Kent u het bericht «Asieldeal wéér onder vuur van rechter: uitspraak hekelt nu ook ander onderdeel van het akkoord»1? En kent u uitspraak van rechtbank Den Haag over de verlenging van de beslistermijn2?
Ja.
Kunt u reflecteren op de vraag hoe het kan dat de verhoogde instroom van Oekraïners, Afghanen en de opname van Dublinclaimanten niet kan worden opgevangen door de verhoogde besliscapaciteit bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst terwijl de personeelscapaciteit van de Immigratie- Naturalisatiedienst ongeveer 75% hoger is ten opzichte van 2017?
De IND heeft in 2022 te maken gehad met aanzienlijk hogere instroom dan aanvankelijk was voorspeld. Deze hoge instroom kwam onder andere door het vervallen van de coronareisbeperkingen, de machtsovername door de Taliban in Afghanistan, het instromen van ex-Dublinzaken in de nationale procedure (juiste vanwege reisbeperkingen naar andere EU-landen), maar ook de instroom van nareizigers. Verder is de instroom uit onder meer Syrië, Turkije en Jemen onverminderd hoog geweest en nam ook het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna AMV) dat naar Nederland kwam verder toe. In 2022 zijn in totaal 35.535 asielaanvragen ingediend, een toename van 40% ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze aantallen zijn exclusief ontheemden uit Oekraïne. Hoewel de aanvragen van deze groep niet worden meegeteld bij het aantal asielaanvragen in 2022, heeft dit wel effect op de organisatie van de IND.
In 2022 is de prognoses van de instroom meerdere malen omhoog bijgesteld. Het aantrekken en volledig opleiden van nieuwe medewerkers kost ongeveer een jaar. Het aannemen van nieuwe medewerkers leidt dan ook niet meteen tot een hogere productie. Daarnaast is de beoordeling van asielaanvragen de afgelopen jaren complexer en bewerkelijker geworden, waardoor er meer medewerkers nodig zijn om hetzelfde aantal zaken af te doen. Het is voor de IND niet mogelijk de instroom bij te houden met als resultaat dat asielzoekers soms lang moeten wachten op een gehoor of een beslissing van de IND. De IND probeert met de beschikbare capaciteit de wachttijd zo kort mogelijk te houden maar realiteit is dat dit met de verwachte instroom voor dit jaar een bijzonder lastige opgave gaat worden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst nieuwe asielaanvragen binnen de termijn van zes maanden kan behandelen?
Ook voor dit jaar is de verwachting dat de asielinstroom hoger is dan de behandelcapaciteit van de IND. De IND is naar verwachting in staat om met de capaciteit die beschikbaar is in 2023 op een vergelijkbaar aantal zaken als in 2022 een beslissing te nemen.
In mijn brief van 3 februari 2023 heb ik uw Kamer bericht dat ik de beslistermijn van zaken die instromen na 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 zal verlengen met 9 maanden. Eerder heb ik dit al gedaan voor zaken die vóór 1 januari 2023 zijn ingestroomd.
Kunt u verklaren waarom het aantal openstaande asielaanvragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst blijft oplopen, en momenteel hoger is dan tijdens de start van de speciale taskforce begin 2020, terwijl de personeelscapaciteit van de Immigratie- Naturalisatiedienst sinds 2019 is toegenomen met 1.000 fte?
De instroom van asielzoekers is dermate hoog dat met de huidige werkwijze en het geldende beleid de IND niet in staat is tijdig op alle asielaanvragen te beslissen.
De IND kan echter niet onbeperkt de besliscapaciteit blijven uitbreiden en loopt hiermee tegen tal van beperkingen aan wat betreft personeel.
Het absorptievermogen van de IND is in die zin beperkt aangezien nieuwe medewerkers in het asielproces opgeleid moeten worden door ervaren medewerkers en het opleidingstraject (zoals reeds in het antwoord op vraag 2 genoemd) ongeveer een jaar in beslag neemt.
Daarnaast neemt de IND ook nieuw personeel aan voor andere werksoorten dan asiel. De groei in personeel komt dan ook niet enkel en alleen ten goede aan de afhandeling van asielaanvragen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de grote achterstand van de te behandelen asielaanvragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst wordt opgelost?
Er zijn in de afgelopen periode diverse maatregelen genomen die zien op een verhoging van de productiecapaciteit van de IND. Dit gaat bijvoorbeeld om forse investeringen d.m.v. werving van nieuwe medewerkers, professionalisering van de strategische en operationele sturing, het efficiënter inrichten van het asielproces door bijv. doelgroepgerichte benadering van asielaanvragen (kansrijk-kansarm), schriftelijk horen en de inzet van specialistische externe bureaus. Ook kijkt de IND constant naar slimme manieren om te werken en een slimme inzet van het beschikbare personeel.
Deze maatregelen zorgen er echter niet voor dat ingelopen wordt op de voorraad. De IND heeft geen invloed op de omvang van de instroom van asielzoekers en heeft daarnaast te maken met een toenemende complexiteit bij de behandeling van asielaanvragen en een rechtspraak die steeds hogere eisen stelt aan de besluitvorming.
Ik ben continu met de IND in gesprek over de benodigde maatregelen om de voorraden weg te werken. Dit zal bovendien ook onderdeel uit maken van de brede heroriëntatie op het asiel- en opvangstelsel waarbij gekeken wordt naar beleid, de uitvoering van dat beleid en het asiel en opvangstelsel.
Kunt u verklaren hoe er opnieuw grote achterstanden zijn ontstaan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst nadat de werkzaamheden van de speciale taskforce in 2021 zijn afgerond?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de besliscapaciteit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst voldoende is om het aantal asielaanvragen bij te houden?
Het is vrijwel onmogelijk om de IND organisatie zo in te richten dat ook in jaren waar Nederland te maken heeft met een zeer hoge instroom, de IND voldoende capaciteit heeft om het aantal asielaanvragen bij te houden. Het is niet mogelijk personeel eenvoudig en op korte termijn op te schalen.
Het beslissen op een asielaanvraag is echt mensenwerk en is – mede door de complexiteit van beleid en jurisprudentie – iets dat tijd kost. Ik ben met de IND in gesprek over de mogelijkheden om flexibeler te werken, in het bijzonder bij een hoge instroom. Dit vergt mogelijk aanpassingen in de werkprocessen van de IND, maar mogelijk ook in het geldende beleid.
Welke impact heeft de uitspraak van rechtbank Den Haag over de verlenging van de beslistermijn (Zaaknummer: NL22.21969) op het wetsvoorstel herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken (Kamerstuk 35 749, nr. 2)?
In genoemde uitspraak van 6 januari jl. heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam geoordeeld dat de maatregel, om de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor asielaanvragen categoriaal te verlengen met maximaal 9 maanden, niet rechtsgeldig is genomen, omdat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, onder b, Vw. Het wetsvoorstel heeft geen betrekking op dit onderdeel en wordt derhalve niet geraakt door deze uitspraak.
Ik merk overigens op dat de zittingsplaatsen Arnhem en Den Bosch hebben geoordeeld dat voornoemde maatregel wel rechtsgeldig is.3 Vanwege het belang van deze maatregel voor de beslispraktijk van de IND is besloten om tegen de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam hoger beroep in te stellen. Ondertussen wordt de toepassing van de maatregel voortgezet.
Kunt u een inschatting geven van het financiële risico van dwangsommen voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst in 2023, uitgaande van de uitspraak van rechtbank Den Haag (Zaaknummer: NL22.21969) waaruit blijkt dat de generieke verlenging van de beslistermijn (WBV 2022/22) niet rechtsgeldig is?
Zie ook het antwoord op vraag 8, waarin ik heb aangegeven dat niet alle zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag negatief oordelen over de generieke verlenging en dat ik hoger beroep heb ingesteld tegen bedoelde uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam.
De IND berekent op dit moment de financiële risico’s van dwangsommen zowel in het scenario dat de IND de beslistermijn kan verlengen als in het scenario dat het verlengen van de beslistermijn niet rechtsgeldig is. Duidelijk zal zijn dat in het laatste scenario het risico op dwangsommen aanzienlijk hoger zal zijn. Op korte termijn zal ik uw Kamer hierover nader informeren.
Het vervoeren van asielzoekers per taxi |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er taxi’s worden ingezet voor het vervoer van asielzoekers van en naar asielzoekerscentra? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit?
In opdracht van de ketenpartners organiseert het Ketenbreed Operationeel Coördinatiecentrum Vreemdelingen (KOCV) vervoer van asielzoekers tussen locaties. Hierbij wordt in specifieke gevallen gebruik gemaakt van taxi’s. Wanneer een minderjarige vreemdeling (AMV-er) of kwetsbaar persoon na eerste aanmelding vervoert dient te worden van een politie of KMAR post naar het aanmeldcentrum in Ter Apel, wordt gebruik gemaakt van een taxi. Het is vooraf niet aan te geven hoe vaak er een beroep moet worden gedaan op taxi-vervoer.
Het COA faciliteert het vervoer tussen de COA-opvangmodaliteiten. Soms wordt georganiseerd vervoer ingezet (taxi, busje of touringcar), bijvoorbeeld voor het beschikbaar stellen van de asielzoeker voor het asielproces. In de meeste gevallen moet de bewoner echter zelfstandig gebruik maken van het OV. COA houdt niet bij hoe vaak taxi’s worden ingezet.
Naast het COA wordt op verzoek en in opdracht van de ketenpartners ook door KOCV vervoer vanuit Ter Apel naar opvanglocaties georganiseerd. Dit betreft hoofdzakelijk vervoer per bus en of touringcar.
Bent u bereid een overzicht te geven van de kosten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over mogelijke kostenoverzichten die betrekking hebben op mogelijk taxikosten die gemaakt zijn in opdracht van het COA. COA is een zelfstandig bestuursorgaan en draagt zelf verantwoordelijkheid voor de kosten die betrekking hebben op opdrachten die verbandhouden met het vervoeren van asielzoekers. Derhalve kan ik die ook niet ter beschikking stellen. Zowel de IND als het COA hebben een mantelovereenkomst met een vervoerder.
Klopt het dat deze taxiritten worden betaald door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de rekening dus uiteindelijk komt te liggen bij de Nederlandse belastingbetaler?
Alle kosten voor opvang die het COA maakt worden gefinancierd uit de Rijksbegroting, dus ook vervoerskosten van het COA of van de IND als het om AMV-ers gaat.
Waarom pakken asielzoekers niet gewoon het openbaar vervoer net als de meeste Nederlanders die naar school of hun werk moeten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Vindt u het niet belachelijk dat veel Nederlanders in weer in wind op de fiets of met het openbaar vervoer moeten reizen terwijl asielzoekers van u gratis en luxe met de taxi kunnen reizen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Gaat u onmiddellijk stoppen met het vergoeden van dit luxe vervoer voor asielzoekers? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
De mobilisatie in Rusland |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de berichtgeving waarin gesteld wordt dat de Oekraïense inlichtingendiensten een nieuwe mobilisatie in Rusland verwachten, met mogelijk 500.000 nieuwe recruten?1
De ontwikkelingen rond de oorlog in Oekraïne worden continu in brede zin in de gaten gehouden door het kabinet. Zo ook met betrekking tot een mobilisatie in Rusland. Op 28 oktober jl. heeft de Russische Minister van Defensie aangekondigd dat de mobilisatie is afgerond. De praktijk van mobiliseren is toen stopgezet. De mobilisatie is niet formeel beëindigd bij wijze van presidentieel decreet en zodoende bestaat er nog een juridische basis voor een volgende grote mobilisatieronde. Hier kan echter niet op vooruit worden gelopen. Uit verschillende bronnen is gebleken dat er nog wel mensen incidenteel geronseld worden en dat de autoriteiten moeite doen om mensen te werven, maar er is niet gebleken dat er momenteel daadwerkelijk een mobilisatie plaatsvindt.2 Indien er op enig moment een nieuwe mobilisatieronde komt, zal moeten worden bezien of en welke gevolgen dit heeft voor het landenbeleid en de besluitvorming door de IND.
Deelt u de mening van migratiehoogleraar Thomas Spijkerboer in Nieuwsuur (15 januari jl.) dat het door u gemaakte onderscheid tussen dienstweigeraars en Russen die vrezen voor mobilisatie lastig uit te leggen is?2
Ten aanzien van Russische dienstplichtigen geldt dat de IND hen op dit moment nog niet individueel kan beoordelen. De reden daarvoor is omdat onvoldoende duidelijk is of, en zo ja in welke mate, dienstplichtigen in Oekraïne worden ingezet en of zij door hun dienstplicht te ontduiken ook risico op vervolging lopen. Daarom is er voor gekozen om het besluit- en vertrekmoratorium voor hen te verlengen. Uw Kamer is hierover bij brief van 13 december 2022 geïnformeerd.
Ten aanzien van andere Russen die vrezen voor de mobilisatie blijkt niet, zoals ook gesteld hierboven, dat er momenteel daadwerkelijk een mobilisatie plaatsvindt. Met deze informatie in relatie tot de individuele omstandigheden zoals die volgen uit een asielprocedure is het goed mogelijk een besluit te nemen waarin wordt ingegaan op de risico’s voor personen die stellen te vrezen voor de mobilisatie. Dit is dan ook een voortzetting van de reguliere praktijk en niet een beleidswijziging.
Vanwege de plotse aankondiging van de mobilisatie moest worden bezien welke gevolgen deze mobilisatie zou hebben voor personen die om deze reden zijn gevlucht. In deze periode zijn er geen onomkeerbare stappen genomen in asielprocedures waarin de mobilisatie als asielmotief werd genoemd.
Gelet op vorenstaande en de overige informatie die onzerzijds bekend is, zie ik geen aanleiding om op dit moment een besluit- en vertrekmoratorium af te kondigen voor personen die vrezen voor de mobilisatie.
Het onderscheid tussen dienstplichtigen enerzijds en personen die vrezen voor de mobilisatie anderzijds is mijns inziens dan ook te rechtvaardigen.
Ik hecht er aan om in dit verband expliciet te benadrukken dat een besluit- en vertrekmoratorium geen garantie op verblijf is maar enkel een verlenging van de beslistermijn betreft met als doel het inwinnen van informatie waar het op dat moment aan ontbreekt dan wel waar op dat moment onduidelijkheid over bestaat. Na het vervallen van het besluit- en vertrekmoratorium zal er dan ook voor de groep dienstplichtigen een individuele beoordeling plaatsvinden om vast te stellen of zij internationale bescherming behoeven.
Een nieuw ambtsbericht staat gepland voor het voorjaar en aan de hand daarvan zal er bezien worden op welke wijze het beleid ten aanzien van Rusland ingevuld moet worden.
Vindt u een aankondiging van de Russische Minister van Defensie een voldoende betrouwbare bron om de conclusie te rechtvaardigen dat de mobilisatie per 31 oktober 2022 is afgerond, zoals u schrijft in uw brief van 13 december 2022?3
De Russische Minister van Defensie heeft inderdaad aangekondigd dat de mobilisatie is afgerond en de militaire eenheden opgedragen om de mobilisatiewerkzaamheden stil te leggen per 31 oktober 2022. Er is op dit moment daarnaast ook voldoende andere informatie beschikbaar om tot deze conclusie te komen. Er is dan ook een afweging gemaakt op basis van alle beschikbare relevante en betrouwbare informatie en bronnen. Uiteraard gaan we niet louter en alleen af op informatie van welke regering dan ook.
Bent u het eens met de stelling dat niet de formele regelgeving inzake de mobilisatie, maar de praktijk ten aanzien van de gestelde vervolging leidend moet zijn bij de bepaling van het landgebonden asielbeleid? Aangezien in het beslismemo wordt onderkend dat er nog steeds mensen worden gemobiliseerd (zij het maar «weinig»), bent u het eens met de stelling dat zelfs een kleine kans op gedwongen mobilisatie noopt tot bescherming?
In de beslisnota van 12 december jl. staat ten aanzien van de mobilisatie dat er in de praktijk incidentele gevallen bekend zijn van Russen die na de stop gemobiliseerd zijn. Uiteraard wordt niet alleen de formele regelgeving, maar ook de informatie over de praktijk meegewogen bij de bepaling van asielbeleid. Indien een vreemdeling zich beroept op de mobilisatie zullen deze verklaringen van de vreemdeling op eigen merites worden beoordeeld en tevens worden beoordeeld in het licht van de relevante landeninformatie. Het is daarbij aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij of zij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade in het land van herkomst. De situatie in Rusland is op dit moment echter niet zo dat alle personen die zich beroepen op de mobilisatie ook daadwerkelijk te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade.
Op welke bron is de volgende bewering uit de beslisnota gestoeld: «... dat bezwaren tegen mobilisatie, hetzij juridisch hetzij via de alternatieve dienstplicht, uiteindelijk in de praktijk bijna altijd worden ingewilligd.»? Impliceert dit dat er volgens u «bijna» geen Russen gedwongen naar het front gaan?
Het betreft hier een vertrouwelijke bron. Deze wordt niet openbaar gemaakt. Het is geen ongebruikelijke werkwijze om vertrouwelijke bronnen te raadplegen. Dit impliceert niet dat er niemand gedwongen naar het front wordt gestuurd. Indien een vreemdeling uit Rusland stelt dat hij wel voor internationale bescherming in aanmerking dient te komen in verband met de mobilisatie, dan wordt dat op individuele basis beoordeeld, waarbij tevens de eventuele gevolgen op basis van de individuele omstandigheden worden getoetst. Daarbij wordt indien van toepassing ook beoordeeld of er begaanbare mogelijkheden zijn om onder deze mobilisatie uit te komen. Ook dat wordt individueel getoetst.
Waarom wacht u inzake Rusland niet het nieuwe ambtsbericht af van Buitenlandse Zaken, dat sowieso dit kwartaal verwacht wordt?
Een vreemdeling heeft recht op internationale bescherming als hij bij terugkeer naar zijn eigen land vervolgd wordt dan wel een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. Er vindt altijd een zorgvuldige procedure plaats om te bekijken of de vreemdeling internationale bescherming nodig heeft en elke zaak wordt op individuele omstandigheden beoordeeld.
Het besluit om wel of geen besluit- en vertrekmoratorium in te stellen wordt zorgvuldig gewogen. Er is op dit moment voldoende informatie beschikbaar om te beslissen in individuele zaken van personen die stellen te vrezen voor mobilisatie. Er is geen aanleiding om langer een pas op de plaats te maken en met besluitvorming te wachten, al dan niet op basis van een besluit- en vertrekmoratorium voor personen die stellen te vrezen voor mobilisatie tot een nieuw ambtsbericht. Het uitvoeringsproces kan dus worden voortgezet.
Bent u bereid om alsnog een beslis- en vertrekmoratorium in te stellen voor Russen die te vrezen hebben voor mobilisatie?
Zie antwoord vraag 6.
Over eten klagende asielzoekers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat ondankbare asielzoekers in hongerstaking zijn gegaan vanwege «slecht eten»?1
Ja.
Wat vindt u van zoveel ondankbaarheid? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven op deze vraag?
Ik zie klachten van asielzoekers over aspecten van de geboden voorzieningen niet als ondankbaarheid. Het recht om te klagen hebben asielzoekers evenzeer als alle andere personen die zich in Nederland bevinden. Ik begrijp dat inmiddels een gesprek heeft plaatsgevonden tussen medewerkers van de locatie en asielzoekers en dat dat heeft geleid tot afspraken. Dat acht ik een zinvolle manier om samen tot oplossingen te komen.
Deelt u de mening dat klagen over prima maaltijden in nota bene een hotel geen enkele pas geeft als je stelt gevlucht te zijn voor oorlog en geweld? Zo ja, kunt u de duidelijke boodschap uitzenden dat inpakken en wegwezen bij zoveel ondankbaarheid geklaag de beste optie is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven op deze vraag?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Asielzoekers Almere wachten een half jaar op gesprek over verblijf: wanhoop slaat toe’. |
|
René Peters (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers Almere wachten een half jaar op gesprek over verblijf: wanhoop slaat toe»?1
Ja.
Heeft u inzicht in de vraag hoeveel asielzoekers in de crisisnoodopvang al langer dan een half jaar wachten op hun eerste gesprek met de immigratiedienst over hun mogelijke verblijf in Nederland?
Op 31 december 2022 zaten circa 60 asielzoekers in een crisisnoodopvanglocatie die langer dan een half jaar wachten op hun eerste gesprek (aanmeldgehoor).
Heeft u inzicht de vraag in hoeveel verschillende crisisnoodopvanglocaties de wachttijd voor verschillende asielzoekers inmiddels al meer dan een half jaar bedraagt?
Op dit moment is in circa 30 crisisnoodopvanglocaties de wachttijd op een asielbeslissing voor verschillende asielzoekers meer dan een half jaar. Dit betekent dat op deze locaties asielzoekers langer dan een half jaar wachten op een beslissing van de IND.
Deelt u de mening dat een wachttijd van meer dan een half jaar in een crisisnoodopvanglocatie te lang is voor deze mensen en veel onzekerheid geeft?
Het is voor alle asielzoekers zeer onwenselijk dat zij momenteel langer moeten wachten op hun beslissing. Deze onzekerheid is voor iemand die in een crisisnoodopvanglocatie verblijft niet anders dan bij iemand die in een reguliere opvanglocatie verblijft.
Bent u het eens met de stelling dat het wenselijk is om asielzoekers in crisisnoodopvanglocaties zo snel mogelijk door te laten stromen naar asielzoekerscentra (azc’s)?
Ja, ik ben het eens met de stelling dat het wenselijk is mensen in crisisnoodopvanglocaties zo snel mogelijk door te laten stromen naar asielzoekerscentra. Op dit moment is de situatie echter dat we deze locaties voorlopig nog hard nodig hebben. Daarom heb ik op 2 februari jl. aan het Veiligheidsberaad gevraagd de crisisnoodopvang langer open te houden dan 1 april. Een beroep doen op crisisnoodopvang gebeurt alleen in gevallen wanneer reguliere asielopvang noch noodopvang toereikend zijn om aan de benodigde vraag naar opvang te voldoen.
Kunt u reflecteren op binnen welke termijn het haalbaar is om alle asielzoekers uit crisisnoodopvanglocaties te plaatsen in reguliere azc’s?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het afschalen van crisisnoodopvang is afhankelijk van het beschikbaar komen van voldoende reguliere opvang en noodopvang. Om het COA in positie te brengen om te beschikken over voldoende reguliere opvang heb ik momenteel een wet in voorbereiding die hieraan zal bijdragen.
Kunt u reflecteren op de vraag hoe het kan dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die verantwoordelijk is voor de gesprekken, meemaakt dat hun uitnodigingen niet aankomen, omdat mensen zijn verplaatst door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)? Hoe vaak gebeurt dit en hoe kan deze communicatie worden verbeterd?
Het COA heeft de afgelopen maanden hard gewerkt om alle cno-locaties plus hun bewoners in beeld te krijgen. Dit is een intensief proces waarbij veel handwerk nodig is en is geweest. Immers, verplaatsingen naar en tussen cno-locaties worden niet door COA gecoördineerd maar door KCIO in samenwerking met gemeenten. Inmiddels heeft COA veel beter zicht op cno-locaties en de daar verblijvende bewoners. Cno-locaties worden opgevoerd in de systemen van COA zodat onder meer de communicatie met bewoners eenvoudiger wordt.
Deelt u de mening dat alle asielzoekers zo snel mogelijk hun eerste gesprek over verblijf moeten krijgen? Welke maatregelen gaat u hiervoor nemen?
Ja, ik deel de wens om de asielprocedure na aankomst in Nederland zo snel mogelijk te starten. Door onder meer de hoge instroom van asielzoekers en verplaatsingen tussen cno locaties, lukt het op dit moment niet de asielprocedure kort na aankomst te starten. Voor asielzoekers in spoor 2 geldt wel dat zij meteen in de asielprocedure worden opgenomen.
Om te zorgen dat asielzoekers zo snel mogelijk hun eerste gesprek krijgen zijn afgelopen maanden meer IND medewerkers aangenomen die aanmeldgehoren afnemen en worden sommige gehoren deels schriftelijk afgenomen. Bepaalde asielzaken worden uitbesteed en via een doelgroepgerichte benadering en versneld afgedaan. Ik blijf met de IND in gesprek of deze maatregelen voldoende zijn om asielprocedure zo snel mogelijk te starten.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de capaciteit voor deze gesprekken duurzaam op peil komt en blijft in de toekomst?
De IND heeft afgelopen jaar flink geïnvesteerd in de personele capaciteit om aanmeldgehoren af te nemen en is voor dit jaar ingericht op afname van 35.000 aanmeldgehoren bij een gelijkblijvende samenstelling van de instroom. Tegelijk is de IND bezig om de werkvoorraden van vorig jaar weg te werken. Dit zal ook voor dit jaar een enorme opdracht zijn voor de IND.
In de keten wordt verder continu gekeken naar een verdere optimalisatie van het aanmeldproces om de wachttijd voor het aanmeldgehoor zoveel mogelijk te beperken.
De overname van de tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers door het COA. |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «COA houdt tijdelijke opvang asielzoekers Groningen langer open»1?
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gemeentelijke opvanglocaties zonder toestemming van gemeenten overneemt met als intentie om hier permanente asielzoekerscentra (azc’s) van te maken?
De overname van gemeentelijke opvanglocaties gebeurt in afstemming met de betreffende gemeente. Per locatie wordt met de betreffende gemeente bijvoorbeeld overlegd over de geschiktheid van de locatie en hoe lang de locatie beschikbaar is. Op basis daarvan wordt gezamenlijk besloten of het COA het beheer van de locatie kan overnemen.
Voor wat betreft de locatie in Groningen heeft de gemeente COA benaderd met het verzoek de betreffende locatie over te nemen. Gemeente Groningen en Veiligheidsregio Groningen hebben dit pand ingezet voor crisisnoodopvang. Ik heb gemeenten verzocht om voor 1 april 2023, daar waar mogelijk de crisisnoodopvang over te dragen aan het COA. De crisisnoodopvang kan dan tijdelijk worden voortgezet als noodopvang.
Is er toestemming gevraagd aan omwonenden om deze opvanglocatie langer open te houden? Zo neen, waarom niet?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de gemeente om de omwonenden te informeren over het langer open blijven van een (crisis)noodopvanglocatie.
Deelt u de mening dat hier sprake is van verkapte dwang aangezien het COA zonder toestemming van de gemeente Groningen zomaar beslist om de tijdelijke opvanglocatie voor minimaal een jaar langer open te houden?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Waarom neemt u burgers in Groningen in de maling door te zeggen dat asielzoekers tijdelijk worden opgevangen terwijl dit in werkelijkheid permanent is?
Noch de gemeente noch het COA heeft het voornemen om deze locatie om te zetten naar een permanente opvanglocatie. Het is en blijft noodopvang en daarmee tijdelijk. Het COA heeft het beheer, opvang en begeleiding overgenomen van de gemeente en veiligheidsregio. De eigenaar van het pand staat een langer gebruik als noodopvang zoals is overeengekomen, ook niet toe, in verband met planvorming.
Mochten hierover gewijzigde inzichten ontstaan dan zal dat via de gebruikelijke wijze aan de gemeenteraad worden voorgelegd en zullen ook bewoners worden geïnformeerd door de gemeente.
Is het COA voornemens nog meer tijdelijke locaties over te nemen, zo ja welke?
Met de veiligheidsregio’s heb ik afgesproken dat geschikte en beschikbare crisisnoodopvanglocaties van gemeenten, in beginsel voor 1 april 2023, onder beheer worden gebracht van het COA en daar in eerste instantie als tijdelijke opvanglocaties worden ingezet. Momenteel vinden hier gesprekken over plaats met de betrokken gemeenten en vastgoedeigenaren.
De sluiting van een noodopvanglocatie in Horst aan de Maas |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de protesten vanuit de gemeenschap en de gemeenteraad van Horst aan de Maas om de noodopvang aldaar te sluiten?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen en kinderen voortdurend van locatie naar locatie worden gebracht, zonder zekerheid over blijvende opvang?
Ja, dat is de reden dat ik permanent met mede-overheden in gesprek ben om voldoende opvangmogelijkheden te realiseren die ook voor langere tijd inzetbaar zijn. Ook het COA doet al het mogelijke om voldoende opvangplekken te realiseren. De opgave voor 2023 zal naar verwachting nog veel groter worden. Dat is ook de reden dat ik een wetsvoorstel naar de Raad van State heb gestuurd zodat het mogelijk wordt meer gemeenten te bewegen langdurigere opvangplekken te realiseren. Crisisnoodopvang is bedoeld voor zeer kortdurende opvang, maar wordt inmiddels -bij gebrek aan reguliere opvangplekken- ook voor langere tijd ingezet.
Bent u het eens met de stelling dat het met name voor de kinderen van groot belang is dat zij stabiliteit vinden en de mogelijkheid krijgen in ieder geval hun schooljaar af te maken op de school waar zij momenteel onderwijs krijgen?
Dat is het meest wenselijk, maar niet altijd mogelijk. Crisisnoodopvang is echt voor het zorgdragen van de eerste opvang en alleen in uiterste noodzaak wanneer er aan reguliere en noodopvangplekken ernstige tekorten zijn. Het sluiten en openen van crisisnoodopvang is een besluit dat de lokale overheid toekomt, in samenspraak met de veiligheidsregio.
Deelt u de mening dat draagvlak voor opvang van groot belang is en dat er mogelijkheden moeten zijn om een eenzijdig besluit van de burgemeester bij te sturen?
Ik ben heel blij om te merken dat onder de bevolking van de gemeente Host aan de Maas draagvlak is voor de opvang asielzoekers, zo blijkt uit het media artikel. Dat is een voorbeeld voor meer gemeenten in Nederland. Met de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen krijg ik meer mogelijkheden om gemeenten te bewegen voor langere tijd opvangplekken te realiseren.
Bent u bereid om met burgemeester Palmen in overleg te treden met als inzet om af te zien van sluiting van de noodopvang per 8 januari en de asielzoekers te garanderen dat ze in ieder geval tot juli 2023 in de huidige opvang in de Kasteelsebossen in Horst kunnen blijven? Zo nee, waarom niet?
De gemeente heeft de crisisnoodopvang per 8 januari gesloten. Het COA heeft met de gemeente Horst aan de Maas contact over een mogelijke transitie van de locatie voor crisisnoodopvang naar het COA. Ik zal over de afspraken die uit deze contacten voortkomen, indien noodzakelijk, ook zelf contact opnemen met burgemeester Palmen.
Wilt u deze vragen voor 8 januari beantwoorden?
Het is niet gelukt om deze vragen voor 8 januari te beantwoorden. Ik heb deze vragen zo snel als mogelijk beantwoord en stuur deze na de aanvang van de nieuwe parlementaire periode.
Geheime gevangenissen langs de EU-buitengrenzen |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL), Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht dat vluchtelingen heimelijk worden gevangengezet voordat ze gewelddadig de EU-buitengrenzen worden overgezet? Zo ja, klopt dit bericht?1
Ja, het kabinet is bekend met het bericht. Vooropgesteld, de berichtgeving is zorgwekkend. Voor het kabinet is het vanzelfsprekend van belang dat het grenstoezicht, de asielprocedure en opvang voldoen aan de standaarden volgend uit het EU-acquis, waaronder fundamentele rechten. Daarbij hoort ook dat het principe van non-refoulement moet worden gerespecteerd en dat moet worden voorzien in de basisbehoeften van mensen. Dat geldt voor EU-lidstaten en uiteraard ook voor Frontex. Het kabinet spreekt zich hier in EU-verband over uit en pleit voor onafhankelijke monitoringsmechanismen aan de grens.
Het kabinet beschikt op dit moment niet over eigenstandige informatie om uitspraken te doen over de bevindingen die in de berichten worden gedeeld. Het kabinet is van mening dat berichtgeving over misstanden aan de buitengrenzen onderzocht moeten worden door de betrokken lidstaten. Wanneer de lidstaten over een onafhankelijk monitoringsmechanisme beschikken, zou deze het onderzoek moeten uitvoeren. De bescherming van de Europese buitengrenzen is van groot belang, maar hierbij dienen Europese en internationale wetgeving te allen tijde gewaarborgd te worden. Voor de handhaving van deze regels kijkt het kabinet nadrukkelijk naar de Europese Commissie. De Commissie heeft als hoedster van de verdragen een belangrijke rol erop toe te zien dat lidstaten zich aan de regels houden, en beschikt op basis van het EU Werkingsverdrag ook over middelen die het kan inzetten in geval een lidstaat dat niet doet. Het kabinet moedigt de Commissie aan hierin haar rol te pakken. Voor het Europees financieren van grensinfrastructuur gelden strikte voorwaarden, onder andere dat de desbetreffende maatregelen moeten voldoen aan de internationale verplichtingen en Europese wet- en regelgeving. Ook hier ziet de Commissie op toe.
Is het waar dat dit soort clandestiene gevangenissen worden betaald met EU-geld, dat vluchtelingen worden gevangengezet in kooien, dat er geen toiletten zijn of stromend water is en dat mensen worden geduwd en geslagen? Is het waar dat mensen terug over de grens worden gezet? Zo ja, bent u het eens met de stelling dat dit te kwalificeren valt als marteling?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de precieze rol van Frontex hierin?
Frontex personeel ondersteunt op basis van de EGKW-verordening de Bulgaarse politie enkel bij de uitvoering van grenssurveillance activiteiten; dit kan ook het aanhouden van personen inhouden. Frontex personeel is dus niet betrokken bij het verdere proces zoals de mogelijke asielaanvraag, opvang, detentie of terugkeer van de persoon. Dit valt buiten het mandaat van het EU-agentschap.
Frontex heeft bevestigd dat er naar aanleiding van de open source informatie een Serious Incident Report onderzoek is gestart, naar aanleiding van de vermeende grondrechtenschendingen bij het desbetreffende politiebureau in Bulgarije waarnaar in het artikel wordt verwezen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Frontex grondrechtenfunctionaris (FRO), wiens bevoegdheden, na eerdere kritische rapporten, zijn verruimd. Er kan niet vooruitgelopen worden op de resultaten van dit onderzoek door de FRO.
Kunt u aangeven of Nederland hierbij direct of indirect betrokkenheid heeft? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, wat doet Nederland precies om dit soort mensonterende misstanden te voorkomen? Welke consequenties verbindt u precies aan deze misstanden?
Het Nederlands Nationaal Contactpunt Frontex (NFPOC), dat verantwoordelijk is voor alle uitzendingen van het Nederlandse personeel, heeft aangegeven dat er vanuit het uitgezonden Nederlandse personeel geen enkel signaal binnengekomen is over mogelijke misstanden als omschreven in het artikel.
Frontex en alle lidstaten, dus ook Nederland, zijn verplicht om misstanden te allen tijde te voorkomen. In de recente rapporten over het functioneren van Frontex worden duidelijke conclusies getrokken over nodige verbetering in rapportage- en monitoringsmechanismen, de governance en cultuur. Dat is ook in lijn met de Nederlandse inbreng binnen de Frontex Management Board. De benoeming van een nieuwe Uitvoerend Directeur is dan ook een goed moment om in gezamenlijkheid de uitdagingen ter hand te nemen.
Frontex personeel heeft de verplichting om alle vermeende grondrechtenschendingen te melden in de daarvoor bestemde monitoringsmechanismes. Deze meldingen worden zorgvuldig opgepakt door de FRO. Het gehele permanente korps krijgt uitgebreide training in het eerbiedigen van grondrechten en over de waarborging hiervan in alle activiteiten. Naast alle voorbereiding door het Agentschap, onder leiding van de FRO, onderhoudt de NFPOC contact met uitgezonden personeel en verzorgt na terugkomst een debriefing. Dit gezamenlijk maakt, dat er veel vertrouwen is in het functioneren van het Nederlandse personeel in de Frontex operaties.
Wat neemt u zich voor om deze misstanden in EU-verband aan de kaak te stellen? Bent u bijvoorbeeld bereid om in de meest krachtige bewoordingen de Nederlandse weerzin tegen dit soort misstanden in EU-verband tot uitdrukking te brengen en aan te dringen op daadkrachtige maatregelen om herhaling te voorkomen?
Voor Nederland is het van groot belang dat de grensbewaking aan de Europese buitengrenzen altijd plaatsvindt in lijn met de internationale verplichtingen en fundamentele rechten. Het kabinet spreekt zich dus reeds uit over berichtgeving over misstanden en zal dat blijven doen, in dit geval betrekt het daarbij de uitvoering van de motie van der Graaf/Ceder2. Het hecht daarbij aan de rol van de Commissie als hoedster van de verdragen, en benoemt berichtgeving over misstanden daarom in gesprekken met de Commissie. Het kabinet kaart vermeende misstanden ook in breder Europees verband aan, bijvoorbeeld tijdens een JBZ-Raad, evenals in bilaterale contacten met lidstaten. Ook heeft het kabinet kortgeleden in de JBZ-Raad van oktober jl. gepleit voor het opzetten van onafhankelijke monitoringsmechanismen aan de grens.
Bent u bereid om deze vragen per omgaande te beantwoorden?
Beantwoording van de Kamervragen kwam uw Kamer binnen de gestelde termijnen toe.
Het bericht dat bijna alle slachtoffers van het Essex-drama in Nederland zijn geweest |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk (SP) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bijna alle slachtoffers van Essex-drama zijn in Nederland geweest»?1
Ja.
Wat is daarop uw reactie?
De gebeurtenis in Essex is een uiterst ernstige zaak met een hartverscheurende afloop. De nieuwsberichten zijn ernstig en raken het kabinet opnieuw.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat niet twee, maar 38 van de 39 slachtoffers op enig moment in Nederland zijn geweest, zoals zou blijken uit een vergelijking van vingerafdrukken?2
In de oorspronkelijke versie van het betreffende rapport van Myria staat de volgende passage:
Deze passage heeft de indruk gewekt dat niet twee, maar 38 van de 39 overleden slachtoffers voorafgaand aan het drama in Nederland zijn geweest. Na de media-aandacht hiervoor in Nederland, en de mogelijkheid dat deze passage onjuist geïnterpreteerd zou worden, heeft Myria deze passage gewijzigd. In de laatste versie van het rapport staat hierover inmiddels het volgende:
Het klopt dat de vingerafdrukken van de overleden slachtoffers in Nederland zijn geregistreerd. Deze vingerafdrukken zijn in de Nederlandse systemen terechtgekomen in het kader van een afspraak die in Europol-verband met het Verenigd Koninkrijk is gemaakt om de vingerafdrukken van de overleden personen met de betrokken lidstaten te delen. Dit om vast te stellen of en zo ja, waar de slachtoffers in Europa hebben verbleven en of mogelijke relaties zijn te leggen met verdachten van mensensmokkel. Dit is dus gedaan nadat het drama zich had voltrokken.
Het daaropvolgende vingerafdrukkenonderzoek (dactyloscopisch onderzoek) in Nederland heeft bestaan uit een vergelijking van de 39 door het Verenigd Koninkrijk gedeelde vingerafdrukken met de vingerafdrukken die aanwezig zijn in de Nederlandse databases Havank en de Basisregistratie vreemdelingen (BVV). De database Havank bevat vingerafdrukken van personen met strafrechtelijke antecedenten. De database BVV bevat vingerafdrukken van vreemdelingen die zich in Nederland hebben gemeld. Uit dit onderzoek is gebleken dat twee van de 39 slachtoffers voorafgaand aan het drama in Nederland zijn geweest, te weten de twee minderjarige jongens die in Nederland in de beschermde opvang verbleven en die in oktober 2019 hebben verlaten. Uw Kamer is hierover op eerdere momenten geïnformeerd.4 De vergelijking tussen de overige vingerafdrukken en vingerafdrukken aanwezig in de genoemde databases heeft geen «matches» opgeleverd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft het Openbaar Ministerie in Nederland, het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel en het Federaal Parket in België, dat meerdere strafrechtelijke onderzoeken heeft uitgevoerd naar aanleiding van deze zaak, opnieuw geraadpleegd. Uit die raadpleging volgt geen aanvullende informatie
die erop wijst dat andere dan de twee reeds geïdentificeerde personen, voorafgaand aan het drama in Nederland zijn geweest.
De eerdere passage in het rapport van Myria, betreffende het «gekend» zijn van de slachtoffers in Nederland is gebaseerd op informatie uit een proces-verbaal van de Federale Gerechtelijke Politie in België. Inmiddels is vastgesteld dat het hier gaat om informatie die verwijst naar de vingerafdrukken die in het kader van de genoemde Europol-afspraak in de Nederlandse systemen zijn terechtgekomen nadat het drama zich in Essex had voltrokken.
Kunt u aangeven in welk kader de vingerafdrukken van deze 38 Vietnamezen in Nederland zijn afgenomen die later in Essex dood aan zijn getroffen? In hoeverre is bekend hoe de 38 Vietnamezen anders dan Hieu en Quyen in de koeltruck in Essex zijn beland?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat niet twee, maar 38 van de slachtoffers op enig moment in Nederland zijn geweest ondanks de aandacht vanuit de Kamer voor de aanleiding tot het Essex-drama?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is dit feit niet naar voren gekomen in het onderzoek naar het Essex-drama dat door het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel is uitgevoerd? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de constatering in het rapport van Myria inzake Hieu en Quyen dat Nederland het volgende verzoek via Europol bij de Belgische autoriteiten indiende: «urgentie spoed, betreft een mensensmokkelzaak waarbij minderjarige Vietnamezen betrokken zijn»?3
In de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp is reeds aangegeven dat het bevel voor observatie is gegeven op basis van een verdenking mensensmokkel. Deze verdenking was echter niet zodanig concreet dat sprake was van concrete wetenschap van mensensmokkel in de zin van het doorlaatverbod. Omdat er op dat moment geen concrete wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens het OM geen sprake geweest van doorlaten op grond van artikel 126ff Wetboek van Strafvordering. Het Myria-rapport heeft niet geleid tot nieuwe informatie en aldus ook niet tot andere inzichten omtrent de toepassing van het doorlaatverbod.
Hoe verhoudt dit verzoek zich tot het Nederlandse narratief dat bij het volgen van Hieu en Quyen het doorlatingsverbod niet van toepassing was omdat er geen verdenking van mensensmokkel bestond?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u nog altijd van mening dat Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen Nederland als transitland beschouwen en daardoor kort in Nederland zijn, waardoor Nederland beperkt is in de mogelijkheden om mensenhandel en -smokkel van Vietnamezen te bestrijden zoals eerder is medegedeeld? (Kamerstuk 27 062, nr. 110)
Uit het onderzoek waar de door u aangehaalde Kamerbrief over gaat, is inderdaad gebleken dat veel Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen Nederland als zogeheten «transitland» beschouwen. In de Kamerbrief is voorts benoemd dat Nederland dit fenomeen daarom niet eigenstandig kan tegengaan.
De problematiek van de fenomenen mensensmokkel en mensenhandel is groter dan alleen Nederland. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau plaatsvindt in het kader van EMPACT, het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats. Binnen EMPACT Trafficking in human beings is er ook een nieuw programma dat zich richt op het onderwerp de mensenhandel van Vietnamese migranten. Nederland is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma. Op operationeel niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is (zoals bijvoorbeeld in de zaak-Essex), vanuit onder andere de politie en de Koninklijke Marechaussee.
Inmiddels is het echter zo dat de instroom van Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen aanzienlijk is verminderd. Zo stroomden in heel 2022 minder dan 5 Vietnamese alleenstaande minderjarige vluchtelingen in. Voorts is geen van deze alleenstaande minderjarige vreemdelingen met onbekende bestemming vertrokken uit Nederland. Gelet op de afgenomen instroom lijkt de situatie ten tijde van voornoemde Kamerbrief daarom niet langer meer van toepassing te zijn. Dit laat onverlet dat alertheid op signalen van mensensmokkel en mensenhandel van groot belang blijft. Het is om die reden dat deze groep nog steeds standaard in de beschermde opvang wordt opgevangen.
Hoe beschouwt u in het licht van het bovenstaande de conclusie van het rapport van Myria dat Vietnamezen betrokken zijn bij verschillende vormen van criminaliteit die aan mensenhandel en -smokkel te relateren zijn?
In 2021 heeft het Expertisecentrum Mensenhandel & Mensensmokkel (hierna: EMM) (vervolg)onderzoek gedaan naar Vietnamezen in Nederland in relatie tot mensenhandel en mensensmokkel, met het doel om vanuit verschillende criminaliteitsvormen meer zicht te krijgen op de geregistreerde aard en omvang van mensenhandel en mensensmokkel. Dit onderzoek – over de periode januari 2018 tot november 2020 – heeft een aantal hoofdcategorieën van incidenten in beeld gebracht waar Vietnamezen bij betrokken kunnen zijn in relatie tot mensenhandel en mensensmokkel. In het EMM-rapport, gepubliceerd op www.emm-online.nl en als externe bijdrage toegevoegd aan het jaarverslag van Myria uit 2022, staat onder andere vermeld dat (minderjarige) Vietnamezen die in de beschermde opvang worden ondergebracht nagenoeg allemaal uit de opvang verdwijnen. Daarbij bestaat in algemene zin het vermoeden dat mensensmokkelorganisaties hierbij een rol spelen.
Zoals eerder aan u medegedeeld in de beantwoording van voorgaande Kamervragen zijn medewerkers van de beschermde opvang alert op signalen die kunnen duiden op het voornemen van een alleenstaande minderjarige vluchteling om de beschermde opvang te verlaten.6 De beschermde opvang heeft korte lijnen met de politie en signalen die mogelijk duiden op een verdwijning worden met de politie gedeeld. Bij brief van 23 maart 2020 bent u geïnformeerd over de werkafspraken tussen de politie, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Stichting Nidos en de Dienst Terugkeer & Vertrek die tot doel hebben om vast te leggen, wie, wat, wanneer moet doen als geconstateerd wordt dat een minderjarige is vertrokken uit de opvang, waaronder de beschermde opvang.
Wat zeggen deze nieuwe onthullingen volgens u over de rol van Nederland in de mensenhandel van Vietnamezen?
Zie het antwoord op de vragen 3 tot en met 6. Van nieuwe onthullingen is geen sprake.
Erkent u dat het de mensenhandel en -smokkel in Vietnamezen de afgelopen jaren ten onrechte te hebben gebagatelliseerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar aanleiding van de Essex-zaak is gereflecteerd op de ketensamenwerking door alle betrokken ketenpartners. Gesproken is over mogelijkheden om de communicatie te verbeteren tussen alle betrokken partijen en de mogelijkheden om samenwerking op internationaal gebied te versterken. Daarnaast heeft naar aanleiding van deze casus de Belgische politie samen met de Nederlandse politie gereflecteerd op de operationele samenwerking en de lessen die hieruit getrokken kunnen worden. Tenslotte nemen Nederlandse ambassade in Hanoi en het consulaat-generaal in Ho Chi Minh Stad regelmatig deel aan overleggen met zogenaamde like-minded landen en lokale ngo’s op het gebied van mensenhandel.
Hoe heeft Nederland de aanpak van mensenhandel in Vietnamezen geïntensiveerd sinds 2019?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om in het licht van deze nieuwe feiten een nieuw onderzoek te laten doen naar de rol van Nederland in de mensenhandel en -smokkel van Vietnamezen en vormen van criminaliteit die aan mensenhandel en -smokkel te relateren zijn?
Zoals in de beantwoording van bovenstaande vragen benoemd is, is er geen sprake van nieuwe feiten. Om die reden is er op dit moment geen aanleiding om nieuw onderzoek te doen.
Een digitaal reisdocument en digitale gezichtsherkenning |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe verhoudt de Europese pilot met een digitaal reisdocument en digitale gezichtsherkenning, waar de Staatssecretaris melding van maakt in zijn Kamerbrief (Kamerstuk 25 764 nr. 141) van 29 november 2022, zich tot een eerder pilotproject met digitale gezichtsherkenning genaamd «Known Traveller Digital Identity» (KTDI) van de Nederlandse en Canadese overheid, de KLM en het World Economic Forum?
De nu aangekondigde DTC-pilot is geen voortzetting van de KTDI-pilot. De overeenkomst tussen beide initiatieven is de wens de grenspassage digitaal te ondersteunen.
Het KTDI-concept was een initiatief van het World Economic Forum (WEF), dat Nederland met Canada zou beproeven. Het doel van het KTDI-concept is het vergemakkelijken van het gehele reisproces voor de reiziger; van vertrek uit het land van verblijf tot en met aankomst in het land van bestemming. De kern van het idee is dat een burger zich op basis van vrijwilligheid, op digitale wijze, op een manier die betrouwbaar en door de overheid gevalideerd is, met behulp van blockchaintechnologie en biometrische gegevens kan identificeren en de grens kan passeren.
De DTC-pilot is technologisch gebaseerd op de door de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO) gepubliceerde «Technical Report Digital Travel Credential (DTC). Anders dan de KTDI-pilot wordt bij deze pilot geen gebruik gemaakt van blockchaintechnologie, maar levert de reiziger diens data direct aan de grensautoriteiten. Het middel wordt in de DTC-pilot, anders dan voorzien in de KTDI-pilot, niet door de overheid uitgegeven, maar zelf aangemaakt door het paspoort met een smartphone uit te lezen. Ook wordt aan de grens het paspoort getoond, waar in de KTDI-pilot voorzien was dat dit het KTDI-middel zou zijn. De DTC-pilot vindt enkel plaats op vluchten van Montreal naar Amsterdam. Voor ICAO is de DTC mogelijk de volgende stap reisbewegingen te faciliteren. Eerder waren dat bijvoorbeeld de machinaal uitleesbare strook en de chip in het paspoort. De pilot wordt op verzoek van de Europese Commissie uitgevoerd. De resultaten zullen gebruikt worden voor de impact assessment bij een aangekondigde Europese conceptverordening voor een digitaal reisdocument en het faciliteren van reizen.
Is deze Europese pilot een voortzetting van de KTDI-pilot?
Zie antwoord vraag 1.
Indien dit niet het geval is, kunnen we hieruit dan concluderen dat het toeval is dat bij deze Europese pilot met gezichtsherkenning weer precies dezelfde partners als bij het door het World Economic Forum eerder geïnitieerde KTDI-pilot met gezichtsherkenning – namelijk de Nederlandse en Canadese overheid en de KLM – betrokken zijn?
Dat is geen toeval. De relaties opgebouwd met de ketenpartners in de KTDI-pilot, maakt dat samenwerking met deze partners nu makkelijk vormgegeven kan worden. Er is echter geen volledige overlap in partners. Het WEF, Canada, Air Canada, Toronto Pearson International Airport, Montréal-Trudeau International Airport, Accenture en Vision-Box waren betrokken bij KTDI. Deze partijen nemen geen deel aan de DTC-pilot. Canada en de Canadese organisaties zijn wel geïnformeerd over de pilot.
Indien dit wel het geval is, hoe verhoudt dit antwoord zich dan tot het op 5 september 2022 gegeven antwoord van de Staatssecretaris (kenmerk 2022Z11892): «Er bestaan op dit moment geen concrete voornemens om de KTDI-pilot alsnog te implementeren.»?
Zoals hiervoor aangegeven baseerde het KTDI-concept zich op andere techniek, standaarden en deelnemers. Er zijn geen voornemens om een KTDI-pilot alsnog te implementeren.
Neemt het World Economic Forum op enigerlei wijze (ook) deel aan deze nieuwe Europese pilot met gezichtsherkenning?
Het World Economic Forum is niet betrokken bij de DTC-pilot.
Indien dit het geval is, wat is precies de rol van het World Economic Forum in deze Europese pilot met een digitaal reisdocument?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de Staatssecretaris de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Zie antwoord vraag 5.
Ongedocumenteerden mensen in Nederland |
|
Eva Akerboom (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1), Marieke Koekkoek (D66), Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u reflecteren op het artikel «Ook zonder papieren verdien je in dit land een menswaardig bestaan»?1
Het artikel beschrijft de knelpunten die onrechtmatig verblijvende vreemdelingen ervaren in Nederland. De auteurs stellen dat de onrechtmatig verblijvende vreemdelingen niet aan de juiste documenten kunnen komen om terug te keren naar het land van herkomst en geen toegang hebben tot voorzieningen in Nederland.
Een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid is de vertrekplicht om Nederland te verlaten die op iedere onrechtmatig verblijvende vreemdeling rust. Het is de ervaring dat, indien een vreemdeling zich wendt tot de consulaire vertegenwoordiging van het land van herkomst, de noodzakelijke reisdocumenten in bijna alle gevallen verstrekt kunnen worden. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), maar bijvoorbeeld ook de International Organization for Migration (IOM), kunnen vreemdelingen bijstaan bij de terugkeerprocedure.
Vreemdelingen zonder recht op verblijf in Nederland of rijksopvang kunnen momenteel via de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (hierna: LVV) werken aan een bestendige oplossing voor hun situatie.
Hoeveel ongedocumenteerden verblijven er op dit moment in Nederland? Hoeveel van deze mensen vallen buiten alle huidige procedures en kunnen niet terugkeren naar het land van herkomst? Om wat voor soort groepen mensen gaat dit (bijvoorbeeld minderjarigen die normaliter schoolplicht zouden hebben of ouderen)?
Uit de schatting van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uit 2020 blijkt dat het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen voor de periode 2017–2018 tussen de 23.000 en 58.000 personen lag.2 Het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen is sinds 2002 afgenomen. Er zijn verschillende oorzaken voor deze afname, zoals de intensivering van het vreemdelingentoezicht, maar ook de invoering van de Koppelingswet, waardoor onrechtmatig verblijvende vreemdelingen van 18 jaar of ouder zijn uitgesloten van diverse voorzieningen waarmee het hen wordt bemoeilijkt om zich te handhaven in Nederland.
Het WODC heeft ook de samenstelling van de groep onrechtmatig verblijvende vreemdelingen onderzocht en concludeert daarbij dat het lijkt dat de groep relatief veroudert. Deze verschuiving wijst er mogelijk op dat de populatie zich nog maar beperkt aanvult en vernieuwt.
Bent u bekend met de volgende initiatieven en wilt u ook een reflectie geven op deze initiatieven:
In aansluiting op de beantwoording van deze vragen wijs ik op de motie die uw Kamer op voordracht van het lid Ceder heeft aangenomen om specifiek te kijken naar het Duitse beleid voor ongedocumenteerden.7 Met de beantwoording van deze vragen kom ik ook tegemoet aan deze motie.
In Duitsland wordt een «Duldung status» toegekend als een persoon Duitsland moet verlaten, maar (tijdelijk) niet kan vertrekken. Indien deze status is toegekend wordt het verblijf gedoogd en heeft een vreemdeling recht op enkele voorzieningen. Recent is bepaald dat vreemdelingen in Duitsland die op 31 oktober 2022, vijf jaar in Duitsland verbleven met een Duldung status een tijdelijk verblijfsrecht van 18 maanden krijgen. Binnen deze periode van 18 maanden krijgen vreemdelingen de kans om te voldoen aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht in Duitsland, door bijvoorbeeld middels (vast) werk voldoende eigen middelen van bestaan te krijgen. Het Ierse «Regularisation Programme» heeft een vergelijkbare opzet. Hierbij wordt eenmalig, voor aanvragen gedaan in het eerste half jaar van 2023, een tijdelijke verblijfsvergunning verleend aan vreemdelingen die een langere tijd onrechtmatig in Ierland verblijven.8
Zoals hierboven aangegeven bij de beantwoording op vragen 1 en 2 is een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid dat een onrechtmatig verblijvende vreemdeling Nederland dient te verlaten. Door onder andere de invoering van de Koppelingswet en daarmee de inperking van de toegang op sociale voorzieningen is het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in Nederland afgenomen. Derhalve ben ik, in tegenstelling tot de in vraag 3 genoemde initiatieven, terughoudend in het faciliteren van aanvullende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een stadspas en aanvullende voorzieningen, voor onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in het algemeen.
Tegelijkertijd kan reeds binnen het huidige beleid opvang geboden worden aan specifieke groepen onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Onrechtmatig verblijvende (alleenstaande) minderjarige vreemdelingen hebben bijvoorbeeld recht op opvang en onderwijs. Indien onrechtmatig verblijvende minderjarige vreemdelingen hier te lande zijn met hun gezin behouden de gezinsleden ook het recht op opvang.
Daarnaast kunnen vreemdelingen zoals bij vraag 1 beschreven via de LVV werken aan een bestendige oplossing voor hun situatie. Hierbij krijgen ze maatschappelijke en juridische begeleiding en wordt er tijdelijk opvang geboden. In het coalitieakkoord is afgesproken om de LVV uit te breiden naar een landelijk dekkend netwerk.
Voorts zijn er in Nederland enkele verblijfsrechtelijke regelingen voor specifieke groepen (kwetsbare) vreemdelingen. In dit verband kan bijvoorbeeld een verblijfsvergunning worden verleend voor vreemdelingen die buiten hun schuld niet terug kunnen keren. Daarnaast kan bijvoorbeeld een verblijfsvergunning voor medische behandeling worden verleend. Dit kan als de vreemdeling na één jaar verblijf op grond van uitstel van vertrek op basis van artikel 64 Vw, nog steeds medische behandeling nodig heeft. Het Bureau Medische advisering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft dan geconstateerd dat er een medische noodsituatie zou ontstaan bij vertrek naar het land van herkomst, omdat daar de medisch noodzakelijke zorg niet beschikbaar is.
Welke lessen bent u bereid over te nemen? En indien u niet bereid bent deze lessen over te nemen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te onderzoeken of en hoe deze initiatieven in Nederland geïmplementeerd zouden kunnen worden teneinde meer mogelijkheden te creëren voor ongedocumenteerden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid met betrokken organisaties samen te werken om ervoor te zorgen dat ongedocumenteerden toegang tot stadsvoorzieningen op het gebied van veiligheid, welzijn, onderwijs en openbaar vervoer krijgen? Zo nee, waarom niet?
Binnen de LVV wordt door lokale partners nauw samengewerkt om waar nodig bepaalde voorzieningen te realiseren voor deze doelgroep. Hiermee wordt bijgedragen aan de aanpak van veiligheids- en welzijnsvraagstukken van de vreemdelingen en binnen de lokale gemeenschap. Het generiek realiseren van verdere voorzieningen op het gebied van onderwijs (voor meerderjarigen) en openbaar vervoer staat haaks op het beleid van de Koppelingswet zoals hierboven beschreven en vind ik niet wenselijk.
Bent u bereid te onderzoeken wat de opties zijn voor oudere ongedocumenteerden, 55+ en langer dan 15 jaar in Nederland, zodat zij een prettige oude dag kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Voor oudere onrechtmatig verblijvende vreemdelingen geldt geen specifiek beleid en ik ben niet voornemens om aanvullende voorzieningen te creëren voor deze groep. Deze groep kan, indien zij voldoen aan de gestelde toelatingscriteria, wel binnen de LVV werken aan een bestendige oplossing voor hun situatie. Daarnaast heeft deze groep, zoals alle onrechtmatig verblijvende vreemdelingen, recht op medisch noodzakelijke zorg.
Bent u bereid, samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om in samenwerking met onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties en de Kinderombudsman een nationaal onderwijsconvenant te creëren met als doel de groep Dreamers in Nederland perspectief te bieden op een opleiding en een baan in ons land. Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zien zowel de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als ikzelf helaas geen ruimte om de mogelijkheden voor een dergelijk convenant te onderzoeken. Een meerderjarige onrechtmatig verblijvende vreemdeling kan zijn of haar opleiding voortzetten aan de instelling waar hij of zij tijdens zijn rechtmatig verblijf volgens de geldende regels was ingeschreven. Een instelling mag een dergelijke meerderjarige volgens huidige wet- en regelgeving echter niet als nieuwe student inschrijven. Deze studenten hebben geen recht op onderwijs, omdat zij onrechtmatig in Nederland verblijven en de focus op terugkeer ligt.
Het bericht ‘Gemeenten trekken de teugels aan in opvang voor Oekraïners: ‘Sommige locatiemanagers deden alsof het een gevangenis is’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u het beeld dat, ondanks dat het op veel locaties goed gaat, er in sommige gemeenten wrijving ontstaat in de gemeentelijke opvang van Oekraïners?1
Sinds het aanbreken van de oorlog in Oekraine hebben ruim 90.000 ontheemden uit Oekraïne in Nederland onderdak gevonden. Het bieden van opvang en het verstrekken van voorzieningen door gemeenten is vrijwel overal goed verlopen. Ik herken het beeld dat in sommige gemeenten wrijving is ontstaan in de gemeentelijke opvang van Oekraïners.
Waar kunnen Oekraïners terecht die klachten hebben over hoe zij in de opvang behandeld zijn? Kunt u zich voorstellen dat het voor hen op dit moment lastig is de weg te vinden als zij vragen hebben over hun recht op en rechten binnen de opvang?
Gemeenten dragen de zorg voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Bij eventuele klachten kunnen de ontheemden terecht bij de gemeente waar zij (in de Basisregistratie Personen) staan ingeschreven. Ik kan mij voorstellen dat niet alle ontheemden even makkelijk de weg weten te vinden. Medewerkers van de opvanglocaties kunnen ze daarbij helpen. Daarnaast zijn er ook medewerkers van ngo’s zoals Vluchtelingenwerk Nederland aanwezig op de opvanglocaties, die ontheemden kunnen ondersteunen bij het indienen van een klacht.
Zijn er bij u klachten bekend over gemeentelijke opvang van Oekraïners? Om hoeveel klachten gaat het en waar richtten deze klachten zich in het algemeen op?
Gemeenten dragen zorg voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Het bijhouden en afhandelen van klachten over de gemeentelijke opvang waarin zij verblijven valt hier ook onder. Er worden centraal geen cijfers over klachten bijgehouden. Wanneer soortgelijke klachten vaker voorkomen en een beleidsmatige oplossing aan de orde is, kunnen deze bij DG Oekraïne worden ingebracht. De Nationale Opvangorganisatie (NOO) kan op basis van signalen over opvanglocaties in gesprek treden met individuele gemeenten.
Wat gebeurt er als er over een gemeentelijke opvang klachten binnenkomen? Zijn er afspraken met gemeenten over hoe hiermee om te gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en organisaties die veel contact hebben met Oekraïense ontheemden, zoals Vluchtelingenwerk, het Rode Kruis, Open Embassy en Stichting Opora in gesprek te gaan over het beter inrichten van een proces voor klachtenbehandeling van Oekraïners in gemeentelijke opvangvoorzieningen?
Ik heb met enige regelmaat contact met de VNG en de genoemde organisaties. Ik ga graag verder in gesprek met belanghebbende partijen om het proces voor klachtenbehandeling van ontheemden uit Oekraine in gemeentelijke opvangvoorzieningen te verbeteren.
Herkent u het beeld dat ook gemeenten soms worstelen met bewoners die overlastgevend gedrag vertonen? En dat de verschillen in aanpak tussen gemeenten het lastig maakt voor organisaties die zich richten op Oekraïners om mensen hierin te ondersteunen?
Er zijn geen centrale afspraken met gemeenten hoe om te gaan met ontheemden die overlastgevend gedrag vertonen. De burgemeester is verantwoordelijk voor het opstellen van huishoudelijke regelementen voor de opvanglocaties in zijn gemeente (Art. 6 lid 3 RooO). Doordat de opvang van ontheemden uit Oekraïne decentraal is georganiseerd, kunnen er verschillen zijn tussen de huishoudelijke regelementen van verschillende gemeenten. Ik werk op dit moment, in samenspraak met de VNG en Veiligheidsregio’s, aan een handelingsperspectief voor de omgang met ontheemden uit Oekraïne die overlastgevend gedrag vertonen. Dit handelingsperspectief voorziet ook in het meer in lijn brengen van de huishoudelijke regelementen.
Zijn er afspraken met gemeenten over hoe om te gaan met bewoners van opvanglocaties die overlastgevend gedrag vertonen? Is ook voor alle gemeenten duidelijk welk gedrag daar wel/niet onder valt?
Zie antwoord vraag 6.
Mogen gemeenten Oekraïners die onder de beschermingsrichtlijn vallen toegang tot de gemeentelijke opvang ontzeggen? Onder welke voorwaarden? Wat gebeurt er als er geen vervangende opvang beschikbaar is?
Ontheemden hebben, net als alle asielzoekers, recht op opvang. Het onthouden van de opvang, in combinatie met het inhouden van andere verstrekkingen, is niet mogelijk. Zelfs ingeval een ontheemde zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige inbreuk op de regels van de opvanglocatie waar hij of zij verblijft.2 Ontheemden die zich stelselmatig niet houden aan de huisregels kunnen door de gemeente worden overgeplaatst. Dit kan in sommige gevallen soelaas bieden, maar overplaatsing is niet voor alle overlastgevers een structurele oplossing. Momenteel verken ik hoe dit beter georganiseerd kan worden, waarbij een decentrale aanpak het uitgangspunt blijft. Bij overlast voortkomend uit een strafbaar feit kan een aangifte worden gedaan bij de politie.
Bent u bereid met gemeenten in gesprek te gaan over meer samenwerking en duidelijkere richtlijnen rond overlastgevend gedrag en de rechten van mensen in de opvang, zodat er meer duidelijkheid komt voor alle betrokkenen?
Een handelingsperspectief voor de omgang met overlastgevende ontheemden uit Oekraïne wordt in samenspraak met de veiligheidsregio´s en VNG opgesteld. Een aantal gemeenten, waaronder de G4, is nauw betrokken bij dit proces.
Is de capaciteit van de gemeentelijke opvang in de winter berekend op de mogelijke komst van meer Oekraïners als gevolg van de zware omstandigheden in het land van herkomst? Op welke manier wordt de opvang hierop voorbereid?
De instroom van ontheemden uit Oekraine neemt gestaag toe. Op basis van de huidige signalen verwacht ik geen plotselinge schommeling van het aantal ontheemden, al blijft dit uiteraard lastig te voorspellen. Indien er toch sprake is van een plotselinge toename in de instroom, treedt het opschalingsmodel in werking, waarbij we op korte termijn extra (crisis) noodopvang kunnen realiseren. De infrastructuur hiervoor is en blijft intact.
Zijn alle opvangvoorzieningen in Nederland winterbestendig? Zo nee, welke acties worden ondernomen om deze voorzieningen winterklaar te maken?
In de Regeling opvang ontheemden Oekraine is opgenomen waaraan opvangvoorzieningen minimaal moeten voldoen, zoals de aanwezigheid van adequate bescherming tegen weersinvloeden en verwarming. Tot op heden heb ik geen signalen ontvangen dat opvangvoorzieningen hier niet aan kunnen voldoen. Indien gemeenten vragen hebben of tegen belemmeringen aanlopen, kunnen zij daarover in gesprek treden met de Nationale Opvangorganisatie.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid van 15 december 2022?
Ja.
Het bericht ‘Problemen voor Oekraïners die zonder 'verblijfssticker' in Nederland zijn’’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat Oekraïners die in een ander land een geldig visum hadden bij het uitbreken van de oorlog of die niet in Oekraïne waren toen de oorlog met Rusland uitbrak geen verblijfssticker voor Nederland krijgen? Om hoeveel mensen gaat dit?
Het bezit van een geldig visum is op zich zelf geen reden om geen verblijfssticker in Nederland te krijgen. Het gaat om de vraag of de betrokken Oekraïner ontheemd is geraakt door de militaire invasie door de Russische strijdkrachten in Oekraïne. Per brief van 30 maart 2022 is de Kamer geïnformeerd over de doelgroep van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna: RTB) en is de Kamer tevens geïnformeerd over personen die niet onder de RTB vallen. Oekraïners die vóór 27 november 2021 elders verbleven vallen niet onder de richtlijn.
De lidstaten hebben onderling afgesproken om artikel 11 van de richtlijn niet toe te passen.1 Dat betekent dat lidstaten de tijdelijke bescherming die een persoon in een andere lidstaat heeft verkregen overneemt van die andere lidstaat als de persoon zich daar meldt. Dit is echter niet van toepassing als de persoon een andere vorm van verblijfsrecht had in die andere lidstaat. Oekraïners die ten tijde van het uitbreken van het conflict hun woonplaats en werk in een andere lidstaat hadden, zijn immers niet ontheemd geraakt ten gevolge van de oorlog in Oekraïne.
Er zijn in totaal 830 verblijfsstickers geweigerd aan mensen met de Oekraïense nationaliteit2.
Klopt het dat voor een deel van deze mensen geldt dat hun visum voor het land waar zij waren reeds is verlopen, waardoor zij nergens terecht kunnen? Waarom wordt voor deze groep geen uitzondering gemaakt?
Personen die niet onder de RTB vallen, maar die niet terug kunnen naar een derde land of een land binnen Europa, hebben altijd de mogelijkheid om de asielprocedure te doorlopen. De omstandigheid dat een visum is verlopen, is niet van belang bij de vraag of iemand onder de RTB valt.
Zoals bij de beantwoording van de eerste vraag reeds is gemeld, gaat het om de vraag of de betrokken vreemdeling als gevolg van de militaire invasie ontheemd is geraakt. Ik heb er voor gekozen om ten opzichte van het Raadsbesluit meer groepen onder de RTB te laten vallen, zoals personen die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd of reeds voor 27 november 2021 feitelijk in Nederland verbleven. Er is geen aanleiding om meer groepen onder de RTB te laten vallen en hiermee nog meer af te wijken van het Raadbesluit.
Wat is de argumentatie achter het weigeren van de verblijfssticker voor de groep die ten tijde van de start van de oorlog in een andere lidstaat verbleef, met name in het licht van de rechten die mensen hebben onder de Europese beschermingsrichtlijn om binnen en tussen lidstaten te reizen? Welke afspraken zijn hierover binnen Europa gemaakt?
Zie het antwoord op vraag 2 voor de argumentatie waarom deze groep geen verblijfssticker krijgt en de verwijzing naar het Raadsbesluit. Binnen Europa zijn hier geen verdere afspraken over gemaakt.
Personen die onder de RTB vallen hebben het recht om vrij te reizen tussen de lidstaten, echter deze personen hebben of hadden verblijfsrecht in een van de landen en zijn niet als gevolg van de Russische invasie ontheemd geraakt. Zij kunnen in die lidstaat een beroep doen op tijdelijke bescherming (voor zover deze lidstaat evenals Nederland de doelgroepen heeft uitgebreid).
Klopt het dat gemeenten worstelen hoe om te gaan met deze groep en dat sommige van deze mensen inmiddels niet meer welkom zijn in de gemeentelijke opvang?
Personen die niet onder de RTB vallen hebben geen recht op opvang en voorzieningen onder de RTB. Deze personen worden geacht de gemeentelijke opvang te verlaten. Zoals eerder aangegeven kunnen mensen altijd hun (onvolledige) asielaanvraag doorlopen met de daarbij horende rechten en voorzieningen. Bij de weigering van de sticker is dit ook aan hen medegedeeld.
Wanneer gemeenten niet zeker weten of iemand onder de RTB valt, kan de hulp van de IND worden ingeschakeld. DT&V, het IOM of Vluchtelingenwerk kunnen ondersteuning bieden bij terugkeer naar het land waar mensen reeds verblijfsrecht hebben.
De IND werkt momenteel aan het aanpassen van de titelcode in de BRP van personen waarvan na controle door de IND is gebleken dat zij niet onder de scope van de RTB vallen, bijvoorbeeld omdat zij niet vanwege de militaire invasie ontheemd zijn geraakt. Op deze wijze wordt het voor gemeenten inzichtelijk welke personen niet onder de RTB vallen.
Welke mogelijkheden hebben Oekraïners die geen verblijfssticker hebben gekregen om bezwaar te maken? Worden aanvragers hierop gewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), met name omdat wordt aangegeven dat het proces voor het verkrijgen van de sticker zeer snel is?
Indien de IND beoordeelt dat iemand niet onder de RTB valt, dan krijgt hij een brief mee waar dit in staat. In deze brief is aangegeven dat hij 4 weken de tijd heeft om bezwaar in te dienen tegen de beslissing van de IND. Bezwaar tegen het niet ontvangen van een verblijfssticker heeft geen schorsende werking. Dit betekent dat gemeenten de mogelijkheid hebben om personen die geen sticker hebben gekregen omdat ze naar het oordeel van de IND niet onder de RTB vallen, per direct recht op opvang en voorzieningen te ontzeggen. Nadere handelwijze voor gemeenten worden momenteel nog uitgewerkt. In de brief staat tevens dat hij wel de reguliere asielprocedure kan doorlopen waardoor recht op opvang bij het COA ontstaat.
Is het gegeven dat Oekraïners in deze situatie te horen hebben gekregen dat zij asiel moeten aanvragen op dit moment logisch en handig, gezien de situatie in de Nederlandse asielketen?
De wijze waarop Nederland de RTB heeft geïmplementeerd, is dat mensen die aanspraak willen maken op verblijfsrecht onder de RTB een asielaanvraag moeten indienen. De inschrijving in de BRP wordt gezien als onvolledige asielaanvraag. Personen die niet onder de RTB vallen, hebben dus een (onvolledige) asielaanvraag ingediend met hun inschrijving in het BRP. Een ieder die meent niet terug te kunnen keren naar zijn land van herkomst, heeft het recht en de mogelijkheid om asiel aan te vragen in Nederland. Hoewel ik uw vraag begrijp vanwege het vastlopen van de asielketen, blijf ik van mening dat het van belang is om de doelgroepen niet verder uit te breiden en daarmee nog ruimhartiger te zijn dan het Raadsbesluit en mogelijk andere lidstaten. Dit kan maken dat personen die elders in Europa verblijfsrecht hebben er voor kiezen om naar Nederland te gaan omdat hier meer mogelijkheden zijn tot bijvoorbeeld het verrichten van arbeid in plaats van te blijven in de betreffende lidstaat.
Klopt het dat mensen soms wordt aangeraden terug te gaan naar Oekraïne omdat ze dan bij terugkomst in Nederland wél recht zouden hebben op bescherming onder de richtlijn? Ben u het eens met de stelling dat dit niet de bedoeling kan zijn van de richtlijn? Waarom kunnen mensen dan niet gewoon een sticker krijgen?
Dit is niet de bedoeling. Deze personen zijn niet als gevolg van het conflict ontheemd geraakt, zij verbleven immers ten tijde van de invasie niet in Oekraïne. De enkele korte terugkeer naar Oekraïne tijdens het conflict maakt niet dat je dan wel kan spreken van een situatie van ontheemding als gevolg van het conflict.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid van 15 december?
Ja.
Gratis zwemles voor asielzoekers |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat asielzoekers tot 35 jaar gratis zwemles krijgen omdat Nederlands water gevaarlijk kan zijn?
In Nederland verdrinken relatief veel asielzoekers en vergunninghouders in vergelijking met de autochtone bevolking.1 Daarnaast lopen kinderen met een migratieachtergrond structureel achter bij hun leeftijdsgenoten voor wat betreft het behalen van zwemdiploma’s. Om het risico op verdrinking onder asielzoekers/vergunninghouders te verkleinen, faciliteert het COA zwemles voor zowel kinderen als volwassen bewoners. Het COA vergoedt de kosten voor zwemlessen voor bewoners tot en met 35 jaar. Asielzoekers hebben over het algemeen niet de eigen financiële middelen om zwemles voor zichzelf en kinderen te bekostigen.
Waarom zijn zwemlessen voor Nederlanders en Nederlandse kinderen niet gratis?
In veel gemeenten zijn financiële regelingen beschikbaar die het voor autochtone kinderen mogelijk maken om zwemles te bekostigen indien de ouders deze zwemles niet kunnen bekostigen. Bovendien heeft VWS een extra toevoeging van 500.000 euro gedaan aan het Jeugdfonds Sport en Cultuur, specifiek gericht op het bekostigen van zwemles2. Ook voor volwassenen zijn er vaak financiële ondersteuningsmogelijkheden.
Daarnaast heeft VWS het bestedingsbudget van het sportakkoord ook beschikbaar gesteld aan gemeenten en is het mogelijk om via de subsidieregeling School en omgeving3 samenwerking met zwembaden onderdeel te laten zijn van het aanbod van de Rijke Schooldag.
Bent u het eens met de stelling dat het Nederlandse water voor Nederlanders en Nederlandse kinderen zonder zwemdiploma net zo gevaarlijk is als voor asielzoekers? Zo ja, waarom discrimineert u dan door de zwemlessen van asielzoekers wel te betalen maar die van Nederlanders niet?
Nederland is een waterland, zwemveiligheid is voor iedereen belangrijk. Zoals eerder aangegeven verdrinken echter relatief veel asielzoekers in vergelijking met de autochtone bevolking, daarom faciliteert en bekostigt het COA zwemles voor deze risicogroep.
Vindt u het niet belachelijk dat de overheid voor asielzoekers alles betaalt maar voor Nederlanders niet?
Ik deel de stelling niet dat de overheid alles betaalt voor asielzoekers en niet voor Nederlanders.
De aantallen asielzoekers die gemeenten moeten opvangen als gevolg van de dwangwet. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Klopt het dat gemeenten (al dan niet via de commissaris van de Koning (CdK) van hun provincie) te horen hebben gekregen hoeveel asielzoekers ze (indicatief) moeten gaan opvangen, mocht de dwangwet van kracht worden?
Nee, dit klopt niet. Op het moment van schrijven van deze beantwoording vinden er nog gesprekken plaats over de inhoud van het wetsvoorstel. Vanuit het Rijk zijn er geen mededelingen gedaan die de inhoud van het wetsvoorstel betreffen.
Zo ja, waarom worden dergelijke aantallen aan gemeenten gecommuniceerd terwijl er nog niet eens een wet ligt, laat staan dat de Kamer zich hierover – inclusief de verdeelsleutel als onderdeel hiervan – heeft kunnen uitspreken?
Zie antwoord op vraag 1
Kunt u deze aantallen (per gemeente) direct met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 1
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
De migratieroute via Servië |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU bezorgd over nieuwe migratie via Servië»1 en het bericht «EU does not rule out suspending Servia visa waiver over migration spike»2?
Ja.
Deelt u de zorgen van onder andere Eurocommissaris Johansson over de toegenomen instroom door deze Servië-route? Deelt u de mening dat Nederland, gezien de asielcrisis, de opvang van deze nieuwe stroom niet aankan?
Het aantal succesvolle en gepoogde irreguliere grensoverschrijdingen vanuit de Westelijke Balkanroute is in de eerste 9 maanden van 2022 bijna verdrievoudigd ten opzichte van 2021. Het gaat om ruim 100.000 gevallen. Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in zijn brief van 4 november jl.3 heeft aangegeven is de situatie van de asielketen in Nederland zorgelijk. In deze analyse wordt gebruik gemaakt van de meest recent vastgestelde ramingen (instroom, productie, capaciteit en uitstroom) voor de asielketen, de zogeheten Meerjaren Productie Prognose (MPP). Op basis van deze bezettingsraming stelt het COA een capaciteitsbesluit op, waarmee geraamd wordt hoeveel opvangplekken benodigd zijn. De prognose gebruikt hiervoor de cijfers, trends en ervaring uit de achterliggende periode en verwachtingen en scenario’s op basis van onder meer geopolitieke ontwikkelingen, beleidsontwikkelingen en trends. In deze context deelt het kabinet de zorgen van Eurocommissaris Johansson over de toegenomen instroom via Servië en ziet de noodzaak om de instroom via de Westelijke Balkan tegen te gaan.
Deelt u de mening dat, gezien de asielcrisis in Nederland en de toegenomen asielinstroom in de EU als geheel, het de grootste prioriteit heeft om de instroom van asielzoekers via de «westelijke Balkanroute» te verminderen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen kunnen er op korte termijn genomen worden om het aantal migranten dat via de «westelijke Balkanroute» de EU binnenkomt te verminderen?
Tijdens de informele lunch van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) op 13 en 14 oktober 2022 werden recente ontwikkelingen en toegenomen migratiedruk op de Westelijke Balkan route besproken. Hierover is uw Kamer middels het verslag van de JBZ-Raad geïnformeerd.4 Tijdens deze bespreking stelde het voorzitterschap een aantal acties voor om deze migratiebewegingen aan te pakken, zoals de samenwerking met de Westelijke Balkanlanden op terugkeer en grensbeheer, alsook stappen om het visumbeleid van de betreffende landen in lijn te brengen met dat van de EU. Het kabinet steunt de geïdentificeerde acties en benadrukt het belang van diplomatieke outreach naar de landen op de Westelijke Balkan. Zo stelde Servië recent de visumplicht in voor Burundezen en Tunesiërs na het bezoek dat Commissaris Schinas recent bracht aan de regio o.a. vanwege de problematiek met betrekking tot het gebrek aan aansluiting bij het EU-visumbeleid. Na deze diplomatieke inzet heeft Servië het visumbeleid aangepast. Het kabinet zal de voortgang op deze toezegging nauwlettend monitoren en op voortgang blijven aandringen. Mocht dit niet tot de gewenste resultaten leiden dan moeten ook andere instrumenten worden verkend.
Deelt u de mening dat als er op korte termijn geen vorderingen zijn, er dan gevolgen moeten zijn voor de afspraken tussen de EU en Servië rond visumvrij reizen?
Het is een zorgelijke ontwikkeling dat irreguliere migratie via de Westelijke Balkan toeneemt mede als gevolg van de afwijkende visumregimes van o.a. Servië. Van kandidaat-lidstaten zoals Servië verwacht het kabinet dat zij hun visumbeleid harmoniseren met dat van de EU. Na diplomatieke druk vanuit de EU heeft Servië recent enkele maatregelen aangekondigd om de aansluiting bij het EU-visumbeleid te verbeteren. Het kabinet verwelkomt de Servische toezegging, en zal de implementatie van de cruciale aansluiting bij het Europese visumbeleid nauwlettend volgen en waar nodig op voortgang blijven aandringen. Het kabinet kijkt daarbij uit naar het rapport over 2021 over het visumopschortingsmechanisme. Het kabinet zal uw Kamer over dit rapport een appreciatie toesturen.
Bent u bereid diplomatieke druk dan wel financiële druk uit te oefenen om Servië zijn visumregime gelijk te trekken met de EU? Zo ja, voor de inzet van welke drukmiddelen pleit u in de EU? Ziet u hierbij een link met het toetredingsproces van Servië tot de EU?
De EU heeft in de afgelopen weken de diplomatieke druk op Servië reeds opgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat Servië recentelijk enkele maatregelen heeft aangekondigd om de aansluiting bij het EU-visumbeleid te verbeteren, zoals geschetst in het antwoord op vraag 4. Het kabinet verwelkomt de Servische toezegging, zal de implementatie van de cruciale aansluiting bij het Europese visumbeleid nauwlettend volgen en waar nodig op voortgang blijven aandringen. Het vraagstuk komt binnenkort terug in de kabinetsappreciatie van het rapport van 2021 over het visumopschortingsmechanisme.
Bij serieuze terugval op de voorwaarden in toetredingsproces kan de Commissie op ieder moment voorstellen maatregelen te treffen, op eigen initiatief of op initiatief van een lidstaat. De Raad kan vervolgens op basis van omgekeerde gekwalificeerde meerderheid reageren op de situatie. Actie van de Raad kan variëren van het stopzetten van EU-financiering, met uitzondering van steun aan het maatschappelijk middenveld, tot het heropenen van gesloten hoofdstukken en het pauzeren of volledig stop zetten van de onderhandelingen.
Welke mogelijkheden ziet u om de grensbewaking op de «westelijke Balkanroute» te intensiveren? Welke rol kan Nederland hierin spelen?
Momenteel verkent de EU verschillende stappen om migratiebewegingen via de Westelijke Balkan route aan te pakken. De inzet is gericht op het intensiveren van samenwerking met de Westelijke Balkan landen op terugkeer naar derde landen, het versterken van de migratie- en asielsystemen en verstevigd grensbeheer in samenwerking met Frontex. Nederland draagt bij aan deze inzet.
De Raad is 18 november jl. akkoord gegaan met een aanbeveling om onderhandelingen te starten met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro over nieuwe statusovereenkomsten met Frontex. De Commissie zal nu op basis van dit mandaat starten met de onderhandelingen met deze vier landen. Het doel hiervan is een effectievere inzet van Frontex in Servië en daarmee betere samenwerking en versteviging ten aanzien van het grensbeheer. De Raad zal nu deze aanbeveling van de Europese Commissie moeten goedkeuren om de onderhandelingen te laten starten. Nederland heeft in beginsel een positieve grondhouding ten aanzien van het voorstel.
Ook heeft de Europese Commissie tijdens de buitengewone JBZ-Raad op 25 november jl. toegezegd met een actieplan te komen voor de Westelijke Balkanroute. Het verslag van de JBZ-Raad wordt uw Kamer spoedig toegezonden. Ten slotte zal er waarschijnlijk aandacht zijn voor dit onderwerp tijdens de Westelijke Balkantop van 6 december.
Het bericht ‘Centrum tegen Kinderhandel slaat alarm: ‘Pa of ma soms pooier eigen kind’’ |
|
Ruud Verkuijlen (VVD), Mirjam Bikker (CU), Anne Kuik (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Centrum tegen Kinderhandel slaat alarm: «Pa of ma soms pooier eigen kind»»?1 Bent u bekend met het rapport «Onzichtbare slachtoffers van mensenhandel in 2021» van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM)?2
Ja.
Hoe duidt u dat de cijfers van het CKM laten zien dat het aantal meldingen van slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting stijgt, maar slachtoffers ook steeds jonger zijn (één op de vijf < 15 jaar)?
Om deze vragen te beantwoorden, is het belangrijk om naast de cijfers van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (hierna CKM), ook naar de cijfers van CoMensha en het WODC te kijken. Er bestaat namelijk een afwijking tussen het aantal slachtoffers van mensenhandel dat via de officiële registraties in beeld komt en het aantal slachtoffers dat zich naar schatting daadwerkelijk in Nederland bevindt. Uit de Slachtoffermonitor Mensenhandel van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: Nationaal Rapporteur) blijkt dat in de periode 2016 tot en met 2020, kijkend naar Nederlandse slachtoffers, 927 vermoedelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting in beeld kwamen. In diezelfde periode kwamen 135 vermoedelijke Nederlandse slachtoffers van criminele uitbuiting in beeld.3 Deze cijfers zijn gebaseerd op de vermoedelijke slachtoffers die bij CoMensha worden geregistreerd.4
Het geschatte aantal slachtoffers van mensenhandel ligt hoger dan het aantal dat wordt geregistreerd. Zo schatte het WODC dat in de periode 2016 tot en met 2019 in Nederland jaarlijks circa 5.000 personen slachtoffer zijn geworden van mensenhandel.5 Uit de meest recent gepubliceerde jaarcijfers van CoMensha blijkt dat in 2021 in Nederland 791 vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel in beeld kwamen.6 Dat is een daling ten opzichte van de jaren ervoor. In 2020 werden 1.013 slachtoffers bij CoMensha aangemeld. In 2019 waren dit er nog 1.372. De Nationaal Rapporteur en het CKM hebben eerder aangegeven dat vooral Nederlandse minderjarige slachtoffers steeds meer buiten beeld lijken te blijven.
Bij de Chat met Fier is het aantal meldingen van mensenhandel juist gestegen. In de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 zijn 314 unieke bezoekers met een hulpvraag rondom mensenhandel in beeld gekomen van de Chat met Fier.7 In 2019 en 2020 kwamen in totaal respectievelijk 295 en 283 unieke bezoekers op Chat met Fier om te praten over een situatie van mensenhandel. Het gaat hierbij om slachtoffers die zelf aangeven dat zij door iemand worden gedwongen om seks te hebben met anderen of tot het plegen van strafbare feiten (285 personen). Tevens kan het gaan om bezoekers die zich zorgen maken dat iemand uit hun omgeving hiertoe wordt gedwongen (29 personen). Van de unieke bezoekers was meer dan de helft meerderjarig (60%) en de overige minderjarig (40%). De gemiddelde leeftijd van de slachtoffers was 21 jaar. Uit het rapport wordt niet duidelijk waarom slachtoffers die zich bij de Chat melden steeds jonger zijn.
Dat slachtoffers de chat weten te vinden is een goede ontwikkeling. Zoals het rapport van het CKM ook stelt: veel slachtoffers die op de chat komen zijn kinderen die nog niet bekend zijn bij hulpverlening of de politie. Het is van groot belang om meer zicht te krijgen op deze jonge slachtoffers van uitbuiting. Het beter in beeld krijgen van deze groep wordt dan ook één van de prioriteiten in de herijkte aanpak van mensenhandel in deze kabinetsperiode. In het coalitieakkoord is bepaald dat het Programma Samen tegen Mensenhandel wordt voortgezet, en dat hier jaarlijks 2 miljoen euro voor beschikbaar wordt gesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan een herijking van dit programma, tezamen met een veelvoud aan ketenpartners, partijen uit het maatschappelijk middenveld en andere betrokkenen. Uw Kamer wordt hier einde jaar over geïnformeerd.
Welke verklaring(en) heeft u hiervoor? Komen de cijfers en ontwikkelingen van het CKM overeen met de signalen die u zelf heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het zeer verontrustend is dat één op de zes kinderen dat slachtoffer is van mensenhandel door de eigen ouders wordt uitgebuit en deze groep kinderen niet in beeld is bij hulpinstanties?
Het signaal dat kinderen door hun eigen ouders worden uitgebuit, is zeer verontrustend. Slachtoffer worden van een van de ergste misdrijven die we kennen vanuit een setting waarin je je als kind het meest veilig zou moeten voelen, is ronduit verschrikkelijk.
Wat vindt u van de aanbevelingen die het CKM doet, zoals het investeren in specifieke kennis over kwetsbare groepen, het versterken van de rol van anonieme online hulpverlening en het investeren in onderzoek naar seksuele uitbuiting door ouders?
Op 8 november jl. heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een beleidsreactie gegeven op het rapport en de aanbevelingen van het CKM.8 Ter beantwoording van deze vragen verwijs ik uw Kamer naar deze brief.
Bent u bereid de aanbevelingen van het CKM over te nemen, zodat bijvoorbeeld laagdrempelige, online hulpverlening structureel onderdeel wordt van de aanpak van mensenhandel? Indien ja, op welke termijn? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u toezeggen zo spoedig mogelijk met het CKM in gesprek te gaan over het onderzoek en de aanbevelingen?
De bevindingen van het CKM baren mij zorgen. Het gaat hier om de situatie waarin uitbuiting plaatsvindt in een setting waarin kinderen zich juist het meest beschermd moeten voelen. De laatste jaren zijn enkele zaken voor de rechter geweest waarin een ouder is veroordeeld voor de uitbuiting van een eigen kind. Over de aard en omvang van deze problematiek is nog niet veel bekend, zeker in gevallen waarin het gaat om seksuele uitbuiting. De cijfers van het CKM,
die gaan over bijna één op de zes unieke chatgebruikers die hun eigen ouder(s) identificeert als dader van seksuele uitbuiting, worden niet in deze mate herkend bij de hulpverlening en opsporingsdiensten.
Ik zal met het CKM/Fier en andere betrokken ketenpartners, zoals andere slachtofferpartijen, politie en OM, in gesprek gaan over de onderzoeksresultaten om elkaars informatie nader te duiden en samen tot passende vervolgstappen te komen. Hierbij zal ook verkend worden of nader onderzoek nodig en mogelijk is en zo ja, in welke vorm. Uw Kamer zal ik daarover informeren.
Welke aanvullende maatregelen kunt u ondertussen nemen om de aller kwetsbaarste groepen – die zich in uiterst onveilige situaties bevinden en in acuut gevaar verkeren – beter in kaart te brengen, zodat hulpverleners sneller in actie kunnen komen? Zijn hier nog lessen te leren uit het buitenland? Hoe staat het in dit kader met de uitwerking van de motie-Kuik/Van der Graaf over het in beeld krijgen van de minst zichtbare slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 50?
Voor het beter in beeld krijgen van de meest kwetsbare slachtoffers is signalering door professionals van groot belang. Via verschillende maatregelen wordt ingezet op het vergroten van bewustwording over mensenhandel bij (medische) professionals, het versterken van signalering en bieden van handelingsperspectief. Zo hebben CoMensha en Fairwork via trainingen, Webinars en ontwikkeling van een toolkit de signalerende rol van Veilig Thuis medewerkers, huisartsen en gemeenteambtenaren vergroot. Elke Veilig Thuis organisatie heeft inmiddels een aandachtfunctionaris mensenhandel.
De motie Kuik/Van der Graaf heeft opvolging gekregen in een onderzoek naar laagdrempelige hulpdiensten dat wordt uitgevoerd in opdracht van JenV en VWS.
Dit onderzoek wordt eind dit jaar opgeleverd en zal inzicht geven in de mate waarin het huidige aanbod van laagdrempelige hulpdiensten aansluit op de behoeften van slachtoffers. Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd over de resultaten hiervan.
Ten slotte zal het beter in beeld krijgen van jonge, kwetsbare slachtoffers van mensenhandel vanaf 2023 worden meegenomen in de totstandkoming van de herijking van het programma Samen tegen mensenhandel. Op deze manier wordt interdepartementale coördinatie, capaciteit en aansluiting bij reeds bestaande initiatieven gewaarborgd. Hiernaast verzekert het programma een meerjarenstrategie en aanhoudende prioriteit op kwetsbare jongeren. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden van de herijking van het Programma Samen tegen Mensenhandel.
Zie nader het antwoord op vraag 9 over welke maatregelen door politie zijn genomen om intensief samen te werken met de diverse ketenpartners om signalen van uitbuiting inzichtelijk te maken en op te pakken.
Hoe kan de politie volgens u effectiever en doelgerichter zoeken naar slachtoffers van mensenhandel waarbij ouders betrokken zijn?
De politie is voor de aanpak van mensenhandel voor een belangrijk deel afhankelijk van de signalen die zij hierover ontvangt vanuit de samenleving. De politie werkt daarom intensief samen met de diverse ketenpartners, zoals zorgcoördinatoren, Veilig Thuis en jeugdinstellingen. Er zijn diverse overlegvormen en casustafels ingericht om signalen van uitbuiting inzichtelijk te maken en op te pakken. Het beeld dat bij een groot gedeelte van slachtoffers van uitbuiting één of beide ouders dader is, wordt zowel door de politie als de (zorg)partners niet herkend. Dit komt niet overeen met de onderzoeksresultaten van het CKM, waarbij een aanzienlijk aantal slachtoffers aangeeft door hun ouders te worden uitgebuit. Voor politie is het van belang dat deze meldingen gedeeld kunnen worden. Tussen politie, zorgcoördinatie en het CKM/Chat met Fier zijn inmiddels werkafspraken gemaakt over het delen van de signalen, via de zorgcoördinator of de politie (in acute situaties). De werkafspraken hebben tot nu toe nog niet vaak geleid tot het delen van informatie. De politie zet daarnaast ook in op het actief zoeken naar online signalen van mensenhandel, waarbij de politie het aanbod van seksuele handelingen die tegen betaling worden aangeboden monitort.
Welke mogelijkheden zijn er om het strafrechtelijke proces richting daders te verbeteren? Welke informatie is bekend over de meldings- en aangiftebereidheid en hoe vaak het tot een veroordeling komt?
De politie en andere partners gebruiken de opgedane inzichten uit het CKM onderzoeksrapport «Daders van binnenlandse seksuele uitbuiting» om van te leren, onder andere ten behoeve van de opsporing.9
Uit de Dadermonitor Mensenhandel 2015–2019 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen blijkt dat 3.420 incidenten van mensenhandel bij de politie zijn geregistreerd in de periode van 2015–2019.10 In diezelfde onderzochte periode zijn in totaal 954 opsporingsonderzoeken gestart. Vervolgens zijn 900 zaken bij het OM ingeschreven in de periode 2015–2019. In de periode 2015–2019 heeft de rechter in eerste aanleg 721 mensenhandelzaken afgedaan.11 Hiervan zijn 521 zaken geëindigd in een veroordeling.12 In totaal zijn in deze periode 162 zaken geëindigd in een vrijspraak.13 De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen verwacht voor het eind van het jaar een nieuwe Dadermonitor te publiceren. Ik zal in een beleidsreactie aan de Tweede Kamer reageren op deze nieuw gepubliceerde cijfers en bevindingen.
Het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid met betrekking tot het delict mensenhandel is van belang om slachtoffers te kunnen helpen en daders te kunnen vervolgen. Verschillende factoren liggen ten grondslag aan de relatief lage meldings- en aangiftebereidheid, zoals de angst voor represailles, afhankelijkheid van de dader, schaamte of zichzelf niet herkennen in het slachtofferschap. Om de meldings- en aangiftebereidheid te verhogen is onder meer in opdracht van de politie in samenwerking met het CKM de proeftuin aangiftebereidheid opgestart.14 De focus binnen de proeftuin lag op het vergroten van de contactbereidheid van slachtoffers van seksuele uitbuiting met de politie. Hierbij is het doel om een werkwijze te ontwikkelen die gericht is op de (vroeg)bescherming van het slachtoffer, het vergroten van het vertrouwen van slachtoffers in het strafproces en het voorkomen van secundaire victimisatie voor, tijdens en na het strafproces. De eerste resultaten van deze proeftuin zullen in het eerste kwartaal van 2023 met uw Kamer worden gedeeld.
Ten slotte wordt ieder slachtoffer van een strafbaar feit, ter voorkoming van herhaald slachtofferschap, secundaire victimisatie, maar ook voor het voorkomen van intimidatie en vergelding door daders, door de politie en het OM aan de hand van criteria beoordeeld op zijn of haar individuele beschermingsbehoefte. Een Individuele Beoordeling (IB) is een wettelijke taak die voortvloeit uit de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers.15 Het palet aan beschermingsmaatregelen is breed, bijvoorbeeld het afschermen van adresgegevens, anoniem aangifte doen of een contact- of gebiedsverbod.
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat een nauwere samenwerking tussen politie, zorgverleners en organisaties als Veilig Thuis nodig is voor de opsporing van daders en de ondersteuning van slachtoffers?
Zie antwoord vraag 9. Ik ben het met u eens dat voor de opsporing van daders en ondersteuning van slachtoffers een nauwe samenwerking tussen politie, zorgverleners en (veiligheids)organisaties benodigd is. De samenwerking is over het algemeen goed te noemen. In steeds meer gemeenten hebben de wethouder(s) sociaal domein en de burgemeester regelmatig overleg met politie, justitie en betrokken zorgorganisaties; de zogenoemde vier- of vijfhoek. In veel regio’s wordt steeds meer samengewerkt rondom veiligheid en zorg. Mensenhandel wordt daarom steeds vaker ondergebracht in de structuur van Zorg- en Veiligheidshuizen. In Zorg- en Veiligheidshuizen wordt complexe casuïstiek, waaronder casuïstiek mensenhandel, door verschillende partners besproken. Daardoor beschikken ze over belangrijke expertise en wordt er een kader geboden waarbinnen partners informatie kunnen delen en signalen van mensenhandel duiding kunnen geven. Door bij deze structuur aan te sluiten zijn de belangrijke ketenpartners betrokken en bekend met elkaars werkwijze. Mensenhandel is dan ook opgenomen in de Meerjarenagenda 2021–2024 van de Zorg- en Veiligheidshuizen.
Ook hierbij zie je dat er ontwikkelingen en initiatieven zijn om deze samenwerking nog verder te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn de landelijke proeftuin samenwerkingen tussen politie en jeugdhulpinstellingen en de doorontwikkelingen van interorganisationele overlegvormen en casustafels. In 2021 is in de landelijke proeftuin «samenwerking jeugdhulporganisaties en politie» gewerkt aan het versterken van de samenwerking en betere informatie-uitwisseling. De proeftuin is inmiddels afgerond en geëvalueerd. Hieruit blijkt dat het onderwerp gegevensdeling bij vermoedens van seksuele uitbuiting tussen betrokken organisaties regelmatig een knelpunt vormt. In dit kader zal bekeken moeten worden wat er nodig is om de informatie-uitwisseling tussen verschillende uitvoeringsorganisaties en professionals verder te verbeteren binnen de kaders van de AVG. Zo is het bijvoorbeeld voor politie van belang in het kader van het verkrijgen van een goede informatiepositie dat het delen van geringe signalen van mensenhandel verbeterd wordt. Onderdeel van deze verbetering is het goed kunnen benutten van de door mijn departement opgestelde «Handreiking aanpak gegevensdeling».16
Hoezeer is bij daders van mensenhandel sprake van een combinatie van of samenloop met andere vormen van criminaliteit, zoals drugssmokkel en illegale prostitutie? Hebt u hier actuele gegevens van?
De politie registreert dit niet als zodanig, dat hiervan cijfers kunnen worden gegenereerd. In de praktijk zien we regelmatig dat mensenhandel samengaat met strafbare feiten op het gebied van verdovende middelen of in combinatie met andere feiten zoals wapenbezit, oplichting en witwassen. Als het gaat om onvergunde prostitutie zie je in de praktijk dat slechts een klein deel van deze sector daadwerkelijk mensenhandel betreft, maar als het strafzaken betreft op het gebied van seksuele uitbuiting, dan zie je dat slachtoffers grotendeels te werk zijn gesteld in de onvergunde prostitutie.
Uit de cijfers van de Dadermonitor Mensenhandel 2015 – 2019 blijkt dat bij 1225 incidenten sprake was van een of meerdere andere feiten naast mensenhandel.17 Het gaat hierbij vooral om vermogensdelicten als diefstal en inbraak. In zo’n 18% van alle incidenten is naast mensenhandel sprake van een vermogensdelict. Na vermogensdelicten komen verkeersdelicten, vernieling en mishandeling het vaakst voor bij incidenten van mensenhandel.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het binnenkort in te plannen debat over mensenhandel en prostitutie?
Ja.
De modernisering van de Rijkswet op het Nederlanderschap |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Tunahan Kuzu (DENK), Agnes Mulder (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «Voor mensen met een meervoudige nationaliteit die alleen de Nederlandse nationaliteit als enkelvoudige nationaliteit wensen maar hun andere nationaliteit(en) niet kunnen afstaan, ondersteunen we een privaatrechtelijk Nederlands register ongewenste nationaliteit»?
Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.
Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «De Rijkswet Nederlanderschap leidt in sommige situaties tot onwenselijke problemen. We herzien het automatisme waarbij Nederlanders met een meervoudige nationaliteit buiten het EU-grondgebied (na tien jaar) hun Nederlanderschap verliezen en maken het voor hen makkelijker het Nederlanderschap te behouden naast hun andere nationaliteit of, voor degenen die het na 1 april 2003 verloren, te herkrijgen»?
Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.
Kunt u voor beide passages aangeven wanneer het kabinet verwacht het (wets)voorstel gereed te hebben? Bent u bereid deze voorstellen zo snel mogelijk af te maken?
De passage over het ondersteunen van een privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit betreft geen wetsvoorstel of actieve uitwerking van het Kabinet. Het betreft het voornemen om, wanneer een maatschappelijk initiatief voor een privaatrechtelijk register wordt opgepakt, dit als overheid te ondersteunen. De precieze vorm van ondersteuning hangt af van een eventueel initiatief en de behoeften daarbij.
Een verkenning naar een Register Ongewenste Nationaliteit komt voort uit een viertal moties van Kamerlid Belhaj (D66) c.s. Deze moties zijn ingediend op 4 februari 2021 als vervolg van de initiatiefnota van Kamerlid Paternotte (D66) «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit». Aanleiding van deze initiatiefnota was het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», aangeboden aan de Tweede Kamer, opgesteld door twaalf Nederlanders met een tweede Marokkaanse nationaliteit
Naar aanleiding en ter uitvoering van de motie Belhaj en Peters1, heeft het Ministerie van BZK een klankbordgroep samengesteld die de mogelijkheden voor een register ongewenste nationaliteit heeft onderzocht. Op 9 mei jl. is de Kamer geïnformeerd2 over o.a. het advies van de klankbordgroep en het standpunt van het Kabinet met betrekking tot het register. In deze brief staat dat vanuit de klankbordgroep, de aanbeveling is gekomen voor een publiekrechtelijk register. Vanuit de overheid wordt een publiekrechtelijke register echter niet als wenselijk gezien, vooral omdat er geen enkel recht aan kan worden ontleend, het de ervaringen/problemen die betrokkenen ervaren niet oplost en de overheid deze gegevens niet nodig heeft. Daarnaast dient de overheid voorzichtig om te gaan met persoonsgegevens.
Sinds de vorige Kamerbrief zijn er vervolggesprekken geweest met een deel van de initiatiefnemers van het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», onder andere over de (on)mogelijkheden van een register en het (onderliggende) doel van een register. De Kamer zal op korte termijn met een Kamerbrief over de uitkomsten van die gesprekken en de kabinetsinzet op het thema ongewenste tweede nationaliteit worden geïnformeerd.
Antwoord op vragen 3 en 4 bij passage coalitieakkoord vraag 2
De afspraak uit het coalitieakkoord tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) bevat twee onderdelen. Enerzijds is beoogd het automatisme te herzien waarmee het Nederlanderschap verloren gaat na een verblijf van dertien jaar3 buiten het Koninkrijk en het gebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.4 Anderzijds wordt het mogelijk het Nederlanderschap te herkrijgen als dat na 1 april 2003 op deze grond verloren is gegaan.
Ik bereid een wetsvoorstel voor dat de Rijkswet op het Nederlanderschap op deze twee onderdelen wijzigt. Daarin wordt de verliesregeling in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN zodanig gewijzigd dat het daarin opgenomen automatisme wordt herzien. Tevens wordt een nieuw optierecht geïntroduceerd waarmee het Nederlanderschap kan worden herkregen als dat na 1 april 2003 verloren is gegaan als gevolg van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN. Ik streef ernaar een conceptwetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2023 in (internet)consultatie te geven.
Bent u bereid een eerste interpretatie te geven van de onder vraag 1 en 2 genoemde passages uit het regeerakkoord?
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Bij deze ontvangt u de beantwoording.
Het feit dat babysterftecijfers bij asielzoekers zeven keer hoger liggen dan het landelijk gemiddelde |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Babysterfte bij asielzoekers zeven keer zo hoog. Gynaecologen en verloskundigen slaan alarm» van De Leeuwarder Courant van 11 oktober 2022?1
Ja
Wat vindt u van het feit dat de kans op babysterfte bij asielzoekers in Nederland veel hoger ligt dan het gemiddelde?
Op basis van het aangehaalde onderzoek, lijkt de kans op babysterfte onder asielzoekers hoger te liggen dan het gemiddelde. Dit is vanzelfsprekend onwenselijk.
Hierbij wil ik wel opmerken dat ruim de helft van de vrouwen die tijdens hun verblijf bij het COA bevalt, reeds zwanger was bij aankomst. Voor hen geldt dat zij voor een (belangrijk) deel van hun zwangerschap geen zorg in Nederland hebben ontvangen omdat zij ook nog niet in Nederland waren. In hoeverre er wel zorg en begeleiding is geweest in het land van herkomst of onderweg wordt uit het onderzoek niet duidelijk. Goede zorg aan het begin en voorafgaand aan een zwangerschap (bijvoorbeeld het slikken van foliumzuur) is belangrijk voor het verdere verloop van de zwangerschap.
Is het hoge babysterftecijfer onder asielzoekers eerder geconstateerd? Zo ja, welke beleidsplannen waren daaruit voortgekomen om het tegen te gaan? Zijn deze geëvalueerd? Wat was de uitkomst van de evaluatie? Zo nee, waarom is dit niet eerder onderzocht?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) doet regelmatig onderzoek naar de medische zorg voor asielzoekers, inclusief geboortezorg. Wanneer de IGJ onvolkomenheden constateert worden aanbevelingen en aanwijzingen gedaan naar de betrokken partijen. Deze worden vervolgens ook opgevolgd. De IGJ ziet er op toe dat aan de aanbevelingen en aanwijzingen worden opgevolgd. Naar aanleiding van de aanbevelingen van de IGJ (toen nog IGZ) is in 2010 een ketenwerkgroep geboortezorg asielzoekers opgericht en zijn samenwerkingsafspraken met alle betrokken partijen vastgelegd in de ketenrichtlijn geboortezorg.
Wat vindt u van het feit dat de kans op sterfte van een pas bevallen moeder in een asielzoekerscentrum (azc) tot tien keer zo hoog ligt als normaal?
Uit de in het artikel genoemde onderzoeken haal ik niet dat de kans op sterfte van een pas bevallen moeder tot tien keer hoger ligt. Het is onduidelijk waarop deze stelling gebaseerd is. Zonder nadere achtergrond kan ik deze vraag helaas niet beantwoorden. Vanzelfsprekend is het wenselijk dat de kans op overlijden van pas bevallen moeders zo laag mogelijk, nihil, is. Dat is niet anders voor asielzoekers.
Is de hoge moedersterfte onder pas bevallen asielzoekers eerder geconstateerd? Zo ja, welke beleidsplannen waren daaruit voortgekomen om het tegen te gaan? Zijn deze geëvalueerd? Wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom is dit niet eerder onderzocht?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat uit onderzoek (waar het genoemde artikel naar verwijst)2 blijkt dat constante overplaatsing en personen die niet komen opdagen op hun afspraak verklarende factoren zijn voor de verhoogde kans op baby- en moedersterfte in azc's?
In het artikel en de onderzoeken waarnaar wordt verwezen wordt aangegeven dat er meerdere oorzaken kunnen zijn voor de verhoogde kans op baby- en moedersterfte. Daarbij wordt ook het aantal verhuizingen genoemd. Of en in hoeverre dit daadwerkelijk het geval is wordt verder niet onderbouwd. Het uitgangspunt is dat asielzoekers zo min mogelijk verhuizen, zeker waar het gaat om kwetsbare groepen, zoals kinderen en zwangere vrouw. In beginsel worden zij ook niet in (crisis)noodopvang geplaatst maar in een regulier asielzoekerscentrum. Daarnaast worden zwangere vrouwen in principe 6 weken voor de uitgerekende datum tot 6 weken na de geboorte van het kind niet verhuisd. Ook ten aanzien van het missen van afspraken wordt aangegeven dat verhuizing een rol kan spelen. Of er ook andere redenen zijn waardoor afspraken niet worden opgevolgd of worden gemist is niet onderzocht. Helaas brengt de huidige opvangproblematiek met zich mee dat het kan voorkomen dat ook de kwetsbare groepen tijdelijk wel in (crisis)noodopvang terecht komen omdat zij anders mogelijk op straat zouden moeten verblijven.
Bent u van plan iets met de bevindingen, zoals genoemd in vraag 6, te doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn deze plannen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het eens met de stelling dat asielzoekers, buiten de opvang om, onvoldoende toegang hebben tot goede zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Ik ben van mening dat de toegang tot de medische zorg voor asielzoekers voldoende is geborgd ook al brengt de huidige opvangproblematiek zeker uitdagingen met zich mee. Door de inzet van Gezondheidszorg Asielzoeker (GZA) in samenwerking met Arts en Specialist is er op vrijwel alle locaties toegang tot een huisarts of basisarts met een huisarts op afstand. Er wordt daarnaast gebruik gemaakt van een praktijklijn die is ingezet vanuit GZA, een 24/7 bereikbare telefoondienst inclusief tolkvoorziening die triage kan verrichten en waar nodig (bijvoorbeeld bij spoedgevallen) doorverwijzen naar een (spoed)huisarts. Zo nodig verwijst deze (spoed)huisarts weer door naar 2de lijnzorg. Voor de continuïteit van de zorg wordt gebruik gemaakt van een centraal beheerd medisch dossier dat beschikbaar is voor de huisartsen op de locaties. Dus ook in geval van verhuizingen is het medisch dossier beschikbaar voor de nieuwe huisarts of zorgverlener. Voor de zorg voor asielzoekers geldt dat gebruik wordt gemaakt van de reguliere zorg. Voor de asielzoekers geldt net als voor andere personen in Nederland dat personeelstekorten bij zorgverleners kunnen spelen. Dit kan betekenen dat ook asielzoekers in bepaalde gevallen op een wachtlijst terecht kunnen komen.
Bent u het eens met de stelling dat de zorg voor nieuwkomers te complex is voor hen om daar snel hun weg in te kunnen vinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de zorg voor nieuwkomers te verbeteren?
De wijze waarop de medische zorg is georganiseerd kan voor nieuwkomers inderdaad complex zijn. Zo is het gebruik van een huisarts als voorportaal naar vervolgzorg in veel landen niet op die manier geregeld. Om asielzoekers hiervan op de hoogte te brengen en over voor te lichten kent het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de zogeheten gidsfunctie gezondheidszorg. Via deze gidsfunctie worden asielzoekers, aan het begin van hun verblijf, voorgelicht over de zorg op het centrum en in Nederland. Verder signaleren de medewerkers van het COA in het dagelijks contact met de bewoners mogelijke problemen, bespreken deze met de bewoners en verwijzen door naar de zorgverlening. Ook op latere momenten gedurende hun verblijf kunnen zij voor vragen terecht bij de medewerkers van het COA, die hen ondersteunen bij de toegang tot de zorg en de zorgverleners op locatie waar mogelijk faciliteren. Asielzoekers kunnen daarnaast terecht op de website van het COA, MyCOA.nl, waar informatie is terug te vinden over de medische zorg in Nederland. Om de taalbarrière te overbruggen kunnen tolken worden ingeschakeld.
Deelt u de mening dat het inhumaan beleid in asielzoekerscentra (denk aan slechte slaapplekken, kou, schurftuitbraken en dergelijke) verder bijdraagt aan het vergroten van risico op moeder- en babysterftecijfers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze situatie te verbeteren?
Ik deel de mening niet dat er sprake is van inhumaan beleid. Iedere asielzoeker heeft recht op opvang en voorzieningen. Helaas is het wel zo dat door een gebrek aan opvangplekken moet worden teruggevallen op noodopvanglocaties en crisisnoodopvang. Dit brengt ook uitdagingen mee in het bieden van kwalitatief goede opvang. Er wordt iedere dag door de medewerkers in de migratieketen hard gewerkt om voldoende opvangplekken te realiseren en daar ook de voorzieningen te bieden waar de mensen recht op hebben.
Wat vindt u van het feit dat meerdere wetenschappelijke studies3 aantonen dat blinde vlekken, vooroordelen, discriminatie, racisme en minder empathie vanuit zorgverleners naar patiënten met een niet-westerse achtergrond leiden tot gezondheidsverschillen en verslechterde zorg? Deelt u deze conclusies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Omdat er ook in zorg, welzijn en sport sprake is van discriminatie, is dit jaar de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen gestart. Deze aanpak laat zien dat er op verschillende terreinen al de nodige stappen worden gezet, maar dat er ook nog veel onbekend is. Wat al wel gezegd kan worden, is dat het belangrijk is om blinde vlekken in beeld te brengen. Daarbij is onderzoek, zoals de publicaties waar u naar verwijst, van belang. Deze resultaten dienen dan ook serieus te worden genomen, en te worden bezien in een breder geheel van reeds bestaande onderzoeken op het onderwerp van discriminatie in de zorg. Hoe groot het probleem binnen de zorg- en welzijnssector daadwerkelijk is in Nederland, wordt de komende periode verder onderzocht. In een eerste inventarisatie worden hiaten en kennis in kaart gebracht, waarbij wordt gekeken hoe groot het probleem van discriminatie in de zorg is en wat werkt in de aanpak hiervan. De resultaten zullen naar verwachting in februari 2023 binnenkomen. Hierna volgt een landelijk vervolgonderzoek naar nog aan te wijzen thema’s op het gebied van discriminatie en gelijke kansen in de zorg, welzijn en sport.
Heeft u onderzocht of (institutionele) discriminatie vanuit de zorg ook een deel van de gezondheidsverschillen en hoge sterftecijfers onder asielzoekers verklaart? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken en de aanbevelingen uit dit onderzoek op te nemen in het beleid voor betere zorg voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Landelijk expertisecentrum Pharos heeft in opdracht van het Ministerie van VWS literatuuronderzoek gedaan naar de huidige kennis over de impact van discriminatie op de gezondheid van mensen en op gezondheidsverschillen in de maatschappij. Zij hebben zich in dit onderzoek niet uitsluitend gericht op de doelgroep asielzoekers. Dit jaar is de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen gestart waarbij onderzoek een van de belangrijke pijlers is. Er zal eerst een verkennend onderzoek worden uitgevoerd dat inzichtelijk maakt hoe groot het probleem van discriminatie in de zorg is. Deze verkenning wordt in het voorjaar van 2023 gevolgd door een groot landelijk onderzoek naar discriminatie en belemmering van gelijke kansen in zorg en welzijn.
Denkt u dat (institutionele) discriminatie vanuit zorgaanbieders een deel van de hogere babysterftecijfers onder asielzoekers kan verklaren? Zo ja, bent u bereid dit te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij antwoord op de vragen 6 en 7 kunnen er meerdere redenen zijn die ten grondslag liggen aan een hogere babysterfte maar om antwoord te kunnen geven op deze vraag is het van belang om de uitkomsten van de hierboven genoemde onderzoeken te hebben.
Heeft Artsen zonder Grenzen (AzG) reeds zijn bevindingen met u gedeeld over de gezondheidsstatus van asielzoekers en toegang tot zorg toen deze organisatie op Ter Apel ter plekke kwam? Zo ja, wat waren deze bevindingen? Zo nee, bent u van plan om een evaluatie in te plannen met AzG?
Ik ben Artsen zonder Grenzen (AzG) zeer erkentelijk voor de hulp die zij hebben geboden in Ter Apel. Bij brief van 2 september jl. hebben AzG en Dokters van de Wereld (DvdW) hun reactie gegeven op mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 19637–2992). AzG en DvdW hebben daarin tot het volgende opgeroepen:
Creëer helderheid in rol en taakverdeling tussen GZA, GGD, huisartsen en maatschappelijke initiatieven.
Creëer helderheid in de vergoedingsregelingen voor lokale zorgprofessionals.
Waarborg continuïteit van zorg in Ter Apel en op CNO-locaties.
In voorgaande antwoorden ben ik reeds ingegaan op de medische zorg voor asielzoekers, waaruit blijkt dat de oproep van AzG en DvdW ter harte is genomen.
De verder verslechterde situatie van minderjarige asielzoekers in het opvangcentrum in Ter Apel |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke maatregelen zijn er sinds het bezoek van de Kinderombudsman in april 2022 genomen om de situatie van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Ter Apel te verbeteren?
Ik heb uw Kamer op verschillende momenten reeds uitvoerig geïnformeerd over de stappen die er zijn genomen sinds het bezoek van de Kinderombudsman april 2022, meest recent nog in antwoord op Kamervragen van het lid Podt.1 Kortheidshalve verwijs ik u daarom naar de beantwoording van deze vragen.
Hoe komt het dat de situatie nu volgens de Kinderombudsman toch verder is verslechterd?1
De instroom van amv is onverminderd hoog. Wekelijks komen er 100–150 amv aan met slechts een zeer beperkte doorstroom. Zoals ook aangegeven in voornoemde reactie op de vragen van het lid Podt is het daarom ook de verwachting dat de bezetting en de druk de komende periode helaas nóg verder toe zal nemen tenzij er meer plekken komen. Uiteraard is alle inzet erop gericht om deze plekken te realiseren.
Waarom kunnen zelfs basale zaken als tandenborstels niet eens verstrekt worden aan deze kinderen?
De amv die op de amv-locatie van Ter Apel verblijven hebben altijd toegang tot sanitaire voorzieningen, waaronder dus ook tandenborstels. Door het gebrek aan capaciteit hebben de afgelopen periode ook kinderen één tot enkele nachten geslapen op het aanmeldcentrum van de IND op Ter Apel. Het aanmeldcentrum is niet ingericht op opvangverblijf. Daar zijn, naast toiletten en wasbakken, dan ook geen andere sanitaire voorzieningen beschikbaar. Het bevindt zich ook op een ander deel op het opvangterrein in Ter Apel. De inzet is er dan ook op gericht om te voorkomen dat er überhaupt kinderen overnachten in de wachtruimte van de IND. Indien het toch noodzakelijk blijkt dat er amv op het aanmeldcentrum moeten overnachten deelt het Rode Kruis inmiddels hygiëne-pakketjes uit aan de amv, met daarin onder andere een tandenborstel en washandjes.
Als er een tekort aan dekens is, kunnen die dan niet op korte termijn aangeschaft worden of aangenomen worden van vrijwilligersorganisaties? Zo niet, waarom niet?
Alle amv die op de amv-locatie van Ter Apel verblijven en ook de amv die noodgedwongen moeten overnachten in de wachtruimte hebben de beschikking over dekens. Voor de amv die hebben moeten overnachten in de wachtruimte geldt uiteraard onverminderd dat we dit absoluut willen voorkomen. De inzet die daartoe wordt gepleegd is uitgebreid omschreven in de eerder genoemde beantwoording op de vragen van het lid Podt. Kortheidshalve verwijs ik u daarnaar.
Wanneer kinderen nergens anders kunnen overnachten dan in een wachtruimte zonder bedden, dekens of zelfs maar voldoende stoelen, is het dan niet beter hen in dergelijke noodgevallen in hotelkamers op te vangen? Is deze optie overwogen? Zo nee, waarom niet? Waren er geen andere mogelijkheden om deze kinderen onder te brengen?
Ik ben het uiteraard met u eens dat het feit dat deze amv in voorkomende gevallen hebben moeten overnachten in de wachtruimte van de IND hoogst onwenselijk is. Elke andere mogelijkheid was in deze gevallen echter reeds uitgeput. Er wordt momenteel al volop gebruik gemaakt van noodopvanglocaties zoals bijvoorbeeld hotels, paviljoens, huizen op recreatieparken om deze kwetsbare doelgroep op te vangen. Op de momenten dat er amv hebben moeten overnachten in de wachtruimte van de IND was er dan ook echt geen andere mogelijkheid meer.
Wat gaat u doen om deze situatie nu alsnog te verbeteren en bent u bereid de Kamer hierover binnen drie weken te informeren?
In de beantwoording van de vragen van het lid Podt heb ik reeds uitvoerig uiteengezet welke stappen er zijn genomen en worden genomen om de situatie in de amv-opvang te doen terugkeren tot de reguliere situatie. In het debat met uw Kamer van 8 september jl. heb ik toegezegd dat ik uw Kamer periodiek over de voortgang ten aanzien van een aantal van de bestuurlijke en politieke afspraken van 26 augustus jl. zou rapporteren. Hierover bent u eerstens geïnformeerd per brief d.d. 14 oktober 20223 en in het verlengde daarvan zal ik uw Kamer de komende tijd periodiek over de voortgang van de aanpak van de opvangcrisis informeren. Hierbij zal er uiteraard ook aandacht zijn voor de situatie van amv. Ik kan u niet toezeggen dat dit binnen drie weken zal zijn.