De oververtegenwoordiging van Nederland bij de hosting van pornosites |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Welkom in het digitale riool», waaruit blijkt dat er wereldwijd ongeveer 720 miljoen pornografische websites zijn, waarvan meer dan een kwart afkomstig is uit Nederland?1
Ja.
Wat is naar uw mening de achtergrond van dit schrikbarend hoge aantal pornowebsites dat in Nederland gevestigd is?
Nederland heeft, zoals al in het artikel gemeld wordt, een uitstekende digitale infrastructuur en dienstverlening. Deze infrastructuur en dienstverlening leveren ons veel bedrijvigheid op, bijvoorbeeld in de vorm van (ook buitenlandse) ondernemers die ervoor kiezen om hun websites via Nederlandse hostingproviders op het internet te plaatsen. De hosting van websites met een pornografische inhoud is daarop geen uitzondering. Ik wijs er wel op dat, hoewel de hosting van dergelijke websites via Nederlandse servers kan geschieden, het daadwerkelijke aanbod (evenals de vraag) grotendeels uit het buitenland komt. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen over dit onderwerp.2
Wat vindt u ervan dat Nederland zo’n omvangrijke rol vervult op het gebied van de hosting van pornografie?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 uiteen heb gezet brengt de grote rol van Nederland op het gebied van hosting met zich mee dat ook pornografische websites door (buitenlandse) ondernemers via Nederland worden gehost. Dat is een realiteit die ik, gezien het ontbreken van strafwaardigheid van pornografie, niet kan en mag veranderen. Ik ben ook niet van mening dat Nederland meewerkt aan het in leven houden van mensonwaardige omstandigheden. Op het moment dat wij informatie krijgen over websites waarop strafbare content wordt gehost, zoals kinderpornografie, worden maatregelen getroffen om de strafbare inhoud van Nederlandse servers te verwijderen. Afgezien van het tegengaan van dergelijke duidelijk strafbare content ben ik van mening dat geen andere acties mijnerzijds noodzakelijk zijn.
In hoeverre werkt Nederland naar uw oordeel direct of indirect mee aan het in het leven houden van mensonwaardige toestanden door de hosting van pornografische websites?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om te voorkomen dat Nederland nog meer gastland van pornografische websites wordt en om te bevorderen dat het Nederlandse aandeel in de hosting van dergelijke websites sterk vermindert?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is er zicht op of het materiaal dat via Nederland wordt gehost niet in strijd is met de geldende wetgeving danwel op een andere manier mensonwaardige toestanden en uitbuiting faciliteert? Op welke wijze wordt hier concreet toezicht op uitgeoefend?
In principe wordt er door Nederland geen controle uitgeoefend op de content die gehost wordt op servers die op Nederlands grondgebied staan. Dat zou ook ondoenlijk zijn. Op het moment dat er een verdenking is van een strafbaar feit zullen het OM en de politie acties ondernemen. Daarnaast bestaat er een goed functionerende «Notice and Takedown» procedure. Nederlandse hostingproviders nemen hier duidelijk hun verantwoordelijkheid voor wat betreft het verwijderen van strafbaar (kinder)pornografisch materiaal van het internet. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden Voordewind en Segers over dit onderwerp.3
Deelt u de mening dat het te allen tijde gewenst is om kinderen te vrijwaren van de confrontatie met pornografisch materiaal, met name indien er tevens sprake is van seksueel geweld?
In wetenschappelijk onderzoek, verdragen, richtlijnen en wetten is de mogelijke schadelijkheid van pornografisch beeldmateriaal voor jongeren erkend. Het is dus inderdaad gewenst om minderjarigen hiertegen te beschermen. In de Nederlandse wet is dit tot uiting gebracht in artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht, dat het aanbieden, verstrekken of vertonen van schadelijk beeldmateriaal voor jongeren onder de zestien jaar aan een jongere in die leeftijdsgroep strafbaar stelt. Aan de preventieve kant is een verantwoordelijkheid weggelegd voor ouders en verzorgers van minderjarigen. Er staan hen verschillende middelen en instrumenten ter beschikking om de toegang tot pornografische materiaal op een individuele computer te blokkeren of te beperken. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op de voornoemde schriftelijke vragen van de leden Voordewind en Segers.
Deelt u de mening dat het verplicht stellen van leeftijdsverificatie voor sites met pornografisch materiaal die verder gaat dan de enkele vraag of men boven de 18 jaar is, een belangrijke bijdrage kan leveren aan het terugdringen van het via in Nederland gevestigde websites verspreiden van pornografisch materiaal? Bent u bereid om tot een dergelijke verplichting te komen?
Zoals hiervoor uiteengezet ben ik niet van mening dat de Nederlandse overheid websites zou moeten terugdringen waar in principe geen strafbare content op staat. Een discussie over de wenselijkheid van strengere leeftijdsverificatie zou dan ook niet met dit oogmerk moeten worden gevoerd, maar op basis van argumenten die verband houden met de verwachte kosten en de verwachte effectiviteit van een dergelijke maatregel. Zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie uw Kamer eerder heeft gemeld in antwoord op vragen van de leden Hilkens, Oosenbrug en Ypma is er op internet (nog) geen identificatiemiddel beschikbaar waarmee identiteit en leeftijd van een bezoeker van websites eenduidig kunnen worden vastgesteld.4
Welke mogelijkheden zijn er op grond van de artikelen 240 en 240a Wetboek van Strafrecht (Sr.) om op te treden tegen het door middel van websites openlijk aanbieden van pornografisch materiaal, terwijl er geen sprake is van enige vorm van leeftijdsverificatie? In hoeverre biedt artikel 240 Sr. voldoende mogelijkheden om op te treden tegen de ongewilde confrontatie met pornografisch materiaal via internet?
Hoewel de ratio achter artikel 240a Sr. is om een onverhoedse confrontatie van jongeren met pornografische afbeeldingen te voorkomen, gaat dit artikel uit van een aanwijsbaar en individualiseerbaar slachtoffer dat jonger is dan zestien jaar. Daar is hier geen sprake van. Het gaat hier om webpagina’s die onderdeel zijn van websites die grotendeels vanuit het buitenland worden aangeboden aan het algemene publiek en die door een hosting provider in Nederland worden doorgegeven. Voorts verwijs ik naar de antwoorden op vraag 8.
Welke gronden voor weigering van domeinnamen bestaan er op dit moment? Is het op basis van de huidige wet- en regelgeving mogelijk om bijvoorbeeld namen voor websites die expliciet goedkeuring suggereren van (kinder)pornografisch materiaal tegen te gaan vanwege strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden?
In Nederland is voor het uitgeven van domeinnamen het SIDN verantwoordelijk. Op hun website www.sidn.nl is terug te vinden dat het mogelijk is om een klacht in te dienen als men van mening is dat een domeinnaam in strijd is met de openbare orde of goede zeden.
Bent u bereid in het kader van de Europese discussie over onder meer netneutraliteit bij de Europese Commissie aan te dringen op steviger beleid om de beschikbaarheid van porno op het web tegen te gaan?
Zoals hiervoor uiteengezet zie ik geen taak voor de Nederlandse overheid om een beleid te voeren tegen websites waar in principe geen strafbaar materiaal op staat. Wat betreft websites waarop wel strafbare content staat, zoals kinderpornografie, maakt de Nederlandse overheid zich uiteraard sterk om een stevig beleid na te streven, zowel in nationaal als internationaal verband.
De dood van een 19-jarig meisje |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er een 19-jarig meisje om het leven is gebracht, ondanks het feit dat er aangifte is gedaan van bedreiging bij de politie?1
Ik betreur het overlijden van betrokkene ten zeerste.
Klopt het dat de aangifte is doorgestuurd naar de recherche en dat deze daar op een stapel andere aangiftes terecht is gekomen? Waarom is er na de aangifte geen actie ondernomen vanuit de politie of de recherche?
Allereerst benadruk ik dat het hier gaat om een zaak van het lokale gezag en dat deze zich primair buigt over de prioriteit die op lokaal niveau aan zaken dient te worden gegeven.
De aangifte van betrokkene is op 15 augustus 2013 opgenomen en op 16 augustus 2013 doorgezet naar het betreffende basisteam. Het basisteam heeft de aangifte op 16 augustus 2013 overgedragen aan de districtelijke opsporing en deze werd daar op 26 augustus 2013 inhoudelijk beoordeeld. Besloten werd dat de aangifte, in verband met daderindicatie, opgepakt diende te worden.
Klopt het dat deze stapel aangiftes meer zware zaken bevat, zoals overvallen met fors geweld en zware mishandelingen? Zo ja, om hoeveel zaken gaat het? Zo nee, waarom niet? Hoe staat het in de rest van het land? Is daar ook sprake van stapeling en zo ja, om hoeveel zaken gaat het daar? Kunt u een landelijk overzicht geven?
Jaarlijks worden ruim 1 miljoen aangiftes opgenomen. Hieronder bevinden zich aangiftes van relatief lichte, zwaardere en zware zaken. Aangiftes van overvallen met fors geweld en zware mishandelingen worden door de politie altijd opgepakt. In het gehele land worden zaken aan de hand van de beschikbare capaciteit geprioriteerd op basis van criteria waaronder de aard en ernst van de zaak en de aanwezigheid van daderindicatie.
Waarom blijven der matig ernstige zaken op een stapel liggen en wordt er niet direct werk van gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vind u van de uitspraak van de woordvoerder van de politie dat met de mankracht die de politie nu heeft, de procedure die wordt gehanteerd gewoon de harde realiteit is? Hoe ziet die procedure er precies uit? Hoe worden de keuzes gemaakt en de prioriteiten gesteld?
De gebruikelijke procedure voor aangiftes van bedreiging is dat de politiemedewerker die de aangifte opneemt zelf een eerste beoordeling doet, waarna de aangifte wordt doorgestuurd aan het Districtelijk Informatie Knooppunt. Daar wordt door een medewerker die gespecialiseerd is in bedreigingszaken de aangifte opnieuw beoordeeld, waarna hij via het basisteam wordt doorgezet naar de districtelijke opsporing. De aangiftes worden daar beoordeeld om de inzet van opsporingsmiddelen te kunnen prioriteren. In het onderhavige geval zijn deze stappen doorlopen. De procedure is dat de prioritering in overleg met het OM als gezagdrager wordt vastgesteld.
Klopt het dat er te weinig mankracht is om ernstige zaken op te pakken? Zo nee, wat is er dan misgegaan in deze zaak? Zo ja, kunt u dit tekort specificeren?
De politie in Den Bosch is in staat om dit soort aangiftes met de nodige prioriteit in behandeling te nemen. Aangezien de vraag naar politiecapaciteit groot is, moeten altijd keuzes worden gemaakt. Het is evident dat niet alle zaken gelijktijdig opgepakt kunnen worden. Dit geldt ook voor minder ernstige zaken. Binnen de politieorganisatie wordt continue gewerkt aan een verbetering van de werkprocessen waarmee de effectiviteit van het politiewerk kan verbeteren. De vorming van de nationale politie helpt om hierin snellere en betere stappen te zetten.
Als zelfs ernstige zaken blijven liggen, wat betekent dat voor minder ernstige zaken? Hoe hoog is deze stapel? Hoe staat het met de aanpak van die zaken in de regionale eenheid Oost-Brabant?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het absoluut onwenselijk is dat dit soort zaken niet met prioriteit opgepakt kan worden? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hier snel verandering in komt? Zo nee, waarom niet?
Aangiftes van bedreiging dienen met prioriteit en adequaat opgepakt te worden. Ik verwijs u naar de verbeteringen van de behandeling van de aangiften die politie en OM op dit moment doorvoeren, zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 juli 2013, kenmerk 29 628 nr. 404, heb aangegeven. Eerdere en betere casescreening maken hiervan onderdeel uit.
Ik omarm het besluit van de burgemeester van 's-Hertogenbosch, de heer Rombouts, om in dit soort zaken de wijkagent te laten interveniëren richting bedreiger. Wijkagenten vervullen een effectieve rol door bijvoorbeeld aan de bedreiger kenbaar te maken dat hij bij de politie bekend is.
De korpschef zal de interventiemogelijkheden bij bedreigingen verder verbreden.
Deelt u de mening dat dit het zoveelste teken aan de wand is dat de politie beschikt over te weinig capaciteit en dat dit ten koste gaat van de veiligheid? Zo ja, bent u bereid met de grootst mogelijke spoed de capaciteit en de werkdruk bij de politie opnieuw tegen het licht te houden en de maatregelen te nemen die nodig zijn, ook al zou dat ten koste gaan van de door u gewenste bezuinigingen? Zo nee, hoeveel meer van dergelijke incidenten zijn daarvoor nodig?
Nee, er is voldoende capaciteit beschikbaar om ernstige zaken op te pakken. De opsporingscapaciteit is in de afgelopen 10 jaar sterk gestegen: van ruim 8.500 fte in 2002 naar bijna 14.000 fte in 2012. De vraag naar politiecapaciteit is echter breed en groot. Daarom moeten zaken aan de hand van de beschikbare capaciteit worden geprioriteerd op basis van criteria waaronder de aard en ernst van de zaak. Daarnaast is het niet alleen de vraag óf een zaak kan worden opgepakt binnen de huidige capaciteit, maar vooral op welke wijze en vanuit welke expertise binnen de politieorganisatie. Samenwerking met partners blijft hierin ook een cruciale succesfactor.
Het bericht ‘Tbs’er op verlof aangehouden voor belagen 13-jarig meisje’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tbs’er op verlof aangehouden voor belagen 13-jarig meisje»? Klopt de inhoud van dit bericht? Zo nee, waarom niet?1
Ja, de inhoud daarvan klopt.
Bent u bereid de Kamer te informeren over het verlof van deze tbs’er? Zo nee, waarom niet?
Voor betrokkene is door FPC de Rooyse Wissel op 24 mei 2013 een machtiging aangevraagd voor transmuraal verlof, nadat de fasen van begeleid en onbegeleid verlof waren doorlopen. Betrokkene is in 2005 gestart met begeleid verlof. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) heeft op 5 juli 2013 positief geadviseerd over de aanvraag om transmuraal verlof. Uit het advies blijken geen bijzonderheden. Op 12 juli 2013 is de machtiging transmuraal verlof verleend. In het kader van het transmuraal verlof woonde betrokkene op de resocialisatieafdeling van de kliniek. Er werd toegewerkt naar plaatsing in een appartement nabij de kliniek, met 24-uurs toezicht en begeleiding verzorgd door de kliniek.
Deelt u de mening dat de privacy van deze tbs’er ondergeschikt is aan de veiligheid van de samenleving als geheel en potentiële slachtoffers in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Ik kan hier niet in algemene zin uitspraken over doen. Het recht op privéleven wordt in nationale en internationale wet- en regelgeving beschermd. In elke individuele situatie zal op basis van deze wet- en regelgeving een zorgvuldige afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van het beschermen van de privacy van betrokkene en andere belangen, zoals het belang van de veiligheid van de samenleving en het belang van (potentiële) slachtoffers.
Deelt u de mening, en de PVV heeft dit al honderd keer aangegeven, dat ook in dit geval blijkt dat de samenleving als proeftuin wordt gebruikt doordat er onschuldige slachtoffers worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Om tbs-gestelden op een veilige en verantwoorde manier te laten resocialiseren is het noodzakelijk dat de toe te kennen vrijheden gefaseerd vorm krijgen in de vorm van verlof, dat stapsgewijs en zorgvuldig verloopt via de verschillende verlofmarges.
Tbs-verlof wordt nooit toegekend zonder dat daar een uitvoerige beoordeling op meerdere niveaus aan vooraf is gegaan. Het AVt adviseert mij bij elke aanvraag voor een verlofmachtiging bij tbs met dwangverpleging. Helaas kan nooit volledig worden uitgesloten dat zich toch een (ernstig) incident voordoet. Wel is de procedure die wordt gevolgd zo ingericht dat dergelijke risico’s tot het absolute minimum worden beperkt. Overigens zullen dergelijke risico’s zich evenzeer, zo niet meer, voordoen bij ieder alternatief voor het huidige tbs-stelsel waarbij betrokkene op enig moment in vrijheid moet worden gesteld. Voorts wijs ik erop dat het gevolgen heeft voor de verlofmachtiging als de tbs-gestelde zich niet aan de afspraken houdt. De verlofmachtiging vervalt van rechtswege zodra de ter beschikking gestelde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is (tenzij sprake is van overmacht), of zodra het openbaar ministerie aan het hoofd van de tbs-inrichting meldt dat de terbeschikkinggestelde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Voorts is op 1 januari 2011 de regeling ingegaan om gedurende tenminste één jaar in beginsel geen nieuwe verlofmachtiging te verlenen indien betrokkene een strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten of tijdens het verlof langer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest.
Bent u door dit geval eindelijk tot het heldere inzicht gekomen dat een tbs’er op verlof altijd onder toezicht moet staan van minimaal twee bewapende begeleiders en dat de politie een signalement van een tbs’er moet hebben alvorens hij op verlof gaat? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven, worden de vrijheden van tbs-gestelden zorgvuldig en geleidelijk opgebouwd. Wanneer na uitvoerige toetsing door het FPC, het AVt en het ministerie van Veiligheid en Justitie begeleid verlof wordt verleend, wordt dit de eerste vijf maal onder dubbele begeleiding van een sociotherapeut en een beveiliger van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) uitgevoerd.
Het enkele feit dat een tbs-gestelde met verlof gaat, is geen basis voor het verstrekken van informatie over de tbs-gestelde aan de politie. Gaat het om opsporing van ongeoorloofd afwezige tbs-gestelden dan werken politie en FPC’s nauw samen en worden de gegevens die de opsporing kunnen bevorderen uitgewisseld. Deze manier van werken voldoet in de praktijk: de politie kan adequaat reageren wanneer zich een ongeoorloofde afwezigheid voordoet.
Bent u bereid persoonlijk aan de slachtoffers van tbs’ers die op verlof toeslaan mede te delen dat de verlofregeling van tbs’ers bedoeld is als gecontroleerde toets om te kijken welke vaardigheden een tbs'er heeft, zoals u altijd in uw brieven aan de Kamer aangeeft?2 Zo nee, waarom niet?
Ik sta voor slachtoffers en voor het slachtofferbeleid. Ik spreek met grote regelmaat persoonlijk met slachtoffers en nabestaanden. Ik sta ook voor mijn tbs-beleid en neem de verantwoordelijkheid om dat uit te leggen, ook als dat een moeilijk gesprek is. De bij de verloftoekenning betrokken medewerkers, zowel in het gevangeniswezen als bij de FPC’s en de verlofunit TBS, hebben als taak om bij beslissingen rondom het toekennen en begeleiden van verlof de slachtofferbelangen nadrukkelijk mee te wegen. Het format dat vorig jaar is ontwikkeld ten behoeve van het slachtofferonderzoek bij een verlofaanvraag, helpt daarbij. Bij de beoordeling van een verlofaanvraag is de aanwezigheid van een actueel slachtofferonderzoek vereist. In dit slachtofferonderzoek wordt aan de slachtoffers gevraagd of zij geïnformeerd willen worden over verlof van een tbs-gestelde.
Daarnaast kunnen voorwaarden aan het verlof worden gesteld waarbij rekening wordt gehouden met slachtoffers, bijvoorbeeld door het verlof niet te praktiseren in de buurt van de woonplaats van het slachtoffer.
Beseft u dat, indien u niets aan het huidige tbs systeem verandert, u persoonlijk verantwoordelijk bent voor de levenslange trauma's van onschuldige slachtoffers, veroorzaakt door deze onverbeterlijke en ongeneeslijke tbs’ers die zo nodig naar buiten moeten? Zo nee, waarom niet?
De recidivecijfers over een langere periode tonen aan dat het tbs-stelsel goed werkt. Ook recent zijn de recidivecijfers van tbs-gestelden over de gehele linie, van algemene tot tbs-waardige recidive, nog gedaald. Waar mogelijk wordt hard gewerkt aan verbetering. Met de sector zijn duidelijke afspraken gemaakt over onder meer maatregelen op het gebied van de doorstroming van patiënten, over transparantie in de verantwoording en over kwaliteitsmeting.
Zie voorts ook het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de verlofregeling van tbs’ers per direct te wijzigen om te voorkomen dat tbs’ers op verlof nieuwe slachtoffers maken? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. Onder vraag 4 heb ik dit punt toegelicht.
Het bericht 'Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan»?1 Zo ja, wat is uw reactie op het artikel?
Het aangehaalde artikel suggereert dat de Roemeense overheid actief beleid voert om bepaalde mensen naar de rijkere delen van de Europese Unie te sturen. Dergelijke signalen heb ik niet ontvangen.
In het artikel wordt ook gesproken over uitzendbureaus die met schijncontracten mensen uit Roemenië en Bulgarije naar West-Europa halen en voor laag loon laten werken. Het is onwenselijk dat door de komst van migranten de Nederlandse arbeidsvoorwaarden onder neerwaartse druk komen te staan. Dat leidt onder andere tot oneerlijke concurrentie voor bonafide werkgevers en opent de deur voor arbeidsuitbuiting. In navolging van het project EU-arbeidsmigratie (2010) is in 2012 gestart met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus. Tevens heeft het kabinet in april van dit jaar het actieplan schijnconstructies aangekondigd2 met tal van maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Zoals ik eerder heb aangegeven hecht ik een groot belang aan internationale samenwerking. En marge van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 20 juni jl. in Luxemburg heb ik afspraken bekrachtigd met mijn Roemeense en Bulgaarse ambtsgenoten. Deze afspraken gaan behalve over gegevensuitwisseling ook over voorlichting over rechten en plichten van werknemers in Nederland om zo bij te dragen aan het voorkomen dat mensen in zee gaan met malafide werkgevers. De onderhandelingen met Polen over vergelijkbare afspraken, boven op de bestaande bilaterale samenwerking met Polen, hoop ik dit najaar af te ronden. Mijn Roemeense en Bulgaarse collega’s hebben daarnaast ook deelgenomen aan de bestuurlijke top op 9 september jl. Bij die gelegenheid hebben we gezamenlijk geconstateerd dat het vrij verkeer van werknemers in de EU ook schaduwkanten heeft en dat bilaterale samenwerking in het licht van de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen (met ingang van 1 januari 2014) van belang is. We hebben afgesproken dat we ons gaan inspannen om excessen, zoals onderbetaling, uitbuiting en schijnconstructies, tegen te gaan. De eerder overeengekomen bilaterale samenwerkingsafspraken gaan we nu uitwerken in concrete acties.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van inspecteurs van de Rapid Intervention Police Service in Boekarest dat «kanslozen» met bijvoorbeeld een strafblad hun heil vooral elders moeten zoeken» en dat «draaideurcriminelen niet zullen worden tegengehouden als ze naar rijke delen van de Europese Unie willen»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrije verkeer van personen een groot goed is, maar niet bedoeld is voor het herplaatsen van criminelen, dat de uitlatingen van de inspecteurs ongepast zijn en dat de Roemeense autoriteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak van hun criminelen?
Dat Nederland met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden staat buiten kijf. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. Het is daarom van groot belang de hierboven beschreven initiatieven ten aanzien van EU-arbeidsmigratie voort te zetten.
Uiteraard betekent het recht op vrij verkeer van personen niet dat de lidstaten van herkomst niet langer zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun eigen onderdanen. Maar zoals eerder aangegeven, ik heb geen aanwijzingen dat de Roemeense overheid dit anders ziet.
Bent u bereid om contact te leggen met uw Roemeense collega om de uitlatingen van de inspecteurs aan de kaak te stellen en het aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie te stoppen?
Ik kan mijn Roemeense collega alleen ergens op aan spreken als ik daarvan duidelijke signalen heb. Dat is hier niet het geval. Overigens heb ik tijdens de Top EU-arbeidsmigratie van mijn Roemeense collega de indruk gekregen dat zij zich wil inzetten om te voorkomen dat Roemenen naar andere landen migreren, vanwege groeiende schaarste aan werknemers in eigen land.
Heeft u signalen dat andere EU-landen ook gebruik maken van dit aanmoedigingsbeleid om «kanslozen» hun heil te laten zoeken in rijkere EU-landen? Zo ja, bent u bereid om ook met uw collega's van deze landen contact te leggen en dit aanmoedigingsbeleid te stoppen?
Net zo min als ik signalen heb over een aanmoedigingsbeleid van de Roemeense overheid heb ik signalen dat andere lidstaten een aanmoedigingsbeleid voeren. Het is derhalve niet opportuun om specifiek dit onderwerp bij de Roemeense overheid, bij andere EU-lidstaten, dan wel in Europees verband aan de orde te stellen.
Uiteraard zijn de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van werknemers onderwerp van gesprek in Europa. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl, blijft het kabinet zich inspannen om in Europees verband aandacht te vragen voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers. In de brief is ook aangekondigd dat het kabinet zich wil richten op het voorlichten van EU-burgers in de landen van herkomst over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het werven van hoogopgeleide arbeidsmigranten en het ontmoedigen van arbeidsmigranten voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
Meerdere landen binnen de EU kunnen geconfronteerd worden met dit aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie; bent u bereid dit op Europees niveau onder de aandacht te brengen om gezamenlijk dit beleid een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen in uw gesprekken en de reactie van uw Roemeense collega?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om Roemeense veroordeelde criminelen te weren dan wel uit te zetten naar Roemenië?
Een in Nederland tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde Roemeen kan op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) worden overgebracht naar Roemenië om daar zijn straf uit te zitten.
Wanneer Roemenië het Kaderbesluit3 implementeert, zal de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) waar mogelijk worden toegepast. Op dat moment wordt het mogelijk dat in Nederland veroordeelde Roemenen hun straf in Roemenië uitzitten, zonder dat hun instemming nodig is.4
Daarnaast komen strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus sinds 2011 niet meer in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee-derde van de straf. In plaats daarvan bestaat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf tussentijds te beëindigen indien de vreemdeling kan worden uitgezet. Dat betekent dat als de illegaal niet meewerkt aan de uitzetting, hij de volledige straf moet uitzitten. Als hij wel Nederland verlaat, dan kan de straf worden bekort. Hierdoor wordt voor de strafrechtelijk veroordeelde vreemdeling gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf een prikkel tot vertrek gecreëerd. Keert de vreemdeling terug naar Nederland en heeft hij geen verblijfstitel, dan «herleeft» het strafrestant en wordt door het OM een tenuitvoerlegging gevorderd.
Het verblijfsrecht van een EU-burger en zijn familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kan worden ontzegd of beëindigd. De vreemdeling kan ook ongewenst verklaard worden om redenen van openbare orde of openbare veiligheid.5 Ook kunnen sinds 2011 zogenaamde «veelplegers» ongewenst worden verklaard en worden uitgezet. Hierover bent u onlangs geïnformeerd in mijn brief over EU-arbeidsmigratie.
De uitkomst van de consultaties over de 15 % THC-norm voor cannabis |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere gestelde vragen over de 15% THC-norm voor cannabis?1 Zo ja, wat was de inhoud van deze consultaties bij onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, het Nederlands Forensisch Instituut en enkele gemeenten en de instellingen voor verslavingszorg?
Ja, ik herinner mij de eerdere antwoorden. De consultaties waar u op doelt betreffen adviezen die zijn gevraagd in het kader van de interne gedachtevorming. Om die reden heeft uw Kamer de inhoudelijke rapportage van deze adviezen niet eerder ontvangen. Ik voldoe evenwel graag aan uw verzoek om deze alsnog aan uw Kamer te verzenden, als bijlage bij deze antwoorden.2 Ik stuur u tevens de volledige tekst van de ontvangen reacties voor zover die formeel van aard waren. De reacties die zijn ontvangen van gemeenten stuur ik niet integraal mee, omdat deze adviezen de persoonlijke beleidsopvatting van de betreffende ambtenaren weergeven. De strekking van deze adviezen is wel in de rapportage weergegeven, zonder vermelding om welke gemeente het gaat.
Waarom is de rapportage van deze consultaties niet tegelijkertijd met de impactanalyse van de consequenties voor de strafrechtketen (Kamerstuk 33 593) naar de Kamer gezonden? Kan de inhoudelijke rapportage van de consultaties bij diverse organisaties alsnog per direct naar de Kamer worden gezonden?
Zie antwoord vraag 1.
Welke betekenis is er gehecht aan de genoemde argumenten naar aanleiding van de inhoudelijke consultaties over de aanbeveling door de expertcommissie Lijstensystematiek ten aanzien van de 15% THC-norm bij diverse organisaties, ressorterend onder de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport qua beleidsvoorbereiding van de algemene maatregel van bestuur, gelet op het belang van de scheiding der markten waarop het Nederlandse gedoogbeleid in prima forma is gestoeld? Hoe is er met de inhoud van deze consultaties omgegaan qua beleidsreactie op de aanbeveling door de expertcommissie Lijstensystematiek qua cannabis?
Uit de ontvangen reacties werd duidelijk dat de aanbeveling van de Commissie Garretsen op een aantal vlakken noopte tot nader onderzoek. Dit is rechtstreeks aanleiding geweest voor het uitvoeren van de impactanalyse die uw Kamer, tezamen met de concept-AMvB, van mij heeft ontvangen.
Is er bij het vormen van een beleidsvisie naar aanleiding van de aanbeveling van expertcommissie Lijstensystematiek over cannabis ook een vergelijking gemaakt met het handhaven van artikel 3b lid 2 Opiumwet ten behoeve van het cannabisbeleid? Zo nee, waarom niet en kan het kabinet dat alsnog doen voordat een eventuele algemene maatregel van bestuur zal worden doorgevoerd voor wat betreft de 15% THC maatregel?
Artikel 3b lid 2 Opiumwet ziet op een uitzondering van het afficheringsverbod bij openbaarmaking in het kader van medische of wetenschappelijke voorlichting. Er is geen direct verband tussen het handhaven van deze bepaling en de 15% THC-maatregel.
Bent u bereid deze vragen voor 11 september 2013 te beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Een voorstel van de politiebond om niet te bezuinigen op de politie en het OM, maar te investeren in fraudeaanpak |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent het bericht: «ACP: investeren in fraudeaanpak»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het voorstel van politiebond ACP om niet te bezuinigen op de politie en het Openbaar Ministerie (OM), maar om extra te investeren in fraudebestrijding?
Het voorkómen en bestrijden van fraude heeft topprioriteit voor dit kabinet, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Omdat de bestrijding van fraude een departementale aanpak overstijgt, zet het kabinet in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Zoals ik in mijn brief van 3 juli jl. heb aangekondigd, zal het kabinet voor het einde van dit jaar een actieplan presenteren.2 Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de maatregelen die daarin zullen worden aangekondigd.
Klopt het dat extra investeren in fraudebestrijding zoveel opleveren dat de aangekondigde bezuinigingen overbodig worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u met dit voorstel doen nu zowel de politie als het OM hier positief over zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om net als Groot-Brittannië statistische gegevens over fraude bij te houden zodat er een goed beeld ontstaat van de omvang van fraude in ons land? Zo nee, waarom niet?
De ervaring leert dat het zeer ingewikkeld is om een betrouwbare schatting te maken van de omvang van fraude. Ook zonder een precies beeld van de omvang staat voor het kabinet vast dat een verstevigde aanpak van fraude noodzakelijk is en dat er beter zicht moet komen op de resultaten daarvan. Het bijhouden van statistieken om een goed beeld te krijgen van de totale omvang van fraude is daarbij geen doel op zich.
De artikelen ‘de grote voetbalroof’ en ‘onderzoek gewenst naar mensenhandel’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «de grote voetbalroof» in Voetbal International over de rol van investeringsfondsen, de betrokkenheid van Nederlandse bv’s daarbij en meer algemeen, mensenhandel in het voetbal?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat de UEFA (via voorzitter Michel Platini) Financial Fair Play bepleit en diezelfde UEFA tegelijkertijd wordt geconfronteerd met investeringsfondsen die het tegenovergestelde bewerkstelligen, zoals verhoogde risico’s op witwassen en criminele activiteiten, ook of juist in Nederland?
Het Financial Fair Play (FFP) systeem van de UEFA ondersteunt het (financiële) welzijn van de voetbalsport. Het FFP-systeem, bestaande uit verplichtingen waaraan clubs moeten voldoen om hun boekhouding in evenwicht te brengen, is een gevolg van de herhaaldelijke financiële verliezen bij veel clubs. Als investeringsfondsen het FFP-systeem blijken te ondermijnen dan gaan wij ervan uit dat de UEFA maatregelen zal treffen.
Wat is uw oordeel over de angst bij UEFA dat door investeringsfondsen sportieve resultaten vatbaar zijn voor manipulatie als de investeerder economische belangen heeft bij spelers alsmede bij andere voetbalclubs?
Het is goed dat de UEFA alert is op mogelijke bedreigingen voor de integriteit van de sport, en wij kunnen ons de zorgen van de UEFA voorstellen dat de belangen van investeerders bij spelers en clubs kunnen leiden tot misstanden in de sport. Essentieel bij het voorkomen van en de strijd tegen wedstrijdmanipulatie, witwassen en andere criminele activiteiten is dat de diverse belangen die een investeerder heeft transparant zijn. Het onderzoek «Matchfixing in Nederland; de aard en reikwijdte van het probleem, de risico’s en de aanpak» laat zien dat de integriteit van de sport verder dient te worden verbeterd. Een van de mogelijke maatregelen daartoe is het vergroten van de (financiële) transparantie in de sportwereld. Het voorbereidend onderzoek van het openbaar ministerie is nog in gang. Vanwege het mogelijke opsporingsbelang – het voorbereidend onderzoek kan immers leiden tot een strafrechtelijk onderzoek, dat niet gediend is bij voortijdige openbaarmaking van onderzoeksgegevens – kan ik daarover op dit moment geen inhoudelijke mededelingen doen.
Wat is uw opvatting over het gebrek aan transparantie dat kan zorgen voor verdere risico’s op matchfixing, witwassen en andere criminele activiteiten? Kunt u hierbij ook ingaan op de relatie tot het nog lopende justitieel en algemeen onderzoek naar matchfixing in Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de verwevenheid van Nederlandse bv’s met investeringsfondsen, grote voetbaltransfers, zogenaamde stromannen, spelersmakelaars en andere betrokkenen?
De KNVB en de UEFA eisen dat clubs en spelers hun onafhankelijkheid behouden. De sportsector bewaakt dit zelf middels het tuchtrechtelijk kader. Het reglement van de KNVB bevat een aantal bepalingen die van belang zijn voor die onafhankelijkheid, zoals de bepaling dat spelers een arbeidsovereenkomst met de club moeten hebben en dat een club onafhankelijk moet zijn in het transferbeleid. Ook mogen spelersmakelaars geen belang hebben in andere partijen of twee partijen vertegenwoordigen.
De KNVB heeft laten weten dat in Nederland geen sprake is van «third-party ownership», waarbij een investeringsmaatschappij de economische rechten van een speler in bezit heeft. In Nederland bestaan wel spelersfondsen, waarbij een aandeel van de toekomstige transfervergoeding van een speler wordt gekocht. De KNVB stelt strikte eisen aan externe financiering en clubs zijn verplicht om inzage te geven in de financiële rapportages.
Wij zien op grond van het voorgaande geen aanleiding om een onderzoek in te (laten) stellen of om spelersfondsen te verbieden.
Deelt u de mening dat het systematisch gebruiken van mensen als handelswaar via investeringsfondsen en onduidelijke bv’s feitelijk mensenhandel is?
Om van mensenhandel te kunnen spreken moet er tenminste een element van onvrijwilligheid aan de orde zijn. Daarvan is ons vooralsnog niet gebleken in de context van professionele voetballers die in Nederland actief zijn.
Bent u bereid een onderzoek te gelasten naar de rol van investeringsfondsen binnen het Nederlandse voetbal of dergelijke fondsen onmiddellijk te verbieden zoals in in Engeland is gedaan?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te bevorderen dat de wetgeving wordt aangepast zodat handel in inschrijfrechten en deze nieuwe vorm van spelershandel binnen het voetbal niet langer plaats kunnen vinden, bijvoorbeeld langs de weg van de zogenaamde «Pelé-wet» in Brazilië?
Internationale en nationale sportbonden hebben een eigen rol als het gaat om goed bestuur en de mogelijk nadelige gevolgen van handel in inschrijfrechten. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de clubs om niet alleen naar de sportieve en financiële belangen te kijken maar ook naar de maatschappelijke voorbeeldfunctie die van het voetbal kan uitgaan. In het kader van een EU-expertgroep «Goed bestuur in de sport» wordt gekeken hoe de toegang tot, en het toezicht op, het beroep van spelersmakelaars kan worden geoptimaliseerd en hoe in de EU omgegaan kan worden met de transferregels voor met name jonge spelers. Nederland neemt actief deel aan deze EU-expertgroep, die naar verwachting in november een advies zal uitbrengen aan de Raadswerkgroep Sport. Daarna zal het onderwerp van bespreking zijn in een Raadsbijeenkomst van de EU Sportministers. Uw Kamer zal daarover via de daarvoor bestemde kanalen worden geïnformeerd.
De politiechef van de regionale eenheid Amsterdam, die niet Roemeense zakkenrollers, maar smartphones het probleem vindt |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitlatingen van de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam, waarin hij naar aanleiding van de vele diefstallen tijdens de Gay Pride niet de Roemeense zakkenrollers, maar smartphones het probleem vindt?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze politiechef de plank volledig misslaat door het probleem van de Roemeense criminelen niet te onderkennen en het probleem neer te leggen bij de smartphones?
Bij zakkenrollerij en straatroof worden veel smartphones weggenomen. Deze telefoons brengen op de zwarte markt in Nederland of daarbuiten een aanzienlijk bedrag op en zijn technisch makkelijk door een nieuwe gebruiker te gebruiken, te meer omdat het op dit moment niet mogelijk is een gestolen telefoon op afstand onklaar te maken.
De politiechef heeft het probleem dat speelt rondom Roemeense criminelen niet ontkend. Hij heeft aandacht gevraagd voor het verminderen van de aantrekkelijkheid van het stelen van smartphones door deze op afstand te kunnen uitschakelen via de telecomproviders. Ik onderschrijf deze oproep en verwijs u naar mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 7 juni 2013 (kenmerk 390885). Hierin heb ik u bericht dat de Minister van Economische Zaken en ik samen met de providers het blokkeren van de IMEI van gestolen smartphones in Nederland gaan regelen en binnen welk tijdspad dit zal gebeuren.
Deelt u de mening dat deze politiechef deze Roemeense criminelen keihard moet aanpakken en niet een soort vrijbrief moet geven om de volgende keer weer terug te komen? Zo nee, waarom niet?
Zakkenrollers worden serieus aangepakt. Dit blijkt uit de inzet van een zakkenrollersteam bij de Gay Pride in Amsterdam en het grote aantal verrichte aanhoudingen. Voor de aanpak van deze en andere mobiele veelplegers heeft de Nederlandse politie tevens een flexteam tot zijn beschikking dat door het hele land controleacties op de snel- en provinciale wegen uitvoert gericht op de plegers van woninginbraken, bedrijfsinbraken en georganiseerde diefstallen.
In Europees verband werken lidstaten samen bij het delen van informatie over veelplegers die zich schuldig maken dergelijke, grensoverschrijdende, vormen van criminaliteit. De internationale samenwerking draagt ook bij aan een gerichte inzet van politie in landen van herkomst van mobiele daders als bijvoorbeeld Roemenië.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal gebruik maken van de mogelijkheid om tot ongewenstverklaring van de veroordeelde daders over te gaan als het openbare ordebeleid ten aanzien van EU-burgers daartoe ruimte biedt. De ongewenstverklaring houdt in dat verblijf op Nederlands grondgebied strafbaar is voor de duur van de ongewenstverklaring.
Welke maatregelen gaat u nemen om een sprinkhanenplaag van Roemeense zakkenrollers de volgende keer te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat in het belang van de veiligheid van de Nederlandse burgers, de arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren per 1 januari 2014 gesloten moet blijven? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Op basis van de Toetredingsakkoorden kunnen lidstaten van de Europese Unie (onder voorwaarden) beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers met nieuwe lidstaten. Dit is echter een tijdelijke situatie. Uiterlijk per 1 januari 2014 geldt op grond van de toetredingsverdragen vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië. Na deze datum mogen geen beperkingen meer worden gesteld aan het werknemersverkeer.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt maatregelen om migratie in goede banen te leiden en misbruik tegen te gaan, onder meer op het terrein van schijnconstructies en malafide uitzendbureaus.
Vernielde aardappelproefvelden |
|
Bart de Liefde (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Aardappelproefvelden WUR vernield?»1
Ja.
Wat vindt u ervan dat onbekenden in Valthermond en in de gemeente Eemsmond twee aardappelproefvelden van Wageningen Universiteit hebben vernield? Kunt u aangeven welke negatieve effecten deze acties hebben voor de ontwikkeling van aardappels met duurzame resistentie tegen de gevreesde ziekteverwekker phytophtora?
Ik betreur dat onderzoek moedwillig wordt vernield, temeer daar het gaat om het vinden van een oplossing van een mondiaal voedselprobleem.
Deze proefvelden zijn onderdeel van een 10 jarig project van de WUR, waarvan nog 2,5 jaar te gaan, waarin wordt gewerkt aan een duurzame resistentie tegen de aardappelziekte Phytophthora en een vermindering van 75% in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit project biedt daarmee belangrijke kansen voor milieu, aardappeltelers en mkb-veredelingsbedrijven.
Het onderzoek naar een grotere resistentie van aardappelen tegen Phytophthora vindt op twee manieren plaats. Het eerste pad is via genetische modificatie (gm) van de aardappelen (het DuRPh-project van de Wageningen Universiteit en Research center, WUR) en het tweede via het biologisch veredelingsprogramma bioimpuls.
Het vermeerderingsveld in Eemshaven is bedoeld om pootgoed voor de proeven van 2014 te telen. Het veld is gedeeltelijk vernield. Het resterende deel is ruim voldoende voor de pootgoedbehoefte van de veldproeven in 2014.
Het vangveldje in Valthermond is bedoeld om in de loop van het seizoen de wijziging in de samenstelling van de Phytophthorasporenpopulatie te volgen. Uit de resterende gegevens kunnen nog betrouwbare conclusies worden getrokken voor zover zij het monitoren van de overgebleven genotypes gedurende de overgebleven tijd van het seizoen betreffen.
Deelt u de opvatting dat vernieling van aardappelproefvelden laakbaar is, aangezien dit de verdere verduurzaming van ons voedsel en het verminderen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen vertraagt dan wel belemmert? Welke acties kunt u nemen in samenwerking met lokale overheden en Wageningen Universiteit om toekomstige vernielingen zoveel mogelijk te voorkomen?
Het opzettelijk vernielen van aardappelproefvelden is laakbaar. De vernielingen hebben tot dusver niet geleid tot vertraging van het onderzoek.
De WUR is voortdurend in gesprek met allerlei groepen in de samenleving om deze te informeren over de brede maatschappelijke waarde van dit onderzoek. De WUR zal daar mee doorgaan.
Daarnaast kan de WUR overgaan tot het plaatsen van camera’s, hekken, en het inzetten van surveillance en dergelijke. In Lelystad en Valthermond zijn bewakingscamera’s geplaatst door WUR. Ook bij de voorbereiding van de seizoenen 2014 en 2015 zal de mate van inzet van deze middelen door WUR worden afgewogen.
Om de kans van slagen en de impact van dergelijke vernielingsacties zo klein mogelijk te maken, zet de overheid in op het verhogen van de weerbaarheid. Belangrijk hierbij is het verhogen van het bewustzijn bij potentiële doelwitten als onderzoekscentra en de betrokken lokale overheid, alsmede het bieden van handelingsperspectief via het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten. Tevens zijn op de website van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid een aantal brochures en tools beschikbaar met maatregelen die gemeenten en potentiële doelwitten kunnen nemen om hun weerbaarheid tegen dit soort acties te verhogen.
Kunt u aangeven hoe hoog de strafmaat is voor dit soort vergrijpen, en acht u die strafmaat adequaat gegeven het grote maatschappelijk belang om de wereldwijde voedselvoorziening te verduurzamen? Is het wettelijk mogelijk de schade te verhalen op de daders? Zo nee, waarom niet?
De maximale straf voor vernieling (artikel 350 Wetboek van Strafrecht (Sr)) is een gevangenisstraf van twee jaar of een geldboete van de vierde categorie. Ik ga ervan uit dat de strafrechter ook in het geval van het vernielen van proefgewassen daarmee voldoende ruimte heeft om een passende straf op te leggen.
Een partij die rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van een strafbaar feit kan zich als civiele partij voegen in de strafprocedure (artikel 51f Wetboek van Strafvordering (Sv)) en kan onder voorwaarden langs die weg de schade vergoed krijgen (zie onder andere artikel 361 Sv).
Daarnaast is het mogelijk dat de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt (artikel 36f Sr).
Een partij die schade heeft geleden als gevolg van het handelen door een ander kan ook proberen die schade te verhalen via de civiele rechter wegens een onrechtmatige daad (6:162 en verder Burgerlijk Wetboek).
In alle gevallen is vereist dat de dader bekend is en er voldoende bewijs is.
Welke groeperingen of organisaties verzetten zich met buitenparlementaire middelen, zoals vernieling van andermans eigendommen en het illegaal betreden van andermans terrein, tegen de genetische modificatie van voedsel? Welke zijn in het verleden betrokken geweest bij de vernieling van proefvelden? Hoe vaak zijn in de afgelopen 10 jaar proefvelden vernield? Hoe vaak zijn daarvoor verdachten aangehouden? Hoeveel daarvan zijn voor de rechter gebracht? Wat waren de strafeisen? Hoeveel zijn uiteindelijk veroordeeld, en welke straf is hen opgelegd?
In Nederland worden de heimelijk uitgevoerde vernielingen van proefvelden met genetische gemodificeerde gewassen tot nu toe niet opgeëist door groeperingen. De acties worden doorgaans geclaimd onder gelegenheidsnamen zoals «Veldbevrijdingsteam Durf», «Field Liberation Movement», of de acties worden niet opgeëist.
Vernielingen van proefvelden met gewassen worden niet onder die noemer geregistreerd door de politie. Daardoor is het niet mogelijk een betrouwbaar cijfermatig overzicht te geven. Wel kan op basis van de politiesystemen en openbare berichtgeving worden gezegd dat er in de periode van 2003 tot en met 2013 in Nederland vermoedelijk in totaal rond de twintig gevallen zijn geweest waarin (mogelijk) sprake was van het vernielen van proefvelden met gewassen. Ondanks de inzet van de politie op dit dossier is het vanwege het uiterst heimelijke optreden door de vernielers vooralsnog niet gelukt in verband met deze gevallen verantwoordelijken op te sporen.
Het laffe Marokkaanse geweld tegen twee zusjes |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Zusjes doodsbang na ruzie met Marokkaanse jongens»?1
Ja.
Wat is volgens u de reden dat Marokkanen liefst vijf keer vaker verdachte zijn van geweldsdelicten dan autochtonen?
Uit het Jaarrapport Integratie 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat bepaalde achtergrondkenmerken (zoals sekse, leeftijd, huishoudinkomen, gezinssituatie, het hebben van een uitkering, hoogst gevolgde opleiding en stedelijkheid) samen een deel van het verschil in verdachtencijfers tussen autochtone jongeren en Marokkaanse Nederlanders verklaren.
Deze achtergrondkenmerken verklaren niet volledig de oververtegenwoordiging van Marokkaanse Nederlanders. Deze oververtegenwoordiging kan het SCP op basis van de beschikbare cijfers niet verklaren. Het lijkt echter plausibel dat factoren zoals het te laat herkennen van problemen in de ontwikkeling, zoals taalachterstand of psychische problemen, het niet adequaat optreden van ouders bij grensoverschrijdend gedrag van kinderen, slechte huisvesting en schuldenproblematiek een rol spelen. Migratie-, groepsspecifieke en culturele factoren kunnen hierbij ook van invloed zijn.
Kunt u aangeven in hoeverre dit kabinet en de politieleiding het Marokkanenprobleem serieus nemen? Wanneer verwacht u dat het extreme geweld van deze groep stopt?
Het kabinet zet stevig in op het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, individueel en in groepsverband. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt, maar groepen die relatief vaker problemen veroorzaken zullen navenant meer met deze aanpak in aanraking komen. De aanpak van overlast op straat, of in dit geval in een recreatiegebied, is overigens in eerste instantie een lokale aangelegenheid. Gemeenten hebben daarbij een breed scala aan maatregelen tot hun beschikking.
Wanneer ziet u in dat de meest structurele aanpak van dit probleem het oppakken, straffen en waar mogelijk denaturaliseren en uitzetten van het Marokkaanse tuig is?
Het versterken van de veiligheid en leefbaarheid in de samenleving is zowel voor kabinet als gemeenten een speerpunt. Overlast en criminaliteit worden extra stevig aangepakt. Waar nodig zal daarbij een «zero tolerance»-beleid worden gevoerd. Een succesvol veiligheidsbeleid bestaat naar mijn overtuiging uit een goede combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk.
Het bericht 'Steekincident hing in de lucht' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Steekincident hing in de lucht»1
Ja.
Klopt het dat de overleden gedetineerde eerder een klacht had ingediend wegens overbezetting van de inrichting?
Bij mij is geen door betrokkene ingediende klacht bekend wegens overbezetting. Sommige gedetineerden hebben aangegeven de omvang van de betreffende afdeling als groot te ervaren.
Wat is de bezettingsgraad van de penitentiaire inrichting Nieuwegein?
Op 30 juli 2013 was de bezettingsgraad van de penitentiaire inrichting Nieuwegein 82%.
Was er ten tijde van de calamiteit onvoldoende personeel beschikbaar?
Nee. Er was voldoende personeel beschikbaar. Alle diensten waren bezet, dus zowel die van de penitentiaire inrichtingswerkers als van de bewaarders.
Is na de calamiteit een deel van de bezetting overgeplaatst?
Na de calamiteit was het onrustig in de inrichting. Ten einde de rust en orde in de penitentiaire inrichting Nieuwegein te herstellen, zijn vijf gedetineerden naar een andere inrichting overgeplaatst.
Klopt het dat discriminatie in het conflict Surinaamse-Marokkaanse gedetineerden een rol van betekenis heeft gespeeld. Zo ja, wat heeft de inrichting hiertegen ondernomen?
De toedracht van dit steekincident is onderwerp van een lopend strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte en derhalve kan ik geen mededelingen hierover doen.
Het betalen van zorgverzekeringspremie voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom blijven Nederlanders, die in het buitenland gedetineerd zijn, premie voor de zorgverzekering verschuldigd, terwijl zij geen aanspraak kunnen maken op medische zorg vanuit de zorgverzekering?
Personen die op grond van ingezetenschap verzekerd zijn voor de volksverzekeringen en in het buitenland zijn gedetineerd blijven in de regel gedurende drie jaar verzekerd.
Een uitvoerige uiteenzetting van de achtergrond van deze regel is opgenomen in de toelichting bij de voorgestelde wijziging van artikel 24 van de Zvw van het wetsvoorstel tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen)1. Dit wetsvoorstel heb ik op 28 juni 2013 bij uw kamer ingediend.
In Artikel I, onderdeel F is een wijziging opgenomen van artikel 24 van de Zvw waarmee wordt beoogd om voor in Nederland verzekerde personen die in het buitenland gedetineerd zijn, op dezelfde wijze als de in Nederland gedetineerde personen de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de Zvw op te schorten.
Bent u ervan op de hoogte dat hierdoor mensen in de schulden terecht kunnen komen, hetgeen een nieuwe start na detentie in de weg staat?
Ja, dat is mij bekend. Het gesignaleerde probleem is mij bij brief van 6 februari 2012 onder de aandacht gebracht door Bureau Buitenland van Reclassering Nederland. Vervolgens heb ik in nauw overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Reclassering Nederland de hierboven vermelde wijziging van artikel 24 van de Zvw opgenomen in het wetsvoorstel.
Weet u eveneens dat ouders van een kind, dat in het buitenland in de fout is gegaan, soms jarenlang premie betalen voor hun kind om nieuwe schulden te voorkomen? Wat vindt u hiervan?
In het wetsvoorstel is geregeld dat de opschorting van rechten en plichten uit de zorgverzekering -ook voor gedetineerden in het buitenland- afhankelijk is van de melding door betrokkene, een vertegenwoordiger of een familielid. Hoewel formeel de rechten en plichten van rechtswege zijn opgeschort, wordt dit in de praktijk alleen geëffectueerd wanneer een melding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Immers, de detentie is zonder feitelijke melding bij de zorgverzekeraar niet bekend. Deze consequentie is indertijd bij het tot stand komen van artikel 24 van de Zvw onderkend.
Ook in buitenlandsituaties kan deze praktische consequentie (door het doelbewust nalaten van de melding) gewenst zijn, zodat de betrokken persoon in het land van detentie toch zorg ten laste van de Zvw kan ontvangen.
Met het voorstel tot wijziging van artikel 24 van de Zvw is het gesignaleerde probleem naar mijn mening afdoende opgelost. Vrijstelling van betaling van de nominale premie is niet aan de orde en ook niet nodig. Als de detentie door betrokkene, een vertegenwoordiger of een familielid wordt gemeld aan de zorgverzekeraar, wordt de verplichting tot premiebetaling opgeschort.
Bent u bereid het mogelijk te maken dat de verzekering kan worden stopgezet of opgeschort, zoals bijvoorbeeld voor gedetineerden in Nederland geldt, maar dat mensen verzekerd blijven doch geen recht hebben op zorg vanuit de reguliere basisverzekering en geen premie hoeven te betalen? Bent u bereid deze wijziging voor te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u bereid bent hiervoor een oplossing voor te stellen, bent u dan ook bereid te bezien of (ouders van) gedetineerde Nederlanders in het buitenland tijdelijk vrijgesteld kunnen worden van zorgverzekeringspremie in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht NS-beveiliger wil ook zakkenrollers pakken |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «NS-beveiliger wil ook zakkenrollers pakken»?1
Ja.
Klopt het dat Service & Veiligheidspersoneel van de Nederlandse Spoorwegen (NS) op stations geen andere bevoegdheden heeft dan een gewone burger?
Nee, de medewerkers in een service & veiligheidsteam (S&V-team) zijn buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) en beschikken daardoor over de bevoegdheden die in het Wetboek van Strafvordering (Sv) worden toegekend aan opsporingsambtenaren in het algemeen. Dit betreft bijvoorbeeld het staande houden van de verdachte met het oog op het vaststellen van zijn identiteit (artikel 52 Sv), het doen van onderzoek aan de kleding van de verdachte met het oog op het vaststellen van zijn identiteit (artikel 55b Sv) en het onder voorwaarden toepassen van geweld (artikel 7, eerste en zevende lid, Politiewet 2012).
Zijn de bevoegdheden van Service & Veiligheidspersoneel van de NS voldoende toegesneden op de uitoefening van de functie of is er reden om na te denken over uitbreiding van die bevoegdheden?
De bevoegdheden van de boa’s in het domein openbaar vervoer zijn samen met hun werkgevers, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie tot stand gekomen en zijn voldoende toegesneden op de functies en taken in dit domein. Ik zie dan ook geen reden voor uitbreiding van die bevoegdheden.
Zijn de bevoegdheden van Service & Veiligheidspersoneel van de NS voldoende bekend bij reizigers, overig NS-personeel en andere betrokkenen, zoals winkelpersoneel op de stations?
Ja.
Klopt het dat de samenwerking van Service & Veiligheidspersoneel met wijkagenten en spoorwegpolitie op stations, zoals Utrecht en Amsterdam Centraal, steeds stroever verloopt? Zo ja, bent u bereid die samenwerking te bevorderen? Zo nee, waaruit verklaart u de signalen waarvan sprake is in het artikel?
In mijn brief aan uw Kamer van 1 juli jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 28 684, nr. 387) heb ik benadrukt dat een goede samenwerking tussen boa’s en politie van wezenlijk belang is. Er vindt momenteel al goede, intensieve samenwerking plaats in en rond het openbaar vervoer tussen de boa’s van de openbaar vervoer bedrijven, de gemeenten en de politie. De signalen herken ik dan ook niet, toch kan het voorkomen dat de samenwerking in een specifiek geval niet optimaal verloopt. De betrokken partijen dienen scherp te blijven zodat de samenwerking goed blijft en ik houd de vinger aan de pols.
Wat is er door de vorming van de nationale politie veranderd in de samenwerking met de NS?
De overgang van de spoorwegpolitie naar de Dienst Infrastructuur binnen de nationale politie heeft geen gevolgen gehad voor de werkzaamheden van de spoorwegpolitie en de afspraken en samenwerking met de openbaar vervoer bedrijven. Indien NS personeel in een situatie terecht komt waarbij politie ondersteuning nodig is, blijft dit de hoogste prioriteit krijgen.
Op welke wijze garandeert u dat de NS ook in de toekomst de ondersteuning krijgt die is afgesproken met de politie?
Zie antwoord vraag 6.
Controle van poststukken door ‘postsnuffelaars’ |
|
Helma Neppérus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u het artikel «Plan voor postsnuffelaars» gelezen in de De Telegraaf?1
Ja.
Is het waar dat de namaakbestrijdingsorganisatie SNB React aan de Douane een voorstel heeft gedaan om de Britse manier van werken voor postzendingen over te nemen, waarbij het namaakbestrijders wordt toegestaan verdachte zendingen te controleren? Zo ja, kunt u dit voorstel toelichten? Worden hierover momenteel gesprekken gevoerd?
Ja, het is juist dat SNB-React een voorstel aan de Douane heeft gedaan.
De huidige praktijk is dat de Douane post-, pakket,- en koerierszendingen (hierna: post- en koerierszendingen) selecteert op het risico van namaak. Deze zendingen worden door de Douane gescand en geopend. Post – en koerierszendingen waarin een hoeveelheid van maximaal 25 stuks mogelijk inbreukmakende goederen worden aangetroffen, worden door de Douane op grond van een richtlijn van het OM2 op een vereenvoudigde manier via het strafrecht afgedaan. De goederen worden dan in beslag genomen, waarna het OM de zaak verder afdoet. Na een geconstateerde overtreding kan een besluit tot vernietiging van de goederen worden genomen. Verdachte post- en koerierszendingen, die niet onder deze richtlijn vallen, worden door de Douane apart gezet waarna de merkhouder wordt gewaarschuwd. De merkhouder kan dan vervolgens besluiten civielrechtelijke actie te ondernemen.
Het voorstel van SNB-React komt er in het kort op neer dat merkhouders of hun vertegenwoordigers (zoals SNB-React), na selectie en scan door de Douane, in de gelegenheid worden gesteld om postzendingen die vermoedelijk namaakgoederen bevatten te controleren en onder toezicht van de Douane te openen. Indien zendingen vermoedelijke namaakgoederen bevatten, zou SNB-React de geadresseerden van deze pakketten aanschrijven. Bij geen respons of bij bevestiging dat de goederen mogen worden vernietigd, zou een procedure tot vernietiging worden ingezet.
Op het moment van het verschijnen van het artikel «Plan voor postsnuffelaars» was reeds overleg gaande met SNB-React. Naar aanleiding van dit overleg is gezamenlijk geconcludeerd dat er vooralsnog geen reden is om de huidige controlepraktijk te wijzigen. In tegenstelling tot Groot-Brittannië, zijn er in Nederland meerdere locaties waarop post- en koerierszendingen worden gecontroleerd. Daarnaast worden (zoals hiervoor aangegeven) in Nederland post- en koerierszendingen die een geringe hoeveelheid inbreukmakende goederen bevatten vereenvoudigd strafrechtelijk afgedaan. Deze factoren leiden er in de praktijk toe dat het voorstel van SNB-React in Nederland niet tot efficiencyvoordelen of een toename van vangsten zal leiden.
Bij deze afweging is ook rekening gehouden met de belangen van andere betrokkenen, zoals afzenders en geadresseerden van legitieme postzendingen, andere (vertegenwoordigers van) merkhouders dan SNB-React, postbedrijven en met zaken als de snelheid van afhandelen.
Als vervolg op het overleg met SNB-React zal, ook met andere (vertegenwoordigers van) merkhouders, onderzocht worden of er andere mogelijkheden zijn voor verbeteringen in het proces, bijvoorbeeld door het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het organiseren van actiedagen.
Wat vindt u van deze Britse praktijken en bent u van plan die ook in Nederland te gaan toepassen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het toezicht op namaakartikelen niet een douanetaak die dus bij de overheid thuishoort? Wat zijn de redenen om te overwegen het bedrijfsleven hierbij in te schakelen?
Het systeem van intellectuele eigendomsrechten, waaronder het merkenrecht, heeft weinig waarde als inbreuken hierop niet gehandhaafd kunnen worden. Alle wetten op dit gebied bevatten dan ook bepalingen over handhaving. Het kabinet is zich bewust van de schadelijke gevolgen van namaakgoederen op economisch en sociaal vlak, voor de goede werking van de interne markt, maar ook uit het oogpunt van de consumentenbescherming, volksgezondheid en de openbare veiligheid. Effectief optreden is dus geboden, waarbij rekening wordt gehouden met alle belangen. Het uitgangspunt is hierbij dat partijen hun geschillen civielrechtelijk regelen. Strafrechtelijke handhaving geldt als uiterste middel (ultimum remedium). Er is een uitzondering gemaakt voor door de Douane aangetroffen vermoedelijk inbreukmakende goederen tot maximaal 25 stuks. Als de Douane deze aantreft, dan wordt in geval van overtredingen dit feit vereenvoudigd strafrechtelijk afgedaan. Deze uitzondering op de hoofdregel is gebaseerd op overwegingen van efficiency en doelmatigheid. Doel is te voorkomen dat kleine hoeveelheden van deze goederen in het vrije verkeer worden gebracht.
In de praktijk vindt samenwerking van de Douane met het bedrijfsleven plaats. De Douane controleert op verzoek van het ministerie van Economische Zaken de onder hem vallende intellectuele eigendomsrechten waaronder merken. Op grond van Europese wetgeving (Verordening 1383/2003) kan een merkhouder van wiens merk zonder zijn toestemming gebruik wordt gemaakt, een beschikking aanvragen waarin de Douane wordt verzocht om op te treden voor die merkhouder. Als de Douane bij haar controles dergelijke vermoedelijke namaakgoederen constateert (meer dan 25 stuks), stelt zij de merkhouder in kennis, die dan vervolgens civielrechtelijke actie kan ondernemen. Omdat bestrijding van namaak een gezamenlijk belang is van de overheid en het bedrijfsleven (inclusief vertegenwoordigers van houders van intellectuele eigendomsrechten), zijn deze partijen ook regelmatig met elkaar in gesprek.
Mocht u overwegen de Britse werkwijze in Nederland te gaan toepassen, welke Nederlandse wet- en regelgeving moet daarvoor dan worden aangepast?
Zoals in het antwoord op 3 is aangegeven wordt de toepassing hiervan in Nederland niet langer overwogen, zodat een onderzoek naar mogelijke aanpassing van wetgeving ook niet hoeft plaats te vinden.
Het bericht dat een op de tien jongeren online wordt gepest |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Suzanne Dekker (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Een op tien jongeren gepest op internet»?1
De uitkomsten van de in het bericht aangehaalde Veiligheidsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderstrepen de noodzaak van continue aandacht voor het voorkomen, signaleren en aanpakken van pesten onder kinderen en jongeren. Zij verdienen een sociaal veilige omgeving en wij hebben de gezamenlijke plicht om te zorgen dat zij er niet alleen voor staan. Daarom heb ik samen met de Kinderombudsman een plan van aanpak geschreven dat op 25 maart jl. aan uw Kamer is gestuurd (Kamer II, 2012/2013, 29 240, nr. 52). Momenteel wordt dit plan van aanpak uitgevoerd.
Is het plan van aanpak tegen pesten2, dat vooral gericht is op het tegengaan van pesten in de schoolomgeving, in het licht van deze cijfers in uw ogen afdoende om pesten buiten de context van de school tegen te gaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, in het plan van aanpak heb ik benadrukt dat het belangrijk is dat alle verschillende betrokkenen – scholen, leraren, maar ook ouders en leerlingen zelf – vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan een sociaal veilige omgeving. Cyberpesten is een verschijningsvorm van pesten. Het speelt zich vaak af buiten de muren van de school, maar staat niet op zichzelf. Ook het tegengaan van (cyber)pesten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid en scholen en leraren spelen daarbij een belangrijke rol.
Het omgaan met cyberpesten is dan ook integraal onderdeel van de maatregelen in het plan van aanpak tegen pesten. Binnen de module voor leraren die ik laat ontwikkelen en in de anti-pestprogramma’s wordt aandacht besteed aan cyberpesten. Ook zal ik praktische handvatten om cyberpesten tegen te gaan onder de aandacht van scholen brengen. Daarnaast subsidieert OCW bestaande initiatieven als de expertisecentra Pestweb en Mediawijzer.net.
Mag worden verondersteld dat het cijfer van een op de tien eigenlijk nog hoger ligt, gegeven de conclusie van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat minder dan een op de tien jongeren die geconfronteerd werd met pesten via internet hiervan melding maakte bij de politie of een andere instantie en dat het leeuwendeel van de slachtoffers dus niet wordt geregistreerd?
Deze veronderstelling vindt geen basis in de onderzoeksgegevens van het CBS. Het CBS voert jaarlijks de veiligheidsmonitor uit, een onderzoek naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap. Daarin meet het CBS onder andere het meest reële aantal gevallen van cyberpesten, hier worden ook de niet bij instanties geregistreerde zaken meegenomen (het zogenaamde dark number).
Deelt u de mening dat het cijfer dat minder dan een op de tien jongeren die geconfronteerd werd met pesten via internet hiervan melding maakte bij de politie of een andere instantie veel te laag is? Zo ja, wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te verhogen? Zo nee, waarom niet?
(Cyber)pesten kent verschillende vormen en gradaties. Sommige uitingen – zoals bedreiging – zijn strafbaar, maar pesten als zodanig niet. Vaak gaat het bij cyberpesten om roddelen en treiteren en in het algemeen niet om strafbare feiten. Dit kan verklaren waarom de respondenten er in het geval van cyberpesten vaak niet voor kiezen om melding of aangifte bij de politie te doen.
Zoals het plan van aanpak tegen pesten aangeeft, spelen ouders, leraren en leerlingen een belangrijke rol in het tegengaan van (cyber)pesten. Het melden, signaleren en het nemen van maatregelen tegen pesten kan dan ook het beste in die setting plaatsvinden. In het geval dat het pesten zodanige vormen aanneemt dat het inroepen van het strafrecht in rede ligt, is het belangrijk dat kinderen en ouders aangifte doen bij de politie.
Beschikt u over gegevens over het voorkomen van cyberpesten van jongeren onder de 15 jaar? Zo ja, kunt u de Kamer deze verstrekken? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te laten verrichten, gelet op het feit dat jongeren steeds eerder actief worden op het internet?
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in 2011 het onderzoek Kinderen en internetrisico’s uitgebracht.3 Het rapport geeft een beeld van de mate waarin Nederlandse negen- tot zestienjarige internetgebruikers te maken hebben met online risico’s. Uit dit onderzoek blijkt dat van de ruim anderhalf miljoen negen- tot zestienjarige internetgebruikers vier procent herhaaldelijk wordt gepest via internet.
Om een nog beter beeld te krijgen van het aantal kinderen in het funderend onderwijs dat gepest wordt, heb ik in juni 2013 een secundaire analyse laten uitvoeren op gegevens uit de monitor sociale veiligheid in en rond scholen.4 De analyse geeft ook inzicht in de wijzen waarop wordt gepest. Gepeste leerlingen geven aan dat pesten met name van «persoon tot persoon» gebeurt (respectievelijk 58 procent in het voorgezet onderwijs en 66 procent in het primair onderwijs). Dit wordt gevolgd door pesten via «internet/pc thuis» (respectievelijk 19 procent in het VO, en 17 procent in het P(S)O).
Voor een volledig overzicht verwijs ik u graag naar de nadere analyse naar pesten. Deze is met de jaarlijkse veiligheidsbrief, op 17 juli jl. naar uw Kamer gezonden.5
Bent u van mening dat cyberpesten in bredere zin een probleem is dat aandacht verdient, gegeven het feit dat 3% van de Nederlandse bevolking aangaf in 2012 wel eens gepest te zijn op internet? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat cyberpesten bespreekbaar wordt gemaakt door de betrokkenen. Zij kunnen daarbij, wanneer nodig, de hulp van derden inroepen. Ook hier geldt dat melding of aangifte gedaan kan worden bij de politie in gevallen waarin het pesten mogelijk strafbare vormen aanneemt.
Wat gebeurt er met meldingen van online pesten die gedaan worden bij de politie of een andere instantie? Kunt u de Kamer een historisch overzicht geven hoeveel meldingen en aangiften van cyberpesten de afgelopen vijf jaar zijn gedaan en hoeveel van deze meldingen en aangiften hebben geleid tot nader onderzoek, strafrechtelijke vervolging of anderszins vervolgstappen? Zo nee, waarom niet?
Als bij cyberpesten sprake is van een strafbaar feit neemt de politie daar aangifte van op. Meldingen van cyberpesten worden per geval bekeken op feiten – inclusief eventueel aanwezig online bewijsmateriaal – en context. Politieagenten beschikken over een handreiking cyberpesten, die is opgenomen in het politieonderwijs. Waar mogelijk adviseert de politie de betrokkenen om de problematiek eerst in de eigen context, bijvoorbeeld met behulp van school, op te lossen.
Meldingen, aangiften en afdoeningen van online pesten worden niet onder die noemer geregistreerd in de systemen van de politie, respectievelijk het openbaar ministerie. Daardoor is het niet mogelijk een cijfermatig overzicht te geven. Wel kan op basis van de politiesystemen worden gezegd dat het aantal gevallen waarin mogelijk sprake is van cyberpesten lijkt toe te nemen. Het is niet bekend of dit komt doordat het aantal incidenten stijgt, of doordat de politie zich meer bewust wordt van dit fenomeen.
Onder welk(e) artikel(en) uit het Wetboek van Strafrecht valt cyberpesten? Bent u van mening dat hiermee het probleem van cyberpesten effectief kan worden aangepakt?
Pesten als zodanig is niet strafbaar. Pesten kan wel gepaard gaan met strafbaargestelde gedragingen, zoals belediging, bedreiging of belaging (artikelen 261, 262, 266, 284, 285 en 285b Wetboek van Strafrecht).
Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag vier.
De voortdurende wantoestanden rondom de “vluchtflat” in Amsterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over een geval van mishandeling in de zogenaamde «vluchtflat» in Amsterdam?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat illegale bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen?
Ik heb geen informatie die de conclusie in uw vraag onderschrijft dat de bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen. Wel stel ik vast dat er zich de voorbije maanden enkele incidenten hebben voorgedaan in de vluchtflat naar aanleiding waarvan ook eerder schriftelijke vragen zijn gesteld.2
Welke personen en/of organisaties faciliteren de «vluchtflat»? Welke acties onderneemt u hiertegen nu het terugkeerbeleid hierdoor ernstig ondermijnd wordt?
Zoals ik in antwoord op eerder door u gestelde Kamervragen heb geschreven, hebben de woningcorporatie De Key, HVO Querido en het Leger des Heils gezamenlijk afspraken gemaakt over de huis- en gedragsregels, die gelden voor het gebouw dat woningcorporatie De Key tijdelijk, tot 1 oktober 2013, beschikbaar heeft gesteld voor deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Daarnaast wordt door deze organisaties voorzien in levensmiddelen en zijn er ook andere personen die de bewoners van de vluchtflat ondersteunen.
Zolang individuele personen en organisaties die deze uitgeprocedeerde asielzoekers helpen, handelen binnen de grenzen van de wet, is er geen aanleiding om stappen te zetten. Zij moeten er echter wel op bedacht zijn geen onterechte verwachtingen te wekken bij deze uitgeprocedeerde asielzoekers.
Deelt u de mening dat de voortdurende wantoestanden rond de «vluchtflat» (en voordien de Vluchtkerk), zoals mishandeling, aanranding, vechtpartijen en drugsgebruik, bewijzen dat er juist meer illegalen vastgezet moeten worden in plaats van veel minder zoals u voor ogen staat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vreemdelingenbewaring is een instrument dat de overheid als uiterst middel kan inzetten om daadwerkelijk vertrek van een vreemdeling te realiseren. Dit is verankerd in de Vreemdelingenwet en de Europese Terugkeerrichtlijn. Vreemdelingenbewaring is geen instrument in het kader van strafrecht en mogelijk gepleegde strafbare feiten.
Wat betreft het beëindigen van het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het bewuste gebouw merk ik op dat het, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, aan de burgemeester van Amsterdam is om in voorkomend geval actie te ondernemen tegen het verblijf van de betrokken vreemdelingen. Een en ander neemt niet weg dat ik met de gemeente in overleg blijf ten einde de situatie van de betreffende vreemdelingen ook individueel te kunnen beoordelen.
Bent u bereid de «vluchtflat» te ontruimen, alle illegalen die daar zitten vast te zetten en vervolgens zo spoedig mogelijk uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De aanpak van scooterhufters in Amsterdam |
|
Farshad Bashir |
|
Klopt het dat er geen handhavingscijfers bekend zijn over de aanpak van bestuurders die te hard rijden op een brom- of snorscooter in de gemeente Amsterdam en/of asociaal rijgedrag vertonen? Zo ja, wat is hier de reden van en bent u bereid deze cijfers alsnog in beeld te brengen? Zo nee, waarom beschikt de wethouder van Amsterdam niet over deze gegevens?1
Er zijn wel degelijk handhavingscijfers beschikbaar. Er was slechts sprake van een misverstand tussen de gemeente Amsterdam en de politie over de mogelijkheid van verstrekking van deze cijfers.
Op welke wijze werkt u samen met de gemeente Amsterdam om de scooteroverlast in de gemeente terug te dringen? Welke concrete doelen heeft u zich gesteld voor Amsterdam, maar ook voor de rest van Nederland?
Het aanpakken van de overlast door scooterberijders die overtredingen plegen is een zaak van de lokale autoriteiten, in dit geval de gemeente Amsterdam, de politie en het OM. Deze partijen hebben begin 2011 over de verkeershandhaving in Amsterdam een convenant afgesloten. In dit convenant is onder meer afgesproken welke inzet er door de politie wordt gepleegd op de aanpak van overtredingen door brom- en snorfietsers. Zo wordt bijvoorbeeld 20 uur per week besteed aan het met een lasergun controleren op snelheidsovertredingen door brom- en snorfietsers. Dit moet leiden tot een merkbare vermindering van de overlast door scooterberijders.
Klopt het dat het probleem niet zo zeer ligt in het niet kunnen beboeten op kenteken, maar dat het administratieve gedeelte te arbeidsintensief is (bijvoorbeeld het invoeren van de boetes in het computersysteem)? Kunt u uiteenzetten hoe u het probleem gaat oplossen?
Mij is geen probleem met betrekking tot de (administratieve) verwerking van deze boetes bekend. De verkeersboetes voor overtredingen door brom- en snorfietsers worden op dezelfde wijze als andere verkeersboetes verwerkt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen de komende tijd ook echt merken dat de overlast van scooterhufters afgenomen is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht: “Nederland paradijs voor buitenlandse inbreker”. |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederland paradijs voor buitenlandse inbreker»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland aantrekkelijk is voor buitenlandse inbrekers (voornamelijk uit Oostbloklanden) wegens de lage straffen, zeer kleine pakkans, een triest oplossingspercentage en een kleine kans dat de inbrekers in de gevangenis belanden? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkeling van het aantal woninginbraken, het teruggelopen oplossingspercentage en de lage pakkans baren mij zorgen, zoals door de Minister van Veiligheid en Justitie in het algemeen overleg woninginbraken van 12 juni 2013 aangegeven. Daarbij passen wel enige kanttekeningen, zoals uiteengezet in de brief aan uw Kamer over recidive, pakkans en strafhoogte2. Mijn ambities voor de aanpak van woninginbraken zijn dan ook fors. Zie hierover verder het antwoord op vraag 5.
Of het klopt dat Nederland in vergelijking met andere landen aantrekkelijk is voor (buitenlandse) inbrekers, en zo ja wat de oorzaken daarvan zijn, is niet goed vast te stellen. De aantrekkelijkheid van een land voor woninginbrekers hangt immers niet alleen af van pakkans en strafmaat. Ook factoren zoals het verschil in rijkdom tussen Oost- en West-Europese landen bevorderen diefstal en inbraak.3 Niet alleen Nederland maar ook andere West-Europese landen kampen daardoor met het probleem van rondtrekkende bendes van (buitenlandse) inbrekers. Voor het overige verwijs ik naar hetgeen over mobiele bendes en de aanpak daarvan met uw Kamer is gewisseld in eerdere brieven over de aanpak van mobiele bendes4 en in het voornoemde algemeen overleg over woninginbraken.
Deelt u de mening dat de straffen in Nederland te laag zijn en het hier daarom niet erg afschrikwekkend is om in te breken? Zo ja, bent u bereid alsnog het wetsvoorstel minimumstraffen in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee. De wettelijke strafmaxima voor de verschillende vormen van diefstal variëren van vier jaar gevangenisstraf voor een «eenvoudige» diefstal tot vijftien jaar gevangenisstraf voor diefstal met geweldpleging met dodelijke afloop. Binnen deze bandbreedte van strafmaxima kent de strafwet nog vormen van diefstal die naar gelang de specifieke strafverzwarende omstandigheden strafposities hebben van ten hoogste zes jaar gevangenisstraf (onder andere diefstal met braak of in vereniging) en negen en twaalf jaar gevangenisstraf. De hoogte van deze straffen geeft op adequate wijze uitdrukking aan de ernst van de specifieke delictsscenario’s van diefstal en maakt passende bestraffing mogelijk.
Bij brief van 12 februari 2013 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en ik uw Kamer op de hoogte gesteld van de intrekking van het wetsvoorstel minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven.5 Wij overwegen niet om dit voorstel opnieuw in procedure te brengen. Voor de goede orde merk ik op dat bedoeld wetsvoorstel uitsluitend de normering van de strafoplegging betrof bij gevallen van recidive.
Bent u daarnaast eindelijk tot het heldere inzicht gekomen dat straffen moeten kunnen worden gestapeld? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in het Regeerakkoord het voornemen aangekondigd dat de rechter in geval van meerdaadse samenloop ruimere mogelijkheden krijgt om een passende straf te bepalen. Op dit moment verricht de Rijksuniversiteit Leiden in opdracht van het WODC een onderzoek naar de mogelijkheden om de meerdaadse samenloopregeling te actualiseren. Mede op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden besloten op welke wijze aan het kabinetsvoornemen om de meerdaadse samenloopregeling aan te passen uitvoering wordt gegeven. Uw Kamer zal hierover dit najaar nader bericht ontvangen.
Welke maatregelen gaat u nemen om voor een hogere pakkans en een hoger oplossingspercentage te zorgen?
Bij de aanpak van woninginbraken wordt, mede op basis van de ervaringen uit de ons omringende landen, ingezet op een integrale aanpak. Dit betekent dat naast het verhogen van de pakkans en het oplossingspercentage ook stevig wordt ingezet op publiek-private samenwerking en preventie. Zoals aangegeven in het algemeen overleg van 12 juni jongstleden richt deze aanpak zich zowel op mobiele bendes als op lokale inbrekers. De inzet om de pakkans ten opzichte van 2009 in 2014 met 25% te vergroten trekken we door van 2013–2014 naar 2015 en 2016. In zijn brief over de aanpak van High Impact Crimes van 15 april 20136 en in het algemeen overleg van 12 juni jongstleden heeft de MVenJ de maatregelen die in dit kader zijn getroffen nader toegelicht. Verder is van belang dat de prestaties van de hele strafrechtketen aanzienlijk worden versterkt. Strafzaken moeten in 2016 sneller, slimmer, beter en transparanter worden afgehandeld. Dit zal ook de pakkans en het oplossingspercentage van inbraken ten goede komen. Voor de doelstellingen en de maatregelen verwijs ik naar de brief over dit onderwerp van 5 juli 20137.
Waarom is volgens onderzoekers de kans klein dat criminelen daadwerkelijk naar de gevangenis moeten?
Deze stelling is niet juist. In vergelijking met de ons omringende landen (Duitsland, België, Engeland en Wales, Denemarken) legt Nederland juist meer gevangenisstraffen op.8
Deelt u de mening dat er genoeg criminelen rondlopen die in de gevangenis horen en gevangenissen daarom niet moeten worden gesloten? Zo nee, waarom niet?
In de begroting en het Masterplan DJI 2013–2018 is de benodigde celcapaciteit geraamd op basis van het Prognosemodel Justitiële Ketens. Derhalve is er na de implementatie van het Masterplan DJI 2013–2018 voldoende capaciteit om iedereen die een gevangenisstraf krijgt opgelegd ook in te sluiten. Mocht in de toekomst – op basis van nieuwe ramingen – blijken dat extra celcapaciteit nodig is, dan zal ik daarin voorzien. Ik heb in het debat over het Masterplan DJI 2013–2018 al aangegeven heenzendingen uit te sluiten.
Bent u bereid, in navolging van Duitsland, de rondtrekkende criminelen terug te brengen naar het land van herkomst en hen daar te laten berechten, daar de straffen daar hoger zijn en het de Nederlandse belastingbetaler geld scheelt? Bent u vervolgens bereid hen een levenslang verbod op te leggen Nederland in te komen, zoals ook de Duitsers dat doen, of bent u bereid gewoon de grenzen dicht te gooien? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de intensivering van de aanpak van woninginbraken zal ik ook de maatregelen bekijken die Duitsland heeft getroffen.
Doodsbedreigingen door gefrustreerde sportgokkers |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Gefrustreerde gokkers achter doodsbedreigingen Haase» en «Gokmaffia loert op de sappelende tennisprof»?1 2
Ja.
Wanneer worden het algemeen onderzoek en het voorbereidend justitieel onderzoek matchfixing naar de Tweede Kamer gezonden?
Het onderzoek naar aard en omvang van matchfixing in Nederland van de Universiteit van Tilburg, Vrije Universiteit en Ernst & Young dat eind januari 2013 van start is gegaan, wordt voor het einde van het zomerreces aan de Tweede Kamer gezonden. Over een voorbereidend onderzoek doe ik – in het kader van het mogelijke opsporingsbelang – geen mededelingen. Het voorbereidend onderzoek kan immers leiden tot een strafrechtelijk onderzoek, dat niet gediend is bij voortijdige openbaarmaking van onderzoeksgegevens.
Maken de in het artikel genoemde praktijken, zoals bedreigingen aan het adres van sporters, onderdeel uit van deze onderzoeken?
In het onderzoek naar matchfixing worden onder andere de verschillende (risico)factoren voor matchfixing beschreven. Bedreigingen aan het adres van sporters zullen dan ook, in algemene zin, onderdeel uitmaken van het onderzoek. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 2.
Komen bedreigingen in deze mate ook voor in andere takken van sport?
Er zijn signalen dat dergelijke bedreigen zich ook in andere takken van sport voordoen. De signalen over de voetbalsport zijn hierin het sterkst, zoals blijkt uit het zwartboek van de Fédération Internationale des Associations de Footballeurs Professionnels (FIFfpro) uit 2012 over Oost-Europa. Maatschappelijk gezien zijn diverse vormen van bedreiging aan het adres van bij het grote publiek bekende personen – met name via digitale middelen zoals email en sociale media- meer prevalent geworden.
Is er naar uw mening voldoende zicht en toezicht op matchfixing en illegaal gokken in deze tak van sport?
Matchfixing en illegaal gokken zijn twee verschillende fenomenen die niet noodzakelijkerwijs met elkaar verbonden zijn. Het onderzoek naar aard en omvang van matchfixing zal een nader beeld geven van het fenomeen matchfixing. Tevens zullen de onderzoekers aanbevelingen doen over de adequaatheid van het huidige instrumentarium tegen matchfixing van zowel de sportwereld zelf als de overheid.
Om de aanpak van illegale kansspelen te verstevigen is op 1 april 2012 de kansspelautoriteit opgericht. De kansspelautoriteit heeft de wettelijke taak meegekregen om de voor haar toepasselijke wet- en regelgeving te handhaven.
Welke extra en eventueel justitiële acties op korte termijn ziet u voor zich en welke bent u bereid te nemen ter bescherming van de sport en de sporters?
Een beleidsreactie op het eerder genoemde onderzoek naar aard en omvang van matchfixing in Nederland, waarmee uw Kamer zal worden geïnformeerd over de huidige en de naar aanleiding van het onderzoek eventueel te nemen maatregelen ter bestrijding van matchfixing door zowel de sportbonden als de overheid, zal op korte termijn aan uw Kamer worden verzonden.
Wat kunnen de internationale tennisbond en de Nederlandse tennisbond extra doen om tennisspelers te beschermen tegen dreigende gokkers en de invloed van goksyndicaten?
De Internationale Tennis Federatie (ITF) heeft sinds 2008 een Tennis Integrity Unit (TIU). De TIU is specifiek gericht op matchfixing. Bedreigingen door gokkers zijn niet per definitie gerelateerd aan matchfixing. Om gokgerelateerde bedreigingen goed te kunnen analyseren, heeft de internationale spelersvakbond ATP recent een deskundige in dienst genomen. Op nationaal niveau heeft de Nederlandse Tennisbond (KNLTB) een voorlichtende en begeleidende rol richting topjeugdspelers, senioren en coaches. De KNLTB adviseert spelers om bij ernstige bedreigingen altijd aangifte te doen bij de politie en de spelersvakbonden ATP/WTA. Tevens ontwikkelt de KNLTB in samenwerking met de ITF voorlichtingsprogramma’s en richtlijnen voor spelers, onder meer over het omgaan met de media en de sociale media.
Het bericht dat een 10-jarig meisje is aangerand door een illegaal in Nederland verblijvende Somalische bewoner van de “vluchtkerk” |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Een aangekondigde aanranding»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze psychopathische illegale Somalische vreemdeling, die al sinds 1995 in Nederland verblijft, vrij kon rondlopen, terwijl bekend is dat hij een verleden heeft van (seksuele) agressie en hij reeds herhaaldelijk met justitie in aanraking is geweest?
Kort na de aanranding in de vluchtkerk is betrokkene aangehouden. Hij verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis in afwachting van zijn strafzaak.
De verwijdering van criminele en overlast gevende vreemdelingen acht ik een prioriteit. De op verdenking van aanranding aangehouden vreemdeling is eerder niet uitgezet omdat hij lijdt aan een psychische stoornis waarvoor in het land van herkomst onvoldoende behandelmogelijkheden zijn. Daarom was vreemdelingenbewaring, dat immers is gericht op gedwongen vertrek naar het land van herkomst, niet mogelijk. Verder stonden er op het moment van de aanranding geen strafbare feiten tegen betrokkene open die een basis boden om hem in detentie of voorarrest te houden.
Deelt u de mening dat uit dit trieste geval eens te meer blijkt dat, zolang niet tot uitzetting van dergelijke vreemdelingen kan worden overgegaan, zij vastgezet moeten worden zodat ze geen vrij spel hebben in onze samenleving en zodat er een prikkel is om uit Nederland te vertrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat de dader van dit weerzinwekkende misdrijf niet meer vrij komt, maar achter slot en grendel verblijft tot hij alsnog uit Nederland kan worden verwijderd? Zo neen, waarom niet?
Betrokkene is gedagvaard wegens de aanranding in de vluchtkerk. Het is aan de rechter om te oordelen welke maatregel passend is, alle omstandigheden van het geval en de persoon van de dader meewegend. Ik kan niet vooruit lopen op het oordeel van de rechter.
Hoeveel andere criminele illegalen telt ons land? Wat doet u om al deze vreemdelingen uit te zetten dan wel vast te zetten zolang uitzetting niet lukt?
Het aanpakken van criminele illegale vreemdelingen heeft hoge prioriteit. Doel is het daadwerkelijke vertrek van deze vreemdelingen uit Nederland en daarmee de bescherming van de Nederlandse samenleving. De werkwijze is dat een criminele illegale vreemdeling direct na afloop van de strafrechtelijke detentie Nederland wordt uitgezet. In het geval dat uitzetting niet direct aansluitend aan de strafrechtelijke detentie mogelijk blijkt, kan een criminele vreemdeling in vreemdelingenbewaring worden gesteld.
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Helder en Fritsma (beiden PVV) over het bericht «België: bijna 20 criminele illegalen per dag»2, worden momenteel in samenwerking met de ketenpartners verbeteringen aangebracht op het terrein van managementinformatie. Hierbij wordt een koppeling gemaakt tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen waarmee naar verwachting in 2014 gegevens beschikbaar komen over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek Nederland is uitgezet of aantoonbaar uit Nederland is vertrokken, wordt geregistreerd. In 2012 waren dat er circa 690.