Barrières voor sociaal advocaten om toeslagenouders juridisch bij te staan en de haperende uitvoering van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) |
|
Jimmy Dijk (SP), Michiel van Nispen |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Klopt het dat de waardering van zaken voor het ondersteunen van ouders bij het herstelproces toeslagen in 2024 is veranderd van 0,5 per toevoeging naar 1,0 per toevoeging waardoor er onder de streep minder toeslagenouders kunnen worden geholpen per advocaat?1
Het klopt dat de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) het reguliere beleid van 1,0 toevoegeenheid weer hanteert. Hiermee draait de Raad een eerdere uitzondering voor toeslagenzaken terug. De uitzondering was een tijdelijke maatwerkoplossing voor toeslagenzaken, die afwijkt van de reguliere gang van zaken in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Zie verder het antwoord onder vraag 3.
Klopt het dat deze beslissing is genomen zonder dat de advocaten die werken in dit systeem hierin gehoord zijn?
Voorafgaand aan de beslissing om te stoppen met de tijdelijke maatwerkoplossing voor toeslagzaken, heeft de Raad gesprekken gevoerd met de advocaten die veel zaken in behandeling hebben onder de subsidieregeling «pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag». Het ging hierbij om enkele advocaten (kantoren) die dreigden het maximum toegestane aantal zaken per jaar te overschrijden. Daarnaast stuurt de Raad altijd aankondigingen aan advocaten die het maximum aantal zaken naderen. Vorig jaar heeft de Raad twee kantoren bezocht die dit maximum hadden bereikt, voor een persoonlijk gesprek. Tijdens deze ontmoetingen is besproken hoe deze kantoren omgingen met het hoge aantal zaken en hoe zij ervoor konden zorgen dat er voldoende kwalitatieve aandacht kan worden besteed aan de (vervolg) zaken van deze ouders. Ook is gesproken over de wens van beide kantoren om nog meer ouders te vertegenwoordigen. De uitkomst van deze gesprekken is zorgvuldig meegewogen en afgestemd met de toezichthouder van de advocaten, de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de NOvA). In het belang van de gedupeerde ouders, heeft de Raad besloten om het reguliere beleid, dat voor alle zaken in de gesubsidieerde rechtsbijstand geldt, weer in acht te nemen en dus te stoppen met het tijdelijke maatwerk voor de herstelregeling Kinderopvangtoeslag.
Ook de NOvA onderkent ten volle dat er grenzen zijn aan het aantal uren dat een advocaat jaarlijks aan zaken kan besteden. Wordt die grens overschreden, dan is de kwaliteit van de rechtsbijstand in het geding.
Waarom is ervoor gekozen deze eenheid te verhogen aangezien het in de praktijk voor veel advocaten al moeilijk was om alle ouders te helpen en door deze verhoging nog minder procedures per advocaat kunnen worden gevoerd?
Er is niet zozeer gekozen voor een verhoging, er is gekozen voor het terugdraaien van een tijdelijke maatwerkoplossing.
Om de kwaliteit van gesubsidieerde rechtsbijstand te waarborgen, stelt de Raad, in nauwe samenwerking met de NOvA voorwaarden aan de inschrijving van advocaten. Deze voorwaarden omvatten onder meer de vereiste expertise en het maximale aantal toevoegingen dat per jaar kan worden aangevraagd door een advocaat. De Raad heeft het maximum aantal toevoegingen vastgesteld op 250 toevoegeenheden per jaar, waarbij één toevoegeenheid staat voor een werklast van 6 of meer uren. Met 250 toevoegeenheden per jaar komt een advocaat uit op een werklast van (minimaal) 1.500 uur. In de juridische sector is een werklast van 1.200 declarabele uren per jaar de norm. Het beleid van de Raad dat er maximaal 250 toevoegeenheden afgegeven worden, die staan voor een werklast van meer dan 1.500 uur per jaar, overschrijdt deze norm al ruimschoots. De Raad voert dit maximumbeleid om ervoor te zorgen dat een advocaat voldoende tijd heeft om een client goed bij te staan. Het overschrijden van de jaarlijkse norm brengt de kwaliteit van de geboden rechtsbijstand in gevaar.
Tijdens de opstart van de herstelregelingen voor de toeslagenaffaire heeft de Raad het besluit genomen om de wegingsnorm voor een toevoeging voor deze zaken tijdelijk te verlagen van 1 toevoegingseenheid naar 0,5. De Raad heeft hiervoor gekozen omdat de hersteloperatie tijd nodig had om op gang te komen, waardoor deelnemende advocaten gedurende de opstartfase niet voldoende declarabele werkzaamheden konden verrichten. Dit omdat advocaten pas kunnen declareren voor de toevoeging als de activiteiten die onder een toevoeging vallen zijn afgerond. In het geval van toeslagenzaken kan dat lang duren, omdat er toevoegingen worden afgegeven voor de verschillende fases in het herstelproces, zoals bijvoorbeeld de integrale beoordeling of bezwaar. Pas als de desbetreffende fase is afgerond, kan een advocaat daarvoor declareren. Gedurende de wachttijd van bijvoorbeeld de behandeling van de integrale beoordeling kan een advocaat niet declareren en heeft de advocaat ook weinig werk aan zo’n zaak. Met de verlaging van de wegingsnorm heeft de Raad het voor de deelnemende advocaten mogelijk gemaakt om gedurende de opstartfase van de hersteloperatie tijdelijk een hoger aantal zaken aan te trekken om aan voldoende declarabele werkzaamheden te komen.
Op basis van de declaraties en de berichten van de werkgroep van toeslagadvocaten heeft de Raad de afgelopen periode geconstateerd dat de werkzaamheden die voortvloeien uit de hersteloperatie op gang zijn gekomen en tot declaraties leiden. Hiermee vervalt de bovenstaande reden voor het tijdelijke maatwerk. Omdat de werkzaamheden die voortvloeien uit de herstelzaken op gang zijn gekomen, is het van belang om het maximaal aantal zaken dat een advocaat kan aanvragen weer te normaliseren zodat de kwaliteit van rechtsbijstand wordt geborgd.
Het is niet wenselijk dat er voor de bijstand van gedupeerde ouders een andere kwaliteitsstandaard wordt gehanteerd dan voor reguliere zaken. Ook gedupeerde ouders moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede rechtsbijstand en een grondige behandeling van hun zaak.
Vindt u het een teken van goed functioneren van de Wht dat er signalen zijn van advocaten die middels de Wht toeslagenouders helpen zonder dat hier nog een toevoeging tegenover stond omdat het aantal toevoegingen te weinig is om alle ouders te helpen?
Alle ouders die dat willen, kunnen worden geholpen door een advocaat. Op dit moment zijn er ruim 280 aangemelde advocaten die zich bij de Raad hebben gemeld om rechtsbijstand te verlenen aan gedupeerde ouders. Nu er voldoende gekwalificeerde advocaten beschikbaar zijn om alle gedupeerde ouders bij te staan, bestaat over de hele linie de indruk dat daar in voldoende mate in wordt voorzien.
Een enkel kantoor heeft zoveel zaken aangenomen, dat ze het jaarlijkse maximum aan toevoegingen hebben overschreden. Die keuze van het advocatenkantoor heeft tot gevolg dat ze voor een deel van die gedupeerde ouders geen (nieuwe) toevoeging kan aanvragen. Deze ouders kunnen echter wel aanspraak maken op gesubsidieerde rechtsbijstand. In zo’n geval geldt dat het kantoor de betreffende ouders kunnen doorverwijzen naar de Raad, zodat de Raad hen kan koppelen aan een beschikbare en gekwalificeerde advocaat. Een te hoge werkdruk is niet bevorderlijk voor de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening. Het is van belang dat advocaten voldoende tijd hebben voor elke zaak.
Wat vindt u van de hoge barrières waar advocaten in het proces van de Wht tegenop lopen, zoals een gebrek aan gevraagde informatie, geen processtukken, het overslaan van oudergesprekken door zaakbehandelaars, het niet toezenden van een vooraankondiging en het onthouden van het recht om zienswijzen in te dienen waardoor het proces kwalitatief niet zorgvuldig verloopt?
De hersteloperatie richt zich op laagdrempelig herstel, bijvoorbeeld door ouders tijdens de integrale beoordeling te laten begeleiden door een persoonlijk zaakbehandelaar (hierna: PZB-er) die beschikbaar is voor vragen. Tegelijkertijd kampt de hersteloperatie ook met achterstanden en uitdagingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het tijdig leveren van de informatie die ouders en hun advocaten nodig hebben. In dat kader zijn meerdere verbetermaatregelen doorgevoerd, waardoor beter informatie met ouders wordt gedeeld en eerder processtukken kunnen worden verstrekt.
In de zestiende voortgangsrapportage (hierna: VGR) is toegelicht dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) diverse maatregelen heeft doorgevoerd om de informatievoorziening aan ouders en advocaten te versnellen en verbeteren. Allereerst ontvangen ouders sinds het najaar van 2023 tijdens de integrale beoordeling (hierna: IB) standaard een feitenoverzicht. Ook ontvangen ouders het informatie- en beoordelingsformulier aan het eind van de beoordeling. Ouders krijgen hiermee meer inzicht in wat er is gebeurd en waarom zij wel of niet gedupeerd zijn in een bepaald toeslagjaar. In januari 2024 heeft UHT nieuwe laksoftware in gebruik genomen. Ten tweede wordt sinds eind 2023 het nieuwe ouderdossier verstrekt, dat samen met ouders en advocaten is ontwikkeld. De reacties op dit ouderdossier zijn positief. Naast verstrekking van dit dossier bij bezwaren en werkelijke schade zet UHT zich ook in om het ouderdossier al tijdens de IB te verstrekken aan ouders die behoefte hebben aan meer informatie dan het informatie- en beoordelingsformulier. Om deze verbetermaatregelen voor het verstrekken van het dossier te ondersteunen heeft een opschaling van de organisatie plaatsgevonden, in combinatie met vereenvoudiging van de lakinstructie, schrappen van controles en de invoering van nieuwe laksoftware.
Het kabinet herkent niet dat er nu stappen worden overgeslagen zoals een oudergesprek of een vooraankondiging. UHT voert in principe altijd een oudergesprek, tenzij de advocaat aangeeft dit niet te willen en het ouderverhaal schriftelijk overhandigd.
Ouders ontvangen daarnaast een vooraankondiging voordat zij een definitieve beschikking krijgen. Hierin staat per jaar aangegeven op welke regeling de ouder recht heeft en hoe het bedrag is opgebouwd dat de ouder ontvangt. Zij kunnen hierop hun zienswijze uitbrengen en ten behoeve hiervan ook een ouderdossier opvragen.2 De zienswijze is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht). Uitgangspunt is dat er geen stappen in dit proces worden overgeslagen, zelfs als er voortvarende behandeling van de integrale beoordeling is geboden, bijvoorbeeld doordat een rechter heeft beslist dat een IB binnen een bepaalde termijn moet worden afgehandeld naar aanleiding van een beroep niet tijdig beslissen.
Als dit in incidentele gevallen misloopt, dan wordt daar een passende oplossing voor gezocht, zonder dat een ouder daarvoor in bezwaar hoeft te gaan.
Wat vindt u ervan dat de informatieachterstand voor advocaten hierdoor heel groot is en tevens omdat er, zonder duidelijke wettelijke basis, flinke stukken tekst worden weggelakt en persoonlijke dossiers niet beschikbaar zijn voor advocaten?
Advocaten moeten beschikken over de informatie die nodig is om hun cliënt bij te staan. Dat is de afgelopen periode niet altijd voldoende gelukt. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat advocaten in bezwaar gaan om zo alsnog een dossier te krijgen. Dat is onwenselijk. Zoals uit het antwoord op vraag 5 blijkt zijn er meerdere maatregelen genomen om informatie beter en eerder te delen en dossiers tijdiger ter beschikking te stellen.
De reden dat dossiers geanonimiseerd worden verstrekt is gelegen in de bescherming van de privacy en heeft daarmee een wettelijke basis (Algemene Verordening Gegevensbescherming, «AVG»). In de dossiers staan niet alleen gegevens van ouders, maar kunnen ook persoonsgegevens, financiële gegevens of meldingen van derden, ex-partners of inwonende anderen staan, of persoonsgegevens van medewerkers. Deze vallen onder de bescherming van de AVG. Het anonimiseren van dossiers zorgt niet voor informatieachterstand voor advocaten omdat voor de zaak relevante informatie niet wordt gelakt. Inmiddels is de instructie voor het anonimiseren door UHT vereenvoudigd, waardoor er veel minder wordt gelakt in een dossier.
Wat gaat u doen aan de klachten van advocaten waarin zij stellen dat het in 2023 ingevoerde feitenoverzicht ter vervanging van de tijdlijn totaal tekortschiet in de informatievoorziening waardoor ook om deze reden advocaten het verweer niet goed kunnen voeren?
In het algemeen geven advocaten en ook ouders aan dat het feitenoverzicht een goed inzicht geeft in wat er gebeurd is. Het feitenoverzicht is compact, overzichtelijk en leesbaar opgesteld voor de ouder. De eerder gebruikte tijdlijn bevatte ook informatie die niet relevant was. Bovendien was een deel van de informatie in de tijdlijn van meer technische aard, wat de leesbaarheid niet ten goede kwam.
Het feitenoverzicht wordt opgesteld door de PZB-er. De PZB-er kan ouders tijdens het oudergesprek aan de hand van het feitenoverzicht goed meenemen in alle relevante feiten en gebeurtenissen uit het verleden.
UHT krijgt soms het signaal terug van advocaten dat het feitenoverzicht niet toereikend is in de informatievoorziening. Ouders ontvangen tijdens de integrale beoordeling naast het feitenoverzicht ook standaard het informatie- en beoordelingsformulier. Als advocaten of ouders de informatie die hierin staat niet voldoende vinden kunnen zij er ook voor kiezen om het ouderdossier op te vragen. In de zestiende VGR is toegezegd om vanaf april 2024 het ouderdossier zo vroeg mogelijk in het proces te verstrekken. De vraag naar dossiers en de beschikbare capaciteit om deze te verstrekken kan zich uiteraard in de loop van de tijd verder ontwikkelen. Zoals opgenomen in de brief aan uw Kamer van 25 maart 2024 zet UHT alles op alles om te blijven voldoen aan de vraag naar ouderdossiers tijdens de integrale beoordeling.3
Wat gaat u doen om het fundamentele beginsel van de «equality of arms» te verbeteren zodat de toeslagenouders een redelijke kans krijgen om hun verhaal te doen en tot een rechtvaardig herstel kan worden gekomen?
Het kabinet onderschrijft dat ouders het recht hebben om goed geïnformeerd te worden. In het verleden moesten ouders lang op hun dossier wachten. Hier is met diverse verbetermaatregelen actie op ondernomen, zoals in de voorgaande antwoorden is toegelicht.
Het is belangrijk dat gedupeerde ouders een kans krijgen om hun verhaal te doen en rechtsbijstand krijgen om hun rechtsbescherming te borgen. Gedupeerde ouders krijgen op verschillende momenten in het herstelproces de mogelijkheid om hun verhaal te doen. In de integrale beoordeling is het oudergesprek een standaard onderdeel van het proces. Ook de vooraankondiging en de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze is een onderdeel van de integrale beoordeling. Daarnaast is het tijdens de integrale beoordeling ook mogelijk om een driegesprek te doen met UHT en de gemeente. Een driegesprek brengt de ondersteuning van gemeente en UHT samen. Ook bij de Commissie werkelijke schade is een gesprek met de ouder een standaard onderdeel van de procedure en er is een start gemaakt met het doorvoeren van een informele zienswijze waarin het advies aan UHT aan de ouders wordt toegelicht. Bij de route van Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH) wordt de ouder met veel aandacht in staat gesteld zijn of haar verhaal te doen.
Bij elk van deze onderdelen kan een gedupeerde ouder zich kosteloos laten bijstaan door een advocaat. Hiervoor is de subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag in het leven geroepen.
Wat vindt u van de analyse uit de praktijk waaruit blijkt dat er gemiddeld minstens drie procedures per toeslagenouder nodig zijn in de afhandeling vanwege de gebruikelijke gang naar de bezwaarschriftenadviescommissie, omdat in de integrale beoordeling geen stukken en informatie wordt gedeeld en de toeslagenouders hiervoor steevast naar de bezwaarprocedure worden verwezen en de gang naar de Commissie Werkelijke Schade (CWS) moeten maken wanneer sprake is van meer dan alleen forfaitaire schade, en er vaak nog wel meer dan drie procedures nodig zijn?
Het voeren van onnodige procedures is onwenselijk en moet worden voorkomen. Er is reeds ingezet op het standaard beschikbaar stellen van het feitenoverzicht en informatie- en beoordelingsformulier tijdens de integrale beoordeling. Het is verder de inzet om ouderdossiers eerder op verzoek te verstrekken, zodat ouders of hun gemachtigden geen bezwaar hoeven te maken om de enkele reden dat zij hun dossier willen ontvangen. Het ouderdossier is bruikbaar in alle procedures in het kader van financieel herstel, dus zowel de integrale beoordeling, werkelijke schade als eventuele vervolgprocedures zoals bezwaar.
Dat betekent niet dat procedures altijd voorkomen kunnen worden, ouders hebben het recht om in bezwaar te gaan. De Wht is zo ingericht dat er een vorm van forfaitaire vergoeding van schade plaatsvindt tijdens de integrale beoordeling en dat eventuele aanvullende werkelijke schade kan worden vergoed. Dat heeft als voordeel dat in de integrale beoordeling mensen sneller geholpen kunnen worden, voor veel mensen is dat ook voldoende. Ook is na de integrale beoordeling duidelijk welke toeslagjaren het precies betreft, hetgeen een belangrijk vertrekpunt is voor de aanvullende schadevergoeding.
Het vergoeden van aanvullende werkelijke schade duurt lang en dat is onwenselijk. Daarom wordt er ook ingezet op het bieden van meerdere routes voor het vergoeden van werkelijke schade. De ouders zelf kunnen de keuze maken welke route het beste bij hen past. Ook anderszins zijn er maatregelen genomen die moeten zorgen voor versnelling en waarbij de inzet is om te voorkomen dat mensen in bezwaar moeten gaan. Zo zorgt UHT er voor dat de integrale beoordeling wordt afgerond met één beschikking, waar het voorheen kon voorkomen dat er voor verschillende toeslagjaren en voor OG/S meerdere beschikkingen werden uitgevaardigd.
Ziet u dat op basis van de grote hoeveelheid procedures en dus toevoegingen per ouder en de verandering van de eenheid per toevoeging dat het aantal ouders dat kan worden geholpen per advocaat heel veel minder zal worden aangezien het aantal toevoegingen per advocaat wordt gemaximeerd op 250?
Het is inderdaad niet wenselijk dat toeslagouders tussentijds moeten wisselen van advocaat. Dit vraagt van advocaten dat zij rekening houden met het aantal ouders dat zij bijstaan. Met het beëindigen van het tijdelijke maatwerk wil de Raad juist het noodgedwongen wisselen van advocaat in de toekomst voorkomen. Op deze manier wil de Raad, net als bij andere zaken, tegengaan dat advocaten teveel zaken op zich (blijven) nemen waardoor ouders naar een andere advocaat moeten overstappen. Zoals ook toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4, kan het verruimen van het maximum aantal toevoegeenheden er juist toe leiden dat de kwaliteit en beschikbaarheid van de rechtsbijstand voor gedupeerde ouders, in het gedrang komt.
Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 4, hebben op dit moment ruim 280 advocaten zich aangemeld om rechtsbijstand aan gedupeerde ouders te verlenen. Hiermee kan aan de vraag naar rechtsbijstand worden voldaan. De Raad heeft tot nou toe alle gedupeerde ouders die op zoek zijn naar en advocaat kunnen koppelen aan een beschikbare en gekwalificeerde advocaat. Dreigt dat niet (meer) te lukken dan zal de Raad in overleg met de NOvA passende maatregelen treffen.
Ziet u dat hiermee het gevolg zal zijn dat toeslagenouders, bij het bereiken van dit maximum aantal toevoegingen voor advocaten, zo ook worden doorverwezen naar een nieuwe advocaat, als die al gevonden kan worden, die opnieuw moet beginnen, hetgeen ten koste zal gaan van de kwaliteit van de hulp?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het eens met de stelling dat hiermee ook het vertrouwen dat gedupeerde ouders hebben in het proces ernstig kan worden geschaad, nadat zij ook al eerder zijn teleurgesteld en benadeeld door de overheid?
Zoals in het antwoord op vragen 2 en 3 is aangegeven, stelt de Raad juist voorwaarden op aan advocaten die deelnemen aan de subsidieregeling om de kwaliteit van de juridische bijstand te waarborgen. Deze criteria zijn opgesteld in het belang van de gedupeerde ouders, om ervoor te zorgen dat ze allemaal kunnen rekenen op grondige behandeling van hun zaak. Het tegengaan van onnodige wisselingen vraagt ook van advocaten dat zij rekening houden met het aantal ouders dat zij kunnen bijstaan, en niet te veel zaken aannemen.
Bent u ermee bekend dat de kinderen van de gedupeerde ouders geen zelfstandig recht hebben om de toegang naar de CWS te maken en slechts in het kader van de behandeling van het verzoek van hun ouders, als die nog niet doorlopen is, hun situatie aan de CWS kunnen voorleggen terwijl zij het leed van hun ouders veelal zwaarder hebben ondervonden en verminderde levenskwaliteit hebben gehad?
Het Kabinet vindt het belangrijk om kinderen van gedupeerde ouders te helpen bij het opbouwen van hun toekomst. Om deze reden is de kindregeling tot stand gebracht, als een steun in de rug voor jongeren die getroffen zijn door de toeslagenaffaire om het leven weer op de rit te krijgen. De kindregeling omvat erkenning van het leed van jongeren, een leeftijdsafhankelijke financiële tegemoetkoming, brede ondersteuning op vijf leefdomeinen door de gemeenten en een breed aanvullend aanbod op het gebied van financiële voorlichting, persoonlijke ontwikkeling, mentaal welzijn alsook een aanvullend schuldhulpverleningsaanbod bij problematische schulden.
Aan de kindregeling ligt een proces van dialoog, reflectie en analyse met kinderen en jongeren ten grondslag. Zij zijn ook betrokken geweest bij de nadere uitwerking van de regeling. In samenspraak met getroffen kinderen is een indeling per leeftijd gemaakt. Alle kinderen en jongeren die in hetzelfde leeftijdscohort vallen krijgen een even grote tegemoetkoming, ongeacht de duur of de aard van het leed. Er is gekozen om in de Wht geen zelfstandig recht voor jongeren op te nemen om hun schade voor te leggen aan CWS.
Bent u ermee bekend dat de kinderen van de gedupeerde ouders wanneer zij een advocaat willen inschakelen om tegen de vergoeding van maximaal € 10.000 vanuit de Kindregeling in bezwaar te gaan, hiervoor slechts een lichte adviestoevoeging krijgen, hetgeen betekent dat er maar twee punten voor een volledige bezwaarprocedure wordt toegekend en veel advocaten het zich niet kunnen veroorloven om rechtsbijstand te verlenen voor deze minimale vergoeding?
De kindregeling zoals die in de Wet hersteloperatie toeslagen is opgenomen bestaat uit een forfaitaire vergoeding tussen de € 2.000 en € 10.000 euro afhankelijk van de leeftijd van het kind. De criteria om in aanmerking te komen voor een forfaitaire vergoeding zijn eenduidig en UHT heeft de doelgroep in beeld. De regeling wordt dan ook ambtshalve uitgevoerd. Het indienen van een bezwaar tegen de beschikking is een relatief eenvoudige handeling en vraagt maar beperkt tijd van een advocaat.
In dit specifieke geval ging het om een toevoegingsaanvraag voor het maken van een pro forma bezwaar. De werkzaamheden daarvoor zijn beperkt. Daarom volstaat in deze gevallen en in dit stadium een Lichte Advies Toevoeging (LAT) van twee punten. Indien op een later moment alsnog de gronden voor bezwaar worden ingediend en blijkt dat de advocaat daar voor meer dan drie uur werk aan heeft gehad, dan kan de verleende LAT omgezet worden naar een reguliere toevoeging van 9 punten. Dit heeft de Raad bij de verlening van de LAT ook aan de betreffende advocaat kenbaar gemaakt.
Het klopt dat de Raad, in dit soort zaken, voor het maken van een pro forma bezwaar een toevoeging afgeeft voor meerdere kinderen. Dit komt omdat het nog niet duidelijk is of er sprake is van dezelfde bezwaargronden per kind. Indien er bij het aanleveren van de gronden blijkt dat de belangen van kinderen in één gezin uiteen lopen, dan zal de Raad alsnog besluiten een afzonderlijke reguliere toevoeging van 9 punten per kind af te geven. Ook dit heeft de Raad bij de afgifte van de LAT kenbaar gemaakt aan de betreffende advocaat.
Bent u ermee bekend dat sinds kort door de Raad voor Rechtsbijstand is besloten om voor alle kinderen uit een gezin slechts één lichte adviestoevoeging toe te kennen en het er op neerkomt dat als een gezin bijvoorbeeld vier kinderen heeft, van de advocaten wordt verwacht dat zij vier bezwaarprocedures moeten voeren voor slechts twee punten?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u reflecteren op het feit dat de Staatssecretaris haar toezegging van 8 maart 2023 in reactie op de gezamenlijke brief van de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman van 26 januari 2023 dient na te komen en er oog zal moeten zijn voor de behoefte van de kinderen om een zelfstandige erkenning te krijgen en tevens oog zal moeten zijn voor de persoonlijke omstandigheden van het kind?
In de reactie op de brief van de (Kinder)Ombudsman op 26 maart 2023 is aangegeven dat het Kabinet er waarde aan hecht om in de erkenningsbehoefte van getroffen jongeren te voorzien. Er is aangegeven dat deze erkenning enerzijds plaatsvindt door het toesturen van een erkennings- en excusesbrief. In een persoonlijke brief aan kinderen en jongeren geeft het Kabinet rekenschap voor de fouten die gemaakt zijn met de kinderopvangtoeslag. Ook wordt de erkenning geboden dat kinderen en jongeren daaronder hebben geleden.
Erkenning wordt echter ook op andere wijze kenbaar gemaakt. Door jongeren nauw te betrekken bij de totstandkoming en doorontwikkeling van de kindregeling (o.a. via het Ontwikkelnetwerk Herstel van Diversion) toont het Kabinet zich verantwoordelijk en betrokken. Een groot deel van de kindregeling is rechtstreeks gestoeld op de behoeften van getroffen kinderen die zij in verschillende participatietrajecten aan kenbaar hebben gemaakt. Door goed naar hen te luisteren en opvolging te geven aan hun behoeften toont het Kabinet ook in daad de erkenning van jongeren.
Bent u bereid om te kijken naar een systeem binnen de Wht waarin alle procedures voor één ouder tezamen op één eenheid worden gewaardeerd waardoor veel meer toeslagenouders kunnen worden geholpen?
Allereerst wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 2 en 3 waarin wordt uitgelegd waarom de Raad ervoor heeft gekozen de tijdelijke aanpassing terug te draaien. De Raad heeft een maximaal aantal toevoegingen vastgesteld dat een advocaat mag aanvragen. De hersteloperatie is op gang gekomen, de werklast loopt op, en er zijn voldoende advocaten beschikbaar om alle ouders die dat willen bij te staan. Er bestaat geen reden meer om voor de zaken van gedupeerde ouders een ander maximum te hanteren. Er is geen aanleiding meer voor het opnieuw toepassen van de verlaging van de wegingsnorm. Een dergelijke aanpassing zal leiden tot minder tijd en aandacht voor de gedupeerde ouder, hetgeen niet wenselijk is.
Mocht u hier beide niet toe bereid zijn, is er dan wel bereidheid om te kijken of de eenheden voor toevoegingen net als in 2023 kan worden gewaardeerd op 0,5?
Zie antwoord vraag 17.
Wat gaat u doen om de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door advocaten aan gedupeerden in de hersteloperatie te verbeteren?
Er is op regelmatige basis contact tussen het Ministerie van Financiën, de Raad en de NOvA. In deze gesprekken kunnen ook signalen naar voren worden gebracht over uitvoeringsaspecten van de bijstand door advocaten.
Voor de reactie op de signalen die concreet gaan over het toevoegingenbeleid van de Raad verwijs ik u naar de antwoorden op bovenstaande vragen.
Wat gaat u doen aan het vergroten van de rechtsbescherming die aan de kinderen van de toeslagenouders toekomt?
Kinderen van gedupeerde ouders hebben recht op een forfaitair bedrag op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen. Zij ontvangen dit bedrag met een beschikking. Indien zij het niet eens zijn met de beschikking, staat de route van bezwaar en beroep open die met voldoende waarborgen omkleed is. Kinderen die daarbij hulp van een advocaat willen, kunnen hiervoor een reguliere toevoeging aanvragen.
Het artikel 'Veiligheid in vrouwengevangenis ‘onvoldoende’' |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Veiligheid in vrouwengevangenis «onvoldoende»: drie cipiers vervolgd voor aanranding en verkrachting»1 in de Volkskrant van 28 februari 2024?
Ja.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen van Inspectierapport PI Nieuwersluis2 van 31 mei 2023? Welke aanbevelingen uit het inspectierapport zijn tot dusver opgevolgd, en welke niet?
Op 31 mei 2023 heb ik mijn beleidsreactie op het Inspectierapport PI Nieuwersluis aan uw Kamer gestuurd.3 In mijn reactie heb ik aangegeven alle aanbevelingen van het Inspectierapport over te nemen. Ook heb ik benoemd welke maatregelen ik, samen met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), tref om seksueel grensoverschrijdend gedrag in Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwersluis en DJI breed tegen te gaan. DJI is direct van start gegaan met de aangekondigde maatregelen. Zo zijn bijvoorbeeld bij de PI Nieuwersluis intervisies binnen de teams gestart, heeft de directie de module sociale veiligheid gevolgd en is het inwerkprogramma voor de nieuwe medewerkers herzien. In de PI’s Ter Peel en Zwolle zijn aandachtsfunctionarissen bij de Commissie van Toezicht (CvT) aangesteld. In de PI Nieuwersluis is gekozen voor een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden. In de beleidsreactie op het advies van regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (RCGOG) heb ik een stand van zaken gegeven op deze maatregelen en aangegeven welke aanvullende acties in gang worden gezet.4
Deelt u de mening dat de aanvullende aanbevelingen3 van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (hierna: RCGOG) erop wijzen dat niet alle aanbevelingen uit het Inspectierapport PI Nieuwersluis voldoende zijn opgevolgd? Zo ja, hoe gaat u hier verandering in brengen? Zo nee, waarom niet?
De RCGOG onderscheidt drie niveaus bij een cultuurverandering in een organisatie zodat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet meer voorkomt: de omgangscultuur (normen, waarden en gedragspatronen), de organisatiestructuur (georganiseerde kenmerken van de setting die beïnvloeden welk gedrag mogelijk of toegestaan is binnen die setting) en het systeem van specifieke maatregelen voor de aanpak van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag (meldingsmogelijkheden en ondersteuning daarbij).
De RCGOG concludeert dat DJI op al deze drie niveaus acties heeft ondernomen, maar dat aanvullende maatregelen nodig is. In de beleidsreactie6 op het advies heb ik aangegeven hoe ik invulling geef aan deze aanvullende maatregelen.
Bent u het eens met de kritiek van de RCGOG dat de drempel om een klacht in te dienen in vrouwengevangenissen omlaag moet en dat klachten sneller behandeld moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Ik onderschrijf de noodzaak dat melden zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. Daarom heb ik naar aanleiding van het Inspectierapport meerdere maatregelen genomen om deze drempel te verlagen. Zo heb ik de Commissie van Toezicht (CvT) van iedere PI gevraagd een aandachtsfunctionaris niet-integer gedrag aan te stellen. In de PI’s Ter Peel en Zwolle zijn deze aandachtsfunctionarissen bij de CvT inmiddels ingesteld. In de PI Nieuwersluis is door de directie en de CvT gekozen voor een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden die de rol van aandachtsfunctionaris vervuld, onafhankelijk van de CvT. Na een jaar worden beide vormen geëvalueerd en wordt de opgedane kennis ook gedeeld met de CvT’s van de andere PI’s, zodat zij dat kunnen gebruiken bij de verdere positionering en doorontwikkeling van de functionaris.
Naar aanleiding van het advies van de RCGOG wordt het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het meldproces – zowel aan de kant van de melder, aan de kant van de organisatie en als bij andere betrokken – extra onder de aandacht gebracht. Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de herkenbaarheid van de aandachtsfunctionaris.
Hoeveel aandachtsfunctionarissen zijn tot dusver aangesteld in vrouwengevangenissen? Wat gebeurt er met de meldingen die bij hen binnenkomen? Zijn hier protocollen voor en zo ja, hoe zien die eruit? Zo nee, moeten die er wat u betreft komen en hoe gaat u hiervoor zorgen?
Zoals bij het antwoord op vraag 4 is toegelicht, zijn in Ter Peel en Zwolle een aandachtsfunctionaris niet-integer gedrag bij de CvT aangesteld en in Nieuwersluis een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden. Indien de aandachtsfunctionaris als onderdeel van de CvT handelt dan kan de functionaris in die hoedanigheid zelf de melding afhandelen of doorverwijzen. Ook is er naar aanleiding van het advies van de RCGOG besloten het mogelijk te maken dat de CvT rechtstreeks melding kan maken bij Bureau Integriteit van DJI. Deze mogelijkheid is inmiddels geïmplementeerd. De vertrouwenspersoon voor gedetineerden in PI Nieuwersluis kan in samenspraak met een gedetineerde een melding doen of verwijzen naar de (maandcommissaris van de) CvT.
Als de vertrouwenspersoon op de hoogte wordt gebracht van mogelijk strafbaar gedrag dan tracht de vertrouwenspersoon de gedetineerde te bewegen zelf aangifte te doen of dat zij samen aangifte doen. Mocht de gedetineerde geen aangifte willen doen, dan stelt de vertrouwenspersoon de directeur in kennis, die vervolgens ambtshalve aangifte doet.
Klopt het dat de brievenbus waarin gedetineerden in de vrouwengevangenis in Nieuwersluis hun klachten kwijt kunnen, in het zicht hangt? Zo ja, deelt u de mening dat dit de meldingsbereid naar verwachting verkleint omdat gedetineerden hierdoor niet ongezien een klacht kunnen indienen? Bent u bereid met de vrouwengevangenis in gesprek te gaan om de brievenbus te verplaatsen?
Op één afdeling in PI Nieuwersluis hing de brievenbus voor de vertrouwenspersoon gedetineerden in het zicht van het personeel. Deze brievenbus is inmiddels verplaatst uit het zicht van het personeel. Ik heb daarnaast andere maatregelen genomen om het melden zo laagdrempelig te maken. Zie ook mijn antwoord bij vraag 4.
Op welke termijn gaat u de aanbevelingen van de RCGOG opvolgen om intervisie en trainingen over de gezagsrelatie tot gedetineerden (aanbeveling 4) en omstanderstrainingen (aanbeveling 5) te organiseren? Zijn de – vergelijkbare – aanbevelingen uit het Inspectierapport PI Nieuwersluis op dit vlak voldoende overgenomen?
Het opleidingsinstituut van DJI heeft een specifieke module ontwikkeld over het werken met vrouwelijke gedetineerden. Binnenkort zal deze module beschikbaar zijn. Deze module zal worden gevolgd door zowel medewerkers als directieleden van de vrouwengevangenissen. Daarnaast nemen alle teams in PI Nieuwersluis sinds mei 2023 deel aan intervisiesessies. Ook in de PI Zwolle en in de PI Ter Peel geldt dat er intervisiesessies en/of bijeenkomsten worden georganiseerd waar het thema regelmatig wordt besproken. De positie van de omstanders en de gezagsrelatie komen zowel bij de genoemde module als bij deze intervisiesessie en bijeenkomsten nadrukkelijk aan bod.
Kunt u de Kamer van een tijdpad voorzien over de implementatie van de aanbevelingen van de RCGOG naar aanleiding van het Inspectierapport PI Nieuwersluis?
In de beleidsreactie heb ik aangegeven hoe er wordt omgegaan met de verschillende maatregelen op basis van de aanbevelingen van de RCGOG. Er moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen verschillende maatregelen. Sommige maatregelen zijn reeds geïmplementeerd, zoals de mogelijkheid voor de CvT om direct te kunnen melden bij Bureau Integriteit (per 1 maart 2024). Een aantal maatregelen vraagt nadere uitwerking, zoals bijvoorbeeld het komen tot een breed gedragen gedragscode met daarin aandacht voor de specifieke context van een PI. En tot slot zijn er maatregelen die vragen om nader intern overleg, zoals bijvoorbeeld het vastleggen van hoe om te gaan met de discretionaire bevoegdheden. DJI is hier druk mee aan de slag. In de voortgangsrapportage »Recht doen, kansen bieden» zal ik u informeren over het tijdpad.
Bent u bereid de Kamer halfjaarlijks van een update te voorzien over de implementatie van de maatregelen van de RCGOG?
Over de implementatie van de maatregelen rapporteer ik in de jaarlijkse voortgangsrapportage »Recht doen, kansen bieden». De eerstvolgende voortgangsrapportage staat voor de zomer gepland.
Het bericht ‘Rechter Haags gerechtshof geschorst na valse-ondertekening in 43-vonnissen’ |
|
Judith Uitermark (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Financieel Dagblad van 19 februari 2024 met als kop «Rechter Haags Gerechtshof geschorst na valse ondertekening in 43 vonnissen»? Wanneer bent u in kennis gesteld van deze gebeurtenis?1
Ja. Ik ben ongeveer twee maanden geleden geïnformeerd.
Kunt u bevestigen dat deze vonnissen zaken betreffen van zogenoemde strafrolzittingen en dat deze zaken niet inhoudelijk zijn behandeld zodat burgers niet zijn benadeeld?
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat in 43 strafzaken op strafrolzittingen, na enkelvoudige behandeling door één rechter, meervoudige uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring en enkele processen-verbaal zijn opgesteld alsof er een behandeling en uitspraak van drie rechters aan was voorafgegaan. De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat het niet aannemelijk is dat deze werkwijze impact heeft gehad op betrokkenen bij deze rechtszaken.
Klopt het dat de valsheid ziet op het vermelden van het aantal rechters (drie rechters in plaats van één rechter) in het vonnis?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat hierdoor 110.000 euro extra inkomsten voor het Haags Gerechtshof zijn gegenereerd en de betrokken rechter daarbij geen eigen financieel voordeel heeft gehad?
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat de betrokken rechter geen eigen financieel voordeel heeft gehad. Door deze werkwijze heeft het Hof ongeveer € 110.000 te veel ontvangen, dat is inmiddels gecorrigeerd.
Bent u het eens met de stelling dat, nu van persoonlijk financieel gewin geen sprake is geweest en er geen gevolgen voor de burger zijn geweest, het aannemelijk is dat dit alles te maken heeft met de wijze waarop de Rechtspraak is gefinancierd?
De Raad voor de rechtspraak heeft eerder al eens onderzoek laten uitvoeren naar motieven om een zaak meervoudig of enkelvoudig af te doen. Dat onderzoek liet zien dat hier vooral inhoudelijke argumenten aan ten grondslag liggen en geen financiële prikkels. Dit laat onverlet dat de Raad voor de rechtspraak aanleiding ziet nu een extern onderzoek te laten uitvoeren om uit te sluiten dat een vergelijkbare werkwijze elders is toegepast. Ik wacht de uitkomsten van dat onderzoek af. Verder wil ik niet speculeren over eventuele persoonlijke motieven van een rechter of raadsheer.
Herinnert u zich mijn inbreng bij de begrotingsbehandeling op 7 februari 2024 waarin NSC heeft aangegeven zich zorgen te maken over de effecten van de financieringssystematiek van de Rechtspraak vanwege de nadruk die daarin ligt op de prestatieafspraken? Bent u bereid nader onderzoek te doen en in kaart te brengen of er inderdaad sprake is van perverse financieringsprikkels, gezien in het artikel een rechter aangeeft «dat er keiharde prestatieafspraken liggen en het wat dat betreft lijkt op een koekjesfabriek» en dat meerdere rechters stellen «dat er sprake is van perverse financiële prikkels in de rechtspraak, die mogelijk leiden tot dit soort excessen»?
Ja, ik herinner mij de inbreng bij de begrotingsbehandeling op 7 februari 2024. Zoals in mijn antwoord op vraag 5 is aangegeven wil ik eerst het door de Raad voor de rechtspraak aangekondigde externe onderzoek afwachten.
Kunt u bij dit onderzoek tevens betrekken hoe de factoren werkdruk en de productgerichte financiering hierop van invloed zijn?
In de zomer van 2023 heb ik een onafhankelijk verkenner aangesteld om met Rechtspraak en OM te kijken naar mogelijke oplossingsrichtingen voor de werkdruk bij de rechterlijke macht. Ook de uitkomsten van deze verkenning wil ik afwachten. Deze worden dit voorjaar verwacht.
Kunt u deze vragen indien mogelijk beantwoorden voor het commissiedebat rechtspraak op 28 februari en zo niet, dan binnen twee weken?
Het is niet gelukt om de vragen binnen de termijn te beantwoorden, mede vanwege afstemming van de antwoorden met de Raad voor de rechtspraak.
Het bericht 'Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort' |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort»?1
Ja.
Wat is de status van het integraal plan om femicide te beschrijven, zoals door u is toegezegd tijdens het debat over femicide? Wanneer in het voorjaar kunnen we dit plan verwachten?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik werken gezamenlijk aan het plan van aanpak om femicide tegen te gaan. Momenteel vinden er gesprekken plaats met de betrokken organisaties, zoals Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, vrouwenopvang en maatschappelijke organisaties. Ook wordt de input van nabestaanden en ervaringsdeskundigen (op het gebied van huiselijk geweld) meegenomen. Zoals toegezegd zal dit plan van aanpak naar verwachting in april 2024 aan uw Kamer worden voorgelegd.
Heeft u al een eenduidige definitie van de term femicide? Wordt deze definitie ook opgenomen in het integraal plan? Kunt u deze definitie al delen? Zo niet, waarom niet?
Femicide, ook wel bekend als vrouwenmoord, wordt door verschillende internationale instanties gedefinieerd als het doden van een vrouw of meisje vanwege haar geslacht of genderidentiteit en kan diverse vormen aannemen. In het conceptplan van aanpak tegen femicide wordt een definitie van de intieme vorm van femicide gehanteerd: Het om het leven brengen van een vrouw of meisje door een (ex-)partner of familielid.
Hoewel niet alle gevallen van femicide een vorm van huiselijk geweld zijn, vormt dit wel de grootste categorie: ongeveer 80% van de vermoorde vrouwen wordt namelijk gedood door een (ex-)partner of familielid2. Voor deze categorie is de mogelijkheid om dodelijk geweld te voorkomen het grootst, omdat gewelddadige patronen en risicofactoren in de privésfeer eerder kunnen worden opgemerkt. Een effectieve aanpak van huiselijk geweld3, waarbij goede signalering en herkenning van waarschuwingssignalen voor femicide centraal staan, vormt dan ook de basis voor het voorkomen van femicide.
Zou u een verkenning willen starten om, naar Spaans voorbeeld, een crisis comité op te zetten waar deskundigen op het gebied van huiselijk- en partnergeweld samenkomen om tot oplossingen te komen om femicide te bestrijden?2
De Spaanse Minister van Gelijkheid heeft aangekondigd dat het crisiscomité bijeenkomt om de zeven moorden die in januari 2024 in Spanje zijn gepleegd, gedetailleerd te analyseren en oplossingen te bedenken voor het geweld. Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd om te verkennen hoe we een dergelijke gestructureerde analyse van casussen standaard kunnen uitvoeren in Nederland bij (pogingen tot) dodelijk huiselijk geweld. Het doel hiervan is het beleid en de aanpak van de betrokken partijen voortdurend te verbeteren en zo een leerproces te bevorderen.
Voor het plan van aanpak tegen femicide dat uw Kamer naar verwachting in april zal ontvangen, heeft het kabinet net als Spanje professionals, ervaringsdeskundigen en wetenschappers op het gebied van huiselijk en partnergeweld geraadpleegd.
Kunt u al resultaten delen over het slachtofferdevice dat signaleert wanneer een stalker met zijn enkelband te dicht in buurt van een slachtoffer komt, zoals u heeft aangegeven in het commissiedebat femicide in september 2023?
Deze proef houdt in dat de reclassering een waarschuwingssein krijgt als de enkelband van de verdachte of veroordeelde te dicht in de buurt komt van het slachtoffer dat is uitgerust met een zogenaamd «slachtofferdevice» met GPS. In de regio Rotterdam-Rijnmond is de proef gestart en wordt het slachtofferdevice nu ruim een jaar ingezet bij hoog-risico stalkingscasuïstiek waarbij de verdachte of veroordeelde een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd met elektronische monitoring (een enkelband).
Na een proefperiode van zes maanden is de inzet geëvalueerd waarbij de betreffende vijf slachtoffers aangaven dat het device hen een veilig en minder onrustig gevoel geeft, dat ze weer naar plekken gaan waar ze eerder niet durfden te komen en dat het device hun leefwereld vergroot. In de volledige periode van ruim een jaar zijn twaalf slachtofferdevices uitgereikt.
In de proefperiode waren veruit de meeste meldingen van «slachtoffernabijheid» niet dreigend omdat de afstand binnen enkele minuten weer was vergroot. De reclassering heeft zeven keer telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer om haar te informeren over nabijheid van de verdachte of veroordeelde en haar te helpen om de afstand weer te vergroten. Twee keer is de politie ingeschakeld vanwege een potentieel dreigende situatie. Eén keer heeft de politie het slachtoffer geholpen om zichzelf in veiligheid te brengen en de andere keer bleek politie-inzet uiteindelijk niet nodig omdat de verdachte/veroordeelde uit zichzelf de afstand weer vergrootte.
Het kabinet ondersteunt de verdere ontwikkeling van dit instrument door middelen beschikbaar te stellen voor een verbreding van de proef. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor de tijdelijke inzet van het slachtofferdevice in de regio's Hart van Brabant en Noord-Nederland. De verwachting is dat beide regio's medio 2024 kunnen starten met de inzet van het device. Ook in de regio Rotterdam-Rijnmond wordt de inzet van het slachtofferdevice voortgezet. In de tweede helft van 2025 wordt de proef geëvalueerd ten behoeve van inzichten en aanbevelingen voor een eventuele landelijke inzet van deze werkwijze.
Kan de Kamer de vragenlijst waarmee de ernst van een zaak kan worden bepaald ontvangen vóór 19 februari 2024?
De politie maakt gebruik van de SASH bij stalking: Screening Assessment for Stalking and Harassment. De SASH is een wetenschappelijk onderbouwd instrument, waarmee de urgentie van de zaak wordt ingeschat. Er rust een copyright op de SASH waardoor ik deze niet via deze brief kan delen. Bij de auteurs van het instrument kan de lijst opgevraagd worden.5
De SASH bestaat uit 13 vragen die op alle stalkingzaken van toepassing zijn. Vervolgens zijn er drie extra vragen die alleen worden ingevuld als er sprake is van ex-partner stalking. Bij iedere vraag wordt aangegeven of die factor aanwezig, afwezig of onbekend is en vervolgens geeft de beoordelaar aan de hand van het aantal en de ernst van de aanwezige risicofactoren een eindoordeel: een laag, gemiddeld of hoog niveau van ongerustheid. Heel belangrijke indicatoren zijn:
Als dit aan de orde is, dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen en moet er actie worden ondernomen, het niveau van ongerustheid komt bij een positief antwoord op een van deze twee vragen namelijk automatisch uit op hoog.
Zou u een verkenning willen starten of het mogelijk is om zaken waarbij het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties via het snelrecht te behandelen? Bent u het eens met de stelling dat waarschijnlijk een deel van het leed van slachtoffers kan worden bespaard als de dader sneller wordt berecht en de juiste zorg krijgt? Herkent u het beeld wat slachtoffers schetsen dat als daders bij aangifte een zorgtraject ingaan dat dit de drempel om aangifte te doen voor slachtoffers verlaagd?
Ik benadruk het belang van het snel handelen in huiselijk geweldzaken. Het is belangrijk dat de situatie goed wordt geanalyseerd en dat de juiste interventies om veiligheid in een gezin of huishouden te creëren zo tijdig en goed mogelijk worden genomen. Hiervoor kunnen zowel vrijwillige, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke als strafrechtelijke interventies worden ingezet, gericht op zowel het slachtoffer als de pleger. Denk aan het tijdelijk huisverbod, een gedragsaanwijzing voor de pleger voor het volgen van een gedragstraining en aan interventies voor bescherming van het slachtoffer. Het is cruciaal dat er maatwerk wordt geleverd bij de aanpak van huiselijk geweld, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het slachtoffer, de pleger en de maatschappij. Vanwege de eisen die gepaard gaan met snelrecht, zoals bewijstechnische eenvoud waarbij geen verder onderzoek nodig is, beschouw ik dit niet als een geschikte weg voor huiselijk geweldzaken. Via de ZSM-werkwijze (het Zorgvuldig, Snel en op Maat reageren op criminaliteit) na aanhouding van verdachten is het namelijk ook mogelijk om snel te reageren op huiselijk geweldzaken. Op een ZSM-locatie kan de officier van justitie, met informatie van andere organisaties zoals Veilig Thuis in geval van huiselijk geweld, snel beslissen over de afhandeling van de strafzaak. Gelijktijdig kan Veilig Thuis een hulpverleningstraject starten om structurele verandering in bestaande (gewelds)patronen te bewerkstelligen. Dit betekent echter niet dat het snel voor de rechter brengen van een huiselijk geweldzaak gegarandeerd is. Dit blijft in algemene zin een aandachtspunt.
Ik ben niet bekend met het beeld dat het drempelverlagend zou zijn voor slachtoffers als plegers van huiselijk geweld bij aangifte een zorgtraject ingaan.6 Ik acht het van groot belang dat de juiste zorg voor zowel slachtoffers als daders van huiselijk geweld beschikbaar en laagdrempelig zijn. Om deze reden zet het kabinet niet alleen in op het verbeteren van de bescherming van slachtoffers, maar ook op het verbeteren van het aanbod voor plegers, zowel binnen het strafrechtelijk als het vrijwillig kader. Het doel hiervan is om (herhaald) plegergedrag en bestaande patronen effectiever te voorkomen en te doorbreken.
De noodzaak tot verplichte leeftijdscontrole bij BNPL-diensten |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Steven van Weyenberg (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Minderjarigen gebruiken op grote schaal «koop-nu-betaal-later»»?1
Deelt u de zorgen over het feit dat in 2023 bijna 600.000 keer een minderjarige een aankoop heeft gedaan via een Buy Now, Pay Later (BNPL)-dienst?
Welke barrières zijn er op dit moment om minderjarigen ervan te weerhouden te kopen via BNPL-diensten?
Welke additionele barrières gaan gelden wanneer BNPL-diensten onder de Europese Richtlijn consumentenkrediet2 gaan vallen?
Klopt het dat de richtlijn geen harde eisen voor leeftijdscontrole bevat?
Gezien het kabinet heeft aangegeven dat het leeftijdscontrole verplicht wil maken bij elke gebruiker, welke maatregelen gaat het kabinet concreet nemen? Welke maatregelen worden concreet genomen vooruitlopend op de richtlijn?
Deelt u, zoals omschreven in de aangenomen motie De Kort c.s., dat identiteitscontrole via iDIN een effectief middel is om de leeftijd van consumenten te controleren?3 Welke mogelijkheden ziet u om dit te realiseren?
Welke sancties zijn er voor BNPL-aanbieders wanneer zij blijvend onvoldoende doen om minderjarigen te weren? Ziet het kabinet mogelijkheden en noodzaak tot sancties, gezien de eigen constatering van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen dat BNPL-bedrijven «hardleers» zijn wat betreft het aanbieden van hun diensten aan minderjarigen?4
Bent u van mening dat het verwarrend is voor mensen dat geadverteerd wordt met termen als «gratis» en «0% rente», terwijl er vervolgens hoge aanmaningskosten worden gerekend?
Hoe kijkt u aan tegen het idee om BNPL-diensten te verplichten transparant te zijn over hun verdienmodel? Wordt dit naar uw mening voldoende gereguleerd in de richtlijn? Welke additionele maatregelen neemt het kabinet, zowel vooruitlopend op de richtlijn als bovenop de eisen uit de richtlijn?
Klopt het dat lidstaten ervoor kunnen kiezen dat kredietaanbieders van kredieten onder de 200 euro bepaalde reclamevoorschriften niet na hoeven te leven? Constateert u dat ook kleine bedragen bij BNPL-diensten door oplopende incassodiensten voor grote problemen kunnen zorgen, juist voor minderjarigen en kwetsbare groepen? Kunt u toezeggen dat u BNPL-diensten niet uitzondert van reclamevoorschriften voor aankopen onder een bepaald bedrag?
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om hoge incasso- en aanmaningskosten waardoor kleine schulden bij BNPL-diensten razendsnel oplopen te maximeren, zowel binnen als buiten de richtlijn?
Deelt u de zorg dat het gebruik van BNPL-diensten in fysieke winkels kopen op afbetaling verder normaliseert? Overweegt u om BNPL in fysieke winkels te verbieden?
Constateert u dat BNPL-diensten kopen op afbetaling zeer laagdrempelig maken en dat zo het risico bestaat dat schuldengewenning optreedt? Bent u van mening dat een plicht om een deel van het aankoopbedrag vooraf te voldoen kan helpen bij een meer bewuste omgang met kopen op krediet? Welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Kunt u aangeven welke andere problemen wel en welke problemen niet worden opgelost wanneer BNPL-diensten onder de richtlijn vallen? Welke additionele maatregelen zijn nodig bovenop de richtlijn om de problemen met BNPL-diensten op te lossen? Kunt u hierbij in ieder geval een uiteenzetting geven op het gebied van schuldengewenning, BNPL in fysieke winkels, leeftijdscontroles, hoge incassokosten, misleidend adverteren en transparantie over het verdienmodel?
Op welke termijn stuurt u een voorstel voor strengere regulering van BNPL-diensten naar de Tweede Kamer waarin in ieder geval regulering van leeftijdscontroles op basis van iDIN-identificatie is opgenomen, conform de motie De Kort c.s.?5
Het bericht dat er steeds meer malafide letselspecialisten zijn |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u ermee bekend dat personen die letselschade oplopen bij een ongeluk, nog een keer slachtoffer kunnen worden, doordat hen geld wordt afgetroggeld door dubieuze letselschadespecialisten?1
Hoeveel mensen zijn jaarlijks slachtoffer van deze malafide praktijken en hoeveel geld wordt hen afhandig gemaakt?
Vindt u het ook belachelijk dat iedereen zichzelf letselschadespecialist kan noemen zonder dat zij hiervoor een opleiding of dergelijke gevolgd hebben en hiermee slachtoffers duperen?
Welke maatregelen gaat u nemen om malafide letselschadebureaus te bestrijden?
Deelt u de mening dat zulke malafide letselspecialisten in ieder geval aansprakelijk moeten worden gesteld? Zo ja, bent u het met mij eens dat dit mogelijk is door er een beschermd beroep van te maken?
Het bericht ‘Zijn rechtszaken over misbruik straks niet meer openbaar?’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zijn rechtszaken over misbruik straks niet meer openbaar?»?1
Klopt het dat een slachtoffer aan de rechter kan verzoeken om een strafzitting achter gesloten deuren te laten behandelen, en zo ja, in welke gevallen wordt dit verzoek doorgaans toegewezen?
Klopt het dat wanneer sprake is van een minderjarig slachtoffer en een meerderjarige dader, de zitting in beginsel in het openbaar wordt behandeld?
Hoe vaak wordt een verzoek door een slachtoffer tot behandeling van de zitting achter gesloten deuren toegewezen?
Onder welke voorwaarden wordt een verzoek tot een zitting achter gesloten deuren doorgaans afgewezen wanneer sprake is van een slachtoffer van een seksueel (gewelds)misdrijf of seksuele uitbuiting?
Bent u het met de stelling eens dat het schrijnend is dat zowel meerderjarige als minderjarige slachtoffers van een seksueel misdrijf of seksuele uitbuiting soms vrezen voor een openbare behandeling van een strafzitting, bijvoorbeeld omdat er (gevoelige) details over seksueel misbruik tijdens de zitting gedeeld worden in het openbaar?
Wat is de reden dat zittingen waarbij intieme en gevoelige details van een slachtoffer van een seksueel misdrijf worden besproken standaard openbaar worden gehouden, ook als het gaat om een minderjarig slachtoffer?
Ziet u belang bij de mogelijkheid tot het behandelen van een zitting achter gesloten deuren wanneer specifieke details en gevoeligheden over een seksueel misdrijf worden besproken, die gevolgen kunnen hebben voor de privéomstandigheden van het (minderjarige) slachtoffer?
Bent u bekend met de wet die in België is ingediend, waarin wordt voorgesteld om de behandeling van de zaak achter gesloten deuren bij seksuele misdrijven vast te leggen in de wet?2 Zo ja, wat is uw reactie op dit voorstel?
Bent u bereid om te onderzoeken of het mogelijk is, onder andere ten opzichte van Europese wet- en regelgeving, om de voorwaarden die gelden voor een zitting achter gesloten deuren uit te breiden naar zaken van seksuele misdrijven en seksuele uitbuiting ter bescherming van zowel meerderjarige als minderjarige slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Kamervragen over het artikel ‘Aantal tbs’ers wéér gestegen, maar geen plek in klinieken: krijgen enorme bedragen uitgekeerd.’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Hoe komt de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming tot de hoogte van de passantenvergoeding? Is er een beleidsregel of een ander juridisch bindende verankering die de hoogte van de passantenvergoeding vaststelt?1
Is de bepaling van de passantenvergoeding van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming bindend of bent u in de mogelijkheid om af te wijken?
Bent u verplicht tot het geven van een passantenvergoeding? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Is het mogelijk de passantenregeling (tijdelijk) te stoppen, gezien de aanhoudende krapte binnen de tbs-klinieken?
Kunt u aangeven welk percentage van de bedragen die uitgekeerd worden aan tbs'ers aan de slachtoffers wordt overgemaakt? Kunt u tevens aangeven hoeveel dit bedrag in absolute aantallen bedraagt, uiteengezet per jaar?
Het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat het Adviescollege Levenslang Gestraften advies aan het Pieter Baan Centrum vraagt ten behoeve van haar eigen advies over het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte?
Waarom kunnen nabestaanden geen inzage in of afschrift krijgen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum krijgen, terwijl nabestaanden wel het recht hebben om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslang Gestraften?
Ziet u dat het recht van nabestaanden om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslanggestraften, illusoir dreigt te worden indien nabestaanden daaraan voorafgaand geen kennis kunnen nemen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum? Zo ja/nee, waarom?
In hoeverre kan het voor nabestaanden secundair victimiserend zijn om met het Adviescollege Levenslanggestraften in gesprek te gaan zonder dat zij kennis kunnen dragen van het oordeel van het Pieter Baan Centrum?
Deelt u de mening dat nabestaanden inzage moeten kunnen hebben in de rapportage van het Pieter Baan Centrum alvorens zij gehoord worden door het Adviescollege Levenslanggestraften? Zo ja, op welke wijze kan deze inzage gerealiseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Indien uw antwoord op vraag 5 bevestigend luidt, bent u bereid in overleg te treden met het Adviescollege Levenslanggestraften om te bezien hoe nabestaanden die dat wensen, alsnog inzage kunnen krijgen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum?
Het bericht 'Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen' |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen»?1
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk en zelfs gevaarlijk zou zijn als de persoon in kwestie op straat zou komen te staan omdat er geen behandelplek voor hem kan worden gevonden?
Hoeveel vaker komt het voor dat mensen bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd op straat komen te staan, omdat er geen behandelplek voor hen beschikbaar is?
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de Wet zorg en dwang op dit punt niet werkt?2 In hoeverre is een wijziging van deze wet volgens u noodzakelijk om deze problematiek op te lossen?
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de verblijfsstatus en de daaraan gerelateerde financieringsproblemen als oorzaak worden genoemd voor de niet-plaatsing van de persoon in kwestie? Welke maatregelen zijn volgens u nodig om dit probleem op te lossen?
Wat zegt dit nu over het zorgstelsel dat een gevaarlijk persoon moeilijk te plaatsen is omdat een zorgaanbieder daar alleen maar last van heeft en dit financieel niet interessant is? Wat zegt dit over de gebrekkige aansluiting tussen onze stelsels van straf en zorg? Welke fundamentele veranderingen zijn daarin volgens u nodig?
In hoeverre heeft het feit dat het niet lukt een passende plek te vinden voor een persoon bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd te maken met tekortschietende budgetten en/of tarieven en doorgevoerde bezuinigingen?
Welke stappen worden er gezet om ervoor te zorgen dat de persoon in kwestie niet op straat komt te staan, maar alsnog een passende behandelplek krijgt?
Welke stappen worden er gezet om het bredere probleem van mensen die ondanks een zorgmachtiging niet kunnen worden geplaatst in een zorginstelling op te lossen?
Bent u bereid om deze vragen nog deze maand te beantwoorden, aangezien de persoon in kwestie begin april op straat dreigt te komen te staan?
De documentaire ‘Jehovah – Van God Los’ over seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehovah’s Getuigen, harde uitsluiting uit de gemeenschap en zelfs suïcides |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de documentaireserie «Jehova – Van God Los» waarin ex-Jehovah’s getuigen spreken over manipulatie, misbruik en uitsluiting bij de Christelijke gemeente van Jehovah’s getuigen en de diepe trauma’s die ze daardoor hebben opgelopen?1
Wat vindt u van de verhalen van de ex-Jehovah’s getuigen over hun ervaringen met seksueel misbruik binnen de gemeenschap en hoe die meldingen intern zijn afgehandeld?
Erkent u dat er sprake is van «mandated shunning' binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen in Nederland waarbij alle contacten met een ex-Jehova ongeacht familiebanden moeten worden verbroken, een vorm van sociaal doodverklaren? Hoe kijkt u naar de vele mentale problemen, depressies en zelfs de gevallen van suïcidaliteit, die deze praktijk van shunning teweeg brengt?
Ziet u dat vanwege het sterk gesloten karakter van de Jehovah’s getuigen veel misstanden onder de pet worden gehouden waardoor slachtoffers van misstanden nauwelijks gehoord en gezien worden?
Wat vindt u van het interne rechtssysteem dat binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen bestaat, waarin slachtoffers bij drie «wijzen» (Ouderlingen) zaken zoals misbruik moeten aankaarten?
Wat vindt u ervan dat de organisatie naar buiten toe wel uitdraagt dat iedereen zich moet houden aan de wetten van het land, maar intern «wereldse instanties» als politie en justitie wegzet als werktuigen van Satan en hoe beziet u getuigenissen van slachtoffers, die opgedragen werden geen aangifte te doen bij «wereldse instanties»?
Vindt u het ook niet wrang dat veel getuigenissen over seksueel misbruik intern zijn genotuleerd en bewaard, maar dat slachtoffers die dossiers, die dus over hun eigen persoonlijke leven gaat, niet volledig te zien krijgen?
Vindt u het eveneens ook onbestaanbaar dat deze documenten op basis van een zeer ruime inbeslagname en vervolgens door de interpretatie van het verschoningsrecht niet gebruikt konden worden door Justitie om daders op te sporen en te berechten? Wat zijn nu nog de mogelijkheden om selectiever documenten in beslag te nemen (door het Openbaar Ministerie) waardoor een beroep op het verschoningsrecht niet zal slagen?
Bent u het met mij eens dat als het gaat om de gemeenschap van Jehovah’s getuigen, zolang zij zich bevinden in Nederland, zij niet boven de wet staan en individuen voor misdrijven moeten worden berecht?
Bent u bereid om te kijken naar een recente uitspraak in hoger beroep uit Noorwegen waarin de beschermde status als religieuze instelling wordt afgepakt vanwege de praktijk van shunning? In hoeverre kan dit ook in Nederland plaatsvinden, bijvoorbeeld waar het gaat om de ANBI-status (algemeen nut beogende instelling)? Wat is er mogelijk op dit gebied?
Bent u bereid om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren na het eerdere onderzoek over het fenomeen uitsluiting, waarbij dan niet alleen wordt gekeken naar wat de gemeenschap hier zelf over zegt, maar juist naar wat er in de praktijk echt gebeurt, dus naar het verschil tussen de realiteit voor mensen binnen de gemeenschap en de boodschap hierover naar buiten toe?
Wat bent u van plan om te ondernemen naar aanleiding van deze schokkende documentaire, ter bescherming van ex-Jehovah’s getuigen en mensen die nu nog in de gemeenschap zitten?
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden waarop er wel sprake kan zijn van onderzoek naar en vervolging van strafbare feiten binnen de gemeenschap van Jehovah’s getuigen?
Bent u bereid opnieuw te bezien of deze vormen van keiharde uitsluiting, verstoting of zelfs sociaal doodverklaren niet als een vorm van mishandeling kan worden gezien? Zo niet, bent u dan bereid dit toe te voegen in het Wetboek van Strafrecht als een vorm van psychische mishandeling?
Het rapport ‘Eenzaam gesloten’ van Jason Bhugwandass |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het rapport «Eenzaam gesloten van Jason Bhugwandass over de ZIKOS afdelingen in de gesloten jeugdzorg» dat vandaag, 12 maart 2024, is gepresenteerd?
Ja.
Kunt u zich nog herinneren dat de omstreden jeugdinstelling Woodbrookers in het Friese Kortehemmen dicht zou gaan, nadat een schokkend rapport openbaar werd gemaakt waaruit bleek dat stelselmatig kinderen werden mishandeld?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat in de media opnieuw in een tweetal instellingen waar kinderen civielrechtelijk zijn geplaatst, vergelijkbare fundamentele rechten van kinderen, net als in de Woodbrookers, ernstig zijn geschonden?2
Ja.
Wat vindt u ervan, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van de laatste bevindingen over wat er met kinderen gebeurt in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, zo geschrokken is dat de aangesloten gemeenten er geen kinderen meer willen plaatsen?3
Het besluit om nu geen kinderen te plaatsen op de ZIKOS-locaties steun ik.
Wat vindt u ervan, dat Bart Tromp, docent en onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen maar ook kinderrechter, eerder al publiekelijk het besluit nam om kinderen niet meer te plaatsen in een instelling waar fundamentele rechten van kinderen en ouders worden geschonden?4
Het is aan de rechter om te beslissen op een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Als een rechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleent, is het aan de instantie die de machtiging ten uitvoer brengt om te bepalen waar een kind wordt geplaatst. Dit is veelal een gecertificeerde instelling. Het komt zeer sporadisch voor dat een rechter in de beschikking concreet benoemt welke verblijfplaats binnen de grenzen van het verzochte een verleende machtiging (niet) is bedoeld. In de overwegingen van individuele rechters die daaraan ten grondslag liggen, kan ik niet treden.
Deelt u de mening dat met de nu beschikbare informatie over de ernstige tekortkomingen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, inmiddels niet meer kan worden gesproken van incidenten, maar dat er sprake is van een structureel probleem, dat hieruit bestaat dat bij gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel uit onmacht buitenwettelijke vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen?
Om te zorgen dat de gesloten jeugdhulp structureel beter wordt, hebben we afgesproken dat de instellingen in 2025 kleinschalig werken en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Over hoe we dat willen bereiken staat in het Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp ontvangen.5 De getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» moeten ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Als u dat niet vindt, welk antwoord heeft u dan op het structurele karakter van de tekortschietende zorg dat ontstaat door personeelsgebrek en onmacht om jongeren een veilige omgeving te bieden waar zij voor hun problemen kunnen worden behandeld?
Zoals hierboven genoemd moeten de getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Is het openhouden van de instellingen nu nog aanvaardbaar gelet op de structurele schending van kinder- en mensen rechten die ermee gepaard gaan, gelet op het feit dat de regering eerder heeft besloten dat de gesloten jeugdzorg voor jongeren die zonder behandeling een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen, moet worden afgebouwd en in 2030 volgens een kabinetsbesluit geen enkele jongere nog in de gesloten jeugdzorg moet zitten?
Op dit moment geldt voor de ZIKOS-locaties van beide instellingen een cliëntenstop. In de brief die de Tweede Kamer separaat ontvangt ter voorbereiding op het debat op 28 maart 2024 staat dat ik voornemens ben met gemeenten en aanbieders voor de zomer de afspraak te maken dat van de locaties gesloten jeugdhulp de locaties die voorheen een justitiële inrichting waren afgestoten moeten worden. Beide ZIKOS-locaties bevinden zich in dergelijke gebouwen.
Als u dat aanvaardbaar vindt, kunt u dan uitleggen hoe zich dat verhoudt met de verdragsrechtelijke taak van de overheid om kinderen juist te beschermen tegen mishandeling die zij in de instellingen ondergaan?
Ongerechtvaardigde of niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen zijn volstrekt af te keuren. Met het oog op een betere bescherming van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp heb ik de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp opgesteld. Deze is sinds 1 januari 2024 van kracht en vormt de wettelijke basis voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp. Uitgangspunt bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen is het «nee, tenzij-beginsel»: een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het proportioneel is en naar verwachting effectief. De wet is getoetst aan de Grondwet en internationale en Europeesrechtelijke verdragen, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
Als u nog steeds vindt dat het openhouden van de instellingen aanvaardbaar is, hoe wordt dan voorkomen dat nieuwe incidenten zich blijven voordoen?
Zoals hierboven verwoord vind ik dat de gebouwen van voormalige justitiële inrichtingen met voorrang afgestoten moeten worden. Daarover wil ik met gemeenten en aanbieders afspraken over maken. Voor de rest van de gesloten jeugdhulp werken we toe naar kleinschaligheid en dat vrijheidsbeperkende maatregelen steeds minder worden ingezet.
Is het juist dat ten tijde van het onderzoek naar de misstanden in de Woodbrookers, de Inspectie ook al Zikos op het oog had als een instelling waar de veiligheid van geplaatste jongeren niet was geborgd?
Ten tijde van de aandacht op Woodbrookers liep het toezicht van de inspectie op de gesloten jeugdhulp. Dit resulteerde op 29 februari 2024 in een Factsheet6. IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulplocatievoorziening van iHUB ’t Anker op locatie Harreveld is in januari 2024 gepubliceerd.7 De ZIKOS afdelingen zijn bij dit toezicht betrokken. Specifiek voor de zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie (ZIKOS) heeft de inspectie verbeterpunten benoemd over het insluiten van jongeren op hun kamer (overdag en in de nacht), over de inrichting van de Extra Beveiligde Kamer (EBK) en het ontbreken van toereikend behandelaanbod voor jongeren met psychiatrische problemen. Om dergelijke verbeterpunten adequaat te kunnen aanpakken, heeft de inspectie in dit rapport aangedrongen op lokale of landelijke besluitvorming rond het voortbestaan van de ZIKOS-afdeling. De inspectie heeft iHUB om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulp van Pactum, locatie Zetten is in februari 2024 gepubliceerd.8 De ZIKOS-afdeling is bij dit toezicht betrokken. De inspectie constateerde dat Pactum, locatie Zetten op een groot aantal onderdelen niet aan de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen voldoet (waaronder kamerplaatsing) en dat hierop verbetering nodig is. De inspectie heeft ook Pactum om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook in dit rapport dringt de inspectie aan op het op orde brengen van de randvoorwaarden om bijvoorbeeld het open laten van de kamerdeuren van jongeren mogelijk te maken.
Kort na het ontvangen van de signalen van een ervaringsdeskundige over de ZIKOS heeft de inspectie op 15 februari 2024 opnieuw toezicht uitgevoerd, dit keer specifiek bij de ZIKOS-afdelingen van iHUB en Pactum.9 Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan. Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.
Is het juist dat de Inspectie niet heeft ingegrepen vanuit de overtuiging dat het belang van het gesloten kunnen plaatsen van kinderen, opweegt tegen de belangen van een kind dat door mishandeling in die instelling wordt gedupeerd?
Dit is niet juist. De inspectie constateert al jaren dat het aan passend aanbod voor deze kinderen ontbreekt. Dat de jeugd-ggz hier een grotere rol zou moeten spelen, dat er onvoldoende deskundig personeel is en er nog steeds te veel vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. De inspectie benoemde de complexiteit van problematiek en het gebrek aan alternatieven voor deze kinderen.
Op 29 februari 2924 heeft de Inspectie een Factsheet over het toezicht op de JeugdzorgPlus gepubliceerd.10 IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht. In dit thematisch toezicht heeft de inspectie de instellingen gevraagd een verbeterplan te maken. Een complicerende factor voor de instellingen is de onduidelijkheid over de continuïteit van de (afdelingen van de) instellingen en de vraag of en hoe de instellingen de doelgroep blijven bedienen. Dit wacht op regionale en/of landelijke besluitvorming.
Hoe kan het dat de Woodbrookers, die gelet op de geconstateerde tekortkoming publiekelijk aankondigde te zullen sluiten en met die aankondiging verdere interventies door de Inspectie en politieke druk om te sluiten weg wist te nemen, nooit is dichtgegaan en een doorstart heeft gemaakt onder een andere naam?
Jeugdhulp Friesland heeft in oktober 2023 aangegeven dat zij voornemens was per 1 juli 2024 de gesloten jeugdhulp bij de locatie de Woodbrookers te sluiten. De aanbieder gaf destijds aan dat te doen uit de door hen ervaren politieke wens om de afbouw van dergelijke locaties te versnellen. De Friese gemeenten hebben daarop als opdrachtgever voor de uitvoering van de Jeugdwet Jeugdhulp Friesland gemeld dat bij sluiting van deze gesloten jeugdhulpplekken Jeugdhulp Friesland voor voldoende «gesloten plekken» moet zorgen op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze op gesloten jeugdhulp en de wettelijke vereisten. Daar heeft Jeugdhulp Friesland gevolg aan gegeven. Dat gebeurt weliswaar op dezelfde locatie, maar niet meer in de gesloten setting die het was. Dus geen oude wijn in nieuwe zakken, maar een wezenlijk andere voorziening met voor een belangrijk deel nieuwe mensen. De gemeente Leeuwarden ziet daar nauw op toe.
Hoe verhoudt dit zich met het hiervoor bedoelde kabinetsbesluit?
De Friese gemeenten hebben Jeugdhulp Friesland gevraagd te zorgen voor voldoende «gesloten plekken» op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze. Dat houdt in kleinschalig en met zo mijn mogelijk vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat past in het beleid om de gesloten jeugdhulp te transformeren naar kleinschalige georganiseerde voorzieningen en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk bij nul gesloten plaatsingen willen zijn.
Is nog te rechtvaardigen dat tot 2030 wordt gewacht met het beëindigen van deze hulp?
De doelstelling is dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Dat betekent niet dat we wachten tot die tijd met het sluiten van accommodaties gesloten jeugdhulp. Zoals hierboven vermeld wil ik voor de zomer afspraken maken met gemeenten en aanbieders over het sluiten van accommodaties.
Waarom vindt u nog steeds dat het opsluiten van kinderen een vorm van jeugdhulp is?
Het plaatsen van een jeugdige in een instelling voor gesloten jeugdhulp gebeurt om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de noodzakelijke jeugdhulp. In het Factsheet van de IGJ staan verschillende voorbeelden waarin voor een (beperkte) groep jongeren met complexe problemen vrijheidsbeperking op maat nodig blijft om hen bescherming te kunnen bieden en/of ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
Barrières voor sociaal advocaten om toeslagenouders juridisch bij te staan en de haperende uitvoering van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) |
|
Jimmy Dijk (SP), Michiel van Nispen |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Klopt het dat de waardering van zaken voor het ondersteunen van ouders bij het herstelproces toeslagen in 2024 is veranderd van 0,5 per toevoeging naar 1,0 per toevoeging waardoor er onder de streep minder toeslagenouders kunnen worden geholpen per advocaat?1
Het klopt dat de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) het reguliere beleid van 1,0 toevoegeenheid weer hanteert. Hiermee draait de Raad een eerdere uitzondering voor toeslagenzaken terug. De uitzondering was een tijdelijke maatwerkoplossing voor toeslagenzaken, die afwijkt van de reguliere gang van zaken in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Zie verder het antwoord onder vraag 3.
Klopt het dat deze beslissing is genomen zonder dat de advocaten die werken in dit systeem hierin gehoord zijn?
Voorafgaand aan de beslissing om te stoppen met de tijdelijke maatwerkoplossing voor toeslagzaken, heeft de Raad gesprekken gevoerd met de advocaten die veel zaken in behandeling hebben onder de subsidieregeling «pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag». Het ging hierbij om enkele advocaten (kantoren) die dreigden het maximum toegestane aantal zaken per jaar te overschrijden. Daarnaast stuurt de Raad altijd aankondigingen aan advocaten die het maximum aantal zaken naderen. Vorig jaar heeft de Raad twee kantoren bezocht die dit maximum hadden bereikt, voor een persoonlijk gesprek. Tijdens deze ontmoetingen is besproken hoe deze kantoren omgingen met het hoge aantal zaken en hoe zij ervoor konden zorgen dat er voldoende kwalitatieve aandacht kan worden besteed aan de (vervolg) zaken van deze ouders. Ook is gesproken over de wens van beide kantoren om nog meer ouders te vertegenwoordigen. De uitkomst van deze gesprekken is zorgvuldig meegewogen en afgestemd met de toezichthouder van de advocaten, de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de NOvA). In het belang van de gedupeerde ouders, heeft de Raad besloten om het reguliere beleid, dat voor alle zaken in de gesubsidieerde rechtsbijstand geldt, weer in acht te nemen en dus te stoppen met het tijdelijke maatwerk voor de herstelregeling Kinderopvangtoeslag.
Ook de NOvA onderkent ten volle dat er grenzen zijn aan het aantal uren dat een advocaat jaarlijks aan zaken kan besteden. Wordt die grens overschreden, dan is de kwaliteit van de rechtsbijstand in het geding.
Waarom is ervoor gekozen deze eenheid te verhogen aangezien het in de praktijk voor veel advocaten al moeilijk was om alle ouders te helpen en door deze verhoging nog minder procedures per advocaat kunnen worden gevoerd?
Er is niet zozeer gekozen voor een verhoging, er is gekozen voor het terugdraaien van een tijdelijke maatwerkoplossing.
Om de kwaliteit van gesubsidieerde rechtsbijstand te waarborgen, stelt de Raad, in nauwe samenwerking met de NOvA voorwaarden aan de inschrijving van advocaten. Deze voorwaarden omvatten onder meer de vereiste expertise en het maximale aantal toevoegingen dat per jaar kan worden aangevraagd door een advocaat. De Raad heeft het maximum aantal toevoegingen vastgesteld op 250 toevoegeenheden per jaar, waarbij één toevoegeenheid staat voor een werklast van 6 of meer uren. Met 250 toevoegeenheden per jaar komt een advocaat uit op een werklast van (minimaal) 1.500 uur. In de juridische sector is een werklast van 1.200 declarabele uren per jaar de norm. Het beleid van de Raad dat er maximaal 250 toevoegeenheden afgegeven worden, die staan voor een werklast van meer dan 1.500 uur per jaar, overschrijdt deze norm al ruimschoots. De Raad voert dit maximumbeleid om ervoor te zorgen dat een advocaat voldoende tijd heeft om een client goed bij te staan. Het overschrijden van de jaarlijkse norm brengt de kwaliteit van de geboden rechtsbijstand in gevaar.
Tijdens de opstart van de herstelregelingen voor de toeslagenaffaire heeft de Raad het besluit genomen om de wegingsnorm voor een toevoeging voor deze zaken tijdelijk te verlagen van 1 toevoegingseenheid naar 0,5. De Raad heeft hiervoor gekozen omdat de hersteloperatie tijd nodig had om op gang te komen, waardoor deelnemende advocaten gedurende de opstartfase niet voldoende declarabele werkzaamheden konden verrichten. Dit omdat advocaten pas kunnen declareren voor de toevoeging als de activiteiten die onder een toevoeging vallen zijn afgerond. In het geval van toeslagenzaken kan dat lang duren, omdat er toevoegingen worden afgegeven voor de verschillende fases in het herstelproces, zoals bijvoorbeeld de integrale beoordeling of bezwaar. Pas als de desbetreffende fase is afgerond, kan een advocaat daarvoor declareren. Gedurende de wachttijd van bijvoorbeeld de behandeling van de integrale beoordeling kan een advocaat niet declareren en heeft de advocaat ook weinig werk aan zo’n zaak. Met de verlaging van de wegingsnorm heeft de Raad het voor de deelnemende advocaten mogelijk gemaakt om gedurende de opstartfase van de hersteloperatie tijdelijk een hoger aantal zaken aan te trekken om aan voldoende declarabele werkzaamheden te komen.
Op basis van de declaraties en de berichten van de werkgroep van toeslagadvocaten heeft de Raad de afgelopen periode geconstateerd dat de werkzaamheden die voortvloeien uit de hersteloperatie op gang zijn gekomen en tot declaraties leiden. Hiermee vervalt de bovenstaande reden voor het tijdelijke maatwerk. Omdat de werkzaamheden die voortvloeien uit de herstelzaken op gang zijn gekomen, is het van belang om het maximaal aantal zaken dat een advocaat kan aanvragen weer te normaliseren zodat de kwaliteit van rechtsbijstand wordt geborgd.
Het is niet wenselijk dat er voor de bijstand van gedupeerde ouders een andere kwaliteitsstandaard wordt gehanteerd dan voor reguliere zaken. Ook gedupeerde ouders moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede rechtsbijstand en een grondige behandeling van hun zaak.
Vindt u het een teken van goed functioneren van de Wht dat er signalen zijn van advocaten die middels de Wht toeslagenouders helpen zonder dat hier nog een toevoeging tegenover stond omdat het aantal toevoegingen te weinig is om alle ouders te helpen?
Alle ouders die dat willen, kunnen worden geholpen door een advocaat. Op dit moment zijn er ruim 280 aangemelde advocaten die zich bij de Raad hebben gemeld om rechtsbijstand te verlenen aan gedupeerde ouders. Nu er voldoende gekwalificeerde advocaten beschikbaar zijn om alle gedupeerde ouders bij te staan, bestaat over de hele linie de indruk dat daar in voldoende mate in wordt voorzien.
Een enkel kantoor heeft zoveel zaken aangenomen, dat ze het jaarlijkse maximum aan toevoegingen hebben overschreden. Die keuze van het advocatenkantoor heeft tot gevolg dat ze voor een deel van die gedupeerde ouders geen (nieuwe) toevoeging kan aanvragen. Deze ouders kunnen echter wel aanspraak maken op gesubsidieerde rechtsbijstand. In zo’n geval geldt dat het kantoor de betreffende ouders kunnen doorverwijzen naar de Raad, zodat de Raad hen kan koppelen aan een beschikbare en gekwalificeerde advocaat. Een te hoge werkdruk is niet bevorderlijk voor de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening. Het is van belang dat advocaten voldoende tijd hebben voor elke zaak.
Wat vindt u van de hoge barrières waar advocaten in het proces van de Wht tegenop lopen, zoals een gebrek aan gevraagde informatie, geen processtukken, het overslaan van oudergesprekken door zaakbehandelaars, het niet toezenden van een vooraankondiging en het onthouden van het recht om zienswijzen in te dienen waardoor het proces kwalitatief niet zorgvuldig verloopt?
De hersteloperatie richt zich op laagdrempelig herstel, bijvoorbeeld door ouders tijdens de integrale beoordeling te laten begeleiden door een persoonlijk zaakbehandelaar (hierna: PZB-er) die beschikbaar is voor vragen. Tegelijkertijd kampt de hersteloperatie ook met achterstanden en uitdagingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het tijdig leveren van de informatie die ouders en hun advocaten nodig hebben. In dat kader zijn meerdere verbetermaatregelen doorgevoerd, waardoor beter informatie met ouders wordt gedeeld en eerder processtukken kunnen worden verstrekt.
In de zestiende voortgangsrapportage (hierna: VGR) is toegelicht dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) diverse maatregelen heeft doorgevoerd om de informatievoorziening aan ouders en advocaten te versnellen en verbeteren. Allereerst ontvangen ouders sinds het najaar van 2023 tijdens de integrale beoordeling (hierna: IB) standaard een feitenoverzicht. Ook ontvangen ouders het informatie- en beoordelingsformulier aan het eind van de beoordeling. Ouders krijgen hiermee meer inzicht in wat er is gebeurd en waarom zij wel of niet gedupeerd zijn in een bepaald toeslagjaar. In januari 2024 heeft UHT nieuwe laksoftware in gebruik genomen. Ten tweede wordt sinds eind 2023 het nieuwe ouderdossier verstrekt, dat samen met ouders en advocaten is ontwikkeld. De reacties op dit ouderdossier zijn positief. Naast verstrekking van dit dossier bij bezwaren en werkelijke schade zet UHT zich ook in om het ouderdossier al tijdens de IB te verstrekken aan ouders die behoefte hebben aan meer informatie dan het informatie- en beoordelingsformulier. Om deze verbetermaatregelen voor het verstrekken van het dossier te ondersteunen heeft een opschaling van de organisatie plaatsgevonden, in combinatie met vereenvoudiging van de lakinstructie, schrappen van controles en de invoering van nieuwe laksoftware.
Het kabinet herkent niet dat er nu stappen worden overgeslagen zoals een oudergesprek of een vooraankondiging. UHT voert in principe altijd een oudergesprek, tenzij de advocaat aangeeft dit niet te willen en het ouderverhaal schriftelijk overhandigd.
Ouders ontvangen daarnaast een vooraankondiging voordat zij een definitieve beschikking krijgen. Hierin staat per jaar aangegeven op welke regeling de ouder recht heeft en hoe het bedrag is opgebouwd dat de ouder ontvangt. Zij kunnen hierop hun zienswijze uitbrengen en ten behoeve hiervan ook een ouderdossier opvragen.2 De zienswijze is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht). Uitgangspunt is dat er geen stappen in dit proces worden overgeslagen, zelfs als er voortvarende behandeling van de integrale beoordeling is geboden, bijvoorbeeld doordat een rechter heeft beslist dat een IB binnen een bepaalde termijn moet worden afgehandeld naar aanleiding van een beroep niet tijdig beslissen.
Als dit in incidentele gevallen misloopt, dan wordt daar een passende oplossing voor gezocht, zonder dat een ouder daarvoor in bezwaar hoeft te gaan.
Wat vindt u ervan dat de informatieachterstand voor advocaten hierdoor heel groot is en tevens omdat er, zonder duidelijke wettelijke basis, flinke stukken tekst worden weggelakt en persoonlijke dossiers niet beschikbaar zijn voor advocaten?
Advocaten moeten beschikken over de informatie die nodig is om hun cliënt bij te staan. Dat is de afgelopen periode niet altijd voldoende gelukt. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat advocaten in bezwaar gaan om zo alsnog een dossier te krijgen. Dat is onwenselijk. Zoals uit het antwoord op vraag 5 blijkt zijn er meerdere maatregelen genomen om informatie beter en eerder te delen en dossiers tijdiger ter beschikking te stellen.
De reden dat dossiers geanonimiseerd worden verstrekt is gelegen in de bescherming van de privacy en heeft daarmee een wettelijke basis (Algemene Verordening Gegevensbescherming, «AVG»). In de dossiers staan niet alleen gegevens van ouders, maar kunnen ook persoonsgegevens, financiële gegevens of meldingen van derden, ex-partners of inwonende anderen staan, of persoonsgegevens van medewerkers. Deze vallen onder de bescherming van de AVG. Het anonimiseren van dossiers zorgt niet voor informatieachterstand voor advocaten omdat voor de zaak relevante informatie niet wordt gelakt. Inmiddels is de instructie voor het anonimiseren door UHT vereenvoudigd, waardoor er veel minder wordt gelakt in een dossier.
Wat gaat u doen aan de klachten van advocaten waarin zij stellen dat het in 2023 ingevoerde feitenoverzicht ter vervanging van de tijdlijn totaal tekortschiet in de informatievoorziening waardoor ook om deze reden advocaten het verweer niet goed kunnen voeren?
In het algemeen geven advocaten en ook ouders aan dat het feitenoverzicht een goed inzicht geeft in wat er gebeurd is. Het feitenoverzicht is compact, overzichtelijk en leesbaar opgesteld voor de ouder. De eerder gebruikte tijdlijn bevatte ook informatie die niet relevant was. Bovendien was een deel van de informatie in de tijdlijn van meer technische aard, wat de leesbaarheid niet ten goede kwam.
Het feitenoverzicht wordt opgesteld door de PZB-er. De PZB-er kan ouders tijdens het oudergesprek aan de hand van het feitenoverzicht goed meenemen in alle relevante feiten en gebeurtenissen uit het verleden.
UHT krijgt soms het signaal terug van advocaten dat het feitenoverzicht niet toereikend is in de informatievoorziening. Ouders ontvangen tijdens de integrale beoordeling naast het feitenoverzicht ook standaard het informatie- en beoordelingsformulier. Als advocaten of ouders de informatie die hierin staat niet voldoende vinden kunnen zij er ook voor kiezen om het ouderdossier op te vragen. In de zestiende VGR is toegezegd om vanaf april 2024 het ouderdossier zo vroeg mogelijk in het proces te verstrekken. De vraag naar dossiers en de beschikbare capaciteit om deze te verstrekken kan zich uiteraard in de loop van de tijd verder ontwikkelen. Zoals opgenomen in de brief aan uw Kamer van 25 maart 2024 zet UHT alles op alles om te blijven voldoen aan de vraag naar ouderdossiers tijdens de integrale beoordeling.3
Wat gaat u doen om het fundamentele beginsel van de «equality of arms» te verbeteren zodat de toeslagenouders een redelijke kans krijgen om hun verhaal te doen en tot een rechtvaardig herstel kan worden gekomen?
Het kabinet onderschrijft dat ouders het recht hebben om goed geïnformeerd te worden. In het verleden moesten ouders lang op hun dossier wachten. Hier is met diverse verbetermaatregelen actie op ondernomen, zoals in de voorgaande antwoorden is toegelicht.
Het is belangrijk dat gedupeerde ouders een kans krijgen om hun verhaal te doen en rechtsbijstand krijgen om hun rechtsbescherming te borgen. Gedupeerde ouders krijgen op verschillende momenten in het herstelproces de mogelijkheid om hun verhaal te doen. In de integrale beoordeling is het oudergesprek een standaard onderdeel van het proces. Ook de vooraankondiging en de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze is een onderdeel van de integrale beoordeling. Daarnaast is het tijdens de integrale beoordeling ook mogelijk om een driegesprek te doen met UHT en de gemeente. Een driegesprek brengt de ondersteuning van gemeente en UHT samen. Ook bij de Commissie werkelijke schade is een gesprek met de ouder een standaard onderdeel van de procedure en er is een start gemaakt met het doorvoeren van een informele zienswijze waarin het advies aan UHT aan de ouders wordt toegelicht. Bij de route van Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH) wordt de ouder met veel aandacht in staat gesteld zijn of haar verhaal te doen.
Bij elk van deze onderdelen kan een gedupeerde ouder zich kosteloos laten bijstaan door een advocaat. Hiervoor is de subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag in het leven geroepen.
Wat vindt u van de analyse uit de praktijk waaruit blijkt dat er gemiddeld minstens drie procedures per toeslagenouder nodig zijn in de afhandeling vanwege de gebruikelijke gang naar de bezwaarschriftenadviescommissie, omdat in de integrale beoordeling geen stukken en informatie wordt gedeeld en de toeslagenouders hiervoor steevast naar de bezwaarprocedure worden verwezen en de gang naar de Commissie Werkelijke Schade (CWS) moeten maken wanneer sprake is van meer dan alleen forfaitaire schade, en er vaak nog wel meer dan drie procedures nodig zijn?
Het voeren van onnodige procedures is onwenselijk en moet worden voorkomen. Er is reeds ingezet op het standaard beschikbaar stellen van het feitenoverzicht en informatie- en beoordelingsformulier tijdens de integrale beoordeling. Het is verder de inzet om ouderdossiers eerder op verzoek te verstrekken, zodat ouders of hun gemachtigden geen bezwaar hoeven te maken om de enkele reden dat zij hun dossier willen ontvangen. Het ouderdossier is bruikbaar in alle procedures in het kader van financieel herstel, dus zowel de integrale beoordeling, werkelijke schade als eventuele vervolgprocedures zoals bezwaar.
Dat betekent niet dat procedures altijd voorkomen kunnen worden, ouders hebben het recht om in bezwaar te gaan. De Wht is zo ingericht dat er een vorm van forfaitaire vergoeding van schade plaatsvindt tijdens de integrale beoordeling en dat eventuele aanvullende werkelijke schade kan worden vergoed. Dat heeft als voordeel dat in de integrale beoordeling mensen sneller geholpen kunnen worden, voor veel mensen is dat ook voldoende. Ook is na de integrale beoordeling duidelijk welke toeslagjaren het precies betreft, hetgeen een belangrijk vertrekpunt is voor de aanvullende schadevergoeding.
Het vergoeden van aanvullende werkelijke schade duurt lang en dat is onwenselijk. Daarom wordt er ook ingezet op het bieden van meerdere routes voor het vergoeden van werkelijke schade. De ouders zelf kunnen de keuze maken welke route het beste bij hen past. Ook anderszins zijn er maatregelen genomen die moeten zorgen voor versnelling en waarbij de inzet is om te voorkomen dat mensen in bezwaar moeten gaan. Zo zorgt UHT er voor dat de integrale beoordeling wordt afgerond met één beschikking, waar het voorheen kon voorkomen dat er voor verschillende toeslagjaren en voor OG/S meerdere beschikkingen werden uitgevaardigd.
Ziet u dat op basis van de grote hoeveelheid procedures en dus toevoegingen per ouder en de verandering van de eenheid per toevoeging dat het aantal ouders dat kan worden geholpen per advocaat heel veel minder zal worden aangezien het aantal toevoegingen per advocaat wordt gemaximeerd op 250?
Het is inderdaad niet wenselijk dat toeslagouders tussentijds moeten wisselen van advocaat. Dit vraagt van advocaten dat zij rekening houden met het aantal ouders dat zij bijstaan. Met het beëindigen van het tijdelijke maatwerk wil de Raad juist het noodgedwongen wisselen van advocaat in de toekomst voorkomen. Op deze manier wil de Raad, net als bij andere zaken, tegengaan dat advocaten teveel zaken op zich (blijven) nemen waardoor ouders naar een andere advocaat moeten overstappen. Zoals ook toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4, kan het verruimen van het maximum aantal toevoegeenheden er juist toe leiden dat de kwaliteit en beschikbaarheid van de rechtsbijstand voor gedupeerde ouders, in het gedrang komt.
Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 4, hebben op dit moment ruim 280 advocaten zich aangemeld om rechtsbijstand aan gedupeerde ouders te verlenen. Hiermee kan aan de vraag naar rechtsbijstand worden voldaan. De Raad heeft tot nou toe alle gedupeerde ouders die op zoek zijn naar en advocaat kunnen koppelen aan een beschikbare en gekwalificeerde advocaat. Dreigt dat niet (meer) te lukken dan zal de Raad in overleg met de NOvA passende maatregelen treffen.
Ziet u dat hiermee het gevolg zal zijn dat toeslagenouders, bij het bereiken van dit maximum aantal toevoegingen voor advocaten, zo ook worden doorverwezen naar een nieuwe advocaat, als die al gevonden kan worden, die opnieuw moet beginnen, hetgeen ten koste zal gaan van de kwaliteit van de hulp?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het eens met de stelling dat hiermee ook het vertrouwen dat gedupeerde ouders hebben in het proces ernstig kan worden geschaad, nadat zij ook al eerder zijn teleurgesteld en benadeeld door de overheid?
Zoals in het antwoord op vragen 2 en 3 is aangegeven, stelt de Raad juist voorwaarden op aan advocaten die deelnemen aan de subsidieregeling om de kwaliteit van de juridische bijstand te waarborgen. Deze criteria zijn opgesteld in het belang van de gedupeerde ouders, om ervoor te zorgen dat ze allemaal kunnen rekenen op grondige behandeling van hun zaak. Het tegengaan van onnodige wisselingen vraagt ook van advocaten dat zij rekening houden met het aantal ouders dat zij kunnen bijstaan, en niet te veel zaken aannemen.
Bent u ermee bekend dat de kinderen van de gedupeerde ouders geen zelfstandig recht hebben om de toegang naar de CWS te maken en slechts in het kader van de behandeling van het verzoek van hun ouders, als die nog niet doorlopen is, hun situatie aan de CWS kunnen voorleggen terwijl zij het leed van hun ouders veelal zwaarder hebben ondervonden en verminderde levenskwaliteit hebben gehad?
Het Kabinet vindt het belangrijk om kinderen van gedupeerde ouders te helpen bij het opbouwen van hun toekomst. Om deze reden is de kindregeling tot stand gebracht, als een steun in de rug voor jongeren die getroffen zijn door de toeslagenaffaire om het leven weer op de rit te krijgen. De kindregeling omvat erkenning van het leed van jongeren, een leeftijdsafhankelijke financiële tegemoetkoming, brede ondersteuning op vijf leefdomeinen door de gemeenten en een breed aanvullend aanbod op het gebied van financiële voorlichting, persoonlijke ontwikkeling, mentaal welzijn alsook een aanvullend schuldhulpverleningsaanbod bij problematische schulden.
Aan de kindregeling ligt een proces van dialoog, reflectie en analyse met kinderen en jongeren ten grondslag. Zij zijn ook betrokken geweest bij de nadere uitwerking van de regeling. In samenspraak met getroffen kinderen is een indeling per leeftijd gemaakt. Alle kinderen en jongeren die in hetzelfde leeftijdscohort vallen krijgen een even grote tegemoetkoming, ongeacht de duur of de aard van het leed. Er is gekozen om in de Wht geen zelfstandig recht voor jongeren op te nemen om hun schade voor te leggen aan CWS.
Bent u ermee bekend dat de kinderen van de gedupeerde ouders wanneer zij een advocaat willen inschakelen om tegen de vergoeding van maximaal € 10.000 vanuit de Kindregeling in bezwaar te gaan, hiervoor slechts een lichte adviestoevoeging krijgen, hetgeen betekent dat er maar twee punten voor een volledige bezwaarprocedure wordt toegekend en veel advocaten het zich niet kunnen veroorloven om rechtsbijstand te verlenen voor deze minimale vergoeding?
De kindregeling zoals die in de Wet hersteloperatie toeslagen is opgenomen bestaat uit een forfaitaire vergoeding tussen de € 2.000 en € 10.000 euro afhankelijk van de leeftijd van het kind. De criteria om in aanmerking te komen voor een forfaitaire vergoeding zijn eenduidig en UHT heeft de doelgroep in beeld. De regeling wordt dan ook ambtshalve uitgevoerd. Het indienen van een bezwaar tegen de beschikking is een relatief eenvoudige handeling en vraagt maar beperkt tijd van een advocaat.
In dit specifieke geval ging het om een toevoegingsaanvraag voor het maken van een pro forma bezwaar. De werkzaamheden daarvoor zijn beperkt. Daarom volstaat in deze gevallen en in dit stadium een Lichte Advies Toevoeging (LAT) van twee punten. Indien op een later moment alsnog de gronden voor bezwaar worden ingediend en blijkt dat de advocaat daar voor meer dan drie uur werk aan heeft gehad, dan kan de verleende LAT omgezet worden naar een reguliere toevoeging van 9 punten. Dit heeft de Raad bij de verlening van de LAT ook aan de betreffende advocaat kenbaar gemaakt.
Het klopt dat de Raad, in dit soort zaken, voor het maken van een pro forma bezwaar een toevoeging afgeeft voor meerdere kinderen. Dit komt omdat het nog niet duidelijk is of er sprake is van dezelfde bezwaargronden per kind. Indien er bij het aanleveren van de gronden blijkt dat de belangen van kinderen in één gezin uiteen lopen, dan zal de Raad alsnog besluiten een afzonderlijke reguliere toevoeging van 9 punten per kind af te geven. Ook dit heeft de Raad bij de afgifte van de LAT kenbaar gemaakt aan de betreffende advocaat.
Bent u ermee bekend dat sinds kort door de Raad voor Rechtsbijstand is besloten om voor alle kinderen uit een gezin slechts één lichte adviestoevoeging toe te kennen en het er op neerkomt dat als een gezin bijvoorbeeld vier kinderen heeft, van de advocaten wordt verwacht dat zij vier bezwaarprocedures moeten voeren voor slechts twee punten?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u reflecteren op het feit dat de Staatssecretaris haar toezegging van 8 maart 2023 in reactie op de gezamenlijke brief van de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman van 26 januari 2023 dient na te komen en er oog zal moeten zijn voor de behoefte van de kinderen om een zelfstandige erkenning te krijgen en tevens oog zal moeten zijn voor de persoonlijke omstandigheden van het kind?
In de reactie op de brief van de (Kinder)Ombudsman op 26 maart 2023 is aangegeven dat het Kabinet er waarde aan hecht om in de erkenningsbehoefte van getroffen jongeren te voorzien. Er is aangegeven dat deze erkenning enerzijds plaatsvindt door het toesturen van een erkennings- en excusesbrief. In een persoonlijke brief aan kinderen en jongeren geeft het Kabinet rekenschap voor de fouten die gemaakt zijn met de kinderopvangtoeslag. Ook wordt de erkenning geboden dat kinderen en jongeren daaronder hebben geleden.
Erkenning wordt echter ook op andere wijze kenbaar gemaakt. Door jongeren nauw te betrekken bij de totstandkoming en doorontwikkeling van de kindregeling (o.a. via het Ontwikkelnetwerk Herstel van Diversion) toont het Kabinet zich verantwoordelijk en betrokken. Een groot deel van de kindregeling is rechtstreeks gestoeld op de behoeften van getroffen kinderen die zij in verschillende participatietrajecten aan kenbaar hebben gemaakt. Door goed naar hen te luisteren en opvolging te geven aan hun behoeften toont het Kabinet ook in daad de erkenning van jongeren.
Bent u bereid om te kijken naar een systeem binnen de Wht waarin alle procedures voor één ouder tezamen op één eenheid worden gewaardeerd waardoor veel meer toeslagenouders kunnen worden geholpen?
Allereerst wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 2 en 3 waarin wordt uitgelegd waarom de Raad ervoor heeft gekozen de tijdelijke aanpassing terug te draaien. De Raad heeft een maximaal aantal toevoegingen vastgesteld dat een advocaat mag aanvragen. De hersteloperatie is op gang gekomen, de werklast loopt op, en er zijn voldoende advocaten beschikbaar om alle ouders die dat willen bij te staan. Er bestaat geen reden meer om voor de zaken van gedupeerde ouders een ander maximum te hanteren. Er is geen aanleiding meer voor het opnieuw toepassen van de verlaging van de wegingsnorm. Een dergelijke aanpassing zal leiden tot minder tijd en aandacht voor de gedupeerde ouder, hetgeen niet wenselijk is.
Mocht u hier beide niet toe bereid zijn, is er dan wel bereidheid om te kijken of de eenheden voor toevoegingen net als in 2023 kan worden gewaardeerd op 0,5?
Zie antwoord vraag 17.
Wat gaat u doen om de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door advocaten aan gedupeerden in de hersteloperatie te verbeteren?
Er is op regelmatige basis contact tussen het Ministerie van Financiën, de Raad en de NOvA. In deze gesprekken kunnen ook signalen naar voren worden gebracht over uitvoeringsaspecten van de bijstand door advocaten.
Voor de reactie op de signalen die concreet gaan over het toevoegingenbeleid van de Raad verwijs ik u naar de antwoorden op bovenstaande vragen.
Wat gaat u doen aan het vergroten van de rechtsbescherming die aan de kinderen van de toeslagenouders toekomt?
Kinderen van gedupeerde ouders hebben recht op een forfaitair bedrag op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen. Zij ontvangen dit bedrag met een beschikking. Indien zij het niet eens zijn met de beschikking, staat de route van bezwaar en beroep open die met voldoende waarborgen omkleed is. Kinderen die daarbij hulp van een advocaat willen, kunnen hiervoor een reguliere toevoeging aanvragen.
Het artikel 'Veiligheid in vrouwengevangenis ‘onvoldoende’' |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Veiligheid in vrouwengevangenis «onvoldoende»: drie cipiers vervolgd voor aanranding en verkrachting»1 in de Volkskrant van 28 februari 2024?
Ja.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen van Inspectierapport PI Nieuwersluis2 van 31 mei 2023? Welke aanbevelingen uit het inspectierapport zijn tot dusver opgevolgd, en welke niet?
Op 31 mei 2023 heb ik mijn beleidsreactie op het Inspectierapport PI Nieuwersluis aan uw Kamer gestuurd.3 In mijn reactie heb ik aangegeven alle aanbevelingen van het Inspectierapport over te nemen. Ook heb ik benoemd welke maatregelen ik, samen met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), tref om seksueel grensoverschrijdend gedrag in Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwersluis en DJI breed tegen te gaan. DJI is direct van start gegaan met de aangekondigde maatregelen. Zo zijn bijvoorbeeld bij de PI Nieuwersluis intervisies binnen de teams gestart, heeft de directie de module sociale veiligheid gevolgd en is het inwerkprogramma voor de nieuwe medewerkers herzien. In de PI’s Ter Peel en Zwolle zijn aandachtsfunctionarissen bij de Commissie van Toezicht (CvT) aangesteld. In de PI Nieuwersluis is gekozen voor een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden. In de beleidsreactie op het advies van regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (RCGOG) heb ik een stand van zaken gegeven op deze maatregelen en aangegeven welke aanvullende acties in gang worden gezet.4
Deelt u de mening dat de aanvullende aanbevelingen3 van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (hierna: RCGOG) erop wijzen dat niet alle aanbevelingen uit het Inspectierapport PI Nieuwersluis voldoende zijn opgevolgd? Zo ja, hoe gaat u hier verandering in brengen? Zo nee, waarom niet?
De RCGOG onderscheidt drie niveaus bij een cultuurverandering in een organisatie zodat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet meer voorkomt: de omgangscultuur (normen, waarden en gedragspatronen), de organisatiestructuur (georganiseerde kenmerken van de setting die beïnvloeden welk gedrag mogelijk of toegestaan is binnen die setting) en het systeem van specifieke maatregelen voor de aanpak van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag (meldingsmogelijkheden en ondersteuning daarbij).
De RCGOG concludeert dat DJI op al deze drie niveaus acties heeft ondernomen, maar dat aanvullende maatregelen nodig is. In de beleidsreactie6 op het advies heb ik aangegeven hoe ik invulling geef aan deze aanvullende maatregelen.
Bent u het eens met de kritiek van de RCGOG dat de drempel om een klacht in te dienen in vrouwengevangenissen omlaag moet en dat klachten sneller behandeld moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Ik onderschrijf de noodzaak dat melden zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. Daarom heb ik naar aanleiding van het Inspectierapport meerdere maatregelen genomen om deze drempel te verlagen. Zo heb ik de Commissie van Toezicht (CvT) van iedere PI gevraagd een aandachtsfunctionaris niet-integer gedrag aan te stellen. In de PI’s Ter Peel en Zwolle zijn deze aandachtsfunctionarissen bij de CvT inmiddels ingesteld. In de PI Nieuwersluis is door de directie en de CvT gekozen voor een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden die de rol van aandachtsfunctionaris vervuld, onafhankelijk van de CvT. Na een jaar worden beide vormen geëvalueerd en wordt de opgedane kennis ook gedeeld met de CvT’s van de andere PI’s, zodat zij dat kunnen gebruiken bij de verdere positionering en doorontwikkeling van de functionaris.
Naar aanleiding van het advies van de RCGOG wordt het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het meldproces – zowel aan de kant van de melder, aan de kant van de organisatie en als bij andere betrokken – extra onder de aandacht gebracht. Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de herkenbaarheid van de aandachtsfunctionaris.
Hoeveel aandachtsfunctionarissen zijn tot dusver aangesteld in vrouwengevangenissen? Wat gebeurt er met de meldingen die bij hen binnenkomen? Zijn hier protocollen voor en zo ja, hoe zien die eruit? Zo nee, moeten die er wat u betreft komen en hoe gaat u hiervoor zorgen?
Zoals bij het antwoord op vraag 4 is toegelicht, zijn in Ter Peel en Zwolle een aandachtsfunctionaris niet-integer gedrag bij de CvT aangesteld en in Nieuwersluis een externe vertrouwenspersoon voor gedetineerden. Indien de aandachtsfunctionaris als onderdeel van de CvT handelt dan kan de functionaris in die hoedanigheid zelf de melding afhandelen of doorverwijzen. Ook is er naar aanleiding van het advies van de RCGOG besloten het mogelijk te maken dat de CvT rechtstreeks melding kan maken bij Bureau Integriteit van DJI. Deze mogelijkheid is inmiddels geïmplementeerd. De vertrouwenspersoon voor gedetineerden in PI Nieuwersluis kan in samenspraak met een gedetineerde een melding doen of verwijzen naar de (maandcommissaris van de) CvT.
Als de vertrouwenspersoon op de hoogte wordt gebracht van mogelijk strafbaar gedrag dan tracht de vertrouwenspersoon de gedetineerde te bewegen zelf aangifte te doen of dat zij samen aangifte doen. Mocht de gedetineerde geen aangifte willen doen, dan stelt de vertrouwenspersoon de directeur in kennis, die vervolgens ambtshalve aangifte doet.
Klopt het dat de brievenbus waarin gedetineerden in de vrouwengevangenis in Nieuwersluis hun klachten kwijt kunnen, in het zicht hangt? Zo ja, deelt u de mening dat dit de meldingsbereid naar verwachting verkleint omdat gedetineerden hierdoor niet ongezien een klacht kunnen indienen? Bent u bereid met de vrouwengevangenis in gesprek te gaan om de brievenbus te verplaatsen?
Op één afdeling in PI Nieuwersluis hing de brievenbus voor de vertrouwenspersoon gedetineerden in het zicht van het personeel. Deze brievenbus is inmiddels verplaatst uit het zicht van het personeel. Ik heb daarnaast andere maatregelen genomen om het melden zo laagdrempelig te maken. Zie ook mijn antwoord bij vraag 4.
Op welke termijn gaat u de aanbevelingen van de RCGOG opvolgen om intervisie en trainingen over de gezagsrelatie tot gedetineerden (aanbeveling 4) en omstanderstrainingen (aanbeveling 5) te organiseren? Zijn de – vergelijkbare – aanbevelingen uit het Inspectierapport PI Nieuwersluis op dit vlak voldoende overgenomen?
Het opleidingsinstituut van DJI heeft een specifieke module ontwikkeld over het werken met vrouwelijke gedetineerden. Binnenkort zal deze module beschikbaar zijn. Deze module zal worden gevolgd door zowel medewerkers als directieleden van de vrouwengevangenissen. Daarnaast nemen alle teams in PI Nieuwersluis sinds mei 2023 deel aan intervisiesessies. Ook in de PI Zwolle en in de PI Ter Peel geldt dat er intervisiesessies en/of bijeenkomsten worden georganiseerd waar het thema regelmatig wordt besproken. De positie van de omstanders en de gezagsrelatie komen zowel bij de genoemde module als bij deze intervisiesessie en bijeenkomsten nadrukkelijk aan bod.
Kunt u de Kamer van een tijdpad voorzien over de implementatie van de aanbevelingen van de RCGOG naar aanleiding van het Inspectierapport PI Nieuwersluis?
In de beleidsreactie heb ik aangegeven hoe er wordt omgegaan met de verschillende maatregelen op basis van de aanbevelingen van de RCGOG. Er moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen verschillende maatregelen. Sommige maatregelen zijn reeds geïmplementeerd, zoals de mogelijkheid voor de CvT om direct te kunnen melden bij Bureau Integriteit (per 1 maart 2024). Een aantal maatregelen vraagt nadere uitwerking, zoals bijvoorbeeld het komen tot een breed gedragen gedragscode met daarin aandacht voor de specifieke context van een PI. En tot slot zijn er maatregelen die vragen om nader intern overleg, zoals bijvoorbeeld het vastleggen van hoe om te gaan met de discretionaire bevoegdheden. DJI is hier druk mee aan de slag. In de voortgangsrapportage »Recht doen, kansen bieden» zal ik u informeren over het tijdpad.
Bent u bereid de Kamer halfjaarlijks van een update te voorzien over de implementatie van de maatregelen van de RCGOG?
Over de implementatie van de maatregelen rapporteer ik in de jaarlijkse voortgangsrapportage »Recht doen, kansen bieden». De eerstvolgende voortgangsrapportage staat voor de zomer gepland.
Het bericht ‘Rechter Haags gerechtshof geschorst na valse-ondertekening in 43-vonnissen’ |
|
Judith Uitermark (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Financieel Dagblad van 19 februari 2024 met als kop «Rechter Haags Gerechtshof geschorst na valse ondertekening in 43 vonnissen»? Wanneer bent u in kennis gesteld van deze gebeurtenis?1
Ja. Ik ben ongeveer twee maanden geleden geïnformeerd.
Kunt u bevestigen dat deze vonnissen zaken betreffen van zogenoemde strafrolzittingen en dat deze zaken niet inhoudelijk zijn behandeld zodat burgers niet zijn benadeeld?
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat in 43 strafzaken op strafrolzittingen, na enkelvoudige behandeling door één rechter, meervoudige uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring en enkele processen-verbaal zijn opgesteld alsof er een behandeling en uitspraak van drie rechters aan was voorafgegaan. De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat het niet aannemelijk is dat deze werkwijze impact heeft gehad op betrokkenen bij deze rechtszaken.
Klopt het dat de valsheid ziet op het vermelden van het aantal rechters (drie rechters in plaats van één rechter) in het vonnis?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat hierdoor 110.000 euro extra inkomsten voor het Haags Gerechtshof zijn gegenereerd en de betrokken rechter daarbij geen eigen financieel voordeel heeft gehad?
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat de betrokken rechter geen eigen financieel voordeel heeft gehad. Door deze werkwijze heeft het Hof ongeveer € 110.000 te veel ontvangen, dat is inmiddels gecorrigeerd.
Bent u het eens met de stelling dat, nu van persoonlijk financieel gewin geen sprake is geweest en er geen gevolgen voor de burger zijn geweest, het aannemelijk is dat dit alles te maken heeft met de wijze waarop de Rechtspraak is gefinancierd?
De Raad voor de rechtspraak heeft eerder al eens onderzoek laten uitvoeren naar motieven om een zaak meervoudig of enkelvoudig af te doen. Dat onderzoek liet zien dat hier vooral inhoudelijke argumenten aan ten grondslag liggen en geen financiële prikkels. Dit laat onverlet dat de Raad voor de rechtspraak aanleiding ziet nu een extern onderzoek te laten uitvoeren om uit te sluiten dat een vergelijkbare werkwijze elders is toegepast. Ik wacht de uitkomsten van dat onderzoek af. Verder wil ik niet speculeren over eventuele persoonlijke motieven van een rechter of raadsheer.
Herinnert u zich mijn inbreng bij de begrotingsbehandeling op 7 februari 2024 waarin NSC heeft aangegeven zich zorgen te maken over de effecten van de financieringssystematiek van de Rechtspraak vanwege de nadruk die daarin ligt op de prestatieafspraken? Bent u bereid nader onderzoek te doen en in kaart te brengen of er inderdaad sprake is van perverse financieringsprikkels, gezien in het artikel een rechter aangeeft «dat er keiharde prestatieafspraken liggen en het wat dat betreft lijkt op een koekjesfabriek» en dat meerdere rechters stellen «dat er sprake is van perverse financiële prikkels in de rechtspraak, die mogelijk leiden tot dit soort excessen»?
Ja, ik herinner mij de inbreng bij de begrotingsbehandeling op 7 februari 2024. Zoals in mijn antwoord op vraag 5 is aangegeven wil ik eerst het door de Raad voor de rechtspraak aangekondigde externe onderzoek afwachten.
Kunt u bij dit onderzoek tevens betrekken hoe de factoren werkdruk en de productgerichte financiering hierop van invloed zijn?
In de zomer van 2023 heb ik een onafhankelijk verkenner aangesteld om met Rechtspraak en OM te kijken naar mogelijke oplossingsrichtingen voor de werkdruk bij de rechterlijke macht. Ook de uitkomsten van deze verkenning wil ik afwachten. Deze worden dit voorjaar verwacht.
Kunt u deze vragen indien mogelijk beantwoorden voor het commissiedebat rechtspraak op 28 februari en zo niet, dan binnen twee weken?
Het is niet gelukt om de vragen binnen de termijn te beantwoorden, mede vanwege afstemming van de antwoorden met de Raad voor de rechtspraak.
Het bericht 'Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort' |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort»?1
Ja.
Wat is de status van het integraal plan om femicide te beschrijven, zoals door u is toegezegd tijdens het debat over femicide? Wanneer in het voorjaar kunnen we dit plan verwachten?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik werken gezamenlijk aan het plan van aanpak om femicide tegen te gaan. Momenteel vinden er gesprekken plaats met de betrokken organisaties, zoals Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, vrouwenopvang en maatschappelijke organisaties. Ook wordt de input van nabestaanden en ervaringsdeskundigen (op het gebied van huiselijk geweld) meegenomen. Zoals toegezegd zal dit plan van aanpak naar verwachting in april 2024 aan uw Kamer worden voorgelegd.
Heeft u al een eenduidige definitie van de term femicide? Wordt deze definitie ook opgenomen in het integraal plan? Kunt u deze definitie al delen? Zo niet, waarom niet?
Femicide, ook wel bekend als vrouwenmoord, wordt door verschillende internationale instanties gedefinieerd als het doden van een vrouw of meisje vanwege haar geslacht of genderidentiteit en kan diverse vormen aannemen. In het conceptplan van aanpak tegen femicide wordt een definitie van de intieme vorm van femicide gehanteerd: Het om het leven brengen van een vrouw of meisje door een (ex-)partner of familielid.
Hoewel niet alle gevallen van femicide een vorm van huiselijk geweld zijn, vormt dit wel de grootste categorie: ongeveer 80% van de vermoorde vrouwen wordt namelijk gedood door een (ex-)partner of familielid2. Voor deze categorie is de mogelijkheid om dodelijk geweld te voorkomen het grootst, omdat gewelddadige patronen en risicofactoren in de privésfeer eerder kunnen worden opgemerkt. Een effectieve aanpak van huiselijk geweld3, waarbij goede signalering en herkenning van waarschuwingssignalen voor femicide centraal staan, vormt dan ook de basis voor het voorkomen van femicide.
Zou u een verkenning willen starten om, naar Spaans voorbeeld, een crisis comité op te zetten waar deskundigen op het gebied van huiselijk- en partnergeweld samenkomen om tot oplossingen te komen om femicide te bestrijden?2
De Spaanse Minister van Gelijkheid heeft aangekondigd dat het crisiscomité bijeenkomt om de zeven moorden die in januari 2024 in Spanje zijn gepleegd, gedetailleerd te analyseren en oplossingen te bedenken voor het geweld. Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd om te verkennen hoe we een dergelijke gestructureerde analyse van casussen standaard kunnen uitvoeren in Nederland bij (pogingen tot) dodelijk huiselijk geweld. Het doel hiervan is het beleid en de aanpak van de betrokken partijen voortdurend te verbeteren en zo een leerproces te bevorderen.
Voor het plan van aanpak tegen femicide dat uw Kamer naar verwachting in april zal ontvangen, heeft het kabinet net als Spanje professionals, ervaringsdeskundigen en wetenschappers op het gebied van huiselijk en partnergeweld geraadpleegd.
Kunt u al resultaten delen over het slachtofferdevice dat signaleert wanneer een stalker met zijn enkelband te dicht in buurt van een slachtoffer komt, zoals u heeft aangegeven in het commissiedebat femicide in september 2023?
Deze proef houdt in dat de reclassering een waarschuwingssein krijgt als de enkelband van de verdachte of veroordeelde te dicht in de buurt komt van het slachtoffer dat is uitgerust met een zogenaamd «slachtofferdevice» met GPS. In de regio Rotterdam-Rijnmond is de proef gestart en wordt het slachtofferdevice nu ruim een jaar ingezet bij hoog-risico stalkingscasuïstiek waarbij de verdachte of veroordeelde een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd met elektronische monitoring (een enkelband).
Na een proefperiode van zes maanden is de inzet geëvalueerd waarbij de betreffende vijf slachtoffers aangaven dat het device hen een veilig en minder onrustig gevoel geeft, dat ze weer naar plekken gaan waar ze eerder niet durfden te komen en dat het device hun leefwereld vergroot. In de volledige periode van ruim een jaar zijn twaalf slachtofferdevices uitgereikt.
In de proefperiode waren veruit de meeste meldingen van «slachtoffernabijheid» niet dreigend omdat de afstand binnen enkele minuten weer was vergroot. De reclassering heeft zeven keer telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer om haar te informeren over nabijheid van de verdachte of veroordeelde en haar te helpen om de afstand weer te vergroten. Twee keer is de politie ingeschakeld vanwege een potentieel dreigende situatie. Eén keer heeft de politie het slachtoffer geholpen om zichzelf in veiligheid te brengen en de andere keer bleek politie-inzet uiteindelijk niet nodig omdat de verdachte/veroordeelde uit zichzelf de afstand weer vergrootte.
Het kabinet ondersteunt de verdere ontwikkeling van dit instrument door middelen beschikbaar te stellen voor een verbreding van de proef. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor de tijdelijke inzet van het slachtofferdevice in de regio's Hart van Brabant en Noord-Nederland. De verwachting is dat beide regio's medio 2024 kunnen starten met de inzet van het device. Ook in de regio Rotterdam-Rijnmond wordt de inzet van het slachtofferdevice voortgezet. In de tweede helft van 2025 wordt de proef geëvalueerd ten behoeve van inzichten en aanbevelingen voor een eventuele landelijke inzet van deze werkwijze.
Kan de Kamer de vragenlijst waarmee de ernst van een zaak kan worden bepaald ontvangen vóór 19 februari 2024?
De politie maakt gebruik van de SASH bij stalking: Screening Assessment for Stalking and Harassment. De SASH is een wetenschappelijk onderbouwd instrument, waarmee de urgentie van de zaak wordt ingeschat. Er rust een copyright op de SASH waardoor ik deze niet via deze brief kan delen. Bij de auteurs van het instrument kan de lijst opgevraagd worden.5
De SASH bestaat uit 13 vragen die op alle stalkingzaken van toepassing zijn. Vervolgens zijn er drie extra vragen die alleen worden ingevuld als er sprake is van ex-partner stalking. Bij iedere vraag wordt aangegeven of die factor aanwezig, afwezig of onbekend is en vervolgens geeft de beoordelaar aan de hand van het aantal en de ernst van de aanwezige risicofactoren een eindoordeel: een laag, gemiddeld of hoog niveau van ongerustheid. Heel belangrijke indicatoren zijn:
Als dit aan de orde is, dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen en moet er actie worden ondernomen, het niveau van ongerustheid komt bij een positief antwoord op een van deze twee vragen namelijk automatisch uit op hoog.
Zou u een verkenning willen starten of het mogelijk is om zaken waarbij het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties via het snelrecht te behandelen? Bent u het eens met de stelling dat waarschijnlijk een deel van het leed van slachtoffers kan worden bespaard als de dader sneller wordt berecht en de juiste zorg krijgt? Herkent u het beeld wat slachtoffers schetsen dat als daders bij aangifte een zorgtraject ingaan dat dit de drempel om aangifte te doen voor slachtoffers verlaagd?
Ik benadruk het belang van het snel handelen in huiselijk geweldzaken. Het is belangrijk dat de situatie goed wordt geanalyseerd en dat de juiste interventies om veiligheid in een gezin of huishouden te creëren zo tijdig en goed mogelijk worden genomen. Hiervoor kunnen zowel vrijwillige, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke als strafrechtelijke interventies worden ingezet, gericht op zowel het slachtoffer als de pleger. Denk aan het tijdelijk huisverbod, een gedragsaanwijzing voor de pleger voor het volgen van een gedragstraining en aan interventies voor bescherming van het slachtoffer. Het is cruciaal dat er maatwerk wordt geleverd bij de aanpak van huiselijk geweld, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het slachtoffer, de pleger en de maatschappij. Vanwege de eisen die gepaard gaan met snelrecht, zoals bewijstechnische eenvoud waarbij geen verder onderzoek nodig is, beschouw ik dit niet als een geschikte weg voor huiselijk geweldzaken. Via de ZSM-werkwijze (het Zorgvuldig, Snel en op Maat reageren op criminaliteit) na aanhouding van verdachten is het namelijk ook mogelijk om snel te reageren op huiselijk geweldzaken. Op een ZSM-locatie kan de officier van justitie, met informatie van andere organisaties zoals Veilig Thuis in geval van huiselijk geweld, snel beslissen over de afhandeling van de strafzaak. Gelijktijdig kan Veilig Thuis een hulpverleningstraject starten om structurele verandering in bestaande (gewelds)patronen te bewerkstelligen. Dit betekent echter niet dat het snel voor de rechter brengen van een huiselijk geweldzaak gegarandeerd is. Dit blijft in algemene zin een aandachtspunt.
Ik ben niet bekend met het beeld dat het drempelverlagend zou zijn voor slachtoffers als plegers van huiselijk geweld bij aangifte een zorgtraject ingaan.6 Ik acht het van groot belang dat de juiste zorg voor zowel slachtoffers als daders van huiselijk geweld beschikbaar en laagdrempelig zijn. Om deze reden zet het kabinet niet alleen in op het verbeteren van de bescherming van slachtoffers, maar ook op het verbeteren van het aanbod voor plegers, zowel binnen het strafrechtelijk als het vrijwillig kader. Het doel hiervan is om (herhaald) plegergedrag en bestaande patronen effectiever te voorkomen en te doorbreken.
De toepassing van de meldbriefprocedure en ondertoezichtstellingen |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de rapportage over de jeugdbescherming uit 2022, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeeft dat er van de in totaal 32.000 lopende kinderbeschermingsmaatregelen op 31 december 2021 sprake was van 2855 ondertoezichtstellingen?1
Ja, met de jaarlijkse rapportages van het CBS ben ik bekend. Volgens de rapportage van 2021 waren er op 31 december 2021 in totaal 32.005 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 21.855 kinderen met een ondertoezichtstelling. In de rapportage van 2022 waren er op 31 december 2022 in totaal 29.070 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 19.390 kinderen met een ondertoezichtstelling.
Kunt u aangeven hoeveel ondertoezichtstellingen zijn uitgesproken of verlengd in 2022 en 2023?
Uit de rapportage van het CBS over 2022 blijkt dat er 6.500 maatregelen voor ondertoezichtstelling zijn uitgesproken en 1.370 maatregelen voor voorlopige ondertoezichtstelling. Zie kolom instroom in onderstaande tabel. Het CBS beschikt niet over gegevens van het aantal verlengingen. Door het CBS wordt wel bijgehouden hoelang een maatregel gemiddeld duurt. Een maatregel voor ondertoezichtstelling duurt gemiddeld 2,4 jaar in 2022. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Beginstand
(1-1-2022)
Instroom
Uitstroom
Eindstand
(31-12-2022
Ondertoezichtstelling
21.890
6.500
9.000
19.390
Voorlopige ondertoezichtstelling
330
1.370
1.345
355
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS beschikbaar tot 31 december 2021, naar voren komt dat een kwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp heeft gekregen?
Ja, deze cijfers van het CBS zijn mij bekend. Deze cijfers geven aan of kinderen die in 2021 een maatregel voor ondertoezichtstelling hadden, op enig moment in dat jaar ook jeugdhulp hebben gekregen. Uit deze cijfers komt naar voren dat ongeveer een kwart van die kinderen (22%) in 2021 geen jeugdhulp heeft gekregen. Dit hoeft niet te betekenen dat het kind of gezin helemaal geen hulp heeft ontvangen. Een kinderbeschermingsmaatregel is bedoeld om een ernstige ontwikkelingsbedreiging van een kind weg te nemen. Een belangrijke grond voor de ondertoezichtstelling is dat de zorg die in verband met het wegnemen van die bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Met de «noodzakelijke zorg» wordt niet direct op jeugdhulp gedoeld, «noodzakelijke zorg» kan ook bestaan uit hulp van buiten het jeugddomein, zoals hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Zorgverzekeringswet, schuldhulpverlening, etc.
Kunt u uitleggen waarom in 2021 in een kwart van de gevallen geen jeugdhulp wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel jongeren die onder toezicht staan in 2022 en 2023 geen jeugdhulp hebben gekregen?
In 2022 heeft 21% van de kinderen met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp gekregen. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Kan op grond van de wet een ondertoezichtstelling worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet?
Ja, een ondertoezichtstelling kan worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet, omdat de «noodzakelijke zorg» zoals eerder omschreven in antwoord op vraag 4, niet altijd over jeugdhulp hoeft te gaan, maar ook over andere vormen van hulp. Dus aan de gronden voor een verlenging van een ondertoezichtstelling kan nog steeds zijn voldaan bij geen inzet van jeugdhulp.
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS blijkt dat gemiddeld genomen in de provincies Friesland en Groningen de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen?
Uit de cijfers van het CBS over het eerste halfjaar van 2023 blijkt dat het aantal jongeren met jeugdbescherming in Friesland relatief het hoogst is. Gevolgd door de regio’s Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg en Zuid-Limburg. In de cijfers van het CBS over 2022 komen beide provincies wel voor in de top 5.
Is het u voorts bekend dat de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen al geruime tijd geleden de meldbriefprocedure heeft afgeschaft?
Ja, daarmee ben ik bekend. De rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen heeft de meldbriefprocedure afgeschaft per 20 juni 2023.
Kunt u aangeven of het niet meer gebruik maken van de meldbrief invloed heeft gehad op het totale aantal ondertoezichtstellingen op de locatie Groningen van deze rechtbank?
Bij de locatie Groningen is een afname te zien van het aantal verzoeken tot ondertoezichtstelling dat is ingediend. Dat het afschaffen van de meldbriefprocedure hierop van invloed is geweest staat niet vast. Ook op landelijk niveau, dus bij de rechtbanken die de meldbriefprocedure nog wel gebruiken, is deze trend van afname van het aantal verzoeken zichtbaar.
Heeft de locatie Groningen hetzelfde aantal ondertoezichtstellingen behouden of is dat totale aantal afgenomen over de periode 2019 tot en met nu?
Het aantal verzoeken tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling op de locatie Groningen is gedaald van ongeveer 640 in de jaren 2020 en 2021 naar 540 in 2022 tot 440 in 2023.
Zijn er andere rechtbanken die inmiddels de meldbriefprocedure hebben afgeschaft? Zo ja, is daar het aantal ondertoezichtstellingen gelijk gebleven of afgenomen in de vorenbedoelde periode?
Op dit moment is de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen de enige rechtbank die de meldbriefprocedure heeft afgeschaft. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Dat betekent dat alle verlengingen van ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen op zitting worden gepland. Ouders of opvoeders worden voor de zitting opgeroepen met een aangetekende brief. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
Is het juist dat de Raad voor de Rechtspraak al in de tweede helft van 2022 wist dat de meldbriefprocedure niet wettelijk zou worden verankerd?
In mei 2022 heeft mijn ministerie de Raad voor de Rechtspraak geïnformeerd dat geen wettelijke grondslag zou worden geïntroduceerd voor de meldbriefprocedure in het Wetboek voor Rechtsvordering.
Op welke wijze is binnen de Rechtspraak gecommuniceerd dat de meldbriefprocedure een buitenwettelijke procedure betreft dieniet wettelijk zal worden verankerd?
Over het wetsvoorstel waar de meldbriefprocedure oorspronkelijk in was opgenomen is gecommuniceerd via een mailbericht en een nieuwsbrief, gericht aan het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVF) (rechtbanken en Hoven), en de leden van de Expertgroep Jeugdrechters. Inhoud van dit mailbericht was de boodschap dat per 1 juli 2023 het wetsvoorstel Huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen (waarvan de meldbriefprocedure er oorspronkelijk een was) in werking was getreden. Hierbij is aangegeven dat de aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen wettelijke basis voor de meldbriefprocedure uit het wetsvoorstel was geschrapt.
Welke inspanningen zijn er geweest binnen het ministerie en de Raad voor de Rechtspraak om de meldbriefprocedure af te schaffen, nadat bekend was geworden dat de wettelijke verankering daarvan niet doorgaat?
De meldbriefprocedure is sinds 2006 geregeld in het procesreglement Civiel jeugdrecht. Met het schrappen van de wettelijke grondslag werd niet beoogd de meldbriefprocedure af te schaffen (zie ook Kamerstukken 36 123, nr. 3 Memorie van Toelichting onder punt 4).
In het reflectierapport van de familie- en jeugdrechters dat in februari 2023 verscheen naar aanleiding van de toeslagenaffaire werd de meldbriefprocedure als onwenselijk bestempeld. Het LOVF heeft in april 2023 ingestemd met het voorstel om het afschaffen/aanpassen van de werkwijze van de meldbrief prioriteit te geven. Het projectteam dat belast is met de implementatie van de aanbevelingen uit het reflectierapport heeft gewerkt aan de afschaffing van de meldbriefprocedure. Dat moest zorgvuldig gebeuren gezien de gevolgen die het afschaffen van de meldbriefprocedure heeft voor de administraties, het rooster van rechters en gerechtsjuristen en de extra zittingen die nodig zijn om deze zaken mondeling te kunnen behandelen.
Het projectteam heeft een aantal mogelijke manieren van afschaffen voorgelegd aan het LOVF. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
Het bericht 'Gezinshuiszorg faalt: kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd' |
|
Sarah Dobbe |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gezinshuiszorg faalt: kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» van dinsdag 30 januari 2024?1
Kinderen horen veilig te zijn in de jeugdhulp, zeker als zij uit huis zijn geplaatst. Dat ouders en kinderen pas laat gehoord zijn over hun klachten en dat mogelijk pas laat is ingegrepen door betrokkenen, vind ik kwalijk en dat betreur ik voor deze kinderen en hun ouders.
Bent u het ermee eens dat gezien deze misstanden, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) faalt bij het controleren van de kwaliteit van deze vorm van jeugdzorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van jeugdhulp in gezinshuizen. De IGJ bezoekt jeugdhulpaanbieders, zoals gezinshuizen, aan de hand van een risico-inschatting. Dit risico-gebaseerde toezicht wil zeggen dat op basis van verzamelde informatie uit meldingen, signalen, klachten, uitkomsten van eerdere inspectiebezoeken, jaarverslagen, en berichten uit de actualiteit, die instellingen worden bezocht die het meeste risico lopen. Inherent aan deze aanpak is dat het onmogelijk is alle risico’s uit te bannen. Daarom is het ook essentieel dat bij de contractering gemeenten kwaliteitseisen stellen zoals neergelegd in de Kwaliteitscriteria Gezinshuizen.2 Zo trachten we gezamenlijk kinderen veilig onder te brengen in gezinshuizen.
Klopt het dat er geen goed beeld is van het aantal gezinshuizen in Nederland? Wat zijn de eventuele bezwaren om deze vorm van zorg op te nemen in een openbaar register?
Het klopt dat er geen volledig, actueel beeld is van het aantal gezinshuizen in Nederland. Een belangrijk deel van de gezinshuizen is opgenomen in het Landelijk Register, Zorgaanbieders (LRZa), te weten de gezinshuizen die zijn ingeschreven met een SBI-code uit het domein zorg en welzijn (LRZa | CIBG) in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze gezinshuizen zijn echter in het LRZA opgenomen als zorgaanbieder en niet specifiek identificeerbaar als gezinshuis. Sinds 2022 bestaat een meldplicht voor jeugdhulpaanbieders, met als doel nieuwe jeugdhulpaanbieders beter in beeld te brengen bij de IGJ. Bij de meldplicht moet worden aangegeven of de jeugdhulpaanbieder zich meldt als gezinshuis. Hiermee mee bestaat vanaf 1 januari 2022 een beter beeld bij de IGJ van het aantal gezinshuizen.
Bent u het ermee eens dat een winstverbod in deze sector kan helpen bij het voorkomen van dergelijke misstanden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik wil voorop stellen dat in de jeugdhulp geen plaats hoort te zijn voor (excessieve) winstuitkeringen die ten koste gaan van de kwaliteit, beschikbaarheid of toegankelijkheid van de jeugdhulp. Een algemeen winstuitkeringsverbod is daarbij echter geen helpende oplossing. Veel gezinshuisouders zijn niet in loondienst maar werkzaam als zelfstandig of franchise-ondernemer. Een winstuitkeringsverbod heeft als gevolg dat al deze gezinshuisouders moeten stoppen of verder moeten gaan in een andere constructie of rechtsvorm. Dit is niet wenselijk. Daarnaast kan de inzet op meer doelmatigheid of innovatie in de jeugdhulpverlening door zo’n algemeen verbod worden verstoord. Om de risico’s bij (excessieve) winstuitkeringen voor kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid tegen te gaan heb ik meerdere maatregelen in voorbereiding:
Wat is uw reactie op de in het artikel gedane uitspraak van de bestuurder bij jeugdzorgaanbieder Entrea Lindenhout: «Wat mij betreft stoppen we morgen met de marktwerking. De gedachte dat je het verdriet van kinderen, de ontreddering van ouders, moet vermarkten, dat kan ik gewoon niet begrijpen»?
In de jeugdhulp perken we op dit moment de vrije marktwerking in. Met aanvullende vormen van regulering worden grenzen aan de marktwerking gesteld met als doel daar waar nodig de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van jeugdhulp aan kwetsbare kinderen te waarborgen. Onder meer door versterking van de inkooprol door gemeenten via standaardisatie van de inkoop en contracten en verdere regulering van de markt door de onder antwoord 4 genoemde wetsvoorstellen/regelgeving.
Welke maatregelen bent u als bewindspersoon bereid om te nemen om eventuele huidige misstanden verder op te sporen en in de toekomst te voorkomen?
Helaas blijkt het, ondanks de inspanningen van diverse instanties, toch niet altijd mogelijk misstanden in de zorg tijdig te signaleren of, beter nog, te voorkomen. Wel wordt op verschillende manieren gewerkt aan het signaleren, voorkomen en tegengaan van misstanden in de jeugdhulp. Kinderen en ouders hebben op grond van de Jeugdwet klachtrecht. Jeugdhulpaanbieders moeten een klachtenregeling hebben waarin in ieder geval voorzien wordt in een Klachtencommissie met een onafhankelijk voorzitter. De vertrouwenspersonen gaan regelmatig langs bij gezinshuizen en praten met jeugdigen in de gezinshuizen. Zij kunnen de jeugdigen helpen indien zij klachten of misstanden willen signaleren en hoe die te melden.
Kinderen en ouders kunnen een klacht of misstand ook melden bij het Landelijke Meldpunt Zorg (LMZ) van de IGJ. Het LMZ geeft advies en informatie bij klachten over de kwaliteit van zorg en geeft aan welke stappen jeugdigen of hun ouders met klachten kunnen zetten. Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor de IGJ een belangrijke bron van informatie en kunnen aanleiding zijn om een onderzoek te starten.
Ook zijn jeugdhulpaanbieders, conform de Jeugdwet, verplicht om calamiteiten en geweld bij de IGJ te melden. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld fysiek geweld, seksueel grensoverschrijdend gedrag en/of psychisch geweld.
Bent u bereid om deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Aantal tbs’ers wéér gestegen, maar geen plek in klinieken: krijgen enorme bedragen uitgekeerd.’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Aantal tbs’ers wéér gestegen, maar geen plek in klinieken: krijgen enorme bedragen uitgekeerd»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Kunt u concreet aangegeven hoe groot het tekort van gekwalificeerd personeel in alle Nederlandse terbeschikkingstelling (tbs)-klinieken is?
Het totale tekort bij tbs-klinieken, die op twee na allemaal particulier zijn, is lastig in beeld te brengen. Hoe groot het tekort aan personeel is wisselt namelijk sterk per kliniek, per periode en per functiegroep. Bovendien hanteren de instellingen verschillende methoden om dit tekort te meten (bijvoorbeeld verschillende peilmomenten of verschillende functiegroepen). Wel is de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met alle instellingen in gesprek over de tekorten, hoe zij aan de slag zijn om deze tekorten op te vullen en wat de consequenties van deze tekorten zijn.
Bij krapte van personeel kunnen er aangepaste programma’s gedraaid worden waarbij tbs-gestelden bijvoorbeeld langer worden ingesloten. Ook kan in het uiterste geval een afdeling gesloten worden. Door dergelijke maatregelen blijft er voldoende personeel beschikbaar om op een veilige manier begeleiding en zorg aan te bieden en zo de veiligheid in de kliniek te waarborgen. Op dit moment is daar gelukkig geen sprake van.
Personeelskrapte is geen exclusief probleem voor de tbs-sector, maar een breder maatschappelijk fenomeen, waar de gehele zorg mee kampt. We zien bovendien dat de doelgroep in de forensische zorg complexer wordt en dat het aantal tbs-gestelden sterk toeneemt. Dat maakt de zoektocht naar ervaren en gekwalificeerd personeel ingewikkeld. Ik verwacht daarom niet dat de personeelskrapte in de tbs-sector op korte termijn is opgelost.
Kunt u concreet aangeven hoeveel tbs-veroordeelden er de afgelopen jaren buiten de termijn van plaatsing in een tbs-kliniek zijn gevallen?
De termijn begint op de dag dat iemand in een tbs-kliniek geplaatst moet worden om aan de tbs-maatregel te beginnen. Tijdens die wachttijd verblijven veroordeelden tot tbs-dwang in het gevangeniswezen. Na vier maanden wachten in het gevangeniswezen (>120 dagen) heeft een tbs-passant recht op een vergoeding.
Onderstaande tabel toont het aantal tbs-gestelden dat langer dan vier maanden (120 dagen) op definitieve plaatsing in een tbs-kliniek heeft moeten wachten na aanvang van de termijn (artikel 6.3 eerste lid Wet forensische zorg).
48
49
62
127
124
Bron: Monitoring Informatiesysteem Terbeschikking Stelling (MITS)
Uit de tabel is op te maken dat van alle tbs-gestelden die in 2019 definitief in een tbs-kliniek zijn geplaatst, 48 daar langer dan 120 dagen op hebben moeten wachten. In 2023 is dat aantal 124. Van de personen die op 31-12-2023 nog binnen het gevangeniswezen als tbs-passant waren ingesloten (in totaal 151), waren er 89 die op dat moment langer dan 120 dagen wachtten op plaatsing in een tbs-kliniek.
Kunt u concreet aangeven hoeveel tbs-veroordeelden er de afgelopen jaren geld van de overheid hebben ontvangen?
In onderstaande tabel is weergegeven welke bedragen in totaal aan hoeveel individuele personen zijn uitgekeerd aan schadevergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek. Ook het gemiddelde bedrag per persoon en het hoogste bedrag per betaling zijn in de tabel opgenomen.
24
64
501
€ 25.150,–
€ 100.300,–
€ 81.475,–
€ 1.048,–
€ 1.567,–
€ 1.630,–
€ 4.725,–
€ 6.900,–
€ 6.050,–
De aantallen unieke personen in deze tabel wijken af van het aantal uit de tabel bij vraag drie. Dat komt doordat het uitkeren van de vergoeding in een ander jaar kan vallen dan het jaar waarin iemand als tbs-passant met recht op een vergoeding wordt geteld. Daar zijn verschillende redenen voor. Zo kan sprake zijn van een lange totale wachttijd of een late aanvraag door de tbs-gestelde. Ook kost het beoordelen van de aanvraag de nodige tijd. Tot slot vragen niet alle tbs-gestelden de vergoeding aan.
De werkwijze is als volgt. Een tbs-gestelde moet de vergoeding zelf aanvragen. Dat kan na definitieve plaatsing in een tbs-kliniek. Pas dan is de totale wachttijd namelijk bekend en kan de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld worden. DJI beoordeelt vervolgens de aanvraag.
Hoeveel kosten zijn er de afgelopen jaren gemaakt door de overheid, omdat tbs-veroordeelden niet in een tbs-kliniek geplaats konden worden, waardoor zij noodgedwongen in een gevangenis zijn geplaatst?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre vindt u het uit te leggen aan de samenleving, en in het bijzonder slachtoffers, dat veroordeelde tbs’ers geld van de staat uitgekeerd krijgen?
Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vloeit voort dat enige wachttijd voordat een tbs-gestelde in een tbs-kliniek geplaatst wordt acceptabel is, vanuit het oogpunt van een doelmatige besteding van publieke middelen.2 Het Europees Hof heeft ook gesteld dat deze wachttijd niet te lang mag zijn. Een andere opvatting zou volgens het Europees Hof een serieuze uitholling zijn van het recht op vrijheid (artikel 5, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).
De Hoge Raad heeft, met inachtneming van dit arrest van het Europees Hof, bij arrest van 21 december 2007 geoordeeld dat «een termijn van drie maanden die nog met enkele weken tot in totaal vier maanden mag worden verlengd» toelaatbaar is. Deze norm is later in de wet verankerd in artikel 6.3 Wet forensische zorg. Daarin is vastgelegd dat plaatsing van een tbs-gestelde in een instelling binnen een termijn van vier maanden na aanvang van de termijn van de tbs moet geschieden. Indien dat niet lukt kan de tbs-gestelde aanspraak maken op een passantenvergoeding. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming stelt de hoogte van de vergoeding vast.3
In hoeverre bestaat er het risico dat veroordeelde tbs’ers psychisch nog verder achteruitgaan, wanneer zij niet tijdig in een tbs-kliniek worden behandeld omdat zij voor onbepaalde tijd in een reguliere gevangenis worden geplaatst?
Gedetineerden, waaronder tbs-passanten, kunnen in penitentiaire inrichtingen psychiatrische zorg krijgen. Indien nodig, worden zij op speciale afdelingen geplaatst. De meest intensieve psychiatrische zorg in het gevangeniswezen wordt geleverd in de Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC’s), waarvan er vier zijn in Nederland. Ongeveer twee derde van de tbs-passanten verblijft hier. De behandeling van (afgestrafte) gedetineerden in een PPC is erop gericht om hen te stabiliseren en om het recidiverisico te verlagen. De zorg die in de PPC’s geleverd wordt moet voldoen aan het Kwaliteitskader Forensische Zorg. De tbs-behandeling zelf, inclusief verloven wanneer dat verantwoord is, start pas in de tbs-kliniek.
Er bestaat te weinig wetenschappelijk inzicht in het effect van een (langdurige) gevangenisstraf op de behandeling van een tbs-gestelde. Ik heb daarom het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd hier een onderzoek naar uit te voeren.4
Kunt u aangeven in hoeverre de behandeling van een tbs’er bemoeilijkt wordt wanneer een tbs-veroordeelde noodgedwongen in een reguliere gevangenis wordt geplaatst?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u concreet aangeven of tbs-veroordeelden die in een reguliere gevangenis zijn geplaatst voor incidenten en overlast hebben gezorgd binnen de gevangenismuren?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over incidenten en overlast specifiek door tbs-veroordeelden die in het gevangeniswezen verblijven.
Hoe vindt u het uit te leggen dat u in een Kamerbrief2 aangeeft dat de tekorten mogelijk nog groter worden de komende jaren, waardoor er mogelijk nog meer tbs’ers in reguliere gevangenissen worden geplaatst, waardoor de overheid mogelijk nog meer geld moet uitkeren aan veroordeelde tbs’ers?
De huidige situatie is onwenselijk en daarom zijn mijn inspanningen er op gericht om zo goed mogelijk om te gaan met de capaciteitsdruk op het hoogste beveiligingsniveau. Daarbij wil ik uw Kamer een realistisch beeld geven van de resultaten die ik haalbaar acht. Het is een feit dat een snellere uitbreiding van plaatsen in de huidige omstandigheden niet mogelijk is.
Kunt u aangeven, wellicht in samenspraak met de Raad voor de Rechtspraak, of rechters vanwege overvolle tbs-klinieken minder vaak een tbs-veroordeling opleggen?
De Raad voor de Rechtspraak laat desgevraagd weten dat rechters in een concrete zaak een straf en/of maatregel opleggen die passend is en zich daarbij niet laten leiden door capaciteitsproblematiek. Het niet opleggen van tbs – met als reden de overvolle tbs-klinieken – terwijl dat in een concrete zaak wel passend is, is dan ook niet aan de orde.
Kunt u aangeven in hoeverre u, gezien het feit dat u op eerdere Kamervragen3 heeft aangegeven dat misdadigers die tot maximaal een jaar cel zijn veroordeeld vanwege capaciteitsgebrek in gevangenissen mogelijk geen gevangenisstraf hoeven uit te zitten, het eens bent met de stelling dat de onwenselijke situatie van het tekort aan tbs-plaatsen druk legt op de gevangenissen, waardoor veroordeelde misdadigers tot een jaar cel, mogelijk hun celstraf niet uit hoeven te zitten?
Het klopt dat er een extra beroep op het gevangeniswezen gedaan wordt doordat de tbs-capaciteit ontoereikend is. De druk op het gevangeniswezen kent echter meerdere oorzaken, waarvan de belangrijkste de personeelskrapte is. Verder heeft DJI te maken met renovaties van vastgoed, waardoor capaciteit tijdelijk niet beschikbaar is.7 Ook zonder tbs-passanten is er druk op het gevangeniswezen en zijn maatregelen noodzakelijk.
Hoe is het mogelijk dat in een ontwikkeld land als Nederland, geen capaciteit is om veroordeelde criminelen en tbs’ers op te sluiten op de plek waar de rechter dat nodig acht?
In de voortgangsbrief forensische zorg die ik 31 januari 2023 aan uw Kamer heb verzonden ben ik ingegaan op de oorzaken van de capaciteitsdruk in de tbs.8 Zo is er sprake van een stijgende instroom, een stokkende door- en uitstroom, een verdichting van de zwaardere populatie en zijn er knelpunten bij uitbreidingen. In het algemeen stel ik vast dat de behoefte aan tbs-zorg door de jaren heen fluctueert en het momenteel niet lukt om de capaciteit in hetzelfde tempo mee te laten ontwikkelen. Het is dus zaak dat we het stelsel versterken om op de lange termijn beter met een fluctuerende behoefte om te kunnen gaan. In mijn laatste voortgangsbrief geef ik aan op welke manier ik daar aan werk.9 De belangrijkste maatregelen voor de lange termijn die ik verken zijn het meer financieren van forensisch psychiatrische centra (FPC) op basis van beschikbaarheid en het maken van een garantieregeling voor FPC’s. Met deze maatregelen wil ik belemmeringen voor capaciteitsuitbreidingen verminderen.
Voor wat betreft het gevangeniswezen is de voornaamste oorzaak van het capaciteitskort van personele aard: DJI kampt met een groot aantal vacatures. Ook heeft DJI te maken met renovaties van vastgoed en worden ook andere doelgroepen in detentie geplaatst. Naast de tbs-passanten gaat het om jongvolwassenen in voorlopige hechtenis waarbij de officier van justitie toepassing van het adolescentenstrafrecht wil eisen. In beginsel ondergaat een persoon die door de rechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf altijd daadwerkelijk detentie.10
Het bericht dat uithuisplaatsingen van kinderen stilzwijgend worden verlengd |
|
Patrick Crijns (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uithuisplaatsingen van kinderen mogen niet langer stilzwijgend worden verlengd»?1
Ja.
Hoe vaak worden er uithuisplaatsingen en/of ondertoezichtstellingen verlengd zonder dat er een zitting in een rechtbank aan te pas komt?
In de periode 2020–2023 werden jaarlijks ongeveer 12.000 verlengingsverzoeken ingediend, waarvan gemiddeld iets minder dan 4.000 verzoeken zonder zitting werden afgedaan. Procentueel gaat het om iets minder dan 30% van deze zaken die in de periode 2020–2023 zonder zitting is afgedaan. Er kunnen verschillende redenen ten grondslag liggen aan het zonder zitting afdoen van een zaak.
Vindt u het ook zorgelijk dat ouders de kans om de verlenging van een kinderbeschermingsmaatregel aan te vechten mislopen doordat zij de zogenaamde meldbrief die zij toegestuurd horen te krijgen, niet ontvangen, niet lezen of niet begrijpen?
Ja, dat vind ik zorgelijk. Ouders en belanghebbenden moet een effectieve toegang tot het recht worden geboden. Ook de rechtspraak vindt dit vanzelfsprekend van groot belang. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en jeugdrecht (LOVF) heeft in overleg met mijn ministerie aangegeven hoge prioriteit te geven aan het zoeken naar een alternatief voor de huidige procedure met de meldbrief. Met dit alternatief wordt in de eerste plaats beoogd de rechtsbescherming van ouders en kinderen en hun effectieve toegang tot de rechter beter te waarborgen en tegelijkertijd negatieve neveneffecten zo veel mogelijk te voorkomen. Denk daarbij aan de ervaren emotionele belasting van een zitting voor ouders terwijl een zitting voor hen niet had gehoeven, een (druk- bezette) jeugdzorgmedewerker die op zitting komt terwijl de ouders er niet zijn, of het verlies aan zittingscapaciteit voor zaken waarin de ouder niet verschijnt.
Deelt u de mening dat er nooit sprake mag zijn van een stilzwijgende verlenging van een traumatische maatregel, zoals de uithuisplaatsing van een kind?
Daar ben ik het mee eens. En dat gebeurt ook niet. Het is de kinderrechter die uiteindelijk beslist of een zitting wordt gehouden. Daartoe maakt hij bij ieder verzoek opnieuw de afweging of hij op basis van de beschikbare informatie in de stukken geïnformeerd en onderbouwd kan beslissen op het verzoek. Ook als een zaak zonder zitting wordt afgedaan is dus geen sprake van een stilzwijgende verlenging.
Deelt u de mening dat het hier gaat om een buitenwettelijke procedure? Zo nee, waarom niet?
De meldbrief procedure heeft als grondslag het Procesreglement Civiel jeugdrecht (hierna Pcj). Artikel 6.1 van het Pcj luidt: op een door de GI ingediend verlengingsverzoek (van een ondertoezichtstelling en/of een uithuisplaatsing) alsmede op een door de GI ingediend verzoek tot vervanging van de GI door een andere GI, kan de rechtbank aan verzoeker en belanghebbende(n) de vraag voorleggen of door hen een mondelinge behandeling ter zitting wordt gewenst en, zo ja, dat binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoekschrift schriftelijk dan wel mondeling aan de rechtbank kenbaar te maken. De brief waarin deze vraag wordt voorgelegd (meldbrief) wordt aan belanghebbende(n) gestuurd. Ingeval zich voor belanghebbende(n) een advocaat heeft gesteld, wordt de meldbrief per gewone post aan de advocaat gestuurd. Indien iedere reactie uitblijft, zal een mondelinge behandeling achterwege blijven en wordt het verzoek op de stukken afgedaan, tenzij de kinderrechter termen aanwezig acht toch een mondelinge behandeling te gelasten.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de stilzwijgende verlenging van een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling wordt gestopt?
Zie antwoord op vraag 3.
Het LOVF zoekt naar een alternatief voor de meldbriefprocedure in de huidige vorm, mede ook naar aanleiding van het reflectierapport «Recht doen aan kinderen en ouders».
Het bericht ‘Milieuorganisatie stapt naar de rechter om renovatie Binnenhof te stoppen’ |
|
André Flach (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Milieuorganisatie stapt naar de rechter om renovatie Binnenhof te stoppen»?1
Ja.
Klopt het dat de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (MOB) in beroep is gegaan bij de rechtbank Den Haag tegen de provincie Zuid-Holland over de verbouwing van het Binnenhof? Betreft het een bestuursrechtelijke procedure die MOB op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht meent te kunnen voeren?
Ja.
Kunt u aangeven op welke gronden de provincie het bezwaar van MOB heeft afgewezen? Wilt u de beslissing op bezwaar naar de Kamer sturen?
Uw verzoek is voorgelegd aan de steller, de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid. Deze dienst heeft aangegeven geen bezwaar te hebben op het toesturen van de beschikking op bezwaar mits bij de openbaarmaking wordt voldaan aan de kaders van de Wet Open Overheid. De beschikking op bezwaar is bijgevoegd.
Voor welke werkzaamheden is geen stikstofvergunning aangevraagd op grond van de bouwvrijstelling?
Voor alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het renovatieprogramma van het Binnenhof is een natuurvergunning aangevraagd.
Wat zijn de geschatte kosten als voor deze werkzaamheden alsnog een stikstofvergunning nodig is? Hoeveel vertraging valt dan te vrezen?
Op 24 januari 2024 heeft de omgevingsdienst Haaglanden de natuurvergunning verleend.
Wat zijn de verwachte gevolgen van het vervallen van de bouwvrijstelling voor de renovatie van het Binnenhof?
In de 9e en 10de voortgangsrapportage Binnenhof renovatie (Kamerstuk 34 293, nr. 129 en kamerstuk 34 293, nr. 130) is toegelicht dat meerdere werkzaamheden moesten wachten op de door het Rijksvastgoedbedrijf in maart 2023 aangevraagde natuurvergunning. In deze rapportage is ook toegelicht dat is ingezet op het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de noodzakelijke vergunningen al waren afgegeven. Dit geldt ook voor de werkzaamheden die emissievrij konden worden uitgevoerd. Dit zijn bijvoorbeeld werkzaamheden aan de kelderbak op het Opperhof, het klaarzetten van materieel, het verder inrichten van de bouwplaats, het opbouwen van steigers en het gereed maken van de Stadhouderspoort als logistieke aanvoerroute. Daarnaast is vermeld dat eventuele gevolgen van de intensievere inzet van emissievrij materieel, pas later in het programma inzichtelijk worden. Als voorbeeld is benoemd de lagere productiesnelheden en schaarste van elektrisch bouwmaterieel. In de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over het programma Binnenhof renovatie zal ik uw Kamer nader informeren over eventuele gevolgen. Ik verwacht u de 11de voortgangsrapportage in april te doen toekomen.
Welke inbreng gaat u plegen in de beroepsprocedure, vanuit uw positie als belanghebbende, om te voorkomen dat vertraging optreedt in de renovatie van het Binnenhof?
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft aan de rechtbank te kennen geven als belanghebbende aan de procedure van MOB tegen gedeputeerde staten van Zuid-Holland deel te willen nemen. De procedure gaat over het verzoek van MOB om handhavend op te treden en de renovatie stil te leggen. Gedeputeerde staten hebben dat verzoek afgewezen en dat besluit in de bestreden beslissing op bezwaar in stand gelaten. De rechtbank heeft het Rijksvastgoedbedrijf inmiddels als belanghebbende in de procedure toegelaten.
Welke inbreng het Rijksvastgoedbedrijf zal leveren, is afhankelijk van de beroepsgronden die MOB aanvoert en van de verdere ontwikkeling van de procedure. Daarbij stelt het Rijksvastgoedbedrijf alles in het werk om verdere vertraging te voorkomen. Op de inhoud van deze beroepsprocedure en de te voeren argumenten kan ik nu niet ingaan, omdat deze zaak voorligt bij de rechter. Hetzelfde geldt voor de positie van MOB in deze beroepszaak.
Vindt u dat in het kader van het te voeren verweer dat ook de status van MOB als belanghebbende tegen het licht moet worden gehouden en dat daarbij niet alleen de statutaire doelstelling, maar uitdrukkelijk ook de rechtsvorm moet worden beschouwd?
Zie het antwoord op vraag 7. Op de inhoud van deze beroepsprocedure en de te voeren argumenten kan ik niet ingaan, omdat deze zaak voorligt bij de rechter. Hetzelfde geldt voor de positie van MOB in deze beroepszaak.
Vindt u het voor de hand liggend dat coöperaties in het algemeen belang kunnen procederen, gelet op het feit dat coöperatieve verenigingen blijkens de wettelijke doelomschrijving juist moeten voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden krachtens overeenkomsten?
Indien een partij een geschil voorlegt aan de rechter, is het aan de rechter om te oordelen of deze partij ontvankelijk is en het beroep gegrond is. Gezien de link van deze vraag met de concrete casus kan ik daar verder niet op ingaan aangezien deze zaak voorligt bij de rechter
In hoeverre voldoet de MOB aan de wettelijke doelomschrijving van de coöperatie? Is bijvoorbeeld daadwerkelijk sprake van aangesloten leden? Bent u ook van mening dat het vormen van een landelijk netwerk van juristen, zoals Follow the Money MOB omschrijft, nog niet voldoende is om te kwalificeren als coöperatie?2
Ook hiervoor geldt dat ik gezien de concrete casus die is voorgelegd aan de rechter nu niet kan ingaan op deze vraag.
Bent u bereid te verkennen of coöperaties, gezien het wettelijke accent op het belang van de eigen leden, uitgesloten zouden moeten worden van algemene belangacties?
Onder artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek kan een coöperatie geen collectieve actie instellen, alleen een stichting of vereniging zonder winstoogmerk kan dit. In het bestuursrecht worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen (artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
Heeft MOB inmiddels voldaan aan de verplichting om de jaarrekening te deponeren? Zo nee, is handhavend opgetreden?
Sinds 5 september 2023 heeft MOB een ANBI status. Op basis van deze status zijn zij verplicht om jaarlijks de financiële verantwoording binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar te publiceren.
Het bericht 'Richard (35) zit zonder strafblad al 12 jaar opgesloten in tbs-kliniek tussen zware criminelen: hij is niet de enige' |
|
Agnes Joseph (NSC), Judith Uitermark (NSC) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Klopt het bericht dat een psychiatrisch patiënt al 12 jaar in een tbs-kliniek verblijft terwijl daaraan geen strafrechtelijke maatregel ten grondslag ligt en dat er nog vele andere psychiatrische patiënten zijn die in dezelfde situatie zitten?1
Ik kan hier niet ingaan op de in het artikel genoemde casus en daarom ook geen oordeel geven over de berichtgeving op dit punt. In algemene zin kan het wel zo zijn dat mensen zonder strafrechtelijke titel zorg ontvangen op beveiligingsniveau 4. Dit beveiligingsniveau geldt ook voor mensen die zijn opgenomen in het kader van een aan hen opgelegde tbs-maatregel. Er is hierbij vaak een behandelinhoudelijke reden om mensen in een dergelijke beveiligde setting zorg te verlenen, bijvoorbeeld wanneer iemand als gevolg van een stoornis of beperking gevaarlijk of ontwrichtend gedrag vertoont.
Goed om op te merken daarbij is dat forensische zorg niet alleen wordt geleverd door tbs-klinieken (op niveau 4), maar ook door andere klinieken met een specifiek zorgaanbod en een beveiligde setting op niveau 2 en 3. Daarbij kunnen ook mensen zonder strafrechtelijke titel zorg ontvangen in een beveiligde setting. Beveiligingsniveau 2 kan bijvoorbeeld een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) bij een ggz-instelling zijn, waar mensen (met of zonder strafrechtelijke titel) met een psychiatrische aandoening, die voor de opname gevaarlijk of grensoverschrijdend gedrag vertoonden, worden behandeld. Een ander voorbeeld is een afdeling voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten (SGLVG+) binnen de gehandicaptenzorg. Op beveiligingsniveau 3 verblijven patiënten met complexe problematiek die een intensieve behandeling vragen, dit kan gebeuren binnen een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) in de ggz. Het kan hier gaan om mensen die behandeling ontvangen op basis van een strafrechtelijke titel, maar ook om mensen die geen strafrechtelijke titel hebben.
Qua aantallen geeft Zorgverzekeraars Nederland aan dat er over 2021 circa 115 bedden op beveiligingsniveau 2 bezet waren vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw)2, circa 25 op beveiligingsniveau 3 en circa 2 bedden op beveiligingsniveau 43. De voorzitter van TBS Nederland schat daarnaast in dat op het moment van beantwoording van deze vragen er zeven personen zijn die zorg ontvangen in een setting met beveiligingsniveau 4. Dit kunnen zowel mensen zijn die zorg ontvangen op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) als op basis van de Zvw.
Kunt u aangeven om hoeveel patiënten het gaat die zonder strafrechtelijke maatregel op dit moment in een tbs-kliniek verblijven? Zo ja, hoeveel precies?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 schat de voorzitter van TBS Nederland in dat zich op dit moment zeven mensen in een tbs-afdeling (beveiligingsniveau 4) bevinden die geen strafrechtelijke titel hebben.
Klopt het dat afgelopen zomer de brancheorganisatie de Nederlandse GGZ bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de bel heeft getrokken om dit probleem aan te kaarten en wat heeft u tot op heden met dit signaal gedaan?
Het klopt dat er al langer gesprekken worden gevoerd met branchepartijen, waaronder de Nederlandse ggz, over het feit dat in sommige gevallen het zorgaanbod vanuit de reguliere zorg ontoereikend is. Het gaat dan om het ontbreken van zorg voor mensen die in de meeste gevallen een verstandelijke beperking én problemen op het terrein van psychiatrie hebben (meerdere diagnoses) én verslavingsproblematiek hebben. Het betreft dus een hele complexe doelgroep. Om deze reden heb ik eerder ook Significant gevraagd onderzoek te doen naar de mate waarin de zorg voor de groep patiënten toereikend is.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Significant is inmiddels in afstemming met veldpartijen een plan van aanpak opgesteld om op de korte termijn een pragmatische oplossing voor deze doelgroep te realiseren, en op de lange termijn toe te werken naar meer (duurzaam) zorgaanbod voor deze patiënten. Concreet houdt dat in dat aanbieders zo spoedig mogelijk tijdelijke plekken realiseren, zodat cliënten die nu tussen wal en schip dreigen te komen toch op een passende plek terecht kunnen. Tegelijkertijd wordt samen met veldpartijen gewerkt aan een duurzame oplossing met permanente woonplekken voor de groep die de meest complexe zorg nodig heeft. Dit is zorg op de grens van de reguliere ggz, de forensische zorg, gehandicaptenzorg en verslavingszorg, met een passende mate van beveiliging.
Vindt u de samenplaatsing van tbs-gestraften en psychiatrisch patiënten zonder strafrechtelijke achtergrond in een tbs-kliniek wenselijk? Zo nee, wat gaat u doen om dit op te lossen?
Samenplaatsing in een FPC (Forensisch Psychiatrisch Centrum, beveiligingsniveau 4) vind ik in beginsel niet wenselijk. Het kan echter voorkomen dat de samenplaatsing van deze patiënten om behandelinhoudelijke redenen aangewezen is. Immers, de problematiek en het gedrag van mensen met de hierboven beschreven complexe problematiek kan sterk overeenkomen. Of samenplaatsing in een concreet geval passend is of niet is aan een behandelaar om te bepalen. Uitgangspunt is dat mensen zo passend mogelijk zorgaanbod krijgen in een setting die aansluit bij hun behoefte aan zorg en bejegening.
Kunt u aangeven in hoeverre deze patiënten in de tbs-kliniek naar hun mening de zorg krijgen die ze nodig hebben?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 uiteenzette kan een patiënt om behandelinhoudelijke redenen in een beveiligde setting worden opgenomen, ook op beveiligingsniveau 4. Op die manier kan, voor zowel het personeel als de patiënt zelf, op een veilige manier worden behandeld. Het is vervolgens aan de zorgaanbieder om te passende zorg te verlenen.
Deelt u de conclusie uit het artikel waarin wordt aangegeven dat deze plaatsingen van psychiatrische patiënten in een tbs-kliniek komen door een tekort aan plekken bij ggz aanbieders?
Er liggen veelal behandelinhoudelijke overwegingen ten grondslag aan de keuze op een patiënt zonder strafrechtelijke titel in een hoog beveiligde setting te behandelen. Ik herken dat er in sommige gevallen ontoereikend zorgaanbod vanuit de reguliere zorg beschikbaar is voor mensen die gevaarlijk en/of ontwrichtend gedrag vertonen, zoals ook in antwoord op vraag 3 is aangegeven. Zoals gezegd span ik mij samen met zorgaanbieders en financiers in om voor deze doelgroep passende (aanvullende) zorg te organiseren.
Kunt u aangeven in welke omvang er sprake is van een tekort aan langdurige behandelplekken voor deze patiënten binnen de GGZ en kunt u een overzicht geven van de afgelopen vijf jaren nu er sprake lijkt te zijn van een oplopend tekort?
Op basis van het onderzoek van Significant betreft het voor de doelgroep met een verstandelijke beperking én problemen op het terrein van psychiatrie (meerdere diagnoses) én verslavingsproblematiek ongeveer een zestigtal personen die nu niet op voldoende passende zorg kunnen rekenen. Voor deze mensen zal een gelijksoortig aantal plekken gerealiseerd worden waar zij langdurig kunnen verblijven en behandeld kunnen worden.
Kunt u aangeven wat de betekenis is van de opvang van deze patiënten in tbs-klinieken voor de beschikbare capaciteit voor ter beschikking gestelden?
Zoals gezegd is het beslag dat deze doelgroep doet op de capaciteit van tbs-klinieken (op beveiligingsniveau 4) relatief beperkt. In Nederland worden nu zeven plekken bezet door een persoon zonder strafrechtelijke titel.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid van 6 februari 2024?
Ja.
De rol van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten bij een kort-geding tegen een landelijk dagblad |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten een vordering tot tussenkomst heeft ingesteld in de kort geding procedure tussen advocaat Royce de Vries en het Algemeen Dagblad?
Ja.
Hoe vaak heeft een deken de afgelopen 10 jaar een vordering tot tussenkomst ingesteld in een civiele procedure tussen een advocaat en een andere partij?
Navraag bij de dekens leert dat informatie over de hoeveelheid rechtsgedingen in de afgelopen tien jaar waarbij een deken namens de raad van de orde in het arrondissement is tussengekomen niet is bijgehouden.
In welke situaties kan het volgens u geboden zijn dat een lokale deken een vordering tot tussenkomst instelt en wat zou volgens u dan de zelfstandige vordering mogen zijn die een deken vervolgens instelt?
Een lokale deken zal als voorzitter van de lokale raad van de orde steeds zelf per casus de omstandigheden van het geval moeten afwegen of bijvoorbeeld een vordering tot tussenkomst zou moeten worden ingesteld. Die afweging is niet aan mij als Minister voor Rechtsbescherming. Het is bovendien afhankelijk van de casus in een specifiek geval hoe die vordering er dan uit zou moeten zien.
Welke belangen dienen volgens u te worden afgewogen bij de beslissing voor een deken om een zelfstandige procespositie in te nemen in een civiele procedure tegen een journalist, publicist of nieuwsmedium en wie houdt toezicht op de juistheid en zorgvuldigheid van deze belangenafweging?
Er zal steeds sprake moeten zijn van voldoende procesbelang. In het kader van de waarborgen binnen onze rechtsstaat is het aan een procespartij en vervolgens aan de rechter om af te wegen of een procespartij een zelfstandige rechtspositie kan innemen in een specifieke procedure. Met andere woorden: of een partij ontvankelijk is in de ingestelde vordering. Dat is niet aan mij als Minister voor Rechtsbescherming. In die zin zou gezegd kunnen worden dat de rechter toezicht houdt op de juistheid en zorgvuldigheid van deze belangenafweging.
Vindt u dat namens de Orde van Advocaten standpunten ingenomen mogen worden die indruisen tegen de persvrijheid en/of de persvrijheid beknotten? Zo ja/nee, waarom?
Het is aan de rechter om de door een procespartij ingenomen standpunten te beoordelen en niet aan mij.
In hoeverre acht u het wenselijk dat een lokale deken onderdeel wordt van een civiele procedure tegen een landelijk dagblad en stellingen inneemt over het wettelijk recht op bronbescherming van journalisten alsmede de persvrijheid?
Zoals hiervoor ook aangegeven bij vraag 3 is het niet aan mij als Minister voor Rechtsbescherming om de wenselijkheid van een dergelijke vordering te beoordelen. Bovendien betreft het hier een nog lopende individuele zaak zodat ik ook om die reden niet inga op de wenselijkheid van een dergelijke vordering.
Bent u bereid om nadat vonnis is gewezen in gesprek te gaan met de Algemene Raad van de Orde van Advocaten alsmede de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten over waarom laatstgenoemde zich op nadrukkelijke wijze gemengd heeft in een civiele procedure van een advocaat tegen het Algemeen Dagblad?
Nee. In de antwoorden hierboven heb ik al aangegeven dat een lokale raad van de orde in een arrondissement een zelfstandige bevoegdheid heeft om in rechte op te treden. Ik ga en kan me daar als Minister voor Rechtsbescherming niet in mengen.
Het bericht 'Hoe Ajax en PSV in zee gingen met dubieuze Aziatische gokbedrijven' |
|
Michiel van Nispen , Mirjam Bikker (CU) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Steven van Weyenberg (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe Ajax en PSV in zee gingen met dubieuze Aziatische gokbedrijven»?1
Ja.
Wat vindt u van de beschreven handelwijze van Ajax en PSV, heeft u de indruk dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben genomen?
Betaald voetbalorganisaties gaan over hun eigen sponsorcontracten. In het voetbal worden maatregelen genomen om geldstromen te achterhalen, zoals het zogenoemde «Know-Your-Owner» en het controleren van de bron van financiële stromen, mits daar aanleiding voor is. Op basis van de beschreven handelwijze kunnen wij niet beoordelen hoe diepgaand Ajax en PSV onderzoek hebben gedaan naar de herkomst van het geld dat zij hebben ontvangen.
Bent u bekend met het onderzoek van de Financial Action Task Force (FATF) uit 2009 naar witwaspraktijken in de voetbalsector?2
Ja.
Bent u het ermee eens dat op basis van dit rapport maar ook de eerdere rapporten van Europol, voetbalclubs en betrokken entiteiten extra bedachtzaam moeten zijn voor de risico’s op witwassen door sponsorcontracten – in het bijzonder waar het contracten met gokbedrijven betreft?
Wanneer een organisatie – zonder gelijke tegenprestatie – geld geboden krijgt van een derde partij is het altijd belangrijk bedachtzaam te zijn. Organisaties zouden zich altijd af moeten vragen met welk doel ze dat geld krijgen, of ze met de betreffende partij geafficheerd willen worden en welke gevolgen dit kan hebben. Een belangrijke reden om kansspelen op afstand in Nederland te legaliseren was om kansspelgerelateerde criminaliteit te voorkomen via een vergunningstelsel en strenge voorwaarden aan die vergunningen. Ook geldt in algemene zin dat eenieder gehouden is aan de wet. Zo is (schuld)witwassen strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hiervan is sprake als redelijkerwijs vermoed kon worden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is. Voetbalclubs zouden dus inderdaad bedachtzaam moeten zijn op risico’s op witwassen.
Daarnaast zijn poortwachters, zoals banken en notarissen, op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht om cliëntenonderzoek te doen en ongebruikelijke transacties te melden. In het kader van deze verplichtingen moeten poortwachters ook een inschatting maken van de risico’s op witwassen die een cliënt met zich meebrengt. Voetbalclubs kunnen ook cliënten van poortwachters zijn. Een van de vele factoren die relevant kunnen zijn voor deze inschatting is of, uit rapporten of anderszins, blijkt dat de sector waarin een cliënt actief is, risico’s op witwassen kent. Als een poortwachter risico’s op witwassen vaststelt, dan moet deze de risico’s mitigeren. Ook poortwachters dienen dus bedachtzaam te zijn op risico’s op witwassen bij dergelijke transacties.
Is het in dit licht niet vreemd dat wel is gevraagd of een partij betaalt, maar geen navraag lijkt te zijn gedaan naar de ultimate benificial owner, verder onderliggende geldstromen en de betrouwbaarheid van de herkomst van het geld?
Het is ons niet bekend of en zo ja, welke poortwachters betrokken zijn of waren bij deze casus en wat zij wel of niet hebben gedaan. Aangezien voetbalclubs niet gelden als poortwachter in de zin van de Wwft, rust er op hen uit hoofde van de Wwft geen verplichting om de uiteindelijk belanghebbende (UBO) vast te stellen bij het aangaan van een zakelijke relatie.
In het algemeen geldt dat artikel 3, tweede lid, Wwft voorschrijft dat het cliëntenonderzoek poortwachters, onder andere, in staat stelt om de UBO van de client te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren, en indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt. Ook dient het cliëntenonderzoek poortwachters in staat te stellen om een voortdurende controle op de zakelijke relatie en tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te voeren, met zo nodig een onderzoek naar de bron van middelen die bij de zakelijke relatie of transactie gebruikt worden.
Kunt u schetsen wat het huidig juridisch kader is voor voetbalclubs in het bestrijden van witwassen, in het bijzonder bij het aangaan van sponsordeals?
In het huidig juridisch kader zijn voetbalclubs geen poortwachter. Ze hebben dus geen (wettelijke) rol in het voorkomen van witwassen. Wel kunnen verschillende poortwachters, zoals banken, advocaten en trustkantoren, betrokken zijn bij transacties die voetbalclubs uitvoeren. Zoals reeds toegelicht in de beantwoording van vraag 4 en 5, hebben poortwachters op grond van de Wwft verplichtingen in het kader van het voorkomen van witwassen.
Wel geldt, zoals reeds toegelicht in de beantwoording van vraag 4, voor het bestrijden van witwassen in algemene zin dat eenieder, dus ook voetbalclubs, gehouden zijn aan de wet, waarbij specifiek is verwezen naar het Wetboek van Strafrecht waarin (schuld)witwassen strafbaar is gesteld.
Kunt u het verdere juridisch kader schetsten voor in artikel 1a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme genoemde ondernemingen, natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen, in het bestrijden van witwassen bij het aangaan van sponsordeals en het sluiten van transfers door voetbalclubs? Is het juist dat bij een sponsordeal betrokken juridisch adviseur of advocaten, maar ook banken en andere financiële dienstverleners een duidelijke verplichting hebben op basis van de Wwft?
Ja, hierbij wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen 4, 5 en 6.
Wordt door één of meerdere toezichthouders reeds onderzocht of in deze casus door de (al dan niet beursgenoteerde) voetbalclubs en de onder vraag 4 genoemde entiteiten binnen de kaders van wet- en regelgeving is gehandeld? Zo nee bent u bereid deze casus met nadruk bij de betreffende toezichthouders onder de aandacht te brengen?
Of toezichthouders onderzoek doen naar bepaalde casussen of entiteiten is toezichtsvertrouwelijke informatie. Het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid hebben het artikel onder de aandacht gebracht van De Nederlandsche Bank, Nederlandse orde van advocaten en Bureau Financieel Toezicht.
Is het juist dat in de nieuwe Europese witwaswetgeving nadrukkelijk aandacht is voor het bestrijden van witwaspraktijken in de voetbalwereld?3
Voetbalclubs en -agenten zijn in het nieuwe anti-witwasraamwerk toegevoegd als poortwachter.4 Dit betekent dat ook voetbalclubs en -agenten in de toekomst verplichtingen zullen hebben in het kader van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, zoals het uitvoeren van het cliëntenonderzoek (zie de beantwoording van vraag 4 en 5 voor een nadere toelichting van deze verplichtingen). De Raad heeft op 14 februari ingestemd met dit nieuwe raamwerk. Indien ook het Europees parlement ermee instemt, zal het nieuwe raamwerk, drie jaar na de publicatie (op dit moment is het nog onduidelijk wanneer dit precies zal zijn), van toepassing worden. Er wordt daarnaast geen aanleiding gezien tot verdere aanscherping van de relevante regelgeving.
Zet Nederland zich in voor stringente regelgeving voor – in elk geval – grotere clubs, en ziet de Nederlandse inzet ook op scherpe regels voor voetbalmakelaars en andere tussenpersonen?
Zie antwoord vraag 9.
Ziet de regering aanleiding om, op basis van deze casus maar ook vooruitlopend op Europese wetgeving, de regelgeving voor sportclubs, voetbalmakelaars en andere relevante partijen aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is de reikwijdte van het reeds door de regering aangekondigde verbod op goksponsoring in de sport? Kunt u schetsen wat wel en wat niet onder het aankomende verbod zal vallen?
Op 1 juli 2023 is het verbod op ongerichte reclame voor kansspelen op afstand in werking getreden (Besluit orka). Sindsdien is reclame in de publieke buitenruimte, op radio en televisie, in kranten en tijdschriften voor online kansspelen verboden. Onder reclame valt ook sponsoring. Onder sponsoring wordt daarbij verstaan het verstrekken van financiële of andere bijdragen als tegenprestatie voor het neutraal vermelden of vertonen van de naam, het merk, het beeldmerk of enig ander onderscheidend teken van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Voor sponsoring geldt een overgangsregeling wat betreft het reclameverbod.
Sinds 1 juli 2023 mogen geen nieuwe sponsoringscontracten worden afgesloten. Evenement- en programmasponsoring zal vanaf 1 juli 2024 verboden zijn en sponsorcontracten voor de sport vanaf 1 juli 2025. Sportsponsorovereenkomsten, waaronder het sponsoren van sporters en teams van sporters, maar ook bijvoorbeeld clubs, competities, shirts en ander materiaal zijn tot 1 juli 2025 daarmee nog toegestaan, mits het contract voor de inwerkingtreding van het Besluit orka is afgesloten.
Bij de termijn voor de inwerkingtreding van dit deel van het Besluit is het belang van financiering van evenementen en de sport meegewogen. Daarmee wordt belanghebbenden, zoals sportclubs, ruimte geboden om andere sponsorcontracten af te sluiten.
Bent u bereid om te komen tot een algeheel verbod op sponsorcontracten van sportclubs met binnenlandse én buitenlandse gokbedrijven, ook wanneer het meer indirecte vormen van sponsoring betreft zodat ook de in dit artikel beschreven vormen van goksponsoring niet meer zijn toegestaan? Zo nee, wat gaat u dán doen om herhaling van deze praktijken te voorkomen?
Zoals in de beantwoording van vraag 12 beschreven, zijn alle ongerichte vormen van reclame voor online kansspelen, zoals sponsoring van sportclubs, vanaf 1 juli 2025 verboden. Zodra een uiting conform het Besluit orka als sponsoring moet worden gezien, valt dit onder het verbod. Het is aan de toezichthouder, de Kansspelautoriteit, om dit te beoordelen en zo nodig te handhaven.
Staan alle seinen op groen voor het aangekondigde verbod op goksponsoring in de sport om volgend jaar in te gaan? Ziet de regering nog mogelijkheden om inwerkingtreding van dit verbod te versnellen?
Ja, zoals aangegeven in de beantwoording van vragen 12 en 13, staan de ingangsdata in het Besluit orka en mag ervan uit worden gegaan dat betrokken partijen voldoende tijd hebben gehad om zich hierop voor te bereiden. Er komen geen nieuwe sponsorcontracten meer bij sinds 1 juli 2023. Alleen contracten die voor 1 juli 2023 zijn gesloten kunnen nog doorlopen tot uiterlijk 1 juli 2025. De overgangstermijn is gekozen om sporters en sportclubs de gelegenheid te geven om op zoek te gaan naar andere sponsoren. Met de bestaande sponsorcontracten in de sport zijn aanzienlijke bedragen gemoeid. Sportclubs hebben hun investeringen hierop gebaseerd en het is de vraag in hoeverre sporters en clubs een gemis aan deze inkomsten hadden kunnen compenseren. Gezien het bovenstaande, acht de Minister voor Rechtsbescherming versnelling van de inwerkingtreding niet wenselijk. Vervroeging past bovendien niet bij een betrouwbare overheid, nu betrokkenen zich richten op hetgeen in het Besluit orka is bepaald. Dit nog daargelaten dat eerdere inwerkingtreding een nieuwe algemene maatregel van bestuur zou vergen, met inhoudelijke onderbouwing, het gebruikelijke traject met onder meer consultatie en advies door de Afdeling advisering van de Raad van State en het daarmee gemoeide tijdsverloop.
Kunt u nadere toelichting geven op de vertraging die er is in de hervorming van de goksector op Curaçao? Is het niet opvallend dat op geen van de onder hoofdstuk 19 ingezette maatregelen van het landspakket de deadline lijkt te zijn gehaald? Welke consequenties heeft dit?
De conceptlandsverordening op de kansspelen (LOK) is op 14 december 2023 aangeboden aan de Staten van Curaçao. Hiermee is de parlementaire behandeling gestart. In de media in Curaçao is uitgebreid verslag gedaan van de adviezen van de Sociaal-Economische Raad en de Raad van Advies van Curaçao en van de vragen van de Statenleden tijdens de behandeling in de Centrale Commissie van de Staten op 9 januari 2024. In mei 2022 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief aan de nationale hervormingscommissie Curaçao aangegeven dat de concept LOK op dat moment nog niet voldeed aan de afspraken tussen Nederland en Curaçao in het kader van het landspakket. In een volgende versie van de LOK was er op drie van de vijf eerder benoemde punten verbetering opgetreden. Op de punten «dekkende vergunningsvoorwaarden» en «onafhankelijkheid van de toezichthouder» voldeed het concept echter nog niet aan het plan van aanpak.
Op dit moment analyseert de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het wetsvoorstel dat nu is aangeboden aan de Staten van Curaçao. Als de wet nog steeds niet voldoet aan het plan van aanpak zal de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek gaan met de verantwoordelijke Minister in Curaçao om te bezien welke stappen kunnen worden genomen om de LOK lopende de Statenbehandeling in overeenstemming te brengen met de afspraken uit het landspakket en het bijbehorende plan van aanpak. De Staatssecretaris van BZK blijft het voorstel dus nauwgezet monitoren om te zorgen dat de doelen van het landspakket binnen bereik blijven. Uw Kamer is over de laatste stand van zaken ingelicht in de uitvoeringsrapportages over het vierde kwartaal van 2023, die de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties recent met uw Kamer heeft gedeeld.5
Is inmiddels – conform de in antwoorden op eerdere vragen geschetste inzet van de eilanden4 – op Aruba en Sint Maarten een toezichthouder kansspelen aanwezig?
Met de landspakketten voor Aruba en Sint Maarten is beoogd dat in beide landen een onafhankelijke toezichthouder bestaat die toeziet op de kansspelsector. In Aruba zal dit voorjaar op basis van de eerder uitgewerkte business case een kwartiermaker aan de slag gaan om de Arubaanse kansspelautoriteit in te richten. Voor Sint Maarten is in het laatste kwartaal van 2023 een oproep gepubliceerd voor voorstellen voor de inrichting van de Sint Maarten Gaming Authority, op basis van eerder opgestelde voorwaarden. Op dit moment vindt een selectieprocedure plaats voor de ingediende voorstellen. Uw Kamer is op 6 februari jl. door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnformeerd over de laatste stand van zaken via de uitvoeringsrapportages van de landspakketten over het vierde kwartaal van 2023.
Kunt u deze vragen beantwoorden (ruim) voor het commissiedebat Kansspelen van 7 maart aanstaande?
Ja.