Uitstel voor het doen van belastingaangifte voor particulieren in verband met de verlening van coronamaatregelen tot 1 juni |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Erkent u dat er vele mensen enkel met ondersteuning hun belastingaangifte kunnen doen?1
Ja, dat erken ik.
Erkent u ook dat juist deze mensen niet zelfstandig om individueel uitstel kunnen vragen, zoals tot nu het antwoord is op verzoeken om een generiek uitstel? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ja. Het vragen van individueel uitstel is door de Belastingdienst zeer laagdrempelig vormgegeven, en de Belasting geeft hieraan op dit moment bijzondere aandacht in de publiekscampagne. Dit betekent echter nog niet dat iedereen dit ook zelfstandig kan. Bij de groep die niet zelfredzaam is voor wat betreft de aangifte kan ik mij inderdaad goed voorstellen dat in sommige gevallen het aanvragen van uitstel niet zelfstandig lukt. De Belastingdienst biedt hiervoor ondersteuning middels onder andere de Belastingtelefoon.
Bent u bereid, zeker na de nieuwe afgekondigde coronamaatregelen, het mogelijk te maken dat mensen zonder een boete te krijgen later belastingaangifte kunnen doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik meen dat het aanvragen van uitstel een zeer laagdrempelige mogelijkheid is, maar ben om buiten twijfel te stellen dat mensen ongewild hun aangifte te laat indienen, bereid een automatisch uitstel te realiseren voor de bovengenoemde groep die wat de aangifte betreft niet zelfredzaam is. De Belastingdienst gaat deze niet zelfredzame doelgroep onderscheiden in de systemen en deze groep een uitstel tot 1 september te geven. Het gaat om personen die niet zelfstandig aangifte doen en daarbij ondersteund worden. De Belastingdienst heeft al aan iedereen die bij de Belastingdienst zelf van Hulp bij Aangifte gebruik maakt uitstel verleend tot 1 september. Daarnaast wordt ook een groot deel van de groep mensen voor wie een DigiD-machtigingscode is afgegeven uitstel tot 1 september gegeven. Van deze groep weten we dat ze hulp krijgen bij het doen van hun aangifte van bijvoorbeeld een vak- of ouderenbond, een maatschappelijk dienstverlener of iemand in de privésfeer. De totale groep bedraagt ongeveer 660.000 personen. Onder deze groep bevinden zich ook mensen met een machtigingscode die zijn uitgenodigd tot het doen van een winstaangifte (bijvoorbeeld zzp-ers of mensen met een eenmanszaak). Deze personen acht ik wel in staat om zelf uitstel aan te vragen, deze groep wordt daarom uitgesloten. Ook wordt geen automatisch uitstel verleend aan mensen die al aangifte hebben gedaan, al uitstel hebben aangevraagd of geen uitnodiging hebben gekregen tot het doen van aangifte. Ik heb het vertrouwen hiermee een goede maatwerkoplossing te bieden voor de juiste groep personen.
Het verlenen van generiek uitstel, dus ook voor mensen die anders gewoon op tijd aangifte zouden doen, vind ik nog altijd een onwenselijke maatregel. Hierdoor zouden voor zelfredzame burgers immers ook aangiften later binnen kunnen komen. Dit vertraagt de voortgang van de processen zoals het opleggen van voorlopige aanslagen, hetgeen ook voor burgers niet wenselijk is.
De open brief aan de Raad van Bestuur van Treant voor het behoud van acute zorg in het Bethesda Ziekenhuis in Hoogeveen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de open brief aan de Raad van Bestuur van Treant over een heroverweging van het besluit om de spoedeisende hulp van het Bethesda Ziekenhuis te sluiten?1
Vele partijen in de regio Drenthe en Zuidoost-Groningen hebben in het voorjaar van 2018 hun handen al ineengeslagen en een plan gemaakt om samen de zorg voor de regio Drenthe en Zuidoost-Groningen beschikbaar te houden. Naar aanleiding van het zorg-voor-de-regio plan heeft de Raad van Bestuur van Treant op 10 december 2019 een definitief besluit genomen om het zorgaanbod te wijzigen in lijn met de plannen voor de regio. Dit betekende dat de SEH in Stadskanaal per 6 januari 2020 werd omgevormd tot basisspoedpost en dat de SEH in Hoogeveen per 6 april aanstaande tot basisspoedpost zou worden omgevormd.
Als gevolg van COVID-19, ook wel bekend als het coronavirus, heeft Treant zich genoodzaakt gezien om een aantal maatregelen te treffen en deels te versnellen. De kern hiervan is dat de acute zorg en coronazorg zoveel mogelijk in Emmen zal plaatsvinden zodat de geplande (en poliklinische) zorg in Stadskanaal en Hoogeveen zoveel mogelijk doorgang kan blijven vinden.
Concreet betekent dit onder meer dat de omvorming van de SEH in Hoogeveen naar een basisspoedpost met een week wordt vervroegd en daarmee op 30 maart 2020 plaatsvindt. In de praktijk betekent dit dat medewerkers van de acute zorg die in Hoogeveen werkzaam zijn en die op 6 april naar Emmen zouden gaan, een week eerder op hun nieuwe werkplek aan de slag gaan. Ook zullen een week eerder geen spoedopnames meer plaatsvinden in Hoogeveen en zal de Acute Zorgafdeling een week eerder worden gesloten. Dit is volgens Treant nodig om de teams sneller op sterkte te krijgen, voordat echt grote aantallen coronapatiënten zorg nodig hebben. Hierdoor hoopt Treant overbelasting van het verplegend personeel zo lang mogelijk binnen de perken te houden.
Naast het vervroegen van de plannen die volgens het plan-voor-de-regio oorspronkelijk op 6 april zouden worden geëffectueerd, heeft Treant (met ingang van 27 maart) ook een aantal tijdelijke maatregelen getroffen voor de duur van de coronacrisis. In Stadskanaal is de basisspoedpost ‘s avonds en in het weekend dicht (deze was ’s nachts al dicht). Ook vinden tijdens de coronacrisis in Stadskanaal geen operaties meer plaats (zowel in dagbehandeling als klinisch) en is er geen klinische verpleegafdeling meer. In Hoogeveen is de basisspoedpost tijdens de coronacrisis niet open in het weekend.
Het vervroegen van de plannen is afgestemd met de partijen in de regio en onder andere (versneld) afgestemd in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) Noord-Nederland. Partijen in het ROAZ Noord-Nederland waren reeds goed voorbereid op de omvorming van de SEH die voor 6 april op de planning stond. Treant heeft hierover ook contact opgenomen met andere externe partijen, waaronder de gemeenteraad van Hoogeveen. Ik heb begrepen dat er veel begrip in de regio is voor de maatregelen die nu worden getroffen ter voorbereiding op wat de komende weken mogelijk nog gaat komen.
Ik waardeer dat ook in de regio Drenthe en Zuidoost Groningen adequaat wordt ingespeeld op de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Een heroverweging van het besluit om de SEH van het Bethesda Ziekenhuis te sluiten is dan ook niet aan de orde.
Kunt u deze oproep tot een heroverweging van het besluit om de spoedeisende hulp van het Bethesda Ziekenhuis te sluiten steunen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de voorgenomen sluiting van de spoedeisende hulp van het Bethesda Ziekenhuis in het licht van het huidige coronavirus en het belang daarbij van IC-bedden? Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is om juist nu over te gaan tot deze sluiting, juist nu de capaciteit van deze spoedeisende hulp zo belangrijk is?
In deze regio wordt, net als in andere delen van Nederland, momenteel hard gewerkt om de capaciteit van de zorg die nodig is voor de behandeling van coronapatiënten zo groot mogelijk te maken. De maatregelen die Treant nu neemt staan daar niet aan in de weg. Integendeel, zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 en 2, heeft Treant laten weten de voorgenomen wijziging in het zorgaanbod juist nu te willen invoeren zodat men nog beter voorbereid is op de toenemende drukte ten gevolge van het coronavirus.
Laat juist de coronacrisis niet zien dat de ziekenhuiscapaciteit in Nederland voor (acute) zorg relatief beperkt is en dat dat pleit voor behoud van (acute) ziekenhuisvoorzieningen? Kunt u dit toelichten?
Het sluiten van een SEH op een bepaalde locatie betekent niet automatisch dat de SEH-capaciteit in de regio afneemt. We bevinden ons momenteel in een uitzonderlijke situatie. Momenteel wordt meer dan normaal gevraagd van ons zorgsysteem. Zo wordt er als gevolg van het coronavirus een groot beroep gedaan op de capaciteit van de acute zorg. Ik waardeer dat momenteel binnen de reguliere mogelijkheden, maar ook ver daarbuiten, wordt gezocht naar passende capaciteit voor deze bijzondere situatie.
Bent u bereid de Raad van Bestuur van Treant dringend te verzoeken de sluiting van de spoedeisende hulp in Bethesda te heroverwegen, mogelijk op te schorten en in ieder geval geen onomkeerbare stappen te zetten?
Zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2. Vanzelfsprekend houd ik de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Arbeidsmigranten onvoldoende beschermd tegen Coronavirus |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de EenVandaag uitzending «Arbeidsmigranten worden niet beschermd tegen het coronavirus: «Deze groep heeft geen prioriteit»»,van 20 maart 2020?1
Ja.
Deelt u de zorgen dat in enkele vitale sectoren, zoals de voedings- en distributiesector, veel werknemers, veelal arbeidsmigranten, op minder dan 1,5 meter afstand van elkaar moeten werken, in kleine busjes worden vervoerd en op een hele kleine oppervlakte en met veel personen wonen en slapen, waardoor de kans op besmetting met het coronavirus zeer groot is?
Ik deel de zorgen over de werknemers in deze vitale sectoren, onder wie veel arbeidsmigranten. Het is in ieders belang dat iedereen zo gezond en veilig mogelijk kan wonen, werken en reizen. Werkgevers, huisvesters en uitzendbureaus hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om ook voor werknemers in de vitale sectoren, zoals arbeidsmigranten, de maatregelen van het RIVM zo goed mogelijk te implementeren om besmettingsgevaar te voorkomen. Het is voor iedereen een grote uitdaging om de maatregelen zo goed mogelijk door te voeren en tegelijkertijd de vitale processen draaiende te houden.
Vreest u ook dat hierdoor een risico ontstaat dat in deze vitale sectoren veel besmettingen kunnen plaatsvinden, waardoor veel mensen ziek worden en deze vitale processen stil komen te vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het daarbovenop ook een risico dat deze arbeidsmigranten zich minder snel ziek zullen melden omdat hun huisvesting afhankelijk is van het feit of zij werken en daarnaast dat eventuele gemaakte kosten van de gezondheidszorg worden doorberekend in hun loon?
Ik onderken de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van hun werkgever voor wat betreft hun huisvesting. Het kabinet roept werkgevers op om geen werknemers te ontslaan. Werkgevers die wel afscheid nemen van arbeidsmigranten, dienen hier ook verantwoordelijkheid voor te nemen; zeker als de arbeidsmigranten voor hun huisvesting afhankelijk zijn van hun werkgever, worden werkgevers opgeroepen te zorgen voor een alternatief.
Het is niet wenselijk dat mensen in deze tijd op straat komen te staan. Samen met verhuurders heeft het kabinet afspraken gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis. Ook zal de Minister van Milieu & Wonen het met een spoedwet mogelijk maken om tijdelijke contracten te verlengen. Op korte termijn zal uw Kamer worden geïnformeerd over verdere maatregelen.
Met de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) is er een verbod op inhoudingen op het minimumloon ingesteld, met uitzondering van huisvestingskosten en de zorgverzekering onder bepaalde voorwaarden. De werkgever mag om die reden geen gemaakte kosten voor de gezondheidszorg inhouden op het minimumloon.
Bent u bereid om deze situatie van arbeidsmigranten zo snel mogelijk te verbeteren om zo besmettingshaarden tegen te gaan en op die manier te voorkomen dat deze vitale sectoren stil komen te vallen?
Ja. Er wordt samengewerkt met werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en ambassades om de problemen die nu ontstaan voor arbeidsmigranten en werkgevers, zo goed mogelijk aan te pakken en waar mogelijk te handhaven. Het kabinet monitort de ontwikkelingen en beziet of er extra stappen nodig zijn. Ieder speelt hierin een eigen rol. Zo kunnen uitzendbureaus samen met de gemeente bekijken of de huisvesting van arbeidsmigranten kan worden aangepast, zodat deze beter voldoet aan de richtlijnen van het RIVM. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de norm van 1,5 meter afstand.
Om arbeidsmigranten beter te bereiken op wat zij zelf kunnen doen om het risico op besmetting tijdens wonen en werken zo klein mogelijk te maken, wordt ingezet op extra communicatie over de RIVM-richtlijnen voor werknemers in de talen van arbeidsmigranten, zie hiervoor het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om met deze sectoren, waaronder ook de uitzendbureaus, te bespreken hoe zij beter (ook in andere talen) over de instructies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaan communiceren en er tevens voor te zorgen dat er voorzorgsmaatregelen voor deze werknemers worden genomen?
De voorzorgsmaatregelen die gelden vanuit de rijksoverheid zijn in de vorm van posters en flyers beschikbaar in diverse talen, waaronder in het Engels, Pools, Spaans, Turks, Arabisch en Papiamento.2 Deze informatie wordt middels sociale mediacampagnes verspreid onder diverse doelgroepen. Het kabinet zet daarnaast in op extra voorlichting over de RIVM-richtlijnen voor werknemers in de verschillende talen van arbeidsmigranten.
Daarnaast verspreidt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de antwoorden op veel gestelde vragen over de situatie van arbeidsmigranten in relatie tot het de (maatregelen omtrent) het coronavirus, in overeenstemming met de informatie die te vinden is op rijksoverheid.nl en in afstemming met het RIVM. Deze informatie wordt gedeeld met sociale partners, de uitzendbranche en gemeenten. De informatie wordt tevens vertaald en onder ambassades verspreid van de thuislanden van veel arbeidsmigranten.
Welke maatregelen gaat u verder nemen om te voorkomen dat er geen besmettingshaarden kunnen ontstaan onder arbeidsmigranten en om te voorkomen dat zij ziek aan het werk gaan?
Zie de antwoorden op vragen 4, 5 en 6.
Bent u bereid om de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in deze sectoren te laten handhaven op de door de RIVM gestelde instructies om zo mogelijke besmetting van het coronavirus te voorkomen?
Het is van algemeen belang dat de voorgeschreven maatregelen van het RIVM worden genomen om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Op grond van de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk om de risico’s bij arbeid te voorkomen of te beperken en in te grijpen wanneer nodig. Als de werkgever niet de nodige voorzorgsmaatregelen treft, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. Indien de Inspectie SZW meldingen ontvangt, zal per geval worden bekeken wat met de melding kan worden gedaan. Zo kan de Inspectie zelf actie ondernemen, bijvoorbeeld door de werkgever aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Indien nodig kunnen meldingen ook worden doorgeleid naar andere instanties, zoals de gemeente.
Het gehanteerde beleid met betrekking tot het testen op COVID-19 (corona) besmettingen. |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Noordelijke provincies laten landelijk beleid los en testen massaal»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dat het hoofd van de afdeling medische microbiologie en infectiepreventie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), in tegenstelling tot het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), stelt dat ook geïnfecteerde mensen die nog geen symptomen hebben – de presymptomatische mensen – wel degelijk besmettelijk zijn? Hoe beoordeelt u de opvatting vanuit het UMCG dat de contacten van voor de eerste symptomen ook moeten worden opgespoord en getest?
In het antwoord op deze vraag is de nuance heel belangrijk. Het RIVM geeft aan dat een patiënt in ieder geval besmettelijk is tijdens de symptomatische fase. Daarna kan het virus nog langer met PCR aantoonbaar zijn in de keel/feces. Tot nu toe zijn er aanwijzingen dat voornamelijk symptomatische personen bijdragen aan de verspreiding. Het testen van contactpersonen in het kader van bron- en contactopsporing wordt niet meer gedaan. We gaan ervan uit dat deze mensen mogelijk besmet zijn en adviseren hen goed op klachten te letten en in thuisquarantaine te gaan, vanaf het moment dat zij klachten krijgen.
Klopt het dat conform het huidige beleid van het RIVM alleen ernstig zieke patiënten worden getest en mensen met mildere klachten niet in aanmerking komen? Klopt het dat het verschilt per zorginstelling of zorgmedewerkers met klachten worden getest? Wat is de ratio achter het niet testen van alle zorgverleners die klachten hebben of een hoog risico vormen vanwege contact met een besmette collega of patiënt? Kunt u duidelijkheid geven over wat het concrete beleid op deze punten is en hoe dit centraal zal worden gecoördineerd?
Het klopt dat op basis van de richtlijn, die door het RIVM in samenwerking met de beroepsgroepen is opgesteld, mensen met mildere klachten niet getest worden. Het kan per zorginstelling of zorgmedewerker verschillen of zij getest worden, op basis van deze richtlijn. Dat verschil wordt vooral bepaald door het feit of personeel al of niet wordt ingezet voor het leveren van zorg. Er is wereldwijd schaarste van materialen en grondstoffen die gebruikt worden om te testen. Door deze schaarste moeten scherpe keuzes gemaakt worden. De inzet is een test alleen in te zetten als de uitslag van deze test gevolgen heeft voor de keuzes voor de mogelijke inzet van personeel.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de tests op corona in vrijwel ieder gewoon laboratorium zouden kunnen worden uitgevoerd, zoals het UMCG in Groningen aangeeft?
De stelling klopt, ieder gewoon laboratorium kan een test op het coronavirus uitvoeren. Het is echter wel belangrijk dat de juiste tests worden gebruikt op de juiste manier. Om hierbij ondersteuning te bieden, zijn RIVM en Erasmus MC beschikbaar voor medische laboratoria in Nederland die willen gaan testen op COVID-19.
Kunt u testinformatie openbaar (laten) maken: wat is de huidige hoeveelheid beschikbare tests in Nederland, hoeveel tests worden er op dit moment per dag in Nederland verricht, wat zijn de redenen om te testen, op welke locaties worden de tests verricht, wat zijn de resultaten en wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen moment van testen en de uitslag?
Op dit moment worden dagelijks ongeveer 2000 COVID-2019 tests uitgevoerd in Nederland. In ieder geval kan er in 35 laboratoria in Nederland getest worden op het coronavirus, volgens gevalideerde test van het RIVM en het Erasmus MC. Er wordt getest als de uitslag van de test implicaties heeft voor de individuele zorg, de zorg binnen de instelling, de zorg die door zorgpersoneel geleverd kan worden of indien dit informatie oplevert voor de publieke gezondheid. De overige detailinformatie is op dit moment niet beschikbaar.
Hoeveel en welke laboratoria in Nederland zijn er volgens u geschikt om deze tests uit te voeren in zowel de publieke als private sector? Ben u van plan om als overheid een centraal geleide productie op gang te zetten? Zo ja, welke middelen en mogelijkheden zijn daarvoor beschikbaar en welke daarvan bent u bereid in te zetten?
In ieder geval kan er in 35 laboratoria in Nederland getest worden op het coronavirus. We kijken hoe de overheid de productie van testen kan ondersteunen. We zoeken daarvoor een speciaal gezant op het gebied van COVID-19, die als opdracht krijgt de centraal geleide productie, aankoop en distributie van testen te ondersteunen.
Kunt u gedetailleerd aangeven wat er voor nodig is qua capaciteit (manuren en materialen, overig) om het aantal tests in Nederland op zeer korte termijn op te schalen naar: Hoeveel tests verwacht u dat er nodig zijn de komende periode?
Er is wereldwijd schaarste van bepaalde materialen engrondstoffen die gebruikt worden om te testen. Door deze schaarste moeten scherpe keuzes gemaakt worden. Er is een landelijke richtlijn hoe om te gaan met deze schaarste. Daarnaast is er een taskforce ingericht welke telkens inventariseert hoeveel materiaal beschikbaar is en of deze landelijk (her)verdeeld moet worden. De speciaal gezant voor COVID-19 zal zich daarnaast bezighouden met productie in eigen land. Overigens is het niet zinvol de testcapaciteit in Italië en Duitsland te vergelijken met die in Nederland. De capaciteit is namelijk gerelateerd aan aantallen inwoners en het testbeleid van een land.
Bent u bekend met de uitlating van een viroloog bij het RIVM, die stelt dat de lysisbuffer (een stof die nodig is voor de tests) van fabrikant Roche begint op te raken? Deelt u die stelling? Indien blijkt dat de levering vanuit Roche ontoereikend is, welke mogelijkheid bestaat er dan om de informatie van het recept te achterhalen en deze stof vervolgens zelf te produceren of op andere wijze te verkrijgen?
De lysisbuffer is inderdaad een van de ingrediënten die schaars is. Technisch kunnen we dat zelf produceren maar dit is aan regels gebonden en hierover moeten afspraken over gemaakt worden met de fabrikant.
Is het waar dat meerdere (potentiële) productielocaties van laboratorium- en testmateriaal zijn stilgelegd door de huidige beleidsmaatregelen?
De huidige maatregelen hebben in Nederland in principe geen gevolgen voor productielocaties van laboratorium- en testmateriaal. Cruciale beroepen worden in Nederland ontzien op het toepassen van (een deel van) de maatregelen. Dat kan elders anders zijn. De taskforce is bijvoorbeeld bekend met een productielocatie van swabs in Italië die minder produceert, maar deze ligt niet helemaal stil.
Bent u ermee bekend dat Zuid-Korea inmiddels in een vergaand stadium zou zijn van het ontwikkelen van een coronatest, waarmee binnen tien minuten succesvol op COVID-19 kan worden getest? Bent u ermee bekend dat de productie daarvan momenteel sterk wordt opgeschaald, zodat er honderdduizenden testkits per week kunnen worden geproduceerd en geëxporteerd? Hoe beoordeelt u dit? Is er contact met Zuid-Korea hierover? Wordt er in Nederland, of in samenwerking met andere landen, aan soortgelijk testmateriaal gewerkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er voor nodig om resultaat te bereiken en grootschalige productie in gang te zetten?
Niet alleen in Zuid-Korea maar ook in andere landen worden sneltesten ontwikkeld.
Er worden op dit moment via verschillende kanalen ook sneltesten voor COVID-19 aangeboden. Bij sneltesten is het van groot belang dat de test betrouwbaar is en op juiste wijze wordt gebruikt. Daarom heb ik het RIVM en het Erasmus MC gevraagd om nader onderzoek naar de betrouwbaarheid (sensitiviteit en de specificiteit) van deze sneltesten te doen. Ik heb hen ook gevraagd de toegevoegde waarde van deze testen te beoordelen.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om tests vanuit het buitenland te importeren? Indien deze mogelijkheden er zijn, op welke termijn en in welke hoeveelheid verwacht u tests te kunnen aanschaffen?
Er is wereldwijd schaarste van bepaalde materialen en grondstoffen die gebruikt worden om te testen. De markt voor testen is een internationale markt. Er is een taskforce ingericht welke telkens inventariseert hoeveel materiaal beschikbaar, ook via import, is en of deze landelijk (her)verdeeld moeten worden. Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven zal een speciaal gezant de centraal geleide productie, aankoop en distributie van testen te ondersteunen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk donderdag 26 maart om 9.00 uur beantwoorden, zodat de antwoorden kunnen bijdragen aan een goed inhoudelijk debat in de Kamer?
Ja.
Het Vlaamse verbod op de jacht in het kader van de corona-maatregelen. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Jagen en vissen zijn verboden buitenactiviteiten»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Vlaamse Minister van Omgeving dat verplaatsingen voor de uitoefening van de hobby, waaronder hengelen of jagen, niet langer verantwoord zijn in het kader van het voorkomen van een verdere verspreiding van het COVID-19-virus? Zo nee, waarom niet?
In Nederland geldt het advies om zo veel mogelijk thuis te blijven. Het is van belang dat ook jagers en vissers zich houden aan de richtlijnen van het RIVM. Er is geen aanleiding om voor het jagen en het beoefenen van de hengelsport aanvullende maatregelen te treffen, bovenop de maatregelen die het kabinet al heeft afgekondigd.
Verder is de jacht momenteel gesloten. Deze wordt pas geopend op 15 augustus voor konijn en wilde eend en op 31 oktober voor fazant, houtduif en haas. Schadebestrijding en populatiebeheer, zoals neergelegd in goedgekeurde faunabeheerplannen, kunnen doorgang vinden. Ook daarbij dienen de richtlijnen van het RIVM strikt in acht te worden genomen. Dit betekent onder andere dat er met niet meer dan drie jagers tegelijk kan worden gejaagd, waarbij de onderlinge afstand tussen de jagers altijd minimaal 1,5 meter is.
Ten aanzien van de hengelsport wijs ik erop dat viswedstrijden, net als alle andere evenementen, verboden zijn tot 1 juni. Sportvisserij Nederland, de belangenorganisatie van de sportvisserij, benoemt ook deze lijn in haar communicatie naar de hengelaars.
Deelt u de mening dat, nu het kabinet oproept om het huis niet te verlaten om niet-noodzakelijke redenen, voor de jacht en hengelen geen uitzondering gemaakt mag worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens om ook in Nederland per direct een verbod in te stellen op jagen en hengelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, in ieder geval vóór aanvang van het debat over over de ontwikkelingen rondom het coronavirus dat op 26 maart 2020 plaatsvindt?
Ja.
De berichten inzake Nederlanders die vastzitten op het cruiseschip Costa Luminosa. |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat tientallen Nederlandse ouderen nog steeds vastzitten op het cruiseschip Costa Luminosa?
Nederland heeft er via diplomatieke weg op ingezet dat de reismaatschappijen snel duidelijkheid konden geven aan de reizigers over de mogelijkheden om het schip te verlaten. Hiertoe heeft Nederland ook intensief contact gehad met de autoriteiten in Frankrijk en Italië en met de betrokken reisorganisaties en cruise-maatschappijen. Het ministerie heeft de Nederlandse reizigers ook steeds geïnformeerd over deze inspanningen. Verder hebben de ambassade in Rome en het consulaat-generaal in Milaan nauw contact gehouden met de Italiaanse autoriteiten om mogelijk te maken dat de Nederlandse reizigers bij aankomst in Italië snel van boord en daarna met een vlucht naar Nederland konden.
Ik kan u berichten dat de Nederlandse reizigers op 23 maart jl. in Savona (Italië) van boord zijn gegaan. Ruim negentig reizigers zijn vervolgens naar Nederland gevlogen. Negen passagiers die om gezondheidsredenen niet mee konden vliegen, hebben na bemiddeling van de Nederlandse vertegenwoordigingen in Italië via transport gefaciliteerd door de Italiaanse autoriteiten via land Nederland kunnen bereiken. Twee reizigers zijn om medische redenen achtergebleven in een ziekenhuis in Italië. Helaas zijn beiden inmiddels overleden.
Bent u op de hoogte van het feit dat veel andere landen wel hun mensen van het schip hebben gehaald (Frankrijk, Italië, Zwitserland, Amerika, Canada en Scandinavische landen)?
Zie antwoord vraag 1.
Wat heeft u de laatste dagen ondernomen om deze Nederlanders te helpen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen gaat u ondernemen zodat deze mensen zo snel mogelijk van boord kunnen gaan? Kunt u het antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een update geven van het aantal Nederlanders dat vast zit in het buitenland, waar zij zich bevinden en welke stappen worden ondernomen om hen thuis te krijgen?
Het ministerie heeft geen cijfers over het totale aantal Nederlandse reizigers in het buitenland. Dit aantal verandert constant: vele Nederlanders zijn de afgelopen weken en dagen reeds teruggekeerd via reguliere vluchten of met de bus, trein of auto. Voor Nederlandse reizigers wier vertrekmogelijkheden zijn uitgeput, heeft het ministerie het convenant «Bijzondere Bijstand Buitenland» gesloten met als doel hulp te bieden bij een veilige en gezonde terugkeer naar Nederland of – waar dat niet mogelijk is – in urgente gevallen ondersteuning te bieden bij het vinden van «voortgezet veilig verblijf» in het land in kwestie. Hierover bent u geïnformeerd met de kamerbrief van 23 maart jl. (Kamerstuk 32 734, nr. 42). Ruim 20.000 Nederlanders hebben zich inmiddels hiervoor geregistreerd. Inmiddels zijn ook de eerste repatriëringsvluchten onder het convenant uitgevoerd (uit Spanje, Gambia, Kaapverdië en Peru) en zijn mensen op andere manieren ondersteund om veilig terug te keren naar Nederland.
Zijn er voldoende capaciteit en mogelijkheden voor Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland om Nederlanders die vastzitten bij te staan? Zo nee, welke maatregelen neemt u om dat te bewerkstelligen?
Alle Nederlandse vertegenwoordigingen, evenals het ministerie in Den Haag, spannen zich op dit moment maximaal in om Nederlandse reizigers in het buitenland bij te staan bij een veilige en gezonde terugkeer naar Nederland of – waar dat niet mogelijk is – in urgente gevallen ondersteuning te bieden bij het vinden van «voortgezet veilig verblijf» in het land in kwestie.
In sommige landen wordt de dienstverlening belemmerd door maatregelen van de lokale overheid om de verspreiding van COVID-19 te beteugelen. De Nederlandse vertegenwoordigingen blijven echter 24 uur per dag en 7 dagen in de week bereikbaar in noodgevallen en doen al het mogelijke voor Nederlanders die in het buitenland een beroep doen op consulaire bijstand, binnen de omstandigheden van het betreffende land. Om hiervoor capaciteit vrij te maken is de reguliere consulaire dienstverlening grotendeels opgeschort, zoals vermeld in de brief aan uw kamer van 27 maart jl. (Kamerstuk 32 734, nr. 45). Tevens wordt het consulaire team in Den Haag tijdelijk versterkt met personeel van andere afdelingen. Tenslotte zijn de middelen voor consulaire bijstand in eerste instantie met maximaal 6,6 miljoen euro aangevuld lastens algemene middelen om uitvoering te geven aan het convenant «Bijzondere Bijstand Buitenland».
Kunt u aangeven welke verdere stappen u kunt ondernemen om Nederlanders die vast zitten in het buitenland verder te helpen? En kunt u aangeven waarom u deze op dit moment nog niet inzet?
Vanwege de wereldwijde maatregelen tegen de COVID-19 pandemie en de vele Nederlandse reizigers die daardoor, buiten hun schuld om, in de problemen geraken, heeft het ministerie het convenant «Bijzondere Bijstand Buitenland» opgesteld. Dit is een veelomvattende, unieke operatie om Nederlandse reizigers overal ter wereld in kaart te brengen en om waar mogelijk te helpen om terug naar Nederland te komen. Daaraan dragen individuele reizigers zelf bij, is er steun van reisorganisaties, verzekeraars, alarmcentrales en vele andere betrokkenen. Dit is een grote stap richting een veilige thuiskomst voor vele Nederlanders. Verdere stappen zijn niet aan de orde, zolang er mogelijkheden bestaan Nederlanders via de uitvoering van het convenant te helpen terug te keren naar Nederland. Overigens zijn er vanuit sommige landen ook nog steeds mogelijkheden om commercieel terug te keren.
In het kader van het convenant «Bijzondere Bijstand Buitenland» zullen de reisbranche, de alarmcentrales en het Ministerie van Buitenlandse Zaken – waar nodig – mogelijkheden uitwerken om tot gezamenlijke ondersteuning te komen voor een «voortgezet veilig verblijf» totdat een veilige terugkeer naar Nederland mogelijk is. Dat kan gaan om zaken als verblijfstitel, medische noodzaak en andere reguliere consulaire bijstand. Noodzakelijk verblijf in het buitenland komt voor rekening van de reiziger.
Is naar uw mening voldoende bekend waar Nederlanders die vastzitten in het buitenland zich met (acute) hulpvragen toe kunnen wenden? Zo nee, op welke wijze gaat u dit verbeteren?
Ja. Het ministerie spant zich – samen met genoemde partners – in, nu maar ook al voor de COVID-19 pandemie, om ervoor te zorgen dat het nummer van het 24/7 contactcentrum via zoveel mogelijk media verspreid wordt. Hierbij gebruikt het ministerie de verschillende websites die het beheert, waaronder nederlandwereldwijd.nl en de pagina’s met reisadviezen, evenals sociale media als Facebook, Twitter en Instagram. In het kader van het convenant «Bijzondere Bijstand Buitenland» staat dit telefoonnummer ook op de websites van de partners van dit convenant aangegeven en worden mensen indien nodig ook telefonisch door deze partners naar het 24/7 contactcentrum verwezen.
Naast het 24/7 contactcentrum weten mensen het ministerie en de ambassades ook te bereiken via de emailadressen, telefoonnummers en Facebook- en Twitteraccounts van ambassades, consulaten-generaal en individuele diplomaten. Ook de informatieservice van het ministerie, waarvoor Nederlanders in het buitenland zich kunnen aanmelden en waarmee ambassades en consulaten hun relevante informatie toesturen, wordt intensief gebruikt. Via al deze kanalen wordt getracht Nederlanders de best mogelijke consulaire bijstand te bieden.
Onrust onder werknemers over arbeidsomstandigheden en behoud van baan. |
|
Bart van Kent (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de vele meldingen die de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) binnenkrijgt over werknemers die onder druk worden gezet, ontslagen of onder onveilige omstandigheden moeten werken?1
Ik kan niet oordelen over individuele meldingen, maar in algemene zin vind ik het niet acceptabel dat werknemers in verband met het coronavirus onder druk worden gezet, ontslagen of onder onveilige arbeidsomstandigheden moeten werken.
Wat gaat u doen met de constatering van de FNV dat sommige werkgevers de ondergrens van het fatsoen bereiken?
Het kabinet roept alle Nederlanders, dus ook werkgevers, op om in het belang van de volksgezondheid en de economie de regels in acht te nemen en preventieve maatregelen te nemen als de kans bestaat op overdracht van het coronavirus. Het kabinet heeft maatregelen genomen om de werkgelegenheid te behouden en bedrijven te ondersteunen die worden getroffen door de gevolgen van het coronavirus. Behalve deze maatregelen die moeten voorkomen dat werkenden de dupe worden van de coronacrises heeft de Inspectie SZW een meldpunt ingericht voor corona gerelateerde klachten en signalen op de werkplek en wordt regelgeving voorbereid om de Inspectie de mogelijkheid te geven om gerichter te kunnen optreden wanneer er onvoldoende maatregelen op de werkvloer genomen worden.
Wat gaat u doen voor Annette, die ontslagen is omdat zij er op stond dat haar baas maatregelen nam om verspreiding van Corona tegen te gaan?
Een werkgever is verplicht te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving in overeenstemming met de noodverordeningen van de overheid en de adviezen van het RIVM. Als een werknemer erop staat dat de werkgever maatregelen neemt tegen verspreiding van het coronavirus, is dat op zichzelf geen reden voor ontslag. Ontslag kan niet zomaar plaatsvinden. De werkgever moet zich houden aan de regels uit het ontslagrecht. De werkgever dient afhankelijk van de reden voor het ontslag voorafgaand aan het ontslag toestemming te krijgen van het UWV of de kantonrechter. Dit heet de preventieve toets. Als de werkgever het dienstverband in strijd met de daarvoor geldende regels toch opzegt, kan de werknemer zich tot de rechter wenden.
Welke maatregelen moeten werkgevers nemen die werknemers hebben die dicht bij elkaar werken of waar sprake is van productiehallen met veel mensen?
Het is van algemeen belang dat de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s en de adviezen van het RIVM worden nageleefd, ook op de werkplek. Het kabinet heeft veel maatregelen gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl, waaronder het in acht nemen van hygiënische regels en een onderlinge afstand van 1,5 meter. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers op de werkvloer. Dit brengt met zich dat het risico op besmetting met het coronavirus moet worden geïnventariseerd, zodat passende maatregelen kunnen worden getroffen. Een minimale afstand van 1,5 meter is een dwingend advies. Als dat in een bepaalde werksituatie echt niet uitvoerbaar is, moeten maatregelen worden genomen die een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden. Werkgevers dienen de arbeid zodanig in te richten dat hun werknemers worden beschermd.
Zijn werkgevers verplicht maatregelen te nemen, bijvoorbeeld om er zorg voor te dragen dat werknemers 1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de sanctie en hoe wordt gehandhaafd?
Ja, ook werkgevers worden geacht de noodverordeningen en adviezen na te leven en maatregelen te nemen om de gezondheid en veiligheid van de werknemers te beschermen. Daarnaast zijn ook de verplichtingen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving van toepassing. Politie en bijzondere opsporingsambtenaren zien toe op de naleving van de noodverordeningen en de Inspectie SZW op naleving van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Het past hier om op te merken dat ook werknemers de verantwoordelijkheid hebben om de verordeningen en adviezen met betrekking tot het coronavirus op te volgen.
Welke risico’s ziet u voor de gezondheid van werknemers?
Behalve de reguliere arbeidsrisico’s die het werk met zich mee brengt, komt daar het risico van een besmetting met het coronavirus bij. De huidige omstandigheden kunnen bovendien bepaalde risico’s, zoals psychosociale arbeidsbelasting, vergroten.
Wanneer mogen mensen zich ziek melden tijdens deze corona-uitbraak?
Mensen mogen zich ziek melden als men vanwege ziekte niet in staat is om te werken. De werknemer heeft dan recht op loondoorbetaling bij ziekte. Daarnaast roept de overheid nu ook mensen op om thuis te blijven als zij lichte klachten of een huisgenoot met koorts hebben. Onder normale omstandigheden hadden zij prima kunnen werken. Als de werkgever de faciliteiten biedt om thuis te werken dan werkt die persoon thuis en is er om die reden dus ook recht op loon. Als die faciliteiten er niet zijn of de aard van het werk thuiswerken niet toestaat dan is dat niet voor risico van de werknemer. Ook dan is er recht op loon.
Hebben mensen met een kwetsbare gezondheid, zoals longproblemen of auto-immuun kwesties, het recht om zich ziek te melden? En hoe is dat voor sectoren waar 1,5 meter afstand onmogelijk is, zoals de kappersbranche?
Zie antwoord op vraag 7. De werkgever heeft een zorgplicht en moet met passende maatregelen voorkomen dat werknemers met een kwetsbare gezondheid worden blootgesteld aan het coronavirus. Zie het antwoord op vraag 4. Werknemers met zorgen over hun gezondheid kunnen dat bespreken met hun werkgever en zo nodig met de bedrijfsarts.
Hebben mensen met lichte griepverschijnselen of verkoudheid het recht om zich ziek te melden? Hoe is dat voor sectoren waar 1,5 meter afstand onmogelijk is, zoals de kappersbranche?
Zie antwoorden op vragen 7 en 8.
Hebben andere mensen die zorgen hebben over hun gezondheid het recht om zich ziek te melden? En hoe is dat voor sectoren waar 1,5 meter afstand onmogelijk is, zoals de kappersbranche?
Zie antwoorden op vragen 7 en 8.
Wat is uw reactie op berichten in de media over werkgevers die een ziekmelding van een werknemer niet goedkeuren en de werknemer toch op het werk laten verschijnen? Staat de werknemer volgens u in zijn recht als hij niet op werk komt?
Ik kan niet op een concrete casus in gaan. In algemene zin kan ik zeggen dat de werkgever niet kan beoordelen of iemand ziek is, hij vraagt hiervoor advies aan zijn bedrijfsarts.
Wat is het beleid voor kapperszaken, schoonheidssalons en andere zaken waarbij het onmogelijk is om 1,5 meter afstand te houden en hoe wordt dit beleid gecommuniceerd?
Het kabinet heeft 6 mei jl. gecommuniceerd dat contactberoepen vanaf 11 mei onder de voorwaarden van het werken op afspraak en een check op klachten, weer uitgeoefend mogen worden.
Kunnen kapperszaken en schoonheidsspecialisten wel gebruik maken van de nieuwe arbeidstijdsverkortingsregeling indien zij besluiten dicht te gaan in verband met corona, gezien het feit dat zij niet verplicht worden te sluiten? In hoeverre is de eis van 20% omzetverlies hier een beperkende voorwaarde om te sluiten?
Zie antwoord op vraag 12. Werkgevers die op last van het kabinet of uit eigen beweging besluiten hun zaak te sluiten kunnen in aanmerking komen voor de NOW, mits zij aan de voorwaarden voldoen.
Mogen werknemers in schoonheidszaken en kapperszaken die een zwakke gezondheid hebben zich ziekmelden?
Als een werknemer zich om deze reden ziekmeldt, is het aan de bedrijfsarts om te beoordelen of daadwerkelijk sprake is van een ziekte die van invloed is op het kunnen werken.
Wat is uw reactie op werkgevers die werknemers dwingen vakantiedagen op te nemen in verband met de coronacrisis?
Het is in de regel aan de werknemer om te bepalen wanneer hij zijn verlof wil genieten. Een uitzondering hierop is de situatie dat in een cao of het bedrijfsreglement van een onderneming collectieve vakantie-afspraken gelden (bijv. in het onderwijs en de bouw). In de individuele arbeidsovereenkomst met de werknemer is doorgaans vastgelegd wat de arbeidsduur van die werknemer is. Afhankelijk van wat daar afgesproken is, kan de werkgever de mogelijkheid hebben om zijn werknemer te verzoeken om verlofdagen op te nemen in de periode van verminderde bedrijvigheid. De werkgever mag dan dus geen «dwang» uitoefenen. Dit geldt voor de wettelijke minimumvakantiedagen. Ten aanzien van de bovenwettelijke vakantiedagen kan dit anders liggen, afhankelijk van wat bij cao, bedrijfsreglement of schriftelijke overeenkomst is afgesproken.
Een tweede uitzondering op de regel dat de werknemer zelf bepaalt wanneer hij verlof neemt is de situatie waarin gewichtige redenen zich verzetten tegen (opname van) de vakantiedagen die de werknemer wenst. In die situatie zullen de werkgever en de werknemer hierover in overleg moeten gaan. Er zal een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen wat redelijkerwijs van de werkgever enerzijds en van de werknemer anderzijds verwacht kan worden.
Kan Albron wel aanspraak kan maken op de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW), nu zij personeel in proeftijd ontslaan?2
Als een werkgever een NOW-toekenning heeft, dan dient hij zich in te spannen de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden. Als een werkgever toch kiest voor een proeftijdontslag, zal dat leiden tot een lagere loonsom en dus tot een lagere subsidie.
Komt Schiphol in aanmerking voor financiële steun van onder andere NOW nu zij mensen ontslaan?3
Als een werkgever een NOW-toekenning heeft, dan heeft hij zich gecommitteerd om gedurende de periode van de toekenning, geen ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aan te vragen. Het kan echter voorkomen dat het financieel slechter gaat dan vooraf verwacht, waardoor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen alsnog noodzakelijk is. De werkgever heeft in die situatie wel de voorwaarde geschonden en ontslag aangevraagd bij UWV. Bij de vaststelling van de subsidie wordt daarom een correctie doorgevoerd. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie wordt vastgesteld wat het loon is van de werknemers voor wie ontslag is aangevraagd. Dit loon wordt vervolgens verhoogd met 50%. Dit loon plus de vermeerdering van 50% wordt vervolgens in mindering gebracht op de totale loonsom op grond waarvan de uiteindelijke hoogte van de subsidie wordt gebaseerd. Daarnaast staat het de werkgever ook nog steeds vrij ontslag op andere gronden aan te vragen.
Bent u bereid om als harde voorwaarde voor NOW te eisen dat bedrijven mensen met een flexcontract, mensen met een tijdelijk contract en mensen in hun proeftijd in dienst houden?
De NOW is bedoeld voor het in stand houden van de werkgelegenheid, ook die van flexwerkers.
Wat is uw reactie op het voorstel van de FNV om de eis dat supermarktpersoneel klachten en koorts moet hebben, te schrappen?
De vraag is niet helder. Als u vraagt naar redenen voor ziekmelding verwijs ik u naar de antwoorden op vragen 7 en 8.
Bent u bereid om de supermarktbranche erop aan te spreken dat zij hun werknemers beter beschermen door personeel elk halfuur de gelegenheid te bieden de handen te wassen, de afstand van anderhalve meter ten opzichte van elkaar en klanten te handhaven eventueel door minder mensen tot de winkel toe te laten, het gangpad waar aangevuld wordt te sluiten als de drukte daar aanleiding toe geeft en schermen bij de kassa’s te plaatsen?
De supermarktbranche zal er veel aangelegen zijn om het personeel gezond te houden. Ik heb niet de indruk dat de supermarktbranche de dreiging van het coronavirus en de bescherming van de werknemers licht neemt. Zo zijn recent de Richtlijnen voor Verantwoord Winkelen gepubliceerd, onder meer op rijksoverheid.nl. De maatregelen zijn bedoeld om besmettingen met het coronavirus te voorkomen en de gevolgen van het nieuwe virus te beperken.
Bent u evenals FNV van mening dat een tijdelijke opheffing van wettelijke restricties rondom de rij-, winkel- en venstertijden en nachtleveringen zoals de supermarktbranche vraagt, niet is wat de sector nu nodig heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De arbeidstijdenwetgeving biedt in beginsel voldoende flexibiliteit voor crisissituaties, maar bijzondere omstandigheden kunnen noodzaken tot een tijdelijke aanpassing. Recent zijn enkele onderdelen van de rij- en rusttijdenregeling versoepeld om een tijdige bevoorrading van essentiële goederen, in het bijzonder aan supermarkten en apotheken, te borgen. Voor de toelichting verwijs ik naar de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 19 maart 2020 over Verruiming rij- en rusttijden (kenmerk IenW/BSK-2020/54958).
Bent u bereid toe te zeggen dat de regels rondom de premiedifferentiatie in de Werkloosheidswet niet nog verder zullen worden versoepeld dan u reeds heeft aangekondigd ondanks dat de supermarktbranche daar nu wel om vraagt?
Het bericht ‘Overleg over mogelijk tekort aan medicijnen’ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Overleg over mogelijk tekort aan medicijnen»?1
Ja ik ben bekend met dit bericht.
Heeft u inmiddels een overleg ingepland met (vertegenwoordigers van) bedrijven uit de farmaceutische industrie, apothekers en alle andere betrokken ketenpartijen over het afwenden van mogelijke tekorten aan medicijnen? Zo ja, kunt u de Kamer over de uitkomst informeren?
Ik heb u in mijn brief van 26 maart jl.3 over de beschikbaarheid van geneesmiddelen geïnformeerd over de oprichting van het Coronaberaad Beschikbaarheid Geneesmiddelen. Het doel van dit beraad is om te inventariseren welke zorgen de partijen hebben, informatie uit te wisselen over de beschikbaarheid van geneesmiddelen en gezamenlijk te kijken naar mogelijke maatregelen. Ik verwijs voor de uitgebreide toelichting op de concrete en mogelijke stappen die ik in de aankomende periode voor ogen heb graag naar mijn brief over dit onderwerp.
Deelt u de zorgen die farmaceutische bedrijven in hun brandbrief aan u hebben geuit?2
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijke stappen heeft u concreet voor ogen om nu en in de aankomende periode te voorkomen dat als gevolg van het coronavirus (extra) geneesmiddelentekorten voor Nederlandse patiënten kunnen ontstaan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat goede gezamenlijke afspraken in Europees verband kunnen bijdragen aan het voorkomen van geneesmiddelentekorten?
Ik deel de mening dat we in Europees verband samen moeten optrekken. In de kamerbrief van 25 maart4 heb ik u geïnformeerd over het contact tussen de EU gezondheidsministers.
Daarnaast lopen er initiatieven van de Europese Commissie en het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) om samen met lidstaten de vinger aan de pols te houden met betrekking tot stagnatie in productie in China en India. Dit zijn belangrijke producerende landen en stagnatie in productie of export vanuit die landen kan op termijn een risico voor leveringszekerheid opleveren. Zo wisselen landen informatie uit en onderhoudt het EMA contact met de farmaceutische koepels hierover. Het is belangrijk dat Europa hierin gezamenlijk optrekt, om zo te voorkomen dat Europese landen elkaar beconcurreren. Dit zal ook door Nederland in de gaten worden gehouden.
Klopt het dat er Europese landen zijn die reeds bepaalde geneesmiddelen opvorderen en zo aan de internationale handel onttrekken? Hoe beoordeelt u dit in het licht van de vorige vraag?
In mijn brief van 26 maart jl.5 heb ik hierover het volgende gemeld.
Er is een onderscheid tussen export tussen lidstaten van de Europese Unie en export naar derde landen (buiten de Europese Unie). Handel binnen de Europese Unie betreft export door producenten of tussen groothandels. In enkele lidstaten speelt de discussie om de vrije handel van geneesmiddelen binnen de Europese Unie te limiteren, veelal voor geneesmiddelen die gebruikt worden in de behandeling van Corona-patiënten. De Europese Commissie heeft een dringende oproep gedaan de handel binnen de EU niet te hinderen met nationale verboden6. Dit om te voorkomen dat een neerwaarts domino-effect optreedt en landen uiteindelijk geen toegang meer hebben tot essentiële geneesmiddelen.
Ziet u mogelijkheden om door (verdergaande) Europese samenwerking op het gebied van distributie, productie, inkoop en beperking van onderlinge prijsverschillen te voorkomen dat tekorten kunnen ontstaan?
Het Europees Medicijnagentschap EMA heeft samen met de Europese Commissie een coronavirus stuurgroep opgezet. Deze stuurgroep heeft een coördinerende rol in Europa bij het aanpakken van medicijntekorten door het nieuwe coronavirus. Medicijnautoriteiten hebben al verschillende maatregelen getroffen. Zo wisselen landen informatie uit en onderhoudt het EMA contact met de farmaceutische koepels hierover. Het is belangrijk dat Europa hierin gezamenlijk optrekt, om zo te voorkomen dat Europese landen elkaar beconcurreren. Of de Europese samenwerking verder uitgebreid moet worden op andere terreinen zoals distributie en inkoop kan nu niet worden overzien.
Zijn de zogeheten «Green Lanes» voor de doorgang van medicijnen naar uw weten op dit moment effectief geïmplementeerd in alle lidstaten? Zo niet, zou u hierop kunnen aandringen bij uw Europese collega’s?
De Europese Commissie heeft op 16 maart richtsnoeren voor grensmaatregelen voor goederen en personen gepubliceerd, om de gezondheid te beschermen en de beschikbaarheid van producten (waaronder medische hulpmiddelen en persoonlijk beschermingsmateriaal) en essentiële diensten te waarborgen. De Commissie heeft de EU-landen gevraagd om green lanes voor goederentransporten te voorzien aan de grenzen. Dankzij de green lanes zou de vertraging bij de grensovergang terug moeten worden gebracht tot maximaal 15 minuten. De Europese Raad zal op 26 maart a.s. wederom stilstaan bij de stand van zaken op het terrein van het wegnemen van persisterende belemmeringen. Ook daar zal Nederland wederom pleiten voor het belang van het openhouden van de grenzen voor goederenvervoer.
Verschillende lidstaten hebben inmiddels aangegeven green lanes te hebben ingesteld, dan wel dat hun grenzen voldoen aan de gestelde eisen. Hierover houden de lidstaten onderling contact via het door de Europese Commissie ingestelde netwerk aan national contact points op het gebied van transport. Via het netwerk wordt door Commissie en lidstaten toegezien op de uitvoering van de Green Lanes (zie ook de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 25 maart jl.7). Nederland voldoet op dit moment aan de gestelde eisen t.a.v. green lanes en kent geen beperkende maatregelen bij de grenzen voor goederenvervoer. Vooralsnog blijven de grootste knelpunten bestaan bij grenzen in Oost-Europa.
De beknotting van de persvrijheid op Aruba |
|
Ronald van Raak (SP), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Deelt u de opvatting dat zeker in tijden van coronacrisis journalisten hun werk moeten kunnen blijven doen en de bevolking moeten kunnen informeren?
Met het oog op het tegengaan van het COVID-19 virus heeft de Arubaanse regering maatregelen getroffen waaronder het instellen van een avondklok. De wettelijke basis hiervoor is een ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, van de Calamiteitenverordening (AB 1989 no. 51). In deze ministeriële regeling is bepaald dat alleen mensen die in deze ministeriële regeling vastgelegde uitzonderinggrond hebben zich tijdens deze avondklok buiten mogen begeven. Voor journalisten is er geen uitzonderingsgrond opgenomen.
Het is juist in een moeilijke periode als deze van belang dat burgers zowel door de overheid als door onafhankelijke journalisten geïnformeerd kunnen worden over ontwikkelingen in hun omgeving. Deze zorgen zijn daarom begrijpelijk. Ik kan u inmiddels melden dat de autoriteiten op Aruba een werkwijze hanteren waarbij tijdens de avondklok drie journalisten toestemming krijgen om op straat te zijn.
Hoe beoordeelt u in dit verband dat journalisten op Aruba als gevolg van een avondklok hun werk niet meer kunnen doen? Kunt u aangeven op basis van welke regelgeving deze beperking van de persvrijheid heeft plaatsgevonden?1
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u de zorgen van journalisten op Aruba, die in hun protest steun krijgen van de Nederlandse Vereniging van journalisten (NVJ)?2
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Arubaanse journaliste Sharina Henriquez op 22 maart 2020 tijdens haar werk in de boeien werd geslagen en een boete kreeg van zo’n 500 euro? Hoe verklaart u dat «werkbriefjes» die in Aruba aan journalisten worden verstrekt door de politie niet worden erkend?
Mij is bekend dat mevrouw Henriquez op 22 maart na 21.00 uur lokale tijd ten tijde van de avondklok is gearresteerd. De werkbriefjes werden niet erkend omdat journalisten niet onder de uitzonderingsgrond vallen, zoals beschreven in voorgaand antwoord. Dit incident vond plaats voordat er overeenstemming was over de werkwijze waarbij drie journalisten tijdens de avondklok op straat mogen zijn.
Bent u bereid in de voorwaarden voor hulp aan Aruba op te nemen dat journalisten een vitaal beroep hebben en ook nu in vrijheid hun werk moeten kunnen doen?
Ik zie, gelet op de antwoorden op de vragen 1 tot en met 3, geen reden om de gevraagde voorwaarden als voorwaarden voor hulp op te nemen.
De brief van een wetenschapper uit Milaan dat meer concrete kennis door meer systematisch onderzoek nodig is om ons door de CoV crisis te loodsen’ |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de brief van een wetenschapper van het Wetenschappelijk Instituut van het San Raffaele ziekenhuis in Milaan «Concrete kennis is nodig om ons door de CoV crisis te loodsen»?1
Ik zie dat de situatie in Italië zeer ernstig is en ik waardeer het dat Eelco van Anken met zijn brief ons hiervan wil doordringen. De vragen die hij opwerpt zijn zeer wezenlijk en terecht. Ik heb deze brief dan ook aan het RIVM doorgestuurd met het verzoek om te kijken naar zijn voorstel. Het RIVM doet onderzoek om belangrijke vragen te beantwoorden en volgt het internationale onderzoeksveld op de voet. Zie antwoord bij vragen 2 en 4. We volgen de situatie in Italië uiteraard op de voet, ook met als doel om ervan te leren.
Bent u van mening dat we dit moment moeten benutten om het virus te leren begrijpen, om te leren welke maatregelen welke effecten hebben en dat het van belang is zicht te krijgen op hoe en wanneer we het ergste gehad hebben?
Jazeker. Het is van het grootste belang om te leren van de ervaringen uit andere landen, zo ook in Italië. Er wordt internationaal volop uitgewisseld op kennis over het coronavirus en ervaringen met maatregelen gericht op het voorkomen van verspreiding van het coronavirus.
De Europese Commissie heeft een werkgroep ingesteld waarin experts uit verschillende lidstaten, het EMA en het Europese Centrum voor Preventie en Infectieziektenbestrijding (ECDC) plaatsnemen om de diagnose en behandeling van COVID-19 te bespreken en van elkaar te leren. Ook worden hier clinical trials besproken in samenwerking met de WHO en de EU. Nederland en Italië nemen beiden deel in deze werkgroep. Op dit moment zet de Europese Commissie ook een informatie-uitwisselingsysteem rond behandelingen op, voor informatie-uitwisseling tussen wetenschappers en ziekenhuizen.
In hoeverre is op dit moment reeds antwoord op de volgende vragen te geven:
Er is nog de nodige onzekerheid rondom deze vragen, het RIVM geeft hierover aan:
Deelt u de mening dat er met betrekking tot bovenstaande vragen nog nader onderzoek nodig is? Bent u tevens van mening dat voor dit onderzoek niet alleen gekeken moet worden naar mensen die medische hulp hebben gezocht/gekregen of mensen van wie vermoed werd dat zij met de eerste categorie in aanraking zijn gekomen? Zo ja, deelt u de mening dat er behoefte is aan onderzoek onder representatieve groepen mensen, geselecteerd via een steekproef waarbij deze mensen voor langere tijd intensief gemonitord worden?
Ja, ik deel deze mening. Verder onderzoek is zeker nodig. Daarom lopen op dit terrein vele initiatieven, waarvan ik er enkele wil benoemen. Zo maken we op dit moment gebruik van de peilstations bij huisartsen. Deze peilstations worden altijd al gebruikt om het vóórkomen van griep onder de Nederlandse bevolking te monitoren. Op dit moment wordt hierbij ook gekeken in hoeverre mensen met het coronavirus besmet zijn of waren. Dit geeft ons een goed beeld van de verspreiding van het coronavirus in Nederland. Bloedbank Sanquin werkt samen met het RIVM aan wetenschappelijk onderzoek naar de groepsimmuniteit tegen het coronavirus. Het bloed van donoren wordt getest op aanwezigheid van antistoffen, met als doel te peilen hoe snel de samenleving immuniteit tegen de ziekte opbouwt. Door gedurende korte tijd alle bloedmonsters uit heel Nederland te testen, wordt er een representatieve steekproef onder Nederlanders van 18 tot 79 jaar verkregen. Dit onderzoek zal na een aantal weken herhaald worden om het verloop van het virus in de bevolking goed te meten. Ook onderzoekt het RIVM met de Pienter studie hoe het zit met de opbouw van immuniteit in een representatieve groep Nederlanders en ook dit onderzoek wordt meerdere malen herhaald. Ten slotte voert het RIVM in samenwerking met het Erasmus MC momenteel onderzoek uit naar het voorkomen van antistoffen tegen het coronavirus bij kinderen.
Indien u van mening bent dat er behoefte is aan een dergelijk representatief onderzoek, vindt u dat Nederland hier het voortouw in moet nemen? Zo ja, gaat Nederland dit ook doen? Zo nee, waarom niet?
Ja, we doen onderzoek naar de Nederlandse situatie, zoals bij vraag 4 aangegeven. Daarnaast is internationaal onderzoek natuurlijk ook van groot belang, aangezien het virus zich niet aan grenzen houdt. Zie hiervoor ook mijn antwoorden op vraag 2.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het komende plenaire debat over de coronacrisis?
Helaas is dit niet gelukt.
Wapenimporten uit Turkije. |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Is het juist dat er wapenimporten uit Turkije plaatshebben en is het tevens juist dat deze de afgelopen twee maanden ruim 16 miljoen dollar hebben gekost?1
De genoemde cijfers zijn afkomstig van de Turkse industrie2 en kunnen niet worden geverifieerd of bevestigd. Er zijn geen onafhankelijke cijfers beschikbaar ten aanzien van de import van militaire goederen uit Turkije in de eerste twee maanden van 2020.
Kunt u aangeven om welke systemen het daarbij gaat en wie ze heeft gekocht? Welke onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht nemen deze producten af?
Het Ministerie van Defensie betrekt direct van de Turkse defensie-industrie goederen voor onderhoud en modificaties aan het Stinger Launching System (SLS). Dit grond-luchtwapensysteem wordt binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruikt op de Fennek-voertuigen van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando. Defensie heeft in 2018 en 2019 minder dan 1 miljoen euro en in 2020 tot op heden circa. 0,1 miljoen euro hieraan besteed. Het betreft geen aanschaf van nieuwe systemen, maar diensten en goederen die zijn afgenomen voor onderhoud en modificaties aan bestaande systemen.
Kunt u aangeven welke wapenimporten uit Turkije er in 2018 en 2019 hebben plaatsgehad?
Voor militaire goederen bestaat geen vergunningplicht bij invoer. Alleen voor bepaalde typen militaire goederen bestaat in het kader van de VN3 en het Wapenhandelsverdrag (ATT)4 de verplichting om die goederen te notificeren. Deze informatie is beperkt tot de volgende categorieën militaire goederen: I. Gevechtstanks, II. Pantsergevechtsvoertuigen, III. Zware artilleriesystemen, IV. Gevechtsvliegtuigen, V. Gevechtshelikopters, VI. Oorlogsschepen, VII. Raketten en raketwerpers en VIII. Kleine en lichte wapens. Er zijn in 2018 geen importen vanuit Turkije geweest voor deze categorieën militaire goederen. Voor 2019 zijn er nog geen data beschikbaar. Deze wordt naar verwachting medio-2020 beschikbaar. De goederen die het Ministerie van Defensie in 2018 en 2019 uit Turkije heeft betrokken vallen niet onder deze categorieën.
Op welke wijze verhoudt dit importbeleid zich tot het beperkte wapenexportbeleid dat Nederland voert ten aanzien van Turkije? Kunt u dat toelichten?
Via het wapenexportbeleid zorgt Nederland er zo veel mogelijk voor dat militaire goederen die uit Nederland worden geëxporteerd niet worden gebruikt bij het begaan van schendingen van mensenrechten of voor territoriale agressie van landen. Import naar Nederland wordt alleen gecontroleerd met het oog op de veiligheid van Nederland. Dat gebeurt op basis van de Wet Wapens en Munitie. Daarnaast kunnen sanctiemaatregelen beperkingen stellen aan de import van goederen uit bepaalde landen. Er gelden momenteel geen sancties of beperkingen op import van militaire goederen uit Turkije. Binnen de wettelijke kaders is het aan bedrijven zelf om hun keten van toeleveranciers in te richten.
Controleren op eindgebruik bij invoer in Nederland ligt minder voor de hand. Wanneer de goederen zijn bestemd voor de Nederlandse strijdkrachten zullen deze op een verantwoorde wijze worden ingezet. Wanneer de goederen zijn bestemd voor Nederlandse bedrijven zullen deze bij export (bijvoorbeeld na integratie in een eindproduct) wederom onderhevig zijn aan exportcontrole waarbij getoetst wordt op het risico van ongewenst eindgebruik. Wanneer de goederen zijn bestemd voor private eindgebruikers – bijvoorbeeld bij jachtgeweren – wordt het gebruik daarvan op andere wijze gereguleerd.
Deelt u de opvatting dat geen wapenimporten uit Turkije toegestaan mogen worden in verband met de illegale militaire interventies in Syrië en de slechte mensenrechtensituatie in Turkije? Zo nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Ten algemene geldt er voor bedrijven die actief zijn in de handel in militaire goederen een bijzondere verantwoordelijkheid op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen om zeker te stellen dat militaire goederen en kennis niet in verkeerde handen terecht komen. Nederland onderstreept dat met een streng exportcontrolebeleid voor de uitvoer van militaire goederen. Het gaat echter te ver om bedrijven ook te verbieden om goederen af te nemen uit Turkije. Turkije heeft immers ook een legitieme veiligheidsbehoefte en van daaruit een defensie- en veiligheidsindustrie. Nederlandse bedrijven hebben langjarige partnerschappen opgebouwd met Turkse toeleveranciers en afnemers. Hierin is fors geïnvesteerd. Het strekt te ver om een blanco verbod op te leggen op leveranties uit Turkije. Dat is ook niet effectief: juist door de export naar Turkije te beperken wordt voorkomen dat militaire goederen uit Nederland bijdragen aan de Turkse operatie in Syrië.
Bent u bereid er bij de bondgenoten op aan te dringen af te zien van deze importen uit Turkije vanwege de mensenrechtensituatie en de interventies in Syrië? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland ziet de controle op en de beperking van de uitvoer van militaire goederen naar Turkije als de meest effectieve manier om zorgen over inzet van militaire goederen bij schendingen van mensenrechten of de Turkse operatie in Syrië te adresseren. Daarnaast worden deze aspecten veelvuldig ter sprake gebracht in bilaterale contacten.
Een EU-brede beperking van de invoer van militaire goederen uit Turkije is niet realistisch. Nederland heeft herhaaldelijk gepleit voor een embargo op de uitvoer van militaire goederen naar Turkije naar aanleiding van de Turkse interventie in Syrië. Hiervoor was geen draagvlak. Een pleidooi voor een importverbod – dat minder effectief is in het tegengaan van de Turkse activiteiten in Syrië – heeft daarmee geen realistische kans van slagen. De EU heeft met de maatregelen op de export van militaire goederen naar Turkije in oktober 2019 een duidelijk en effectief signaal afgegeven richting Turkije.
Een boek over de missie in Uruzgan, Afghanistan |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Veteraan haalt uit naar Afghanistan-missie: «Er was helemaal geen Taliban»» over het boek Onvoorspelbaar verleden van Nikko Norte?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit artikel en het boek waarover het gaat? Herkent u zich in het geschetste beeld van het karakter van de Nederlandse missie in Uruzgan? Zo nee, waarom en op welke onderdelen niet? Is een te rooskleurige beeld van de gevechtsmissie gepresenteerd?
De uitspraken in het artikel en in het boek zijn voor rekening van de auteur. Het kabinet herkent zich niet in het geschetste beeld van de Nederlandse missie in Uruzgan.
De door de VN gemandateerde International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan ondersteunde de Afghaanse autoriteiten op hun verzoek tussen 2005 en 2014 om op termijn zelfstandig de veiligheid en stabiliteit in het eigen land te kunnen garanderen. Bij aanvang van de missie was duidelijk dat het een missie met reële militaire risico’s betrof.2 Er is vanaf het begin aangegeven dat de weg naar stabiliteit lang zou zijn. De complexe realiteit in Afghanistan is door de jaren heen veelvuldig benadrukt in de debatten met en rapportages aan uw Kamer.3
Wat is uw reactie op de constatering dat er helemaal geen Taliban was in het gebied waar Nederland actief was, maar dat er juist gevochten werd tegen een onjuist beeld van de militaire geheime dienst die keer op keer stelde dat er een genadeloze vijand was buiten de poort en dat de Nederlandse militairen vooral werden beschoten door wat de auteur «hooligans» noemt?
De uitspraken zijn voor rekening van de auteur. Het kabinet herkent zich niet in het geschetste beeld van de Nederlandse missie in Uruzgan. Het kabinet neemt met klem afstand van de suggestie dat Nederlandse militairen op onjuiste gronden excessief geweld zouden hebben gebruikt.
Bent u het met de auteur eens dat er geregeld sprake was van een militaire «overreactie» na een beschieting, waarbij bijzonder veel munitie werd verschoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de constatering van de auteur dat er honderden Afghanen zijn omgekomen die nu nog hadden geleefd als wij daar niet waren geweest?
Nederland heeft zich in Afghanistan onder uiterst moeilijke en gevaarlijke omstandigheden ingezet om de situatie in Afghanistan en Uruzgan in het bijzonder te verbeteren. Daarbij zijn slachtoffers gevallen. Wat er was gebeurd als de internationale gemeenschap geen verantwoordelijkheid had genomen toen de Afghaanse autoriteiten om NAVO-steun vroegen, valt niet te zeggen. Wel is duidelijk dat de internationale inzet er voor heeft gezorgd dat het land stappen kon zetten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs, vrouwenrechten, goed bestuur en de opbouw van een eigen veiligheidsapparaat. De inspanningen hebben er tevens toe geleid dat Afghanistan geen uitvalsbasis is voor internationaal terrorisme.
Kunt u aangeven hoeveel strijders Nederland heeft gedood tijdens de missie in Uruzgan en hoeveel daarvan Talibanleden waren? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw antwoord?
Nee. Defensie heeft geen registratie bijgehouden over het aantal gevallen vijandelijke strijders ten gevolge van Nederlands optreden.
Kunt u aangeven hoeveel burgers door Nederlands optreden in Uruzgan zijn gedood? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw antwoord?
In de periode dat Nederland actief was in Uruzgan (2006–2010) zijn door toedoen van ISAF burgerslachtoffers gevallen. Het kabinet betreurt ten zeerste dat slachtoffers onder de burgerbevolking zijn gevallen. Het is niet mogelijk een volledig en betrouwbaar overzicht op te stellen van het aantal burgerslachtoffers dat in Uruzgan is gevallen door handelingen van de Taliban, Afghaanse veiligheidsorganisaties of de internationale troepenmacht. Zoals ook gemeld in de Eindevaluatie van Nederlandse bijdrage aan ISAF zijn hiervoor meerdere redenen.4 Meerdere actoren onderzochten de toedracht wanneer burgerslachtoffers gemeld werden. ISAF deed dat zelf, maar ook de VN (UNAMA) en NGO’s verrichtten onderzoek naar burgerslachtoffers in Afghanistan. De getallen van deze instanties waren niet altijd goed met elkaar te vergelijken en waren ook niet altijd gedetailleerd genoeg om slachtoffers toe te kunnen rekenen aan specifieke provincies, eenheden en/of acties. De VN en ISAF-eenheden hadden vaak geen toegang tot de gebieden waar mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen. Het was verder niet altijd duidelijk of de slachtoffers door het optreden van ISAF waren veroorzaakt of door andere oorzaken. Ook waren de meldingen over burgerslachtoffers vanuit de bevolking vaak niet volledig en accuraat. In vrijwel alle gevallen was het moeilijk of zelfs onmogelijk om een battle damage assessment uit te voeren. De veiligheidssituatie liet dat niet altijd toe, doden worden in de moslimgemeenschap binnen 24 uur begraven en de bevolkingsregistratie liet te wensen over.
Naar aanleiding van een Wob-verzoek is in 2009 een lijst van incidentmeldingen verstrekt, voor zover deze konden worden vrijgegeven. Dit betrof incidenten waarbij Nederlandse militairen betrokken waren, maar ook incidenten waarbij de veroorzaker onbekend was. De lijst is gebaseerd op de meldingen die dagelijks over de afgelopen 24 uur werden opgemaakt en die deel uitmaakten van het reguliere proces van informatievoorziening binnen het ministerie. De registratie maakt melding van in totaal 70 tot 80 doden en 120 gewonden in de periode van oktober 2006 tot en met 30 september 2009 (de reikwijdte van het Wob-verzoek). Het betreft een weergave van gebeurtenissen op basis van op dat moment beschikbare informatie en is, om redenen die hierboven staan benoemd, inherent onvolledig. Het precieze aantal burgerslachtoffers dat door Nederlands toedoen in deze periode is veroorzaakt valt niet met zekerheid te achterhalen.
Op 12 januari 2010 zijn vragen van uw Kamer beantwoord naar aanleiding van berichtgeving over het Wob-besluit in de media.5
Gedragsregels en communicatie bij het coronavirus, in het bijzonder in de grensregio’s |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht «Duitse politiek: Grens met Nederland dicht als coronaregels niet hetzelfde worden» en het daaraan verwante bericht «Kreise richten dringliche Bitte an die Bundeskanzlerin« en de onderliggende brief die naar bondskanselier Merkel is gegaan?1 2
Met de maatregelen aangekondigd op 23 maart zijn de verschillen tussen de Nederlandse en Duitse maatregelen kleiner geworden. Er vindt veelvuldig overleg plaats tussen Nederland en de diverse länder/deelstaten in Duitsland en België. Zo bekijkt Nederland met de verschillende Duitse länder welke maatregelen nodig zijn en hoe afstemming van maatregelen kan plaatsvinden.
Zijn er verschillen in de gedragsregels tussen Duitsland en Nederland in de bestrijding van het coronavirus en die vooral zichtbaar worden in de grensregio? Zo ja, dienen deze gedragsregels niet meer met elkaar te worden afgestemd?
Het verschil in maatregelen tussen Duitsland en Nederland zit momenteel vooral in het openhouden van Nederlandse winkels, waar in Duitsland (alle deelstaten) de niet-essentiële winkels gesloten zijn. We stemmen maatregelen binnen de EU en bilateraal met elkaar af, maar vinden het wel belangrijk dat ieder land zijn eigen maatregelen kan afkondigen passend bij de lokale situatie.
Kunt u, in het licht van wat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vermeldde tijdens de technische briefing over het belang van het naleven van gedragsregels, aangeven wat in de praktijk het verschil is in het naleven van de gedragsregels tussen Duitsers en Nederlanders waaraan de Duitse politiek refereert?
Afgelopen weekend is het duidelijk geworden dat bij veel Nederlanders de ernst van de situatie en de dreiging van besmetting met het COVID-19 virus nog niet volledig is doorgedrongen. Dit zagen we terug doordat mensen massaal naar buiten gingen en zich dicht bij elkaar verzamelden. Om deze reden is in ministeriële commissie crisisbeheersing van 23 maart gekozen voor verdere aanscherping van de maatregelen. Ook zijn de mogelijkheden voor handhaving verscherpt.
Indien de gedragsregels in Nederland onvoldoende mate worden opgevolgd, bent u dan bereid de informatievoorziening te intensiveren waarbij de noodzaak van het naleven van gedragsregels wordt benadrukt?
Ja. Zo start vandaag de publiekscampagne
Kunt u deze vragen zo spoedig als mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het programma Undercover in Nederland inzake de training van politiehonden |
|
Dion Graus (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het programma Undercover in Nederland van 19 maart 2020 over de training van politiehonden?1 2
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de camerabeelden waarin (duidelijk) te zien was dat verschillende honden tijdens de «training» werden mishandeld? Zo ja, wat is uw mening hierover?
Dierenmishandeling is een misdrijf (artikel 2.1 en artikel 8.11 van de Wet dieren). Het is ingevolge artikel 2.1 van de Wet dieren verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld in artikel 8.11 van de Wet dieren. Het is aan de rechter om in een concreet geval te beoordelen in hoeverre het gebruik van een elektronische halsband of andere hulpmiddelen gelet op dit artikel strafbaar is. Het schoppen van dieren en het gebruik van de prikband zijn sowieso verboden handelingen op grond van artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren.
Het OM en de politie zijn een opsporingsonderzoek gestart, zoals bij iedere melding van dierenmishandeling. Nu het opsporingsonderzoek gaande is, kunnen er geen mededelingen over worden gedaan.
Deelt u de mening dat hier te zien is dat honden werden geslagen en/of geschopt en dat gebruik werd gemaakt van verboden middelen, zoals stroombalken, prikbanden en tileenslangen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hier dus sprake is van strafbare feiten en hiertegen daadkrachtig moet worden opgetreden? Zo ja, wat gaat u doen en per wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de mishandelde honden in beslag genomen en krijgen ze de noodzakelijke zorg zoals vereist in het Besluit houders van dieren?
Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek en de daaropvolgende mogelijke strafrechtelijke procedure, kan inbeslagname volgen. Vervolgens worden de honden dan, zoals in dat geval gebruikelijk, ondergebracht bij een hiervoor aangewezen opslaghouder, waar zij de noodzakelijke zorg zullen krijgen.
Deelt u de mening dat het standpunt van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV), inhoudende dat «het niet aan het bestuur van de KNPV is om het verbod te handhaven», niet juist en/of onhoudbaar is? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een zelfstandige, private vereniging en heeft ruim 300 aangesloten verenigingen. De wijze waarop de KNPV omgaat met het handhaven van het verbod is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de vereniging. Indien het bestuur of een ander lid van de KNPV constateert dat een lid een dier tijdens een training mishandelt, heeft deze de morele verplichting hiertegen op te treden. Indien er een wettelijk gebod of verbod wordt overtreden, kan hierop van overheidswege worden gehandhaafd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat op regelmatige basis en steekproefsgewijs anonieme controles plaatsvinden om misstanden te constateren en de betreffende vereniging(en) en/of de betreffende leden hiervoor te (laten) straffen? Zo nee, waarom niet?
Het steekproefsgewijs anoniem controleren zal niets opleveren. Een onbekende bij een training zal altijd opvallen. Ik onderschrijf evenwel het belang van een goed toezicht op de training van honden. Ik zal hierover in overleg treden met de sector en nagaan op welke wijze beter kan worden gecontroleerd. Het zal hierbij van belang zijn dat er voldoende concrete aanwijzingen zijn om de strafbare feiten aannemelijk te maken.
Bent u bereid om er in dat kader (ook) voor te zorgen dat de betreffende vereniging de erkenning verliest?
De KNPV heeft geen erkenning en kan deze dan ook niet verliezen.
Deelt u de mening dat de politie een voorbeeldfunctie heeft in die zin dat juist een overheidsinstantie geen honden dient te kopen die zijn «getraind» met behulp van verboden materialen? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft inderdaad een voorbeeldfunctie. Als bekend is dat een africhter dieren mishandelt of verboden materialen gebruikt, dan neemt de politie bij deze africhter geen honden af.
Deelt u de mening dat de reactie van de politie op de betreffende uitzending te zwak is, omdat er «wordt gestreefd alleen zaken te doen met mensen die honden op een diervriendelijke wijze africhten»? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat bij de aankoop van een (politie)hond door/namens de politie een bewijs nodig is dat de verkopende partij de betreffende hond op een juiste en conform de wet geregelde wijze heeft opgeleid? Zo nee, waarom, niet?3
De politie heeft in 2017 per brief aan het hoofdbestuur van de KNPV kenbaar gemaakt dat stroomgebruik bij het africhten van honden ongewenst is.
Zolang de nieuwe regelgeving van de Minister van LNV met betrekking tot het gebruik van stroombanden nog niet in werking is getreden, kunnen en mogen particulieren op dit moment hun honden nog africhten met dergelijke middelen. Dat betekent dat op dit moment niet kan worden uitgesloten dat sommige particulieren bij het africhten gebruik maken van middelen die wel als dieronvriendelijk kunnen worden aangemerkt, maar nog niet zijn verboden.
Dit laat onverlet dat voor het trainen van honden alleen die methoden toegepast mogen worden die niet in strijd zijn met artikel 2.1 van de Wet dieren. Ook als een handeling nog niet expliciet is opgenomen als verboden handeling in artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren, kan van strijdigheid met artikel 2.1 van de Wet dieren sprake zijn.
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Bij de selectie van een geschikte hond worden met individuele africhters afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een koopcontract. Mocht blijken dat een africhter zich niet aan deze afspraken houdt, dan wordt de relatie met deze africhter per direct verbroken.
Op dit moment wordt de mogelijkheid onderzocht of het mogelijk is om dit koopcontract aan te scherpen met een boeteclausule. Als na de koop blijkt dat de hond niet overeenkomstig de afspraken is getraind, kan de africhter dan een boete worden opgelegd.
Indien dit juridisch dan wel praktisch te lastig is of eenvoudig te omzeilen zou zijn, bent u dan bereid om ervoor te zorgen dat de politie geen hond meer koopt van een bij de KNPV aangesloten vereniging waar een/meerdere misstanden in de training van de hond(en) is/zijn geconstateerd?
De politie koopt zijn honden niet bij een vereniging maar van een particulier. Deze particulier kan lid zijn van een vereniging, maar dat hoeft niet. Het lidmaatschap van een vereniging biedt geen garantie dat de trainer zijn honden op een welzijnsvriendelijke manier traint.
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Mocht de politie erachter komen dat een particulier waarvan honden worden gekocht de dieren tijdens het africhten en trainen mishandelt, dan wordt de relatie met de betreffende particulier direct beëindigd. Zie verder mijn antwoord op vraag 10.
Het bericht ‘FNV: "Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open"’ |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «FNV: «Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open»»?1
Ja.
Hoe kan het zijn dat alle horeca in Nederland vanaf zondagavond 15 maart 2020 is gesloten, maar de Aspire Lounge op Schiphol nog steeds is geopend en dat daar in buffetvorm eten en drinken worden aangeboden?
Op 15 maart jl. heeft het kabinet aanvullende maatregelen genomen in de aanpak van het coronavirus. Vanaf 15 maart 18.00 uur behoren alle eet- en drinkgelegenheden waarbij gasten ter plekke het eten en drinken kunnen nuttigen gesloten te zijn. Deze maatregelen zijn inmiddels verlengd tot en met 28 april a.s. Het lokale bevoegd gezag ziet toe op dit verbod. Dat betreft in het geval van Schiphol de voorzitter van Veiligheidsregio Kennemerland (de burgermeester van Haarlemmermeer).
Bij de veiligheidsregio Kennemerland zijn op 19 maart jl. signalen binnengekomen dat er in lounges op Schiphol nog een buffet werd aangeboden. Op basis daarvan heeft de veiligheidsregio Kennemerland de Koninklijke Marechaussee de opdracht gegeven om te handhaven, waarop de exploitanten van de lounges zijn aangesproken en de buffet activiteiten in de lounges zijn gestaakt. De lounges mogen geopend blijven. Ook bezorgen en afhaal activiteiten blijven eventueel mogelijk, mits de maatregelen die (onder meer) in antwoord op vraag 7 in acht worden genomen.
Vindt u het de verantwoordelijkheid van Schiphol om maatregelen, die getroffen worden om het coronavirus te bestrijden, op te volgen? Zo ja, hoe beoordeelt u het dan dat deze lounge nog steeds open is en er gasten worden ontvangen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat deze lounge zo snel mogelijk moet sluiten en dus moet stoppen met het aanbieden van eten en drinken in buffetvorm, zoals geldt voor alle horecagelegenheden in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is verantwoordelijk voor dit non-Schengen gebied op Schiphol? Klopt het dat Schiphol als eigenaar van het gebouw kan beslissen om deze lounge te sluiten?
Schiphol heeft aangegeven dat zij zes lounges verhuurt, waarvan drie binnen het Schengengebied en drie in het non-Schengengebied. Lounges zijn verhuurde ruimten waar een luchtvaartmaatschappij of een afhandelaar zijn gasten ontvangt, bijvoorbeeld klanten met businessclass ticket of een bepaalde frequent flyer status. De activiteiten in de lounge zijn een verantwoordelijkheid van de huurders die tevens beschikken over een eigen horecavergunning.
Welke maatregelen hebben Schiphol en Swissport getroffen om werknemers, die gedwongen in deze lounge komen om bijvoorbeeld gebruikt servies op te ruimen en daarmee ook in de buurt van aanwezige gasten komen, te beschermen tegen besmetting met het coronavirus?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zijn de exploitanten van de verhuurde ruimten verantwoordelijk voor de activiteiten in de lounges. Per 1 april jl. zijn de lounges van Swissport gesloten. In de nog geopende lounges wordt (onder meer) actief gewezen op de noodzaak om afstand houden.
Welke andere maatregelen heeft Schiphol getroffen om werknemers te beschermen tegen het coronavirus, bijvoorbeeld als het gaat om werknemers die aan incheckbalies werken en reizigers tegenover zich hebben staan op nog geen 50 cm?
Schiphol geeft aan dat er verschillende maatregelen worden getroffen om werknemers te beschermen, waaronder:
Wat vindt u ervan dat werknemers met 39 graden koorts zich niet ziek durven melden, omdat ze bang zijn voor mogelijke consequenties en verlies van hun werk en inkomen?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat werknemers zich niet ziek zouden durven melden. Zeker in deze tijd is het van belang dat een werkgever zieke mensen niet laat doorwerken, maar een werknemer de ruimte en tijd geeft om te herstellen, zodat deze na herstel weer gezond aan het werk kan en bovendien een besmetting van andere werknemers kan worden voorkomen. De richtlijnen hierover van het RIVM zijn helder: werknemers dienen thuis te blijven bij ziekte- of verkoudheidsverschijnselen.
De financiële maatregelen die zijn aangekondigd namens de rijksoverheid gelden voor werknemers, maar ook voor flexwerkers en uitzendkrachten, voor zover zij door hun werkgever, respectievelijk het uitzendbureau in dienst worden gehouden. Zij kunnen gebruik maken van de beschermende maatregelen. Het kabinet en ook sociale partners hebben daarbij werkgevers opgeroepen ook flexwerkers zoals oproepkrachten en uitzendkrachten in dienst te houden.
Vindt u dat Schiphol en andere werkgevers die daar actief zijn, zich moeten inspannen om er altijd zorg voor te dragen dat werknemers zich ziek kunnen melden en dat daar geen negatieve gevolgen voor mogen gelden, vooral nu, gezien de ontwikkelingen rondom het coronavirus? Zo ja, bent u bereid om hierover het gesprek aan te gaan met Schiphol als opdrachtgever en werkgever?
Het kabinet doet een moreel appèl op alle werkgevers om hun verantwoordelijkheid te nemen. Werkgevers hebben bovendien de plicht te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers, in dat kader dient de werkgever ook de richtlijnen van het RIVM na te leven. Het is absoluut de bedoeling dat mensen die ziek zijn en koorts hebben thuisblijven, ongeacht waar ze werken. Dat is echt de enige manier waarop we dit virus kunnen bestrijden. Werkgevers kunnen straks als er sprake is van omzetverlies bovendien een deel van de loonkosten terugkrijgen van de overheid.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Vanwege het inhoudelijk overlappen zijn sommige antwoorden samengevoegd.
Het fysiek bijwonen van Provinciale Statenvergaderingen gedurende de coronacrisis |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de oproep van de commissaris van de Koning (CdK) van Flevoland aan de Flevolandse Statenleden (met kenmerk 2575627) om op woensdag 25 maart alsnog fysiek de Provinciale Statenvergadering bij te wonen, nadat deze vergadering eerst was geannuleerd?
Ik heb begrepen dat de vergadering aanvankelijk doorgang zou hebben vanwege onderwerpen met een groot economisch belang. Daarnaast stonden er enkele hamerstukken op de agenda zoals voorgesteld door de procedurecommissie, waaronder het vaststellen van de verordening op de vertrouwenscommissie ten behoeve van de herbenoeming van de commissaris van de Koning.
Inmiddels heb ik het signaal ontvangen dat provinciale staten van Flevoland hebben besloten alle fysieke vergaderingen tot nader order uit te stellen, dit in verband met het corona-virus.
Bent u bekend met het feit dat onder andere de herbenoeming van de CdK dan op de agenda staat?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u signalen ontvangen dat er binnenkort nog meer Provinciale Statenvergaderingen doorgang zullen vinden? Zo ja, in welke provincie(s)?
Ik heb geen signalen in die richting ontvangen.
Deelt u de opvatting dat overheden in deze tijd het goede voorbeeld moeten geven, aangezien alle Nederlanders is gevraagd hun activiteiten de komende weken drastisch in te perken ten behoeve van de volksgezondheid?
Indachtig de richtlijnen van het RIVM en de maatregelen van het kabinet, heeft het Ministerie van BZK decentrale overheden opgeroepen slechts indien strikt noodzakelijk ter besluitvorming in fysieke vergadering bijeen te komen. Het beeld is dat aan die oproep breed gehoor wordt gegeven. Maar er zijn uitzonderingen denkbaar, zoals de bestrijding van het corona-virus maar ook aangelegenheden die van een groot economisch belang zijn.
Uiteindelijk is de beslissing om al dan niet te vergaderen aan provinciale staten, als democratisch gekozen orgaan, en niet aan de commissaris van de Koning of de Minister van BZK. Ik heb er alle vertrouwen in dat provinciale staten hier in de huidige situatie verantwoorde keuzes in maken. Daarbij wijs ik erop dat zij ook voor een digitale beraadslaging kunnen kiezen. In een digitale beraadslaging kan echter niet gestemd worden. Wel is het zo dat als over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, het voorstel is aangenomen (artikel 32 lid 3 Provinciewet). Indien ten minste één lid om stemming vraagt, dient alsnog een fysieke vergadering te worden gehouden om over het voorstel te kunnen stemmen.
Hoe verhouden de risico’s voor de volksgezondheid zich tot het verzoek van een CdK om de Statenleden fysiek bijeen te laten komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de CdK’s te instrueren alle Provinciale Statenvergaderingen die niet met de coronacrisis te maken hebben uit te stellen, inclusief eventuele herbenoemingen van CdK’s?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid contact op te nemen met een CdK met wie u van mening verschilt over het doorgang laten vinden van een Provinciale Statenvergadering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om te werken aan de wettelijke mogelijkheid voor provincies om de besluitvorming digitaal plaats te laten vinden, in het geval dat de huidige crisismaatregelen worden verlengd? Zo ja, wanneer wordt dit voorstel verwacht? Zo nee, waarom niet?
De Provinciewet gaat uit van fysieke openbare statenvergaderingen; dit is en blijft een belangrijk uitgangspunt in ons staatsrecht. Provinciale staten staan als rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging aan het hoofd van de provincie. Zij stellen de algemeen verbindende voorschriften en de begroting vast, benoemen de gedeputeerden en bepalen de hoofdlijnen van het beleid. De openbaarheid van hun vergaderingen en het stemmen zonder last zijn in de Grondwet vastgelegd; beide komen in een fysieke vergadering het best tot hun recht.
Digitale besluitvorming door provinciale staten is thans juridisch niet mogelijk. Ik ben echter van mening dat daar in deze uitzonderlijke omstandigheden een tijdelijke uitzondering op moet komen, mits de openbaarheid van statenvergaderingen behouden blijft en voor zolang een openbare fysieke vergadering niet of niet goed mogelijk is, teneinde de continuïteit van het bestuur en de rechtmatigheid van besluitvorming te waarborgen. Met het oog op de vele gewichtige maatschappelijke opgaven is het van groot belang dat het openbaar bestuur zoveel mogelijk blijft functioneren. Afgaande op de eerste signalen vorige week, heb ik de voorbereidingen voor een tijdelijke voorziening direct ter hand genomen. Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal Uw Kamer zo spoedig mogelijk bereiken.
Vergaderingen van gedeputeerde staten zijn besloten. De besluiten die gedeputeerde staten (of de afzonderlijke leden in mandaat) nemen, hebben een overwegend voorbereidend en uitvoerend karakter. Dat maakt dat voor gedeputeerde staten digitale besluitvorming op grond van de Provinciewet thans al mogelijk is. Mijn ministerie heeft vorige week overigens direct in voorlichting over de bestaande mogelijkheden voorzien.
Zie ook mijn antwoord op de vragen van het lid Kuiken (PvdA) over digitale besluitvorming in gemeenten en provincies (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2223).
De verbijstering van politici over de totstandkoming van Windpark Spui in Piershil/Nieuw-Beijerland. |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kunt u zich de verbijstering voorstellen bij politici wanneer zij persoonlijk gaan kijken naar de gevolgen voor de lokale gemeenschap van de totstandkoming van Windpark Spui in Piershil/Nieuw-Beijerland?1
Met de energietransitie staat Nederland voor een grote opgave. Een overgang naar een duurzame energievoorziening is van groot belang, vanwege het tegengaan van klimaatverandering. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 35 TWh duurzame elektriciteit op land geproduceerd moet worden.
Deze energiedoelstellingen worden nagestreefd binnen de context van een dichtbevolkte en complexe ruimtelijke omgeving, waarbinnen tal van (maatschappelijke) functies dienen te worden gecombineerd (Kamerstuk 2020D11082). De energietransitie heeft daarmee een grote impact op onze leefomgeving en ons landschap. Ik ben me hiervan bewust.
Initiatiefnemers van energieprojecten moeten altijd voldoen aan ruimtelijke, veiligheids- en milieueisen die in beleid en wet- regelgeving zijn vastgelegd. Omdat de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag is voor windpark Spui, ben ik niet direct betrokken bij dit windpark. Van de provincie Zuid-Holland heb ik vernomen dat alle geldende normen in acht worden genomen bij windpark Spui.
Dit neemt niet weg dat omwonenden hinder van energieprojecten kunnen ervaren. Ik begrijp uit de aangehaalde uitspraken dat dit ook het geval is bij windpark Spui. Wanneer omwonenden hinder ervaren als gevolg van energieprojecten, kan er een onbalans zitten in de verdeling van lusten en lasten.
Participatie, zowel procesparticipatie als financiële participatie, is een belangrijk onderdeel van de afspraken in het Klimaatakkoord om lusten en lasten beter te verdelen. Ik heb van de provincie Zuid-Holland begrepen dat bij windpark Spui afspraken zijn gemaakt met de initiatiefnemer over participatie en er onder meer een zogeheten burenregeling is ingesteld voor direct omwonenden voor het treffen van relatief kleine maatregelen om onder andere geluidhinder te beperken.
Heeft u zich op de hoogte gesteld van de persoonlijke ervaringen van omwonenden, zoals ingebracht tijdens de Raadszitting in Zuid-Beijerland in maart jl?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de uitspraak: «Door die windmolens is het alsof de omgeving is vermadurodamiseerd: alles lijkt een stuk kleiner ten opzichte van die enorme horizonvervuilende molens.»?
Zie antwoord vraag 1.
Wat roept de volgende uitspraak bij u op bij een bewoner van een huis dichtbij Windpark Spui over hoe hij de geluidsoverlast van de windturbines ervaart: «Ik ervaar dit als een vliegtuig dat rondcirkelt boven de woning, maar niet wil verdwijnen ... Wij hebben tbs – turbinesyndroom – gekregen.»?
Windturbinegeluid kan – in vergelijking met andere geluidsbronnen – al bij lagere niveaus hinder veroorzaken, waarschijnlijk mede vanwege het repeterende karakter ervan. Om rekening te houden met deze extra hinder, is de normering voor windturbinegeluid relatief streng ten opzichte van die voor andere geluidbronnen, bijvoorbeeld wegverkeersgeluid. Hinder en slaapverstoring zijn de belangrijkste effecten die naar voren komen uit onderzoek naar effecten van windturbinegeluid. Er is geen wetenschappelijke basis voor het fenomeen «(wind)turbinesyndroom»; het onderzoek dat deze term introduceerde is stevig bekritiseerd, omdat het niet voldoet aan belangrijke wetenschappelijke criteria. Zo zijn de resultaten van de studies niet «repliceerbaar» (in nieuwe studies aan te tonen), is gebruik gemaakt van een zeer kleine studiepopulatie en is niet in alle gevallen vermeld wat de geluidniveaus waren.
Hoe kan het dat de windmolens zijn geplaatst waarbij een niet-geïsoleerde woning aan de buitengevel wordt geconfronteerd met geluidsoverlast van 60 Db of meer? Wat moet er gebeuren als geluidsnormen op een dergelijke wijze worden overschreden?
De normstelling voor windturbinegeluid is, net als die voor andere bronnen van omgevingsgeluid zoals verkeer en industrie, gestoeld op de jaargemiddelde geluidbelasting Lden (met extra weging voor geluid in de avond en de nachtperiode). Aan de hand van de grenswaarde van 47 dB Lden wordt de kans op ernstige geluidhinder over langere tijd beperkt, wat echter niet uitsluit dat aan de buitengevel op enig moment een hoger geluidniveau (LAmax) kan worden gemeten. De jaargemiddelde geluidbelasting wordt internationaal gebruikt als maat om de nadelige effecten van omgevingsgeluid in te schatten, zoals in het kader van de Europese richtlijn voor omgevingsgeluid en de WHO, en is ook internationaal de meest gebruikte maat voor het reguleren van windturbinegeluid.
Het is goed mogelijk dat de geluidpieken een bijdrage leveren aan de hinder, ongeacht de precieze geluidniveaus van deze pieken. Mensen horen immers geen gemiddelden, maar geluid op een bepaald moment. Deze piekgeluiden zijn echter verdisconteerd in Lden. De jaargemiddelde dosismaat Lden is een goede voorspeller voor hinder en slaapverstoring.
In het geval van twijfel of de jaargemiddelde geluidbelasting binnen de norm valt, kan in de praktijk worden gecontroleerd of een windturbine voldoet aan het geaccrediteerde geluidproductieniveau dat dient als basis voor de berekening. Voor windpark Spui geldt dat Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid, in opdracht van de provincie Zuid-Holland, uitgebreide controles doet van de akoestische situatie. Uit dit onderzoek blijkt dat het windturbinepark voldoet aan de geluidsnormen en er geen aanleiding is tot handhaving.
Zorgt een «norm» die uitmiddelt over de dag, over het jaar en daarna nog over verschillende jaren wel voor voldoende mogelijkheden voor omwonenden om te toetsen of deze norm niet wordt overschreden?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn niet juist de geluidpíeken verantwoordelijk voor de hinder voor omwonenden in plaats van het geluidsgemiddelde? Moet er niet ook een norm voor het maximale geluid komen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat Nederland in 2009 de bestaande norm van 40 dB naar boven heeft bijgesteld, om überhaupt windenergie mogelijk te maken in ons dichtbevolkte land? Kunt u dit toelichten? Welke argumentatie en besluitvorming lag daaraan ten grondslag?
Nee, dat klopt niet. In 2011 is er voor gekozen om de geluidnormstelling voor windturbines aan te passen aan de Europese dosismaat (Lden), die beter met ervaren hinder correleert dan de tot dan toe in het Activiteitenbesluit gebruikte dosismaat. Ook is destijds de berekeningsmethodiek voor het vaststellen van de geluidniveaus van hoge windturbines op wetenschappelijke gronden aangepast. De gekozen grenswaarde van 47 dB Lden en de aanvullende grenswaarde voor de nacht van 41 dB Lnight corresponderen met de eerdere maximaal toelaatbare waarden binnen het Activiteitenbesluit en met de voormalige uitvoeringspraktijk bij de vergunningverlening (zie Nota van Toelichting bij wijziging milieuregels windturbines3).
Is het juist dat Windpark Spui, thans in bezit van het Japanse Eurus, € 50.000 euro heeft gereserveerd voor benadeelde bewoners, terwijl er nu al minimaal 40 woningen in beeld zijn die moeten worden onderzocht of ze al dan niet voldoen aan het bouwbesluit 2018? Is een bedrag van gemiddeld € 1.250, – per woning voldoende om adequate woningaanpassingen te realiseren?3
De provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor windpark Spui en ik ben niet betrokken bij de afspraken die er tussen de provincie Zuid-Holland en de initiatiefnemer van het windpark zijn gemaakt. Ik heb van provincie Zuid-Holland vernomen dat het budget van € 50.000 is gekoppeld aan de burenregeling uit het participatieplan en is bedoeld voor direct omwonenden. De inschatting was dat het zou gaan om ongeveer 15 woningen. Het bedrag is bedoeld voor relatief kleine extra maatregelen zoals dubbelglas en/of screens, of de plaatsing van een satellietschotel ter voorkoming van storingen in (digitale) communicatieapparatuur.
Ik heb van de provincie Zuid-Holland begrepen dat de uitwerking van het participatieplan van windpark Spui nog niet verloopt zoals afgesproken in de anterieure overeenkomst. Het college van gedeputeerde staten van provincie Zuid-Holland heeft de exploitant van het windpark hierop aangesproken.
Wie/welke instantie handhaaft het recht van omwonenden op compensatie voor de door hen geleden schade?
Zoals ik in mijn brief van 17 december 2019 (Kamerstuk 33 612, nr. 71) heb aangegeven, kunnen mensen op individueel niveau schade ondervinden als gevolg van verschillende soorten ruimtelijke ingrepen, zoals een woningwaardedaling. Daarom bestaat er de wettelijke planschaderegeling. Dit is een instrument om tegemoet te komen aan schade ontstaan door ruimtelijke ontwikkelingen. In het geval dat een woningeigenaar in aanmerking denkt te komen voor de planschaderegeling kan de eigenaar een planschadevergoeding vragen bij het bevoegd gezag voor schade als gevolg van het plan. Planschade wordt per individueel geval beschouwd. Dit betekent dat de specifieke omstandigheden van de waardedaling worden meegenomen in de beoordeling. Indien de woningeigenaar zich niet kan vinden in de voorgestelde planschadevergoeding, kan men hiertegen beroep aantekenen bij de rechter.
De planschaderegeling is geen antwoord op de hinder die omwonenden mogelijk kunnen ervaren als gevolg van windturbines. Hiervoor gelden wettelijke normen, zoals de bestaande normen voor geluid, waaraan immer voldaan moet worden. Zoals ook in mijn antwoord op vraag 4 aangegeven zijn deze normen relatief streng in vergelijking met andere geluidsbronnen.
Acht u de planschade-regeling adequaat en in verhouding tot het persoonlijk leed dat omwonenden binnen 10 keer de tiphoogte lijden? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u de suggestie om airco’s in huis aan te brengen om het geluid van de windturbines buiten te maskeren een adequate oplossing van geluidsoverlast door windturbines binnenshuis en in de slaapkamer? Kunt u dit toelichten?
Voorop staat dat aan de grenswaarde voor windturbinegeluid aan de gevel moet worden voldaan. Wanneer beneden deze grenswaarde hinder of slaapverstoring wordt ervaren, kunnen individuele oplossingen soms uitkomst bieden. Lang niet iedereen zal echter maskering door een toegevoegde geluidbron, zoals airconditioning, als adequate oplossing voor de overlast accepteren. De manier waarop mensen met hinder omgaan is erg persoonlijk.
Kunt u aangeven wat bij benadering de gemiddelde kosten zijn voor adequate aanpassing van de woningen in verband met geluidsoverlast?
Wanneer woningen voldoen aan maximaal 47 dB op de gevel is het geluid in de woning in principe ook aanvaardbaar, hier gelden geen aanvullende normen voor. De kosten voor extra geluidisolatie zullen per woning sterk variëren en hangen onder meer af van het type woning, de geluidbelasting op de gevel, het gewenste binnenniveau en de omvang van het te isoleren dakoppervlak. Voor geluidisolatie in het kader van de geluidsanering windturbines worden bedragen uitgegeven van € 4.000 tot € 29.000 per woning, maar dit betreft dus hogere geluidbelastingen dan 47 dB en bij lagere geluidbelastingen zullen de bedragen lager zijn. Genoemde bedragen zijn gebaseerd op de uitvoering van de «Beleidsregels tegemoetkoming geluidsanering windturbines» van 2017.
Vindt u niet dat mensen die nu hun huis te koop hebben gezet vanwege de overlast van de windturbines en aantasting van het persoonlijk leefgenot, ruimhartig zouden moeten worden gecompenseerd voor het door hen geleden verlies, dat naar schatting wel 10% bedraagt?4
Bij waardedaling van omliggende woningen geldt de wettelijke planschaderegeling, waarbij sprake is van een normaal maatschappelijk risico (zoals in eerdere beantwoording van vragen aangegeven, zie brief van 19 maart 2020, Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 2153).
Ten aanzien van geluid en slagschaduw bestaan er wettelijke normen om de hinder voor omwonenden te beperken. Ook kunnen er op projectniveau afspraken gemaakt worden om te zorgen voor een eerlijke lusten- en lastenverdeling en hinder te beperken. Zoals eerder aangegeven ben ik geen bevoegd gezag bij windpark Spui, maar ik heb begrepen dat er bij windpark Spui afspraken zijn gemaakt over participatie. Het is aan het bevoegd gezag om er op te zien dat de afspraken uit het participatieplan door de exploitant worden nageleefd.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat benadeelden van Windpark Spui daadwerkelijk worden gecompenseerd voor hun verlies aan woongenot en waarde van hun woning?
Zie antwoord vraag 14.
Vindt u niet dat er naar aanleiding van de situatie bij Windpark Spui er meer duidelijke landelijke regelgeving moet komen voor compensatie van benadeelden op basis waarvan benadeelden makkelijker hun recht kunnen halen? Zo neen, waarom niet?
In Nederland is sprake van eenduidige regelgeving omtrent planschade. Indien iemand schade ondervindt als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, kan een beroep worden gedaan op de planschaderegeling. Dit is een wettelijk vastgesteld instrument om tegemoet te komen aan schade ontstaan door ruimtelijke ontwikkelingen. Wanneer iemand in aanmerking denkt te komen voor de planschaderegeling kan een planschadevergoeding aangevraagd worden bij het bevoegd gezag.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat ondanks bestaande wetgeving de belangen van de gemeenschap het hebben afgelegd tegen de individuele financiële belangen van de ontwikkelaars?
Windpark Spui is tot stand gekomen volgens de procedure voor een Provinciaal Inpassingsplan en bijbehorende omgevingsvergunning. Bij alle ruimtelijke ingrepen, dus ook bij windpark Spui, dienen initiatiefnemers altijd te voldoen aan wet- en regelgeving. Dit betreft ook wet- en regelgeving om belangen van omwonenden te borgen, zoals omtrent geluid, slagschaduw en veiligheid. Bij de totstandkoming van windmolenprojecten wordt getoetst of aan deze normen kan worden voldaan. Ik heb van de provincie Zuid-Holland vernomen dat er geen sprake is van overtredingen van de regels ten aanzien van geluid en slagschaduw (zie ook het antwoord op vraag 5, 6 en 7).
Zoals ik in mijn beantwoording van vragen van 11 november 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 678) heb aangegeven, betekent dit niet dat er geen subjectieve overlast kan worden ervaren. Hier ligt een belangrijke relatie met de wijze waarop omwonenden worden betrokken bij een project. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het ontwerp- en besluitvormingsproces, zal hun acceptatie van deze windmolens over het algemeen groter zijn. Het is daarom belangrijk om omwonenden in een vroeg stadium actief te betrekken bij plannen voor het realiseren van windmolenprojecten en andere (energie-)projecten en om hun wensen en belangen – o.a. betreffende landschap en geluid – in kaart te brengen en mee te nemen in de ontwikkeling van het project. Daarnaast is in het Klimaatakkoord afgesproken te streven naar 50% lokaal eigendom bij duurzame energieprojecten. Met dit eigendom kan de omgeving niet alleen financieel profiteren van het project, maar heeft de omgeving ook medezeggenschap over de inrichting van het project.
Hoe kan een democratisch proces tot een dergelijke ongewenste uitkomst leiden?
Zie antwoord vraag 17.
Hoe kunnen we dit in de toekomst voorkomen?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid om persoonlijk te gaan kijken om uw oordeel te vellen over de gevolgen van de realisatie van Windpark Spui voor de lokale gemeenschap en hoe we dergelijke zaken voor de toekomst kunnen vermijden?
Voor dit windpark is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag. De verantwoordelijke gedeputeerde heeft op 12 maart 2020 een bezoek gebracht aan het windpark en gesproken met enkele omwonenden. Ik zie daarom momenteel geen aanleiding om in dit kader een bezoek te brengen aan dit windpark of uitspraken te doen over het windpark Spui.
Zou u, aangezien de windturbines bij Piershil/Nieuw-Beijerland zijn overgenomen door het Japanse Eurus, een overzicht kunnen geven van:
De kosten van aanleg, bouw en verkoop van de betreffende windturbines zijn niet bekend bij mij. De rijksoverheid is niet direct betrokken geweest bij de aanleg en bouw, noch bij de verkoop en heeft dus ook niet bijgedragen aan de aanleg of de bouw, noch heeft de verkoop het Rijk direct iets opgeleverd. Het maximale SDE-bedrag waar het project aanspraak op kan maken betreft € 53,7 miljoen voor de gehele subsidieperiode. De precieze hoogte van de reeds en in de toekomst uit te keren SDE+ aan dit specifieke windpark is afhankelijk van de jaarlijkse marktprijs voor elektriciteit en de energieproductie van het windpark en is daarom nu nog niet bekend.
Hoeveel andere windturbineparken in Nederland zijn er inmiddels in buitenlandse handen?
De Nederlandse energievoorziening maakt onderdeel uit van een vrije (Noordwest-)Europese markt. Deze markt functioneert naar behoren dankzij de concurrentie tussen bedrijven. Deze bedrijven hebben aandeelhouders uit verschillende landen. De subsidieregelingen SDE en SDE+ zijn bedoeld om de productie van hernieuwbare energie tegen de laagste kosten te realiseren in Nederland. Het uitsluiten van alle buitenlandse investeerders is niet mogelijk vanwege Europese mededingingsregels en zou daarnaast leiden tot een beperking van het aantal beschikbare partijen dat de benodigde projecten wil en kan financieren. Dit zou een slechte zaak zijn, omdat de benodigde subsidie per geproduceerde eenheid hernieuwbare energie dan mogelijk hoger uitvalt, met hogere overheidsuitgaven als gevolg.
De gegevens over windparken die in handen van buitenlandse aandeelhouders zijn heb ik alleen voor de windturbines die een SDE(+)-beschikking hebben. Van de 2.000 MW aan geïnstalleerde windturbines op land is naar verhouding 40% in handen van buitenlandse aandeelhouders (afgerond 770 MW). Voor de geïnstalleerde windturbines op zee is ongeveer 92% van de 729 MW (669 MW) in buitenlandse handen. Daarbij is het voor mij niet mogelijk om onderscheid te maken tussen windparken die door buitenlandse eigenaren zijn ontwikkeld, versus die na verkoop over zijn gegaan in buitenlandse handen.
De SDE+ vangt de onrendabele top op. Daarmee zorgt de SDE+ er mede voor dat een dergelijk windpark gerealiseerd kan worden en dat de aanlegkosten in de loop der jaren terugbetaald kunnen worden. Het is dus niet zo dat er zonder tegenprestatie SDE naar het buitenland verdwijnt. De exacte hoeveelheid subsidie waar deze buitenlandse exploitanten aanspraak op kunnen maken is afhankelijk van de energieproductie en jaarlijkse elektriciteitsprijs en is dus niet bekend. Het maximale SDE-bedrag waar zij aanspraak op kunnen maken betreft circa 2,8 miljard euro voor de gehele subsidieperiode.
Hoeveel van de door de Nederlandse samenleving opgebrachte opslag duurzame energie (ODE) verdwijnt hiermee als subsidie duurzame energie (SDE) naar het buitenland?
Zie antwoord vraag 22.
Als u dit niet weet, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 22.
Vindt u het een goede zaak dat subsidie opgebracht door Nederlandse belastingbetalers, naar het buitenland verdwijnt? Kunt u uw mening motiveren?
Zie antwoord vraag 22.
Is het juist dat in Beieren voor windmolens de afstand tot bewoning op 10 maal de tiphoogte is gesteld? Wanneer is deze maatregel van kracht geworden? Wat was daarvoor de motivatie?5
Het is mij bekend dat deze maatregel enkele jaren geleden (in 2016) in Beieren van kracht is geworden. Naast zorgen over gezondheidseffecten lijkt de weerstand van burgers tegen de visuele vervuiling van het landschap een rol te hebben gespeeld.
Welke norm adviseert de Franse Gezondheidsraad? Is het juist dat deze een minimale afstand van 1.500 meter tot bewoning adviseert? Kunt u toelichten op basis waarvan zij tot dit standpunt komt?6
Hoewel de Franse Gezondheidsraad in 2006 een minimale afstand adviseerde van 1.500 meter, wordt hier in een recenter rapport uit 2017 niet meer aan gerefereerd. In dit recentere rapport concludeert de Franse Gezondheidsraad dat windturbines geen directe fysiologische effecten lijken te hebben, maar wel via visuele hinder en geluidhinder de kwaliteit van leven kunnen beïnvloeden. Daarom wordt een aantal aanbevelingen gedaan, bedoeld om het draagvlak voor windenergie te vergroten en te voorkomen dat windturbines direct of indirect het welzijn van omwonenden aantasten. Zo wordt aangeraden om technologische innovatie te stimuleren om windturbines stiller te maken, systematisch te checken of windturbines aan akoestische eisen voldoen, de overschrijding ten opzichte van het achtergrondgeluidniveau te limiteren, alsmede om bewoners vooraf goed te informeren en te consulteren.
Moeten niet ook in Nederland harde minimale afstandsnormen voor windmolens worden ingevoerd op basis van medisch-wetenschappelijke criteria en het voorzorgsbeginsel? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen, recenter onderzoek mee te wegen en regelgeving voor te bereiden?
In de huidige regelgeving (nu opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, na inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving) wordt de minimale afstand bepaald door de maximaal toelaatbare geluidbelasting, de slagschaduw of het plaatsgebonden risico bij een woning. Dit geeft een betrouwbaarder indicatie van de effecten dan een harde minimale afstandsnorm, welke op grond van beschikbare studies op dit moment niet is vast te stellen.
Bent u ervan op de hoogte dat inmiddels wetenschappelijk onderzoek is verricht waaruit blijkt dat bij de mens ook de hersendelen voor het emotionele en autonome zenuwstelsel betrokken zijn bij het «horen» van laag frequent geluid? En dat dit de verklaring zou kunnen vormen voor de vele klachten van omwonenden?7Wat is uw oordeel over dit onderzoek?
Ja, ik heb kennis genomen van het onderzoek, dat is gericht op het waarnemen van infrageluid (frequenties beneden < 20Hz). Dit is grotendeels onhoorbaar geluid met nog lagere frequenties dan geluid dat gedefinieerd wordt als laagfrequent.
Windturbines produceren net als andere geluidbronnen een mix van «gewoon» geluid (frequenties hoger dan 100 Hz), laagfrequent geluid (20–100 Hz) en infrageluid. Voor infrageluid komen de geluidniveaus van windturbines overeen met de interne lichaamsgeluiden en drukverschillen op de oren tijdens bijvoorbeeld lopen. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het infra- en laagfrequente deel van windturbinegeluid voor unieke gezondheidsproblemen zorgt.9
Wilt u alsnog overwegen of er niet ook een norm voor laag frequent geluid ín de woning moet komen, zoals in Denemarken al sinds 2012 wettelijk is geregeld nadat omwonenden betere bescherming nodig bleken te hebben dan alleen met de reguliere geluidsnormen tegen de buitengevel kan worden bereikt?8
De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus ook laagfrequent geluid. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid blijken in de praktijk ongeveer even streng als de Deense norm voor laagfrequent geluid en bieden daarmee een vergelijkbare bescherming.11
Het Expertisenetwerk Windenergie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) brengt de nieuwste stand van kennis in kaart op het gebied van gezondheidseffecten van windturbines. Het is niet aangetoond dat specifiek laagfrequent geluid en infrageluid van windturbines gezondheidsproblemen veroorzaken. Daarnaast heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het RIVM gevraagd om de bestaande kennis omtrent laagfrequent geluid in het algemeen beter toegankelijk te maken en te bezien of er verder onderzoek op dit gebied nodig is. In de zomer van 2020 wordt een onderzoeksagenda over laagfrequent geluid verwacht. Die onderzoeksagenda wordt in het najaar uitgewerkt tot een onderzoeksprogramma. De nieuwe informatie van het RIVM over laagfrequent geluid wordt afgewacht alvorens een beslissing te nemen over verdere beleidsontwikkeling op dit gebied.
Is er bekend hoeveel omwonenden in Nederland hebben moeten verhuizen vanwege de overlast die zij ervaren van windturbines? Zou hiervoor niet een landelijk meldpunt moeten worden ingesteld om inzicht te krijgen in de grootte van dit probleem?
Er is geen overzicht van omwonenden die door de komst van windturbines hebben besloten te verhuizen. Ik zie ook geen aanleiding om een landelijk meldpunt in te stellen. Alle ruimtelijke ingrepen – ook een vliegveld, snelweg of een treinspoor – kunnen een effect hebben op de directe leefomgeving van omwonenden en aanleiding zijn voor een verhuizing.
Bent u bereid op basis van het voorzorgsprincipe alle projecten in voorbereiding waarbij de afstand tot woonkernen minder dan 1 kilometer bedraagt, stil te leggen totdat goed onderzoek is gedaan naar de effecten op de gezondheid van windturbines?
In het wetenschappelijk onderzoek dat tot nu toe is gedaan zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor een direct verband met gezondheidseffecten, anders dan hinder en mogelijk slaapverstoring. Ook een relatief recent grootschalig Canadees onderzoek (2016) heeft geen rechtstreekse relaties aangetoond tussen de mate van windturbinegeluid waaraan mensen zijn blootgesteld en gerapporteerde of gemeten negatieve gezondheidseffecten. Indirect kan hinder, via stress of bezorgdheid, overigens wel somatische klachten tot gevolg hebben. Aangezien de huidige normering al is gericht op het beperken van hinder en slaapverstoring, zie ik geen aanleiding om projecten in voorbereiding uit voorzorg stil te leggen.
Is het juist dat kinderen als een kwetsbare groep moeten worden beschouwd om gezondheidsschade op te lopen door windturbines? Welke onderzoeken naar het effect van windmolens op kinderen zijn u bekend? Wat was de uitkomst van die onderzoeken?
In het algemeen worden kinderen, vanwege de fase van ontwikkeling, beschouwd als een mogelijk kwetsbare groep voor omgevingseffecten, waaronder geluid. Kinderen lijken echter niet gevoeliger voor het ervaren van geluidhinder dan volwassenen.12 Er bestaan geen studies naar de effecten van windturbinegeluid specifiek op kinderen.
Is u bekend dat op minimaal twee plaatsen in Nederland windturbines zijn/worden geplaatst op respectievelijk 600 en 800 meter van een basisschool?9
Ja.
Bent u bereid om op korte termijn onderzoeksgelden beschikbaar te stellen voor biomedisch onderzoek bij deze kinderen? Zo neen, waarom niet?
Ik zie daar vooralsnog geen aanleiding toe. Opzetten van biomedisch onderzoek vergt een duidelijke vraagstelling en deze lijkt niet te volgen uit uitkomsten van voorgaand onderzoek. Het Expertisenetwerk Windenergie brengt het komende jaar in kaart welke kennis over gezondheid en windturbines een toegevoegde waarde zou hebben ten opzichte van de al bestaande kennis (over bijvoorbeeld geluid). Daarnaast wordt bekeken welke soorten van gezondheidsmonitoring relevant en haalbaar zouden zijn (omvang, tijd en kosten meewegend) in relatie tot windturbines, om (lokale) overheden te ondersteunen in de keuze voor (opdrachten in) vervolgonderzoek.
Een tegemoetkoming vanwege de Corona maatregelen aan werkenden en mensen met een uitkering |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bereid om, naast de regelingen die u heeft afgekondigd voor bedrijven, werknemers en zzp'ers ook maatregelen te treffen voor mensen met een uitkering die financieel gedupeerd worden door de coronacrisis?1 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
De door het kabinet aangekondigde maatregelen zijn bedoeld als vangnet voor werkenden en bedrijven. Voor deze groepen bestond geen vangnet dat aansloot bij de uitdaging waar we voor staan. Het treffen van maatregelen voor mensen die reeds een uitkering krijgen ligt niet voor de hand. Voor degenen die toch een beroep op bijstand moeten doen wordt samen met VNG en Divosa gekeken naar de mogelijkheden om de aanvraagprocedure van bijstand zo snel mogelijk te laten verlopen zodat voorkomen wordt dat mensen zonder middelen van bestaan komen te zitten.
Constaterende dat werkgevers flexmedewerkers en uitzendkrachten kunnen scharen onder de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW), bent u bereid om als harde voorwaarde voor de NOW te stellen dat flexwerkers, mensen met een tijdelijk contract en uitzendkrachten onder de NOW worden gebracht en dus in dienst blijven en een salaris blijven ontvangen voor het gebruikelijk aantal uren?
De problematiek rond flexwerkers is bij ons bekend. Het kabinet roept werkgevers op om waar mogelijk ook werknemers met een flexibel contract op de loonlijst te houden. Zij worden voor 90% van hun loonkosten gecompenseerd met de NOW. De voorwaarden voor de NOW worden op het moment onder stoom en kokend water uitgewerkt. Voor het kabinet is het belangrijk dat de regeling snel en met zo min mogelijk bureaucratie soelaas biedt. Zodra de regeling er is ga ik daar graag met u over in gesprek.
Indien uw antwoord op vraag twee afwijzend is, bent u op andere wijze van plan om een oplossing te vinden voor deze groep werknemers? Bijvoorbeeld door flexwerkers en mensen met een nulurencontract die werkloos worden vanwege de coronacrisis, op dezelfde wijze tegemoet te komen als de zzp'ers, zodat ook zij een bijstandsuitkering kunnen ontvangen zonder partner- en vermogenstoets?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zzp'ers een uitkering toe te kennen op het niveau van het wettelijk minimumloon in plaats van het sociaal minimum (bijstandsniveau)? Zo ja, wat zijn hiervan vermoedelijk de extra uitgaven? Zo nee, waarom niet?
De regeling voor zelfstandigen is bedoeld voor zelfstandigen die in hoge financiële nood verkeren. Daarom is aangesloten bij het niveau dat geldt voor de bijstand. De regeling wordt nu uitgewerkt. Zodra de regeling er is zal ik de Kamer informeren.
Herkent u het beeld dat mensen die nu een Werkloosheidswet (WW)-uitkering hebben, veel moeite hebben om een baan te vinden omdat veel sollicitatiegesprekken worden afgezegd in verband met de coronacrisis? Erkent u dat er daarmee een grote groep mensen buiten hun schuld werkloos zijn en door de coronacrisis geen kans maken op het veranderen van hun situatie?
De impact van het corona-crisis is groot. Ik herken het beeld dat veel mensen vragen hebben over hun rechten en plichten bij hun uitkering, nu ze aan sommige van die plichten maar moeilijk kunnen voldoen. Ik herken ook dat er meer mensen een WW-uitkering aanvragen dan vorige maand. Samen met UWV breng ik de gevolgen en consequenties in kaart. Het kabinet werkt aan de NOW-regeling om werkgevers aanzienlijk tegemoet te komen in hun loonkosten, zodat ze werknemers niet ontslaan. Daarmee proberen we te voorkomen dat mensen op dit moment in de WW komen. Ik richt mijn aanpak eerst volledig op het welslagen van de NOW-regeling.
Onderkent u dat mensen bij wie de WW-uitkering afloopt en die geen andere baan kunnen vinden in verband met de coronacrisis, in financiële problemen kunnen komen, bijvoorbeeld omdat ze een partner hebben met een inkomen en daardoor geen recht hebben op bijstand?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid mensen die een WW-uitkering hebben tegemoet te komen door de periode van de WW-uitkering met drie maanden te verlengen in lijn met de werktijdverkorting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Onderschrijft u dat mensen waarvoor het eind van hun ziektewetuitkering in zicht komt in de problemen kunnen komen en dat mensen wiens Loongerelateerde Uitkeringsperiode (LGU) van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afloopt, hetzelfde probleem hebben bij het zoeken van een baan als WW-gerechtigden?
Het kabinet richt zich op dit moment op het inregelen van een vangnet waar dat in het licht van deze ongekende crisis het hardst nodig is. Met de inzet op de NOW wordt ook bevorderd dat WIA-gerechtigden die werken, hun werk kunnen behouden. Voor WIA-gerechtigden die niet werken, is het vangnet de WIA. Deze biedt, evt. in samenhang met de Toeslagenwet, minimaal een uitkering op het sociaal minimum (op niveau van het huishouden). Een verlenging van de duur van de LAU of LGU wordt momenteel niet overwogen.
Bent u bereid ook voor deze groepen de uitkeringsperiode met drie maanden te verlengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe wordt er omgegaan met mensen die een loonaanvullingsuitkering (LAU) krijgen en door de coronacrisis minder dan de helft verdienen van wat ze volgens de arbeidsdeskundige van het UWV kunnen verdienen? Bent u bereid om deze mensen niet in de veel lagere vervolguitkering (VVU) te laten vallen maar ze in de LAU te houden?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen alstublieft beantwoorden voor het debat op 25 maart 2020?
Bij deze.
De totstandkoming van de wet homologatie onderhands akkoord. |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Henk Nijboer (PvdA), Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bereid de Tweede Kamer nauwgezet en volledig te informeren over de totstandkoming van het wetsvoorstel homologatie onderhands akkoord (Kamerstuk 35 249) en de onderliggende documenten die hierbij horen, omdat deze immers ook vrijgegeven zouden moeten worden aan bijvoorbeeld journalisten die een WOB-verzoek zouden indienen dat hier betrekking op heeft?
Ja.
Wanneer is gestart met de voorbereiding van dit wetsvoorstel?
Het wetgevingstraject startte met de brief van 26 november 2012 van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer. Daarin werd het programma «herijking faillissementsrecht» aangekondigd. In deze brief is de volgende passage opgenomen:
Wat is er precies veranderd na de eerste consultatie?
De reacties op de consultatie van het eerste voorontwerp waren talrijk en merendeels van technische aard. Deze reacties noopten tot nader onderzoek en verdere bestudering van het voorstel. In dit proces zijn de hoofdelementen van de regeling gehandhaafd, maar is de regeling in technische zin aanzienlijk gewijzigd. Dit is terug te zien wanneer het eerste voorontwerp wordt vergeleken met het tweede voorontwerp. Beide voorontwerpen zijn nog steeds beschikbaar op de consultatiewebsites.2
Wat is er precies veranderd na de tweede consultatie?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u kortheidshalve naar paragraaf 4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting. Hierin is uitgebreid beschreven welke aanpassingen er na de tweede consultatie zijn doorgevoerd en de redenen waarom dit is gebeurd.3
Wilt u de Kamer alle inbrengen van de consultaties in volledigheid toezenden?
De reacties op de eerste consultatie die via de consultatiewebsite zijn ingediend, zijn daarop nog steeds beschikbaar.4 Vijf reacties zijn op andere wijze ontvangen. Dit betreft de reacties van de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, VNO/NCW en MKB Nederland, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Commissie vennootschapsrecht. Voor zover mij bekend, zijn twee van deze reacties niet door de desbetreffende belangenorganisaties openbaar gemaakt. De reacties van de Raad voor de rechtspraak5, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak6 en de Commissie vennootschapsrecht7 zijn terug te vinden op website van de desbetreffende instantie.
De reacties op de tweede consultatie zijn eveneens terug te vinden op de consultatiewebsite.8 Daarnaast zijn de reacties van de belangenorganisaties n.a.v. de tweede consultatie op de website van uw Kamer terug te vinden als bijlage bij de Kamerstukken.9
Hebben insolventieadvocaten, advocatenkantoren, betrokken hoogleraren en andere belanghebbende teksten aangeleverd voor het wetsvoorstel? Zo ja, wilt u een volledig overzicht van de precieze passages en door welke partij deze zijn aangedragen aan de Kamer doen toekomen?
Het wetsvoorstel betreft complexe materie. Het is belangrijk om een regeling te treffen die voor de praktijk uitvoerbaar is en waarbij de belangen van de betrokken ondernemer, zijn schuldeisers, aandeelhouders en werknemers in evenwicht zijn. Om goed zicht te krijgen op de bestaande praktijk en de te verwachten effecten van het wetsvoorstel op de praktijk, is vanaf het begin van het wetgevingstraject uitgebreid overlegd met bijvoorbeeld curatoren, rechters-commissaris, advocaten, bedrijfsjuristen, juristen uit de bankensector, financieel deskundigen en beleidsmedewerkers van de vakbonden. Zoals te doen gebruikelijk zijn tekstvoorstellen opgesteld door het departement. Daarop is commentaar gevraagd van de praktijk. Het commentaar, inclusief tekstsuggesties, is beoordeeld door het departement. Tekstsuggesties zijn al dan niet overgenomen. Het eindresultaat is een tekst van het departement.
Hebben insolventieadvocaten, advocatenkantoren, betrokken hoogleraren teksten aangeleverd voor de memorie van toelichting? Zo ja, wilt u een volledig overzicht van de precieze passages en door welke partij deze zijn aangedragen aan de Kamer doen toekomen?
De in het antwoord op vraag 6 genoemde werkwijze betrof ook de uitleg van de wetstekst die is opgenomen in de memorie van toelichting.
Hebben insolventieadvocaten, advocatenkantoren, betrokken hoogleraren teksten aangeleverd voor het nader rapport? Zo ja, wilt u een volledig overzicht van de precieze passages en door welke partij deze zijn aangedragen aan de Kamer doen toekomen?
Op advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State is voor de indiening van het wetvoorstel bij uw Kamer besloten tot een verdere aansluiting van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) op de EU Richtlijn herstructurering en insolventie.10 De praktijk is op de in het antwoord op vraag 6 genoemde wijze betrokken bij de inpassing van elementen uit de Richtlijn in het wetsvoorstel.
Ook een ander advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State is overgenomen. Dit betrof het voorstel om de behandeling van de homologatieverzoeken te beleggen bij één gespecialiseerde rechtbank. In overleg met de Raad voor de rechtspraak is besloten om bij de behandeling van verzoeken in het kader van de WHOA te gaan werken met een landelijke pool van rechters. De Raad voor de rechtspraak heeft mede daarover op 17 april 2019 een aanvullend advies uitgebracht. Dit advies is beschikbaar op de website van de Raad voor de rechtspraak.11
Hebben insolventieadvocaten, advocatenkantoren, betrokken hoogleraren teksten aangeleverd voor de nota naar aanleiding van het verslag? Zo ja, wilt u een volledig overzicht van de precieze passages en door welke partij deze zijn aangedragen aan de Kamer doen toekomen?
De in het antwoord op vraag 6 genoemde werkwijze betrof ook de uitleg van de wetstekst die is opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag.
Is er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact geweest met derden over de inhoud van de amendementen?1
De dag voor het aanvankelijk geplande plenaire debat is in het kader van de politieke sondering met de woordvoerders van de coalitiefracties op dit dossier gecommuniceerd over drie concept amendementen. Dit gebeurde als gevolg van een miscommunicatie. Per abuis was ervan uitgegaan dat de amendementen al waren ingediend, terwijl de amendementen bij het departement op dat moment nog slechts bekend waren in het kader van technische bijstand gevraagd door Bureau Wetgeving van uw Kamer. De communicatie hierover op het departement zal in de toekomst scherper zijn. Ook heeft er op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden over de concept amendementen met het Ministerie van Financiën. Dit gebeurde nadat de collega’s van het Ministerie van Financiën, hadden gehoord dat deze amendementen in de maak waren en hierover contact opnamen.
Na de indiening van de amendementen hebben verschillende praktijkdeskundigen bij het ministerie hun zorgen geuit over de impact van de voorgestelde wijzigingen.
Deelt u de mening dat, als dit het geval is geweest, dit volstrekt onacceptabel is en de medewetgevende taak van het parlement schaadt? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer?
Ja.
De mishandeling van honden, in training bij leden van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV) |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de aflevering van Undercover van 19 maart jongstleden, waarin te zien was dat honden in training bij leden van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV) worden mishandeld, onder andere met prikbanden, stokken, een stroomstootwapen en een balk die onder stroom staat?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze beelden?
Ik heb de beelden als schokkend ervaren. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3.
Worden deze mensen vervolgd voor de op de beelden duidelijk zichtbaar gepleegde strafbare feiten? Zo nee, waarom niet?
Het OM en de politie zijn een opsporingsonderzoek gestart. De resultaten van dit onderzoek zijn bepalend voor de beslissing of en zo ja welke personen er vervolgd zou(den) kunnen worden. Nu het opsporingsonderzoek gaande is, kunnen daar nog geen mededelingen over worden gedaan.
Kan hen een houdverbod opgelegd worden? Zo nee, waarom niet?
Een houdverbod, waarbij het houden van honden wordt verboden, is op dit moment mogelijk als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling door de rechter. Wanneer het houdverbod in deze vorm wordt overtreden, moet de veroordeelde het voorwaardelijke deel van de straf alsnog ondergaan.
In aanvulling hierop bereiden wij (de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) een wetsvoorstel voor waarmee een houdverbod als zelfstandige maatregel wordt geïntroduceerd. Er wordt naar gestreefd om het wetsvoorstel voor de zomer ter advisering aan de Raad van State voor te leggen. Hierdoor kan een houdverbod niet alleen bij een voorwaardelijke, maar tevens bij een onvoorwaardelijke veroordeling worden opgelegd. Ik verwijs verder naar mijn eerdere brief van 22 november 2019 in reactie op Kamervragen van het lid Wassenberg (PvdD) over hondengevechten (2019–2020, nr. 838).
Hoeveel honden die op dit moment werken voor overheidsdiensten zoals politie en douane, zijn afkomstig van de betreffende hondenscholen?
De politie koopt het merendeel van nieuwe honden van particuliere hondenscholen die bijna allemaal zijn aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV). Dit betreft jaarlijks ongeveer 80 honden. Het is niet bekend of en zo ja hoeveel van de honden zijn afgenomen van de concrete trainers uit de tv-uitzending.
Het Ministerie van Financiën heeft aangegeven dat de douane geen honden aanschaft via de KNPV. De Douane schaft honden aan via gecontracteerde leveranciers niet zijnde de KNPV. De douane heeft geen zicht op of medewerkers van een dergelijke leverancier in privésfeer wel of geen lid zijn van de KNPV.
De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft in de periode 1 januari 2018 tot en met 8 april 2020 in totaal 11 honden gekocht. Van deze 11 honden zijn er 7 honden afkomstig van particulieren en/of bedrijven. Het is niet bekend of deze honden afkomstig zijn van een van de trainers uit de tv-uitzending of dat de trainers zijn aangesloten bij een of meerdere hondenscholen. DJI/DV&O heeft voorts geen enkele samenwerking met de KNPV.
Voor zover bekend heeft Defensie in 2019 geen enkele hond gekocht van een trainer die aangesloten is bij een van de hondenscholen die voorbij zijn gekomen in het programma Undercover. Daarnaast geldt dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) gemiddeld 5 tot 6 honden per jaar overneemt van de landelijke eenheid van politie. De honden voor de KMar Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten worden rechtstreeks aangekocht door de politie/Dienst Speciale Interventies (DSI).
Kunt u zich de aflevering van Rambam van 18 januari 2018 herinneren, waarin te zien was dat bij een tiental hondenscholen van de KNPV op grote schaal honden werden mishandeld, waar attributen als slipkettingen, prik- en stroombanden werden gebruikt, en waar honden werden geslagen met flessen die met grind waren gevuld?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat de KNPV al in 2018 aangaf de situatie te willen verbeteren, maar dat hier tot nu toe niets van terecht is gekomen?
Het OM en de politie zijn een opsporingsonderzoek gestart, zoals bij iedere melding van dierenmishandeling. Nu het onderzoek naar de vertoonde beelden nog gaande is, is het te vroeg voor het trekken van conclusies.
Deelt u de conclusie dat sprake is van een structureel probleem, aangezien sancties tegen individuele verenigingen en leden van de KNPV in 2018 niet hebben geleid tot het uitbannen van mishandeling van honden tijdens de trainingen?3 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u zich de antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van de aflevering van Rambam in 2018 herinneren, waarin u aangaf dat de verantwoordelijkheid voor het keihard aanpakken van particuliere (zelfbenoemde) hondentrainers die dieren mishandelen «primair bij de sector [ligt]»?4 Heeft u naar aanleiding van de nieuwe beelden van de mishandelingen en de uitspraken van de KNPV tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) («het is niet aan de bestuurder van de KNPV om het verbod [op de prikband] te handhaven. [...] Er zijn een aantal instanties in Nederland die handhaven, en daar is de KNPV er geen van») nog steeds het vertrouwen dat de sector het probleem eigenstandig zal oplossen? Zo ja, waar baseert u dat vertrouwen op?
Ja, ik herinner me de antwoorden op de schriftelijke vragen. De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een zelfstandige, private vereniging die ruim 300 aangesloten verenigingen heeft. De wijze waarop de KNPV omgaat met het aanpakken van eventuele misstanden is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de vereniging. Het vertrouwen hierin is door de vertoonde beelden echter niet beter geworden.
Dierenmishandeling blijft hoe dan ook een misdrijf waartegen door de overheid uiteraard ook strafrechtelijk kan worden opgetreden (artikel 2.1 en artikel 8.11 van de Wet dieren). Het is ingevolge artikel 2.1 van de Wet dieren verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld in artikel 8.11 van de Wet dieren. Het is aan de rechter om in een concreet geval te beoordelen in hoeverre het gebruik van een elektronische halsband of andere hulpmiddelen gelet op dit artikel strafbaar is. Het schoppen van dieren en het gebruik van de prikband zijn sowieso verboden handelingen op grond van artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren. Bij een melding van dierenmishandeling kunnen het OM en de politie een opsporingsonderzoek starten.
Deelt u de mening dat het trainen van honden die voor een overheidstaak ingezet worden, niet moet worden overgelaten aan particuliere hondenscholen waar een zwijgcultuur heerst? Zo nee, waarom niet?
Vanuit Defensie en politie is de wens geuit om de mogelijkheid van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden te verkennen. Overigens is de politie slechts een kleine afnemer van deze honden; het merendeel van de honden die door leden van de KNPV zijn afgericht, wordt verkocht aan partijen in het buitenland.
Deelt u de mening dat het geld dat verdiend kan worden met het snel trainen van honden, een perverse prikkel vormt om honden te mishandelen tijdens de training?
Het aan- of afleren van hondengedrag dient met zorgvuldigheid te gebeuren, op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten, zodat het welzijn van de hond gewaarborgd is. Het te snel willen trainen van honden kan op gespannen voet staan met deze zorgvuldigheid.
Bent u bereid hondentrainer (kynologisch instructeur) een erkend beroep te maken en regels op te stellen voor de wijze waarop honden getraind worden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het beroep van kynologisch instructeur is weliswaar geen erkend beroep, maar er is daarvoor wel een opleiding voorhanden. Daarnaast geldt dat ook voor het trainen van honden alleen die methoden toegepast mogen worden die voldoen aan art. 2.1 van de Wet dieren en is een aantal handelingen expliciet opgenomen als verboden handeling in artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren. Op het moment dat er sprake lijkt te zijn van het uitvoeren van een verboden handeling, is er mogelijk sprake van dierenmishandeling en dus van een strafbaar feit. Bij een melding of aangifte van dierenmishandeling kan de politie een onderzoek starten.
Bent u bereid het trainen van honden die voor overheidstaken worden ingezet, volledig onder te brengen bij de overheid, zodat perverse financiële prikkels verdwijnen, er deskundige hondentrainers aangesteld kunnen worden en er adequaat toezicht op gehouden kan worden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 10.