De gevolgen van budgetplafonds in de ggz |
|
Sarah Dobbe |
|
Conny Helder (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
In hoeverre heeft u zicht op de effecten van de budgetplafonds die zorgverzekeraars hanteren in de ggz?
In beginsel ben ik niet op de hoogte van de afspraken die individuele zorgverzekeraars en individuele zorgaanbieders in contracten met elkaar maken. Zorgverzekeraars moeten ervoor zorgen dat hun verzekerden zorg krijgen en dat zij zelf invulling geven aan de afspraken die zij maken.
Heeft u zicht op de hoeveelheid tijd die zorgverleners en zorgaanbieders kwijt zijn aan de bureaucratische rompslomp rondom budgetplafonds in de ggz, zoals overleggen met de zorgverzekeraar wanneer het plafond dreigt te worden bereikt? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 ben ik niet op de hoogte van de afspraken die individuele zorgverzekeraars en individuele zorgaanbieders in contracten met elkaar maken. Daarmee heb ik ook geen exact zicht op de tijd die partijen besteden aan de contractering of, in het bijzonder, aan het proces van bijcontracteren wanneer een omzetplafond (bijna) bereikt is. In het IZA zijn ten behoeve van het verbeteren van het proces rondom de contractering uitgebreide afspraken gemaakt over het tijdig afronden van het inkoopproces, het proces rondom bijcontractering wanneer het omzetplafond is bereikt, en wordt door de zorgverzekeraars in samenwerking met zorgaanbieders gewerkt aan het verlagen van de administratieve lasten en verdere uniformering van inkoopvereisten.
Heeft u zicht op de hoeveelheid/het aantal cliënten in de ggz die nu minder kunnen worden geholpen, doordat er gebruik wordt gemaakt van budgetplafonds? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen?
Het is erg ingewikkeld om het precieze effect van omzetplafonds in kaart te brengen zo lang er ook andere factoren zijn die van invloed zijn op de wachtlijsten, zoals bijvoorbeeld een tekort aan personeel ten opzichte van de totale zorgvraag. Ik deel daarbij overigens niet uw verwachting dat er door omzetplafonds minder patiënten in de ggz geholpen worden. Als omzetplafonds op de juiste manier worden ingezet kunnen deze namelijk ook bijdragen aan de doelmatigheid van de zorg, wat de toegankelijkheid juist ten goede komt. Zo kunnen zorgverzekeraars ruimere omzetplafonds afspreken met zorgaanbieders die passende zorg leveren dan met zorgaanbieders die minder passende zorg leveren. Dat omzetplafonds worden gehanteerd, mag niet betekenen dat er onvoldoende beschikbare zorg wordt ingekocht door de verzekeraar ten opzichte van zijn verzekerden.
Ook is de zorgverzekeraar, wanneer het zorgplafond eenmaal is bereikt, verplicht om de verzekerde te bemiddelen naar een plek binnen de treeknorm. Als dit niet bij andere aanbieders kan, dan moet er worden bijgecontracteerd bij de oorspronkelijke aanbieder.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen die zorg nodig hebben momenteel niet geholpen kunnen worden, vanwege de budgetplafonds, terwijl er ook nog bijna 100.000 mensen op ggz-wachtlijsten staan? Zo ja, bent u bereid om deze budgetplafonds af te schaffen?
Ik deel niet uw analyse dat er door omzetplafonds minder patiënten in de ggz geholpen kunnen worden en ben daarom ook niet van mening dat budgetplafonds door zorgverzekeraars moeten worden afgeschaft. Zoals ik in antwoord op de eerste vraag al aangaf, kunnen omzetplafonds juist ook helpen om schaarse capaciteit optimaal in te zetten en er daarmee voor zorgen dat de zorg bij de patiënten terecht komen die de zorg het hardst nodig hebben. Wel ben ik actief in gesprek met het veld, waaronder zorgverzekeraars, om te bekijken hoe we de toegankelijkheid voor de ggz kunnen verbeteren, bijvoorbeeld in het kader van de cruciale ggz. Ook de werking van financiële instrumenten, zoals het omzetplafond, neem ik mee in die gesprekken.
Wat is uw reactie op het bericht dat het Regionaal Autisme Centrum (RAC) in Helmond en Tilburg stopt met behandeling en het stellen van diagnoses bij 18-plussers?1
Personele schaarste en een groeiende vraag naar zorg leiden er toe dat het knelt in de ggz. Dit is zorgelijk, maar helaas de realiteit. Het besluit van het Regionaal Autisme Centrum (RAC) om zorg af te bouwen is het gevolg van de personele krapte. Ik vind het ontzettend vervelend voor mensen die door dit besluit hun behandeling moeten afbouwen of langer op een wachtlijst moeten staan. Mochten er cliënten zijn die naar hun mening geen adequate vervangende zorg hebben ontvangen, dan is het belangrijk dat zij zich melden bij hun zorgverzekeraar. Via zorgbemiddeling kunnen zorgverzekeraars hun verzekerden bemiddelen naar een andere zorgaanbieder.
Deelt u de analyse dat de toegang tot zorg voor mensen met (vermoedens van) autisme in deze regio hierdoor nog verder achteruit gaat?
Het wegvallen van het RAC zal voor de mensen die in behandeling waren of op de wachtlijst stonden nadelige gevolgen kunnen hebben. Het is aan aanbieders en zorgverzekeraars om in de regio te zorgen voor voldoende ggz-aanbod passend bij de zorgvraag van mensen in de regio. Dit geldt voor de gehele ggz en dus ook voor de zorg voor mensen met autisme. Ik verwacht dat zorgverzekeraars bij de inkoop van zorg in deze regio ook specifiek aandacht hebben voor de zorg voor mensen met (vermoedens van) autisme.
Deelt u de mening dat de zorgverzekeraars op dit gebied hun zorgplicht niet nakomen?
Het is aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om te beoordelen of zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen. De coördinerend zorgverzekeraar in de regio (CZ) heeft aangegeven dat zorgverzekeraars direct nadat de aanbieder de sluiting bij hen bekend maakte, alle stappen die zij als zorgverzekeraar konden zetten, gezet hebben. Hierbij gaat het om het wijzen van cliënten op zorgbemiddeling, het informeren van de NZa, en het benaderen van andere zorgaanbieders.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de zorgaanbieders in deze regio en de zorgverzekeraars over hoe de toegankelijkheid van de zorg voor mensen met (vermoedens van) autisme weer op orde kan worden gebracht?
Nee, dat is aan partijen in de regio zelf. Zoals ik heb aangeven in het antwoord op vraag 2 zijn aanbieders en zorgverzekeraars samen verantwoordelijk om in de regio te zorgen voor voldoende toegankelijk aanbod voor mensen met (vermoedens van) autisme.
Speelt deze problematiek op meer plekken? Zo ja, op welke plekken en wat doet u eraan om de zorg voor mensen met (vermoedens van) autisme toegankelijk te houden?
Het is mij niet bekend dat het stoppen van de behandeling voor mensen met autisme speelt op meerdere plekken. In het Integraal Zorgakkoord zijn diverse afspraken gemaakt om de toegankelijkheid van de ggz te vergroten, zoals het versterken van de samenwerking tussen huisarts, ggz en sociaal domein en het stimuleren van hybride en digitale zorg om de behandelcapaciteit te vergroten.
Het bericht dat 73% van de zorgverleners aangeeft dat de tijd die ze aan administratie besteden de laatste vijf jaar is toegenomen |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de «Zorg- & Welzijnsbarometer» van de FNV, waaruit blijkt dat 73% van de zorgverleners aangeeft dat de tijd die ze aan administratie besteden de laatste vijf jaar is toegenomen?1
De uitkomsten van het onderzoek Zorg-& Welzijnsbarometer2 van de FNV onderschrijft het belang en de noodzaak van de aanpak van regeldruk in de zorg. Dat zorgprofessionals nog steeds te veel tijd kwijt zijn aan overbodige of dubbele registratie, kunnen we ons in het licht van het arbeidsmarktvraagstuk niet permitteren. Deze tijd gaat ten koste van directe patiëntenzorg en drukt ook op hun werkplezier. Er is vanuit het Ministerie van VWS dan ook volle inzet op het verminderen van regeldruk met het programma [Ont]Regel de Zorg 2022–20253 en daar bovenop de intensiveringsaanpak4. Dit doe ik niet alleen, maar samen met relevante partijen binnen het Nederlandse zorgstelsel, zoals overheden, financiers, branche- en beroepsverenigingen, toezichthouders en werkgevers. Iedere partij heeft een eigen verantwoordelijkheid en rol om het gat tussen ervaren en acceptabele registratielast te dichten. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat regeldruk in de zorg complex en veelzijdig is, omdat het sterk verwerven is met andere thema’s, zoals het afleggen van verantwoording, zeggenschap en goed werkgeverschap. Daarom behoeft de aanpak van regeldruk een bredere discussie, die op bestuurlijk niveau binnen het Integraal Zorgakkoord (IZA)5 gevoerd wordt, maar net zo goed een agendapunt in de regio’s en binnen de zorginstellingen zelf dient te zijn.
Erkent u dat het feit dat de administratie de laatste jaren verder is toegenomen, aantoont dat uw aanpak om de administratie in de zorg te verminderen is mislukt? Hoe vindt u zelf dat het gaat?
Nee, ik ben het niet met u eens dat mijn aanpak om de administratie in de zorg te verminderen mislukt is.
De afgelopen jaren is gebleken dat regeldruk een complex en veelkoppig monster is en gezamenlijke actie op verschillende niveaus nodig is om het beter te maken. Aan de hand van verschillende sporen ben ik aan de slag gegaan met het verminderen van administratieve lasten; onder andere via wet- en regelgeving, landelijk in het stelsel, lokaal binnen zorginstellingen en bij de individuele zorgprofessional. Ik heb gezien dat we met deze aanpak – als we samen de schouders eronder zetten – het verschil kunnen maken voor de zorgpraktijk. Dit heeft mooie resultaten opgeleverd, zoals bijvoorbeeld de verwijsafspraken van de eerste lijn naar de medisch specialistische zorg6, of het experiment vernieuwend verantwoorden7. Met deze succesvolle ontregelprojecten laten we zien dat het echt kan, en we gezamenlijk dingen kunnen verbeteren. Maar ondanks goede en mooie resultaten, blijf ik kritisch op wat we doen en bereiken. Dit om steeds meer impact en verlichting van regeldruk binnen alle sectoren en over de gehele linie van alle beroepsgroepen te voelen. Met de aankondiging van de intensivering van het bestaande programma [Ont]Regel de Zorg heb ik topprioriteit aan dit vraagstuk gegeven, zodat samen met alle betrokkenen, effectief en merkbaar het verschil kan worden gemaakt voor de zorgpraktijk.
Deelt u de mening dat er een fundamentelere aanpak van de bureaucratie in de zorg moet komen, die verder gaat dan de huidige tekortschietende actieplannen?
Ik ben het met u eens dat er ook een fundamentelere aanpak van de bureaucratie in de zorg nodig is. In de afgelopen jaren zijn er met het programma [Ont]Regel de Zorg 2022 – 2025 al mooie resultaten behaald, maar de (ervaren) regeldruk in de zorg blijft nog te hoog. Daarom heb ik vorig jaar december een intensiveringsaanpak aangekondigd langs vier lijnen:
Ik heb er vertrouwen in dat we met deze intensiveringsaanpak van het programma [Ont]Regel de Zorg grotere impact gaan maken als het gaat om het terugdringen van de bureaucratie in de zorg.
Hoe reageert u op het feit dat 62% van de respondenten die de te hoge administratieve last hebben aangekaart niet het idee heeft dat daar iets mee gedaan wordt? Deelt u de mening dat dit aangeeft dat er een fors gebrek is aan zeggenschap van zorgverleners over hun eigen werk? Zo ja, wat bent u van plan om hieraan te gaan doen?
Dat ben ik ten dele met u eens. Zeggenschap voor zorgprofessionals is een essentieel middel om regeldruk te verminderen. Daarom is het belangrijk dat zorgprofessionals betrokken worden bij het vaststellen van registratie- of verantwoordingseisen/werkprocessen, en zorgprofessionals de ruimte krijgen om actief veranderingen door te voeren. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat leidinggevenden en/of bestuurders ruimte en vertrouwen bieden voor professioneel zeggenschap en inspraak hebben over hun eigen vak. In mijn gesprekken met bestuurders benoem ik dit ook en onderstreep ik het als één van de belangrijkste randvoorwaarden voor succesvol ontregelen. Ook voor het optimaal benutten van de rol van lokale ontregelaar, na bijvoorbeeld het volgen van de door VWS gesubsidieerde e-learning en/of training, is steun van de leidinggevende essentieel om daadwerkelijk aan de slag te kunnen gaan met ontregelen.
Uit de monitor Zeggenschap blijkt dat verzorgenden, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en begeleiders meer zeggenschap wensen. Dat geldt ook voor zeggenschap over regeldruk. Om zeggenschap voor professionals duurzaam te versterken is het belangrijk dat zeggenschap in de cultuur van organisaties geborgd wordt en in organisaties op gelijkwaardige manier wordt samengewerkt. Met een integrale aanpak zeggenschap draag ik hieraan bij. De integrale aanpak bestaat uit (financiering van) praktische initiatieven, zoals de projectorganisatie van het Landelijk Actieplan Zeggenschap (LAZ) en de Subsidieregeling Zeggenschap, onderzoek en monitoring.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de FNV over de resultaten van dit onderzoek en de meer dan 8.000 ideeën van zorgverleners om de bureaucratie te verminderen die zij hebben verzameld?
Ik laat het aan mijn opvolger al dan niet in gesprek te gaan met de FNV over de resultaten van dit onderzoek.
De berichtgeving dat het ministerie een miljoenenorder overweegt bij een omstreden Israëlische fabrikant |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Ministerie overweegt miljoenenorder bij omstreden Israëlische fabrikant»?1
Ja.
Klopt het dat Defensie een contract overweegt met Elbit Systems?
Ja. Defensie vervangt de aankomende jaren de huidige verouderde tactische luchttransportcapaciteit. Defensie is voornemens om de verouderde C-130H Hercules transportvliegtuigen te vervangen voor C-390M toestellen van de Braziliaanse fabrikant Embraer. Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 10 juni jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 441). Eén van de eisen die aan dit toestel worden gesteld, is dat het in staat moet zijn om te opereren onder dreiging van hittezoekende, radar- of lasergeleide raketsystemen. Binnen dit project levert het Israëlische Elbit Systems een zelfbeschermingssysteem dat effectief dergelijke raketten misleidt. Defensie sluit in samenwerking met Embraer hiertoe een contract af met Elbit Systems. Het systeem van Elbit is het enige gecertificeerde systeem op de C390M en het enige systeem dat tijdig gereed kan zijn om te voorkomen dat een tekort aan benodigde operationele capaciteiten ontstaat wanneer de C-130 niet meer inzetbaar is.
Klopt het dat Elbit Systems wapens levert aan het Israëlische leger, die worden gebruikt op de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook?
Het is bekend dat Elbit Systems wapens levert aan het Israëlische leger. Het kabinet heeft geen zicht op waar Israël deze wapens inzet.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering op geen enkele manier mag bijdragen aan de illegale Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland neemt bilateraal en in EU-verband altijd duidelijk stelling tegen nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse Gebieden. Nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht en bemoeilijken een duurzame oplossing van het conflict. Nederland ondersteunt dan ook geen activiteiten die direct bijdragen aan de constructie en instandhouding van illegale nederzettingen of dat direct faciliteren. Nederland heeft zich binnen de EU ook ingezet voor de aanname van sancties tegen gewelddadige kolonisten. Het kabinet blijft zich daar voor inzetten.
Deelt u de mening dat hieruit volgt dat zakendoen met een bedrijf dat wapens levert om een illegale bezetting mee af te dwingen onbestaanbaar is voor de Nederlandse regering? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitgebreid reageren?
Vanwege de toegenomen dreiging en de veroudering van het huidige materieel heeft Defensie op zeer korte termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen blijven uitvoeren. Dit is noodzakelijk voor de veiligheid van Nederland en Europa. Defensie heeft reeds materieel uit Israël in gebruik. Dit materieel is van groot belang voor de bestaande slagkracht van de krijgsmacht en voor de veiligheid van onze militairen; onder meer raketartillerie, zelfbeschermingssystemen, anti-tank capaciteit, vliegerhelmen en operationele communicatieapparatuur. Datzelfde belang geldt voor nieuw materieel dat Defensie op basis van het eisenpakket in Israël wil aanschaffen. Het tijdig kunnen leveren van materieel is hierbij een belangrijke eis. Uitstel van aanschaf van voor Defensie kritische systemen is een onaanvaardbaar risico in de huidige onzekere geopolitieke wereld.
In alle relevante contacten met de Israëlische regering wijst het kabinet Israël op haar internationaal rechterlijke verplichtingen en op de naleving van uitspraken van internationale hoven. De toenmalig Minister-President heeft op 4 juni jl. het belang van naleving nogmaals stevig onderstreept in zijn gesprek met premier Netanyahu.
Bent u zich bewust van het feit dat de Israëlische regering met betrekking tot de oorlog in Gaza meerdere uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en een aangenomen resolutie van de VN-veiligheidsraad naast zich heeft neergelegd en dat de aanklager van het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen tegen twee leden van de Israëlische regering wil? Zo ja, waarom wilt u nog zakendoen met de defensie-industrie van de Israëlische regering?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u zich bewust van het feit dat de Minister van Buitenlandse Zaken gesprekken voert over het tijdelijk bevriezen van het associatieakkoord tussen de Europese Unie en Israël vanwege de minachting van de Israëlische regering voor het internationaal recht? Zo ja, bent u het er dan mee eens dat dit besluit niet coherent is met het beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken?
De Minister van Buitenlandse Zaken voert geen gesprekken over het tijdelijk bevriezen van het associatieakkoord. Op voorstel van de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Raad Buitenlandse Zaken besloten een bijeenkomst van de Associatieraad tussen de EU en Israël te organiseren. Dit forum biedt de kans om het gesprek aan te gaan met Israël en zorgen over te brengen. Israël heeft de uitnodiging aangenomen. Het kabinet zet zich ervoor in dat de Associatieraad op korte termijn plaatsvindt.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse import van Israëlische wapens van de afgelopen vijf jaar?
Defensie informeert de Kamer conform de afspraken van het Defensie Materieelproces (DMP, Kamerstuk 27 830, nr. 431 van 23 april 2024) halfjaarlijks over grote materieelprojecten. In het Defensie Projectenoverzicht (DPO, Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024) heeft de Kamer recentelijk een geactualiseerd overzicht gekregen van alle DMP-plichtige projecten.
Voor een aantal van deze projecten geldt dat (delen van) wapensystemen, direct of indirect (als onderleverancier) worden aangeschaft bij een Israëlische producent. Zo heeft Defensie de Kamer in april 2023 geïnformeerd over de keuze voor het Israëlische PULS systeem binnen het project Raketartillerie, op grond van operationele beoordelingscriteria, levertijd, prijs, risico’s en mogelijkheden tot internationale samenwerking (Kamerstuk 27 830, nr. 392 van 3 april 2023). Ook heeft Defensie in de zomer van 2023 een contract getekend met firma Elbit voor de levering van het ReDrone systeem voor detectie, identificatie, verstoring en overnemen van unmanned aerial systems (UAS) (DPO 2023, Kamerstuk 27 830, nr. 417 van 19 september 2023). Verder heeft de firma Elbit zelfbeschermingsmiddelen voor het Gulfstream G-650 VIP vliegtuig geleverd, waarmee het toestel wordt beschermd tegen hittezoekende, radar- of lasergeleide raketsystemen (DPO 2023, Kamerstuk 27 830, nr. 417 van 19 september 2023). Ook binnen het project «Aanpak obsolescentie Cougar-helikopters» treedt Elbit op als leverancier, specifiek van de 3D Helmet Display Tracking System Head-up Display (DPO 2024, Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024).
Binnen het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 34 000 X, nr. 98 van 4 juni 2015) levert Elbit naast zogenaamde «Smart Vests» (een communicatiesysteem, geïntegreerd in een ballistisch vest) ook digitale soldaat- en voertuigsystemen, waaronder beveiligde persoonlijke radio’s. Verder heeft Defensie in 2020 een contract afgesloten met Elbit Systems voor helderheidsversterkende kijkers voor operationele eenheden. Met deze kijkers zijn militairen in staat om in situaties waar zeer weinig licht is, toch te kunnen zien.
Kunt u uitsluiten dat wapens van Elbit Systems de afgelopen maanden zijn gebruikt bij mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza?
Het kabinet heeft geen zicht op welke wapensystemen Israël waar en wanneer inzet.
Op basis waarvan sluit u bepaalde wapenproducenten uit sommige landen uit? Kunt u het beleid toelichten en praktische voorbeelden geven van landen of bedrijven waar Nederland geen militair materieel inkoopt?
Nederland houdt zich aan internationale sancties en wapenembargo's die zijn opgelegd door de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU). Dit betekent dat Nederland geen wapens mag kopen van of verkopen aan landen die onder deze sancties vallen. Ook heeft Nederland eigen wetten en regels die de import en export van wapens reguleren op basis waarvan producenten kunnen worden uitgesloten. Zoals met uw Kamer gedeeld, moet voor bijzondere opdrachten aan de Algemene Beveiligingseisen Defensie Opdrachten (ABDO) worden voldaan.2 Per opdracht wordt gekeken of een opdracht gerubriceerd is en dus of er een ABDO-autorisatie nodig is. ABDO stelt strenge beveiligingseisen aan leveranciers die toegang hebben tot gevoelige en gerubriceerde informatie. Als een wapenproducent niet voldoet aan deze beveiligingseisen, kan dit leiden tot uitsluiting van deelname aan defensieopdrachten. Het beleid is gericht op een zorgvuldige afweging van belangen en risico’s.
Praktische voorbeelden van landen waar Nederland geen militair materieel inkoopt zijn Rusland en Noord-Korea.
De problemen bij Esdege Reigersdaal |
|
Sarah Dobbe |
|
Conny Helder (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op de brief van zorgverleners van de locatie Klaverweide van Esdege Reigersdaal over de problemen op die locatie?1
Ik vind het moedig dat zij hun stem laten horen met deze brief. Het is belangrijk dat deze signalen serieus worden genomen.
Primair is de Raad van Bestuur van een zorgorganisatie verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede zorg en een veilig werkklimaat. Het is zijn verantwoordelijkheid om de situatie goed te onderzoeken en samen met bewoners, naasten en medewerkers in kaart te brengen wat er nodig is en in goede afstemming deze benodigde verbeteringen door te voeren.
Ik wil daar ook realistisch in zijn: het is soms zoeken en soms loopt het een periode niet of minder goed op een locatie. Een Raad van Bestuur mag daar nooit in berusten; op zorgaanbieders rust altijd de plicht om te onderzoeken hoe het beter kan en daarbij hulp in te schakelen wanneer zij er zelf niet uitkomen.
Bent u het ermee eens dat het voor de mensen die op die locatie wonen en afhankelijk zijn van zorg van groot belang is dat zij vaste vertrouwde begeleiders hebben?
Vaste vertrouwde begeleiders zijn belangrijk voor mensen die afhankelijk zijn van zorg. Helemaal in situaties waarbij het gaat om mensen met een zorg- en ondersteuningsvraag waarbij het gedrag en het kunnen begrijpen van de behoefte achter het gedrag een grote rol spelen. Het is belangrijk dat de inzet van de zorgaanbieder gericht is op het vinden, ontwikkelen en behouden van deskundige medewerkers.
Heeft u concrete aanwijzingen dat de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht hun verantwoordelijkheid nemen voor de ontstane situatie of gaat u daar enkel vanuit, aangezien dit door de betrokken werknemers absoluut niet zo ervaren wordt?2
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg aan cliënten. Onderdeel daarvan is de vraag of de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht hun verantwoordelijkheid nemen in geval van incidenten of onrust binnen een organisatie. De inspectie voert haar taak onafhankelijk en risicogestuurd uit. Van de bestuurder van Esdégé Reigersdaal heb ik begrepen dat zij in samenspraak met de IGJ aan de slag zijn met verbetermaatregelen.
Waarom stelt u in antwoord op eerdere vragen dat er sprake is geweest van een «uitgebreid voortraject», terwijl de geplande mediation nooit heeft plaatsgevonden?3
In het antwoord van mijn ambtsvoorganger werd met een uitgebreid voortraject niet specifiek gedoeld op mediation. Er is op deze locatie veel aandacht geweest voor teamontwikkeling. Ook hebben meerdere gesprekken tussen medewerkers en management plaatsgevonden. Het feit dat het onderdeel mediation uit dit traject is weggevallen, maakt nog niet dat er niet meer gesproken kan worden van een uitgebreid voortraject.
Heeft u voor de beantwoording van de eerdere vragen ook contact gehad met de betrokken medewerkers en verwanten van cliënten van Abel Tasman en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), of enkel met het bestuur van Esdege Reigersdaal? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen en ook met zorgverleners en verwanten op locatie Klaverweide te spreken?
Zowel voor de beantwoording van de eerdere vragen over Abel Tasman als voor de beantwoording van deze vragen over Klaverweide is er contact geweest met de IGJ. Omdat de IGJ, als onderdeel van het toezicht, ook de rechten van patiënten en cliënten bewaakt, neemt de IGJ het perspectief van alle betrokkenen mee, gericht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg aan cliënten.
Als er signalen over de kwaliteit van zorg in zorginstellingen zijn, dan is het belangrijk om deze signalen te delen met de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van de betreffende zorgaanbieder. Ook kunnen signalen gedeeld worden met de IGJ. De IGJ houdt toezicht op zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg. Zij doet dit op basis van diverse informatie over de kwaliteit van de zorg, bijvoorbeeld via signalen en meldingen die worden gedaan. De IGJ heeft contact met zorgaanbieder en/of bezoekt zorgaanbieders (onaangekondigd) aan de hand van een risico-inschatting. Dit risico schat de IGJ in op basis van verzamelde informatie. Deze informatie komt onder andere uit meldingen, signalen/klachten, uitkomsten van eerdere inspectiebezoeken en jaarverslagen van zorgaanbieders. In zijn algemeenheid is het zo dat als de IGJ een bezoek brengt aan een zorgaanbieder in de gehandicaptenzorg er altijd gesproken wordt met zorgverleners, cliënten en clientvertegenwoordigers. Dit kan ook iemand van de verwantenraad zijn. Afhankelijk van de omstandigheden kan ook gesproken worden met intern toezicht en de medezeggenschapsorganen van de zorgaanbieder (ondernemingsraad en centrale cliëntenraad).
Gezien de rol van de IGJ, heb ik zelf geen contact opgenomen met (vertegenwoordigers van) zorgverleners en verwanten. De reden dat ik wel contact heb opgenomen met de Raad van Bestuur ligt in het feit dat in de artikelen vooral de zienswijze van zorgverleners en verwanten werd geschetst en ik meer inzicht wilde hebben in de zienswijze van de Raad van Bestuur.
Deelt u de mening dat als er signalen zijn over de kwaliteit van zorg in zorginstellingen dat er niet alleen met de Raad van Bestuur gesproken dient te worden maar ook met andere betrokkenen, zoals medezeggenschapsorganen van medewerkers en cliënten, en ook met de direct betrokkenen om zicht te kunnen hebben op problemen en oplossingen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de zorgen dat er een structureel probleem lijkt te bestaan bij Esdege Reigersdaal, nu er na de klachten van het personeel van de locatie Abel Tasman en de verwanten van de cliënten van de locatie Abel Tasman ook nog de brief over de locatie Klaverweide is gekomen?4 5
Elke locatie van een zorgorganisatie met problemen is er natuurlijk één te veel. Tegelijkertijd is zorg mensenwerk en kan het voorkomen dat het soms een gezamenlijke zoektocht is hoe te komen tot de juiste zorg en ondersteuning en samenwerking in het team. Esdégé Reigersdaal is een organisatie met ruim 200 locaties. Dan kan het voorkomen dat er onvrede ontstaat op enkele van die locaties. Het hoort bij de taak van de IGJ om te controleren via het toezicht dat er geen sprake is van een structureel probleem waarbij de kwaliteit en de veiligheid van de zorg in het geding komt.
Bent u het ermee eens dat de claim dat de problemen op de locatie Abel Tasman te maken hadden met het personeel daar nog ongeloofwaardiger is geworden, nu duidelijk wordt dat de onvrede bij Esdege Reigersdaal breder leeft?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het ermee eens dat de manier waarop zorgverleners en verwanten van cliënten van Esdege Reigersdaal hun onvrede moeten uiten duidelijk maken dat de medezeggenschap voor zorgverleners, cliënten en hun verwanten tekortschiet? Zo ja, bent u het ermee eens dat deze zou moeten worden verbeterd?
Of de medezeggenschap bij Esdégé Reigersdaal tekortschiet kan ik niet beoordelen. Als daar aanleiding voor is vanuit het toezicht houdt de IGJ ook toezicht op een adequate inrichting van de medezeggenschap.
Bent u ervan op de hoogte dat een aantal medewerkers en verwanten aangeven al eerder meldingen te hebben gedaan bij de IGJ? Bent u van mening dat deze signalen van medewerkers en verwanten voldoende en tijdig zijn opgepakt?
Het klopt dat er meldingen bij de IGJ zijn gedaan. Naar aanleiding van deze meldingen heeft de IGJ vervolgacties ondernomen en is een toezichtstraject gestart. Over de inhoud van de meldingen of lopend toezicht doet de IGJ geen mededelingen.
Bent u bereid om het bestuur van Esdege Reigersdaal aan te spreken op de problemen en de ontstane onvrede daarover?
Het is de taak van de Raad van Toezicht van Esdégé Reigersdaal om het bestuur aan te spreken wanneer er problemen zijn. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg aan cliënten en treedt op mocht de kwaliteit of veiligheid in het geding zijn.
m_source=google&utm_medium=organic)
Het bericht dat er een nieuwe rechtszaak komt over het exportverbod voor F-35 onderdelen naar Israël. |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe rechtszaak om exportverbod F-35-onderdelen naar Israël»?1
Ja.
Klopt het dat F-35 onderdelen volgens exportvergunning NL009 nog steeds via doorvoerlanden in Israël terecht kunnen komen?
Het kabinet acht het niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.2 Het kabinet baseert deze conclusie op vertrouwelijke gegevens. Deze informatie is vertrouwelijk omdat zij inzage biedt in het logistieke proces van productie en onderhoud van alle F-35-toestellen wereldwijd. F-35-partners mogen deze informatie om die reden niet met derden delen.
Deelt u de mening dat dit de schijn wekt van het proberen te omzeilen van een gerechtelijke uitspraak door de Nederlandse staat? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet geeft opvolging aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag door middel van de aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL009 waardoor de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet langer is toegestaan.
Er is door het kabinet niet gevraagd om naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Het kabinet is wel in geregeld contact met de F-35-partners over het F-35-programma. De F-35-partners zijn geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35 onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. De gevolgen van de rechterlijke uitspraak, die de regering gebiedt de door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken, zijn in gesprekken met partners ook aan de orde gekomen. Het kabinet acht het voeren van deze gesprekken van groot belang omdat Nederland een betrouwbare bondgenoot wil zijn. Het kabinet wil het F-35-programma voor het overige zoveel mogelijk continueren. De kaders van het arrest zijn voor het kabinet steeds leidend geweest in deze gesprekken.
Deelt u de mening dat, sinds de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat de Israëlische aanval op Rafah moet stoppen, er van wapenexport naar Israël al helemaal geen sprake kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals met uw Kamer gedeeld, maakt het kabinet zich grote zorgen over de situatie in Gaza, die met groot menselijk leed gepaard gaat. Nederland roept Israël op onmiddellijk opvolging te geven aan de voorlopige maatregelen die het Internationaal Gerechtshof heeft opgelegd, waaronder die van 25 mei jl. Het kabinet is van mening dat Israël zijn aanval op Rafah moet staken en blijft Israël oproepen tot het openstellen en openhouden van grensovergangen voor humanitaire toegang.
Nederland beoordeelt vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval. Alle aanvragen worden zorgvuldig getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid, waaronder risico’s dat uit te voeren goederen gebruikt worden bij mensenrechtenschendingen of het begaan van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daar waar een duidelijk risico op dergelijke schendingen wordt vastgesteld zal dit leiden tot een afwijzing.
De kernwapentaak van de F-35 |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven, nu de F-35 de kernwapentaak van de F-16 heeft overgenomen, of er kernwapens in Nederland liggen?1
Zoals uw Kamer bekend, kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. Hieraan liggen veiligheidsoverwegingen ten grondslag.
Heeft de F-35 de kernwapentaak volledig van de F-16 overgenomen?
Ja, de F-35 heeft de Nederlandse kernwapentaak volledig overgenomen van de F-16.
Klopt het dat de F-35 enkel gecertificeerd is de nieuwe Amerikaanse B61–12 kernbom te dragen, en dus niet de oudere types die in Europa liggen of lagen?2
Ik kan geen mededelingen doen over de operationele details omtrent de certificering van de F-35 voor de kernwapentaak. Hieraan liggen veiligheidsoverwegingen ten grondslag.
Is de B61–12 inmiddels aanwezig in Nederland? Wanneer is of wordt deze overgebracht?
Zie het antwoord bij vraag 1.
Waarom is de Kamer hier (nog) niet over geïnformeerd? Wanneer en hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich de aangenomen motie Van Dijk over de komst van nieuwe Amerikaanse kernwapens naar Nederland, die uitspreekt dat over een dergelijk ingrijpend besluit zo veel mogelijk transparantie moet bestaan, en de regering verzoekt de Kamer te informeren over de stand van zaken over de modernisering van kernwapens in Nederland (Kamerstuk 36 200 V, nr. 30)? Deelt u de mening dat deze motie niet voldoende is uitgevoerd? Bent u alsnog bereid transparant te zijn?
Ja, de motie Van Dijk over nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens van 25 november 2022 is bekend. We delen de mening dat deze motie niet voldoende is uitgevoerd, niet. De motie is uitgevoerd met de Kamerbrief3 die op 22 december 2022 is verstuurd in reactie op de motie. Zoals in de Kamerbrief is vermeld, voeren de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma (Life Extension Program) uit met als doel de veiligheid en effectiviteit van onder meer het type B61 kernwapen blijvend te garanderen. Uw Kamer is afgelopen jaren herhaaldelijk geïnformeerd over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, meest recent nog in antwoord op vragen van de leden Dobbe en Van Kent4.
Deelt u de zorgen van vredesorganisatie PAX dat de komst van de B61–12 ten minste op gespannen voet staat met het Non-proliferatieverdrag (NPV), onder andere vanwege de nieuwe capaciteiten van deze bom? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord bij vraag 1 aangegeven, kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. In algemene zin deelt het kabinet de zorgen van PAX niet, omdat de B61-12 geen nieuw kernwapen is. De Verenigde Staten hebben reeds in 2010 in de Nuclear Posture Review benadrukt dat het levensduurverlengingsprogramma gericht is op de modernisering van Amerikaanse kernwapens en geen nieuwe militaire capaciteiten oplevert.
Kunt u aangeven hoe de bij het NPV aangesloten landen op dit moment denken over het zogeheten nuclear sharing beleid van de NAVO? Steunt een meerderheid dergelijk beleid waarbij kernwapenstaten hun kernwapens in niet-kernwapenstaten plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals meermaals is gecommuniceerd aan de Kamer, meest recent nog in antwoord op Kamervragen van het lid Futselaar5, zijn tijdens de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) de zogeheten nuclear sharing arrangements van de NAVO expliciet aan de orde geweest. Geen van de verdragspartijen heeft formeel bezwaar aangetekend tegen de afspraken bij de ondertekening van het verdrag in 1968, de inwerkingtreding in 1970 of in de decennia daarna. De afspraken zijn niet in strijd met het NPV. Tijdens de bijeenkomsten van het NPV staat het onderwerp nuclear sharing niet op de agenda.
Kunt u toelichten waarom op de website van het Ministerie van Defensie staat: «Met de transitie [van de kernwapentaak naar de F-35] herbevestigt Nederland het langdurig commitment aan de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking»?3 Hoe is dit «langdurig commitment» te rijmen met de verplichting tot ontwapening in het NPV, artikel 6?4
Zoals aangegeven in de Kamerbrief in reactie op de motie Van Dijk over nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens8, bemoeilijkt het huidige internationale veiligheidsklimaat de inzet op wapenbeheersing en ontwapening aanzienlijk. Desalniettemin blijft het kabinet gecommitteerd aan een wereld zonder kernwapens. Omdat dit doel van veel spelers afhankelijk is en gekoppeld is aan de mondiale veiligheidssituatie, is het per definitie een langdurig en complex proces, met stapsgewijze, incrementele vooruitgang en soms onvermijdelijke achteruitgang. In dit proces maakt het kabinet doorlopend een afweging tussen het streven naar een wereld zonder kernwapens en de geopolitieke realiteit van het moment.
Een wereld waarin NAVO-bondgenoten eenzijdig ontwapenen en andere landen niet, is voor Nederland geen veiligere wereld. Zolang kernwapens bestaan in de wereld, blijft de NAVO een nucleaire alliantie en blijft nucleaire afschrikking een essentiële rol spelen bij het behouden van strategisch evenwicht en het voorkomen van de inzet van kernwapens. Nederland is en blijft voor deze nucleaire afschrikking volledig gecommitteerd aan de NAVO, en geeft hier invulling aan met de kernwapentaak. Het fundamentele doel van de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking is om vrede te bewaren, dwang te voorkomen en agressie af te schrikken.
Het bericht dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden?1
Ja. Op 15 juli heeft het parlement echter tegen de wetswijziging gestemd. Vrouwelijke genitale verminking blijft dus illegaal in Gambia.
Deelt u de mening dat Nederland zich tegen dit soort ontwikkelingen uit dient te spreken? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik. De wijze waarop Nederland zich uitspreekt dient bij te dragen aan de doelstelling om het verbod op vrouwelijke genitale verminking te behouden. De behoeften van het lokale maatschappelijk middenveld zijn hierbij leidend. Publieke verklaringen tegen vrouwelijke genitale verminking zijn minder geschikt vanwege de binnenlandse perceptie dat verzet tegen het verbod op vrouwelijke genitale besnijdenis ongewenste westerse beïnvloeding betreft. Nederland spreekt zich daarom middels stille diplomatie uit tegen het intrekken van het verbod op vrouwelijke genitale verminking.
Welke diplomatieke middelen acht u geschikt om in te zetten tegen deze ontwikkeling? Welke heeft u al ingezet? Welke diplomatieke middelen sluit u uit en waarom? Kunt u een uitgebreide reactie sturen?
Onze ambassadeur in Dakar heeft de Nederlandse positie met betrekking tot het wetsvoorstel betreffende legalisering van vrouwelijke genitale verminking meermaals met vertegenwoordigers van de Gambiaanse regering besproken, waaronder op 3 juni met de Gambiaanse Minister van Justitie. Ook heeft de ambassade in Dakar recentelijk een bijeenkomst georganiseerd met Gambiaanse organisaties, gelijkgezinde landen en VN-organisaties om informatie uit te wisselen en handelingsopties te bespreken. De EU-delegatie in Gambia is samen met gelijkgestemde ambassades en VN-agentschappen actief in gesprek met vertegenwoordigers van de regering en andere belangrijke belanghebbenden (leden van de National Assembly en politieke partijen) en steunt een brede coalitie van organisaties in het maatschappelijk middenveld.
Het kabinet maakt voortdurend de afweging of ontwikkelingshulp effectief wordt besteed of moet worden stopgezet, met als doel te voorkomen dat het stoppen van die hulp juist de kwetsbare gemeenschappen het zwaarst treft. Nederland biedt geen directe steun aan de Gambiaanse overheid.
Het tegengaan van genitale verminking wordt door een in het artikel opgevoerde activist geduid als een «Westers complot», deelt u de beoordeling dat basale universele mensenrechten steeds vaker worden neergezet als «het opleggen van Westerse waarden»?
Wereldwijd is inderdaad een trend zichtbaar waarbij mensenrechten als westerse waarden worden geportretteerd die aan andere landen zouden worden of zijn opgelegd. Dit betreft een incorrecte weergave van feiten; het gaat immers om universele rechten waar landen zich zelf aan hebben gecommitteerd (bv. via de VN-mensenrechtenverklaring).
Heeft u in beeld of er in andere landen soortgelijke politieke ontwikkelingen zijn waarbij mensen- en vooral vrouwenrechten onder druk komen te staan? Zo ja, kunt u uw bevindingen en het beleid dat u hier op voert met de Kamer delen?
Ook in andere landen is toenemende repressieve druk zichtbaar op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), mensen- en vrouwenrechten.
Het kabinet monitort de situatie wereldwijd nauwkeurig. Het kabinet heeft zeker aandacht voor mensen- en vrouwenrechten, waaronder toegang tot gezondheid, inclusief SRGR, gelijkheid en het uitbannen van schadelijke praktijken. Dit gebeurt zowel door financiering van programma’s en organisaties als via stille en publieke diplomatie. Bij de te kiezen aanpak wordt gekeken naar de behoefte van de gemarginaliseerde groepen in het desbetreffende land.
Ontwikkelingen in Jemen |
|
Don Ceder (CU), Sarah Dobbe (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente oproep van 190 humanitaire organisaties die actief zijn in Jemen die vragen om duurzame steun om de grote noden in het land tegen te gaan?1
Ja.
Hoe reageren Nederland en de Europese Unie (EU) op deze oproep? Is er bereidheid om meer humanitaire hulp te bieden?
Nederland is zich bewust van de hoge noden in Jemen en is sinds jaren een substantiële humanitaire donor. De afgelopen jaren was Nederland een grote donor van het humanitaire fonds voor Jemen van de VN (Country Based Pooled Fund). Met ingang van vorig jaar is besloten tot een meerjarige bijdrage aan het fonds van 10 miljoen euro per jaar. Daarnaast steunt Nederland de Dutch Relief Alliance (DRA). De bijdrage aan de Joint Response van de DRA voor Jemen bedraagt 24 miljoen euro in de periode 2024 t/m 2026. In de Kamerbrief over humanitaire hulp en diplomatie van april 2024 maakte het kabinet de verdeling van het humanitaire budget voor 2024 bekend. Naast deze bijdragen is de financiële ruimte beperkt en wordt momenteel geen additionele financiële bijdrage voor Jemen overwogen. De bijdrage van ECHO, het humanitaire programma van de EU, voor Jemen wordt jaarlijks vastgesteld. In 2024 is die bijdrage 125 miljoen euro.
Bent u bekend met de grote zorgen die de speciale gezant van de Verenigde Naties (VN) voor Jemen heeft over de vredesonderhandelingen in het land?2
Ja.
Hoe kunnen de EU en Nederland eraan bijdragen dat de vredesonderhandelingen in Jemen een nieuwe impuls krijgen? Wordt hier op ingezet?
In Jemen heeft het jarenlange conflict tussen verschillende rivaliserende partijen geleid tot een van de ergste humanitaire rampen ter wereld. Een stabiel en vreedzaam Jemen is in Nederlands en Europees belang. Nederland zet zich daarom in voor een rechtvaardig en inclusief vredesproces onder leiding van de VN. Eind vorig jaar kondigde de VN speciale gezant voor Jemen Hans Grundberg aan dat alle strijdende partijen overeenstemming hadden bereikt over de te zetten stappen voor de beëindiging van de burgeroorlog. De verslechterde veiligheidssituatie in Jemen en de ontwikkelingen in de Rode Zee dragen er echter aan bij dat een formeel vredesakkoord vooralsnog uitblijft. Nederland blijft het mandaat van de VN gezant ondersteunen en in multilateraal verband voortdurend aandacht vragen voor dit vergeten conflict.
Herinnert u zich de twee jaar geleden aangenomen motie die de Nederlandse regering verzoekt zich in te spannen voor hervatting van VN-onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen?3
Ja.
Kunt u aangeven wat is gedaan om deze motie uit te voeren?
Aan deze motie is op verschillende momenten uitvoering gegeven. Zo heeft Nederland op ministerieel niveau in VN-verband aandacht gevraagd voor het tegengaan van straffeloosheid voor oorlogsmisdaden in Jemen, onder meer tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ook heeft Nederland zich de afgelopen twee jaar in de VN-Mensenrechtenraad ingezet voor onafhankelijk onderzoek naar en het tegengaan van straffeloosheid voor gepleegde oorlogsmisdrijven in Jemen.
Kunt u, nu Nederland weer in de Mensenrechtenraad van de VN zit, daar een nieuwe poging doen om te komen tot onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren in de VN-Mensenrechtenraad ingezet voor onafhankelijk onderzoek naar oorlogsmisdrijven in Jemen. Helaas bleek in de Mensenrechtenraad onvoldoende draagvlak om dit te concretiseren in resolutieteksten. Wel is een verlenging van technische ondersteuning aan de nationale onderzoekscommissie in Jemen (NCOI) gerealiseerd. Nederland blijft zich – ook als lid van de Mensenrechtenraad – samen met gelijkgezinden inzetten om het tegengaan van straffeloosheid in Jemen op de internationale agenda te houden.
Kunt u nader toelichten waarom het aanvullend nationaal wapenexportcontrolebeleid in de vorm van een zogeheten presumption of denial, dat onder andere gold voor Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, is afgeschaft?4
Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 14 juli 20235 waarin uitgebreid wordt toegelicht waarom het aanvullend nationaal beleid, dat van toepassing was op onder andere Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, is afgeschaft.
Deelt u de zorgen dat wapenexport naar deze landen, die mogelijk verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden in Jemen, uitermate zorgelijk blijft en kan bijdragen aan nieuwe schendingen, zeker nu vredesonderhandelingen lijken te stagneren? Bent u het ermee eens dat er geen aanleiding is wapenexportcontrole naar deze landen minder strikt toe te passen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich ervan bewust dat de situatie in Jemen instabiel is en dat de vredesonderhandelingen nog lopen. Het afschaffen van het nationaal beleid doet er niet aan af dat Nederland scherp blijft toezien op het belang dat Nederlandse goederen niet worden gebruikt in conflicten zoals in Jemen. Zoals wordt toegelicht in de Kamerbrief van 14 juli 2023 volstaat een strikte toets aan de bestaande kaders van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Het bericht ‘Nederlands bedrijf negeert ernstige schendingen in Saudi-Arabië’ |
|
Sarah Dobbe , Marieke Koekkoek (D66), Daniëlle Hirsch (GL), Mpanzu Bamenga (D66), Don Ceder (CU) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de briefing van Amnesty International getiteld «Nederlands bedrijf negeert ernstige schendingen in Saudi-Arabië»?1
Ja
Kunt u reageren op de conclusie dat een Nederlands bedrijf, met behulp van de overheid, heeft bijgedragen aan het schenden van mensenrechten?
Het kabinet neemt bevindingen van maatschappelijke organisatie waaronder Amnesty International serieus. De onderwerpen die de briefing van Amnesty International worden genoemd zijn onderdeel van de structurele mensenrechtendialoog die Nederland als enige land, naast de Europese Unie, met Saoedi-Arabië onderhoudt. Met deze dialoog richten we ons op het bespreken van bredere mensenrechtenaspecten in Saoedi-Arabië die buiten de invloedssfeer van de ketenverantwoordelijkheid van bedrijven kunnen liggen.
Bent u het ermee eens dat volgens de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Nederlandse beleid inzake Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) bedrijven niet enkel verantwoordelijkheid dragen voor de rechten van degenen die zij zelf in dienst hebben, maar ook voor de rechten van andere mensen die worden geraakt door hun bedrijvigheid? En deelt u de opvatting dat die verantwoordelijkheid dus ook geldt als mensen van hun land worden verdreven en worden vervolgd als zij hiertegen protesteren?
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights vormen de basis van het IMVO-beleid. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met deze normen toepassen om negatieve gevolgen voor mens en milieu in hun bedrijfsvoering en waardeketens te identificeren en aan te pakken. De OESO-richtlijnen bevelen ondernemingen daarbij aan om maatregelen te nemen om een veilige ruimte te creëren waarin zorgen over negatieve gevolgen zonder represailles kunnen worden geuit. Gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf. De Nederlandse overheid informeert bedrijven over het belang van IMVO en het toepassen van gepaste zorgvuldigheid en biedt dienstverlening om bedrijven hierin te ondersteunen.
Zijn er andere Nederlandse bedrijven betrokken bij het project «The Line» en, zo ja, kunt u toezeggen in gesprek met deze bedrijven te gaan over hun verantwoordelijkheid met betrekking tot het waarborgen van mensenrechten?
Ja, er zijn meerdere Nederlandse bedrijven betrokken bij het project «The Line». De verantwoordelijkheid met betrekking tot het waarborgen van mensenrechten (en in breder verband IMVO) ligt bij de bedrijven en het onderstrepen van de OESO-richtlijnen maakt onderdeel uit van de reguliere contacten die RVO en de ambassade in Saoedi-Arabië onderhouden met deze bedrijven.
Op welke manier zijn ondernemers die deelnamen aan de economische missie naar Saudi-Arabië in 2022, getoetst op IMVO en hoe zijn zij geïnformeerd over de risico’s? Zijn er deelnemende bedrijven die na afloop van de economische missie nog ondersteund zijn bij economische activiteiten in Saudi-Arabië?
Deelnemende bedrijven aan de economische missies naar Saoedi-Arabië in 2022 en 2024 hebben voldaan aan het IMVO kader voor economische missies.2 Zij hebben de IMVO-zelfscan ingevuld welke vragen stelt over de toepassing van de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid. Zoals eerder medegedeeld aan Amnesty International, gaven de uitkomsten van deze zelfscans geen aanleiding tot nader onderzoek. Enkele bedrijven die deelnamen aan de economische missie in 2022, maakten ook in 2024 onderdeel uit van een economische missie op het gebied van tuinbouw en water naar Saoedi-Arabië. Voorafgaand en tijdens deze recente economische missie is een presentatie gegeven over IMVO, waarin de verwachtingen van de Nederlandse overheid op het gebied van IMVO zijn gedeeld met betrokken Nederlandse bedrijven. Hierin was tevens een rol weggelegd voor de regionale IMVO-expert in de Golfregio (zie tevens het antwoord op vraag 8).
Geven de conclusies uit deze briefing aanleiding om de voorwaarden met betrekking tot IMVO voor deelname aan economische missies aan te scherpen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De conclusies in de briefing geven geen aanleiding om de voorwaarden met betrekking tot IMVO voor deelname aan economische missies aan te scherpen. Toepassing van de OESO-richtlijnen wordt als voorwaarde gesteld aan alle bedrijven om deel te kunnen nemen aan een economische missie. In combinatie met de voorlichting die in het kader van economische missies aan bedrijven wordt gegeven over IMVO-risico's, vormt dit coherent beleid waarmee bedrijven worden geïnformeerd over de verwachting die het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ten aanzien van hun verantwoordelijkheid voor het opvolgen van de OESO-richtlijnen. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is en blijft de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf.
Zouden de acties en uitspraken zoals beschreven in de briefing nog houdbaar zijn onder de onlangs aangenomen Europese richtlijn voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen? Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht deze richtlijn in Nederland te implementeren?
De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) verplicht grote bedrijven gepaste zorgvuldigheid toe te passen in hun waardeketen. De richtlijn draagt daarmee bij aan het Europees en mondiaal bevorderen van mensenrechten en milieubescherming. Het kabinet kan zich niet uitspreken over individuele bedrijven en of zij wel of niet voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn. Het is straks aan een onafhankelijk toezichthouder om dit te beoordelen.
Voor nationale implementatie van de CSDDD zullen de gebruikelijke procedures doorlopen worden. Na publicatie in het EU Publicatieblad en inwerkingtreding hebben lidstaten twee jaar de tijd om de CSDDD om te zetten in nationale wetgeving. Om tijdige implementatie mogelijk te maken zijn de voorbereidingen al gestart.
Kunt u reageren op elk van de aan de overheid gerichte aanbevelingen in de briefing?
In de briefing worden 7 aanbevelingen richting de overheid gedaan. Deze gaan over het Nederlands handelsbeleid en prioriteitsmarkten, voorwaarden m.b.t. gepaste zorgvuldigheid op het gebied van mensenrechten voor overheidssteun en de informatieverstrekking hierover. Hier zal ik kort op ingaan. Ten eerste het Nederlandse handelsbeleid, dat is gericht op de versterking van ons internationale verdienvermogen. Mensenrechten en handel sluiten elkaar niet uit en kunnen elkaar aanvullen. Keuzes voor prioriteitsmarkten en economische relaties die hieruit voortvloeien bieden mogelijkheden om binnen deze brede bilaterale relatie het gesprek te voeren over gevoelige onderwerpen.
Ten tweede, wat betreft de voorwaarden met betrekking tot mensenrechten due diligence; deze zijn al ontwikkeld en onderdeel van staand beleid. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen toepassen om in aanmerking te komen voor het bedrijfsleven instrumentarium. In de toetsing is sprake van proportionaliteit en deze is gericht op het verbeteren van de verankering van IMVO en niet op uitsluiting van het instrumentarium. Echter, als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, dan kan dit beëindiging (en terugvordering) van de steun of uitsluiting van een missie tot gevolg hebben.
Tot slot, zet de Nederlandse ambassade in Saoedi-Arabië zich ook actief in om te communiceren over IMVO risico’s in de lokale context, inclusief mensenrechtenschendingen. Er zijn leermodules beschikbaar en bedrijven kunnen voor vragen over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid terecht bij het IMVO-steunpunt. Op de landenpagina van Saoedi-Arabië op de website van de RVO is daarnaast informatie opgenomen over vaak voorkomende lokale IMVO-risico’s. Bovendien is een regionale IMVO-expert aangesteld in de Golfregio waar bedrijven terecht kunnen voor vragen en ondersteuning. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken organiseert daarnaast twee keer per jaar een Breed Mensenrechten Overleg met Nederlandse mensenrechtenorganisaties.
Het bericht dat er in vapes van Nederlandse kinderen giftige metalen, kankerverwekkende stoffen en veel meer nicotine zit dan wettelijk is toegestaan |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van RTL Nieuws, waaruit blijkt dat er in vapes van Nederlandse kinderen giftige metalen, kankerverwekkende stoffen en veel meer nicotine zit dan wettelijk is toegestaan?1
Het is zorgelijk en onverantwoordelijk dat deze schadelijke en verslavende – en in dit geval waarschijnlijk volstrekt illegale – producten nog steeds op de markt worden gebracht. Producenten, importeurs en handelaren moeten er voor zorgen dat hun producten aan de regels voldoen.
Zijn de geteste vapes verkrijgbaar bij reguliere verkooppunten op de Nederlandse markt?
Ik beschik niet over informatie over welke precieze merken en soorten vapes er in het RTL onderzoek getest zijn, en waar deze gekocht zijn. Op basis van het bericht lijkt het erop dat het illegale vapes zijn, omdat het vapes zijn met smaakjes en met een te grote inhoud.
In hoeverre is er zicht op de hoeveelheid schadelijke stoffen in vapes die worden verkocht bij reguliere verkooppunten?
Door wetenschappelijk onderzoek is al langer bekend dat er in vapes schadelijke stoffen zitten, waarvan nicotine het belangrijkste voorbeeld is. Dat is ook de reden waarom we deze producten zoveel mogelijk proberen te ontmoedigen. In Nederland wordt onderzoek gedaan naar schadelijke stoffen in vapes. Zo heeft het RIVM een rapport uitgebracht waar de gezondheidsrisico’s van e-sigaretgebruik zijn beschreven. In hun laatste factsheet beschrijft Trimbos eveneens het voorkomen van schadelijke stoffen zoals formaldehyde, acetaldehyde en acroleïne.
Bent u het ermee eens dat de handhaving op de industrie die deze vapes produceert en de verkooppunten die dit soort vapes met een hoger dan toegestane dosis schadelijke stoffen verkoopt sterk verbeterd zou moeten worden? Zo ja, welke stappen gaat u daartoe zetten?
De NVWA is de toezichthouder op de Tabaks-en rookwarenwet, waar de vapes onder vallen. De NVWA controleert in eerste instantie bij de bron, namelijk de importeurs en distributeurs waar de vapes binnenkomen. Als de NVWA vapes aantreft met bijvoorbeeld een te grote inhoud, te veel nicotine of met smaakjes, dan wordt er opgetreden. Op deze manier heeft de NVWA ervoor gezorgd dat er 3,6 miljoen vapes zijn uit de handel zijn gehaald. De NVWA werkt in het toezicht samen met de Douane om meer zicht te krijgen op de invoer van vapes. Daarnaast controleert de NVWA bij verkopende partijen zoals winkels.
Er wordt aan gewerkt om de NVWA meer handhavingsmogelijkheden te geven, zodat de handhaving verbeterd kan worden. Een voorbeeld hiervan is dat de NVWA ruimere bevoegdheden voor inbeslagname krijgt. Ook verhogen we de boetes voor overtreders. Importeurs, distributeurs en alle andere bedrijven en individuen in de handelsketen van vapes roep ik daarom op hun verantwoordelijkheid te nemen en alleen vapes te verkopen die aan de regels voldoen.
Wat wordt er aan gedaan om de industrie en producenten aan te pakken die deze stoffen in de vapes stoppen? Hoe worden zij aan banden gelegd en welke verdere stappen overweegt u richting de industrie?
We hebben al heel veel stappen gezet om het vapen terug te dringen, zoals het beperken van het aantal verkooppunten, het smaakjesverbod, het rookverbod en verder ga ik de verplichte neutrale verpakking invoeren. De NVWA en collega toezichthouders in andere lidstaten houden toezicht op de producenten om te voorkomen dat zij schadelijke additieven aan de vapevloeistoffen toevoegen. En waar mogelijk worden de eisen voor deze producten aangescherpt zodat producenten geen andere ongewenste stoffen toevoegen. Zo is er vanaf 1 april 2024 een lijst met verboden additieven gepubliceerd, die vanaf 1 april 2025 expliciet verboden zijn in vapes.
Overigens lijken veel van de door RTL onderzochte vapes niet via het reguliere verkoopkanaal in Nederland te komen. Deze vapes met grote inhoud zullen naar verwachting ook niet in Nederland of Europa zijn geproduceerd omdat die niet aan de Europese regels lijken te voldoen.
Welke maatregelen worden momenteel getroffen om te voorkomen dat vapes worden verkocht aan minderjarigen door reguliere verkooppunten?
In de Tabaks- en rookwarenwet is een leeftijdgrens opgenomen waardoor het verboden is om rookwaren zoals sigaretten en vapes aan jongeren te verkopen. De NVWA houdt hierop toezicht waarbij controles met minderjarige testkopers worden ingezet.
Welke maatregelen worden momenteel getroffen om te voorkomen dat vapes worden verkocht aan minderjarigen door dealers en via (buitenlandse) websites?
De online verkoop van vapes is verboden. De NVWA controleert binnenlandse en buitenlandse websites die op Nederland zijn gericht (bijvoorbeeld omdat ze de mogelijk bieden om naar Nederland te versturen) en op social media of daar vapes worden aangeboden. De NVWA heeft sinds januari zo’n ruim 1.000 advertenties en posts waarin vapes worden aangeboden van social media en platformen laten verwijden. Daarnaast is de NVWA in gesprek met platformen om hen zelf actiever dit soort posts te laten opsporen en verwijderen.
Welke maatregelen kunnen er nog worden getroffen om de verkoop van vapes aan minderjarigen tegen te gaan?
De belangrijkste maatregelen hiervoor hebben we al ingevoerd, namelijk de leeftijdsgrens, het rookverbod, het smaakjesverbod en de verpakkingen die de vapes zo aantrekkelijk maken voor jonge mensen een verplicht neutraal uiterlijk te geven. Daarnaast breiden we de handhavingsmogelijkheden voor de NVWA uit, en verhogen de we de boetes voor verkopers die het Tabaks- en rookwarenwet overtreden. Maar de oplossing voor dit probleem kan niet alleen vanuit de overheid komen. Ten eerste moeten de spelers die hierachter zit stoppen met het op de markt brengen van deze illegale producten. Zij zijn hier immers voor verantwoordelijk. Daarnaast wil ik ouders en leraren oproepen het gesprek over vapes aan te gaan over de gevaren van vapen met hun kind.
Het bericht 'Voor miljarden aan zorgfraude gepleegd, maar pakkans nihil: ’En zorgpremies stijgen steeds meer’' |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Voor miljarden aan zorgfraude gepleegd, maar pakkans nihil: «En zorgpremies stijgen steeds meer»»?1
Ik vind het verwerpelijk dat er misbruik wordt gemaakt van publieke zorggelden en dat patiënten daar de dupe van worden. Het bericht ondersteunt het belang van de ingezette aanpak om meer te sturen op het voorkomen en aanpakken van zorgfraude. Onder andere door betere gegevensdeling middels de Wet bevorderen samenwerken en rechtmatige zorg (Wbsrz), en de uitbreiding van de vergunningsplicht tot alle zorginstellingen, met het onlangs door uw Kamer aangenomen amendement Bushoff. Naar aanleiding van de pilot screening van nieuwe zorgaanbieders, uitgevoerd met de DSW, NZa, IGJ en CIBG, wordt gewerkt aan andere mogelijkheden om de screening te verbeteren. Daarnaast werk ik met het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) onder andere aan de uitbreiding van mogelijkheden om in te grijpen, door een vergunning te weigeren dan wel in te trekken.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de aanpak van zorgfraude wordt verbeterd? Hoe wordt daarbij geborgd dat onschuldige mensen niet in de problemen komen?
Ik vind samen met de partijen in het veld dat de aanpak van zorgfraude beter kan en moet, en werk samen met hen aan diverse maatregelen die de aanpak van zorgfraude moeten verbeteren. Er zijn daarin ook al belangrijke stappen gezet.
Enkele maatregelen zijn:
Voor een breder overzicht verwijs ik u graag naar de jaarbrief die ik uw Kamer op 26 oktober 2023 stuurde.2
Helaas is de bestrijding van zorgfraude niet eenvoudig. Het is complexe materie en het vergt veel inspanning van betrokken partijen: het is daarom belangrijk om de eerlijke boodschap mee te geven, dat als we ons zorgsysteem toegankelijk en
werkbaar willen houden we nooit alle mazen voor niet-integere zorgaanbieders kunnen dichten. De aspecten van privacy en regeldruk komen in dit kader ook in uw Kamer regelmatig aan de orde.
Hoe voorkomt u dat er nu meer zorggeld naar de fraudebestrijding gaat, zonder dat dit zorgt voor minder fraude?
Het effect van fraudebestrijding is moeilijk te kwantificeren, maar er wordt ingezet op effectieve fraudebestrijding door een combinatie van maatregelen ten behoeve van het voorkomen, stoppen en bestraffen van fraude. Voor de verschillende maatregelen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Waarom kiest u ervoor om nu honderden miljoenen te bezuinigingen op de zorg voor mensen, terwijl er nog voor miljarden euro’s per jaar wordt gefraudeerd in de zorg en prioriteit zou moeten zijn om dit zorggeld naar zorg te laten gaan? Bent u het ermee eens dat door nu te bezuinigen op de zorg de zorg dubbel financieel wordt geraakt: een verlies van miljarden aan zorggeld door fraude dat niet aan zorg wordt besteed en daar bovenop nog extra bezuinigingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel uw conclusie niet. Bovendien is er geen sprake van een vermindering van de zorguitgaven, maar beperking van de groei. De maatregelen van het huidige demissionaire kabinet zijn erop gericht om door beheersing van de groei van de zorguitgaven de zorg ook in de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden. Naast financiële houdbaarheid speelt ook personele houdbaarheid een rol, want de zorg doet een steeds groter beroep op de krappe, en steeds krapper wordende, arbeidsmarkt. De zorg toegankelijk en betaalbaar houden, willen we realiseren door verschillende maatregelen te nemen, zoals het bevorderen van passende zorg en stimuleren van doelmatigheid. Zoals eerder aangegeven is in de context waarin we ons zorgsysteem toegankelijk, en de werkdruk beheersbaar willen houden, het aanpakken van zorgfraude complexe materie die veel inspanning vergt. Ik hecht eraan op te merken dat de omvang van zorgfraude een schatting is. Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat de omvang van zorgfraude niet goed is te kwantificeren.
Bent u het ermee eens dat de huidige manier waarop de zorg nu is ingericht, met een onoverzichtelijke «markt», met een wildgroei aan aanbieders die onder andere via open-house procedures gestimuleerd wordt, het makkelijker maakt om weg te komen met zorgfraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment voert de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een verkenning uit naar de effecten van een zgn. open house constructie ter uitvoering van de motie van Kamerleden Peters en Hijink, waarin de regering wordt gevraagd hoe winstuitkeringen, private-equity beleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet.3 Daarin wordt onder meer het antwoord op uw vraag onderzocht, ook in relatie tot bijvoorbeeld het contractmanagement en het toezicht. Op een conclusie op die vragen wil de Staatssecretaris van VWS nu dan ook niet vooruitlopen. Het onderzoek wordt naar verwachting in de zomer van 2024 afgerond. Na afronding van dit onderzoek zal de Staatssecretaris van VWS uw Kamer berichten over de uitkomsten van dit onderzoek.
Bent u het ermee eens dat het minder aantrekkelijk zou worden om te frauderen met zorggeld als het in de gehele zorg verboden zou worden om winst uit te keren, aangezien het dan lastiger zou worden om als fraudeur persoonlijk te profiteren van fraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Ik ben van mening dat commerciële activiteiten van zorgaanbieders ook positieve effecten kunnen hebben op de zorg, zoals prikkels tot innoveren en efficiëntie, of een bijdrage aan de toegankelijkheid van zorg. Dat neemt niet weg dat aanbieders die frauduleus omgaan met zorggeld niet in de zorg thuishoren. In relatie tot het uitkeren van winst, zie ik wel risico’s voor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg wanneer aan het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang wordt gehecht dan aan de publieke belangen. Alle aanbieders, ook commerciële aanbieders, dienen zich daarom te houden aan de geldende wet- en regelgeving. Dat vraagt om integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders, waarbij zij verantwoord omgaan met keuzes rondom winstuitkering. Op dit moment heb ik het wetsvoorstel voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) in voorbereiding. Met dit wetsvoorstel wordt ook de mogelijkheid gecreëerd voorwaarden te kunnen stellen aan winstuitkeringen die risico’s vormen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg.
Bent u het ermee eens dat als er geen marktwerking zou zijn in de zorg, er ook minder tot geen sprake zou zijn van malafide zorgondernemers en zorgcowboys? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 6 ben ik van mening dat gereguleerde marktwerking en daarmee commerciële activiteiten van zorgaanbieders ook positieve effecten kunnen hebben op de zorg. Daarnaast kunnen zorgverzekeraars in hun inkoopbeleid voorwaarden stellen aan zorgaanbieders en kiezen zij ervoor om wel of geen contract aan te gaan. Tot slot dienen alle zorgaanbieders zich te houden aan geldende wet- en regelgeving in de zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zien daarop toe. Ik ben van mening dat dit toezicht op verschillende manieren nog verder versterkt kan worden, bijvoorbeeld met het eerder genoemde wetsvoorstel voor de Wibz. Daarnaast hebben de Minister voor Medische Zorg en ik een brief gestuurd aan uw Kamer, naar aanleiding van een rapport van de Nza en IGJ over de opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg. Daarin gaan wij uitgebreider in op de aanbevelingen die beide toezichthouders doen om beter toezicht te kunnen houden op bedrijfsketens.4 Tot slot heb ik recent een brief gedeeld met uw Kamer waarin ik enkele maatregelen benoem om mogelijke risico’s op nadelige effecten van investeringen door commerciële partijen voor de kwaliteit, toegankelijkheid of betaalbaarheid van zorg te mitigeren.5
Bent u het ermee eens dat als er geen marktwerking zou zijn in de zorg, er minder zorgaanbieders zouden zijn en toezicht op de kwaliteit en besteding van geld makkelijker zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Ik vind het van belang dat zorgverzekeraars in de zorginkoop voldoende speelruimte hebben om te sturen op het aantal zorgaanbieders in hun werkgebied, om daarmee de toegankelijkheid van zorg te borgen. Dat kan ook betekenen dat een zorgverzekeraar juist meer zorgaanbieders contracteert, rekening houdend met de effecten daarvan op de betaalbaarheid en kwaliteit van zorg. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 6 en 7, dienen zorgaanbieders zich vervolgens te houden aan de geldende wet- en regelgeving in de zorg. Daar waar nodig vergt dit mogelijk aanpassing van bestaande wet- en regelgeving, om de toezichthouder beter in staat te stellen ongewenste praktijken te bestrijden.
Bent u tot het inzicht gekomen dat de zorg geen markt is en door het wel als markt te organiseren de zorg duurder, slechter en fraudegevoeliger is geworden? Kunt u uw antwoord toelichten? Welke stappen gaat u zetten om de markt uit de zorg terug te dringen? In hoeverre ziet u een zorgstelsel zonder marktwerking, zoals een Nationaal Zorgfonds, als onderdeel van de oplossing van de problemen met zorgfraude?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 6, 7 en 8 vind ik het van belang dat er voldoende prikkels bestaan voor innovatie en efficiëntie, om daarmee de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg te verbeteren. Dat is in het belang van patiënten, cliënten en burgers. Zoals eerder aangegeven richt ik mij daarom op het verbeteren van bestaande wet- en regelgeving, om daar waar nodig inkopers en de toezichthouder beter in staat te stellen ongewenste praktijken te bestrijden.
Welke gevolgen heeft zorgfraude voor de kwaliteit van de zorg voor mensen die zorg nodig hebben, en hoe garandeert u dat deze kwaliteit niet in het geding komt?
Zorgfraude kan een risico vormen voor de kwaliteit van zorg. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit van zorg en kan in voorkomende gevallen maatregelen treffen. Onlangs heeft uw Kamer het amendement Bushoff aangenomen, waarmee
de vergunningsplicht wordt uitgebreid tot alle zorginstellingen. Doel van de uitbreiding van de vergunningplicht is een extra drempel om te kunnen starten met zorgverlening, en zo het kaf van het koren te scheiden en de risico’s voor de kwaliteit te beperken.
In hoeverre is de capaciteit van de arbeidsinspectie en het Openbaar Ministerie voldoende om mensen die structureel frauderen met zorggeld te vervolgen?
De opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie pakt fraude met zorggeld aan door strafrechtelijke onderzoeken te doen. Zij doet dat door het strafrecht – een arbeidsintensief middel – in overleg met het Openbaar Ministerie, weloverwogen in te zetten. Strafrecht alleen kan een maatschappelijk probleem als fraude met zorggeld niet oplossen. Meer capaciteit maakt dit niet anders. De aanpak van fraude met zorggeld vergt een ketenbrede inspanning. Deze strekt zich uit van preventieve maatregelen, zoals fraudebestendige regelgeving, beleid en uitvoeringspraktijk, tot aan de inzet van handhavingsmiddelen als controle, toezicht, opsporing en afdoening.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden en niet te clusteren?
Ja.
Het bericht 'Jos de Blok: ‘VWS en NZa hebben Buurtzorg stelselmatig buitengesloten’' |
|
Sarah Dobbe |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Jos de Blok: «VWS en NZa hebben Buurtzorg stelselmatig buitengesloten»»?1
Ik betreur het dat Buurtzorg deze ervaring heeft. Zoals ik in mijn brief van 24 april jl.2 heb aangegeven, zijn er op meerdere momenten gesprekken met Buurtzorg gevoerd over de wijkverpleging in het algemeen en de bekostiging daarvan in het bijzonder. Net als bij de inbreng van andere veldpartijen kan ik niet garanderen dat gesprekken ook tot andere uitkomsten leiden. Zowel de NZa als ik beslissen op basis van veel informatie, waarvan de inbreng van Buurtzorg een onderdeel is. Ik zal ook bij het vervolg van het experiment, dat gewijzigd zal worden naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen motie Joseph-Agema3, weer contact opnemen met veldpartijen, waaronder Buurtzorg.
Hoe rijmt u de reactie van Buurtzorg met uw eerdere uitspraak «De NZa en Buurtzorg zijn het eens over de stip op de horizon»?2
Zoals ik in mijn brief van 24 april jl.5 aangeef, is mijn indruk dat de NZa en Buurtzorg beide het belang inzien van het verbeteren van gegevensuitwisseling, sturen op effectieve interventies en uitkomsten van zorg. Dat is ook mijn ervaring in de gesprekken die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden tussen Buurtzorg en mijn ministerie. Dat niet alle partijen het eens zijn over de wijze waarop de bekostiging aan deze gedeelde doelen moet bijdragen is ook evident. Ik vind het van belang dat daarover de inhoudelijke discussie gevoerd wordt, ook gedurende de looptijd van het experiment.
In hoeverre is er bij het vaststellen van de plannen voor de toekomst van de wijkverpleging gekeken naar het systeem Omaha? Hoe reageert u op de stelling van Jos de Blok dat voorspelbaarheid van Omaha veel groter is dan die van de cliëntprofielen?
Bij de start van de ontwikkeling van de bekostiging op basis van cliëntprofielen is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om informatie over zorgzwaarte automatisch af te leiden uit bestaande classificatiesystemen zoals Omaha. Deze systemen verzamelen informatie, maar bleken niet bruikbaar voor de vertaalslag naar passende zorg en bijbehorende bekostiging. Gupta heeft in 2015 in opdracht van mijn ambtsvoorganger een analyse uitgevoerd naar de haalbaarheid en praktische uitvoerbaarheid voor het koppelen van Omaha aan de bekostiging.6 Met name de patiënten met een hoge of lage zorgvraag waren op basis van Omaha moeilijk te onderscheiden. Daarom is medio 2016 in vervolg op dit onderzoek de NZa gevraagd om te kijken naar alternatieven, waarbij uiteindelijk het model van cliëntprofielen naar voren is gekomen. Dit had er onder meer mee te maken dat het koppelen van Omaha aan bekostiging onvoldoende gestandaardiseerde informatie oplevert en de voorspellende waarde voor zorggebruik niet hoog genoeg was.
Wat is volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het verwachte verschil in administratietijd voor zorgverleners in de wijkverpleging tussen Omaha en de cliëntprofielen?
Omaha en de vragenlijst voor de cliëntprofielen dienen twee verschillende doelen. Omaha is een classificatiesysteem met zeer uitgebreide mogelijkheden om informatie te registreren. Dit ondersteunt (wijk)verpleegkundigen bij het opstellen van het zorgplan en het bijhouden van informatie over de client.
De vragenlijst voor de cliëntprofielen is een korte en gestandaardiseerde methode om aan het begin van het zorgproces een inschatting te maken van de zorgzwaarte. Door deze gestandaardiseerde methode bij elke client te gebruiken, ontstaat een goed beeld van de kenmerken van de cliëntenpopulatie van een zorgaanbieder. Deze informatie kan vervolgens ook tussen aanbieders worden vergeleken. Het doel van dit inzicht is om mogelijk te maken dat de contractonderhandelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars dusdanig worden gevoerd dat maximaal ingezet kan worden op passende zorg.
Hoe reageert u op de stelling van Jos de Blok dat Duitsland, België en Denemarken «juist terugkomen van systemen die lijken op cliëntprofielen»?
Elke bekostigingssystematiek kent eigen voor- en nadelen. Daarom is de doorontwikkeling van de bekostiging in de wijkverpleging ook een langdurig traject, waarin de NZa de effecten goed monitort. Ik vind het belangrijk om nogmaals te benadrukken dat de cliëntprofielen slechts bedoeld zijn om extra informatie te bieden voor het gesprek tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder over passende zorg, waarbij onder meer wordt ingezet op preventie en reablement. Het is niet zo dat in de bekostiging een tarief aan een cliëntprofiel wordt gekoppeld. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken op basis van inhoud afspraken over een passend integraal tarief. De cliëntprofielen moeten daarbij ondersteunen.
Hoewel de verplichting om cliëntprofielen te registeren binnen het experiment komt te vervallen door uitvoering te geven aan de motie Joseph-Agema,7 blijft de keuze aan de zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zij gebruik willen maken van cliëntprofielen. Ik hoop en verwacht dat veel zorgaanbieders hiermee aan de slag gaan, zodat het model kan worden doorontwikkeld als hulpmiddel voor het bieden van passende wijkverpleging.
Bent u bereid om alle vragen apart te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Unilever nog steeds tientallen miljoenen verdient aan Rusland |
|
Sarah Dobbe |
|
Liesje Schreinemacher (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ondanks belofte verdient Unilever nog tientallen miljoenen aan Rusland»?1
Ja.
Kunt u beoordelen of deze activiteiten, als de berichtgeving klopt, in strijd zijn met geldende sanctiemaatregelen?
De vraag of een individueel bedrijf al dan niet in strijd met de geldende sanctiemaatregelen handelt is uiteindelijk aan de rechter. Het is bovendien niet mogelijk om op basis van mediaberichtgeving te beoordelen of een bedrijf in overtreding is van sanctieregels. Daarvoor is meer en specifieke informatie nodig. Los daarvan kan het kabinet in het openbaar ook niet ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid geldt dat indien er signalen zijn van overtreding van sancties, dat hier onderzoek naar wordt gedaan en waar nodig handhavend wordt opgetreden.
Kunt u reageren op de bewering in het artikel dat «een fors deel van het geld ook door Nederland naar Londen [wordt] gesluisd»? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat betalingen vanuit Rusland naar Nederland nog steeds mogelijk zijn, zolang deze niet in strijd zijn met de sancties. Of dat in dit geval zo is, is niet aan het kabinet om te beoordelen, zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vraag 2.
Hoe worden volksvertegenwoordigers volgens u geacht het sanctiebeleid te controleren, gezien u schreef in antwoord op eerdere vragen dat «Het kabinet doet echter geen uitspraken over individuele gevallen»?2 Kunt u hier uitgebreid op reageren?
Het is staande praktijk dat er geen uitspraken worden gedaan over individuele zaken. Bij signalen van overtredingen kunnen betrokken handhavende autoriteiten zorgvuldig onderzoek doen naar de feiten en omstandigheden. In het geval van overtredingen is het aan het Openbaar Ministerie om te besluiten over de vervolging van een verdachte en daarbij een strafeis te formuleren. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de schuldigverklaring en bij een schuldigverklaring over de op te leggen sanctie. In die onafhankelijke oordeelsvorming en verantwoordelijkheden van de officier van justitie en rechter is er geen rol voor het kabinet weggelegd.
In zijn algemeenheid wordt met de Kamer geen informatie gedeeld over individuele handhavingszaken. Wel kunnen trends in handhavingsbeleid worden aangegeven. Binnenkort wordt uw Kamer geïnformeerd over het totaal aantal lopende strafrechtelijke onderzoeken op sanctiegebied.
Als dit een schending van de sancties is, welke consequenties heeft dit dan voor Unilever? Indien dit geen schending van de sanctiemaatregelen is, kunt u dit toelichten?
Het is aan de rechter om te bepalen of er hier sprake is van schending van sanctiemaatregelen. Het overtreden van sanctieregels is een economisch delict. Daarop staat een geldboete van maximaal 1.030.000 euro en/of maximaal 6 jaar gevangenisstraf. Daarnaast kan vermogen dat door schending van de sanctiemaatregelen is verkregen worden afgepakt.
Bent u, aangezien dit het tweede bericht in korte tijd is over mogelijke schendingen van sanctiemaatregelen, bereid een onderzoek uit te voeren naar de naleving van het Nederlandse sanctiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Mits bedrijven voldoen aan de actuele sanctieregelgeving, kunnen zij in beginsel zaken doen in Rusland. In die context acht het kabinet een dergelijk onderzoek niet opportuun. Overigens is eerder door de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving vastgesteld dat er veel goed gaat bij de naleving van sancties in Nederland. De gedane aanbevelingen zijn inmiddels geïmplementeerd. Een deel daarvan wordt meegenomen in de Wet internationale sanctiemaatregelen die 7 juni jl. in consultatie is gegaan. Relevante toezichthouders zoals het AFM, DNB, FIU en de Douane geven jaarlijks in hun jaarverslag een weergave van de sanctienaleving in Nederland. Ook hieruit rijst niet het beeld dat de naleving niet op orde zou zijn. Op verzoek van uw Kamer ontvangt u binnenkort een bredere brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over het sanctiebeleid.
Bent u bereid de kamer bij te praten over de naleving van het Nederlandse sanctiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt er op verzoek vanuit uw Kamer een commissiedebat ingepland met de Minister van Buitenlandse Zaken waarin gesproken kan worden over sancties en de naleving daarvan.
Het bericht ‘Honderden lichamen ontdekt in massagraven in Gaza, maar onderzoek bijna onmogelijk’ |
|
Sarah Dobbe |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Honderden lichamen ontdekt in massagraven in Gaza, maar onderzoek bijna onmogelijk»? (NOS, 24 april 2024)
Ja.
Bent u het eens dat deze berichten grondig en onafhankelijk moeten worden onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit zijn zeer zorgwekkende berichten en het is van groot belang om de precieze omstandigheden vast te stellen waaronder deze mensen om het leven zijn gekomen en werden begraven of herbegraven. Het kabinet steunt daarom de oproepen van onder meer de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN1, de Secretaris-Generaal van de VN2 en leden van de Veiligheidsraad3 tot grondig en onafhankelijk onderzoek.
Wat gaat u doen om een grondig en onafhankelijk onderzoek naar deze berichten te faciliteren en te bevorderen?
Het kabinet onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en documentatie. Hiertoe heeft het kabinet al opgeroepen, ook bij de Israëlische autoriteiten. Nederland heeft een extra vrijwillige bijdrage van 3 miljoen euro overgemaakt aan het Internationaal Strafhof om de algemene onderzoekscapaciteiten van het Hof te versterken. Ook heeft Nederland USD 1 miljoen extra ter beschikking gesteld aan OHCHR, ten behoeve van het landenkantoor in de Palestijnse Gebieden, opdat dat kan bijdragen aan het verzamelen van informatie over schendingen.
Bevestigt u de volgende berichtgeving uit het artikel: «Het is in Gaza vrijwel onmogelijk om forensisch onderzoek te doen; Israël houdt de grenzen gesloten en weigert onderzoekteams toe te laten.»?
Het onderzoeken van massagraven is doorgaans een zeer complex, langdurig en kostbaar proces, waarvoor aanzienlijke expertise en middelen, zoals DNA-testen, nodig zijn. Onder de huidige omstandigheden vormen de afwezigheid van onafhankelijke forensische experts en het gebrek aan de noodzakelijke middelen enorme obstakels voor het uitvoeren van dergelijke onderzoeken. Voor zover het kabinet bekend, heeft Israël nog geen onderzoeksteams toegelaten.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel zou zijn als Israël een onafhankelijk onderzoek hiernaar zou frustreren?
Bij de ontdekking van massagraven in conflictgebieden is het van groot belang dat dat bewijsmateriaal behouden blijft en dat er zo spoedig mogelijk onafhankelijk onderzoek wordt verricht. In dit geval spelen de Israëlische autoriteiten daarbij een essentiële rol.
Welke consequenties verbindt u er aan als blijkt dat het klopt dat Israël onafhankelijk onderzoek naar deze berichten onmogelijk maakt?
Op dit moment is onze inzet gericht op het bewerkstelligen van een onafhankelijk onderzoek. Nederland roept alle partijen op tot volledige medewerking aan dit onderzoek.
Bent u het ermee eens dat straffeloosheid niet mag bestaan, en dat Nederland een rol en verantwoorlijkheid heeft om straffeloosheid te bestrijden, en te zorgen dat daders berecht worden en dat internationaal recht wordt beschermd?
Ja.
Worden bewijzen van mogelijke oorlogsmisdaden in de oorlog in Gaza, gepleegd door Israël of Hamas, voldoende bewaard en veilig gehouden zodat onafhankelijk onderzoek mogelijk is? Kunt u dat toelichten?
Ten behoeve van het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek wordt door tal van nationale, internationale en niet-statelijke actoren verschillende soorten bewijsmateriaal verzameld, zoals forensisch en digitaal bewijsmateriaal, satellietbeelden, video’s en getuigenverklaringen. Voor het verzamelen van bepaalde soorten bewijsmateriaal hoeven onderzoekers geen toegang te hebben tot de plaatsen waar de misdrijven zijn gepleegd.
Het is in eerste instantie aan de partijen zelf om onderzoek te verrichten naar vermeende oorlogsmisdrijven. Daarnaast wordt momenteel onafhankelijk onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof, dat daarbij ook bewijsmateriaal ontvangt van externe partijen, zoals ngo’s. De onderzoeken van het Internationaal Strafhof zijn vertrouwelijk. Het kabinet kan geen oordeel vellen over de precieze aard en omvang van het tot op heden door de Aanklager van het Strafhof vergaarde bewijsmateriaal.
Wat doet u momenteel om onafhankelijk onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza door Israël of Hamas te faciliteren?
Zoals reeds bij de beantwoording van vraag 3 is aangegeven, heeft Nederland een extra vrijwillige bijdrage van 3 miljoen euro overgemaakt aan het Internationaal Strafhof om de algemene onderzoekscapaciteiten van het Hof te versterken. Ook heeft Nederland USD 1 miljoen extra ter beschikking gesteld aan OHCHR, ten behoeve van het landenkantoor in de Palestijnse Gebieden, opdat dat kan bijdragen aan het verzamelen van informatie over schendingen.
Hoe draagt Nederland bij aan de berechting van daders van oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Gaza?
Zie het antwoord op vraag 9.
Bent u bereid om deze vragen een voor een te beantwoorden?
Ja.
Bent u bereid, gezien de urgentie als het gaat om behouden en beschermen van bewijzen van oorlogsmisdaden, deze vragen binnen de termijn, en zo snel als mogelijk te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De toename van geweld in de zorg |
|
Sarah Dobbe |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht NU’91 wil dat zorgmedewerkers werk stilleggen na geweld?1
Elke vorm van agressie tegen medewerkers in zorg en welzijn is te allen tijde onacceptabel. Een zorgplek moet altijd veilig zijn, voor iedereen. Ik steun het initiatief van NU’91 om zorgmedewerkers het werk stil te laten leggen om aandacht te vragen voor agressie in zorg en welzijn.
Hoe reageert u op de uitspraak van NU’91 dat veiligheidsmaatregelen, zoals een werkende alarmknop, vaak ontbreken en dat er vaak niet geluisterd wordt naar zorgprofessionals als zij aangeven dat een situatie onveilig is?
Het is van groot belang dat er juiste veiligheidsmaatregelen worden getroffen voor medewerkers in zorg en welzijn. Werkgevers zijn vanuit de Arbowet verplicht om beleid vast te stellen om werknemers te beschermen tegen agressie en geweld op hun werk. Ik ondersteun werkgevers hierbij door de branchegerichte aanpak, die door mijn voorganger is ingezet, te continueren. Zie voor meer informatie hierover het antwoord op vraag 3.
Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat er overal in de zorg wel voldoende veiligheidsmaatregelen worden getroffen en dat er gepast wordt gereageerd op meldingen van onveiligheid?
Aandacht voor preventie, goede opvang en nazorg op de werkvloer zijn essentieel bij de aanpak van agressie tegen medewerkers in zorg en welzijn. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de werkgevers. Om werkgevers hierbij te ondersteunen continueer ik de branchegerichte aanpak die door mijn voorganger is ingezet. Sociale partners kunnen en zijn met behulp van onderzoek en subsidiegelden vanuit VWS gericht aan de slag met de ontwikkeling van een aanpak die aansluit op de situatie en ondersteuningsbehoefte in de eigen branche. Bij het ontwikkelen van verschillende branchegerichte aanpakken zijn ook werknemers geconsulteerd (in de vorm van interviews, groepsgesprekken etc.).
Daarnaast wil ik het belang van het doen van aangifte benadrukken. Voor mensen met een publieke taak, waar ook zorgverleners onder vallen, gelden de Eenduidige Landelijke Afspraken. Het doel van deze afspraken is een eenduidige, effectieve en snelle afhandeling van aangiftes van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak door politie en OM. Er wordt echter weinig aangifte gedaan door medewerkers in zorg en welzijn. Daarom wil ik de aangiftebereidheid in de sector stimuleren. Ik heb hiervoor een podcast laten maken waarin politie, een medewerker van een zorgorganisatie en een slachtoffer van agressie in gesprek gaan over het doen van aangifte. Deze podcast wordt op korte termijn gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid.
Daarnaast organiseer ik regionale bijeenkomsten over het doen van aangifte. Tijdens de bijeenkomsten geven politie en OM uitleg over de Eenduidig Landelijke Afspraken, over aangifte doen door de werkgever en over het aangifteproces. De eerste bijeenkomst is geweest op 22 april en er staan drie volgende bijeenkomsten gepland in mei en juni. Na de zomer volgen nog een aantal bijeenkomsten.
In hoeverre is er zicht op de onderliggende oorzaken van de toename van geweld in de zorg? Wordt hier onderzoek naar gedaan? Zo ja, worden hier ook politieke besluiten, zoals bezuinigingen bij meegenomen? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te laten doen?
Via de werknemersenquêtes van het programma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn (AZW) is voor de periode 2019–2023 bekend welk aandeel van de werknemers in de zorg jaarlijks te maken heeft met verschillende vormen van agressie en ongewenst gedrag2. In het najaar van 2023 gaf 62,1% van de werknemers in zorg en welzijn aan in de afgelopen 12 maanden te maken hebben gehad met agressie op het werk in welke vorm dan ook door patiënten of cliënten of hun naasten. Er lijkt in de afgelopen jaren een lichte daling te zien van het aandeel werknemers in de zorg dat met verbale of fysieke agressie te maken krijgt. In 2019 gaf 61% van de werknemers in de sector aan verbale agressie te hebben meegemaakt, in 2023 was dat 54%. Voor fysieke agressie was dat 30% in 2019 en 23% in 2023. Het aandeel werknemers dat te maken krijgt met bedreiging is nagenoeg gelijk gebleven (13% in 2019, 12% in 2023). Hoewel er dus een lichte daling zichtbaar is, zijn deze cijfers zorgwekkend hoog. Dit mogen we niet accepteren. Ook rijst het beeld op dat er sprake is van een toenemende ernst van de incidenten. Blijvende aandacht en een goede aanpak van agressie op de werkvloer blijft dus urgent en noodzakelijk.
Er is mij geen onderzoek bekend naar de onderliggende oorzaken van agressie in de zorg. Gelet op de demissionaire status van het huidige kabinet ben ik niet voornemens om hier nu onderzoek naar te laten doen. Ik focus me op de aanpak van agressie op de werkvloer. Hiervoor zet ik de ingezette aanpak en acties zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 voort.
Het bericht dat de financiële problemen in de jeugdhulp steeds erger worden |
|
Sarah Dobbe |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de financiële problemen in de jeugdhulp steeds erger worden volgens de Jeugdautoriteit?1
Ik heb kennis genomen van het bericht dat de financiële problemen in de jeugdhulp steeds erger worden. De Jeugdautoriteit stelt in haar analyse dat met name grote aanbieders die het al moeilijk hebben, het in 2024 wellicht nog moeilijker gaan krijgen. Tegelijkertijd dient de berichtgeving wel genuanceerd te worden, omdat de Jeugdautoriteit geïsoleerd heeft gekeken naar het jaar 2024 en mogelijk tegengestelde effecten in 2023 en 2025 buiten beschouwing zijn gelaten. De Jeugdautoriteit geeft aan «dat het niet ondenkbaar is dat er in 2025, bijvoorbeeld als gevolg van nacalculatie verbeteringen optreden in de financiële situatie of dat 2023 positiever is uitgevallen dan nu voorzien, maar daar is nu geen rekening mee gehouden in het rapport». Het is dus nog afwachten of het geschetste beeld werkelijkheid wordt. Ik blijf dit uiteraard nauwgezet monitoren.
Bent u het ermee eens dat het gezien de bestaande problemen in de jeugdzorg het zeer onwenselijk is als zorgorganisaties omvallen of nog maar net het hoofd boven water kunnen houden, waardoor er onvoldoende ruimte is voor de noodzakelijke transitie?
Voor jeugdigen is het belangrijk dat de zorgcontinuïteit niet in gevaar komt. Daar zijn in eerste aanleg gemeenten voor verantwoordelijk, maar ook het Rijk heeft daarin een stelselverantwoordelijkheid. Vanuit die verantwoordelijkheid zijn afspraken gemaakt over continuïteit van cruciale zorg. Hierin spelen de Jeugdautoriteit en de afspraken uit het draaiboek continuïteit van zorg een belangrijke rol. Aanbieders die een aantoonbaar liquiditeitsprobleem hebben en cruciale jeugdzorg bieden kunnen daarnaast een beroep doen op de subsidieregeling «Continuïteit cruciale jeugdhulp».
Eén van de opgaven van de Hervormingsagenda is de transformatie van de (gesloten) residentiële jeugdhulp. Voor de dekking van frictiekosten die gepaard gaan met deze transformatie is de komende jaren in totaal € 295 mln. beschikbaar. Op dit moment is een regeling in voorbereiding voor de frictiekosten van de transformatie van de gesloten jeugdhulp. Kosten als gevolg van leegstand behoren tot de frictiekosten die vergoed kunnen worden uit deze regeling. Hiermee worden gemeenten en zorgaanbieders financieel in staat gesteld de transformatie uit te voeren.
Bent u het ermee eens dat het onverantwoord is om de geplande bezuinigingen die gepaard gaan met de hervormingsagenda, het ravijnjaar voor gemeenten en de nog ingeboekte bezuiniging van € 511 miljoen door te zetten, als jeugdzorgorganisaties nu al dreigen om te vallen?
Het vigerende kabinet heeft voor 2025 de financiële opgave van € 500 mln op jeugdzorg niet doorgezet. Deze is ingevuld met maatregelen op de VWS-begroting. Voor 2026 wordt een wetsvoorstel voor een eigen bijdrage uitgewerkt, maar het nieuwe kabinet is aan zet om daarover een oordeel te geven – ook gezien haar financiële keuzes in het hoofdlijnenakkoord waarin de besparingsopgave van € 511 mln is komen te vervallen.
Wat betreft de gemeentefinanciën is bij voorjaarsnota 2024 besloten de oploop van de opschalingskorting structureel te schrappen en extra middelen beschikbaar te stellen voor de Wmo. Deze maatregelen tezamen geven circa 1 miljard meer structurele middelen voor gemeenten. Bovendien zijn enkele aanvullende afspraken gemaakt over een aantal inhoudelijke (budgettaire) thema’s, waarbij het gaat om de balans tussen ambitie, taken, middelen en uitvoeringskracht. Verder is met de Hervormingsagenda Jeugd een financieel kader afgesproken tussen Rijk en VNG. Een deskundigencommissie zal tweemaal (2025 en 2028) een zwaarwegend advies geven over de uitvoering van de gemaakte afspraken uit de Hervormingsagenda, mede in relatie tot de uitgavenontwikkeling.
Welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat jeugdzorgorganisaties omvallen door financiële problemen en/of dat de noodzakelijke veranderingen in de jeugdzorg vertraging oplopen door deze financiële problemen?
Voor jeugdigen is het belangrijk dat de zorgcontinuïteit niet in gevaar komt. Daar zijn in eerste aanleg gemeenten voor verantwoordelijk, maar ook het Rijk heeft daarin een stelselverantwoordelijkheid. Vanuit die verantwoordelijkheid zijn er afspraken gemaakt over continuïteit van cruciale zorg voor kwetsbare kinderen en jongeren. Hierin spelen de Jeugdautoriteit en de afspraken uit het draaiboek continuïteit van zorg een belangrijke rol. Aanbieders die een aantoonbaar liquiditeitsprobleem hebben en cruciale jeugdzorg bieden kunnen daarnaast een beroep doen op de subsidieregeling «continuïteit cruciale jeugdhulp».
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderen en jongeren die hulp nodig hebben geen schade ondervinden als gevolg van de financiële problemen bij jeugdzorgaanbieders?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de geplande bezuinigingen op gemeenten en de jeugdzorg in het bijzonder te heroverwegen?
Met de Hervormingsagenda Jeugd is een financieel kader afgesproken tussen Rijk en VNG. Een deskundigencommissie zal tweemaal (2025 en 2028) een zwaarwegend advies geven over de uitvoering van de gemaakte afspraken uit de Hervormingsagenda, mede in relatie tot de uitgaven ontwikkeling.
Ten aanzien van de aanvullende besparingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Het bericht ‘Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal’ |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal»?1
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland goede zorg ontvangt gebaseerd op professionele richtlijnen en kwaliteitsstandaarden. Dit geldt ook voor de zorg rondom het plaatsen van een spiraal.
Tevens wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat deze patiënten zich gehoord en gezien voelen in de spreekkamer. Ik vind dit bericht daarom een belangrijk signaal. Zoals ik u al eerder heb aangegeven2 is mijn bredere inzet als Minister om nog dit jaar (laatste kwartaal) te kunnen starten met het kennisprogramma bij ZonMw rondom vrouwspecifieke aandoeningen. Het is essentieel dat de aandacht voor en kennis over behandelingen van vrouwspecifieke aandoeningen vergroot wordt, zodat vrouwen eerder de benodigde hulp zullen zoeken en eerder passende zorg krijgen.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat vrouwen geen of weinig pijnbestrijding aangeboden krijgen bij het plaatsen van een spiraal, terwijl deze ingreep voor veel vrouwen zeer pijnlijk is?
Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft mij laten weten dat ten tijde van de laatste herziening (april 2023) van de NHG-Standaard Anticonceptie er onvoldoende bewijs was over de voordelen en de nadelen van lokale pijnstillingsmethodes tijdens de plaatsing, zoals lidocaïne en/of prilocaïne. Er is ook te weinig bekend over de bijwerkingen van deze toepassingen. Het is belangrijk om te realiseren dat alle methodes voor pijnstilling ook nadelen en risico’s kunnen hebben. Het NHG weegt deze zorgvuldig af tegen de mogelijke voordelen.
Het plaatsen van een spiraal kan pijnlijk zijn. Het NHG adviseert de huisarts dan ook om met de vrouw te bespreken dat het plaatsen pijnlijk kan zijn maar dat dit meestal van korte duur is, en om de mogelijkheden voor pijnbestrijding te bespreken. Daartoe wordt in de NHG-Standaard Anticonceptie voor en na de plaatsing, pijnbestrijding met paracetamol of een NSAID geadviseerd. Deze pijnstillers hebben vooral effect op de krampen in de baarmoeder in de uren na de plaatsing.
Bent u het ermee eens dat het gebrek aan pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal een onnodige drempel opwerpt voor de toegang tot anticonceptie?
Vrouwen in Nederland hebben toegang tot verschillende methoden van anticonceptie. De huisarts kan vrouwen goed begeleiden bij hun keuze en bij de afweging tussen de voor- en nadelen van elke methode. Zie hiervoor ook de keuzekaarten en de keuzehulp op Thuisarts.nl3. Bij de afweging over een spiraal bespreekt de huisarts met de vrouw dat plaatsing pijnlijk kan zijn, dat dit meestal kortdurend is, en welke pijnstilling conform de NHG-Standaard Anticonceptie bij plaatsing van het spiraaltje wordt geadviseerd. Ondanks en ongeacht de methode van pijnbestrijding, blijft plaatsing van een spiraal gepaard gaan met pijn.
In de afweging voor een spiraal speelt, tegenover de kortdurende pijn, mee dat daarna de anticonceptie voor jaren is geregeld. Het is aan de vrouw om die afweging te maken en de huisarts zal haar daarbij begeleiden, al dan niet in overleg met de gynaecoloog.
Uit de eerste resultaten van de Monitor Seksuele Gezondheid 2023 blijkt dat het gebruik van een spiraal als anticonceptie afgelopen jaren is toegenomen4. In 2017 gebruikte 17% van de vrouwen tussen de 18 en 49 jaar een spiraal, en in 2023 was dit percentage 21%. De belangrijkste reden die vrouwen noemen om geen anticonceptie te gebruiken, is dat ze geen hormonen willen gebruiken. Of pijn of het gebrek aan pijnbestrijding een drempel opwerpt, is niet onderzocht.
Waarom wordt er geen verdoving aangeboden aan vrouwen bij deze ingreep, terwijl verdoving bij minder pijnlijke ingrepen, zoals tandartsbehandelingen, wel standaard wordt aangeboden?
Huisartsen bieden pijnstilling volgens de NHG-Standaard Anticonceptie, waarin orale pijnstilling wordt geadviseerd voor en na de plaatsing van de spiraal, wat vooral effect heeft op de krampen in de uren na de plaatsing. In de NHG-Standaard worden geen methoden aanbevolen voor lokale verdoving met een spray of een gel, omdat het bewijs hiervoor destijds als onvoldoende is beoordeeld (zie antwoord vraag 2).
Bent u het ermee eens dat dit een voorbeeld is van een breder probleem, namelijk dat medische zorg voor vrouwen vaak ondergeschikt is in ons zorgsysteem, en dat het noodzakelijk is dat hier vanuit de politiek en de medische wereld meer aandacht voor komt?
Alle patiënten, ongeacht hun gender, worden bij de huisarts volgens de kernwaarden van de huisarts benaderd (persoonsgericht, generalistisch, continu en gezamenlijk). Vrouwen kunnen met vragen over anticonceptie naar hun huisarts gaan en krijgen dan persoonlijke aandacht en begeleiding bij hun keuze tussen, en de afwegingen bij, de verschillende methoden.
Tegelijkertijd zie ik dat door kennisachterstand, onvoldoende aandacht, gebrek aan samenwerken in netwerken rondom vrouwspecifieke aandoeningen en gebrekkige informatie en voorlichting, veel vrouwen onbegrepen klachten, misdiagnoses en onbehandelde aandoeningen ervaren. Het is van belang dat deze kennis zo snel mogelijk in de spreekkamer beschikbaar is.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 ook aangaf is mijn bredere inzet als Minister daarom om nog dit jaar (laatste kwartaal) te kunnen starten met het kennisprogramma bij ZonMw rondom vrouwspecifieke aandoeningen. Het is essentieel dat de aandacht voor en kennis over behandelingen van vrouwspecifieke aandoeningen vergroot wordt, zodat vrouwen eerder de benodigde hulp zullen zoeken en eerder passende zorg krijgen.
Hoe kijkt u naar het besluit van Planned Parenthood om standaard sedatie aan te gaan bieden bij het plaatsen van een spiraal? Bent u het ermee eens dat dit ook in Nederland een goede stap zou zijn?
Het NHG heeft mij laten weten dat de NHG-Standaard Anticonceptie geen aanbevelingen geeft over sedatie met een roesje. Een roesje is vaak effectief tegen pijn, maar kent ook nadelen, zoals dagbehandeling in het ziekenhuis, plaatsing van een infuus, sufheid, zeldzame maar ernstige bijwerkingen en kosten. De verwachting is dat voor de meeste vrouwen de voordelen van sedatie uiteindelijk niet opwegen tegen de nadelen en de risico’s ervan.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met artsenorganisaties (zoals het NHG) om te bekijken hoe de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal kan worden verbeterd?
Ik heb voor beantwoording van deze Kamervragen navraag gedaan bij het NHG, en het bericht bij hen onder de aandacht gebracht. Het NHG heeft mij laten weten dat zij de wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal blijven volgen, en mocht daartoe aanleiding zijn, zij de NHG-richtlijn op dit punt zullen aanpassen. Ik zal Stichting Ava, schrijver van het opiniebericht «Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal», in contact brengen met het NHG zodat zij in gesprek kunnen over goede zorg bij het plaatsen van een spiraal.
De aanpak van zorgfraude in Tilburg |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving van Follow the Money over de aanpak van zorgfraude door de gemeente Tilburg?1
Het in het artikel geschetste beeld onderstreept in algemene zin het belang van onder andere de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen beginselen van behoorlijk bestuur en van een goede invulling van de randvoorwaarden door gemeenten, zoals de inrichting van de organisatie en uitwerking van regelgeving in verordeningen.
Bent u het ermee eens dat zorgorganisaties die worden beschuldigd van fraude de mogelijkheid moeten hebben om zich te verweren tegen de aantijgingen?
Ja, de borging van de rechtsbescherming van personen en organisaties binnen en buiten het zorgdomein is belangrijk.
Waar kunnen zorgorganisaties terecht op het moment dat zij menen onrechtmatig te zijn behandeld bij de fraudebestrijdingsaanpak van een gemeente?
Indien sprake is van een besluit als bedoeld in de Awb, dan staan er binnen de bestuursrechtelijke kaders rechtsmiddelen open zoals bezwaar en (hoger) beroep. Op grond van de Awb heeft een ieder ook het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan of de ombudsman schriftelijk te verzoeken daar een onderzoek naar in te stellen. Ook het civielrecht biedt mogelijkheden. Te denken valt aan een vordering op grond van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Afhankelijk van het rechtsmiddel en de fase waarin een procedure zich bevindt, kan men zich tot de betreffende gemeente of de daartoe bevoegde rechter wenden.
Erkent u dat zorgfraude ernstig is, omdat dit de zorg voor kwetsbare mensen raakt? Hoe borgt u dat zorgfraude wél op een goede en zorgvuldige manier wordt aangepakt?
Zorgfraude is ernstig, mede omdat zorgbehoevenden mogelijk niet de zorg krijgen die nodig is en zij daarbij in hun vertrouwen worden geschaad. De Minister van VWS werkt samen met het veld aan diverse maatregelen om de instanties in het zorgdomein beter in staat te stellen zorgfraude aan te pakken. Het gaat bijvoorbeeld om de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg, die de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling verbetert, en de uitbreiding van de vergunningplicht als bedoeld in de Wet toetreding zorgaanbieders. Ook wordt gewerkt aan de verbetering van de mogelijkheden tot het screenen en weren van (nieuwe) zorgaanbieders. Er worden in samenwerking met onder andere de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) mogelijke interventies uitgewerkt. In het gemeentelijke domein vinden, ondersteund door het Ministerie van VWS, de proeftuinen «Aanpak zorgfraude» plaats. De opgedane kennis en informatie uit de proeftuinen wordt via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met alle gemeenten gedeeld.
Tot slot zijn samen met gemeenten en zorgaanbieders landelijke contractstandaarden ontwikkeld voor jeugdzorg. Voor maatschappelijke ondersteuning worden deze contractstandaarden op dit moment ontwikkeld. Daarin worden ook afspraken opgenomen met betrekking tot fraude, integriteit, toezicht en handhaving. In het kader van het verbetertraject kwaliteitstoezicht Wmo 2015 bereidt de Staatssecretaris van VWS momenteel een wetswijziging voor om het toezicht op de kwaliteit van de Wmo 2015 steviger te verankeren. Daarnaast wordt in samenwerking met de VNG en GGD-GHOR gewerkt aan het inrichten van een stimuleringsprogramma om het toezicht op de Wmo 2015 te verstevigen en verder te professionaliseren. In dit traject zal ook oog zijn voor de samenhang met rechtmatigheidstoezicht.
Deelt u de analyse dat dit artikel laat zien dat het voor gemeenten lastig is om effectief, consistent en rechtmatig toezicht te houden op zorgorganisaties?
Wij herkennen dat het voor gemeenten uitdagend kan zijn het toezicht effectief in te richten. Daarom zetten wij met het eerdergenoemde verbetertraject kwaliteitstoezicht Wmo 2015 in op een stevigere verankering van het toezicht op de Wmo 2015, met aandacht voor regionale samenwerking. Het regionaal optrekken en samenwerken, is wat ons betreft onverminderd van toepassing op het toezicht op rechtmatigheid. Daarnaast wordt in de proeftuinen «Aanpak zorgfraude» ook gewerkt aan handvatten voor de praktijk.
In dit kader willen we verder wijzen op de verantwoordelijkheid die gemeenten nu al hebben voor het toezicht op de naleving van de Wmo 2015. Zij zijn daarbij ook verantwoordelijk voor de inrichting van dat toezicht en de plaats daarvan in de organisatie. Het is belangrijk dat gemeenten investeren in goed toezicht op de Wmo 2015 en daarbij ook regionaal de samenwerking zoeken, zodat het toezicht meer slagkracht krijgt. In gemeentelijke verordeningen kunnen gemeenten kaders stellen en regels opnemen, zoals nadere (kwaliteits)eisen aan (pgb)zorgaanbieders en regels voor het bestrijden van het onterecht ontvangen van een pgb en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015. Gemeenten kunnen deze kaders vervolgens per zorgvorm nader uitwerken in contractuele afspraken met (pgb)zorgaanbieders. Het inrichten van efficiënte monitoring en goed contractmanagement kan de gemeenten ondersteunen bij het uitoefenen van het toezicht. Voor een goede taakuitoefening is het van essentieel belang dat deze randvoorwaarden zijn ingevuld en dat biedt ook een stevigere basis voor eventuele handhaving. Wij zijn ons ervan bewust dat de praktijk soms weerbarstig is, maar er zijn voldoende mogelijkheden voor gemeenten om het toezicht op de Wmo 2015 effectief in te richten.
Als het voor een voorlopergemeente met veel inwoners als Tilburg al zo lastig is om de aanpak van zorgfraude goed vorm te geven, hoe kan dan verwacht worden van gemeenten met een nog kleinere slagkracht om dit dan op een goede manier te doen?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is toegelicht, zijn gemeenten ten aanzien van de Wmo 2015 zelf verantwoordelijk voor de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de organisatie. Zij hebben de beleidsruimte dit passend bij hun situatie in te vullen. Zo kunnen zij met andere gemeenten samenwerken bij de (inrichting van de) inkoop van zorg, het toezicht en de aanpak van fraude in de zorg. Uit de rapportage van de IGJ over 2022 blijkt ook dat steeds meer gemeenten de bovengemeentelijke samenwerking opzoeken.2 De proeftuinen «Aanpak zorgfraude» dragen ook bij aan het delen van kennis en goede praktijkvoorbeelden.
Zou het niet logischer zijn om de aanpak van zorgfraude in de Wmo en de Jeugdwet niet neer te leggen bij 342 individuele gemeenten, die allemaal een aparte aanpak en toezichthouders daarvoor moeten regelen, maar om dit te beleggen bij een landelijke organisatie, zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of het Openbaar Ministerie (OM)?
Er zijn verschillende instanties actief in het zorgdomein en betrokken bij de aanpak van fraude in de zorg. Iedere instantie doet dit vanuit een eigen taak, rol en verantwoordelijkheid. Dat wil zeggen bij de inkoop van zorg, het toezicht op zorg en de vervolging van strafbare feiten. Het samenbrengen hiervan draagt niet bij aan meer grip en controle op het zorgdomein. Het zou ook voorbijgaan aan de inrichting van het huidige zorgstelsel. Ten aanzien van gemeenten gaat het dan onder andere om het gedachtegoed van de decentralisatie van taken en bevoegdheden. Bij de totstandkoming van de Wmo 2015 is bijvoorbeeld bewust gekozen voor het decentraliseren van het (kwaliteits)beleid en het toezicht. Dit laat onverlet dat gemeenten kunnen samenwerken bij de (inrichting van de) inkoop van zorg, het toezicht en de aanpak van fraude in de zorg. Uit het rapport van de IGJ over 2022 blijkt ook dat steeds meer gemeenten dit doen.3 Gemeenten kunnen tot slot ook van elkaars ervaringen en opgedane kennis leren. Indien een gemeente vaststelt dat mogelijk sprake is van strafbare feiten, kan zij aangifte doen bij het Openbaar Ministerie. Pas dan komt de mogelijke strafrechtelijke aanpak in beeld.
Erkent u dat zorgfraude is toegenomen door de marktwerking en financiële prikkels, waardoor het mogelijk is om makkelijk geld te verdienen met zorggeld?
Nee, dat verband zien wij niet.
Erkent u dat door marktwerking het aantal zorgaanbieders zo is toegenomen dat het nagenoeg onmogelijk is geworden om te controleren op fraude, laat staan of er goede zorg wordt geleverd? Welke verantwoordelijkheid neemt u hierin?
Nee, deze stelling ondersteunen wij niet. Zoals in het antwoord op vraag 5 is uitgewerkt, nemen wij in samenwerking met het veld diverse maatregelen om de instanties in het zorgdomein beter in staat te stellen hun taken uit te voeren, samen te werken en fraude in de zorg aan te pakken. Daarnaast hebben gemeenten in beginsel altijd de mogelijkheid om het aantal zorgaanbieders via selectieve inkoop te beperken.
Erkent u dat de inzet van malafide uitzendbureaus toeneemt, en fraude met bijvoorbeeld valse diploma's door de complexiteit van «de markt» en het aantal zorgaanbieders makkelijk gepleegd kan worden?
Deze signalen herkennen wij niet. Met de brief van 16 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verkenning die de Inspectie van het Onderwijs en de IGJ op dit moment uitvoeren naar aanleiding van een brief van anonieme zorgprofessionals aan werkgevers die sprak over verschillende alarmerende misstanden in de zorgsector, waaronder het gebruik van valse diploma’s.4
Bent u het ermee eens dat het bij voorkomen van zorgfraude zou helpen als winstuitkering in de zorg niet meer zou zijn toegestaan, zodat er minder prikkels zouden bestaan om onrechtmatig zorg te declareren?
Wij willen excessieve winstuitkeringen in de zorg en jeugdhulp aanpakken. Het wetsvoorstel voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders bevat hiertoe maatregelen.
Zorgbedrijven in Tilburg hekelen fraudetoezicht door «vooringenomen ambtenaren met een grote bewijsdrang» – Follow the Money – Platform voor onderzoeksjournalistiek (ftm.nl)
De ontstane situatie bij de zorglocatie Abel Tasman in Heerhugowaard |
|
Sarah Dobbe |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Onrust, ontslag en overplaatsingen: personeel en bestuur zorglocatie Abel Tasman in Heerhugowaard op ramkoers. Begeleiders vrezen voor welzijn cliënten»?1
Ik kan me voorstellen dat het een vervelende situatie is voor alle betrokkenen. De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede zorg en een veilig werkklimaat. Zij dienen de ontstane situatie bij Abel Tasman dan ook serieus te nemen en verbetering in de situatie te bewerkstelligen, waarbij medewerkers op een goede manier meegenomen worden in de veranderingen.
Was u al op de hoogte van de problemen bij deze zorglocatie, voor de berichtgeving hierover van het Noordhollands Dagblad?
Nee. De IGJ heeft mij laten weten dat zij wel voorafgaand aan de berichtgeving op de hoogte was van de problemen. De IGJ laat weten dat zij drie recente signalen heeft ontvangen over Abel Tasman. Over het lopende toezicht kan de IGJ geen inhoudelijke mededelingen doen.
Op welke manier heeft de ontstane situatie de kwaliteit van zorg voor de bewoners van Abel Tasman beïnvloed?
In zijn algemeenheid komt personele onrust de kwaliteit van zorg niet ten goede. Gezien het feit dat de IGJ op de hoogte is van de situatie, is er vanuit het toezicht aandacht voor het voldoen aan de kwaliteitseisen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht om te zorgen voor veilige en kwalitatief verantwoorde zorg. Ik ga ervan uit dat zij adequate maatregelen nemen om kwaliteit van zorg te kunnen leveren voor de bewoners van Abel Tasman.
Hoe kan het dat er zoveel zorgverleners worden overgeplaatst, terwijl de problemen in eerste instantie door het personeel zelf zijn aangekaart?
De betreffende zorgaanbieder heeft mij desgevraagd laten weten dat -na een uitgebreid voortraject- overplaatsing van het personeel nog de enige oplossing was om de situatie te veranderen. Ik heb daarnaast begrepen dat er uit andere delen van de organisatie medewerkers zijn ingezet die al bekend zijn met de betrokken bewoners, ook is er sprake van continuering van inzet van extern
personeel dat reeds langer betrokken was bij dit cluster. Daarnaast worden er versneld nieuwe medewerkers geworven. Er zijn twee gedragsdeskundigen aan het cluster verbonden die hun inzet hebben geïntensiveerd.
Hoe kan het dat de begeleiders van de locatie maandenlang moesten werken zonder clustermanager en een gedragsdeskundige?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kan er worden gedaan om weer een werkbare situatie te creëren bij Abel Tasman, voor zowel de zorgverleners als de bewoners?
Nu er veranderingen zijn doorgevoerd op de locatie van Abel Tasman zal er scherp in de gaten moeten worden gehouden welke effecten die veranderingen hebben op werkdruk en werkplezier voor medewerkers én op de kwaliteit van zorg voor bewoners. Ik ga ervan uit dat de Raad van Bestuur daarin zijn verantwoordelijkheid neemt, de Raad van Toezicht daarop intern toeziet en dat de IGJ dit betrekt in haar risicogestuurd toezicht.