Het feit dat zonnepanelen meegenomen worden in de onroerendezaakbelasting |
|
Helma Lodders (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2018?1 Wat is de achtergrond van deze zaak?
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak. Op 17 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden3 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure over de WOZ-waarde van een woning. Onderdeel van het geschil was de vraag of bij de waardering in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) terecht de invloed op de waarde van de aanwezige zonnepanelen op het dak van de woning is meegenomen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
Het uitgangspunt bij de WOZ-waardering is dat de onroerende zaak (de woning) met alle onroerende delen in de waarde wordt betrokken. De vraag is derhalve of zonnepanelen op een dak al dan niet onroerend zijn.
In zijn uitspraak van 17 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de zonnepanelen in de betreffende casus als onroerende delen van de woning aangemerkt omdat deze naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de (technische) mogelijkheid dat de eigenaar bij verhuizing de zonnepanelen meeneemt, niet relevant geacht.
Dat deze mogelijkheid niet van invloed is op de vraag of zonnepanelen al dan niet in de waarde moeten worden betrokken, acht ik in lijn met de grondslag in de Wet WOZ. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde wordt immers uitgegaan van de marktwaarde van een woning op de waardepeildatum. De intenties van een eigenaar, zoals het meenemen van de zonnepanelen bij een verhuizing, zijn hierbij niet van belang.
Tellen zonnepanelen ook mee in de WOZ-waarde en de grondslag van de onroerendezaakbelasting (ozb) wanneer zij door de huiseigenaar verwijderd en meegenomen worden bij de verhuizing? Zo ja, waarom? Hoe verhoudt zich dit tot de grondslag, te weten «de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding»?2
Zie antwoord vraag 1.
Welke gemeenten hebben naar aanleiding van dit arrest besloten zonnepanelen mee te nemen in de te betalen ozb?
Het gevolg van de huidige systematiek van de waardebepaling in het kader van de Wet WOZ is dat zonnepanelen in principe worden meegenomen in de WOZ-waarde. De te betalen onroerendezaakbelasting (hierna: ozb) wordt berekend op basis van de WOZ-waarde.
Gemeenten hebben op grond van artikel 220d van de Gemeentewet de mogelijkheid in de gemeentelijke belastingverordening bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de ozb uitzonderingen op te nemen voor specifieke (gedeelten van) onroerende zaken. Er is geen overzicht beschikbaar van hoe gemeenten omgaan met de waardering van zonnepanelen en of zij al dan niet gebruik maken van de uitzonderingsbepaling in de Gemeentewet.
Door de systematiek van de ozb zullen woningeigenaren meer ozb moeten betalen wanneer de aanwezigheid van zonnepanelen tot een hogere WOZ-waarde leidt en zonnepanelen niet zijn uitgezonderd van de heffing van ozb. In de praktijk zal dit bedrag echter beperkt zijn doordat de investering in zonnepanelen vaak beperkt is in relatie tot de totale marktwaarde van een woning. De toename van de marktwaarde is in de regel slechts een gedeelte van deze investering. Uitgaande van een gemiddeld ozb-tarief voor woningen zal het bedrag dat de eigenaar van de zonnepanelen potentieel meer aan ozb moet betalen voor een gemiddeld huishouden, naar schatting tussen de € 5 en € 10 per jaar liggen. In de casus die is beschreven in de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 was de toename van het verschuldigde bedrag aan ozb ongeveer € 6,25.
De situatie voor bedrijfspanden wijkt niet wezenlijk af van de situatie voor woningen. Net als bij woningen kunnen investeringen leiden tot een verhoging van de WOZ-waarde. Het effect hiervan moet ook hier gezien worden in relatie tot de marktwaarden van deze bedrijfspanden.
Wat betekent dit voor de ozb van huiseigenaren met zonnepanelen? Hoeveel gaan zij meer betalen aan ozb?
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent dit voor bedrijfspanden die willen verduurzamen en vaak een groter oppervlakte gebruiken voor zonnepanelen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit arrest en dit potentieel beleid van gemeenten zich tot het streven van het kabinet om verduurzaming en duurzame energie te bevorderen?
Aan alle sectortafels van het Klimaatakkoord is gevraagd om bij het maken van afspraken ook specifiek te kijken naar alle vormen van wet- en regelgeving die nodig zijn om de opgave te halen en te laten passen in de langetermijntransitie. Het gaat daarbij zowel om bestaande wet- en regelgeving die in de huidige vorm een belemmering vormt, als om nieuwe wet- en regelgeving die noodzakelijk wordt geacht om de opgave te realiseren.
Het kabinet is daarnaast op 14 februari 2018 met de decentrale overheden een interbestuurlijk programma (hierna: IBP) gestart om de komende tijd een aantal uitdagingen, waaronder de energietransitie, gezamenlijk op te pakken. In het IBP staan negen maatschappelijke opgaven centraal. Binnen het IBP wordt ook gesproken over benodigde, dan wel belemmerende wet- en regelgeving, indien dit nodig is om deze opgaven aan te pakken. Hieronder valt ook fiscale wet- en regelgeving voor decentrale overheden. Hoewel de ozb systematiek nog tegen het licht is gehouden bij de verkenning voor de hervorming van het lokaal belastinggebied, hetgeen leidde tot een brief aan de Tweede Kamer4, zal uit bovengenoemde trajecten moeten blijken of hier verdere evaluaties ten aanzien van de lokale belasting of de ozb uit voortkomen. Het kabinet wacht de uitkomsten van deze overleggen af, alvorens een definitief standpunt in te nemen.
Is er sprake van structureel overleg met gemeenten zodat (fiscaal) beleid van gemeenten en overheid om verduurzaming te stimuleren elkaar niet tegenwerkt? Zo ja, kan deze kwestie ook meegenomen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Voldoet de huidige systematiek van de ozb nog wel aan de vereisten van deze tijd, zoals rond verduurzaming? Wanneer is de systematiek voor het laatst tegen het licht gehouden?
Zie antwoord vraag 6.
Is het kabinet voornemens dit systeem in deze kabinetsperiode te evalueren? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat fiscaal beleid niet op een dergelijke wijze verduurzaming bij particulieren zou moeten tegengaan, zeker niet wanneer dit gepaard gaat met hogere lasten?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Openbaar Ministerie luistert journalist af in moordzaak broer kroongetuige' |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Openbaar Ministerie luistert journalist af in moordzaak broer kroongetuige»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en ik neem deze schendingen van bronbescherming van journalisten hoog op.
Klopt het dat het openbaar ministerie (OM) een journalist heeft afgeluisterd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de moord op de broer van kroongetuige Nabil B.?
In de zaak van de moord op de broer van de kroongetuige op 29 maart 2018 in Amsterdam is inderdaad, nadat daartoe een vordering was gedaan bij de rechter-commissaris en deze een machtiging had verleend, een bevel gegeven om in een openbare ruimte een gesprek op te nemen tussen een journalist en een andere persoon.
Aan het bevel is weliswaar uitvoering gegeven, maar de betreffende opname is nog diezelfde dag, toen de handelwijze bekend werd bij de parketleiding, in een kluis gelegd. De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter-commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd. Voorafgaand aan het bevel ten aanzien van dit middel heeft niet de vereiste interne toetsing plaatsgevonden en het OM was van oordeel dat in dit specifieke geval de opname een ontoelaatbare inbreuk was op de bronbescherming van journalisten.
Deelt u de overtuiging dat de vrijheid van pers een van de grondslagen is van de democratische rechtsstaat en dat het afluisteren van journalisten een inbreuk maakt op deze vrijheid?
Ja, die overtuiging deel ik. De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft eveneens eerder aangegeven bronbescherming van journalisten uiterst belangrijk te vinden.
Zoals is weergegeven in de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (hierna: de Aanwijzing), vormt de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet, een belangrijke pijler in een democratische rechtsstaat. Een journalist heeft op grond van artikel 10 EVRM het recht om zijn bronnen te beschermen en het is overheden in beginsel niet toegestaan daarop een inbreuk te maken. Journalisten zijn afhankelijk van hun bronnen om hun werk goed te kunnen doen, en daarom is bronbescherming een zwaarwegend recht.
Het recht op bronbescherming is echter niet absoluut. Uitgangspunt is dat in verband met de bronbescherming in strafzaken in de praktijk slechts sprake kan zijn van toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, als dit het enige denkbare effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te sporen en te voorkomen. Het moet gaan om die misdrijven waarbij het leven, de veiligheid of de gezondheid van mensen ernstig kan worden geschaad of in gevaar kan worden gebracht.
Het kán derhalve gerechtvaardigd zijn om onder bijzondere omstandigheden, zoals neergelegd in de Aanwijzing en zoals hiervoor beschreven, strafvorderlijke dwangmiddelen, waaronder begrepen het opnemen van communicatie door middel van een technisch hulpmiddel, toe te passen tegen journalisten.
Herinnert u zich uw belofte aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van een eerder geval waarbij een journalist door het OM werd afgeluisterd, dat dit nooit meer zou gebeuren? Welke acties heeft u sindsdien ondernomen? Wat zijn hiervan de effecten?
Ja, dat herinner ik me. De Aanwijzing wordt op dit moment aangepast en in lijn gebracht met het aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken.2
Daarnaast wordt binnen de opleidingstrajecten van het OM, zowel in de leergang voor nieuwe officieren van justitie als in de permanente educatie (nog) meer ruimte ingeruimd voor het onderwerp «journalistieke bronbescherming».
Hoe gaat het OM om met situaties waarin, al dan niet opzettelijk, journalisten worden afgeluisterd? Worden de afgeluisterde gesprekken direct vernietigd? In welke situaties is het gerechtvaardigd een journalist af te luisteren? In hoeverre verandert dit na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Kamerstuk 34 032)?
De Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming codificeert in de eerste plaats dat journalisten en publicisten zich op een recht op bronbescherming kunnen beroepen. Het recht op bronbescherming is echter niet absoluut. Deze wet regelt dat bij de toepassing van bepaalde strafvorderlijke dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten altijd vooraf een machtiging moet worden gevraagd aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal deze machtiging alleen kunnen verlenen als het algemeen maatschappelijk belang bij het verkrijgen van de informatie evident zwaarder weegt dan het belang van de vrije nieuwsgaring en het belang van de bronbescherming. Het kán derhalve gerechtvaardigd zijn om onder bijzondere omstandigheden strafvorderlijke dwangmiddelen, waaronder begrepen het opnemen van communicatie door middel van een technisch hulpmiddel, toe te passen tegen journalisten. In die uitzonderlijke gevallen waarin de rechter-commissaris een machtiging heeft afgegeven, zal het OM dan ook gebruik (kunnen) maken van het materiaal dat verkregen is door de inzet van het dwangmiddel. Indien het OM vaststelt dat door de inzet van dwangmiddelen toch een ongeoorloofde inbreuk op het recht op bronbescherming van de journalist is gemaakt en er daarbij gegevens zijn verkregen, zullen deze gegevens terstond worden vernietigd.
Een andere wijziging in de wet is dat voor het opvragen van verkeersgegevens van journalisten en publicisten is bepaald dat dergelijke vorderingen alleen kunnen worden gedaan op vordering van de officier van justitie met machtiging, te verlenen door de rechter-commissaris. Dit is een toevoeging aan de artikelen 126n, tweede lid en 126u, tweede lid Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat de officier van justitie opdracht kan geven aan aanbieders van communicatiediensten om gegevens te verstrekken over het communicatieverkeer van een gebruiker van die dienst.
De wet zal met ingang van 1 oktober 2018 in werking treden.
Het bericht 'Bestaand aardgasnet kan 30 % waterstof aan' |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bestaand aardgasnet kan 30% waterstof aan»?1
Ja.
Bent u van mening dat bijmenging van aardgas met waterstof kan bijdragen om de afhankelijkheid van het Gronings gas te verminderen?
Voor de veiligheid bij transport, opslag en gebruik van aardgas is er in de ministeriële regeling Gaskwaliteit een maximum waterstofgehalte toegestaan: 0,5% in regionale distributienetten en 0,02% in de (landelijke) transmissienetten. Deze beperkte toegestane hoeveelheden maken duidelijk dat op basis van de huidige regelgeving bijmengen van waterstof geen significante bijdrage kan leveren aan het reduceren van het gebruik van Gronings gas.
De veiligheidsrisico’s liggen bij transport en vooral bij verbruik. Bij verbruik verschilt het risico naar het type verbruik. Zo zit het risico voor huishoudelijke toestellen bij de vlamstabiliteit en voor industriële branders en gasturbines bij het verbrandingsgedrag. Ook zal onderzocht moeten worden wat het inzetten van met waterstof gemengd aardgas als grondstof betekent voor diverse toepassingen. In de praktijk kunnen hogere gehaltes waterstof mogelijk zijn voor bepaalde toestellen. Toestellen zijn echter niet gecertificeerd voor hogere gehaltes.
Volgt u op dit moment experimenten waarbij aardgas (deels) wordt gemengd met waterstof?
Projecten richten zich doorgaans ofwel op gas dat aan de kwaliteitseisen van de aardgastransportnetwerken voldoet, zoals invoeding van groen gas dat een laag gehalte waterstof bevat, ofwel op puur waterstof waarbij geen aardgastransportnetwerken worden gebruikt.
Ik ben bekend met het in het genoemde rapport beschreven project in Ameland (waarvoor overigens nieuwe gastoestellen werden gebruikt). De verwachting is dat, mede in het kader van de aardgasvrije wijken, er de komende jaren op verschillende plaatsen in projecten ervaring zal worden opgedaan met inzet van waterstof in de gebouwde omgeving. Daarnaast zijn er projecten met bijmenging van waterstof in o.a. Frankrijk en Duitsland.
Op welke termijn verwacht u dat waterstof daadwerkelijk in de praktijk zal worden gebruikt om de afhankelijkheid van fossiele energie te verminderen en/of het gebruik van fossiele energie te vervangen?
Dit zal afhankelijk zijn van wanneer groene waterstof grootschalig beschikbaar is en van hoe de markt voor waterstof zich gaat ontwikkelen. De huidige verwachting is dat grootschalige toepassing niet voor 2030 zal plaatsvinden. De grootschalige toepassing, als grondstof en brandstof, wordt vooral voorzien in de industrie. Op korte termijn kan waterstof al ingezet worden in de mobiliteit en zal er ervaring worden opgedaan met toepassingen in de gebouwde omgeving. Waterstof kan, in combinatie met grootschalige opslag, ook gebruikt worden in gascentrales, gezien de blijvende behoefte in de elektriciteitssector aan regelbaar vermogen. De komende jaren zullen moeten worden gebruikt voor de opschaling en kostenreductie van elektrolyse, naast het vergroten van het aandeel van voor elektrolyse benodigde duurzame elektriciteit.
Bent u van mening dat het bijmengen van aardgas met waterstof een realistische oplossing is om CO2-uitstoot te verminderen voor wijken waar het uitbannen van aardgas (op korte termijn) lastig of duur is?
Het is een technisch haalbare mogelijkheid, waarbij echter met een aantal aspecten rekening gehouden moet worden. Allereerst moeten alle gebruikers het mengsel veilig kunnen gebruiken. Dit vergt dat alle bestaande toestellen opnieuw gecertificeerd moeten worden voor de gehanteerde waterstofgehaltes, of dat toestellen moeten worden vervangen. Daarnaast dient het bijmengen van waterstof plaats te vinden op een locatie in de aardgastransportnetwerken waarbij het verzekerd is dat het aardgas-waterstofmengsel alleen bij gebruikers terecht komt die veilig dit mengsel kunnen gebruiken.
Het bijmengen van waterstof in aardgas zal alleen de uitstoot van CO2 verminderen als de waterstof geproduceerd is door gebruik te maken van duurzame energie of uit fossiele energie gecombineerd met het afvangen en opslaan van CO2.
Heeft u inzicht in de kosten van het bijmengen van aardgas met waterstof? Zo ja, wat zijn deze kosten? Zo nee, hoe kunnen deze kosten worden achterhaald?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 richten projecten en onderzoeken zich niet vaak op het bijmengen van waterstof in aardgas. Ik heb momenteel geen inzicht in de kosten. Partijen in de energiesector kunnen een business-case ontwikkelen om de kosten in kaart te brengen.
Is het mogelijk om hoogcalorisch aardgas met zowel stikstof als waterstof te vermengen opdat dit type gas kan worden gebruikt voor Nederlandse huishoudens?
Dit is mogelijk. Voor de uitvoerbaarheid hiervan gelden echter dezelfde aspecten als genoemd in het antwoord op vraag 5. Naast huishoudens zijn er andere verbruikers die laagcalorisch gas gebruiken in kantoren en fabrieken. Het is dus noodzakelijk dat alle klanten, die het met waterstof gemengde aardgas ontvangen, dit ook veilig kunnen verbruiken. Dit is momenteel niet het geval, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2.
Het vertrek van de NCG |
|
Carla Dik-Faber (CU), Agnes Mulder (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Rob Jetten (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat was de opgave van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en hoeveel woningen zijn concreet aangepakt?
De NCG is belast met het bevorderen van de totstandkoming en uitvoering van het Programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen (MJP) en doet hiervoor jaarlijks een voorstel, dat door de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt vastgesteld. In het Meerjarenprogramma 2017–2021 (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 321) is de ambitie bepaald om in vijf jaar 22.000 woningen en 1.500 overige gebouwen te inspecteren – en waar nodig vervolgens binnen 5 jaar te versterken – wat neerkomt op 5.000 woningen en 300 overige gebouwen per jaar. In de meest recente kwartaalrapportage van de NCG (Kamerstuk 33 529, nr. 467) is aangegeven dat er sinds 2016 tot en met het eerste kwartaal van 2018 7.989 adressen zijn geïnspecteerd en 3.055 versterkingsadviezen zijn opgesteld. Uit de versterkingsadviezen blijkt dat in alle gevallen vergaande versterking nodig is om aan de norm 10-5 conform de NPR 2015 te voldoen. Zoals weergegeven in de kwartaalrapportage zijn er tot en met het eerste kwartaal van 2018 in totaal (zowel binnen als buiten de gebiedsgerichte aanpak van de NCG) 672 adressen versterkt, waarvan 86 in 2017 en 30 in het eerste kwartaal van 2018.
Ik wil hier graag nogmaals benadrukken dat het Rijk, de provincie Groningen en de betrokken gemeenten, steeds samen bestuurlijk verantwoordelijk zijn geweest voor dit programma. Dat de implementatie van het versterkingsprogramma moeizamer bleek dan vooraf werd ingeschat – dat er successen, maar zeker ook tegenvallers moesten worden gemeld – is niet terug te voeren op de NCG, maar valt allereerst onder de verantwoordelijkheid van de betrokken bestuursorganen.
In hoeverre heeft de NCG nog een rol bij schadeafhandeling en complexe schades met de inwerkingtreding van het nieuwe schadeprotocol?
Met het Besluit Mijnbouwschade Groningen van 31 januari 2018 en het instellen van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) per 19 maart 2018 is de afhandeling van schademeldingen als gevolg van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg in het publieke domein belegd. Alle schademeldingen die na 31 maart 2017 zijn geregistreerd worden nu door de TCMG afgehandeld. De TCMG oormerkt schademeldingen daarbij niet als complex of niet-complex. Met een wetsvoorstel dat ik nu voorbereid wordt de tijdelijke constructie van een definitieve grondslag voorzien. Vanwege deze ontwikkelingen heeft de NCG geen rol meer in de schadeafhandeling. Het instellingsbesluit van de NCG is hierop aangepast en op 4 mei jl. in de Staatscourant geplaatst (Jaargang 2018, nr. 25 938).
In hoeverre heeft de NCG nog een rol bij versterking wanneer dat onafhankelijk wordt belegd?
Zoals inmiddels de schadeafhandeling onafhankelijk van de NAM is ingericht, wil ik dit ook regelen voor de versterkingsoperatie. Voor de schadeafhandeling is een manier gevonden waarbij de beoordeling van schademeldingen onafhankelijk plaatsvindt van alle partijen die daar bij betrokken zijn: besluiten over individuele schadeverzoeken van bewoners worden nu genomen door een speciaal daarvoor ingerichte tijdelijke commissie met onafhankelijk benoemde leden. NAM heeft hier geen invloed op. Een vergelijkbare onafhankelijkheid wil ik organiseren voor besluiten over versterken. Voor de precieze organisatie daarvan wil ik het advies van de Mijnraad afwachten, omdat daarmee duidelijk zal worden wat de omvang en het karakter van de versterkingsoperatie zal zijn. Met de bestuurders in de regio heb ik afgesproken dat we snel na 1 juli a.s. verder in gesprek zullen gaan over de vorm van aansturing die hierbij past. Intussen worden alle lopende versterkingswerkzaamheden uitgevoerd, onder regie van de NCG.
Hoe zorgt u ervoor dat de versterkingsopgave onafhankelijk wordt van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel middelen zijn besteed aan de NCG, zijn organisatie en het uitvoeren van zijn taken? Hoeveel van de middelen zijn direct terecht gekomen bij inwoners voor compensatie en versterking?
In het overzicht in de bijlage1 zijn de bestedingen tot eind 2017 weergeven van de Rijksmiddelen die beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van het Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen, beleidsartikel 5. In de tabel zijn de kosten voor het apparaat NCG, werkbudget en subsidiemaatregelen opgenomen. Van de € 432,4 miljoen beschikbaar gestelde middelen is tot en met het laatste kwartaal van 2017 € 160,6 miljoen uitgegeven.
Het begrotingsartikel voor het meerjarenprogramma NCG kent voor het grootste deel een 100% eindejaarsmarge. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, kan worden meegenomen naar volgende jaren en zo beschikbaar blijft voor de uitvoering van het Meerjarenprogramma. De kosten van zowel de schadeafhandeling als de noodzakelijke versterking zijn voor rekening van NAM. Deze staan los van de hier genoemde middelen.
Op welke termijn verwacht u dat de 2500 woningen met een versterkingsadvies thuis versterkt zijn? Welke capaciteit is daarvoor beschikbaar? Hoe gaat de u ervoor zorgen dat er geen ellenlange wachtlijst ontstaat van de nog te versterken woningen?
Het uitgangspunt is, in lijn met het advies van de Commissie Meijdam, dat een woning binnen vijf jaar nadat is geconstateerd dat deze niet voldoet aan de norm versterkt moet zijn. Niet alle woningen zijn gelijktijdig beoordeeld, maar van het merendeel hiervan is in december 2016 of eerder vastgesteld dat deze op basis van de NPR 2015 niet voldoen aan de norm. Dat betekent dat deze woningen voor december 2021 moeten zijn versterkt. De NCG heeft met een marktconsultatie in december 2017 de beschikbare capaciteit voor inspectie, engineering en de uitvoering van versterkingswerkzaamheden verkend. Daaruit kwam naar voren dat marktpartijen geen onoverkomelijke belemmeringen zien om de versterking van deze woningen binnen de termijn te realiseren.
Tegelijkertijd blijkt uit recente kwartaalrapportages van de NCG dat de realisatie van het inspectie- en engineering-programma en de versterking van woningen achterblijft ten opzichte van de doelstellingen verwoord in het MJP (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nrs. 321, 389, 454, 467). Hier komt bij dat op basis van de NPR 2015, in vrijwel alle gevallen ingrijpende versterking of zelfs sloop wordt geadviseerd, wat leidt tot een zeer omvangrijke opgave. Om te voorkomen dat de pijplijn verstopt raakt met woningen die wachten op versterking, of mogelijk onnodige sloop, worden nieuwe versterkingsadviezen eerst getoetst aan het advies van de Mijnraad.
Zijn er voldoende middelen beschikbaar voor de versterking van woningen en wie stelt die middelen ter beschikking?
NAM is als exploitant aansprakelijk voor de kosten voor schade en versterken als gevolg van aardbevingen. Over hoe wordt gegarandeerd dat alle kosten voor schade en de noodzakelijke versterking worden betaald, ben ik in gesprek met aandeelhouders Shell en Exxon.
Kunt u ten aanzien van de knip tussen huizen met een advies thuis en mensen die nog een advies moesten ontvangen toelichten hoe het onderscheid is gemaakt en hoe hierover is gecommuniceerd? Hoever waren die adviezen die in de pijplijn zitten en kunt u ons schetsen hoe die procedure eruitzag op het moment dat u met uw voorgenomen besluit kwam?
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 457), wil het kabinet geen onomkeerbare stappen zetten in de huidige versterkingsoperatie in afwachting van meer duidelijkheid over de veiligheid. Daar waar bewoners per brief al een voorstel voor maatregelen hebben ontvangen in de vorm van versterkingsadvies zijn er, ook als er nog geen bindende afspraken zijn gemaakt over de uitvoering daarvan, mijns inziens dusdanig concrete verwachtingen geschapen dat deze mensen moeten kunnen rekenen op de uitvoering van de versterking volgens dat advies.
Ten aanzien van de overige woningen in de huidige werkvoorraad geldt dat het merendeel is geïnspecteerd en deels geëngineerd op basis van de NPR 2015, waarbij werd uitgegaan van een voortdurende gaswinning op een niveau hoger dan dat van vandaag. De uitkomsten van de berekeningen leiden tot zeer ingrijpende versterkingsadviezen. Bij definitieve besluiten over de versterking van deze woningen wil ik dan ook het advies van de Mijnraad kunnen betrekken. Voor een deel van deze woningen (1.588) zijn versterkingsadviezen opgesteld. Aan deze bewoners is op basis van de eerste sterkteberekeningen in januari gecommuniceerd dat hun woning niet voldoet aan de NPR en daarom bouwkundig versterkt moet worden, maar dat nog onderzocht wordt welke maatregelen nodig zijn. Daarbij is toegezegd dat zij in april 2018 opnieuw informatie zouden ontvangen. Naar aanleiding van bestuurlijk overleg dat plaatsvond op 23 april jl., zijn op 26 april alle bewoners geïnformeerd over de stand van zaken en de betekenis daarvan voor hun situatie.
Hoe zorgt u dat de inwoners van Groningen net zo veilig zijn als in de rest van Nederland, dus uitgaande van een risico van 10–5?
Ik vind het van groot belang dat de veiligheidsnorm voor gebouwen in het aardbevingsgebied zo snel als mogelijk wordt bereikt. Met het besluit de gaswinning versneld af te bouwen heeft het kabinet expliciet beoogd om de veiligheid daadwerkelijk te kunnen borgen door de oorzaak van de problematiek weg te nemen en daarmee de versterkingsnoodzaak tot haalbaarder proporties terug te brengen. Op basis van het advies van de Mijnraad worden de gevolgen van dit besluit voor de versterkingsoperatie bepaald.
Alle voor de veiligheid noodzakelijke versterking moet hoe dan ook worden uitgevoerd. Dit is nu een wettelijke verplichting van de NAM op basis van de Mijnbouwwet. Met het recent bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel (Kamerstukken 34 957) zal ik alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van mij gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad.
In hoeverre is de versterkingsopgave een aansprakelijkheidsvraagstuk zoals gesteld door de heer Alders?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is de verdere uitvoering van het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen geborgd?
Het vertrek van de heer Alders mag onder geen beding leiden tot nieuwe onzekerheid over de lopende versterkingswerkzaamheden. Bewoners moeten erop kunnen rekenen dat uitvoering van de lopende versterking doorgaat en daarin speelt de overheidsdienst NCG een belangrijke rol.
Het feit dat de heer Alders zijn functie als NCG beschikbaar heeft gesteld heeft tot veel reacties en aandacht in de media geleid. Ik wil benadrukken dat dit op geen enkele manier negatief mag neerslaan op de inzet van de medewerkers van de overheidsdienst NCG. Zij voeren met veel zorg en aandacht belangrijk werk uit, in een ingewikkelde context en onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bestuurders van Rijk en regio. Ook voor de medewerkers van de overheidsdienst NCG is het daarom van belang dat er snel duidelijkheid komt.
De heer Alders heeft aangegeven voor een goede afronding te zorgen en beschikbaar te zijn voor een zorgvuldige overdracht. Vanzelfsprekend streef ik ernaar op een zo kort mogelijke termijn en in overleg met de regio duidelijkheid te kunnen geven over het vervolg.
Bent u bereid met de regio om met een gedragen opvolging te komen om de vaart er bij de versterking in te krijgen?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht: ‘Basisschool wil geen homorol in eindmusical vanwege geloof leerling’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de basisschooldirecteur van de openbare Montessorischool de Anninksschool uit Hengelo heeft besloten dat er geen homorollen in de eindmusical van groep 8 mogen komen wegens het geloof van een leerling die Jehova’s getuige is en anders mogelijk niet meedoet?1
Ja.
Wat vindt u van de beslissing van de basisschooldirecteur om geen homorollen toe te laten in de eindmusical van groep 8 van de Anninksschool?
Zie het antwoord op vraag 3.
Vindt u het niet opmerkelijk dat de basisschooldirecteur heeft aangenomen dat de ouders van de desbetreffende gelovige leerling moeite zouden hebben met de homorol en dit niet te bespreken met de ouders van de desbetreffende gelovige leerling?
Het is belangrijk dat op scholen ruimte is voor leerlingen om te zijn wie je bent en voor wat je gelooft. Het is goed om te zien dat de kinderen van groep 8 daar ook mee bezig zijn in hun eindmusical. Het is aan individuele schoolleiders om op hun eigen school invulling te geven aan het respect voor seksuele diversiteit en geloofsovertuigingen. Dat kan het beste in samenspraak met leerlingen, ouders en leraren. Het is niet aan mij om de handelwijze van de schoolleider in deze individuele casus te beoordelen.
Deelt u de mening dat de beslissing van de directeur niet in lijn is met de kerndoelstellingen voor LHBT-onderwijs en seksuele diversiteit?
Het kerndoelonderdeel bepaalt dat scholen in het funderend onderwijs leerlingen leren respectvol om te gaan met seksualiteit en diversiteit, waaronder seksuele diversiteit. Als de school dit doet, worden de kerndoelen nageleefd. Wel hebben scholen de ruimte om zelf invulling te geven aan hun wettelijke opdracht en kunnen daarbinnen hun eigen accenten zetten.
Alle leerlingen moeten op school dus les krijgen over het respectvol omgaan met diversiteit, waaronder ook seksuele en gender diversiteit. Daarnaast is de school verantwoordelijk voor een sociaal veilig en inclusief klimaat, voor alle leerlingen, ongeacht seksuele oriëntatie, genderidentiteit, genderexpressie en ongeacht geloof.
Bent u ermee bekend of er meerdere scholen zijn, openbaar of bijzonder, waar kinderen bij de eindmusical geen homorollen mogen spelen? Zo ja, welke scholen zijn dit?
Nee, de inspectie voor het onderwijs ziet niet toe op de specifieke invulling van de eindmusicals in groep acht.
Wat is de reden dat het belang van deze ene leerling boven het belang van andere leerlingen wordt gezet?
In dit specifieke geval heeft de schooldirecteur beoogd uitsluiting te voorkomen en te zorgen dat alle leerlingen konden deelnemen aan de eindmusical, die de afsluiting van het laatste schooljaar (groep acht) markeert.
Deelt u de mening dat kinderen zouden moeten leren dat je in ons land de vrijheid hebt om jezelf te zijn, in plaats van je te verstoppen voor wie je bent omdat anderen er wel eens aanstoot aan zouden kunnen nemen?
Ja, en daarom is het onderwijs in Nederland gebaseerd op de grondwettelijke rechten en de basiswaarden van onze rechtstaat en samenleving. Daar hoort bij dat je de vrijheid hebt om jezelf te zijn en jezelf te uiten, ongeacht seksuele oriëntatie, genderidentiteit of genderexpressie. En dat je respectvol omgaat met opvattingen en geloofsovertuigingen van anderen.
Deelt u de mening dat het geweldig is dat leerlingen van de Anninksschool zelf met het idee kwamen om een stelletje in de eindmusical twee jongens te laten zijn en dat dit niet meer dan normaal zou moeten zijn anno 2018?
Ja, het is geweldig dat de leerlingen met dit idee kwamen. Tegelijkertijd is het de realiteit dat acceptatie van seksuele diversiteit nog steeds geen vanzelfsprekendheid is. Het is daarom belangrijk dat een school hieraan aandacht besteedt, zoals de kerndoelen voorschrijven, en de dialoog hierover aangaat. Uit de berichtgeving in de media en uit contact met de basisschooldirecteur heb ik begrepen dat dit bij de Anninksschool ook is gebeurd (zie antwoord op vraag2.
Bent u voornemens contact op te nemen met de schooldirecteur?
Het gaat hier om een debat dat in de school moet worden gevoerd. Met leerlingen, ouders en leraren. Uit ambtelijk contact met de schooldirecteur is gebleken dat dat debat volop wordt gevoerd op de Anninksschool. En op een positieve manier: zowel de musical-klas als de directeur zijn in roze shirts naar school gekomen, de school heeft inmiddels gesprekken gehad met ouders en is in gesprek met het COC over het ontwikkelen van een protocol voor dit soort situaties.3 Ik wil mijn complimenten uitspreken voor hoe de leerlingen van groep 8 daarmee bezig zijn.
Het stroomnetwerk rond Haarlemmermeer |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Stroom rond Haarlemmermeer is op»?1
Ja
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat de beheerder van het stroomnetwerk hier niet op voorbereid was?
Voor het antwoord op vragen 2 tot en met 5 verwijs ik u naar mijn antwoorden op vragen 5, 6, 7, 8 en 9 van het lid Van der Lee (GroenLinks) over de risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor de digitale koppositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2255)2.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan er versnelling gebracht worden in de procedures rond de bouw van een elektriciteitsstation zodat het proces aansluit aan de vraag?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat door de groei van de economie de vraag naar elektriciteit door nieuwe bedrijven in hoog tempo groeit in deze regio? Zo ja, op welke wijze wordt in deze regio aan de uitbreiding van het elektriciteitsnet gewerkt? Wie heeft daarin welke verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat het risico op capaciteitsproblemen ook in andere gebieden en regio’s? Zo ja, welke en hoe wordt daarop geanticipeerd? Zo nee, welke analyse onderbouwt deze conclusie?
De landelijke netbeheerder TenneT onderzoekt periodiek de leveringszekerheid op regionaal en nationaal niveau en publiceert de uitkomsten jaarlijks in het Rapport Monitoring Leveringszekerheid. De meest recente uitkomsten laten geen (dreigend) tekort aan elektriciteit zien. Wel is het zo dat bijvoorbeeld grootschalige productie van elektriciteit uit wind op land of zonneparken vaak plaatsvindt in dunbevolkte gebieden zoals Friesland, de Flevopolder of de kop van Noord-Holland. De toename van de productie van duurzame energie in deze regio’s is dermate groot en snel dat de historische netconfiguratie hier vaak niet op is toegerust. In die gevallen vinden grootschalige netuitbreidingen plaats om deze ontwikkelingen te faciliteren. Op andere plaatsen is wel rekening gehouden met de komst van grootschalige duurzame energie en is daarvoor al op voorhand een netverzwaring uitgevoerd, bijvoorbeeld in de Flevopolder. Om netbeheerders nog sneller in staat te stellen tijdig in te spelen op de toenemende vraag naar netcapaciteit zet ik bij de onderhandelingen over het Klimaatakkoord in op goede afspraken over ruimtelijke regie op decentraal niveau.
Deelt u de mening dat leveringszekerheid te allen tijde gewaarborgd dient te zijn?
Ja, dit is één van de uitgangspunten van mijn beleid.
Kan het zo zijn dat Nederland door de energietransitie vaker problemen rondom leveringszekerheid van stroom zal ervaren? Zo ja, hoe kan dit worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat de energietransitie leidt tot een situatie waarin in incidentele gevallen niet direct in alle gevraagde aansluitcapaciteit kan worden voorzien. Dit heeft echter geen gevolgen voor de leveringszekerheid aan bestaande aansluitingen.
Met de groei van het aandeel intermitterende bronnen (zon en wind) zal er de komende decennia wel een grotere vraag naar flexibiliteit ontstaan. Deze vraag kan worden ingevuld door middel van vraagsturing, opslag in bijvoorbeeld accu’s en gebruik van interconnectiecapaciteit. Daarnaast zal ook de ontwikkeling van opslag- en bufffercapaciteit in de vorm van moleculen belangrijk worden. Dit is overigens een vraagstuk dat nadrukkelijk de aandacht krijgt in de gesprekken om te komen tot een Klimaatakkoord.
Kan de Minister, zoals het artikel stelt, onderschrijven dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de huidige capaciteitsproblemen en de stroomstoring op Schiphol van 29 april 2018?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3 van het lid Van der Lee (GroenLinks) over de risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor de digitale koppositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2255).
Kan het feit dat er capaciteitsproblemen zijn gevolgen hebben voor de veiligheid van Schiphol? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Momenteel onderzoekt Schiphol waarom de stroomvoorziening 29 april jl. op de luchthaven is beïnvloed door de stroomstoring in Amsterdam Zuid-Oost. Daartoe heeft Schiphol TNO als onafhankelijk partij aangesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de verstoring van de elektra en IT-infrastructuur en de bijbehorende beheersmaatregelen van Schiphol. Na publicatie van een tussenrapportage in juni, worden de definitieve uitkomsten naar verwachting over ruim twee maanden bekend. Ik ga niet in op oorzaken en gevolgen vooruitlopend op de definitieve uitkomsten van dit onderzoek.
In hoeverre is de luchthaven Schiphol in staat zelf voldoende alternatieven voorhanden te hebben om te voorkomen dat de operatie in de soep loopt bij een stroomstoring? Wanneer valt het rapport over de recente stroomstoring met daarin de oorzaak en eventuele maatregelen om dit te voorkomen te verwachten?
Zie antwoord vraag 10.
Is er een oorzakelijk verband tussen hetgeen in dit artikel wordt beschreven en de vele recente stroomstoringen in en rond Amsterdam? Indien dat er niet is, hoe zijn deze stroomstoringen dan te verklaren?
Nee. De stroomstoringen in en rond Amsterdam zijn niet gerelateerd aan enig capaciteitstekort. De storingen vanaf 2015 hebben plaatsgevonden op verschillende locaties, op verschillende spanningsniveaus en bij zowel netbeheerder TenneT als netbeheerder Liander. De oorzaken zijn divers van aard.
Het bericht ‘Wijkagent: ‘Haal dat bord met Joodse huizen weg’’ |
|
Arno Rutte (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Wijkagent: «Haal dat bord met Joodse huizen weg»»?1
Ja
Heeft een wijkagent in Amsterdam inderdaad gevraagd een bord van «Open Joodse huizen – Huizen van verzet» weg te halen? Zo ja, is dit beleid bij de Amsterdamse politie en wat vindt u daarvan?
De Minister van Justitie en Veiligheid is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de politie. De burgemeester is voor de aansturing van de politie verantwoordelijk voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving van de openbare orde in zijn of haar gemeente en de officier van justitie voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving. Het kan voorkomen dat de politie moet adviseren over bepaalde symbolen of uitlatingen als die mogelijk de rechtsorde of openbare orde in het geding brengen. De burgemeester van Amsterdam heeft mij bericht dat hij de gemeenteraad nader zal informeren over het genoemde voorval.
In onderhavige casus heeft de politie meegedacht met de ondernemer over de veiligheid, waarbij verschillende scenario’s in openheid zijn besproken. Het weghalen van het bord was daar één van.
Adviseert de (Amsterdamse) politie ondernemers en bewoners over het gebruik van Joodse symbolen en uitingen? Zo ja, wat is de lijn in deze advisering? Adviseert de politie ook over uitingen van andere religies?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat de (Amsterdamse) politie om met agressie en/of geweld gestoeld op antisemitisme?
Vorig jaar is er een samenwerkingsconvenant gesloten tussen de politie, het openbaar ministerie en antidiscriminatie voorzieningen om de aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, een impuls te geven. Deze samenwerking leidt ertoe dat er een beter beeld wordt verkregen van discriminatiezaken in Nederland. Op basis van dit beeld worden maatregelen om discriminatie aan te pakken gerichter ingezet. De politie screent landelijk de politiesystemen op mogelijke discriminatiezaken, waaronder antisemitisme. Per 1 maart 2018 ontvangen alle eenheden tweewekelijks een overzicht van mogelijke discriminatiezaken voor een snelle en goede opvolging van deze zaken. Gemeenten worden ook door dit kabinet gestimuleerd om de lokale aanpak van discriminatie op te pakken of te versterken.2
Daarnaast beschikt de politie over verschillende netwerken, zoals Roze in Blauw, Marokkaans, Turks en Joods Netwerk. Deze netwerken houden zich naast preventie eveneens bezig met het signaleren van discriminatie, waaronder antisemitisme.
Daarbij wijs ik er op dat in EU-verband op verschillende manieren aan het onderwerp aandacht wordt besteed. Het Oostenrijkse EU-Voorzitterschap heeft bij de lunchbespreking van JBZ-Ministers bijeen op 12 juli jl. het onderwerp van de strijd tegen antisemitisme geplaatst in de context van Europese waarden, hetgeen waardering kreeg van de aanwezige Ministers. Ook het EU-Grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agecy, FRA) te Wenen is actief bezig met het onderwerp antisemitisme, zoals ik in mijn gesprek met de FRA-directeur O’Flaherty in april jl. vaststelde en bleek uit zijn inbreng bij de genoemde bespreking op 12 juli jl. De EU-Ministers benadrukten een bredere benadering van het probleem antisemitisme. Hun pleidooi was om de aanpak van antisemitisme niet te isoleren, maar dit te integreren in de strijd tegen alle vormen van discriminatie, racisme, xenofobie of intolerantie. Daarnaast moet het niet alleen gaan over het bestrijden van alle vormen van discriminatie, maar ook over preventie, voorlichting en bewustwording.
Wordt er ook aan preventie gedaan? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u signalen dat antisemitisme groeit in Nederland? Zo ja, wat doet u om dit tegen te gaan?
Op dit moment zijn er geen signalen dat het antisemitisme groeit in Nederland. De aangiften van antisemitisme blijven constant.
Deelt u de mening dat niemand zijn identiteit zou moeten hoeven te verbergen omwille van de eigen veiligheid en dat iedereen altijd veilig en vrij over straat moet kunnen?
Die mening deel ik.
Het bericht ‘Haven wil CO2 duurder maken’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Haven wil CO2 duurder maken»?1
Ja.
In hoeverre is het pleidooi van de CEO van het havenbedrijf om met landen in Noordwest-Europa te komen tot invoering van een gezamenlijke CO2-prijs realistisch en welke stappen zijn hiervoor nodig of reeds gezet? Is er al zicht op een eventuele coalitie tussen landen in ons deel van Europa?
Het kabinet heeft in het Regeerakkoord een Klimaatakkoord aangekondigd. Als uitgangspunt geldt een emissiereductiedoelstelling van 49% in 2030 ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een emissiereductie van 55% in 2030. Eind dit jaar wordt de toereikendheid van de mondiale bijdragen in het kader van het Akkoord van Parijs een eerste keer beoordeeld door de landen die het Akkoord hebben ondertekend (de Partijen). Naar aanleiding daarvan is het mogelijk dat Partijen, inclusief de EU, tot een bijstelling van hun internationale bijdragen tot 2030 komen. Bij een ophoging van de EU-bijdrage kan de uiteindelijke doelstelling voor 2030 afwijken van de 49% waar het kabinet nu van uitgaat. Het kabinet zoekt nadrukkelijk samenwerking met gelijkgezinde Noordwest-Europese landen. Het verkennen van de mogelijkheden voor samenwerking binnen Europa is volop gaande. Daar zijn op dit moment nog geen concluderende uitspraken over te doen.
Deelt u de mening dat ambities prachtig zijn, maar we moeten oppassen om als Nederland een «alleingang» in Europa na te streven, aangezien dit zowel voor het behalen van klimaatdoelen, als voor ons ondernemersklimaat en voor aantrekkelijkheid van onze haven negatieve gevolgen kan hebben?
Welke negatieve gevolgen zouden er zijn als Nederland alleen besluit tot hogere CO2-prijzen? Hoe werken de gevolgen uit als veel omliggende landen zich aansluiten bij een breed gedragen pact van lidstaten van de Europese Unie (EU)?
De mogelijkheden en consequenties van een eventuele minimum CO2-prijs worden momenteel onderzocht, als onderdeel van het lopende proces om tot een nationaal klimaatakkoord te komen. Het kabinet kijkt daarbij ook naar een (Noordwest-) Europese aanpak.
Welke investeringen zijn te verwachten als de prijs tussen 50 en70 euro zou zitten en op welke termijn is dit realistisch? Zijn er überhaupt plannen die in deze richting wijzen?
Om impact in CO2-emissiereductie te realiseren zullen grootschalige investeringsprojecten moeten worden gerealiseerd, gericht op preventie van uitstoot, hergebruik en opslag van CO2 door de industrie. Dit zijn complexe, grootschalige, multi-stakeholder investeringsprojecten waarvoor nu nog onvoldoende marktprikkels zijn. Met de huidige lage CO2-prijs via het Europees Emission Trade Systeem (ETS) kennen veel projecten een onrendabele top. In het kader van het klimaatakkoord zijn diverse sectortafels ingesteld waaronder voor de industrie. Deze tafel brengt de komende weken in beeld welke investeringsprojecten met forse CO2-reductie door de industrie te realiseren zijn en welke (rand)voorwaarden daarvoor nodig zijn.
Hoe voorkomen we dat Nederlandse bedrijven, of in de Nederlandse haven gevestigde multinationals hun euro’s niet elders investeren als ze de keuze hebben en geconfronteerd worden met hogere CO2-beprijzing hier dan elders?
Hoe zorgen we ervoor dat chemische- en petrochemische bedrijven een goede rol nemen in de energietransitie en gebruik van minder, of andere grondstoffen, om zo bij te dragen aan de verduurzaming van de haven? Welke instrumenten zijn er en zet u in om investeringen hier te houden en te krijgen en met welk resultaat?
Als grootschalig industrieel cluster maakt de Rotterdamse haven een belangrijk onderdeel uit van de eerder genoemde Industrietafel in het kader van het Klimaatakkoord. Aan deze tafel heeft de industrie de kans om aan te geven hoe ze gaat bijdragen aan de klimaatdoelen en tegelijkertijd aan te geven welke ondersteuning door de overheid daarvoor nodig is.
Om de Rotterdamse haven richting 2050 vitaal te houden is het van belang om bereikbaarheid en verduurzaming te verbinden aan het behouden en versterken van de concurrentiepositie en het vestigingsklimaat. In het kader van het Mainport beleid voor zeehavens zal het kabinet zich inzetten voor een integrale visie op de toekomst van het Mainport-beleid van de havens en de Kamer hierover informeren. Het Havenbedrijf Rotterdam omarmt duurzame brandstoffen in het kader van klimaat- en energietransitie. Duurzame brandstof voor energievoorziening zal een steeds prominentere rol gaan innemen in de Rotterdamse haven. Het kabinet stimuleert en faciliteert de uitrol van duurzame brandstoffen in de zeehavens. In het Werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens hebben overheid en sector gezamenlijk acties afgesproken om hier uitvoering aan te geven. Het is aan uw Kamer om invulling te geven aan de Parlementaire bevoegdheden om in samenwerking met kabinet de Mainport Rotterdam bestendig door de klimaat- en energietransitie te leiden. Gezien het belang van de haven voor de economie en werkgelegenheid is het in ons aller belang dat de haven ook op langere termijn vitaal blijft.
Deelt u de mening dat de huidige bedrijven in de Rotterdamse haven juist een sleutel zijn om tot verduurzaming te komen?
De bijdrage van de bedrijven die in het Rotterdams havenindustrieel complex gevestigd zijn is zeer van belang: ca. 20% van de nationale emissies komen uit dit gebied. De opgave is daarmee fors, maar tegelijkertijd biedt de grote concentratie van CO2-emissies in de haven kansen om technieken voor forse CO2-reductie kosteneffectief en grootschalig toe te passen. Havenbedrijf Rotterdam zet vol in op de klimaattransitie en onderneemt samen met de in de haven gevestigde industrie diverse initiatieven om de CO2-uitstoot terug te dringen. De CO2-reductiemogelijkheden binnen de industrie, waaronder die uit de Rotterdamse haven, wordt besproken aan de industrietafel in het kader van het Klimaatakkoord.
Welke effecten verwacht u van de stimuleringsregeling van het Havenbedrijf op schonere brandstoffen en welke aanvullende maatregelen zijn vanuit het kabinet denkbaar om de scheepvaart (binnenvaart- en zeevaart) te stimuleren te verduurzamen?
Het is vooralsnog lastig om aan te geven welke effecten te verwachten zijn van de stimuleringsregeling van het Havenbedrijf omdat de regeling nog van start moet gaan en gericht is op scheepseigenaren en charteraars die experimenteren met koolstofarme brandstoffen voor een klimaatvriendelijke scheepvaart. Het initiatief van het Havenbedrijf heeft vanzelfsprekend onze steun, het is goed dat partijen stappen zetten in het verder verduurzamen van de scheepvaart. Op de vraag welke aanvullende maatregelen vanuit het kabinet denkbaar zijn zal de Minister van IenW uw Kamer antwoorden in het kader van de in het regeerakkoord voorgenomen Green Deal die de Minister van IenW eind 2018 met de maritieme sector zal sluiten. De gesprekken daarover zijn momenteel gaande.
Hoe houden wij met elkaar de Rotterdamse haven vitaal richting 2030, 2050 en daarna? Welke concrete plannen zijn er voor biofuels, LNG, elektrificatie, waterstof en andere vormen? Welke rol kan de Tweede Kamer daarin spelen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Joods restaurant weer belaagd’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Joods restaurant weer belaagd» waarin staat vermeld dat de politie in de ochtend na de belaging aangegeven heeft dat zij naar aanleiding van forensisch onderzoek geen aanwijzingen heeft gevonden dat er een anti-Joods motief achter het vandalisme zit?1 Klopt dit bericht?
Ja, ik ben bekend met dit bericht. In het aangehaalde bericht heeft de politie slechts aangegeven forensisch onderzoek te hebben gedaan en nog geen aanwijzing te hebben dat er een anti-Joods motief achter het vandalisme zit. Er is nog geen verdachte aangehouden of geïdentificeerd. Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak loopt nog. De politie onderzoekt daarbij ook of er een relatie is tussen de vernieling en het feit dat het een Joods restaurant betreft. Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat Zoals bij uw Kamer bekend, kan ik gedurende het onderzoek geen mededelingen doen over individuele strafzaken.
Is (zijn) de dader(s) gepakt en verhoord? Zo ja, wat kunt u aangeven over het profiel en de motieven van de dader(s)? Zo nee, hoe kan de politie dan binnen een paar uur na de belaging concluderen dat de dader geen «anti-Joods motief» zou hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u beschrijven wat het protocol van de politie is op het moment dat er een dergelijke doelgerichte belaging plaatsvindt? Op welke manier wordt onderzoek gedaan naar de motieven van de dader(s) en op welke manier wordt hierover gecommuniceerd naar het slachtoffer en naar buiten toe?
Bij elke belaging wordt onderzoek gedaan naar de achtergrond van het feit (het motief). De motieven van daders worden onderzocht op vele manieren, zoals het verhoren van verdachten, het bestuderen van uitingen op social media, het horen van getuigen en het bekijken van beelden.
Een slachtoffer zal, indien onderzoeksbelangen zich daartegen niet verzetten, binnen de juridische mogelijkheden geïnformeerd worden over het verloop van het onderzoek.
Wanneer wordt een belaging als deze, puur gericht op intimidatie en het wegjagen van hardwerkende Joodse ondernemers, als antisemitisch geregistreerd door de politie en wanneer niet? Wat is hierbij het afwegingskader? Kunt u aangeven welke definitie er wordt gehanteerd van antisemitisme en wat het handelingsprotocol is op het moment dat het als antisemitisch geweld wordt geregistreerd?
De strafrechtelijk relevante term is discriminatie, dat in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht wordt gedefinieerd als «elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.» Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat. Indien het OM vaststelt dat sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect kan er, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag van 2 van de leden Markuszower en De Graaf (beiden PVV), een verhoging van de strafeis plaatsvinden van 50% of 100%.
Landelijk houdt de politie mogelijke discriminatiezaken en delicten met een mogelijk discriminatoir motief bij. Er wordt een overzicht van alle discriminatiezaken gemaakt ter bevordering van een adequate afhandeling en ter bespreking in het regionaal discriminatieoverleg met het OM en antidiscriminatievoorziening. Naast de Aanwijzing discriminatie van het OM hebben het OM, de politie en de antidiscriminatievoorzieningen in mei 2017 een convenant gesloten met daarin samenwerkingsafspraken op het gebied van de aanpak van discriminatie.
Kunt u aangeven op welke wijze forensisch onderzoek kan verklaren dat juist dit restaurant in korte tijd meerdere malen doelwit is geweest van geweld en vandalisme? Zo nee, wat is dan de stand van zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat als daders in de enorme hoeveelheid restaurants in Amsterdam steeds opnieuw dit openlijk Joodse restaurant aanvallen en vernielen, het zeer waarschijnlijk is dat er juist wel een «anti-Joods-motief» aanwezig is? Zo nee, wat moet er gebeuren voordat een dergelijk vergrijp wel gezien wordt als ingegeven door een «anti-Joods-motief»?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 5 is nog geen verdachte voor de recente vernieling van het raam geïdentificeerd en aangehouden.
Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak loopt nog. De politie onderzoekt daarbij ook of er een relatie is tussen de vernieling en het feit dat het een Joods restaurant betreft. Het is aan het OM om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of al dan niet een discriminatoir aspect bevat.
Welke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om deze ondernemers te beschermen tegen intimidatie en belaging?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord van de burgemeester van Amsterdam op raadsvragen hieromtrent2 en het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 van de leden Markuszower en De Graaf (beiden PVV).
Deelt u de mening dat het bestrijden van antisemitisme topprioriteit moet hebben en dat antisemitisme nooit gebagatelliseerd mag worden? Zo ja, welke maatregelen neemt u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Antisemitisme is een vorm van discriminatie en het kabinet acht elke vorm van discriminatie onacceptabel. Voor de maatregelen die dit kabinet neemt om discriminatie – en dus ook antisemitisme – tegen te gaan verwijs ik u naar het Nationaal Actieprogramma Discriminatie3 en de voorgangsrapportage4, waarover uw Kamer reeds is ingelicht.
Het bericht dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Subsidie voor cabaretmiljonair Youp»?1
Ja.
Klopt het dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen van het CoBO Fonds om de show te regisseren, naast de subsidie die de publieke omroep reeds ontvangt voor programmering? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u een toelichting geven op de financiering vanuit het CoBO Fonds aan de oudejaarsconference?2
BNNVARA heeft een bijdrage uit het CoBo-fonds gekregen. Het CoBo-fonds is bedoeld om publiek media-aanbod van de omroepen in de vorm van coproducties met filmproducenten en culturele podia te stimuleren. De oudejaarsconference is een dergelijke coproductie, die eenmalig is geproduceerd en geregistreerd voor uitzending op de publieke televisie. De middelen van het CoBo-fonds zijn eigen programmagelden van de publieke omroep en bestaan onder meer uit de inkomsten die de NPO uit het buitenland ontvangt voor de doorgifte van NPO1, 2 en 3. De bijdrage aan BNNVARA is bekostigd uit deze buitenlandse inkomsten.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Zijn er nog andere subsidies met publiek geld verleend aan de oudejaarsconference van de NPO?
CoBO verstrekt alleen een bijdrage op grond van een aanvraag die voorzien is van een begroting ten behoeve van een coproductie. Daarbij financiert CoBO maximaal 20% van de kosten die de omroep nodig heeft voor het maken van de televisie-uitzending, met een maximum van € 180.000. In dit geval betreft het een bijdrage in de categorie podiumkunsten.
Klopt het bericht dat de subsidiëring door het CoBO Fonds kennelijk ook verleend wordt als het niet noodzakelijk is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u aangeven op grond van welke criteria hier subsidie is verleend aan de oudejaarsconference van de publieke omroep?
Zoals in antwoord op vraag 2 beschreven, vindt het besluit om al dan geen bijdrage te leveren aan een coproductie plaats op basis van onafhankelijkheid en door het bestuur van de CoBO. CoBO heeft mede tot doel het stimuleren van podiumkunst op televisie. In dat kader is het verlenen van een bijdrage ten behoeve van het maken van een televisie-uitzending passend. Bovendien wordt hiermee de druk op de benodigde financiering vanuit de omroepmiddelen deels weggenomen, waardoor het mediabudget voor andere programmatische doeleinden kan worden ingezet.
Deelt u de mening dat subsidieverlening in de kunst- en cultuursector zou moeten dienen om, bij voorkeur tijdelijk, steun te geven aan producties en andere uitingen die anders niet of moeilijk van de grond zouden komen? Zo ja, hoe beoordeelt u de extra subsidieverlening aan de oudejaarsconference van de NPO en bent u voornemens deze gang van zaken te bespreken met de NPO en het CoBO Fonds? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
De oudejaarsconference was een speciaal in opdracht van BNNVARA geproduceerde eenmalige voorstelling voor televisie. Zoals bij de beantwoording van bovenstaande vragen is beschreven, is er geen sprake van extra subsidie. Verder zijn het de omroepen die besluiten voor welke podiumkunst op televisie geld wordt aangevraagd en bepaalt het bestuur van de CoBO welke vervolgens worden gehonoreerd. Het is aan hen om te beslissen op welke wijze de door mij verstrekte middelen dan wel de zelf geworven middelen worden ingezet, uiteraard binnen het kader van de Mediawet. Ik zie daarom geen aanleiding om hierover contact te zoeken met de NPO dan wel CoBO.
Deelt u de mening dat transparantie van de kosten en financiering van een programma van de NPO van groot belang is voor een goede afrekenbaarheid en verantwoording van publieke middelen? Zo ja, hoe wilt u dit in de toekomst bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Transparantie van de kosten bij de NPO vind ik ook van groot belang. Over de transparantie van de kosten van programmering zijn afspraken met de NPO gemaakt. De NPO zal in de jaarlijkse begroting inzichtelijk te maken hoe het budget verdeeld wordt over domeinen (genres) en de verwachte kosten per net en zender opnemen, verdeeld naar directe programmakostencategorieën. Vervolgens zal de NPO daarover jaarlijks rapporteren, startend in 2018 in de Terugblik. De geijkte verantwoordingsmomenten en -documenten en het toezicht door het Commissariaat (achteraf) bieden mij en uw Kamer afdoende gelegenheid en mogelijkheid om vinger aan de pols te houden.
Kunt u aangeven of de oudejaarsconference van de commerciële omroep RTL4 ook subsidie heeft ontvangen?
Het staat RTL vrij om zelf middelen te reserveren voor speciale projecten dan wel voor haar programmering aanvragen te doen bij (private) fondsen. Vanuit CoBO wordt geen bijdrage verleend aan commerciële programmering. De vergoedingen die het COBO ontvangt moeten ten goede komen aan de (publieke) programmering.
Het bericht dat geld verdienen aan CO2 kan en ook nog goed is voor het milieu |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin wordt aangegeven dat CO2 commercieel te hergebruiken is?1
Ja dat bericht is mij bekend.
Klopt het dat er belemmeringen zijn op het gebied van wetgeving als het gaat om het hergebruiken van CO2?
CO2 kan op veel verschillende manieren worden hergebruikt. In het geval van het hergebruik van CO2 in bouwmaterialen, zoals beschreven in het artikel waaraan gerefereerd wordt, zijn mij geen belemmeringen bekend.
Bij de totstandkoming van het Klimaat- en Energieakkoord kunnen eventuele belemmeringen die ervaren worden bij CO2 hergebruik aan de orde komen, inclusief eventuele belemmeringen in de infrastructuur of de wetgeving.
Daarnaast wijs ik graag op het programma «Ruimte in Regels» van het Ministerie van EZK en het Ministerie van IenW. Dit programma zet zich samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Rijkswaterstaat Leefomgeving in om innovatieve investeringen van ondernemers mogelijk te maken. Dit doen ze door samen met ondernemers, beleid en uitvoering te zoeken naar meer ruimte in wet- en regelgeving.
Welke belemmeringen betreft dit precies en op welke wijze belemmeren zij het hergebruik van CO2?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens deze belemmeringen aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het hergebruik van CO2 een goede manier is om de uitstoot ervan te reduceren?
In principe is hergebruik van CO2 een veelbelovende manier om de uitstoot ervan te reduceren en in te zetten voor nuttige doeleinden. Zo ben ik bijvoorbeeld enthousiast over het directe gebruik van CO2 in de Zuid-Hollandse glastuinbouw, aangevoerd vanuit de Rotterdamse haven.
Naast toepassing in de glastuinbouw kan CO2 ook als grondstof worden gebruikt voor andere toepassingen, zoals de productie van brandstoffen, plastics of chemicaliën.
Het exacte reductiepotentieel van het hergebruik van CO2 is geheel afhankelijk van de uitgangssituatie, de bron van de CO2 en hoe lang de CO2 in het product blijft opgeslagen en dient per toepassing te worden bekeken.
Het bericht dat miljoenen aan hulpgelden ebola-crisis zijn verdwenen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat door eigen onderzoek van het Rode Kruis boven tafel is gekomen dat er gefraudeerd is met geld dat was bestemd voor de bestrijding van de ebola-crisis in West-Afrika?1
Ja.
Klopt het dat vijf miljoen dollar hulpgeld van het Rode Kruis is verdwenen door fraude, zoals het uitbetalen van salarissen aan niet-bestaande medewerkers?
Ja. Intern onderzoek van de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC) heeft aangetoond dat ongeveer 6 miljoen Zwitserse francs die via IFRC aan de Ebola-crisis besteed werd, verdwenen of misbruikt is.
Wat kunt u zeggen over de besteding van de 10,5 miljoen euro die door Nederlanders gedoneerd is bij de GIRO555-hulpactie eind 2014 en maakt dit bedrag onderdeel uit van de verdwenen middelen? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Zo nee, hoe is dit vastgesteld?
Van de Nederlandse donaties aan de Ebola-crisis is voor wat betreft hulpverlening in Liberia en Sierra Leone ruim 27.000 euro onrechtmatig besteed. Dit betreft geen geld van de Giro 555-actie of de Nederlandse overheid, maar van andere donaties aan het Nederlandse Rode Kruis. Het onderzoek in Guinea is nog niet afgerond.
Hoeveel Nederlands geld is er interdepartementaal en direct/indirect (bijvoorbeeld EU/VN) beschikbaar gesteld voor de bestrijding van de ebola-crisis en is hiermee gefraudeerd? Zo ja, om hoeveel geld gaat het en welke stappen gaat u ondernemen om het geld terug te krijgen en de fraudeurs aan te pakken? Zo nee, hoe is dit vastgesteld?
In totaal heeft Nederland 48,3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de bestrijding van Ebola. De middelen werden besteed aan noodhulp door de Wereldgezondheidsorganisatie en UNICEF, programma’s van de VN, NGO’s, de Rode Kruis-beweging en aan de inkoop van materieel als bedden, handschoenen en mobiele laboratoria. Voor zover bekend is daar niet mee gefraudeerd.
Bent u voornemens om met het Rode Kruis te kijken hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden? Zo ja, kunt u de Kamer over dat gesprek informeren? Zo nee, waarom niet?
IFRC is een betrouwbare partner, met operaties wereldwijd, die vaak in zeer lastige omstandigheden plaatsvinden. IFRC heeft concrete vervolgstappen gezet en heeft procedures aangescherpt om het risico op fraude in de toekomst te verkleinen, zoals meer interne controle, bestedingslimieten en betere training. IFRC stelt bovendien alles in het werk om het verdwenen geld terug te halen en zal medewerkers die betrokken waren gaan vervolgen. Het kabinet blijft met IFRC in gesprek over de resultaten hiervan.
Welke andere hulporganisaties hebben geld ontvangen vanuit Nederland bij de bestrijding van de ebola-crisis? Wat kunt u zeggen over de middelen die Nederland aan deze organisaties beschikbaar heeft gesteld voor wat betreft de besteding, resultaten en verantwoording daarvan?
De Nederlandse inzet is via diverse kanalen verlopen: VN-organisaties, de Rode Kruis-beweging, NGO’s en lokale organisaties. Zoals gebruikelijk bij besteding van middelen voor noodhulp worden die aan organisaties beschikbaar gesteld op basis van een analyse van wat er nodig is om de hoogste noden van de slachtoffers van de crisis te adresseren. Partners rapporteren jaarlijks over de resultaten: aantallen mensen bereikt, diensten die zijn verleend en de kwaliteit ervan. Daarnaast vinden evaluaties plaats van uitgevoerde programma’s, tijdens de looptijd en achteraf. Incidenteel vinden ook systeem-brede evaluaties plaats, van alle humanitaire programma’s van alle VN-organisaties en NGO’s in een bepaald land. Iedere drie jaar vindt er een doorlichting plaats van het wereldwijde humanitaire systeem.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er voldoende waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen dat met overheidsgelden en donaties door Nederlanders gefraudeerd kan worden in het kader van ontwikkelingssamenwerking?
Fraude uitsluiten kan helaas niet. Wel vragen we van organisaties die financiële bijdragen van de Nederlandse overheid ontvangen om de programmarisico’s goed in kaart te brengen en noodzakelijke maatregelen te treffen om deze risico’s te verminderen. Ter voorkoming of ter verkleining van de kans op malversaties geldt een aantal preventieve maatregelen. Bijvoorbeeld het hanteren van strikte interne controlemechanismen, strikte toepassing van aanbestedingsregels, extra training van medewerkers, het limiteren van uitgaven in cash en het regelmatig uitvoeren van financiële controles.
Deelt u de mening dat Nederlands geld dat besteed wordt aan ontwikkelingssamenwerking en noodhulp altijd op een transparante wijze uitgegeven en verantwoord dient te worden en dat misbruik ervan altijd consequenties dient te hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Misbruik van middelen bestemd voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp wordt niet getolereerd. Het ministerie heeft een zero-tolerance beleid met betrekking tot malversaties. Als er bij misbruik sprake is van een Nederlandse bijdrage, zal er een vordering worden ingesteld om deze terug te laten betalen. Indien aan de malversatie een strafbaar feit ten grondslag ligt zal aangifte worden gedaan.
Het bericht dat de blokkade bij Jemen volgens de VN catastrofale gevolgen heeft |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Blokkade Jemen heeft volgens VN catastrofale gevolgen»?1
Ja.
Klopt het dat er hongersnood dreigt voor zeven miljoen inwoners van Jemen in een van de ergste humanitaire crises ooit als de zee- en luchthavenblokkades niet worden opgeheven?
Ja. In Jemen zijn 17 miljoen mensen afhankelijk van voedselhulp, waarvan 7 miljoen mensen dreigen af te glijden naar hongersnood. Indien humanitaire toegang tot Jemen niet onmiddellijk geheel wordt hersteld, is het risico groot dat mensen niet op tijd met voedselhulp kunnen worden bereikt.
Klopt het dat door de zee- en luchthavenblokkades de strijd tegen cholera in Jemen in gevaar komt? Kunt u aangeven of de inschatting van 9.000 cholera-gevallen en 2.000 doden klopt en wat de prognose is als hulpgoederen niet op de juiste plek kunnen komen?
Ja. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) rapporteert meer dan 900.000 cholera-besmettingen en bijna 2.200 doden. Sinds het begin van de blokkade hebben verschillende transporten met medische bevoorrading Jemen niet kunnen bereiken. Omdat de voorraden in het land zelf niet groot zijn, zullen op termijn minder mensen behandeld kunnen worden en meer mensen besmet raken met cholera of andere ziektes, zoals difterie. Het Internationale Rode Kruis (ICRC) geeft aan dat in drie steden de water- en rioolsystemen niet meer functioneren door het gebrek aan brandstof. Hierdoor hebben 1 miljoen mensen geen toegang meer tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen.
Wat betekent deze blokkade voor de beschikbaar gestelde noodhulp en noodhulpgelden vanuit Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland heeft in 2017 bijna 23 miljoen euro besteed aan humanitaire hulp voor de slachtoffers van het conflict in Jemen, via verschillende humanitaire organisaties, met name de country based pooled fund van de VN, het Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma en de Dutch Relief Alliance.Deze organisaties besluiten vervolgens zelf hoe deze middelen het meest effectief ingezet kunnen worden. De blokkade heeft grote impact op de noodhulpverlening: prijzen van benzine en water zijn sterk gestegen, humanitaire staf is gestrand, voorraden raken op en nieuwe bevoorrading kan het land niet bereiken.
Heeft u zich, met inachtneming van de motie-Ten Broeke2, in internationaal verband voldoende kunnen inzetten om manieren te vinden om voedsel en hulpgoederen door de zee- en luchthavenblokkades bij Jemen heen te krijgen? Zo ja, welke stappen heeft u hiertoe gezet? Zo nee, welke stappen overweegt u te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland heeft in EU verband samen met gelijkgezinde landen gepleit voor een sterke EU verklaring over de Saoedische blokkade. EU Commissaris voor Humanitaire hulp en Crisismanagement Stylianides en EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Mogherini brachten daarop op 11 november en 21 november verklaringen uit. Nederland zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen en heeft veelvuldig contact met humanitaire organisaties over de impact van de Saoedische blokkade. Zo lang de blokkade voortduurt, zal Nederland in EU verband aandacht blijven vragen voor de humanitaire gevolgen. Op 22 november kondigde de Coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië aan dat de haven van Hodeidah en het vliegveld van Sana’a zouden worden heropend voor humanitaire goederen. Op moment van schrijven is nog niet bevestigd dat dit inderdaad het geval is. Nederland blijft in de gaten houden of deze aankondiging volledig geëffectueerd zal worden en zal druk blijven uitoefenen indien dit niet het geval is. Het kabinet is voornemens om ook het komend lidmaatschap van de Veiligheidsraad te gebruiken om in dergelijke gevallen aandacht te vragen voor de humanitaire aspecten.
Daarnaast heeft Nederland (onlangs) besloten om de bijdrage aan het United Nations Verification and Inspection Mechanism (UNVIM) te verlengen. Dit zou moeten bijdragen aan doorgang van commerciële goederen die per zee worden aangevoerd. Alle partijen dienen volledige medewerking aan UNVIM te verlenen.
Kunt u de Kamer per brief informeren wanneer het onderzoek naar het in strijd zijn van de blokkade met internationaal recht door de VN is voltooid? Kunt u hierbij toelichten hoe dit betrekking heeft op de door Nederland beschikbaar gestelde noodhulp en noodhulpgelden?
Het zogenoemde Panel of Experts van het Jemen sanctiecomité is voornemens om eind december van dit jaar zijn rapport te finaliseren. Een onderzoek naar het instellen van de huidige blokkade valt onder het mandaat van dit Panel of Experts en zal onderdeel zijn van dit rapport. Op basis van het humanitair oorlogsrecht moeten partijen bij een gewapend conflict onpartijdige humanitaire hulp aan de bevolking in nood doorlaten. Nederland roept, net als onder meer de Secretaris-Generaal van de VN, alle partijen in het conflict dan ook op om de import van zowel commerciële goederen als hulpgoederen niet te belemmeren en hulp te faciliteren. Zie beantwoording vraag 4 wat betreft de door Nederland beschikbaar gestelde noodhulp en noodhulpgelden.
De benoeming van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot ‘goodwill ambassador’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Mugabe door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) benoemd is tot «goodwill ambassador»?1
Ja.
Klopt het bericht dat Mugabe als ambassadeur voor de WHO in Afrika zijn bekendheid zal inzetten om bepaalde onderwerpen, zoals ziektes, onder de aandacht te brengen?
De Directeur-Generaal (DG) van de WHO heeft tijdens een conferentie over Noncommunicable Diseases (NCDs) op 18-20 oktober 2017 in Uruguay enkel aangekondigd dat «president Mugabe van Zimbabwe bereid is om te dienen als Goodwill Ambassador voor NCDs voor Afrika, om zijn gelijken in deze regio te beïnvloeden om prioriteit te geven aan NCDs».
Vanwege de ophef die volgde, schreef de Directeur-Generaal een kort bericht op de website van de WHO op zondag 22 oktober 2017. Hierin stond dat hij de benoeming heeft ingetrokken. http://www.who.int/mediacentre/news/statements/2017/goodwill-ambassador-rescinded/en/.
De WHO heeft verder niet gecommuniceerd over de benoeming en het mandaat voor deze functie.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De benoeming van president Mugabe stuitte meteen op veel kritiek, ook van de Nederlandse regering. Nederland heeft meteen actie ondernomen toen deze aankondiging bekend werd en haar grote ongenoegen hierover geuit bij de WHO. Het is goed dat de DG WHO Tedros dit besluit kort daarna heeft ingetrokken.
Kunt u aangeven welke redenen aan deze keuze ten grondslag liggen?
Nee, de WHO heeft hier geen nadere informatie over verstrekt.
Kunt u aangeven wat deze functie precies inhoudt en wat de formele status ervan is?
De aanstelling en het mandaat voor dit ambassadeurschap zijn nooit formeel bekendgemaakt door de WHO.
Deelt u de mening dat deze benoeming de geloofwaardigheid van de WHO negatief beïnvloedt, gezien de reputatie van Mugabe op het gebied van mensenrechten en de verwaarloosde gezondheidszorg in zijn land? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het zou volstrekt ongeloofwaardig zijn geweest om Mugabe te benoemen als goodwill ambassadeur van de WHO, gezien de slechte staat van mensenrechten in het algemeen en de zorg in het bijzonder in zijn land. Daarnaast heeft de EU heeft sancties ingesteld tegen Mugabe. Deze benoeming zou ook negatief zijn geweest voor de reputatie van de VN als geheel, aangezien de WHO daar onderdeel van uitmaakt. Nederland heeft daarom samen met andere landen bij de WHO bepleit de benoeming ongedaan te maken. Dat is ook gebeurd.
Kunt u aangeven of Nederland deze onbegrijpelijke benoeming aan de kaak gaat stellen en bent u voornemens maatregelen te treffen tegen dit besluit? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft deze benoeming meteen aan de kaak gesteld bij de WHO. Het is goed dat dit besluit is ingetrokken. Op dit moment is er geen noodzaak om verdere maatregelen te treffen. Nederland zal de ontwikkelingen bij de WHO nauwgezet blijven volgen en nader in gesprek gaan met de WHO om mogelijke herhaling tijdig te voorkomen.
Het bericht dat Israël een Nederlands ontwikkelingsproject heeft gesloopt |
|
Han ten Broeke (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het kabinet van mening dat het ontplooien van ontwikkelingsprojecten zonder vergunning past binnen de evenwichtige benadering van Nederland, waarbij de goede relaties met beide partijen worden verstevigd en benut om bij te dragen aan een positief onderhandelingsklimaat?
Ja. Nederland en de EU dringen bij Israël consequent aan op het mogelijk maken van de ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen. Dat levert een bijdrage aan het scheppen van omstandigheden waarin Palestijnen meer vertrouwen in de toekomst krijgen. Dit heeft een de-escalerend effect. Uit de praktijk blijkt dat Israël niet of nauwelijks vergunningen afgeeft. Een Nederlandse poging om bij wijze van proef vergunningen te krijgen voor een project heeft niet tot een positief resultaat geleid.
Welke EU-landen ontplooien in Area C van de Westelijke Jordaanoever ontwikkelingsprojecten zonder daarbij een vergunning aan te vragen of af te wachten? Hebben ook andere EU-landen de ervaring dat het aanvragen van een vergunning tot niets leidt?
Het kabinet is niet bekend met voorbeelden waarin andere EU-lidstaten wel met succes vergunningen vragen voor al hun ontwikkelingsprojecten in Area C. De ervaringen van Nederland zijn vergelijkbaar met die van andere landen en organisaties actief in Area C: er worden niet of nauwelijks vergunningen afgegeven.
Waarom denkt het kabinet, blijkens de verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken in het mondelinge vragenuur in de Tweede Kamer van 4 juli jl., dat dit een van de eerste keren was dat een project werd ontmanteld zonder tussenkomst van een Israëlische rechter?
De zonnepanelen en apparatuur zijn in beslag genomen zonder dat vooraf een stop-work order was afgegeven. Israël heeft een nieuw beleid aangenomen waarbij gebouwen en constructies binnen 60 dagen na de bouw zonder juridische stappen gesloopt kunnen worden.
Herinnert u zich dat tijdens hetzelfde vragenuur de Minister van Buitenlandse Zaken erop wees dat de uitvoerende organisatie het Israëlische leger had geïnformeerd over het project? Heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah de Israëlische autoriteiten ook laten weten dat dit specifieke project door Nederland was gefinancierd? Zo neen, waarom niet? Deelt het kabinet de mening dat het vanuit de diplomatieke vertegenwoordiging informeren van de Israëlische autoriteiten een dergelijk incident mogelijk had kunnen voorkomen, dan wel onze zaak richting de Israëlische autoriteiten had kunnen versterken? Zo ja, is het kabinet bereid dat in de toekomst te doen?
Het kabinet is van mening dat het van doorslaggevend belang is hoe de bevolking zo goed mogelijk geholpen kan worden en dat het daarom niet van belang is welke donor een project financiert.
Het kabinet wijst erop dat het Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht verboden is roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering.
Ziet het kabinet aanleiding om het zonder vergunning ontplooien van projecten in het deel van de Westelijke Jordaanoever onder Israëlisch militair bestuur te staken of worden deze projecten voortgezet of zelfs opnieuw geïnitieerd?
Het betreft het Land and Water Resource Management Programme en het Off-Grid Energy and Water Services Programme. Zolang er geen fundamentele verandering in het vergunningstelsel komt, zal het kabinet het aan de uitvoerende organisaties laten om te bepalen in welke mate zij wel of niet coördineren met de Israëlische autoriteiten.
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de lopende of zelfs toekomstige ontwikkelingsprojecten die in de Palestijnse gebieden zonder vergunning worden ontplooid?
Zie antwoord vraag 5.
De vluchtelingencrisis in Oeganda |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat donorlanden hun verplichtingen in de vluchtelingencrisis in Oeganda niet na zouden komen?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Het kabinet is bekend met het bericht dat Amnesty uitbracht in de aanloop naar de Solidarity Summit van 23 juni 2017 in Uganda. Het ruimhartige vluchtelingenbeleid van Uganda staat onder druk, reden waarom deze top is georganiseerd. Tijdens de top committeerden donoren ruim USD 358 miljoen voor de vluchtelingenrespons, «een mooie start» aldus SG VN Guterres. Hiermee is de vraag echter nog niet gedekt. Meer middelen zijn nodig en Nederland zal zich hiervoor in internationaal verband blijven inzetten.
Nederland committeerde tijdens de top EUR 5,5 miljoen aan hulp voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Uganda. Zo zal Nederland projecten financieren voor het bevorderen van de lokale integratie van vluchtelingen, het verbeteren van vluchtelingenregistratie, het opzetten van landbouwopleidingen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in de omgeving van Bidibidi alsook het opzetten van community policing.
Kunt u het bericht bevestigen dat meer dan 900 duizend Zuid-Sudanezen op de vlucht zijn en een goed heenkomen gezocht hebben in vluchtelingenkampen in buurland Oeganda, waar tekorten zijn aan eten, water en onderkomen?
Ja. Door het aanhoudende geweld in Zuid-Sudan vluchtten al ruim 900 duizend Zuid-Sudanezen naar Uganda en nog steeds steken dagelijks zo’n 2.000 Zuid-Sudanese vluchtelingen de grens over op zoek naar veiligheid en hulp, die nog steeds sterk achter blijft bij de enorme vraag.
Deelt u de mening dat Oeganda moet kunnen rekenen op de reeds toegezegde steun voor opvang in de regio van asielzoekers uit Zuid-Sudan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is belangrijk dat donoren toegezegde steun daadwerkelijk omzetten in financiële bijdragen en deze tijdig overmaken naar hulporganisaties zoals afgesproken onder het Good Humanitarian Donorship initiatief. Nederland houdt zich hieraan door minder dan de helft van het humanitaire budget te oormerken en alle toezeggingen daadwerkelijk en zo snel mogelijk uit te betalen en roept andere donoren regelmatig op dit ook te doen.
Kunt u schetsen hoe groot de tekorten momenteel zijn en welke problemen ontstaan in Oeganda door het uitblijven van adequate hulp? Kunt u eveneens een beeld schetsen van de mate waarin deze problemen kunnen worden weggenomen indien de toegezegde hulp wordt geleverd?
De benodigde middelen voor humanitaire opvang zijn momenteel voor minder dan 25% gedekt, waardoor bijvoorbeeld het World Food Program voedselrantsoenen moet verminderen. Dit geeft onrust en spanningen onder de vluchtelingen. Financiële bijdragen van nieuwe humanitaire donoren kunnen het financieringstekort aanvullen. Bilaterale ontwikkelingshulp wordt ingezet op duurzame ontwikkeling van gastgemeenschappen waardoor ook de publieke dienstverlening aan vluchtelingen (veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg, water, energie, afvalverwerking) verbetert en druk op schaarse natuurlijke bronnen (water, houtskool, landbouwgrond) en de spanningen tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen die dit met zich mee brengt, verminderen.
Bent u bereid om de bestaande integrale inspanning en de ingezette hulp in de regio (nog sterker) te focussen op vluchtelingenopvang in Oeganda? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om u in internationaal verband in te zetten om landen te stimuleren zich te houden aan hun verplichtingen en toegezegde steun? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet is hiertoe bereid en heeft besloten om EUR 5,5 miljoen bij te dragen aan duurzame, geïntegreerde oplossingen voor de opvang en bescherming van vluchtelingen en hun gastgemeenschappen. In verschillende landen in de regio, die eveneens Zuid-Sudanese vluchtelingen huisvesten, zet Nederland zich ook in voor de verbeterde opvang en bescherming van vluchtelingen en gastgemeenschappen. Zo draagt Nederland in Kenia bij aan de opvang van Zuid-Sudanese vluchtelingen via het Regional Development and Protection Programme (RDPP), een EU-programma dat Nederland leidt in de Hoorn van Afrika.
Voor verbeterde opvang van vluchtelingen en gastgemeenschappen is het noodzakelijk dat verschillende organisaties, uiteenlopend van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties tot de private sector, samenwerken met de Ugandese autoriteiten om duurzame oplossingen mogelijk te maken. Het kabinet zal zich daarom, in Uganda en de regio, blijven inzetten om deze verschillende partijen bij elkaar te brengen en zal in internationaal verband pleiten voor aandacht en financiering voor verbeterde opvang in de regio.
Hoge reiskosten binnen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «WHO steekt meer budget in reiskosten dan aidsbestrijding»?1
Ja.
Kunt u de berichten bevestigen dat de WHO vorig jaar 200 miljoen euro heeft uitgegeven aan reiskosten?
Ja, de WHO bevestigt dit in een persbericht van 21 mei jl. in reactie op berichtgeving van Associated Press over de reiskosten van de WHO. Het genoemde bedrag is ook terug te vinden in de financiële rapportages van de WHO.
Wat is uw reactie op dit bericht, gezien de verhouding tussen de gemaakte reiskosten en het totale budget van de WHO (200 miljoen op 2 miljard euro, oftewel 10%) en tussen de reiskosten en gemaakte kosten aan aidsbestrijding (71 miljoen euro), malariabestrijding (61 miljoen euro) en tuberculosebestrijding (59 miljoen euro)?
Het Kabinet deelt de zorg over de hoge reiskosten en vindt dat de WHO zich moet inspannen om deze kosten te beperken. Nederland en gelijkgezinde donoren volgen de uitgaven van de WHO nauwgezet. Tijdens het Programma- en Budget Comité en de Wereldgezondheidsassemblee van mei jl. zijn naar aanleiding van berichtgeving in de pers kritische vragen gesteld over de hoogte van de reiskosten. De WHO heeft aangegeven altijd te zoeken naar manieren om de reiskosten te verminderen. Nederland zal de WHO hierop blijven aanspreken en de WHO aansporen om grotere kostenefficiëntie te bewerkstellingen.
Het bedrag van USD 200 miljoen is opgebouwd uit verschillende elementen. Aan reiskosten van het WHO-personeel is volgens de WHO minder dan de helft van dit bedrag besteed. Ongeveer 60% is uitgegeven aan reizen van externe experts en aan vertegenwoordigers van lidstaten om deel te nemen aan expertbijeenkomsten en aan zittingen van de WHO-bestuursorganen. De kosten betreffen vliegreizen, dagvergoedingen en andere, aan reizen gerelateerde kosten.
Voor wat betreft de verhouding tussen reiskosten en uitgaven voor de bestrijding van aids, malaria en tuberculose is het goed te bedenken dat de bestrijding van deze drie ziekten juist grotendeels door andere organisaties wordt ondersteund, in het bijzonder door het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Daarom besteedt de WHO relatief weinig geld aan de bestrijding van deze ziekten.
Deelt u de mening dat deze verhouding totaal scheef is – ook gezien de veel lagere kosten die vergelijkbare organisaties zoals Artsen Zonder Grenzen en UNICEF maken voor reizen – en dat een dermate hoog bedrag aan reiskosten verre van doelmatig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De WHO en UNICEF geven per stafmedewerker ongeveer hetzelfde uit aan reizen. De reiskosten van deze organisaties zijn niet te vergelijken met een niet-gouvernementele hulporganisatie zoals Artsen Zonder Grenzen. WHO werkt vaak met experts die in verschillende landen werken en daardoor meer reizen. Artsen zonder Grenzen werkt vaak met experts vast op een bepaalde locatie en heeft daardoor minder reiskosten. Door deze verschillen in werkwijze zijn deze organisaties niet te vergelijken met de WHO. Nederland volgt de uitgaven van de WHO kritisch en zal de WHO blijven aansporen om de reiskosten te verminderen, soberheid te betrachten en kosten te besparen.
Kloppen de berichten in het artikel over hotelovernachtingen van WHO-personeel in 5-sterrenhotels, het overnachten in hotels a 900 euro per nacht door de algemeen-directeur van de WHO, en het vliegen naar klinieken met helikopters in plaats van met jeeps door Bruce Aylward (kosten 400.000 euro per jaar), die het crisisteam van de WHO tijdens de uitbraak van de ebolacrisis leidde? Bent u van mening dat dit soort zaken ontoelaatbaar zijn binnen een organisatie als de WHO? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er mag, op basis van het reisbeleid van de WHO, alleen in businessclass worden gereisd als de vlucht langer dan 9 uur duurt. De dagvergoedingen worden conform VN-normen uitbetaald. De WHO heeft een duidelijk reisbeleid, dat onlangs is aangescherpt. Er mag niet eerste klas worden gereisd. Dit is ook van toepassing op de Directeur-Generaal (DG). De vorige DG hield zich hier strikt aan en van de nieuwe DG, die onlangs is aangetreden, wordt dit ook verwacht.
Dr. Bruce Aylward leidde of nam deel aan meer dan 50 missies om de verspreiding van Ebola in kaart te brengen, activiteiten van Ebola bestrijding te plannen en de effectiviteit van de interventies van WHO en de partners te beoordelen. Zijn aanwezigheid in West-Afrika was nodig om de coördinatie van de activiteiten ter plaatse en op het hoofdkantoor goed te coördineren. Dr. Aylward reisde naar de meest afgelegen plaatsen in West-Afrika. Onbegaanbare wegen noodzaakten hem soms per helikopter te reizen in plaats van met de auto. VN-staf gebruikt helikopters om snel personeel, benodigde uitrusting en materialen naar afgelegen gebieden te brengen, wanneer transport over de weg onmogelijk is of tot grote vertraging leidt.
Heeft de WHO zelf al gereageerd op deze berichtgeving? Zo ja, op welke wijze?
Ja, de WHO heeft op 21 mei jl. een persbericht uitgegeven in reactie op berichtgeving in de media over de reiskosten van de WHO.
Bent u voornemens deze werkwijze aan de orde te stellen in uw contacten met de WHO en met andere VN-lidstaten? Zo ja, wanneer, op welke wijze en met welke inzet? Zo nee, waarom niet?
Nederland volgt de uitgaven van de WHO nauwgezet. Nederland dringt tijdens de Uitvoerende Raden en het Programma- en Budgetcomité samen met andere VN-lidstaten aan op kostenefficiëntie en op soberheid. Dat heeft ertoe geleid dat de reiskosten in 2016 met 14% zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De redenen zijn minder reizen gerelateerd aan de Ebola-crisis, en strikter beleid en navenante uitvoering. Recentelijk heb ik de nieuwe DG Dr. Tedros gesproken en hem gevraagd kostenbesparing hoog op de agenda te houden.
Tijdens het Programma- en Budgetcomité en de Wereldgezondheidsassemblee in mei jl. zijn de reiskosten aan de orde geweest. De WHO heeft de vragen van lidstaten hierover in overeenstemming met het persbericht beantwoord.
Vindt u dat de WHO haar geloofwaardigheid en kredietwaardigheid heeft verspeeld, vooral ook in het licht van aanhoudende tegenvallende prestaties van de WHO in de afgelopen jaren (scorecards), onder andere op het onderdeel financiële prioriteitenstelling? Zo ja, vindt u dan ook dat dit consequenties moet krijgen? Zo nee, waarom niet?
De WHO is de belangrijkste VN-organisatie op het terrein van de internationale volksgezondheid, een spil in het internationale gezondheidsbeleid en relevant voor alle landen. De Ebola-uitbraak in West-Afrika heeft de wereld wakker geschud en het belang van een goed functionerende Wereldgezondheidsorganisatie benadrukt. Niet alleen als organisatie die normatieve taken heeft en technische assistentie geeft, maar ook in (medische) crisissituaties. De WHO is relevant voor prioritaire thema’s van het Nederlandse volksgezondheidsbeleid, zoals antimicrobiële resistentie, dementie en toegang tot (betaalbare) geneesmiddelen. De WHO speelt verder een belangrijke rol in het behalen van de prioriteiten van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zoals seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en gender, en in de implementatie en monitoring van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen op het terrein van gezondheid. Het belang van het werk van de WHO en de voorlopige resultaten van de ingezette hervormingen geven geen aanleiding tot wijziging van het huidige beleid ten aanzien van de WHO.
Bent u, gezien deze grove verspilling van schaarse gemeenschapsmiddelen, bereid de Nederlandse bijdrage aan de WHO sterk te korten dan wel volledig stop te zetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
De website 'Alt Rechts' (altrechts.com) waar opgeroepen wordt om personen en organisaties op te geven die zich 'volksvijandig' zouden opstellen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de website Alt Rechts en het «Joodse overzicht» en het «overzicht volksvijandig Nederland»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de website actief Joden en «volksvijandige Nederlanders» inventariseert? Bent u er ook mee bekend dat volgens de website onder andere feministen, homoseksuelen en cultuur-afbrekers afgeschilderd worden als volksvijandige Nederlanders?
Ja.
Deelt u de mening dat deze website bedreigend en lasterlijk is voor mede-Nederlanders, discriminatie cultiveert en faciliteert en bewust haat en verdeeldheid zaait? Kunt u dit toelichten?
Dit zal moeten blijken uit het strafrechtelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd onder leiding van het parket Oost-Nederland. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een overleg tussen MiND (meldpunt internet discriminatie) en de regionale eenheid Oost-Nederland van de Nationale Politie in maart van dit jaar.
Zijn er aangiftes gedaan tegen deze website en de beheerders? Zo ja, hoeveel en waar bevinden deze zich in het proces?
De politie heeft laten weten dat -voor zover bekend – geen aangiften zijn gedaan tegen de beheerders van de website Altrechts.com.
Deelt u de opvatting van advocaat Alberdingk Thijm dat aangifte tot het aanpakken van deze website en beheerders kan leiden?2 Kunt u dit toelichten?
De site is direct door de provider offline gehaald. Om te kunnen beoordelen of de beheerders van de website strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, is onderzoek noodzakelijk.
Dit onderzoek loopt op dit moment al. Aangiften zijn niet noodzakelijk voor het voortzetten van het onderzoek, maar het is uiteraard van belang dat een ieder die meent slachtoffer te zijn geweest van een strafbaar feit aangifte doet.
Loopt er momenteel een onderzoek naar de website en de beheerders door het openbaar ministerie (OM)? Zo ja, waar staat dit in het proces? Zo nee, bent u bereid deze website onder de aandacht te brengen van het OM?
Ja, de politie is gestart met een onderzoek onder leiding van het parket Oost-Nederland.
Tegen welke straf kunnen de beheerders en eigenaren van de host aanlopen als het tot een veroordeling komt voor discriminatie, aanzetten tot haat, laster en smaad?
De maximum op te leggen straf voor discriminatie of aanzetten tot haat is op grond van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen kan een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van € 20.500,– worden opgelegd. De maximum straf voor smaad is ingevolge artikel 261 Sr een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Voor laster is dit op grond van artikel 262 Sr een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar of een geldboete van € 20.500,–.
Het bericht dat in het concept Jaarplan TV 2018 door de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) opgenomen is dat de berichtgeving rond Nederlanders van niet-westerse afkomst niet problematiserend mag zijn |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) volgens het concept Jaarplan 2018 streeft naar positieve beeldvorming van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de NPO ervoor kiest om journalistieke objectiviteit bij de berichtgeving rond Nederlanders met een niet-westerse achtergrond los te laten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat een door alle belastingbetalers gefinancierde publieke omroep ernaar zou moeten streven om zo objectief en gewetensvol mogelijk de werkelijkheid te tonen, ongeacht of dit een positief of negatief beeld is?
Ja.
Deelt u de mening dat het niet de taak is van de NPO om beeldvorming over een bepaald onderwerp te beïnvloeden?
Het is de taak van de publieke omroep om voor iedereen in Nederland een kwalitatief hoogwaardig en onafhankelijk media-aanbod te verzorgen. Dit betekent dat het media-aanbod op een evenwichtige wijze een beeld van de samenleving dient te geven en aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen dient te voldoen. Waarheidsgetrouwe en zo objectief mogelijke verslaglegging zijn hierbij cruciaal. Tijdens de recente wijziging van de Mediawet 2008 zijn deze principes herbevestigd. Deze principes zijn onderdeel van de taakopdracht waaraan de programma’s van de publieke omroep moeten voldoen. Naar aanleiding van uw vragen heb ik de publieke omroep hier nogmaals op gewezen.
Bent u bereid om op basis van het concept Jaarplan 2018 hierover het gesprek aan te gaan met de NPO en de Kamer over de uitkomsten van dit gesprek te informeren?
De Mediawet 2008 verplicht de publieke omroep een evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod te verzorgen. De publieke omroep legt jaarlijks in haar Terugblik verantwoording af over de wijze waarop zij hier invulling aan geeft. Op deze manier kan het parlement achteraf toetsen of de programma’s van de publieke omroep op een evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geven. Deze wijze van verantwoording past bij de programmatische autonomie van de publieke omroep.