Alleenstaande minderjarige asielzoekers in de noodopvang en crisisnoodopvang |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bestaat er, of wordt er, sinds de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2022, gewerkt aan een (stappen)plan dat de kwaliteit van de opvang van asielzoekers weer in lijn brengt met de geldende wettelijke normen van de Opvangrichtlijn? Zo ja, kunt u dit delen met de Kamer?
Een stabiel opvanglandschap is voorwaardelijk om de kwaliteit van de opvang van asielzoekers te borgen. Daar wordt hard aan gewerkt, maar voor het realiseren daarvan moet nog veel gebeuren en is bovendien de hulp nodig van medeoverheden. Op dit moment is nog steeds sprake van noodopvang om te voorkomen dat asielzoekers buiten moeten slapen. Ik erken dat tijdelijke opvanglocaties in veel gevallen een lager kwaliteitsniveau hebben dan gewenst. Om te zorgen voor voldoende opvangplekken waarbij de kwaliteit van opvang verzekerd wordt heb ik voor de langere termijn gewerkt aan het wetsvoorstel gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvang (ook wel: de Spreidingswet), dat op dit moment voorligt in uw Kamer. Het is aan uw Kamer om te bepalen of de Spreidingswet tijdens de demissionaire periode wordt behandeld.
In algemene zin onderschrijf ik dat de kwaliteit van de opvang een punt van aandacht, en op onderdelen van zorg is. Medewerkers van zowel het COA als gemeenten zetten zich aanhoudend in om iedereen van de benodigde voorzieningen te verzekeren. Dit geldt met name voor personen met specifieke opvangbehoeften zoals kinderen. Tegelijkertijd verschilt de situatie per locatie, met name als het gaat om tijdelijke locaties. Zo worden de leefomstandigheden van kinderen onder meer bepaald door het soort gebouw waarin opvang wordt geboden, de kennis en ervaring van de medewerkers en de duur van het verblijf. Door middel van praktische ondersteuning wordt beoogd de leefomstandigheden, waar nodig, te verbeteren.
Het gebrek aan geschikte en beschikbare locaties is de kern van het probleem. Zo ook het vinden van voldoende kleinschalige opvanglocaties voor statushoudende alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv). Het gebrek aan locaties werkt op diverse onderdelen van de asielopvang door. Ook zorgen achterstanden in asielprocedures ervoor dat de duur van de asielopvang langer is dan gewenst. Voorts is het binnen de huidige arbeidsmarkt lastig om voldoende (gekwalificeerd) personeel te vinden. Nieuwe medewerkers hebben bovendien naast kennis en kunde over de kaders ook ervaring nodig om in alle situaties adequaat te handelen. Dat kost tijd. Daarom is ook tijd een belangrijke, bepalende factor voor de kwaliteit van opvang.
Daarnaast speelt dat het gebrek aan locaties in samenhang met de huidige inzet van noodlocaties, in de praktijk betekent dat voortdurend locaties worden gesloten en nieuwe, veelal tijdelijke locaties worden geopend. Die dynamiek heeft tot gevolg dat bestaande teams vaak weer opgedeeld worden en nieuwe teams worden samengesteld. Die dynamiek belemmert dat een duurzaam fundament wordt opgebouwd. Niet alleen individuele medewerkers, maar ook teams hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen om een kwaliteitsslag te kunnen maken.
Welke concrete belemmeringen zijn er, afgezien van het gebrek aan geschikte en beschikbare locaties, om de kwaliteit van de opvang van asielzoekers weer in lijn te brengen met de geldende wettelijke normen van de Opvangrichtlijn? Zijn hier extra mensen en middelen voor nodig en zo ja, kunt u aangeven hoeveel?
Zie antwoord vraag 1.
Verwacht u dat hetgeen het Gerechtshof en de inspecties vragen voor langere tijd nog onmogelijk zal blijven? Op welke termijn en hoe verwacht u dat de situatie in orde gebracht kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) verblijven er op dit moment op noodopvanglocaties?
Op 7 augustus 2023 verbleven er ca. 1.570 amv in noodopvanglocaties bij het COA. Er verbleven geen amv in crisisnoodopvanglocaties bij gemeenten.
Hoeveel van de locaties voldoen er op dit moment niet aan de daarvoor geldende normen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u te allen tijde een actueel overzicht van het aantal amv’s per locatie? Zo ja, hoe waarborgt u dit?
Ja, het COA houdt een actueel bewonersbestand bij van alle bewoners, dus ook amv, die op de COA-locaties verblijven.
Hoeveel van de amv’s hebben geen toegang tot onderwijs en/of zorg?
Uitgangspunt is dat alle amv toegang hebben tot onderwijs en zorg. Toegang tot onderwijs moet, conform Europese richtlijnen, binnen 3 maanden na aankomst in Nederland zijn georganiseerd. Het nieuwkomersonderwijs staat echter onder grote druk. Dit komt enerzijds door het landelijke lerarentekort en anderzijds door de verhoogde asielinstroom en de verhoogde toestroom van Oekraïense kinderen en ook door kinderen van kennis- en arbeidsmigranten die van dit onderwijs gebruik maken. Hierdoor zijn voor de internationale schakelklassen (ISK) wachtlijsten ontstaan.
Op dit moment is niet inzichtelijk hoeveel amv niet binnen 3 maanden onderwijs krijgen. Dit wordt namelijk (nog) niet gemonitord door COA of onderwijsinstellingen. Wel is verkend om dit te gaan bewerkstelligen. Daartoe is het noodzakelijk dat er informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen de systemen van diverse betrokken partners, met name van het COA en DUO. Op dit moment wordt onderzocht wat daarvoor nodig is, of een dergelijke uitwisseling doelmatig is en ook daadwerkelijk valt te realiseren. Zodra er een uitkomst is zal het kabinet uw Kamer hierover informeren.
Om gemeenten en schoolbesturen te helpen in geval van nood is er de spoedwet Tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor onderwijs aan nieuwkomerskinderen. Via deze wet, die inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen en in afwachting is van behandeling in de Eerste Kamer, krijgt de gemeente in geval van nood (dat wil zeggen dat alle reguliere mogelijkheden zijn uitgeput) en na toestemming van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de mogelijkheid tot het oprichten tot een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
Voor alle amv in de asielopvang is toegang tot zorg geregeld. Voor uitleg hoe dit is ingeregeld in de (crisis)noodopvang verwijs ik naar het antwoord op vraag 17.
Wat is uw inschatting van de veiligheid van amv’s op noodoplocaties? Welke initiatieven worden er genomen om amv’s beter te beschermen?
Op alle COA-locaties, dus ook noodopvanglocaties, is er beveiliging en is het mogelijk om straatcoaches en cultureel mediators in te zetten die de amv-medewerkers ondersteunen. Amv-medewerkers zijn via hun functieprofiel geselecteerd om te werken met (kwetsbare) jongeren. Zij zijn 24/7 aanwezig op de locaties en staan zoveel mogelijk in contact met de amv, zodat ook eventuele zorgelijke signalen snel opgepakt kunnen worden. Daarnaast moeten amv zich in ieder geval twee keer per dag melden volgens de inhuisregistratie. Voor iedere amv wordt in een dossier bijgehouden hoe het met de jongere gaat. Zorgelijke signalen worden gedeeld met de voogd van Nidos. Wanneer er risico’s met betrekking tot de veiligheid gezien worden, wordt er door de amv-mentoren in samenwerking met de voogd een veiligheidsplan opgesteld zodat er adequaat gereageerd kan worden.
Klopt het dat zeker 360 amv’s sinds vorig jaar zijn verdwenen uit opvangcentra, waarvan zo’n 237 in totaal uit Ter Apel? Zo nee, hoeveel kinderen zijn volgens u wel verdwenen?
Voor de meest recente cijfers en informatie over verdwenen amv uit de asielopvang verwijs ik naar de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen van het lid Podt (D66) over het bericht «Bijna elke dag verdwijnt er een kind uit de asielopvang»1 van 31 juli jl.
Heeft u enig zicht op met welke bestemming amv’s uit de opvanglocaties zijn verdwenen? Zo ja, kunt u hier nadere informatie over geven?
De bestemming van amv die de opvang verlaten, wordt niet geregistreerd. Het is ook bijna niet mogelijk om onderzoek en navraag te doen naar de aanleiding van vertrek, omdat uit de praktijk blijkt dat asielzoekers vaak niet vooraf aangeven dat zij van plan zijn de asielopvang te verlaten en zij na het verlaten van de opvang ook uit het zicht verdwijnen.
Het vermoeden is dat een groot deel van de amv de opvang verlaat omdat zij Nederland niet als bestemmingsland hebben en doorreizen naar een ander land. Daarnaast is voorstelbaar dat amv met weinig kans op een verblijfsvergunning eerder geneigd zijn de opvang te verlaten, omdat zij weten dat ze niet in Nederland mogen blijven. Het WODC heeft reeds onderzoek gedaan naar rondreizende amv, waarin wordt stilgestaan bij mogelijke beweegredenen voor het rondreisgedrag van deze specifieke doelgroep. Deze wordt op korte termijn gepubliceerd.
Klopt het dat een deel van de verdwenen amv’s belandt in de criminaliteit, de prostitutie of in de handen van mensenhandelaren? Zo ja, hoeveel meldingen vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel zijn er gedaan en wat gebeurt er met deze meldingen?
Zie antwoord vraag 9.
Op welke manieren kunt u en gaat u direct ingrijpen om de risico’s die kinderen nu lopen in de (crisis)noodopvang weg te nemen, zoals de vier inspecties in hun brief van 19 april jongstleden aan u vragen?
Ik ben de Inspecties erkentelijk voor het benoemen van knelpunten en het aandragen van aanbevelingen in hun brief van 19 april jl. Zoals reeds aangegeven is het helaas nog altijd zo dat asielzoekerskinderen in (crisis)noodopvanglocaties opgevangen moeten worden. Dit heeft uiteraard niet de voorkeur, aangezien deze locaties afwijken van het reguliere kwaliteitsniveau. Verder is het belangrijk om te benoemen dat er in de crisisnoodopvang, waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn, geen amv worden geplaatst.
Ik wil benadrukken dat op alle fronten wordt gewerkt aan het wegnemen van knelpunten die de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve opvang in de weg staan. Dit is een proces van de lange adem dat alleen met betrokkenheid van een veelheid aan partijen kan worden volbracht. In eerdere brieven heb ik uw Kamer geïnformeerd over het maatregelenpakket dat ten uitvoer wordt gelegd om een opvangtekort te voorkomen, maar ook de doorstroom van statushouders te bevorderen. Hierdoor ontstaat meer ruimte op de reguliere opvanglocaties, alwaar de voorzieningen op het gewenste niveau kan worden geboden.
Het COA blijft zich hard inzetten om voldoende geschikte en langdurige locaties te vinden om iedere bewoner een goede plek te geven. Tot dit gelukt is zet het COA (tijdelijke) maatregelen in. Om de druk op Ter Apel aan te kunnen is er voldoende personeel om de opvang van 120 amv aan te kunnen. Echter wordt fors ingezet op het vinden, opleiden en trainen van meer amv-medewerkers. Gezien de actuele groei van het aantal amv dat opvang nodig heeft en de huidige krapte op de arbeidsmarkt is dat nu eenmaal een forse uitdaging.
Zoals in het antwoord op vraag 7 al is toegelicht heeft het Ministerie van OCW een wetsvoorstel gemaakt om te kunnen garanderen dat kinderen die nieuw zijn in Nederland ten minste binnen drie maanden na aankomst in Nederland onderwijs kunnen volgen. Het wetsvoorstel is in afwachting van behandeling door de Eerste Kamer.
In de brief aan de kamer van 24 april jl.2 ben ik nader ingegaan op de uitdagingen die de druk op de asielopvang meebrengt voor het bieden van medische zorg. De punten die de inspecties aangeven zijn bekend en hangen voor een belangrijk deel samen met het feit dat het opvangen van asielzoekers in (crisis)noodopvang niet ideaal is, maar het altijd nog te verkiezen is boven geen opvang. Desondanks wordt ingezet om ook daar de medische zorg zo goed mogelijk te borgen.
In de brief van 13 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken van de IND.3 De IND heeft diverse maatregelen getroffen om asielaanvragen versneld te behandelen en zo de voorraad minder te laten oplopen. Per 1 mei jl. is de IND gestart met het project bespoediging afdoening asiel (BAA) waarbinnen asielaanvragen van Syriërs en Jemenieten versneld en efficiënt worden afgehandeld. Binnen het project worden ook asielaanvragen van Syrische en Jemenitische amv behandeld. Daarbij is het goed om te benoemen dat op dit moment een substantieel deel van de amv-asielvoorraad bestaat uit Syrische amv. Tevens blijft de IND capaciteit inzetten op de behandeling van amv met andere nationaliteiten.
Ontbreken de heldere kaders over de kwaliteit van asielopvang waar de vier inspecties over spreken? Hoe kunt u ervoor zorgen dat iedere verantwoordelijke voor een (crisis)noodopvangvoorziening in elk geval die kaders helder heeft?
Het is geenszins het geval dat kwaliteitskaders ontbreken. Het gaat in de eerste plaats om geldende wettelijke normen volgend uit de Opvangrichtlijn. De maatstaf waaraan de opvang dient te voldoen is neergelegd in artikel 17 lid 2 van de Opvangrichtlijn. Deze maatstaf heeft betrekking op alle vormen van opvang en betekent concreet dat de materiële opvangvoorzieningen geacht worden een levensstandaard te bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt. Die norm is op onderdelen nader uitgewerkt in artikel 18 van de Opvangrichtlijn en, specifiek voor kwetsbare personen, in de artikelen 21 tot en met 25.4
Naast juridische (minimum)kaders hanteert het COA ook kaders gestoeld op bestuurskundige beginselen en welzijnsnormen. Dit zijn uitvoeringskaders die niet per definitie juridisch noodzakelijk zijn, maar wel wenselijk met het oog op een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de asielopvang respectievelijk de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid van locaties. Voor een nadere toelichting verwijs ik graag naar een eerdere brief aan uw Kamer d.d. 8 juli 2022.5
Wat gaat er concreet veranderen als de veiligheidsregio’s vanaf 1 juli niet meer de crisisnoodopvang gaan coördineren? Hoe wordt deze taak overgenomen?
De bestuurlijke betrokkenheid van het Veiligheidsberaad (VB) op het gebied van asielopvang is op 1 juli jl. beëindigd. Dit betekent concreet dat Veiligheidsregio´s geen inspanningsverplichting meer hebben om tijdelijke noodopvang te realiseren. Tegelijkertijd blijven de locaties van groot belang om de periode tot de realisatie van voldoende structurele opvang te overbruggen en daarmee een nieuw opvangtekort te voorkomen. Om die reden is tijdens het VB van 6 juni jl. besproken dat het wenselijk is dat Veiligheidsregio´s en gemeenten een rol blijven spelen op het terrein van asielopvang in de vorm van voortgezette of nieuwe locaties.
Het COA werkt hard om de tijdelijke noodopvang (ook wel Tijdelijke Gemeentelijke Opvang/ TGO genoemd)6 van gemeenten te kunnen overnemen. Met de overname van de coördinatie van deze locaties is met name de volledige bewonerslogistiek (plaatsing van bewoners, matching, spreiding en vervoer) aan het COA overgedragen. Daarnaast wordt een deel van de TGO door gemeenten geëxploiteerd in samenwerking met het COA. Op deze locaties neemt het COA ook andere taken op zich zoals processen rondom zorg van de asielzoekers, administratie, ondersteuning van procesbegeleiding, het verstrekken van weekgeld aan bewoners, e.d. De samenwerking met de gemeenten wordt de komende maanden verder vormgegeven, dit zal op verschillende manieren gestalte krijgen. Ik ben, net als het COA, zeer blij met deze gemeentelijke inzet.
Waarom heeft u niet gereageerd op de oproep van de vier inspecties om asielzoekerskinderen niet langer anders te behandelen dan ontheemde kinderen uit Oekraïne? Kunt u dat alsnog doen?
In de beleidsreactie op het rapport «Kinderen in de noodopvang en crisisnoodopvang» 7 heb ik hier destijds inderdaad geen inhoudelijke reactie op gegeven. In algemene zin ben ik het eens met de oproep van de vier inspecties om asielzoekerskinderen niet anders te behandelen dan ontheemde kinderen uit Oekraïne. In beginsel worden kinderen in de asielopvang gelijk behandeld als kinderen in de opvang voor Oekraïense ontheemden. Echter blijkt door de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit dat er verschillen zijn in het kwaliteitsniveau van de tijdelijke gemeentelijke opvang en de opvang voor Oekraïense ontheemden. Dit ervaar ik als een onwenselijke situatie. Binnen de migratieketen wordt er hard aan gewerkt om deze kwaliteitsverschillen te verminderen.
Hebben alle alleenstaande minderjarige asielzoekers een voogd, heeft die voogd zich aan hen bekendgemaakt en is die voogd voor hen bereikbaar? Hoe kan het gebeuren dat een minderjarige jongen vier weken niet wordt opgemerkt door diens voogd, zoals wordt gesteld in het radioprogramma Argos?1
Iedere amv heeft een voogd die door Nidos wordt aangewezen. De situatie dat een jongere vier weken geen contact heeft gehad met de voogd is een incident. De situatie ontstond doordat de voogd geen verhuisbericht had doorgekregen vanuit Ter Apel en het COA geen plaatsingsbesluit naar Nidos had doorgestuurd. Hierdoor waren de voogden niet op de hoogte van een nieuwe plaatsing, waardoor het drie á vier weken heeft geduurd voordat er kennis is gemaakt met deze jongen. Nadat dit is voorgevallen, worden nu op regelmatige basis (per één á twee weken) de lijst met bewoners doorlopen, zodat dit niet meer voorkomt. Wanneer de amv niet op de hoogte is wie zijn/haar voogd is, kan deze bij de mentoren op locatie navragen wie zijn/haar voogd is. De contactgegevens van de voogd worden dan met de amv gedeeld. Daarnaast weten de mentoren van het COA en de voogden van Nidos elkaar snel te vinden wanneer dit in het belang van de jongeren is.
Bij wie kunnen asielzoekers in de (crisis)noodopvang met medische klachten binnen 24 uur terecht voor hulp? Wie moeten ze aanspreken om bij die hulp terecht te komen?
Noodopvang: In het overgrote deel van de noodopvang is de zorg geregeld via de huisartsenpraktijken van GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA), op de locatie zelf en bij kleinere locaties op een nabijgelegen grotere COA-locatie. Daar kan de bewoner terecht met medische klachten tijdens de spreekuren. Daarnaast kunnen de bewoners voor medische vragen bellen met de praktijklijn van GZA zeven dagen per week 24 uur per dag. Afhankelijk van de ernst van de klacht die bepaald wordt op basis van triage wordt de bewoner doorverwezen naar een eerstvolgend spreekuur, de dienstdoende huisartsenpost en in geval van spoed wordt een ambulance ingeschakeld. In alle gevallen kan een telefonische tolk worden ingeschakeld door GZA. De bewoner kan zelf met de praktijklijn bellen via eigen telefoon of COA-telefoon maar ook de COA-receptie kan daarbij behulpzaam zijn. Op de noodopvang locaties waar GZA geen zorg kan leveren zijn afspraken gemaakt met Just4care. Just4care houdt spreekuren op locatie en is buiten de spreekuren telefonisch bereikbaar voor medisch advies. Zo nodig komt de arts naar locatie toe.
Crisisnoodopvang: In een deel van de crisisnoodopvang verloopt de zorg via GZA en is de zorg geregeld zoals hierboven omschreven. In een deel van de CNO-locaties wordt gebruik gemaakt van de diensten van Arts en Specialist, de bewoners van deze locaties kunnen naast de spreekuren gebruik maken van de speciale praktijklijn van GZA voor de CNO-locaties. In een deel van CNO opvang hebben de gemeenten aparte afspraken gemaakt met lokale zorgpartijen, deze werkwijzen kunnen per locatie verschillen.
Hoe reageert u op de situatie zoals beschreven in de reportage van het radioprogramma Argos waar sprake is van spanningen tussen Eritrese asielzoekers en asielzoekers met een Arabische achtergrond? Herkennen COA-medewerkers deze situaties? Hoe wordt hierop gereageerd?
Dergelijke signalen zijn het COA inderdaad bekend en er zijn vaker spanningen tussen groepen asielzoekers uit verschillende regio’s. Bij de uitzending van Argos werd ook ingegaan op de handelwijze hierop van medewerkers, als het gaat om gebruik van taal en vermeend «voortrekken» van bepaalde jongeren. Daar waren eerder klachten over binnengekomen via de interne klachtenprocedure. Het COA heeft medewerkers hierop aangesproken en afspraken gemaakt over de omgangsvormen. Daar waar noodzakelijk zijn ook disciplinaire maatregelen getroffen en enkele medewerkers zijn niet langer meer werkzaam voor het COA.
In algemene zin geldt dat de schijn van voortrekken in ieder geval al gewekt kan worden als een medewerker in dezelfde taal als de jongere spreekt. Om medewerkers onder andere hiervan bewuster te maken volgen alle teams twee keer per jaar een integriteitstraining. Daarnaast wordt gewerkt met interculturele mediators die onder andere bewustwording hierover creëren binnen de teams. Op deze manier is er bij verschillende teams aandacht voor dit onderwerp.
Bent u bereid te onderzoeken of er inderdaad sprake is van discriminatie in (crisis)noodopvang en/of asielzoekerscentra (azc’s), zoals bijvoorbeeld van Eritrese asielzoekers ten opzichte van Arabische, zoals naar voren komt in de reportage? Zo nee, waarom niet?
Door de aanhoudende druk op de asielopvang is het onvermijdelijk dat in opvanglocaties soms spanningen ontstaan. Dat dit soms escaleert in ongewenste omgangsvormen geeft aanleiding om alert te blijven op signalen van discriminatie en daarop te acteren. Een grootschalig onderzoek acht ik onder deze omstandigheden niet opportuun.
Wat gebeurt er met meldingen over suïcidaliteit van kinderen, bijvoorbeeld op school?
Binnen het COA is er een handreiking suïcide. Als een jongere aangeeft dat hij of zij suïcidaal is, zal een amv-medewerker met de jongere in gesprek gaan, net zoals bij andere zorgelijke signalen. Ook wordt de jeugdbeschermer geïnformeerd. Er kan geschakeld worden met gezondheidszorg, de jongere kan besproken worden in het volgende multidisciplinair overleg of er kan een individueel casusoverleg met betrokken partijen worden georganiseerd.
Scholen zijn verplicht om zorg te dragen voor de sociale, fysieke en mentale veiligheid van leerlingen. De onderwijsinspectie houdt toezicht op het veiligheidsbeleid op scholen. Bij het maken van het veiligheidsbeleid kunnen scholen hulp krijgen van Stichting School & Veiligheid. Deze stichting verzamelt en verspreidt informatie en deskundigheid over (sociale) veiligheid op scholen. Deze stichting heeft onder meer het «niet-pluis-instrument» ontwikkeld. Dit instrument helpt scholen om het beeld van een leerling completer te krijgen en vervolgstappen te zetten, wanneer een leerling gedrag vertoont dat het gevoel oproept dat er iets niet in orde is met de leerling zoals tekenen van suïcide.
Wat gebeurt er met meldingen aan het COA over geweldsincidenten tussen bewoners? Wordt hierover gerapporteerd en zo ja, hoe en aan wie? Wat gebeurt er met dergelijke meldingen en rapportages? Hebben die consequenties voor aanstichters?
Wanneer er geweldsincidenten tussen bewoners op COA-locaties plaatsvinden, worden deze door medewerkers in het systeem gerapporteerd en wanneer minderjarigen hierbij betrokken zijn, wordt dit aan Nidos gemeld. Nidos beoordeelt of deze incidenten meldenswaardig zijn volgens de criteria voor melding bij de inspecties. Is dat het geval, dan worden de incidenten door Nidos gemeld. Elk incident wordt op locatie afgehandeld. Onderdeel van de afhandeling is ook het opleggen van maatregelen. Het opleggen van maatregelen is maatwerk. In het algemeen geldt dat het kan gebeuren dat er in de uitvoering van het werk gaten vallen en dit niet altijd volgens de kaders plaatsvindt.
Daarnaast worden jongeren bij incidenten geïnformeerd over de mogelijkheden tot aangifte en op welke wijze dit kan. Een jongere kan hierin ondersteund worden door zijn mentor en jeugdbeschermer, zowel bij het gesprek over het doen van aangifte als het daadwerkelijk doen van een aangifte. Het is uiteindelijk de beslissing van de jongere of hij dit doet. Of dit consequenties heeft voor de verdachte wordt beoordeeld in het strafrechtelijk proces.
Klopt het dat een grote vechtpartij in Biddinghuizen niet aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is gemeld? Kunt u bij het COA ophelderingen vragen waarom dit niet meteen gemeld is en de Kamer hierover inlichten? Gaat de IGJ ook het verwijt van betrokkenen onderzoeken dat de politie aanwezig was en hen niet heeft beschermd?
Het COA heeft het incident bij Nidos gemeld, maar door de grote druk is helaas verzuimd het incident direct bij de inspectie te melden. Dit had wel gemoeten en is op een later moment alsnog gedaan. De inspectie is hiervan op de hoogte. Naar aanleiding van de vechtpartij heeft COA de jongeren ter de-escalatie en time-out overgeplaatst naar andere locaties. Deze maatregel was noodzakelijk om de veiligheid op locatie te kunnen herstellen en waarborgen. Ik herken mij niet in de weergave van de feiten zoals deze in de vraag wordt geschetst.
Klopt het dat COA-medewerkers een zwijgclausule hebben, en zo ja, waarom wordt hen dan niet door de organisatie zelf regelmatig gevraagd naar hun ervaringen om daar lessen uit te trekken? Bent u bereid een (anoniem) onderzoek te houden onder COA-medewerkers om een beeld te krijgen van wat zich afspeelt en van hun welbevinden? Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd over de situaties als beschreven in de reportage van Argos? Indien hier al rapportages over beschikbaar zijn, kunt u deze met de Kamer delen?
Nee, er is geen zwijgclausule binnen het COA. Het beschermen van persoonsgegevens en gevoelige bedrijfsinformatie is één van de uitgangspunten van het integriteitsbeleid van het COA. Werken bij het COA is echter ook werken met gevoelige gegevens. De geheimhoudingsverklaring die medewerkers van het COA daartoe tekenen ziet toe op de informatie die als vertrouwelijk beschouwd wordt. Denk hierbij aan kennis over openen en sluiten locaties, persoonsinformatie van bewoners, etc. Het gaat in de geheimhoudingsverklaring zeker niet over zaken die vallen onder ongewenste omgangsvormen en integriteitsschendingen. In de gedragscode van het COA is opgenomen dat van medewerkers wordt verwacht dat je er iets mee doet als je vermoedt dat er iets mis is. De interne meldstructuur is daarvoor de eerst geëigende tool om vermoedens van een misstand aan te kaarten. Dat kan via de hiërarchische lijn, al dan niet met behulp van het netwerk van vertrouwenspersonen, of direct bij het meldpunt integriteit. Ook kan een klacht ingediend worden bij de klachtencommissie (o.l.v. een externe voorzitter). Het extern melden van een misstand is uiteraard ook een optie. Dit is immers vastgelegd in wet- en regelgeving (wet bescherming klokkenluiders). Het COA ontslaat geen medewerkers omdat zij misstanden aankaarten.
Het COA heeft onlangs opnieuw een PSA-werkbelevingsonderzoek (Psycho-Sociale Arbeidsbelasting) gehouden voor alle medewerkers. Daarin wordt medewerkers gevraagd naar hun beleving bij arbeidsrisico’s die werkstress kunnen veroorzaken, zoals emotionele belasting, werkdruk, werk-privé balans en ongewenste omgangsvormen zoals discriminatie en seksuele intimidatie, agressie en geweld en/of pesten. De uitkomsten van het onderzoek worden ook nog per team besproken: van de leidinggevenden wordt verwacht dat ze met de resultaten aan de slag met hun team. Ik zie geen reden om daar een aanvullend onderzoek op te (laten) organiseren.
Wanneer is het inspectieonderzoek naar de in de reportage genoemde calamiteit rond de dood van een asielzoeker afgerond en kan de uitkomst hiervan met de Kamer gedeeld worden?
Op 12 juni jl. hebben de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid hun rapport over het onderzoek naar het overlijden van 3 maanden oude baby bij het aanmeldcentrum in Ter Apel gepubliceerd. In de bijbehorende kamerbrief van 13 juni jl.9 heb ik hier een reactie op gegeven.
De voornemens van het kabinet tot asielopvang in Albergen |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Hoe is het door u te verklaren dat er op 16 augustus 2022 door het kabinet met stoom en kokend water werd besloten om door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium dwang toe te passen en een opvanglocatie voor 300 asielzoekers aan te wijzen in Albergen met als excuus de druk op Ter Apel, terwijl er ruim negen maanden na dato nog steeds geen opvang in het voormalig hotel in Albergen is?
Er zijn onverminderd plekken nodig. Op 16 augustus 2022 is in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening afgesproken een besluit te nemen op de vergunningsaanvraag van het COA voor een door hen aangekocht object in Albergen in de gemeente Tubbergen. Hierbij heb ik aangegeven altijd in contact te willen blijven met de gemeente Tubbergen. Voordat het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium daadwerkelijk ingezet zou worden, is er overeenstemming bereikt met de gemeente Tubbergen om in de betreffende locatie 150 asielzoekers op te vangen. Om deze reden is de mogelijkheid om vanuit het rijk de vergunning te verlenen voor de opvang van asielzoekers uiteindelijk niet ingezet. Dat er na negen maanden geen asielzoekerscentrum in gemeente Tubbergen is, komt door meerdere factoren, waaronder de duur van het vergunningentraject en het sluiten van de financiële regeling.
Deelt u de conclusie dat het toepassen van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium een ongepaste zet was en dat u de lokale overheid die normaal gesproken het bevoegd gezag is onnodig buitenspel heeft gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik had in die tijd onverminderd hard plekken nodig. Eerder heb ik in mijn brief van 25 mei1 en 9 augustus 20222 aangegeven dat ik over zou kunnen gaan tot het inzetten van het RO-instrumentarium om op korte termijn opvangplekken te realiseren. In die Kamerbrief staan mijn overwegingen om toentertijd het RO-instrumentarium in te zetten.
Had de inzet van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium destijds enkel en alleen het doel om middels machtsvertoon een voorbeeld te stellen om andere gemeenten te bewegen tot extra inzet met betrekking de opvang van asielzoekers? Zo nee, welk doel had het dan wel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat Albergen zich, terugkijkend op deze gang van zaken en de huidige situatie in ogenschouw nemend, misbruikt voelt? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen zich overvallen voelden door deze maatregel. Er was echter niet de luxe om langer af te wachten. Tegelijkertijd is er sinds april op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden.
Kunt u bevestigen dat het toepassen van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium van vorig jaar augustus de enige keer is geweest met betrekking tot het forceren van asielopvang? Overweegt u dit in de toekomst opnieuw te gaan doen? Zo ja, waarom?
Zoals hiervoor aangegeven is het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium uiteindelijk niet ingezet omdat er met de gemeente, het COA en het Rijk overeenstemming is bereikt over de komst van de opvang. Om in de toekomst inzet van het Ruimtelijk Ordening instrumentarium te voorkomen heb ik bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel «Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen» ingediend. Deze wet moet mogelijk maken om voldoende opvangplekken te realiseren. Het wetsvoorstel is op 26 en 27 september door de Tweede Kamer behandeld. Op 10 oktober wordt er gestemd over het voorstel.
Bent u zich bewust van de impact die de beslissing om dwang toe te passen heeft en heeft gehad, op de inwoners van Albergen, op het bestuur van de gemeente Tubbergen, op de verhouding tussen inwoner en de overheid en het vertrouwen van de inwoner in de overheid, en kunt u in al deze vier opzichten reflecteren op de gevolgen van de keuze om dwang toe te passen door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium?
Ik wil benadrukken dat ik het bij de inzet van dit instrumentarium van groot belang vind om zo goed als mogelijk met (het bestuur van) de gemeente samen te werken, en om de gemeenteraad en omwonenden goed bij dit besluit te betrekken. Gelukkig zijn de gemeente, het COA en ik alsnog tot overeenstemming gekomenen.
Hoe loopt het huidige proces dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) samen met de gemeente Tubbergen en commissies bestaande uit omwonenden en andere betrokkenen doorloopt, en kunt u aangeven of dit ook naar tevredenheid verloopt volgens de gemeente Tubbergen en de eerdergenoemde commissies?
Het is een doorlopend proces, dat het ene moment intensiever is dan het andere moment. Tussen het COA en de gemeente Tubbergen is in principe wekelijks overleg.
Bent u bereid op uw schreden terug te keren en het plan voor asielopvang in Albergen van tafel te halen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet van plan daarop terug te komen. Er is in overeenstemming met gemeente Tubbergen, COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid nu een financiële regeling gesloten. Ook heeft het COA op dit moment alle plekken nodig, ook de overeengekomen 150 plekken in gemeente Tubbergen.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen einddatum van 1 november 2032 gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Met het college van Tubbergen is afgesproken dat de bestuursovereenkomst na 10 jaar eindigt. De letterlijke tekst betreft: «De einddatum wordt vastgesteld op 10 jaar, dus sluiting op 1 november 2032». Het is aan het dan zittend college, de dan zittende gemeenteraad en het COA om te bezien of er nieuwe afspraken worden gemaakt.
Kunt u bevestigen dat er na de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen einddatum van 1 november 2032 geen opvang van asielzoekers en statushouders meer zal plaatsvinden in het voormalige hotel in Albergen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat er maximaal 100 asielzoekers en maximaal 50 statushouders, in plaats van maximaal 300 asielzoekers, opgevangen zullen worden gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Ja, die afspraak bevestig ik.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat zowel de inwoners van de gemeente Tubbergen als de gemeente Tubbergen zelf geen financiële hinder zullen ondervinden van de asielopvang gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Met de gemeente Tubbergen is afgesproken dat derden geen aanspraak kunnen maken op de financiële regeling. De gemeente Tubbergen en het dorp Albergen als zodanig zullen mede door de afgesloten financiële regeling geen financiële nadelen van asielopvang ondervinden.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat er niets gebouwd wordt als aanvulling op de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
In augustus 2022 is de mogelijkheid overwogen om tijdelijke woonruimtes te plaatsen op het perceel waarop het Elshuys is gelegen. Met de gemeente Tubbergen is afgesproken om maximaal 150 bewoners te plaatsen op deze locatie, waardoor het plaatsen van aanvullende bebouwing niet noodzakelijk is.
De dood van een drie maanden oude baby in het aanmeldcentrum Ter Apel |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Kuipers , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht1 dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd constateert dat, hoewel geen link te leggen is tussen het overlijden en de omstandigheden, de dood van de drie maanden oude baby in het aanmeldcentrum Ter Apel plaatsvond in verblijfsomstandigheden die ongezond waren voor een moeder met jonge kinderen?
Ja, ik ben bekend met het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid (de «Inspecties») over het onderzoek naar het overlijden van 3 maanden oude baby bij het aanmeldcentrum in Ter Apel gepubliceerd.
Wat vindt u ervan dat de Inspecties hebben geconstateerd dat in de provisorisch ingerichte verblijfsruimten voor kwetsbare asielzoekers sprake was van onhygiënische omstandigheden met een risico op besmettingsziekten, dat er werd gerookt en dat het ontbrak aan wiegjes en slaapzakken? Bent u het met de stelling eens dat, zelfs onder de moeilijke omstandigheden waaronder asielopvang moest worden geregeld, het hier gaat om de meest essentiële voorwaarden die geregeld hadden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De omstandigheden in Ter Apel waren gedurende de onderzoekperiode van de inspecties onwenselijk. Niet alleen voor (kwetsbare) bewoners, ook voor medewerkers van de keten. De inspecties constateerden tevens dat betrokken medewerkers er alles aan hebben gedaan om opvang en begeleiding te bieden in deze moeilijke omstandigheden. De sporthal, aannemende dat u hiernaar verwijst met «provisorisch ingerichte verblijfsruimten» is nooit ingezet als volwaardige opvangplaats en was het alternatief voor buiten op het veld moeten slapen.
Ik wil daarom nogmaals de noodzaak onderstrepen om met elkaar te komen tot voldoende aantal reguliere opvangplekken in Nederland.
Waarom was het noodzakelijk voor de moeder, die al een verblijfsvergunning had en sinds 2019 in Nederland woonde, om voor een aanvraag voor een zelfstandige asielvergunning naar Ter Apel af te reizen?
Het uitgangspunt is dat een asielaanvraag door de vreemdeling in persoon of door diens wettelijk vertegenwoordiger wordt ingediend in Ter Apel. Dit is ook als zodanig neergelegd in het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire. Dit geldt voor alle asielaanvragen, dus ook voor vreemdelingen die reeds in het bezit zijn van een – in dit geval – afgeleide asielvergunning en die graag een zelfstandige asielvergunning willen hebben. Het moment van indiening van deze asielaanvraag kan de vreemdeling in dat laatste geval wel zelf kiezen. Een vreemdeling met een afgeleide vergunning heeft immers reeds verblijfsrecht in Nederland. Er is overigens ook altijd overleg mogelijk met de IND in bijzondere gevallen om maatwerk te bieden indien nodig.
In het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 28 juni jl. heb ik toegezegd dat ik nog schriftelijk terugkom op de vraag van het lid Podt over het verplicht melden in Ter Apel door kinderen onder de 15 jaar. Dit ga ik betrekken bij de inhoudelijke beleidsreactie op het rapport van de inspecties. Uw Kamer zal deze in het najaar ontvangen.
Waarom moest de moeder zelfs in Ter Apel verblijven? Waarom moest zij haar kinderen meenemen? Bood de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de moeder geen mogelijkheid aan om zich elders, wellicht digitaal, aan te melden voor een aanvraag voor een zelfstandige asielvergunning?
Momenteel moet een vreemdeling zich in persoon melden. Zoals toegezegd ga ik deze werkwijze voor kinderen nader bestuderen. Het in persoon aanmelden heeft onder andere als doel om de identiteit vast te stellen. Dit gebeurt aan de hand van biometrie, die enkel in persoon kan worden afgenomen. Daarnaast dienen er handelingen te worden verricht, zoals het registreren in systemen – aan de hand van de biometrie – die noodzakelijk zijn voor het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Dat is ook de reden dat een enkele digitale melding – ook indien het een vreemdeling betreft die al verblijfsrecht heeft – onvoldoende is. Ook bij kinderen die asiel aan willen vragen is het van belang de identiteit vast te stellen. Om die reden is het belangrijk dat zij meekomen bij het indienen van een asielaanvraag.
In de regel neemt de betreffende procedure niet onnodig veel tijd in beslag. Afgelopen zomer was echter tijdelijk sprake van een unieke en uitzonderlijke situatie in Ter Apel. Vreemdelingen die op dat moment asiel aan wilden vragen, hebben onder moeilijke omstandigheden soms meerdere dagen moeten wachten voordat zij daadwerkelijk konden worden geregistreerd en een aanvraag konden indienen. Dat is helaas ook deze moeder overkomen. Dit is een uitermate onwenselijke situatie geweest en ik betreur dit ten zeerste.
Vindt u het niet omslachtig, onnodig en risicovol om statushouders in soortgelijke gevallen in Ter Apel te laten verblijven?
Het belang van het in persoon verschijnen ten behoeve van de registratie van de persoonsgegevens, het afnemen van biometrische gegevens en het indienen van een asielaanvraag – ook in geval vreemdelingen al verblijfsrecht hebben – onderstreep ik. Voor kinderen ga ik deze werkwijze nader bestuderen (zie beantwoording vraag 3 en 4). De omstandigheden waaronder dit afgelopen zomer heeft plaatsgevonden, betreur ik echter wel.
Om de druk op Ter Apel te ontlasten is daarom sinds 28 juni jl. een voorportaallocatie geopend in Assen, alwaar asielzoekers kunnen verblijven totdat zij aan de beurt zijn voor de procedure en niet onnodig lang in Ter Apel hoeven te verblijven.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om herhaling van dit afschuwelijke incident te helpen voorkomen?
Laat ik vooropstellen dat herhaling van dit incident voorkomen moet worden. Op basis van de nu bekende informatie, aldus de inspecties, is geen relatie vast te stellen tussen de verblijfsomstandigheden in de sporthal en het overlijden van de baby. Ik deel de aanbeveling van de inspectie om de sporthal niet meer in te zetten voor kwetsbare bewoners. Daarvoor is nodig dat we in Nederland met elkaar voldoende aantal reguliere opvangplekken organiseren. Die oproep blijf ik continue dan ook doen.
Op korte termijn zet ik mij in om het mogelijk te maken dat het aantal bewoners op locatie Ter Apel binnen het gestelde maximum van 2.000 blijft, bijvoorbeeld zoals eerder genoemd via het organiseren van overloop- en voorportaallocaties. Ook heb ik de politie opdracht gegeven om de verwerkingscapaciteit voor de identificatie procedure verder op te schalen, zodat eenieder vlot door de procedure kan.
Op langere termijn werk ik aan trajecten zoals bespoediging afdoening asiel (BAA) van de IND, de spreidingswet en een heroriëntatie op het asielsysteem in Nederland. Dit nog los van de trajecten die internationaal spelen, zoals de recent gemaakte afspraken in Europa en de afspraken met Tunesië.
Bent u bereid om deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid van 28 juni 2023 te beantwoorden?
Helaas is het mij niet gelukt om binnen de gebruikelijke termijn uw vragen te beantwoorden, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Het ombouwen van ziekenhuizen tot asielwalhalla’s. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht inzake de komst van asielzoekers naar leeg Tergooi-ziekenhuis?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om ziekenhuizen te sluiten terwijl de bevolking groeit, er sprake is van vergrijzing en een toenemende zorgvraag? Zo ja, wilt u het Tergooi-ziekenhuis behouden en de komst van asielzoekers in het lege ziekenhuis in Blaricum voorkomen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het is van belang dat zowel de kwaliteit als de continuïteit van de zorg geborgd is bij wijzigingen in het zorgaanbod. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder, in dit geval het Tergooi MC, om te beslissen over de inrichting van de zorgorganisatie, mits dit binnen de geldende normen is, én op voorwaarde dat de kwaliteit en continuïteit van zorg geborgd zijn. Om te komen tot toekomstbestendige inrichting staan ziekenhuizen soms voor ingrijpende keuzes, waaronder ook het samengaan van twee ziekenhuis locaties.
Het Tergooi MC heeft in mei 2023 het nieuwe Tergooi MC in gebruik genomen, waarbij de twee locaties Blaricum en Hilversum samen zijn gegaan. Het Tergooi MC geeft aan vanuit dit ziekenhuis haar regionale verantwoordelijkheid in te kunnen vullen en zorg te dragen voor kwalitatief hoogwaardige zorg binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders.
Deelt u de mening dat het ondemocratisch is dat niemand in Blaricum heeft kunnen stemmen voor of tegen de opvang van asielzoekers? Zo ja, wilt u ophouden met dwang en drang bij de opvang van asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Nee ik deel de mening niet. Wel wil ik benadrukken dat ik hecht aan een goede samenwerking tussen overheden bij de realisatie van opvang asielzoekers. Nederland is op basis van internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen verplicht om asielzoekers opvang te bieden. Nederland neemt deze internationaalrechtelijke verplichtingen serieus en wil asielzoekers op een humane wijze opvangen. Daar zijn alle Nederlandse overheden voor nodig.
Het Rijk is verantwoordelijk voor het opvangen van asielzoekers. Het COA voert dit in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid uit.
Tegelijkertijd is er thans geen wettelijke taak voor gemeenten om de opvang van asielzoekers door het COA in gemeenten mogelijk te maken. De Raad van State heeft op 6 februari jl. haar advies gepubliceerd ten aanzien van het wetsvoorstel Gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. Dit wetsvoorstel geeft ook gemeenten een expliciete wettelijke taak bij de opvang van asielzoekers. Tevens wil het kabinet met dit wetsvoorstel komen tot een evenwichtigere verdeling van asielzoekers over gemeenten. Het wetsvoorstel is op 24 maart jl. in de ministerraad besproken en voorgelegd ter behandeling aan de Tweede en daarna de Eerste Kamer. Vanwege de demissionaire status van het kabinet en in afwachting van aanhangige voorstellen die de Kamer als controversieel beschouwt kan ik op dit moment geen uitspraken doen over de voortgang van de behandeling van de wet.
Het bericht ‘ Bijna elke dag verdwijnt er een kind uit de asielopvang’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u per vorm van opvang (centrale ontvangstlocatie (col), asielzoekerscentrum (azc), (crisis)noodopvang) aangeven hoeveel kinderen in het afgelopen jaar zijn verdwenen?1
In deze set Kamervragen wordt gesproken over verdwijningen, hiervoor hanteert het COA de cijfers van kinderen die met onbekende bestemming uit de asielopvang vertrekken (hierna: mob).
Het overgrote deel van de kinderen dat de COA-opvang verlaat, betreft alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv), 91% van de vertrokken kinderen in de periode januari 2022 tot mei 2023 zijn amv. In de mob-registratie van het COA is de afgelopen jaren echter eerder een afname dan toename waarneembaar in absolute aantallen kinderen dat mob is gegaan. In 2018 betrof dit 540 kinderen, in 2019 waren het er 778, in 2020 waren het er 489, in 2021 waren het er 250, in 2022 waren het er 292. In deze periode is tegelijkertijd een sterke toename waarneembaar van het aantal kinderen (met name amv) dat het COA opvangt, waardoor in relatieve zin dus sprake is van een afname van het aantal mob-meldingen. Daarbij geldt tevens dat de cijfers hoger kunnen uitvallen omdat het bij mob-registraties om niet unieke personen gaat: soms wordt een kind meerdere malen mob-geregistreerd, omdat het kind zich na het vertrek weer opnieuw meldt bij het COA en daarna weer vertrekt uit de opvang.
Als we enkel kijken naar kinderen in een gezin zijn er vanuit de centrale aanmeldlocatie (col) in Ter Apel in 2022 9 mob-meldingen geregistreerd. Vanaf de reguliere asielopvang locaties (met uitzondering van amv-locaties) heeft het COA in 2022 en tot en met mei 2023 46 mob-registraties van kinderen in gezinnen gedaan. Vijf meldingen betreffen vreemdelingen die verbleven op noodopvanglocaties van het COA.
Amv verblijven eerst in Ter Apel op de procesopvanglocatie amv (poa). Vanaf de poa in Ter Apel zijn er in 2022 254 mob-registraties. Met betrekking tot alle poa’s heeft het COA van 2022 tot en met mei 2023 492 mob-registraties van amv geregistreerd. Dit is inclusief de eerder genoemde mob-registraties over 2022 vanuit amv Ter Apel, en daarvan ging het in 142 gevallen om een registratie vanuit een noodopvanglocatie.
Tot slot, gemeenten zijn verantwoordelijk voor de crisisnoodopvang, dat betekent dat daar geen informatie over gedeeld kan worden. Belangrijk daarbij te benoemen is dat er geen amv in de crisisnoodopvanglocaties worden geplaatst.
Hoe is het mogelijk dat zoveel kinderen verdwijnen tussen aanmelding in Ter Apel en aankomst in een asielzoekerscentrum?
Minder dan 4% van de mob-registraties in Ter Apel betreft kinderen in gezinnen, de rest zijn amv. Een deel van de amv meldt zichzelf aan in Ter Apel, maar niet allemaal. Wanneer zij zich elders in Nederland melden, worden zij met taxivervoer gebracht naar Ter Apel. Wanneer zij worden doorgeplaatst vanuit Ter Apel naar een andere opvanglocatie, worden zij gebracht. Zowel de reguliere (amv-)opvanglocaties als de beschermde opvang voor amv hebben geen gesloten setting. Dat betekent dat amv zich vrij kunnen bewegen en de opvang kunnen verlaten.
Er wordt op verschillende manieren inzet gepleegd om dit te voorkomen. In de poa’s is 24 uur per dag begeleiding aanwezig en geldt een meldplicht voor 2 momenten per dag. Amv waarbij op voorhand een reëel vermoeden van slachtofferschap mensenhandel is, worden in de beschermde opvang geplaatst. Er worden in de beschermde opvang dan extra beschermingsmaatregelen getroffen, zoals extra bewaking en toezicht. Verder wordt de (plaatselijke) politie op de hoogte gesteld van eventuele risico’s.
Wat is op dit moment de situatie in de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv)-opvang in Ter Apel? Hoeveel kinderen worden er opgevangen, met hoeveel begeleiders?
De druk op de amv-capaciteit en daarmee ook op de poa in Ter Apel blijft hoog en loopt de laatste weken weer verder op, waardoor er op de locatie al geruime tijd meer amv verblijven dan beoogd (55). De afgelopen periode was dit aantal beheersbaar en kon het COA de jongeren een kwalitatief goede opvang en begeleiding bieden. Dit was mogelijk door de grote inzet van de medewerkers ter plaatse, waarvoor een compliment op zijn plaats is, en door de diverse door het COA getroffen maatregelen om de situatie verbeteren. Zo heeft het COA meer begeleiders beschikbaar gesteld, is er een straatcoach aangesteld, wordt Nederlandse les gegeven en wordt de locatie 24 uur per dag beveiligd. De gemiddelde verblijfsduur op de locatie is 1 tot 2 weken in verband met het aanmeldproces.
Is er een verband tussen de verdwijningen van deze kinderen en de huidige situatie in de asielopvang?
Ik ben niet bekend met signalen die duiden op een mogelijk verband tussen het vertrek van minderjarigen uit de asielopvang en de huidige maatregelen om het opvangtekort tegen te gaan, zoals de noodmaatregel inzake het doorplaatsen van amv van 17,9 naar reguliere opvanglocaties. Zoals reeds aangegeven is geen sprake van een absolute stijging van het aantal mob-registraties, in relatieve zin is zelfs sprake van een daling. Gebleken is dat bewoners vaak niet vooraf kenbaar maken dat zij van plan zijn om de opvang te verlaten, hetgeen onderzoek en onderzoek naar de reden van vertrek bemoeilijkt.
Is er een verband tussen de verdwijningen van deze kinderen en de huidige maatregelen ten aanzien van amv'ers zoals het overplaatsen van kinderen onder de 18 jaar naar de volwassen opvang en de grotere groepsgrootte (waardoor er minder begeleiding per kind is)?
Zie antwoord vraag 4.
Welke meldingen heeft het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel gekregen die met deze verdwijningen in verband kunnen worden gebracht?
Sinds de doorontwikkeling van het EMM ontvangen zij geen rechtstreekse signalen en/of meldingen van mensenhandel of mensensmokkel van externe organisaties. Signalen worden rechtstreeks gedeeld met de politie en de Kmar. Hier zijn COA medewerkers op getraind. Bij dergelijke vermoedens worden de signalen gemeld bij de politie (via het Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt (NVIL) en het Informatieknooppunt (IKP) van de Kmar. Daarnaast worden alle kinderen die mob gaan uit de asielopvang gemeld bij de politie, volgens bestaande protocollen. Wanneer sprake is van reeds bekende signalen ten aanzien van mensenhandel of mensensmokkel wordt dit eveneens vermeld in de melding.
In de periode van 2022–2023 zijn vanuit Ter Apel minder dan vijf meldingen via het protocol ingediend over het vertrek van een amv. Eén van de mob-gemelde amv verblijft momenteel opnieuw in de asielopvang.
Klopt het dat de samenstelling van de amv-groep anders is dan enkele jaren geleden, toen eerder is gesproken over het verdwijnen van amv’ers uit de opvang? Welke invloed heeft dat op de (mogelijke) redenen voor de verdwijningen?
Gelet op de overeenkomstige kenmerken van de amv die mob gaan, is het mogelijk dat een verband bestaat tussen amv die mob gaan en amv die minder kans hebben op het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
Op welke wijze worden de (huidige) verdwijningen gemonitord, onderzocht en voorkomen?
Indien een amv aangeeft te willen vertrekken, gaan de COA-medewerkers hierover in gesprek met de amv waarin zij voorlichting geven over de gevolgen voor de asielprocedure. Ook wordt in dit gesprek benoemd welke risico’s het illegaal verblijf in Nederland oplevert en wat de mogelijkheden zijn voor terugkeer naar het land van herkomst. Voorts wordt benoemd dat het aan de vreemdeling is om de keuze te maken om te vertrekken en het een ieder vrijstaat om de locatie te verlaten. In de meeste gevallen wordt een besluit om te vertrekken echter vooraf niet kenbaar gemaakt.
Het COA zet zich dus voortdurend in om vroegtijdig te signaleren of een minderjarige van plan is om de opvang te verlaten. Er is een verplichte training voor alle bewoners waarin de gevaren van het leven in illegaliteit worden toegelicht. Ook streeft het COA ernaar om op alle locaties een contactpersoon mensenhandel/mensensmokkel te hebben. Daarnaast worden amv waar op voorhand een reëel vermoeden van slachtofferschap mensenhandel is, in de beschermde opvang geplaatst. Hier wordt de jongere uit het mogelijk onveilige netwerk gehaald en wordt er gewerkt aan weerbaarheid en zelfredzaamheid. De politie wordt hiervan op de hoogte gesteld. In deze opvang worden op basis van een individuele risico-inschatting extra beschermingsmaatregelen getroffen, zoals extra bewaking en toezicht. Indien sprake is van een signaal van mensenhandel of mensensmokkel wordt dat, conform de aanwijzing mensenhandel van het OM, in alle gevallen opgepakt.
Het verdwijnen van amv uit de asielopvang wordt gemonitord door het registreren van alle gevallen van vertrek met onbekende bestemming door het COA. Het WODC heeft reeds onderzoek gedaan naar rondreizende amv, dit wordt op korte termijn gepubliceerd.
Niet elke mob-registratie van het COA leidt tot een melding van vermissing bij de politie. In de volgende gevallen gebeurt dit wel. Indien een amv zich op twee opeenvolgende meldmomenten binnen 24 uur niet bij het COA meldt, wordt hier standaard melding van gemaakt bij de politie en wordt het Nidos op de hoogte gebracht. Daarnaast maakt het COA of Nidos direct melding bij de politie wanneer sprake is van aanwijzingen dat de veiligheid van de amv in het geding is, bijvoorbeeld omdat sprake is van ontvoering, vermoeden van mensenhandel of direct levensgevaar van het kind. Het COA en Nidos hebben de taak om de politie zo goed mogelijk te voorzien van informatie, zodat de politie tot een zorgvuldige inschatting kan komen van de betreffende zaak. Tevens wordt de wijkagent van de gemeente geïnformeerd.
In eerste instantie verricht de betrokken mentor van COA onderzoek door middel van locatieonderzoek, netwerkonderzoek, en door zelf contact op te proberen te nemen met de jongere. De melding en het meldingsnummer worden vervolgens aan Nidos overgedragen en het onderzoek wordt dan overgenomen door de jeugdbeschermer van Nidos om te bepalen of de verblijfplaats van de amv bekend is. Indien de verblijfplaats niet bekend blijkt, gaat de politie naar aanleiding van de melding verder met het onderzoek waar mogelijk.
Indien sprake is van aanwijzingen dat het vertrek van een kind uit de asielopvang is voorafgegaan, vergezeld of een gevolg is van een misdrijf, wordt een opsporingsonderzoek onder strafrechtelijke titel en onder regie van het OM uitgevoerd. De politie kan de op dat moment passende bevoegdheden toepassen.
Nidos doet, indien daar indicaties van zijn, aangifte van mensenhandel of onttrekking aan gezag door de amv zelf. Het strafbare feit waarvan Nidos aangifte doet is afhankelijk van het ingeschatte risico dat de minderjarige loopt.
Op welke wijze worden gemeenten (verantwoordelijk voor crisisnoodopvang) ondersteund in het voorkomen van dit soort verdwijningen?
In CNO’s worden dezelfde maatregelen genomen als in de reguliere asielopvang om vertrek met onbekende bestemming tegen te gaan. Zie hiervoor het antwoord op vraag 8. Daarbij wel de opmerking dat amv niet op CNO-locaties verblijven.
Wat wordt er nu gedaan om de verdwenen kinderen te vinden?
Zie hiervoor het antwoord onder vraag 8.
Op welke wijze worden signalen van gemeenten en lokale partners ten aanzien van verdachte situaties actief geregistreerd en gebruikt om verdwijningen te voorkomen en op te lossen?
Zoals reeds aangegeven worden verdachte signalen door het COA gedeeld met de politie. Dit gebeurt ad-hoc, per telefoon en per mail, of ze worden gedeeld in het maandelijkse veiligheidsoverleg waarbij tevens de gemeente vertegenwoordigd is. Naar aanleiding van de ontvangen signalen bekijkt de politie welke interventies passend zijn en kunnen worden ingezet. Verdachte signalen worden standaard geregistreerd in het systeem van de politie.
Ziet u de huidige maatregelen om verdwijningen van kinderen te voorkomen als afdoende? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, kunt u aangeven wat er de komende tijd wordt gedaan?
Ik heb het volste vertrouwen in de deskundigheid van de COA medewerkers om zo goed als mogelijke begeleiding aan de amv kunnen bieden en waar mogelijk verdwijningen te voorkomen, in samenwerking met de reeds benoemde ketenpartners en organisaties. In de beantwoording op de voorgaande vragen heb ik uiteengezet hoe het COA en de politie dat samen met andere partners doen en zal blijven doen.
Het bericht 'Asielkinderen verwaarloosd in luxe hotel: ‘Criminelen staan gewoon voor de deur’' |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over asielkinderen, die verwaarloosd worden in luxe hotels waarbij criminelen gewoon voor de deur staan?1
Ik ben op de hoogte van de berichtgeving in kranten en op de radio.
Hoe beoordeelt u het feit dat zestig jongens tussen de 14 en 18 jaar in het GR8 Hotel in Oosterhout ongelofelijk slecht worden behandeld?
Helaas zijn er al enige tijd onvoldoende reguliere opvanglocaties beschikbaar. Zowel Nidos als COA hebben een acute behoefte aan opvangplekken voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv). Medeoverheden zijn nog altijd terughoudend met het realiseren van nieuwe opvangplekken voor amv. Hierdoor wordt ook een deel van de amv opgevangen op noodlocaties, zo ook in het hotel in Oosterhout. Dit heeft uiteraard niet de voorkeur, aangezien deze locaties afwijken van het reguliere kwaliteitsniveau. In algemene zin onderschrijft het Kabinet dat de kwaliteit van de opvang een punt van aandacht en, op onderdelen, zorg is. Medewerkers van het COA en Nidos en medeoverheden zetten zich aanhoudend in om iedereen van een opvangplek met de benodigde voorzieningen te voorzien. Dit geldt met name voor personen met specifieke behoeften zoals kinderen. Er wordt hard gewerkt om zo spoedig mogelijk terug te keren naar een situatie waarbij voldoende reguliere en duurzaam inzetbare opvangcapaciteit is.
Het is daarnaast zo dat zich op iedere opvanglocatie weleens incidenten voordoen, soms zijn die te relateren aan de beperkingen van noodlocaties. De afspraak is dat incidenten waarbij amv betrokken zijn, worden gemeld bij Nidos. Nidos meldt vervolgens de incidenten bij de IGJ, waardoor de IGJ de afweging kan maken of nader onderzoek naar het betreffende incident noodzakelijk is. Het COA wordt indien dat opportuun wordt geacht door de IGJ gevraagd om onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden op de betreffende locatie. De uitkomsten van dit onderzoek worden vervolgens beoordeeld door de IGJ en indien nodig wordt vervolgonderzoek ingesteld of worden maatregelen genomen.
Hoe beoordeelt u het feit dat een professional die werkzaam is in het noodopvangcentrum heeft aangegeven dat hij/zij EMDR-therapie gaat volgen om de trauma’s, die zij daar heeft opgelopen te verwerken?
Voor de betrokken medewerker en de naaste collega’s is de ontstane situatie zeer betreurenswaardig. De grote persoonlijke betrokkenheid van de begeleiders van een groep die bestaat uit – soms getraumatiseerde – jongeren maakt dat incidenten een forse impact kunnen hebben op de psychische gezondheid. Waardoor er in een uiterst geval helaas therapie nodig kan zijn om situaties te verwerken.
Als werkgever probeert het COA dit vanzelfsprekend te voorkomen. Zo wordt tijdens de werving en selectie getoetst of medewerkers in staat zijn om met dergelijke situaties om te gaan. Daarnaast worden medewerkers getraind op het gebied van BHV, agressie en methodische begeleiding en biedt het COA medewerkers ondersteuning op locatie, bijvoorbeeld met een gedragsdeskundige of leercoach.
Tot slot is ook ondersteuning beschikbaar van ervaren collega’s en deskundigen bij de begeleiding na incidenten. Bij traumatische gebeurtenissen kan HSK Trauma 24/7 ingezet worden voor medewerkers, zowel in groepsverband als individueel. HSK is een landelijke GGZ organisatie die gespecialiseerd is in werknemerszorg (werkgerichte behandeling).
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de hoofdinspecteur Hans Faber stelt dat er sprake is van «normloosheid» bij de noodopvangcentra? Wat gaat u hiertegen doen?
Zoals gezegd heeft het plaatsen van kinderen op een noodopvanglocatie niet de voorkeur. In algemene zin onderschrijf ik dat de kwaliteit van de opvang een punt van aandacht en, op onderdelen zorg is. Maar dat sprake zou zijn van «normloosheid» herken ik niet. Alle medewerkers op amv-opvanglocaties zetten zich dagelijks, samen met de betrokken partijen, in om jongeren te begeleiden in een veilige omgeving. Tegelijkertijd verschilt de situatie per locatie, met name als het gaat om (crisis)noodopvanglocaties. Zo worden de leefomstandigheden van de kinderen onder meer bepaald door het soort gebouw waarin opvang wordt geboden, de kennis en ervaring van de medewerkers en de duur van het verblijf. De begeleiders van de jongeren signaleren eventuele onveiligheid en acteren hierop, al dan niet in samenwerking met Nidos en politie. Daarnaast gelden er gedragsregels die worden gehandhaafd en wordt, in geval van strafrechtelijke overtredingen of misdrijven, aangifte gedaan bij de politie.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de Nederlandse noodopvangcentra te boek staan als faciliteiten waar bewoners te maken hebben met leefomstandigheden, waar de fysieke alsmede de geestelijke gezondheid voor kinderen niet kan worden gewaarborgd? Zo nee, waarom niet?
Zoals bekend ben ik samen met de migratieketen volop bezig om voldoende duurzame opvangplekken te realiseren zodat crisisnoodopvang en noodopvang op termijn niet meer hoeft te worden ingezet. Randvoorwaardelijke aspecten als samenwerking van gemeenten aan de realisatie van opvanglocaties, zoals de doelgroepbeperking en de doorlopende beschikbaarheid van voldoende personeel, waardoor minder wisseling of uitval van ervaren personeelsleden door werkdruk plaatsvindt, spelen daarbij mee.
Medewerkers van zowel COA als Nidos en medeoverheden zetten zich aanhoudend in om iedereen van een opvangplek met de benodigde voorzieningen te verzekeren. Dit geldt met name voor personen met specifieke opvangbehoeftes zoals kinderen. Zoals eerder aangegeven, verschilt de situatie per locatie. Omstandigheden waarin (geestelijke) gezondheid en fysieke veiligheid niet worden gewaarborgd, zijn vanzelfsprekend onacceptabel. Daarom wordt ook op deze locaties (toegang tot) gezondheidszorg georganiseerd en in kaart gebracht welke risico’s er zijn ten aanzien van de fysieke veiligheid zodat eventuele maatregelen kunnen worden getroffen.
Daarnaast wil het kabinet door middel van de spreidingswet komen tot een evenwichtigere verdeling van asielzoekers over gemeenten waardoor structureel voldoende opvangplaatsen kunnen worden gerealiseerd, waaronder plekken voor amv. Vanwege de demissionaire status van het kabinet en in afwachting van aanhangige voorstellen die de Kamer als controversieel beschouwt kan ik op dit moment geen uitspraken doen over de voortgang van de behandeling van de wet.
Voegt u zich bij de constatering dat het uitermate verontrustend is dat er medewerkers zijn betrapt op blowen tijdens de nachtdienst alsmede andere medewerkers die door tieners betrapt zijn op seks in een hotelkamer die is ingericht en fungeert als hun werkruimte? Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat kwetsbare jongeren beschermd worden tegen dermate verschrikkelijke gedragingen van medewerkers bij het noodopvangcentrum in Oosterhout? Kunt u dit uitvoerig toelichten?
Het is buitengewoon belangrijk dat medewerkers deskundig, integer en professioneel gedrag vertonen. Het COA werft hier intensief op en biedt uitgebreide interne trainingsprogramma’s aan ter bevordering van professionaliteit van medewerkers. Er worden ook voldoende SKJ geregistreerde medewerkers aangetrokken. Daarnaast worden locaties structureel getoetst en worden medewerkers begeleid in de uitoefening van hun taken.
De specifieke meldingen waarop u doelt, zijn door het COA ontvangen en hier is direct op geacteerd. Zo heeft COA hier nader onderzoek naar gedaan. De genoemde incidenten konden aan de hand van dit onderzoek niet worden vastgesteld, wel is gebleken dat er verstoorde werkrelaties waren op de bewuste locatie naar aanleiding waarvan overplaatsingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast hebben vertrouwenspersonen workshops gegeven over gepast en ongepast gedrag.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)-medewerkers lagen te slapen terwijl een angstige tiener lange tijd op de deur bonkte om hulp te vragen voor zijn kamergenoot die lijkbleek zag door armoede met kloven rond zijn mond? Deelt u de mening dat het uitermate onwenselijk is dat deze medewerkers van het COA dermate laks omgaan met de regels? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Net als bij reguliere locaties is bij noodopvang van jongeren sprake van een continue bezetting door medewerkers, 24 uur per dag, 7 dagen in de week. Zichtbare aanwezigheid en beschikbaarheid van medewerkers en bewakers is immers van groot belang voor de begeleiding, ook in de nacht. Ik heb vertrouwen in de interne kwaliteitsprocedures van het COA om de rust, veiligheid en ontwikkeling van jongeren te bewaken.
Op welke manier gaat u zich inzetten om deze jongeren te beschermen die volgens klokkenluiders bijna dagelijks te maken hebben met het dreigen met boetes, overplaatsingen en negatieve gevolgen voor hun asielprocedure? Op welke manier gaat u deze jongeren concreet beschermen tegen het feit dat het verstrekken van voedsel tegen hen gebruikt wordt als machtsmiddel alsmede het feit dat er bijna dagelijks tegen de bewoners wordt geschreeuwd door verschillende medewerkers?
De begeleidingsmethodiek die het COA toepast is voor de bescherming en ontwikkeling van de jongeren. Het is hierbij soms noodzakelijk om een jongere tijdelijk over te plaatsen als een «time out», om tot rust te komen en de rust in de groep terug te krijgen. Dit is zowel in het belang van de jongere, als in het belang van de overige bewoners en de medewerkers. Intimiderend gedrag door medewerkers wordt niet geaccepteerd en vanzelfsprekend mag voedsel niet gebruikt worden als machtsmiddel.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6 is naar aanleiding van dit signaal direct intern onderzoek gestart door COA, maar kon deze gebeurtenis niet worden vastgesteld.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat uitzendbureaus zoals Younited onervaren personeel met een MBO-diploma als ZZP’er in de opvang aannemen, zonder te vragen naar diploma’s, referenties en/of bewijs? Deelt u de mening dat kwetsbare vluchtelingen geen verdienmodel dienen te zijn waaraan onervaren personeel bij uitzendbureaus zoals Younited maar liefst zo’n 55 euro per uur kan verdienen?
Het COA werkt inderdaad samen met Younited, dit is geen uitzendleverancier, maar een bedrijf dat zorgdraagt voor zorgvuldige inhuur van zelfstandige ondernemers (ZZP’ers). Zo zorgt Younited namens het COA dat alle ZZP-ers die worden ingezet voldoen aan de gestelde eisen voor de opdracht. Bijvoorbeeld het controleren van behaalde diploma’s (met bewijs van DUO), certificaten en het uitzetten en controleren van een geldige VOG conform de screeningspunten. Voordat een ZZP-er kan starten, vindt een gesprek plaats met de manager van locatie om te toetsen of de ZZP-er passend is voor de opdracht die het COA heeft.
Hoewel het COA ernaar streeft zo min mogelijk met de inzet van ZZP’ers te werken, is ze hier gelet op de krapte op de arbeidsmarkt soms toe genoodzaakt. De uitbetaling van ZZP-ers is marktconform.
Bent u bereid om maatregelen te nemen bij het COA over het naleven van de wettelijke procedures rondom het werven en aanstellen van geschikt personeel? Zo nee, waarom niet?
Het COA heeft inmiddels in samenspraak met de uitzendbureaus de inhuur-procedures aangescherpt. Dit acht ik voldoende.
Bent u bereid om in gesprek te treden met het COA alsmede met de voogdijinstelling Nidos om zelf na te gaan wat deze instanties doen om de misstanden in Oosterhout in de toekomst te voorkomen? Bent u tevens bereid om de klachten van diverse medewerkers stuk voor stuk na te gaan en te bezien waar er verbeteringen moeten worden aangebracht in Oosterhout? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven worden meldingen van incidenten of klachten altijd direct en zorgvuldig onderzocht. Indien er inderdaad sprake is van een incident wordt dit besproken met Nidos en door hen gerapporteerd aan de IGJ. Eventuele aanbevelingen om zaken te verbeteren worden door COA opgevolgd. De belangrijkste verbetering die we kunnen bewerkstelligen blijft echter het realiseren van voldoende reguliere opvanglocaties, ook voor AMV. Specifiek voor de opvang van amv geldt dat COA en Nidos 27 juni jl. een oproep aan gemeenten gedaan hebben om de realisatie van nieuwe opvangplekken voor amv te versnellen
Deelt u de constatering dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv'ers) in Oosterhout grote risico’s lopen om te worden geronseld voor prostitutie of criminele uitbuiting? Voegt u zich bij de constatering van verschillende experts op het gebied van mensenhandel dat deze jongeren zich in «ideale omstandigheden» bevinden voor misbruik van criminelen? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Het is een feit dat Jonge asielzoekers potentieel kwetsbaar zijn voor betrokkenheid bij misstanden. De begeleiding vanuit COA en de voogden vanuit Nidos zijn zich van dit risico zeer bewust. Daarom worden COA medewerkers getraind in het herkennen en melden van signalen van mensenhandel en is in de COA opvang voor amv 24 uur per dag begeleiding aanwezig en geldt een meldplicht op twee momenten per dag. Indien er signalen van mensenhandel zijn, worden deze via een beveiligd meldformulier en op basis van convenantafspraken aan het NVIK (nationaal vreemdelingen informatie knooppunt) van de politie en het IKP (informatieknooppunt) van de Kmar doorgegeven.
Daarnaast streeft COA ernaar om op iedere locatie minstens één contactpersoon mensenhandel en mensensmokkel te hebben die aanvullende training gevolgd heeft en collega’s kan begeleiden om met bewoners het gesprek aan te gaan over de risico’s van mensenhandel. Veiligheid op de locatie borgt het COA voorts door bewaking en toegangscontrole, zodat tenminste een uitnodiging en legitimatie nodig zijn om op de locatie toegang te verkrijgen, al valt dit bijvoorbeeld in hotels niet altijd te garanderen. Het zorgen voor een veilige leefomgeving van de jongeren heeft de hoogste prioriteit
Jongeren waarop voorhand een reëel vermoeden van slachtofferschap mensen handel is, worden in de Beschermde Opvang geplaatst, dit is een aparte opvanglocatie. Hiermee wordt de jongere uit een mogelijk onveilige netwerk gehaald en kan met de begeleiding aan weerbaarheid en zelfredzaamheid worden gewerkt. Binnen de beschermde opvang gelden beschermingsmaatregelen op maat, die worden ingezet op basis van een individuele risico-inschatting. Verder wordt de (plaatselijke) politie op de hoogte gesteld van eventuele extra risico´s.
Zowel de beschermde opvang als de reguliere kleinschalige opvang voor amv zijn echter geen gesloten setting. Dat betekent dat amv zich vrij kunnen bewegen en dus ook, ondanks inzet die door de medewerkers wordt gepleegd om dit te voorkomen, de opvang kunnen verlaten.
Deelt u de constatering dat de problematische omstandigheden bij de Nederlandse noodopvangcentra ertoe hebben geleid dat er dit jaar maar liefst 360 alleenstaande minderjarige vluchtelingen zijn verdwenen? Voelt u zich hier verantwoordelijk voor? Zo nee, waarom niet én wie is dan wél verantwoordelijk?
De cijfers van amv die met onbekende bestemming (mob) vertrekken, zijn in de afgelopen periode (waarin veel noodopvanglocaties worden gebruikt) niet significant hoger zijn dan voorgaande jaren zonder noodopvang. Zowel in absolute als in relatieve zin. De conclusie die u trekt vindt daarmee geen grond in de cijfers.
Het feit dat de reden voor het vertrek vaak onbekend is, maakt onderzoek naar de achtergronden moeilijk of zelfs onmogelijk en daarom bestaan hierover slechts vermoedens. Bijvoorbeeld het doorreizen naar een ander bestemmingsland of omdat bekend is dat de kans op verblijf in Nederland niet groot is. Het WODC verricht momenteel onderzoek om beter zicht te krijgen op de kenmerken van de doelgroep van rondreizende amv, de onderliggende redenen voor hun rondreisgedrag inzichtelijk te maken als ook de (multi)-problematiek die zij ondervinden, en om te verkennen welke maatregelen in andere Europese landen worden getroffen met betrekking tot de begeleiding en zorg voor deze doelgroep. Hier zal ik middels een beleidsreactie op reageren.
Op welke manier gaat u de medische en fysieke veiligheid van de noodopvangcentra op het gewenste niveau te brengen? Hoe gaat u dit waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Is het luxehotel in Oosterhout representatief voor de wijze waarop noodopvangcentra opereren in Nederland? Kunt u uitsluiten dat dit in de rest van Nederland ook op dergelijke wijze plaatsvindt?
De knelpunten in de noodopvang zijn niet locatie specifiek. Een hotel is, in alle gevallen, geen optimale leefomgeving voor kwetsbare jongeren. Zo is er niet altijd voldoende ontspanningsruimte en kunnen jongeren zich minder goed voorbereiden op zelfstandigheid. Zoals gezegd worden dergelijke opvangplekken enkel als noodoplossing ingezet. Ik ben de gemeente Oosterhout buitengewoon erkentelijk dat zij een locatie voor deze jongeren beschikbaar hebben gesteld.
De huidige situatie is daarmee verre van ideaal. Toch heb ik alle waardering voor en vertrouwen in de deskundigheid van de medewerkers die zich tot het uiterste inzetten om in deze moeilijke omstandigheden wel kwalitatief goede begeleiding te bieden, zoals op deze locatie in Oosterhout.
Bent u bereid om de Kamer uitvoerig te informeren over het interne onderzoek dat is ingesteld door het COA naar aanleiding van de gemelde misstanden? Zo nee, waarom niet?
In bovenstaande beantwoording heeft u reeds de relevante informatie uit het onderzoek verkregen. Voor mij is het van belang dat het COA de meldingen direct serieus heeft genomen en onderzoek heeft ingesteld. De verdere uitkomsten van het onderzoekt betreft privacygevoelige informatie rond personen, zowel van jongeren in de opvang als van medewerkers. Dit is informatie die ik om die reden niet met u kan delen.
Het geweld bij het AZC in Heemserveen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat er opnieuw een knokpartij is geweest in het asielzoekerscentrum (azc) in Heemserveen?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat er na drie eerdere steekincidenten opnieuw geweld plaatsvindt in zo’n korte periode in het azc van Heemserveen?
De veiligheid en leefbaarheid op de opvanglocaties zijn belangrijk voor de bewoners, medewerkers en omwonenden van die locatie om te kunnen wonen en werken. De recente incidenten lijken geen direct verband met elkaar te houden. Dat neemt niet weg dat elk incident er een te veel is en dat dit op basis van het uw Kamer bekende maatregelenpakket wordt aangepakt om een veilige en leefbare situatie te behouden voor bewoners en medewerkers.
Wat wordt er op dit moment gedaan om mogelijk geweld te voorkomen?
De coördinator nationale aanpak overlast (CNAO) is met de gemeente en het COA in gesprek om te kijken hoe het toezicht op de locatie verbeterd kan worden om dergelijk geweld te voorkomen. Daarnaast wordt vanuit het projectteam van de coördinator ondersteuning geboden in de regie op de persoonsgerichte aanpak van overlastgevende asielzoekers in het azc van Heemserveen. Dat betekent dat overlastgevers tijdig in beeld worden gebracht en ketenorganisaties in gezamenlijkheid aan de ambitie werken om de overlastgever versneld door de asielprocedure halen en bij afwijzing in te zetten op terugkeer naar land van herkomst of overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat. Daarbij geldt tegelijkertijd dat ieder incident op eigen merites moet worden beoordeeld.
Tevens is extra beveiliging ingezet en is de begeleiding van overlastgevers geïntensiveerd ter voorkoming van overlastgevend gedrag.
Het Openbaar Ministerie hanteert als uitgangspunt een lik-op-stuk aanpak als een asielzoeker een misdrijf begaat. Onder lik-op-stuk wordt verstaan een snelle interventie na aanhouding van de verdachte tot en met de succesvolle tenuitvoerlegging van de straf. Veelvoorkomende, overlastgevende criminaliteit door asielzoekers wordt via ZSM afgehandeld. Waar mogelijk wordt snelrecht of supersnelrecht toegepast. Het OM beoogt, samen met de politie, door inzet van het strafrecht waar dat noodzakelijk en passend is, een bijdrage te leveren aan het behoud van landelijk en lokaal draagvlak voor de (nood)opvang van asielzoekers. Het lokaal bestuur, de asielketen en de samenleving moeten erop kunnen vertrouwen dat misdrijven niet getolereerd worden.
Bent u bereid om serieuze maatregelen te nemen om toekomstig geweld in het azc van Heemserveen te voorkomen? Zo ja, wat voor maatregelen overweegt u?
Zie antwoord vraag 3.
Indien het aantal geweldsincidenten blijft toenemen in het azc in Heemserveen, is een sluiting van dit azc een optie? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Het is uw Kamer bekend dat we in deze tijden iedere opvangplek nodig hebben. Het sluiten van een locatie verhoogt die druk alleen maar meer, zeker als het dan ook nog gaat om een regulier azc (en dus geen noodopvang of crisisnoodopvang).
Het kabinet is er daarom alles aan gelegen om de rust en veiligheid in de gemeente Hardenberg te herstellen. Tegen asielzoekers die de gastvrijheid van Nederland misbruiken en voor overlast en criminaliteit zorgen, past een harde aanpak. Daarom blijf ik in gesprek met het lokale gezag en het COA om te bespreken wat nodig is om de lokale aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers te versterken.
Wordt de asielprocedure van de geweldplegers subiet stopgezet en volgt er uitzetting naar het land van herkomst?
De organisaties in de asielketen werken hard om de overlastgevende asielzoekers snel door de asielprocedure te halen, om in geval van afwijzing van de asielaanvraag te werken aan terugkeer naar land van herkomst of overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.
Het bericht 'Afgevinkt en uitgezet' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Afgevinkt en uitgezet»?1
Ja.
Wat zijn de redenen om een commercieel bedrijf in te schakelen om de medische keuring van asielzoekers uit te voeren?
Het medisch advies horen en beslissen is meer dan 10 jaar geleden geïntroduceerd in het kader van het Programma Invoering Verbeterde Asielprocedure (PIVA). Destijds werd geconstateerd dat het belang van een vroege onderkenning van eventuele medische problematiek die bij de asielprocedure een rol zou kunnen spelen, geborgd kon worden door daar medische deskundigheid op in te zetten. Het was geen optie om de uitvoering van het medisch advies binnen de IND te organiseren. Daarop is besloten dat middels een aanbesteding een externe onafhankelijke partij zou worden gezocht om het medisch advies in opdracht van de IND uit te voeren.
Welke eisen heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de aanbesteding gesteld? Op welke manier wordt gewaarborgd dat zowel MediFirst als de IND zich aan de eisen houden?
De eisen die de IND stelt aan de uitvoering van het medisch advies horen en beslissen zijn neergelegd in een programma van eisen (onderdeel van de Europese Aanbestedingsdocumenten). Het meest recente programma van eisen is opgesteld met het oog op een in 2020 gestarte nieuwe aanbesteding van het medisch advies horen en beslissen (Medische Advisering Horen en Beslissen t.b.v. asielprocedure – Documenten – TenderNed).
De (kwaliteit van de) uitvoering van de overeenkomst is onderdeel van de managementgesprekken tussen IND als opdrachtgever en de opdrachtnemer.
Het medische advies horen en beslissen is een deskundigenadvies. De IND moet zich er dan ook van vergewissen dat een afgegeven medisch advies horen en beslissen naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
Hoor- en beslismedewerkers van de IND beoordelen in iedere zaak of het medische advies horen en beslissen dat ten aanzien van de individuele asielzoeker is ontvangen, begrijpelijk en goed toepasbaar is. Voor medewerkers is er de mogelijkheid om aan MediFirst vragen te stellen over een uitgebracht advies, in de praktijk gebeurt dit ook. Indien medewerkers, bijvoorbeeld op basis van nieuwe overgelegde medische stukken of eigen waarneming in een gehoor, twijfelen over de vraag of een asielzoeker kan worden gehoord en of daarbij rekening moet worden gehouden met zekere beperkingen, terwijl uit het medisch advies blijkt dat dat in beginsel mogelijk is, kan MediFirst opnieuw om advies worden gevraagd. Ook dat gebeurt in de praktijk.
Klopt het dat MediFirst vrijwel nooit adviseert dat iemand niet in staat is gehoord te worden? En klopt het dat MediFirst vaak nalaat te adviseren op welke manier de IND asielzoekers het beste zou kunnen horen?
De IND beschikt niet over cijfers over de inhoud van uitgebrachte medische adviezen horen en beslissen. Er kan dus niet worden aangegeven hoe vaak het voorkomt dat een advies luidt dat iemand tijdelijk of definitief niet in staat is om te worden gehoord. De IND is echter wel degelijk bekend met dergelijke adviezen. In de IND-werkinstructie 2021/12 (Medische problematiek en horen en beslissen in de Asielprocedure) is om die reden ook beschreven hoe medewerkers van de IND moeten omgaan met zaken waarin de asielzoeker (blijvend) niet gehoord kan worden wegens psychische problematiek.
Overigens is, zoals ook toegelicht in genoemde werkinstructie, uitgangspunt dat een vreemdeling wordt gehoord. Alleen ernstige tot zeer ernstige medische beperkingen zullen leiden tot het advies om (voorlopig) niet te horen.
In zijn algemeenheid geldt dat het medisch advies de IND-medewerkers handvatten geeft om op zorgvuldige wijze te kunnen horen. In het advies worden bijvoorbeeld omstandigheden genoemd die van invloed kunnen zijn op het gehoor. Het is vervolgens aan de IND-medewerker om hier toepassing aan te geven bijvoorbeeld door het houden van (extra) pauzes, verdere uitleg of een bepaalde manier van vragen stellen. Overigens volgen hoormedewerkers van de IND verplicht de door EUAA ontwikkelde training Interviewing Vulnerable Persons. En daarnaast is er voor hen de mogelijkheid de training Trauma-sensitief horen en beslissen te volgen. Hiermee zijn medewerkers in staat op zorgvuldige wijze asielzoekers met psychische problematiek te horen.
Klopt het dat MediFirst het medisch onderzoek voornamelijk door verpleegkundigen zonder aanvullende relevante opleiding en/of expertise laat verrichten?
In de aanbestedingsdocumenten is opgenomen dat de opdrachtnemer en het in te zetten gekwalificeerd medisch deskundig personeel (artsen en verpleegkundigen) kennis hebben van de medische problematiek van asielzoekers of bereid zijn zich daar in te verdiepen, en proactief van deze kennis en ontwikkelingen op de hoogte blijven.
Ook is opgenomen dat iedere in te zetten medewerker (gekwalificeerd medisch deskundig personeel) kennis dient te blijven vergaren over de context waarbinnen de advisering plaats vindt, zoals de toepassing van de relevante wet- en regelgeving op het gebied van asiel. Hiertoe is het bijwonen van enkele gehoren met asielzoekers van belang.
Nieuwe verpleegkundigen worden begeleid/getraind door ervaren medewerkers en lopen in de eerste weken mee. Tevens belegt MediFirst maandelijks een vergadering met verpleegkundigen en artsen.
Overigens heeft de IND sinds de invoering van het medisch advies horen en beslissen gebruik gemaakt van de diensten van slechts twee aanbieders. Het komt ook voor dat medewerkers en daarmee de ervaring en expertise meegaan van de oude naar de nieuwe aanbieder.
Erkent u dat de IND moet kunnen bouwen op een gedegen medisch advies met instructies om het gehoor op een goede manier in te richten? Zo ja, hoe rijmt u dit met de bevindingen dat een verpleegkundige zonder geschikte expertise het medisch onderzoek afneemt en dat MediFirst niet meer naar littekens vraagt?
Ik ben vanzelfsprekend met u van mening dat de IND moet kunnen bouwen op een gedegen medisch advies horen en beslissen, ook omdat hier niet de expertise ligt van de hoor- en beslismedewerker. MediFirst is gehouden aan de kwalificaties zoals die zijn opgenomen in het hiervoor genoemde programma van eisen. De stelling dat een verpleegkundige zonder geschikte expertise het medisch onderzoek afneemt, doet wat mij betreft geen recht aan het medisch advies horen en beslissen. De verpleegkundige stelt het medisch advies zo nodig na ruggenspraak met de arts op. De arts kan ook een eigen vervolgonderzoek noodzakelijk achten. De arts heeft altijd de eindverantwoordelijkheid voor het medisch advies. Ik ben dan ook van mening dat het medisch advies horen en beslissen op zorgvuldige wijze wordt uitgevoerd.
Ten aanzien van het vragen naar het bestaan van littekens is het niet MediFirst, maar de IND zelf die heeft aangegeven dat daar in het gesprek dat leidt tot een medisch advies horen en beslissen niet naar behoeft te worden gevraagd. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het medisch onderzoek altijd gericht is geweest op een beoordeling van het vermogen te verklaren en niet op het vaststellen van littekens. Zo is in de Memorie van Antwoord (vergaderjaar 2009–2010, 31 994, C) aangegeven dat «Daar waar de asielzoeker zelf spontaan aandraagt dat zijn medische problematiek direct verband heeft met zijn asielrelaas (bijvoorbeeld doordat hij littekens laat zien) zal dit worden genoteerd in zijn medisch dossier en kan de vreemdeling worden gemeld dat hij dit met zijn rechtsbijstandverlener moet bespreken.»
MediFirst noteert littekens slechts in het medisch advies horen en beslissen wanneer de asielzoeker daar uit eigen beweging over verklaart. Uitzondering is de situatie wanneer littekens beperkend zijn voor het al dan niet horen.
Taak van MediFirst is om na te gaan of er indicaties zijn dat iemand niet kan worden gehoord of dat er omstandigheden zijn waarmee bij het horen en beslissen rekening moet worden gehouden.
Het is de taak van de hoormedewerker van de IND om na te gaan of een vreemdeling slachtoffer is geweest van geweld. Naar aanleiding van verklaringen daarover kan de hoormedewerker de vraag stellen of sprake is van littekens en klachten die daarmee in verband staan.
Als de IND van oordeel is dat verder onderzoek hiernaar relevant is voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en de vraag of de aanvraag wordt ingewilligd of afgewezen, wordt de asielzoeker een forensisch medisch onderzoek aangeboden. Dit zal dan worden uitgevoerd door het NFI en/of NIFP.
Bent u bereid om MediFirst te dwingen onderzoek te doen naar littekens als gevolg van martelingen of andere traumatische gebeurtenissen? Zo niet, wat is hiervoor de reden?
Zoals hiervoor aangegeven is het medisch onderzoek nimmer gericht geweest op het vaststellen van littekens en heeft de IND MediFirst in lijn met deze oorspronkelijke opzet medegedeeld dat deze niet actief hoeft te laten vragen naar littekens. Ik zie geen aanleiding de IND te vragen hierop terug te komen.
Op welke wijze wordt bij medische onderzoeken specifieke expertise ingebracht op het gebied van slachtoffers van seksueel geweld, de mate waarin zij gehoord kunnen worden en de maatregelen die nodig zijn om revictimisatie te voorkomen?
Verpleegkundigen en artsen van MediFirst zien elke dag veel vreemdelingen van verschillende nationaliteiten met allen een andere achtergrond en een eigen verhaal. Beperkingen ten aanzien van het kunnen horen, kunnen te maken hebben met ondervonden seksueel geweld maar ook met andere vormen van geweld of situaties die zijn meegemaakt. Het is aan MediFirst om aan te geven op wat voor manier daar rekening mee gehouden kan worden tijdens het nader gehoor in de asielprocedure.
MediFirst kan tijdens het onderzoek bovendien vaststellen dat een asielzoeker moet worden doorverwezen naar een behandelaar. Dat zal de adviseur (mondeling) mededelen aan de asielzoeker, maar tevens opnemen in het medisch advies. Als doorverwijzing naar curatieve zorg noodzakelijk is, dan stemt de verpleegkundige, na overleg met de adviserend arts, dat af met het Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA).
Op welke wijze hebben asielaanvragers toegang tot medische en andere ondersteunende diensten, zodat zij hun aanvraag kunnen onderbouwen en bewijs kunnen leveren voor hun traumatische ervaringen?
De IND biedt, als dat voor de beoordeling van de asielaanvraag relevant wordt geacht, aan de asielzoeker een forensisch medisch onderzoek aan naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade. Indien de IND het onderzoek niet relevant acht, kan de asielzoeker op eigen initiatief en kosten een forensisch medisch onderzoek laten uitvoeren en in de asielprocedure inbrengen. Dit onderzoek wordt dan vanzelfsprekend in de beoordeling betrokken.
Het staat asielzoekers daarnaast natuurlijk vrij ieder ander medisch document ter staving van het asielrelaas en/of medische problematiek in de asielprocedure in te brengen.
Klopt het dat de werkwijze van MediFirst onder geen enkele vorm van toezicht valt? Zo ja, bent u bereid om een toezichtsorgaan in te stellen?
Alle voor MediFirst werkzame verpleegkundigen en artsen zijn BIG-geregistreerd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is verantwoordelijk voor het toezicht op het werkveld van MediFirst.
Daarnaast vallen de werkzaamheden onder het medisch tuchtrecht. Dit betekent ook dat het medisch advies horen en beslissen, weerwoorden en andere handelingen binnen de dienstverlening moeten voldoen aan de criteria die het Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg stelt aan de kwaliteit van deze werkzaamheden, ook ten behoeve van de rechtsgang bij tuchtklachten.
Indien een asielzoeker niet tevreden is over de werkzaamheden van een specifieke verpleegkundige of arts, kan hiervoor een tuchtzaak opgestart worden. De IGJ kan hier ook toe besluiten.
Ik acht het niet nodig aanvullend hierop verder toezicht in te stellen.
De impact van EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan op de Rapid Support Forces-militie in Soedan (RSF) |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met berichten over het indirecte profijt dat de Rapid Support Forces (RSF) gehad lijkt te hebben van de EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan om migratie te controleren?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Border Control from Hell: How the EU's migration partnership legitimizes Sudan's «militia state»» van The Enough Project uit april 2017? Hoe beoordeelt u het feit dat hieruit blijkt dat er in 2017 al zorgen waren over de mogelijkheid dat EU-grensbewakingsprojecten in Soedan via dual-use-capaciteiten en legitimering zeer ten goede zouden komen aan de RSF?2
Ja, ik ben bekend met het rapport. De EU heeft echter noch in 2017 noch in de jaren daarna financiële steun gegeven aan genoemde veiligheidstraining. Vanwege het EU-wapenembargo tegen Soedan kan geen militaire uitrusting worden geleverd.
De EU heeft de Soedanese grensbeveiliging ook niet uitgerust met materieel voor dual-use capaciteiten en gebruik. Alle besluiten om civiele uitrusting aan de Soedanese autoriteiten te leveren worden genomen op basis van een grondige beoordeling per geval door de EU, na een strenge aanbestedingsprocedure en op basis van alomvattende aanbestedingsbeginselen. Geen van de door de EU gefinancierde programma’s heeft steun verleend aan het leger en milities. EU-financiering in Soedan wordt niet via de regering verstrekt, maar via maatschappelijke organisaties, ngo’s, agentschappen van EU-lidstaten en de VN-instellingen.
Waarom zijn de projecten en financiering toch pas ruim twee jaar na dit rapport stopgezet?
De EU geeft aan dat de activiteiten onder het programma voor beter migratiebeheer (Better Migration Management) en het ROCK (Regional Operational Centre in Khartoum) deels werden stopgezet in juni (2019), als gevolg van de Soedanese revolutie en de daarop volgende instabiliteit. Activiteiten in Soedan gericht op de bescherming van migranten en vluchtelingen en bewustmaking werden voortgezet. Deze activiteiten kwamen rechtstreeks ten goede aan kwetsbare mensen in het land.
Deelt u de mening dat, terwijl de Europese Commissie en de Nederlandse regering claimen dat er nooit direct of indirect steun is verleend aan de RSF via EU-projecten of financiering, de grote rol van de RSF in de Soedanese grensbewaking het erg lastig te controleren maakt of de militie er indirect niet toch van geprofiteerd heeft?
De EU had een breed palet aan waarborgen ingebouwd, inclusief interne en externe monitoring en evaluatie van de projecten, evenals controles door onafhankelijke auditors, om te voorkomen dat de RSF militie zou profiteren van de EU steun.
Zie ook de beantwoording bij vraag 2. Onder het Better Migration Management programma van de EUTF werd niet samengewerkt met de RSF. Om het risico te vermijden dat leden van de Janjaweed en RSF onbedoeld werden betrokken, is in juni 2017 onder leiding van het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) een specifieke aanpak ontwikkeld. Hierin werd voor alle uitvoerende partners vastgesteld hoe samengewerkt kon worden met het veiligheidsapparaat. Ook stelde deze aanpak de voorwaarden vast waaronder BMM activiteiten kon uitvoeren, in het bijzonder met het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In Soedan werden de deelnemerslijsten nauw afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken om te voorkomen dat RSF-militieleden deelnamen aan trainingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat nu blijkt dat de zorgen uit 2017 terecht waren en dat blijkt dat de RSF inderdaad indirect profijt heeft gehad van EU-projecten en financiering die bijdroegen aan de legitimering van de militie en aan dual-use-capaciteiten die de RSF kan inzetten bij oorlogsvoering en onderdrukking van de bevolking? En dat dit bij heeft gedragen aan de manier waarop de RSF Soedan nu hevig destabiliseert?
Zie ook beantwoording vraag 2. Ik deel deze zorgen, echter lijkt de berichtgeving hierover niet correct te zijn volgens de EU3. Zie ook beantwoording van Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) ingezonden 2 november 2020, evenals van de leden Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) en Kuik (CDA) ingezonden op 3 november 2020.
De RSF is ontstaan uit de zgn. Janjaweed milities uit Darfur. In 2013 besloot dictator Omar al-Bashir de milities op de loonlijst van de Soedanese overheid te zetten, en werd tegelijkertijd autonomie beloofd. De top van de RSF, onder wie Hemedti, ontvingen geld en macht om te voorkomen dat zij zich tegen Bashir zouden keren.
De RSF heeft die autonomie in de jaren die volgden optimaal benut. Zo heeft RSF, op verzoek van Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, troepen geleverd om te vechten in Jemen, tegen betaling. Tegen deze achtergrond heeft de RSF in de afgelopen periode uit kunnen groeien tot een grote en machtige militie.
Welke impact hebben de EU-grensbewakingsprojecten volgens u indirect gehad op de RSF en daarmee op de binnenlandse stabiliteit van Soedan?
Zie ook beantwoording vraag 5. De EU verleent geen financiële steun aan de regering van Soedan, noch aan de snelle steunverleningsmacht, het Soedanese leger, de militaire overgangsraad of milities, en heeft dat ook in het verleden niet gedaan. Hemedti, de leider van de RSF, heeft zich diverse keren onterecht geprofileerd als «grensbewaker». Dit strookt echter niet met de werkelijkheid, want hij en de RSF hebben nooit EU financiering ontvangen.
Deelt u de mening dat elke mogelijke bijdrage die de EU in het verleden geleverd kan hebben aan de ramp die zich nu in Soedan voltrekt, de grootst mogelijke aandacht dient te krijgen? En dat hier desnoods excuses voor aangeboden dienen te worden door de Europese Commissie?
Zie ook beantwoording vraag 6. Nee, deze mening deel ik niet gezien deze berichtgeving niet klopt. Zie ook beantwoording vraag 5 en verwijzing naar beantwoording eerdere Kamervragen hierover.
De Europese Commissie is belast met de aanbesteding, het sluiten van contracten en de follow-up van de projecten. Elk project voert regelmatig zijn eigen monitoring en evaluatie uit. De uitvoerende partners van de EU houden volledige controle over de uitbetaalde middelen en worden tijdens de uitvoering van de projecten door de EU-delegatie streng en regelmatig gecontroleerd.
Alle door de EU gefinancierde projecten worden onderworpen aan interne en externe monitoring en evaluatie, en de uitgaven worden door onafhankelijke auditors gecontroleerd. De uitvoeringspartners van het EU-noodtrustfonds voor Afrika zijn: 48% VN-agentschappen, 35% agentschappen van EU-lidstaten, 17% NGO’s.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat EU-projecten en financiering gericht op het tegengaan van migratie een dergelijke indirecte destabiliserende impact kunnen hebben in partnerlanden?
De oorzaken van conflicten zijn complex en destabiliserende factoren kunnen niet een-op-een gekoppeld worden aan EU-projecten gericht op migratie.
Zoals eerder gezegd heeft geen van de door de EU gefinancierde programma’s steun verleend aan het leger en de milities. Het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) had de leiding over het door de EU gefinancierde Better Migration Management (BMM)-programma in negen landen in de Hoorn van Afrika. Nederland heeft in EU-verband en in bilateraal contact met GIZ onderstreept dat het BMM-programma niet mag leiden tot versterking van een autoritaire regime in Soedan. Dit is dan ook niet gebleken uit monitoring en evaluaties van de EU.
De EU-instellingen en lidstaten waren destijds een strategische dialoog gestart, resulterende in een brede conflictanalyse op basis waarvan programmamiddelen worden toegewezen aan niet-gouvernementele partners. Nederland heeft er destijds in deze besluitvorming met succes op aangedrongen dat bijdragen niet via de Soedanese overheid zullen worden uitbetaald of aan de overheid ten goede zullen komen.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat de EU doorging met de projecten in Soedan, terwijl deze risico’s al bekend waren?
Nee, deze mening deel ik niet. De EU brengt voorafgaand aan haar projecten de risico’s nauwkeuring in kaart en bouwt daarnaast mitigerende maatregelen in, waaronder regelmatige monitoring en strenge evaluaties.
Welke lessen kunnen hier volgens u uit getrokken worden voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Hoe gaat u die inzetten om ervoor te zorgen dat dergelijke steun aan het controleren van migratie niet leidt tot een destabilisatie?
Zoals gesteld in de Beleidsnotitie 20224, doet het kabinet er alles aan om risico’s te minimaliseren, maar accepteert het ook dat het nemen van risico’s soms onvermijdelijk is om resultaten te kunnen bereiken, zeker in fragiele en politiek instabiele landen. Om de risico’s zoveel mogelijk te beperken houdt NL nauwlettend in de gaten hoe de Europese Commissie haar aanbesteding uitvoert, contracten sluit en daarin conflictsensitiviteit en risico’s opneemt en de follow-up van de projecten uitvoert, inclusief strenge en regelmatige controles.
Deze discussie onderstreept echter hoe politiek gevoelig samenwerking met niet-democratische overheden in deze regio is en welke risico’s hierbij komen kijken. We maken ons er hard voor om in al onze programmering transparant te zijn over deze risico’s en gevoeligheden mee te wegen. Tevens houden we oog voor het belang van het versterken van de rol van civiele spelers in politieke processen. NL bouwt daarbij heel bewust waarborgen in, bijv. op het gebied van mensenrechten en actoren met wie wordt samengewerkt.
Bent u bereid om deze zorgwekkende impact van EU-projecten in Brussel aan de kaak te stellen?
In lijn met de hiervoor gegeven antwoorden ziet het kabinet daartoe geen reden. Wel zal Nederland in Brussel de risico’s en politieke gevoeligheid van dit soort projecten blijven benadrukken en daarom dus ook het belang van het inbouwen van waarborgen, waaronder strenge monitoring en evaluaties.
Bent u bereid in EU-verband onderzoek te doen naar de directe en indirecte impact van EU-grensbewakingsprojecten op de binnenlandse stabiliteit van Soedan en de betekenis hiervan voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Hier is door Clingendael al uitvoerig onderzoek naar gedaan, zie ook hun onderzoek naar de Effects of EU policies in Sudan | Multilateral Damage (clingendael.org) uit september 2018 waaruit blijkt dat er zeker bepaalde risico’s zijn, zoals het risico dat milities en paramilitaire troepen in verband worden gebracht met Europees beleid, het risico dat reguliere troepen worden gesteund die misbruik kunnen maken van migranten, en het risico van corruptie of betrokkenheid van overheidsstructuren bij mensensmokkel- en smokkelactiviteiten».
Het vervolg van de financiële impuls huisvesting grote gezinnen |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke resultaten zijn er van de eerdere financiële impuls: hoeveel gezinnen zijn er gehuisvest en hoeveel gemeenten hebben gebruik kunnen maken van deze gelden? Was er sprake van een goede verdeling van de gelden over het land? Zo nee, hoe komt dit?
De pilot-regeling «Financiële impuls huisvesting grote gezinnen vergunninghouders» stond open van 15 juli 2021 tot en met 31 december 2021. Het doel van deze regeling was het stimuleren van de (versnelde) huisvesting van grote gezinnen vergunninghouders (met ten minste 8 gezinsleden) via een specifieke uitkering. Onderzoeksbureau Significant heeft in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de resultaten van de pilot in het eerste half jaar van 2022 geëvalueerd (zie bijlage). Vanwege de beschikbare middelen (ruim 1 miljoen euro) heeft een aanmeld- en selectieproces plaatsgevonden in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uit de 30 geïnteresseerde gemeenten zijn 24 gemeenten met samen 31 grote gezinnen geselecteerd voor deelname. Hierbij is rekening gehouden met de geografische locatie van geïnteresseerde gemeenten, de grootte van de gemeenten en de voorgestelde besteding van de specifieke uitkering.1 Geconcludeerd is dat de regeling gemeenten helpt bij het huisvestingsproces van grote gezinnen vergunninghouders. Een versnellend effect op de huisvesting kon niet worden vastgesteld. Op 1 januari 2022, na het eindigen van de pilotperiode, waren 17 grote gezinnen gehuisvest. Inmiddels zijn alle betrokken gezinnen gehuisvest.
Wanneer wordt de nieuwe financiële impuls voor gemeenten opengesteld?
De nieuwe regeling wordt is op 8 juni 2023 gepubliceerd (Stcrt. 2023, 15 875). De regeling wordt op 3 juli 2023 om 12:00 uur voor gemeenten opengesteld.
Klopt het dat de nieuwe financiële impuls wordt uitgevoerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland? Is de RVO hiertoe voldoende uitgerust? Waarom is niet gekozen voor een Specifieke Uitkering (SpUk) vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan gemeenten zoals de laatste keer?
Ja. Na de pilot onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, komt er nu een regeling vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Daarbij is specifiek voor RVO gekozen vanwege de brede ervaring die al is opgedaan op het woondomein, waaronder diverse financiële regelingen en verschillende ondersteuningsvormen voor gemeenten. Belangrijk voordeel is dat de bij RVO beschikbare infrastructuur het beter mogelijk maakt om de regeling continue open te zetten tot het maximale budget per jaar is bereikt, in plaats van de korte termijn van twee weken.
Hoe wordt gezorgd dat het beschikbare budget goed wordt verdeeld over de gemeenten die worstelen met de opvang van grote gezinnen? Kunt u zich voorstellen dat een «first come first served»-regeling niet helpt bij een goede verdeling?
Op dit moment heeft vrijwel elke gemeente te maken met één of meer grote gezinnen waarvoor moeilijk een passende woning te vinden is. Ik vind het belangrijk om gemeenten zo snel mogelijk te ondersteunen bij het geschikt maken van woningen voor grote gezinnen vergunninghouders, omdat deze gezinnen dan een betere start kunnen maken met hun integratie- en participatieproces. Het is daarom onwenselijk om de regeling eerst voor een bepaalde tijd open te stellen en daarna alle verschillende aanvragen te beoordelen met een bepaalde regionale spreiding in het achterhoofd. Dat heeft namelijk tot gevolg dat gemeenten die een aanvraag hebben ingediend lang in afwachting zijn of hun aanvraag is toegekend, terwijl het juist belangrijk is dat gemeenten zo spoedig mogelijk aan de slag gaan. Ook is de vraag of vastgoedeigenaren zo lang willen en kunnen wachten. Andere gemeenten vissen juist achter het net, doordat zij in de aanvraagperiode geen geschikt pand hebben om te verbouwen.
Om ervoor te zorgen dat gemeenten in alle delen van het land voldoende op de hoogte zijn, zet ik in op communicatie en monitoring. Na publicatie van de regeling zijn berichten verschenen op www.volkshuisvestingnederland.nl2 en de social mediakanalen van Volkshuisvesting Nederland. Daarnaast kan iedereen die meer wil weten over de regeling zich aanmelden voor de webinar op 13 juni.3 Ook is gebruik gemaakt van de netwerken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Het Interprovinciaal Overleg en het COA. Op deze manier hoop ik gemeenten door heel het land te wijzen op de mogelijkheden van de regeling. Gedurende de openstelling van de regeling wordt ook gemonitord op geografische spreiding. Als blijkt dat in een bepaalde provincie of regio het aantal aanvragen achter blijft, zal extra communicatie worden ingezet op dit gebied.
Zou het niet logischer en meer effectief zijn de SpUk aan provincies toe te kennen, gezien de rol die zij vervullen in toezicht en ondersteuning ten aanzien van huisvesting van statushouders?
Provincies hebben een belangrijke rol als toezichthouder op de taakstelling huisvesting vergunninghouders, rol, maar op grond van artikel 28 in de Huisvestingswet 2014 dragen gemeenten zorg voor de (voorziening in de) huisvesting van vergunninghouders. Het COA koppelt huishoudens aan een gemeente. Een gemeente heeft zicht op de verschillende aan hen gekoppelde huishoudens, de huishoudgrootte, de lokale (sociale) woningvoorraad en onderhoudt de relatie met corporaties. Daarom ligt het voor de hand dat gemeenten de aanvraag indienen.
Hoe ziet u de toekomst van deze regeling als onderdeel van de totale huisvestingsopgave van statushouders? Hoe kunnen we van losse (zeer nodige!) regelingen naar een meer structurele ondersteuning van gemeenten daar waar het nodig is?
Door een aanhoudende hoge asielstroom en de huidige situatie op de woningmarkt, blijft het voor gemeenten een grote uitdaging om de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdig te huisvesten. Het is daarom cruciaal dat de sociale woningvoorraad wordt vergroot en beter wordt benut. Het kabinet ondersteunt gemeenten op allerlei manieren bij deze opgaven. De regeling voor het geschikt maken van woningen voor de huisvesting van grote gezinnen vergunninghouders is hier een voorbeeld van; in de Voorjaarsnota 2023 is voor 2024 tot en met 2026 elk jaar € 4 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Daarnaast helpt de bredere inzet op het vergroten van de woningvoorraad ook bij de mogelijkheden om aan de huisvestingsopgave voor statushouders te voldoen. In de Voorjaarsnota 2023 is opnieuw budget vrijgemaakt (€ 300 miljoen) voor een meerjarige regeling voor de realisatie van flexwoningen en de transformatie van vastgoed. Ook is een financiële herplaatsingsgarantie ontworpen die investeerders meer zekerheid biedt bij het bouwen van flexwoningen. Daarnaast wordt ook gewerkt aan een fysieke herplaatsgarantie die eenzelfde doel dient.
Het nieuwe Zweedse asiel- en terugkeerbeleid |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Politiegeweld jegens een vreedzame demonstratie in de crisisopvang |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de beelden van politiegeweld bij de crisisopvang in Zuidbroek?1
Ja.
Klopt het dat, zoals aangegeven door betrokkenen, leefgeld wordt/kan worden ingehouden van mensen die demonstreerden en/of politiegeweld filmden? Hoe verhoudt dit zich tot het demonstratierecht en informatievergaring?
Bewoners krijgen de huisregels uitgereikt en hierin staat onder meer dat maatregelen kunnen worden opgelegd bij overtreding van de huisregels. Demonstreren mag, met inachtneming van de huisregels. Bij overtreding van de huisregels kan een maatregel zijn dat een deel van het weekgeld voor een bepaalde tijd wordt ingehouden.
Klopt het dat er, zoals aangegeven door betrokkenen, een gedwongen verplaatsing naar Ter Apel heeft plaatsgevonden nadat een persoon demonstreerde en/of politiegeweld filmde? Hoe verhoudt dit zich tot het demonstratierecht en informatievergaring?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bij zware overtredingen kan het COA een bewoner overplaatsen naar een andere COA-locatie met een strenger regime. Vanwege de privacy van onze bewoners ga ik niet op dit specifieke geval in.
Kunt u aangeven waarom, zoals aangegeven door betrokkenen, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) personeel telefoons afpakt van bewoners als zij mogelijk strafbaar gedrag van personeel vastleggen?
De privacy op COA-locaties is belangrijk, zowel voor bewoners als voor het personeel. Daarom is het verboden om zonder toestemming foto-, video- of geluidsopnamen te maken van medebewoners, medewerkers, bezoekers en andere aanwezigen op locatie. Deze regels gelden voor alle bewoners, medewerkers en bezoekers. Als bewoners de huisregels niet naleven, worden zij daarop aangesproken en volgt een gesprek. Naar aanleiding van het gesprek kan een maatregel worden opgelegd. Zie antwoorden op vragen 2 en 3.
In dit geval zijn geen telefoons afgepakt. Wel zijn bewoners meerdere malen aangesproken op het feit dat filmen niet is toegestaan en is op een gegeven moment de politie ingeschakeld om de rust en veiligheid op de locatie te herstellen.
Welke nazorg biedt COA aan de slachtoffers van politiegeweld?
Het COA gaat altijd in gesprek met een bewoner na een incident, waarbij de bewoner de kans krijgt zijn/haar visie te geven.
Hoe gaat worden gezorgd en gehandhaafd dat COA-personeel in de toekomst demonstraties faciliteert, in plaats van de repressie die wij op deze beelden terugzien?
Het optreden van het COA-personeel en de politie was erop gericht rust en veiligheid op locatie te herstellen, niet bewoners te benemen van hun demonstratierecht.
Het criminele karakter van het asielzoekerscentrum in Gilze en het onder druk zetten van burgers die hier verslag van doen op sociale media |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het speciaal ingerichte verblijf in asielzoekerscentrum (azc) Gilze waar criminele/onheuse asielzoekers worden gehuisvest?1
AZC Gilze kan 1.200 asielzoeker huisvesten. Op locatie is een apart woongebouw ingericht ten behoeve van (potentiële) overlastgevers. In dit woongebouw verblijven ook andere bewoners (dus niet-potentiële overlastgevers). Er verblijven in dit woongebouw op dit moment 20 personen.
Ik ben er mee bekend dat een groep overlastgevende asielzoekers problemen heeft veroorzaakt. Dit is onacceptabel. Om de veiligheid van de overige COA-bewoners te waarborgen, heeft het COA daarom besloten om de kleine groep overlastgevers af te zonderen. Zo kan het COA extra maatregelen treffen, zoals extra beveiliging om meer grip te krijgen op overlastgevers. Op dit moment zijn er bijna geen incidenten meer.
Kunt u aangeven hoeveel mensen er in dit soort speciale verblijven worden gehuisvest?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met misstanden die plaatsvinden in het azc te Gilze?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat er spullen van Nederlandse omwonenden gestolen worden, op het speciaal ingerichte verblijf worden teruggevonden, en de politie niets kan doen?
Ja, ik ben er mee bekend dat er weleens spullen van omwonenden zijn gestolen. Ik herken mij echter niet in het beeld dat de politie niets kan doen. Bij strafbare feiten of bij het verstoren van de openbare orde treedt de politie op, onder het gezag van (respectievelijk) het Openbaar Ministerie en het lokale gezag. Er kan zowel preventief als repressief worden opgestreden in COA-locaties, dit gaat dan altijd in samenwerking met onder andere het COA, het lokale gezag en de beveiliging.
Zoals ik heb aangegeven in de voortgangsbrieven van 9 mei jl. en 24 november 20222 wordt de samenwerking tussen de betrokken partners (het lokale gezag, COA, de beveiliging, de politie en het Openbaar Ministerie) versterkt voor wat betreft overlastgevende en criminele asielzoekers. Daarbij kan worden gedacht aan stelselmatig sanctioneren bij constatering van een strafbaar feit, consequente dossieropbouw en informatie-uitwisseling, en toeleiding naar supersnelrecht waar nodig.
De COA-medewerkers gaan met regelmaat op kamerbezoek en voeren op basis van de huisregels kamercontroles uit. Indien er een verdenking is van bijvoorbeeld gestolen goederen kan er vaker een controle worden uitgevoerd of kan de politie worden ingeschakeld.
Bent u bekend met het bijgesloten verhaal van Ties van den Brand en Zara Mertens?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat de politie in gesprek is gegaan met de betrokkenen en dat de politie tijdens dit gesprek heeft geadviseerd tot verwijdering van de berichten door de betrokkene op sociale media. Iedereen mag zijn verhaal doen in Nederland, ook op sociale media. In dit geval gaven een aantal opruiende reacties van derden, evenals reacties van derden om voor eigen rechter te spelen, aanleiding om de betrokkenen te adviseren deze berichten te verwijderen. Dit had dus niet te maken met de berichtgeving van betrokkene zelf. Ik ga niet over de specifieke werkwijze van de politie, de politie treedt altijd op onder het gezag van het lokale gezag of het Openbaar Ministerie. Wanneer iemand ontevreden is over het handelen van de politie staat het hem of haar vrij om een klacht in te dienen bij de politie via de gebruikelijke weg.
Ties en Zara hebben deze verhalen gedeeld op sociale media, omdat zij hun telefoons niet terug konden krijgen, vervolgens werd er door overheidsinstanties druk op hen uitgeoefend om de berichten te verwijderen, wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om excuses maken richting deze benadeelde omwonenden?
Zie antwoord vraag 5.
Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gaat u er in de toekomst aan doen dat overheidsinstanties niet onterecht burgers onder druk zetten omdat uitlatingen in welke vorm dan ook, hen niet «lekker» uitkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de politie toch de gestolen spullen uit het betreffende pand kan halen?
Het is voor de politie wettelijk niet toegestaan om een woning te doorzoeken op basis van een zoekmelding van een gestolen telefoon. Voor het doorzoeken of zoekend rondkijken door de politie moet het vaak gaan om zwaardere strafbare feiten. Daarnaast geeft de politie aan dat in dit geval niet exact kon worden vastgesteld in welke kamer (die aangemerkt wordt als woning) de ontvreemde telefoon zich op dat moment bevond.
De wettelijke regels omtrent doorzoekingen zijn duidelijk en afdoende en vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. Ik zie daarom geen aanleiding voor een wetswijziging. Zoals hierboven beschreven doet het COA wel reguliere kamercontroles op basis van hun eigen huisregels. Desgewenst kan de politie het COA ondersteunen bij dit soort kamercontroles.
Er is geen huiszoeking mogelijk omdat er meerdere adressen gevestigd zitten in een pand waar de criminele asielzoekers zitten, bent u het eens met de stelling dat er gekeken moet worden naar wetswijzigingen om dit wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 10.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deze asielzoekers zijn criminelen en gedragen zich onheus, bent u het met de stelling eens dat dit consequenties moet hebben voor hun asielaanvraag?
Om te voorkomen dat criminele asielzoekers misbruik maken van onze geboden gastvrijheid, zet het kabinet in op een harde aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. De organisaties in de asielketen werken er daarom hard aan om zo iemand snel door de asielprocedure te halen, en om na afwijzing van de asielaanvraag te werken aan terugkeer naar land van herkomst of overdracht naar de verantwoordelijke Dublinlidstaat. Het Openbaar Ministerie hanteert als uitgangspunt een lik-op-stuk aanpak als een asielzoeker een strafbaar feit begaat. Onder lik-op-stuk wordt verstaan een snelle interventie na aanhouding van de verdachte tot en met de succesvolle tenuitvoerlegging van de straf.
De IND kan de verblijfsvergunning asiel weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Na een afwijzend besluit of een intrekking van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of (aansluitend in) vreemdelingenbewaring.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u ervan dat, volgens berichtgeving van het AD, uw medewerkers vrezen voor hun veiligheid?
Alle medewerkers moeten, in soms moeilijke omstandigheden, veilig hun werk kunnen doen. Daarom neemt het COA signalen van werknemers uiterst serieus om de veiligheid op locatie blijvend te kunnen waarborgen.
Wat gaat u doen om uw personeel in azc’s hun gevoel van veiligheid terug te geven?
Tussen het lokaal bevoegd gezag, politie en het COA zijn werkafspraken gemaakt om de ongewenste activiteiten van overlastgevende asielzoekers te beteugelen. Dat heeft effect; de overlast en meldingen zijn afgenomen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Omwille van de leesbaarheid heb ik sommige vragen in de beantwoording gebundeld.
De te realiseren opvangplekken voor asielzoekers |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u het eens met de stelling dat we alles op alles moeten zetten om te zorgen dat er niet weer mensen bij Ter Apel buiten moeten slapen?
Ja, in mijn brief van 24 mei aan uw Kamer heb ik daarom maatregelen uiteengezet die ik heb genomen (TK 2022–2023, 19 637, nr. 3110).
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de maatregelen ter bevordering van de uitstroom van statushouders uit de asielopvang, waaronder de realisatie van flexwoningen?
Er zijn momenteel circa 16.000 statushouders in de opvang van het COA, waarvan 11.000 langer dan de afgesproken 14 weken. Om dit moment lopen gemeenten 3.700 plekken achter op de te realiseren taakstelling voor statushouders.
Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2023 circa € 300 miljoen vrij gemaakt om flexwoningen meerjarig te kunnen ondersteunen. Hiermee geeft het kabinet gemeenten, corporaties en bouwers tevens een duidelijk signaal dat het doorgroeien naar de flexibele schil in de woningmarkt.1 Verder heeft het RVB circa 2.000 woningen ingekocht, zodat die ook snel geleverd kunnen worden aan gemeenten, corporaties en bijvoorbeeld ook COA en is AEDES een collectieve inkoop gestart voor 8.000 woningen dit jaar.
Bent u bereid de hotel- en accommodatieregeling uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is het geval. Ik zal de hotel- en accommodatieregeling uitbreiden en verlengen tot 1 januari 2025.
Bent u bereid grote, leegstaande terreinen zoals defensieterreinen, Lelystad Airport of Heumensoord in te zetten voor zo ver dit nog niet gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid om met iedere gemeente of locatie in gesprek te gaan waar het mogelijk is opvangplekken te realiseren. De noodzaak daarvoor heb ik uiteengezet in mijn brief van 24 mei (TK 2022–2023, 19 637, nr. 3110).
Bent u bereid de overgangsregeling zoals opgenomen in de spreidingswet direct in werking te stellen om gemeenten een snelle financiële impuls voor het realiseren van opvang te geven? Zo nee, waarom niet?
Het bedoelde wetsvoorstel moet nog behandeld worden in het parlement. Ik ga daarop niet vooruitlopen. Dat neemt niet weg dat ik -zoals aangegeven- met iedere gemeente of locatie in gesprek zal gaan waar opvang van asielzoekers mogelijk is. Daar zal ik alle bestaande en beschikbare financiële regelingen zo gericht en verantwoord mogelijk bij in beschouwing nemen.
Bent u bereid tot het inzetten van ruimtelijk instrumentarium als dit kan voorkomen dat mensen buiten moeten slapen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet streeft ernaar in goed overleg met medeoverheden, en dat overleg vindt ook veelvuldig plaats, te komen tot goede oplossingen voor het aanpakken van het opvangtekort. Het commitment en bereidheid van gemeenten en provincies is hoog om een noodsituatie zoals deze zich voordeed in de zomer van 2022 te voorkomen.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk maar in ieder geval voor het commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid van 10 mei 2023 beantwoorden?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Het bericht 'Nieuw probleem bij zoeken opvangplekken: ‘Dassen blokkeren opvang 800 asielzoekers’' |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA), René Peters (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in het Algemeen Dagblad, getiteld: «Nieuw probleem bij zoeken opvangplekken: «Dassen blokkeren opvang 800 asielzoekers»»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat alles op alles moet worden gezet om zo snel mogelijk deze dassenburchten te verwijderen? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit zo snel mogelijk te doen?
In deze situatie botsen die twee belangen. De opvang van asielzoekers is een belangrijke maatschappelijke opgave en het vinden van geschikte locaties voor opvang is een grote uitdaging. Daar tegenover staat dat de das een soort is waar het tot voor kort niet goed mee ging. De das is beschermd onder de Wet natuurbescherming (Wnb), dat betekent dat het doden van dassen of verwijderen van dassenburchten niet is toegestaan zonder ontheffing of vrijstelling.
Provincies zijn aangewezen als bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen voor dergelijke ruimtelijke projecten. De provincie Gelderland is zich in dit geval goed bewust van het geschetste probleem en werkt met snelheid aan een passende oplossing. Het COA, als aanvrager van de ontheffing heeft hiervoor een ecologisch onderzoek laten uitvoeren door een gecertificeerd ecologisch bureau.
Deelt u de opvatting dat niet alleen Prorail een generieke ontheffing zou moeten krijgen voor het verwijderen van dassenburchten, maar dat gemeenten die ook zouden moeten krijgen voor de realisatie van opvanglocaties? Zo ja, welke acties gaat u uitzetten om dit zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen?
Een ontheffing is naar zijn aard casus-specifiek. Alleen in uitzonderlijke situaties kan sprake zijn van een generieke ontheffing. Omdat een generieke ontheffing verder gaat dan een locatie specifieke ontheffing, wordt daarbij de zorgvuldigheid in acht genomen die nodig is om te borgen dat zo’n ontheffing voldoet aan de wettelijke eisen (en daardoor ook een rechtelijke toets kan doorstaan). De Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur & Waterstaat onderzoeken met RVO en ProRail de mogelijkheden voor het verlenen van een generieke ontheffing van verplichtingen die voortvloeien uit de wet Natuurbescherming.
De Minister voor Natuur en Stikstof is bevoegd ontheffingen te verlenen van de voor activiteiten met een provincie-overstijgend karakter, waaronder landelijke infrastructuur zoals spoorwegen. De Minister is niet bevoegd om gemeenten een generieke ontheffing te verlenen van de Wet natuurbescherming. In dergelijke gevallen is altijd maatwerk nodig, afhankelijk van de lokale omstandigheden. Zoals gezegd is de provincie hier het bevoegd gezag.
Deelt u de opvatting dat enkel een verkenning naar een generieke ontheffing, zoals aangekondigd in de beantwoording van de vragen van de leden Krul en Amhaouch (beiden CDA)2 niet getuigt van voldoende urgentie en de juiste prioriteitstelling, en dat juist moet worden overgegaan tot actie, zodat deze generieke ontheffingen er zo snel mogelijk komen? Zo ja, welke acties gaat u op korte termijn ondernemen om deze generieke ontheffingen in te stellen?
Het kabinet is zich goed bewust van de urgentie. Op de spoortrajecten met de meest urgente problemen is daarom versneld actie ondernomen en is locatie-specifiek ontheffing verleend door RVO voor het verwijderen van burchten. ProRail heeft sinds januari 2023 een gedragscode (vrijstelling) om holen met een beperkte bijdrage aan het leefgebied (geen kraamburchten en andere belangrijke verblijfplaatsen) te verwijderen. Dit zou dergelijke problemen in de toekomst zoveel mogelijk moeten voorkomen. Daarnaast verkennen de Ministeries van IenW en LNV, zoals gezegd, de mogelijkheden voor een generieke ontheffing. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt (zie mijn antwoord op vraag 3).
Zou u willen aangeven of de beschermde status van de das zwaarder weegt dan het zorgen voor een dak boven het hoofd voor 800 mensen? Indien dit het geval is, zou u dit dan willen onderbouwen? Indien dit niet het geval is, hoe kan het zo zijn dat de situatie, zoals in het artikel beschreven, is ontstaan?
De beschermde status van de das en de opvang van asielzoekers zijn twee vraagstukken die niet met elkaar te vergelijken zijn. De wetgever heeft bepaald wanneer ontheffing van de Wnb mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij in de Wnb opgesomde dwingende redenen van groot openbaar belang, mits dit niet bijdraagt aan een verslechtering van de staat van instandhouding en er geen andere bevredigende oplossingen voorhanden zijn. Zoals aangegeven is de provincie bevoegd gezag op grond van de Wnb en is het het aan de provincie om die afweging te maken.
Het azc in Budel |
|
Hans Smolders (Groep Van Haga), Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de helft van de omwonenden asielzoekerscentrum (azc) Budel het liefst ziet verdwijnen?1
Ja.
Deelt u de mening dat omwonenden van het azc lang genoeg in de ellende hebben gezeten en dat het uw plicht is om een einde te maken aan diefstal, intimidatie en onveilige situaties, welke schering en inslag zijn? Zo ja, heeft u de bereidheid om het azc Budel per direct te sluiten? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Ik ben bekend met de uitkomsten van de bewonersenquête die in opdracht van de gemeente Cranendonck is uitgevoerd. Een belangrijk deel van de inwoners van de gemeente Cranendonck heeft zorgen over de overlast die wordt veroorzaakt door asielzoekers. Deze zorgen deel ik. Ik vind overlastgevend of agressief gedrag door wie dan ook absoluut onaanvaardbaar. Tegen mensen die de gastvrijheid van Nederland misbruiken en voor overlast zorgen, past een harde aanpak. Gastvrijheid mag niet ten koste gaan van veiligheid.
Om de overlast in Cranendonck aan te pakken zijn meerdere maatregelen genomen. Zo is sinds begin maart een toezichtteam actief op straat, in het openbaar vervoer en in het stationsgebied. Op het COA-terrein zijn maatregelen getroffen om overlast preventief aan te pakken. Voorts is het Inwonerscollectief Cranendonck in samenwerking met medewerkers van het COA gestart met de uitvoering van het verbindingsplan om de verbinding tussen de bewoners van de COA-locatie en de inwoners van de gemeente te verbeteren.
De opvanglocatie in de gemeente Cranendonck vervult een zeer belangrijke rol in het opvanglandschap. Ik ben en blijf met de gemeente Cranendonck, de provincie, het COA en andere belangrijke partners in gesprek over de toekomst van het aanmeldcentrum. Daarbij zijn draagvlak en een veilige leefomgeving belangrijke thema’s. Alle betrokkenen, waaronder mijzelf, zullen ons ervoor inzetten om dit te verbeteren.
Welke verplichtingen voelt u richting de bewoners in de omgeving van het azc Budel die zeggen dat de overlast die zij ervaren de laatste jaren alleen maar is toegenomen?
Ik onderschrijf dat overlast door asielzoekers de veiligheid en het veiligheidsgevoel van bewoners en ondernemers in de samenleving onder druk zet. Ik blijf mij daarom inzetten voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers. Op 9 mei jl. heb ik de Tweede Kamer hierover bij brief geïnformeerd.2
Alle inzet is er nu op gericht om rust op en rondom de COA-locatie in Cranendonck te krijgen. Om de leefbaarheid en veiligheid van het aanmeldcentrum en het stationsgebied te versterken, is geld beschikbaar gesteld. De maatregelen worden nu uitgewerkt. Samen met de gemeente, de provincie, het COA en andere belangrijke partners ben en blijf ik in gesprek over eventuele aanvullende maatregelen om de overlast te beperken.
Het alleen schriftelijk beoordelen van asielaanvragen |
|
René Peters (CDA), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het volgende bericht op de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND): «Komt u uit Syrië, Jemen of Turkije? Dan is het mogelijk dat u geen gesprek krijgt met de IND, maar een formulier in mag vullen. Dit is een van de maatregelen waardoor de IND sneller hoopt te beslissen. Geldt dit voor u? Dan krijgt u een uitnodiging voor de Paper and Ink Procedure. U zet dan uw vluchtverhaal op papier en beantwoordt vragen van de IND. De IND kan dit formulier gebruiken om een positieve beslissing te nemen. Is er teveel onduidelijk? Dan volgt u toch de AA-procedure en krijgt u een gehoor met de IND.»1
Ja.
Deelt u de zorg dat het alleen schriftelijk horen van asielaanvragen risico's op onzorgvuldigheid en onterechte asielverlening met zich meebrengt? En dat mogelijke veiligheidsrisico′s minder vaak worden gesignaleerd? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 14 van de EU procedurerichtlijn kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud (in de zin van een fysiek gehoor) over de inhoud van het verzoek indien de beslissingsautoriteit (i.c. IND) met betrekking tot de vluchtelingenstatus een positieve beslissing kan nemen op basis van het beschikbare bewijs.
Het schriftelijk horen is een door de IND zorgvuldig ingerichte procedure die gelet op de hoge instroom noodzakelijk is om productie te verhogen.
Schriftelijk horen past binnen de maatregelen die de IND heeft uitgevoerd onder andere naar aanleiding van de aanbevelingen uit het rapport van AEF: Leren van de Taskforce Dwangsommen van 18 februari 2022 en de ervaringen van de Taskforce.
Deelname aan schriftelijk horen door de asielzoeker is op vrijwillige basis. Schriftelijk horen start nadat de gegevens van de vreemdeling afkomstig uit de identificatie- en registratieprocedure en de informatie afkomstig uit het IND aanmeldgehoor door de IND zorgvuldig zijn gescreend. Bij alle zaken die worden uitgenodigd voor deelname aan de schriftelijk horen is de (Jemenitische of Syrische) nationaliteit reeds vastgesteld op grond van overgelegde en echt bevonden nationaliteits- en identiteitsdocumenten dan wel geloofwaardig geachte verklaringen over de nationaliteit en herkomst in het aanmeldgehoor. In het geval van Syrië heeft bovendien vaak een taalindicatie onderzoek plaatsgevonden.
De aanwezigheid van onderkende veiligheidsrisico’s is een reden om een zaak niet met schriftelijk horen te behandelen, maar te behandelen in de algemene asielprocedure (hierna AA).
Als de IND oordeelt dat de vreemdeling in aanmerking komt voor schriftelijk horen ontvangt hij hiervoor een uitnodiging. Nadat de vreemdeling door zijn advocaat is voorgelicht over schriftelijk horen en besluit deel te nemen, wordt de vreemdeling uitgenodigd op een locatie om daar een uitgebreid, door de IND samengesteld, vragenformulier in te vullen. Voor iedere nationaliteit is een specifiek vragenformulier ontwikkeld, waardoor de vragen aansluiten op de situatie in het betreffende land. Bij deze procedure is altijd een IND medewerker aanwezig. Nadat het vragenformulier is ingevuld, wordt beoordeeld of voldoende informatie beschikbaar is om een positieve beslissing te nemen. Wanneer er aanknopingspunten in het relaas zitten die maken dat de aanvraag wellicht moet worden afwezen of dat er toch sprake is van mogelijke veiligheidsrisico’s, dan zal de aanvrager alsnog de AA-procedure doorlopen en gehoord worden door de IND. Op deze wijze zijn er diverse waarborgen ingebouwd om de genoemde risico’s te ondervangen.
Deelt u de zorg dat het schriftelijk horen van Syrische, Turkse en Jemenitische asielzoekers Nederland aantrekkelijker maakt voor asielzoekers uit deze drie landen? Bent u het eens dat dit gezien de hoge instroom onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
De IND ziet zich geconfronteerd met een grote voorraad te beslissen asielaanvragen waarbij asielzoekers soms lang moeten wachten op hun beslissing. Schriftelijk horen is een van de maatregelen die de IND neemt om op een efficiënte wijze versneld te beslissen op asielaanvragen. Of schriftelijk horen mogelijk leidt tot een hogere instroom naar Nederland is niet vast te stellen. Er zijn geen aanwijzingen dat daar sprake van is.
Mochten één of meerdere van bovengenoemde landen in de komende jaren veilig worden, bieden de schriftelijke gehoren dan voldoende informatie om de asielaanvragen opnieuw te beoordelen? Zo niet, vindt u dit een probleem?
In de genoemde evaluatie van AEF is geconcludeerd dat een schriftelijke procedure waarschijnlijk niet tot dezelfde beslisinformatie als een fysiek gehoor omdat er geen gelegenheid is om door te vragen en dit ook met het oog op de herbeoordeling gevolgen kan hebben. De aanbevelingen uit het rapport van AEF zijn door de IND meegenomen in de verdere ontwikkeling en verbeteropgave van de organisatie. Bij het opstellen van de vragenformulieren die worden gebruikt bij schriftelijk horen is uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat een herbeoordeling van de verleende vergunning aan de orde kan komen. De vreemdeling krijgt in het formulier de gelegenheid over alle relevante onderwerpen informatie te verstrekken. Zoals hiervoor is aangegeven, is voor iedere nationaliteit bovendien een specifiek formulier met relevante vragen ontwikkeld. Het gaat daarbij om zowel open als gesloten vragen. Hiermee worden de risico’s verkleind en kan de IND de productiecapaciteit op basis van schriftelijk horen verhogen.
Voorts zal, indien intrekking van de verleende asielvergunning aan de orde is, altijd een intrekkingsgehoor worden gehouden. Dit staat los van de doorlopen toelatingsprocedure.
Bent u bekend met andere EU-landen die asielaanvragen uit Syrië, Jemen en Turkije alleen schriftelijk horen? Zo ja, welke landen?
Hiermee ben ik niet bekend.
Bent u bereid het besluit van de IND te heroverwegen om een deel van de asielzoekers uit Syrië, Jemen en Turkije alleen schriftelijk te horen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Taskforce is een aantal maatregelen, waaronder het schriftelijk horen, uitgedacht en ingesteld om sneller en slimmer te kunnen beslissen ten einde de oude voorraad weg te werken en de beschikbare besliscapaciteit optimaal te benutten. Na afloop van de Taskforce zijn deze maatregelen geëvalueerd en is bezien welke maatregelen blijvend van meerwaarde zouden kunnen zijn en hoe in de evaluatie onderkende risico’s kunnen worden gemitigeerd.
Deze maatregelen, waarover uw Kamer meerdere malen is geïnformeerd2 zijn binnen de organisatie verder doorontwikkeld en ingevoerd. Deze maatregelen maken inmiddels deel uit van de standaard werkwijze van de IND.
Bij het toepassen van deze schriftelijke procedure is een zorgvuldige afweging gemaakt ten aanzien van de nationaliteiten die hiervoor in aanmerking kunnen komen. Deze werkwijze is ingericht op de nationaliteiten die gelet op de situatie in de betreffende landen van herkomst en het daarop betrekking hebbende landgebonden beleid in de regel in aanmerking komen voor een inwilligend besluit. In deze zaken volgt veelal een inwilliging op de subsidiaire beschermingsgrond. Gelet op het één-statusstelsel maakt dat voor de vreemdeling in materiele zin geen verschil.
De ervaring met schriftelijk horen heeft de IND geleerd dat dit minder geschikt blijkt te zijn voor het beoordelen van asielaanvragen van Turkse asielzoekers. In een aanzienlijk aantal Turkse zaken is na het schriftelijk gehoor alsnog een mondeling gehoor afgenomen. Om die reden wordt schriftelijk horen niet langer toegepast op Turkse asielzoekers en beperkt tot asielzoekers uit Syrië en Jemen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De aanhoudende asielcrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat de komende jaren er vele duizenden asielzoekers meer naar Nederland reizen dan eerst gedacht en dat het aantal asielzoekers dat wordt verwacht in 2023 volgens het hoogste scenario iets boven de 76.000 personen ligt?1
Ja, ik ben bekend met de genoemde berichtgeving en inventarisatie. Ik onderschrijf dat nog veel werk verzet moet worden om ervoor te zorgen dat iedereen met een daartoe strekkend recht verzekerd is en blijft van een opvangplek. In diverse brieven heb ik uw Kamer geïnformeerd over de kabinetsbrede aanpak om de opgave op het asieldomein aan te pakken, meest recentelijk op woensdag 24 mei 2023.2
Specifiek ten aanzien van Ter Apel vul ik graag aan dat ik mij maximaal inzet om een herhaling van de crisissituatie van vorig jaar te voorkomen. Het uitgangspunt voor alle betrokken partijen is dat de maximumcapaciteit van 2.000 personen te allen tijde in acht wordt genomen. Daartoe heb ik verschillende kortetermijnmaatregelen genomen, waaronder het opschalen van de personele capaciteit ten behoeve van de identificatie en registratie van asielzoekers en het inzetten van een voorportaallocatie in Assen per 1 juli 2023 waar ongeïdentificeerde asielzoekers tijdelijk kunnen verblijven. Ook andere maatregelen zijn voorzien, zoals de realisatie van grootschalige en kleinschalige opvang- en doorstroomlocaties. Mocht dit evenwel niet voldoende zijn dan ben ik genoodzaakt verdergaande maatregelen te treffen, waarbij gedacht kan worden aan het tegengaan van doelgroepbeperkingen en het plaatsen van vergunninghouders in hotels. Bij relevante ontwikkelingen wordt u uiteraard geïnformeerd. De zoektocht naar aanvullende locaties met een soortgelijke functie is in volle gang.
Bent u bekend met de inventarisatie van de NOS waaruit blijkt dat er deze zomer alweer een crisissituatie bij aanmeldcentrum Ter Apel zal ontstaan?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de berichtgeving rondom premier Rutte waarbij hij naar aanleiding van de nieuwe hoge instroomcijfers waarschuwde dat het «niet uit te sluiten» is dat het aanmeldcentrum in Ter Apel weer dusdanig volloopt dat mensen in het gras moeten slapen en waarin hij stelt dat het asielprobleem sinds afgelopen zomer alleen maar groter is geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het feit dat premier Giorgia Meloni in Italië de noodtoestand heeft uitgeroepen vanwege de explosieve stijging van illegale immigranten?
Ja. Italië ziet een grote toename van irreguliere aankomsten met name over zee dit jaar en de daarmee gepaard gaande volle opvangcentra. Dit jaar hebben al meer dan 31.000 migranten de Italiaanse kust bereikt, bijna vier keer zo veel als in dezelfde periode vorig jaar. Toen waren dat er 8.000. Dat is zorgelijk. Deze toename van migratie ziet het kabinet als een gemeenschappelijke Europese verantwoordelijkheid, dus een Europese oplossing is nodig. Mede hierom sprak ik woensdag 19 april 2023 met mijn Italiaanse collega Piantedosi over Europese oplossingen.
Zoals uw Kamer weet zet het kabinet zich binnen de EU al geruime tijd in voor meer grip op migratie. Dat gaat via twee sporen, waarover ik ook met mijn Italiaanse collega sprak. Ten eerste, nieuwe wetgeving. Het Europese Migratie- en Asielpact, waarover de onderhandelingen gestaag vorderen, moet een structurele oplossing bieden. Het kabinet hoopt tijdens de Europese Raad van juni 2023 met de lidstaten op belangrijke elementen het eens te worden. Daar werkt het kabinet hard aan.
In de tussentijd is ook resultaat nodig, dat is het tweede element. De premier zette zich daar met alle regeringsleiders voor in tijdens de Europese Raad van februari 2023. Daar zijn goede Europese acties geformuleerd (zoals het versterken van de buitengrenzen met meer geld en asielgrensprocedurepilots, naleven van de huidige Dublin regels, en intensivering van de EU inzet ten aanzien van gelijkwaardige en duurzame migratiepartnerschappen), nu moeten deze afspraken worden omgezet in acties. Daar zit het kabinet bovenop; op de eerstvolgende Europese Raad zullen de regeringsleiders de balans opmaken.
Deelt u de mening dat het uitroeien van een noodtoestand inzake de asielcrisis gezien de huidige ontwikkelingen voor Nederland ook geen overbodige luxe zou zijn? Zo ja, wilt u deze noodtoestand per direct uitroepen?
In antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief aan uw Kamer van 4 november 2022. In die brief zijn de uitkomsten neergelegd van de juridische verkenning op asielbeslisstop en instroombeperking o.a. op de voet van artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000.3 De brief bevat onder meer de conclusie dat op dit moment niet gerechtvaardigd gesproken kan worden van buitengewone omstandigheden als bedoeld in (artikel 110 en) 111 Vw2000, alsook dat niet kan worden afgeweken van de regels die het Europees recht stelt.
Wilt u het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag uit 1951 betrekken bij het uitroepen van de noodtoestand? Zo neen, waarom niet?
In antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 3 juli 2020. Die brief bevat de kabinetsreactie op de verkenning door mr. J.P.H. Donner en mr. dr. M. den Heijer van de vraag of, en zo ja op welke wijze, het Vluchtelingenverdrag uit 1951 bij de tijd moet worden gebracht om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden voor het internationale asielbeleid van de toekomst. Onder meer is toegelicht dat de mogelijkheid voor opzegging van het Vluchtelingenverdrag voor een EU-lidstaat als Nederland prohibitief is.4
Wilt u een deal met Rwanda om asielzoekers daar hun asielprocedure te laten afwachten betrekken bij het uitroepen van de noodtoestand? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet zet in op brede, gelijkwaardige migratiepartnerschappen met derde landen, om irreguliere migratie tegen te gaan en terugkeer te bevorderen. Het ondersteunen van partnerlanden bij asielprocedures, opvang- en terugkeer is onderdeel van deze inzet. Het bilaterale spoor en de Europese inzet liggen daarbij in het verlengde van elkaar. Het verplaatsen van asielopvang en -procedures naar partnerlanden is een specifieke vorm daarvan, die risico’s en complexe uitdagingen met zich mee brengt, ook op juridisch gebied. Nederland is gebonden aan EU asielwet- en regelgeving.
Het kabinet zet zich er tijdens huidige onderhandelingen over het Asiel- en Migratiepact wel voor in dat het zogeheten banden criterium, de voorwaarde dat een afgewezen asielzoeker een band moet hebben met het betreffende veilig geachte derde land, wordt versoepeld.
Heeft u de bereidheid om onderstaand vijf-puntenplan bij de uit te roepen noodtoestand?2 Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo neen, waarom niet?
Met betrekking tot de onmiddellijke asielstop wordt verwezen naar de in het antwoord op vraag 5 aangehaalde Kamerbrief van 4 november 2022.
Met betrekking tot de intensivering van het grenstoezicht merkt het kabinet op dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 november 2022 heeft besloten om het operationeel toezicht door de Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)-eenheden van de Koninklijke Marechaussee (KMar) voor een periode van zes maanden te intensiveren.6 De intensivering van de MTV-controles heeft als doel: 1) de bestrijding van irreguliere migratie in het algemeen, het buigen van de migratiestromen naar Nederland waarmee mogelijk de druk op de asielopvang kan worden verlicht en de bestrijding van mensensmokkel in het bijzonder; 2) het voorkomen van mensonterende incidenten (zoals de omgekomen vreemdelingen in vrachtwagens) en 3) het voorkomen van substantiële incidenten voor de openbare orde en nationale veiligheid in Nederland. Op dit moment wordt de intensivering van de MTV-controles met het licht op het aflopen van de periode van zes maanden samen met de KMar bezien. Hierbij wordt ook gekeken naar de effecten die de intensivering tot gevolg heeft gehad.
Met betrekking tot de mini-Schengenzone van omliggende landen werkt het kabinet met gelijkgezinde landen aan een sterker, toekomst- en crisisbestendiger Schengengebied ten aanzien van zowel de binnen- als buitengrenzen. Nederland overlegt regelmatig met buurlanden en gelijkgezinde lidstaten over de versterking van de buitengrenzen, het beperken van irreguliere binnenkomsten en het voorkomen van secundaire migratie. Volgens het kabinet ligt de oplossing voor zowel de korte als lange termijn voornamelijk in het verbeteren van het buitengrensbeheer, zoals betere registratie van asielzoekers en asielgrensprocedures, inclusief effectieve terugkeer. Dit betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de EU. De inzet van het kabinet heeft o.a. geresulteerd in de recente Conclusies van de Europese Raad van februari jl., waarin is bepaald dat de Europese Unie vastbesloten is te blijven zorgen voor doeltreffende controle van haar land- en zeebuitengrenzen en daarbij onder meer de Commissie heeft opgeroepen om onmiddellijk aanzienlijke EU-fondsen en -middelen te mobiliseren om de lidstaten te ondersteunen bij het versterken van het buitengrensbeheer en pilotprojecten in lidstaten te financieren die bijdragen aan het EU-buitengrensbeheer. In de komende Europese Raad van 29-30 juni 2023 zal gerapporteerd worden over de voortgang van deze maatregelen. Het kabinet zal de komende tijd in diverse gremia en bilaterale gesprekken aandacht blijven vragen voor de voortgang hiervan en zal waar mogelijk ondersteuning bieden.
Daarnaast zet het kabinet zich voor de langere termijn in voor het verankeren van handelingsperspectief in de nieuwe Schengengrenscode wanneer sprake is van grootschalige secundaire migratiebewegingen binnen het Schengengebied. Dit wordt zo ook uitgedragen in gezamenlijkheid met gelijkgezinde lidstaten. Het kabinet hoopt dat spoedig gestart kan worden met de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie. Op dit moment beraadt het Europees Parlement zich nog over zijn onderhandelingspositie.
Met betrekking tot de directe uitzetting van mensen uit veilige landen geef ik het volgende mee. Daar wordt al op ingezet. Bij vreemdelingen uit veilige landen van herkomst wordt namelijk de asielaanvraag in een verkorte procedure behandeld. Dat kan omdat de asielzoeker weinig kans maakt op een verblijfsvergunning. Bij een afwijzing door de IND dient de vreemdeling Nederland snel te verlaten. DT&V, IOM en diverse ngo’s kunnen eventueel bij vrijwillig vertrek ondersteunen. Gedwongen terugkeer komt in beeld wanneer iemand niet bereid is uit eigen beweging te vertrekken.
Ten aanzien van het strafbaar stellen van illegaliteit geef ik het volgende mee. Zoals in het Coalitieakkoord staat aangegeven, zet het kabinet erop in om de Vreemdelingenwet zo te wijzigen dat het middel van de ongewenstverklaring ook betrekking kan hebben op uitgeprocedeerde asielzoekers die weg moeten, die weg kunnen, maar die niet meewerken aan hun terugkeer of vertrek. De ongewenstverklaring, in samenhang met artikel 197 Sr, is een juridisch instrument dat een gevangenisstraf (van ten hoogste zes maanden) mogelijk maakt voor vreemdelingen die in weerwil van de ongewenstverklaring in Nederland verblijven. De ongewenstverklaring kan dus als een gekwalificeerde vorm van strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf worden gezien. Een vreemdeling kan pas strafrechtelijk worden vervolgd, nadat het terugkeerproces is doorlopen en de vreemdeling door zijn eigen toedoen niet is teruggekeerd.
Deelt u de mening dat als er nu via een noodwet3 geen immigratiebeperkende maatregelen worden genomen, Nederland ten onder gaat aan de overbevolking? Zo ja, gaat u zo’n noodwet snel invoeren? Graag een gedetailleerd antwoord.
In antwoord op vraag 5 is reeds, onder verwijzing naar de Kamerbrief van 4 november 2022, aangegeven dat wat betreft de reguliere asielstromen geen sprake is van een buitengewone omstandigheid die de toepassing van het in die brief geduide noodrecht rechtvaardigen. Uiteraard laat dit onverlet dat het kabinet zich inzet om meer grip te krijgen op irreguliere migratie naar en binnen de Unie. Daartoe wordt onder meer gewezen op de inzet zoals geschetst in de antwoorden op de vragen 4 en 8 en de, in de beantwoording van de vragen 1 t/m 3 gememoreerde, Kamerbrief van 28 april jl.
Overlast en criminaliteit op het AZC in Gilze |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Criminelen in apart azc-gebouw, met drugs, knuppel en messen»?1
Ja.
Bent u bekend met de overlast in het asielzoekerscentrum (azc) in Gilze? Zo ja, hoe typeert u deze overlast en wat is uw oordeel hierover?
De afgelopen periode hebben zich verschillende overlastgevende incidenten op en rondom de opvanglocatie voorgedaan. Echter, het beeld dat er sprake is van ernstige, structurele overlast, wordt door de gemeente Gilze en Rijen en het COA niet herkend. Diverse deelnemers hebben dit tijdens een recent omwonendenoverleg bevestigd. Zij menen dat door de verschillende betrokken partijen de juiste maatregelen worden genomen.
Is de overlast bij het azc in Gilze de afgelopen tijd toegenomen? Zo ja, hoe komt dit?
In de afgelopen periode is een daling te zien van het aantal overlast gerelateerde incidenten bij het azc in Gilze. Dit is onder meer een gevolg van de versterkte samenwerking tussen het COA, de gemeente Gilze en Rijen, de politie en de organisaties binnen de asielketen. Zo zijn er afspraken gemaakt die de behandeling van de asielaanvraag van specifieke bewoners op het azc bespoedigen. Dit draagt bij aan het verminderen van het aantal potentiële overlastgevers op de locatie.
Daarnaast draagt de inzet van extra beveiligers bij aan de daling van overlast. In de afgelopen weken zijn slechts sporadisch meldingen geweest van het verblijf van bezoekers op de locatie zonder toestemming of de (mogelijke) diefstal van goederen.
Welke maatregelen worden er genomen om de veiligheid van de azc-bewoners en de omwonenden in Gilze te garanderen en de overlast te beperken?
Ten eerste werken de partijen in de vreemdelingenketen hard om overlastgevers snel uit het opvangstelsel te halen en bij afwijzing terug te sturen naar land van herkomst of de verantwoordelijke Dublinlidstaat. Daarnaast wordt hard opgetreden tegen asielzoekers die misdrijven begaan. Het Openbaar Ministerie zet bij asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd, bij voorkeur in op een strafbeschikking in plaats van een dagvaarding, en waar mogelijk wordt supersnelrechtzitting toegepast.
Heeft u signalen ontvangen dat het azc-personeel niet meer veilig haar werk kan doen door de bedreigende situatie? Wat wordt er gedaan om ervoor te zorgen dat werknemers van het azc wel veilig hun werk kunnen verrichten?
Medewerkers van de locatie geven aan veilig hun werk te kunnen verrichten en zich ook veilig te voelen. Vanwege het belang van dit onderwerp is veiligheid een vast onderwerp van gesprek op de locatie. Zo zijn bij de dagelijkse overdracht en binnen de teamoverleggen de veiligheid op de locatie, en het bij medewerkers aanwezige gevoel van veiligheid, belangrijk gespreksonderwerpen.
In het artikel wordt vermeld dat azc-medewerkers niet voldoende gemachtigd zijn om messen weg te halen. Kunt u dit toelichten? Is het mogelijk om hier in geval van overlast beperkingen aan te stellen? Kan de politie hier eventueel een rol in spelen?
Medewerkers op een locatie hebben de mogelijkheid om messen die bestemd zijn voor huishoudelijk gebruik weg te halen. Dit geldt ook voor messen die vallen onder de Wet Wapens en Munitie. Als medewerkers messen aantreffen die vallen onder de Wet Wapens en Munitie, wordt de politie ingeschakeld die dergelijke messen vervolgens in beslag kan nemen.
Welke strafmaatregelen zijn opgelegd nadat drugs en gestolen telefoons waren gevonden? Is het mogelijk in de toekomst zwaardere strafmaatregelen op te leggen?
Er is gebleken dat de diefstal niet door bewoners is gepleegd maar door bezoekers van de locatie. Deze bezoekers verbleven zonder toestemming op de locatie.
Welke maatregelen worden er genomen om te voorkomen dat illegalen in het azc verblijven en/of terugkeren nadat zij naar buiten zijn gezet? Zijn de azc-bewoners bestraft voor het verlenen van onderdak aan illegalen? Zijn er maatregelen genomen om te zorgen dat deze illegalen terugkeren naar hun land van herkomst?
Het COA, de politie en de beveiliging hebben onderlinge afspraken gemaakt om te voorkomen dat, en op te treden wanneer, er bezoekers zonder toestemming op de locatie aanwezig zijn. In het geval een bezoeker zonder toestemming wordt aangetroffen schakelen medewerkers op de locatie de politie in en wordt er een locatieverbod uitgereikt. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de politie zal waar mogelijk een vertrekmaatregel toepassen en indien van toepassing een inbewaringstelling overwegen.
In het geval bekend is welke bewoner(s) een rol heeft gehad bij de aanwezigheid van een bezoeker die hier geen toestemming toe had, krijgt deze bewoner een maatregel opgelegd in het kader van het Reglement onthouding verstrekkingen. Dat betekent dat bijvoorbeeld leefgeld kan worden ingehouden.
Waarom worden de desbetreffende overlastgevende en criminele asielzoekers niet meteen overgeplaatst naar de Handhaving- en toezichtlocatie (htl)?
Overplaatsing naar de handhaving- en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen betreft een maatregel die wordt toegepast als sprake is van één of meer gedragingen met een (zeer) grote impact op de veiligheid op de locatie. Deze maatregel wordt eerst toegepast als andere handhavingsmaatregelen geen of onvoldoende effect hebben en het vergt een op het individuele geval toegespitste motivering. Een htl plaatsing betreft een zware maatregel omdat de asielzoeker tijdelijk in zijn vrijheid wordt beperkt. Daarnaast zijn er omstandigheden waardoor een asielzoeker niet in aanmerking komt voor plaatsing in de htl, zoals acute psychiatrie of andere complexe zorg.
Wat gaat u doen om de omwonenden in de toekomst beter over overlast en criminaliteit op het azc in Gilze te informeren?
Binnen de locatie is ruim aandacht voor de communicatie naar buiten toe, en voor het goed informeren van omwonenden. Zo zijn er periodieke overleggen met omwonenden. Onlangs is er vanwege recente gebeurtenissen op de locatie een extra overleg gevoerd, waarbij de gemeente, de politie en het COA in gesprek zijn gegaan met omwonenden. In dit overleg is ook het vertrouwen in elkaar uitgesproken. De wijkagenten hebben laagdrempelig contact met de lokale ondernemers en inwoners van Gilze. Vorige week zijn de media uitgenodigd om de locatie te bezichtigen. Doel hiervan was om de media een inkijk te bieden in al wat op de locatie in Gilze plaatsvindt. Tijdens dit werkbezoek werd ook aandacht besteed aan diverse onderwerpen die deel uitmaken van de dagelijkse opvangpraktijk, waaronder de verschillende activiteiten die plaatsvinden op het gebied van participatie.
Het rapport van de onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM) van de Hoge Commissaris Voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, over de mensenrechtensituatie in Libië |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het rapport van de onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM) van de Hoge Commissaris Voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, over de mensenrechtensituatie in Libië?1
Ja.
Herkent u de conclusie in dit rapport (paragraaf 4), dat mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de menselijkheid zijn gepleegd tegen migranten in detentiecentra die onder controle staan van de Libische autoriteiten inclusief de kustwacht, waaronder arbitraire detentie, moord, marteling, verkrachting, seksslavernij en afpersing?
De uiterst zorgelijke situatie in de Libische detentiecentra is bij het kabinet bekend. De Fact Finding Mission (FFM) schreef in eerdere rapporten al over de misdaden tegen de menselijkheid die daar zouden plaatsvinden.2 Ook de controle van actoren betrokken bij Kustwacht-taken en andere autoriteiten over bepaalde detentiecentra werd eerder beschreven. Dat er nu ook redelijke grond is om aan te nemen dat er sprake is van seksslavernij concludeerde de FFM voor het eerst in haar laatste en definitieve rapport.
Welke technische, logistieke en financiële steun verleent Nederland aan de Libische kustwacht en andere Libische autoriteiten, al dan niet in EU-verband?
Nederland en de EU verlenen verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Samenwerking met de Libische autoriteiten kan bijdragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op vermeende misstanden, zoals genoemde aantijgingen in onder andere het FFM rapport.
Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de search and rescue (SAR) capaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten. Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële bijdrage aan de Kustwacht gegeven.
De EU heeft via de Integrated Border Management Assistance Mission in Libië (EUBAM Libya) een aantal activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht uitgevoerd. Nederland levert een civiele bijdrage aan EUBAM Libya, maar die heeft geen betrekking op steun aan de kustwacht.
Daarnaast geeft de Nederlandse Koninklijke Marechaussee in samenwerking met EUBAM Libya een serie trainingen op het gebied van documentfraude aan het Libische Ministerie van Binnenlandse Zaken voor grenswachters van het vliegveld en de landgrenzen met Tunesië (totaalbedrag van EUR 400.000).
De militaire EU-operatie EUNAVFOR MED IRINI heeft eveneens het mandaat om de Libische kustwacht en marine te trainen. De Libische autoriteiten hebben hier tot op heden echter geen gebruik van gemaakt. Nederland levert sinds november 2022 geen personele bijdrage meer in IRINI.
Nederland en de EU verlenen tevens steun aan Libië om de omstandigheden van migranten en vluchtelingen te verbeteren. De Nederlandse inzet richt zich met name op directe hulpverlening aan vluchtelingen, asielzoekers en migranten. Hiervoor verstrekt Nederland EUR 4,3 miljoen aan UNHCR (2020–2023) en EUR 3,3 miljoen aan IOM (2021–2023). Een deel van de Nederlandse bijdrage aan IOM (ca. EUR 100.000) is bestemd voor training op het gebied van mental health and psychosocial support (MHPSS), case management en migratie governance aan overheidsfunctionarissen en lokale gemeenten. EU-steun op het gebied van migratie is tevens breed en ziet onder meer op steun voor regionale samenwerking op het terrein van terugkeer en re-integratie en het verbeteren van opvangvoorzieningen. Alleen al vanuit het EUTF gaat het hierbij om ca. EUR 237 miljoen op het gebied van bescherming van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden.
Nederland ondersteunt de Libische autoriteiten via het Berlijn vredesproces om bij te dragen aan de verbetering van de algemene mensenrechtensituatie in Libië, waaronder die van migranten en vluchtelingen. Belangrijke instrumenten daarvoor zijn het co-voorzitterschap van de werkgroep internationaal humanitair recht en mensenrechten onder het Berlijn vredesproces en steun aan mensenrechtenverdedigers.
Erkent u dat, zoals het rapport stelt in paragraaf 46, financiële en technische steun, evenals steun via bijvoorbeeld het leveren van schepen door de EU en zijn lidstaten, is gebruikt voor het onderscheppen en arbitrair in detentie plaatsen van migranten? Zo neen, waarom niet?
Met de in vraag 3 genoemde steun tracht de EU de capaciteit van de Libische kustwacht op het gebied van grensbeheer, zoek- en reddingscapaciteit te versterken. De Libische kustwacht heeft de afgelopen jaren – met name sinds 2017 – veel mensen onderschept op zee. Volgens UNHCR heeft de Libische kustwacht tot april 2023 meer dan 4.300 mensen onderschept en terug naar Libië gebracht.3 In diezelfde periode hebben ca. 15.500 mensen vanuit Libië over zee Italië weten te bereiken.4 De Libische kustwacht heeft daarmee ca. 21% van de mensen die tot april 2023 hebben geprobeerd over te steken weten te onderscheppen. Het kabinet acht het aannemelijk dat financiële en technische steun van de EU, bijvoorbeeld in de vorm van training op het gebied van navigatie en de levering en reparatie van schepen, heeft bijgedragen aan de capaciteit van de Libische kustwacht voor het onderscheppen van migranten op zee. Dergelijke versterkte capaciteit dient het specifieke doel van de EU inzet in Libië om irreguliere migratie naar de EU te verminderen.
Het FFM-rapport stelt, evenals eerdere FFM-rapporten, dat een significant deel van de mensen die door de Libische kustwacht onderschept worden op zee in arbitraire detentie worden geplaatst na ontscheping in Libië. Het rapport markeert tevens de samenwerking tussen delen van de Libische Kustwacht en actoren die betrokken zijn bij de detentiecentra.
De EU laat, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do no harm procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Omwille van de veiligheid van de actoren die de monitoring verrichten alsook voor de continuïteit van de monitoring deelt de EU geen rapportages. Het kabinet beschikt daardoor niet over de volledige informatie van de EU over de monitoring van deze steun, maar spant zich in om de dialoog met de Europese Commissie over de EU-steun aan te blijven gaan.
De EU en Nederland roepen doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van migranten en vluchtelingen na ontscheping en tijdens hun verblijf in detentiecentra alsook dat arbitraire detentie moet worden beëindigd. Het uiteindelijke doel is sluiting van deze detentiecentra. Daarnaast wordt ingezet op het creëren van alternatieve vormen van opvang, op de aanpak van mensensmokkelaars en de criminele netwerken die daarvoor verantwoordelijk zijn en op betere samenwerking van Libische autoriteiten met UNHCR en IOM onder andere voor humanitaire evacuaties, hervestiging van vluchtelingen en vrijwillige terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. Het behalen van duurzame resultaten op bovengenoemde inzet blijft zeer moeizaam in de complexe Libische context.
Hoe oordeelt u over het bewijs van de missie, dat er sprake is van samenzwering tussen de Libische kustwacht en degenen die de leiding hebben over detentiecentrum al-Nasr in Zawiyah; en dat het hoofd van de regionale eenheid van de kustwacht in Zawiyah, op de sanctielijst van de VN Veiligheidsraad staat wegens mensenhandel en -smokkel? Welke consequenties bent u van plan hieraan te verbinden?
De aantijgingen van de FFM over betrokkenheid van Libische overheidsfunctionarissen bij detentiecentra waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden zijn zeer zorgelijk. Nederland zet zich om die reden al langer in voor het goed in kaart brengen van betrokken actoren in Libië, het versterken van mensenrechten due diligence voor EU programmering, betere monitoring, sancties tegen mensenhandelaren en een verbetering van de behandeling van migranten en vluchtelingen. Nederland blijft hier de komende tijd bilateraal en in EU-verband stappen op zetten.
Het was ook op Nederlands voorstel dat de VN Veiligheidsraad in juni 2018 Abd al Rahman al-Milad, het hoofd van de regionale eenheid van de kustwacht in Zawiya, samen met vijf anderen, op de internationale sanctielijst plaatste. Dit was de eerste keer dat de VN sancties oplegde aan leiders van gewelddadige mensenhandel- en mensensmokkelnetwerken. Met het oog op de implementatie van deze sancties steunt Nederland financieel het Finance Against Slavery and Trafficking (FAST) initiatief van de Verenigde Naties University’s Centre for Policy Research (UNU-CPR). FAST ondersteunt onder meer het traceren van aan mensenhandel gelinkte geldstromen, het bevriezen van aan mensenhandel gelinkte geldstromen evenals het bevriezen van tegoeden van gesanctioneerde mensenhandelaren.
Dat de vermoedelijk kwalijke rol van personen als Abd al Rahman al-Milad door FFM herbevestigd wordt is des te meer aanleiding voor Nederland om zich in te blijven zetten voor een beperking van de risico’s van steun aan de Libische Kustwacht. Zie ook antwoord 6.
In hoeverre bestaat, gegeven het voorgaande, het risico dat de steun van Nederland en de Europese Unie aan de Libische kustwacht de facto neerkomt op steun aan Libische mensenhandelaars en -smokkelaars en daarmee mogelijk bijdraagt aan misdaden tegen de menselijkheid? Heeft de EU genoeg instrumenten om dit risico uit te sluiten en welke inzet pleegt Nederland momenteel in de EU op dit punt?
Steun in conflictsituaties gaat gepaard met risico’s, zo ook de EU steun aan de kustwacht in Libië die, meer specifiek, gepaard gaat met het risico dat steun indirect terecht komt bij personen en entiteiten die betrokken zijn bij mensenhandel en -smokkel en mensenrechtenschendingen. De bevindingen van de FFM bevestigen dat beeld.
De EU tracht dergelijke risico’s te beperken. Het kabinet acht de instrumenten daartoe momenteel echter beperkt. Het kabinet zet zich actief in voor de versterking van de instrumenten die de EU hiervoor ter beschikking heeft. Mede naar aanleiding van die inzet onderneemt de EU stappen om de waarborging van mensenrechten te versterken als ook de betrokken Libische actoren beter in kaart te brengen.
Bent u ook bekend met het eerdere rapport waarin de FFM spreekt (29 november 2021, artikel 61) over de mogelijke verantwoordelijkheid voor deze misdaden tegen de menselijkheid door derde landen? Hoe groot schat u het risico in dat deze medeverantwoordelijkheid ook geldt voor lidstaten van de EU, zoals Nederland, die samenwerken met de Libische autoriteiten?2 Is er sprake van onafhankelijke monitoring door derde partijen van de ontscheping van door de Libische kustwacht onderschepte migranten in Libië? Zo ja, kunt u deze met de Tweede Kamer delen? Hebben dergelijke rapportages inmiddels geleid tot verandering in de positionering van de EU ten aanzien van zijn steun aan de Libische kustwacht en aan vermindering van de mensenrechtenschendingen?
Ja, het eerdere rapport is bekend bij het kabinet. In het rapport van de missie dat op 1 oktober 2021 gepubliceerd werd, staat onder 61) dat de bevindingen een verantwoordelijkheid van derden, naast die van de genoemde partijen, niet in de weg staat. En dat verder onderzoek nodig is om de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen vast te stellen.