Landbouwgif in populaire snoepgroenten voor jonge kinderen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u de uitzending gezien van KASSA over pesticiden in populaire snoepgroenten voor jonge kinderen?1
Deelt u de bezorgdheid van toxicoloog Scheepers van de Radboud Universiteit over de door Pesticide Action Network Netherlands (PAN-NL) gevonden hormoonverstorende en voor de voorplanting giftige pesticiden in deze producten?
Kunt u bevestigen dat jonge kinderen extra gevoelig zijn voor blootstelling aan gif, omdat hun lichaam (met name hersenen, hormoonstelsel, immuunsysteem en voortplantingsorganen) nog in volle ontwikkeling zijn? Zo nee, op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan?
Klopt het dat op basis van twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding nog steeds twijfel bestaat over de adequaatheid van de bestaande waarden voor de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van landbouwgiffen en residuen, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters, zoals in de richtlijn 2006/125/EG is vermeld?
Klopt het dat voor een potje voeding voor een peuter van drie jaar een pesticidenorm is gesteld van maximaal 0,01 milligram per kilogram op basis van deze zorgen over pesticiden?
Klopt het dat op verse snoepgroente, veel gegeten in die leeftijd, tot wel soms 10 milligram per kilogram of meer residu (MRL) van bepaalde pesticiden mag zitten, dus 1000 keer zoveel?
Kunt u bevestigen dat het schadelijk effect van een residu op een verse snoeptomaat hetzelfde is als dezelfde hoeveelheid residu op een tomaat in een potje peutervoeding? Zo nee, waarom niet en op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan op?
Bent u bereid wetgeving hierop aan te passen zodat voor specifieke producten die gericht zijn op kinderen altijd deze veilige «babynorm» geldt? Zo nee, waarom niet en op welk concreet recent wetenschappelijk onderzoek baseert u zich dan op?
Indien u hier niet toe bereid bent, bent u dan bereid met supermarkten afspraken te maken zodat zij voor deze producten deze veilige norm hanteren bij hun inkoopbeleid? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid jonge ouders en zwangere vrouwen te adviseren zoveel mogelijk gebruik te maken van onbespoten of biologische producten? Zo nee, waarom niet en waarom laat u ouders en kinderen bewust extra risico lopen met hun gezondheid?
Klopt het dat de Europese Commissie (EC), het Europees parlement en de lidstaten al in 2009 overeenkwamen dat er een uitfasering moest komen op hormoonverstorende pesticiden, behoudens enkele uitzonderingen, gezien hun mogelijke langdurige en onherstelbare schadelijke effecten, zelfs bij een lage blootstelling?
Kunt u aangeven voor hoeveel van de als hormoonverstorend geclassificeerde pesticiden de toelating sindsdien is ingetrokken en hoeveel nog steeds een toelating hebben in Nederland?
Kunt u aangeven wat de meest voorkomende redenen zijn dat bepaalde als hormoonverstorend geclassificeerde stoffen nog steeds een toelating hebben?
Kunt u deze redenen afwegen tegen de risico’s voor de gezondheid voor onder andere jonge kinderen en daarbij aangeven of u het terecht vindt dat deze stoffen nog steeds zijn toegelaten?
Wat vindt u ervan dat er meerdere pesticiden met PFAS in snoepgroenten voor kinderen zijn gevonden?2 3
Kunt u bevestigen dat kinderen een lager lichaamsgewicht hebben, waardoor ze sneller te veel PFAS binnenkrijgen en dit ertoe kan leiden dat het immuunsysteem minder goed werkt?
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de gezondheid van kinderen in gevaar wordt gebracht doordat ze groenten eten die zijn bespoten met pesticiden met PFAS? Zo nee, waarom niet?
Bent u ermee bekend dat Denemarken onlangs heeft besloten om de toelating van 23 landbouwgiffen in te trekken omdat ze PFAS bevatten?4
Is er verschil in de feitelijke situatie tussen Nederland en Denemarken waarom in Denemarken een verbod op pesticiden met PFAS wel als wenselijk en haalbaar is beoordeeld door de regering en in Nederland (vooralsnog) niet?
Bent u bereid om alsnog op zeer korte termijn het besluit van Denemarken te volgen en de toelating van pesticiden met PFAS zo snel mogelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat op de Nederlandse snoeppaprika’s van Lidl een verdacht reprotoxische pesticide werd gevonden (spirotetramat) die in Nederland verboden is in de paprikateelt? Hoe verklaart u dit?
Hoeveel van de duizenden inspecties pesticiden die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) jaarlijks doet, zijn de afgelopen vijf jaren gedaan bij snoepgroenten, welke stoffen zijn gevonden en hoeveel keer werd de «babynorm» van 0,01 milligram per kilogram overschreden, graag per jaar uitgesplitst?5
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het rapport ‘Onbekend talent op de arbeidsmarkt: Monitor ‘Toegankelijkheid, inclusie en de arbeidsmarkt 2025’ |
|
Daan de Kort (VVD) |
|
Jurgen Nobel (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport «Onbekend talent op de arbeidsmarkt: Monitor «Toegankelijkheid, inclusie en de arbeidsmarkt 2025» Zo ja, wat is uw reactie op dit rapport?1
Wat is uw reactie op het feit dat de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking gemiddeld dertig procentpunt lager ligt dan die van mensen zonder beperking? Welke initiatieven zijn er al om dit percentage te verhogen?
Wat vindt u van het feit dat in het «typische» Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb) met minder dan tien medewerkers geen persoon met een beperking in dienst heeft? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het ook voor mkb’ers aantrekkelijk wordt om mensen met een beperking aan te nemen in hun bedrijf?
Behalve de lage arbeidsparticipatie van mensen met een beperking laat het rapport ook zien dat mensen met een beperking nauwelijks doorgroeien naar managementfuncties binnen een bedrijf. Deelt u de mening dat ook dit probleem aangepakt moet worden?
Hoe worden bedrijven op dit moment aangemoedigd om in hun toekomstplannen ook concrete plannen te hebben om de toegankelijkheid en inclusiviteit voor medewerkers met een beperking te verbeteren in de komende één tot drie jaar?
Wat kan de overheid nog meer doen om de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking of ondersteuningsbehoefte binnen de overheid zelf te verbeteren? Om zo ook het goede voorbeeld te geven richting het bedrijfsleven.
Het onderzoek laat zien dat er nog veel onbekendheid is wat betreft regelingen en ondersteuningsmaatregelen zoals loonkostensubsidie of de no-risk polis. Ziet het kabinet kansen om die regelingen beter te verspreiden, bijvoorbeeld door een nationale campagne?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het voor bedrijven aantrekkelijker en ook eenvoudiger wordt om ««de eerste werknemer met een beperking»» aan te nemen? Aangezien het onderzoek laat zien dat dit voor veel bedrijven de grootste drempel is.
Onderschrijft het kabinet de verdere conclusies en aanbevelingen uit het rapport?
Opgelegde dwangsommen voor het niet halen van klimaatdoelen uit het Klimaatfonds betalen |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten dat de staat voorbereidingen treft om noodmaatregelen te nemen om de CO2-uitstoot snel te verminderen, met hoge kosten tot gevolg, en dat de kosten daarvoor, en mogelijke dwangsommen, uit het Klimaatfonds zullen worden betaald?1 2
Ja.
Hoeveel geld uit het Klimaatfonds is tot nu toe besteed aan uitgaven die niet bijdragen aan het verminderen van de uitstoot, zoals het verlagen van de energierekening en het compenseren van fossiele subsidies?
Conform de Tijdelijke wet Klimaatfonds dienen middelen uit het fonds uitgegeven te worden aan additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet, de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening, economie en samenleving en een rechtvaardige klimaattransitie. Dit is ook het uitgangspunt voor het huidige kabinet. Middelen zijn bedoeld voor maatregelen binnen het klimaat- en energiedomein, waarbij de scope breder is dan puur CO2-reductie. Ook andere belangen tellen mee die de transitie vooruit helpen. Het is belangrijk dat er draagvlak blijft voor klimaat- en energiebeleid en dat burgers en bedrijven niet worden geconfronteerd met (te) hoge energiekosten. Dit remt niet alleen de verduurzaming, bijvoorbeeld middels elektrificatie, maar draagt ook niet bij aan de ervaren rechtvaardigheid in het licht van de transitie. Om die reden heeft het kabinet dit voorjaar ook middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld die energierekening voor huishoudens en bedrijven verlagen en tegelijkertijd een prikkel geven voor elektrificatie. Voor een exact verloop van de toevoegingen, onttrekkingen en uitgaven van het fonds – verwijs ik u naar Hoofdstuk 2 van de Meerjarenprogramma’s Klimaatfonds van de afgelopen jaren.
Vindt u het wenselijk dat belastinggeld uit het Klimaatfonds, dat bedoeld is voor klimaatmaatregelen, wordt gebruikt om juridische boetes en dwangsommen wegens tekortkomingen in het klimaatbeleid te betalen?
Nee. De middelen uit het Klimaatfonds zijn wettelijk bestemd voor maatregelen die bijdragen aan emissiereductie en aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening. Het betalen van boetes of dwangsommen valt niet binnen deze wettelijke bestemming. Bovendien zijn de middelen binnen het Klimaatfonds op dit moment vrijwel volledig bestemd voor klimaatmaatregelen via reserveringen en toekenningen onder voorwaarden, waardoor betaling van dwangsommen uit het Klimaatfonds ten kosten zou gaan van emissiereductie die door deze maatregelen in 2030 zou worden gerealiseerd. Het aanwenden van middelen uit het Klimaatfonds voor het betalen van dwangsommen is om deze redenen niet wenselijk.
Kunt u bevestigen dat uw juridische analyses inderdaad concluderen dat het niet halen van de klimaatdoelen van 2030 tot schade zullen leiden? Ben u bereid de bedoelde juridische analyses te delen? Zo nee, waarom niet?
Er is een ambtelijke juridische notitie opgesteld die mogelijke risico’s schetst van ontoereikend beleid voor het nastreven van klimaat- en energiedoelen. Het kabinet heeft deze notitie niet openbaar gemaakt, omdat die, toen en nu, informatie bevat die het procesbelang van de Staat kan schaden.
Mag het Klimaatfonds wettelijk worden ingezet voor het betalen van dwangsommen? Zo ja, waar baseert u dat op?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, zijn de middelen uit het Klimaatfonds op grond van de Tijdelijke wet Klimaatfonds bestemd voor maatregelen die bijdragen aan emissiereductie en aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening en samenleving. Het betalen van dwangsommen valt niet binnen het in de Tijdelijke wet Klimaatfonds geformuleerde doel. Uiteraard heeft de Kamer budgetrecht en kan zij beslissen over uitgaven van middelen uit het fonds.
Op welke manier denkt u de klimaatdoelen te halen als middelen uit het Klimaatfonds naar juridische boetes en dwangsommen gaan in plaats van naar klimaatmaatregelen? Op welke manier gaat u de gebruikte middelen uit het Klimaatfonds compenseren?
De inzet van het kabinet is gericht op het binnen bereik brengen van de klimaatdoelen onder andere door het op orde krijgen van de randvoorwaarden in de uitvoering en logische stappen in de sectoren.
Aan de Staat zijn geen boetes of dwangsommen opgelegd in klimaatprocedures. Er is dus geen sprake van verbeurte van dwangsommen, noch van betalingen van dwangsommen of boetes ten laste van het Klimaatfonds.
Hoe verhouden de waarschuwingen van ambtenaren voor de gevolgen van niet-nakoming van de klimaatverplichtingen en het voornemen om dwangsommen uit het Klimaatfonds te betalen zich tot de publieke stellingname, waaronder in juridische zaken, van de regering dat het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 een «streefdoel» is en niet als een juridisch afdwingbare verplichting?
Het nationale 2030-doel van de Klimaatwet is een streefdoel dat niet rechtstreeks juridisch afdwingbaar is. Het kabinet moet zich inspannen om dit doel na te streven, en het parlement kan het kabinet daarop aanspreken. De Klimaatwet waarborgt politieke controle op de voortgang van het klimaatbeleid.
Op grond van andere rechtsbronnen, zoals het Unierecht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), gelden ook klimaatverplichtingen. Zoals onder meer uit het Urgenda-arrest blijkt, kan de rechter bindende uitspraken doen over klimaatverplichtingen op basis van het EVRM.
Kan op basis van de waarschuwingen van ambtenaren worden geconcludeerd dat de Nederlandse regering er vanuit gaat dat de klimaatdoelen van 2030 niet zullen worden gehaald?
De inzet van het kabinet blijft gericht op het binnen bereik brengen van de klimaatdoelen onder andere door het op orde krijgen van de randvoorwaarden in de uitvoering en logische stappen in de sectoren.
Bent u het eens met de stelling dat het geld uit het Klimaatfonds vele malen beter geïnvesteerd kan worden om het structureel behalen van de klimaatdoelen zeker te stellen en verdere rechtszaken, met mogelijk hoge dwangsommen, te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe?
Besluitvorming over de besteding van middelen in het Klimaatfonds heeft afgelopen jaren plaatsgevonden, waarbij samen met de verantwoordelijk sectorministers en de Minister van Financiën is gekeken naar wat er in de verschillende sectoren nodig is om een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Dit is gebeurd in samenhang met normerend en beprijzend beleid, en het beleid gericht op het op orde brengen van de randvoorwaarden. Herbestemming van middelen voor de maatregelen uit het fonds zou direct ten kosten gaan van deze evenwichtige mix.
Wanneer kan de Kamer de door u toegezegde analyse van de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof verwachten, waaruit mogelijk extra klimaatverplichtingen voor Nederland volgen?
Het streven is de toegezegde reactie voor 1 januari 2026 te versturen.
De situatie in Soedan |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat Nederland, als partij bij het Genocideverdrag, een juridische én morele plicht heeft om actief maatregelen te nemen om genocide in Soedan te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Genocide is een uiterst serieuze kwalificatie en daarom is het kabinet in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan: het aantonen van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Hierbij geldt een hoge bewijslast en is grondig feitenonderzoek noodzakelijk.
Het kabinet spant zich naar vermogen in om verergering van de situatie te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de inzet van het kabinet in de VN-Mensenrechtenraad, als lid van de Soedan kerngroep in de Mensenrechtenraad, samen met Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen, voor de uitbreiding van het mandaat van de Fact-Finding Mission in Soedan, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in Darfoer. Op deze manier zet het kabinet in op gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de misstanden in Soedan.
Op vrijdag 14 november jl. heeft in de Mensenrechtenraad, op verzoek van de Soedan-kerngroep waar Nederland deel van uitmaakt, een sessie plaatsgevonden over de mogelijke misdaden tegen burgers in en om El Fasher. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierbij het belang van waarheidsvinding benadrukt en opgeroepen tot naleving van het humanitair oorlogsrecht, het VN-wapenembargo en het waarborgen van voldoende humanitaire hulp.
Voor verdere uiteenzetting van Nederlandse inzet omtrent Soedan verwijzen we u graag naar de antwoorden op de vragen van het lid Teunissen (PvdD) over de laatste stand van zaken Nederlandse inzet op humanitaire crisis in Soedan1 de Kamerbrief van 24 september jl. inzake de humanitaire situatie in Soedan2 en de Kamerbrief van 24 november betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop3.
Welke concrete preventieve stappen onderneemt Nederland momenteel in internationaal verband om de massamoorden in Darfur en de hongersnood in El Fasher en Kadugli te stoppen, zoals bevestigd door de VN-voedselwaakhond en het Rode Kruis?1 2
Via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale kanalen blijft Nederland zich inzetten voor een staakt-het-vuren en het verbeteren van humanitaire toegang. Het kabinet heeft het recente geweld in en rond El Fasher veroordeeld, onder meer via de gezamenlijke verklaring «Joint Statement Condemning Atrocities and Violations of IHL in Sudan» van 10 november jl. die door 20 landen en de Europese Commissie is getekend en door vele andere landen is gesteund.6
Binnen de EU blijft Nederland zich inspannen voor een effectieve, gezamenlijke aanpak richting Soedan. Samenwerking in EU verband is van belang om in de complexe dynamiek van het Soedan conflict verschil te maken.
In bilaterale gesprekken met leden van de Quad (Verenigde Staten, Verenigde Arabische Emiraten, Egypte en Saoedi-Arabië) worden zorgen uitgesproken over de humanitaire situatie ter plekke, het geweld tegen burgers en de negatieve consequenties van het voortduren van de oorlog voor zowel Soedan, de regio als de EU. Ook wordt het belang van het stoppen van de toevoer van wapens naar Soedan in deze gesprekken benadrukt.
Naast onze diplomatieke inzet werken ook Nederlandse partnerorganisaties die gespecialiseerd zijn in conflictbemiddeling en bescherming van burgers aan het tegengaan van (gericht) geweld tegen burgers en andere schendingen van het humanitair oorlogsrecht, zoals het blokkeren van humanitaire hulp.
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties werkzaam in Soedan bij het werk om de hoogste noden, inclusief de hongersnood, te adresseren. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereldvoedselprogramma/WFP en UNICEF) en de Rode Kruis- en Rode Halvemaanbeweging – als via financiering specifiek voor Soedan (via de Dutch Relief Alliance en het VN-landenfonds Sudan Humanitarian Fund/SHF). De Nederlandse manier van voorfinancieren biedt hulporganisaties de ruimte om snel en flexibel te reageren op crises zoals nu El Fasher en Kadugli.
Sinds de inname van El Fasher, de wreedheden die daar plaatsvinden en de stroom mensen die de stad ontvluchten, heeft het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN USD 20 miljoen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan de getroffen bevolking en vluchtelingen. Daarnaast is door SHF in 2025 al USD 48 miljoen gealloceerd voor humanitaire hulp in zowel Kordofan als Darfoer. Nederland is voor zowel het CERF als het SHF een van de belangrijkste donoren. Over de brede humanitaire inzet heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd via de Kamerbrief Humanitaire situatie Soedan en specifiek El Fasher.7
Human Rights Watch heeft op 3 november 2025 gezamenlijk met ngo’s opgeroepen tot een speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad over de situatie in en rond El Fasher in Noord-Darfur, met als doel urgent onderzoek naar mogelijke misdrijven onder internationaal recht, inclusief de rol van externe actoren zoals de Verenigde Arabische Emiraten (VAE); bent u bereid dit verzoek te steunen, en welke concrete bijdrage zal Nederland leveren aan zo’n Human Rights Council (HRC)-speciale zitting en de follow-up onderzoeken?3
Op 14 november heeft er een speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad plaatsgevonden, aangevraagd met steun van Nederland, waarbij de situatie in Soedan en in het speciaal in El Fasher is besproken. Tijdens deze speciale zitting is een nieuwe resolutie met consensus aangenomen met dat het mandaat van de Fact Finding Mission Soedan uitbreid om ook specifiek onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in El Fasher. Nederland is als lid van de kerngroep nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van deze resolutie en heeft diplomatieke capaciteit ingezet om de resolutie aangenomen te krijgen. De Minister van Buitenlandse zaken heeft de VN-Mensenrechtenraad via een videoboodschap toegesproken en het belang van waarheidsvinding voor deze schendingen benadrukt, opgeroepen tot een onmiddellijk einde van het conflict, het respecteren van het humanitair oorlogsrecht, naleving van het VN-wapenembargo op Darfoer en voldoende humanitaire hulp.
Hoe beoordeelt u de rol van de VAE in de oorlogsmisdaden van de Rapid Support Forces (RSF), nu meerdere bronnen, waaronder The Guardian, Wall Street Journal en RTL Nieuws, melden dat de VAE de RSF voorzien van wapens, huurlingen en geld in ruil voor goud?4 5 6
De VAE maakt onderdeel uit van het Quad initiatief – een samenwerkingsverband met de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Egypte. De Quad heeft in een verklaring in september jl. opgeroepen tot een wapenstilstand en noemde een einde aan externe militaire steun cruciaal voor het beëindigen van het conflict. De groep landen spreekt met beide partijen om een einde te maken aan het conflict.
Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het humanitair oorlogsrecht en ongehinderde humanitaire toegang.
Bent u bereid de wapenexportvergunningen naar de VAE onmiddellijk te schorsen of in te trekken, zolang niet onafhankelijk is vastgesteld dat deze wapens niet in Soedan belanden?
Het kabinet toetst alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers. In het geval van de voor uitvoer naar de VAE afgegeven vergunningen is in het verleden ten aanzien van de uit te voeren goederen geen risico op omleiding naar Soedan vastgesteld. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om goederen ten behoeve van marineschepen met als eindgebruiker de VAE marine. Gelet op het feit dat er in Soedan geen sprake is van een maritiem conflict is het niet aannemelijk dat dergelijke goederen worden omgeleid naar Soedan.
Welke stappen heeft u gezet om de aangenomen moties van de leden Dobbe en Boswijk en Dobbe en Van der Burg over diplomatieke druk en maatregelen tegen VAE te implementeren?7 8
Het kabinet spreekt binnen de brede bilaterale relatie met de VAE ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoog-ambtelijk niveau. Zo sprak de Minister van Buitenlandse Zaken op 19 november jl. met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sheikh Abdullah bin Zayed Al Nahyan, waar aandacht is gevraagd voor de situatie in El Fasher en het belang is onderstreept om te komen tot een einde aan het geweld. Inzet van de gesprekken is constructief engagement met de VAE als een relevante actor die aangeeft bij te willen dragen aan een einde van het conflict.
Het kabinet heeft conform motie-Ceder c.s. (21 501-02, nr. 3276) tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november gepleit voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties. Ook heeft het kabinet bepleit dat de EU zich inzet voor een onmiddellijke wapenstilstand, bescherming van burgers, onbelemmerde humanitaire toegang voor hulporganisaties en het verder verhogen van de humanitaire hulp voor Soedan.
Het kabinet steunt het werk van de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika en het werk van de VS om een einde te maken aan het conflict, het laatste voornamelijk via het kader van het Quad-initiatief (VS, Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi Arabië en Egypte).
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland momenteel controleert of door Nederland geëxporteerde militaire goederen via de VAE in handen van de RSF terechtkomen?
Wapenexportcontrole wordt vormgegeven door een zorgvuldige risicoanalyse op grond van alle beschikbare informatie die op het moment van toetsing beschikbaar is, waarbij alle relevante ontwikkelingen van dat moment worden meegenomen.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, toetst het kabinet alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig en per geval aan de hand van de acht criteria uit het EUGS. Bij het toetsen van een eventueel omleidingsrisico wordt er onder andere zorgvuldig gekeken naar de risico’s in relatie tot de specifieke aard van de goederen, het opgegeven eindgebruik, de eindgebruiker en het land van eindbestemming. Om zicht te krijgen op (de aannemelijkheid van) het eindgebruik, is onder andere een eindgebruikersverklaring vereist bij een vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen. Ook wordt op basis van de aard van de goederen bezien hoe waarschijnlijk het is dat zij na omleiding inzetbaar zouden zijn in conflictgebieden, bijvoorbeeld Soedan. Zo is bij uitvoer van goederen ten behoeve van marineschepen met als eindgebruiker de VAE bijvoorbeeld overwogen dat het, gelet op het feit dat er in Soedan geen sprake is van een maritiem conflict, niet aannemelijk is dat dergelijke goederen worden omgeleid naar Soedan.
De EU onderhandelt sinds april 2025 over een vrijhandelsverdrag met de VAE; bent u bereid deze onderhandelingen op te schorten vanwege de steun van VAE aan de RSF met wapens, huurlingen en financiële middelen?9
Op 28 mei 2025 zijn de onderhandelingen over een mogelijk handelsverdrag (FTA) tussen de EU en de VAE gestart. De onderhandelingen richten zich op het opheffen van beperkingen op de handel in goederen, diensten en investeringen, evenals samenwerking in strategische sectoren zoals hernieuwbare energie, groene waterstof en kritieke grondstoffen.
Conform het betreffende BNC-fiche15 heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van EU-handelsakkoorden, waarbij het uitgangspunt blijft dat ieder akkoord op de eigen merites wordt beoordeeld. Juist nu het wereldwijde handelssysteem onder druk staat, is het belangrijk dat we, conform de motie Hirsch-Ceder, afspraken blijven maken met internationale partners over moderne en duurzame handelsbetrekkingen, en ons inzetten voor een open en op regels gebaseerd handelssysteem.
In het mandaat voor de onderhandelingen met de VAE wordt verwezen naar de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de EU, waaronder de naleving van het internationaal recht door derde landen. De Raad heeft met dit onderhandelingsmandaat ingestemd. Het is nu aan de Commissie om op basis hiervan tot een onderhandelingsresultaat te komen met de VAE. Het kabinet zal daarover een positie innemen op het moment dat een eventueel onderhandelingsresultaat ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de Raad.
Bent u bereid zich in te zetten voor een Europees verbod op de import van goud uit de VAE, zolang er een reëel risico bestaat dat dit goud afkomstig is uit door de RSF gecontroleerde mijnen in Soedan?
Sinds 2021 implementeert Nederland de Europese conflictmineralenverordening. Deze voorziet in wettelijke gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs die boven een bepaalde drempelwaarden tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) importeren. Deze Verordening ziet toe op de controle op handel in 3TG met als doel om bij te dragen aan het tegengaan van de financiering van gewapende groepen en mensenrechtenschendingen. Hoewel de implementatie niet landen specifiek is bestaat er onder de Verordening wel een lijst van conflict- en hoog risicogebieden, opgesteld door onafhankelijke externe experts. Lidstaten en de Europese Commissie hebben geen directe invloed op de lijst. Desalniettemin heeft het kabinet zorgen over doorvoerlanden besproken met de Commissie. De Commissie gaf aan de intentie te hebben om het element van doorvoerlanden onderdeel te maken van de aanbestedingsprocedure voor actualisatie van de lijst.
Bent u bereid samen te werken met gelijkgezinde landen aan een internationaal onderzoek naar de rol van de VAE in de financiering en bewapening van de RSF?
Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het humanitair oorlogsrecht en ongehinderde humanitaire toegang.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid van gerichte sancties tegen VAE-entiteiten of individuen die de RSF direct of indirect ondersteunen?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, de tweede man binnen de RSF en broer van Hemedti, leider van de RSF. Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De afhankelijkheid van de financiële sector van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD), Vincent Karremans (VVD), van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van DNB en de AFM waarin wordt gewaarschuwd voor de afhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven in de financiële sector?1
Wat is uw reactie op dit rapport?
Bent u het met de indiener eens dat de onafhankelijkheid en weerbaarheid van de financiële sector van algemeen belang is, en dus ook voorwerp van zorg moet zijn voor de regering? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om DNB en AFM te steunen door in een publiek-private samenwerking bij te dragen aan een financiële sector die minder afhankelijk is van Amerikaanse techgiganten? Zo ja, welke maatregelen kunt u hiertoe nemen?
Heeft de Rijksoverheid wat u betreft een voorbeeldfunctie in het verminderen van de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten? Zo ja, kunt u onderbouwen dat zij deze waarmaakt en er feitelijk afhankelijkheden teruggedrongen zijn?
Onderschrijft u de oproep van DNB en de AFM dat er scenario’s moeten worden uitgewerkt voor het geval onze afhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven wordt misbruikt, bijvoorbeeld als de VS sancties oplegt of er een cyberaanval plaatsvindt?
Bent u bereid om, in samenwerking met DNB en de AFM, deze ontwrichtende scenario’s te onderzoeken om te weten welke structurele risico’s er aan de huidige afhankelijkheden kleven?
Bent u voorstander van een Europese gecoördineerde aanpak en inkoopstrategieën om digitale afhankelijkheden te verkleinen? Welke rol ziet u hierin voor Nederland?
Welke obstakels zitten verdere Europese samenwerking voor meer digitale autonomie nu in de weg? Hoe draagt Nederland bij aan het wegnemen daarvan?
Welke mogelijkheden heeft u om bij inkoop- en aanbestedingsprocedures grote niet-Europese techbedrijven, die ook onderhevig zijn aan surveillancewetgeving van niet-Europese landen, uit te sluiten? Hoe geeft u hierbij uitvoering aan de motie-Six Dijkstra c.s.2, de motie-Bruyning/Thijssen3 en de motie-Van der Werf c.s.4?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Wat is uw reactie op het bericht «Geen hulp voor ex-vuurwerkramprechercheur: Kamerleden ontstemd over besluit Staatssecretaris»1?
Kunt u toelichten op welke gronden het verzoek om coulance in de zaak van de heer Paalman is afgewezen?
Is er een intern advies, rapport of toetsingsdocument opgesteld over de redelijkheid en billijkheid van het verzoek? Zo ja, kunt u dit (desnoods vertrouwelijk) met de Kamer delen?
Welke beleidsregels of richtlijnen zijn toegepast bij de beoordeling van dit specifieke verzoek?
In hoeverre is bij de oorspronkelijke regeling rekening gehouden met de status van de heer Paalman als klokkenluider of melder van misstanden binnen het politieonderzoek naar de vuurwerkramp?
Erkent u dat er een groot maatschappelijk belang is dat klokkenluiders beschermd worden en geen negatieve gevolgen ondervinden van het onthullen van een maatschappelijke misstand? Hoe kijkt u met die blik naar de zaak van de heer Paalman?
Zijn er andere gevallen bekend waarin ambtenaren of medewerkers die misstanden aan de kaak stelden een vergelijkbare afkoopregeling troffen? Wat was in die situaties de handelwijze van het ministerie en/of de politieorganisatie?
Heeft destijds enige vorm van onafhankelijke toetsing of juridische begeleiding plaatsgevonden bij de totstandkoming van de regeling, gelet op de machtsverhouding tussen overheid en werknemer?
Op welke wettelijke basis is de Belastingdienst gerechtigd om (een deel van) de destijds ontvangen afkoopsom terug te vorderen?
In welke mate is binnen die regeling rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden, zoals financiële draagkracht en gezinssituatie?
Bestaan binnen de huidige wet- en regelgeving mogelijkheden voor kwijtschelding, aanpassing of opschorting van terugvorderingen in schrijnende of uitzonderlijke situaties zoals deze?
Onder welke voorwaarden kan in individuele gevallen coulance of maatwerk worden toegepast buiten bestaande standaardregelingen?
Bent u bereid de zaak van de heer Paalman opnieuw te bezien met oog voor redelijkheid, billijkheid en de bijzondere context waarin de regeling destijds tot stand kwam?
De hongersnood in de Sudanese steden Al-Fasher en Kadugli |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de voedselwaakhond van de VN – het Integrated Food Security Phase Classification (IPC) – opnieuw hongersnood heeft vastgesteld in twee delen van Sudan, waaronder de zojuist ingenomen stad Al-Fasher?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van onder meer de Yale School of Public Health en Clingendael, die na de val van Al-Fasher spreken van massamoorden, martelingen, verkrachtingen en doelgerichte etnische zuiveringen, vooral gericht tegen niet-Arabische bevolkingsgroepen?2
Gedegen en onafhankelijk onderzoek is nodig om feiten te verzamelen over vermeende internationale misdrijven. Op grond van VNVR Resolutie 1593 heeft het Internationaal Strafhof (ICC) sinds 1 juli 2002 rechtsmacht over de situatie in Darfoer. Ook de door de VN-Mensenrechtenraad opgerichte Independent International Fact-Finding Mission for the Sudan (FFM Sudan) doet reeds onderzoek naar de situatie. Nederland heeft op 14 november in de VN-Mensenrechtenraad het belang van waarheidsvinding voor genoemde gruwelijkheden benadrukt en tevens opgeroepen tot een einde aan de mensenrechtenschendingen, naleving van het VN wapenembargo, en het beschikbaar maken van voldoende humanitaire hulp. Tijdens de bijeenkomst is een nieuwe resolutie aangenomen die het mandaat van de FFM uitbreidt, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in El Fasher.
Denkt u dat hier mogelijk sprake is van grove schendingen van het internationaal humanitair recht, en dat dit mogelijk kan vallen onder de definitie van genocide zoals vastgelegd in het Genocideverdrag van de Verenigde Naties?
Uit de berichtgeving komt een zeer verontrustend beeld naar voren over de situatie en het kabinet wijst daarom ook op de noodzaak van gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de situatie, om vast te stellen of er inderdaad sprake is van internationale misdrijven en de vervolging mogelijk te maken van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Genocide is een uiterst serieuze kwalificatie en daarom is het kabinet in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan: het aantonen van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Hierbij geldt een hoge bewijslast en is grondig feitenonderzoek noodzakelijk.
Daarom zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Welke consequenties trekt u op basis van het Genocideverdrag als het oordeel is dat er een genocide zou dreigen in Darfur? Is Nederland verplicht alles in het werk te stellen om een genocide te voorkomen?
Het kwalificeren van een situatie als genocide is geen vereiste voor de toepasselijkheid van de verplichtingen onder het Genocideverdrag voor derde staten zoals Nederland, waaronder de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting treedt immers al eerder in werking, namelijk bij het bestaan van betrouwbare aanwijzingen van een ernstig risico op genocide.
Het kabinet spant zich naar vermogen in om verergering van de situatie te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de inzet van het kabinet in de VN-Mensenrechtenraad, als lid van de Soedan kerngroep in de Mensenrechtenraad, samen met Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen, voor de uitbreiding van het mandaat van de Fact-Finding Missionin Soedan, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in Darfoer. Op deze manier zet het kabinet in op gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de misstanden in Soedan.
Voor verdere uiteenzetting van Nederlandse inzet omtrent Soedan verwijzen we u graag naar de antwoorden op de vragen van het lid Teunissen (PvdD) over de laatste stand van zaken Nederlandse inzet op humanitaire crisis in Soedan (kenmerk:2025Z17931), de Kamerbrief van 24 september jl. inzake de humanitaire situatie in Soedan (Kernmerk: BZ2520148) en de Kamerbrief van 24 november 2025 betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop.
Is de val van Al-Fasher en de acute situatie van hongersnood en etnisch geweld tegen burgers voor u reden om zo spoedig mogelijk de diplomatieke druk op de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) op te voeren met als doel dat de VAE al het mogelijke in het werk stelt om te waarborgen dat de burgerbevolking beschermd wordt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft conform motie-Ceder c.s. (21 501-02, nr. 3276) tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november gepleit voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties. Daarnaast spreekt Nederland binnen de brede bilaterale relatie met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoog-ambtelijk niveau. Zo sprak ik op 19 november jl. met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sheikh Abdullah bin Zayed Al Nahyan, waar ik aandacht heb gevraagd voor de situatie in El Fasher en het belang heb onderstreept om te komen tot een einde aan het geweld. Inzet van de gesprekken is constructief engagement met de VAE als een relevante actor die aangeeft bij te willen dragen aan een einde van het conflict.
De VAE is een van de relevante regionale actoren om tot een einde aan het conflict, en tot een vredesovereenkomst te komen. Zo maakt de VAE onderdeel uit van de QUAD – een samenwerkingsverband met de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Egypte. De QUAD heeft in een verklaring in september jl. opgeroepen tot een wapenstilstand en deze groep landen spreekt met beide partijen om een einde te maken aan het conflict.
Welke stappen heeft Nederland verder tot nu toe gezet, bilateraal of via de EU en de VN, om op te roepen tot bescherming van burgers in Darfur en om daders van deze misdaden ter verantwoording te roepen?
Nederland roept internationaal op tot het beschermen van burgers in Darfoer en tot verantwoording van de daders van misdaden tegen burgers. De Nederlandse diplomatieke inzet vindt bilateraal, in EU-verband en in multilaterale fora plaats. Binnen de Mensenrechtenraad heeft Nederland zich ingespannen om het mandaat van de Fact Finding Mission in Soedan te verlengen en heeft Nederland samen met de EU de strijdende partijen opgeroepen het humanitair oorlogsrecht te respecteren. Het mandaat van de FFM omvat onder meer het verzamelen, analyseren en documenteren van mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht, met als doel straffeloosheid tegen te gaan. De FFM is aangemoedigd om samen te werken met het Internationaal Strafhof.
Vrijdag 14 november jl. heeft in de Mensenrechtenraad, op verzoek van de Soedan-kerngroep waarvan Nederland onderdeel is, een sessie plaatsgevonden over de mogelijke misdrijven tegen burgers in en om El Fasher. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier het belang van waarheidsvinding benadrukt en opgeroepen tot het respecteren van het humanitair oorlogsrecht, de naleving van het VN-wapenembargo en het verzekeren van voldoende humanitaire hulp. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, een zeer hooggeplaatste commandant van de Rapid Support Forces (RSF). Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Bent u bereid om, net als bij eerdere crises, stevig(er) diplomatiek op te treden richting de leiders van de Rapid Support Forces (RSF), inclusief het aandringen op sancties tegen verantwoordelijken?
Nederland roept internationaal op tot het stoppen van geweld tegen burgers en pleit voor het tegengaan van straffeloosheid van schendingen van het internationaal recht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, een zeer hooggeplaatste commandant van de Rapid Support Forces (RSF). Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Bent u bereid het Internationaal Strafhof te ondersteunen bij het verzamelen van relevant bewijsmateriaal? Zo ja, op welke wijze kan Nederland helpen met het verzamelen en aandragen van bewijsmateriaal?
In de afgelopen drie jaren heeft Nederland in totaal 6 miljoen euro aan vrijwillige bijdragen aan het Internationaal Strafhof (ICC) overgemaakt om de algehele onderzoekscapaciteit van het Hof te versterken. Mede met behulp van deze bijdragen heeft het ICC moderne ICT-middelen kunnen aanschaffen ten behoeve van de (digitale) bewijsgaring en kunnen investeren in moderne forensische technologieën. Ook heeft het Parket van de Aanklager (Office of the Prosecutor, OTP) met behulp van deze bijdragen een digitaal portaal – de «OTPLink» – geopend, waardoor eenieder nu online potentieel bewijsmateriaal met het ICC kan delen, waaronder audiovisueel materiaal. Tevens is er geïnvesteerd in gespecialiseerde capaciteit op het gebied van genderspecifieke misdrijven en misdrijven tegen kinderen, onder andere door het in dienst nemen van relevante juridische en praktische experts. De Nederlandse vrijwillige bijdragen van de afgelopen jaren hebben op deze en andere manieren een significante bijdrage geleverd aan de capaciteit van het ICC om bewijsmateriaal te verzamelen en te verwerken.
Bent u bereid om de Kamer op korte termijn te informeren over de actuele stand van zaken rond het conflict in Sudan; de rol van Nederland in diplomatieke, humanitaire en juridische inspanningen; en de inzet richting internationale tribunalen voor gerechtigheid voor de slachtoffers?
Ja. Graag verwijs ik naar de recente Kamerbrief van 24 november 2025 betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop.
Kunt u deze vragen met spoed, bij voorkeur binnen een week, beantwoorden?
Het bericht dat als je bij de geheime dienst solliciteert, Google dat als eerste weet |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Rijkaart , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Follow the Money waarin onderbouwd wordt dat sollicitatiegegevens van kandidaten voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) via werkenvoornederland.nl automatisch terechtkomen bij Amerikaanse techbedrijven zoals Google, Amazon en Cloudflare?1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerder gestelde schriftelijke vragen over dit onderwerp, waarin juist beweerd werd dat er geen gegevens van sollicitanten bij de AIVD en MIVD gedeeld worden met Google?2
Hoe verklaart u het verschil tussen die eerdere antwoorden en de uitkomsten van het onderzoek van Follow the Money? Deelt u de mening dat dit verschil niet afgedaan kan worden met verwijzen naar «definitiekwesties» over wanneer iemand wel of niet een sollicitant is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat sollicitanten worden gewaarschuwd om «geen informatie over hun sollicitatie te delen», terwijl de overheid zelf informatie over de interesse in een sollicitatie bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (onbedoeld) deelt met buitenlandse partijen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg van experts dat dit gegevenslek de veiligheid van sollicitanten én daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan brengen, met name wanneer deze data via Amerikaanse wetgeving opgevraagd kan worden door Amerikaanse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze worden gegevens van sollicitanten momenteel verwerkt bij sollicitaties voor de AIVD en MIVD? Kunt u toelichten welke gegevens worden gedeeld, met welke (buitenlandse) partijen en op basis van welke verwerkersovereenkomsten?
Klopt het dat bij het klikken op de knop «solliciteren» op werkenvoornederland.nl gegevens van de sollicitant, zoals IP-adres, browsergegevens en klikgedrag, automatisch worden doorgestuurd naar techbedrijven? Zo ja, hoe rijmt u dit met het beveiligingsniveau dat bij sollicitaties voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vereist is?
In hoeverre is de privacy- en cybersecurityrisicoanalyse van de site werkenvoornederland.nl toegespitst op functies bij de AIVD en MIVD? Zijn hier aanvullende maatregelen genomen? Zo nee, waarom niet?
Waarom is er niet gekozen voor een beveiligd, intern sollicitatieportaal voor functies bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, los van het generieke Rijksportaal?
Bent u bereid om het sollicitatieproces voor functies bij de AIVD en MIVD onmiddellijk te herzien, zodat gegevens niet (meer) toegankelijk zijn voor partijen buiten de Nederlandse overheid? Zo nee, waarom niet?
Is het wat u betreft denkbaar dat Google weet wie er de afgelopen veertien jaar bij de diensten hebben gesolliciteerd? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat volgens u niet denkbaar zou zijn?
Wat betekent dit voor reeds lopende sollicitatieprocedures? Worden sollicitanten achteraf geïnformeerd dat hun gegevens mogelijk bij derden terecht zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat het inmiddels met het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) naar het gebruik van Google Analytics 4 en het mogelijke verbod op het gebruik hiervan?
Hoe oordeelt u over de conclusie van de geraadpleegde experts in het artikel van Follow The Money, dat het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl sowieso niet conform de AVG is, omdat er sprake kan zijn van het verzamelen van identificeerbare persoonsgegevens, maar hier geen toestemming voor gevraagd wordt?
Welke maatregelen gaat u nemen om dit lek zo spoedig mogelijk te voorkomen en het vertrouwen in de veiligheid van werken bij de overheid te herstellen?
De situatie in Soedan |
|
Jan Paternotte (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Deelt u de zorgen over de situatie in El Fasher, waar de Rapid Support Forces (RSF) de macht hebben gegrepen en in slechts een week al tienduizenden burgers hebben vermoord?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over het geweld tegen burgers in El Fasher en omliggende gebieden in Soedan en deelt de zorgen hierover.
Bent u, zoals de Amerikaanse regering reeds in januari van dit jaar deed, bereid de acties van de RSF te bestempelen als genocide? Zo nee, waarom niet?1
Genocide is een uiterst serieuze kwalificatie en daarom zijn we in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan: het aantonen van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Hierbij geldt een hoge bewijslast en is grondig feitenonderzoek noodzakelijk. Daarom zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-
Veiligheidsraad voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Welke mogelijkheden voor sancties jegens de RSF ziet u nog? Bent u bereid alles op alles te zetten deze sancties op te leggen, waar mogelijk in internationaal of Europees verband, maar indien nodig met een groep gelijkgestemde landen?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, de tweede man binnen de RSF en broer van Hemedti, leider van de RSF. Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Bent u bekend met het feit dat zowel uit de Verenigde Staten (VS) als uit het Verenigd Koninkrijk (VK) wapens worden geëxporteerd naar de Verenigde Arabische Emiraten, waarvan bekend is dat deze wapens ook in handen van de RSF vallen?2, 3
Het kabinet is bekend met de berichtgeving hierover.
Heeft u uw collega’s uit de VS en het VK hierop aangesproken? Zo nee, bent u bereid met hen in overleg te treden hierover?
Nederland is met verschillende bondgenoten in gesprek over de situatie in Soedan. Die gesprekken omvatten een breed scala aan relevante thema’s vanuit de gedeelde ambitie de situatie in Soedan te verbeteren.
Deelt u de zorgen dat ook militaire goederen uit Nederland in handen van de RSF eindigen, gezien het feit dat Nederland sinds 2023 weer militaire goederen aan de Verenigde Arabische Emiraten levert?
Het kabinet toetst alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers. Voor de afgegeven uitvoervergunningen naar de VAE is geen risico op omleiding van de betreffende goederen naar Soedan vastgesteld. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om goederen ten behoeve van marineschepen met als eindgebruiker de VAE marine. Gelet op het feit dat er in Soedan geen sprake is van een maritiem conflict is het niet aannemelijk dat dergelijke goederen zouden worden omgeleid naar Soedan.
Welke garantie heeft u van de Verenigde Arabische Emiraten dat deze goederen niet in Soedan eindigen? Op welke manier controleert u dit?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier zet u druk op de Verenigde Arabische Emiraten om geen wapens meer te leveren aan de RSF? Bent u bereid drukmiddelen in te zetten om deze leveringen te voorkomen en zo ja, welke?
Het kabinet heeft conform motie-Ceder c.s. (21 501-02, nr. 3276) tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november gepleit voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties. Daarnaast spreekt Nederland binnen de brede bilaterale relatie met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoog-ambtelijk niveau. Zo sprak de Minister van Buitenlandse Zaken op 19 november jl. met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sheikh Abdullah bin Zayed Al Nahyan, waar aandacht is gevraagd voor de situatie in El Fasher en het belang is onderstreept om te komen tot een einde aan het geweld. Inzet van de gesprekken is constructief engagement met de VAE als een relevante actor die aangeeft bij te willen dragen aan een einde van het conflict.
De VAE maakt onderdeel uit van het Quad initiatief – een samenwerkingsverband met de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Egypte. De Quad heeft in een verklaring in september jl. opgeroepen tot een wapenstilstand en noemde een einde aan externe militaire steun cruciaal voor het beëindigen van het conflict. De Quad spreekt met beide partijen om een einde te maken aan het conflict.
Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een VN-wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het humanitair oorlogsrecht en ongehinderde humanitaire toegang.
Bent u bereid een extra financiële en/of personele inzet te leveren ten behoeve van waarheidsvinding in Darfur en andere delen van Soedan?
Nederland is augustus jl. toegetreden tot de kerngroep van landen (bestaande uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen en Ierland) die zich inzet voor de verlenging van de resolutie over het mandaat van de Independent International Fact Finding Mission for the Sudan (FFM). Op 6 oktober jl. is deze resolutie aangenomen en is het mandaat van de FFM met een jaar verlengd. Nederland levert hiermee een extra inspanning om ervoor te zorgen dat dit instrument voor Soedan behouden blijft en dat schendingen van het humanitair oorlogsrecht worden gedocumenteerd.
Op vrijdag 14 november jl. heeft in de Mensenrechtenraad, op verzoek van de Soedan-kerngroep waar Nederland deel van uitmaakt, een sessie plaatsgevonden over de mogelijke misdaden tegen burgers in en om El Fasher. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierbij het belang van waarheidsvinding benadrukt en opgeroepen tot naleving van het internationaal humanitair recht, het VN-wapenembargo en het waarborgen van voldoende humanitaire hulp.
Het is niet mogelijk voor individuele VN-lidstaten om onafhankelijke onderzoekscommissies, zoals de FFM, rechtstreeks financieel te ondersteunen. Nederland zet zich er wel voor in dat binnen het reguliere VN-budget voldoende middelen worden gereserveerd voor dergelijke onafhankelijke onderzoeksmechanismen.
Nederland draagt sinds 2023, via partnerorganisatie Justice Rapid Response (JRR), bij aan het werk van de FFM. JRR heeft de FFM versterkt met juridische expertise op het gebied van gender en kinderrechten. Daarmee heeft Nederland, via JRR, bijgedragen aan het werk van de FFM, onder meer op het terrein van conflict-related sexual violence (CRSV).
Daarnaast steunt Nederland in 2025 het landenkantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR) in Soedan met EUR 1,5 miljoen. Het landenkantoor documenteert, monitort en rapporteert over de mensenrechtensituatie in Soedan en ondersteunt daarmee indirect de werkzaamheden van de FFM.
Welke steun levert Nederland momenteel aan journalisten in en rondom Soedan? Bent u bereid deze steun op te voeren?
Nederland steunt vanuit het centrale mensenrechtenfonds het werk van Free Press Unlimited en Reporters Without Borders via het Safety for Voices-subsidiekader. Deze organisaties bieden fysieke, juridische, digitale, financiële en psychosociale hulp aan journalisten in nood. Zij zijn wereldwijd actief, ook in Soedan.
Daarnaast biedt de post Khartoem voor een bedrag van EUR 1,85 miljoen ondersteuning aan lokale mensenrechtenverdedigers, waaronder journalisten, in nood via DefendDefenders. Ook wordt het onafhankelijke Soedanese nieuwsplatform Radio Dabanga ondersteund met EUR 750.000. Tot slot ondersteunt Nederland het OHCHR-kantoor met EUR 2 miljoen om de mensenrechtensituatie in Soedan te versterken, onder meer door netwerken van journalisten te ondersteunen.
Welke humanitaire hulp levert Nederland momenteel aan Soedan en specifiek de vluchtelingenkampen in de omgeving van Noord-Darfur? Bent u bereid deze hulp te verstevigen, met name op het gebied van medische zorg en voedsel? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer in de Kamerbrief Humanitaire situatie Soedan en specifiek El Fasher (d.d. 24 september 2025, 29 237, nr. 234) ondersteunt Nederland humanitaire organisaties die in Soedan werkzaam zijn bij het adresseren van de meest urgente noden, inclusief medische zorg en voedselvoorziening in de vluchtelingenkampen in Noord-Darfoer, zoals in Tawila. Dit gebeurt via flexibele financiering aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereldvoedselprogramma (WFP) en UNICEF) en de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging, evenals via financiering specifiek voor Soedan (via de Dutch Relief Alliance en het VN-landenfonds Sudan Humanitarian Fund (SHF)). De Nederlandse wijze van voorfinancieren geeft hulporganisaties de ruimte om snel en flexibel te reageren op crises zoals deze, en waar nodig en mogelijk hun inzet te intensiveren.
Sinds de inname van El Fasher, de wreedheden die daar plaatsvinden en de stroom mensen die de stad ontvluchten, heeft het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN USD 20 miljoen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan de getroffen bevolking en vluchtelingen. Daarnaast heeft het SHF in 2025 reeds USD 48 miljoen gealloceerd voor humanitaire hulp in zowel Kordofan als Darfoer. Nederland is voor zowel het CERF als het SHF een van de belangrijkste donoren.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Verhuurfraude |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Foort van Oosten (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat tientallen Hagenaars slachtoffer zijn geworden van verhuurfraude, waarbij mensen een woning bezichtigen, een voorschot betalen en zelfs een huurcontract tekenen waarna blijkt dat de woning niet van de vermeende verhuurder is?1
Kan de Minister van Justitie en Veiligheid aangeven of hij van plan is deze vorm van fraude waar nu weinig zicht op is op te laten nemen in de volgende slachtofferenquête van het CBS, zoals onderzoekers van het CBS zelf voorstellen? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister van Justitie en Veiligheid aangeven of hij van plan is deze vorm van fraude apart te laten registreren door bijvoorbeeld de politie? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister van Veiligheid en Justitie aangeven wat de Fraudehelpdesk van het ministerie nu al doet rondom deze vorm van fraude en ziet de Minister aanleiding om de Fraudehelpdesk hier extra aandacht aan te laten besteden, bijvoorbeeld via specifieke ondersteuning voor slachtoffers of het beschikbaar stellen van preventieve informatie gericht op immigranten, gezien zij een «makkelijke» doelgroep voor deze fraude zijn?
Zien de Ministers aanleiding om extra aandacht te besteden aan het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid van verhuurfraude, aangezien de drempel voor veel mensen hoog is vanwege het feit dat ze het zichzelf verwijten? Zo nee, waarom niet?
Ziet de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ook dat de commerciële huursector een «black box» is wat fraude vergemakkelijkt en ziet de Minister reden om daar iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Ziet de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verhuurfraude als een extra reden om een landelijk huurregister in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Wordt de aanwezigheid van deze vorm van verhuurfraude meegenomen in de plannen voor een landelijk huurregister? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Welke scenario’s voor een huurregister worden op dit moment uitgewerkt door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en wanneer zal de Kamer hierover geïnformeerd worden?
Het bericht 'Beleid asiel en werk op de schop' |
|
Bente Becker (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Beleid asiel en werk op de schop»?1
Kunt u de Kamer zo snel mogelijk het voorstel toezenden dat aan het artikel ten grondslag ligt?
Kunt u de Kamer de wet-en regelgeving toezenden waarop gebaseerd is dat lidstaten verplicht zijn asielzoekers volledig toegang te geven tot de arbeidsmarkt, in plaats van de 24 weken die Nederland tot voor kort hanteerde?
Bent u het ermee eens dat de motie Becker-Flach2 volledig moet worden uitgevoerd, te weten dat alle asielzoekers waarbij het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag wordt ingewilligd, bijvoorbeeld omdat ze uit een veilig land komen, maar ook wanneer er gronden zijn aan te nemen dat ze een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of zij Dublin claimant zijn, de toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt volledig moet worden ontzegd? Zo ja, doet u dat ook met dit voorstel, of gaat uw voorstel alleen over veilige landers?
Bent u alsnog bereid uw voorstel volledig in overeenstemming te brengen met de aangenomen motie? Zo ja, op welke termijn, zo nee waarom niet?
Is het juist dat lidstaten conform het Europese migratiepact de ruimte hebben om voor alle andere asielzoekers de wachttermijn waarna sprake is van toegang tot de arbeidsmarkt, te houden op zes maanden? Zo ja, waarom kiest u er voor in uw voorstel dit als Nederland sneller te doen, namelijk al na drie maanden?
Kunt u een overzicht verstrekken van de termijnen die alle andere lidstaten gaan hanteren in nationale wetgeving?
Bent u het ermee eens dat voorkomen moet worden dat door een beperking van de wachttermijn in Nederland, wij aantrekkelijker worden dan de ons omringende landen om asiel aan te vragen, omdat men in Nederland sneller de arbeidsmarkt op zou mogen, ook al heeft men nog geen status?
Bent u bereid om de wachttermijn voor Nederland op zes maanden te houden, zolang de instroomcijfers in Nederland nog niet onder controle zijn, om ieder risico van aanzuigende werking te voorkomen?
Bent u bereid om een extra inspanning te plegen om het grote aantal statushouders in AZC’s dat volledig de arbeidsmarkt op mag, maar nog veel te vaak niet werkt, meer te stimuleren aan de slag te gaan?
Bent u bereid om het leren van Nederlands, het doen van vrijwilligerswerk en het orienteren via de meedoenbalies op COA locaties beter te stroomlijnen zodat asielzoekers die nog wachten voor zij volledig de arbeidsmarkt op mogen, hun tijd nuttig kunnen besteden?
Bent u bereid te monitoren of sprake is van rechtszaken bij afwijzing van een asielverzoek waarbij asielzoekers zich beroepen op hun opgedane arbeidsverleden van meer dan 24 weken per jaar in Nederland om een band aan te tonen en dus uitzetting niet aan de orde zou mogen zijn?
Bent u bereid deze vragen één voor één en binnen een maand te beantwoorden?
De problemen met hulpmiddelenbedrijf Medipoint |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Bruijn , Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de vele klachten die mensen die hulpmiddelen nodig hebben uiten over hulpmiddelenbedrijf Medipoint?1, 2
Hulpmiddelen zijn belangrijk in het dagelijks leven van mensen om mee te kunnen doen of (langer) thuis te kunnen blijven wonen. Ik vind het daarom betreurenswaardig als mensen niet goed geholpen worden door een hulpmiddelenleverancier. Zeker wanneer mensen ernstig nadeel ondervinden van gebrekkige service, bijvoorbeeld als zij daardoor niet (zelfstandig) kunnen participeren.
Bent u het eens dat het onacceptabel is als mensen lang moeten wachten (soms zelfs in acute situaties), niet geholpen worden, afgewimpeld worden of de verkeerde onderdelen krijgen?
Ja, ik vind dit onacceptabel.
Deelt u de analyse dat marktwerking een rol bij deze problemen speelt, doordat gemeenten aanbestedingen uitschrijven waarbij teveel gestuurd wordt op de laagste prijs? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, die analyse deel ik niet. Als gemeenten kiezen voor inkoop via aanbesteden is gunning op basis van de laagste prijs op basis van de Wmo 2015 niet toegestaan. Gemeenten dienen op basis van de Wmo 2015 – naast voldoende minimum kwaliteitseisen – ook een reële prijs te hanteren binnen de Wmo 2015. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld door het toepassen van een adequate tariefdifferentiatie rekening houden met een goede balans tussen reële prijs en kwaliteit. In deze balans wordt ook rekening gehouden met de beleidsruimte die individuele gemeenten hebben. De concrete invulling daarvan kan per regio of gemeente verschillen, maar wel effect hebben op de prijs, danwel de kwaliteit.
Gemeenten worden daarbij ondersteund door diverse kaders en informatie, waaronder de Handreiking Inkoop Hulpmiddelen van de VNG3, het Landelijk Normenkader Hulpmiddelen4 en de landelijke prijslijsten. Tegelijkertijd wordt op dit moment door het Ketenbureau i-Sociaal Domein gewerkt aan de
contractstandaarden voor hulpmiddelen voor de overeenkomst en de inkoopdocumenten. Dit project beoogt onnodige verschillen tussen gemeenten in de contractering van leveranciers te minimaliseren en administratieve lasten voor leveranciers te verlagen.
Bent u het eens dat het onacceptabel en onuitlegbaar is dat er nu grote verschillen zijn tussen gemeenten als het gaat om hoe goed de levering en het onderhoud van hulpmiddelen nu is geregeld? Zo ja, bent u bereid om zich ervoor in te zetten deze verschillen te verminderen, door gemeenten ertoe aan te zetten het Landelijk Normen Kader te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Het onderhoud en de levering van hulpmiddelen moet ongeacht de gemeente waarin iemand woont, goed georganiseerd zijn. Dit is nog niet overal het geval. Daarom zet ik mij samen met de VNG, leveranciers, clientorganisaties en professionals in om de toegang en beschikbaarheid van hulpmiddelen de komende jaren te verbeteren. In de Werkagenda VN-verdrag Handicap, die ik afgelopen juli naar uw Kamer heb gestuurd, zijn meerdere maatregelen opgenomen gericht op het verbeteren van de beschikbaarheid en toegang tot hulpmiddelen.5 Met die maatregelen richten we ons onder andere op het vroegtijdig herkennen van complexe aanvragen en het verbeteren van de communicatie tussen verschillende bij hulpmiddelen betrokken partijen. En we werken aan een monitor om te meten of deze maatregelen leiden tot merkbare verbeteringen bij hulpmiddelengebruikers. Tot slot staan in de Werkagenda verschillende maatregelen gericht op het door gemeenten laten ondertekenen van de convenanten die voortkomen uit het Normenkader.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat mensen snel en goed geholpen worden als er problemen zijn met een hulpmiddel? Heeft u hier al over gesproken met Medipoint? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen?
De Wmo 2015 is een gedecentraliseerde wet. Het is daarom aan de gemeente om contractuele afspraken te maken met de leverancier en de leverancier erop aan te spreken als deze zich niet aan de afspraken houdt.
Vanuit VWS is wel met enige regelmaat contact met branchevereniging Firevaned, waar Medipoint onderdeel van is. Firevaned is actief betrokken bij de uitvoering van de maatregelen in de Werkagenda VN-verdrag Handicap, zoals benoemd bij het antwoord op vraag 4. Daarnaast is vanuit VWS gesproken met Medipoint over de klachten. Zie daarop het antwoord van vraag 6.
Heeft Medipoint inmiddels al concrete stappen gezet om de klantenservice te verbeteren? Zo nee, bent u bereid om hen daarop aan te spreken?
Medipoint gaf in gesprek met VWS aan dat zij het erg vervelend vindt dat de kwaliteit van haar klantenservice in enkele vestingen momenteel niet goed is. Zij lichtte toe hoe zij op dit moment werkt aan het verbeteren van de service, waaronder door training van medewerkers, uitbreiding van het klantenserviceteam en betere monitoring van klanttevredenheid. Deze werkwijze breidt zij uit met een «leermeester casemanagement», die casemanagers traint op onder andere klantgerichtheid en klantcommunicatie. Tot slot zegt Medipoint de voortgang op het verbetertraject actief te monitoren, te evalueren en bij te sturen waar nodig.
Het bericht ‘Kabinet stuurt vrouwen terug naar Taliban in Afghanistan’ |
|
Michiel van Nispen (SP), Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Op welke manier zet u zich in tegen de schendingen van vrouwenrechten door de Taliban?
Bent u nog steeds bezig met het zetten van juridische stappen tegen Afghanistan vanwege grove schendingen van de rechten van vrouwen? Wat is de stand van zaken van deze inzet?
Staat u nog steeds achter de uitspraak die het kabinet vorig jaar heeft gedaan bij het indienen van de klacht, dat de situatie van Afghaanse vrouwen en meisjes «hartverscheurend» is? Kunt u dit toelichten?
Bent u bekend met de vaststelling van VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR van afgelopen september dat Afghaanse vrouwen worden beperkt in hun recht om een adequate levenstandaard te bereiken, hun recht op bewegingsvrijheid en hun recht op vrijheid van meningsuiting? Is er voor u een reden om deze vaststelling in twijfel te trekken? Kunt u dit toelichten?
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vrouwen afwijst en terugstuurt, of wil terugsturen naar Afghanistan? Van hoeveel Afghaanse vrouwen is sinds 2021 de aanvraag afgewezen en met welke reden is dat gebeurd?1
Klopt het dat een van de criteria om Afghaanse vrouwen terug te sturen is dat ze zich «niet-westers kleden» of vooral «huishoudelijke dingen» doen?
Wat betekent «niet-westers kleden» volgens de IND? Is er een lijst met kledingstukken waaraan dat wordt getoetst? Mogen we die lijst ontvangen?
Wat is het oordeel van de IND en van u over vrouwen die «huishoudelijke dingen» doen? Wat is het oordeel van de IND en van u over mannen die «huishoudelijke dingen» doen?
Vindt u het «doen van huishoudelijke dingen» of de kleding die een vrouw draagt daadwerkelijk indicatoren dat vrouwen veilig kunnen leven in een voor vrouwen onveilig regime waar hun rechten en veiligheid ernstig worden overschreden?
Klopt het dat er een 79-jarige vrouw wordt teruggestuurd omdat ze zich volgens de IND kan aanpassen aan de leefregels van de Taliban?
Welke waarde hecht u aan het oordeel van de rechtbank Den Haag die dit terugkeerbesluit eerder van tafel veegde?
Welke leefregels worden hier specifiek bedoeld, waaraan deze vrouw zich zou kunnen aanpassen?
Hoe toetst de IND de leefregels met betrekking tot het niet naar school mogen gaan als je meisje of vrouw bent, het geen of minder recht hebben op zorg als je vrouw of meisje bent, het niet alleen mogen reizen als je vrouw of meisje bent, het niet mogen sporten als je vrouw of meisje bent, het gestraft kunnen worden voor het overtreden van leefregels zonder vorm van proces als je vrouw of meisje bent?
Hoe geeft u opvolging aan de uitspraak van het Europees Hof van justitie van vorig jaar waarin werd geoordeeld dat de regels van de Taliban dermate mensonterend zijn dat vrouw-zijn een reden vormt voor vervolging?
Op welke manier kan het te verantwoorden zijn dat de IND oordeelt dat vrouwen zich kunnen aanpassen aan een situatie waarbij vrouw-zijn een reden vormt voor vervolging en de veiligheid derhalve niet gegarandeerd kan worden?
Bent u het eens dat uitvoering van het arrest van het Europees Hof betekent dat alle Afghaanse vrouwen die leven onder het Taliban regime erkend zouden moeten worden als vluchteling?
Hoe verhoudt dit besluit van de IND zich tot het verdrag van Geneve, waarbij geen mens mag worden teruggestuurd naar een land waar hij of zij gevaar loopt?
Bent u bereid de terugkeerprocedures voor vrouwen naar Afghanistan te stoppen?
Welke verantwoordelijkheid neemt u voor de veiligheid en de rechten van Afghaanse vrouwen nadat zij worden teruggestuurd naar Afghanistan?
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het investeringsklimaat voor middenhuur |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Deelt u de conclusie van SEO dat huurprijsverhoging weliswaar het investeringsklimaat voor particuliere verhuurders kan verbeteren, maar ten koste gaat van betaalbaarheid voor middeninkomens? Zo ja, waarom kiest u desondanks voor verhoging van de puntprijs?1
Heeft u kennisgenomen van de aanbeveling van SEO om de betaalbaarheid voor huurders te waarborgen via subsidies of borgstellingen, in plaats van via hogere huren of afschaffing van huurregulering?
Waarom acht u het gerechtvaardigd dat huurders met een middeninkomen meer moeten betalen om particuliere verhuurders «betere businesscases» te gunnen?
Hoe verhoudt deze benadering zich tot uw eigen beleidsdoelstelling dat werken moet lonen en dat ook middeninkomens betaalbaar moeten kunnen wonen?
Waarop baseert u de veronderstelling dat hogere huren noodzakelijk zijn om nieuwbouw van middenhuur te realiseren, terwijl het SEO-model aangeeft dat slechts een klein deel van het segment rendabel kan worden bij die huurverhoging?
Hoe verhoudt uw opstelling tegenover particuliere verhuurders zich tot de kabinetsbrede inzet op bestaanszekerheid en betaalbaarheid?
Wilt u erkennen dat het hier niet gaat om «kleine beleggers met één woning», maar om partijen die vaak opereren met hoog vreemd vermogen en forse rendementseisen, zoals SEO en DNB aangeven?
Hoe vaak spreekt u met de Minister van Financiën over fiscale prikkels die van invloed zijn op het investeringsklimaat in de middenhuur?
Waarom zijn de SEO-aanbevelingen over verruiming van de pensioenfondsvrijstelling, achterborgstellingen en fiscale gelijkheid tussen huur en koop niet overgenomen in uw beleid?
Kunt u toezeggen dat u, bij de aangekondigde vervolgbrief met de Staatssecretaris van Fiscaliteit, expliciet zult reflecteren op de lijn dat fiscale stimulansen en borgstelling beter zijn dan huurverhoging?
Deelt u de opvatting dat wie bewust met een hoge schuldratio belegt, zelf verantwoordelijk is voor dat risico en niet met hogere huren gecompenseerd hoeft te worden?
Hoeveel particuliere verhuurders in Nederland beleggen met meer dan 70% vreemd vermogen, en hoeveel woningen hebben zij gezamenlijk?
De vastgoedlobby predikt het beeld dat het vooral gaat om «kleine beleggers die voor hun pensioen sparen», maar is hier een kwantitatieve onderbouwing voor?
Zou het niet logischer zijn om deze problematiek (een goed pensioen regelen) te adresseren binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in plaats van binnen Volkshuisvesting, aangezien dit primair gaat over individuele vermogensvorming en niet over volkshuisvesting?
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De huidige staat en de toekomst van de sociaal advocatuur |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de huidige staat van de sociaal advocatuur? Hoe ernstig is volgens u het tekort aan sociaal advocaten, die in verschillende regio’s in het land op uiteenlopende rechtsgebieden de niet rijke inwoners van ons land zouden moeten kunnen bijstaan bij juridische problemen?
Klopt het dat er in sommige gebieden nog maar één sociaal advocaat op 25.000 mensen beschikbaar is?1
Klopt het feit ook dat ongeveer één op de drie sociaal advocaten binnen afzienbare tijd met pensioen gaat?2
Welke plannen en voorstellen van u gaan daar op korte termijn iets aan doen? Zijn uw maatregelen volgens u voldoende om de problemen op te lossen of is er meer nodig? Wie is er aan zet, wiens verantwoordelijkheid is dat?
Deelt u de mening dat in ieder geval gewerkt moet worden aan het laten toenemen van de instroom, de jonge aanwas van bevlogen juristen, en dat er op de rechtenopleidingen al meer gedaan kan worden om de bekendheid van het belang van de sociaal advocatuur te laten toenemen?
Wat is nu de stand van zaken met initiatieven in rechtenopleidingen om de aandacht voor de sociaal advocatuur te versterken? Kunt u een overzicht geven van alle initiatieven? Volstaan deze volgens u? Hoe vrijblijvend zijn deze?
Vindt u ook dat eigenlijk van alle rechtenopleidingen gevraagd en verwacht mag worden in het curriculum rechtsgeleerdheid permanente aandacht aan sociale advocatuur te besteden? Zo nee, waarom niet?
Hoe kijkt u naar het voorstel om via een (al dan niet verplichte) stage bij een rechtswinkel of een sociaal advocatenkantoor dit belang onder de aandacht te brengen?
Bent u het met hoogleraar Wibier eens, die vindt dat studenten onderwijzen over de toegang tot het recht en sociale advocatuur «misschien zelfs wel een van de kerntaken van een rechtenfaculteit» is, omdat: «iedereen ongeacht de omvang van de portemonnee recht op rechtsbijstand [heeft]. De sociale advocatuur speelt daarbij een onmisbare rol en is een van de fundamenten van onze rechtsstaat. Het is aan rechtenfaculteiten, die grotendeels met publiek geld zijn gefinancierd, om bij te dragen aan de oplossing van het probleem dat nog steeds te veel mensen het zonder behoorlijke rechtsbijstand moeten doen. Een probleem dat erger wordt wanneer er onvoldoende studenten kiezen voor de sociale advocatuur»?3 Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Bij wie ligt het initiatief voor het laten toenemen van de aandacht voor de sociaal advocatuur bij rechtenopleidingen? Zijn we daarbij enkel afhankelijk van de opstelling van enkele universiteiten? Wat is uw rol hierin, wat kunt en gaat u doen om dit te benadrukken? Wat is uw ideaal (op middellange of lange termijn) hierin en hoe gaat u dat bereiken?
Wat is uw oordeel over de kwaliteit van de huidige beroepsopleiding en bent u bekend met de initiatieven vanuit de advocatuur om deze te laten toenemen? Hoe beoordeelt u die?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de huidige sociaal advocaten behouden blijven door het vak aantrekkelijker te maken?
In hoeverre wordt toegewerkt naar een garantiefonds voor de advocaat-stagiair ondernemer omdat deze juist van groot belang zijn in de regio’s, waar geen kantoren zijn die de stagiairs in loondienst kunnen opleiden?
Hoe staat u tegenover een eerdere aanbeveling van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland om de subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten en de begeleidingsvergoeding patroon uit te breiden?
Wat is de stand van zaken met het voornemen om de voorschotregeling weer terug te laten keren?
Kunt u toelichting geven op de 30 miljoen euro die in het kader van de commissie-Van der Meer II wordt vrijgemaakt in 2027: wat zien we hiervan al terug in 2026 (zoals beloofd) en hoe is dat te lezen in de begroting?
Heeft u het idee dat de maximaal 1.200 declarabele uren een barrière kan zijn voor sociaal advocaten? Is het niet apart om deze norm te hanteren waar dit in een commercieel kantoor niet gemaximeerd is?4
Bent u bekend met de kritiek op de inschrijvingseisen/deskundigheidseisen/specialisatie- en opleidingseisen waar sociaal advocaten nu aan moeten voldoen om in rechtsgebieden werkzaam te mogen zijn om vergoeding te mogen ontvangen via de Raad voor rechtsbijstand? Is het, met alle goede bedoelingen uit het verleden om de kwaliteit te waarborgen, in de huidige tijd nog wel haalbaar om aan sociaal advocaten zulke vergaande eisen te stellen waardoor er steeds meer afhaken en er witte vlekken zijn ontstaan in dorpen en regio’s waar geen advocaten meer zijn of bepaalde rechtsgebieden niet meer worden gedaan?
Vindt u het redelijk dat advocaten van volledig zelf betalende cliënten niet aan bepaalde eisen moeten voldoen terwijl sociaal advocaten (die op toevoegingsbasis werken) voor dezelfde type zaken wél aan zware kwaliteitseisen moeten voldoen?
Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de Raad voor rechtsbijstand en vertegenwoordigers uit de advocatuur om te bezien of, als onderdeel van een noodplan sociaal advocatuur, bepaalde eisen versoepeld kunnen worden om meer advocaten op meer rechtsgebieden actief te laten worden in het stelsel, of hen in ieder geval te behouden?
Kunt u een nadere toelichting geven op uw besluit om niet door te gaan met de afschaffing, als uw streven is om grip op migratie te krijgen?
De bescherming van de arbeidsmigrant staat voorop.
Zoals aangegeven in mijn brief van 30 oktober jl. heeft het loslaten van de mogelijkheid om in te houden op het minimumloon voor huisvesting op dit moment meer nadelige dan positieve gevolgen voor de arbeidsmigrant.
Het kabinet heeft daarom besloten dat werkgevers vooralsnog maximaal 25% van het Wettelijk minimumloon in rekening mogen blijven brengen voor huisvestingskosten. De geplande start van de afbouw van deze regeling gaat daarom per 1 januari 2026 niet door.
Mijn voorganger schreef reeds dat het niet gemakkelijk is om een eenduidig oordeel te geven over de werking van de inhoudingsmogelijkheid ten aanzien van huisvesting.1 Aan de inhoudingsregeling voor huisvesting zitten verschillende kanten, zoals een eerdere verkenning laat zien.2 Enerzijds draagt de inhoudingsmogelijkheid voor huisvesting eraan bij dat werkgevers huisvesting regelen voor werknemers, met name arbeidsmigranten. Gelet op de huidige situatie op de woningmarkt zijn arbeidsmigranten nu voor hun huisvesting vaak afhankelijk van hun werkgever, helemaal als zij nieuw zijn in Nederland. De inhoudingsregeling faciliteert dat werkgevers huisvesting regelen. Dit gebeurt op een transparante wijze (zichtbaar op het loonstrookje), voor een gemaximeerd deel van het Wml (25%) en alleen voor gecertificeerde huisvesting of huisvesting door een woningcorporatie. De inhoudingsmogelijkheid maakt het voor werkgevers en werknemers makkelijker om de huurbetaling vooraf te regelen en beperkt incassorisico’s voor de aanbieders van huisvesting. In die zin kan de inhoudingsmogelijkheid zowel de arbeidsmigrant, als de aanbieder van huisvesting ontzorgen. De Arbeidsinspectie controleert op de voorwaarden van de inhoudingsregeling op het minimumloon. Anderzijds toont de verkenning ook aan dat er werkgevers zijn die de regeling misbruiken. De regeling vergroot de afhankelijkheid voor arbeidsmigranten van werkgevers en kan bijdragen aan een onwenselijk verdienmodel. Alles overwegende, is het oordeel dat het afschaffen van de inhoudingsmogelijkheid op dit moment meer nadelen dan voordelen voor de arbeidsmigrant heeft. Tegelijkertijd geldt dat misstanden nooit volledig zijn uit te sluiten. Het blijft belangrijk om beleid te maken dat rekening houdt met de kwetsbare positie van veel arbeidsmigranten.
Daarom zet het kabinet zich in om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren door uitvoering te geven aan verschillende aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (hierna: Aanjaagteam), ook op het terrein van huisvesting. Die maatregelen gaan ervoor zorgen dat op termijn afschaffing van de inhoudingsregeling minder nadelen krijgt en de weging anders uit kan pakken.
Hierin is van belang dat sinds 1 januari 2024 een landelijk netwerk van informatiepunten wordt gerealiseerd, de Work in NL-informatiepunten, waarbij ook meer specialistische hulp en juridische begeleiding vanuit het Juridisch Loket beschikbaar is.3
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werkt daarnaast aan een wetsvoorstel dat moet zorgen voor een in de praktijk werkbare en verbeterde huurbescherming voor zowel arbeidsmigranten als verhuurders. De Kamer is daar recent over geïnformeerd4, de verwachting is dat er in 2026 een wetvoorstel voor consultatie wordt voorgelegd. Het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting van de Minister van VRO zal daarnaast door middel van een verplicht volkshuisvestingsprogramma voor Rijk, provincies en gemeenten moeten leiden tot meer huisvesting voor doelgroepen waaronder arbeidsmigranten. Dit wetsvoorstel ligt in bij de Raad van State voor advisering. Daarnaast heeft de Eerste Kamer op 11 november 2025 de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) aangenomen. Daarmee pakken we malafide uitleners aan waardoor ook de positie van kwetsbare arbeidskrachten zoals arbeidsmigranten verbetert.
Op basis van welke adviezen bent u gekomen tot uw afweging?
De basis voor deze afweging is de uitgevoerde ambtelijke verkenning naar de inhoudingsmogelijkheid. Mijn voorganger heeft die verkenning op 6 februari 2025 met uw Kamer gedeeld.5 In deze verkenning zijn de voor- en nadelen van de inhoudingsmogelijkheid op een rij gezet. Er is destijds gesproken met de Arbeidsinspectie, vakbonden FNV, CNV en VCP, werkgeversorganisaties VNO-NCW/MKB-NL, AWVN, LTO, ABU en NBBU, werkgevers in de uitzend-, land- en tuinbouwsector.
Kunt u aangeven waarom u afwijkt van het advies van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigratie?
Het Aanjaagteam heeft geen aanbeveling opgenomen die specifiek adviseert om de inhoudingsregeling voor huisvesting af te schaffen. Het Aanjaagteam heeft in haar advies als doel gesteld om de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van de werkgever te verminderen en hun positie te verbeteren. Ten aanzien van huisvesting beval het Aanjaagteam aan om de huurbescherming voor arbeidsmigranten te verhogen en het arbeids- en huurcontract te ontkoppelen op papier en in de praktijk.6 Dat is gebeurd via de per 1 juli 2023 in werking getreden Wet Goed Verhuurderschap. Die wet verplicht verhuurders om, in het geval van verhuur aan arbeidsmigranten, de huurovereenkomst afzonderlijk van de arbeidsovereenkomst vast te leggen. Het doel van het scheiden van de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst is dat de arbeidsmigrant voor zijn huisvesting minder afhankelijk wordt van de werkgever. Het kan dan nog steeds zijn dat dezelfde partij deze contracten aanbiedt, maar de scheiding zorgt ervoor dat als het arbeidscontract wordt beëindigd de huisvesting niet ook per definitie direct beëindigd wordt, omdat er een apart huurcontract is. Daarnaast werkt de Minister van VRO, zoals eerder aangegeven, aan een wetsvoorstel dat de huurbescherming en huurprijsbescherming voor arbeidsmigranten moet borgen.
Vooruitlopend op wetgeving worden er tussen sociale partners afspraken gemaakt over huisvesting van arbeidsmigranten. Zo is in de uitzend-cao geregeld dat een werknemer na het aflopen van de uitzendovereenkomst nog vier weken kan verblijven in de gehuurde huisvesting, tegen dezelfde huurprijs.
Daarnaast heeft het Aanjaagteam aanbevolen de zelfredzaamheid van arbeidsmigranten te vergroten.7 Daarom werken we aan de verbetering van de informatie, hulp en dienstverlening aan arbeidsmigranten door middel van de eerder genoemde Work in NL-informatiepunten.
Bent u er zich van bewust dat de koppeling een verdienmodel is voor de uitzendsector, ook vanwege het fiscale voordeel dat ontstaat bij aftrek van de huur van het brutoloon?
Een van die nadelen die uit de verkenning naar voren komt is dat de regeling gebruikt kan worden als verdienmodel. Zo zien we dat werkgevers die ter kwade trouw zijn de regeling misbruiken om meer kosten dan gerechtvaardigd op basis van de geboden kwaliteit te verhalen op hun werknemers. Om die nadelen tegen te gaan moeten we doorgaan met het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam, zeker op het terrein van huisvesting.
Bent u er zich van bewust dat de Nederlandse Arbeidsinspectie al meerdere malen expliciet heeft gewaarschuwd dat het totaalpakket van loon/huisvesting als «verdienmodel en pressiemiddel» wordt gebruikt en gepaard gaat met misstanden waarbij er een wanverhouding bestaat tussen de ingehouden huur en de kwaliteit van de huisvesting?
De Arbeidsinspectie maakt, zoals ook aangegeven in de verkenning, vanuit haar positie een andere weging. In het antwoord op vraag 1 heb ik de weging van het kabinet uiteengezet.
Heeft u uw voorgenomen besluit voorgelegd aan de SER? Zo ja, welk antwoord heeft u gehad? Zo nee, waarom heeft u uw voorgenomen besluit niet voorgelegd?
Het besluit is kenbaar gemaakt aan sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Gelet op de betrokkenheid van sociale partners bij de verkenning die is uitgevoerd en de daarin opgenomen standpunten van sociale partners, is er niet opnieuw geconsulteerd.
Heeft u uw voorgenomen besluit voorgelegd aan de Nederlandse Arbeidsinspectie? Zo ja, welk antwoord heeft u gehad? Zo nee, waarom heeft u uw voorgenomen besluit niet voorgelegd?
Ja, de Arbeidsinspectie heeft in het besluitvormingsproces bevestigd dat haar advies zoals verwoord in eerdere beslisnota’s (zie antwoord op vraag 5) ongewijzigd is.
Met welke organisaties heeft u gesproken in aanloop naar uw besluitvorming?
Het besluit is kenbaar gemaakt aan de sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Omdat de standpunten van sociale partners zijn opgenomen in de verkenning die is uitgevoerd en daarna nogmaals kenbaar zijn gemaakt via de internetconsultatie van de algemene maatregel van bestuur heeft plaatsgevonden, heb ik geen nadere gesprekken gevoerd om te komen tot mijn besluit.
Welke adviezen hebben deze organisaties u gegeven?
Ik heb kennis genomen van de standpunten van de organisaties middels de verkenning8 naar de inhoudingsregeling en de internetconsultatie9 van de algemene maatregel van bestuur.
Hoe heeft u deze adviezen gewogen?
Het oordeel is dat het afschaffen op dit moment meer nadelen dan voordelen voor de arbeidsmigrant heeft. Gelet op de huidige situatie op de woningmarkt zijn arbeidsmigranten nu voor hun huisvesting vaak afhankelijk van hun werkgever, helemaal als zij nieuw zijn in Nederland. De inhoudingsregeling faciliteert dat werkgevers huisvesting regelen. Daarnaast blijft het kabinet zich inzetten om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren door uitvoering te geven aan verschillende maatregelen van het Aanjaagteam, ook op het terrein van huisvesting. Die maatregelen gaan ervoor zorgen dat op termijn afschaffing van de inhoudingsregeling minder nadelen krijgt en de weging anders uit kan pakken.
Kunt u aangeven hoe uw besluit zich verhoudt tot de Wet goed verhuurderschap, artikel 3, lid a?
Vermoedelijk wordt hier gedoeld op artikel 2, lid 3 onderdeel a van de Wet Goed Verhuurderschap. Dit artikel ziet op het afzonderlijk vastleggen van de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst. Per 1 juli 2023 is de Wet Goed Verhuurderschap inwerking getreden. Die wet verplicht verhuurders om, in het geval van verhuur aan arbeidsmigranten, de huurovereenkomst afzonderlijk van de arbeidsovereenkomst vast te leggen. Het doel van het scheiden van de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst is dat de arbeidsmigrant inzake zijn huisvesting minder afhankelijk wordt van de werkgever. Het kan dan nog steeds zijn dat dezelfde partij deze contracten aanbiedt, maar de scheiding zorgt ervoor als het arbeidscontract wordt beëindigd de huisvesting niet ook per definitie direct beëindigd wordt, omdat er een apart huurcontract is. Dat draagt bij aan een sterkere positie van de arbeidsmigrant.
Deze wetgeving is een goede stap in het minder afhankelijk maken van arbeidsmigranten ten opzichte van werkgevers. Het op termijn afschaffen van de inhoudingsmogelijkheid zou een volgende stap kunnen zijn. In de conclusie op de eerder genoemde verkenning werd geconstateerd dat er eerst nog meer stappen op het terrein van huisvesting nodig zijn, alvorens het verantwoord is om de inhoudingsregeling voor huisvesting af te schaffen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Geweld en intimidatie jegens christelijke asielzoekers in azc in Goes |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Syrische christen in azc bang na bedreiging door moslims: «Hij zat bevend en trillend bij me»» in het Reformatorisch Dagblad van 30 oktober jl. en het bericht «Christelijk gezin in azc van Goes voelt zich niet veilig» in BN de Stem van 30 oktober jl.?1, 2
Hoe reageert u op de berichten dat christelijke asielzoekers worden geïntimideerd in een asielzoekerscentrum in Goes door islamitische asielzoekers?
Welke (aanvullende) maatregelen zijn genomen of worden genomen naar aanleiding van deze berichten in dit concrete geval, aangezien er nog altijd sprake is van dreiging van geweld en intimidatie en u in beantwoording van eerdere schriftelijke vragen hebt aangegeven het standpunt te delen dat discriminatie en geweld tegen christelijke asielzoekers onacceptabel is en dat hier krachtig tegen moet worden opgetreden?3
Hoe wilt u stimuleren dat geïntimideerde asielzoekers geweld en intimidatie melden bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en aangifte daarvan doen, gelet op de vrees dat een klacht negatieve gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de asielprocedure? Bent u bereid hierover met COA in gesprek te gaan? Bent u daarbij bereid de mogelijke drempels die hiervoor worden ervaren door betreffende asielzoekers in kaart te brengen en weg te nemen?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de oplossing wordt gezocht in het verwijderen van geïntimideerde asielzoekers in plaats van het verwijderen van de desbetreffende overlastplegers?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een christelijke azc-bewoner wordt verplicht te accepteren een kamer te delen met islamitische asielzoekers, terwijl hij zich onveilig voelt?
Hoe beoordeelt u de toename van discriminatie, bedreiging, intimidatie of geweld jegens christelijke asielzoekers, zoals blijkt uit het toegenomen aantal meldingen bij het meldpunt van stichting Gave?
Bent u bereid zich in te spannen voor een convenant om de positie en het welzijn van christelijke bewoners in de opvang te verbeteren, vergelijkbaar met het recent vernieuwde convenant voor lhbti-asielzoekers?
Bent u bereid in het toegezegde onderzoek naar aanscherping van de glijdende schaal tevens te bezien of en hoe de asielaanvraag kan worden afgewezen bij intimidatie en geweld door asielzoekers of zwaarder negatief kan worden meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag, zodat hij of zij (eerder) in aanmerking komt voor afwijzing?
Het ABF-rapport Woningmarktverkenning 2025–2040 |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Herkent u dat ABF Research in het rapport van 2024–2039 adviseert op 64 procent betaalbaar en in 2025–2040 op 60 procent betaalbaar?
Hoe verklaart u deze verschillen gezien de stagnerende woningbouw?1
Wat zijn volgens u de hoofdoorzaken van de daling in het aandeel betaalbare koop (– 3 procentpunt, middenscenario)?
Erkent u dat ABF Research in het rapport van 2025–2040 expliciet stelt dat de financiële haalbaarheid van betaalbare koop een probleem is («in de praktijk moeilijker») en dat dit mede de lagere behoefte in het bouwprogramma voedt?
Hoe verhoudt dit zich tot uw kabinetsdoel van twee-derde betaalbaar bouwen?
Hoe verhoudt dit zich tot de woonwens van aspirant-kopers?
Vindt u het ook opvallend dat het rapport stelt dat problemen in de realisatie van een wens leiden tot een andere woonwens?
Kan de conclusie ook zijn dat problemen in de realisatie dus beter weggenomen moeten worden zodat mensen hun oorspronkelijke woonwens kunnen realiseren?
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat mensen in Nederland die een betaalbare koopwoning zoeken hun woonwens kunnen realiseren?
Kunt u precies toelichten hoe in de onderzoeksmethode ervoor gezorgd wordt dat beschikbaarheids- en betaalbaarheidsbeperkingen niet verward worden met voorkeuren?
Klopt het dat ABF Research aangeeft dat een andere betaalbare koopgrens (bijvoorbeeld 400.000 euro in plaats van 390.000 euro) de gemeten koopvraag in dat segment met bijna 10 procent zou verhogen?
Welke gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd om dit grenseffect te mitigeren?
Hoe voorkomt u dat door het wijzigen van vraagstelling en parameters sprake kan zijn van politieke doelredenatie?
Is het nieuw dat ABF Research een niet-gerealiseerde koopwens (door rente, prijs of financierbaarheid) interpreteert als een lagere voorkeur voor koop?
Heeft ABF Research dat in eerdere jaren ook zo gedaan, of is dit een methodologische wijziging?
Worden respondenten expliciet gevraagd naar hun ideale keuze versus hun budget- of marktconforme keuze? Waarom wel of niet?
Wie formuleert de onderzoeksvragen voor de ABF-Woningmarktverkenning: het ministerie, ABF Research, of gezamenlijk?
Wilt u de opdrachtbrieven en voorwaarden van 2023, 2024 en 2025 aan de Kamer doen toekomen?
Kunt u uitsluiten dat de opdrachtformulering, parameters of scenario’s politiek-normatief zijn gestuurd richting meer particuliere huur en minder betaalbare koop?
Welke waarborgen bestaan er om wetenschappelijke onafhankelijkheid te borgen?
Welke definitie van «betaalbare koop» hanteert u momenteel, en bent u bereid de grens te herijken (bijvoorbeeld 400.000 euro in plaats van 390.000 euro) om het grenseffect te mitigeren? Waarom wel of niet?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De demonstratie van TFP Student Action Europe |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Bruijn , Becking |
|
|
|
|
Bent u bekend met de demonstratie van TFP Student Action Europe voor de deur bij het Leiden University College The Hague op 24 september jl.?
Ja, ik ben bekend met de demonstratie van TFP Student Action Europe. Ook ben ik bekend met de flyer die deze organisatie heeft verspreid. De bij de demonstratie verspreide flyer is inhoudelijk nagenoeg gelijk aan de flyer die op de website van deze organisatie is gepubliceerd.1
Bent u bekend met de folder die zij bij deze demonstratie hebben verspreid, waarin zij beweren dat abortus de kans op kanker verhoogd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit nepnieuws betreft? Zo nee, waarom niet?
Ja, de flyer bevat onjuiste informatie. In de flyer staat bijvoorbeeld dat abortus onveilig is en de kans op borstkanker vergroot. Dat klopt niet. Het Nederlands Genootschap van Abortusartsen heeft aan mij bevestigd dat de informatie in de folder geenszins in overeenstemming is met de huidige medisch-wetenschappelijke consensus. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een legale zwangerschapsafbreking een veilige procedure is.2 Ook het vermeende verband tussen abortus en borstkanker wordt niet door recente betrouwbare studies ondersteund.3
Wat vindt u van de beschrijving van «oorlog» in relatie tot het abortusrecht van vrouwen zoals die door deze organisatie wordt gebruikt?
De vergelijking van abortus met oorlog slaat nergens op en vind ik absoluut ongepast en onwenselijk. Een dergelijke woordkeuze demoniseert vrouwen die kiezen voor een abortus, evenals de professionals die in de abortuszorg werkzaam zijn.
Welke actie gaat u ondernemen tegen het verspreiden van nepnieuws door TFP Student Action Europe?
Het is zorgelijk en onwenselijk dat er onjuiste gezondheidsinformatie over abortus wordt verspreid. Ik wil de negatieve gevolgen van onjuiste informatie over onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap, abortus en anticonceptie bestrijden. Als onderdeel van de Aanpak onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap heb ik Fiom en Rutgers gevraagd om effectieve methodes daartoe te onderzoeken en hiermee te experimenteren. Eind 2026 leveren Fiom en Rutgers een overzicht op van geëvalueerde interventies en communicatiestrategieën. Deze interventies en strategieën kunnen vervolgens worden toegepast door Fiom, Rutgers en door andere partijen die over abortus communiceren.
Onjuiste gezondheidsinformatie is een complex probleem dat speelt bij verschillende onderwerpen. Om hier grip op te krijgen heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hier eind vorig jaar een onderzoek naar laten uitvoeren. Op 19 juni 2025 heeft mijn ambtsvoorganger dit onderzoek naar uw Kamer gestuurd.4 Ik verwijs ook naar de brief van 18 november aangaande de strategie voor de aanpak van onjuiste gezondheidsinformatie.
Bent u het met ons eens dat het recht op abortus een belangrijk verworven recht is en abortus belangrijke zorg is voor vrouwen?
Ja, ik sta pal voor het recht op veilige en toegankelijke abortuszorg.
Bent u bereid tot het opzetten van een publiekscampagne om nepnieuws te bestrijden en betrouwbare informatie over abortus en vrouwenrechten te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van onjuiste gezondheidsinformatie en het verstrekken van betrouwbare informatie zijn belangrijke onderdelen van de Aanpak onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap waar ik vanaf 2026 nog nadrukkelijker op in zal zetten. Dit illustreer ik met twee voorbeelden:
Ik verwijs ook naar de brief van 18 november aangaande de strategie voor de aanpak van onjuiste gezondheidsinformatie.
Is iets bekend over de financiering van deze organisatie?
Op de website van TFP Student Action staat dat de organisatie wordt gefinancierd door diverse donateurs die grote, middelgrote en kleine bijdragen geven. De organisatie geeft aan geen overheidsfinanciering te ontvangen.5
Hoe wilt u opvolging geven aan de aangenomen motie-Van Campen/Dobbe?1
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geeft uitvoering aan deze motie door aansluiting te zoeken bij de Rijksbrede strategie effectieve aanpak desinformatie7 en daarnaast door een aantal extra maatregelen te treffen om organisaties die opkomen voor vrouwen- en lhbtiq+- rechten te ondersteunen in het vergroten van hun weerbaarheid.
Zo wordt de handreiking Omgaan met misinformatie voor medeoverheden8 vertaald naar een handreiking die maatschappelijke organisaties in het emancipatiedomein helpt in het bijtijds en effectief reageren op des- en misinformatie. Ook ondersteunt de Staatssecretaris van OCW de ontwikkeling van een toolkit Veiligheid en weerbaarheid. Deze wordt binnenkort gepubliceerd. Om kennisuitwisseling en samenwerking te bevorderen, is een bijeenkomst georganiseerd met de emancipatieallianties over omgaan met weerstand en desinformatie. Tevens kunnen maatschappelijke organisaties gebruikmaken van de subsidieregeling gender- en lhbtiq+-gelijkheid 2022–2027. Deze regeling kan worden benut om de positie en daarbij de inzet van organisaties die zich hard maken voor de rechten van vrouwen en lhbtiq+ personen te versterken.
Daarnaast worden op dit moment de opties en mogelijkheden voor aanvullend onderzoek naar anti-emancipatoire invloeden in kaart gebracht.
Het bericht dat ING de Russische staat met honderden miljoenen financierde |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ING de Russische staat met honderden miljoenen financierde?1
In het kader van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zet het kabinet in op het maximaliseren van de druk op Rusland. Met de inzet van het sanctie-instrument geeft het kabinet daarbij prioriteit aan het ondermijnen van het Russische verdienvermogen, het beperken van toegang tot het internationale betalingsverkeer en het tegengaan van omzeiling via derde landen. In het nieuwsbericht wordt verwezen naar het aankopen van staatsobligaties in Rusland tussen 2014 en 2022. Dit was voorafgaand aan de grootschalige Russische invasie van Oekraïne in 2022. De sanctieregelgeving die in de periode tussen 2014 en 2022 gold, bood meer ruimte voor zaken doen in Rusland door financiële instellingen dan op dit moment het geval is. Het kabinet neemt eventuele signalen over sanctieschending uiterst serieus. Het is echter aan onafhankelijk handhavende autoriteiten om onderzoek te doen naar eventuele overtredingen van sanctieregelgeving. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Bent u bereid tot het nemen van maatregelen tegen ING vanwege dit nieuwsbericht? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 1 golden er destijds andere sanctiemaatregelen dan op dit moment. Mocht er sprake zijn van een overtreding van de destijds geldende sanctieregelgeving, dan is het aan de betreffende bevoegde autoriteit om onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Bent u bekend met andere banken die de Russische oorlogsmachine gefinancierd hebben sinds 2014? Zo nee, bent u bereid tot het doen van onderzoek?
Het kabinet veroordeelt de Russische agressie tegen Oekraïne ten stelligste en moedigt bedrijven aan ervoor te kiezen om vanwege de oorlog in Oekraïne niet langer actief te willen zijn op de Russische markt. Het kabinet wijst bedrijven actief op de risico’s van zaken doen in Rusland. Op dit moment is het binnen de geldende sanctieregeling nog mogelijk voor (dochter)bedrijven van Europese banken om in Rusland actief te zijn.
Mocht er sprake zijn van een mogelijke overtreding van sanctieregelgeving, dan is het aan betreffende bevoegde autoriteit om onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Welke landen die oorlogsmisdaden begaan worden nog meer gefinancierd door Nederlandse banken?
Nederlandse banken zijn wereldwijd actief. In het geval dat banken toch zaken doen met of actief zijn in landen waar sancties gelden, is het essentieel dat zij zich aan de sanctieregelgeving houden, bijvoorbeeld door geen betalingen te faciliteren aan gesanctioneerde personen en entiteiten. Mocht er sprake zijn van een mogelijke overtreding van sanctieregelgeving, dan is het aan de bevoegde autoriteit onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat Nederlandse banken definitief stoppen met het financieren van foute regimes?
In VN- en EU-verband worden internationale sancties opgelegd met als doel de bescherming van de internationale veiligheid, mensenrechten, de naleving van het internationaal recht, de democratie en de rechtsstaat. Naleving van deze sancties maakt deel uit van de bedrijfsvoering die door banken wordt uitgevoerd. Op het inrichten van de bedrijfsvoering wordt toezicht gehouden door De Nederlandsche Bank.
Sinds de intensivering van de sancties tegen Rusland na de inval in Oekraïne geldt dat diverse Europese banken hun activiteiten hebben afgeschaald of bezig zijn om zich helemaal terug te trekken uit Rusland.
Het kabinet verwacht daarnaast van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen conform de internationale standaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Conform deze internationale standaarden worden bedrijven geacht risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op betrokkenheid bij oorlogsmisdaden, te identificeren en aan te pakken. Ook verwacht het kabinet dat financiële instellingen, afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij de schade, bijdragen aan herstel of hun invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken. Het kabinet moedigt financiële instellingen aan om kritisch naar hun huidige beleid te kijken en om te bezien of zij hier verbeteringen in kunnen doorvoeren. Hoe financiële instellingen invulling geven aan deze internationale richtlijnen en in welke bedrijven zij wel of niet investeren is aan henzelf.
Is ING doorgegaan met het financieren van de Russische staat na de illegale inval in Oekraïne in februari 2022?
Het kabinet gaat omwille van bedrijfsvertrouwelijkheid niet in op de investeringen van individuele bedrijven. Zoals bekend uit publieke informatie bouwt ING momenteel activiteiten in Rusland af.
Frustreert het u ook dat het sanctiebeleid ten aanzien van Rusland voor de zoveelste keer steken laat vallen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, integendeel. Dit is een voorbeeld waarbij sanctiemaatregelen effectief zijn ingezet om de mogelijkheden voor Rusland om de oorlog te financieren te beperken. Zoals ook aangegeven in de beantwoording op schriftelijke vragen van 30 september jl. herkent het kabinet zich niet in het beeld dat het sanctiebeleid faalt.2
Op welke manier wilt u de Kamer meer mogelijkheden geven om het sanctiebeleid te controleren?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de schriftelijke vragen van 30 september jl. informeert het kabinet de Kamer regelmatig over relevante algemene ontwikkelingen ten aanzien van sanctienaleving, zoals handhaving, toezicht, wetgeving en uitvoering daarvan.3
Hoe staat het met het wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen?
Het Wetsvoorstel Internationale Sanctiemaatregelen (Wis) ligt momenteel ter advisering bij de afdeling advisering van de Raad van State. De verwachting is dat Raad van State aan het einde van dit jaar met een advies komt. Na verwerking van eventuele door Raad van State geadviseerde wijzigingen zal het kabinet vervolgens het voorstel aan uw Kamer aanbieden. De tweede tranche van de Wis, die het sanctiewettoezicht op de bedrijfsvoering van o.a. de financiële sector moderniseert, wordt naar verwachting eind dit jaar ter internetconsultatie voorgelegd.