De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Ja, het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Ik ben ermee bekend dat er veel reacties zijn geweest op het incident in Frankrijk, waaronder kritische geluiden over de toon van bepaalde politieke bewindslieden jegens de islam.
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik herken mij niet in het beeld dat Nederlandse bewindspersonen een islamofoob klimaat zouden aanjagen in Nederland. Laat ik vooropstellen dat er in Nederland geen plaats is voor haatzaaien, opruien en haat tegen welke religieuze stroming ook. Het kabinet staat voor een open en vrije samenleving waarin iedereen – ongeacht geloofsovertuiging of levenswijze – zichzelf moet kunnen zijn en zich veilig moet voelen. Dat betekent ook dat mensen in vrijheid hun religie kunnen belijden, inclusief het dragen van religieuze kledingstukken zoals een hoofddoek, zolang dit past binnen de kaders van de wet.
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Het kabinet erkent dat moslimdiscriminatie en -haat aanwezig zijn in Nederland. In het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma is opgenomen dat er daadkrachtig opgetreden zal worden tegen alle vormen van discriminatie waaronder moslimdiscriminatie. U ontvangt binnenkort van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris Participatie en Integratie de aan uw Kamer toegezegde kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie.
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Het kabinet vindt het in alle gevallen tragisch en zorgwekkend als mensen het gevoel hebben dat hun ervaringen met discriminatie of haat minder serieus worden genomen.
Discriminatie, in welke vorm dan ook, is onacceptabel en in strijd met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. In Nederland streven wij ernaar dat alle vormen van discriminatie, of het nu gaat om moslimdiscriminatie, antisemitisme, racisme of andere vormen, met dezelfde ernst en inzet worden aangepakt. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, seksuele gerichtheid, etniciteit of geslacht.
In dit kader wil ik ook wijzen op de rol van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR). Deze fungeert als aanjager, waakhond en verbinder bij de bestrijding van alle discriminatiegronden, waaronder ook moslimdiscriminatie.
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Het kabinet is in contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Het kabinet registreert niet het aantal binnengekomen signalen. Het kabinet herkent de zorgen en neemt deze mee in verdere beleidsontwikkeling en ondersteuning. Ook naar aanleiding van recente bedreigingen richting moskeeën is er contact opgenomen met koepelorganisaties en moskeeën.
Op basis van eerdere signalen heeft de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het verleden in samenwerking met de NCTV de Handreiking Veilige Moskee uitgebracht en breed verspreid. Tevens is vanuit de NCTV, in samenwerking met de gemeenten Den Haag en Rotterdam, het Handboek Veiligheid voor Religieuze Instellingen gepubliceerd.
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Bedreigingen van geloofsgemeenschappen zijn binnen een vrije en open samenleving als de onze onacceptabel. De zorgen van de moslimgemeenschappen neem ik, evenals mijn collega-bewindspersonen, zeer serieus. Wij hebben daarom ook periodiek gesprekken met moskeeën, koepelorganisaties en vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschappen.
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Het kabinet houdt geen registratie bij van het aantal contactmomenten met maatschappelijke, religieuze of culturele organisaties. Desalniettemin onderhoudt het kabinet regelmatig contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Deze contacten vinden plaats via diverse departementen. Zo onderhoudt het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact met religieuze gemeenschappen via de erediensten, het Ministerie van SZW via de interreligieuze dialoog en het netwerk van de ESS, en het Ministerie van OCW in relatie tot levensbeschouwelijk onderwijs. Tijdens deze gesprekken is er ruimte om zorgen te bespreken.
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Over beveiligingsmaatregelen doe ik in het openbaar nooit uitspraken. Wel kan ik u verzekeren dat de veiligheid van religieuze instellingen in Nederland, waaronder moskeeën, voortdurend onder de aandacht is van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Beveiligingsmaatregelen voor religieuze instellingen worden genomen op basis van een zorgvuldige afweging van de dreiging en risico en vallen onder de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Indien er sprake is van een verhoogde dreiging of risico ten opzichte van hun veiligheid, worden passende maatregelen getroffen. Op dit moment is er geen aanleiding om algemene structurele maatregelen te treffen.
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 zijn meerdere leden van het kabinet in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid en haat is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. Het kabinet vindt het belangrijk dat we deze dialoog samen blijven voortzetten, er is afgesproken dat halfjaarlijks te blijven doen met verschillende partijen middels een bestuurlijk overleg onder coördinatie van de Minister van BZK.
De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Staatssecretaris van Participatie en Integratie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op veiligheid.
Vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen?1
Ik heb vernomen uit de media dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen.
Deelt u de zorgen van de moskee dat er mogelijk sprake is van een gericht en islamofoob motief? Wordt dit in het politieonderzoek serieus meegenomen?
Ongeacht het motief kan ik me heel goed voorstellen dat dergelijke incidenten zorgen voor gevoelens van onveiligheid, en deel ik de zorgen. De politie en het Openbaar Ministerie voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiedelicten en bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect. Uitgangspunt is dat waar door middel van een aangifte om vervolging wordt verzocht, het Openbaar Ministerie (OM) daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie opportuniteit aanwezig acht en dus in beginsel tot vervolging zal overgaan. Of in dit specifieke geval sprake is van een vernieling met mogelijk discriminatoir aspect zal uit het opsporingsonderzoek moeten blijken. Ik kan niet ingaan op individuele zaken.
Klopt het dat de eerste aangifte van vernieling vrijwel direct is afgesloten zonder opvolging? Zo ja, acht u dit passend bij een incident gericht tegen een gebedshuis?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen in individuele zaken. Ik vertrouw hierin op het oordeel van de politie en het OM ten aanzien van de behandeling van een zaak. Het is ook niet aan mij om een uitspraak te doen over de strafbaarheid van een handeling in concrete zaken.
Wat is er inmiddels gedaan naar aanleiding van het tweede incident? Hoe waarborgt u dat bij herhaalde incidenten ook herhaalde inzet volgt van politie en justitie?
Door de politie zijn na de meldingen maatregelen getroffen om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Vanwege de veiligheid kan hier niet verder op worden ingegaan.
Het is van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. Een klimaat van angst en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is onacceptabel. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, etniciteit of geslacht. Indien nodig worden door het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van deze maatregelen moet in het oog gehouden worden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig passende maatregelen treft. Veel gemeenten werken daarnaast samen met de politie en gebedshuizen om de veiligheid rondom gebouwen te verbeteren. De Handreiking Veilige Moskee en het Handboek Veiligheid Religieuze Instellingen ondersteunen lokale overheden en moskeeën hierbij. In het handboek staan concrete aanbevelingen die religieuze instellingen kunnen doorvoeren.
Erkent u dat deze vernielingen niet op zichzelf staan, maar passen in een breder patroon van intimidatie en geweld tegen moskeeën in Nederland? Wordt dit landelijk bijgehouden?
Uit de cijfers hierover blijkt inderdaad dat dit incident niet op zichzelf staat. Zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van onder meer de politie en lokale antidiscriminatievoorzieningen over discriminatiecijfers «Discriminatiecijfers in 2024» dat in de afgelopen jaren circa 3 à 4% van de bij de politie gemelde discriminatie-incidenten betrekking heeft op de grondslag godsdienst. Dat waren in 2024 386 casussen. Vrijwel alle casussen (91%) hadden betrekking op moslimdiscriminatie, te weten 350 casussen. Bij de antidiscriminatievoorzieningen is het percentage van discriminatie-incidenten dat betrekking heeft op de grondslag godsdienst iets hoger: 9% (1.325 meldingen) in 2024, waarbij het slachtoffer in 61% van de gevallen moslim was (811 meldingen). Dit rapport noch het jaarlijkse rapport van het Openbaar Ministerie, «Strafbare discriminatie in beeld 2024», bevat cijfers hoe vaak moskeeën of moskeegangers slachtoffer zijn van discriminatie.2
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om moskeeën beter te beschermen tegen herhaalde aanvallen, met name in de bouw- en afbouwfase wanneer gebouwen kwetsbaarder zijn?
De veiligheid van moskeeën is een lokale verantwoordelijkheid. Lokaal kan de beste inschatting gemaakt worden of op basis van dreiging en risico aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden.
Hoe werkt u aan het herstel en behoud van vertrouwen bij islamitische gemeenschappen die het gevoel hebben dat zij minder serieus worden genomen bij aangiftes van haatincidenten?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid en discriminatie binnen om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Ik roep iedereen daarom ook op aangifte te blijven doen van geweld, vernielingen, intimidatie, bedreiging, beledigingen, haatuitingen en andere strafbare feiten vanwege hun religie. Ieder feit is er één te veel. Het doen van aangifte is niet alleen belangrijk om een onderzoek te kunnen starten naar de strafbare feiten en om de verdachten te kunnen vervolgen, maar het doen van aangifte is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat dit soort incidenten zichtbaar worden en de omvang van deze delicten beter in beeld komt.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. De sessie zal op herhaalde, structurele basis zal plaatsvinden. De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ook wordt ingegaan op veiligheid.
Het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Als Minister spreek ik mij niet uit over individuele casussen.
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Of uitspraken gekwalificeerd kunnen worden als smaad en laster is niet aan mij maar aan het Openbaar Ministerie en – uiteindelijk – aan de rechter.
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Nee, het OM opereert zelfstandig. Bovendien is smaad een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd door het slachtoffer.2
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Wanneer mensen menen slachtoffer te zijn van het al dan niet met opzet beschuldigd worden van iets dat men niet kan bewijzen, zijn er mogelijkheden tot aangifte, mocht men er onderling niet uit (willen) komen. Alhoewel politici een voorbeeldfunctie hebben, wil dit nog niet per se zeggen dat dit de rechtsstaat ondermijnt.
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
De vrijheid van meningsuiting geldt voor alle burgers en dus ook voor politiek ambtsdragers. Voor leden van de Staten-Generaal geldt bovendien parlementaire onschendbaarheid waardoor de rechter hen niet kan vervolgen voor uitspraken tijdens een parlementaire vergadering (artikel 71 Grondwet). Indien er geen sprake is van de parlementaire setting, dan geldt dus het algemene recht van vrijheid van meningsuiting. Voor politici geldt dat zij een ruime uitingsvrijheid hebben omdat zij standpunten over de inrichting van de samenleving moeten kunnen uitdragen. Dit recht is niet oneindig. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt evenwel ook dat politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat hun publieke uitingen intolerantie tegen bepaalde groepen voeden.
Mensen die menen slachtoffer te zijn van smaad, laster, discriminatie enzovoorts kunnen hiervan aangifte doen en vervolging is mogelijk. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit is aan het OM en uiteindelijk aan de rechter. De juridische waarborgen zijn dus voorhanden. Daarnaast kan er melding worden gemaakt van vermeende (online) discriminatie bij de daarvoor bedoelde meldinstanties, zoals de Antidiscriminatievoorzieningen of Meld.Online Discriminatie. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actie ondernomen om de meldings- en aangiftebereidheid voor sommige vormen van grensoverschrijdende meningsuiting (bijvoorbeeld discriminatie) te verhogen door de drempels hiertoe te verlagen.
Het bericht 'Racisme en geweld na duel tussen Spakenburg en Kozakken Boys: El Azzouti en familie belaagd door fans' |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Racisme en geweld na duel tussen Spakenburg en Kozakken Boys: El Azzouti en familie belaagd door fans»?1
Hoe beoordeelt u het dat een speler en zijn familie op en rond een sportterrein zijn geconfronteerd met racistische beledigingen en fysiek geweld?
Acht u dit een incident of een symptoom van een breder probleem van racisme in het amateurvoetbal?
Heeft de politie opgetreden na de belaging van de familie El Azzouti? Zo ja, wat is de stand van het onderzoek?
Hoeveel meldingen van racisme of discriminatie in de sport (voetbal) zijn er de afgelopen drie jaar geregistreerd, en wat is ermee gebeurd?
Deelt u de mening dat racistische daders in het amateurvoetbal veel te vaak wegkomen met waarschuwingen of milde straffen? Bent u bereid om, in overleg met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), een richtlijn op te stellen voor minimumsancties bij racistische uitingen binnen bijvoorbeeld het amateurvoetbal?
Hoe wordt er binnen het nationaal actieplan tegen racisme en discriminatie aandacht besteed aan racisme in de sport, en acht u dat voldoende?
Wat doet u eraan om jonge sporters met een migratieachtergrond te beschermen tegen racistische bejegening?
Bent u bereid om, naar aanleiding van dit incident, met de KNVB te spreken over extra maatregelen zoals cameratoezicht, stadionverboden of educatieve trajecten?
Wat zegt dit incident volgens u over het maatschappelijk klimaat in Nederland, waarin mensen met een migratieachtergrond zelfs op sportvelden doelwit worden van racisme?
Bent u bereid om publiekelijk uit te spreken dat racisme in welke vorm dan ook onacceptabel is, ook op de amateurvelden?
Erkent u dat het gebrek aan harde maatregelen tegen racisme in de sport bijdraagt aan een klimaat waarin daders van dergelijke racistische uitingen zich onaantastbaar wanen en slachtoffers zich in de steek gelaten voelen?
Bent u bereid om vanuit het kabinet structureel geld vrij te maken voor racisme-bestrijding binnen sportclubs en dit niet langer afhankelijk te laten zijn van incidentele subsidies?
Bent u bereid met de KNVB te overleggen over een meldpunt dat onafhankelijk functioneert, zodat slachtoffers van racisme niet afhankelijk zijn van de bereidheid van een clubbestuur om actie te ondernemen?
De berichtgeving omtrent uitlatingen van de heer Wilders die door de politie zijn weersproken. |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van NOS en de berichtgeving van Nieuwsuur waarin de politie vraagtekens plaatst bij het door de heer Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen geschetste verhaal over een mishandelde vuilnisvrouw in Utrecht?1
Klopt het dat de politie dit incident heeft gekwalificeerd als een verkeersruzie die uitmondde in een eenvoudige mishandeling, en dat daarbij geen sprake was van een «toeloop van twintig Marokkanen», zoals door de heer Wilders werd beweerd?
Hoe beoordeelt u het dat een fractievoorzitter tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een incident aanhaalt, terwijl de politie dit beeld nadrukkelijk tegenspreekt? Acht u dit een vorm van misleiding van de Kamer?
Vindt u dat volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om feiten juist en zorgvuldig weer te geven, zeker tijdens een belangrijk debat als de Algemene Politieke Beschouwingen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u daaraan wanneer dat niet gebeurt?
Deelt u de opvatting dat het onterecht framen van bevolkingsgroepen, in dit geval «Marokkanen», op basis van onjuiste of overdreven verhalen een negatieve impact heeft op het maatschappelijk vertrouwen en de sociale cohesie?
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat dergelijke misleidende of onjuiste uitspraken door politici zoals de heer Wilders bijdragen aan stigmatisering en polarisatie in de samenleving?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de politie en het Openbaar Ministerie om te bezien of er aanvullende richtlijnen nodig zijn om misbruik of manipulatief gebruik van politie-informatie in politieke debatten tegen te gaan?
Klopt het dat de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma inmiddels in overleg met de betrokken vrouw heeft besloten dat er alsnog aangifte wordt gedaan? Zo ja, kunt u aangeven hoe dit traject verder wordt begeleid en welke juridische kwalificatie daarbij nu voorligt?
Welke waarborgen zijn er dat de uitkomst van een dergelijke aangifte op objectieve wijze wordt beoordeeld, los van politieke framing of druk vanuit welke partij dan ook?
Kunt u bevestigen dat dit incident van het verschaffen van valse informatie door de heer Wilders over strafrechtelijke zaken niet op zichzelf staat, aangezien de politie enkele weken eerder eveneens uitspraken van de heer Wilders over de zaak-Lisa publiekelijk moest corrigeren?
Acht u het zorgelijk dat er sprake lijkt van een patroon waarin dezelfde politicus onjuiste of overdreven beweringen doet die door de politie ontkracht worden, met het risico van onrust, stigmatisering en verlies van vertrouwen in instituties?
Het bericht ‘OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie»?1
Bent u ermee bekend dat de desbetreffende grond met minstens achttien gifstoffen, waarond polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), kwikdichloride en arseen is vergiftigd?
Bent u ermee bekend dat er boven op de toxische grond 26 huizen zijn gebouwd waarvan 14 huishoudens te maken hebben gekregen met kanker?
Is het uws inziens verantwoord dat de betreffende bewoners pas vijftien jaar na aankoop van hun huizen werden geïnformeerd over de toxische grond waarboven ze leefden? Snapt u hun zorgen over hun eigen gezondheid en veiligheid en die van hun kinderen?
Snapt u dat de bewoners zich zorgen maken dat de gemeente miljoenen ontvangen heeft om de grond te reinigen, maar uiteindelijk van totale sanering heeft afgezien, terwijl het ook onduidelijk is wat er wél met het geld is gebeurd?
Wat vindt u ervan dat de kruipruimten in hun huizen niet dampdicht zijn en dat de bewoners aangeven dat er pas na hun aankoop van de betreffende huizen, gasmeters zijn geplaatst waarvan nog altijd niet bekend is door wie ze zijn geplaatst en hoe ze zijn gemonitord?
Bent u het er, uit het oogpunt van preventieve veiligheid, mee eens dat dit soort maatregelen voorafgaand aan de verkoop van huizen genomen moet worden? Bent u het ermee eens dat de desbetreffende bewoners daarom het recht hebben om hier alsnog nader en compleet over geïnformeerd te worden?
Bent u bereid om contact op te nemen met de relevante partijen om de lokale bestuurlijke impasse te doorbreken, aangezien de kwestie dermate zwaarwegend is?
Bent u het ermee eens dat er te veel onduidelijkheid bestaat omtrent dit dossier en dat het alle partijen helpt als er een feitenonderzoek komt waar het ministerie het overzicht over behoudt?
Haatbrieven aan moskeeën |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Haagse moskeeën vragen burgemeester om extra maatregelen na met bloed besmeurde dreigbrieven» (AD, 15 september 2025)?1
Hoe beoordeelt u het feit dat meerdere moskeeën in Den Haag, maar ook in steden als Rotterdam, Eindhoven en Arnhem, dreigbrieven hebben ontvangen, waarvan sommige besmeurd lijken met bloed en waarin teksten staan als «De islam moet dood» en spotprenten van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem)?
Kunt u toelichten welke maatregelen politie en justitie reeds hebben genomen om de veiligheid van de betrokken moskeeën en hun bezoekers te waarborgen, en welke stappen zijn gezet in het opsporingsonderzoek naar de daders?
Hoe reageert u op de oproep van de Stichting Islamitische Organisaties Regio Haaglanden (SIORH) en de Federatie Islamitische Organisaties (FIO) om moskeeën vergelijkbare structurele beveiligingsmaatregelen te bieden als de joodse gemeenschap al ontvangt?
Bent u bereid te bevorderen dat er een gemeentelijk of landelijk veiligheidsfonds voor moskeeën komt, waarmee structureel kan worden geïnvesteerd in beveiligingsmaatregelen voor moskeeën? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de cijfers van de Islamitische Stichting Nederland (ISN), die sinds 2015 bijna driehonderd anti-islamitische incidenten bij moskeeën registreerde, waaronder dreigbrieven, bekladdingen, vernielingen en zelfs pogingen tot brandstichting?
Deelt u de zorg dat deze incidenten passen in een bredere trend van toenemende islamhaat en bent u bereid om, naast repressieve maatregelen, ook structureel te investeren in preventieve maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van moslimhaat?
Wat heeft u gedaan met het eerdere aankaarten van dit probleem, bijvoorbeeld naar aanleiding van de schriftelijke vragen over de vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen, en welke lessen zijn daaruit getrokken voor de bescherming van moskeeën in het algemeen?
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Discriminatie van jongeren en mensen met een beperking op de woningmarkt |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nergens in Europa ervaren zo veel jonge mensen discriminatie bij het zoeken naar een woning als in Nederland»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat bijna één op de zes woningzoekenden tussen de 16 en 29 jaar in Nederland aangeeft discriminatie te hebben ervaren, waarmee Nederland koploper is in Europa?
Het is onwenselijk dat jonge woningzoekenden discriminatie ervaren. Iedere woningzoekende verdient een eerlijke kans op een woning. In het bijzonder voor jongeren is het belangrijk dat zij eerlijk aan een betaalbare woning kunnen komen, zodat ze kunnen starten aan het opbouwen van hun toekomst.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van woondiscriminatie in het afgelopen jaar zijn geregistreerd, uitgesplitst per discriminatiegrond?
Sinds 1 januari 2024 moeten alle gemeenten een meldpunt voor ongewenste verhuurpraktijken hebben. Dit is onderdeel van de Wet goed verhuurderschap. Er is geen zicht op hoeveel meldingen van woondiscriminatie er binnen (zijn) gekomen bij gemeenten. Dit wordt niet actief door gemeenten bijgehouden en is ook niet wettelijk verplicht. Wel ben ik recent met een groep gemeenten begonnen aan een inventarisatie van het aantal en soort meldingen bij het gemeentelijk meldpunt. Ik streef ernaar uw Kamer hierover in 2026 inzicht te kunnen verschaffen.
Hoeveel van deze meldingen hebben geleid tot daadwerkelijke handhaving, sancties of andere juridische consequenties voor deze plegers van woondiscriminatie?
Zoals aangegeven bij vraag 3, is er geen wettelijke verplichting voor gemeenten om het aantal meldingen bij te houden. Verder geldt dat een melding die binnenkomt via het meldpunt niet altijd een verzoek tot handhaving is. Bovendien resulteren niet alle handhavingsverzoeken erin dat er daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Zoals aangegeven bij het antwoord van vraag 3, werk ik momenteel samen met een aantal gemeenten aan een inventarisatie van de hoeveelheid en aard van de meldingen dat bij een meldpunt binnenkomt om hier beter zicht op te krijgen.
Erkent u dat de huidige klachtprocedures, zoals via het College voor de Rechten van de Mens, vaak weinig effect hebben omdat de uitspraken niet bindend zijn?
De procedure bij het College voor de Rechten van de Mens is laagdrempelig en kosteloos. Ondanks het niet-bindende karakter van de uitspraken van het College, is de klachtprocedure wel degelijk effectief. Uit de cijfers van het College over het jaar 2024 blijkt dat in 81 procent van de gevallen het oordeel aanleiding is om maatregelen te treffen.2 Daarnaast komt het ook regelmatig voor dat partijen na het indienen van een klacht bij het College tot een schikking komen, voordat een zitting heeft plaatsgevonden.
Erkent u dat er een gebrek is aan effectieve handhaving, wat zorgt voor groeiende discriminatie door makelaars, verhuurders en bemiddelaars?
Dit beeld herken ik niet. Uit de meest recente landelijke monitor Discriminatie bij woningverhuur (2022–2023)3 blijkt juist een lichte daling ten aanzien van de discriminatiecijfers. Mogelijk is deze positieve trend het gevolg van de gezamenlijke inzet van alle maatschappelijke partners en mijn aanpak tegen woondiscriminatie. Onderdeel van deze aanpak is de Wet goed verhuurderschap. Met deze wet is het mogelijk geworden voor gemeenten om te handhaven indien er sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid door verhuurders en verhuurbemiddelaars. Indien huurders of woningzoekenden woondiscriminatie ervaren zoals bedoeld in de Wet goed verhuurderschap, roep ik hen op dit te melden bij het gemeentelijke meldpunt. Indien de gemeente de melding gegrond verklaart, zullen zij daarop handhaven. Ook kunnen huurders en woningzoekenden aangifte doen bij de Politie, dit melden bij het College voor de Rechten van de Mens of een Antidiscriminatievoorziening.
Hoe verklaart u dat, ondanks dat meerdere studies van het Verwey-Jonker Instituut al jaren aantonen dat woningzoekenden met een niet-Nederlands klinkende achternaam minder kans hebben om te worden uitgenodigd voor een bezichtiging, er tot op heden geen effectief beleid of structurele actie is ondernomen om deze vorm van discriminatie tegen te gaan?
Discriminatie is een hardnekkig probleem en is helaas niet van de een op de andere dag opgelost en elk geval van discriminatie is er uiteraard één te veel. Dat neemt niet weg dat er wel verbetering zichtbaar is. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6 blijkt uit de meest recente landelijke monitor dat woningzoekenden met een niet-Nederlands klinkende naam momenteel minder kans lopen om gediscrimineerd te worden dan voorheen.
Waar in de vorige monitor (2021/2022) bleek dat alle onderzochte profielen met niet-Nederlands klinkende namen (Pools en Marokkaans) een aanzienlijk lagere uitnodigingskans hadden op het bezichtigen van een huurwoning dan mensen met Nederlands klinkende namen, blijkt dat nu minder het geval. Personen met een Marokkaans klinkende mannennaam blijven een significant lagere kans houden (18% minder) om uitgenodigd te worden voor de bezichtiging van een woning dan personen met een Nederlands klinkende naam. Wel is echter ook voor die profielen sprake van een daling ten opzichte van de resultaten uit de vorige landelijke monitor. De netto discriminatiegraad van de overige profielen, dus de Marokkaans klinkende vrouwennaam, de Pools klinkende mannennaam, het homoseksuele stel en de Nederlandse vrouwennaam, waren niet significant. Dit betekent dat zij geen lagere kans hebben om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging. Dit is een hoopvolle uitkomst.
Het is ook niet zo dat er geen maatregelen worden genomen om deze verbetering te realiseren en versterken. Zoals benoemd heb ik hier een aanpak op gericht en ook maatschappelijke partners zetten zich in tegen woondiscriminatie. De aanpak woondiscriminatie heeft het onderwerp meer onder de aandacht gebracht en mensen bewuster gemaakt. De bewustwording werd onder andere vergroot door de voorlichtings- en bewustwordingscampagne «Wijs discriminatie de deur». De eerdere twee jaarlijkse landelijke monitoren en de lokale en branchegerichte aanpak, waarbij veelvuldig contact is geweest met relevante partners over het onderwerp woondiscriminatie, hebben ook bijgedragen bij aan het op de kaart zetten van woondiscriminatie.
Dat geldt ook voor de Wet goed verhuurderschap die per 1 juli 2023 in werking trad. In deze wet is een basisnorm voor goed verhuurderschap opgenomen in de vorm van algemene regels. Deze regels gelden voor alle verhuurders en verhuurbemiddelaars en zien onder andere toe op het voorkomen van discriminatie. Als aan deze norm niet wordt voldaan, dan zijn gemeenten bevoegd hierop te handhaven. Het uitvoeren van de jaarlijks monitor is onderdeel van de aanpak Woondiscriminatie (zie bij vraag 8 de verdere uitwerking). Momenteel voert het Verwey Jonker Instituut de vierde landelijke monitor uit. Ik streef ernaar u voor het einde van het jaar te informeren over de resultaten hiervan.
Op welke termijn zult u concrete stappen zetten om woondiscriminatie effectief te bestrijden?
Het artikel 'Afname van het aantal zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang door strenger optreden tegen schijnzelfstandigheid’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote afname zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang: het is buigen of barsten»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe beoordeelt u de forse daling van het aantal zzp’ers in de thuiszorg (– 8%) en kinderopvang (– 10%) sinds de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid?
Per 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium voor de loonheffingen opgeheven waardoor de Belastingdienst weer volledig kan handhaven. Er is geen sprake van een strengere handhaving. Het opheffen van het handhavingsmoratorium heeft niets veranderd aan de wet- en regelgeving. Dit betekent dat, het werken binnen of buiten dienstbetrekking, zoals dat voor 1 januari 2025 mogelijk was op basis van wet- en regelgeving, ook nu nog mogelijk is. Desondanks is beweging op de arbeidsmarkt wel voorzien, omdat schijnzelfstandigheid voor komt in de sectoren thuiszorg en kinderopvang2. Veel organisaties zijn daarom, met het oog op de opheffing van het handhavingsmoratorium, serieus en effectief aan de slag gegaan met het thema schijnzelfstandigheid. Het is verstandig dat werkgevenden en werkenden hun arbeidsrelatie kritisch tegen het licht houden en deze aanpassen waar nodig om aan wet- en regelgeving te voldoen. Voor zover de afname van het aantal bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zzp’ers in deze sectoren daadwerkelijk betekent dat er minder schijnzelfstandigen werkzaam zijn in deze sectoren, vindt het kabinet dat in beginsel een positieve ontwikkeling. Het is echter nog te vroeg om een oordeel te geven over de in het artikel genoemde percentages. Zo is het bijvoorbeeld niet bekend of het hier (vooral) gaat om een afname van het aantal schijnzelfstandigen. Ook is onbekend hoeveel mensen de sector hebben verlaten, dan wel in de thuiszorg en kinderopvang aan het werk zijn gegaan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. In het bericht van AD wordt wel genoemd dat een deel van de zorgprofessionals dat zich heeft uitgeschreven als zelfstandige, in loondienst is gaan werken. Een relatief klein deel heeft aangegeven de zorg te verlaten. De exacte cijfers zijn echter onbekend.
In hoeverre leidt de uitstroom van zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang tot acute personeelstekorten, mede in het licht van de door FNV Zorg & Welzijn gepresenteerde prognose waarin het tekort in de sector Zorg & Welzijn in 2034 oploopt tot 265.600 professionals?2
Een afname van het aantal zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang betekent niet per se een afname van het aantal werkenden in deze branches. Uitstroom van zzp’ers hoeft dus geen invloed te hebben op het beschikbare arbeidspotentieel. Het is zeer goed mogelijk dat deze mensen nog steeds werkzaam zijn in de thuiszorg en de kinderopvang, maar dan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. Zoals genoemd bij vraag 3, zullen cijfers hierover beschikbaar zijn in het najaar. Wel is al bekend dat het aantal werkenden in de kinderopvang in 2024 doorlopend steeg.6 Ook in het vierde kwartaal van 2024, toen veel kinderopvangorganisaties aangaven te gaan stoppen met de inzet van zzp’ers, was er een toename van 3680 werkenden in de kinderopvang. Dit aantal lag hoger dan voorgaande kwartalen.
Hoe wordt voorkomen dat deze ontwikkeling op korte en lange termijn ten koste gaat van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening in de zorg?
Een afname van het aantal zzp’ers hoeft geen invloed te hebben op de kwaliteit en continuïteit van zorg en de kinderopvang. Zoals ook genoemd bij vraag 4, is het zeer goed mogelijk dat deze mensen nog steeds werkzaam zijn in de thuiszorg en de kinderopvang, maar dan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. Daarnaast gaven, zoals toegelicht in eerdere Kamerbrieven, kinderopvangorganisaties, brancheorganisaties en toezichthouders in 2022, 2023 en 2024 juist aan dat een te groot aandeel zzp’ers druk zet op de kwaliteit, veiligheid en de betaalbaarheid van de opvang.7 Ook in de zorg was het voor de opheffing van het handhavingsmoratorium soms al heel lastig om de roosters rond te krijgen; de uitstroom van medewerkers in loondienst naar het zzp-schap is daarbij vaak als één van de oorzaken genoemd.
Erkent u dat de verscherpte handhaving op de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) onbedoeld kan bijdragen aan het vergroten van personeelstekorten in sectoren als thuiszorg en kinderopvang? 6b. Welke specifieke aanpassingen in beleid of uitvoering overweegt u om deze negatieve effecten van de strengere handhaving op de Wet DBA in de zorg tegen te gaan?
Wat doet u om te voorkomen dat organisaties in de thuiszorg en kinderopvang noodgedwongen de zorg of opvang moeten afschalen door het wegvallen van zzp’ers?
De continuïteit van zorg en kinderopvang is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. Om de continuïteit van de zorg en opvang te borgen moet de sector inzetten op goed werkgeverschap en op de transitie naar meer loondienstverbanden. Dat geldt ook voor de inrichting van een flexibele schil, waarbij gedacht kan worden aan regionaal werkgeverschap of het werken met flexibele contracten. De Ministeries van VWS en SZW zijn reeds langere tijd bezig om de sector verder te ondersteunen en faciliteren bij de transitie naar meer loondienstverbanden en manieren om een flexibele schil te creëren. Zo is er op 14 juni 2024 een Beleidsbesluit gepubliceerd dat inzichtelijk maakt op welke manieren personeel btw-vrij kan worden uitgeleend8. Een aantal van deze opties wordt verder uitgewerkt in nauwe afstemming met het veld.
Deelt u de zorg dat de verminderde inzet van zzp’ers leidt tot minder flexibiliteit en meer werkdruk voor vaste krachten, met mogelijke negatieve gevolgen voor ziekteverzuim en personeelsbehoud?
Allereerst wil ik benoemen dat de inzet van schijnzelfstandigen juist vaak is genoemd als een reden voor een verhoogde werkdruk en minder werkplezier voor vaste krachten, zoals ook genoemd in vraag 5.
Om te voorkomen dat in de situatie met minder schijnzelfstandigen de werkdruk voor vaste krachten stijgt, is het belangrijk om te blijven zorgen voor een flexibele schil. Gelukkig is het ook in loondienst goed mogelijk personeel flexibel in te zetten. Zoals genoemd bij vraag 6b en vraag 7 zie ik hiervan al mooie voorbeelden en ga ik graag in gesprek met de betreffende brancheorganisaties om te onderzoeken hoe ik hen bij dit proces kan ondersteunen. Om op korte termijn de flexibele schil in te vullen, kan ook gekozen worden voor de inzet van uitzendkrachten.
Bent u bereid om, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te onderzoeken of een aparte, flexibele rechtspositie voor zorg- en opvangprofessionals mogelijk is, die recht doet aan hun autonomie?
Hierover hebben mijn voorgangers het afgelopen jaar al uitgebreid gesproken met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ook met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. Daarbij is steeds geconcludeerd dat we niet zullen werken met uitzonderingen, omdat wij dat juridisch onhoudbaar, voor de uitvoering onhaalbaar en beleidsmatig onwenselijk vinden, zeker uit oogpunt van rechtsgelijkheid tussen sectoren. Daarnaast zijn wij van mening dat het terugdringen van schijnzelfstandigheid bijdraagt aan het realiseren van een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Ik hecht er tevens aan om te benadrukken dat autonomie ook binnen een arbeidsovereenkomst zeer goed mogelijk is. Het is aan werkgevers en werknemers om hierover afspraken te maken.
Op welke manier worden werkgevers en zzp’ers in deze sectoren ondersteund bij de overgang naar nieuwe contractvormen, zodat er geen gat in de personeelsplanning ontstaat?
Zie hiervoor de antwoorden bij vraag 5b en vraag 6.
De meer dan 2500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het landelijk discriminatiemeldpunt meer dan 2.500 meldingen heeft ontvangen over een afbeelding die door PVV-leider Geert Wilders is verspreid via sociale media?1
Ja.
Deelt u de mening dat het polariserend, racistisch en discriminerend is dat een afbeelding wordt gedeeld waarin een jonge blonde vrouw tegenover een oudere vrouw met hoofddoek wordt geplaatst met daarboven de tekst «Aan u de keuze op 29/10»? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om individuele uitingen van politici of burgers te kwalificeren. In ons land geldt de vrijheid van meningsuiting, die mede inhoudt dat ook scherpe of kwetsende uitlatingen mogelijk moeten zijn. Grenzen aan die vrijheid zijn vastgelegd in de wet, en de beoordeling of een uiting discriminatoir of strafbaar is, is primair aan de rechter.
Vindt u dat deze uiting binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt, of is er, mede gezien eerdere soortgelijke uitingen van deze politicus, sprake van een patroon dat duidt op aanzetten tot haat of discriminatie?
Het is aan het Openbaar Ministerie (OM) om te beoordelen of er sprake is van een strafbare uiting en, zo ja, of vervolging wordt ingesteld. De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht dat slechts in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan worden beperkt. Ik doe daar als Minister geen uitspraken over, juist omdat dit een onafhankelijke beoordeling door het OM en de rechter vereist.
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) deze uiting inmiddels in behandeling genomen, en zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Het OM beoordeelt onafhankelijk of er aanleiding is om een onderzoek te starten naar aanleiding van meldingen of aangiftes. Over individuele zaken doet het OM geen inhoudelijke mededelingen zolang er geen besluit tot vervolging is genomen. Ik kan hier dan ook niet nader op ingaan.
Welke risico’s ziet u voor het maatschappelijke klimaat en de veiligheid van groepen die door dit soort beeldvorming worden gestigmatiseerd, en hoe weegt u dat tegen de uitingsvrijheid van politici?
Ik onderken in het algemeen dat stigmatiserende uitingen kunnen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en uitsluiting bij bepaalde groepen in de samenleving. Tegelijkertijd is de vrijheid van meningsuiting een van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het is belangrijk om beide belangen zorgvuldig te wegen. Vanuit de rijksoverheid wordt gewerkt aan het bevorderen van inclusie, het tegengaan van discriminatie en het ondersteunen van meldvoorzieningen waar burgers hun zorgen kunnen uiten.
Welke stappen bent u bereid te zetten om te waarborgen dat stigmatiserende, racistische en discriminerende uitingen niet straffeloos genormaliseerd raken in het publieke debat, in het bijzonder in verkiezingscampagnes?
Zie antwoord vraag 5.
Vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen?1
Ik heb vernomen uit de media dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen.
Deelt u de zorgen van de moskee dat er mogelijk sprake is van een gericht en islamofoob motief? Wordt dit in het politieonderzoek serieus meegenomen?
Ongeacht het motief kan ik me heel goed voorstellen dat dergelijke incidenten zorgen voor gevoelens van onveiligheid, en deel ik de zorgen. De politie en het Openbaar Ministerie voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiedelicten en bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect. Uitgangspunt is dat waar door middel van een aangifte om vervolging wordt verzocht, het Openbaar Ministerie (OM) daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie opportuniteit aanwezig acht en dus in beginsel tot vervolging zal overgaan. Of in dit specifieke geval sprake is van een vernieling met mogelijk discriminatoir aspect zal uit het opsporingsonderzoek moeten blijken. Ik kan niet ingaan op individuele zaken.
Klopt het dat de eerste aangifte van vernieling vrijwel direct is afgesloten zonder opvolging? Zo ja, acht u dit passend bij een incident gericht tegen een gebedshuis?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen in individuele zaken. Ik vertrouw hierin op het oordeel van de politie en het OM ten aanzien van de behandeling van een zaak. Het is ook niet aan mij om een uitspraak te doen over de strafbaarheid van een handeling in concrete zaken.
Wat is er inmiddels gedaan naar aanleiding van het tweede incident? Hoe waarborgt u dat bij herhaalde incidenten ook herhaalde inzet volgt van politie en justitie?
Door de politie zijn na de meldingen maatregelen getroffen om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Vanwege de veiligheid kan hier niet verder op worden ingegaan.
Het is van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. Een klimaat van angst en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is onacceptabel. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, etniciteit of geslacht. Indien nodig worden door het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van deze maatregelen moet in het oog gehouden worden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig passende maatregelen treft. Veel gemeenten werken daarnaast samen met de politie en gebedshuizen om de veiligheid rondom gebouwen te verbeteren. De Handreiking Veilige Moskee en het Handboek Veiligheid Religieuze Instellingen ondersteunen lokale overheden en moskeeën hierbij. In het handboek staan concrete aanbevelingen die religieuze instellingen kunnen doorvoeren.
Erkent u dat deze vernielingen niet op zichzelf staan, maar passen in een breder patroon van intimidatie en geweld tegen moskeeën in Nederland? Wordt dit landelijk bijgehouden?
Uit de cijfers hierover blijkt inderdaad dat dit incident niet op zichzelf staat. Zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van onder meer de politie en lokale antidiscriminatievoorzieningen over discriminatiecijfers «Discriminatiecijfers in 2024» dat in de afgelopen jaren circa 3 à 4% van de bij de politie gemelde discriminatie-incidenten betrekking heeft op de grondslag godsdienst. Dat waren in 2024 386 casussen. Vrijwel alle casussen (91%) hadden betrekking op moslimdiscriminatie, te weten 350 casussen. Bij de antidiscriminatievoorzieningen is het percentage van discriminatie-incidenten dat betrekking heeft op de grondslag godsdienst iets hoger: 9% (1.325 meldingen) in 2024, waarbij het slachtoffer in 61% van de gevallen moslim was (811 meldingen). Dit rapport noch het jaarlijkse rapport van het Openbaar Ministerie, «Strafbare discriminatie in beeld 2024», bevat cijfers hoe vaak moskeeën of moskeegangers slachtoffer zijn van discriminatie.2
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om moskeeën beter te beschermen tegen herhaalde aanvallen, met name in de bouw- en afbouwfase wanneer gebouwen kwetsbaarder zijn?
De veiligheid van moskeeën is een lokale verantwoordelijkheid. Lokaal kan de beste inschatting gemaakt worden of op basis van dreiging en risico aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden.
Hoe werkt u aan het herstel en behoud van vertrouwen bij islamitische gemeenschappen die het gevoel hebben dat zij minder serieus worden genomen bij aangiftes van haatincidenten?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid en discriminatie binnen om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Ik roep iedereen daarom ook op aangifte te blijven doen van geweld, vernielingen, intimidatie, bedreiging, beledigingen, haatuitingen en andere strafbare feiten vanwege hun religie. Ieder feit is er één te veel. Het doen van aangifte is niet alleen belangrijk om een onderzoek te kunnen starten naar de strafbare feiten en om de verdachten te kunnen vervolgen, maar het doen van aangifte is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat dit soort incidenten zichtbaar worden en de omvang van deze delicten beter in beeld komt.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. De sessie zal op herhaalde, structurele basis zal plaatsvinden. De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ook wordt ingegaan op veiligheid.
Het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Als Minister spreek ik mij niet uit over individuele casussen.
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Of uitspraken gekwalificeerd kunnen worden als smaad en laster is niet aan mij maar aan het Openbaar Ministerie en – uiteindelijk – aan de rechter.
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Nee, het OM opereert zelfstandig. Bovendien is smaad een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd door het slachtoffer.2
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Wanneer mensen menen slachtoffer te zijn van het al dan niet met opzet beschuldigd worden van iets dat men niet kan bewijzen, zijn er mogelijkheden tot aangifte, mocht men er onderling niet uit (willen) komen. Alhoewel politici een voorbeeldfunctie hebben, wil dit nog niet per se zeggen dat dit de rechtsstaat ondermijnt.
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
De vrijheid van meningsuiting geldt voor alle burgers en dus ook voor politiek ambtsdragers. Voor leden van de Staten-Generaal geldt bovendien parlementaire onschendbaarheid waardoor de rechter hen niet kan vervolgen voor uitspraken tijdens een parlementaire vergadering (artikel 71 Grondwet). Indien er geen sprake is van de parlementaire setting, dan geldt dus het algemene recht van vrijheid van meningsuiting. Voor politici geldt dat zij een ruime uitingsvrijheid hebben omdat zij standpunten over de inrichting van de samenleving moeten kunnen uitdragen. Dit recht is niet oneindig. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt evenwel ook dat politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat hun publieke uitingen intolerantie tegen bepaalde groepen voeden.
Mensen die menen slachtoffer te zijn van smaad, laster, discriminatie enzovoorts kunnen hiervan aangifte doen en vervolging is mogelijk. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit is aan het OM en uiteindelijk aan de rechter. De juridische waarborgen zijn dus voorhanden. Daarnaast kan er melding worden gemaakt van vermeende (online) discriminatie bij de daarvoor bedoelde meldinstanties, zoals de Antidiscriminatievoorzieningen of Meld.Online Discriminatie. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actie ondernomen om de meldings- en aangiftebereidheid voor sommige vormen van grensoverschrijdende meningsuiting (bijvoorbeeld discriminatie) te verhogen door de drempels hiertoe te verlagen.
Het feit dat de eerder vermeende dakloze 100-jarige vrouw in Tilburg helemaal niet op straat zwierf, maar verbleef bij familie in Marokko |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in het Brabants Dagblad van 27 juli 2025 waarin wordt aangegeven dat de eerder vermeende dakloze 100-jarige vrouw in Tilburg in werkelijkheid verbleef bij familie in Marokko?1
Ja.
Herinnert u zich de eerdere berichtgeving waarin werd gesteld dat een 100-jarige vrouw drie jaar lang dakloos zou hebben rondgezworven in Tilburg?
Ja.
Kunt u aangeven op basis van welke informatie is gecommuniceerd dat deze vrouw drie jaar dakloos was?
Aanleiding hiervoor was een bericht van Stichting Assadaaka Community. De Stichting heeft inmiddels een rectificatie geplaatst op haar website, waarin ze aangeven dat ten onrechte door hen de indruk is gewekt dat mevrouw drie jaar dakloos is geweest en aan haar lot is overgelaten.2
Is die informatie geverifieerd voordat zij (mogelijk ook door overheidsinstanties) is gebruikt of naar buiten gebracht?
Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om berichtgeving te verifiëren. Het bericht dat over deze mevrouw op 24 juli jl. op NU.nl verscheen (en vervolgens in verschillende andere media), is op 1 augustus gerectificeerd door NU.nl.3
Wat is de rol geweest van de gemeente Tilburg in het verspreiden of bevestigen van deze informatie? Heeft de gemeente contact gehad met betrokken familieleden of instanties in Marokko?
De gemeente Tilburg heeft intensief met stichting Kloek en andere instanties samengewerkt om de vrouw te helpen aan een zorgwoning in Amsterdam. Meer informatie kan de gemeente Tilburg niet geven vanwege de privacy van betrokkene. Kort na de betrokkenheid van de gemeente Tilburg verscheen het eerste artikel op NU.nl en vervolgens in de dagbladen. De gemeente Tilburg heeft na het verschijnen van het artikel op NU.nl op 24 juli 2025, aan NU.nl en de dagbladen laten weten dat de vrouw geen dag op straat heeft geleefd en de onjuiste informatie gerectificeerd.
Welke actie is er ondernomen nadat bleek dat de vrouw zich bij familie in Marokko bevond en dus niet dakloos was in Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid richtlijnen op te stellen of aan te scherpen voor gemeenten en hulpinstanties over het verifiëren van gevoelige casussen voordat zij in de media worden gebracht?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om berichtgeving te verifiëren. Doorgaans berichten gemeenten en hulpinstanties niet over individuele gevallen in verband met de privacy(wetgeving). De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat individuele persoonsgegevens beschermd moeten worden.
Wat zijn de lessen die volgens u uit deze casus getrokken moeten worden met betrekking tot dakloosheidsregistratie, communicatie en interlandelijke samenwerking?
Naar aanleiding van deze casus zie ik geen aanleiding voor het doorvoeren van aanpassingen in de in de vraagstelling benoemde onderwerpen. Deze onderwerpen hebben wel de aandacht in het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In de volgende voortgangsrapportage over de aanpak dakloosheid zal ik uw Kamer meenemen in de belangrijkste ontwikkelingen op de aanpak.
Het bericht dat een 100-jarige vrouw een woning vindt na drie jaar op straat te hebben geleefd in Tilburg |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «100-jarige vrouw vindt woning na drie jaar op straat te hebben geleefd in Tilburg»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de verschrikkelijke situatie waarin een 100-jarige vrouw, ondanks haar kwetsbaarheid, leeftijd en lange verblijfsduur in Nederland, jarenlang op straat heeft moeten leven?
Bent u van mening dat deze casus een falend vangnet blootlegt voor ouderen zonder sociaal netwerk? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitsluiten dat zich elders in Nederland vergelijkbare gevallen voordoen van ouderen die langdurig dakloos zijn of buiten beeld zijn geraakt?
Hoe verklaart u dat deze vrouw, ondanks haar evidente hulpbehoefte, jarenlang buiten beeld bleef bij het wijkteam, de GGD, woningcorporaties of zorginstanties in Tilburg, dan wel dat signalen niet tot adequate actie hebben geleid?
Hoeveel dakloze ouderen (75+) zijn er de afgelopen vijf jaar bij gemeenten geregistreerd, uitgesplitst per jaar? Ziet u hierin een zorgwekkende trend?
Het is niet bekend hoeveel dakloze ouderen er de afgelopen vijf jaar bij gemeenten zijn geregistreerd. Er zijn geen landelijke cijfers over het aantal dakloze ouderen. Sinds 2023 zijn er regionale Ethos-light tellingen.3 Uit de tweede telronde, die is uitgevoerd in zes regio’s, blijkt dat van de 1.189 getelde mensen in deze regio’s 1% tussen de 70–79 jaar is en minder dan 1% 80 jaar en ouder.
Wat zegt deze casus volgens u over de effectiviteit van de samenwerking tussen gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen bij het tijdig signaleren van kwetsbare ouderen?
In deze casus hebben organisaties goed samengewerkt. In het artikel van het Brabants Dagblad van 28 juli 2025 staat dat mevrouw na haar vertrek naar Marokko in 2022 is uitgeschreven bij de gemeente Tilburg. In het artikel wordt aangegeven dat toen de vrouw terug naar Nederland kwam en de situatie bij haar familie niet houdbaar bleek te zijn, de gemeente Tilburg de vrouw samen met stichting Kloek en andere instanties heeft geholpen met een zorgwoning in Amsterdam
Deelt u de constatering dat het huidige woon- en zorgbeleid ernstig tekortschiet in het voorkomen van dakloosheid onder ouderen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om gemeenten te verplichten tot een actieve signaleringsstructuur en een landelijk meldpunt of om een interventieprotocol in te stellen voor ouderen die tussen wal en schip dreigen te raken? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn verantwoordelijk om te komen tot passende oplossingen voor (dreigend) dakloze personen, inclusief gevallen waar dat ouderen betreft. Op basis van deze casus zie ik geen reden om in dit gedecentraliseerde stelsel gemeenten een verplichting op te leggen tot een actieve signaleringsstructuur en een landelijk meldpunt.
De flinke toename van energiearmoede door het wegvallen van overheidssteun |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Energiearmoede steeg vorig jaar fors door stopzetten steunmaatregelen» van de NOS van 25 juli 2025?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat in 2024 510.000 huishoudens te maken hadden met energiearmoede, wat een stijging van bijna 180.000 huishoudens ten opzichte van 2023 betekent?
Volgens de voorlopige inschatting in de Monitor Energiearmoede van TNO en CBS leven in 2024, 510.000 huishoudens in energiearmoede. Dat is meer dan tijdens de energiecrisis in 2023. Wel is het aantal gedaald ten opzichte van voor de energiecrisis (2019), ondanks dat de energieprijzen na de crisis op een stabiel maar hoger niveau liggen. De daling in het aantal huishoudens in energiearmoede ten opzichte van 2019 komt onder andere door de getroffen verduurzamingsmaatregelen, gedragsverandering van consumenten en een stijging van het besteedbaar inkomen. Zo beschrijft de monitor dat onder andere door het feit dat steeds meer woningen worden verduurzaamd, het aantal huishoudens met een combinatie van een lage energetische kwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden daalt. Dat geldt ook voor het aantal huishoudens met een combinatie van een lage energetische kwaliteit woning en een laag inkomen.
In 2022 en 2023 zijn compensatiemaatregelen getroffen voor plotselinge hoge energieprijzen tijdens de energiecrisis. Zonder die maatregelen had het aantal huishoudens in energiearmoede in die jaren naar verwachting hoger gelegen. De daling van 2022 en 2023 laat dus zien dat de energieprijzen zijn gedaald ten opzichte van de crisisjaren, maar ook dat de crisismaatregelen in deze jaren effectief zijn geweest om deze groep huishoudens te ondersteunen.
Tegelijkertijd laten de cijfers over 2024 zien dat er een groep huishoudens is voor wie de energierekening structureel te hoog blijft ten opzichte van hun inkomen, meestal in combinatie met de lage energetische kwaliteit van de woning. Het is belangrijk om hen structureel te helpen met het treffen van passende verduurzamingsmaatregelen, zowel in de koop- als in de huursector, en hen hulp te bieden bij de betaalbaarheid van de energierekening totdat deze verduurzaming gerealiseerd is. Hiertoe heeft het kabinet een voorstel ingediend bij de Europese Commissie om via het Social Climate Fund financiële ondersteuning te kunnen bieden voor zowel het betalen van de prijsstijgingen ten gevolge van ETS-2, en het nemen van structurele maatregelen via verduurzaming. Ook monitort het kabinet of er voldoende en concurrerend aanbod op de energiemarkt is voor alle huishoudens.
Erkent u dat het stopzetten van tijdelijke steunmaatregelen zoals de energietoeslag en het prijsplafond heeft geleid tot een verdubbeling van het aandeel energiearme huishoudens ten opzichte van 2023? Zo nee, waarom niet?
De energietoeslag van € 1.300 heeft huishoudens met een laag inkomen vanzelfsprekend geholpen met het betalen van de rekeningen. Ook het prijsplafond heeft veel mensen geholpen. De energietoeslag hield geen rekening met de hoogte van iemands energierekening en was daardoor relatief ongericht in het compenseren voor energiekosten.
Energiearmoede is een gevolg van het samenspel tussen diverse factoren: de combinatie van een laag inkomen, hoge energiekosten en/of een lage energetische kwaliteit van de woning. Het kabinet kiest er daarom voor om in te zetten op structurele gerichte maatregelen, zoals de bij vraag 2 beschreven inzet vanuit het Social Climate Fund en gerichte verduurzaming van de woningen in specifieke wijken. Daarnaast monitort het kabinet de ontwikkeling van de energieprijzen continu. De Monitor Energiearmoede ondersteunt dat deze aanpak helpt om huishoudens structureel te helpen.
Deelt u de analyse van TNO en het CBS dat overheidsmaatregelen in 2022 en 2023 aantoonbaar effectief waren in het tegengaan van energiearmoede? Waarom zijn deze maatregelen dan desondanks afgebouwd zonder volwaardige structurele alternatieven?
De analyse van TNO en het CBS laat zien dat prijscompensatiemaatregelen tijdens energiecrisis goed hebben gewerkt in het dempen van het aantal huishoudens dat door de energiecrisis in energiearmoede terecht zou komen. Zoals in de beantwoording van vraag 3 is opgemerkt; de energietoeslag van € 1.300 heeft huishoudens met een laag inkomen vanzelfsprekend geholpen met het betalen van de rekeningen. Maar deze toeslag hield geen rekening met de hoogte van iemands energierekening en was daardoor relatief ongericht in het compenseren voor energiekosten.2
Kwetsbare huishoudens zijn, om structureel meer grip te krijgen op de energierekening, vooral gebaat bij een gerichte en structurele oplossing. Het verduurzamen van de woning is een belangrijke manier om minder kwetsbaar te zijn voor toekomstige prijsstijgingen en de noodzaak voor nieuwe tijdelijke compensatiemaatregelen te verminderen. Echter, het verduurzamen van de gebouwde omgeving kost tijd en een deel van de huishoudens heeft ook op dit moment directe steun nodig. Zoals benoemd in de beantwoording van de voorgaande vraag zet het kabinet met het opzetten van het Social Climate Fund in op twee sporen; directe verlichting op de energierekening door de prijsopdrijvende effecten van ETS-2 teniet te doen, én ondersteuning bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen. Het kabinet monitort daarnaast of er voldoende en concurrerend aanbod op de energiemarkt is voor alle huishoudens.
Daarnaast heeft het kabinet in 2025 wederom een subsidie van € 56,3 miljoen verstrekt aan de stichting Tijdelijk Noodfonds Energie. Gecombineerd met private inleg vanuit energieleveranciers en netbeheerders heeft de stichting steun kunnen bieden bij het betalen van de energierekening aan zo’n 110.000 huishoudens.3
Wat zegt deze stijging van energiearmoede over de effectiviteit van uw huidige beleid op het gebied van klimaat, energieprijzen en armoedebestrijding?
In de beantwoording van vraag 2 is stilgestaan bij de ontwikkeling van energiearmoede tussen 2019 en 2024. We zien over deze langere periode een dalende trend. Het kabinet hecht er belang aan om deze dalende trend door te zetten en het aantal huishoudens te verminderen. Om dit te bereiken, worden verschillende factoren gewogen.
De transitie naar klimaatneutraliteit vraagt veel van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Het kabinet benadrukt dat het van belang blijft om alle huishoudens handelingsperspectief te bieden door de rechtvaardigheid van beleid in de gebouwde omgeving te waarborgen, in aanvulling op afgesproken normering en beprijzing. Daarnaast is het van belang om knelpunten in de transitie, bijvoorbeeld wat betreft in infrastructuur en financiering weg te nemen en voldoende ondersteuning te bieden aan kwetsbare groepen, zodat iedereen mee kan doen aan de transitie en over de juiste informatie en capaciteit beschikt om hier mee aan de slag te gaan.
In hoeverre acht u het acceptabel dat huishoudens met een laag inkomen inmiddels gemiddeld 11,5 procent van hun inkomen kwijt zijn aan energielasten, meer dan het dubbele van het landelijk gemiddelde?
De cijfers van TNO laten zien dat er nog altijd een groep huishoudens is die een groot deel van het inkomen kwijt is aan de energierekening. De energiequote is zo hoog door het samenspel van een laag inkomen, een hoge energierekening en/of een woning van lage energetische kwaliteit. Deze huishoudens zijn gebaat bij steun, zowel op de korte als op de lange termijn. Het kabinet vindt het belangrijke dat de energiekosten voor iedereen te dragen zijn. Het kabinet zet zich daarom op meerdere fronten in om steun te bieden aan deze huishoudens, zodat de energietransitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar is, ongeacht de omvang van de portemonnee.
Wat is uw reactie op het gegeven dat vooral alleenstaanden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in corporatiewoningen het zwaarst worden geraakt?
Het kabinet heeft oog voor de problematiek die deze huishoudens ervaren. Energiearmoede is een gevolg van een combinatie van een laag inkomen, een hoge energierekening en/of een woning van lage energetische kwaliteit. Relatief veel huishoudens met energiearmoede (75%) wonen in corporatiewoningen. De monitor beschrijft dat dit logisch is vanwege het inkomen van deze huishoudens: de energierekening, of een toename daarvan, legt dan al sneller een groter beslag op het inkomen dan van huishoudens met een hoger inkomen. Dit inkomenseffect zorgt ervoor dat de in het rapport benoemde groepen gemiddeld kwetsbaarder zijn voor energiearmoede.
Hoe verklaart u dat juist bewoners van corporatiewoningen onevenredig hard getroffen worden ondanks dat deze woningen gemiddeld niet slechter geïsoleerd zijn dan particuliere woningen?
Zoals bij vraag 7 toegelicht legt een stijging van de energierekening een groter beslag op het inkomen bij huishoudens met een laag inkomen. Het kabinet herkent dat corporatiewoningen gemiddeld niet slechter geïsoleerd zijn dan particuliere woningen. Sterker nog: de energetische kwaliteit van corporatiewoningen is relatief goed en verbeterd. De monitor bevestigt deze trend en beschrijft dat het aantal huishoudens met een combinatie van een lage energetische kwaliteit woning en 1) weinig investeringsmogelijkheden of 2) een laag inkomen daalt door het feit dat steeds meer woningen worden verduurzaamd. De toename in energiearmoede in de voorlopige inschatting voor 2024 wordt verklaard door het energieprijsniveau en het wegvallen van de financiële steunmaatregelen.
Welke specifieke stappen gaat u zetten om energiearmoede onder deze kwetsbare groepen per direct te verlichten?
Het kabinet werkt op meerdere fronten aan de aanpak van energiearmoede. Het kabinet monitort de ontwikkeling van de energieprijzen continu. In 2025 heeft het kabinet wederom een subsidie verstrekt aan de stichting Tijdelijk Noodfonds Energie. Gecombineerd met private inleg vanuit energieleveranciers en netbeheerders heeft de stichting steun kunnen bieden bij het betalen van de energierekening aan zo’n 110.000 huishoudens. Ook bent u middels de Kamerbrief van 27 juni jl. geïnformeerd over de aanvullende inzet voor kwetsbare huishoudens in aanloop naar aankomende winter.4
Ook wordt er binnen de kaders van het Social Climate Fund momenteel verder gewerkt aan een publiek energiefonds dat energiearme huishoudens kan helpen bij het compenseren van de prijsopdrijvende effecten van ETS-2. De gezette stappen uit de aanvullende inzet uit de Kamerbrief van 27 juni jl. zullen daarnaast behulpzaam zijn om deze huishoudens van incidentele steun richting structurele verduurzamingsmaatregelen te begeleiden.
Bent u bereid om gezien de structureel hogere energieprijzen opnieuw te kijken naar het invoeren van een gericht prijsplafond of energietoeslag voor lage inkomens? Zo nee, waarom niet?
Het prijsplafond en de energietoeslag waren crisismaatregelen, ontworpen om huishoudens tijdelijk te verlichten tijdens de plotseling hoge prijzen in de energiecrisis. De situatie op de energiemarkt voor consumenten is op dit moment stabiel. Er is een ruim aanbod van verschillende contracten met tarieven die ruim onder het niveau van het prijsplafond liggen. Ook blijkt uit de analyse van TNO en het CBS dat het aantal huishoudens in energiearmoede in 2024 lager ligt dan voor de energiecrisis in 2019, ondanks een stabiel maar hoger energieprijsniveau. De prijzen op de groothandelsmarkt geven geen aanleiding om nu verdere maatregelen te nemen en in te grijpen op de leveringstarieven, bijvoorbeeld via een prijsplafond. Het kabinet zet in op gerichte en structurele maatregelen die kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening structureel helpen om grip te krijgen op de energierekening, via eerder genoemde maatregelen in de beantwoording van vraag 3 en 4.
Klopt het dat structurele verduurzaming van woningen de meest duurzame oplossing is tegen energiearmoede? Zo ja, hoe verklaart u dan dat de voortgang in de isolatieaanpak voor huurwoningen nog steeds ernstig achterblijft?
Energiearmoede is een gevolg van een combinatie van een laag inkomen, een hoge energierekening en/of een woning van lage energetische kwaliteit. Het verduurzamen van woningen is hierbij dus een belangrijke oplossingsrichting, zeker voor de huishoudens waarbij energiearmoede vooral samenhangt met een hoog energieverbruik als gevolg van een lage energetische kwaliteit woning. Zoals hierboven aangegeven is de energetische kwaliteit van corporatiewoningen relatief goed. Maar verdere verduurzaming van woningen, ook in de huursector, blijft van belang. Juist ook voor de groep huishoudens met een laag inkomen, of net daarboven, met een slechte energetische kwaliteit woning. De verduurzaming van huurwoningen, waaronder de isolatieaanpak, heeft dan ook de aandacht van het kabinet. We hebben gericht beleid voor huurwoningen. Zo is er regelgeving in voorbereiding voor het opnemen van minimum energieprestatie-eisen voor huurwoningen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Dit betekent dat huurwoningen per 1 januari 2029 tenminste een label D moeten hebben. In de Nationale Prestatieafspraken (NPA) is afgesproken dat woningcorporaties uiterlijk in 2028 voldoen aan de EFG-eis. Zij zijn hierin al goed op weg. Tegenover isoleren staat in de NPA geen huurverhoging. Hiermee komen we mensen tegemoet die moeite hebben de energierekening te betalen. Om particuliere verhuurders vooruitlopend op de genoemde minimum energieprestatie-eisen al te stimuleren te verduurzamen, zijn in het woningwaarderingstelstel (WWS) aftrekpunten opgenomen voor energielabels EFG. Om verhuurders te ondersteunen heeft het kabinet een «Ondersteuningspakket verduurzaming particuliere verhuur» naar uw Kamer gestuurd, met aandacht voor het het oplossen van knelpunten die vooral particuliere verhuurders ervaren, zoals het gebrek aan heldere informatie. Daarbij is met de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud (SVOH) subsidie beschikbaar voor verhuurders.
Hoeveel corporatiewoningen zijn sinds 2022 daadwerkelijk van het gas gehaald en geïsoleerd tot minimaal energielabel B of hoger?
De verantwoordingsinformatie voor woningcorporaties (dVi) is beschikbaar voor 2023 en nog niet voor de jaren erna. In 2023 zijn er 135 duizend woningen die geïsoleerd zijn naar een niveau van de definitie Toekomstklaar (voldoet aan isolatiestandaard of geschikt voor verwarmen met 50 graden). Er zijn 72 duizend woningen aangesloten op ofwel een warmtenet of volledig elektrische warmtepomp. Aansluitend laat de Aedes-benchmark voor het jaar 2024 ten opzichte van 2023 een duidelijke afname van lagere labels zien ten opzichte van 2023. Bij de labels B en hoger is juist een toename te zien.
Woningcorporaties zijn dus goed op weg met verduurzaming en isolatie: In 2023 zijn 178.400 corporatiewoningen voorzien van verduurzamingsmaatregelen (inclusief zonnepanelen). Het aantal woningen met energielabel A of hoger is toegenomen met 147.900 tot 961.900 woningen en het aantal woningen met EFG is sinds 2023 met 21% gedaald naar 142.900 woningen. In de hernieuwde Nationale Prestatieafspraken van 2024 is ingezet op een warmtevraagreductievraagpad. Met de huidige doelstellingen verwachten we dat in 2030 ruim 800.000 huishoudens hun gasverbruik hebben verlaagd met 330m3 gas per jaar. Dit komt neer op een jaarlijkse besparing van 350 tot 550 euro per jaar. In 2034 heeft naar verwachting tussen de 70% en 75% van de corporatievoorraad een label A of beter.
Welke belemmeringen ervaren woningcorporaties bij het versnellen van verduurzaming en welke rol speelt het huidige kabinetsbeleid daarin?
Zoals in antwoord 12 aangegeven, zijn woningcorporaties al hard op weg met verduurzaming en zijn er scherpe afspraken voor de toekomst gemaakt in de Nationale Prestatieafspraken. Er zijn een aantal knelpunten te benoemen rondom verduurzaming van sociale huurwoningen, waar ook samen met Aedes aan gewerkt wordt. In de Kamerbrief «Verduurzaming Gebouwde Omgeving» die op 11 juli j.l. naar uw Kamer is gestuurd gaat het kabinet we in op de ervaren belemmeringen en de vervolgstappen die het kabinet hierin neemt, zoals ten aanzien van netcongestie.
Bent u bereid om mede naar aanleiding van dit onderzoek met spoed te komen met een samenhangend pakket van sociale en fysieke maatregelen om energiearmoede terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet heeft een groot deel van belangrijke gerichte en effectieve maatregelen om huishoudens met een laag inkomen en hoge energiekosten te ondersteunen, verlengd of uitgebreid. Deze maatregelen worden in de voorgaande antwoorden benoemd. Ook andere maatregelen, zoals de SPUK energiearmoede die loopt tot en met 2027, en de lokale aanpak van het Nationale isolatieprogramma dragen bij aan energiebesparing in, en verduurzaming van, woningen en de aanpak van energiearmoede. Ook heeft het kabinet besloten om middelen uit het Social Climate Fund aan te vragen die kwetsbare huishoudens ondersteunen in de energietransitie. Het ontwikkelen van nieuw beleid is aan een volgend kabinet.
Het politiegeweld tijdens de ontruiming van het universiteitsgebouw in Utrecht bij een pro-Palestina demonstratie |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin wordt gemeld dat bij de beëindiging van de bezetting van het universiteitsgebouw in Utrecht politiegeweld is toegepast, terwijl dit volgens burgemeester Dijksma niet was afgesproken?1
Ja.
Klopt het dat de instructie voor het politieoptreden was om «zo gefaseerd, de-escalerend en geweldloos mogelijk» op te treden? Zo ja, hoe verklaart u dat agenten desondanks demonstranten met fysiek geweld hebben verwijderd?
Zoals u weet laat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid niet uit over het optreden van de politie in individuele gevallen. De politie oefent haar taken uit onder verantwoordelijkheid van het lokaal gezag. De burgemeester kan de politie toestemming geven om op te treden ter handhaving van de openbare orde en daartoe aanwijzingen geven. Desgevraagd legt de burgemeester verantwoording af in de gemeenteraad over het optreden van de politie.
Ik wil benadrukken dat de politie niet zomaar overgaat tot het gebruik van geweld. Bij elk optreden is het uitgangspunt dat de politie probeert een situatie zonder gebruik van geweld tot een goed einde te brengen (de-escalatie). Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de politie genoodzaakt is om tijdens haar taakuitvoering geweld toe te passen, als laatste redmiddel. Er gelden strenge regels voor het gebruik van geweld. Zo mag de politie bij het aanwenden van geweld niet verder gaan dan noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taken.
In geval van een demonstratie geldt bovendien dat het optreden van de politie niet zo ingrijpend mag zijn dat mensen hierdoor worden afgeschrikt of ontmoedigd om gebruik te maken van hun demonstratierecht.
Om te waarborgen dat de politie terughoudend en verantwoord gebruikmaakt van het aan haar toegekende geweldsmonopolie, schrijft de wet voor dat iedere geweldsaanwending door de politie moet worden gemeld bij, en getoetst door de hulpofficier van justitie. Die beoordeelt of de opsporingsambtenaar in een concreet geval heeft gehandeld in overeenstemming met de geweldsinstructie.2 Op grond van de geweldsinstructie is de politie gehouden om bij iedere aanwending van geweld de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid in acht nemen. Naast de rechtmatigheid beoordeelt de hulpofficier van justitie ook of het geweldgebruik in het concrete geval in overeenstemming was met de beginselen van professioneel vakmanschap.
Daarnaast wordt een deel van de geweldsaanwendingen door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld. In bepaalde gevallen wordt ook het Openbaar Ministerie (OM) in kennis gesteld. Indien de officier van justitie van oordeel is dat een politieambtenaar zich niet heeft gehouden aan de geweldsinstructie, kan worden overgegaan tot vervolging van de betrokken politiemedewerker. In voorkomende gevallen is het aan een rechter om te beoordelen of de opsporingsambtenaar zich door het geweldgebruik schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, en welke eventuele gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
De Nederlandse wet- en regelgeving bevat diverse regelingen waarin de geweldsinstructie voor de politie nader is uitgewerkt. Daarnaast bestaan er diverse procedures in het kader waarvan een concrete geweldsaanwending onafhankelijk en onpartijdig kan worden beoordeeld. Dat biedt niet alleen een belangrijke waarborg voor een terughoudend en verantwoord gebruik van het geweldsmonopolie, maar stelt de politie tevens in staat te leren van geweldsaanwendingen.
Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar het voorval in Utrecht en de wijze waarop de politie heeft opgetreden. Zoals u weet kan ik geen uitspraken doen over lopende onderzoeken.
Kunt u toelichten welk type geweld is toegepast door de politie bij de ontruiming en of daarbij onder meer het bovenhands slaan met de wapenstok heeft plaatsgevonden, zoals door de advocaat van de demonstranten wordt gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het gebruik van dit geweld in het licht van het recht op demonstratie en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit die gelden voor politieoptreden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het besluit tot ingrijpen genomen is in de lokale driehoek? Kunt u aangeven of en hoe de rechtmatigheid en noodzakelijkheid van het toegepaste geweld op dat moment is besproken?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt het optreden van de politie bij deze ontruiming onderzocht als mogelijke overschrijding van bevoegdheden of disproportioneel geweld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door wie en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat demonstranten aangifte doen of hebben gedaan tegen het politieoptreden? Wordt deze aangifte serieus en onafhankelijk onderzocht?
Zoals u weet kan ik niet ingaan op dit individuele incident. Wel wil ik benadrukken dat iedere burger die aangifte doet, ervan uit kan gaan dat deze serieus en onafhankelijk wordt onderzocht, ongeacht wie er bij het incident of de aangifte betrokken is. Bovendien, ook als er geen aangifte wordt gedaan, wordt elk politieoptreden waarbij geweld is gebruikt getoetst en beoordeeld. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 2 tot en met 6 voor een nadere uitleg van dit beoordelingsproces.
Welke mogelijkheden hebben demonstranten op dit moment om excessief politiegeweld te melden en te laten toetsen, en hoe wordt gewaarborgd dat zij dit in veiligheid en zonder repercussies kunnen doen?
Net als iedere burger heeft een demonstrant die meent slachtoffer te zijn geworden van excessief politiegeweld de mogelijkheid om dit veilig en zonder repercussies te melden en te laten beoordelen. Zo kan hij een klacht indienen over het door de politie gebruikte geweld. Ook kan een burger aangifte doen over een (gewelds)handeling van een politiemedewerker, wanneer sprake is van een vermoedelijk strafbaar feit.
De klachtprocedure en het doen van aangifte tegen de politie zijn de afgelopen maanden meermaals onder de parlementaire aandacht gebracht.3 In de beantwoording van verschillende Kamervragen is aandacht besteed aan de kenmerken van beide procedures en de kwaliteitswaarborgen die daarvoor gelden op grond van geldende wet- en regelgeving. Voor nadere uiteenzettingen over de klachtprocedure en het doen van aangifte tegen de politie verwijs ik u naar de betreffende antwoorden,4 alsmede naar de beantwoording van vragen 2 tot en met 5.
Hoe waarborgt u dat demonstraties, ook wanneer zij politiek gevoelig liggen, niet onnodig worden beëindigd met geweld, maar in lijn met de geldende grondrechten worden benaderd?
In de Nederlandse democratische rechtsstaat is het demonstratierecht een groot goed, waar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik pal achter staan. Het demonstratierecht wordt beschermd door de Grondwet en diverse verdragen, en wordt nader gereguleerd in de Wet openbare manifestaties. Het demonstratierecht is echter niet absoluut; onder omstandigheden kan hierop een beperking worden gemaakt. Het lokale gezag, dat verantwoordelijk is voor het faciliteren van demonstraties en de handhaving van de openbare orde, gaat zorgvuldig om met het beperken of in het uiterste geval verbieden van een demonstratie. Een besluit van het lokale gezag om een demonstratie te beperken of te verbieden, kan in rechte worden aangevochten. Uiteindelijk is het aan de onafhankelijke rechter om te oordelen of een eventuele beperking of een verbod in een concreet geval terecht was. Zodoende wordt gewaarborgd dat burgers veilig gebruik kunnen maken van het recht om te demonstreren.
Welke boodschap heeft u aan studenten en andere burgers die hun stem vreedzaam laten horen via demonstraties, maar geconfronteerd worden met repressief optreden door de politie?
Het staat iedere inwoner van Nederland volledig vrij om voor zijn of haar mening uit te komen en deel te nemen aan demonstraties, uiteraard binnen de grenzen van de wet. Deze boodschap wil ik ook meegeven aan studenten en andere burgers die vreedzaam hun stem laten horen via demonstraties.
In geval van een verstoring van de openbare orde of van een verboden demonstratie, kan worden besloten daartegen op te treden. De politie neemt daarbij altijd als uitgangspunt om de situatie tot een goed einde te brengen zonder daarbij geweld te gebruiken. Desondanks kan het onder omstandigheden noodzakelijk zijn om gepast geweld te gebruiken indien demonstranten zich niet houden aan de door het bevoegd gezag gegeven bevelen en geen gehoor geven aan de waarschuwingen die zoveel mogelijk aan het geweldgebruik voorafgaan.
Gewelddadige intimidatie en binnendringen van een woning in Arnhem vanwege een opgehangen Palestijnse vlag |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Omroep Gelderland waarin wordt gemeld dat een groep mannen met geweld een woning is binnengedrongen in Arnhem, vanwege een opgehangen Palestijnse vlag?1
Ja. Overigens heeft het incident zich niet in Arnhem voorgedaan, maar in Wageningen.
Klopt het dat betrokkenen bij het incident schreeuwend, dreigend en met fysieke agressie de woning zijn binnengedrongen? Zo ja, hoe kwalificeert u deze handeling juridisch?
Bedreiging en intimidatie zijn kwalificaties uit het Wetboek van Strafrecht. Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen hoe de feitelijke handelingen juridisch beoordeeld worden.
Hoe beoordeelt u dit incident in het licht van huisvrede, de vrijheid van meningsuiting en dan voornamelijk gelet op het fundamentele recht om solidariteit te tonen met Palestina?
Als Minister van Justitie en Veiligheid past mij terughoudendheid in het kwalificeren van concrete situaties als deze potentieel ook onderdeel van een strafrechtelijke procedure kunnen worden, wat hier het geval zou kunnen zijn. Meer in algemene termen veroordeel ik strafbare feiten zoals huisvredebreuk en bedreiging en sta ik pal voor de vrijheid van meningsuiting.
Wordt dit incident onderzocht als een mogelijke vorm van politiek of ideologisch gemotiveerde intimidatie, of zelfs als een haatmisdrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke signalen?
Er is nog geen onderzoek ingesteld omdat de bewoners geen aangifte wilden doen. Uit navraag bij de politie blijkt dat dit inmiddels is veranderd en er een afspraak is gepland voor het doen van aangifte. Zoals gebruikelijk laat ik mij verder niet uit over zaken die onderwerp van strafrechtelijke onderzoek zijn.
Kunt u toelichten welke stappen door politie en justitie zijn ondernomen om de betrokken daders op te sporen, aan te houden en te vervolgen?
Zie antwoord vraag 4.
Beschikt u over cijfers waaruit blijkt of er sprake is van een toename in meldingen van intimidatie of geweld tegen mensen die zich uitspreken ten gunste van Palestina? Bent u bereid een overzicht te geven van dit soort meldingen, uitgesplitst naar type incident, regio en eventuele ideologische achtergrond?
De meest actuele discriminatiecijfers waarover we beschikken staan in de in april jl. gepubliceerde rapporten «Strafbare discriminatie in beeld 2024» van het Openbaar Ministerie en «Discriminatiecijfers in 2024» van de lokale antidiscriminatievoorzieningen, politie en enkele andere organisaties. Uit laatstgenoemd rapport blijkt dat het conflict in het Midden-Oosten heeft geleid tot spanningen en verhitte debatten in Nederland. Er wordt in het rapport geen melding gemaakt van eventuele toenemend geweld gericht op en bedreiging van mensen die steun betuigen aan de Palestijnse zaak.
Herkent u signalen dat er in Nederland sprake is van toenemende intolerantie, geweld en dreiging jegens burgers die hun solidariteit met Palestina betuigen? Zo ja, wat is volgens u de oorzaak van deze ontwikkeling?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen worden momenteel getroffen om burgers te beschermen tegen ideologisch gemotiveerde huisvredebreuk, bedreiging en intimidatie in de privésfeer?
Er zijn geen specifieke handelingskaders of maatregelen gericht op ideologisch gemotiveerde handelingen zoals omschreven in de vraag. In repressieve zin is het de taak en verantwoordelijkheid van de politie, het OM en uiteindelijk de rechterlijke macht om, al dan niet na aangifte, tegen huisvredebreuk, bedreiging en andere strafbare feiten op te treden en daar sanctionerende dan wel op herstel of het voorkomen van recidive-gerichte gevolgen aan te verbinden.
Bent u bereid met gemeenten en politie in overleg te treden om alertheid en handelingskaders bij dit soort incidenten te versterken, en te zorgen voor een eenduidige, krachtige en niet-selectieve aanpak?
Ik zie daar geen aanleiding toe. Bij gemeenten en de politie bestaat voldoende alertheid om krachtig op te treden als dat nodig is. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat in deze zaak ook gebeurt.
Welke boodschap heeft u voor inwoners van Nederland die zich uit solidariteit uitspreken over Palestina, maar die zich door dit soort incidenten niet langer veilig of vrij voelen om dat openlijk te doen?
Ik sta voor de vrijheid van meningsuiting en het vreedzaam gebruik van het demonstratierecht. Ik roep iedereen die te maken heeft met bedreiging en geweld hiervan melding te maken en aangifte te doen.
Het bericht dat een topambtenaar kinderpornografisch materiaal verspreidde onder werktijd |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht in het AD van 24 april 2025 met als kop «Topambtenaar verspreidde gruwelijke kinderporno onder werktijd, ministerie wist nergens van»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het gaat om een (voormalig) topambtenaar die werkzaam was op een ministerie? Zo ja, op welk ministerie en in welke functie? Zo niet, kunt u toelichten hoe dergelijke misstanden in het algemeen worden geregistreerd en gecommuniceerd binnen de rijksoverheid?
Het gaat om een voormalig ambtenaar die werkzaam was op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in de functie van adviseur bedrijfsvoering.
Op welke wijze zijn ambtenaren in vergelijkbare functies bij aanstelling gescreend? Hoe wordt geborgd dat personen met toegang tot vertrouwelijke informatie en systemen voldoen aan de hoogste integriteitsnormen?
De betreffende ambtenaar had geen vertrouwensfunctie en is dan ook niet gescreend. Hij heeft bij indiensttreding een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten overleggen. Elke ambtenaar legt bij indiensttreding de eed of belofte af en neemt kennis van de specifieke eisen van de ambtenarenwet. Ook geldt voor Rijksambtenaren de Gedragscode Integriteit Rijk.
Hoe is het mogelijk dat deze topambtenaar jarenlang ongestoord dit soort ernstig strafbaar gedrag kon vertonen onder werktijd, zonder dat dit opviel bij leidinggevenden of collega’s?
De voormalig ambtenaar voldeed aan hetgeen gevraagd werd voor zijn functie. Zowel inhoudelijk als in de samenwerking met de collega’s. De verstandhouding tussen werkgever en werknemer was goed en er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Het kwam daarom als een enorme schok voor iedereen. De ernst en omvang van deze zaak zijn immers nauwelijks te bevatten. Vanzelfsprekend is er geen plek in onze organisatie voor iemand die betrokken is bij dergelijke zware en aangrijpende strafbare feiten. Ook als dit volledig losstaat van zijn of haar werkzaamheden.
Kunt u bevestigen dat het ministerie «nergens van wist», zoals in het artikel wordt gesteld? Wat zegt dit over het interne toezicht en integriteitsborging binnen ministeries?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, waren er geen signalen van strafbaar gedrag. Het gedrag dat later door politieonderzoek bekend werd kwam als een enorme schok voor alle naaste collega’s en leidinggevenden. Een dergelijke gebeurtenis heeft grote impact. Het ministerie heeft medewerkers begeleiding geboden om de impact van deze zaak te verkleinen, onder meer door de inzet van vertrouwenspersonen en de bedrijfsmaatschappelijk werker. Waar nodig zullen we dat blijven doen. De betreffende medewerker is geschorst en daarna ontslagen. Dit ontslag is door de rechter bekrachtigd.
Er wordt binnen het ministerie veel aandacht besteed aan integriteit en het gesprek daarover. Er zijn vertrouwenspersonen, een externe vertrouwenspersoon en personeelsraadgevers beschikbaar voor de medewerkers en er zijn loketten voor klachten over omgangsvormen, integriteitsmeldingen en misstanden. Tweejaarlijks worden een medewerkersbelevingsonderzoek en een integriteitsenquête uitgevoerd om de vinger aan de pols te houden.
In hoeverre zijn ICT-systemen van het ministerie in staat om dergelijk misbruik op te sporen of te signaleren? Zijn er in uw opzicht verbetermaatregelen nodig op dit gebied?
Er zijn zeker mogelijkheden om onder strikte voorwaarden op te treden als er signalen zijn dat misbruik wordt gemaakt van de systemen. Deze signalen waren er tot de arrestatie van betrokkene niet. Zodra deze signalen er wel kwamen is meteen opgetreden. We evalueren voortdurend onze ICT-systemen en het gebruik daarvan. Maatregelen om systemen aan te passen zijn op dit moment niet aan de orde.
Heeft deze zaak geleid tot herziening van interne integriteitsprotocollen, meldstructuren of digitale toezichtsystemen binnen de betrokken overheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 6.
Zijn er gevolgen voor leidinggevenden, HR of vertrouwenspersonen die mogelijk signalen gemist hebben? Zo ja, op welke wijze wordt daaruit lering getrokken? Zo nee, waarom niet?
Er waren geen signalen van strafbaar gedrag. Na de arrestatie werd steeds meer bekend over het strafbaar gedrag en is meteen opgetreden, uiteindelijk leidend tot ontslag van de betrokken ambtenaar.
Deelt u de opvatting dat ambtenaren een voorbeeldfunctie vervullen en dat het vertrouwen in de overheid ernstig wordt geschaad als dit soort zaken jarenlang verborgen blijft? Wat gaat u doen om het vertrouwen te herstellen?
Ja. Ambtenaren hebben een voorbeeldfunctie en dienen zich integer te gedragen, binnen en buiten diensttijd. Dit aspect komt ook terug in de Gedragscode Integriteit Rijk. Zodra het politieonderzoek was afgerond en het tot een veroordeling is gekomen is de betrokken medewerker ontslagen.
Bent u bereid tot een breed en onafhankelijk onderzoek naar de lessen uit deze zaak, met name gericht op het functioneren van toezicht, meldstructuren en cultuur binnen de rijksoverheid?
De politie heeft al onderzoek gedaan, op het ministerie zijn op basis daarvan disciplinaire maatregelen genomen en de rechter heeft recht gesproken. Voor medewerkers geldt dat er verschillende meldpunten zijn om misstanden aan te kaarten, zie ook het antwoord op vraag 5.
Via verschillende kanalen en op verschillende momenten worden deze meldpunten actief onder de aandacht gebracht.
De overdracht van persoonsgegevens van Europese burgers aan Israël |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in Follow the Money van 1 mei 2025 getiteld «Europese persoonsgegevens belanden in Israël: zorgen om surveillance en mensenrechtenschendingen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie Israël heeft aangewezen als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens van Europese burgers, waardoor bedrijven gegevens mogen doorgeven aan Israël zonder aanvullende waarborgen?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, waaronder Israël, alleen onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.2 Doorgifte van persoonsgegevens zonder aanvullende waarborgen naar een derde land mag plaatsvinden als de Europese Commissie (EC), in een zogenoemd adequaatheidsbesluit, heeft besloten dat dit derde land voor doorgifte van persoonsgegevens een passend en met EU wetgeving vergelijkbaar beschermingsniveau biedt.3 De Europese Commissie heeft op 31 januari 2011, op grond van artikel 25, zesde lid, van de destijds geldende gegevensbeschermingsrichtlijn 95/46/EG, een adequaatheidsbesluit genomen voor Israël.4 In dit besluit werd geoordeeld dat Israël een passend beschermingsniveau biedt voor doorgifte van persoonsgegevens die vanuit de Europese Unie worden doorgegeven naar Israël.5 Met het in werking treden van de AVG op 25 mei 2018 bleven de adequaatheidsbesluiten die op grond van de richtlijn waren vastgesteld, waaronder het adequaatheidsbesluit voor Israël, van kracht. De AVG verduidelijkt dat adequaatheidsbesluiten levende instrumenten zijn, en dat de Commissie doorlopend toezicht dient te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van bestaande adequaatheidsbesluiten.6
Artikel 97 AVG vereist daarnaast dat de Commissie deze besluiten om de vier jaar evalueert om te bepalen of de landen en gebieden waarvoor een passend beschermingsniveau is vastgesteld nog steeds een passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens bieden.7 De Europese Commissie heeft op 15 januari 2024 haar eerste evaluatie afgerond van 11 adequaatheidsbesluiten die onder de gegevensbeschermingsrichtlijn (95/46/EG) waren genomen, waaronder ook het adequaatheidsbesluit voor Israël.
In het verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad is vastgesteld dat Israël een passend niveau van gegevensbescherming blijft waarborgen, en dat er voor de doorgifte van gegevens naar Israël geen aanvullende waarborgen nodig zijn. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, dient de Commissie doorlopend toezicht te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.8 In het antwoord op vraag 6 ga ik nader in op de bevoegdheden die de Commissie terzake heeft.9
Kunt u aangeven om welke soorten persoonsgegevens het hier gaat en welke Nederlandse bedrijven of organisaties momenteel gegevens delen met Israëlische partijen?
De Europese Commissie beperkt in het adequaatheidsbesluit niet expliciet de soorten persoonsgegevens die mogen worden doorgegeven. Onder het adequaatheidsbesluit kunnen dus in beginsel alle persoonsgegevens worden gedeeld met Israëlische partijen. Artikel 30 AVG schrijft voor dat de Europese verwerkingsverantwoordelijke en in voorkomend geval de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke, een register bijhoudt van de verwerkingsactiviteit die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindt. Het register dient onder meer een beschrijving te bevatten van de categorieën van betrokkenen en de categorieën persoonsgegevens, en de categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties.10 Het valt onder de verantwoordingsplicht in de AVG, dat individuele verwerkingsverantwoordelijken zelf kunnen aantonen dat zij voldoen aan de AVG.11 Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens als onafhankelijke toezichthouder om te beoordelen of organisaties handelen in overeenstemming met de AVG, en om op te treden indien dit niet het geval is.
Het bijhouden of, en zo ja welke, soorten persoonsgegevens Nederlandse bedrijven of organisaties doorgeven aan Israëlische partijen, is – zo dat al doenlijk is – geen taak van het kabinet.
Hoe beoordeelt u het feit dat persoonsgegevens van Nederlanders terecht kunnen komen bij partijen in een land waar ernstige zorgen bestaan over massasurveillance, mensenrechten en het ontbreken van onafhankelijk toezicht op privacybescherming?
Zoals ik schreef in het antwoord op vraag 2, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd.12 In dit kader is vorig jaar bij de evaluatie van het adequaatheidsbesluit gekeken naar de privacybescherming in Israël, het onafhankelijk toezicht daarop en de toegang tot het recht.13
Is er toezicht op wat er met de gedeelde gegevens gebeurt zodra deze Israël bereiken? Zo ja, hoe is dit toezicht geregeld en wie voert het uit?
De toepassing van de rechtsnormen voor gegevensbescherming in Israël wordt, blijkens het adequaatheidsbesluit voor Israël, gewaarborgd door bestuurlijke rechtsmiddelen en toezicht door een toezichthoudende autoriteit.14 De Israëlische privacytoezichthouder, de Privacy Protection Authority (PPA) heeft (zoals ook in de evaluatie van het adequaatheidsbesluit wordt vastgesteld15) de bevoegdheid om onderzoek te verrichten en in te grijpen, en treedt onafhankelijk op.16
In hoeverre acht u het wenselijk dat de Europese Commissie deze beslissing heeft genomen, terwijl landen als Frankrijk en Duitsland en mensenrechtenorganisaties daar kritiek op hebben?2
Op grond van artikel 45 AVG komt de bevoegdheid tot het nemen van de genoemde beslissing de Europese Commissie toe. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, houdt de Commissie doorlopend toezicht op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.18 Op grond van het vijfde lid gaat de Commissie, indien na toetsing blijkt dat een derde land niet langer over een passend beschermingsniveau beschikt, bij uitvoeringshandeling over tot het intrekken, wijzigen of schorsen van een adequaatheidsbesluit.19 Zij betrekt daarbij de zienswijzen van de lidstaten maar ook die van (internationale) organisaties. De Europese Commissie heeft in de evaluatie, en ook nadien naar aanleiding van vragen van het Europees parlement,20 benadrukt de revelante ontwikkelingen in Israël nauwlettend te volgen. In het geval ontwikkelingen in een land of gebied met een passend beschermingsniveau een negatieve invloed zouden hebben op het vastgestelde beschermingsniveau, kan de Europese Commissie gebruik maken van haar bevoegdheden op grond van artikel 45, lid 5, AVG om een adequaatheidsbesluit op te schorten, te wijzigen of in te trekken.
Wat betekent deze beslissing concreet voor de bescherming van de persoonsgegevens van Nederlanders, met name van mensen die gebruikmaken van apps als Waze, MyHeritage en FaceTune?
Onder het adequaatheidsbesluit kunnen persoonsgegevens vanuit de Europese Unie aan Israëlische organisaties worden doorgegeven, omdat een met EU recht vergelijkbaar niveau van rechtsbescherming geldt.
Bent u bereid in Europees verband bezwaar te maken tegen deze aanwijzing van Israël als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Daartoe zie ik geen aanleiding. Het nemen van een adequaatheidsbesluit op grond van artikel 45 AVG is een bevoegdheid van de Europese Commissie. Dat wil niet zeggen dat de verschillende lidstaten hierover niets in te brengen hebben; zij hebben bij de voorbereiding van zo’n besluit een adviserende rol via de op artikel 93 AVG gebaseerde comitéprocedure.21
Zoals hiervoor beschreven, is het bestaande EU-adequaatheidsbesluit voor Israël op 15 januari 2024 positief geëvalueerd door de Europese Commissie èn heeft de Europese Commissie de bevoegdheid het besluit op te schorten of in te trekken. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Bent u bereid te onderzoeken of Nederlandse burgers geïnformeerd kunnen worden wanneer hun persoonsgegevens met Israël worden gedeeld? Kunt u toezeggen dat mensen tenminste de mogelijkheid krijgen hier bezwaar tegen te maken?
De AVG verplicht verwerkingsverantwoordelijken reeds om betrokkenen te informeren bij het voornemen persoonsgegevens door te geven aan een derde land of een internationale organisatie.22 Ook hebben betrokkenen al het recht om onder bepaalde voorwaarden bezwaar te maken tegen die verwerking, zoals vastgelegd in artikel 21 AVG. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van de AVG, en dient naleving van de AVG aan te kunnen tonen. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens, als onafhankelijke toezichthouder, om toe te zien op de naleving van de AVG en waar nodig handhavend op te treden.
Deze vereisten uit de AVG gelden, op grond van artikel 3, tweede lid, AVG, ook onder bepaalde voorwaarden voor organisaties buiten de EU die persoonsgegevens van in de EU verblijvende betrokkenen verwerken. De AVG heeft daarmee een extra territoriale werkingssfeer. Artikel 27, eerste lid, AVG, bepaalt tevens dat de verwerkingsverantwoordelijke zoals hiervoor genoemd, schriftelijk een vertegenwoordiger in de Europese Unie dient aan te wijzen. Om te waarborgen dat de verordening wordt nageleefd, wordt de vertegenwoordiger gemachtigd door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, om naast hem of in zijn plaats te worden benaderd in verband met de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder door toezichthouders, Een betrokkene in Nederland kan, op grond van artikel 77 AVG, een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Deelt u de opvatting dat privacy een grondwettelijk recht is dat niet ondergeschikt mag zijn aan economische en/of diplomatieke belangen? Hoe gaat u de privacygegevens van Nederlandse burgers beschermen bij het delen daarvan met Israël?
De vraag suggereert dat sprake is van een spanningsveld waarin (door de Europese Commissie) een keuze is gemaakt voor het een ten koste van het ander. Dat is evenwel niet het geval. Zoals ik schreef in het antwoord op de vragen 2 en 4, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd. Er is dus geen sprake van dat het grondrecht wordt geschonden wanneer persoonsgegevens aan Israël worden doorgegeven.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Ja, het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Ik ben ermee bekend dat er veel reacties zijn geweest op het incident in Frankrijk, waaronder kritische geluiden over de toon van bepaalde politieke bewindslieden jegens de islam.
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik herken mij niet in het beeld dat Nederlandse bewindspersonen een islamofoob klimaat zouden aanjagen in Nederland. Laat ik vooropstellen dat er in Nederland geen plaats is voor haatzaaien, opruien en haat tegen welke religieuze stroming ook. Het kabinet staat voor een open en vrije samenleving waarin iedereen – ongeacht geloofsovertuiging of levenswijze – zichzelf moet kunnen zijn en zich veilig moet voelen. Dat betekent ook dat mensen in vrijheid hun religie kunnen belijden, inclusief het dragen van religieuze kledingstukken zoals een hoofddoek, zolang dit past binnen de kaders van de wet.
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Het kabinet erkent dat moslimdiscriminatie en -haat aanwezig zijn in Nederland. In het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma is opgenomen dat er daadkrachtig opgetreden zal worden tegen alle vormen van discriminatie waaronder moslimdiscriminatie. U ontvangt binnenkort van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris Participatie en Integratie de aan uw Kamer toegezegde kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie.
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Het kabinet vindt het in alle gevallen tragisch en zorgwekkend als mensen het gevoel hebben dat hun ervaringen met discriminatie of haat minder serieus worden genomen.
Discriminatie, in welke vorm dan ook, is onacceptabel en in strijd met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. In Nederland streven wij ernaar dat alle vormen van discriminatie, of het nu gaat om moslimdiscriminatie, antisemitisme, racisme of andere vormen, met dezelfde ernst en inzet worden aangepakt. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, seksuele gerichtheid, etniciteit of geslacht.
In dit kader wil ik ook wijzen op de rol van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR). Deze fungeert als aanjager, waakhond en verbinder bij de bestrijding van alle discriminatiegronden, waaronder ook moslimdiscriminatie.
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Het kabinet is in contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Het kabinet registreert niet het aantal binnengekomen signalen. Het kabinet herkent de zorgen en neemt deze mee in verdere beleidsontwikkeling en ondersteuning. Ook naar aanleiding van recente bedreigingen richting moskeeën is er contact opgenomen met koepelorganisaties en moskeeën.
Op basis van eerdere signalen heeft de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in het verleden in samenwerking met de NCTV de Handreiking Veilige Moskee uitgebracht en breed verspreid. Tevens is vanuit de NCTV, in samenwerking met de gemeenten Den Haag en Rotterdam, het Handboek Veiligheid voor Religieuze Instellingen gepubliceerd.
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Bedreigingen van geloofsgemeenschappen zijn binnen een vrije en open samenleving als de onze onacceptabel. De zorgen van de moslimgemeenschappen neem ik, evenals mijn collega-bewindspersonen, zeer serieus. Wij hebben daarom ook periodiek gesprekken met moskeeën, koepelorganisaties en vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschappen.
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Het kabinet houdt geen registratie bij van het aantal contactmomenten met maatschappelijke, religieuze of culturele organisaties. Desalniettemin onderhoudt het kabinet regelmatig contact met moslimgemeenschappen over diverse thema’s waaronder ook over zorgen op het gebied van veiligheid. Deze contacten vinden plaats via diverse departementen. Zo onderhoudt het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact met religieuze gemeenschappen via de erediensten, het Ministerie van SZW via de interreligieuze dialoog en het netwerk van de ESS, en het Ministerie van OCW in relatie tot levensbeschouwelijk onderwijs. Tijdens deze gesprekken is er ruimte om zorgen te bespreken.
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Over beveiligingsmaatregelen doe ik in het openbaar nooit uitspraken. Wel kan ik u verzekeren dat de veiligheid van religieuze instellingen in Nederland, waaronder moskeeën, voortdurend onder de aandacht is van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Beveiligingsmaatregelen voor religieuze instellingen worden genomen op basis van een zorgvuldige afweging van de dreiging en risico en vallen onder de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Indien er sprake is van een verhoogde dreiging of risico ten opzichte van hun veiligheid, worden passende maatregelen getroffen. Op dit moment is er geen aanleiding om algemene structurele maatregelen te treffen.
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 zijn meerdere leden van het kabinet in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid, haat en discriminatie.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid en haat is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. Het kabinet vindt het belangrijk dat we deze dialoog samen blijven voortzetten, er is afgesproken dat halfjaarlijks te blijven doen met verschillende partijen middels een bestuurlijk overleg onder coördinatie van de Minister van BZK.
De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Staatssecretaris van Participatie en Integratie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op veiligheid.
Onaangekondigde huisbezoeken bij demonstranten door de politie |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
![]() |
Bent u bekend met het incident waarbij de politie een onaangekondigd huisbezoek aflegde bij een anti-genocide demonstrant1?
Ja.
Bent u ook bekend met het rapport «Ongecontroleerde Macht» van Amnesty International over politieoptreden bij demonstraties, waarin wordt gewezen op onrechtmatige ID-controles, intimidatie en onduidelijke surveillance-methoden2?
Daar ben ik mee bekend. Mijn voorganger heeft op het rapport gereageerd, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uw Kamer heeft op 12 december 2023 deze reactie ontvangen.3
Hoe beoordeelt u de constatering van Amnesty International dat vreedzame demonstranten regelmatig te maken krijgen met onrechtmatige ID-controles, onaangekondigde huisbezoeken, social media monitoring en andere vormen van surveillance door de politie?
Zoals aangegeven in bovengenoemde beleidsreactie, heeft de politie op grond van haar wettelijke taak een belangrijke rol bij het in goede banen leiden van demonstraties en het waarborgen van de veiligheid van alle aanwezigen. In dat kader kan sprake zijn van een noodzaak om informatie te verzamelen. Dit gebeurt in ondergeschiktheid aan het lokaal gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels.
In vraag 5 ga ik nader in op het juridisch kader.
Bent u ermee bekend dat politieagenten onaangekondigd huisbezoeken afleggen bij demonstranten om vragen te stellen over hun motivatie en toekomstige deelname aan demonstraties? Hoe beoordeelt u dit optreden?
Ik ben hiermee bekend.
Het staat iedere inwoner van Nederland vrij om voor zijn of haar mening uit te komen en deel te nemen aan demonstraties, binnen de grenzen van de wet.
Tegelijkertijd vormt contact zoeken met mensen de basis van politiewerk. In dat kader is het staande praktijk dat de politie bij burgers langs gaat om het gesprek aan te gaan. Dit kan om talloze redenen zijn, bijvoorbeeld voor buurtonderzoeken of stopgesprekken om personen te wijzen op de strafbaarheid van bepaalde voorgenomen gedragingen.
Op grond van welke wettelijke bevoegdheden worden demonstranten thuis bezocht en hoe verhoudt zich dit volgens u tot het recht op privacy en demonstratievrijheid?
Artikel 3 van de Politiewet 2012 biedt een algemene grondslag voor politieoptreden in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het kan hierbij ook gaan om huisbezoeken. Huisbezoeken kunnen leiden tot een (beperkte) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Deze inbreuk is gerechtvaardigd als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat, met het huisbezoek een legitiem doel wordt nagestreefd en het huisbezoek een noodzakelijk en proportioneel middel is om dat doel te bereiken.
Voor zover bij een huisbezoek sprake zou zijn van daadwerkelijk binnentreden van een woning, gelden de waarborgen krachtens de Algemene wet op het binnentreden. Dit houdt in dat de persoon die binnentreedt, verplicht is zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist.
Als het huisbezoek verband houdt met de handhaving van de openbare orde en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten rondom demonstraties, kan het huisbezoek ook raken aan het demonstratierecht. Overheidsoptreden rondom demonstraties is niet gericht op het ontmoedigen van deelname aan demonstraties.
Huisbezoeken die verband houden met de uitoefening van de politietaak rondom demonstraties moeten noodzakelijk zijn om het daarmee nagestreefde doel, zoals het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, te bereiken en in ieder concreet geval moet worden afgewogen of er minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn om het beoogde doel te bereiken.
Hoe beoordeelt u het feit dat vermoedelijk een wijkagent persoonlijke informatie van social media gebruikt (zoals een geplande verhuizing) om gesprekken met demonstranten thuis aan te gaan?
Het is niet aan mij als Minister om in te gaan op individuele zaken. Voor een meer algemene duiding verwijs ik u naar de beantwoording van de volgende vragen.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar het gebruik van social media door politie om burgers te benaderen, mede gezien het potentieel intimiderende effect op demonstranten en het demonstratierecht?
Om invulling te geven aan haar taak om de openbare orde te handhaven vergaart de politie informatie, ook online. De grondslag van deze informatievergaring ligt in artikel 3 Politiewet. Op grond van dit wetsartikel mag de politie informatie vergaren ten behoeve van de taakuitvoering zolang hiermee niet een volledig beeld ontstaat van delen van iemands persoonlijke leven. Deze informatie wordt ook online vergaard en heeft als doel de politie in staat te stellen keuzes te maken over de inzet van politiecapaciteit, het gezag te informeren en eventueel mitigerende maatregelen te kunnen treffen. Kortom, deze informatievergaring is noodzakelijk om invulling te geven aan de daadwerkelijke uitvoering van de taak om de openbare orde te handhaven.
Momenteel wordt gewerkt aan een wetsvoorstel waarin bij een aanwijzing voor een ernstige verstoring van de openbare orde de politie stelselmatig informatie mag vergaren ten behoeve van de taakuitvoering. Dit betekent dat met de informatievergaring wel een beeld mag ontstaan van delen van iemands leven (zoals online al snel het geval is). Zoals toegezegd aan uw Kamer kunt u dit wetsvoorstel tegemoet zien. Het streven is om het wetsvoorstel voor de zomer in consultatie te laten gaan.
Zoals ik al eerder aan uw Kamer heb bericht, heeft de politie intern op basis van de huidige wet en jurisprudentie een vernieuwd handelingskader ontwikkeld voor de online gegevensvergaring. Zo wordt voor de werkvloer meer duidelijkheid gecreëerd over de bestaande bevoegdheden in de online wereld en de grenzen hiervan.4 Momenteel bereidt de politie de implementatie van dit vernieuwde handelingskader voor.
Hoe beoordeelt u de constatering dat dergelijke huisbezoeken door demonstranten als intimiderend worden ervaren en mogelijk een afschrikwekkend effect hebben op het recht om vrij te demonstreren?
Overheidsoptreden rondom demonstraties is niet gericht op het ontmoedigen van deelname aan demonstraties.
Huisbezoeken die verband houden met de uitoefening van de politietaak rondom demonstraties moeten noodzakelijk zijn om het daarmee nagestreefde doel, zoals het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, te bereiken en in ieder concreet geval moet worden afgewogen of er minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn om het beoogde doel te bereiken.
Welke richtlijnen bestaan er momenteel binnen de politie omtrent het monitoren van social media van demonstranten en hoe wordt geborgd dat dit gebeurt binnen de grenzen van privacywetgeving?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om te onderzoeken of het optreden van wijkagenten bij demonstranten thuis en het gebruik van persoonsgegevens via social media overeenkomt met geldende wet- en regelgeving?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het optreden van politie bij demonstraties beter aansluit bij het faciliteren van demonstraties in plaats van intimidatie en controle?
Ik heb op 15 mei een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de rol van de politie bij demonstraties naar uw Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie, waar ik u graag naar verwijs.5 Daarnaast is het WODC bezig met een onderzoek naar het demonstratierecht met als doel het bestendigen van het wettelijk kader en het verbeteren van het handelingsperspectief van het lokaal gezag.
Heeft u sinds het verschijnen van het Amnesty-rapport (meer dan een jaar geleden) concrete stappen gezet om de politiepraktijken rondom demonstraties aan te passen? Zo ja, welke stappen waren dit en wat was het resultaat? Zo nee, waarom niet?
In de beleidsreactie van 12 december 2023 op dit rapport is aangegeven dat de bevindingen van Amnesty International aanleiding voor de politie waren om naar de huidige processen rondom demonstraties te kijken en te bezien of de huidige instructies beter bekend moeten worden gemaakt onder politiemedewerkers.
Er zijn interne kwaliteitstrajecten opgericht op systeemvaardigheid en op het bewustzijn van politiemedewerkers met betrekking tot het omgaan met persoonsgegevens en demonstraties. Zoals hieronder nader wordt toegelicht, zal ook een gegevensbeschermingseffectbeoordeling worden uitgevoerd.
Bent u bereid duidelijke nieuwe richtlijnen op te stellen waarin exact staat omschreven onder welke omstandigheden ID-controles, huisbezoeken en social media-monitoring bij demonstranten toegestaan zijn, en hoe toezicht daarop geregeld wordt? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In de bovengenoemde beleidsreactie is ten aanzien van identiteitscontroles verwezen naar de parlementaire geschiedenis en een reeds bestaande instructie van de korpschef. Hieruit blijkt dat voor de uitvoering van identiteitscontroles sprake moet zijn van een concrete aanleiding in relatie tot de politietaak en een afweging door de betreffende politiemedewerker op basis van de omstandigheden van het geval.
Bij de beantwoording van vragen 7, 9 en 10 heb ik reeds aangegeven dat de politie werkt aan een handelingskader voor de verduidelijking van de bestaande bevoegdheden in de online wereld en de grenzen hiervan.6