Het aanstellen van ambassadeurs en toezichthouders |
|
Renske Leijten (SP), Mahir Alkaya (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u de functieomschrijving geven van de verschillende ambassadeurs die u heeft aangesteld?1 2
De special envoy StartupDelta is werkzaam voor de Stichting Dutch StartHub, een publiek-private samenwerking gericht op het versterken van het ecosysteem voor startups en scale-ups. De stichting is een juridische entiteit die de werkzaamheden van de special envoy StartupDelta faciliteert en hiertoe met hem een overeenkomst heeft gesloten.
De special envoy StartupDelta is aanspreekpunt, aanjager en ambassadeur voor het startup en scale-up ecosysteem van Nederland. De werkzaamheden van de special envoy StartupDelta zijn gericht op zowel nationaal als internationaal verbinden, inspireren en aanzetten tot veranderingen die het Nederlandse startup- en scale-up-ecosysteem versterken. Het takenpakket van de special envoy StartupDelta omvat het signaleren van kansen en knelpunten en het onder de aandacht brengen daarvan bij relevante partijen in het ecosysteem in Nederland, kansen die Nederland biedt als startupland in het buitenland actief onder de aandacht brengen en goede voorbeelden en ervaringen uit het buitenland onder de aandacht brengen van Nederlandse partijen.
Vanwege de publiek-private samenwerking is het cruciaal dat er in het veld stevig draagvlak is voor de kandidaat. De meest betrokken stakeholders hebben in 2016 op eigen initiatief de heer Constantijn van Oranje-Nassau voorgedragen als opvolger van mevrouw Neelie Kroes als special envoy StartupDelta voor de periode medio 2016-eind 2017.3 Gelet op zijn belangrijke rol bij het verbinden van verschillende partijen en het versterken van het Nederlandse startup ecosysteem heeft het kabinet de special envoy StartupDelta gevraagd om anderhalf jaar door te gaan (tot medio 2019).4
De positie, werkzaamheden en bezoldiging van de special envoy StartupDelta zijn vastgelegd in afspraken met de Stichting Dutch StartHub. Deze stichting wordt voor maximaal 50% gefinancierd door de ministeries van EZK en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De stichting heeft een eigen begroting en gaat over het eigen personeelsbeleid. EZK heeft een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting DutchStartHub. In deze overeenkomst is opgenomen dat de vergoeding aan de special envoy StartupDelta dient te voldoen aan de kaders in de Wet normering topinkomens. Het tijdsbeslag bedraagt maximaal 1.440 uur per jaar (3,5 dag per week). Werkzaamheden en nevenfuncties van de huidige special envoy StartupDelta worden beoordeeld binnen de afspraken over de ministeriele verantwoordelijkheid voor leden van het Koninklijk Huis.
De heer Willem Vermeend is op 10 februari 2016 voor maximaal twee jaar aangesteld als special envoy FinTech om een schakel te vormen tussen de FinTech-sector, de overheid, het bedrijfsleven en de toezichthouders. Het ging om een onbezoldigde functie, waarbij de special envoy FinTech ermee heeft ingestemd geen private belangen in FinTech te hebben. Zijn taakomschrijving was om knelpunten te signaleren, kansen die Nederland biedt bij innovatieve partijen en investeerders onder de aandacht te brengen; en best practices uit het buitenland te introduceren. Mijn voorganger heeft de heer Vermeend destijds voor deze functie aangezocht.
De special envoy FinTech heeft de maximale twee jaar niet nodig gehad. In mei 2017 heeft de special envoy FinTech, samen met Holland FinTech, de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars, zijn aanbevelingen gepresenteerd, die op 29 mei 2017 aan uw Kamer zijn verzonden. De heer Vermeend heeft naar aanleiding van deze aanbevelingen, het einddoel van zijn functie, nog lezingen en interviews verzorgd en daarna zijn werkzaamheden beëindigd. Uw Kamer heeft op 29 november jl. om een reactie op zijn aanbevelingen verzocht. Het inhoudelijke debat over de aanbevelingen kan volgen na de reactie, die is voorzien voor dit voorjaar. De evaluatie van het functioneren van de special envoy FinTech vormt een onderdeel van deze reactie.
Op welke wijze zijn de ambassadeur Fintech en de special envoy StartupDelta precies aangezocht? Is dit verlopen via een openbare sollicitatieprocedure? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel tijd de ambassadeur en special envoy besteden aan hun werk en welke beloning daar tegenover staat? Hoe verhouden de beloningen zich tot afspraken die hiervoor gelden?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er afspraken gemaakt over het mogen gebruiken van de benoemingen in andere werkzaamheden en eventuele nevenfuncties? Zo ja, welke afspraken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u over het feit dat de ambassadeur FinTech heeft erkend dat er sprake is van plagiaat in zijn boek over cybersecrurity?3 Kan deze ambassadeur nog geloofwaardig namens de Nederlandse regering functioneren? Kunt u uw antwoord toelichten?
De heer Vermeend heeft op persoonlijke titel een boek geschreven met co-auteur Rian van Rijbroek, genaamd «De wereld van cybersecurity en cybercrime». Afgaande op berichtgeving in de media geven de heer Vermeend en zijn co-auteur toe dat teksten zijn overgenomen zonder bronverwijzing. Samen met de uitgever erkennen zij hiervoor hun verantwoordelijk. Het boek staat los van de rol van de heer Vermeend als special envoy FinTech. Bovendien is, zoals eerder opgemerkt, de benoeming van de heer Vermeend als special envoy FinTech op 10 februari jl. verlopen, daar bij het instellen van deze positie de benoeming is gemaximeerd op twee jaar.6
Hoe is de benoeming van de oud-staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) precies tot stand gekomen?4
De Minister van Financiën benoemt de leden van de raad van toezicht. De raad van toezicht van de AFM draagt nieuwe leden voor om te worden benoemd. Conform artikel 1:27a(4) van de Wet op het financieel toezicht (Wft) heeft de raad van toezicht voor de werving van een nieuw lid een functieprofiel opgesteld. Bij de werving en selectie van een nieuw lid is als uitgangspunt de algemene profielschets voor de raad van toezicht gehanteerd, in combinatie met de profielschets «financieel» en de specifieke competenties voor voorzitter auditcommissie. Vervolgens is de werving gestart. Met behulp van een executive searchbureau is gezocht naar geschikte kandidaten.
De raad van toezicht en de voorzitter van het bestuur van de AFM hebben vervolgens gesprekken gevoerd met de voorkeurskandidaat. Conform artikel 1:27a Wft moet de raad van toezicht bestaan uit personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staan en die geschikt zijn voor de uitoefening van hun functie. Met dit doel hebben de raad van toezicht en het bestuur een toetsingsprocedure opgesteld die bestaat uit drie onderdelen: (1) compliance, nevenfuncties en financiële belangen, (2) geschiktheid en (3) betrouwbaarheid. Na afronding van de toetsing met positieve uitslag heeft de raad de heer Van Rijn voorgedragen. Ik heb de voordracht van de raad van toezicht positief beoordeeld en heb de heer Van Rijn per 1 februari benoemd als lid van de raad van toezicht.8
Was de oud-staatssecretaris al in beeld voor de benoeming ten tijde van de demissionaire periode van het vorige kabinet?
Nee.
Wat is de bezoldiging voor iemand in de raad van toezicht van de AFM?
Voor de bezoldiging van de leden van de RvT verwijs ik naar het jaarverslag van de AFM, waar dit in is opgenomen. De bezoldiging van leden van de raad van toezicht is gemaximeerd op grond van de Wet normering topinkomens (WNT). Het bezoldigingsmaximum voor leden van de raad van toezicht bedraagt 10% van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT. Het percentage voor de voorzitter bedraagt 15% van het algemeen bezoldigingsmaximum. In 2018 is het algemeen bezoldigingsmaximum € 187.000. Voor de leden en de voorzitter van de raad van toezicht het bezoldigingsmaximum dus respectievelijk € 18.700 en € 28.050.
Denkt u dat de huidige wijze van benoemen van toezichthouders of ambassadeurs ertoe leidt dat de juiste persoon voor de plek gevonden wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Op de benoeming van toezichthouders en ambassadeurs ben ik eerder in mijn beantwoording ingegaan.
Kloksystemen op basis van vingerafdrukken |
|
Jasper van Dijk (SP), Mahir Alkaya (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat er bedrijven zijn die kloksystemen aanbieden die gebruik maken van vingerafdrukken van werknemers?1
Ja.
Kan een werknemer verplicht worden door een werkgever vingerafdrukken af te staan, als dit niet vanwege veiligheidsvoorschriften noodzakelijk is?
Op grond van de privacy-wetgeving is dat niet waarschijnlijk. Dit wordt hierna toegelicht aan de hand van de regels die zijn opgenomen in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die vanaf 25 mei 2018 van toepassing is. Voorts wordt ingegaan op de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG); het voorstel van UAVG (Kamerstukken 34 851) is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard.
De AVG bevat in artikel 9, eerste lid, een verbod tot het verwerken van biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken, met het oog op de unieke identificatie van een persoon. Op grond van het tweede lid van artikel 9 is dit verbod niet van toepassing met nadrukkelijke toestemming van de betrokkene, of als dit op grond van het recht van een lidstaat is bepaald, waarbij beoordeeld moet worden of dit evenredig is en de privacy is gewaarborgd. In het wetsvoorstel UAVG is een nationale uitzondering opgenomen. In artikel 29 UAVG is geregeld, dat dit verbod niet van toepassing is indien de verwerking noodzakelijk is voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden. Deze bepaling geldt ook in de verhouding tussen werkgever en werknemer omdat toestemming van de werknemer geen grondslag kan zijn voor deze verwerking van biometrische gegevens. In de verhouding tussen werkgever en werknemer is namelijk door de gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer geen sprake van een in vrijheid gegeven toestemming van de werknemer. Het criterium van de regeling in de UAVG betekent dat het gebruik van vingerafdrukken noodzakelijk moet zijn voor de beveiliging van de toegang van gebouwen of ICT systemen. Het vastleggen van de biometrische gegevens moet voorts proportioneel zijn en noodzakelijk voor de toegangscontrole. In ieder geval verzet de regeling in de AVG en UAVG zich tegen het gebruiken van vingerafdrukken van een werknemer voor andere doelen dan authenticatie en beveiligingsdoeleinden (zie de memorie van toelichting bij de UAVG bij artikel 29, Kamerstukken II, 2017/18, 34 851, nr. 3, p. 108–109).
Overigens is het aan de Autoriteit persoonsgegevens en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of in een specifiek geval van verwerking van biometrische gegevens rechtmatig wordt gehandeld.
Deelt u de mening dat wanneer medewerkers niet uitbetaald worden voor gewerkte uren omdat zij weigeren hun vingerafdruk af te staan, dit onrechtmatig is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat wanneer medewerkers geen vingerafdruk willen afstaan er een laagdrempelig alternatief mogelijk zou moeten worden qua urenregistratie? Zo nee, waarom niet?
Ja. In die zin dat het alternatief er voor het doel urenregistratie en kloksystemen altijd moet zijn en als enige worden aangeboden. Het gaat hier immers om gebruik dat niet te maken heeft met authenticatie vanwege beveiligingsdoeleinden. Het kloksysteem, dat op de bij de vragen genoemde site wordt aangeboden, betreft een systeem dat overigens een alternatief voor de vingerafdruk biedt namelijk het scannen van een pas van de werknemer.
Vindt u het wenselijk dat er zo op grote schaal vingerafdrukken door particuliere bedrijven verzameld worden? Zo ja, zijn er volgens u voldoende waarborgen zodat deze data veilig opgeslagen moeten worden?
Het verwerken en dus het verzamelen van vingerafdrukken is zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven op grond van de AVG verboden tenzij er een beroep op een uitzondering mogelijk is. Op grond van de UAVG is het verwerken van deze bijzonders categorie persoonsgegevens om een persoon uniek te identificeren slechts voor beveiligingsdoeleinden toegestaan. Daarnaast geldt dat als bedrijven rechtmatig deze gegevens mogen verwerken, zij altijd gehouden zijn aan alle andere eisen van de AVG, waaronder het treffen van passende en specifieke veiligheidsmaatregelen, zoals genoemd worden in artikel 32 van de AVG. Daarbij mogen de gegevens niet langer worden bewaard dan voor het doel noodzakelijk is en moeten ze worden vernietigd zodra het kan.
DDoS-aanvallen op banken |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is er economische schade opgetreden als gevolg van het onbereikbaar zijn van internetbankieren door de DDoS-aanvallen op banken? Zo ja, hoe groot is de totale schade?1
Als gevolg van de DDoS-aanvallen (distributed denial-of-service) had een aantal Nederlandse banken gedurende enkele dagen last van tijdelijke verstoringen in of beschikbaarheid van hun dienstverlening (internetbankieren, mobiele bankapps en iDEAL-betalingen). Door de aanvallen raakten de webservers van enkele banken tijdelijk overbelast waardoor hun websites trager werden, of moeilijk of niet bereikbaar waren, wat met name tot ongemak voor klanten heeft geleid. In hoeverre er economische schade is opgetreden als gevolg van onbeschikbare internetdiensten, laat zich lastig bepalen. Het gegeven dat klanten die op het moment van de DDoS-aanvallen een betaling via internet- of mobielbankieren mogelijk niet konden uitvoeren, is daarbij op zichzelf niet voldoende. Zij konden hun betaling namelijk later alsnog doen. In geval van een verstoring in iDEAL konden zij voor hun betaling uitwijken naar een andere betaalmethode, waaronder betalen met creditcard of Paypal. Deze mogelijkheden om op een andere manier of op een ander moment alsnog te kunnen betalen, geven mij het vertrouwen dat de economische schade beperkt is.
Klopt het dat gemiddeld genomen zo’n tien à elf miljoen betalingen per dag worden verricht? Hebben de DDoS-aanvallen invloed gehad op het aantal betalingen? Zo ja, in hoeverre is het aantal betalingen beïnvloed door de DDoS-aanvallen?
Gemiddeld genomen worden er dagelijks zo’n 9,5 miljoen betalingen via internet-bankieren en mobiele bankapps verricht, waaronder ongeveer 1 miljoen iDEAL-betalingen.2 De recente DDoS-aanvallen en de daaruit voortvloeiende tijdelijke beschikbaarheidsproblemen van de getroffen banken hebben volgens de Betaalvereniging geen zichtbare invloed gehad op het aantal via deze kanalen verrichte betalingen.
Welke wettelijke vereisten worden gesteld aan banken om het betalingsverkeer te beveiligen tegen DDoS-aanvallen? Bent u van mening dat banken deze wettelijke vereisten in voldoende mate naleven? Kunt u uw antwoord toelichten?
DNB heeft normen gesteld voor de veiligheid en beschikbaarheid van het betalingsverkeer in Nederland, die in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer zijn vastgelegd. Daarin zijn onder meer beschikbaarheidsnormen opgenomen en is bepaald dat een instelling haar systemen zo heeft ingericht dat deze een hoog niveau van beschikbaarheid en veiligheid waarborgen. Op basis van deze regeling houdt DNB toezicht op het retailbetalingsverkeer, en DNB beoordeelt of banken de normen in voldoende mate naleven. Alle instelling waarop de regeling van toepassing is, hebben maatregelen genomen om zich tegen DDoS-aanvallen te beveiligen. De modus operandi van DDoS-aanvallen wijzigt echter, en het kost tijd om mitigerende maatregelen aan te passen en om de beveiliging tegen nieuwe soorten DDoS-aanvallen in te regelen. DNB heeft hier aandacht voor in het kader van het toezicht dat zij op basis van de regeling houdt. Wanneer instellingen structureel niet aan de regeling voldoen, acteert DNB hierop.
Zijn de DDoS-aanvallen van de laatste week geavanceerder dan eerdere DDOS-aanvallen op banken? Kunt u uitleggen in welk opzicht deze aanvallen geavanceerder zijn?
De DDoS-aanvallen van eind januari jl. waren omvangrijker en geavanceerder dan eerdere aanvallen op banken. De modus operandi die de aanvaller(s) toepaste, was anders dan voorheen. De DDoS-aanvallen waren niet alleen gericht op de zogeheten mijnbank- en iDEAL-omgevingen van de bank in kwestie, maar ook op de netwerkproviders en alle publieke IP-adressen van de bank. De aanvaller hield daarbij rekening met wat er met het aanvalsdataverkeer werd gedaan. Op basis van de reactie van de banken koos de aanvaller een andere methode, of werd de aanval in bandbreedte verzwaard.
Waaruit blijkt dat Nederlandse banken er om bekend staan hun cyberveiligheid goed op orde te hebben?2
DDoS-aanvallen komen wereldwijd vaak voor en de modus operandi van de aanvallers wijzigt voortdurend. Daardoor hebben instellingen, waaronder banken, dagelijks met dergelijke veranderlijke aanvallen te maken en dit maakt volledige onaantastbaarheid voor DDoS-aanvallen onmogelijk. De meeste aanvallen worden evenwel succesvol door de afweersystemen van banken afgeslagen voordat ze leiden tot overlast door tijdelijke uitval of onbeschikbaarheid van dienstverlening. Eind januari bleek dat banken bovendien in staat zijn om ook op nieuwe geslaagde aanvallen direct te reageren en ze af te slaan, onder meer door het nemen van maatregelen rond het versterken van hun IT-afweersystemen. In het bestrijden van cybercriminaliteit werken banken onderling nauw samen6, alsook met bedrijven gespecialiseerd in cybersecurity en met verschillende autoriteiten, waaronder DNB, de NCTV en het NCSC. De NCTV gaf daags na de aanvallen aan dat de situatie goed en professioneel door de (financiële instellingen) is opgepakt.7
Uit cijfers die de Betaalvereniging Nederland jaarlijks publiceert, blijkt dat de beschikbaarheid van het internet- en mobielbankieren voor de meeste banken hoog is: over 2017 >99,75% voor internetbankieren en >99,73% voor mobiel bankieren.8 Daarnaast is de fraude in het betalingsverkeer de afgelopen jaren structureel gedaald. Verschillende maatregelen op het gebied van preventie, voorlichting van consumenten en samenwerking tussen partijen, hebben aan die daling bijgedragen. Waar de totale schade als gevolg van fraude in het betalings-verkeer in 2012 nog bijna 82 miljoen euro betrof, was dit bedrag in 2016 gedaald naar iets meer dan 10 miljoen euro.9
Ik heb geen signalen ontvangen dat de website van ABN AMRO vaker is getroffen dan andere banken. De beschikbaarheids- en fraudecijfers, alsook de directe reactie van de banken op DDoS-aanvallen en de uitspraken van de NCTV, geven mij het vertrouwen dat de banken voortdurend werken aan hun cyberveiligheid om de beschikbaarheid van het betalingsverkeer goed op orde te houden.
Wat is uw reactie op de bewering dat banken laks zijn en dat ons land alles in huis heeft om onaantastbaar te blijven voor DDoS-aanvallen?3
Zie antwoord vraag 5.
Hebt u, net als techneut Erik Bais, twijfels over de strategie van ABN AMRO ten aanzien van het afslaan van deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitleggen waardoor ABN AMRO vaker is getroffen dan andere banken?4
Zie antwoord vraag 5.
Zijn DDoS-aanvallen in deze orde van grootte ook op buitenlandse banken voorgekomen? Zo ja, wanneer?
Mij zijn geen signalen bekend dat de recente DDoS-aanvallen ook waren gericht op buitenlandse banken. Dat laat onverlet dat ook buitenlandse banken met dergelijke aanvallen te maken hebben. DDoS-aanvallen komen wereldwijd vaak voor.
Welke lessen kunnen worden getrokken uit de recente DDoS-aanvallen op banken? Hoe ziet u er op toe dat deze lessen ook leiden tot concrete actie van zowel de overheid als van de banken?
De veranderlijkheid van de DDoS-aanvallen noopt ertoe dat banken voortdurend werken aan hun cyberveiligheid en de beschikbaarheid van het betalingsverkeer, opdat deze goed op orde blijft. Hiervoor is nauwe samenwerking van belang, tussen banken onderling maar ook van banken met bedrijven gespecialiseerd in cybersecurity en met verschillende autoriteiten. Die publiek-private samenwerking vindt al plaats. De in 2013 aangestelde bankenliaison fungeert daarbij als permanente verbindingsofficier tussen de banken en overheidsinstanties, en draagt eraan bij dat snel informatie over de cyberveiligheid tussen die partijen kan worden uitgewisseld. Ik span mij ervoor in om de kwaliteit en intensiteit van deze samenwerking op peil te houden, opdat ook op toekomstige DDoS-aanvallen adequaat kan worden gereageerd.
Bent u bezig met het creëren van een back-upmogelijkheid voor directe digitale betalingen, bijvoorbeeld decentraal, voor het geval er op grote schaal aanvallen blijven plaatsvinden?
Gelet op de zeer hoge beschikbaarheid van het Nederlandse betalingsverkeer en de beperkte invloed daarop van de recente DDoS-aanvallen vertrouw ik erop dat banken ook in de toekomst in staat zullen zijn om een goede beschikbaarheid van hun digitale betaaldienstverlening zullen waarborgen. Hierbij acht ik het inrichten van een back-upmogelijkheid voor directe digitale betalingen niet proportioneel.
Misstanden in de Indiase kledingindustrie |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het rapport Labour Without Liberty – Female Migrant Workers in Bangalore's Garment Industry?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat twee jaar na het verschijnen van een eerder rapport over slechte arbeidsomstandigheden in Bangalore en het doen van onderzoek door diverse kledingmerken, plannen voor verbetering nog steeds in de maak zijn?
Zoals ook in het rapport «Labour without Liberty» naar voren komt, heeft een aantal merken maatregelen genomen sinds het eerdere rapport. Zo werken C&A en twee andere internationale merken samen om misstanden in de regio te onderzoeken en aan te pakken. Ze ontwikkelden een project voor migranten werknemers. De ideeën voor dit project zijn gedeeld met het Textiel Convenant en met lokale vakbonden. C&A zette ook een programma op dat toeleveranciers traint in een goede omgang met hun werknemers. Eén leverancier uit Bangalore droeg naar aanleiding hiervan het management van zijn hostel over aan een lokale gespecialiseerde welzijnsorganisatie.
Ontwikkeling van plannen voor verbetering in de productielanden, als onderdeel van het proces van gepaste zorgvuldigheid, kost echter tijd. Het vergt internationale samenwerking met verschillende bedrijven en maatschappelijke organisaties. Het is daarbij belangrijk dat de betrokken bedrijven met lokale belanghebbenden contact houden over de voortgang.
Om de genoemde misstanden in het rapport verder aan te pakken, zou het kledingmerken in het algemeen helpen als de namen van de onderzochte productielocaties bekend worden gemaakt. Op deze manier kunnen kledingmerken in dialoog met hun toeleveranciers naar oplossingen toewerken. In het geval van de Nederlandse bedrijven die onder het Convenant vallen, is het wel gelukt om via bemiddeling van het secretariaat van het textielconvenant de onderzochte producenten te spreken en de Convenantbedrijven in contact te brengen met de opdrachtgevers van het rapport. Het SER-secretariaat is namelijk bevoegd op vertrouwelijke basis signalen over problemen bij productielocaties door te geven aan de Convenantbedrijven die daar inkopen.
Kunt u aangeven of ondertekening van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel door de merken die in het rapport worden genoemd (zoals C&A) reeds geresulteerd heeft in betere due diligence door deze merken? Zo ja, hoe kunnen dit soort misstanden in de keten dan nog steeds voorkomen?
De deelnemende bedrijven aan het Convenant hebben de afgelopen anderhalf jaar stappen in het proces van gepaste zorgvuldigheid (due diligence) gezet. In de zomer van 2017 hebben bijna alle 57 bedrijven hun plan van aanpak ingediend, waarin zij toelichten hoe zij het proces van gepaste zorgvuldigheid hebben ingericht. Bovendien is de publicatie van de productielocaties een belangrijk resultaat. Dit stelt werknemers in fabrieken en betrokken organisaties in staat via het SER-secretariaat klachten in te dienen bij inkopende merken.
Het kabinet verwacht van de deelnemende bedrijven dat zij, conform de OESO- richtlijnen, starten met aanpak van de meest urgente risico’s. In het textielconvenant zijn onder andere kinderarbeid en leefbaar loon geïdentificeerd als risico’s die bedrijven alleen gezamenlijk kunnen aanpakken. Hiervoor worden projecten ontwikkeld samen met de andere Convenantspartijen. Deze projecten gaan in een aantal landen van start, waaronder India.
Rapporten als «Labour without Liberty» houden bedrijven en andere Convenantspartijen scherp op welke risico’s (verder) in de keten spelen en aandacht verdienen.
Deelt u de mening dat het Convenant Duurzame Kleding en Textiel moet leiden tot het voorkomen van deze misstanden door de kledingmerken en -importeurs? Zo ja, wat gaat u er aan doen om dit te bewerkstelligen?
Het Convenant is op initiatief van het kabinet inderdaad opgezet met het doel om binnen drie tot vijf jaar op specifieke IMVO-risico’s binnen de productieketen van Nederlandse kleding- en textielbedrijven substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve gevolgen ervaren van kledingproductie. Binnen het Convenant wordt samengewerkt met NGO’s, vakbonden en overheid om misstanden in de textielsector tegen te gaan. Partijen van het Convenant ontwikkelden bijvoorbeeld de non-discriminatie gids voor Nederlandse bedrijven. Deze gids besteedt ook aandacht aan de problematiek van migranten in de Indiase textielsector.
Het bereik van het Convenant is echter beperkt. Nederlandse textielbedrijven zijn, met één procent van de wereldhandel, een kleine speler op de wereldmarkt. Problemen kunnen vaak alleen in samenwerking met andere bedrijven en partijen effectief worden aangepakt. Om deze reden bevordert het Convenant gezamenlijke activiteiten en projecten door middel van Europese en internationale samenwerking. Op 30 januari 2018 ondertekenden het Nederlandse Convenant en de Duitse Textilbündnis een samenwerkingsovereenkomst, teneinde het bereik en de impact van beide convenanten te vergroten.
Het kabinet participeert als partij in het Convenant en spoort deelnemende bedrijven aan om risico's in kaart te brengen en aan te pakken. Het kabinet spant zich ook in om de activiteiten van textielprogramma’s die Nederland als donor steunt, zoals het Better Work programma en het Partnerschap met Fair Wear Foundation, ten goede te laten komen aan de uitvoering van de afspraken van het Convenant. Het kabinet heeft ook een eigen rol om bij te dragen aan een oplossing voor de problemen. Door het gesprek aan te gaan met de lokale overheid in productielanden over verbetering en naleving van wetgeving probeert het kabinet de omstandigheden voor werknemers en het ondernemingsklimaat in betreffende landen te verbeteren. Bovendien zet het kabinet zich binnen de Europese Unie actief in voor samenwerking ten behoeve van verduurzaming van de textielsector.
Het rapport '50 jaar ISDS' |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het rapport «50 jaar ISDS»? Kunt u in uw antwoord reageren op de afzonderlijke conclusies uit het rapport?1
Investeringsakkoorden dragen bij aan het investeringsklimaat van de verdragsluitende partijen. Investeringsakkoorden zijn een instrument ter versterking van goed bestuur. Investeringsakkoorden kunnen zo buitenlandse investeerders over de streep trekken om langdurig in een land te investeren waar nationale wetgeving en instituties in hun ogen onvoldoende rechtszekerheid bieden. Het land van vestiging profiteert hiervan doordat de investering kan leiden tot extra werkgelegenheid en het aantrekken van kennis en innovatie. Dit is met name van belang voor ontwikkelingslanden, waar het binnenhalen van private investeringen onontbeerlijk is voor het behalen van de Sustainable Development Goals.
Tegelijkertijd erkent het kabinet enkele zorgen ten aanzien van de (eerder gesloten) huidige Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zet zich daarom in om de Nederlandse investeringsakkoorden te moderniseren. In lijn met de toezegging aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1481) werkt het kabinet aan een nieuwe modeltekst. Deze modeltekst zal de inzet vormen om de Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden te heronderhandelen. Hiermee zal Nederland ook voldoen aan het verzoek van enkele verdragspartners om een bilateraal investeringsakkoord te heronderhandelen.
De nieuwe modeltekst zal onder andere brievenbusmaatschappijen uitsluiten van bescherming, de bescherming voor investeerders verduidelijken, het recht van overheden om te reguleren expliciteren, internationale afspraken over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen herbevestigen, en zorgen voor een transparante wijze van geschillenbeslechting waarin derde partijen zoals NGO’s een rol hebben. In lijn met de motie Hijink (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1755) zal het kabinet de nieuwe modeltekst openbaar maken voordat het start met de heronderhandeling van investeringsakkoorden.
Investeringsakkoorden zijn volgens het kabinet vooral relevant met landen waar nationale wetgeving en instituties onvoldoende rechtszekerheid bieden (zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 1806). Het kabinet onderzoekt samen met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie de mogelijkheden om de investeringsakkoorden met andere EU-lidstaten op een ordelijke manier op te zeggen zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de rechten en plichten van investeerders (zie ook antwoord op schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk van 6 juni 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2747).
Deelt u de mening dat Investor-State Dispute Settlement (ISDS) «een politiek machtsmiddel» is geworden «voor multinationals om hun zin te krijgen bij overheden»?2 Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen? Zo ja, erkent u dan dat ISDS heeft bijgedragen aan het vergroten van de ongelijkheid in de wereld, door internationale investeerders meer macht te geven ten koste van overheden?
Het kabinet ziet ISDS niet als «een politiek machtsmiddel voor multinationals om hun zin te krijgen bij overheden». Het kabinet ziet investeringsakkoorden als een waarborg voor stabiel en betrouwbaar overheidsbeleid, als een stimulans voor werkgelegenheid, en als een mogelijkheid om bedrijven op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te wijzen wanneer zij investeren in het buitenland.
Vindt u het ook zo schokkend dat 84% van de zogenaamde «Nederlandse investeerders» buitenlandse bedrijven betreft, die bovendien voor het merendeel gebruik maken van brievenbusfirma’s?3 Erkent u dat Nederland via het systeem van brievenbusfirma’s niet alleen grootschalige belastingontwijking, maar ook misbruik van investeringsverdragen faciliteert? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen?
Het kabinet vindt het wenselijk dat enkel investeerders die substantiële bedrijfsactiviteiten in Nederland verrichten, gebruik kunnen maken van Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zal daarom pogen brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming.
Deelt u de volgende opvatting: «Nederland is zo populair door het grote aantal handelsverdragen dat het heeft met andere landen en doordat veel bedrijven hier om fiscale redenen toch al een vestiging hebben»?4 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nederland wordt door bedrijven gezien als een aantrekkelijke vestigingsplaats. Het kabinet beschouwt dat als positief. Verschillende factoren dragen hieraan bij zoals een kwalitatief onderscheidend civielrechtelijk stelsel en bijbehorende rechtspleging, hoogopgeleide en internationaal georiënteerde werknemers en een goede infrastructuur.
Klopt het dat multinationals meer dan 100 miljard dollar hebben geclaimd door gebruik te maken van Nederlandse handelsverdragen?5 Hoeveel miljard van dit bedrag is daadwerkelijk uitgekeerd?
Nederland is geen partij geweest bij deze procedures en heeft daar geen volledig overzicht van. Op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft UNCTAD in 2013 onderzoek verricht naar het gebruik van Nederlandse investeringsakkoorden.6 Uit het onderzoek blijkt dat een groot verschil kan zitten tussen de hoogte van een claim en het daadwerkelijk toegekende bedrag. Uit dit onderzoek blijkt voorts dat de toegekende schadevergoeding onder Nederlandse investeringsakkoorden loopt van 0,5 miljoen USD en 270 miljoen USD.
Deelt u de analyse dat Nederland zo populair is geworden als claimland door de ruime definitie van «investeer» die gehanteerd wordt in onze bilaterale handelsverdragen (BITs)?6
De definitie van investeerder onder Nederlandse investeringsakkoorden is vergelijkbaar met de definitie van investeerder onder veel andere investeringsakkoorden. In de nieuwe modeltekst zal de definitie van investeerder echter worden aangescherpt, onder andere door brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming.
Hoe verklaart u dat de claims tegen lidstaten van de Europese Unie (EU) in de afgelopen vijf jaar met 150 procent toenamen, en in de rest van de wereld met 50 procent?7
Het kabinet heeft daar geen verklaring voor.
Waarom beëindigt u de BITs die Nederland met andere EU-lidstaten heeft afgesloten niet, aangezien er sprake is van een interne markt en aangezien de bevoegdheid om handelsverdragen af te sluiten bij de Europese Commissie ligt?
Het kabinet onderzoekt samen met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie de mogelijkheden om de investeringsakkoorden met andere EU-lidstaten op een ordelijke manier op te zeggen zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de rechten en plichten van investeerders (zie ook antwoord op schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk van 6 juni 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2747).
Erkent u dat de vraag of investeringsverdragen leiden tot meer investeringen niet eenduidig beantwoord kan worden? Welke consequenties verbindt u hieraan, gegeven het feit dat Nederland zo’n 90 investeringsverdragen heeft?
De beslissing om in een land te investeren wordt gemaakt op basis van verschillende factoren. Het bestaan van een bilateraal investeringsakkoord kan daar een van zijn maar staat nooit op zichzelf. Het CPB heeft in 2015 onderzoek gedaan naar de bredere effecten van investeringsakkoorden op de hoogte van de buitenlandse directe investeringen. Het CPB concludeert hierin dat de inwerkingtreding van een investeringsakkoord de bilaterale directe investeringen met gemiddeld 35% doet toenemen, waarbij regionale verschillen bestaan.9
Wanneer wordt het nieuwe model-BIT naar de Tweede Kamer gestuurd, conform uw toezegging? Hoe komt het nieuwe model-BIT tegemoet aan de bezwaren tegen de huidige variant, waarbij buitenlandse investeerders zeer veel privileges genieten?
Het kabinet legt de laatste hand aan de nieuwe modeltekst. De nieuwe modeltekst zal tegemoetkomen aan de zorgen ten aanzien van de verouderde Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden. De nieuwe modeltekst zal onder andere brievenbusmaatschappijen uitsluiten van bescherming, de bescherming voor investeerders verduidelijken, het recht van overheden om te reguleren expliciteren, internationale afspraken over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen herbevestigen, de transparantie in geschillenbeslechting te vergroten, en derde partijen als amicus curiae een rol geven in procedures.
Deelt u de opvatting dat investeringsverdragen op zijn minst ook bepalingen zouden moeten bevatten die investeerders verplichten tot het naleven van bepaalde universele waarden, zoals mensenrechten en milieunormen, evenals sancties jegens investeerders die deze principes ondermijnen?
De nieuwe Nederlandse modeltekst zal internationale afspraken over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen herbevestigen. Daarnaast beoogt de modeltekst het mogelijk maken het handelen van de investeerder mee te wegen, bijvoorbeeld waar het gaat om het naleven van de mensenrechten.
Is er een schikking getroffen tussen de Nederlandse staat en Ping An als gevolg van de nationalisatie van Fortis?
Er is geen schikking getroffen tussen de Nederlandse staat en Ping An als gevolg van de nationalisatie van Fortis.
Deelt u de mening van de Roemeense overheid dat het bedrijf Rompetrol misbruik maakte van het BIT tussen Nederland en Roemenië? Zo ja, welke conclusies trekt u hieruit? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen?8
Het kabinet kan niet ingaan op juridische procedures waar Nederland geen partij bij is. Ten overvloede wijst het kabinet erop dat de claim van het bedrijf Rompetol tegen de Roemeense overheid is afgewezen.
Hoe oordeelt u over de Cooperation and Investment Facilitation Agreements (CFIAs) die Brazilië afsluit in plaats van BITs?
De Cooperation and Investment Facilitation Agreements die Brazilië afsluit bieden buitenlandse investeerders niet de gewenste minimumbescherming maar betreffen enkel investeringsfacilitatie. Nederland en de Europese Unie zetten zich samen met Brazilië op multilateraal niveau in voor afspraken over investeringsfacilitatie.
Wat leert u van de manier waarop India en Indonesië hun BITs herzien, waarbij ze meer eisen stellen aan investeerders?
Indonesië en India hebben hun investeringsakkoorden met Nederland beëindigd. De gesprekken tussen de Europese Unie en India over een handels- en investeringsakkoord zijn onlangs weer opgestart. De Europese Commissie heeft het mandaat gekregen om met Indonesië te onderhandelen over investeringsafspraken. Nu de Europese Unie zal onderhandelen over investeringsafspraken met India en Indonesië kan Nederland niet tegelijkertijd onderhandelen met deze landen over een bilateraal investeringsakkoord.
Een aantal aspecten in de nieuwe Indiase modeltekst zullen terugkomen in de nieuwe Nederlandse modeltekst. Zo expliciteert de Indiase modeltekst het recht van overheden om te reguleren en worden de standaarden voor investeringsbescherming verduidelijkt. Hetzelfde geldt voor een groot aantal verbeteringen in de geschillenbeslechtingsprocedure, zoals het uitsluiten van frivole claims en het opnemen van een gedragscode voor arbiters. Het kabinet is geen voorstander van sommige andere aspecten van de Indiase modeltekst, zoals de verplichting om eerst vijf jaar de nationale rechtsgang te doorlopen en de beperkte eisen op het gebied van transparantie. Voor zover bekend is de nieuwe modeltekst van Indonesië nog niet gepubliceerd.
Bent u bereid om een voorbeeld te nemen aan landen als Nigeria en Marokko, die een verdrag met elkaar hebben afgesloten waarbij investeerders meer verplichtingen krijgen ten aanzien van de bescherming van mensenrechten, arbeid en het milieu, en bij dienen te dragen aan duurzame ontwikkeling van het gastland en de lokale bevolking?
Het investeringsakkoord tussen Nigeria en Marokko is op 3 december 2016 ondertekend maar nog niet in werking getreden. Doelstelling van het investeringsakkoord tussen Nigeria en Marokko is om een evenwichtige balans te vinden tussen de rechten en verplichtingen van investeerders en de rechten en verplichtingen van staten. Deze doelstelling ligt eveneens ten grondslag aan de nieuwe Nederlandse modeltekst. Deze nieuwe modeltekst zal bijvoorbeeld, net als het akkoord tussen Nigeria en Marokko, internationale duurzaamheidsafspraken herbevestigen en het recht van overheden om te reguleren expliciteren. Het is daarnaast evident dat buitenlandse investeerders zich dienen te houden aan de regels op het gebied van milieu en werk zoals die gelden in het gastland.
Welke gevallen zijn er bekend van zaken aangespannen via een Nederlands investeringsverdrag waarbij overheidsbeleid is teruggedraaid, dan wel een uitzondering voor bepaald beleid is bedongen voor een buitenlandse investeerder? Indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, deelt u de mening dat dit zorgwekkend is en dat het goed zou zijn als hier onderzoek naar komt?
Nederland is geen partij geweest bij de onder Nederlandse investeringsakkoorden aangespannen zaken. Het kabinet is dan ook niet bekend met zaken die zijn aangespannen via een Nederlands investeringsakkoord waarbij overheidsbeleid is teruggedraaid, dan wel een uitzondering voor bepaald beleid is bedongen voor een buitenlandse investeerder. In een op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verricht onderzoek, kon het bestaan van een zogenaamde «regulatory chill» niet worden aangetoond.11 Eventuele risico’s daarop kunnen worden weggenomen door het verduidelijken van investeringsstandaarden en het expliciteren van het recht van overheden om te reguleren. De nieuwe modeltekst zal hierin voorzien.
Deelt u de opvatting dat dezelfde bezwaren gelden jegens zowel het Investment Court System (ICS) als het Multilateral Investment Court (MIC) als tegen ISDS? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Het kabinet is van mening dat het Investment Court System en een multilateraal investeringshof tegemoetkomen aan de zorgen ten aanzien van het oude ISDS-mechanisme. Het Investment Court System zorgt onder andere voor transparante procedures, waarborgt het recht van overheden om te reguleren in het publiek belang, sluit brievenbusmaatschappijen uit van bescherming, verduidelijkt de bescherming voor investeerders, en garandeert onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak. Een multilateraal investeringshof zou een nog verdere verbetering op het terrein van onder andere de onafhankelijkheid en consistentie van de rechtspraak betekenen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat claims die worden behandeld door private investeerdersbelangenbehartigers achter gesloten deuren plaatsvinden, terwijl het wel zaken betreft die jegens overheden worden aangespannen? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Het kabinet is voorstander van transparante procedures. Dat is nu nog niet altijd het geval. Daarom zet het kabinet zich in voor modernisering. In de nieuwe EU-inzet wordt verwezen naar de UNCITRAL Transparency Rules, die transparante procedures garanderen. De nieuwe Nederlandse modeltekst zal hier ook naar verwijzen. Ook een nog op te richten multilateraal investeringshof moet transparante procedures garanderen.
Hoe kunnen handels- en investeringsakkoorden zoals die tussen de EU en Canada (CETA) of de Verenigde Staten (TTIP) in de toekomst tussentijds worden aangepast bij nieuwe inzichten en/of gewijzigde politieke verhoudingen, gegeven het feit dat dergelijke verdragen voor onbepaalde tijd worden afgesloten?
Er bestaat geen handels- en investeringsakkoord tussen de EU en de VS. Het handels- en investeringsakkoord tussen de EU en Canada is ondertekend op 30 oktober 2016. Het akkoord moet nog worden geratificeerd door alle verdragspartijen, waaronder Nederland, voordat het in werking kan treden. CETA kan door partijen gewijzigd worden overeenkomstig artikel 30.2 van het akkoord. Een wijziging van het akkoord treedt in werking, nadat partijen hun interne procedures hebben doorlopen. In Nederland zijn de procedures vastgelegd in de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Voor de EU zijn de procedures vastgelegd in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
Hoe oordeelt u over een private verzekering voor investeerders om investeringsrisico’s af te dekken als alternatief voor investeerdersbescherming zoals geborgd door ISDS, ICS of het MIC? Bent u bereid zich in internationaal verband in te spannen om dergelijke beschermingsconstructies voor bedrijven te promoten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Investeringsakkoorden dragen bij aan het investeringsklimaat van de verdragsluitende partijen. Investeringsakkoorden zijn een instrument ter versterking van goed bestuur. Investeringsakkoorden kunnen zo buitenlandse investeerders over de streep trekken om langdurig in een land te investeren waar nationale wetgeving en instituties in hun ogen onvoldoende rechtszekerheid bieden. Een private verzekering biedt geen alternatief voor een gebrek aan rechtszekerheid en zou daarnaast vanwege de eventuele hoogte van de verzekeringspremie juist een belemmering vormen voor het doen van investeringen. Juist ontwikkelingslanden kunnen daardoor getroffen worden, aangezien private investeringen essentieel zijn voor het halen van de Sustainable Development Goals.
Gegeven uw uitspraak «(m)aar zouden we nú met Canada een onderhandeling beginnen dan zou investeringsbescherming of geschillenbeslechting niet in het akkoord worden opgenomen», wat betekent dit voor uw houding ten aanzien van investeerdersbescherming in nieuwe investeringsverdragen?9
Investeringsbescherming is volgens het kabinet vooral relevant in akkoorden met landen waar nationale wetgeving en instituties onvoldoende rechtszekerheid bieden (zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 1806). De Nederlandse investeringsakkoorden zijn voornamelijk gesloten met landen waar dat niet het geval is. Wel hebben de onderhandelingen tussen de EU en Canada, twee gelijkgestemde democratieën, geleid tot het ontwikkelen van een nieuwe standaard voor investeringsakkoorden die mondiaal toepasbaar is.
Welke maatregelen bent u bereid te treffen om ervoor te zorgen dat Nederland ophoudt langer een hub te zijn voor bedrijven van waaruit zij wereldwijd claims indienen tegen overheden?
Zie antwoord vraag 3.