Waterstof uit kernenergie |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «France, Germany aim for «common roadmap» on clean hydrogen»?1
Ja.
Op welke wijze bent u van plan om in te spelen op het feit dat Frankrijk en Duitsland samen gaan werken aan een «roadmap» voor schone waterstof waarin ook waterstof uit kernenenergie een belangrijke rol zal spelen? Welke mogelijkheden ziet u voor Nederland om ook gebruik te maken van waterstof uit kernenergie?
Het kabinet verwelkomt dat Frankrijk en Duitsland hebben aangekondigd om de samenwerking voor waterstof te versterken. Dit zal een belangrijke prikkel geven voor de ontwikkeling van een Noordwest-Europese waterstofmarkt, waarin Nederland een prominente rol kan spelen. Een voorwaarde voor de ontwikkeling van deze markt is de aanleg van regionale waterstofinfrastructuur in de vorm van een backbone. Nederland zet erop in om daarover in regionaal verband afspraken te maken. Een belangrijk onderdeel van onze inzet is de deelname aan een waterstofwerkgroep binnen het Pentalateraal Forum, waarmee Nederland een gezamenlijk paper heeft geschreven (zie: Kamerstuk 22 112, nr. 2918 en Kamerstuk 32 813, nr. 1060).
Zoals aangegeven tijdens het Commissiedebat Energieraad van 14 december jl. komt het kabinet bij de verdere uitwerking van de plannen voor kerncentrales in Nederland terug op de toekomstige rol van kernenergie in het Nederlandse energiesysteem en de mogelijke relatie met waterstofproductie. Mogelijk kan de elektriciteit die uit nieuwe kerncentrales zal worden opgewekt, ook voor waterstofproductie worden ingezet. Dit zal in een later stadium duidelijker worden. Ik verwacht dat Nederland ook waterstof en derivaten zal importeren van de Europese markt, als de infrastructuur hiervoor aanwezig is. Dit kan ook waterstof uit kernenergie zijn.
Hoe kijkt u naar de volgende passage uit het gezamenlijke statement van Duitsland en Frankrijk: «We will also ensure that both renewable and low carbon hydrogen can be be taken into account in European decarbonisation objectives, while acknowledging their differences and safeguarding the overall ambition level of the renewable target»?2
Ik deel de boodschap van deze passage, want zowel hernieuwbare als koolstofarme waterstof speelt een belangrijke rol in het behalen van onze CO2-reductiedoelen. De inzet van het kabinet in de EU-onderhandelingen is daarom gericht op Europese kaders voor koolstofarme waterstof, zoals uit kernenergie, separaat van en complementair aan de afspraken over hernieuwbare waterstof in de RED (zie Kamerstuk 2023Z03396 en 22 112, nr. 3613). Ik hecht er waarde aan dat het gelijke speelveld voor waterstofproducenten en -gebruikers behouden blijft. Als de verwachte uitkomst van de onderhandelingen ten aanzien van het meetellen van koolstofarme waterstof voor de RED-doelen verandert zal ik mij er dan ook hard voor maken om dat gelijke speelveld te beschermen.
Welke ruimte biedt deze inzet van Frankrijk en Duitsland op het gebied van waterstof uit kernenergie voor het ook in Nederland meetellen van waterstof uit kernenergie in de Europese doelstelling voor het gebruik van groene waterstof in de industrie? En hoe zal Nederland van deze flexibiliteit gebruik gaan maken?
Na de gezamenlijke verklaring blijkt uit mondelinge en schriftelijke statements dat beide landen nog niet volledig op één lijn zitten bij de onderhandelingen over de hernieuwbare energierichtlijn en het doel voor hernieuwbare waterstof voor de industrie onder deze richtlijn. Nederland probeert een brug te slaan tussen beide landen met oog op een snel akkoord over de richtlijn.
De Europese doelstelling voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie is onderdeel van de richtlijn hernieuwbare energie. Het voorstel bevindt zich momenteel in de triloogfase waarbij onderhandeld wordt tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en het Zweedse voorzitterschap namens de Raad. Binnen het huidige compromis telt koolstofarme waterstof niet mee aan die doelstelling.
Deelt u de mening dat zowel kernenergie als hernieuwbare energiebronnen nodig zijn voor de productie van het volume aan groene waterstof dat nodig is om de industrie snel te kunnen verduurzamen? Zo nee, waarom niet?
Om de industrie op korte termijn te kunnen verduurzamen, is snelle opschaling van waterstofproductie essentieel. Het kabinet zet nationaal, behalve op import, in op de opschaling van de productie van hernieuwbare waterstof uit wind- en zonne-energie én op de toepassing van CO2-afvang en -opslag (CCS) bij waterstofproductie daar waar de inzet van hernieuwbare waterstof niet, of niet tijdig, voldoende mogelijk is. De verwachting is dat in Nederland de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales na 2030 zal bijdragen aan onze klimaatdoelen en eventuele waterstofproductie.
Wat zouden de gevolgen zijn voor de Nederlandse ambities op het gebied van waterstof indien omringende landen wel inzetten op waterstof kernenergie en Nederland niet?
Het kabinet is er voorstander van om additionaliteit als criterium te hanteren, ook voor de productie van koolstofarme waterstof. Indien landen bij de productie van waterstof gebruik zouden maken van bestaande energiecapaciteit, zoals bestaande kerncentrales, is er geen sprake van extra CO2-reductie. Ook kunnen risico’s ontstaan voor de Europese leveringszekerheid van elektriciteit als bij waterstofproductie gebruik gemaakt wordt van elektriciteit uit bestaande kerncentrales. Deze elektriciteit wordt dan niet meer geleverd aan bestaande gebruikers. Als dat wordt gecompenseerd met de opwekking van meer fossiele energie, zou dit zelfs tot extra CO2-uitstoot kunnen leiden. Eventuele concurrentie door waterstof uit bestaande energie heeft bovendien potentieel nadelige effecten op het gelijke speelveld voor zowel producenten als afnemers van waterstof uit additionele energie.
Bent u bereid om, in navolging van deze Frans-Duitse afspraken, ook namens Nederland in Europees verband te pleiten voor het meetellen van waterstof uit kernenergie in de Europese doelstelling voor het gebruik van groene waterstof in de industrie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Bent u van mening dat het subsidie-instrumentarium voor waterstof ook ruimte moet bieden voor projecten die voltijds waterstof produceren en niet alleen projecten op basis van een windprofiel? Zo ja, hoe gaat u dit meenemen in uw instrumentarium?
Het kabinet is bereid hier ruimte voor te bieden, maar wel onder de voorwaarde dat projecten die voltijds waterstof produceren bijdragen aan het behalen van de Europese waterstofdoelen. Het instrumentarium dient om de EU-waterstofdoelen te realiseren en de nationale ambities voor opschaling van elektrolyse waar te maken. Daarvoor moet het instrumentarium ruimte bieden aan projecten die voldoen aan de relevante EU-eisen.
CO2-verwijdering |
|
Silvio Erkens (VVD), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «The State of Carbon Dioxide Removal»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar de conclusie uit het rapport dat er een groot gat is tussen de huidige hoeveelheid CO2-verwijdering (CDR) die voorkomt in de klimaatplannen van landen en de hoeveelheid CDR die nodig is om de klimaatdoelen van Parijs te halen?
Die conclusie is geen verrassing. Niet alleen omdat de emissiekloof een bekende zorg is in internationaal klimaatbeleid, maar ook omdat CO2-verwijdering (carbon dioxide removal, CDR) in scenario’s die voldoen aan de klimaatdoelen van Parijs vooral in de tweede helft van deze eeuw plaatsvindt. Klimaatplannen in de vorm van Nationally Determined Contributions (NDC’s) richten zich daarentegen vooralsnog op 2030, en houden daardoor niet vanzelfsprekend rekening met de benodigde investeringen op de korte termijn voor dit soort langere-termijn-maatregelen. De conclusie mag dan geen verrassing zijn, het benadrukt nog eens het belang van het dichten van de «gaten», ook dit specifieke gat.
Wat is uw reactie op de constatering uit het rapport dat momenteel slecht een miniem deel (0,002 GtCO2 per jaar) van CO2-verwijderingsmaatregelen bestaat uit nieuwe CDR-methoden zoals bioEnergy with Carbon Capture Storage (BECCS), biochar en Direct Air Carbon Capture and Storage (DACCS), maar dat een sterke groei van deze methoden (met tenminste een factor 30 in 2030 en factor 1300 in 2050) nodig is om de klimaatdoelen te halen?
Het is goed verklaarbaar waarom slechts een miniem deel van CO2-verwijderingsmaatregelen bestaat uit nieuwe CDR-methoden, om de eenvoudige reden dat deze methoden «nieuw» zijn ten opzichte van «conventionele» methoden, zoals bosaanplant en landbeheer. Scenario’s laten zien dat toepassing van deze nieuwe methoden vooral in de tweede helft van de eeuw nodig zal zijn. Het rapport geeft echter ook aan dat CDR geen «silver bullet» is: scenario’s die de opwarming tot ruim onder 2 graden beperken laten naast CDR ook vergaande emissiereducties zien. Er zijn scenario’s die toepassing van nieuwe CDR vermijden, maar die laten nog sterkere emissiereducties zien die nu niet haalbaar lijken. Dit zou betekenen dat 1) emissies nog verder en sneller gereduceerd dienen te worden, om afhankelijkheid van CDR en de bijbehorende risico’s zoveel mogelijk te beperken, 2) «conventionele» CDR nog verder opgeschaald dient te worden, en 3) «nieuwe» CDR extra stimulering behoeft om de nodige opschaling te realiseren. Daar zetten we in de EU ook op in, onder andere met het vrijwillige certificeringskader voor koolstofverwijdering (zie het BNC-fiche2) en de LULUCF-verordening. Hierbij moet aangemerkt worden dat de genoemde factoren (30, 1.300) indrukwekkend zijn, maar hierbij moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat het startpunt laag ligt.
Deelt u de conclusie dat het van belang is om al in de komende tien jaar substantiële stappen te maken op het gebied van CDR/negatieve emissies om de verdere uitrol in de periode tot 2050 en verder mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is het cruciale decennium voor klimaatbeleid, en dat geldt ook voor CDR. Dit soort ontwikkelingen vergen namelijk tijd. Wat we nu in gang zetten heeft consequenties voor wat na 2030 (on)mogelijk is. En wat er na 2030 nog kan, wordt bepaald door de voorbereiding en investeringen die we nu doen.
Bent u het eens met de stelling dat de kennis en technologie voor het realiseren van negatieve emissies al aanwezig zijn, maar dat er een duidelijke beleidsvisie vanuit de rijksoverheid nodig is om snel tot grootschalige ontwikkeling te komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denk u met een dergelijke beleidsvisie te kunnen komen?
Voor een deel van de CO2-verwijderingsmethoden is de kennis en technologie inderdaad al aanwezig, maar voor een aantal nieuwere methoden is meer onderzoek, ontwikkeling en demonstratie nodig. Zie hiervoor ook de eerder aan uw Kamer aangeboden «Quickscan behoefte naar een onderzoeksprogramma gericht op negatieve CO2-emissie»3. Ik deel de stelling dat beleidsvisie en -ontwikkeling van Rijkswege nodig is en de logische landingsplaats hiervoor is het nieuwe Klimaatplan dat in 2024 wordt vastgesteld. Ik zal uw Kamer in maart een brief sturen over de uitwerking van de beleidsagenda op Klimaatneutraliteit waarvan het beleid ten aanzien van negatieve emissies onderdeel is en de stappen die het kabinet in 2023 en 2024 zet om tot die beleidsagenda te komen. Momenteel loopt er bijvoorbeeld een onderzoek naar de rol van negatieve emissies in de transitie naar netto nul broeikasgasemissies in 2050, waarbij gekeken wordt naar zowel de behoefte aan negatieve emissies en hoe die ontwikkelt over de tijd als de mogelijke routes waarmee die negatieve emissies kunnen worden ingevuld. De resultaten van dit onderzoek zullen bijdragen aan de ontwikkeling van de beleidsvisie en daarna het instrumentarium op dit thema. Onderdeel van het beleid betreft daarbij niet alleen de inzet in Nederland op bijvoorbeeld technologieontwikkeling, maar ook de Nederlandse inzet op zowel Europees als mondiaal niveau.
Kunt u in dit kader tevens inhoudelijk reageren op het manifest van de Taskforce Negatieve Emissies, waarin onder andere wordt gepleit voor de ontwikkeling van een routekaart voor negatieve emissies, ondersteuning en stimulering van de technologieën en het creëren van een markt en daarbij aangeven op welke wijze u hier samen met de sector aan gaat werken?2
Net als het manifest laat het rapport «The State of Carbon Dioxide Removal» zien dat ondersteuning en stimulering van technologieën en een markt cruciaal zijn voor de langeretermijndoelen voor CDR (het manifest en het rapport hanteren overigens wel voor een deel afwijkende definities van CDR). Een routekaart kan daarbij helpen. Er is niet één sector voor negatieve emissies, omdat er veel verschillende methoden zijn. Met alle betrokken sectoren zal ik in gesprek blijven over de nodige maatregelen. Dit doen we ook in Europees verband: we zullen zowel naar samenwerkingsmogelijkheden kijken, bijvoorbeeld rond de Noordzee, als blijven bijdragen aan het Europese certificeringskader voor koolstofverwijdering. Daarbij is het doel namelijk de inzet van hoogwaardige koolstofverwijdering te versnellen en aan te moedigen, greenwashing te beperken en zowel private als publieke financieringsmiddelen te stimuleren.
Welke stappen zet u al op het gebied van beleid en concrete maatregelen om een snelle en substantiële groei van CDR/negatieve emissies richting 2030 en 2050 mogelijk te maken?
In EU-verband werken we hieraan via het vrijwillige certificeringskader voor koolstofverwijdering en de LULUCF-verordening, en mondiaal via de onderhandelingen over Artikel 6 van het Parijsakkoord. In Nederland hebben we de SDE++-regeling verbreed om niet alleen hernieuwbare energie, maar alle projecten die emissies reduceren in aanmerking te laten komen voor subsidie, waaronder bijvoorbeeld CO2-afvang en -opslag (CCS). Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen biogene en fossiele CO2.
Welke rol voorziet u voor CDR/negatieve emissies in de aanvullende klimaatmaatregelen waar u dit voorjaar over zult besluiten?
Bij de voorjaarsbesluitvorming, gericht op de doelen voor 2030, wordt gebruik gemaakt van een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO). Daarbij liggen alle opties op tafel. De mogelijkheden voor negatieve emissies buiten wat al via de SDE++ wordt gefinancierd lijken beperkt voor 2030. Voor verdere ontwikkelingen ten aanzien van CDR/negatieve emissies zal de beleidsagenda in het tweede Klimaatplan dat in 2024 wordt vastgesteld landen (zie ook vraag 5).
Deelt u de mening dat dit rapport duidelijk maakt dat er ook in Nederland meer gericht beleid nodig is op het gebied van nieuwe CDR-methoden en dat daarvoor in ieder geval een langetermijndoel voor negatieve emissies en het stimuleren van negatieve-emissietechnologieën, zoals voorgesteld in de motie van de leden Bontenbal en Erkens, noodzakelijk zijn?3 Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Ik kom hierop voor het eerst bij u terug in de brief die ik in maart van dit jaar aan uw Kamer zal sturen over de uitwerking van de beleidsagenda op Klimaatneutraliteit. Ik wil er ook op wijzen dat het door u aangehaalde rapport ook concludeert dat we vanwege de onzekerheden niet te afhankelijk moeten worden van CDR en daarom volop moeten blijven inzetten op snellere, en verregaande emissiereductie.
De gevolgen van de inframarginale prijscap op biogasproducenten met een warmtekrachtkoppeling (WKK) |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe kijkt u, gezien het belang van het stimuleren van mestvergisting en het opschalen van de productie van groen gas, naar het risico dat ruim 50 bedrijven met een biogas-WKK installatie door forse prijsstijgingen van biogrondstoffen en als gevolg van de inframarginale prijscap mogelijk failliet zullen gaan?
Als een bedrijf failliet gaat, komt dit vaak door een combinatie van factoren. Een risico is bijvoorbeeld het niet kunnen doorberekenen van prijsstijgingen van biogrondstoffen door contractuele afspraken over vaste verkoopprijzen. Ik vind het onwenselijk als bedrijven failliet gaan als direct gevolg van de inframarginale prijscap.
Deelt u de mening dat het ombouwen van deze biogas-WKK installaties naar groen gas productie een belangrijk onderdeel kan zijn van het uitbreiden van de groen gas productie en dat daarom moet worden voorkomen dat deze installaties voorgoed uit bedrijf gaan?
Ik deel de mening dat het ombouwen van biogas-WKK installaties naar productie van groen gas een belangrijk onderdeel is van het uitbreiden van de productie van groen gas in het algemeen. Ik vind het onwenselijk als installaties uit bedrijf gaan maar dit voorkomen is geen doel op zich, er kunnen immers vele redenen zijn voor een eventueel faillissement.
Klopt het dat de inframarginale prijscap erop gericht is om overwinsten tegen te gaan, maar dat deze maatregel en de hoogte van het prijsplafond 240 euro er bij ondernemers met een biogas-WKK installatie juist voor zorgt dat zij geen winst maken of zelfs verlies zullen draaien, omdat hun kosten vaak hoger liggen dat het prijsplafond?
Het is ingewikkeld om te bepalen wat een passend niveau is voor biogas-WKK installaties. Er worden veel verschillende soorten biomassa ingezet, waarvan de kosten niet transparant zijn zoals prijzen van elektriciteit of kolen op een beurs dat wel zijn. Met het hogere plafond van 240 euro/MWh voor biomassabrandstoffen was beoogd alleen overwinsten af te romen. Dit niveau is gebaseerd op kosten van houtige biogrondstoffen. Ik erken dat dit geen goede indicator is voor de kosten van andersoortige biogrondstoffen. Ik heb signalen ontvangen dat een Duitse analyse van de kosten voor biogrondstoffen voor biogas-WKK’s een betere indicator is. Om een passend plafond te kunnen bepalen voor dit soort installaties ga ik me daarom baseren op deze data. Wegens de internationale markt voor grondstoffen voor vergisting acht ik deze kosten ook representatief voor de Nederlandse markt. Op basis van de Duitse analyse zal ik de hoogte van het prijsplafond voor biogas-WKK installaties aanpassen naar 285 euro/MWh, om zo ook voor deze categorie alleen overwinsten af te romen.
Is het juist dat voor groene stroom op basis van groen gas een prijsplafond geldt van 365 euro per MWh, terwijl het plafond voor groene stroom op basis van Biogas-WKK op 240 euro per MWh ligt? Zo ja, in hoeverre vindt u het rechtvaardig dat een groen gas producent geen last heeft van een prijsplafond en de groen stroom producent wél?
Nee dit is niet juist. Voor groen gas geldt de heffing niet, net zo min als voor biobrandstoffen. Er is alleen gedurende 7 maanden een heffing voor marktinkomsten van elektriciteitsproductie uit biomassabrandstoffen hoger dan een bepaald plafond, net als voor de meeste andere elektriciteitsproductie, uitgezonderd die uit aardgas. De Verordening beoogt overwinsten bij elektriciteitsproductie af te romen als gevolg van de hoge elektriciteitsprijzen door de hoge gasprijzen, en met dat geld o.a. huishoudens te compenseren voor de hoge energieprijzen.
Klopt het tevens dat Duitsland een hoger prijsplafond van 285 euro per MWh hanteert? Zo ja, in hoeverre wordt daarmee het risico genomen dat duurzame biogrondstoffen uit Nederland naar Duitsland verdwijnen en dat ook kostprijs van biogrondstoffen in Nederland nog verder zal stijgen?
Duitsland gaat uit van een ander systeem voor de heffing en kijkt ook niet naar daadwerkelijke marktinkomsten. Elke installatie kan in Duitsland ook een ander plafond hebben, als gevolg van een andere subsidiehoogte onder de EEG (Erneuerbare-Energien-Gesetz; wet op hernieuwbare energie). Er kunnen biogas-WKK-installaties zijn die door de combinatie van EEG en een opslag die gehanteerd wordt een plafond op marktinkomsten van 285 euro per MWh hebben. Door ons, bij de bepaling van de hoogte van het nieuwe plafond, te baseren op de Duitse data over biogrondstoffen prijzen, wordt het risico van weglek van duurzame biogrondstoffen naar Duitsland weggenomen.
Bent u gezien het bovenstaande bereid om het prijsplafond voor Nederlandse biogas-WKK installaties gelijk te stellen aan het in Duitsland gehanteerde plafond van 285 euro per MWh, zodat de biogas-WKK installaties ook hier in bedrijf kunnen blijven en in de toekomst kunnen worden benut voor groen gas productie?
Ik ben bereid, om bovengenoemde redenen, om specifiek voor biogas-WKK installaties een hoger plafond in te stellen, van 285 euro/MWh. Hiermee wordt beoogd om alleen overwinsten af te romen, zodat biogas-WKK installaties in bedrijf kunnen blijven.
In hoeverre bent u bereid om gezien de fluctuerende prijzen van biogrondstoffen waar biogas-WKK ondernemers mee te maken hebben het prijsplafond voor deze sector te baseren op een gemiddelde over de zeven maanden waarin het plafond geldt in plaats van een maandelijkse afrekening?
Hiertoe ben ik niet bereid. Ik geef bij deze tijdelijke heffing veel aandacht aan de uitvoerbaarheid, bijvoorbeeld door installaties, waaronder ook biogas-WKK’s kleiner dan 1 MW, uit te zonderen van de heffing. Ik heb al een uitzondering gemaakt met een hoger plafond voor deze installaties, wat de uitvoering compliceert. Ik heb gekozen om aan te sluiten bij de maandelijkse boekhouding. Om complexiteit bij de uitvoering te voorkomen wil ik niet meer uitzonderingen introduceren. Voor alle elektriciteitsproductie wordt gekeken naar de maandelijkse marktinkomsten.
Bent u bereid op korte termijn de zorgen die er zijn bij de bedrijven met een biogas-WKK installatie te adresseren en een passende oplossing te bieden, zodat bedrijven die te goeder trouw hebben geïnvesteerd in duurzame projecten niet zo zwaar benadeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Met het hogere plafond voor biogas-WKK installaties van 285 euro/MWh ben ik van mening dat een passende oplossing is geboden voor deze installaties.
De kwaliteitscriteria voor waterstof |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland start riskant waterstofavontuur»1?
Ja.
Klopt het dat in de adviesbureaus KIWA en DNV een minimaal vereiste zuiverheidsgraad van 98% adviseren, maar dat waterstofproducenten inzetten op een percentage van 99,5 of hoger?
Kiwa en DNV hebben vorig jaar in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een adviesrapport over de kwaliteitseisen voor waterstof geschreven. Zij adviseren om te starten met het stellen van een minimale zuiveringsgraadeis van 98% (mol%).
Daarbij adviseren Kiwa en DNV om drie jaar na ingebruikname van het waterstofnetwerk de specificaties te evalueren.
Eind 2022 heeft EZK een marktconsultatie uitgezet over de conclusies en aanbevelingen van Kiwa en DNV. Veel respondenten geven aan geen voorstander te zijn van een aanpassing na een aantal jaren omdat aanpassingen resulteren in extra kosten. Eventuele wijzigingen van de specificaties, moeten bedrijven nu al in de investeringsplannen meewegen.
Vervolgens geeft de meerderheid van de respondenten de voorkeur aan een minimaal zuiverheidspercentage van 99,5% of hoger. Er zijn ook bedrijven die pleiten voor een lagere zuiverheid of aangeven dat zij zelf nog onderzoek doen naar de zuiverheid die ze kunnen aanbieden. Toekomstig netbeheerder HNS (dochteronderneming van Gasunie) heeft aangegeven dat het net een zuiverheidspercentage van 99,5% zou kunnen garanderen. De consultatie heeft waardevolle signalen opgeleverd die ik meeneem in de besluitvorming over de kwaliteitseisen.
Kunt u uitleggen wat de oorzaak is van dit verschil in inzicht tussen de adviesbureaus en waterstofproducenten?
Kiwa en DNV hebben geadviseerd eerst een minimale zuiverheidspercentage vast te stellen van 98% en een aantal jaar later dit te evalueren en eventueel te verhogen. In die zin is er geen verschil in inzicht dat op termijn een hogere minimumwaarde optimaal is, maar adviseren Kiwa en DNV daar gefaseerd naar toe te werken. Ze verwachten namelijk dat op termijn een hogere minimum zuiverheid optimaal is en de kwaliteitseisen dus kunnen worden verhoogd. Reden voor deze verwachting is dat het aandeel van elektrolyse (groene waterstof met hoge zuiverheidsgraad) in de waterstofproductie toeneemt en er over een aantal jaar meer kennis is opgedaan over het transporteren en opslaan van waterstof en de mogelijkheden voor reiniging van waterstof.
Wat is uw reactie op het standpunt van waterstofproducenten dat er investeringen in zuiveringssystemen nodig zullen zijn om groene waterstof te transporteren indien de minimale zuiverheidsgraad op 98% wordt gesteld? Wat zal daarvan de impact zijn op de kosten van groene waterstof, de systeemkosten voor de netgebruikers, de vraag naar groene waterstof en de uitrol van groene waterstof in Nederland?
Met behulp van elektrolyse wordt waterstof geproduceerd met een zeer hoge zuiverheid. Partijen die elektrolyse-projecten ontwikkelen, geven aan dat zij marktvraag zien naar waterstof met een hoge zuiverheid. Deze partijen hebben daarom ook de voorkeur voor een waterstofnet met zo hoog mogelijke eisen aan de zuiverheidsgraad. Afnemers die zuivere waterstof willen gebruiken hoeven minder (zuiverings)kosten te maken indien de minimale zuiverheidsgraad hoger is, Aan de andere kant geldt dat bij een relatief hoge ondergrens van de zuiverheidsgraad bepaalde waterstofproducenten (blauwe waterstof) en importterminals meer moeten zuiveren ten opzichte van een zuiverheid van 98% en dus meer kosten moeten maken om in te kunnen voeden op het net.
Een hoge ondergrens voor de minimale zuiverheid verlaagt dus relatief de kosten voor gebruik van groene waterstof ten opzichte van blauwe waterstof en geïmporteerde waterstof.
Wie zal de kosten voor het investeren in deze zuiveringsinstallaties moeten dragen? Op welke plek in de keten komen deze terecht?
Bij een relatief hoge zuiverheidseis zijn het producenten van minder zuivere waterstof die de kosten van zuiveringsinstallaties moeten dragen. Uiteindelijk zijn het afnemers voor wie waterstof van lagere kwaliteit ook zou volstaan die deze kosten dragen. Bij een lagere zuiverheidseis zijn het gebruikers die een hoge kwaliteit nodig hebben die geconfronteerd worden met kosten omdat zij het waterstof dat zij uit het waterstofnetwerk betrekken, moeten zuiveren.
Zowel de hoogte van de kosten van zuivering als de verdeling van de kosten zijn dus afhankelijk van de kwaliteitseis. Daarom moet ik voor de vaststelling van die eis een belangenafweging maken.
Door wie zullen de kwaliteitscriteria worden vastgesteld? Is Gasunie daarvoor verantwoordelijk of bent u degene die daarover besluit?
Ik zal de kwaliteitscriteria vaststellen. Het gaat daarbij overigens niet alleen om de zuiverheid van de waterstof maar ook om andere kwaliteitsparameters zoals de temperatuur van de waterstof.
Op welke wijze zullen onder andere waterstofproducenten worden betrokken in de besluitvorming over de uiteindelijke kwaliteitscriteria?
Ik heb de marktconsultatie georganiseerd om marktpartijen bij de besluitvorming over de criteria te betrekken. De resultaten van aanvullend onderzoek zal ik daarnaast met representatieve organisaties bespreken.
Wat is uw reactie op de suggestie om de kwaliteitscriteria voor waterstof al in een vroeg stadium te bespreken met onder andere de Duitse, Belgische en Britse overheid? Bent u bereid dit toe doen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang om bij de vaststelling van de kwaliteitscriteria nauw op te trekken met buurlanden. Medewerkers van mijn ministerie hebben contact met ministeries in omringende landen en medewerkers van de Europese Commissie met de vraag of zij vergelijkbare signalen hebben ontvangen.
Klopt het dat in de studie van DNV en KIWA is gewerkt is met een simpel model waarin grote toekomstige waterstofgebruikers uit onder andere de staalsector en raffinage niet zijn meegenomen? Zo ja, wat betekent dit voor de uitkomst van de studie en het advies met betrekking tot de minimaal vereiste zuiverheidsgraad?
Zie de beantwoording van vraag 10.
Bent u bereid om voordat de kwaliteitscriteria worden vastgesteld een nieuw, uitgebreider onderzoek te doen waarin alle sectoren worden betrokken om daarmee te komen tot een norm die voor een zo groot mogelijk aantal partijen hanteerbaar is?
Ja. Ik ga opdracht geven voor aanvullend onderzoek waarin inzichten uit de marktconsultatie worden meegewogen en ook de door uw Kamer aangegeven wens om de ambities ten aanzien van de productie van groene waterstof te verhogen.
Ik zal daarbij vragen om er vanuit te gaan dat de kwaliteitscriteria in één keer voor een langere periode moeten worden vastgesteld (dus zonder aanpassing na een aantal jaren). De onderzoekers zal daarnaast gevraagd worden om te beschrijven met welke aannames zij werken over (1) het aanbod en het gebruik van waterstof in specifieke sectoren en (2) het deel van de waterstofproductie dat ingevoed wordt in het landelijke net. Voor afronding van het onderzoek zullen de gebruikte scenario’s met representatieve organisaties worden besproken.
Na afronding van het onderzoek zal ik een beslissing nemen over de kwaliteitscriteria. Voor de zomer zal ik u informeren over de vervolgstappen.
De fiscale maatregelen voor de glastuinbouw |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u, net als wij, geschrokken van de uitkomsten van de impactanalyse van de voor 2025 voorgenomen fiscale maatregelen in de energiebelasting op de glastuinbouw door Wageningen Economic Research (WEcR)?
Onderschrijft u de conclusies van WEcR dat a) de impact van de voorgestelde verhoging van de energiebelasting zeer fors is en voor veel bedrijven betekent dat zij per 2025 diep in de rode cijfers terecht gaan komen en b) dat de periode tot 2025 voor veel van deze bedrijven te kort is om verduurzamingsmaatregelen te nemen?
Bent u het ermee eens dat ondernemers enerzijds mag worden gevraagd te verduurzamen, maar dat zij daar anderzijds dan ook de tijd en de middelen voor krijgen? Is in dat licht de aanpassing van de energiebelasting per 2025 een redelijke termijn waarop ondernemers zich kunnen aanpassen?
Waarom is in de onderhandeling over het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 aan de sector geen ruimte geboden om ook de tarieven van de energiebelasting onderdeel van het gesprek te laten zijn? Klopt het dat de aanpassing van de energiebelasting expliciet buiten de onderhandeling is gehouden vanuit de argumentatie dat daarover in het coalitieakkoord afspraken zijn gemaakt? Is dat niet vreemd als er wel onderhandeld is over een individueel CO2-systeem, voor individuele CO2-beprijzing?
Klopt het dat de warmtekrachtkoppeling (WKK) een relatief efficiënte vorm van elektriciteitsproductie is, onder andere vanwege de directe benutting van warmte, efficiënter dan een gas- of kolencentrale? Bent u het ermee eens dat met het oog op de uitstoot van broeikasgassen, met het oog op leveringszekerheid van elektriciteit en met het oog op de noodzaak van voldoende flexibiliteit in het elektriciteitssysteem, WKK’s zoveel mogelijk in bedrijf moeten blijven?
Is het mogelijk en wenselijk dat door de voorgestelde fiscale aanpassingen de WKK minder gunstig in de merit order van elektriciteitsproductie terecht komt en dat dit tot extra uitstoot in de elektriciteitssector leidt?
Is het eerlijk dat een kleine glastuinder relatief, per hectare of per kilogram product, meer energiebelasting betaalt dan een grote glastuinder?
Is het eerlijk dat een glastuinder met meerdere locaties voor deze verschillende locaties steeds de eerste schijven van de energiebelasting moet doorlopen, terwijl een glastuinder met hetzelfde areaal op één locatie relatief minder energiebelasting betaalt?
Bent u bereid te onderzoeken of een WKK in de glastuinbouw die gebruik maakt van biogas, kan worden vrijgesteld van de inputbelasting (eventueel in combinatie met een aangepaste SDE++ categorie)?
Bent u bereid met een aangepast voorstel voor aanpassing van de energiebelasting voor de glastuinbouw te komen dat recht doet aan de snelheid waarmee glastuinders kunnen verduurzamen, de rol die de glastuinbouw speelt in het produceren van gezond voedsel en de rol die WKK’s spelen in het energiesysteem?
Het bericht ‘Subsidie op je rieten dak, maar alleen als het riet uit China komt’ |
|
Hilde Palland (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Subsidie op je rieten dak, maar alleen als het riet uit China komt»1?
Klopt het dat sinds kort Chinees riet is toegevoegd aan de ISDE Meldcodelijst Isolatiematerialen, maar dat in Nederland geproduceerd riet niet in aanmerking komt voor ISDE-subsidie?
Hoe verhoudt Chinees riet zich ten opzicht van Nederlands riet met betrekking tot de isolatiewaarde en de milieu impact in de gehele keten?
Klopt het dat de isolatiewaarde van Nederlands riet minstens zo goed is als van Chinees riet, terwijl de milieu impact bij het gebruik van Nederlands riet voor isolatie significant kleiner is?
Wat is de reden dat Nederlands riet niet voorkomt op de ISDE Meldcodelijst Isolatiematerialen en daardoor niet in aanmerking komt voor subsidie? Is dit alleen het gevolg van het feit dat de certificering van Nederlands riet momenteel nog onvoldoende is of zijn er ook andere redenen?
Wat is ervoor nodig om Nederlands riet zo snel mogelijk toe te voegen aan de ISDE Meldcodelijst Isolatiematerialen en op welke termijn is dat mogelijk?
Kortom, hebben we ons door de Chinezen met een kluitje in het riet laten sturen, en zo ja hoe komen we er weer uit?
Fossiele subsidies |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de discussie over fossiele subsidies zich vooral zou moeten richten op het verkleinen van het beprijzingstekort zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar rapport «Klimaatverandering in de prijzen?» (juli 2021) uitrekent? Deelt u de mening dat de door het PBL gebruikte methode om de effectieve beprijzing van CO2-uitstoot te berekenen voor de verschillende sectoren, de meest accurate methode is om inzicht te krijgen in fossiele subsidies?
Deelt u de mening dat het beprijzingstekort zoals het PBL dat heeft berekend voor 2018 inmiddels fors is teruggelopen door de hogere prijs van emissierechten in het EU-ETS en de aanpassingen in de energiebelastingen? Deelt u de mening dat het beprijzingstekort de komende jaren verder zal teruglopen door het EU-Klimaatpakket? Bent u bereid het PBL te vragen een actualisatie te maken van hun rapport?
Onderkent u het feit dat de energiebelasting voor elektriciteit en gas voor huishoudens een fors beprijzingsoverschot heeft? Vindt u dat in het licht van de hoge energieprijzen rechtvaardig?
Bent u het met het PBL eens dat de energiebelasting op elektriciteit te ongericht is, de noodzakelijke elektrificatie bij huishoudens, in mobiliteit en in de industrie tegenwerkt en, mede in het licht van de snelle vergroening van de elektriciteitsmix de komende jaren, moet worden aangepast?
Hoe ziet de planning eruit om te komen tot een herziening van de Europese Energy Tax Directive? Wat zijn de plannen van dit kabinet met de energiebelasting? Overweegt het kabinet een vlakke energiebelasting?
Wat is het doel van de energiebelasting, nu andere beprijzingsinstrumenten zoals het EU-ETS (elektriciteit en industrie) en EU-ETS 2 (gebouwde omgeving en mobiliteit) het beprijzingstekort gaan verkleinen? Is het kabinet bereid de energiebelasting te verlagen als deze andere beprijzingsinstrumenten hun werk doen?
Hoe kijkt u aan tegen het beprijzen van het non-energetisch verbruik van fossiele brandstoffen? Op welke wijze kan het vergroenen van producten waarvoor nu fossiele brandstoffen als grondstof worden gebruikt en waarvoor geldt dat de milieubelasting op een andere plek in de keten op een later moment plaatsvindt, het beste worden gestimuleerd?
Waterstof uit kernenergie |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «France, Germany aim for «common roadmap» on clean hydrogen»?1
Ja.
Op welke wijze bent u van plan om in te spelen op het feit dat Frankrijk en Duitsland samen gaan werken aan een «roadmap» voor schone waterstof waarin ook waterstof uit kernenenergie een belangrijke rol zal spelen? Welke mogelijkheden ziet u voor Nederland om ook gebruik te maken van waterstof uit kernenergie?
Het kabinet verwelkomt dat Frankrijk en Duitsland hebben aangekondigd om de samenwerking voor waterstof te versterken. Dit zal een belangrijke prikkel geven voor de ontwikkeling van een Noordwest-Europese waterstofmarkt, waarin Nederland een prominente rol kan spelen. Een voorwaarde voor de ontwikkeling van deze markt is de aanleg van regionale waterstofinfrastructuur in de vorm van een backbone. Nederland zet erop in om daarover in regionaal verband afspraken te maken. Een belangrijk onderdeel van onze inzet is de deelname aan een waterstofwerkgroep binnen het Pentalateraal Forum, waarmee Nederland een gezamenlijk paper heeft geschreven (zie: Kamerstuk 22 112, nr. 2918 en Kamerstuk 32 813, nr. 1060).
Zoals aangegeven tijdens het Commissiedebat Energieraad van 14 december jl. komt het kabinet bij de verdere uitwerking van de plannen voor kerncentrales in Nederland terug op de toekomstige rol van kernenergie in het Nederlandse energiesysteem en de mogelijke relatie met waterstofproductie. Mogelijk kan de elektriciteit die uit nieuwe kerncentrales zal worden opgewekt, ook voor waterstofproductie worden ingezet. Dit zal in een later stadium duidelijker worden. Ik verwacht dat Nederland ook waterstof en derivaten zal importeren van de Europese markt, als de infrastructuur hiervoor aanwezig is. Dit kan ook waterstof uit kernenergie zijn.
Hoe kijkt u naar de volgende passage uit het gezamenlijke statement van Duitsland en Frankrijk: «We will also ensure that both renewable and low carbon hydrogen can be be taken into account in European decarbonisation objectives, while acknowledging their differences and safeguarding the overall ambition level of the renewable target»?2
Ik deel de boodschap van deze passage, want zowel hernieuwbare als koolstofarme waterstof speelt een belangrijke rol in het behalen van onze CO2-reductiedoelen. De inzet van het kabinet in de EU-onderhandelingen is daarom gericht op Europese kaders voor koolstofarme waterstof, zoals uit kernenergie, separaat van en complementair aan de afspraken over hernieuwbare waterstof in de RED (zie Kamerstuk 2023Z03396 en 22 112, nr. 3613). Ik hecht er waarde aan dat het gelijke speelveld voor waterstofproducenten en -gebruikers behouden blijft. Als de verwachte uitkomst van de onderhandelingen ten aanzien van het meetellen van koolstofarme waterstof voor de RED-doelen verandert zal ik mij er dan ook hard voor maken om dat gelijke speelveld te beschermen.
Welke ruimte biedt deze inzet van Frankrijk en Duitsland op het gebied van waterstof uit kernenergie voor het ook in Nederland meetellen van waterstof uit kernenergie in de Europese doelstelling voor het gebruik van groene waterstof in de industrie? En hoe zal Nederland van deze flexibiliteit gebruik gaan maken?
Na de gezamenlijke verklaring blijkt uit mondelinge en schriftelijke statements dat beide landen nog niet volledig op één lijn zitten bij de onderhandelingen over de hernieuwbare energierichtlijn en het doel voor hernieuwbare waterstof voor de industrie onder deze richtlijn. Nederland probeert een brug te slaan tussen beide landen met oog op een snel akkoord over de richtlijn.
De Europese doelstelling voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie is onderdeel van de richtlijn hernieuwbare energie. Het voorstel bevindt zich momenteel in de triloogfase waarbij onderhandeld wordt tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en het Zweedse voorzitterschap namens de Raad. Binnen het huidige compromis telt koolstofarme waterstof niet mee aan die doelstelling.
Deelt u de mening dat zowel kernenergie als hernieuwbare energiebronnen nodig zijn voor de productie van het volume aan groene waterstof dat nodig is om de industrie snel te kunnen verduurzamen? Zo nee, waarom niet?
Om de industrie op korte termijn te kunnen verduurzamen, is snelle opschaling van waterstofproductie essentieel. Het kabinet zet nationaal, behalve op import, in op de opschaling van de productie van hernieuwbare waterstof uit wind- en zonne-energie én op de toepassing van CO2-afvang en -opslag (CCS) bij waterstofproductie daar waar de inzet van hernieuwbare waterstof niet, of niet tijdig, voldoende mogelijk is. De verwachting is dat in Nederland de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales na 2030 zal bijdragen aan onze klimaatdoelen en eventuele waterstofproductie.
Wat zouden de gevolgen zijn voor de Nederlandse ambities op het gebied van waterstof indien omringende landen wel inzetten op waterstof kernenergie en Nederland niet?
Het kabinet is er voorstander van om additionaliteit als criterium te hanteren, ook voor de productie van koolstofarme waterstof. Indien landen bij de productie van waterstof gebruik zouden maken van bestaande energiecapaciteit, zoals bestaande kerncentrales, is er geen sprake van extra CO2-reductie. Ook kunnen risico’s ontstaan voor de Europese leveringszekerheid van elektriciteit als bij waterstofproductie gebruik gemaakt wordt van elektriciteit uit bestaande kerncentrales. Deze elektriciteit wordt dan niet meer geleverd aan bestaande gebruikers. Als dat wordt gecompenseerd met de opwekking van meer fossiele energie, zou dit zelfs tot extra CO2-uitstoot kunnen leiden. Eventuele concurrentie door waterstof uit bestaande energie heeft bovendien potentieel nadelige effecten op het gelijke speelveld voor zowel producenten als afnemers van waterstof uit additionele energie.
Bent u bereid om, in navolging van deze Frans-Duitse afspraken, ook namens Nederland in Europees verband te pleiten voor het meetellen van waterstof uit kernenergie in de Europese doelstelling voor het gebruik van groene waterstof in de industrie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Bent u van mening dat het subsidie-instrumentarium voor waterstof ook ruimte moet bieden voor projecten die voltijds waterstof produceren en niet alleen projecten op basis van een windprofiel? Zo ja, hoe gaat u dit meenemen in uw instrumentarium?
Het kabinet is bereid hier ruimte voor te bieden, maar wel onder de voorwaarde dat projecten die voltijds waterstof produceren bijdragen aan het behalen van de Europese waterstofdoelen. Het instrumentarium dient om de EU-waterstofdoelen te realiseren en de nationale ambities voor opschaling van elektrolyse waar te maken. Daarvoor moet het instrumentarium ruimte bieden aan projecten die voldoen aan de relevante EU-eisen.
CO2-verwijdering |
|
Silvio Erkens (VVD), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «The State of Carbon Dioxide Removal»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar de conclusie uit het rapport dat er een groot gat is tussen de huidige hoeveelheid CO2-verwijdering (CDR) die voorkomt in de klimaatplannen van landen en de hoeveelheid CDR die nodig is om de klimaatdoelen van Parijs te halen?
Die conclusie is geen verrassing. Niet alleen omdat de emissiekloof een bekende zorg is in internationaal klimaatbeleid, maar ook omdat CO2-verwijdering (carbon dioxide removal, CDR) in scenario’s die voldoen aan de klimaatdoelen van Parijs vooral in de tweede helft van deze eeuw plaatsvindt. Klimaatplannen in de vorm van Nationally Determined Contributions (NDC’s) richten zich daarentegen vooralsnog op 2030, en houden daardoor niet vanzelfsprekend rekening met de benodigde investeringen op de korte termijn voor dit soort langere-termijn-maatregelen. De conclusie mag dan geen verrassing zijn, het benadrukt nog eens het belang van het dichten van de «gaten», ook dit specifieke gat.
Wat is uw reactie op de constatering uit het rapport dat momenteel slecht een miniem deel (0,002 GtCO2 per jaar) van CO2-verwijderingsmaatregelen bestaat uit nieuwe CDR-methoden zoals bioEnergy with Carbon Capture Storage (BECCS), biochar en Direct Air Carbon Capture and Storage (DACCS), maar dat een sterke groei van deze methoden (met tenminste een factor 30 in 2030 en factor 1300 in 2050) nodig is om de klimaatdoelen te halen?
Het is goed verklaarbaar waarom slechts een miniem deel van CO2-verwijderingsmaatregelen bestaat uit nieuwe CDR-methoden, om de eenvoudige reden dat deze methoden «nieuw» zijn ten opzichte van «conventionele» methoden, zoals bosaanplant en landbeheer. Scenario’s laten zien dat toepassing van deze nieuwe methoden vooral in de tweede helft van de eeuw nodig zal zijn. Het rapport geeft echter ook aan dat CDR geen «silver bullet» is: scenario’s die de opwarming tot ruim onder 2 graden beperken laten naast CDR ook vergaande emissiereducties zien. Er zijn scenario’s die toepassing van nieuwe CDR vermijden, maar die laten nog sterkere emissiereducties zien die nu niet haalbaar lijken. Dit zou betekenen dat 1) emissies nog verder en sneller gereduceerd dienen te worden, om afhankelijkheid van CDR en de bijbehorende risico’s zoveel mogelijk te beperken, 2) «conventionele» CDR nog verder opgeschaald dient te worden, en 3) «nieuwe» CDR extra stimulering behoeft om de nodige opschaling te realiseren. Daar zetten we in de EU ook op in, onder andere met het vrijwillige certificeringskader voor koolstofverwijdering (zie het BNC-fiche2) en de LULUCF-verordening. Hierbij moet aangemerkt worden dat de genoemde factoren (30, 1.300) indrukwekkend zijn, maar hierbij moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat het startpunt laag ligt.
Deelt u de conclusie dat het van belang is om al in de komende tien jaar substantiële stappen te maken op het gebied van CDR/negatieve emissies om de verdere uitrol in de periode tot 2050 en verder mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is het cruciale decennium voor klimaatbeleid, en dat geldt ook voor CDR. Dit soort ontwikkelingen vergen namelijk tijd. Wat we nu in gang zetten heeft consequenties voor wat na 2030 (on)mogelijk is. En wat er na 2030 nog kan, wordt bepaald door de voorbereiding en investeringen die we nu doen.
Bent u het eens met de stelling dat de kennis en technologie voor het realiseren van negatieve emissies al aanwezig zijn, maar dat er een duidelijke beleidsvisie vanuit de rijksoverheid nodig is om snel tot grootschalige ontwikkeling te komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denk u met een dergelijke beleidsvisie te kunnen komen?
Voor een deel van de CO2-verwijderingsmethoden is de kennis en technologie inderdaad al aanwezig, maar voor een aantal nieuwere methoden is meer onderzoek, ontwikkeling en demonstratie nodig. Zie hiervoor ook de eerder aan uw Kamer aangeboden «Quickscan behoefte naar een onderzoeksprogramma gericht op negatieve CO2-emissie»3. Ik deel de stelling dat beleidsvisie en -ontwikkeling van Rijkswege nodig is en de logische landingsplaats hiervoor is het nieuwe Klimaatplan dat in 2024 wordt vastgesteld. Ik zal uw Kamer in maart een brief sturen over de uitwerking van de beleidsagenda op Klimaatneutraliteit waarvan het beleid ten aanzien van negatieve emissies onderdeel is en de stappen die het kabinet in 2023 en 2024 zet om tot die beleidsagenda te komen. Momenteel loopt er bijvoorbeeld een onderzoek naar de rol van negatieve emissies in de transitie naar netto nul broeikasgasemissies in 2050, waarbij gekeken wordt naar zowel de behoefte aan negatieve emissies en hoe die ontwikkelt over de tijd als de mogelijke routes waarmee die negatieve emissies kunnen worden ingevuld. De resultaten van dit onderzoek zullen bijdragen aan de ontwikkeling van de beleidsvisie en daarna het instrumentarium op dit thema. Onderdeel van het beleid betreft daarbij niet alleen de inzet in Nederland op bijvoorbeeld technologieontwikkeling, maar ook de Nederlandse inzet op zowel Europees als mondiaal niveau.
Kunt u in dit kader tevens inhoudelijk reageren op het manifest van de Taskforce Negatieve Emissies, waarin onder andere wordt gepleit voor de ontwikkeling van een routekaart voor negatieve emissies, ondersteuning en stimulering van de technologieën en het creëren van een markt en daarbij aangeven op welke wijze u hier samen met de sector aan gaat werken?2
Net als het manifest laat het rapport «The State of Carbon Dioxide Removal» zien dat ondersteuning en stimulering van technologieën en een markt cruciaal zijn voor de langeretermijndoelen voor CDR (het manifest en het rapport hanteren overigens wel voor een deel afwijkende definities van CDR). Een routekaart kan daarbij helpen. Er is niet één sector voor negatieve emissies, omdat er veel verschillende methoden zijn. Met alle betrokken sectoren zal ik in gesprek blijven over de nodige maatregelen. Dit doen we ook in Europees verband: we zullen zowel naar samenwerkingsmogelijkheden kijken, bijvoorbeeld rond de Noordzee, als blijven bijdragen aan het Europese certificeringskader voor koolstofverwijdering. Daarbij is het doel namelijk de inzet van hoogwaardige koolstofverwijdering te versnellen en aan te moedigen, greenwashing te beperken en zowel private als publieke financieringsmiddelen te stimuleren.
Welke stappen zet u al op het gebied van beleid en concrete maatregelen om een snelle en substantiële groei van CDR/negatieve emissies richting 2030 en 2050 mogelijk te maken?
In EU-verband werken we hieraan via het vrijwillige certificeringskader voor koolstofverwijdering en de LULUCF-verordening, en mondiaal via de onderhandelingen over Artikel 6 van het Parijsakkoord. In Nederland hebben we de SDE++-regeling verbreed om niet alleen hernieuwbare energie, maar alle projecten die emissies reduceren in aanmerking te laten komen voor subsidie, waaronder bijvoorbeeld CO2-afvang en -opslag (CCS). Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen biogene en fossiele CO2.
Welke rol voorziet u voor CDR/negatieve emissies in de aanvullende klimaatmaatregelen waar u dit voorjaar over zult besluiten?
Bij de voorjaarsbesluitvorming, gericht op de doelen voor 2030, wordt gebruik gemaakt van een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO). Daarbij liggen alle opties op tafel. De mogelijkheden voor negatieve emissies buiten wat al via de SDE++ wordt gefinancierd lijken beperkt voor 2030. Voor verdere ontwikkelingen ten aanzien van CDR/negatieve emissies zal de beleidsagenda in het tweede Klimaatplan dat in 2024 wordt vastgesteld landen (zie ook vraag 5).
Deelt u de mening dat dit rapport duidelijk maakt dat er ook in Nederland meer gericht beleid nodig is op het gebied van nieuwe CDR-methoden en dat daarvoor in ieder geval een langetermijndoel voor negatieve emissies en het stimuleren van negatieve-emissietechnologieën, zoals voorgesteld in de motie van de leden Bontenbal en Erkens, noodzakelijk zijn?3 Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Ik kom hierop voor het eerst bij u terug in de brief die ik in maart van dit jaar aan uw Kamer zal sturen over de uitwerking van de beleidsagenda op Klimaatneutraliteit. Ik wil er ook op wijzen dat het door u aangehaalde rapport ook concludeert dat we vanwege de onzekerheden niet te afhankelijk moeten worden van CDR en daarom volop moeten blijven inzetten op snellere, en verregaande emissiereductie.
Het bericht dat miljoenen overheidsgeld op het spel staan na het stilleggen van een biomassacentrale in Gelderland |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Miljoenen overheidsgeld op het spel na stilleggen Gelderse biomassacentrale»?1
Klopt het dat de biomassacentrale Primco BMC Duiven al sinds september 2022 stilligt vanwege financiële problemen als gevolg van onder andere sterk gedaalde subsidie-inkomsten en stijgende gasprijzen, terwijl de fabriek pas sinds medio 2020 operationeel is?
Is het volgens u goed financieel beheer dat Primco BMC Duiven in contracten met haar afnemers het risico van prijsschommelingen in de energiemarkt niet heeft afgedekt, terwijl de business case van Primco BMC Duiven voor een belangrijk deel gebaseerd lijkt op de subsidie voor biomassaprojecten, die expliciet afhankelijk is van de hoogte van energieprijzen?
Zijn er bij de subsidieverlening aan Primco BMC Duiven door de overheid en de sector lessen getrokken en meegenomen uit het faillissement van een soortgelijke fabriek op dezelfde locatie in 2014?
Op welke wijze zijn de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer gedaan in het rapport «Steun aan grote ondernemingen – leren van het verleden» van 26 juni 2020 toegepast bij het verlenen van overheidsgeld voor de totstandkoming van de biomassacentrale Primco BMC Duiven?
Hoeveel overheidsgeld is er in totaal besteed aan de bouw en exploitatie van deze biomassacentrale in Duiven?
Wat gebeurt er met dit overheidsgeld indien de centrale niet meer wordt opgestart?
Hoe kan het dat de centrale niet meer aan de betalingsverplichtingen bij de BNG Bank kan voldoen, terwijl het moederbedrijf Perpetual Next vorig jaar nog bekend maakte dat het voor € 320 miljoen aandelen verkocht had?
Kunt u aangeven welke oplossingen er met de eigenaar worden besproken om de centrale weer operationeel te krijgen en op welke termijn daar duidelijkheid over kan worden gegeven?
Klopt het dat er meer partijen in deze sector zijn die kampen met financiële problemen door de hoge gasprijzen en de koppeling daarvan aan subsidies?
Kunt u aangeven om hoeveel bedrijven dit gaat, welke financiële gevolgen het omvallen van deze biomassaprojecten zou hebben voor de overheden die betrokken zijn bij de realisatie ervan en wat de eventuele gevolgen van het falen van deze projecten zouden zijn voor de levering van energie?
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat er nog meer biomassaprojecten stop moeten worden gezet vanwege financiële problemen, waarmee overheidsgeld dreigt te worden verspild?
Het bericht ‘Pro-Russische DDoS-aanvallers hebben het gemunt op Nederlandse ziekenhuizen’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Kuipers , Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pro-Russische DDoS-aanvallers hebben het gemunt op Nederlandse ziekenhuizen»?1
Kunt u toelichten in hoeverre deze aanvallen gevolgen hebben voor de zorg in Nederland? Deelt u onze zorg dat deze cyberaanvallen potentieel ontwrichtende maatschappelijke gevolgen kunnen hebben?
Welke acties worden ondernomen om adequaat op deze cyberaanvallen te reageren en de gevolgen voor de zorg in Nederland zoveel mogelijk te beperken? Hoe worden de betreffende ziekenhuizen ondersteund?
Klopt het dat het alleen om DDoS-aanvallen gaat, of is ook sprake van (dreiging van) andersoortige cyberaanvallen?
Wat zijn de meest effectieve maatregelen om DDoS-aanvallen te pareren?
Kunt u garanderen dat (overheids)organisaties als Z-CERT die dreigingsinformatie over Russische cyberaanvallen ontvangen dit snel en volledig kunnen delen met betreffende bedrijven en sectoren?
Kunt u dit ook garanderen voor informatie afkomstig uit andere landen dan Nederland, of informatie uit Nederland die betrekking heeft op organisaties in andere landen?
Zijn er op dit moment wettelijke beperkingen die het delen van dreigingsinformatie bemoeilijken en zo ja, welke zijn dat specifiek?
Hoe werkt u in Europa samen om op deze cyberaanvallen, die ook andere landen raken, te reageren? Zijn er zaken die we kunnen leren van andere landen op dit punt?
Heeft u informatie dat er ook sprake is van een verhoogde cyberdreiging vanuit Russische hackgroepen in andere vitale en/of niet-vitale sectoren? Zo ja, welke sectoren zijn dat en hoe worden betreffende sectoren geholpen om zich hiertegen te wapenen?
Wordt gemonitord welke organisaties en sectoren in andere landen die wapens aan Oekraïne leveren aangevallen worden, zodat deze organisaties en sectoren in Nederland zich op soortgelijke aanvallen kunnen voorbereiden?
De kwaliteitscriteria voor waterstof |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland start riskant waterstofavontuur»1?
Ja.
Klopt het dat in de adviesbureaus KIWA en DNV een minimaal vereiste zuiverheidsgraad van 98% adviseren, maar dat waterstofproducenten inzetten op een percentage van 99,5 of hoger?
Kiwa en DNV hebben vorig jaar in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een adviesrapport over de kwaliteitseisen voor waterstof geschreven. Zij adviseren om te starten met het stellen van een minimale zuiveringsgraadeis van 98% (mol%).
Daarbij adviseren Kiwa en DNV om drie jaar na ingebruikname van het waterstofnetwerk de specificaties te evalueren.
Eind 2022 heeft EZK een marktconsultatie uitgezet over de conclusies en aanbevelingen van Kiwa en DNV. Veel respondenten geven aan geen voorstander te zijn van een aanpassing na een aantal jaren omdat aanpassingen resulteren in extra kosten. Eventuele wijzigingen van de specificaties, moeten bedrijven nu al in de investeringsplannen meewegen.
Vervolgens geeft de meerderheid van de respondenten de voorkeur aan een minimaal zuiverheidspercentage van 99,5% of hoger. Er zijn ook bedrijven die pleiten voor een lagere zuiverheid of aangeven dat zij zelf nog onderzoek doen naar de zuiverheid die ze kunnen aanbieden. Toekomstig netbeheerder HNS (dochteronderneming van Gasunie) heeft aangegeven dat het net een zuiverheidspercentage van 99,5% zou kunnen garanderen. De consultatie heeft waardevolle signalen opgeleverd die ik meeneem in de besluitvorming over de kwaliteitseisen.
Kunt u uitleggen wat de oorzaak is van dit verschil in inzicht tussen de adviesbureaus en waterstofproducenten?
Kiwa en DNV hebben geadviseerd eerst een minimale zuiverheidspercentage vast te stellen van 98% en een aantal jaar later dit te evalueren en eventueel te verhogen. In die zin is er geen verschil in inzicht dat op termijn een hogere minimumwaarde optimaal is, maar adviseren Kiwa en DNV daar gefaseerd naar toe te werken. Ze verwachten namelijk dat op termijn een hogere minimum zuiverheid optimaal is en de kwaliteitseisen dus kunnen worden verhoogd. Reden voor deze verwachting is dat het aandeel van elektrolyse (groene waterstof met hoge zuiverheidsgraad) in de waterstofproductie toeneemt en er over een aantal jaar meer kennis is opgedaan over het transporteren en opslaan van waterstof en de mogelijkheden voor reiniging van waterstof.
Wat is uw reactie op het standpunt van waterstofproducenten dat er investeringen in zuiveringssystemen nodig zullen zijn om groene waterstof te transporteren indien de minimale zuiverheidsgraad op 98% wordt gesteld? Wat zal daarvan de impact zijn op de kosten van groene waterstof, de systeemkosten voor de netgebruikers, de vraag naar groene waterstof en de uitrol van groene waterstof in Nederland?
Met behulp van elektrolyse wordt waterstof geproduceerd met een zeer hoge zuiverheid. Partijen die elektrolyse-projecten ontwikkelen, geven aan dat zij marktvraag zien naar waterstof met een hoge zuiverheid. Deze partijen hebben daarom ook de voorkeur voor een waterstofnet met zo hoog mogelijke eisen aan de zuiverheidsgraad. Afnemers die zuivere waterstof willen gebruiken hoeven minder (zuiverings)kosten te maken indien de minimale zuiverheidsgraad hoger is, Aan de andere kant geldt dat bij een relatief hoge ondergrens van de zuiverheidsgraad bepaalde waterstofproducenten (blauwe waterstof) en importterminals meer moeten zuiveren ten opzichte van een zuiverheid van 98% en dus meer kosten moeten maken om in te kunnen voeden op het net.
Een hoge ondergrens voor de minimale zuiverheid verlaagt dus relatief de kosten voor gebruik van groene waterstof ten opzichte van blauwe waterstof en geïmporteerde waterstof.
Wie zal de kosten voor het investeren in deze zuiveringsinstallaties moeten dragen? Op welke plek in de keten komen deze terecht?
Bij een relatief hoge zuiverheidseis zijn het producenten van minder zuivere waterstof die de kosten van zuiveringsinstallaties moeten dragen. Uiteindelijk zijn het afnemers voor wie waterstof van lagere kwaliteit ook zou volstaan die deze kosten dragen. Bij een lagere zuiverheidseis zijn het gebruikers die een hoge kwaliteit nodig hebben die geconfronteerd worden met kosten omdat zij het waterstof dat zij uit het waterstofnetwerk betrekken, moeten zuiveren.
Zowel de hoogte van de kosten van zuivering als de verdeling van de kosten zijn dus afhankelijk van de kwaliteitseis. Daarom moet ik voor de vaststelling van die eis een belangenafweging maken.
Door wie zullen de kwaliteitscriteria worden vastgesteld? Is Gasunie daarvoor verantwoordelijk of bent u degene die daarover besluit?
Ik zal de kwaliteitscriteria vaststellen. Het gaat daarbij overigens niet alleen om de zuiverheid van de waterstof maar ook om andere kwaliteitsparameters zoals de temperatuur van de waterstof.
Op welke wijze zullen onder andere waterstofproducenten worden betrokken in de besluitvorming over de uiteindelijke kwaliteitscriteria?
Ik heb de marktconsultatie georganiseerd om marktpartijen bij de besluitvorming over de criteria te betrekken. De resultaten van aanvullend onderzoek zal ik daarnaast met representatieve organisaties bespreken.
Wat is uw reactie op de suggestie om de kwaliteitscriteria voor waterstof al in een vroeg stadium te bespreken met onder andere de Duitse, Belgische en Britse overheid? Bent u bereid dit toe doen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang om bij de vaststelling van de kwaliteitscriteria nauw op te trekken met buurlanden. Medewerkers van mijn ministerie hebben contact met ministeries in omringende landen en medewerkers van de Europese Commissie met de vraag of zij vergelijkbare signalen hebben ontvangen.
Klopt het dat in de studie van DNV en KIWA is gewerkt is met een simpel model waarin grote toekomstige waterstofgebruikers uit onder andere de staalsector en raffinage niet zijn meegenomen? Zo ja, wat betekent dit voor de uitkomst van de studie en het advies met betrekking tot de minimaal vereiste zuiverheidsgraad?
Zie de beantwoording van vraag 10.
Bent u bereid om voordat de kwaliteitscriteria worden vastgesteld een nieuw, uitgebreider onderzoek te doen waarin alle sectoren worden betrokken om daarmee te komen tot een norm die voor een zo groot mogelijk aantal partijen hanteerbaar is?
Ja. Ik ga opdracht geven voor aanvullend onderzoek waarin inzichten uit de marktconsultatie worden meegewogen en ook de door uw Kamer aangegeven wens om de ambities ten aanzien van de productie van groene waterstof te verhogen.
Ik zal daarbij vragen om er vanuit te gaan dat de kwaliteitscriteria in één keer voor een langere periode moeten worden vastgesteld (dus zonder aanpassing na een aantal jaren). De onderzoekers zal daarnaast gevraagd worden om te beschrijven met welke aannames zij werken over (1) het aanbod en het gebruik van waterstof in specifieke sectoren en (2) het deel van de waterstofproductie dat ingevoed wordt in het landelijke net. Voor afronding van het onderzoek zullen de gebruikte scenario’s met representatieve organisaties worden besproken.
Na afronding van het onderzoek zal ik een beslissing nemen over de kwaliteitscriteria. Voor de zomer zal ik u informeren over de vervolgstappen.
De inzet van dieselaggregaten |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel dieselaggregaten worden momenteel in Nederland ingezet en in welke sectoren en voor welke toepassingen worden deze het meest gebruikt?
Volgens de emissiemodellering1 zijn er naar schatting ca. 11.000 dieselaggregaten. Deze dieselaggregaten worden voor het grootste deel (ca.75%) ingezet in de bouwsector. De overige worden ingezet in de sector «handel, diensten en overheidssector» en de sector «industrie». De dieselaggregaten worden ingezet voor tijdelijke stroomvoorziening voor bijvoorbeeld elektrische torenkranen en lichtmasten op de bouwplaats of voor evenementen.
Kunt u aangeven wat de impact van deze dieselaggregaten is op de luchtkwaliteit en op de uitstoot van CO2?
De uitstoot van dieselaggregaten bedroeg in 2021 in totaal 2,1 kton stikstofoxiden, 0,13 kton fijnstof en 0,235 Mton CO2 2. De totale uitstoot van stikstofoxiden (NOx) op Nederlands grondgebied bedroeg in 2021 313,3 kton en van fijnstof (PM2,5) 15,9 kton3. Ten opzichte van deze totale Nederlandse uitstoot is de impact van dieselaggregaten op de grootschalige achtergrondconcentratie van luchtvervuilende stoffen dus beperkt (minder dan 1%). Ook de uitstoot van CO2 is naar verhouding beperkt. Lokaal kunnen dieselaggregaten echter wel significante impact hebben op de concentraties van luchtverontreinigende stoffen op leefniveau. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de situatie dat, zoals vermeld in de RIVM-bron4 die wordt aangehaald in de vragen, een dieselaggregaat wekenlang vlak bij de gevel van woningen wordt opgesteld vanwege (ver)bouwwerkzaamheden. De lokale impact op leefniveau hangt dan onder meer af van de emissie-kenmerken van de bron, de duur van de uitstoot en de afstand tot de bron.
Is het juist dat gemeenten bijvoorbeeld bij de aanbesteding van bouwprojecten en in de vergunningverlening voor evenementen eisen kunnen stellen aan de uitstoot van aggregaten1? In hoeverre maken gemeenten daar ook daadwerkelijk gebruik van? Kunt u dit in beeld brengen?
Het is juist dat bij openbare aanbestedingen en evenementen eisen kunnen worden gesteld aan dieselaggregaten. Bij openbare aanbestedingen gaat het dan om het stellen van eisen voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Voor uitbestedingen met mobiele machines zijn specifieke MVI-criteria opgesteld met emissie-eisen waaraan moet worden voldaan6. Bij vergunningverlening voor evenementen kunnen gemeenten eisen stellen aan de stroomopwekking met aggregaten, al betreft dit veelal de geluidproductie en lekdichtheid van de brandstofopslag. Gemeenten maken niet veel gebruik van deze mogelijkheden om de inzet schone en emissievrije aggregaten te vereisen. Dieselaggregaten worden nog altijd op grote schaal toegepast.
Welke andere mogelijkheden hebben gemeenten (en andere overheden) om het gebruik van alternatieven voor dieselaggregaten te bevorderen of voor te schrijven?
Een andere mogelijkheid voor gemeenten om het gebruik van dieselaggregaten tegen te gaan, is het invoeren van een milieuzone voor mobiele werktuigen. In het Schone Lucht Akkoord is afgesproken om onderzoek te doen naar milieuzones voor mobiele werktuigen die worden ingezet, onder andere voor de logistiek, evenementen, groenbeheer, infra- en bouwwerken. Om te voorkomen dat vervuilende dieselaggregaten nodig zijn, hebben gemeenten verder de mogelijkheid om een goede stroomvoorziening te realiseren op locaties waar regelmatig evenementen worden gehouden. Met een goede stroomvoorziening hoeven geen vervuilende dieselaggregaten te worden toegepast. Bij de inzet van dieselaggregaten in de nabijheid van Natura 2000 moet door het bevoegd gezag, veelal de provincie, een natuurvergunning in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) worden afgegeven, als er een risico is dat de natuurlijke kenmerken van het gebied worden aangetast. Met de bevoegdheid om natuurvergunningen af te geven, hebben provincies een belangrijk middel in handen om de inzet van schone en emissieloze aggregaten te stimuleren.
Klopt het dat de Europese normen voor dieselaggregaten achterlopen in vergelijking met normering voor het wegverkeer? Welke stappen worden er gezet om daar verandering in te brengen?
Wat betreft de uitstoot van stikstofoxiden en fijnstof klopt het voor kleinere en zeer grote dieselaggregaten dat de normering achterloopt bij het wegverkeer. Voor middelgrote en zwaardere dieselaggregaten klopt dit echter niet.
De meest recente emissie-eisen voor dieselaggregaten zijn de zogeheten Stage V normen voor mobiele machines7. Deze eisen zijn afhankelijk van het vermogen van de motor. Voor middelgrote en zwaardere motoren (vermogen tussen 56 – 560 kW) zijn de Stage V normen gelijkwaardig aan de huidige Euro-VI normen voor vrachtwagen. De testprocedures en controles zijn voor deze Stage V motoren echter wel minder veeleisend dan voor vrachtwagens. Voor kleinere aggregaten (vermogen lager dan 56 kW) en de meest zware aggregaten (vermogen hoger dan 560 kW) gelden minder strenge eisen. In het bijzonder voor de meest kleine dieselaggregaten (vermogen kleiner dan 19 kW) gelden zeer ruime eisen.
Er zijn geen Europese normen voor de CO2-uitstoot van mobiele werktuigen. Wat betreft normering van de CO2-uitstoot loopt deze dus voor alle motorgrootten achter bij het wegverkeer.
Met het oog op aanscherping van de normen heeft TNO de afgelopen jaren in opdracht van het Ministerie van IenW meetonderzoek uitgevoerd naar de praktijkuitstoot van mobiele machines. Dit onderzoek, dat aan uw Kamer is toegestuurd8, laat zien dat de kleinere en de meest grote Stage V motoren nog sterk vervuilend zijn. De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om met een voorstel voor aanscherping van de emissie-eisen voor mobiele machine te komen. Eerst wil de Commissie echter de nieuwe Euro-7 eisen voor vrachtwagens afhandelen. Nederland heeft aanscherping van emissie-eisen voor mobiele machines in januari 2023 in Genève op de agenda gezet van de UNECE. Daarnaast heeft Nederland in EU-verband de urgentie aangekaart om Europese CO2-normen voor mobiele machines te ontwikkelen.
Bent u bekend met het feit dat er goede alternatieven zijn voor dieselaggregaten (zoals batterijen, brandstofcellen en generatoren die op duurzame brandstoffen draaien) die veel minder of geen uitstoot hebben en ook kunnen zorgen voor verduurzaming van de energievoorziening? In hoeverre en op welke wijze worden deze alternatieven in het overheidsbeleid bevorderd?
Ik ben bekend met deze alternatieven met veel minder of geen uitstoot. Een prima aanpak om de uitstoot terug te dringen is echter ook om voor de stroomvoorziening op bouwplaatsen en bij festivals geen gebruik te maken van aggregaten maar van het elektriciteitsnet. In de bouw worden alternatieven voor vuile dieselaggregaten bevorderd door middel van de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB)9. Deze regeling is beschikbaar om uitstootvrije alternatieven voor aggregaten aan te schaffen. De regeling voorziet tevens in het naderhand uitrusten van bestaande dieselaggregaten met een speciale katalysator om de uitstoot van stikstofoxiden terug te dringen. Voorwaarde hiervoor is dat het aggregaat is uitgerust met een roetfilter. Daarnaast worden door de regeling innovatieve ideeën ondersteund voor uitstootvrije bouwmachines en voor verbetering van de benodigde laadinfrastructuur op bouwplaatsen.
Bent u bereid om een strategie te ontwikkelen voor het vervangen van dieselaggregaten door schonere alternatieven met daarin een combinatie van normerende en stimulerende maatregelen?
Het grootste deel van de dieselaggregaten (ca. 75%) wordt ingezet voor de bouw. Voor verduurzaming van deze aggregaten werk ik samen met de bouwsector, medeoverheden en kennisinstellingen aan één gezamenlijk gedragen routekaart voor de inzet van schone en emissieloze bouwwerktuigen. Stationaire werktuigen zoals dieselaggregaten en pompen maken onderdeel uit van deze routekaart. In de routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) wordt beschreven hoe de doelstellingen op het gebied van natuur (stikstof), klimaat (CO2) en gezondheid (fijnstof en stikstof) kunnen worden gehaald door steeds slimmer en meer schoon en emissieloos bouwmaterieel in te zetten. In een bijbehorend Convenant maken de rijksoverheid, sectorpartijen en medeoverheden afspraken over de uitvoering van de maatregelen uit de routekaart. Zodra de routekaart SEB definitief is en het convenant ondertekend, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Bent u daarnaast ook bereid om met alle netbeheerders af te spreken dat zij binnen drie jaar geen dieselaggregaten meer gebruiken op bouwlocaties en andere plekken waar zij actief zijn?
Zoals aangeven in het antwoord op de vorige vraag worden in het convenant afspraken gemaakt met de bouwsector en met medeoverheden. Netbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de inzet van dieselaggregaten op bouwlocaties. Wel moeten zij voor de netcapaciteit zorgen als geen gebruik wordt gemaakt van aggregaten. In de routekaart SEB wordt voor de afspraken over de inzet van emissieloze aggregaten gekeken naar een termijn van ca. 5 jaar met aanvullend voor vergunningen een overgangsregeling voor nieuw stage V materieel van nog eens ca. 5 jaar (in totaal dus ca. 10 jaar). Een termijn van 3 jaar is te kort om in de bouw alle dieselaggregaten door emissievrije toepassingen en netwerkaansluitingen te vervangen.
De berichten ‘Twitter heft adviesraad op die platform veilig moest houden’ en ‘Elon Musk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Twitter heft adviesraad op die platform veilig moest houden»1 en het bericht «ElonMusk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol»?2
Ja, ik ben bekend met deze berichtgeving.
Deelt u de mening dat de veiligheid op Twitter sinds de overname door Elon Musk steeds verder verslechtert, onder andere door het opheffen van de Trust & Safety council en het ontslag van medewerkers die berichten beoordeelden en verwijderden?
De ontwikkelingen binnen de Twitter organisatie volgen elkaar momenteel snel op. De berichtgevingen over de effecten hiervan voor gebruikers lopen uiteen.
Het is van belang dat mensenrechten en democratische waarden door online platforms worden gewaarborgd, en dat platforms als Twitter hierover verantwoording afleggen.
Wat vindt u van de tweets van Musk over wetenschapper Anthony Fauci, waarin wordt opgeroepen tot strafrechtelijke vervolging van deze wetenschapper? Wat vindt u van het blokkeren van Twitter-accounts van verschillende Amerikaanse journalisten?
De persoonlijke tweets van de heer Musk zullen onder Amerikaans recht beoordeeld moeten worden door de toezichthoudende instanties aldaar. De journalisten die hun account zagen geblokkeerd na een (vermeende) overtreding van het privacy-beleid zijn weer toegelaten op het platform. Het spreekt voor zich dat ik elke onrechtvaardigde inbreuk op de journalistieke vrijheid afkeur.
Deelt u de mening dat dergelijke acties, van iemand die eigenaar is van Twitter en zelf 121 miljoen volgers heeft, schadelijke en ernstige gevolgen kunnen hebben in de fysieke wereld?
Uiteraard keur ik haatzaaiende berichten – in welke vorm dan ook – af. Hierover maakten we reeds in EU-verband afspraken met verschillende social media platforms3. Onder artikel 34 en 35 van de nieuwe Digitale Dienstenverordening4 die dit jaar voor online platforms in werking treedt, zullen platforms met meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU de impact van hun dienstverlening op fundamentele rechten, waaronder vrijheid van de pers, het publieke debat en non-discriminatie in kaart moeten brengen en passende maatregelen moeten nemen om deze te beschermen. Met 61,9 miljoen gebruikers in de EU eind 20225 ziet het er naar uit dat Twitter aan deze wettelijke verplichting moet gaan voldoen en anders boetes moet betalen. De Europese Commissie houdt hier toezicht op. Het is heel goed dat alle zeer grote online platforms nog dit jaar aan deze regels zullen moeten voldoen.
Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling in de wetenschap dat Twitter met 3,5 miljoen actieve gebruikers een van de grootste social media platforms van Nederland is en daarmee een podium biedt aan het publieke debat in Nederland?
Het kabinet heeft er mee ingestemd dat een platform met een bereik van meer dan >10% van de EU bevolking zal worden aangemerkt als een zeer groot online platform en daarmee aan aanvullende verplichtingen zal moeten voldoen onder de herziene Digitale Dienstenverordening. Platforms zullen risico’s in kaart brengen van hun (algoritmische) dienstverlening op fundamentele rechten en het publieke debat en deze moeten mitigeren.
Hoe wilt u het Nederlandse publieke debat beschermen tegen een verdere verslechtering van de veiligheid op Twitter dat zich manifesteert in een slechtere controle op racistische berichten, complottheorieën, bedreigingen en andere vormen van hate speech?
Nog dit jaar zullen zeer grote online platforms moeten voldoen aan de verplichtingen uit de herziene Digitale Dienstenverordening en zullen ze de eerste rapportage aan de Europese Commissie, die toezicht houdt, moeten toezenden. Wanneer het platform inbreuk pleegt op de bepalingen uit de verordening kan de Europese Commissie geldboeten opleggen die niet meer bedragen dan 6% van zijn totale wereldwijde jaaromzet.
Bent u in overleg met uw collega’s in andere EU-lidstaten en in Brussel over een gezamenlijke aanpak om Twitter hierop aan te spreken en ervoor te zorgen dat Twitter zich aan de Europese regels houdt?
De Europese Commissie zal optreden als onafhankelijke toezichthouder bij zeer grote online platforms. Leden van de Commissie hebben aangegeven dat Twitter zich aan de regels zal moeten houden6.
De gevolgen van de inframarginale prijscap op biogasproducenten met een warmtekrachtkoppeling (WKK) |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe kijkt u, gezien het belang van het stimuleren van mestvergisting en het opschalen van de productie van groen gas, naar het risico dat ruim 50 bedrijven met een biogas-WKK installatie door forse prijsstijgingen van biogrondstoffen en als gevolg van de inframarginale prijscap mogelijk failliet zullen gaan?
Als een bedrijf failliet gaat, komt dit vaak door een combinatie van factoren. Een risico is bijvoorbeeld het niet kunnen doorberekenen van prijsstijgingen van biogrondstoffen door contractuele afspraken over vaste verkoopprijzen. Ik vind het onwenselijk als bedrijven failliet gaan als direct gevolg van de inframarginale prijscap.
Deelt u de mening dat het ombouwen van deze biogas-WKK installaties naar groen gas productie een belangrijk onderdeel kan zijn van het uitbreiden van de groen gas productie en dat daarom moet worden voorkomen dat deze installaties voorgoed uit bedrijf gaan?
Ik deel de mening dat het ombouwen van biogas-WKK installaties naar productie van groen gas een belangrijk onderdeel is van het uitbreiden van de productie van groen gas in het algemeen. Ik vind het onwenselijk als installaties uit bedrijf gaan maar dit voorkomen is geen doel op zich, er kunnen immers vele redenen zijn voor een eventueel faillissement.
Klopt het dat de inframarginale prijscap erop gericht is om overwinsten tegen te gaan, maar dat deze maatregel en de hoogte van het prijsplafond 240 euro er bij ondernemers met een biogas-WKK installatie juist voor zorgt dat zij geen winst maken of zelfs verlies zullen draaien, omdat hun kosten vaak hoger liggen dat het prijsplafond?
Het is ingewikkeld om te bepalen wat een passend niveau is voor biogas-WKK installaties. Er worden veel verschillende soorten biomassa ingezet, waarvan de kosten niet transparant zijn zoals prijzen van elektriciteit of kolen op een beurs dat wel zijn. Met het hogere plafond van 240 euro/MWh voor biomassabrandstoffen was beoogd alleen overwinsten af te romen. Dit niveau is gebaseerd op kosten van houtige biogrondstoffen. Ik erken dat dit geen goede indicator is voor de kosten van andersoortige biogrondstoffen. Ik heb signalen ontvangen dat een Duitse analyse van de kosten voor biogrondstoffen voor biogas-WKK’s een betere indicator is. Om een passend plafond te kunnen bepalen voor dit soort installaties ga ik me daarom baseren op deze data. Wegens de internationale markt voor grondstoffen voor vergisting acht ik deze kosten ook representatief voor de Nederlandse markt. Op basis van de Duitse analyse zal ik de hoogte van het prijsplafond voor biogas-WKK installaties aanpassen naar 285 euro/MWh, om zo ook voor deze categorie alleen overwinsten af te romen.
Is het juist dat voor groene stroom op basis van groen gas een prijsplafond geldt van 365 euro per MWh, terwijl het plafond voor groene stroom op basis van Biogas-WKK op 240 euro per MWh ligt? Zo ja, in hoeverre vindt u het rechtvaardig dat een groen gas producent geen last heeft van een prijsplafond en de groen stroom producent wél?
Nee dit is niet juist. Voor groen gas geldt de heffing niet, net zo min als voor biobrandstoffen. Er is alleen gedurende 7 maanden een heffing voor marktinkomsten van elektriciteitsproductie uit biomassabrandstoffen hoger dan een bepaald plafond, net als voor de meeste andere elektriciteitsproductie, uitgezonderd die uit aardgas. De Verordening beoogt overwinsten bij elektriciteitsproductie af te romen als gevolg van de hoge elektriciteitsprijzen door de hoge gasprijzen, en met dat geld o.a. huishoudens te compenseren voor de hoge energieprijzen.
Klopt het tevens dat Duitsland een hoger prijsplafond van 285 euro per MWh hanteert? Zo ja, in hoeverre wordt daarmee het risico genomen dat duurzame biogrondstoffen uit Nederland naar Duitsland verdwijnen en dat ook kostprijs van biogrondstoffen in Nederland nog verder zal stijgen?
Duitsland gaat uit van een ander systeem voor de heffing en kijkt ook niet naar daadwerkelijke marktinkomsten. Elke installatie kan in Duitsland ook een ander plafond hebben, als gevolg van een andere subsidiehoogte onder de EEG (Erneuerbare-Energien-Gesetz; wet op hernieuwbare energie). Er kunnen biogas-WKK-installaties zijn die door de combinatie van EEG en een opslag die gehanteerd wordt een plafond op marktinkomsten van 285 euro per MWh hebben. Door ons, bij de bepaling van de hoogte van het nieuwe plafond, te baseren op de Duitse data over biogrondstoffen prijzen, wordt het risico van weglek van duurzame biogrondstoffen naar Duitsland weggenomen.
Bent u gezien het bovenstaande bereid om het prijsplafond voor Nederlandse biogas-WKK installaties gelijk te stellen aan het in Duitsland gehanteerde plafond van 285 euro per MWh, zodat de biogas-WKK installaties ook hier in bedrijf kunnen blijven en in de toekomst kunnen worden benut voor groen gas productie?
Ik ben bereid, om bovengenoemde redenen, om specifiek voor biogas-WKK installaties een hoger plafond in te stellen, van 285 euro/MWh. Hiermee wordt beoogd om alleen overwinsten af te romen, zodat biogas-WKK installaties in bedrijf kunnen blijven.
In hoeverre bent u bereid om gezien de fluctuerende prijzen van biogrondstoffen waar biogas-WKK ondernemers mee te maken hebben het prijsplafond voor deze sector te baseren op een gemiddelde over de zeven maanden waarin het plafond geldt in plaats van een maandelijkse afrekening?
Hiertoe ben ik niet bereid. Ik geef bij deze tijdelijke heffing veel aandacht aan de uitvoerbaarheid, bijvoorbeeld door installaties, waaronder ook biogas-WKK’s kleiner dan 1 MW, uit te zonderen van de heffing. Ik heb al een uitzondering gemaakt met een hoger plafond voor deze installaties, wat de uitvoering compliceert. Ik heb gekozen om aan te sluiten bij de maandelijkse boekhouding. Om complexiteit bij de uitvoering te voorkomen wil ik niet meer uitzonderingen introduceren. Voor alle elektriciteitsproductie wordt gekeken naar de maandelijkse marktinkomsten.
Bent u bereid op korte termijn de zorgen die er zijn bij de bedrijven met een biogas-WKK installatie te adresseren en een passende oplossing te bieden, zodat bedrijven die te goeder trouw hebben geïnvesteerd in duurzame projecten niet zo zwaar benadeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Met het hogere plafond voor biogas-WKK installaties van 285 euro/MWh ben ik van mening dat een passende oplossing is geboden voor deze installaties.
Decentrale productie van bio-LNG. |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar de groeiende CO2-uitstoot van het langeafstandstransport en de rol van bio-LNG in de verduurzaming van deze sector?
De verduurzaming van het langeafstandstransport staat hoog op mijn agenda. Zowel de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) als de laatste gegevens volgens de IPCC-berekeningen laten geen groeiende CO2-uitstoot zien van het langeafstandstransport, hier draagt (bio)LNG ook in positieve zin aan bij. BioLNG is een van de transitiebrandstoffen voor het langeafstandstransport richting zero-emissie. Het is een van de opties om diesel te vervangen en is tevens in de bestaande LNG-infrastructuur tot 100% hernieuwbaar in te zetten.
Hoe beoordeelt u de huidige situatie, waarin er door een uitzonderlijk hoge LNG-prijs in de transportsector wordt teruggeschakeld naar diesel, waardoor verduurzaming van deze sector sterk wordt afgeremd? Welke mogelijkheden ziet u om deze trend te keren?
Ik ben mij ervan bewust dat alle brandstofprijzen sterk zijn gestegen en ook aanzienlijk schommelen ten gevolge van de onzekerheden op de energiemarkt door de oorlog in Oekraïne. Daarom heeft het Kabinet ook besloten om alle brandstofaccijnzen, ook die waar LNG onder valt (LPG), te verlagen. Deze maatregel is verlengd tot en met 30 juni 2023.
In het algemeen zie ik geen afremming van de verduurzaming van transport. Via het beleid energie vervoer, met de RED II-implementatie, worden de brandstofleveranciers van benzine en diesel aan wegvervoer namelijk verplicht om een toenemend aandeel hernieuwbare energie te leveren. BioLNG is een van de routes om de stijgende verplichting te realiseren. Vooruitkijkend naar 2030 zie ik dat de ambities vanuit het Coalitieakkoord en Fit for 55 verder zullen toenemen, bijvoorbeeld met de implementatie van de RED III. Kortom, er is voldoende perspectief en instrumentarium om transport te verduurzamen.
Kunt u aangeven hoe er in het beleid omtrent bio-LNG rekening wordt gehouden met het feit dat er bij decentrale productie van bio-LNG ook CO2 wordt afgevangen, dat deze biogene CO2 fossiele CO2 in de industrie vervangt, en een basisgrondstof is voor toekomstige synthetische brandstoffen?
De afgevangen biogene CO2 wordt momenteel meegenomen in de ketenemissies van de hernieuwbare brandstof en kan daarbij ingezet worden ter vervanging van fossiele CO2 in de industrie. De huidige nationale systematiek stuurt op hernieuwbare energie. Alle hernieuwbare brandstoffen moeten aan de duurzaamheidscriteria voldoen waaronder een minimum CO2-reductie in de keten. Er kan momenteel niet geprofiteerd worden van een hogere CO2-reductie dan het minimum in de keten. Met de implementatie van de REDIII ben ik voornemens om op een CO2-sturend systeem over te stappen. Hierdoor zullen beter presterende hernieuwbare brandstoffen vanaf 2025 financieel aantrekkelijker kunnen worden.
Kunt u een beeld schetsen van hoe u in het beleid rondom bio-LNG de voor- en nadelen van zowel decentrale als centrale productie van bio-LNG tegen elkaar afweegt en daarbij in ieder geval in te gaan op de volgende punten: de voordelen van decentrale productie van bio-LNG met betrekking tot de CO2-voetafdruk, alsmede de onzekerheid waar decentrale initiatieven voor de productie van bio-LNG mee te maken hebben en het gevaar van stilstand, ook bij het uit bedrijf nemen van warmtekrachtkoppelingen (WKK’s) (en de daarmee gepaard gaande reductie van stikstofemissies)?
Het beleid ondersteunt de productie van bioLNG via de volgende twee routes:
Voor de stimulans van de decentrale productie van bioLNG heb ik deze route opgenomen in de SDE++. Dit blijkt nog een jonge markt te zijn; zo zijn er in 2022 geen aanvragen ingediend voor deze route. Voor bioLNG is er groei mogelijk bij ombouw van de bestaande WKK naar bioLNG-installatie. Dit wordt niet gestimuleerd via de SDE++. Momenteel wordt er nog weinig bioLNG in Nederland geproduceerd.
Naar aanleiding van deze vragen lijkt er interesse te zijn in de ontwikkeling van decentrale productie bioLNG, daarom wil ik samen met de markt gaan kijken hoe we dit beter op elkaar kunnen afstemmen.
Verder zie ik ook de voordelen in de centrale productie van bioLNG. Dit is wat betreft ruimtelijke inpassing eenvoudiger en partijen zijn niet gebonden aan de locaties van de vergisteren.
Wat betreft de CO2-voetafdruk zal dit onderdeel zijn van de implementatie van de REDIII. Zoals aangegeven ben ik voornemens om over te stappen op een CO2-sturend systeem waarbij een hogere CO2-reductie in de keten financieel aantrekkelijk kan worden binnen de systematiek.
De onzekerheden voor investeringen in de bioLNG (decentraal alsook centraal) komen naast de hoge gasprijzen voort uit trage vergunningsverlenging voor installaties alsook de bijmengverplichting voor de gebouwde omgeving. Met een onderzoek wordt de eventuele spanning tussen de inzet van biogas in de mobiliteit en biogas in de gebouwde omgeving onderzocht. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat de inzet van biogas in de mobiliteit beperkt wordt. Hierover zal ik uw Kamer samen met Minister Jetten zo snel mogelijk informeren.
Welke mogelijkheden ziet u om de voordelen die het decentraal produceren van bio-LNG heeft, beter te benutten en welke concrete maatregelen neemt u hiervoor?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven heb ik al maatregelen genomen om de decentrale productie van bioLNG te stimuleren middels de opname van aparte categorieën in de SDE++. Daarnaast ben ik voornemens om bij de RED III-implementatie ketenreducties expliciet te belonen, ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd met de brief «start implementatie RED III voor vervoer» (IENW/BSK-2022/310681). Dit kan een stimulans geven voor decentrale bioLNG. Echter, de verdere stimulering van bioLNG in transport hangt ook nauw samen met de ontwikkeling van alternatieve hernieuwbare brandstoffen en de bijmengverplichting van biogas in de gebouwde omgeving.
Het bericht ‘Gratis games zetten kinderen onder druk om aankopen te doen’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gratis games zetten kinderen onder druk om aankopen te doen»1?
Ja.
Wat is uw reactie op de steekproef van de Consumentenbond waaruit blijkt dat gratis spelletjesapps die populair zijn onder kinderen vaak gebruik maken van in-game aankopen om kinderen te verleiden of te dwingen om extra voordelen of progressie binnen het spel te kopen?
Ik vind de resultaten van de steekproef zeer zorgelijk. Het schetst een somber beeld van de huidige game-industrie en haar verdienmodellen. Dit is ook naar voren gekomen in het rapport «Behavioral design in video games» van het Trimbos-instituut.2 Naar aanleiding van dit rapport heb ik onlangs een brief naar uw Kamer gezonden met daarin initiatieven op basis van de aanbevelingen uit dat rapport.3 Hierbij ben ik ingegaan op het reguleren van verleidingstechnieken zoals loot boxes. Vooruitlopend daarop merk ik hier alvast het volgende op. Zoals in deze brief wordt aangegeven is de Europese Commissie gestart met een consultatie over consumentenbescherming in de online omgeving.4 De Commissie gaat onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn om consumenten online beter te beschermen. In het kader hiervan is de Minister van Economische Zaken en Klimaat voornemens aan de Europese Commissie voor te leggen of loot boxes5 als oneerlijke handelspraktijk kunnen worden aangemerkt. Behalve loot boxes worden ook andere verleidingstechnieken in dit kader bekeken, zoals het gebruik van digitale valuta en verdienmodellen zoals het pay-to-win mechanisme.6
Daarnaast wil ik ouders en kinderen goed informeren over de kansen en risico’s van digitale technieken door middel van publieksvoorlichting.7
Tot slot wil ik wel benadrukken dat er niet alleen verleidingstechnieken zijn met een negatief effect; het Trimbos-instituut noemt ook een aantal voorbeelden van positieve effecten. Zo zijn er ontwerpen in games die aansporen om minder te pesten en vriendelijker met elkaar om te gaan, of ingebouwde onderbrekingen zodat de speler de kans krijgt om, tussen sessies door, een korte pauze te nemen.
Is er (wetenschappelijk) onderzoek beschikbaar naar de vraag of en hoe kinderen door worden beïnvloed in hun keuze- en koopgedrag door de manier waarop in-game aankopen in spelletjesapps worden gepresenteerd? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Het hierboven genoemde onderzoek van het Trimbos-instituut geeft inzicht in de verschillende verleidingstechnieken in games. Voor zover bekend is er geen wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over hoe die verleidingstechnieken kinderen beïnvloeden en hoe effectief die technieken daarin zijn. Er is wel onderzoek gedaan naar de impact van de keuze- en koopgedrag van consumenten bij loot boxes.8
De Europese Commissie heeft in haar strategie Beter internet voor kinderen (BIK+) aangekondigd dat zij gaat onderzoeken wat de gevolgen zijn van neuromarketing voor kinderen op de lange termijn.9 De resultaten van dit onderzoek zullen worden gedeeld met de Europese toezichthouders, zodat zij commerciële beïnvloedingstechnieken beter kunnen beoordelen. Ik zal aan de hand van de onderzoeksresultaten beoordelen of nader onderzoek nodig is.
Is het wettelijk toegestaan voor makers van spelletjesapps om games zo te ontwerpen dat een in-game aankoop noodzakelijk is of dat kinderen onder druk worden gezet, bijvoorbeeld door een tijdscomponent, om een in-game aankoop te doen om progressie te boeken binnen de game?
De huidige consumentenregelgeving verbiedt niet expliciet bepaalde ontwerpen in games. De vraag of een bepaald ontwerp verboden is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een ontwerp in een spel kan een verboden handelspraktijk zijn, als dit een agressieve of misleidende handelspraktijk oplevert. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om kinderen in reclame rechtstreeks aan te zetten tot het doen van een aankoop van geadverteerde producten. Ook is het verboden om ontoelaatbaar druk uit te oefenen op spelers om aankopen te doen door bedrieglijk te beweren dat het product maar zeer beperkt in tijd beschikbaar zal zijn. Verder mag een spel niet als «gratis» worden omschreven als er in-game aankopen mogelijk zijn.10
Klopt het dat de verantwoordelijkheid voor handhaving op dit punt bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ligt? Wordt er door de ACM gehandhaafd op dit punt, als sprake is van overtredingen?
De Autoriteit, Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de naleving van de consumentenregelgeving. De ACM legt in haar leidraad bescherming van de online consument de huidige consumentenregelgeving uit voor game-aanbieders.11 De ACM zal, als onafhankelijke toezichthouder, optreden als zij dat opportuun acht.
Deelt u de mening dat dit «pay-to-win-principe» in spelletjesapps voor kinderen een slechte zaak is, aangezien kinderen minder bestand zijn tegen dit soort manipulatie en trucs en dat dit ook leidt tot ongewenste kosten voor gezinnen?
Ja, deze mening deel ik. Het genoemde onderzoek van Trimbos laat al zien dat dit één van de dark patterns is waar kinderen slachtoffer van kunnen worden en dat dit kan leiden tot negatieve financiële gevolgen voor gezinnen. Mijn beleid is gericht op bestrijding van manipulatie in video games omdat de financiële en mentale gevolgen hiervan onwenselijk zijn. Ik verwijs op dit punt ook naar het antwoord op vraag 2.
Vindt u dat kinderen als consument op dit gebied meer zouden moeten worden beschermd dan volwassen consumenten?
Kinderen zijn al extra beschermd, maar ik wil hier de komende jaren nog steviger op inzetten. Een voorbeeld hiervan is de inzet om op Europees niveau het gebruik van loot boxes te verbieden zoals hierboven beschreven bij het antwoord op vraag 2. Het beschermen van kinderen in de digitale samenleving is ook onderdeel van mijn werkagenda, programmalijn 2.1 «Publieke waarden beschermen». Schadelijke technieken kunnen niet alleen schadelijk zijn voor kinderen, maar ook volwassenen kunnen hieronder lijden.
Bent u bereid om te onderzoeken, op dezelfde wijze als nu met lootboxes gebeurt, of een verbod op dwingende in-game aankopen in spelletjesapps wettelijk mogelijk is?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht 'Russische hackers hebben het gemunt op Nederlandse gasinstallaties' |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russische hackers hebben het gemunt op Nederlandse gasinstallaties»?1
Ja.
Bent u ook bekend met het bericht uit april 2022 waarin al werd gewaarschuwd voor nieuw ontdekte malware, specifiek gericht op het aanvallen van de energie-industrie?2
Ja.
Onderschrijft u dat de Nederlandse en Europese gasinfrastructuur momenteel uitermate kwetsbaar zijn en tegelijk van groot belang zijn voor onze nationale veiligheid en onze energievoorziening?
Ik onderschrijf dat onze en de Europese gasinfrastructuur van groot belang zijn voor onze energievoorziening en daarmee van groot belang voor de nationale veiligheid. De overheid werkt samen met direct betrokken partijen om zo veel mogelijk dreigingen te voorkomen en risico’s te beheersen. Waar risico’s of dreigingen zich toch voordoen wordt samengewerkt om snel en adequaat te reageren.
Entiteiten die gasinfrastructuur beheren zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van hun dienstverlening en hun rol in het vitale proces en ook voor het op orde hebben van hun digitale weerbaarheid. De overheid is zich echter bewust dat vitale aanbieders zich niet in alle gevallen voldoende kunnen weren tegen door statelijke actoren gesteunde sabotage, spionage en manipulatie. De overheid ondersteunt hen daarom hierbij, onder andere door kennis en informatie te delen. Dit geldt zowel voor de infrastructuur op zee als op land.
Als Minister voor Klimaat en Energie ben ik verantwoordelijk voor de vitale processen binnen de energiesector. Vanuit haar regierol op de vitale infrastructuur stel ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid eisen op die worden vastgelegd in wet- en regelgeving en zie ik toe op de naleving ervan.
Daarnaast faciliteer ik, met het oog op de leveringszekerheid vitale aanbieders bij het vergroten van hun weerbaarheid. Dit geldt ook voor vitale aanbieders in de gassector. Bijvoorbeeld door het vergroten van de mogelijkheden voor netbeheerders om hun inkoop processen te beperken via de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied onder de energiewet. Zie voor meer maatregelen ook de brief over leveringszekerheid die op 9 december naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 023, nr. 384). Op lokaal niveau zijn Veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor risicobeheersing en crisisbeheersing. In dit kader vindt er samenwerking plaats met private partijen, waaronder vitale aanbieders.
Netbeheerders van gasinfrastructuur zijn door de overheid aangewezen als aanbieder van essentiële dienst (AED) op grond van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Per 1 januari 2023 is het vitale proces uitgebreid naar «Gasproductie (incl. gasbehandelingsinstallaties), gasopslag, landelijk en zee transport (incl. conversie) en regionale distributie van gas»3 (Kamerstuk 2022Z24210). Entiteiten actief in dit proces zijn hierdoor ook aangewezen als AED. Op grond van de Wbni zijn AED’s verplicht tot het treffen van passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen om de risico’s voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen te beheersen en verstorende incidenten te melden. Sectorale toezichthouders houden toezicht op de manier waarop vitale aanbieders invulling geven aan deze zorgplicht, in dit geval is dat de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). Daarnaast hebben AED’s recht op dienstverlening vanuit het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Het NCSC heeft primair de taak om vitale aanbieders en organisaties binnen de rijksoverheid bij te staan bij digitale dreigingen en incidenten én deze organisaties hierover te waarschuwen, informeren en te adviseren. Publieke en private partijen werken op dit gebied nauw samen.
Kunt u toelichten welke maatregelen, fysiek en digitaal, worden genomen om de gasinfrastructuur te beschermen tegen sabotage en cyberaanvallen? Kunt u bevestigen dat niet alleen infrastructuur op zee, maar ook infrastructuur op land zoals de LNG-terminals in de Rotterdamse haven en de Eemshaven wordt meegenomen in de maatregelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de stelling dat naast fysieke maatregelen ter beveiliging van de gasinfrastructuur, ook het versterken van de cyberveiligheid van essentieel belang is, mede in het licht van het onder vraag 2 genoemde bericht?
Ja.
Is in het overleg met betrokken overheidsinstanties, zoals aangekondigd in uw brief 4 november 2022 (Kamerstuk 30 821, nr. 168), zowel gesproken over de infrastructuur op zee als de infrastructuur op land?
Ja.
Wat is het resultaat van dit overleg en vindt dit overleg nog steeds plaats?
Dit overleg vindt doorlopend plaats. Op de korte termijn is gewerkt aan het beeld van de risico’s op sabotage en spionage bij vitale infrastructuur op zee en welke maatregelen er direct kunnen worden genomen. TNO doet onderzoek naar de kwetsbaarheden en mogelijke weerbaarheidsmaatregelen van data- en energie-infrastructuur op zee. Voor de lange termijn werkt het kabinet, in het kader van de motie van het lid Boswijk c.s., aan een verkenning voor een gezamenlijke strategie ter bescherming van de cruciale infrastructuur op de Noordzee. Uw Kamer is hierover in november 2022 geïnformeerd in de Kamerbrief «Toezegging inzake toezending Kamerbrief over sabotage van Nord Stream 1 en 2» (Kamerstuk 30 821, nr. 168). In deze verkenning worden dreigingen en mogelijke aanvullende maatregelen die noodzakelijk zijn om de weerbaarheid te vergroten meegenomen, onder meer tegen statelijke actoren.
Zijn bij dit overleg ook actief overheidsorganisaties betrokken die verantwoordelijk zijn voor de cyberweerbaarheid zoals het Nationaal Cyber Securyity Center (NCSC)?
Ja, het NCSC is bij dit overleg betrokken geweest.
Kunt u garanderen dat (acute) signalen over fysieke sabotage of een cyberaanval direct gedeeld kunnen worden met de juiste instanties om snel maatregelen te kunnen nemen?
Betrokken instanties hebben zowel regulier als incidenteel contact met vitale sectoren en delen hierbij relevante signalen en informatie uit over (acute) dreigingen, weerbaarheid en maatregelen. Er wordt continu gekeken of en welke beveiligingsmaatregelen nodig zijn en, afhankelijk van de ingeschatte dreiging, hoe deze maatregelen kunnen worden geïmplementeerd. Binnen de overheid vindt hierover nauwe samenwerking plaats tussen de verschillende departementen, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, NCSC en Nationale Politie.
Op het moment dat het NCSC concrete signalen van betrokken AED’s of andere partijen ontvangt over een (dreigende) cyberaanval, informeert en adviseert het NCSC relevante partijen zo snel mogelijk en, in het geval van een daadwerkelijk cyberincident, staat het NCSC de organisatie bij en ondersteunt zij waar nodig de organisatie bij het treffen van maatregelen om de continuïteit van de dienst te waarborgen of te herstellen.
Hoe ziet u de rol van de overheid bij het beschermen van de gasinfrastructuur? Neemt de overheid ook zelf actief maatregelen om de veiligheid van infrastructuur te vergroten, naast het ondersteunen van vitale aanbieders?
Zie voor de beantwoording van vraag 10 de beantwoording onder vraag 3 en 4
Kunt u aangeven of er een noodplan klaarligt mocht bepaalde energie-infrastructuur worden gesaboteerd of worden aangetast en hierdoor de leveringszekerheid in het geding komt?
Voor gas is er het Bescherm -en Herstelplan Gas (BH-G). Dit plan kan worden ingeschakeld op het moment dat er een tekort aan gas ontstaat of dreigt te ontstaan. Op 9 december heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de situatie met betrekking tot gasleveringszekerheid en de ontwikkelingen rond het BH-G (Kamerstuk 29 023, nr. 384).
In geval van crisis bij energie-infrastructuur, bijvoorbeeld veroorzaakt door sabotage, is er een Nationaal Crisis Plan (NCP) Gas en NCP Elektriciteit. Deze NCP’s beschrijven de crisisaanpak- en structuren en worden tweejaarlijks aangepast op basis van een actuele risicoanalyse. Daarnaast hebben netbeheerders van gasinfrastructuur ook hun eigen calamiteiten plannen.
De hierboven genoemde crisisplannen zijn specifieke uitwerkingen van de generieke crisisaanpak zoals beschreven in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2022 en het Nationaal Handboek Crisisbeheersing. Beide zijn op 6 december 2022 met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 29 517, nr. 225).
Kunt u bevestigen dat alle mogelijke maatregelen worden genomen voor de bescherming van kwetsbare (gas)installaties tegen acties door vijandige (statelijke)actoren?
Het kabinet draagt zorg voor het beschermen en bevorderen van de nationale veiligheid, dus ook voor kwetsbare (gas)installaties, welke bij een vijandige actie kunnen leiden tot een ontwrichting van de maatschappij. Er wordt risicogebaseerd maatregelen genomen. Dit betekent dat voor het grootste risico de zwaarste maatregelen worden genomen.
Het bericht ‘Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers’ |
|
Marieke Koekkoek (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Don Ceder (CU), Queeny Rajkowski (VVD), Farid Azarkan (DENK), Danai van Weerdenburg (PVV), Henri Bontenbal (CDA), Renske Leijten (SP), Barbara Kathmann (PvdA), Bouchallikh , Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Kunt u een schatting geven hoeveel Nederlanders momenteel gebruik maken van TikTok? Hoeveel van deze gebruikers zijn kinderen?
In januari 2022 waren er ongeveer drie miljoen Nederlandse gebruikers van TikTok.2 De minimumleeftijd voor het gebruik van TikTok, volgens het beleid van TikTok, is 13 jaar. Bij TikTok is nagevraagd hoeveel van de gebruikers in Nederland minderjarig zijn. Hierbij heeft TikTok aangegeven dat zij deze informatie niet openbaar kunnen maken, omdat het voor TikTok bedrijfsgevoelige informatie betreft. Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen hoeveel van de Nederlandse gebruikers minderjarig zijn. Hierbij speelt een rol dat de juistheid van de door gebruikers opgegeven leeftijd door TikTok niet wordt geverifieerd. Minderjarigen kunnen zich daarom als meerderjarigen voordoen. Uit onderzoek van de Britse (telecom) toezichthouder Office of Communications (Ofcom) bleek vorige maand dat één op de drie Britse kinderen een sociale media-account voor volwassenen heeft.3 Naar alle verwachting zijn er ook in Nederland kinderen die een account voor een volwassene hebben.
Welke medewerkers hebben toegang tot de verzamelde informatie? Klopt het dat een deel van de medewerkers van TikTok een dubbelrol hebben bij de Chinese Communistische Partij en dat dus de Chinese overheid toegang krijgt tot al deze persoonlijke informatie?
Op dit moment weten we niet welke medewerkers van TikTok toegang hebben tot welke gegevens. TikTok is benaderd om hier meer informatie over te geven, maar TikTok heeft aangegeven hier geen antwoord op te kunnen geven. Uiteraard zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden doorgegeven aan de Chinese overheid.
De voorwaarden waaronder persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen kunnen worden doorgegeven liggen vast in de AVG. Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, waaronder China, dient plaats te vinden volgens hoofdstuk V van de AVG. Of er bij TikTok sprake is van een onrechtmatige doorgifte, is niet aan mij of dit kabinet om vast te stellen, maar aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of diens collega in de lidstaat waar TikTok haar hoofdzetel heeft.
Momenteel doet de Ierse toezichthouder (DPC) als leidende autoriteit van de EU onderzoek naar de wijze waarop TikTok persoonsgegevens verwerkt. Het betreft een tweetal onderzoeken. Het eerste onderzoek richt zich op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarige gebruikers in de context van de platforminstellingen van het TikTok-platform met betrekking tot accounts van gebruikers jonger dan 18 jaar en leeftijdsverificatiemaatregelen. Het onderzoek gaat ook na of TikTok heeft voldaan aan de transparantieverplichtingen van de AVG in het kader van de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers jonger dan 18 jaar. Het tweede onderzoek richt zich op de overdracht door TikTok van persoonsgegevens naar derde landen waaronder China en de naleving van de vereisten van de AVG voor deze overdrachten.
De DPC is beide onderzoeken gestart in september 2021. De DPC heeft haar ontwerpbesluit in het eerste onderzoek begin september 2022 voorgelegd aan de toezichthouders – waaronder de AP – in de andere lidstaten. Dit maakt deel uit van het proces op grond van artikel 60 van de AVG. Voor het tweede onderzoek waar het gaat om de doorgifte naar derde landen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de AP gevraagd om bij haar Ierse collega te vragen naar de stand van zaken van dit onderzoek.
Kunt u toelichten om wat voor een data het hier gaat? Gaat het hier om persoonsgegevens, persoonlijke voorkeuren of psychologische profielen?
Het is mij niet bekend welke gegevens op welke manier verwerkt worden en welke TikTok-medewerkers toegang hebben tot welke gegevens. TikTok geeft in zijn privacybeleid aan welke gegevens worden verzameld. In zijn beleid schrijft TikTok dat gegevens onder drie categorieën wordt verzameld: (1) informatie die de gebruiker verstrekt, (2) automatisch verzamelde informatie en (3) informatie uit andere bronnen.
Het gaat hier o.a. om profielinformatie, gebruikerscontent en informatie uit directe berichten van gebruikers, maar ook om locatiegegevens van de gebruikers, technische gegevens met betrekking tot het apparaat van de gebruiker, gebruikers informatie en cookies. Ook wordt in gevallen door adverteerders op TikTok informatie over gebruikers gedeeld met TikTok.4
Acht u het wenselijk dat de Chinese overheid toegang heeft tot dit soort informatie, met name ook over kinderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 schreef, zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de AVG worden doorgegeven aan de Chinese overheid. Binnenkort ga ik met TikTok in gesprek in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. In dat gesprek zullen de hierboven genoemde uitgangspunten bij TikTok onder de aandacht worden gebracht.
Bent u bereid om TikTok per direct op te roepen geen gegevens van Europese gebruikers opgeslagen binnen de Europese Unie met China te delen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 kan doorgifte van persoonsgegevens in derde landen rechtmatig plaatsvinden, mits voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Op 18 juni 2021 heeft het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) richtsnoeren vastgesteld die beogen bedrijven en organisaties handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG.
Ik vind het onacceptabel indien gegevens van Nederlandse burgers onrechtmatig worden gedeeld met de Chinese overheid. Binnenkort spreek ik met TikTok in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven.
Welke stappen acht u noodzakelijk richting TikTok in Nederland en de Europese Unie zolang persoonlijke gegevens terecht komen in handen van de Chinese overheid?
Het is in de eerste plaats aan de onafhankelijke toezichthouder om onderzoek te doen naar rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens, en om daar vervolgens tegen op te treden. In het stelsel van de AVG zijn geen bevoegdheden toegekend aan het kabinet. Daarbij wil ik graag opmerken dat de toezichthouder binnen de AVG een breed scala aan bevoegdheden heeft tot het nemen van corrigerende maatregelen mocht zij dat nodig achten. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van betrokkene voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er ook een geldboete worden opgelegd en de toezichthouder kan ook een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3, voert de DPC momenteel onderzoek uit naar of de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – waaronder China – voldoet aan de AVG-vereisten voor deze doorgifte. Daarnaast heeft de AP vorig jaar een boete van 750.000 euro aan TikTok opgelegd wegens het schenden van de privacy van jonge kinderen. De informatie die de Nederlandse gebruikers van TikTok kregen bij het installeren en gebruiken van de app was in het Engels en daardoor niet goed te begrijpen door jonge kinderen. Door de privacyverklaring niet in het Nederlands aan te bieden, legde TikTok onvoldoende uit hoe de app persoonsgegevens verzamelt, verwerkt en gebruikt. Tijdens het onderzoek door de AP heeft TikTok zich gevestigd in Ierland en de AP was vanaf dat moment alleen nog bevoegd om te oordelen over de privacyverklaring van TikTok, omdat de overtreding was beëindigd.
Wat betreft de inzet van TikTok voor overheidscommunicatie kan ik u melden dat de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sinds september adviseert om de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten vanwege zorgen over gegevensbescherming.
Welke stappen worden er op dit moment binnen de Europese Unie gezet om de juridische kaders ten aanzien van adequate beveiliging van data-transfers wereldwijd te verduidelijken en uit te breiden om te voorkomen dat buitenlandse inlichtingendiensten toegang krijgen tot persoonsgegevens van Europese gebruikers?
Binnen de EU zijn bepalingen uit de AVG t.a.v. adequate beveiliging van data-transfer verduidelijkt via richtsnoeren van de EDPB (zie ook antwoord op vraag 6).5 Deze richtsnoeren beogen organisaties handvatten te bieden voor veiligheidsmaatregelen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG. Zo worden in deze richtsnoeren praktische voorbeelden gegeven van hoe veiligheidsmaatregelen getroffen kunnen worden. In deze richtlijnen staat bijvoorbeeld hoe gegevens gepseudonimiseerd kunnen worden doorgegeven en hoe gegevens versleuteld kunnen worden om deze te beschermen tegen toegang voor overheidsinstanties van het derde land.
Welke stappen zet u richting de Europese Commissie om hier aandacht voor te vragen en actie op te ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoe geeft u uitvoering aan de afspraak uit het coalitieakkoord dat we kinderen beschermen door ze het recht te geven niet gevolgd te worden en geen dataprofielen te krijgen?
Wat betreft het recht van kinderen om niet gevolgd te worden en geen dataprofiel te krijgen is Europese wetgeving van belang. In het gegevensbeschermingsrecht hebben kinderen het recht op specifieke bescherming, met name bij het gebruik van hun persoonsgegevens voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (overweging 38 AVG). Deze bescherming zal versterkt worden door de Digital Services Act (DSA) die in 2024 in werking treedt. Het wordt dan voor zeer grote platforms zoals TikTok verboden om data van minderjarigen te verzamelen voor het profileren voor marketingdoeleinden
De Europese Commissie heeft in de geactualiseerde Better Internet For Kids (BIK+) strategie aangekondigd een EU gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te gaan publiceren. Deze gedragscode moet er aan bijdragen dat de verplichtingen neergelegd in de DSA en AVG worden nageleefd om zo te voorkomen dat kinderen gevolgd worden en dataprofielen krijgen. Wij zijn nauw betrokken bij deze Europese ontwikkelingen en maken ons er hard voor om de bescherming van kinderen in de digitale wereld verder te versterken.
Kunt u deze vragen nog voor het begrotingsdebat Digitale Zaken op 14 november 2022 afzonderlijk beantwoorden?2
Ja.
De uitspraken van de rechtbank over het behoud van contracten bij faillissement energieleverancier. |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Rechtbank: klanten van failliete leverancier met behoud van contract naar nieuwe leverancier» en de uitspraken van de rechtbank waar naar verwezen wordt in het artikel?1
Ja.
Klopt het dat de rechter tot de conclusie is gekomen dat bij een faillissement van een energieleverancier bij het overnemen van het klantenbestand door een andere energie leverancier ook energieovereenkomsten (contractvoorwaarden) moeten worden overgenomen? Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de werkwijze die de Autoriteit Consument & Markt (ACM) tot op heden heeft gehanteerd?
De Rechtbank Amsterdam heeft in deze zaak geoordeeld dat «het overnemen van een klantenbestand, zonder dat daarbij de energieovereenkomsten worden overgenomen, een figuur is die in het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 niet voor komt». De Rechtbank Amsterdam heeft hierbij geoordeeld dat bij een overname artikel 2, vijfde lid, van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 moet worden geïnterpreteerd zodanig dat de leveringsovereenkomst door de overnemende leverancier dient te worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden die golden bij de failliete leverancier. Het is aan de ACM als onafhankelijk toezichthouder om de regelgeving toe te passen.
Zijn de uitspraken die de rechtbank nu heeft gedaan ook van toepassing op de gang van zaken rondom de overname van het klantenbestand van het failliete Welkom Energie door Eneco? Zo ja, welke gevolgen heeft deze uitspraak voor deze klanten?
De uitspraak van de Rechtbank Amsterdam betrof een andere zaak en is van een latere datum dan het faillissement van Welkom Energie. Het is aan de rechter om te oordelen over de gevolgen met inachtneming van de specifieke omstandigheden in een bepaald geval.
Klopt het dat bij faillissement de curator in de zogenaamde vensterperiode het klantenbestand kan verkopen aan een andere energieleverancier?2 Klopt het dat dit altijd de eerste stap is na faillissement van een energieleverancier? Wat zijn de voorwaarden waaronder een klantenbestand verkocht mag worden?
In beginsel kan tot en met tien werkdagen na het tijdstip waarop de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is genomen een (bewindvoerder met) vergunninghouder of de curator het bestand aan kleinverbruikers die een verbintenis met de vergunninghouder hebben overdragen aan één of meer andere vergunninghouders, die de levering van elektriciteit aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten.3 Deze optie wordt doorgaans inderdaad als eerste verkend. Zoals de Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld, diende in de voorliggende casus de overeenkomst onder dezelfde voorwaarden die golden bij Flexenergie te worden voortgezet.
Klopt het dat als het klantenbestand niet of deels niet verkocht wordt, de (overige) klanten naar rato verdeeld worden over de andere energieleveranciers? Geldt hier (nu) ook dat de energieovereenkomsten overgenomen dienen te worden door de nieuwe energieleverancier? Zo nee, waarom niet?
Indien het klantenbestand in de eerste tien werkdagen na het tijdstip waarop de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is genomen niet is overgenomen, geschiedt de verdeling van de klanten over de andere vergunninghouders naar evenredigheid van het totale aantal kleinverbruikers dat de andere vergunninghouders reeds beleveren.4 Een uitzondering is alleen mogelijk als de ACM op grond van de aan haar gemandateerde bevoegdheid tot een andere wijze van verdeling besluit. Bij de procedure van herverdeling geldt dat de aldus aangewezen vergunninghouder de levering van elektriciteit en/of gas met een overeenkomst voor onbepaalde tijd en verder onder zijn voorwaarden voortzet. Dit betekent dat de nieuwe leverancier de nieuwe klanten een nieuwe overeenkomst zal aanbieden.
Bent u bereid om opnieuw te kijken naar de procedures voor het overnemen van klanten bij faillissement van een energieleverancier, zodat huishoudens beter beschermd worden dan nu het geval is?
De ACM heeft mij verzocht om het Besluit leveringszekerheid op dit punt te verduidelijken. In de uitwerking van de lagere regelgeving onder de Energiewet heb ik mij reeds voorgenomen de procedure voor het overnemen van klanten bij faillissement van een energieleverancier te verduidelijken. Ik vind het van belang dat het voor alle betrokken partijen, maar in het bijzonder voor consumenten, duidelijk is waar zij aan toe zijn als hun leverancier failliet gaat.
Hoe kijkt u aan tegen de voorstellen die gedaan zijn in het pamflet «5 maatregelen om de energiemarkt te versterken»3 van het CDA en de VVD? Kunt u voor de maatregelen twee t/m vijf per maatregel aangeven hoe u deze waardeert en of u bereid bent deze op te volgen?
Ik heb met interesse kennisgenomen van het pamflet «5 maatregelen om de energiemarkt te versterken» van de leden Bontenbal (CDA) en Erkens (VVD) en ik ga hier uitgebreider op in, in mijn brief aan de Kamer met betrekking tot het aanbieden van vaste contracten.
Het combineren van maatregelen voor het reduceren van de uitstoot van stikstof en CO2 door industriële bedrijven |
|
Henri Bontenbal (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Industriële bedrijven zien uitkoop of verplaatsing om stikstof niet zitten»?1
Welke industriële bedrijven, bijvoorbeeld uit de lijst van de top 100 uitstoters van ammoniak 2), spelen zowel een belangrijke rol in de stikstofproblematiek als bij de klimaataanpak? (bijlage bij Aanhangsel handelingen 2021/22, nr. 2340.)
Bij hoeveel van deze bedrijven zou met maatregelen voor de reductie van de CO2-uitstoot ook (deels) worden voldaan aan de opgave op het gebied van stikstof?
Op welke wijze werken de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en Klimaat samen om tot een geïntegreerde aanpak van de stikstof- en klimaatproblematiek te komen specifiek voor deze bedrijven? Tot welke concrete verduurzamingsprojecten heeft dat tot nu toe geleid?
Welke concrete mogelijkheden ziet u om, door in te zetten op versnelde verduurzaming van deze industriële bedrijven, gelijktijdig de stikstofuitstoot en CO2-uitstoot naar beneden te brengen?
Bent u bereid om op zo kort mogelijke termijn in overleg met deze bedrijven een plan van aanpak te ontwikkelen voor versnelde verduurzaming, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zowel het oplossen van de stikstofproblematiek als het klimaatvraagstuk?
Het bericht ‘Steunmaatregelen ‘zeer teleurstellend’ voor glastuinbouw: ‘Dit gaat tuinders niet helpen’´ |
|
Henri Bontenbal (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Steunmaatregelen «zeer teleurstellend» voor glastuinbouw: «Dit gaat tuinders niet helpen»»? Zo ja, bent u het eens met de uitspraak «dit gaat tuinders niet helpen»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht. Ik ben het niet eens met de uitspraak dat de maatregelen die zijn genomen de tuinders niet helpt.
Kunt u een inschatting maken van de ernst van de situatie momenteel in de glastuinbouw en hoeveel geld een gemiddeld glastuinbouwbedrijf nu tekortkomt als gevolg van de hoge energierekening? Hoe verhoudt het bedrag van 62 duizend euro (tot mogelijk 93 duizend euro) zich hiertoe en hoe bent u tot dit bedrag gekomen?
De gestegen energiekosten hebben een grote impact op de glastuinbouw en ondernemers zijn meer gaan besparen en gaan extensiveren. Dit wordt ook beschreven in de tweede verkenning van de Wageningen Economic Research (WEcR) van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw die u op 9 november heeft ontvangen.2 Exacte cijfers zijn niet bekend, mede doordat er grote verschillen binnen de sector bestaan. Uit een enquête onder de leden van Glastuinbouw Nederland en Plantum blijkt dat 30% van de respondenten verwacht in financiële problemen te komen en 8% verwacht een faillissement te moeten aanvragen.
Glastuinders kunnen gebruik maken van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK-regeling). Het kabinet heeft besloten deze regeling algemeen (sector-overstijgend) op te stellen. Omdat het tijdelijke EU-staatssteunkader voor landbouwbedrijven, zoals tuinders of tuinbouwondernemingen, op 28 oktober 2022 door de Europese Commissie is verruimd, geldt nu ook voor agrarische ondernemers binnen de TEK een maximum vergoeding van € 160.000 (dit was € 62.000). Daarnaast is er een verlaging van de benodigde energiekosten als percentage van de omzet. Dit is nu verlaagd naar 12,5% naar 7%.
Kunt u inschatten hoeveel vertraging de plannen voor (verdere) verduurzaming van de sector oplopen? Komt de haalbaarheid van de doelen op het gebied van klimaat en water hierdoor in gevaar?
Nee, dit is lastig in te schatten, vanwege de diverse situatie binnen de sector. Aan de ene kant is het begrijpelijk dat ondernemers investeringen uitstellen. Aan de andere kant spreken we juist met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland op welke wijze de energietransitie versneld kan worden.
Waarom wordt de glastuinbouw niet erkent als «energie-intensieve sector», maar als «landbouwbedrijf»? Kunt u dit toelichten?
De Europese Commissie heeft een lijst van werkzaamheden die tot de landbouw worden gerekend, namelijk de lijst van bijlage 1 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Voor de Europese grondslag voor staatssteun in het kader van de TEK-regeling geldt voor landbouwbedrijven een afwijkend plafond. Hierbij maakt het niet uit of de betreffende bedrijven energie intensief zijn of niet. Zoals genoemd bij vraag 2, zijn deze plafonds opgehoogd, waardoor voor glastuinbouw binnen de TEK inmiddels geen afwijkend plafond geldt.
Deelt u de mening dat de energie-intensiviteit van de glastuinbouw een valide reden is waarom deze sector meer steun nodig heeft dan conventionele landbouwbedrijven?
Het kabinet heeft gekozen voor een generieke regeling. Alle ondernemers die aan de kaders van de TEK-regeling voldoen, kunnen hiervan gebruik maken. Daarnaast zie ik steun ook als steun bij het versnellen van investeringen in energiebesparende maatregelen en de energietransitie. Dat is de enige manier om ook minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Ik heb uw Kamer samen met de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst in april geïnformeerd over een samenhangend pakket dat met sectorpartijen wordt uitgewerkt3. Tevens is onlangs het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 getekend4.
Welke opties heeft u verkend bij de totstandkoming van deze regeling en hoe is daarbij getracht om de glastuinbouw als energie-intensieve sector optimaal gebruik te laten maken van het Europese steunpakket?
Vanuit de EU zijn medio 2022 EU-middelen uit de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld, de EU-middelen zijn in Nederland gebruikt om landbouwers met grond én met substantiële aantallen varkens en pluimvee te ondersteunen. De keuze voor deze sectoren was mede gebaseerd op de uitkomsten van het eerste WEcR-onderzoek omdat deze sectoren het meest getroffen waren door de hogere voerprijzen.
Voor de glastuinbouw waren substantiëlere bedragen nodig. De Europese Commissie heeft de staatssteunkaders in het kader van de hoge energieprijzen verruimd. Het is dan aan lidstaten om hier al dan niet gebruik van te maken, waarbij de lidstaten daar ook zelf de financiële middelen voor vrij moet maken. Het kabinet heeft ervoor gekozen om allereerst in te zetten op energiebesparing en door te pakken op de energietransitie. Ook voor de glastuinbouw wordt deze versneld en worden hier additionele middelen voor vrijgemaakt. Daarnaast heeft het kabinet besloten een generieke regeling te ontwikkelen voor het brede MKB, waar alle sectoren die aan de kaders voldoen, gebruik van kunnen maken. Hiermee zal de glastuinbouw meer steun ontvangen dan beschikbaar zou zijn geweest aan middelen uit de landbouwcrisisreserve.
In hoeverre maakt Nederland momenteel maximaal gebruik van de mogelijkheden die vanuit Europa worden geboden om de problemen in de glastuinbouwsector, als gevolg van hoge energieprijzen, zoveel mogelijk te verlichten?
De Europese staatssteunkaders bieden meerdere mogelijkheden om nationaal steun te verlenen. Iedere lidstaat, waaronder Nederland, geeft hier een andere invulling aan. Daardoor zullen verschillen tussen lidstaten ontstaan. In Nederland is gekozen voor de inzet van middelen voor energiebesparing en versnelling van de energietransitie. Daarnaast is besloten de TEK-regeling te ontwikkelen om het energie-intensieve MKB te ondersteunen.
Kunt u aangeven op welke wijze andere lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheden die door Europa worden geboden om de glastuinbouw te ondersteunen en hoe dit zich verhoudt tot wat Nederland doet? In hoeverre is er sprake van een gelijk speelveld in Europa wat betreft de verleende steun? Kunt u dit onderbouwen?
De Europese lidstaten gaan verschillend om met steunmaatregelen. In algemene zin is bekend welke maatregelen door verschillende landen zijn getroffen om sectoren te steunen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft uw Kamer hierover in november geïnformeerd5. Op welke wijze deze exact voor een tuinder uitpakken is niet bekend. Daarvoor is de aanpak tussen landen onderling te divers en zijn maatregelen en kaders ook niet overal helder uitgewerkt. Wij hebben gekozen voor een samenhangend pakket van het stimuleren van de energietransitie en energiebesparing, steun voor het MKB en de mogelijkheid van een borgstellingsfaciliteit.
Welke additionele mogelijkheden ziet u, binnen het Europese steunpakket en het landbouwsteunkader, om meer ruimte te bieden voor ondersteuning aan de Nederlandse glastuinbouw?
Er wordt gesproken over de versnelling van de energietransitie in de glastuinbouw, daar worden via verschillende instrumenten middelen voor vrijgemaakt. Zo is het budget voor subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar € 60 mln. om zoveel mogelijk aanvragen te kunnen honoreren. Via verschillende instrumenten wordt bijgedragen aan infrastructuur voor duurzame warmtebronnen. Voor die ondernemers die op korte termijn in liquiditeitsproblemen komen, heeft het kabinet besloten een tijdelijke mogelijkheid voor een borgstellingskrediet voor glastuinders te creëren onder het staatssteunkader voor steun in verband met de oorlog in Oekraïne, waarbij de overheid een deel van het risico voor een bank bij verstrekking van krediet overneemt. Het Borgstellingskrediet voor de Landbouw (BL) wordt verruimd, waardoor nu ook kredieten voor werkkapitaal, specifiek voor de tuinbouwsector onder het BL kunnen worden gebracht.
Is bijvoorbeeld bij het opstellen van het Europese crisiskader voor staatssteunmaatregelen overwogen om in artikel 42a een uitzondering voor energie-intensieve sectoren in de landbouw, zoals de glastuinbouw, te maken aangezien zij niet op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kunnen terugvallen voor de compensatie van energiekosten? Wat vindt u van deze optie? Bent u bereid om in Europees verband in te zetten op een dergelijke uitzondering?
Door de verruiming van de staatssteunkaders is het plafond per bedrijf binnen de TEK-regeling inmiddels gelijk getrokken. Het kabinet overweegt geen additionele compensatie en heeft bewust besloten een generieke regeling uit te werken voor het energie-intensieve MKB. Ik overweeg dan ook geen inzet op aanvullende steunmogelijkheden.
Het bericht ‘Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond’ |
|
Jaco Geurts (CDA), Silvio Erkens (VVD), Peter de Groot (VVD), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond»?1
Hoe vaak komen deze problemen voor? Kunt u bevestigen of de cijfers, genoemd in het artikel, kloppen?
Deelt u de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is als woningeigenaren, die hun woning willen verduurzamen, nu niet hun huis kunnen verduurzamen, omdat de instemming van de vereniging van eigenaren (VvE) uitblijft?
Heeft u enkele succesverhalen om inzichtelijk te maken hoe VvE's wel gezamenlijk met huiseigenaren optrekken in de verduurzaming? Zo ja, kunt u hier lessen uit trekken om toe te passen in situaties waar VvE's er niet uitkomen?
Hoe kunnen VvE's, gezien hun belangrijke taak ten aanzien van het gemeenschappelijk gebouwbeheer, zo worden ingericht of geholpen dat het geheel of gedeeltelijk verduurzamen van gedeeld bezit toch mogelijk wordt?
Welke stimuleringsmaatregelen heeft u om het toch voor VvE's aantrekkelijker te maken om (collectieve) verduurzamingsmaatregelen te nemen?
Hoe kunnen woningeigenaren worden geholpen bij situaties waarbij de VvE de verduurzamingsmaatregelen blokkeert?
Is het wat u betreft wenselijk en mogelijk om niet-zichtbare verduurzamingsmaatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van dubbel glas) altijd toe te staan zonder toestemming van de VvE? Bent u bereid om een lijst met deze maatregelen op te stellen?
Kunt u aangeven op welke wijze er wordt gewerkt aan een langetermijn oplossing voor de problemen met trage verduurzaming bij gedeeld huizenbezit?
Ziet u bijvoorbeeld mogelijkheden om tot wetgeving te komen waarin wordt bepaald dat de VvE te allen tijde bevoegd is op het gebied van duurzaamheid, zoals door sommige experts wordt geopperd?2 Wat zouden de voor- en nadelen zijn van een dergelijke optie?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Speculatie op de gasbeurs |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse gasbeurs onder vuur vanwege speculanten»?1
Ja.
Welke signalen van speculatie op de gasmarkt heeft u ontvangen en wat is daarop uw reactie geweest?
Op financiële markten worden derivaten(contracten), zoals futures en opties, met als onderliggende waarde aardgas (gasderivaten) verhandeld.
Voor haar toezicht op de handel in TTF-gasderivaten maakt de AFM onder meer gebruik van eigen data-analyses en meldingen van verdachte of afwijkende transacties, die marktpartijen en exploitanten en handelsplatformen verplicht zijn om te melden bij de toezichthouder. De AFM onderzoekt die meldingen, waaruit kan blijken of er al dan niet daadwerkelijk sprake is van marktmanipulatie of een andere vorm van marktmisbruik. In dat geval kan de AFM handhavend optreden. De AFM heeft vooralsnog geen indicaties dat er bij de handel in gasderivaten recentelijk sprake is (geweest) van enige vorm van marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik.
Bij de handel in gasderivaten zijn naast energiebedrijven – die posities in dergelijke derivaten aanhouden om hun bedrijfsrisico’s af te dekken –, ook financiële ondernemingen betrokken. Tot die financiële ondernemingen behoren zogenoemde market makers die op de handelsplatformen waarop gasderivaten worden verhandeld voortdurend bied- en laatprijzen afgeven. Daarmee zorgen zij voor liquiditeit op die handelsplatformen, zodat energiebedrijven, maar ook financiële ondernemingen, hun risico’s kunnen beheren door te handelen in die derivaten en de omvang van hun posities in gasderivaten aan te passen. Door die liquiditeit kan de spread (het verschil tussen de bied- en laatprijzen) worden verkleind, wat tot lagere transactiekosten leidt.
Naast market makers zijn op de handelsplatformen waarop gasderivaten worden verhandeld ook financiële ondernemingen actief, die in opdracht van hun klanten transacties in gasderivaten uitvoeren. Tot de klanten van dergelijke brokers behoren zowel energiebedrijven als financiële ondernemingen. Market makers en brokers zijn altijd aanwezig op de markt, maar juist in een situatie waarin een markt erg volatiel is, zoals recentelijk de markt voor aardgas, is het van belang dat zij op deze handelsplatformen liquiditeit verschaffen, zodat marktpartijen die posities in gasderivaten aanhouden hun bedrijfsrisico’s kunnen afdekken.
Heeft u in beeld in hoeverre de gasprijs op de Title Transfer Facility (TTF) wordt beïnvloed door speculatie en wat daarvan de effecten zijn op de gasprijzen voor bedrijven en huishoudens?
De TTF is een virtuele marktplaats waar gas in het Nederlandse gassysteem door marktpartijen aan elkaar kan worden overgedragen. Partijen kunnen de TTF voor dit doel gebruiken in bilaterale contracten, maar ook de handel op verschillende gasbeurzen, zoals ICE Endex, vindt plaats via de TTF. De handel via gasbeurzen betreft slechts een deel van het totaal aantal transacties via de TTF. Bovendien zijn er verschillende korte- en lange termijn producten die via de TTF verhandeld worden, zoals de daghandel en de termijnmarkt. Er is bijgevolg geen sprake van één «TTF prijs». Vaak zit er bijvoorbeeld een prijsverschil tussen de daghandel (spotmarkt) via de TTF en de termijnhandel via de TTF.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, heeft de AFM, die toezicht houdt op handel via de gasbeurzen, vooralsnog geen indicaties dat er bij deze handel sprake is van enige mate van marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik. Op de financiële markten zijn financiële ondernemingen en niet-financiële ondernemingen, zoals energiebedrijven, actief die transacties in gasderivaten uitvoeren of laten uitvoeren. De TTF Futures derivatenmarkt is een van de meest liquide financiële markten voor aardgas. Het meest verhandelde gascontract is het maandcontract voor de volgende maand (front-month). De prijs hiervan wordt veelal als referentieprijs gehanteerd. Omdat de TTF gebaseerd is op gas dat daadwerkelijk in het fysieke netwerk wordt geïnjecteerd (via gasvelden, LNG-terminals en pijpleidingen uit het buitenland) is het de meest betrouwbare maatstaf voor vraag en aanbod binnen het grootste marksegment van de EU (Noordwest-Europa). Om die reden is de front-month TTF-prijs de belangrijkste referentieprijs in Europa en zijn veel leveringscontracten voor de lange termijn gebaseerd op deze referentieprijs, ook buiten Europa.
De laatste tijd is de prijs die op de TTF tot stand is gekomen erg volatiel, en worden TTF-contracten tegen een relatief hoge prijs verhandeld in vergelijking met afgelopen jaren (figuur 1). Of huishoudens en bedrijven hiervan iets merken is afhankelijk van het energiecontract dat een huishouden of bedrijf heeft afgesloten, van het type contract waarmee de energieleverancier het gas heeft ingekocht (via een gasbeurs of bijvoorbeeld bilateraal), het moment waarop de energieleverancier zijn gas heeft ingekocht en tegen welke prijs. De voornaamste oorzaak van de prijsstijging is de geopolitieke situatie en de daaropvolgende afgenomen invoer van gas (met name uit Rusland) naar Europa, terwijl gelijktijdig grote inspanningen zijn verricht om de Europese gasvoorraden te vullen (waardoor de vraag toenam).
Figuur 1. TTF-gasprijs (van het meest liquide contract (fronth-month). Bron: AFM Trendzicht 2023 (figuur 11).
Welke mate van volatiliteit op de TTF kan worden toegeschreven aan speculanten? Is daar een inschatting van te maken?
Het aantal partijen dat actief is op de TTF en op het handelsplatform van ICE Endex, waar TTF-futures en -opties worden verhandeld, is gelijk gebleven. Het aandeel financiële partijen ten opzichte van niet-financiële partijen met openstaande posities is eveneens stabiel.2 Tijdens de huidige energiecrisis is de liquiditeit op de gasderivatenmarkt van ICE Endex echter afgenomen. Waar in januari 2021 nog ongeveer 1,5 miljard MWh aan posities op de futuresmarkt openstond is dit sinds het voorjaar met ruim 50% afgenomen en sindsdien stabiel gebleven (figuur 2). Deze afname had volgens experts vooral te maken met de hogere gasprijzen die eveneens tot hogere onderpandverplichtingen bij centrale tegenpartijen leidden (waardoor het simpelweg duurder is om grote posities aan te houden). De beperktere liquiditeit, in combinatie met de spanningen op de gasmarkt, heeft geleid tot een hogere volatiliteit.
Figuur 2. Aantal openstaande contracten en het handelsvolume van TTF-gascontracten. Bron: AFM Trendzicht 2023 (figuur 13).
Daarnaast kan ik opmerken dat op grond van Europese en nationale wet- en regelgeving positiebeheercontroles en positielimieten zijn vastgesteld voor de belangrijkste grondstoffenderivaten. Daaronder vallen ook de in Nederland verhandelde TTF-gasderivaten. Deze positiebeheercontroles en positielimieten moeten voorkomen dat een marktpartij een zodanig grote positie in het TTF-gasderivaat kan aanhouden dat hij de prijs van de onderliggende waarde van het contract (aardgas) kan beïnvloeden. De AFM stelt in Nederland deze positielimieten vast en houdt toezicht op de naleving van de relevante Europese en nationale wet – en regelgeving en kan handhavend optreden indien die wet- en regelgeving niet wordt nageleefd. Tevens houdt de AFM toezicht op de handel in TTF-gasderivaten om marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik te voorkomen. De AFM kan tevens handhavend optreden indien zich bij de handel in TTF-gasderivaten een situatie voordoet (of dreigt voor te doen) die als marktmanipulatie of een andere vorm van marktmisbruik kunnen worden gekwalificeerd. In verband met de recente volatiliteit op de markt voor aardgas heeft zich een dergelijke situatie niet voorgedaan.
In hoeverre is speculatie met de gasprijs op de TTF toegenomen tijdens de huidige energiecrisis ten opzichte van de marktsituatie voor de energiecrisis?
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat er afgelopen jaar bijna 113 keer meer gas op de TTF werd verhandeld dan Nederland in een jaar gebruikt en dat er op de gasbeurs meer dan 160 partijen actief zijn? Hoe verhouden deze aantallen qua volume verhandeld gas en actieve partijen zich tot eerdere jaren?
De TTF is sinds de liberalisatie van de energiemarkten uitgegroeid tot de grootste gasbeurs van Europa. Dit betekent dat bijna al het gas in Noordwest-Europa – en dus niet alleen gas dat voor Nederlands gebruik is bestemd – op de TTF is of wordt verhandeld. Volgens het jaarverslag van Gasunie werd er in 2021 voor 47.705 TWh aan gas verhandeld op de TTF en waren er maximaal 175 partijen op één dag actief.3 Dit was een toename van respectievelijk 5% en 3% ten opzichte van het vorige jaar.
In hetzelfde jaar werd in Nederland ongeveer 40 miljoen kubieke meter aardgas gebruikt4, wat met het laagcalorische gas in Nederland overeenkomt met 390 TWh. Op basis van deze indicatieve berekening kan worden aangenomen dat het klopt dat er ruim honderd keer zoveel gas op de TTF werd verhandeld als in Nederland werd gebruikt in dat jaar. Een kanttekening hierbij is dat de handel in TTF op basis van energie (in MWh) plaatsvindt en niet volume in kubieke meters. De calorische waarde van het verhandelde gas op de TTF ligt niet vast.
Acht u het wenselijk dat partijen zoals zakenbanken, hedgefondsen, durfinvesteerders en private-equitybedrijven gas inkopen en doorverkopen met als doel om daarmee zoveel mogelijk geld te verdienen, waardoor gas voor het bij de eindverbruiker beland soms wel honderd keer van eigenaar wisselt?
Het kabinet staat voor de leveringszekerheid van gas en een goed werkende gasmarkt. De markt is tot nu toe – ook in de ongewone omstandigheden van dit jaar – in staat gebleken om voldoende gas aan te trekken om in de leveringszekerheid te voorzien. Op de gasmarkt moeten alle deelnemers zich aan regels houden, waar de AFM en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als toezichthouders op toezien. Op het moment dat er signalen zijn dat er partijen zijn die zich niet aan de regels houden, kunnen de toezichthouders daarop acteren. Zoals ik in de antwoorden hierboven heb beschreven, is de activiteit van financiële ondernemingen op de gasmarkt bevorderlijk voor de marktwerking, doordat zij liquiditeit bieden en marktpartijen daarmee de mogelijkheid bieden risico’s af te dekken.
Tevens is de TTF-termijnmarkt een fysieke markt. Alle partijen hebben door deelname een leveringsverplichting richting Gasunie Transport Services en zijn daarmee verplicht te leveren aan de infrastructuur na afloop van het termijncontract. Dit weerhoudt in principe partijen met een puur speculatief karakter van deelname, omdat zij niet in staat zijn daadwerkelijk aan een potentiële leveringsverplichting te voldoen.
Deelt u de mening dat de stelling dat meer handel efficiëntere prijzen oplevert in de huidige situatie puur theoretisch is en dat speculatie en het veelvoudig in- en doorverkopen van gas derhalve geen maatschappelijke meerwaarde hebben? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals hierboven beschreven leidt een hoge liquiditeit op een termijnmarkt juist tot stabiele en betrouwbare prijsvorming. Mede daarom is de TTF uitgegroeid tot de toonaangevende gasbeurs in Europa en zelfs in de wereld. Handelaren in gas zullen alleen gebruik willen maken van een termijnmarkt wanneer deze betrouwbaar en stabiel is en niet beïnvloed kan worden door één of enkele partijen.
Welke mogelijkheden ziet u om speculatie met de gasprijs op de TTF in te perken, zodanig dat prijsopdrijvende effecten worden voorkomen? Bent u bereid om hiervoor op korte termijn een aanpak uit te werken?
Het inperken van handel op de TTF evenals van de handel op financiële markten waar gasderivaten(contracten) worden verhandeld, heeft op de langere termijn negatieve gevolgen voor de prijsstabiliteit en leveringszekerheid van gas. In een normale marktsituatie zorgt de handel op de spotmarkt voor efficiënte allocatie van gas in het TTF-pijpleidingennetwerk. Contracten voor de langere termijn zorgen juist voor meer zekerheid en stabiliteit op de markt.
Zoals in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 beschreven, is er Europese en nationale wet- en regelgeving om excessieve speculatie en marktmanipulatie tegen te gaan.