klopt het dat u het advies van de door het Rijk aangestelde topambtenaar Hans van der Vlist met verschillende oplossingsrichtingen om te komen tot een doorbraak in dit langlopende dossier niet hebt overgenomen? Waarom zijn alle oplossingsrichtingen van tafel geveegd?
Deelt u de mening dat woningbouw in de huidige woningcrisis, zeker in een uniek gebied waar al duizenden studentenwoningen aanwezig zijn sinds de jaren '60 en waar studenten slechts een aantal jaar verblijven tijdens hun studie, niet belemmerd mag worden door vliegbewegingen? Waarom verkiest het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vliegtuigen boven woningen?
Klopt het dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen goedkeuring kan geven aan de bouw van studentenwoningen op Kronenburg vanwege het Luchthavenindelingsbesluit (LIB)? Klopt het dat de inspectie überhaupt niet bij machte is om hiervan af te wijken? En klopt het dat u wel de bevoegdheid heeft om een «verklaring van geen bezwaar» af te geven waardoor de bouw van de broodnodige studentenwoningen op Kronenburg vrijwel direct kan starten?
Wat betekent dit voor de rest van de plannen als het Rijk al zo snel terug moet komen op de recent ondertekende afspraken met provincies Noord-Holland en Flevoland, en de gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam in de Woondeal MRA (15-03-2023)?
Ziet u nog kansen om binnen afzienbare tijd een substantieel aantal (studenten)woningen toe te voegen op Kronenburg? Zo ja, hoe ziet u dit voor zich? Om hoeveel woningen gaat het dan? Zo nee, is de bouw van studentenwoningen in Kronenburg dan deze kabinetsperiode definitief van de baan?
Directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u uitsluiten dat afvalwater afkomstig van olie- en/of gaswinning van twee mijnbouwlocaties die in het Waddengebied liggen, te weten Ameland-Westgat en Borgsweer (een dorp aan de Waddenzee in Noord-Groningen) geïnjecteerd wordt op een dusdanige wijze dat dit afvalwater onder Natura 2000-gebied de Waddenzee terechtkomt?1 Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitsluiten dat afvalwater van olie- en/of gaswinning in Borgsweer in het zogenaamde Groningen gasveld wordt geïnjecteerd?2 Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitsluiten dat het Groningen gasveld zich uitstrekt onder Natura 2000-gebied de Waddenzee ten noorden van Groningen en de Eemsmonding? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitsluiten dat het afvalwater bij Ameland-Westgat in het veld terug wordt geïnjecteerd?3 Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) cadmium als slechts schadelijk definieert, terwijl het European Chemical Agency spreekt over kankerverwekkende stoffen?4 Zo nee, waarom niet en wat vindt u ervan dat de NAM sommige zeer schadelijke stoffen als minder gevaarlijk definieert?
Op basis van welke wetenschappelijke argumentatie kunt u uitsluiten dat afvalwater niet gevaarlijk is, gezien afvalstoffen nog een aantal andere afvalstromen bevatten waaronder kankerverwekkende elementen zoals arseen, lood en cadmium?5 Zo nee, waarom niet en wat bent u van plan te ondernemen tegen de gevaarlijke afvalstromen?
De beantwoording over het bericht dat Amsterdam autoroutes dwars door de stad wil afsluiten |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht «Amsterdam wil autoroutes dwars door de stad schrappen»?1
Ja.
Klopt het dat u in uw beantwoording heeft gezegd dat Rijkswaterstaat zitting heeft in de escalatielijn van de pilot «knip» Weesperstraat en dat Rijkswaterstaat het mandaat heeft om in te grijpen in de uitvoering van de pilot als de verkeerssituatie hier aanleiding toe geeft?
Ja.
Wat zijn voor u aanleidingen om in te grijpen in de uitvoering van de pilot?
Ik begrijp dat Amsterdam in deze pilot maatregelen onderzoekt die de leefbaarheid in de stad verbeteren. Mijn belang is dat deze pilot de doorstroming op de Ring niet hindert.
Klopt het dat de Amsterdamse wethouder in het debat «knip» Weesperstraat heeft gezegd dat het beeld niet moet ontstaan dat u heel erg kan ingrijpen en dat de Weesperstraat een echte Amsterdamse weg is (ingebracht 28 juni 2023)?
Het is aan de wethouder van Amsterdam om te bevestigen of zij dit op deze wijze heeft gezegd.
Hoe kan het dat de Amsterdamse wethouder een ander beeld in het debat schetst over uw mandaat om in te grijpen in de uitvoering van de pilot dan u in uw beantwoording?
Ik meen dat de wethouder hetzelfde beeld heeft als ik over de samenwerking in deze pilot. Zoals eerder aan de Kamer aangegeven2 op 3 mei jl., is met Amsterdam afgesproken dat Rijkswaterstaat kan eisen dat Amsterdam tijdelijk slagbomen op de Weesperstraat openstelt als er files op de A10 ontstaan als gevolg van de pilot. Indien dit het geval is, dan kan de pilot worden voortgezet als de drukte op de A10 is opgelost.
Als zou blijken dat Rijkswaterstaat regelmatig moet eisen dat Amsterdam de slagbomen opent, dan ga ik in gesprek met de wethouder over het aanpassen van de pilot of beëindigen van de pilot. Als Minister heb ik niet het mandaat om de pilot te beëindigen; dat mandaat ligt bij de wethouder van Amsterdam. Tot nu toe heeft die situatie zich niet voorgedaan.
Kunt u de escalatielijn van de pilot, waarin Rijkswaterstaat zitting heeft, toelichten en specifiek onder welke voorwaarden Rijkswaterstaat kan ingrijpen in de uitvoering van de pilot?
Zie antwoord op vraag 5.
Het artikel 'Utrecht wil parkeerkosten voor lage inkomens vergoeden, ook als ze geen auto hebben' |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Daan de Kort (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Utrecht wil parkeerkosten voor lage inkomens vergoeden, ook als ze geen auto hebben»?1
Bent u van mening dat minimabeleid gericht moet zijn op participatie en het vergemakkelijken van de stap naar werk? Zo ja, hoe beoordeelt u dan het toekomstige beleid van de gemeente Utrecht met betrekking tot de houders van de zogeheten U-pas in relatie tot het nieuwe parkeerbeleid, de verschillen tussen niet-werken en werken worden zo namelijk groter? Kunt u verklaren hoe het geven van´gratis geld» een duurzame oplossing is om mensen uit armoede te laten komen?
Vindt u het proportioneel dat houders van een zogeheten U-pas een vergoeding krijgen om de nieuwe regels voor betaald parkeren te kunnen betalen, wetende dat 70% van de mensen die dit bedrag ontvangen helemaal geen auto hebben?
Vindt u dat het generiek verzwaren van de lasten voor autobezitters en tegelijkertijd 150 euro uitkeren aan minima zonder auto een vorm van herverdeling is? Zo ja, gaat u hier op handhaven? Zo nee, waarom vindt u dit niet?
Vindt u dat het invoeren van betaald parkeren voor alle Utrechters en tegelijkertijd bijstandsgerechtigden en andere minima zonder auto «compenseren' met een uitkering een verkapte vorm van inkomenspolitiek is? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit tegen te gaan? Zo niet, kunt u dat nader verklaren?
Telt het bedrag van 150 euro dat de autoloze bijstandsgerechtigden van de gemeente Utrecht ontvangen mee met het maximale bedrag dat men aan giften mag ontvangen? Zo ja, bent u in gesprek met de gemeente Utrecht om toe te bezien dat deze limiet gehandhaafd wordt indien deze door de uitkering overschreden wordt?
Vreest u voor een groeiende precedentwerking van gemeenten die herverdelende maatregelen treffen? Vindt u dit een correcte invulling van de gemeentelijke bevoegdheden van de huidige participatiewet? Zo niet, kunt u dat nader verklaren?
Hoe beoordeelt u het besluit van de gemeente Utrecht om in heel de stad betaald parkeren in te voeren?
Bent u het ermee eens dat het invoeren van betaald parkeren ook negatieve gevolgen kan hebben op de bewegingsvrijheid van inwoners?
PFAS |
|
Kiki Hagen (D66), Sandra Beckerman , Bouchallikh , Eva van Esch (PvdD), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kuipers , Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die een vergunning hebben om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mogen lozen/uitstoten)?
Nee, hiervan is geen gecentraliseerd overzicht. Op dit moment zou het creëren van een nationaal overzicht van PFAS-emissies, waarbij verschillende systemen met elkaar worden verbonden, buitensporige inspanningen vergen en weinig toegevoegde waarde bieden. Het bevoegd gezag zou in dat geval aanzienlijke middelen moeten inzetten om deze lijst te maken en te onderhouden, wat ten koste zou gaan van de inspanningen om emissies effectief te reguleren en te verminderen. Een uitgebreidere toelichting staat in de Kamerbrief die de Kamer op 7 maart heeft ontvangen1. Als invulling van de motie Haverkort2 wordt een overzicht gemaakt van de belangrijkste PFAS-emissies. Hierin worden zowel de directe als indirecte lozingen meegenomen. De Kamer zal over de uitvoering van de motie voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water worden geïnformeerd.
Kunt u een overzicht geven van alle bedrijven die in het verleden een vergunning hebben gehad om PFAS te lozen en/of uit te stoten (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke instanties zijn verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten? Onder welke voorwaarden worden vergunningen verleend?
Het verlenen van vergunningen om PFAS te lozen en/of uit te stoten valt onder de verantwoordelijkheid van verschillende overheidsinstanties, afhankelijk van de locatie en bevoegdheid rondom de activiteit. Op nationaal niveau is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor het ontwikkelen van het milieubeleid en het vaststellen van algemene regels en normen. De uitvoering van de vergunningverlening en het toezicht is gedelegeerd. Voor milieuvergunningen en watervergunningen voor indirecte lozingen zijn de provincies en gemeenten bevoegd gezag. Provincies zijn bevoegd gezag voor grotere milieubelastende activiteiten, zoals industriële installaties en afvalverwerkers, terwijl gemeenten bevoegd zijn voor minder complexe activiteiten, zoals horeca en kleinere bedrijven. Omgevingsdiensten zijn de uitvoeringsorganisaties namens de provincies en gemeenten.
Voor watervergunningen is de verantwoordelijkheid verdeeld tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat. Waterschappen zijn bevoegd voor activiteiten die betrekking hebben op regionale wateren.
Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor de Rijkswateren (behalve voor indirecte lozingen waarvoor een gemeente of provincie bevoegd gezag is).
Milieu- en watervergunningen worden verleend onder strikte specifieke voorwaarden om ervoor te zorgen dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, en om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. Hoewel de voorwaarden kunnen variëren afhankelijk van de aard en omvang van de activiteit, zal de initiatiefnemer in alle gevallen de Best Beschikbare Technieken (BBT) moeten toepassen om emissies te beperken. Met BBT wordt bedoeld de meest doeltreffende methoden en werkwijzen die technisch en economisch haalbaar zijn om emissies te beperken. Hierbij zal afhankelijk van de schadelijkheid van een stof door het bevoegd gezag in meer of mindere mate inspanning worden gevraagd van de initiatiefnemer. Een initiatiefnemer is verplicht om elke maatregel uit te voeren die gezien kan worden als economisch redelijk. Vervolgens wordt met de immissietoets gecontroleerd of de emissie (na toepassing van BBT) in voldoende mate is beperkt en niet leidt tot overschrijding van de milieukwaliteitsnormen voor de ecologische toestand en drinkwaterkwaliteit. Indien een overschrijding wordt berekend met de immissietoets, zal de emissie verder moeten worden beperkt alvorens deze kan worden toegestaan (BBT+ maatregelen). Een schematische weergave van de te nemen stappen bij vergunningverlening is opgenomen in figuur 1 en een uitgebreidere toelichting staat op de website van infomil3 en de helpdesk water4.
Figuur 1: schematische weergave beoordeling wateremissie.
Kunt u aangeven welke drinkwaterbronnen op dit moment gevaar lopen door de aanwezigheid van PFAS? Kunt u een overzicht geven van de PFAS-concentraties per drinkwaterbron?
Ja, de recente RIVM studie5 heeft de humane blootstelling aan PFAS via verschillende routes in beeld gebracht. Het is duidelijk dat de concentraties PFAS-verbindingen die aangetroffen worden in winningen waar oppervlaktewater gebruikt wordt, hoger is dan de concentraties die aangetroffen worden in grondwaterwinningen, maar ook in de grondwaterwinningen worden PFAS verbindingen aangetroffen.
Bijlage C van het RIVM rapport toont de gemiddelde concentraties in drinkwater gemaakt van oppervlakte- en grondwaterbronnen, op basis van de analyses die zijn uitgevoerd door de drinkwaterbedrijven.6
De bedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de drinkwaterproductie, plaatsen op hun websites ook actuele informatie over de PFAS verbindingen die zij aantreffen in hun innamepunten.
Waterbedrijf Groningen
WML
PWN
Waternet
Dunea
Evides
Oasen
Kunt u aangeven wat de gezondheidskundige effecten zijn van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Mensen kunnen PFAS op verschillende manieren binnenkrijgen. Bijvoorbeeld via voedsel (eten en drinkwater), huisstof, lucht en via contact met materialen waarin ze zijn verwerkt. Voedsel levert de belangrijkste bijdrage aan de aanwezigheid van PFAS in het lichaam. Het RIVM heeft berekend dat mensen in Nederland uit voedsel en drinkwater samen reeds meer PFAS binnenkrijgen dan de gezondheidskundige grenswaarde. Als je er gedurende meerdere jaren te veel van binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Je wordt dan niet gelijk ziek. Maar als het immuunsysteem minder goed werkt, kun je wel sneller of vaker ziek worden. Zie ook de beantwoording van vraag 23 in deze vragenset en vraag 11 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Kunt u aangeven wat tot op heden de economische schade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
De omvang van de aanwezigheid en daarmee de economische schade van de aanwezigheid van PFAS in onze leefomgeving is niet in beeld. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft CE Delft in februari 2023 het Handboek Milieuprijzen 2023 opgeleverd. Milieuprijzen dienen als een maatstaf voor het verlies aan welvaart dat optreedt wanneer één extra kilogram van een vervuilende stof in het milieu wordt gebracht. In het Handboek Milieuprijzen 2023 zijn echter geen milieuprijzen opgenomen voor PFAS. De aanpak die gevolgd wordt voor het bepalen van de prijs van emissies is niet zonder meer geschikt voor persistente stoffen, omdat deze geen rekening houdt met de tijdsdynamiek van effecten en kosten. Behalve het beter in kaart brengen van de aanwezigheid van PFAS, moeten de effecten van die aanwezigheid op de menselijke gezondheid en ecosysteemdiensten gewaardeerd worden. Het PFAS programma RIVM (zie ook het antwoord op vraag 10) geeft deels invulling aan deze kennisbasis.
Voor een aantal projecten van Rijkswaterstaat is wel bekend dat extra kosten gemaakt zijn voor onderzoek, opslag en afvoer van PFAS-houdende grond. Hierover is uw Kamer middels de MIRT-brieven van 9 juni 2021 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 62) en 26 november 2020 (Kamerstuk 35 570 A, nr. 45) geïnformeerd. Daarbij is in het MIRT-overzicht opgenomen dat de realisatieprojecten A24 Blankenburgverbinding, de Nieuwe Sluis Terneuzen en de A16 Rotterdam met meerkosten zijn geconfronteerd vanwege PFAS.
Kunt u aangeven wat tot op heden de milieu en natuurschade is van de in Nederland aanwezige PFAS-vervuiling?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven waar in Nederland grondverzet en/of baggerwerkzaamheden niet zijn toegestaan als gevolg van PFAS-vervuiling? Hoeveel bouwprojecten hebben hierdoor vertraging opgelopen en/of zijn afgeblazen?
Grondverzet en baggerwerkzaamheden zijn in beginsel toegestaan als aan de wettelijke eisen wordt voldaan die zijn neergelegd in het Besluit bodemkwaliteit. Er is geen sprake van dat activiteiten als gevolg van PFAS-vervuiling niet zijn toegestaan. Beide activiteiten zijn niet vergunningplichtig, wel moet een melding gedaan worden bij het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. Het handelingskader PFAS geeft door middel van landelijke toepassingswaarden invulling aan de zorgplicht in de bodem- en waterregelgeving. Het gaat niet om wettelijke normen maar om advieswaarden. Diverse decentrale overheden hebben daarnaast specifiek beleid met lokale toepassingswaarden geformuleerd. Onder deze waarden kan verantwoord grond- en baggerspecie hergebruikt worden, daarboven moeten partijen worden gereinigd of gestort. In concrete projecten waar materiaal (deels) niet hergebruikt kan worden, betekent dit dat gezocht moet worden naar ander materiaal. Zowel bij reinigen als bij storten zal dat betekenen dat grondverzet, baggerwerkzaamheden en bouwprojecten duurder uitvallen.
Inmiddels zijn de belangrijkste verontreinigingslocaties wel in beeld, onder meer door onderzoek van decentrale overheden in 2022 en 2023, dat met specifieke uitkeringen van de Rijksoverheid is gefinancierd.7 Cijfers van het Meldpunt bodemkwaliteit geven geen indicatie dat nuttig hergebruik van grond- en baggerstromen stagneert. Het afgelopen jaar zijn er ook geen nieuwe signalen van stagnerende bouwprojecten ontvangen, waar eerder nog wel vertragingen in bouwprojecten gemeld zijn, zoals bij de aanleg van de Nieuwe Sluis in Terneuzen, zie ook het antwoord op vragen 6 en 7. In december 2021 gaf de sector zelf aan dat na de actualisatie van het handelingskader PFAS circa 90% van de knelpunten in het grondverzet opgelost is (Kamerstukken 35 334, nr. 172).
Waar in Nederland bevinden zich stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor het storten van PFAS-houdend afval? Kunt u garanderen dat hier geen risico’s zijn voor het milieu en de omgeving? Zo ja, op basis waarvan?
In 2010 is Europees een eerste concentratiegrenswaarde voor PFOS in afval geïntroduceerd8. Sindsdien zijn ook voor PFOA en PFHxS9 Europees concentratiegrenswaarden voor afval geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat er sindsdien meer zicht is op de aanwezigheid van die PFAS-soorten in afval. Het is echter moeilijk om met zekerheid te weten in welke stortplaatsen in de periode vóór de introductie van die concentratiegrenswaarden afval met PFAS gestort is. Ondanks de onmogelijkheid om op basis van de beschikbare informatie een waterdicht overzicht te geven, is wel een inschatting te maken van mogelijke stortplaatsen waar afval met PFAS gestort is. Deze inschatting is gemaakt door Rijkswaterstaat op basis van 1) digitale meldgegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA); 2) de nabijheid van de stortplaatsen tot Chemours en 3) stortplaatsen waar grondreinigingsresidu van gereinigde PFAS-houdende grond is gestort.
Afvalzorg Zeeasterweg
Lelystad
Open
Mineralz Maasvlakte
Rotterdam
Open
Afvalzorg Nauerna
Zaanstad
Open
Renewi Smink
Amersfoort
Open
Attero Wilp
Voorst
Open
Attero Spinder
Tilburg
Open
Attero Landgraaf
Landgraaf
Open
Derde Merwedehaven
Dordrecht
Gesloten (medio 2013)
Voor wat betreft de risico’s voor milieu en omgeving: de in Nederland aanwezige stortplaatsen worden conform de Europese Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen10 geëxploiteerd. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in o.a. het Stortbesluit bodembescherming11 en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa)12. Bevoegde gezagen leggen, conform de Richtlijn, voorschriften op aan stortplaatsen. Deze voorschriften zien onder meer toe op het: 1) opvangen en afvoeren van percolaat13; 2) bemonstering van het oppervlaktewater in de nabijheid van de stortplaats; 3) toetsing van noodzakelijke voorzieningen; 4) jaarlijkse rapportage over (het functioneren van) de voorzieningen; 5) noodzakelijkheid urgentieplan als drempelwaardes overschreden worden en 6) toetsing van de bodemgesteldheid. Deze voorschriften zijn belangrijke maatregelen om eventuele risico’s te beheersen en te beperken, en worden door het bevoegde gezag van de stortplaats gehandhaafd.
Bovendien zijn stortplaatsen verplicht bij te dragen aan zogenaamde nazorgfondsen in het kader van de eeuwigdurende nazorg op stortplaatsen. Met deze nazorgfondsen wordt voor stortplaatsen tot in de eeuwigheid geborgd dat middelen beschikbaar zijn voor de nazorg van stortplaatsen wanneer deze gesloten worden. Deze stortplaatsen worden bij de sluiting afgedekt volgens de geldende technische richtlijnen en worden blijvend gemonitord. Met een dergelijke afdichting zouden geen stoffen uit de stortplaats moeten kunnen treden. Hoewel nooit met zekerheid te stellen is dat iets volledig risicoloos is, worden met de vigerende wet- en regelgeving en de monitoring daarop de (opkomende) risico’s voor mens en milieu zo beperkt mogelijk gehouden.
Kunt u een overzicht geven van alle onderzoeken die op dit moment lopen naar de effecten van PFAS op gezondheid en milieu en hoe wijdverspreid het PFAS probleem is in Nederland? Kunt u per onderzoek aangeven wanneer de resultaten van dit onderzoek worden verwacht en op welke manier deze bijdragen aan het bepalen van het beleid rondom PFAS?
Op deze onderwerpen is er sprake van een snel toenemende aandacht bij diverse overheden. Het is daarom onmogelijk om een totaaloverzicht te geven van alle lopende onderzoeken.
Het Ministerie van IenW heeft samen met de Ministeries van VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven te onderzoeken wat er gedaan kan worden om de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan PFAS omlaag te brengen (PFAS Programma RIVM14). Daarvoor willen we ook weten hoeveel PFAS er in het milieu zit én hoeveel PFAS mensen binnenkrijgen. Het onderzoek richt zich op heel Nederland, maar onderzoekt ook of het mogelijk is om regionale verschillen mee te nemen. Het onderzoek onderzoekt ook hoe de risico’s van blootstelling aan mengsels van PFAS het beste geduid kunnen worden. Het onderzoek duurt tot 2025. Met deze kennis wordt beoogd het beleid en maatregelen rondom PFAS te onderbouwen.
Is er zicht op de effecten van PFAS op de werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders en specifiek voor mensen rondom de Westerschelde en Chemours? Zo ja, wat zijn deze effecten dan?
Het Europese Voedselveiligheidsagentschap EFSA beschouwde in 2020 de verminderde reactie van het immuunsysteem op vaccinatie als het meest kritieke effect op de menselijke gezondheid. Geen van de onderliggende onderzoeken zijn uitgevoerd in Nederland, maar de bevindingen zijn zeker relevant voor Nederland. Als iemand gedurende meerdere jaren te veel PFAS binnenkrijgt, kunnen de stoffen de werking van het immuunsysteem beschadigen, waardoor (kinder)vaccinaties minder effectief kunnen worden. Het RIVM heeft momenteel geen zicht op mogelijk verminderde werkzaamheid van vaccinaties onder Nederlanders.
Is er voldoende kennis en capaciteit aanwezig bij de omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat om adequaat toezicht te kunnen houden op de uitstoot/lozing van PFAS?
De kennis en capaciteit voor complexe vergunningen is continue een aandachtspunt. De kennis en capaciteit om adequaat toezicht te kunnen houden op o.a. PFAS is voor verbetering vatbaar. Het is in de huidige krappe arbeidsmarkt lastig om ervaren mensen te werven. Dit heeft onze volle aandacht.
Op welke manier wordt er toezicht gehouden bij stortplaatsen die in het verleden zijn gebruikt voor de stort van PFAS-houdend afval?
Zie het antwoord op vraag 9.
Waarom is er geen aanvullend onderzoek gedaan naar aanleiding van de eerdere aflevering van Zembla waaruit naar voren kwam dat er hoge concentraties GenX zijn gemeten bij Brienenoord en Maassluis?
Er is wel aanvullend onderzoek gedaan. Rijkswaterstaat heeft de monitoringsresultaten van het rivierenonderzoek nader onderzocht, onder meer met behulp van stromingsmodellen. In de Kamerbrief van 28 oktober 202215 is aangegeven dat op basis hiervan de verhoogde GenX concentraties niet aan een bepaalde partij toegewezen kunnen worden.
In aanvulling hierop heeft Rijkswaterstaat de resultaten van bemonsteringen in nabijheid van Chemours (uit de periode dat er sprake was van tijdelijk hoge concentraties) opnieuw bekeken. Uit geen van deze metingen is naar voren gekomen dat er sprake is geweest van een overschrijding van de gestelde eis voor GenX door Chemours. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is geweest van een lozing door Chemours dan wel door andere bedrijven. Chemours heeft aangegeven dat in de periode 9 september t/m 26 november 2021 alle productie-eenheden van Chemours uit bedrijf waren vanwege onderhoud.
Bent u het ermee eens dat iedere melding van een grootschalige PFAS-lozing of uitstoot onderzocht moet worden en dat de dader bestraft dient te worden? Klopt het dat de vorm van PFAS goed te herleiden is naar de bron/producent van de betreffende PFAS?
Elk bedrijf heeft zich te houden aan de voorwaarden in haar vergunning. PFAS hebben echter vele toepassingen en de stoffen kunnen dus ook op verschillende plekken gebruikt worden. Het is in veel gevallen lastig om op basis van het type PFAS deze te herleiden naar een specifieke bron of gebruiker van de stof.
Bent u bereid om het oordeel over de motie-Hagen over de mogelijkheid voor bevoegde gezagen om een minimalisatieplicht op te leggen voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 355) te herzien?
Nee, om de minimalisatieplicht op te leggen moet een stof voldoen aan de criteria van artikel 57 van de REACH-verordening. Van potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS) is niet aangetoond dat ze aan deze criteria voldoen. Er is onvoldoende wetenschappelijke grond om voor deze stoffen een minimalisatieplicht op te leggen.
Stoffen worden door het RIVM op de pZZS lijst geplaatst omdat ze in het kader van de REACH-verordening nader onderzocht worden. Op basis van dat nader onderzoek kan soms blijken dat zo’n stof inderdaad ZZS-eigenschappen heeft, maar vaker is dat juist niet het geval. Op de pZZS lijst staan ruim 300 stoffen. Bij de jaarlijkse update gaan er doorgaans ca. 60 stoffen van de pZZS lijst af, waarvan er ca. 20 ZZS worden.
De pZZS-lijst is, o.a. vanwege dit dynamische karakter en vanwege onvoldoende wetenschappelijk onderbouwing voor ZZS-eigenschappen van de stoffen op deze lijst, niet wettelijk verankerd en is slechts bedoeld als hulpmiddel om het bevoegd gezag te informeren over stoffen die mogelijk in de toekomst als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) worden geïdentificeerd. Het is aan het bevoegd gezag om waar nodig passende maatregelen treffen, door bijvoorbeeld van een bedrijf dat deze stoffen wil emitteren nader onderzoek of nadere gegevens op te vragen. Bedrijven zelf kunnen de lijst gebruiken om terughoudend te zijn met het vervangen van een ZZS door een pZZS.
Overigens kunnen bevoegde gezagen op basis van de specifieke artikelen 8.30 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en artikel 2.13, lid 5, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) voor sommige stoffen strengere emissie-eisen op maat in te voeren.
Welke schade bent u van plan te verhalen op 3M? Zal dit zowel gaan om de door vissers geleden schade, gezondheidsschade en de schade die is aangebracht aan de natuur?
Aangezien het proces rondom de aansprakelijkheidsstelling van 3M nog loopt kan daar in het belang van de positie van de Staat nu weinig over gemeld worden. Op 17 mei jl. heeft de landsadvocaat namens de Staat 3M aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. In de brief is ook aangegeven dat we graag met het bedrijf in gesprek gaan. Het eerste gesprek tussen de Minister van IenW en 3M heeft plaats gevonden op 24 augustus. Het Rijk staat ervoor open dat deze gesprekken gevoerd worden mede namens derde partijen zoals bijvoorbeeld vissers. Een aantal partijen heeft al aangeven hier gebruik van te willen maken zoals de Provincie Zeeland.
Hoe staat het met de uitvoering van de adviezen van de commissie-Van Aartsen? Op welke manier zal dit bijdragen aan de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op het gebied van PFAS?
Naar aanleiding van de commissie-Van Aartsen is de Staatssecretaris van IenW met de partners het interbestuurlijk programma «Versterking VTH-stelsel» (IBP VTH) begonnen. Hierover is de Kamer geïnformeerd16 op 4 juli jl. Deze versterking ziet met name toe op de versterking van de omgevingsdiensten. Onlangs is ook de Unie van Waterschappen tot de stuurgroep van het IBP VTH toegetreden.
Kunt u een overzicht verschaffen van alle vergunningen voor het mogen lozen van PFAS die ooit zijn verstrekt aan Dupont/Chemours (inclusief de hoeveelheid die zij mochten lozen/uitstoten)?
Ja, echter niet binnen de termijn van het beantwoorden van deze Kamervragen.
Momenteel wordt door Rijkswaterstaat en de Provincie Zuid-Holland dossieronderzoek uitgevoerd. Als onderdeel hiervan worden alle beschikbare dossierstukken met betrekking tot de vergunningen van Chemours en vanaf 1959 tot op heden doorgelopen. In deze dossierstukken wordt bekeken welke stoffen die daarin opgenomen als PFAS-verbinding kunnen worden aangemerkt. Het vraagt enige tijd om dit op een zorgvuldige manier uit te voeren. Het antwoord op deze vraag zal worden toegevoegd aan de brief die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg water naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Wat is de specifieke vergunning van Dupont/Chemours op dit moment voor de lozing van PFAS?
Chemours beschikt over twee vergunningen voor afvalwaterlozingen waarin PFAS aanwezig is. Voor de directe lozing heeft het bedrijf een vergunning van Rijkswaterstaat en voor de indirecte lozing een vergunning van de DCMR-milieudienst Rijnmond namens de Provincie Zuid-Holland.
Bij besluit van 11 oktober 2022 is de nieuwe revisievergunning van Chemours door de DCMR-milieudienst Rijnmond gepubliceerd. Daarin zijn de eerder genomen besluiten geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. De vergunde emissie van de GenX-stoffen naar het water is in stappen teruggebracht van 6.400 kg in 2013 naar 2 kg/jaar in 2021. De vergunde luchtemissie van de GenX-stoffen bedroeg in 2013 nog 660 kg/jaar en mag na inwerkingtreding van de revisievergunning 4 kg/jaar zijn en uiterlijk in 2025 uitkomen op maximaal 3,45 kg/jaar. Ook voor de vergunde emissies van de «andere PFAS» geldt dat deze in stappen verlaagd moeten worden tot gemiddeld 99% reductie in 2025.
Rijkswaterstaat heeft op 11 oktober 2022 een geheel nieuwe vergunning afgegeven voor de directe lozing van PFAS. In de vergunning zijn lozingseisen opgenomen van maximaal 5 kg/jaar voor de GenX-stoffen en 2 kg/jaar voor PFOA.
Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er tot op heden opgelegd aan bedrijven die (te veel) PFAS uitstoten of lozen? Hoeveel boetes, sancties en dwangsommen zijn er specifiek opgelegd aan Dupont/Chemours?
Een overzicht van alle bestuursrechtelijke handhavingstrajecten is niet beschikbaar. Zoals nader toegelicht in vraag 1 van deze set is er geen gecentraliseerd overzicht van alle vergunningen t.a.v. de emissie van PFAS. Specifiek met betrekking tot Chemours vormt het maken van dit overzicht onderdeel van het dossieronderzoek zoals genoemd in de beantwoording van vraag 19.
Wat is uw reactie op de recente aflevering van Zembla over de PFAS-doofpot? Welke actie gaat u naar aanleiding van de bevindingen in deze aflevering ondernemen?
PFAS staan terecht meer in de belangstelling. Dit is mede omdat we steeds meer te weten komen over de schadelijkheid ervan. Daarom is de inzet om de verspreiding van PFAS bij de bron aan te pakken en uiteindelijk te streven naar een verbod op producten met PFAS. Mochten er inderdaad gevallen zijn waarbij bedrijven informatie achterhouden over de vervuiling van water, bodem en grondwater en daarmee de gezondheid van mensen in gevaar heeft gebracht, dan is dat ten zeerste af te keuren. Het is echter aan het OM om dat te beoordelen. Zie verder het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Bouchallikh (2023Z11780).
Er worden tal van acties ondernomen op het gebied van PFAS. Belangrijke onderdelen hierin zijn het RIVM-vervolgonderzoek, de acties van de bevoegde gezagen om de emissies via vergunningverlening verder te beperken en het traject om te komen tot een Europees PFAS verbod. Hoewel deze trajecten al liepen voorafgaand aan de Zembla-uitzending is dit een bevestiging dat deze acties nuttig en nodig zijn.
Sinds wanneer was bij u bekend dat PFAS schadelijk zou zijn voor het milieu en de menselijke gezondheid? Vanaf wanneer was bij u bekend dat PFAS kanker kan veroorzaken?
Rond de eeuwwisseling werd steeds meer duidelijk dat er zorgen waren over PFAS, waaronder PFOA, waarbij de zorgen zich in eerste instantie concentreerden op PFOS. Er zijn sinds eind vorige eeuw diverse onderzoeken gedaan naar de effecten van PFAS op het milieu en de gezondheid. In beantwoording van vragen van de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat in 2017 (Kamerstukken 29 517, nr. 124) is uitgebreid aangegeven hoe de Kamer is geïnformeerd over dit onderwerp (zie bijvoorbeeld antwoorden op vragen 2 en 8 in die beantwoording).
In opdracht van het Ministerie van SZW (RIVM Briefrapport 2016–0131) is in 2016 een historisch overzicht van openbare informatie over onder andere PFOA opgesteld, toegespitst op de blootstelling van werknemers. Dit schetst een met PFOS vergelijkbaar beeld voor PFOA, namelijk dat dat rond de eeuwwisseling door de Nederlandse overheid de eerste stappen zijn gezet ter bescherming van werknemers.
De zorg over diverse PFAS, zoals PFOS en PFOA, is vooral gelegen in het feit dat ze niet of nauwelijks afbreken in het milieu, zich zeer snel door het milieu verspreiden en/of ophopen in het menselijk lichaam, in dieren en planten en daarbij ook een effect op de gezondheid veroorzaken. In wetenschappelijke bewoordingen: veel PFAS zijn (zeer) persistent, mobiel en/of bioaccumulerend en toxisch.
De kennis over de effecten van PFAS neemt in de afgelopen jaren snel toe. In de publicatie van het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) van 2020 (zie Kamerstuk 28 089, nr. 179) worden de meest recente wetenschappelijke inzichten gegeven over de schadelijkheid voor menselijke gezondheid, op basis van onderzoek aan een combinatie van vier soorten PFAS. Daarin wordt aangegeven dat voor PFOS en PFOA niet kan worden bewezen dat ze kankerverwekkend zijn en dat voor andere PFAS nog onvoldoende informatie is om daar uitspraken over te doen. Wel is inmiddels een aantal PFAS aangemerkt als «verdacht kankerverwekkend» onder de CLP-verordening (Europese verordening voor de indeling van stoffen, etikettering en verpakking). Zie voor een uitgebreidere toelichting hierop het antwoord op vraag 11 van de vragenset van het lid Boutkan. Overigens zijn andere schadelijke eigenschappen van bepaalde PFAS, zoals giftig voor de voortplanting (reprotoxisch) en schadelijkheid voor het immuunsysteem, wel bewezen. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle effecten even gemakkelijk in de reguliere testen worden aangetoond.
De mate waarin PFAS schadelijk zijn voor mens en milieu varieert dus en nog niet over alle PFAS is wat dat betreft evenveel bekend. Enkele tientallen PFAS zijn in Nederland inmiddels al aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stof, omdat is vastgesteld dat ze voldoen aan één of meer van de criteria voor schadelijke stoffen zoals aangegeven in artikel 57 van de REACH verordening.
Vanaf wanneer is bij u bekend dat het grondwater onder en rondom de Chemoursfabriek in Dordrecht vervuild is met PFAS? Op welke manier wordt hier nu toezicht op gehouden en nemen de PFAS-concentraties toe of af?
Er is in 1999 een beschikking afgegeven door de provincie Zuid-Holland (destijds bevoegd gezag Wet bodembescherming) waarmee de provincie besloot dat sprake was van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvoor de sanering urgent is. Daarnaast stemde zij in die beschikking in met het (raam)saneringsplan. Destijds was de provincie bevoegd gezag en inmiddels is dit overgedragen aan de gemeente Dordrecht. De beschikking ziet toe op de beheersing van een grondwaterverontreiniging door met name vluchtige koolwaterstoffen (VOCL) en freonen (koelvloeistoffen). De aanwezigheid van PFAS en specifiek PFOA kwam vanaf 2005 in beeld, toen het bedrijf dit meldde aan het bevoegd gezag. Rond 2016 hebben de gemeenten Dordrecht en Sliedrecht samen met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de PFAS-problematiek bij het Ministerie van IenW aangekaart.
Als onderdeel van de actieve saneringsmaatregel wordt het grondwaterbeheerssysteem gecontroleerd door permanente monitoring van de grondwaterstroming en analyses van de grondwaterkwaliteit. Chemours stuurt ieder jaar de onderzoeksresultaten aan de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, die de namens de gemeente Dordrecht de taken voor de Wet bodembescherming (Wbb) uitvoert. De monitoring richt zich sinds 2005 ook op PFAS. Tijdens het beheersingsproces wordt grondwater onttrokken en worden de daarin aanwezige VOCL, freonen en PFAS aan de randen van de verontreiniging afgevangen. Door deze onttrekking nemen de concentraties van die stoffen en daarmee de verontreiniging af, de afname is beperkt.
Wat is uw eerste reactie op de meest recente onthulling van Zembla dat plassen en sloten in de wijde omtrek van Chemours tot wel 13.000 keer de PFAS-norm bevatten?1
Zie het antwoord op vraag 22.
Klopt het dat de concentraties die nu gemeten worden rondom Chemours vele malen hoger liggen dan de concentraties in de Westerschelde?
Ja, er zijn hotspots in de regio rondom Chemours waar de concentraties hoger liggen dan in de Westerschelde.
Wat betekenen deze hoge PFAS-concentraties voor de veiligheid om in water rondom Chemours te kunnen zwemmen en voor alle agrarische activiteiten in en rondom de Alblasserwaard?
Het RIVM heeft onderzocht of de gemeten concentraties PFAS in het water van 13 zwemlocaties in de omgeving van chemiefabriek Chemours een risico vormen. Voor 12 locaties kan het RIVM zeggen dat de berekende hoeveelheid PFAS niet schadelijk is voor de gezondheid van zwemmers. Alleen het water van recreatieplas Merwelanden moet nader worden onderzocht. Voor deze locatie is nu door de provincie Zuid-Holland een negatief zwemadvies afgegeven.
Van PFAS is bekend dat ze kunnen worden opgenomen in (landbouw)gewassen en zo in voedsel terecht kunnen komen. Dit proces is complex en van veel lokale factoren afhankelijk, daarom is een algemene uitspraak voor de regio Alblasserwaard niet mogelijk. De Europese Commissie heeft Maximale Limieten vastgesteld voor PFAS waaraan vlees en eieren dienen te voldoen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een aanbeveling tot monitoring gedaan van PFAS in een grote verscheidenheid van voedselproducten. Daarbij zijn indicatieve niveaus vastgesteld voor fruit, groenten, zetmeelhoudende wortels en knollen, melk en babyvoeding. Wanneer deze niveaus worden overschreden, dan moeten de oorzaken van de verontreiniging verder worden onderzocht.
Daarnaast werkt het RIVM binnen haar PFAS programma aan de afleiding van risicogrenzen voor landbouwbodems. Met deze instrumenten kan per situatie worden beoordeeld of verhoogde PFAS concentraties een risico vormen voor de landbouw.
Is de PFAS-vervuiling in de omgeving van Chemours waar Zembla over spreekt onderdeel van het gebied dat wat betreft PFAS-vervuiling goed in kaart is gebracht, zoals aangegeven tijdens het vragenuur van 20 juni jl.?
Er hebben veel onderzoeken plaatsgevonden in de regio Dordrecht, waardoor een actueel beeld is ontstaan van de aanwezige verontreiniging. Dat neemt niet weg dat er ook steeds nieuwe informatie beschikbaar komt, zowel over de aanwezigheid van stoffen als over de schadelijkheid er van, wat aanleiding kan geven om eerdere adviezen over bijvoorbeeld gebruik van water en bodem te herzien.
Hoe beoordeelt u het feit dat decennialang informatie is achtergehouden over de schadelijkheid van PFOA? Is het op dit moment strafbaar om dergelijke informatie achter te houden? Was dit in die tijd al strafbaar?
Zie het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het Lid Boutkan (2023Z11914).
Wat gaat u doen tegen bedrijven die willens en wetens het milieu vervuilen en mensen ziek maken, en informatie daarover achterhouden?
Indien hier sprake van is, is het aan het OM om te bepalen welke sanctie opgelegd moet worden.
Hoeveel mensen hebben schade opgelopen aan hun gezondheid op basis van de achtergehouden informatie over schadelijkheid van PFOA?
Het is onbekend hoeveel schade mensen of de natuur opgelopen hebben ten gevolge van blootstelling aan PFOA.
Hoe groot is de schade aan de natuur door het achterhouden van de informatie over de schadelijkheid van PFOA?
Zie antwoord vraag 31.
Klopt het dat Chemours tot de dag van vandaag GenX produceert en dat deze door de EU is aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof vanwege het feit dat het kankerverwekkend zou zijn? Hoeveel GenX mag Chemours lozen en/of uitstoten volgens de geldende vergunning?
GenX (HFPO-DA) is in de EU inderdaad aangemerkt als zeer zorgwekkende stof, niet omdat het kankerverwekkend is maar op basis van de combinatie van eigenschappen Persistent, Mobiel en Toxisch. Het klopt dat er geen verbod is op de productie of het gebruik van de GenX stoffen. Wel geldt de minimalisatieplicht die de verplichting oplegt om emissies van GenX zo ver mogelijk te reduceren.
In het antwoord op vraag 20 is ingegaan op de geldende vergunning.
Wanneer verwacht u dat omwonenden rondom Chemours weer uit hun moestuin kunnen eten? Kunt u aangeven wat tot op heden de schade (moestuinen, volkstuinen etc.) is van het besluit dat omwonenden rondom Chemours geen groente en fruit meer mogen eten uit eigen tuin?
Het RIVM adviseert om geen gewassen te eten uit de moestuinen die binnen 1 kilometer ten noordoosten van Chemours liggen, omdat mensen door het eten van deze gewassen te veel PFAS binnenkrijgen. Omdat PFAS niet afbreken en zich langzaam verspreiden, zullen de concentraties in de bodem voor langere tijd bestaan. Groenten of fruit die worden gekweekt in bakken met nieuwe grond mogen wel geconsumeerd worden.
Op welke manier dragen de lopende onderzoeken bij aan het wegnemen van onzekerheid van omwonenden van de Westerschelde en Chemours? Zal hun de mogelijkheid worden geboden om hun bloed te laten testen op de aanwezigheid van PFAS? Zo nee, bent u bereid om in overleg met de GGD en het RIVM deze mogelijkheid alsnog aan te bieden?
Het RIVM is gestart met een uitgebreid onderzoek naar PFAS en hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden. Een onderdeel van dit onderzoek is humane biomonitoring, waarbij in bloed en moedermelk de concentratie aan PFAS wordt gemeten, met als doel de landelijke blootstelling aan PFAS te bepalen. Het is bij het RIVM zeker bekend dat er behoefte is aan inzicht in regionale verschillen. Op dit moment bekijkt het RIVM hoe en of dit in het onderzoek kan worden opgenomen en hoe met behulp van maatregelen blootstelling verminderd kan worden op landelijk of regionaal niveau. Over de voortgang hiervan zal de Kamer op regelmatige basis een voortgangsrapportage ontvangen.
Hoe beoordeelt u de lopende procedure tegen Chemours vanuit de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden?2 Bent u bereid deze gemeenten juridisch en financieel bij te staan in deze zaak? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
We zijn geïnteresseerd in de uitspraak van de rechter in de zaak die door de vier betrokken gemeenten is aangespannen. Voor de zomer hebben de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een gesprek gehad met de betrokken wethouder van Dordrecht. Hierin is de bereidheid benadrukt om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. Ook in de huidige situatie vindt dat al plaats. Aangezien het Rijk geen onderdeel is van deze zaak en deze nog loopt kunnen hier verder geen uitspraken over worden gedaan.
Hoe beoordeelt u dat provincie Zuid-Holland in hoger beroep gaat tegen Chemours om scherpere eisen te stellen aan de uitstoot van chemicaliën?3 Bent u bereid Zuid-Holland bij te staan om te komen tot een juridisch houdbare aanscherping van de vergunning? Zo nee, waarom houdt u zich afzijdig?
De samenwerking met de Provincie Zuid-Holland is nauw en goed. Het is belangrijk dat met dit soort zaken worden voorgelegd aan de rechter, alleen al vanwege de hieruit voortkomende jurisprudentie. Ook bij de provincie Zuid-Holland zijn we bereid om ondersteuning te bieden waar dat opportuun is. In het belang van de positie van de Provincie Zuid-Holland kunnen we hier verder geen uitspraken over doen.
Hoe kijkt u naar het onderzoek dat nu in Vlaanderen rondom 3M wordt uitgevoerd? Bent u bereid om rondom Chemours eenzelfde onderzoek te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is goed contact met de Vlaamse overheid. We kunnen elkaar versterken en dat doen we ook op tal van gebieden. We zijn bekend met het onderzoek dat plaats vindt in Vlaanderen. Nederland kent een veel breder PFAS-vervolgonderzoek dat uitgevoerd wordt door het RIVM. Een vergelijkbaar onderzoek in de omgeving van Chemours heeft daarom in Nederland weinig toegevoegde waarde.
Deelt u de mening dat schade die willens en wetens wordt aangebracht aan het milieu en de menselijke gezondheid verhaald moet worden op de veroorzaker?
Ja.
Op welke manier is de aanwezigheid van PFAS meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West? Kunt u uitsluiten dat omwonenden risico’s lopen om hoge concentraties PFAS binnen te krijgen? Welke maatregelen zijn getroffen? Is er bij dit besluit ook specifiek rekening gehouden met kinderen?
De gemeente Sliedrecht geeft aan dat bij de verlening van de bouwvergunning is gekeken naar de toen geldende Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) voor PFAS. Deze INEV’s worden door het RIVM ter beschikking gesteld en helpen bevoegde gezagen om te bepalen of er bij PFAS-verontreinigingen maatregelen, zoals sanering, nodig zijn. Op basis daarvan was er geen noodzaak om hierover voorwaarden aan de bouwvergunning te verbinden. Na de publicatie van de nieuwe INEV’s in juli 2021 heeft er een nieuwe beoordeling plaatsgevonden. Hieruit kwam naar voren dat de gevonden PFAS-concentraties licht hoger waren dan de INEV’s, maar dat er geen sprake is van onaanvaardbare humane risico’s.
Het is in algemene zin niet uit te sluiten dat mensen te veel PFAS binnenkrijgen. Door voedsel en drinkwater krijgen mensen al meer PFAS binnen dan de geadviseerde grenswaarde (Kamerstukken 28 089 nr. 190). Daarom heeft het Ministerie van IenW samen met VWS en LNV het RIVM opdracht gegeven een onderzoeksprogramma uit te voeren, waarin perspectieven worden uitgewerkt hoe de blootstelling aan PFAS verminderd kan worden (zie voor het meest recente overzicht van dit programma Kamerstukken 35 334 nr. 258). Hoewel dit programma zich richt op de hele Nederlandse bevolking, is er ook ruimte om rekening te houden met regionale verschillen.
Voor Baanhoek-West worden geen onaanvaardbare humane risico’s verwacht. Risico’s treden vooral op bij het eten uit eigen moestuin. Indien men toch eigen geteelde groente wil eten, wordt daarom geadviseerd aparte bakken te plaatsen waarin andere grond wordt gebruikt. Op de website van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid staat informatie over de risico’s van eten uit eigen moestuin (www.ozhz.nl/pfasinmijntuin). Deze adviezen gelden voor iedereen, er zijn geen specifieke adviezen voor bijvoorbeeld kinderen. Gelet op de aangetroffen concentraties is daar ook geen reden voor.
Als PFAS niet is meegenomen bij het besluit over nieuwbouwwijk Baanhoek-West, wat gaat u dan doen om dit alsnog te regelen, zodat mensen hier veilig kunnen wonen en in hun tuin desgewenst groente kunnen verbouwen?
PFAS is door de gemeente Sliedrecht meegenomen bij de besluitvorming, zie hiervoor het antwoord op vraag 40.
Welke vergunningen zijn op dit moment afgegeven voor het verwerken en/of exporteren van PFAS-houdend afval?
De ILT is namens de Staatssecretaris van IenW het bevoegde gezag voor de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA20). De ILT hanteert een tijdelijke uitvoeringslijn voor grensoverschrijdende afvaltransporten die (mogelijk) PFAS-houdend zijn. Op dit moment zijn door de ILT 73 vergunningen afgegeven voor de uitvoer en verwerking van afval dat is aangemerkt als PFAS-houdend naar het buitenland (ongeveer 20.000 afzonderlijke vrachten), waarvan ongeveer 2/3e de bestemming België heeft. Ongeveer 30% heeft de bestemming Duitsland. Andere bestemmingen zijn locaties in Frankrijk en Denemarken. Een totaaloverzicht van het type vergunningen is te vinden via de website van de ILT21.
Op basis waarvan is eerder besloten door de ILT om de transporten van PFAS-houdend afval van Nederland naar Antwerpen (Indaver) uit voorzorg stil te leggen? Op basis waarvan heeft de Raad van State dit besluit teruggedraaid?
In oktober 2022 verleende de ILT uit voorzorg geen instemming voor deze transporten. De ILT was er na signalen en een eerste onderzoek niet van overtuigd dat het PFAS-afval voldoende juist en doelmatig werd verwerkt bij de verwerker in Antwerpen. Dat kan risico’s met zich meebrengen voor mens en milieu. Gelet op die mogelijke risico’s, besloot de ILT de transporten uit voorzorg stil te leggen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State draaide dit besluit niet terug, maar schorste de besluiten van de ILT nadat Indaver hier een verzoek voor indiende. Deze voorlopige voorziening werd getroffen voor de tijd die de ILT nodig had om een definitief besluit te nemen. Inmiddels heeft de ILT een definitief besluit genomen, waarmee het alsnog instemde met de oorspronkelijke vergunningaanvraag voor het transport naar Indaver. De vergunningen hebben een duur van maximaal een jaar. Dit wil zeggen dat na aflopen van de vergunningen weer nieuwe vergunningsaanvragen ingediend en dus beoordeeld zullen moeten worden.
Kunt u garanderen dat de verwerking van PFAS-houdend afval bij Indaver gebeurt op een veilige manier, volgens alle regel- en wetgeving en op basis van de beste beschikbare technieken?
België ziet toe op de bedrijven binnen haar grondgebied. Dit wil zeggen dat Nederlandse autoriteiten geen toezichthouder zijn op de dagelijkse praktijk bij Indaver in Antwerpen. Derhalve kunnen we enkel de Vlaamse autoriteit vragen of Indaver volgens de wet- en regelgeving en op basis van de Best Beschikbare Technieken opereert, maar dit niet zelfstandig controleren. Het contact met de Vlaamse collega’s loopt overigens goed en er is dan ook vertrouwen dat de Vlaamse overheid haar toezichtrol op een verantwoorde wijze invullen conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Daar waar Nederlands afval geëxporteerd wordt naar het buitenland, is de ILT onderdeel van vergunningsverlening traject. Deze rol vervult de ILT samen met de autoriteit van het land waar het afval naartoe overgebracht wordt. Op basis van deze rol kan de ILT ontvangende afvalverwerkers in het buitenland om (aanvullende) informatie vragen als het de gegeven informatie bij de vergunningsaanvraag als ontoereikend acht. Dit heeft de ILT in geval van Indaver-Antwerpen ook gedaan. De Vlaamse overheid heeft aan de ILT laten weten dat Indaver verbetermaatregelen heeft doorgevoerd en dat de lokale autoriteiten de vergunningen hebben aangescherpt. Die maatregelen zorgen voor een betere afvalverwerking en als gevolg daarvan voor minder PFAS in het milieu.
De ILT concludeert op basis van de aanvullend gegeven informatie inmiddels dat het transport van afval met PFAS naar Indaver past binnen de regels die de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen stelt, ook voor zover best beschikbare technieken daar onderdeel van uitmaken. De ILT ziet derhalve binnen haar rol als bevoegde autoriteit EVOA geen gronden om de verzochte transporten van Nederlands afval met PFAS naar Indaver-Antwerpen te weigeren.
Heeft u zicht op de huidige PFAS-vervuiling in de Westerschelde? Neemt deze PFAS-vervuiling toe of af?
Ja, PFAS-concentraties worden in de Westerschelde en het Kanaal van Gent naar Terneuzen dertien keer per jaar gemeten door Rijkswaterstaat. Er zijn rapporten beschikbaar waarin de gemeten concentraties zijn gepubliceerd22, 23. Er is een significante afname van een aantal PFAS (PFBS en PFBA) te zien bij het meetpunt op de grens met Vlaanderen en voor alle overige concentraties PFAS is in algemene zin geen significante afname geconstateerd, zoals gerapporteerd door Jonker (memo 2022) op basis van meetgegevens van 2008 t/m mei 2021.
Bestaan er op dit moment verwerkingsmethoden van PFAS-houdend afval waarbij er vervolgens geen PFAS geloosd of uitgestoten wordt?
Afvalverwerkingstechnieken waar geheel zonder emissies en lozingen afval met PFAS verwerkt kunnen worden zijn ons niet bekend. Op dit moment zijn zogenaamde draaitrommelovens de methode om op industriële schaal afval met PFAS te vernietigen. Hoewel alle draaitrommelovens in de basis dezelfde techniek zullen hanteren, kunnen deze verschillend in staat zijn om de emissies/lozingen van PFAS te minimaliseren. Zo geldt in de chemie het basisprincipe: hoe hoger de temperatuur, hoe beter een stof wordt afgebroken24. Ook is de duur van verhitting van belang. Daarnaast kunnen draaitrommelovens eigenstandig maatregelen nemen om eventuele emissies/lozingen aanvullend in te perken, bijvoorbeeld d.m.v. rookgasreiniging.
Ten aanzien van Indaver-Antwerpen heeft de ILT laten weten dat verbetermaatregelen zijn doorgevoerd en heeft diens Bevoegde Gezag de vergunningen aangescherpt. Hiermee zouden de PFAS emissies/lozingen van Indaver-Antwerpen moeten zijn afgenomen t.o.v. afgelopen jaar. Indaver-Antwerpen stelt inmiddels 99.9999% van de PFAS te vernietigen. Deze claim wordt, naar ons bekend, door het Vlaamse bevoegd gezag gevalideerd.