Het bericht ‘Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers’ |
|
Don Ceder (CU), Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers»?1
Demonstraties moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet, en op de campus ook binnen de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik verwacht van instellingen dat zij de naleving van hun huis- en gedragsregels bevorderen en ook handhaven, en wanneer dit niet lukt, maatregelen treffen. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst situatie en is ter beoordeling aan de instelling, ook vanuit hun rol als werkgever. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Laat mij voorop stellen dat ik sta voor vrij en veilig onderwijs en onderzoek aan de universiteiten. De colleges van bestuur hebben de ingewikkelde taak om zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht, als ook de veiligheid op de campus te waarborgen. De gedragscodes en huisregels van de instellingen beogen correct gedrag en de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling.
Herkent u het contrast dat in het artikel wordt geschetst tussen de gedragscodes van de universiteit en het intimiderende gedrag van studenten en medewerkers? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de typeringen van de universiteiten over incidenten als «het debat kan soms schuren» en «demonstraties kunnen gepaard gaan met ongemak»?
In het onderwijs, onderzoek en bij verschillende activiteiten die op instellingen georganiseerd worden mag van docenten worden verwacht dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en dat zij zorgen voor ruimte voor diversiteit aan inzichten. Ik verwacht dat instellingen hun verantwoordelijkheid nemen in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het reguliere instrumentarium inzetten dat zij hiervoor beschikbaar hebben, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever.
De uitspraak dat demonstraties gepaard kunnen gaan met ongemak, hangt samen met het feit dat het demonstratierecht een grondrecht is en dat daaruit voortkomt dat demonstraties enige overlast en hinder mogen veroorzaken. Ongemak en hinder zijn dus niet altijd volledig te voorkomen. De inhoud van een demonstratie doet er daarbij niet toe. Het demonstratierecht is echter niet onbegrensd. Demonstraties mogen niet uitmonden in geweld, intimidatie van studenten en medewerkers of in antisemitisme. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Kunt u toelichten in hoeverre de handhaving van gedragscodes door universiteiten door u wordt gevolgd of geëvalueerd?
Instellingen gaan zelf over het opstellen van huisregels en gedragscodes en hun omgang daaromtrent. Daarbij hoort ook het evalueren van de klachten over het niet naleven van deze huisregels en gedragscodes. In het kader van de integrale aanpak sociale veiligheid doe ik momenteel onderzoek naar de werking van de klacht- en meldprocedures die instellingen hebben ingericht en waar deze kunnen worden verbeterd. Over de uitkomst hiervan wordt uw Kamer rond de zomer geïnformeerd.
Ook spreek ik met bestuurders en koepelorganisaties over de borging van de veiligheid op de instellingen, onder meer in het kader van de moties en toezeggingen die voortkomen uit het plenair debat over veiligheid van 23 januari jongstleden. Voor de zomer heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd per brief.2 In deze brief ga ik in op de stappen die de instellingen en ik ondernemen om de veiligheid te borgen.
Op welke manier spreekt u instellingen aan op eventuele nalatigheid ten aanzien van sociale veiligheid?
In de brief die ik voor de zomer met uw Kamer heb gedeeld over de veiligheid op de universiteiten en hogescholen3, ga ik in op de interventiemogelijkheden wanneer de veiligheid op de instellingen in het geding komt. Ik licht dit hieronder tevens kort toe.
Het is aan de instellingsbesturen om te zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers, als randvoorwaarde voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en in naleving van de branchecodes goed bestuur waaraan universiteiten en hogescholen zich gecommitteerd hebben. Het college van bestuur moet zorgen dat het in staat is deze taak te vervullen en maakt hiervoor beleid. Vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever en toezichthouder op het college van bestuur, dient de raad van toezicht op te treden in situaties dat het college van bestuur de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving niet naar behoren heeft ingevuld. Indien nodig voer ik het gesprek met een raad van toezicht om mij ervan te verzekeren dat zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) kan op basis van signalen onderzoek doen en indien nodig herstelopdrachten geven aan het bestuur van een instelling. Wanneer de inspectie na gedegen onderzoek tot de conclusie komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin van de WHW4, kan ik overgaan tot het geven van een aanwijzing aan de raad van toezicht.
Ik werk momenteel aan een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Dit wetsvoorstel voorziet in versterking van toezicht op (sociale) veiligheidsbeleid van instellingen. Doel van het beleid is dat er continu aandacht is voor een veilige leer- en werkomgeving. Het voorkomen van onveilige situaties en hoe daarbij te handelen als deze toch optreden, maakt hier onderdeel van uit. Bij een acute situatie blijft het college van bestuur aan zet, maar op het veiligheidsbeleid, inclusief de monitoring en evaluatie ervan, is na de invoering van de wettelijke zorgplicht veiligheid steviger toezicht vanuit de raad van toezicht en de inspectie en stevigere checks and balances door de medezeggenschap. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting dit najaar in internetconsultatie.
Kunt u garanderen dat de universiteiten een veilige plek zijn om te werken en te studeren en welke acties onderneemt u?
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid werk ik aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op alle instellingen. Mijn rol als Minister is om instellingen in staat te stellen hierop hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik noch de instellingen kan daarbij volledige veiligheid garanderen. Het gaat er om dat we zo goed mogelijk gesteld staan om de veiligheid voor iedereen die studeert of werkt op de instellingen te borgen door veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te voorkomen. Hier werken de instellingen en ik blijvend aan.
Ik zet daarbij op verschillende manieren in op het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op de instellingen. Dit doe ik, samen met de sector, door de integrale aanpak sociale veiligheid en de nationale strategie antisemitismebestrijding. Zo loopt er momenteel een onderzoek naar de wijze waarop de klacht- en meldvoorzieningen kunnen worden verbeterd. Daarbij kijk ik ook naar het handelingsperspectief bij meldingen van antisemitisme. Daarnaast werk ik aan een handreiking voor vertrouwenspersonen over het herkennen van en omgaan met antisemitisme. Deze is voor de zomer klaar. In het kader van de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme is de Taskforce antisemitismebestrijding aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor de maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten. Ook werk ik momenteel aan een wettelijke zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Daarnaast blijf ik in gesprek met bestuurders van instellingen en diverse partijen zoals de NCAB en de Moslim Studenten Associatie over de veiligheid van studenten en medewerkers.
Voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de moties en toezeggingen voortkomend uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op de instellingen en welke acties ik onderneem.5
Welke concrete maatregelen zijn er getroffen of worden overwogen om de veiligheid van studenten en medewerkers beter te waarborgen op universiteiten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat de Tweede Kamer al meermaals aan de bel heeft getrokken over dergelijke incidenten, maar dat dit patroon van intimidatie en verstoring blijft bestaan en welke stappen gaat u nemen?
Het is onacceptabel waar demonstraties ontaarden in geweld, vernieling, discriminatie of haatzaaien. Ook is het onverteerbaar dat er studenten zijn die zich niet meer veilig voelen op hun instelling, in het bijzonder Joodse, Israëlische en moslimstudenten. De instellingen spannen zich dagelijks in om de veiligheid te borgen op hun instelling en dit heeft hun volle aandacht. Zij doen dit ook in nauwe samenspraak met de lokale driehoek waar daar aanleiding toe is. Ik vind het ook belangrijk dat die verantwoordelijkheid voor de veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen waar de situatie ter plekke het beste kan worden ingeschat en kan worden besloten hoe hiermee om te gaan. Ik constateer dat de instellingen het afgelopen jaar hun weerbaarheid voor verstoringen hebben verhoogd, bijvoorbeeld door het stellen van (gezamenlijke) regels, het inzetten van risicogericht toegangsbeleid en de verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek. Ook vind ik het belangrijk dat instellingen van hun ervaringen op het gebied van veiligheid leren, ook gezamenlijk. Dit doen de universiteiten via hun netwerk van integrale veiligheidsadviseurs en als sector gezamenlijk via het Platform IV-HO. Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 6 toelicht, werk ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid op verschillende manieren, samen met de sector, aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving. Over de stappen die de instellingen en ik nemen om de veiligheid op de instellingen te borgen, heb ik uw Kamer voor de zomer per brief geïnformeerd.6
Het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt het kabinet het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Gaza? Is het kabinet het eens dat dit het verlengen van het lijden van gijzelaars en Palestijnen een onacceptabele situatie is?1
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing, waarbij voor het kabinet de tweestatenoplossing het uitganspunt is. te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren blijft het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Overwegende dat in het bericht staat: «Steve Witkoff, pointed the finger at Hamas for a «lack of desire to reach a ceasefire»», deelt het kabinet dit standpunt en deze overtuiging? Zo ja, is het kabinet het eens dat dit niet zonder gevolgen kan blijven? Welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
In het kader van het Frans-Saoedische initiatief om de tweestatenoplossing op tafel te houden onderstreepten ook Arabische partners dat Hamas moet ontwapenen en geen rol in het toekomstige bestuur van de strook kan spelen. Frankrijk en Saoedi-Arabië werken aan het verbreden van steun voor deze opvatting.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.,2 en de Kamerbrief inzake de Nederlandse bijdrage aan internationale samenwerking bij uitvoering van airdrops boven Gaza, d.d. 1 augustus. Nederland werkt zowel voor als achter de schermen aan het opbouwen van druk op Israël om ongehinderde, ongelimiteerde en veilige humanitaire toegang voor hulporganisaties te bewerkstelligen. Het kabinet levert onder meer concrete bijdragen aan de humanitaire bevoorrading via land en voedseldroppings, steunt financieel medische evacuaties en blijft druk zetten op Israël om de humanitaire blokkade volledig op te heffen en maatregelen te treffen voor het verbeteren van de hulpdistributiemogelijkheden voor hulporganisaties, waaronder de VN, humanitaire ngo’s, en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging voor adequate hulpverlening via land. Hierbij is wat het kabinet betreft geen ruimte voor distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dit hulpmechanisme is niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaat gepaard met gedwongen verplaatsing en leidt tot dodelijke situaties.
Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas niet gecoördineerd zou zijn of niet te goeder trouw de gesprekken zou zijn ingegaan2, hoe beoordeelt het kabinet dit en is het het kabinet van mening dat Hamas hoofdverantwoordelijk is voor het verlengen van het lijden van de Gazanen? Indien dit niet het geval is, waarom niet? Kan het kabinet aangeven of dit beeld over de houding van Hamas pas sinds het laatste overleg is ontstaan of dat dit beeld al langer bestaat over Hamas, ook tijdens eerdere pogingen tot onderhandelingen? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Zie het antwoord op vraag 2.
Witkoff heeft het nu over alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen, welke zijn dat en welke rol heeft Nederland/de EU daarin?
Het kabinet of de EU zijn niet betrokken bij de door Amerikaanse gezant Witkoff gestelde alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen. Het kabinet kan hierover geen uitspraken doen.
Hoeveel gijzelaars zijn er nog momenteel in Gaza? Hoeveel daarvan leven vermoedelijk nog en hoeveel lichamen worden vastgehouden? Kan het kabinet ook de nationaliteiten aangeven van de gegijzelden? Wat is er bekend over hun gezondheidssituatie?
Volgens de Israëlische regering houdt Hamas momenteel nog circa 50 gijzelaars vast, van wie naar schatting maximaal 22 nog in leven zijn. Ook zou Hamas nog dertig lichamen van omgekomen gijzelaars vasthouden in de Gazastrook. Het kabinet heeft geen exacte informatie over de nationaliteiten en gezondheidssituatie van deze gijzelaars.
Wat was de inhoud van de deal die op tafel lag? Op welke punten is het stukgelopen? Hoe beoordeelt het kabinet dit en tevens de opstelling van zowel Israël als Hamas?
De voorgestelde deal betrof naar verluidt een overeenstemming over een staakt-het-vuren en vrijlating van alle gijzelaars uit de Gazastrook. Twistpunten lijken hierbij onder meer de exacte formulering over de eventuele (tijds)horizon van het staakt-het-vuren; de modaliteiten van hervatting van humanitaire hulp aan de Gazastrook en aanwezigheid van de Israëlische krijgsmacht in de strook tijdens het staakt-het-vuren. Zie verder de beantwoording van vraag 2 en 4.
Overwegende dat Israël en de VS eerder deze week hebben gesteld dat het statement dat een aantal landen, waaronder Nederland, heeft uitgebracht in de week dat de onderhandelingen voortgezet zouden worden en met name Israël erop werd aangesproken niet behulpzaam te zijn voor de slagingskans van de onderhandelingen, hoe beoordeelt u deze uitspraken nu de onderhandelingen een paar dagen later zijn stuk gelopen omdat Hamas geen bereidheid toonde om akkoord te gaan?3
Zoals gesteld in de Kamerbrief van 28 juli jl. ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomst voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Desondanks constateert het kabinet dat de koers die het Israëlisch veiligheidskabinet is ingeslagen sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. er niet toe heeft geleid dat de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas zijn vrij gekomen. Voorts stelt het kabinet dat Israël aangesproken moet blijven worden op het naleven van het internationaal humanitair recht aangezien de ingeslagen koers niet bijdraagt aan het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook, en niet aan duurzame stabiliteit voor de Israëlische bevolking. De terreurdaden van Hamas ontslaan Israël niet van zijn verplichtingen onder het internationaal humanitair recht.
Overwegende dat Hamas de landen, waaronder Nederland, heeft bedankt voor hun statement voordat zij weigerden akkoord te gaan met een staakt-het-vuren, is dit bericht echt en hoe beoordeelt het kabinet deze onderschrijving?4, 5
Het kabinet kan de authenticiteit van deze berichten niet bevestigen. Het kabinet is dan ook terughoudend om een beoordeling te geven aan dergelijke berichten. Desalniettemin koestert het kabinet geen illusies over de intenties en het optreden van de terroristische organisatie Hamas. Dit is onlangs wederom gebleken met het vrijgeven van een video van twee gijzelaars die onder barbaarse omstandigheden worden vastgehouden.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog en wat is de rol van Nederland hierin? Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen? Bent u het eens dat conform de motie-Ceder de EU een leidende rol in de vredesonderhandelingen zou moeten hebben en zo ja, welke stappen neemt het kabinet hiertoe?6 Hoe beoordeelt het kabinet de suggestie om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe open staan. Dit is op het moment niet het geval. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Welke stappen kunnen er nog meer gezet worden om Israël en Hamas aan tafel te houden? Is het kabinet van mening dat er voldoende druk op Hamas wordt gezet door de Arabische Liga en de EU? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, is het kabinet bereid om dit per ommegaande aan te kaarten in zowel EU-verband als richting de Arabische Liga?
Het kabinet blijft nationaal, in EU verband en in samenwerking met de VS, partners uit de regio en andere betrokken landen druk zetten op beide partijen om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Daarbij verwelkomt het kabinet de oproep van de Arabische Liga dat Hamas de wapens moet neerleggen en dat de terroristische organisatie geen rol kan spelen in de toekomst van de Gazastrook.
Waar verblijven de onderhandelaars van Hamas? Hoe beoordeelt het kabinet dat deze in vrijheid en veiligheid leven, terwijl de gevolgen van het niet nakomen van een staakt-het-vuren worden afgewenteld op de Gazaanse bevolking? Is het niet verstandig om de leiders van Hamas buiten Gaza steviger aan te pakken en hier landen toe op te roepen?
De onderhandelaars van Hamas verblijven grotendeels buiten de Gazastrook. Het kabinet blijft druk zetten op zowel Israël als Hamas om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Nederland blijft inzetten op het opvoeren van de druk op Hamas. Zo is Nederland voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad, waarbij helaas nog één EU-lidstaat dwarsligt.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke en separate beantwoording.
Coalition of the willing inzake alternatief plan om de humanitaire situatie in Gaza op te lossen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt het kabinet de huidige situatie in Gaza en is het kabinet het eens dat machteloos toekijken niet het antwoord mag zijn?
De oorlog in Gaza moet stoppen. De bevolking van de Gazastrook ondergaat aanhoudende ontberingen als gevolg van de humanitaire blokkade en de aanhoudende militaire activiteiten en gijzelingen door Hamas, waardoor voedsel en medicijnen het gebied nauwelijks of niet bereiken, en er dus tekorten zijn ontstaan. Zoals toegelicht in de brief van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Erkent het kabinet dat de huidige situatie in Gaza en gebrek aan voedsel en medicijnen een schandelijke situatie is en er meer gedaan moet worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke opvolging is er gegeven aan de motie-Ceder ten aanzien van een eigen distributie starten vanuit de Rafahcorridor met of zonder Israëlische toestemming in samenwerking met de Europese Unie (EU)-landen, Egypte en mogelijk andere betrokkenen?1 Deelt het kabinet dat het tijd is om ook alternatieve plannen zoals de motie-Ceder uit te voeren? Waar blijkt dat uit?
De opvolging van motie Ceder (32 623, nr. 357) is toegelicht in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli, welke op 22 juli met uw Kamer werd gedeeld. De VN heeft nog altijd beperkte toegang voor het invoeren en distribueren van voldoende humanitaire hulp. Nederland zet, in lijn met de humanitaire overeenkomst tussen de EU en Israël die de opening van meer grensovergangen voorziet, in op de heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. Ondanks aandringen van Nederland en andere gelijkgezinde landen bij Egypte en Israël blijft de grensovergang bij Rafah vooralsnog gesloten. Hulp die vanuit Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd loopt daarom nog steeds via de grensovergang tussen Israël en de Gazastrook bij Kerem Shalom.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in EU-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen voortaan op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dat onacceptabel is?2
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet nakomt en dat de humanitaire catastrofe in de Gazastrook nog niet voldoende verbetert. Nederland gaat daarom over tot de concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.3
Indien dit nog niet is opgepakt, is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie het kabinet al eerder heeft opgeroepen, per ommegaande met een «coalition of the willing» een eigen distributie op te zetten en er zorg voor te dragen dat transparante distributie voor iedereen, inclusief minderheden, gewaarborgd kan worden, veiligheid voor hulpverleners gegarandeerd kan worden en middelen niet in handen van Hamas kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt niet aan adequate kanalen voor de deugdelijke distributie van humanitaire hulp noch aan voedsel en medicijnen. Professionele, gemandateerde hulporganisaties, waaronder de ervaren en goed toegeruste humanitaire partners van Nederland, staan klaar om hulpverlening aanzienlijk op te schalen. Israël moet stappen nemen om die hulporganisaties, waaronder de VN,behoorlijke toegang te geven tot Gaza en behoorlijke, veilige distributie van hulp in Gaza mogelijk te maken. Nederland blijft zich met gelijkgezinde landen diplomatiek en financieel inzetten voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» opnieuw te beginnen met airdrops zodat er voldoende voedsel en medicijnen Gaza binnen komt en hier het initiatief voor te nemen? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van airdrops af te dwingen?
Het kabinet heeft op 1 augustus uw Kamer geïnformeerd het besluit om deel te nemen aan de internationale groep landen ten bate van airdrops in Gaza. Nederland doet dit samen met een brede gelijkgezinde groep landen bestaande uit Jordanië en andere Europese en internationale partners zoals Duitsland, België, Luxemburg4, Frankrijk, Italië, Spanje, Canada alsook de Verenigde Arabische Emiraten. Deze landen zullen van 1 tot en met 21 augustus airdrops uitvoeren. Nederland zet in op deelname aan de rotaties vanaf 8 augustus deel aan de operatie. Airdrops zijn een manier om bij te dragen aan het verlichten van het leed van de Palestijnen in de Gazastrook, hoewel het een relatief duur en riskant hulpverleningsinstrument betreft dat qua schaal nooit ter vervanging van hulpverlening via land kan dienen. Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich daarom diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» voedsel en goederen via zee te verzenden naar Gaza en hier het initiatief voor te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van gecoördineerd voedsel en medicijnen af te dwingen?
Gaza heeft hiervoor geen geschikte haven(infrastructuur). Eerdere initiatieven om hulp direct aan de Gazastrook te leveren via zee bleken kostbaar en ineffectief. Bovendien werkt Israël niet mee aan de hulptoevoer via zee. Verder hebben de VN en andere hulporganisaties duizenden vrachtwagenladingen met hulp klaarstaan rond de grenzen. De hulp invoeren en distribueren via land blijft de meest effectieve en efficiëntste manier. Zie ook antwoorden op vragen 6 en 7 alsook de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog, nu de onderhandelingen zijn afgeketst? Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas tijdens de onderhandelingen niet gecoördineerd was of dat Hamas in ieder geval niet te goeder trouw de gesprekken is ingegaan waardoor de onderhandelingen zijn afgeketst, onderschrijft het kabinet dit?3 Zo nee, waar lag het aan? In hoeverre is Hamas hiermee verantwoordelijk voor het verlengen van het lijden van Gazanen? Hoeveel gijzelaars zijn nog in handen van Hamas en welke drukmiddelen zet het kabinet momenteel op Hamas en de financiers van Hamas om de gijzelaars vrij te laten?
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van het vijftigtal gijzelaars dat is ontvoerd door Hamas en nog altijd vastgehouden worden; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om tot een duurzame oplossing te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren staat het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Deze worden nog door één lidstaat tegengehouden.
Bent u het eens dat het goed zou zijn om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe bereid zijn. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Is Egypte voldoende aangesproken op haar verantwoordelijkheid en rol ten aangezien van haar grens met Gaza? Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» Egypte te verzoeken de grens te openen zodat vrouwen, kinderen, zieken en andere kwetsbaren het conflictgebied kunnen verlaten en de juiste hulp, voedsel, medicijnen en onderdak kunnen krijgen en hier het initiatief voor te nemen?
Nederland en andere gelijkgezinde landen hebben regelmatig contact met Egypte over de situatie in de Gazastrook. In die contacten wordt aangedrongen op het belang van de opening van de Rafah-grensovergang, waartoe ook Egyptische actie is vereist. De opening van de Rafah-grensovergang zou een betekenisvolle stap zijn.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?4
Nederland en andere gelijkgezinde landen blijven druk uitoefenen op de Israëlische autoriteiten om de humanitaire toegang te verruimen en te versnellen zodat hulpgoederen – waaronder medicijnen – geleverd kunnen worden op de schaal die nodig is en in de hele Gazastrook.
Klopt het dat de Verenigde Naties (VN) stelt niet te kunnen distribueren mede vanwege de onveiligheid? Welke rol speelt de Israel Defense Forces (IDF) daar volgens het kabinet in en welke rol speelt Hamas daarin? Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie zoals Israël beweert, en zo ja op welke wijze? Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» te kijken wat er nodig is om voldoende beveiliging mogelijk te maken zodat de konvooien ongehinderd voedsel en medicijnen kunnen distribueren?
Zie ook de antwoorden op de vragen 6, 7, 8 en 11. De aanhoudende gevechten en een gebrek aan coördinatie met, en veiligheidsgaranties door, de Israëlische strijdkrachten, brengen enorme veiligheidsrisico’s mee voor hulporganisaties. Daarnaast zorgen de catastrofale noden, de ontwrichting van de Gazaanse maatschappij en de afbraak van law & order voor moeilijk beheersbare situatie met wanhopige menigtes die humanitaire konvooien tegenhouden en plunderen.
Het kabinet kent de berichten over sabotage van voedseldistributie door Hamas, maar kan deze niet verifiëren. Het kabinet heeft echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
Welke opvolging is gegeven aan de motie Ceder c.s. ten aanzien van sancties? Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren en zo ja, is het kabinet bereid om dit opnieuw in te brengen? Zo nee, waarom niet?5
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. heeft Nederland het Zweedse initiatief gesteund met betrekking tot het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2 In de Raad bestaat vooralsnog geen unanimiteit voor een dergelijke stap. Het kabinet heeft daarom besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir tot persona non grata te verklaren en heeft de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem SIS. Dit omdat zij herhaaldelijk geweld door kolonisten hebben aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen bepleiten en oproepen tot etnische zuivering in de Gazastrook.
Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen zoals de Kamer via de motie Ceder heeft verzocht? Bent u het eens dat het belangrijk is om te benadrukken dat de EU een leidende rol dient te spelen in verdere onderhandelingen voor een staakt-het-vuren en vrijlating van gijzelaars, en dit voorstel ook per ommegaande over te brengen en de motie alsnog uit te voeren?6
De EU zet zich naar vermogen in om tot oplossingen in dezen te komen en een faciliterende rol te spelen. Tegelijk gebiedt de realiteit dat op buitenlandpolitiek terrein eenstemmigheid tussen afzonderlijke lidstaten niet altijd mogelijk is gebleken.
Welke andere acties -samen met gelijkgezinde landen- onderneemt u om deze schrijnende situatie zo spoedig mogelijk te stoppen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 5, 6, 7, 11 en 12.
Kan het kabinet deze vragen met spoed individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het ministerie heeft zich zoals altijd ingespannen om de vragen spoedig te behandelen, en uw Kamer toe te sturen vóór het Commissiedebat van 7 augustus over de situatie in Gaza.
De gemaakte afspraken tussen EU en Israel ten aanzien van humanitaire hulp in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Mass starvation spreading across Gaza, aid agencies warn, as Israeli government says it is not responsible – as it happened»?1
Ja.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische blokkade van humanitaire hulp. Het gebrek aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen en onderdak leidt tot ondraaglijke levensomstandigheden.
Het kabinet zet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels Kamerbrief inzake verzoek om een brief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dit onacceptabel is?
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Europese Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet worden nagekomen. Zo is de directeur-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) toegang geweigerd tot de Gazastrook. We zien tevens dat er nog steeds te weinig grensovergangen open zijn, zo blijven de grensovergangen bij Rafah en Kissufim vooralsnog gesloten. De toegang voor internationale humanitaire staf wordt nog steeds belemmerd en er zijn onvoldoende veiligheidsgaranties voor hulpverleners, waardoor veilige distributie belemmerd wordt. Ook is er minder brandstof ingevoerd dan was afgesproken en functioneert de aanvoerroute vanuit Jordanië nog steeds niet voldoende.
Omdat de afspraken niet worden nagekomen gaat het Het kabinet gaat daarom over tot concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël, op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe.
De VN spelen een centrale rol bij de coördinatie, invoer en distributie van humanitaire hulp. De Verenigde Naties hebben niet geweigerd om op grote schaal voedsel te distribueren. In tegendeel, de VN-organisaties staan klaar om de noodlijdende bevolking van de Gazastrook op grote schaal van humanitaire hulp te voorzien. Wel zien zij, net als andere humanitaire organisaties zoals de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance, gezien de steeds meer uitbreidende oorlogsvoering van de regering-Netanyahu, grote uitdagingen bij de distributie van hulp. Het kabinet dringt bij Israël aan op het nemen van maatregelen om de veilige en ordentelijke verlening van hulp beter te faciliteren.
Overwegende dat in het statement van Kaja Kallas op 10 juli jl. als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «The EU stands ready to coordinate with all relevant humanitarian stakeholders, UN agencies and NGOs on the ground, to ensure swift implementation of those urgent steps.», hoe is in het licht van de afspraken van 10 juli het contact over coördinatie van de goederen voor de Gazaanse bevolking verlopen? Kan het kabinet van dag tot dag vanaf 10 juli aangeven wat er is met besproken met Israël, wat de verwachting was en welke uitkomsten het heeft opgeleverd met welke reden?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel EU-personeel is momenteel in totaal betrokken bij het naleven van de afspraken tussen EU en Israël? Is dit volgens het kabinet genoeg om tekortkomingen in de afspraken, waarbij de EU zou helpen, in ieder geval niet aan mogelijke onderbezetting zijdens de EU te wijten?
EU-medewerkers die betrokken zijn bij de naleving van de afspraken tussen de EU en Israël over de humanitaire toegang tot Gaza betreft in ieder geval: medewerkers van Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) in Israël en de Palestijnse Gebieden; medewerkers van de EU-delegaties in Israël, de Palestijnse Gebieden en de omringende landen, EU-functionarissen in Brussel, zowel bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) als bij de Europese Commissie; evenals het team van EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the reopening of the Jordanian and Egyptian aid routes», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the opening of several other crossing points in both the northern and southern area», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the substantial increase of daily trucks for food and non- food items to enter Gaza», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «enabling the distribution of food supplies through bakeries and public kitchens throughout the Gaza strip», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the protection of aid workers», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tussen 17 en 21 juli 132 trucks en 80–120,000 liter benzine Gaza is binnengekomen? Klopt het dat dit onvoldoende is? Hoeveel had het moeten zijn om als voldoende beoordeeld te worden? Kan het kabinet analysedocumenten aanleveren waaruit blijkt hoeveel er dagelijks nodig is? Welke rol speelt de Verenigde Naties (VN) in de distributie? Klopt het dat de VN geweigerd heeft voedsel op grote schaal te distribueren richting de Gazaanse bevolking en zo ja, om welke redenen? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in hetzelfde artikel als in vraag 1 staat: «Even EU diplomats have been left in the dark about the precise terms of the agreement with Israel, including possible details on the number of trucks per day», klopt het dat deze cijfers geheim zijn en dat daar ook bewust voor wordt gekozen? Wat vindt het kabinet hiervan?
De Hoge Vertegenwoordiger en EDEO hebben, met oog op het zoveel mogelijk vergroten van de kans van slagen op spoedige en succesvolle implementatie van de afspraken tussen de EU en Israël, de specifieke details van de afspraken niet openbaar gemaakt. De Europese instellingen hebben in hoofdlijnen het akkoord bekendgemaakt. Aangezien het voor EU-lidstaten van belang was, en blijft, om goed inzicht in de gemaakte afspraken te hebben en voortgang te kunnen beoordelen, zijn in vertrouwen meer details van de deal gedeeld met lidstaten, waaronder Nederland. Het is niet in het belang van de diplomatieke positie van Nederland om deze vertrouwelijkheid te schenden.
Op basis van de beschikbare informatie van zowel de EU, VN, als andere internationale organisaties over de mate waarin Israël zich aan de gemaakte afspraken houdt, stelt het kabinet net als de Commissie vast dat dit niet het geval is. Om deze reden heeft het kabinet, conform de Kamerbrief d.d. 28 juli 2025, besloten om in EU-verband onder andere aan te dringen op opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord en op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen. Tevens ondersteunt het kabinet het voorstel van de Commissie om Israëlische deelname aan het Horizon-programma gedeeltelijk op te schorten.
Waarom is de inhoud van de afspraken geheim? Indien dat niet het geval is, kunnen deze afspraken per ommegaande naar de Kamer toegestuurd worden?
Zie antwoord vraag 12.
Indien ze wel vertrouwelijk zijn; kunnen deze (desnoods vertrouwelijk) aan Kamerleden voorgelegd worden zodat ze hun controlerende taak kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 12.
Valt de EU iets te verwijten ten aanzien van het onvoldoende nakomen van de belofte? Zo ja, wat dan, en hoe is de EU van plan de inzet te verhogen/bij te stellen? Zijn er ook verzachtende omstandigheden te vermelden waar rekening mee gehouden dient te worden?
De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de gemaakte afspraken lag en ligt in de eerste plaats bij de Israëlische autoriteiten, niet bij de EU. De HV en haar team staan in regelmatig contact met de Israëlische autoriteiten met betrekking tot de implementatie van het akkoord en zullen daar – gesteund door lidstaten – intensief mee verder blijven gaan met nadruk op implementatie van het akkoord.
Heeft de EU contact met Hamas? Zo ja, zijn zij ook aangesproken op hun verplichtingen zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De EU beschouwt Hamas als een terroristische organisatie en heeft derhalve geen contact met Hamas.
Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie, zoals Israël beweert, en zo ja, op welke wijze?
Het kabinet kan Israëlische aantijgingen over sabotage van voedseldistributie door Hamas sinds 7 oktober 2023 niet verifiëren. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas houdt momenteel nog altijd vijftig gegijzelden vast, van wie nog Ministers twintig in leven zouden zijn en het valt niet uit te sluiten dat zij zichzelf verrijkt hebben met onder andere het onderscheppen van hulp.
Is het kabinet bereid om per ommegaande ook in EU-verband opnieuw aan te dringen op strike naleving van de afspraken en daar maatregelen aan te koppelen? Zo ja, hoe en op welke wijze? Welke opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. ten aanzien van sancties?3 Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren? Zo nee, waarom niet?4
Over de Nederlandse positie met betrekking tot het belang de afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp tot de Gazastrook, en de maatregelen voortvloeiend uit het gebrek aan naleving hiervan, is uw Kamer reeds schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief van 28 juli jl. Nederland blijft, ook in EU-verband, benadrukken dat de afspraken moeten worden nageleefd. Israël moet onmiddellijk een andere koers gaan varen om veilige, ongehinderde humanitaire toegang te bewerkstelligen.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het kabinet heeft gepoogd uw vragen zo spoedig en volledig mogelijk te beantwoorden.
De berichtgeving ‘Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort»?1 en zo ja, hoe beoordeelt u dit artikel?
Welke stappen zet het kabinet, zowel nationaal als in EU-verband, per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger in Sudan en op reguliere wijze voldoende voedsel hebben? Is het kabinet bereid om met een «coalition of the willing» te kijken of mogelijke airdroppings of andere manieren van voedselverstrekking mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze en via welke partijen is er sinds begin 2025 voedsel Sudan binnengekomen? Om hoeveel ton voedsel gaat dat? Welke rol heeft Nederland hierin gehad? Welke feitelijke blokkades zijn er momenteel om te voorkomen dat er voldoende voedsel het gebied en de vluchtelingenkampen binnenkomt? Indien het om de veiligheidssituatie ter plekke gaat, welke rol kan Nederland in nationaal of EU-verband betekenen om ervoor te zorgen dat voedsel op een veilige wijze onschuldige burgers kan bereiken?
In eerdere beantwoording van Kamervragen van de leden Ceder, Dobbe en Boswijk stelde u: «Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.»; op welke wijze heeft dit verder invulling gekregen? Is het kabinet van mening dat dit voldoende is geweest? Zo nee, wat is hier een verklaring voor?2
Klopt het dat Sudan momenteel het grootste humanitaire conflict ter wereld is? Zo ja, is het kabinet van mening dat de Nederlandse inzet voldoende is geweest? Is het kabinet van mening dat dit conflict voldoende aandacht van de internationale gemeenschap krijgt en zo nee, waarom niet? Wil het kabinet zich als kartrekker inzetten om er alles aan te doen om te voorkomen dat de hongersnood nog meer verslechterd?
Zijn er inmiddels signalen binnen van Nederlandse of EU-bedrijven die alsnog conflictmineralen zoals goud via Sudan inkopen? Zo ja, welke stappen zijn er tot nu toe ingezet tegen deze bedrijven? Is het kabinet bereid om de situatie tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken aan te kaarten en de andere EU-landen op te roepen tot een gezamenlijke inzet? Zo nee, waarom niet?
Wat is er uit het Franse onderzoek ten aanzien van het wapenexportbeleid gekomen en hoe beoordeelt Nederland dit?
Kan het kabinet deze spoedvragen individueel beantwoorden en uiterlijk voor 8 augustus 2025?
Het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt het kabinet het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Gaza? Is het kabinet het eens dat dit het verlengen van het lijden van gijzelaars en Palestijnen een onacceptabele situatie is?1
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing, waarbij voor het kabinet de tweestatenoplossing het uitganspunt is. te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren blijft het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Overwegende dat in het bericht staat: «Steve Witkoff, pointed the finger at Hamas for a «lack of desire to reach a ceasefire»», deelt het kabinet dit standpunt en deze overtuiging? Zo ja, is het kabinet het eens dat dit niet zonder gevolgen kan blijven? Welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
In het kader van het Frans-Saoedische initiatief om de tweestatenoplossing op tafel te houden onderstreepten ook Arabische partners dat Hamas moet ontwapenen en geen rol in het toekomstige bestuur van de strook kan spelen. Frankrijk en Saoedi-Arabië werken aan het verbreden van steun voor deze opvatting.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.,2 en de Kamerbrief inzake de Nederlandse bijdrage aan internationale samenwerking bij uitvoering van airdrops boven Gaza, d.d. 1 augustus. Nederland werkt zowel voor als achter de schermen aan het opbouwen van druk op Israël om ongehinderde, ongelimiteerde en veilige humanitaire toegang voor hulporganisaties te bewerkstelligen. Het kabinet levert onder meer concrete bijdragen aan de humanitaire bevoorrading via land en voedseldroppings, steunt financieel medische evacuaties en blijft druk zetten op Israël om de humanitaire blokkade volledig op te heffen en maatregelen te treffen voor het verbeteren van de hulpdistributiemogelijkheden voor hulporganisaties, waaronder de VN, humanitaire ngo’s, en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging voor adequate hulpverlening via land. Hierbij is wat het kabinet betreft geen ruimte voor distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dit hulpmechanisme is niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaat gepaard met gedwongen verplaatsing en leidt tot dodelijke situaties.
Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas niet gecoördineerd zou zijn of niet te goeder trouw de gesprekken zou zijn ingegaan2, hoe beoordeelt het kabinet dit en is het het kabinet van mening dat Hamas hoofdverantwoordelijk is voor het verlengen van het lijden van de Gazanen? Indien dit niet het geval is, waarom niet? Kan het kabinet aangeven of dit beeld over de houding van Hamas pas sinds het laatste overleg is ontstaan of dat dit beeld al langer bestaat over Hamas, ook tijdens eerdere pogingen tot onderhandelingen? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Zie het antwoord op vraag 2.
Witkoff heeft het nu over alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen, welke zijn dat en welke rol heeft Nederland/de EU daarin?
Het kabinet of de EU zijn niet betrokken bij de door Amerikaanse gezant Witkoff gestelde alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen. Het kabinet kan hierover geen uitspraken doen.
Hoeveel gijzelaars zijn er nog momenteel in Gaza? Hoeveel daarvan leven vermoedelijk nog en hoeveel lichamen worden vastgehouden? Kan het kabinet ook de nationaliteiten aangeven van de gegijzelden? Wat is er bekend over hun gezondheidssituatie?
Volgens de Israëlische regering houdt Hamas momenteel nog circa 50 gijzelaars vast, van wie naar schatting maximaal 22 nog in leven zijn. Ook zou Hamas nog dertig lichamen van omgekomen gijzelaars vasthouden in de Gazastrook. Het kabinet heeft geen exacte informatie over de nationaliteiten en gezondheidssituatie van deze gijzelaars.
Wat was de inhoud van de deal die op tafel lag? Op welke punten is het stukgelopen? Hoe beoordeelt het kabinet dit en tevens de opstelling van zowel Israël als Hamas?
De voorgestelde deal betrof naar verluidt een overeenstemming over een staakt-het-vuren en vrijlating van alle gijzelaars uit de Gazastrook. Twistpunten lijken hierbij onder meer de exacte formulering over de eventuele (tijds)horizon van het staakt-het-vuren; de modaliteiten van hervatting van humanitaire hulp aan de Gazastrook en aanwezigheid van de Israëlische krijgsmacht in de strook tijdens het staakt-het-vuren. Zie verder de beantwoording van vraag 2 en 4.
Overwegende dat Israël en de VS eerder deze week hebben gesteld dat het statement dat een aantal landen, waaronder Nederland, heeft uitgebracht in de week dat de onderhandelingen voortgezet zouden worden en met name Israël erop werd aangesproken niet behulpzaam te zijn voor de slagingskans van de onderhandelingen, hoe beoordeelt u deze uitspraken nu de onderhandelingen een paar dagen later zijn stuk gelopen omdat Hamas geen bereidheid toonde om akkoord te gaan?3
Zoals gesteld in de Kamerbrief van 28 juli jl. ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomst voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Desondanks constateert het kabinet dat de koers die het Israëlisch veiligheidskabinet is ingeslagen sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. er niet toe heeft geleid dat de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas zijn vrij gekomen. Voorts stelt het kabinet dat Israël aangesproken moet blijven worden op het naleven van het internationaal humanitair recht aangezien de ingeslagen koers niet bijdraagt aan het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook, en niet aan duurzame stabiliteit voor de Israëlische bevolking. De terreurdaden van Hamas ontslaan Israël niet van zijn verplichtingen onder het internationaal humanitair recht.
Overwegende dat Hamas de landen, waaronder Nederland, heeft bedankt voor hun statement voordat zij weigerden akkoord te gaan met een staakt-het-vuren, is dit bericht echt en hoe beoordeelt het kabinet deze onderschrijving?4, 5
Het kabinet kan de authenticiteit van deze berichten niet bevestigen. Het kabinet is dan ook terughoudend om een beoordeling te geven aan dergelijke berichten. Desalniettemin koestert het kabinet geen illusies over de intenties en het optreden van de terroristische organisatie Hamas. Dit is onlangs wederom gebleken met het vrijgeven van een video van twee gijzelaars die onder barbaarse omstandigheden worden vastgehouden.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog en wat is de rol van Nederland hierin? Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen? Bent u het eens dat conform de motie-Ceder de EU een leidende rol in de vredesonderhandelingen zou moeten hebben en zo ja, welke stappen neemt het kabinet hiertoe?6 Hoe beoordeelt het kabinet de suggestie om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe open staan. Dit is op het moment niet het geval. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Welke stappen kunnen er nog meer gezet worden om Israël en Hamas aan tafel te houden? Is het kabinet van mening dat er voldoende druk op Hamas wordt gezet door de Arabische Liga en de EU? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, is het kabinet bereid om dit per ommegaande aan te kaarten in zowel EU-verband als richting de Arabische Liga?
Het kabinet blijft nationaal, in EU verband en in samenwerking met de VS, partners uit de regio en andere betrokken landen druk zetten op beide partijen om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Daarbij verwelkomt het kabinet de oproep van de Arabische Liga dat Hamas de wapens moet neerleggen en dat de terroristische organisatie geen rol kan spelen in de toekomst van de Gazastrook.
Waar verblijven de onderhandelaars van Hamas? Hoe beoordeelt het kabinet dat deze in vrijheid en veiligheid leven, terwijl de gevolgen van het niet nakomen van een staakt-het-vuren worden afgewenteld op de Gazaanse bevolking? Is het niet verstandig om de leiders van Hamas buiten Gaza steviger aan te pakken en hier landen toe op te roepen?
De onderhandelaars van Hamas verblijven grotendeels buiten de Gazastrook. Het kabinet blijft druk zetten op zowel Israël als Hamas om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Nederland blijft inzetten op het opvoeren van de druk op Hamas. Zo is Nederland voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad, waarbij helaas nog één EU-lidstaat dwarsligt.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke en separate beantwoording.
Coalition of the willing inzake alternatief plan om de humanitaire situatie in Gaza op te lossen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt het kabinet de huidige situatie in Gaza en is het kabinet het eens dat machteloos toekijken niet het antwoord mag zijn?
De oorlog in Gaza moet stoppen. De bevolking van de Gazastrook ondergaat aanhoudende ontberingen als gevolg van de humanitaire blokkade en de aanhoudende militaire activiteiten en gijzelingen door Hamas, waardoor voedsel en medicijnen het gebied nauwelijks of niet bereiken, en er dus tekorten zijn ontstaan. Zoals toegelicht in de brief van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Erkent het kabinet dat de huidige situatie in Gaza en gebrek aan voedsel en medicijnen een schandelijke situatie is en er meer gedaan moet worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke opvolging is er gegeven aan de motie-Ceder ten aanzien van een eigen distributie starten vanuit de Rafahcorridor met of zonder Israëlische toestemming in samenwerking met de Europese Unie (EU)-landen, Egypte en mogelijk andere betrokkenen?1 Deelt het kabinet dat het tijd is om ook alternatieve plannen zoals de motie-Ceder uit te voeren? Waar blijkt dat uit?
De opvolging van motie Ceder (32 623, nr. 357) is toegelicht in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli, welke op 22 juli met uw Kamer werd gedeeld. De VN heeft nog altijd beperkte toegang voor het invoeren en distribueren van voldoende humanitaire hulp. Nederland zet, in lijn met de humanitaire overeenkomst tussen de EU en Israël die de opening van meer grensovergangen voorziet, in op de heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. Ondanks aandringen van Nederland en andere gelijkgezinde landen bij Egypte en Israël blijft de grensovergang bij Rafah vooralsnog gesloten. Hulp die vanuit Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd loopt daarom nog steeds via de grensovergang tussen Israël en de Gazastrook bij Kerem Shalom.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in EU-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen voortaan op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dat onacceptabel is?2
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet nakomt en dat de humanitaire catastrofe in de Gazastrook nog niet voldoende verbetert. Nederland gaat daarom over tot de concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.3
Indien dit nog niet is opgepakt, is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie het kabinet al eerder heeft opgeroepen, per ommegaande met een «coalition of the willing» een eigen distributie op te zetten en er zorg voor te dragen dat transparante distributie voor iedereen, inclusief minderheden, gewaarborgd kan worden, veiligheid voor hulpverleners gegarandeerd kan worden en middelen niet in handen van Hamas kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt niet aan adequate kanalen voor de deugdelijke distributie van humanitaire hulp noch aan voedsel en medicijnen. Professionele, gemandateerde hulporganisaties, waaronder de ervaren en goed toegeruste humanitaire partners van Nederland, staan klaar om hulpverlening aanzienlijk op te schalen. Israël moet stappen nemen om die hulporganisaties, waaronder de VN,behoorlijke toegang te geven tot Gaza en behoorlijke, veilige distributie van hulp in Gaza mogelijk te maken. Nederland blijft zich met gelijkgezinde landen diplomatiek en financieel inzetten voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» opnieuw te beginnen met airdrops zodat er voldoende voedsel en medicijnen Gaza binnen komt en hier het initiatief voor te nemen? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van airdrops af te dwingen?
Het kabinet heeft op 1 augustus uw Kamer geïnformeerd het besluit om deel te nemen aan de internationale groep landen ten bate van airdrops in Gaza. Nederland doet dit samen met een brede gelijkgezinde groep landen bestaande uit Jordanië en andere Europese en internationale partners zoals Duitsland, België, Luxemburg4, Frankrijk, Italië, Spanje, Canada alsook de Verenigde Arabische Emiraten. Deze landen zullen van 1 tot en met 21 augustus airdrops uitvoeren. Nederland zet in op deelname aan de rotaties vanaf 8 augustus deel aan de operatie. Airdrops zijn een manier om bij te dragen aan het verlichten van het leed van de Palestijnen in de Gazastrook, hoewel het een relatief duur en riskant hulpverleningsinstrument betreft dat qua schaal nooit ter vervanging van hulpverlening via land kan dienen. Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich daarom diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» voedsel en goederen via zee te verzenden naar Gaza en hier het initiatief voor te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van gecoördineerd voedsel en medicijnen af te dwingen?
Gaza heeft hiervoor geen geschikte haven(infrastructuur). Eerdere initiatieven om hulp direct aan de Gazastrook te leveren via zee bleken kostbaar en ineffectief. Bovendien werkt Israël niet mee aan de hulptoevoer via zee. Verder hebben de VN en andere hulporganisaties duizenden vrachtwagenladingen met hulp klaarstaan rond de grenzen. De hulp invoeren en distribueren via land blijft de meest effectieve en efficiëntste manier. Zie ook antwoorden op vragen 6 en 7 alsook de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog, nu de onderhandelingen zijn afgeketst? Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas tijdens de onderhandelingen niet gecoördineerd was of dat Hamas in ieder geval niet te goeder trouw de gesprekken is ingegaan waardoor de onderhandelingen zijn afgeketst, onderschrijft het kabinet dit?3 Zo nee, waar lag het aan? In hoeverre is Hamas hiermee verantwoordelijk voor het verlengen van het lijden van Gazanen? Hoeveel gijzelaars zijn nog in handen van Hamas en welke drukmiddelen zet het kabinet momenteel op Hamas en de financiers van Hamas om de gijzelaars vrij te laten?
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van het vijftigtal gijzelaars dat is ontvoerd door Hamas en nog altijd vastgehouden worden; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om tot een duurzame oplossing te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren staat het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Deze worden nog door één lidstaat tegengehouden.
Bent u het eens dat het goed zou zijn om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe bereid zijn. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Is Egypte voldoende aangesproken op haar verantwoordelijkheid en rol ten aangezien van haar grens met Gaza? Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» Egypte te verzoeken de grens te openen zodat vrouwen, kinderen, zieken en andere kwetsbaren het conflictgebied kunnen verlaten en de juiste hulp, voedsel, medicijnen en onderdak kunnen krijgen en hier het initiatief voor te nemen?
Nederland en andere gelijkgezinde landen hebben regelmatig contact met Egypte over de situatie in de Gazastrook. In die contacten wordt aangedrongen op het belang van de opening van de Rafah-grensovergang, waartoe ook Egyptische actie is vereist. De opening van de Rafah-grensovergang zou een betekenisvolle stap zijn.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?4
Nederland en andere gelijkgezinde landen blijven druk uitoefenen op de Israëlische autoriteiten om de humanitaire toegang te verruimen en te versnellen zodat hulpgoederen – waaronder medicijnen – geleverd kunnen worden op de schaal die nodig is en in de hele Gazastrook.
Klopt het dat de Verenigde Naties (VN) stelt niet te kunnen distribueren mede vanwege de onveiligheid? Welke rol speelt de Israel Defense Forces (IDF) daar volgens het kabinet in en welke rol speelt Hamas daarin? Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie zoals Israël beweert, en zo ja op welke wijze? Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» te kijken wat er nodig is om voldoende beveiliging mogelijk te maken zodat de konvooien ongehinderd voedsel en medicijnen kunnen distribueren?
Zie ook de antwoorden op de vragen 6, 7, 8 en 11. De aanhoudende gevechten en een gebrek aan coördinatie met, en veiligheidsgaranties door, de Israëlische strijdkrachten, brengen enorme veiligheidsrisico’s mee voor hulporganisaties. Daarnaast zorgen de catastrofale noden, de ontwrichting van de Gazaanse maatschappij en de afbraak van law & order voor moeilijk beheersbare situatie met wanhopige menigtes die humanitaire konvooien tegenhouden en plunderen.
Het kabinet kent de berichten over sabotage van voedseldistributie door Hamas, maar kan deze niet verifiëren. Het kabinet heeft echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
Welke opvolging is gegeven aan de motie Ceder c.s. ten aanzien van sancties? Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren en zo ja, is het kabinet bereid om dit opnieuw in te brengen? Zo nee, waarom niet?5
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. heeft Nederland het Zweedse initiatief gesteund met betrekking tot het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2 In de Raad bestaat vooralsnog geen unanimiteit voor een dergelijke stap. Het kabinet heeft daarom besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir tot persona non grata te verklaren en heeft de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem SIS. Dit omdat zij herhaaldelijk geweld door kolonisten hebben aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen bepleiten en oproepen tot etnische zuivering in de Gazastrook.
Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen zoals de Kamer via de motie Ceder heeft verzocht? Bent u het eens dat het belangrijk is om te benadrukken dat de EU een leidende rol dient te spelen in verdere onderhandelingen voor een staakt-het-vuren en vrijlating van gijzelaars, en dit voorstel ook per ommegaande over te brengen en de motie alsnog uit te voeren?6
De EU zet zich naar vermogen in om tot oplossingen in dezen te komen en een faciliterende rol te spelen. Tegelijk gebiedt de realiteit dat op buitenlandpolitiek terrein eenstemmigheid tussen afzonderlijke lidstaten niet altijd mogelijk is gebleken.
Welke andere acties -samen met gelijkgezinde landen- onderneemt u om deze schrijnende situatie zo spoedig mogelijk te stoppen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 5, 6, 7, 11 en 12.
Kan het kabinet deze vragen met spoed individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het ministerie heeft zich zoals altijd ingespannen om de vragen spoedig te behandelen, en uw Kamer toe te sturen vóór het Commissiedebat van 7 augustus over de situatie in Gaza.
De gemaakte afspraken tussen EU en Israel ten aanzien van humanitaire hulp in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Mass starvation spreading across Gaza, aid agencies warn, as Israeli government says it is not responsible – as it happened»?1
Ja.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische blokkade van humanitaire hulp. Het gebrek aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen en onderdak leidt tot ondraaglijke levensomstandigheden.
Het kabinet zet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels Kamerbrief inzake verzoek om een brief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dit onacceptabel is?
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Europese Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet worden nagekomen. Zo is de directeur-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) toegang geweigerd tot de Gazastrook. We zien tevens dat er nog steeds te weinig grensovergangen open zijn, zo blijven de grensovergangen bij Rafah en Kissufim vooralsnog gesloten. De toegang voor internationale humanitaire staf wordt nog steeds belemmerd en er zijn onvoldoende veiligheidsgaranties voor hulpverleners, waardoor veilige distributie belemmerd wordt. Ook is er minder brandstof ingevoerd dan was afgesproken en functioneert de aanvoerroute vanuit Jordanië nog steeds niet voldoende.
Omdat de afspraken niet worden nagekomen gaat het Het kabinet gaat daarom over tot concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël, op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe.
De VN spelen een centrale rol bij de coördinatie, invoer en distributie van humanitaire hulp. De Verenigde Naties hebben niet geweigerd om op grote schaal voedsel te distribueren. In tegendeel, de VN-organisaties staan klaar om de noodlijdende bevolking van de Gazastrook op grote schaal van humanitaire hulp te voorzien. Wel zien zij, net als andere humanitaire organisaties zoals de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance, gezien de steeds meer uitbreidende oorlogsvoering van de regering-Netanyahu, grote uitdagingen bij de distributie van hulp. Het kabinet dringt bij Israël aan op het nemen van maatregelen om de veilige en ordentelijke verlening van hulp beter te faciliteren.
Overwegende dat in het statement van Kaja Kallas op 10 juli jl. als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «The EU stands ready to coordinate with all relevant humanitarian stakeholders, UN agencies and NGOs on the ground, to ensure swift implementation of those urgent steps.», hoe is in het licht van de afspraken van 10 juli het contact over coördinatie van de goederen voor de Gazaanse bevolking verlopen? Kan het kabinet van dag tot dag vanaf 10 juli aangeven wat er is met besproken met Israël, wat de verwachting was en welke uitkomsten het heeft opgeleverd met welke reden?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel EU-personeel is momenteel in totaal betrokken bij het naleven van de afspraken tussen EU en Israël? Is dit volgens het kabinet genoeg om tekortkomingen in de afspraken, waarbij de EU zou helpen, in ieder geval niet aan mogelijke onderbezetting zijdens de EU te wijten?
EU-medewerkers die betrokken zijn bij de naleving van de afspraken tussen de EU en Israël over de humanitaire toegang tot Gaza betreft in ieder geval: medewerkers van Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) in Israël en de Palestijnse Gebieden; medewerkers van de EU-delegaties in Israël, de Palestijnse Gebieden en de omringende landen, EU-functionarissen in Brussel, zowel bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) als bij de Europese Commissie; evenals het team van EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the reopening of the Jordanian and Egyptian aid routes», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the opening of several other crossing points in both the northern and southern area», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the substantial increase of daily trucks for food and non- food items to enter Gaza», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «enabling the distribution of food supplies through bakeries and public kitchens throughout the Gaza strip», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the protection of aid workers», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tussen 17 en 21 juli 132 trucks en 80–120,000 liter benzine Gaza is binnengekomen? Klopt het dat dit onvoldoende is? Hoeveel had het moeten zijn om als voldoende beoordeeld te worden? Kan het kabinet analysedocumenten aanleveren waaruit blijkt hoeveel er dagelijks nodig is? Welke rol speelt de Verenigde Naties (VN) in de distributie? Klopt het dat de VN geweigerd heeft voedsel op grote schaal te distribueren richting de Gazaanse bevolking en zo ja, om welke redenen? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in hetzelfde artikel als in vraag 1 staat: «Even EU diplomats have been left in the dark about the precise terms of the agreement with Israel, including possible details on the number of trucks per day», klopt het dat deze cijfers geheim zijn en dat daar ook bewust voor wordt gekozen? Wat vindt het kabinet hiervan?
De Hoge Vertegenwoordiger en EDEO hebben, met oog op het zoveel mogelijk vergroten van de kans van slagen op spoedige en succesvolle implementatie van de afspraken tussen de EU en Israël, de specifieke details van de afspraken niet openbaar gemaakt. De Europese instellingen hebben in hoofdlijnen het akkoord bekendgemaakt. Aangezien het voor EU-lidstaten van belang was, en blijft, om goed inzicht in de gemaakte afspraken te hebben en voortgang te kunnen beoordelen, zijn in vertrouwen meer details van de deal gedeeld met lidstaten, waaronder Nederland. Het is niet in het belang van de diplomatieke positie van Nederland om deze vertrouwelijkheid te schenden.
Op basis van de beschikbare informatie van zowel de EU, VN, als andere internationale organisaties over de mate waarin Israël zich aan de gemaakte afspraken houdt, stelt het kabinet net als de Commissie vast dat dit niet het geval is. Om deze reden heeft het kabinet, conform de Kamerbrief d.d. 28 juli 2025, besloten om in EU-verband onder andere aan te dringen op opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord en op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen. Tevens ondersteunt het kabinet het voorstel van de Commissie om Israëlische deelname aan het Horizon-programma gedeeltelijk op te schorten.
Waarom is de inhoud van de afspraken geheim? Indien dat niet het geval is, kunnen deze afspraken per ommegaande naar de Kamer toegestuurd worden?
Zie antwoord vraag 12.
Indien ze wel vertrouwelijk zijn; kunnen deze (desnoods vertrouwelijk) aan Kamerleden voorgelegd worden zodat ze hun controlerende taak kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 12.
Valt de EU iets te verwijten ten aanzien van het onvoldoende nakomen van de belofte? Zo ja, wat dan, en hoe is de EU van plan de inzet te verhogen/bij te stellen? Zijn er ook verzachtende omstandigheden te vermelden waar rekening mee gehouden dient te worden?
De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de gemaakte afspraken lag en ligt in de eerste plaats bij de Israëlische autoriteiten, niet bij de EU. De HV en haar team staan in regelmatig contact met de Israëlische autoriteiten met betrekking tot de implementatie van het akkoord en zullen daar – gesteund door lidstaten – intensief mee verder blijven gaan met nadruk op implementatie van het akkoord.
Heeft de EU contact met Hamas? Zo ja, zijn zij ook aangesproken op hun verplichtingen zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De EU beschouwt Hamas als een terroristische organisatie en heeft derhalve geen contact met Hamas.
Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie, zoals Israël beweert, en zo ja, op welke wijze?
Het kabinet kan Israëlische aantijgingen over sabotage van voedseldistributie door Hamas sinds 7 oktober 2023 niet verifiëren. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas houdt momenteel nog altijd vijftig gegijzelden vast, van wie nog Ministers twintig in leven zouden zijn en het valt niet uit te sluiten dat zij zichzelf verrijkt hebben met onder andere het onderscheppen van hulp.
Is het kabinet bereid om per ommegaande ook in EU-verband opnieuw aan te dringen op strike naleving van de afspraken en daar maatregelen aan te koppelen? Zo ja, hoe en op welke wijze? Welke opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. ten aanzien van sancties?3 Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren? Zo nee, waarom niet?4
Over de Nederlandse positie met betrekking tot het belang de afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp tot de Gazastrook, en de maatregelen voortvloeiend uit het gebrek aan naleving hiervan, is uw Kamer reeds schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief van 28 juli jl. Nederland blijft, ook in EU-verband, benadrukken dat de afspraken moeten worden nageleefd. Israël moet onmiddellijk een andere koers gaan varen om veilige, ongehinderde humanitaire toegang te bewerkstelligen.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het kabinet heeft gepoogd uw vragen zo spoedig en volledig mogelijk te beantwoorden.
De brandbrief van hulporganisaties en gebrekkige voedseldistributie in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van tientallen hulporganisaties over de situatie in Gaza op 23 juli 2025? Hoe beoordeelt u deze brief?1 Hoeveel doden zijn er inmiddels gevallen in Gaza sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren als gevolg van honger?
Ja. De zorgen van de hulporganisaties zijn terecht en het rapport van het Integrated Phase Classification System van 29 juli onderstreept de ernst van de situatie. Zicht op de exacte cijfers blijft beperkt door toegangsbelemmeringen voor humanitaire organisaties, onderzoekers, journalisten en andere waarnemers. Tevens hangen de sterftecijfers sterk af van de gehanteerde definitie. Zo sprak de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 juli jl. van 63 doden door ondervoeding in de maand juli. Hoe dit zich verhoudt tot het aantal doden buiten ziekenhuizen, alsook het aantal doden door andere oorzaken, is niet bekend.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025 zet het kabinet zich, bij voorkeur in EU-verband, in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Overwegende dat in de brief van hulporganisaties wordt gesteld dat net buiten Gaza, in magazijnen, en zelfs binnen Gaza zelf, tonnen voedsel, schoon water, medische benodigdheden, onderdakspullen en brandstof liggen opgeslagen, klopt het dat er vlak buiten de grenzen en in Gaza voldoende vrachtwagens met goederen staan en zouden deze qua aantallen een hongersnood kunnen voorkomen, mits deze Gaza worden binnengelaten en deze gelijkwaardig onder alle mannen, vrouwen en kinderen in Gaza gedistribueerd zouden worden?
Ja.
Klopt dan de stelling dat hongersnood te voorkomen is en de oorzaak dat er mensen van honger sterven in ieder geval niet te wijten is aan gebrek aan voedsel bestemd voor Gazanen (zowel binnen als buiten Gaza bestemd), maar te wijten aan het feit dat het al beschikbaar gestelde voedsel niet of te weinig gedistribueerd wordt, en als dat al gebeurt het niet altijd bij de juiste mensen terechtkomt? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet met cijfers aantonen hoe de situatie dan wel geduid zou moeten worden?
De hongercrisis in Gaza is onnodig. VN-hulporganisaties hebben voldoende voorraad om de Gazastrook direct en voor maanden van voedsel te voorzien. Aanhoudend militair geweld, bevolen evacuaties, het (nagenoeg) tegenhouden van hulptransporten over land en de afwezigheid van adequate distributie zorgen ervoor dat het beschikbare voedsel nauwelijks of niet bij de juiste mensen terechtkomt.
Overwegende dat de hulporganisaties stellen dat ze geen toegang tot deze goederen hebben en deze dus niet kunnen leveren, en dat humanitaire organisaties de capaciteit en voorraden hebben om op grote schaal te reageren maar omdat hen de toegang wordt ontzegd, dit terwijl de Israëlische regering openlijk verklaart dat de organisaties toestemming van Israël hebben maar dat de Verenigde Naties (VN) weigert om te distribueren, kunt u aangeven welke verklaring wel of niet klopt of nuancering behoeft?2
De VN en andere hulporganisaties kunnen hulp onvoldoende Gaza binnenbrengen en deze niet adequaat distribueren. De VN noch andere gemandateerde hulporganisaties weigeren om (voedsel)hulp – onder adequate omstandigheden – te distribueren. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat er momenteel ongeveer 950 trucks al reeds geïnspecteerd zijn door Israël en er geen belemmeringen zijn gerelateerd aan een mogelijke toestemmingverlening tot toegang in Gaza? Zo nee, hoeveel zijn er dan al reeds geïnspecteerd en welke handelingen dienen er nog verricht te worden zodat deze Gaza in kunnen?
De cijfers omtrent de inspectie van vrachtwagens door Israël variëren dagelijks. Verder geeft het deel van de vrachtwagens dat is geïnspecteerd volgens het zogenaamde 2720-mechanisme geen volledig beeld van de totale invoer van goederen. Dit mechanisme (in december 2023 aangenomen door de VN-Veiligheidsraad) richt zich op het coördineren, monitoren en versnellen van humanitaire hulp naar Gaza.
Op welke punten schiet Gaza Humanitarian Foundation (GHF) volgens het kabinet tekort om humanitaire hulp te verlenen? Zijn al deze punten ook als onderdeel van de afspraken op 10 juli jl. aangekaart? Zo ja, welke eisen zijn er neergelegd en hoe is hier inmiddels opvolging aan gegeven?
De hulp zoals geboden door GHF is niet in overeenstemming met de principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Hulpdistributies van GHF vinden plaats op vier locaties die onbereikbaar zijn voor de meeste mensen in Gaza. De voedseluitgifte daar is onbehoorlijk en leidt tot chaos en slachtoffers. Ook zijn veel van de goederen die GHF uitdeelt niet ready-to-eat maar vereisen water en brandstof, waaraan een groot tekort bestaat, voor verdere bewerking. De op 10 juli overeengekomen afspraken tussen de EU en Israël gaan niet over GHF, maar focussen op verruiming van de mogelijkheden voor invoer en distributie van humanitaire hulp in het algemeen.
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric stelt dat: «To collect supplies that have reached any of the Israeli crossings around Gaza – all of which are fenced off and heavily guarded – drivers need multiple access approvals as well as a pause in the bombing and for the iron gates [at the crossing] to slide open,» adds the UN spokesperson. «We have to be allowed to come in with our own trucks. The goods have to switch from one truck to another. It’s a very lengthy procedure.», hoelang duurt de procedure gemiddeld om toegang te verkrijgen tot het terrein en voordat een truck gereed is om te distribueren en vindt het kabinet dit proportioneel gezien de veiligheidssituatie? Zo nee, wat vindt het kabinet wel een verantwoorde procedure en tijdsduur?
Nederland heeft beperkt zicht op de precieze procedures en hun lengte. Het is echter aan de professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN, niet aan Nederland, om aan te geven welke procedures werkbaar zijn. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het met deze procedurelengte überhaupt mogelijk om voldoende trucks Gaza in te krijgen per dag, uitgaande van de theoretische situatie dat er 24/7 aanvragen voor toegang op locatie zouden kunnen worden verwerkt? Kan het kabinet uiteenzetten waarom dat wel of niet het geval is? Kan de procedure verkort worden of kan er meer personeel beschikbaar gesteld worden om een versnelling mogelijk te maken? Kan de EU daarbij ondersteunen en was dit onderdeel van de afspraken tussen Israël en de EU gedeeld op 10 april jl.? Acht het kabinet het mogelijk om zonder controle trucks Gaza binnen te laten?3 Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet het veiligheidsaspect en risico op verlenging van de oorlog en daarmee verlenging van het leed van Gazanen en is het kabinet bereid om daar individueel of in EU-verband per ommegaande het gesprek over te voeren met de Israëlische autoriteiten?
Het is niet aan Nederland om te bepalen of vrachtwagens zonder controle de Gazastrook binnen kunnen worden gelaten. Het kabinet kan zodoende geen uitlatingen doen over het veiligheidsaspect van een dergelijke maatregel. Wel benadrukt Nederland dat Israël, conform de bepalingen van het humanitair oorlogsrecht, de noodzakelijke maatregelen moet nemen om voldoende humanitaire hulp voor de Gazastrook te faciliteren of te bewerkstelligen. Het akkoord tussen de EU en Israël omvat geen precieze afspraken omtrent de procedures van invoer van goederen, wel over het volledig openen van grensovergangen.
Het kabinet hecht geen waarde aan het argument dat het binnenlaten van voldoende humanitaire hulp het risico met zich meebrengt dat dit de oorlog kan verlengen. Honger mag nóóit dienen als instrument voor oorlogsvoering. Dit is zodoende geen overweging voor de Nederlandse inzet op gebied van humanitaire hulp.
Klopt het dat de VN wel toestemming heeft om voedsel op te halen en te distribueren en dat er al trucks zijn die geïnspecteerd zijn en toestemming hebben, maar dat er wel sprake is van een zwaar bureaucratisch proces om op het terrein te komen, dat voor de forse vertraging zorgt? Indien het kabinet van mening is dat deze conclusie niet klopt, kan het kabinet aangeven waarom niet?
Er zijn inderdaad diverse belemmeringen, waaronder bureaucratische belemmeringen, die het ophalen en distribueren van hulp bemoeilijken. Hoe substantieel deze belemmering is in vergelijking met alle andere obstructies in de humanitaire distributieketen kan het kabinet niet beoordelen. Duidelijk is wel dat procedures om goederen op te halen bij de grens veel beter kunnen, zoals ook wordt aangegeven door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA). Zo geven de VN bijvoorbeeld aan dat de dagelijkse openingstijden van de grensovergangen moeten worden verruimd (langere openingstijden, en iedere dag van de week).
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric tevens stelt dat: «all too often, civilians approaching our trucks are shot at or trampled while trying to get food,» en «We must get reliable assurances that troops would not engage or be present along the routes of our convoys.», is het zo dat het gebrek aan veiligheidsgaranties ook een rol speelt voor de VN t.a.v. de moeizame distributie?
Ja.
Heeft de VN momenteel als standpunt dat ze geen Israëlische troepen als escort met de VN-konvooien mee willen te laten gaan om voedsel te distribueren? Zo ja, is het mogelijk om andere vormen van beveiliging mee te zenden en kan de EU daaraan bijdragen? Heeft dit standpunt van de VN tot vertraging in distributie geleid? Zo ja, waarom zijn er geen alternatieve vormen van beveiliging voorgesteld en hoe beoordeelt het kabinet dit?
De onafhankelijkheid, onpartijdigheid en neutraliteit van humanitaire hulp is leidend voor de VN. Nederland onderschrijft deze leidende principes, en onderstreept dat altijd terughoudend moet worden omgesprongen met vermenging van humanitaire hulp en militaire activiteit. Het is aan de VN-organisaties om te bepalen welke vormen van bescherming werkbaar zijn en welke precieze (aanvullende) maatregelen genomen kunnen worden om hulpgoederen veilig en effectief te distribueren.
Betekent het uitgangspunt van de VN dat niet een volledige blokkade door Israël, maar de eisen rond veiligheid en de te lange procedures momenteel de reden is dat er minder trucks dan mogelijk worden geleverd om de hulpgoederen te distribueren? Zo nee, waarom niet? Indien er wel een volledige blokkade is, hoe kan het dat de VN wel degelijk insinueert Gaza in te kunnen, mits de situatie op de grond beter was?4
Nee. Het kabinet beschouwt de huidige situatie, in het bijzonder de catastrofale noden en plunderingen van hulpkonvooien door wanhopige menigtes, als een direct gevolg van de humanitaire blokkade. De volledige blokkade duurde, vanaf begin maart, circa 80 dagen. Na de gedeeltelijke opheffing van de blokkade bleef, en blijft, toegang voor invoer en distributie van hulp vooralsnog ernstig beperkt. Er worden, zoals gezegd, onvoldoende maatregelen genomen om hulporganisaties in staat te stellen hun werk ongehinderd en veilig uit te voeren.
Overwegende dat GHF-woordvoerder Chapin Fay stelt dat de GHF herhaaldelijk heeft aangeboden om namens de VN de VN-goederen te leveren, maar dat de VN weigert mee te werken, klopt dit? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet dit? Klopt de conclusie dat als GHF de distributie zou overnemen er voldoende voedsel geleverd wordt om een hongersnood te voorkomen en levens van Gazanen gered kunnen worden?5 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN. Het hulpmechanisme en de werkzaamheden van GHF zijn niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaan gepaard met gedwongen verplaatsing en leiden tot dodelijke situaties. Het kabinet acht het daarom zeer onwaarschijnlijk dat GHF in staat zou zijn om de taken van de VN op gebied van humanitaire distributie adequaat over te nemen. De VN is daarnaast niet verplicht om samen te werken met GHF. Israël is echter wel verplicht is om professionele hulporganisaties zoals de VN en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, die op dit moment onmisbaar zijn voor de bestrijding van hongersnood, zo goed mogelijk te ondersteunen bij de uitvoering van hun werk.
Kan het kabinet de echtheid van de correspondentie tussen de VN en GHF bevestigen?6 Zo ja, klopt het dat de GHF meerdere afspraken heeft geprobeerd te maken met de VN om te bespreken hoe voedsel gedistribueerd zou kunnen worden en coördinatie verbeterd zou kunnen worden en dat deze tot in ieder geval 24 juli jl. niet zijn gehonoreerd? Hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling van de VN in het licht van de humanitaire crisis onder de Gazaanse bevolking?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN en kan hierover geen uitspraken doen.
Klopt de conclusie dat het neutraliteitsstandpunt van de VN momenteel zwaarder weegt dan de noodzaak voor acute hulp en distributie van al reeds beschikbare goederen? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling? Zo nee, welke weging wordt er dan wel gemaakt volgens het kabinet en hoe weegt het kabinet deze in het licht van de humanitaire ramp?
Het neutraliteitsstandpunt van de VN staat ten dienst van de mogelijkheid om veilig en ongehinderd hulp te kunnen distribueren, in de Gazastrook en elders in de wereld. Het kabinet heeft begrip voor de noodzaak die humanitaire organisaties voelen om vast te houden aan de humanitaire principes. Het feit dat humanitaire hulp niet adequaat kan worden gedistribueerd heeft andere oorzaken, zoals toegelicht in de beantwoording van vragen 3, 4 en 10.
Overwegende dat vorige week 100 doden werden gemeld bij een VN-truck die via Zikim in Noord-Gaza was, waar GHF niet bij betrokken was, hoe kon het zo escaleren en wat was de rol en aandeel van de Israel Defense Forces (IDF)?7
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) maakte in het weekend van 21 juli jl. bekend8 dat een wanhopige menigte poogde om voedsel te bemachtigen van een VN-konvooi, waarbij zij volgens WFP onder vuur werd genomen door Israëlische troepen. Dit betreft geen incident. Door honger en wanhoop verzamelen zich momenteel grote aantallen mensen bij de wegen die de VN mogen gebruiken voor hulpleveranties. Er verschijnen vrijwel dagelijks berichten over beschietingen op burgers in dergelijke situaties. De VN wijzen nadrukkelijk naar Israël.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF de IDF Gazaanse burgers rond een VN-konvooi beschoten? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen als gevolg van het direct schieten van de IDF op de bevolking?
Sinds het GHF-initiatief van start ging worden burgers veelvuldig beschoten bij hulpdistributies, volgens ooggetuigen en in Gaza aanwezige hulporganisaties betrof dit beschietingen door onder andere de Israëlische strijdkrachten. Het kabinet heeft, onder meer vanwege het gebrek aan toegang voor journalisten en onderzoekers, geen verifieerbare informatie over het precieze aantal slachtoffers dat is gevallen door Israëlisch vuur. Wel is duidelijk dat bij geweld in en nabij distributielocaties al meer dan duizend burgers zijn gedood, waarvan ten minste 766 in en nabij de GHF-distributiefaciliteiten. Deze cijfers blijven oplopen. Het kabinet veroordeelt dit geweld ten zeerste, en dringt aan op onmiddellijke bescherming van hulpbehoevende burgers.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF Hamas een VN-konvooi aangevallen? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De VN heeft geen berichten gedeeld over konvooien die zijn aangevallen door Hamas sinds de oprichting van de GHF in mei 2025. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas is in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor het uitblijven van een staakt-het-vuren.
Hoe beoordeelt u het bericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, dat stelde dat het risico op hongersnood het resultaat is van de blokkade opgelegd door Israël, in het licht van de verklaringen van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?8 Hoe beoordeelt u de soortgelijke uitspraken van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in het licht van de uitspraken van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?9 Deelt het kabinet deze opvatting?
Het kabinet deelt de zorgen die door Frankrijk, andere landen en internationale organisaties zoals de WHO, zijn geuit.
Israël heeft als bezettende macht de verplichting om de bevolking in bezet gebied te voorzien van adequate voeding en medische voorzieningen.
Het blijft van belang om de implementatie van resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als in de bilaterale dialoog met Israël. Nederland heeft om deze reden op 29 juli tijdens het Open Debat Midden-Oosten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aandacht gevraagd voor de implementatie van resolutie 2417 in de Gazastrook. Daarnaast heeft Nederland met de zogenaamde Group of Friends van deze resolutie op 23 juli jl. een verklaring ondertekend over het kritieke risico op honger.11 In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Erkent het kabinet dat de tragedie in Gaza nog groter is omdat er theoretisch gezien genoeg voedsel beschikbaar zou zijn om iedereen te kunnen voeden, mits het voedsel met de juiste coördinatie en op een efficiënte en vreedzame manier zou worden verdeeld?
Ja. De oorlog in Gaza moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische humanitaire blokkade. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is nodig om meer hulp te verlenen aan de noodlijdende bevolking en ook om de gegijzelden vrij te krijgen. Het beëindigen van de vijandelijkheden zou helpen bij het snel en massief opschalen van hulpverlening, zoals ook tijdens het staakt-het-vuren van begin dit jaar. Echter moet hulp, conform het humanitair oorlogsrecht, ook op voldoende schaal geboden kunnen worden indien een staakt-het-vuren uitblijft.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?10
Nederland roept Israël op om volledige, ongehinderde en veilige humanitaire toegang te bewerkstelligen. Zowel voor de invoer van essentiële hulpgoederen, waaronder medicijnen, als voor de distributie hiervan.
Kan het kabinet onafhankelijk onderzoek eisen naar de toedracht van de doden als gevolg van honger sinds het vervallen van het staakt-het-vuren en daarbij naast de rol van Israël ook expliciet kijken naar de rol en keuzes van Hamas, de VN, de EU en betrokken hulporganisaties te kijken ten aanzien van het niet-gedistribueerde voedsel?
Nederland maakt zich grote zorgen over de catastrofale situatie in Gazastrook en de zich ontvouwende hongersnood in de strook. Nederland blijft het belang van accountability onderstrepen in bilaterale en multilaterale diplomatieke inzet. Zoals bekend wordt reeds onderzoek gedaan naar internationale misdrijven, inclusief oorlogsmisdrijven, via bestaande internationale organisaties en structuren waaronder het Internationaal Strafhof en de Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and Israel. Het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten in de Palestijnse Gebieden van de Verenigde Naties speelt ook een belangrijke rol waar het onderzoek naar mensenrechtenschendingen betreft. Nederland ondersteunt dit kantoor in 2024 en 2025 met in totaal 2 miljoen euro.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is gestreefd naar een zo spoedig mogelijk en separate beantwoording.
De berichtgeving dat een derde in Gaza al dagen geen eten heeft |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekent met het artikel «Almost a third of people in Gaza not eating for days, UN food programme warns»?1 Hoe beoordeelt u dit artikel?
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en om te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Hoeveel ton aan voedsel zou er nu momenteel, minus reguliere dagelijkse consumptie, in totaal in Gaza moeten zijn? Hoeveel mensen lijden momenteel aan gebrek aan voedsel in Gaza en hoeveel ton aan voedsel zou er omgerekend nodig moeten zijn om zij die geen voedsel hebben van voedsel te voorzien?
Zou er, afgezien van de vele trucks vlak buiten en binnen Gaza bij de corridors, momenteel genoeg voedsel in Gaza zou moeten zijn om honger en de huidige catastrofe onder Gazanen te voorkomen? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet aangeven tot wanneer er genoeg voedsel er zou moeten zijn geweest?
Hoeveel ton voedsel is tijdens het staakt-het-vuren van 18 januari tot 2 maart 2025 Gaza binnengegaan?
Zou dit volgens de maatstaven van het World Food Programme (WFP) voldoende moeten zijn om de gehele bevolking van Gaza ongeveer vijf-zes maanden te voeden? Zo nee, wat waren dan de schattingen van het totaal aantal geleverde trucks? Kunt u indien mogelijk documenten overleggen die dit ondersteunen?
Kan het kabinet de meerdere oorzaken aangeven waarom het voedsel niet de Gazanen heeft bereikt en daarbij de rol van Israël, Gaza Humanitarian Foundation (GHF), Hamas en andere betrokkenen zoals de Verenigde Naties (VN), de EU, de Arabische Liga en Egypte afzonderlijk benoemen? Kan het kabinet zo zorgvuldig en gedetailleerd mogelijk zijn?
Hoeveel Gazanen zijn bij of nabij een GHF punt gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de Israel Defense Forces (IDF)? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
Hoeveel Gazanen zijn er bij of nabij andere distributiepunten of een VN-konvooi gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de IDF? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
Heeft Nederland de Israëlische autoriteiten aangesproken vanwege de vele slachtoffers bij distributiepunten? Wat is hieruit gekomen? Is er daarbij ook gesproken over de berichtgeving over mogelijke instructies om bewust te schieten? Kan het kabinet aangeven hoe zij deze berichtgeving beoordeelt?
Kan het kabinet gedetailleerd aangeven op welke onderdelen de GHF volgens de EU niet voldoet aan de standaarden die gewenst zijn voor adequate hulpvoorziening? Is tijdens de afspraken met de EU zoals aangekondigd op 10 jl. besproken om deze op te lossen? Zo nee, waarom niet? Kunnen de afspraken tussen de EU en Israël per ommegaande naar de Kamer worden gestuurd? Hoe beoordeelt het kabinet de stelling dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Israël en GHF is?
Hoe beoordeelt het kabinet het statement van Israëli woordvoerder David Mencer: «in Gaza is er momenteel geen hongersnood die door Israël is veroorzaakt. Er is een door de mens veroorzaakt tekort, veroorzaakt door Hamas»?2 Overwegende dat Mencer de Hamasmilitanten ervan beschuldigt dat ze de voedseldistributie verhinderden en dat ze hulpgoederen voor zichzelf roofden, hoe vaak komt dit voor en hoe groot is dit probleem volgens het kabinet?
Klopt het dat Hamas de hulpdistributie in Gaza probeert te saboteren? Zo ja, op welke wijze doen ze dat? Kan het antwoord met concrete voorbeelden aangeleverd worden en kan daarbij ook aangegeven worden hoeveel slachtoffers er mede door deze handelingen zijn gevallen?
Is het kabinet van mening dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Hamas is? Zo ja, kunt u daar mogelijke uitspraken of documentatie van handelingen van overleggen? Zo nee, kan het kabinet aangeven waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking?
Hoeveel voedsel ligt er momenteel nog in pakhuizen in Gaza? Waar zijn deze pakhuizen en wie beheert en bewaakt deze pakhuizen? Kan het kabinet een overzicht en uitsplitsing meesturen?
Hoe wordt met verschillende clans gewerkt in Gaza om ervoor te zorgen dat het voedsel bij alle groepen terecht komt? Worden deze clans ook tegengewerkt zo ja door wie? Welke groepen zijn het meest kwetsbaar gebleken de afgelopen maanden?
Hoe hoog zijn de prijsstijgingen in Gaza inmiddels sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren? Welke redenen zijn daarvoor? Kan Nederland of de EU nog iets betekenen om eten betaalbaar te houden? Zo nee, waarom niet?
Wat zijn de redenen waarom mensen genoodzaakt zijn om eten te kopen mensen in plaats van voedsel via noodhulp te ontvangen? Spelen Hamas en de Palestinian Islamic Jihad (PIJ) nog een rol bij deze prijsstijgingen en profiteert Hamas van inkomsten van voedsel dat niet via de distributiepunten gaat?
Wordt er gedistribueerd voedsel op de markt verkocht? Zo ja, hoe kan dat en mag dat? Wordt hiertegen opgetreden, nu er berichtgeving verschijnt dat groepen te weinig eten krijgen, terwijl het eten dat gedistribueerd wordt zo onevenredig verdeeld wordt dat een deel zichzelf kan voorzien en tegelijkertijd genoeg over heeft om te verkopen?
Kan de conclusie getrokken worden dat er momenteel mensen in Gaza niet vanwege een kwantitatief gebrek aan voedsel een hongersdood sterven, maar vanwege distributie bij de juiste personen? Zo ja, erkend het kabinet dat dit een schandelijke situatie is? Welke verantwoordelijkheid acht het kabinet te hebben in deze en wat wordt er gedaan om per ommegaande ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel bij de juiste mensen in Gaza komt?
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Een Israëlische raketinslag op de Holy Family Church in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten van een Israëlische raket op de Holy Family Church in Gaza op 17 juli 2025, waarbij het kerkgebouw werd beschadigd en dodelijke slachtoffers en gewonden zijn gevallen?1 Hoe beoordeelt het kabinet dit nieuws?
Deelt u de ernstige zorgen van o.a. paus Leo XIV en de gezamenlijke kerkleiders van Jeruzalem over de veiligheid van religieuze instellingen en burgers in Gaza? Hoe beoordeelt u hun oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en bescherming van kwetsbare gemeenschappen?2, 3
Welke informatie heeft u over de kwestie ontvangen van Israëlische autoriteiten of andere bronnen ten aanzien van de toedracht?
In hoeverre is hier sprake van een schending van het internationaal humanitair recht, dat bescherming biedt aan religieuze en burgerlijke infrastructuur, tenzij deze daadwerkelijk wordt gebruikt voor militaire doeleinden?
Klopt het dat er gewonden en andere kwetsbaren werden opgevangen in de kerk ten tijde van de raketinslag?
Is er contact geweest tussen de Nederlandse vertegenwoordiging en vertegenwoordigers van de christelijke gemeenschap in Gaza of met kerkleiders in Jeruzalem? Zo nee, bent u bereid daartoe initiatief te nemen?
Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om bij Israël aan te dringen op grotere terughoudendheid bij militaire operaties in dichtbevolkte gebieden zoals Gaza, met name rond civiele en religieuze gebouwen?
Hoeveel christenen zijn er momenteel nog in Gaza? Hoe wordt gewaarborgd dat zij als minderheidsgroep niet achtergesteld worden bij de distributie van eten, medicijnen en andere goederen?
Welke mogelijkheden ziet u binnen de Europese Unie (EU) of de Verenigde Naties (VN) om actief te pleiten voor betere bescherming van religieuze minderheden en hun gebedshuizen in conflictgebieden zoals Gaza?
Wat is de bredere inzet van het kabinet voor de bescherming van godsdienstvrijheid wereldwijd, in het bijzonder voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen in conflictgebieden?
Hoe kan het dat de kerkleiders toegang verkregen tot Gaza, maar journalisten deze toegang niet krijgen? Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om er bij Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat journalisten toegang tot het gebied krijgen?
De aanhoudende aanvallen op het dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten over meerdere aanvallen door Israëlische kolonisten op het overwegend christelijke dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever?1 Hoe heeft deze situatie volgens het kabinet kunnen ontstaan?
Kunt u bevestigen dat mensen zijn overleden, de kerk St. George, auto’s, een begraafplaats en huizen zijn beschadigd, gewonden zijn gevallen en priesters en bewoners zijn bedreigd? Wat is uw reactie op deze aanvallen?
Is het kabinet bekend met de uitspraken van priester Bashar Fawadleh die stelt dat Taybeh «niet langer veilig is» voor de lokale christelijke gemeenschap? Hoe beoordeelt u het signaal dat zelfs geestelijken niet langer bescherming ervaren in hun dorpen?2
Wie is feitelijk belast met de bescherming van inwoners in het gebied? Bent u van mening dat deze bescherming faalt en bent u bereid de Nederlandse vertegenwoordiging om duidelijkheid over de situatie te vragen?
Welke rol speelt het Israëlische leger bij deze aanvallen? Is er sprake van betrokkenheid bij deze aanvallen?
Is de Nederlandse ambassade in Tel Aviv of de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in contact met de gemeenschap in Taybeh of met vertegenwoordigers van lokale kerken? Zo nee, bent u bereid dat op korte termijn te doen?
Hoe verloopt de vervolging van de daders? Is er zicht op een adequate vervolging van de daders?
Constaterende dat de Amerikaanse ambassadeur Mick Huckabee de aanvallen na een bezoek een «daad van terreur en een misdaad» noemt, hoe beoordeelt het kabinet deze bewoordingen en onderschrijft u deze woorden?3
Grieks-Orthodoxe patriarch van Jerusalem Theophilos III stelt dat er niet is gereageerd op verzoeken om hulp door Israëlische autoriteiten; klopt dit en is dit een terugkerend probleem?
Welke maatregelen zijn er inmiddels genomen om ervoor te zorgen dat de aanvallen op Taybeh stoppen?
Hoe blijft u zich inzetten voor de bescherming van bewoners van Palestijnse gebieden die onder verantwoordelijkheid van Israëlische autoriteiten vallen en hoe verhoudt deze inzet zich tot het bredere Nederlands beleid inzake mensenrechten, godsdienstvrijheid en het bevorderen van vrede en rechtvaardigheid in Israël en de Palestijnse gebieden?
Het bericht dat investeren in ontwikkelingssamenwerking gunstig is voor de Nederlandse economie |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Don Ceder (CU) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse economie heeft baat bij ontwikkelingssamenwerking»?1
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het rapport van de Universiteit van Göttingen, waarnaar dit artikel verwijst? Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke euro ontwikkelingshulp de Nederlandse export en economie flink doet groeien? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke sinds 2010 via ontwikkelingssamenwerking geïnvesteerde euro, bijna vier euro aan Nederlandse exportgroei opleverde? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat deze bevindingen in lijn zijn met eerdere gepubliceerde onderzoeken, waaronder door de IOB van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2014? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister van Buitenlandse Zaken de conclusie dat de positieve impact van ontwikkelingssamenwerking op de Nederlandse werkgelegenheid en economie steeds groter wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uitspraken van uw voorganger – Minister Klever – dat bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in het Nederlandse belang zouden zijn?
Deelt u de zorgen, geuit door de experts in het artikel, dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking ten koste gaan van banen en economische ontwikkeling in Nederland?
Bent u bekend met het ODI-onderzoek naar de terugverdieneffecten van Europese ontwikkelingssamenwerking, waarin geconcludeerd wordt dat investeren in ontwikkelingssamenwerking een positieve impact heeft op Europese economieën? Hoe beoordeelt u de conclusies uit dit onderzoek?2
Deelt u de opvatting dat bij goed bestuur vereist dat de gevolgen van relatief grote bezuinigingen voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid, veiligheid en samenleving vooraf in kaart gebracht zouden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Hebben uw ministeries onderzoek laten doen om de brede maatschappelijke kosten en baten van de miljardenbezuinigingen van uw kabinet op ontwikkelingssamenwerking in kaart te laten brengen om zodoende een goed geïnformeerde afweging te kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Zo ja, welke kosten en baten voor het Nederlandse eigenbelang zijn onderzocht? Zijn ook de gevolgen buiten Nederland onderzocht? Zo ja, kunt u deze onderzoeken voor het einde van het zomerreces delen met de Kamer?
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het einde van het zomerreces beantwoorden?
Het bericht ‘Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: ‘Doden vrouwen en kinderen gewetenloos’’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: «Doden vrouwen en kinderen gewetenloos»»?1
Heeft u de Israëlische regering om opheldering gevraagd? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Bent u bereid om zowel bilateraal als in internationaal verband aan te dringen op een grondig en onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier verzekert u zich ervan dat Israël alle benodigde voorzorgsmaatregelen neemt om de kans op burgerslachtoffers zo klein mogelijk te maken?
Hoe kijkt u naar de gemaakte afspraken tussen de Europese Unie en Israël over onder andere humanitaire hulp? Heeft u er vertrouwen in dat de afspraken de situatie in Gaza aanzienlijk zullen verbeteren?
Op welke manier wordt gemonitord of de afspraken worden nagekomen? Welk gevolg wordt eraan gegeven als afspraken niet worden nagekomen?
Bent u bereid om de humanitaire inzet van Nederland in Gaza te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Hoe luidt uw reactie op de berichten «Joodse studenten voelen zich onveilig en buitengesloten op UvA en VU: «De universiteit adviseerde me niet meer te komen»» en «Antisemitisme drijft leerlingen naar Joodse scholen: «Kinderen bedekken hun keppeltje met een pet»»?1, 2
Herkent u de genoemde berichten uit het funderend onderwijs? Zo ja, meent u dat de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme voldoende zijn en welke extra stappen bent u bereid te nemen?
Heeft u in beeld in hoeverre de handreiking «omgaan met antisemitische incidenten» wordt opgevolgd en bent u bereid dat in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Herkent u de genoemde berichten uit het hoger onderwijs? Zo ja, meent u dat de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme voldoende zijn? Zo ja, welk effect ziet u dan? Zo nee, welke extra stappen bent u bereid te nemen en spreekt u hierover met Joodse studenten en medewerkers?
Deelt u de constatering dat we nu zien dat de (sociale) veiligheid van studenten en medewerkers nu vaak lijdt onder het mom van academische vrijheid? Zo ja, hoe wilt u beide op universiteiten bewaken?
Ziet u dat juist (de toegankelijkheid van) het onderwijs, waarbij kritisch denken centraal staat, onder druk komt te staan en hoe wilt u de toegankelijkheid beter borgen?
Wat vindt u ervan dat de hogescholen en universiteiten de ervaren veiligheid van Joodse studenten en medewerkers niet expliciet willen meenemen en zijn Joodse studenten en medewerkers het met dit standpunt eens?
Acht u het van belang om bij specifieke groepen studenten de ervaren veiligheid te monitoren, zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurt bij de landelijke veiligheidsmonitor po/vo waarbij het gevoel van veiligheid bij lhbti-leerlingen en personeel wordt meegenomen en vindt u deze methodiek werken?
Welke oplossingsrichtingen worden aangedragen door Joodse (onderwijs)organisaties, ouders en studenten voor de sociale veiligheid in het funderend onderwijs en hoger onderwijs en op welke manier wordt er opvolging gegeven aan deze adviezen?
Verwacht u dat een dienst Geestelijke Verzorging waarin verschillende denominaties zijn vertegenwoordigd zou kunnen bijdragen aan het mentale welzijn en sociale veiligheid van studenten, juist als het gaat om identiteitsgerelateerde problematiek, zoals antisemitisme, discriminatie en polarisatie? Zo ja, bent u bereid om in overleg met (studenten)organisaties hier een pilot voor uit te werken?
Ziet u trends in de aantallen Joodse studenten aan hoger onderwijsinstellingen, acht u het aannemelijk dat Joodse studenten meer in het buitenland gaan studeren en minder aan Nederlandse universiteiten en hogescholen en heeft u in beeld of dit aantal is toe- of afgenomen?
Deelt u de mening dat Joodse kinderen, jongeren en studenten vrij naar school of studie moeten kunnen gaan in heel Nederland? Zo ja, wanneer bent u volgend jaar tevreden en wat is daar nog voor nodig?
De zaak Salimzade/staat |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het dossier van deze Iraanse tweelingmeisjes en hun tante cq de referente in de zaak Salimzade/staat?
Bent u bekend met het feit dat de rechtbank tot drie maal toe de beslissingen van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) heeft vernietigd, en vervolgens zelf in de zaak heeft voorzien, onder verwijzing naar (met name) het bestaan van de artikel 8 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens)-situatie tussen tante en de kinderen?
Kunt u uitleggen waarom het redelijk en kennelijk acceptabel is om na (letterlijk) ruim vijf jaar binnen een enkele aanvraagprocedure, met daarbinnen drie beroepsprocedures en diverse zeer ruime termijnoverschrijdingen, dan alsnog hoger beroep in te stellen waardoor de zaak voor de kinderen nóg langer blijft liggen?
Kunt u duiden hoe en op welke wijze met het standpunt dat het gezin zich dan toch maar moet verplaatsen naar Turkije, invulling wordt gegeven aan de bescherming van de rechten die het Nederlandse kind heeft (=kind van oom en tante), tevens binnen de kaders van het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK)? Hoe wordt hiermee Europese jurisprudentie gevolgd, die aangeeft dat in eerste instantie in dit soort zaken altijd naar het belang van het kind gekeken moet worden?
Kunt u duiden welk precedent gecreëerd zou worden – zoals expliciet wordt gesteld in het door de IND ingediende hoger beroepschrift – wanneer gevolg wordt gegeven aan de opdracht van de rechtbank en aan de kinderen alsnog de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) wordt verleend? Hoeveel identieke Iraanse zaken van meisjes-tweelingen zijn op dit moment aan de orde, waarin ook de ouders overleden of niet beschikbaar zijn en waarin een Nederlands familielid het gezag opgelegd heeft gekregen?
Bent u bekend met het laatste besluit op bezwaar waarin is gesteld dat de aanwezigheid van de kinderen een financiële aanslag zou vormen op de Nederlandse samenleving, omdat de kinderen dan ook naar school zouden gaan en dus het schoolsysteem belasten? Bent u het er mee eens dat als een dergelijk standpunt zou worden ingenomen, hetgeen de rechtbank overigens onacceptabel vond, daarin ook de voor de kinderen positieve financiële aspecten zouden moeten meetellen? Het feit dat zij over twee jaar al kunnen werken in de weekenden en zo ook hun bijdrage leveren aan de maatschappij en bovendien belasting afdragen enzovoorts? Hoe is in dat standpunt verdisconteerd dat zij in Nederland hun scholing zouden afmaken en zouden gaan werken en belasting betalen? Bent u het ermee eens dat dit argument van de IND, kortom, nogal misplaatst is geweest?
Kunt u duiden en uitleggen wat er nu exact van deze familie wordt verwacht, aangezien duidelijk is dat ze niet naar Iran kunnen (hetgeen niet ter discussie staat), en de facto ook niet naar Turkije vanwege eerder genoemde problemen en Nederland hen tot nu toe niet accepteert, hoewel referente een Nederlandse burger is (met een Nederlandse man en een Nederlands kind), aan wie destijds het gezag is verleend vanuit Iran over de kinderen? Hoe ziet de Minister het feitelijk voor zich dat deze problematiek aan de zijde van de kinderen en referente wordt opgelost?
Het bericht 'Het uitbesteden van schuldhulpverlening kan burgers juist chaos opleveren: ‘Na anderhalf jaar was geen enkele schuld afgelost’' |
|
Don Ceder (CU) |
|
Nobel |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Het uitbesteden van schuldhulpverlening kan burgers juist chaos opleveren: «Na anderhalf jaar was geen enkele schuld afgelost»»?1
Mensen met schulden moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede en professionele schuldhulpverlening, ongeacht of dit wordt uitgevoerd door de gemeente of door een door de gemeente gecontracteerde partij. De verantwoordelijkheid voor het bieden van schuldhulpverlening ligt bij gemeenten, maar gemeenten hebben ook de mogelijkheid om de bijbehorende taken (deels) te beleggen bij een externe organisatie. In 70% van de gemeenten wordt een deel van de dienstverlening uitbesteed.2 Het is dan aan de gemeente om afspraken over het borgen van de kwaliteit te maken en om op de uitvoering toe te zien. Als uit signalen van inwoners zelf of andere partijen blijkt dat de externe uitvoerder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, is het aan de gemeente om daarop in te grijpen. Het is goed om aan te geven dat er, ongeacht wie de schuldhulpverlening uitvoert, redenen kunnen zijn dat leefgeld (bijvoorbeeld bij beslag op inkomen) onverhoopt later dan gepland wordt uitbetaald. Uiteraard is het dan extra belangrijk om de inwoner daar goed over te informeren, zodat hij/zij daarvan op de hoogte is en in samenwerking met de schuldhulpverlener kan zoeken naar oplossingen.
Hoe beoordeelt u de conclusie in het artikel dat wanneer gemeenten schuldhulpverlening uitbesteden aan externe bedrijven de hulp sneller stagneert waardoor mensen in nog meer chaos terechtkomen?
Ik onderschrijf de conclusie uit het artikel niet dat schuldhulpverlening sneller stagneert wanneer dit door externe partijen wordt uitgevoerd. Het is mij bekend dat schuldhulpverlening soms stagneert, maar dit is niet toe te schrijven aan het al dan niet uitbesteden van de werkzaamheden op het gebied van schuldhulpverlening. Zoals benoemd bij het antwoord op vraag 1 besteedt een grote groep gemeenten (een deel van) de schuldhulpverlening uit. Het is dan van belang dat er tussen de gemeente en de externe partij goede onderlinge afspraken worden gemaakt over de dienstverlening en overdrachtsmomenten. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om de kwaliteit van schuldhulpverlening te borgen, ongeacht of taken (gedeeltelijk) worden uitbesteed aan externe partijen.
Deelt u de zorg dat deze uitbesteding van schuldhulpverlening rechtsongelijkheid in de hand werkt, omdat blijkt dat de mate van hulp afhankelijk is van hoe de gemeente schuldhulp geregeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten om deze rechtsongelijkheid te verhelpen?
De dienstverlening rondom schuldhulpverlening is in Nederland decentraal geregeld. Dit betekent dat gemeenten zelf mogen bepalen hoe zij het beleid en de uitvoering van schuldhulpverlening inrichten, zolang voldaan wordt aan de eisen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De Wgs biedt gemeenten ook de mogelijkheid om (een deel van) de uitvoering te beleggen bij een externe partij.3 De verschillen in hoe gemeenten schuldhulpverlening organiseren zijn niet alleen een gevolg van of de werkzaamheden zijn uitbesteed aan een derde partij, maar meer een logisch gevolg van het decentrale karakter van de Wgs.
Ik zie inderdaad dat de uitvoering van schuldhulpverlening niet in iedere gemeente gelijk is. Dit is niet per definitie verkeerd. Wel vind ik dat mensen met schulden moeten kunnen rekenen op een bepaalde basis aan gelijke dienstverlening op het gebied van schuldhulpverlening. Samen met de VNG, NVVK en Divosa heeft SZW hierover in maart 2024 bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze zijn nader uitgewerkt in de basisdienstverlening.4 De samenwerkingspartijen en gemeenten werken de komende tijd verder aan de implementatie van de basisdienstverlening en de ontwikkeling van de elementen op langere termijn.5 Indien de schuldhulpverlening (gedeeltelijk) wordt uitbesteed, is het van belang dat gemeenten met de externe partij afspraken maken over de geboden schuldhulpverlening, ook over de onderdelen van de basisdienstverlening.
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling rondom ongelijkheid tussen gemeenten en de ontoegankelijkheid van schuldhulpverlening die de Nationale ombudsman in dit artikel, maar ook al in eerdere onderzoeken aankaart?2 Welke kansen ziet u om bij te dragen aan gelijkheid tussen gemeenten en toegankelijkheid tot schuldhulpverlening?
Het is mij bekend dat er verschillen tussen gemeenten bestaan in de uitvoering van de schuldhulpverlening. Dit blijkt inderdaad uit onderzoeken van de Nationale ombudsman, maar ook uit onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie.7 De uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is gedecentraliseerd. Dit betekent dat gemeenten de vrijheid hebben om binnen de kaders van de wet uitvoering te geven aan de schuldhulpverlening. Dat er verschillen ontstaan is daarmee niet per definitie verkeerd. Wel vind ik het van belang om ongelijkheid in de uitvoering van schuldhulpverlening tussen gemeenten waar mogelijk te beperken.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de derde vraag zie ik in de basisdienstverlening voldoende handvatten om de gelijkheid tussen gemeenten en de toegankelijkheid van schuldhulpverlening te verbeteren.
Bent u van mening dat het van belang is om inzicht te hebben in in hoeveel en in welke gemeenten schuldhulpverlening uitbesteed wordt aan externe bedrijven en welke gevolgen dit heeft voor de mensen onder bewindvoering in desbetreffende gemeenten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u tot een vergelijkend onderzoek waarin de beleving van mensen onder bewindvoering in gemeenten waar schuldhulpverlening niet wordt uitbesteed wordt vergeleken met de beleving in gemeenten waar dit wel wordt uitbesteed?
Het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar de doeltreffendheid van de gemeentelijke schuldhulpverlening heeft informatie opgeleverd over hoeveel gemeenten de schuldhulpverlening (gedeeltelijk) hebben uitbesteed.8 Hieruit bleek dat 70% van de gemeenten (een deel van) de schuldhulpverlening heeft uitbesteed aan een externe partij, zoals een private partij, een andere gemeente of een gemeenschappelijke regeling. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt geen gegevens bij per gemeente van hoe de schuldhulpverlening is ingericht, omdat gemeenten binnen de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de mogelijkheid hebben om (delen van) de uitvoering te mandateren aan andere organisaties.9
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 onderschrijf ik de conclusie uit het artikel niet. Ik zie geen aanleiding voor een vergelijkend onderzoek, omdat ik geen signalen ontvang dat schuldhulpverlening sneller zou stagneren wanneer dit door een externe partij wordt uitgevoerd.
In welke mate bent u op de hoogte van de problematiek die bestaat rondom externe bedrijven die schuldhulpverlening op zich nemen voor gemeenten zoals het bedrijf Verder? Welke mogelijkheden ziet u om op te treden tegen de malafide praktijken binnen deze branche?
Zoals te lezen in de beantwoording van de tweede vraag, onderschrijf ik de conclusie van het artikel niet dat er bij de hulpverlening door externe bedrijven grotere problematiek speelt dan wanneer de hulpverlening volledig door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Indien er wel sprake is van klachten of malafide praktijken bij externe bedrijven is het van belang om daarvan melding te maken bij de uitvoerder zelf en bij de gemeente in kwestie. Bovendien is het via de Wet op het consumentenkrediet mogelijk om op te treden tegen malafide aanbieders van schuldbemiddeling.10 Dit zijn aanbieders die ongeoorloofd schuldbemiddeling aanbieden aan mensen met (problematische) schulden. Bij (vermoedens van) malafide praktijken kan melding worden gemaakt bij het Bureau Economische Handhaving, al dan niet via de gemeente.
Hoe luidt uw reactie op de stelling dat gemeenten kiezen om de schuldhulpverlening uit te besteden omdat het te duur is om zelf de schuldhulpverlening te organiseren? Erkent u dat de problematiek verbonden is met de afnemende budgetten van gemeenten en de toenemende taken? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om gemeenten tegemoet te komen en te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat het voor sommige gemeenten beter en goedkoper is om (een deel van) de schuldhulpverlening uit te besteden, zeker voor kleinere gemeenten waar het lastiger kan zijn om voldoende expertise over de uitvoering op te bouwen, omdat er simpelweg minder casussen zijn. Ik vind dit niet per definitie een slechte of zorgelijke ontwikkeling, omdat gemeenten ook met externe uitvoerders afspraken kunnen maken over de kwaliteit en de uitvoering van de schuldhulpverlening en daarop toezien. De budgetten die gemeenten ontvangen voor de uitvoering van schuldhulpverlening zijn de afgelopen jaren niet afgenomen. In de meicirculaire van het Gemeentefonds voor 2024 is bovendien structureel 40 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de dienstverlening op het gebied van armoede en schulden.11 Ik zie daarom voor nu geen reden om de budgetten voor de schuldhulpverlening verder op te hogen.
De veiligheidssituatie van christenen in Syrië |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op de artikelen «Syrische christenen voelen zich vergeten in discussie over terugkeer. «Nog steeds onveilig»1 en «Christenen willen opnieuw vluchten uit Syrië. «Varkensvreters! Jullie komen ook aan de beurt!»2?
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor religieuze en etnische minderheden, zoals christenen in Syrië? Deelt u de constatering dat de Syrische overgangsregering in de maanden dat ze aan de macht is nog amper grip heeft gekregen op de situatie?
In hoeverre staat u nog achter uw uitspraak: «Er kunnen meer Syriërs terug»?3 Beseft u dat een dergelijke uitspraak veel onrust heeft veroorzaakt bij bedreigde minderheden? Wordt er bij het terugkeerbeleid onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen?
Bent u bereid om voor meer minderheden, zoals christenen, een risicoprofiel aan te wijzen, zoals voor LHBTIQ+ en alawieten?4 Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Syrische regering in het beschermen van religieuze en etnische minderheden? Op welke manier is Nederland betrokken bij de strijd tegen IS in Syrië? Bent u bereid deze ondersteuning te vergroten? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre deelt u de mening dat het opschorten van sancties tegen Syrië prematuur is gezien de moorden op etnische en religieuze minderheden? Kunt u in dat licht reflecteren op de uitvoering van de motie-Ceder c.s.?5 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd aangezien sancties worden opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?
Ziet u een verslechtering van de positie van minderheden in de samenleving? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar de wijzigingen in het schoolcurriculum over hoe christenen en joden worden afgebeeld? Deelt u de zorgen van de indiener hierover? Welke consequenties verbindt u aan dergelijke constateringen?
Bent u bekend met de berichten «Omstreden VN-rapporteur in dreigende brief: CvI waarschijnlijk betrokken bij oorlogsmisdaden»1 en «VN-rapporteur Francesca Albanese valt Christenen voor Israël aan: Dit kan leiden tot meer agressie»2?
Ik ben bekend met de berichtgeving. De brief zelf is niet openbaar gemaakt. Het rapport3 van Speciaal Rapporteur Albanese, gepubliceerd op 30 juni 2025, heeft een korte paragraaf over faith-based organisations, die (extremistische) kolonisten in bezette gebieden financieel zouden steunen, waarbij ook de organisatie Christenen voor Israël wordt genoemd. Ik verwijs u tevens naar antwoorden op eerder gestelde Kamervragen hierover van het lid Van Baarle (2025Z05935).4
Beschouwt u dit als binnen het mandaat van de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties (VN), Albanese, of een overschrijding daarvan?
Communicatie met niet-statelijke actoren past binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit is vastgelegd in de «Manuals of Operations» of «handleiding», paragraaf 81 en 83.5
Bent u bereid de Speciaal Rapporteur hierop aan te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag twee uiteengezet, past het versturen van brieven aan niet-statelijke actoren binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit betekent niet dat ik het eens ben met de inhoud van haar brieven.
Vindt u dit ook zorgelijk gelet op de aanhoudende ongeregeldheden van pro-Palestijnse demonstraties rond activiteiten van Christenen voor Israel (CvI), verstoringen van activiteiten, bekladding van het pand van CvI en vernielingen rondom hun activiteiten en sprekers?
Dergelijke vernielingen en intimidatie zijn verwerpelijk. In deze tijden van aanzienlijke maatschappelijke spanningen rondom de situatie het Midden-Oosten is respectvolle omgang van groot belang, ook als gezichtspunten verschillen. Alhoewel het Speciaal Rapporteur Albanese vrij staat om, indien goed onderbouwd en met ruimte voor hoor- en wederhoor, haar zorgen over activiteiten van bepaalde organisaties kenbaar te maken, dient ook zij zich bewust te zijn van risico’s op verdere polarisatie. Dat Nederland bepaalde uitlatingen van mevrouw Albanese afkeurt is bekend en dat is haar meerdere malen medegedeeld. Nederland steunde de herbenoeming van mevrouw Albanese niet.
Deelt u de mening van de indieners dat dit intimidatie van een maatschappelijke organisatie in de hand werkt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van de indieners dat een VN-rapporteur niet met «strafrechtelijke gevolgen» hoort te dreigen en dat dat ver buiten haar werkzaamheden dient te vallen?
Het staat Speciaal Rapporteurs vrij om eigen adviezen te geven of visies te presenteren. Tegelijkertijd mag van een Speciaal Rapporteur zorgvuldigheid worden verwacht, zoals ook is omschreven in de VN-gedragscode voor Speciaal Rapporteurs.6 Het is klip en klaar dat nationale overheden gaan over toepassing van nationaal strafrecht, en niet een Speciaal Rapporteur.
Wat houdt het «Advocacy ondernemen en publieksbekendheid vergroten» van het mandaat3 van de Speciaal Rapporteur van de VN in?
Zowel advocacy, oftewel het bepleiten van een bepaalde zaak, als het vergroten van publieksbekendheid van situaties waarover een Speciaal Rapporteur rapporteert, hoort bij hun taken8. Invulling hieraan wordt gegeven door gesprekken met overheden, maar evenzeer door interactie met het maatschappelijk middenveld, publieke optredens en het geven van verklaringen over zowel hun rapporten als hun bevindingen.
Is de voorgenoemde bevoegdheid nog verder uitgewerkt danwel begrensd voor de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteur?
Werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs zijn vastgelegd in de hierboven genoemde Manual of Operations9, evenals in de resolutie waarin het mandaat van de betreffende Speciaal Rapporteur wordt afgesproken. Daarnaast worden Speciaal Rapporteurs geacht zich te houden aan de VN-gedragscode.10
Acht u het wenselijk dat de Speciaal Rapporteurs deze bevoegdheid hebben? Indien ja, acht u deze voldoende begrensd? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo niet, bent u het met de indieners eens dat dit beperkt dient te worden tot advocacy richting de overheid en niet het bedrijfsleven of maatschappelijk middenveld?
Het kabinet vindt de bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs voldoende helder omschreven, conform ook het antwoord op vraag 8. Dat betekent dat interactie tussen Speciaal Rapporteurs breder kan zijn dan alleen met overheden. In het geval van bijvoorbeeld de Speciaal Rapporteur voor Mensenrechten in Iran of de Speciaal Rapporteur voor Rechten van Personen met een Handicap zou een beperking tot alleen overheden ook waardevolle interactie met het maatschappelijk middenveld en/of het bedrijfsleven uitsluiten. Bij gelegenheid zal Nederland mevrouw Albanese blijven aanspreken over de inhoud van haar rapporten en publieke uitlatingen.
Hoe is deze beschrijving van bevoegdheden van de Speciaal Rapporteurs van de Verenigde Naties geformuleerd en waar zou deze aangepast kunnen worden?
De aard van de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs is vastgelegd in de resolutie die de werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad en zijn instrumenten beschrijft (A/HRC/RES/5/2). Specifieke uitwerking is te vinden in de «Manual of Operations» of «handleiding» (zie antwoord op vraag twee) en in resoluties over het betreffende mandaat van de Speciaal Rapporteur. De handleiding is bedoeld als leidraad voor de mandaathouders en ter verduidelijking van hun werk. De handleiding beoogt mandaathouders te ondersteunen bij hun inspanningen om mensenrechten te bevorderen en te beschermen. Daarnaast is er de gedragscode waaraan de Speciaal Rapporteurs zich dienen te houden. De bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs kunnen door de VN-lidstaten gezamenlijk aangepast worden. Dat zou gebeuren via een resolutie in de Mensenrechtenraad. Los van het feit dat er, naar alle waarschijnlijkheid, bij andere landen nauwelijks wens is om de huidige procedures aan te passen, zou een dergelijk proces ook risico’s behelzen die goed afgewogen moeten worden met het oog op de onafhankelijkheid van alle Rapporteurs.
Gaat u bezwaar maken tegen een eventueel rapport van de Speciaal Rapporteur waar ongefundeerde beweringen over Christenen voor Israël worden gedaan na onjuiste berichtgeving?
Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3. Het rapport is inmiddels gepresenteerd onder agenda-item 7 van de 59ste zitting van de Mensenrechtenraad, die loopt van 16 juni tot 9 juli. Item 7 betreft het permanente agenda-item van de VN-Mensenrechtenraad dat is gewijd aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Nederland is het niet eens met het bestaan van dit aparte agendaonderwerp en spreekt, uit algemene onvrede over dit agenda-item, net als verschillende EU-landen daarom niet onder item 7.
Is het gebruikelijk dat een Speciaal Rapporteur vertrouwelijk communiceert met externen buiten de VN die niet een bron voor hun rapportage zijn?
Dat is niet ongebruikelijk. Dit geeft de ontvangende partij de gelegenheid om in vertrouwelijkheid te reageren op de communicatie van de Speciaal Rapporteur, alvorens het rapport gepubliceerd wordt.
Het bericht ‘Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers’ |
|
Don Ceder (CU), Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers»?1
Demonstraties moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet, en op de campus ook binnen de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik verwacht van instellingen dat zij de naleving van hun huis- en gedragsregels bevorderen en ook handhaven, en wanneer dit niet lukt, maatregelen treffen. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst situatie en is ter beoordeling aan de instelling, ook vanuit hun rol als werkgever. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Laat mij voorop stellen dat ik sta voor vrij en veilig onderwijs en onderzoek aan de universiteiten. De colleges van bestuur hebben de ingewikkelde taak om zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht, als ook de veiligheid op de campus te waarborgen. De gedragscodes en huisregels van de instellingen beogen correct gedrag en de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling.
Herkent u het contrast dat in het artikel wordt geschetst tussen de gedragscodes van de universiteit en het intimiderende gedrag van studenten en medewerkers? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de typeringen van de universiteiten over incidenten als «het debat kan soms schuren» en «demonstraties kunnen gepaard gaan met ongemak»?
In het onderwijs, onderzoek en bij verschillende activiteiten die op instellingen georganiseerd worden mag van docenten worden verwacht dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en dat zij zorgen voor ruimte voor diversiteit aan inzichten. Ik verwacht dat instellingen hun verantwoordelijkheid nemen in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het reguliere instrumentarium inzetten dat zij hiervoor beschikbaar hebben, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever.
De uitspraak dat demonstraties gepaard kunnen gaan met ongemak, hangt samen met het feit dat het demonstratierecht een grondrecht is en dat daaruit voortkomt dat demonstraties enige overlast en hinder mogen veroorzaken. Ongemak en hinder zijn dus niet altijd volledig te voorkomen. De inhoud van een demonstratie doet er daarbij niet toe. Het demonstratierecht is echter niet onbegrensd. Demonstraties mogen niet uitmonden in geweld, intimidatie van studenten en medewerkers of in antisemitisme. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Kunt u toelichten in hoeverre de handhaving van gedragscodes door universiteiten door u wordt gevolgd of geëvalueerd?
Instellingen gaan zelf over het opstellen van huisregels en gedragscodes en hun omgang daaromtrent. Daarbij hoort ook het evalueren van de klachten over het niet naleven van deze huisregels en gedragscodes. In het kader van de integrale aanpak sociale veiligheid doe ik momenteel onderzoek naar de werking van de klacht- en meldprocedures die instellingen hebben ingericht en waar deze kunnen worden verbeterd. Over de uitkomst hiervan wordt uw Kamer rond de zomer geïnformeerd.
Ook spreek ik met bestuurders en koepelorganisaties over de borging van de veiligheid op de instellingen, onder meer in het kader van de moties en toezeggingen die voortkomen uit het plenair debat over veiligheid van 23 januari jongstleden. Voor de zomer heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd per brief.2 In deze brief ga ik in op de stappen die de instellingen en ik ondernemen om de veiligheid te borgen.
Op welke manier spreekt u instellingen aan op eventuele nalatigheid ten aanzien van sociale veiligheid?
In de brief die ik voor de zomer met uw Kamer heb gedeeld over de veiligheid op de universiteiten en hogescholen3, ga ik in op de interventiemogelijkheden wanneer de veiligheid op de instellingen in het geding komt. Ik licht dit hieronder tevens kort toe.
Het is aan de instellingsbesturen om te zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers, als randvoorwaarde voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en in naleving van de branchecodes goed bestuur waaraan universiteiten en hogescholen zich gecommitteerd hebben. Het college van bestuur moet zorgen dat het in staat is deze taak te vervullen en maakt hiervoor beleid. Vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever en toezichthouder op het college van bestuur, dient de raad van toezicht op te treden in situaties dat het college van bestuur de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving niet naar behoren heeft ingevuld. Indien nodig voer ik het gesprek met een raad van toezicht om mij ervan te verzekeren dat zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) kan op basis van signalen onderzoek doen en indien nodig herstelopdrachten geven aan het bestuur van een instelling. Wanneer de inspectie na gedegen onderzoek tot de conclusie komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin van de WHW4, kan ik overgaan tot het geven van een aanwijzing aan de raad van toezicht.
Ik werk momenteel aan een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Dit wetsvoorstel voorziet in versterking van toezicht op (sociale) veiligheidsbeleid van instellingen. Doel van het beleid is dat er continu aandacht is voor een veilige leer- en werkomgeving. Het voorkomen van onveilige situaties en hoe daarbij te handelen als deze toch optreden, maakt hier onderdeel van uit. Bij een acute situatie blijft het college van bestuur aan zet, maar op het veiligheidsbeleid, inclusief de monitoring en evaluatie ervan, is na de invoering van de wettelijke zorgplicht veiligheid steviger toezicht vanuit de raad van toezicht en de inspectie en stevigere checks and balances door de medezeggenschap. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting dit najaar in internetconsultatie.
Kunt u garanderen dat de universiteiten een veilige plek zijn om te werken en te studeren en welke acties onderneemt u?
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid werk ik aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op alle instellingen. Mijn rol als Minister is om instellingen in staat te stellen hierop hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik noch de instellingen kan daarbij volledige veiligheid garanderen. Het gaat er om dat we zo goed mogelijk gesteld staan om de veiligheid voor iedereen die studeert of werkt op de instellingen te borgen door veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te voorkomen. Hier werken de instellingen en ik blijvend aan.
Ik zet daarbij op verschillende manieren in op het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op de instellingen. Dit doe ik, samen met de sector, door de integrale aanpak sociale veiligheid en de nationale strategie antisemitismebestrijding. Zo loopt er momenteel een onderzoek naar de wijze waarop de klacht- en meldvoorzieningen kunnen worden verbeterd. Daarbij kijk ik ook naar het handelingsperspectief bij meldingen van antisemitisme. Daarnaast werk ik aan een handreiking voor vertrouwenspersonen over het herkennen van en omgaan met antisemitisme. Deze is voor de zomer klaar. In het kader van de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme is de Taskforce antisemitismebestrijding aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor de maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten. Ook werk ik momenteel aan een wettelijke zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Daarnaast blijf ik in gesprek met bestuurders van instellingen en diverse partijen zoals de NCAB en de Moslim Studenten Associatie over de veiligheid van studenten en medewerkers.
Voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de moties en toezeggingen voortkomend uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op de instellingen en welke acties ik onderneem.5
Welke concrete maatregelen zijn er getroffen of worden overwogen om de veiligheid van studenten en medewerkers beter te waarborgen op universiteiten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat de Tweede Kamer al meermaals aan de bel heeft getrokken over dergelijke incidenten, maar dat dit patroon van intimidatie en verstoring blijft bestaan en welke stappen gaat u nemen?
Het is onacceptabel waar demonstraties ontaarden in geweld, vernieling, discriminatie of haatzaaien. Ook is het onverteerbaar dat er studenten zijn die zich niet meer veilig voelen op hun instelling, in het bijzonder Joodse, Israëlische en moslimstudenten. De instellingen spannen zich dagelijks in om de veiligheid te borgen op hun instelling en dit heeft hun volle aandacht. Zij doen dit ook in nauwe samenspraak met de lokale driehoek waar daar aanleiding toe is. Ik vind het ook belangrijk dat die verantwoordelijkheid voor de veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen waar de situatie ter plekke het beste kan worden ingeschat en kan worden besloten hoe hiermee om te gaan. Ik constateer dat de instellingen het afgelopen jaar hun weerbaarheid voor verstoringen hebben verhoogd, bijvoorbeeld door het stellen van (gezamenlijke) regels, het inzetten van risicogericht toegangsbeleid en de verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek. Ook vind ik het belangrijk dat instellingen van hun ervaringen op het gebied van veiligheid leren, ook gezamenlijk. Dit doen de universiteiten via hun netwerk van integrale veiligheidsadviseurs en als sector gezamenlijk via het Platform IV-HO. Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 6 toelicht, werk ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid op verschillende manieren, samen met de sector, aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving. Over de stappen die de instellingen en ik nemen om de veiligheid op de instellingen te borgen, heb ik uw Kamer voor de zomer per brief geïnformeerd.6
Het bericht 'Nederland zet voor het eerst ‘gewortelde’ kinderen uit sinds einde pardonregeling' |
|
Don Ceder (CU) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Nederland zet voor het eerst «gewortelde» kinderen uit sinds einde pardonregeling»?1
Wij hebben kennisgenomen van het bericht. Wij gaan verder niet in op individuele casuïstiek.
Klopt het dat dit de eerste keer is dat gewortelde kinderen Nederland uit worden gezet sinds het afschaffen van het kinderpardon? Zo ja, wat maakt dat in dit geval er wel voor gekozen is om de kinderen uit te zitten? Zo niet, hoeveel keren is het al gebeurd dat gewortelde kinderen uitgezet werden?
In alle procedures voor een verblijfsvergunning waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken wordt betrokken wat een negatief besluit en de daarmee vaak gepaard gaande vertrekplicht voor deze kinderen voor gevolgen heeft. Die gevolgen worden betrokken in een belangenafweging die de IND maakt om vast te stellen of de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 EVRM. Bij het maken van deze belangenafweging wordt ook rekening gehouden met de leeftijd van het kind, en de duur van het verblijf in en banden met Nederland. Voor een zuiver begrip wat «gewortelde kinderen» betreft; dit is niet een zelfstandig toetsingscriterium dat als zodanig door de IND wordt gehanteerd in de beoordeling of een vreemdeling recht heeft op verblijf en als zodanig systematisch wordt geregistreerd. Om die reden kunnen wij ook niet ingaan op de vraag hoeveel keren het al is gebeurd dat gewortelde kinderen zijn uitgezet.
Iedere vreemdeling die in Nederland verblijft, zal in zekere mate banden aangaan met Nederland. Dit geldt zeker ook voor kinderen. Hoe langer een kind in Nederland is, hoe sterker de banden met Nederland zullen zijn. Deze banden worden, zoals gezegd, betrokken in een bredere belangenafweging.
Hoe is het mogelijk dat Nigeria niet op de lijst van veilige landen staat van het Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar dit gezin wel is uitgezet? Hoe verantwoordt u het uitzetten van een moeder met drie kinderen naar een stad waar ze niet vandaan komen en geen contacten hebben?
Dat een land niet voorkomt op de lijst veilige landen, laat onverlet dat in individuele gevallen door de IND gemotiveerd kan worden vastgesteld dat de vreemdeling in land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging of het reële risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
Voorts worden bij de toepassing van artikel 8 EVRM de banden van de vreemdeling met het land van herkomst gewogen.
Het uitgangspunt is dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor zijn/haar vertrek. De DTenV faciliteert de vreemdeling daarbij zoveel als mogelijk. Naast het faciliteren bij het verkrijgen van reisdocumenten en het boeken van vliegtickets wordt de vreemdeling in vertrekgesprekken ook geïnformeerd over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden, zoals de basisondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling met een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en NGO’s. Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, echter niet uit eigen beweging verlaten. In dat geval is gedwongen vertrek aan de orde. Het is een eigen keuze van de vreemdeling om uiteindelijk geen gebruik te maken van de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden.
Hoe verhoudt dit zich met het «regelmatig oplaaiende» en «toenemende» geweld in Nigeria waar de Minister van Buitenlandse Zaken over spreekt in zijn beantwoording op eerdere schriftelijke vragen?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verantwoordt u het uitzetten van in Nederland geboren en gewortelde kinderen die na vijf jaar naar een onveilig land moeten dat ze niet kennen?
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen.
De toets aan artikel 8 EVRM omvat een afweging van alle aangevoerde omstandigheden van het individuele geval. Zo wordt onder andere rekening gehouden met de leeftijd van het kind, diens binding met Nederland, waaronder de duur en aard van het verblijf (rechtmatig of onrechtmatig), als ook de positie van het kind in het land van herkomst en afhankelijkheid van het kind van de ouder(s). Het gaat om een optelsom van meerdere aspecten die het privéleven vormen, niet om één factor als hoe groot het sociaal netwerk is. Het hebben van privéleven wordt dus meegewogen in de afweging van belangen van die van het individu tegen die van de Staat. De IND weegt de belangen en maakt deze weging inzichtelijk in het besluit.
Indien er beroep wordt ingesteld toetst de rechter of de IND zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind in de betreffende zaak en beoordeelt de rechter of de IND in de motivering van de beschikking op kenbare wijze het belang van het kind heeft betrokken.
Waarom mocht het gezin de uitspraak in het hoger beroep niet afwachten? Als het gezin gelijk krijgt, hoe gaan ze dan terug naar Nederland worden gehaald?
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen. In algemene zin kunnen wij aangeven dat een hoger beroep alleen in Nederland kan worden afgewacht als de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening toewijst.
Erkent u dat het feit dat kinderen geschaad worden in hun ontwikkeling door detentie en door (dreigende) uitzetting in strijd is met artikel 6 van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind, het recht op leven en ontwikkeling?
Het uitgangspunt is dat vertrekplichtige vreemdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun vertrek. Dit uitgangspunt laat echter onverlet dat de DTenV de vreemdeling zoveel als mogelijk wil faciliteren bij zijn/haar vertrek en in vertrekgesprekken ook informeert over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden, zoals de standaard terugkeerondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling met een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en andere NGO’s. Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, echter niet uit eigen beweging verlaten. Alleen als vertrekplichtige vreemdelingen weigeren Nederland zelfstandig te verlaten en niet wensen gebruik te maken van het uitgebreide aanbod van de ondersteuningsmogelijkheden, is gedwongen vertrek – met daarbij de mogelijkheid van plaatsing in vreemdelingenbewaring om de vreemdelingen beschikbaar te houden voor vertrek – aan de orde.
Overigens worden gezinnen met minderjarige kinderen, die in vreemdelingenbewaring worden geplaatst om ervoor te zorgen dat ze beschikbaar blijven voor vertrek, enkel geplaatst op de ggv (gesloten gezinsvoorziening). Dit is een speciale locatie voor gezinnen. Bij de ggv is sprake van vreemdelingenbewaring met volledige bewegingsvrijheid binnen de muren van de locatie, met toegang tot internet, speelvoorzieningen en onderwijs. Daarnaast is er een grote buitenruimte met veel groen.
In hoeverre zijn deze uitgezette kinderen geworteld geraakt door toedoen van te lange asielprocedures? Deelt u de mening dat kinderen die geworteld raken buiten de schuld van de ouders om een verblijfsvergunning zouden moeten krijgen?
Het komt voor dat asielzoekers na een definitieve afwijzing, nieuwe verblijfsprocedures starten. Daardoor ontstaat na afwijzing een stapeling van procedures. Gevolg is dat het verblijf in Nederland voortduurt.
Wij zijn met u eens dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun ouders en niet bestraft mogen worden voor de daden van hun ouders. Zoals blijkt uit artikel 2 van het IVRK moeten kinderen beschermd worden tegen discriminatie en bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettelijke voogden of familieleden. Bestraffing of discriminatie van kinderen in die zin van dat artikel is niet aan de orde wanneer het gaat om het toetsen aan democratisch tot stand gekomen voorwaarden. Van bestraffing is dus geen sprake als het gaat om toepassen van het migratiebeleid. Dat de afwijzing gevolgen heeft voor een kind, maakt dat niet anders. Wij willen daarbij nog benadrukken dat het de ouders zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn om de belangen van hun kinderen te behartigen.
In hoeverre bent u op de hoogte van de mentale schade die kinderen oplopen door uitgezet te worden naar een land dat ze niet goed kennen? Hoe reageert u op het onderzoek over geworteldheid van de Rijksuniversiteit Groningen?3
U verwijst naar de schadenota uit 2018. In dit verband verwijzen wij naar de brief uit 2019 met betrekking tot het kinderpardon en het treffen van overgangsmaatregelen.4
Op welke wijze is rekening gehouden met het belang van het kind, dat voortvloeit uit artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag, bij de uitzetting van deze gewortelde kinderen?
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Dit artikel sluit echter niet uit dat andere zwaarwegende belangen kunnen prevaleren. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en andere belangen, waarbij deugdelijk gemotiveerd moet worden waarom een belang doorslaggevend is.
Bent u in contact met de Nigeriaanse autoriteiten waar het gezin aan wordt overgedragen?
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen.
In hoeverre heeft de u zicht op de toekomst van gewortelde kinderen in Nederland? Zullen er meer uitzettingen volgen?
Uitgangspunt is dat indien een asielaanvraag is afgewezen, terugkeer aan de orde is. Dat geldt dus ook voor gezinnen met minderjarige kinderen. Daarbij willen wij opmerken dat het niet in het belang van kinderen is wanneer ouders zich in Nederland onttrekken aan het overheidstoezicht of wettelijke verplichtingen om zo alsnog verblijf te kunnen krijgen.
De verjaring van kindermisbruik op de BES-eilanden |
|
Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat ernstige zedendelicten tegen minderjarigen op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) nog steeds kunnen verjaren, in tegenstelling tot dezelfde delicten in Europees Nederland?
Ja.
Klopt het dat in Europees Nederland sinds 2013 geen verjaringstermijn meer geldt voor ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen, juist om slachtoffers de ruimte te geven op hun eigen tempo aangifte te doen?
Ja, sinds de inwerkingtreding van de Wet aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring op 1 april 2013 is geregeld dat misdrijven met een strafmaximum van twaalf jaar of meer niet meer verjaren (artikel 70, tweede lid, onderdeel 1°, Sr).1 In aanvulling op deze hoofdregel is de vervolgingsverjaring ook opgeheven ten aanzien van een aantal specifieke seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen waarop gevangenisstraf van minder dan twaalf jaren is gesteld (artikel 70, tweede lid, onderdeel 2°, Sr). Het ging destijds om ernstige misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van acht jaar of meer was gesteld. De achtergrond voor deze bijzondere verjaringsregeling voor ernstige seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen was inderdaad dat er soms ruime tijd voorbij gaat voordat slachtoffers naar buiten treden met hun verhaal.2
In de Wet seksuele misdrijven die op 1 juli 2024 in werking is getreden, is de verjaringsregeling voor seksuele misdrijven tegen kinderen verder aangescherpt. De ondergrens voor het niet verjaren van seksuele misdrijven gepleegd tegen kinderen is verlaagd naar misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Hierdoor verjaart het recht tot strafvordering voor onder andere het delict kinderpornografie (artikel 252 Sr) niet meer.3
Kunt u bevestigen dat op de BES-eilanden voor ernstige zedendelicten tegen kinderen – zoals verkrachting – nog een verjaringstermijn van twaalf jaar geldt? Zo ja, waarom is deze ongelijke behandeling nog steeds van kracht?
Ja. Op basis van artikel 72, onderdeel 3°, van het Wetboek van Strafrecht BES vervalt het recht tot strafvordering door verjaring in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld. Ernstige seksuele misdrijven begaan tegen kinderen, zoals verkrachting (artikelen 250 en 251 Sr BES), vallen onder deze categorie.
Ten tijde van de staatkundige veranderingen van 10 oktober 2010, waarbij de Nederlandse Antillen werden ontbonden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen van Nederland werden opgenomen, is afgesproken in eerste instantie terughoudend te zijn bij het invoeren van nieuwe wetgeving in Caribisch Nederland. Dit uitgangspunt was bedoeld om – mede gelet op het beperkte absorptievernogen van de eilanden – een periode van rust en gewenning te bieden aan burgers en bestuurders van deze openbare lichamen.
De Wet aanpassing regeling vervolgingsverjaring dateert uit de periode van legislatieve terughoudendheid. Ook de Wet seksuele misdrijven is in deze periode voorbereid. Voor beide wetsvoorstellen geldt dan ook dat destijds niet is onderzocht in hoeverre de aanpassing van het Wetboek van Strafrecht BES aangewezen was. Sinds 2019 is uitgangspunt van het kabinetsbeleid dat bij nieuwe wetgeving en aanpassing van bestaande wet- en regelgeving steeds moet worden bezien of en hoe deze wetgeving van toepassing kan worden verklaard in Caribisch Nederland én of differentiatie nodig en wenselijk is.4
Sinds enkele jaren werkt het kabinet, samen met de openbare lichamen en in lijn met de motie-Ceder,5 toe naar aanvaarding van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul) voor Caribisch Nederland.6
Dit verdrag stelt eisen aan de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het trad voor Europees Nederland op 1 maart 2016 in werking, maar geldt nog niet voor Caribisch Nederland.7 Om te voldoen aan de verplichtingen van het Verdrag van Istanbul moeten er nog een aantal stappen gezet worden.
Belangrijk onderdeel daarvan is dat in kaart wordt gebracht welke bredere (beleids)maatregelen en aanvullende uitvoeringswetgeving nodig zijn voor de aanvaarding van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland en of er dekking is voor de verwachte financiële consequenties. In dat kader wordt bezien welke wijzigingen nodig zijn om uitvoering te geven aan de verdragsverplichtingen in het Wetboek van Strafrecht BES, onder andere op het gebied van seksuele misdrijven. Het Verdrag van Istanbul verplicht onder andere tot het strafbaar stellen van het opzettelijk verrichten van seksuele handelingen zonder wederzijds goedvinden (artikel 36 van het verdrag). Daarbij wordt ook gekeken naar de verjaringstermijn voor seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen. Parallel hieraan wordt bezien in hoeverre de vormgeving en de inhoud van de overige bepalingen in Boek II Titel XIV van Misdrijven tegen de zeden in het Wetboek van Strafrecht BES modernisering behoeven. De inhoudelijke en systematische samenhang tussen de bepalingen in de titel is zodanig dat modernisering van de wetgeving op integrale wijze dient plaats te vinden. Het kabinet verwacht het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland op zijn vroegst in 2027 te kunnen aanvaarden, mede afhankelijk van de voortgang van het benodigde beleids- en wetgevingstraject.
Deelt u de opvatting dat kinderrechten universeel zijn en niet afhankelijk zouden mogen zijn van geografische locatie binnen het Koninkrijk? Zo ja, hoe beoordeelt u de rechtsongelijkheid die door deze verjaringstermijn ontstaat?
Kinderrechten zijn universeel, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van de Verenigde Naties.8 Het kabinet vindt het belangrijk dat aan kinderen voldoende bescherming wordt geboden. Minderjarigen die slachtoffer worden van een ernstig seksueel misdrijf moeten daarom de tijd krijgen om naar buiten te treden met hun verhaal. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangekondigd zal bij het in kaart brengen van de wijzigingen die nodig zijn in het Wetboek van Strafrecht BES om uitvoering te geven aan het Verdrag van Istanbul, ook worden gekeken naar de verjaringstermijn voor seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen.
Bent u bereid om op korte termijn werk te maken van het gelijktrekken van de verjaringsregels op de BES-eilanden met die van Europees Nederland, zodat ook daar ernstige zedendelicten tegen minderjarigen niet meer kunnen verjaren?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Beoogd wordt om het Verdrag van Istanbul ook te aanvaarden voor de BES-eilanden en in dat kader de wetgeving op het gebied van seksuele misdrijven aan te passen. Daaraan wordt de komende jaren gewerkt. Bezien wordt of een aanpassing van de verjaringstermijnen zo snel mogelijk kan worden verwezenlijkt, door deze op te nemen in het verzamelwetsvoorstel Justitie voor de BES dat op dit moment wordt voorbereid. Of de aanpassing hierin kan worden meegenomen is mede afhankelijk van de uitvoeringsconsequenties die een dergelijke wetswijziging met zich zou brengen. Deze worden op dit moment in kaart gebracht.
Is er momenteel al een wetswijziging in voorbereiding of in overweging om dit verschil op te heffen? Zo nee, bent u bereid om deze wetswijziging spoedig te initiëren, desnoods via een spoedprocedure? Op welke termijn kan dit naar de Kamer worden gestuurd?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe waarborgt u dat slachtoffers van seksueel geweld op de BES-eilanden toegang hebben tot passende juridische, medische en psychosociale hulp – ook als zij pas jaren na het delict naar buiten treden?
Bij het bieden van passende hulp en ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld in Caribisch Nederland, speelt Bureau Slachtofferhulp, dat onderdeel uitmaakt van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN), een belangrijke rol.
Slachtoffers van seksueel misbruik kunnen altijd contact opnemen met het bureau, ook als het misbruik lang geleden heeft plaatsgevonden. Slachtoffers kunnen ook door de politiemensen werkzaam bij het Bureau Jeugd en Zeden Zaken worden doorverwezen naar Bureau Slachtofferhulp, als het slachtoffer dit wenst. Bij Bureau Slachtofferhulp wordt kortdurende hulpverlening (voor een periode van 2 maanden) verleend. Wanneer het slachtoffer een langdurige behandeling (bijvoorbeeld trauma therapie) nodig heeft, kan het slachtoffer via de huisarts naar specialistische psychologische hulp worden doorverwezen.
Ook kunnen slachtoffers van seksueel misbruik bij Bureau Slachtofferhulp KPCN de nodige ondersteuning krijgen om een aanvraag in te dienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dit geldt voor misdrijven gepleegd in Caribisch Nederland op of na 1 januari 2017 (inclusief misdrijven die vóór 1 januari 2017 zijn begonnen maar op die datum nog voortduren). Een aanvraag moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd, tenzij de aanvrager een geldige reden heeft voor het feit dat hij/zij de aanvraag niet eerder indiende. In het geval van minderjarige slachtoffers begint de termijn te lopen op het moment dat het slachtoffer meerderjarig is geworden.9
In het geval dat een zaak voor de rechter komt, en als het slachtoffer zich wil gaan voegen als benadeelde partij in het strafproces, biedt Bureau Slachtofferhulp ook de nodige juridische ondersteuning aan het slachtoffer.
Het gelijktrekken van de regels voor jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden |
|
Don Ceder (CU) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat jeugdstrafzaken in Europees Nederland tegen minderjarigen tot 18 jaar standaard achter gesloten deuren worden behandeld, conform artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering (Sv)?
Ja.
Klopt het dat op de BES-eilanden, alsmede in andere Caribische delen van het Koninkrijk zoals Curaçao, in beginsel een openbare strafzitting geldt voor jongeren vanaf 16 jaar (onder andere artikel 488 Sv BES)? Zo ja, wat is de juridische en praktische onderbouwing voor dit verschil?
Dat klopt. Belangrijk is om hierbij op te merken dat als uitgangspunt wordt genomen de leeftijd op het tijdstip waarop de vervolging tegen de verdachte is aangevangen. Het kan dus zo zijn dat voor een verdachte van 17 jaar, tegen wie de vervolging is aangevangen op het moment dat hij of zij nog geen 16 jaar was, als uitgangspunt geldt dat de zitting niet openbaar is.
Wat betreft de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden) is de achtergrond van artikel 488 Sv BES gebaseerd op het rapport van de commissie Anneveldt.1 Deze commissie is ingesteld in 1979 om een herziening van het Nederlandse jeugdstrafrecht te onderzoeken. De commissie overwoog of de destijds bestaande bepaling die voorschreef dat het rechtsgeding in jeugdstrafzaken in principe niet openbaar zou plaatsvinden, diende te worden gehandhaafd.2 De commissie kwam destijds tot de conclusie dat dit wel zo was voor 12- tot 16-jarigen, maar niet voor 16- tot 18-jarigen. De commissie erkende dat een niet-openbare behandeling kan worden gerechtvaardigd vanuit de beschermingsgedachte en de pedagogische doelstelling en er eveneens indirect toe kan dienen het privéleven van de familie waartoe de jeugdige behoort, te beschermen. De commissie oordeelde dat een kind tot 16 jaar nog zozeer betrokken is bij dat gezin dat voor de bescherming van dat gezin een niet-openbare behandeling de voorkeur verdient. Voor de 16- tot 18-jarigen gold volgens de commissie echter dat de voordelen van openbaarheid (zoals de mogelijkheid tot controle op het functioneren van het openbaar ministerie en de rechter) zwaarder lijken te wegen dan de nadelen.3
Gelet op de huidige tekst en plek van artikel 495b Sv is de commissie Anneveldt niet gevolgd wat betreft de Nederlandse wetgeving. Dit blijkt uit het gegeven dat het artikel is geplaatst onder de afdeling die ziet op «Strafvordering in zaken betreffende personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt».4 Wat betreft artikel 488 Sv BES is wel aansluiting gezocht bij de commissie Anneveldt. Dit verschil hangt samen met het feit dat de regeling die uitgaat van de openbaarheid van zittingen voor jeugdigen van 16 jaar en ouder oorspronkelijk afkomstig is uit het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.5 Bij de omvorming van dit wetboek in 2010 in het kader van de staatkundige hervormingen tot het Wetboek van Strafvordering BES is de op dat moment bestaande regeling behouden.
Voor de autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, hierna: CAS-landen) geldt dezelfde leeftijdsgrens als op de BES-eilanden als het gaat om de openbaarheid van zittingen. De CAS-landen zijn zelf verantwoordelijk voor de regelgeving op dit terrein en kunnen dus zelf de leeftijdsgrens bepalen.
De CAS-landen hebben gewerkt aan de herziening van het Wetboek van Strafvordering waarbij door een gezamenlijke commissie is geschreven aan een wetboek dat voor alle drie de landen zou kunnen gelden. De leeftijdsgrens van 16 jaren wordt hier opnieuw gehanteerd. Wel is hierin expliciet de mogelijkheid opgenomen om het rechtsgeding dat in principe in het openbaar moet plaatsvinden, geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren te houden. De voorstellen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering in de CAS-landen bevinden zich momenteel in verschillende stadia van goedkeuring, bekrachtiging en uitvoering.
Acht u het wenselijk dat jongeren van 16 en 17 jaar, die juridisch als minderjarig worden beschouwd en vaak nog volop in ontwikkeling zijn, in delen van het Koninkrijk wel publiekelijk terecht kunnen staan, terwijl zij in Europees Nederland beschermd worden door besloten zittingen?
Voor een antwoord op deze vraag wil ik de uitkomsten betrekken van een onderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) onlangs op mijn verzoek is gestart naar de werking van het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen van juridische en organisatorische knelpunten van het jeugdstrafrecht BES en beoordeelt in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen. Daarnaast beoogt het onderzoek aanbevelingen te formuleren voor mogelijke aanpassingen in wetgeving en uitvoering, met als doel de effectiviteit en uitvoerbaarheid van het jeugdstrafrecht BES te versterken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting medio 2026 beschikbaar, waarna ik uw Kamer daarover zal informeren.
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op vraag 2, zijn de CAS-landen autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en zelf verantwoordelijk voor hun wetgeving ten aanzien van dit onderwerp. Het is niet aan mij om daar over te oordelen.
Hoe verhoudt dit verschil zich volgens u tot het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat stelt dat alle kinderen onder de 18 jaar recht hebben op bescherming van hun privacy in het strafproces?
Op 11 januari 2008 heeft de Hoge Raad zich in een specifieke zaak uitgelaten over de vraag of sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK dat gaat over de bescherming van kinderen binnen het strafproces (ECLI:NL:HR:2008:BB4130). Deze zaak speelde zich af op Aruba. De verdachte had op het tijdstip waarop de vervolging was aangevangen de leeftijd van 16 jaar bereikt. De zitting van deze verdachte is daarom in de openbaarheid behandeld. Het in deze zaak toepasselijke artikel 488 Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (hierna: Sv NA) houdt in dat het rechtsgeding in het openbaar wordt behandeld, tenzij de verdachte of diens medeverdachten op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake was van strijdigheid met artikel 40 van het IVRK. De Hoge Raad oordeelde dat de in artikel 488 Sv NA opgenomen grond voor het niet in het openbaar behandelen van het rechtsgeding hier niet van toepassing was. Bij dit oordeel is opgemerkt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof niet inhoudt dat door of namens de verdachte is verzocht om een niet-openbare behandeling van de zaak dan wel dat aldaar beroep is gedaan op genoemde verdragsbepaling.
Kunt u aangeven of – en hoe – in de huidige situatie rekening wordt gehouden met kwetsbare jongeren met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking, die extra risico lopen op stigmatisering en psychische schade bij openbare zittingen?
Op de BES-eilanden bestaat de mogelijkheid om een zaak die in de openbaarheid zal worden behandeld toch achter gesloten deuren te behandelen. De verdachte, zijn/haar advocaat, of het openbaar ministerie kan daar om verzoeken (artikel 309, eerste lid, Sv BES). De rechter zal daar per zaak over oordelen. Ook kan de rechter daartoe ambtshalve overgaan. Over hoe vaak en in welke zaken dat gebeurt, heb ik geen gegevens beschikbaar. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, wordt in het kader van het WODC-onderzoek naar de werking van het jeugdstrafrecht BES nagegaan in hoeverre het huidige wettelijke kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen.
Zou u het wenselijk vinden als er meer uniformiteit zou zijn binnen het koninkrijk op het gebied van beslotenheid van jeugdstrafzittingen tot 18 jaar? Waarom wel of waarom niet?
Hoe zou zo’n uniforme norm zich verhouden tot de autonomie van de landen binnen het Koninkrijk? Bent u bereid hierover het gesprek aan te gaan met de verantwoordelijke Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met respect voor hun eigenstandigheid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 6, waarin ik aangeef eerst de uitkomsten van het WODC-onderzoek met betrekking tot de situatie op de BES-eilanden af te willen wachten. Afhankelijk van de resultaten van het WODC-onderzoek voor de BES-eilanden en mijn reactie daarop ben ik, indien gewenst en gevraagd door de autonome landen, bereid het gesprek te voeren over een uniforme norm op het gebied van de beslotenheid van jeugdstrafzittingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bent u bereid om – in samenwerking met de landen en de ketenpartners – te verkennen hoe dit onderwerp op korte termijn gezamenlijk kan worden opgepakt, zodat jeugdigen binnen het gehele Koninkrijk kunnen rekenen op gelijke bescherming? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit aanpakken?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vorige vraag.
Het artikel ‘Uitslag proefprocedure: gemeente mag bij beslag op bijstand niet maandelijks afdragen’. |
|
Don Ceder (CU) |
|
Nobel , Struycken |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het artikel «Uitslag proefprocedure: gemeente mag bij beslag op bijstand niet maandelijks afdragen»?1
Hoe luidt uw reactie op het oordeel van de rechtbank Overijssel dat er geen wettelijke grondslag is om maandelijks 5% van de bijstandsuitkering af te dragen en gemeenten dus geen keuze zouden moeten hebben om maandelijks af te dragen in plaats van jaarlijks bij beslag op een volledige bijstandsuitkering?2
Hoe luidt uw reactie op het oordeel van de rechtbank Overijssel dat het maandelijks afdragen van 5% van de bijstandsuitkering aan de deurwaarder in strijd is met de in het beslagrecht geldende «nemo-plus-regel», omdat het vakantiegeld niet maandelijks opeisbaar is en de schuldeiser niet meer rechten heeft dan de uitkeringsgerechtigde?
Waarom wordt er nog steeds gekozen om maandelijkse afdrachten te vragen, terwijl dit aanzienlijk meer deurwaarderskosten met zich mee brengt voor debiteuren die toch al moeite hebben met het betalen van de maandelijkse lasten? Welke redenen ziet u om tot dit besluit te komen? Zou er niet altijd gekozen moeten worden voor een jaarlijkse afdracht vanuit het belang om schulden klein te houden?
Erkent u dat de problemen die ontstaan bij maandelijkse afdracht voornamelijk te maken hebben met de deurwaarderskosten die zich opstapelen? Wat vindt u van de hoogte van de beslagkosten die volgens art. 3 van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders bij één beslag € 15,02, bij twee samenlopende beslagen € 23,91 en bij elk volgend beslag € 8,91 bedragen? Bent u van mening dat deze geautomatiseerde handelingen daadwerkelijk deze kosten met zich meebrengen?
Weet u in hoeveel gemeenten en in welke gevallen er gekozen wordt voor een maandelijkse afdracht aan de deurwaarder bij beslag op een bijstandsuitkering? Bent u van mening dat gemeenten bij beslag op bijstand enkel nog jaarlijkse mogen afdragen nu de rechtbank Overijsel heeft geoordeeld dat maandelijkse afdracht niet behoort te gebeuren? Zo ja, wat zijn uw plannen om ervoor te zorgen dat gemeenten enkel nog jaarlijkse afdrachten vragen? Zo nee, waarom bent u dit niet van mening?
Bent u bekend met de handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) «Handelingskader afdracht: maandelijks of jaarlijks» en de keuzevrijheid die daarin gegeven wordt aan gemeenten om jaarlijkse of maandelijkse afdracht te vragen?3 Bent u van mening dat deze keuzevrijheid verdwijnt na het oordeel van de rechtbank van Overijssel dat maandelijkse afdracht niet gevraagd mag worden? Zo ja, in welke mate bent u van plan om het verdwijnen van deze keuzevrijheid te bespreken met de VNG en te vragen naar verandering van beleid? Zo nee, waarom niet?
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voor het commissiedebat Armoede- en schuldenbeleid van donderdag 22 mei aanstaande?