Verharding Bospaden |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Bospaden worden verhard met plastic bouwafval»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat voor de aanleg van wandelpaden in de natuur afval uit de bouw wordt gebruik met plastic erin?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de paden voor maximaal een procent uit vervuilde stromen als plastic, metaal of rubber mogen bestaan?
De systeemcontrole is beschreven in de inleiding. Een toepasser is daardoor in staat zelf beoordelen of het product aan de wettelijke normen voldoet door te controleren of er een CE-keur is afgegeven, een KOMO-certificaat beschikbaar is of een conformiteitsverklaring op grond van de Regeling vaststelling van de status einde-afval recyclinggranulaat en of er een NL-BSB certificaat dat aantoont dat wordt voldaan aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.
Wordt bij de aanleg van de paden toegezien op dit maximale percentage vervuilde stromen?
Ik deel met u de zorgen over de milieurisico’s van plastics in het milieu. Daarom ga ik onderzoeken hoe ik het gebruik van recyclinggranulaat beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug. Ondertussen heeft Staatsbosbeheer het voornemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise.
Bent u het eens dat de in het artikel genoemde «grove stukjes kunststof» niet in natuurgebieden thuis horen?
Bij de keuze van een verhardingslaag door Staatsbosbeheer worden meerdere criteria gehanteerd, waaronder ook de kosten. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat de keuze van Staatsbosbeheer voor recyclinggranulaat uit kostenoverwegingen is gemaakt?
Ja.
Zijn er andere natuurorganisaties of beheerders van gebieden die recyclinggranulaat toepassen voor het aanleggen of onderhouden van paden?
Elk type verharding heeft een milieu-impact, zo ook schelpen of split. Staatsbosbeheer heeft aangegeven met andere natuurbeheerders en de branche het gesprek te willen aangaan over de wenselijkheid van de toepassing van recyclinggranulaat op wandelpaden en de mogelijkheid van alternatieven. In dit traject kan een bredere analyse plaatsvinden op de milieu-impact van verschillende verhardingsmaterialen en de kosten daarvan.
Wat is er volgens u nodig aan financiële middelen om bij aanleg en herstel van wandelpaden het recyclinggranulaat te vervangen voor een duurzaam alternatief als schelpen, of split?
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Dat wil ik zorgvuldig onderzoeken. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil de gevolgen voor de verschillende toepassingsgebieden goed in kaart brengen.
Naast het onderzoeken van de mogelijkheid om het gebruik van recyclinggranulaat beter te reguleren wil ik echter ook op korte termijn met de gebruikers en producenten in gesprek gaan om, speciaal voor wandelpaden in natuurgebieden, afspraken te maken. Staatsbosbeheer wil initiatief nemen om met andere terreinbeheerders en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise. Daarnaast ga ik met de producenten in overleg of het percentage vervuilingen in ieder geval voor deze specifieke toepassing nog verder terug te brengen is.
Bent u bereid zich in te zetten om de in het artikel genoemde vorm van vervuiling tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de daad bij het woord te voegen en de eisen aan wandelpaden bij te stellen, zodat het gebruik van (vervuilende vormen van) recyclinggranulaat helemaal niet meer plaatsvindt?
Het bericht 'Domper voor winkeliers: PostNL verlaagt vergoedingen' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Hilde Palland (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Domper voor winkeliers: PostNL verlaagt vergoedingen»?1
Ja.
Klopt het dat PostNL het aantal vergoede uren aan winkeliers met een pakketservicepunt terugbrengt van acht uur naar zes uur? Op welke grondslag kan PostNL dit doen?
In het kader van de coronamaatregelen is de detailhandel per 15 december 2020 tijdelijk gesloten. Daar zijn op dat moment enkele uitzonderingen op gemaakt. Zo kunnen winkeliers met een servicepunt voor post en pakketten open blijven voor die functie. Onder deze uitzondering vallen ook enkele (noodzakelijke) aanvullende diensten, zoals de verkoop van postzegels en ook het overschrijven van kentekens door particulieren2. De maatregel van het kabinet biedt winkeliers de ruimte om zelf te besluiten om open te blijven voor deze diensten, of om de gehele winkel (tijdelijk) te sluiten.
De twee grootste pakketvervoerders die in Nederland actief zijn (PostNL en DHL) hebben de winkeliers met een servicepunt voor post- en pakketten naar aanleiding van de maatregelen van het kabinet niet verplicht om open te blijven voor deze diensten. Beide pakketvervoerders hebben op het moment dat werd aangekondigd dat de detailhandel tijdelijk werd gesloten, vrijwillig besloten een additionele vergoeding te bieden voor het open houden van het servicepunt. Deze tijdelijke vergoeding kwam bovenop de reguliere vergoedingen die winkeliers van de pakketvervoerders ontvangen voor het beheren van de post- en pakketpunten.
Op dit moment hebben winkeliers op basis van click en collect en winkelen op afspraak weer iets meer mogelijkheden. PostNL heeft inmiddels besloten om de vergoedingsregeling te beëindigen, gelet op deze ruimere mogelijkheden voor winkeliers en de additionele kosten van deze regeling voor het bedrijf. In totaal heeft PostNL 20 miljoen euro uitgekeerd aan extra vergoedingen in de periode half december tot eind februari.
Voor de volledigheid kan ik uw Kamer melden dat DHL, de op een na grootste pakketvervoerder, half december het beleid heeft ingesteld om winkeliers met een DHL-servicepunt een tijdelijke extra vergoeding voor drie uur per dag te bieden. Ook heeft DHL aanpassingen doorgevoerd in de tijdelijke vergoedingsregeling door een extra vergoeding van 100% per pakket uit te keren. Zowel DHL als PostNL zijn zelfstandige bedrijven die binnen de geldende wet- en regelgeving hun eigen keuzes kunnen maken.
Kunt u nagaan hoeveel winkeliers/afhaalpunten dit betreft?
Servicepunten voor post- en pakketten kunnen gevestigd zijn in winkels die binnen de coronamaatregelen open konden blijven na 15 december 2020, bijvoorbeeld in de supermarkt. Daarnaast zijn er winkeliers die, tot 3 maart 2021, als gevolg van de coronamaatregelen alleen open konden blijven voor hun servicepunt voor post- en pakketten en enkele andere noodzakelijke diensten.
Ik heb van PostNL begrepen dat er ongeveer 2.000 winkeliers met een PostNL-punt gebruik hebben gemaakt van deze uitzondering en open zijn gebleven voor het beheer van een servicepunt voor post- en pakketten. Zij hebben in dat kader tijdelijk een additionele vergoeding ontvangen van PostNL. In totaal is ongeveer 90% van de servicepunten van PostNL open gebleven.
Is het juist dat PostNL het besluit om de vergoedingen te verlagen zonder overleg met de retailsector heeft genomen?
Het staat post- en pakketvervoerders, net als andere bedrijven, vrij om eigen beleid te voeren binnen de geldende wet- en regelgeving. PostNL heeft vrijwillig besloten een tijdelijke additionele vergoeding te bieden aan de PostNL-punten. Ik heb begrepen dat PostNL in contact staat met de winkeliers en winkelketens die als PostNL-punt actief zijn. Gedurende de huidige crisis is het extra van belang constructief met elkaar in gesprek te blijven.
Begrijpt u de verontwaardiging bij de betreffende ondernemers, die door de verplichte winkelsluiting het water aan de lippen staat, hun aantal vergoede uren zien afnemen, terwijl PostNL zelf de omzet en winst als gevolg van de toegenomen pakketbezorging flink ziet stijgen?
De economische en maatschappelijke gevolgen van het coronavirus zijn overal in Nederland voelbaar. Ik begrijp dat de huidige situatie ook frustrerend is voor deze groep ondernemers. Het kabinet wil werkenden en werkgevers helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen. Daar waar ondernemers gedwongen worden om zich (tijdelijk) aan te passen aan de coronamaatregelen biedt het kabinet ondersteuning met de economische steun- en herstelpakketten.
Hoe weegt u het argument van PostNL dat de «rustige periode» op dit moment aanleiding is de vergoedingen aan winkeliers met een pakketservicepunt te verlagen?
De pakketvervoerders hebben, in reactie op de coronamaatregelen eigenstandig een additionele vergoeding geboden aan winkeliers met een servicepunt.
PostNL heeft mij laten weten dat het bedrijf bij de invulling van de vergoedingsregeling rekening heeft gehouden met de continuïteit van de dienstverlening, het ondersteunen van de winkeliers, een passende capaciteit voor de verwerking van post- en pakketten en de hiermee samenhangende additionele kosten. Op het moment dat de vergoedingsregeling werd ontworpen speelde mee dat PostNL zoveel mogelijk continuïteit wenste te bieden aan de winkeliers met een PostNL-punt ten tijde van de hoge piek in post- en pakketbezorging die het gevolg was van de feestdagen en de coronamaatregelen. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag twee is PostNL inmiddels tot een andere afweging gekomen.
Deelt u de mening dat solidariteit van grote bedrijven met kleine bedrijven juist nu van belang is om met elkaar uit de coronacrisis te komen?
Het kabinet geeft vanaf het begin van de crisis aan dat solidariteit en het verdelen van pijn in de keten belangrijk is. Om dit te bevorderen heb ik regelmatig gesprekken gevoerd met ketenpartners. Het hoeft daarbij niet om een verdeling tussen grote en kleine bedrijven te gaan. In de praktijk liggen de verhoudingen vaak genuanceerder.
In het concrete geval van de post- en pakketbezorging is de continuïteit van het post- en pakkettennetwerk in algemene zin van belang voor (kleinere) ondernemers die dit netwerk gebruiken voor de verkoop van producten, bijvoorbeeld omdat zij via een pakketpunt hun producten aan klanten toezenden. Gezien de coronamaatregelen is het belang van dit netwerk verder toegenomen doordat ondernemers tijdelijk niet meer in hun fysieke winkel hun producten aan klanten konden verkopen. De inzet van de pakketvervoerders, waaronder PostNL, om de continuïteit van het pakkettennetwerk te borgen is derhalve van belang voor een grotere groep ondernemers.
Bent u bereid deze kwestie in uw contacten met PostNL aan de orde te stellen?
Het staat bedrijven vrij om, binnen de geldende wet- en regelgeving, hun eigen beleid in te richten of afspraken te maken met andere bedrijven. Ik acht het niet wenselijk om mij te mengen in de bedrijfsvoering van PostNL of in de civielrechtelijke relatie tussen de pakketvervoerder en de winkelier die een post- en pakketpunt beheert. Ik heb er vertrouwen in dat pakketvervoerders er voldoende belang bij hebben dat de continuïteit van de dienstverlening op het gebied van pakketvervoer geborgd blijft.
Plannen voor legalisering door provincies van twee illegale megastallen van varkensindustrieel Straathof |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend dat op dit moment twee provincies, te weten Noord-Brabant en Flevoland, twee illegaal in bedrijf zijnde megastallen met in totaal circa 35.000 varkens van de beruchte varkensindustrieel Straathof (Sebava B.V.) aan het legaliseren zijn, door de ontbrekende vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) alsnog te verlenen?1 2 3 4
Ik weet dat er bij de provincie Noord-Brabant van deze ondernemer een aanvraag in behandeling is voor een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Er is op 5 januari jl. een bewilligend ontwerpbesluit door het bevoegd gezag gepubliceerd. Het bedrijf in Flevoland heeft een melding gedaan onder de werking van het PAS. Op legalisering van deze situatie is uitzicht in het kader van de vergunningverlening aan de zogenoemde PAS-melders, waar provincies en Rijk samen aan werken (Kamerstuk 35 334, nr. 25).
Hoe beoordeelt u deze legalisering van de varkenshouderijen in de gemeenten Someren (Noord-Brabant) en Noordoostpolder (Flevoland), in het licht van de regelingen die door u zijn opgetuigd om (varkens)bedrijven juist op te kopen om de stikstofcrisis, maar ook stank van varkenshouderijen aan te pakken?5 6
Een veehouder die door wil gaan en die niet deelneemt aan een regeling voor de beëindiging of opkoop van veehouderij, en zijn bedrijf aan wil passen of uitbreiden, kan dat binnen de geldende juridische kaders doen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegd gezagen geoordeeld dat ze een verantwoordelijkheid hebben om in een Wnb-vergunning te voorzien.
De regelingen voor de beëindiging of opkoop van veehouderijen werken op basis van vrijwilligheid, de keuze om hieraan deel te nemen is aan de betrokken veehouder. Als een veehouder deelneemt aan een dergelijke regeling dan is hij of zij gebonden aan de subsidievoorwaarden van de betreffende regeling. De subsidieregeling sanering varkenshouderijen, die gericht is op het terugdringen van geurhinder, is inmiddels gesloten voor deelname.
Is het juridisch mogelijk dat varkenshouder Straathof zich -na mogelijke legalisering- voor deze twee locaties inschrijft voor een beëindigingsregeling?
Voorzien is in een Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) die openstaat voor subsidieaanvragen door melkvee-, pluimvee- en varkenshouders in heel Nederland. Iedere aanvraag zal daarbij getoetst worden op de subsidievoorwaarden.
Kunt u uiteenzetten waar de provincies de benodigde stikstofruimte vandaan gaan halen voor deze twee legaliseringen, van respectievelijk circa 15.000 varkens in Flevoland en 20.000 in Noord-Brabant?
Als er bij een aanvraag voor een Wnb-vergunning mitigerende maatregelen genomen moeten worden om negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te voorkomen moet de aanvrager deze in principe zelf verzorgen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegde gezagen geoordeeld dat zij een verantwoordelijkheid hebben om de betrokken activiteiten te vergunnen. Voor zover er mitigerende maatregelen nodig zijn om PAS-melders een vergunning te kunnen verstrekken komt de ruimte daarvoor uit bronmaatregelen die door het Rijk uitgevoerd of bekostigd worden.
Erkent u dat het legaliseren van deze twee megastallen met ruimte voor in totaal 35.000 varkens betekent dat op andere plekken flinke extra maatregelen moeten worden genomen om stikstofuitstoot te reduceren?
Allereerst moet bepaald worden of er mitigerende maatregelen nodig zijn om een vergunning te verstrekken. De nog te mitigeren stikstofdepositie van een activiteit op stikstofgevoelige habitat in een Natura 2000-gebied hangt af van een groot aantal factoren, zoals onder andere het aantal dieren, het gebruikte staltype en de afstand tot het Natura 2000-gebied.
Er zijn hier emissiebeperkende stalsystemen gebruikt en er is afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied. Voor zover ik nu kan overzien is hier geen sprake van piekbelasters.
Deelt u, in het licht van de stikstofcrisis, de mening dat het, naast het uitkopen van veehouderijen, (kosten)efficiënter is om illegale veehouderijen als overheid niet te legaliseren? Zo ja, bent u bereid het beleid hierop aan te passen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Door de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 viel de juridische basis weg onder het doen van meldingen op basis van het PAS. Daardoor ontbreekt het de melders sinds die tijd aan de toestemming voor hun activiteit, voor zover het gaat om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Omdat deze ondernemers binnen de bestaande juridische kaders hebben gehandeld, is al snel na de uitspraak besloten dat de overheid als verantwoordelijke voor het PAS zou zorgen voor een nieuwe juridische toestemming voor de betrokken activiteiten. Hier werken mijn ministerie en de provincies momenteel aan. Verder kan een ondernemer natuurlijk zelf een vergunning aanvragen, op basis van de bestaande juridische kaders.
Kunt u zich voorstellen dat mensen het onverteerbaar vinden dat de industriële varkenshouder Straathof, die in Duitsland een beroepsverbod opgelegd heeft gekregen vanwege ernstige dierenmishandeling en die ook in Nederland herhaaldelijk ernstige dierenwelzijnsovertredingen heeft begaan, milieuvergunningen heeft overtreden en significant meer dieren heeft gehouden dan volgens vergunningen was toegestaan, van de Nederlandse centrale en decentrale overheden alle medewerking lijkt te krijgen om zijn imperium in Nederland verder uit te breiden? Zo ja, hoe legt u dit uit? . Hoe vaak heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bedrijven van de omstreden varkenshouder Straathof gecontroleerd in de afgelopen vijf jaar, waren deze controles onaangekondigd en wat waren hierbij de bevindingen en welke maatregelen zijn hierbij opgelegd?
Een beroepsverbod dat een ondernemer in een ander land is opgelegd, kan op zichzelf geen grond zijn voor het weigeren van een Wnb-vergunning die door deze ondernemer is aangevraagd of voor het behandelen van een PAS-melding. Evenmin kan het gestelde onbehoorlijke gedrag van de ondernemer jegens dieren in de beoordeling van de aanvraag van een Wnb-vergunning worden betrokken, aangezien dit aspect niet valt binnen het toetsingskader voor de beoordeling van deze aanvragen.
Het is aan het bevoegd gezag om, binnen de kaders van het toepasselijke recht, de Wnb-vergunning al dan niet af te geven. De procedure van aanvraag en afgifte van een Wnb-vergunning is omkleed met de waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht biedt, onder meer wat betreft de bekendmaking van het besluit en de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Een houder heeft de verantwoordelijkheid om goed voor het welzijn en de gezondheid van zijn dieren te zorgen. Indien er sprake is van overtredingen zal de overheid optreden door middel van bestuursrechtelijke handhaving, gericht op herstel, of strafrechtelijke handhaving.
Zijn de naar schatting 400.000 biggen per jaar die worden gefokt en geboren bij de verschillende bedrijven van Straathof in Nederland bestemd voor de export of voor de Nederlandse markt?
In eerder beantwoorde vragen van uw Kamer over deze varkenshouder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2490) is inzicht gegeven in het aantal NVWA-inspecties van Nederlandse vestigingen van deze houder, en de opgelegde sancties naar aanleiding van deze inspecties. In deze antwoorden is aangegeven dat de NVWA in de periode 2007–2018 de Nederlandse vestigingen van deze eigenaar 22 keer heeft gecontroleerd. In enkele gevallen was sprake van ernstige overtredingen, soms met ernstig verminderd dierenwelzijn tot gevolg. Tegen de geconstateerde overtredingen is bestuursrechtelijk en strafrechtelijk opgetreden. Bij her-controles bleken de geconstateerde tekortkomingen te zijn hersteld en was er geen sprake meer van overtredingen.
De laatste keer dat de NVWA een inspectie op het onderwerp dierenwelzijn bij een bedrijf van deze varkenshouder heeft uitgevoerd was in 2020. Hierbij is één overtreding geconstateerd. Daarvoor is een rapport van bevinding opgemaakt. Op basis van een rapport van bevinding kan de NVWA een bestuurlijke boete opleggen.
Is het mogelijk dat deze biggen worden «afgemest» bij varkenshouderijen van Straathof in Hongarije?
Iedere varkenshouder heeft een vrije keuze over de manier waarop deze zijn varkens afzet. Daarbij heeft deze ook de mogelijkheid om de dieren naar het buitenland te transporteren. Een houder hoeft niet van te voren te bepalen of dieren in Nederland blijven of in een ander land. Het staat de varkenshouder vrij om hier per geval zijn eigen keuzes in te maken.
Het vervoer van varkens naar andere lidstaten moet voldoen aan de Europese regels voor diergezondheid en dierenwelzijn. Veehouders geven in het kader van die regels informatie over de transportbewegingen van hun dieren door aan de NVWA en RVO.nl. Gegevens over de bestemming van varkens van specifieke varkenshouderijen zijn bedrijfsgegevens waarover ik geen mededeling kan doen aan uw Kamer.
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze u het legaliseren van de twee illegale varkensbedrijven van Straathof (Sebava) door de provincies Noord-Brabant en Flevoland tegen kunt houden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat zijn ondernemerskeuzes en iedere varkenshouderij heeft de mogelijkheid om dieren naar andere landen te transporteren. Deze ondernemer heeft dus ook de mogelijkheid om zijn biggen naar andere locaties in het buitenland te vervoeren, zolang wordt voldaan aan de regels uit de Europese transportverordening. Voor lange transporten gelden in de transportverordening aanvullende regels. Een export wordt alleen door de NVWA gecertificeerd indien aan alle voorwaarden (relevante handels-, diergezondheids- en dierenwelzijnsvoorwaarden) wordt voldaan.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ik ben van mening dat vergunningaanvragen en de behandeling van PAS-melder binnen de geldende juridische kaders en bestuurlijke afspraken behandeld moeten worden. Bij de behandeling van PAS-meldingen maakt onder andere een verificatie van de gedane melding deel uit van de procedure. Ik heb geen aanwijzingen dat dit in deze gevallen niet gebeurt.
Het antwoord op eerdere schriftelijke vragen en de uitzending van Argos ‘Spraakverwarring in de spreekkamer’ |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op schriftelijke vragen over het belang van professionele tolken in de zorg?1
Ja.
Kent u de uitzending van Argos d.d. zaterdag 13 februari jl. «Spraakverwarring in de spreekkamer»?2
Ja.
Kunt u aangeven of de «Kwaliteitsnorm tolkgebruik bij anderstaligen in de zorg», die conform de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) geldt voor de volle breedte van de zorg, bij de verschillende sectoren voldoende bekend is en wordt nageleefd?
Het naleven van beroepsnormen is een verantwoordelijkheid van beroepsverenigingen en zorgverleners. Ik heb geen beeld van in welke mate de beroepsnorm bekend is bij zorgverleners in verschillende sectoren. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd geeft aan dat daar waar sectoren veel te maken hebben met anderstaligen, zoals in asielzoekerscentra, de inspectie ziet dat de mogelijkheid van een telefonische professionele tolk goed bekend is en zeer regelmatig wordt ingezet. De inspectie geeft ook aan dat de bekendheid en inzet hiervan in de eerstelijnszorg minder lijken te zijn. De inspectie ontvangt geen signalen over onvoldoende inzet van de (telefonische) tolk.
Wanneer is voorzien dat de doorontwikkeling van deze kwaliteitsnorm, te weten de kwaliteitsstandaard Taalbarrières, gereed is en wordt ingeschreven in het Register van Zorginstituut Nederland? Wanneer is er duidelijkheid of deze kwaliteitsstandaard passend is binnen de (juridische) kaders van het Register? Wat kunt u vanuit uw rol doen om de inschrijving van deze kwaliteitsstandaard te bespoedigen?
Er is nog geen planning bekend voor de ontwikkeling en oplevering van deze kwaliteitsstandaard. Het Zorginstituut gaat op korte termijn met betrokken partijen in gesprek om tot een planning te komen. De duidelijkheid over de vraag of de standaard binnen de reikwijdte van het Register valt, verwacht het Zorginstituut uiterlijk in april te kunnen geven. Het Zorginstituut heeft deze standaard op de werkagenda gezet en zal dus actief betrokken blijven bij de ontwikkeling. Daarnaast is er voor de ontwikkeling geld beschikbaar gesteld door ZonMw. Op deze manier wordt de ontwikkeling van de standaard gestimuleerd.
Kunt u aantonen dat een vergoeding voor taaltolken verdisconteerd is in een generieke opslag op de Diagnose Behandel Combinatie (DBC’s) GGZ? Geldt dit volgens u ook voor andere zorgsectoren dan de GGZ?
De NZa stelt tarieven vast op basis van historisch kostprijsonderzoek. In dit onderzoek worden in principe alle gemaakte kosten, dus ook die voor tolken, meegenomen. Dit geldt ook voor andere sectoren waarvoor de NZa tarieven reguleert.
Is het u bekend dat de genoemde oplossing (waarbij zorgaanbieders die meer kosten maken voor tolken dan in de reguliere tarieven is meegenomen, maatwerkafspraken moeten maken met de zorgverzekeraar) niet passend is voor kleinere zorgaanbieders? En dat daardoor mensen worden beperkt in de keuze voor een zorgaanbieder en onnodige verwijzing naar specialistische zorgaanbieders plaatsvindt?
Nee, dit is mij niet bekend. De NZa geeft aan dat de huidige bekostiging ruimte biedt om afspraken te maken over de financiering van tolkenkosten. Hierover moet het gesprek worden gevoerd tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Als blijkt dat de bestaande regelgeving toch onvoldoende ruimte biedt om deze afspraken te maken, dan kunnen partijen dat melden bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Zij bezien dan of er wijzigingen in de regelgeving nodig zijn. Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen reeds heb aangegeven, zal de NZa de huidige bekostiging van de tolk voor anderstaligen in de ggz evalueren.
Bent u bereid om met het Zorginstituut en de Nederlandse Zorgautoriteit in gesprek te gaan over de genoemde knelpunten? Zo nee, op welke wijze bent u dan bereid ervoor zorgen dat deze knelpunten worden opgelost?
Ja, ik ga met het Zorginstituut en de NZa in gesprek over de inzet en financiering van tolken in de zorg om te inventariseren of in de huidige regelgeving knelpunten bestaan die het financieren van noodzakelijke tolkeninzet bemoeilijken. Ik zal hierbij waar nodig ook zorgverzekeraars en beroepsverenigingen betrekken.
Het wettelijk verbod op abortus in Polen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat activiste Marta Lempart, een van de organisatoren van de demonstraties tegen de strenge nieuwe abortuswet in Polen, is aangeklaagd en een celstraf van acht jaar riskeert?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze aanklacht strijdig is met het EVRM dan wel het BUPO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden kunnen worden?
De Poolse abortusactiviste Marta Lempart wordt vervolgd voor het organiseren van publieke samenkomsten terwijl dat wegens de corona-pandemie verboden is, belediging en schending van de immuniteit van politiemensen, en het aansporen tot vandalisme. Het kabinet vindt de aanklachten zorgelijk. Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of er in dit geval sprake is van een schending van bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel van het recht om te demonstreren onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Dit is aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het VN-Mensenrechtencomité dat klachten onder het EHRM en het IVBPR behandelt.
Deelt u onze mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat abortus in Polen sinds 27 januari jl. bij wet is verboden en dit ook zwangerschapsafbrekingen bij ernstige foetale afwijkingen betreft? In hoeverre zijn de in Polen genomen maatregelen strijdig met Europese wet- en regelgeving? Welke EU-instrumenten zijn er om Polen op deze schendingen aan te spreken?
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof in oktober vorig jaar en van het inwerking treden vorige maand van de aangescherpte abortuswetgeving in Polen. In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich actief in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die tevens verankerd zijn in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd. In de EU zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen en bevorderen van de genoemde kernwaarden. Tevens heeft de Europese Raad sinds 2015 in meerdere conclusies het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten erkend. Binnen de EU is gezondheidszorg echter een competentie van de lidstaten. De stringente Poolse abortuswetgeving kan op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving.
Hebt u hiertegen bezwaar gemaakt bij uw Poolse ambtsgenoot? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In Europees en bilateraal verband vraagt Nederland met regelmaat aandacht voor Europese kernwaarden zoals vrouwenrechten en gendergelijkheid. Daarbij bepleit Nederland toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtgenoten bespreekt het kabinet waar nodig zorgen over vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en dat zal het kabinet blijven doen. Ook beziet het kabinet de ontwikkelingen rondom de rechtsstaat met zorg. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht staat in Polen onder druk. Het kabinet spant zich in Europees en bilateraal verband in voor bescherming van rechterlijke onafhankelijkheid en volgt ontwikkelingen daaromtrent, ook wat betreft individuele zaken, op de voet.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Polen in gesprek te gaan en aan te dringen op de vrijlating van activiste Marta Lempart?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om er ook bij uw Poolse ambtsgenoot op aan te dringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u ook dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in EU-verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u onze mening dat Nederland als internationale voorvechter van seksuele en reproductieve rechten in ontwikkelingslanden hier een voortrekkersrol zou moeten spelen?
Vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn belangrijke prioriteiten van het Nederlandse beleid. Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op deze rechten, ook binnen de EU. Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Nederland speelt hierin een voortrekkers rol en trekt daarbij nauw op met gelijkgezinde landen.
De EU, specifiek de Europese Commissie, zet zich in voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) conform internationale overeenkomsten zoals het Actieprogramma van de International Conference on Population and Development en de Beijing Verklaring en Actieplan2. Deze inzet is overeengekomen met EU-lidstaten en is vastgelegd in onder andere de Europese Consensus inzake Ontwikkeling (2017)3. Daarmee is de EU inzet op SRGR in lijn met de Nederlandse inzet op dit thema. Het is voor Nederland belangrijk dat keuzevrijheid en rechten centraal staan in SRGR-programma’s. Het EU-genderactieplan (GAP) III, opgesteld door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaat over EU-extern optreden op het gebied van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen. Bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vormt een van de belangrijke thematische actieterreinen van GAP III.
Permanente bewoning op vakantieparken. |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Wonen op een vakantiepark? Meeste Veluwse gemeenten willen daar niets van weten»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten met veel vakantieparken sterke bezwaren hebben tegen permanente bewoning op deze parken?
Het is mij bekend dat gemeenten verschillende afwegingen maken aangaande het al dan niet toestaan van permanente bewoning op vakantieparken.
Hebben gemeenten de mogelijkheid vakantieparken om te vormen tot woonwijken?
Gemeenten hebben de mogelijkheid om de bestemming van een vakantiepark te veranderen in de bestemming «Wonen». Zodoende wordt een vakantiepark omgevormd tot woonwijk.
Deelt u de mening dat een afweging hierin het beste gemaakt kan worden op decentraal niveau, tussen gemeenten en samen met de provincie?
Deze afweging hoort inderdaad thuis op decentraal niveau, waar het beste zicht bestaat op de mogelijke toekomstperspectieven van vakantieparken en de belangen die spelen.
Kunt u uitleggen waarom gemeenten maar beperkt gebruik maken van de mogelijkheid vakantieparken om te vormen tot woonwijken?
Er zijn verschillende bezwaren die gemeenten aanvoeren tegen transformatie van een park. Er kan bijvoorbeeld vanuit een economisch perspectief ingezet worden op behoud van een toeristisch-recreatieve bestemming, of de locatie in het buitengebied en/of in de nabijheid van een natuurgebied leent zich niet voor permanente bewoning.
Bent u ervan op de hoogte dat ondermijning en criminaliteit veel genoemde problemen zijn omtrent permanente bewoning op vakantieparken? Heeft u een plan van aanpak om deze problematiek tegen te gaan? Zo nee, bent u bereid dat op te stellen?
De aanpak van criminaliteit en ondermijning op vakantieparken heeft mijn aandacht. In de Actie-agenda Vakantieparken 2021–20222, die ik recent heb ondertekend, is een aantal acties opgenomen met betrekking tot het tegengaan van ondermijning.
Wat betekent de legalisering van permanente bewoning van recreatiewoningen voor de woningvoorraad?
Bij het legaliseren van permanente bewoning, bijvoorbeeld door transformatie van een park, worden er woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Tegelijkertijd worden, bij legalisering van bestaande permanente bewoning, deze woningen al bewoond. Hoeveel extra woonruimte daarmee vrijkomt, valt niet te zeggen.
Hoeveel bewoners laten een (gezins-)woning elders achter die op de markt komt via permanente bewoning van vakantiewoningen?
Dit is onbekend.
Kunt u aangeven in hoeverre een wet gericht op permanente bewoning een vraag naar woningen in de betreffende omgeving oplost?
In hoeverre het toestaan van permanente bewoning aan de vraag naar woningen in een gebied tegemoetkomt, is afhankelijk van de bewoning van de recreatiewoningen. Wanneer de recreatiewoningen al permanent bewoond worden, zal er de facto geen extra woningaanbod ontstaan. Daar waar een park wordt getransformeerd naar de bestemming »Wonen» en de betreffende recreatiewoningen nog niet permanent worden bewoond, zal er wel sprake zijn van het vrijkomen van extra woningaanbod.
Kunt u uiteenzetten hoeveel mensen, soms in een kwetsbare positie, worden gedwongen om een recreatiewoning te verlaten als gevolg van handhaving door gemeenten?
Ik heb gemeenten opgeroepen om, wanneer zij handhaven, de menselijke maat te betrachten. Daarmee bedoel ik dat bij handhaving op permanente bewoning van recreatiewoningen oog dient te zijn voor de perspectieven op vervolghuisvesting van kwetsbare mensen.
Welke stappen worden gezet door gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen voor mensen zonder woonruimte of met sociale problemen die uit een recreatiewoning moeten vertrekken?
Dit verschilt per gemeente. In veel gevallen worden kwetsbare bewoners door een sociaal wijkteam ondersteund. Het sociaal team kan op verschillende leefgebieden ondersteuning bieden, waaronder in de zoektocht naar vervolghuisvesting. Ook maken gemeenten het in gevallen mogelijk om via een urgentieverklaring in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning.
Kan de bestemmingswinst die ontstaat door wonen op vakantieparken te legaliseren nu op een maatschappelijk verantwoorde manier worden afgeroomd zodat niet een individu daarvan profijt heeft maar de samenleving?
Het is in principe niet mogelijk om bestemmingswinsten af te romen. Gemeenten mogen geen belasting heffen naar winst, vermogen of inkomen. Wel kunnen gemeenten waar mogelijk de kosten verhalen die zij moet maken om vakantieparken geschikt te maken voor permanente bewoning. Dat kan op basis van de regeling voor het verhalen van kosten van de Wet Ruimtelijke Ordening en de regeling voor de baatbelasting.
In het kader van de regiodeal Veluwe wordt onderzocht of deze regelingen een afdoende oplossing bieden voor de financiële problemen die gemeenten ondervinden bij het transformeren van vakantieparken.
De telefonische bereikbaarheid in Overijssel. |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat in heel Nederland, dus ook in de buitengebieden, de internetdekking en telefonische bereikbaarheid optimaal dienen te zijn?
Ja. In de Nota Mobiele Communicatie is dit ook benoemd, evenals de uitdagingen bij het realiseren van mobiele netwerkdekking.1
Herinnert u nog dat de leden van de CDA-fractie in het algemeen overleg Telecommunicatie (11 juni 2020), het verslag van het algemeen overleg Telecommunicatie (29 oktober 2020) en in schriftelijke Kamervragen (15 oktober 2020)1 aandacht hebben gevraagd voor de telefonische bereikbaarheid in Overijssel, in het bijzonder in en om de dorpen Vilsteren en Hoge Hexel?
Ja.
Wat is de stand van zaken omtrent de plaatsing van een opstelpunt met mast bij Hoge Hexel door KPN, waarvan u op vraag negen van voornoemde Kamervragen antwoordde dat hiervoor een vergunning is afgegeven en dat dit opstelpunt «naar verwachting ergens in de komende maanden zal worden geplaatst»?
Ik heb van KPN begrepen dat zij voornemens is om aan het einde van het tweede kwartaal van dit jaar het opstelpunt realiseren.
Wat is de stand van zaken omtrent de situatie en ontwikkelingen in Vilsteren, waarvan u in antwoord op vraag negen van voornoemde Kamervragen aangaf dat u nog in afwachting was van respons van de gemeente Ommen?
Ik heb over de situatie in Vilsteren contact gehad met zowel mobiele netwerkaanbieders als de gemeente Ommen. Er wordt (h)erkend dat de dekking in Vilsteren niet optimaal is. Mogelijke oorzaken hiervan zijn het licht glooiende terrein rond Vilsteren en de aanwezige bebossing. Ik heb in mijn contact met de gemeente Ommen gewezen op de handleiding van Agentschap Telecom.3 Die is onder meer bedoeld om gemeenten handvatten te geven bij het verbeteren van mobiele netwerkdekking. Ik heb begrepen dat de gemeente Ommen met mobiele netwerkaanbieders een plaatsingsplangesprek heeft gevoerd zoals ook wordt genoemd in voornoemde handleiding van Agentschap Telecom en het Antenneconvenant.4 Het verbeteren van de dekking heeft de aandacht van mobiele operators. De plannen zijn vooralsnog echter niet zo concreet als met betrekking tot Hoge Hexel.
Het feit dat duizenden chauffeurs op dit moment stranden bij de grenzen van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk. |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin staat dat duizenden chauffeurs stranden bij de grens?1
Het kabinet is verrast door het besluit over de beperkingen aan de grenzen van Duitsland, Slowakije, Tsjechië en Oostenrijk en vindt de hinder die vrachtwagenchauffeurs daardoor ondervinden bijzonder vervelend. Het is en blijft het standpunt van het kabinet dat het van essentieel belang is dat het goederenvervoer onder de huidige maatregelen doorgang kan blijven vinden. Hierover is ook beleid gemaakt in Europees verband om zogenaamde green lanes voor vrachtvervoer in te richten bij grensovergangen. Zie daarover verder het antwoord bij vraag 2. Als goederen te laat of niet meer op hun plaats van bestemming aankomen kan dat grote gevolgen hebben voor de samenleving. De beperkingen aan de grenzen en de lange files die daardoor ontstaan raken bovendien het welzijn van onder meer Nederlandse chauffeurs, omdat zij vaak urenlang zonder uitzicht moeten wachten tot dat zij verder kunnen. Ik ben dan ook in contact met de sector om te bezien hoe het gaat met de Nederlandse chauffeurs in de eerder genoemde landen. Ook is er contact in Europees verband.
Hoe kan het dat er nu weer duizenden chauffeurs gestrand zijn bij landgrenzen binnen het Schengengebied, nadat vorig jaar is afgesproken dat dit niet meer zou gebeuren?
Op 12 februari jl. informeerde de Duitse Bondsregering de EU-lidstaten en de Europese lichamen zoals de Europese Commissie dat per 14 februari jl. Slowakije, Tsjechië en de deelstaat Tirol in Oostenrijk vanwege de epidemiologische situatie in die landen aangemerkt worden als virusvariantgebied. Dat betekent in de praktijk dat er een vervoersverbod geldt vanuit deze landen voor vervoer per vliegtuig, schip, trein en bus en dat vrijwel iedereen die uit deze gebieden Duitsland in reist zich moet registreren en een negatief testbewijs moet kunnen overleggen. In aanvulling hierop voerde Duitsland tijdelijk binnengrenscontroles in voor deze landen om hierop te kunnen handhaven.
De Europese Commissie heeft op 23 maart 2020 op verzoek van onder andere Nederland een mededeling gepubliceerd over de negatieve gevolgen van de grenssluitingen voor het transport van goederen. Hierin wordt opgeroepen om het vrachtverkeer zo veel mogelijk te ontzien door bij grensovergangen zogenaamde green lanes in te richten voor het vrachtverkeer. Controles mogen in principe daar niet langer dan 15 minuten duren. Zo moet de hinder voor het intracommunautaire vrachtverkeer zo beperkt mogelijk blijven.
De Commissie heeft naar aanleiding van de recente ontwikkelingen een brief gestuurd aan alle lidstaten met de dringende oproep om afspraken uit de Raadsaanbeveling van 1 februari 2021 zo volledig mogelijk op te volgen.2 De aanbeveling schrijft onder andere voor dat lidstaten – indien zich verstoringen van vervoer voordoen – systematische testvoorschriften moeten opheffen zodat de green lanes kunnen blijven functioneren.
Welke gesprekken lopen er op dit moment en welke maatregelen komen er om ervoor te zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen, en om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt?
In week 7 en 8 van dit jaar zijn de ontwikkelingen aan de grenzen in relatie tot COVID-19 onderwerp van gesprek in verschillende EU-overleggen. Zo is het geagendeerd tijdens verschillende ambtelijke overleggen, zoals de IPCR (crisisrespons van de Raad) en de Taskforce Interne markt handhaving (SMET). De Commissie heeft daarnaast aangegeven ook op de Europese Raad van 25 en 26 februari a.s. aandacht te vragen voor de green lanes. Het kabinet is van mening dat een goede balans moet worden gevonden tussen reisrestricties om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan enerzijds en het belang van de interne markt en de continuering van het goederentransport anderzijds. Zo moet in het te maken beleid gewaarborgd worden dat het vervoer van goederen zo ongehinderd mogelijk doorgang kan blijven vinden. Op die manier probeert het kabinet in Europees verband ervoor te zorgen dat het goederenvervoer niet of niet te veel negatief geraakt wordt. Verder moeten de green lanes bij de grenzen er ook voor zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen. Verder onderhoudt het kabinet goede contacten met de sector om adequaat te kunnen reageren op signalen uit de praktijk.
Heeft u contact met uw collega’s in Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk over de ontstane situatie? Zo ja, wat is de inhoud van dit contact? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contact met Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk in verschillende EU-overleggen. Verder is er voortdurend bilateraal overleg met onze buurlanden. De situatie aan de grenzen is daarin een vast agendapunt. Daarnaast hebben onze ambassades en consulaten goed contact met de autoriteiten van deze landen om de situatie ter plaatse te monitoren. Verder houdt Nederland op alle mogelijke niveaus vinger aan de pols wat betreft eventuele maatregelen richting Nederland en zal ik – indien de situatie daarom vraagt – contact opnemen met mijn Duitse collega, zoals ik in eerdere situaties ook heb gedaan.
Heeft u zicht op hoeveel Nederlanders er onder de gestrande chauffeurs zijn? Zo nee, hoe gaat u dit inzicht krijgen om zo gestrande Nederlanders bij te staan?
Na navraag bij de sector is het moeilijk een inschatting te geven hoeveel Nederlandse chauffeurs zijn gestrand. Hoofdzakelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste chauffeurs na een grote vertraging vaak alsnog kunnen doorrijden naar Nederland of de plaats van bestemming. Daarnaast kan een bedrijf ook besluiten zijn chauffeurs niet meer naar Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk of andere landen te laten rijden vanwege de maatregelen in Duitsland. Cijfers of aantallen vertellen daarom niet het volledige verhaal. Ten slotte hebben Nederlandse transportbedrijven niet alleen maar Nederlandse chauffeurs in dienst. Zij hebben chauffeurs in dienst met nationaliteiten van verschillende EU-lidstaten.
Welke mogelijkheden biedt u op dit moment aan gestrande Nederlanders?
Nederlanders die gestrand zijn in het buitenland kunnen zich 24 uur per dag, 7 dagen per week wenden tot het Contact Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij de Nederlandse ambassade in het land waar iemand zich op dat moment bevindt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekijkt vervolgens per geval wat voor consulaire hulp mogelijk is.
Kunt u, met het oog op het verkiezingsreces en de ernst en het acute karakter van deze situatie, deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja, de antwoorden zijn zo spoedig als mogelijk aan uw Kamer gestuurd.
De berichten ‘Verzet tegen nieuwe vrachthaven Bonaire, aanleg zou ‘ecocide’ zijn’ en het bericht ‘conservebonaire.org opposes Hato port’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat de geplande nieuwe vrachthaven op Bonaire grote schade kan aanrichten aan het koraalrif voor de kust?1 2
Vooralsnog is er geen sprake van een besluit tot het bouwen van een nieuwe vrachthaven(locatie). Er wordt momenteel een technische houtskoolschets van een nieuwe haven gemaakt om tot een idee van een raming van de kosten te kunnen komen. Tevens is reeds in 2017 door het Bestuurscollege van Bonaire een voorkeurslocatie aangewezen voor een eventueel nieuw te bouwen vrachthaven. Het besluit of er daadwerkelijk, en zo ja waar, een nieuwe vrachthaven(locatie) dient te komen is aan het Bestuurscollege van Bonaire. De aanvaardbaarheid van een dergelijk besluit hangt onder meer af van een nog uit te voeren Milieu Effect Rapportage (MER) in opdracht van het Bestuurscollege.
Waarom heeft u een samenwerkingsconvenant ondertekent dat de bouw van deze haven ondersteunt?3
Het Bestuurscollege van Bonaire heeft een aantal jaren geleden een havenbeleidsplan Bonaire opgesteld waarin is opgenomen dat binnen een termijn van 5 à 10 jaar een nieuwe haven noodzakelijk is om de economische groei op te kunnen vangen en de havenfunctie efficiënter uit te kunnen voeren. Daarbij moeten overslag, opslag en distributie op één locatie worden geconcentreerd. De huidige haven ligt in het centrum van Kralendijk en veroorzaakt veel verkeersoverlast en vertraging.
Gezien de mogelijke voordelen van een nieuwe vrachthavenlocatie en het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden op de huidige locatie is in het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire afgesproken nader onderzoek te verrichten naar de haalbaarheid van een nieuwe vrachthaven(locatie). Mogelijke voordelen zijn onder andere: veiligere en vlottere scheepsafwikkeling en veilige doorstroom van het verkeer van vrachtauto’s en passagiers van cruiseschepen. De beoogde nieuwe haven(locatie) betreft een kleinschalige veelzijdige haven voor de aanvoer van voor het eiland benodigde goederen en levensmiddelen. Op basis van voornoemd convenant assisteert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het Bestuurscollege om met zo volledig mogelijke informatie en middels de geëigende procedures tot een weloverwogen besluit te komen.
Zijn het uitvoeringsprogramma, het verzelfstandigingsonderzoek en de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) gereed? Zo ja, kunt u deze delen met de Kamer? Zo nee, wanneer worden deze verwacht?
Nee, deze zijn nog niet gereed. Momenteel wordt een technische houtskoolschets van een nieuwe haven gemaakt om tot een idee van een raming van de kosten te kunnen komen. Indien de nieuwe haven financieel haalbaar wordt geacht volgen vervolgonderzoeken, waaronder een MKBA. U zult hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
Is bij de verkenning van de nieuwe vrachthaven overeenstemming bereikt met de beheerder van het onderwaterpark Stinapa en is dit zorgvuldig uitgewerkt in de Milieu Effect Rapportage (MER), zoals afgesproken in het convenant? Zo ja, kunt u dit delen met de Kamer?
De verkenning bevindt zich momenteel nog in de fase van het opstellen van een technische houtskoolschets. Indien de nieuwe haven financieel haalbaar wordt geacht, zullen vervolgonderzoeken van start gaan. Uiteraard zal in dit kader, en meer specifiek de MER, met de beheerder van het onderwaterpark Stinapa (Stichting Nationale Parken) contact worden gelegd en hun advies worden ingewonnen, en met andere milieuorganisaties en belangengroepen.
Bent u ervan op de hoogte dat de huidige vrachtpier net voor enkele miljoenen is gerenoveerd? Zo ja, hoe verklaart u dat deze dan niet meer wordt gebruikt zou worden na de aanleg van de nieuwe haven?
Gezien het grote achterstallige onderhoud van de pieren in de huidige haven was renovatie op zeer korte termijn geboden. Daarnaast was verlenging van de Zuidpier gewenst met het oog op het sneller en veiliger de- en embarkeren van passagiers. De renovatie en verlenging van de bestaande pieren is inmiddels met succes afgerond. Indien er een nieuwe vrachthaven(locatie) zal komen, zullen de pieren in de toekomst alsnog worden gebruikt, maar dan voor de cruisevaart, een en ander zoals ook opgenomen in het havenbeleidsplan Bonaire van het Bestuurscollege.
Is het u bekend dat het drinkwater voor het hele eiland gemaakt/gezuiverd gaat worden van het water dat bij de haven onder de schepen ingenomen wordt, en dat dit straks de meest vervuilde plaats rond Bonaire is?
Het OLB heeft met WEB afgestemd dat een mogelijke nieuwe vrachthaven naast de drinkwaterplant kan worden gebouwd, waar WEB drinkwater uit zeewater maakt. WEB zal bij komst van een eventuele vrachthaven de waterintake stroomopwaarts verplaatsen. Bovendien zal WEB het waterinname punt op grotere diepte en grotere afstand van de kust aanleggen. Het water wordt door WEB gezuiverd en de kwaliteit wordt continu gecontroleerd.
Is het u bekend dat in de geplande vrachthaven bij Hato/WEB, vrachtschepen én olieschepen samen van de faciliteiten gebruikmaken en dat er bij een mogelijk olielek door de aanwezige noordelijke stroming de duiklocaties van de helft van Bonaire besmeurd zullen raken en de economie van Bonaire voor vele jaren verloren zal zijn?
De kwetsbaarheid van de natuur en de invloed hiervan op de economie van Bonaire is bekend en vormt een essentieel uitgangspunt bij alle (zeehaven)infrastructurele kwesties. Ook de risico’s van olieschepen zijn bekend en zullen hierbij worden meegenomen.
Hoe verhoudt de mogelijkheid om de bestaande infrastructuur en havenfaciliteiten uit te breiden of te verbeteren zich tot de aanleg van deze nieuwe haven? Hoe beziet u die mogelijkheid in verhouding tot de hoge kosten en grote impact op natuur?
Zie antwoord op vraag 2 waarom onderzoek wordt gedaan naar een nieuwe vrachthaven(locatie). Indien de nieuwe haven financieel haalbaar blijkt, zullen uiteraard ook de natuureffecten worden onderzocht middels de daarvoor formeel geëigende procedures en worden meegenomen bij een uiteindelijk besluit.
Klopt het dat de haven voor 60% medegefinancierd wordt door de Nederlandse overheid en de overige 40% door het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB)? Zo nee, door middel van welke fondsen wordt deze haven betaald?
In het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire is opgenomen dat de kosten van de onderzoeken voor 60% voor rekening komen van het Ministerie van I&W en 40% voor het OLB. De kosten van een eventuele nieuw te bouwen haven vallen buiten de scope van het convenant. Er zijn hierover dan ook geen afspraken gemaakt.
Deelt u de mening dat dit geld beter aan andere doeleinden kan worden besteed, bijvoorbeeld de aanleg van adequate afvalwaterzuivering?
Zoals uiteengezet in antwoord op vraag 2, biedt een eventueel nieuwe haven voordelen en kan deze van mogelijk belang zijn voor de economie, ook gelet op de bevolkingsgroei op het eiland. Op het gebied van afvalwater is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie en de vervanging van de irrigatieleiding. Daarmee kan gezuiverd effluent hergebruikt worden voor beregeningsdoeleinden. Aanvullend stelt het Openbaar Lichaam Bonaire een uitvoeringsagenda op waarin onder andere acties worden benoemd voor het verder uitbouwen van het afvalwaterbeheer. Rijkswaterstaat heeft daarbij geadviseerd.
Bent u ervan op de hoogte dat de wet voorschrijft dat de minimale afstand van een containerhaven tot een woongebied in verband met geluidsoverlast 300 meter dient te zijn en dat dat op deze locatie maar 5 meter is? Zo ja, hoe vallen die twee dingen met elkaar te rijmen en kan de overheid dit een geschikte locatie noemen? Zo nee, als zoiets in Nederland als absoluut ondenkbaar wordt gezien, zou u dan ook hier in dit stukje Nederland niet afstand nemen van deze locatie?
Indien wordt besloten een nieuwe vrachthaven te bouwen, dan zal dit uiteraard moeten gebeuren in overeenstemming met de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is. Daartoe zal dan in de MER de geluid-, geur, en stofoverlast van de nieuwe haven in beeld worden gebracht en getoetst worden aan de wet- en regelgeving met betrekking tot geluid en andere hinderaspecten in relatie tot geluidgevoelige objecten. Bij de vergunningverlening zullen maatregelen worden opgenomen ter beperking van de overlast.
Voor bestaande en mogelijk toekomstige activiteiten in de kuststrook van Bonaire geldt dat de aanvaardbaarheid hiervan getoetst wordt aan het vigerend bestemmingsplan, de eisen in de MER procedure, de Wet Maritiem beheer BES, de Wet Vrom Bes en lokale verordeningen.
Bent u ervan op de hoogte dat het WEB-terrein in Hato momenteel een «Industrie 1&3»-bestemming heeft bij Ruimtelijke Ordening (lichte industrie), en dat de wet voorschrijft dat voor een dergelijke haven «Industrie 4»-classificatie nodig is? Zo ja, klopt het dat deze Industrie 4-classificering grondwettelijk niet te realiseren is conform het ruimtelijke ordeningsplan?
Voor de aanleg van een eventuele nieuwe haven is een wijziging van het bestemmingsplan (Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire 2010) noodzakelijk. Bij het vaststellen van genoemd bestemmingsplan is daar al in voorzien door het opnemen van een Wijzigingsbevoegdheid door het Bestuurscollege, waardoor het bestemmingsplan via geldende procedures kan worden gewijzigd.
Bent u van mening dat met het marktfalen van Bopec het verstandig is om eerst de situatie aldaar af te wachten en aansluitend ook de Bopec-locatie mee te nemen in de overwegingen van een nieuwe locatie, aangezien op die locatie het koraal al door schepen vernield is, al in een zwaar industriegebied ligt en dit werk zou opleveren voor de mensen van Rincon?
Deze locatie is eerder onderzocht bij het bepalen van voorkeurslocaties in 2017; de conclusie was toentertijd dat de locatie qua golfbescherming ongunstig is. Het gebruik van een bepaalde locatie wordt doorgaans bepaald door de eigenaar en in het geval van Bopec momenteel door een curator. Een nieuwe functie voor de locatie zal instemming behoeven van de rechthebbenden en bovendien in dat geval mogelijk grote investeringen vergen omdat het terrein gesaneerd moet worden. Ook bij de Bopec locatie zal een functiewijziging pas aan de orde kunnen zijn na gedegen onderzoek naar natuurwaarden en toetsing aan de vigerende maritieme en milieuwetgeving.
Is het u bekend dat er overheidsplannen zijn om het cruisetoerisme op Bonaire sterk te reduceren en dat daarmee de dringende noodzaak van een nieuwe haven komt te vervallen? Zo ja, waarom wordt hier dan niet op geanticipeerd? Zo nee, is het dan niet verstandiger geduld te betrachten en op basis van de nieuwe situatie én de situatie bij Bopec te zijner tijd, indien nog noodzakelijk, een actueel plan te maken?4
Het Bestuurscollege heeft een visie vastgesteld betreffende de cruisevaart naar Bonaire. Daarin is vastgesteld dat de cruisevaart van groot belang is voor de economie van het eiland, maar dat de groei beperkt moet worden en dat men zich wil richten op het hogere segment van de cruisemarkt.
Zoals uiteengezet in antwoord op vraag 2, biedt een eventueel nieuwe haven mogelijk meerdere voordelen, ook wat betreft de plannen voor het cruisetoerisme.
Kunt u garanderen dat de leden van de Stuurgroep Vrachthaven Bonaire géén persoonlijk belang/gewin hebben die hun keuzes zouden kunnen beïnvloeden? Zo nee, is het niet verstandig dat wél te kunnen garanderen?
De Stuurgroep Zeehavens Bonaire, onder voorzitterschap van de Gezaghebber, bestaat uit de betrokken bestuurders en ambtenaren van het OLB en ambtenaren van de Ministeries van I&W en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De stuurgroep is onder andere opgezet om onafhankelijke besluitvorming te waarborgen en om vanuit meerdere partijen advies, sturing en regie op proces en uitkomst te kunnen faciliteren. Bovendien zal aan eventuele financiële bijdragen van het Ministerie van I&W standaard als voorwaarde worden verbonden dat bij de financiering geen partijen betrokken worden die een direct of indirect belang bij het gebruik van de haven hebben en dat voor het finale financieringsvoorstel de instemming van de Minister vereist is. Ook zal de aanbesteding van het project volgens de geldende aanbestedingsregels moeten worden uitgevoerd.
Bent u van mening dat de enorme kosten van een nieuwe vrachthaven opwegen tegen het zeer beperkte prijsvoordeel voor de bevolking van Bonaire? Zo ja, bent u bekend met het rapport van Ecorys «Onderzoek naar Prijzen in Caribisch Nederland» en heeft u die informatie meegenomen in uw besluit?5
Een toekomstbestendige haven is van groot belang voor de leveringszekerheid van producten. De voordelen hiervan zijn veel breder dan alleen het gunstige effect op prijsvorming. Het gaat om de zelfredzaamheid van het eiland: kunnen garanderen dat essentiële producten te allen tijde aanwezig zijn of snel geleverd kunnen worden.
Bent u ervan op de hoogte dat er al maandelijks containerschepen direct vanuit Antwerpen op Bonaire varen en dat dit prima met de huidige infrastructuur gaat? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het argument dat de nieuwe containerhaven er moet komen zodat schepen direct (zonder tussenkomst van Curaçao) op Bonaire kunnen aanmeren?6
Het is mij bekend dat sinds een aantal jaren een rederij in haar maandelijkse dienst naar Bonaire ook een klein volume containers mee neemt. In 2019 ging het om 4% van de totale container aanvoer. Een dergelijk klein volume kan op de bestaande pieren behandeld worden. De pieren zijn niet geschikt voor grootschalige aanvoer van containers, daar is een containerkraan voor nodig die niet op de bestaande pier kan worden geplaatst.
Vindt u het verstandig dat het OLB over dit project geen openheid van zaken geeft naar de Bonairiaanse bevolking, ook niet middels het volledig beantwoorden van een WOB-verzoek? Zo nee, kunt u die openheid op korte termijn realiseren?
Het project bevindt zich nog in een verkennende fase. Indien uit onderzoek meer informatie naar voren komt, dan is het aan het OLB om hierover te communiceren.
Bent u van mening dat de bouw van deze nieuwe haven noodzaak is? Zo nee, welke middelen heeft u om de bouw van deze haven op deze locatie of op een andere locatie te voorkomen?
Een toekomstbestendige haven is essentieel voor Bonaire. Het is hierbij van belang dat in de voorbereidende fase de juiste procedures worden gevolgd en goed wordt onderzocht wat de financiële haalbaarheid is en met welke effecten rekening gehouden moet worden. Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Deelt u de mening dat dit rif niet alleen belangrijk is voor het ecosysteem, maar ook voor de economie aangezien het veel toeristen trekt? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om deze te beschermen?
Ik ben van mening dat de koraalriffen van Caribisch Nederland beschermd dienen te worden. In het Natuur en Milieu Beleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) zijn strategische doelen geformuleerd die de komende jaren gehaald moeten worden. Strategisch doel 1 luidt «De trend van koraalrifdegradatie keren om gezonde, veerkrachtige en weerbare koraalriffen te creëren die een waarborg vormen voor het welzijn in Caribisch Nederland». Om dit doel te halen moeten de drukfactoren op het koraal beheerst worden. Per strategisch doel zijn daarom mijlpalen vastgesteld die noodzakelijk worden geacht voor het behalen van de doelen. De belangrijkste mijlpalen betreffen inzet met betrekking tot thema’s zoals het voorkomen van erosie, afval en afvalwater. Voor wat betreft infrastructurele voorzieningen zoals pieren treft u in het plan de beoogde mijlpalen aan onder het hoofdstuk «Duurzame kustontwikkeling». Deze mijlpalen betreffen zaken als het herzien van ruimtelijke ontwikkelingsplannen waaronder het instellen van bufferzones. Daarnaast gelden mijlpalen voor duurzame alternatieven voor grondstoffen voor bouwprojecten en de inzet van MER procedures en strategische milieu beoordelingen.
De potentiele effecten op het mariene ecosysteem, in het bijzonder het koraalrif, moeten worden vastgesteld op basis van een natuuronderzoek alvorens uit een dergelijk onderzoek conclusies kunnen worden getrokken.
Bent u op de hoogte dat het rif onder andere beschermde zeeschildpadden herbergt?
Ik ben op de hoogte van het feit dat zeeschildpadden voorkomen in de wateren rondom Bonaire.
Zijn er cijfers bekend omtrent de economische en ecologische waarde van de koraalriffen in Bonaire en Caribisch Nederland in het algemeen? Zo ja, kunt u deze delen met de Kamer? Zo nee, kunt u dit onderzoeken?
Ja, er zijn cijfers bekend omtrent de economische en ecologische waarde van de koraalriffen in Bonaire en Caribisch Nederland in het algemeen. De ecologische waarde van de koraalriffen in Caribisch Nederland is groot. Koraalriffen zijn ecosystemen met een hoge biodiversiteit aan verschillende soorten en soortengroepen. De staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland stelt dat met name het koraalrif bij Bonaire en van de Saba Bank van groot regionaal belang zijn.
De economische waarde van de natuur in Caribisch Nederland en Bonaire is berekend in respectievelijk 2012 en 2008 als onderdeel van de zogenaamde «TEEB-NL» (TEEB: «The Economics of Ecosystems and Biodiversity») studies. Daarbij zijn de totale economische waarde en de werkelijke gebruikswaarde berekend voor Caribisch Nederland in het geheel en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba afzonderlijk. De totale economische waarde omvat ecosysteemdiensten die (nog) niet vertaald worden naar werkelijke financiële inkomsten voor de eilanden. De totale economische waarde van de natuur in Caribisch Nederland is $ 122 mln. per jaar, de werkelijke gebruikswaarde is $ 59 mln. per jaar. De totale economische waarde van de natuur op Bonaire is meer dan $ 105 mln. per jaar, de werkelijke gebruikswaarde is $ 37 mln. per jaar.
Deelt u de mening dat de bouw van de nieuwe haven niet past binnen het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030, dat als doel heeft om de natuur en het koraal te beschermen in Caribisch Nederland?
De potentiele effecten op het mariene ecosysteem, in het bijzonder het koraalrif, moeten worden vastgesteld op basis van een natuuronderzoek alvorens uit een dergelijk onderzoek conclusies kunnen worden getrokken. De uitkomsten van een dergelijk onderzoek dienen ook getoetst te worden aan de uitgangspunten van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030.
Wanneer kan de Kamer de uitvoeringsagenda’s verwachten behorend bij het Natuur-en milieubeleidsplan?
De eilandelijke uitvoeringsagenda’s zullen rond de zomer 2021 door de openbare lichamen vastgesteld worden waarna deze uw Kamer worden aangeboden.
Hoe gaat u zorgen dat dergelijke activiteiten, die een aanzienlijk gevaar vormen voor de natuur in Caribisch Nederland, structureel worden voorkomen en of getoetst?
De aanvaardbaarheid van nieuwe (zeehaven)infrastructuur dient het Bestuurscollege van Bonaire in een MER procedure te beoordelen. In een MER zullen meerder aspecten worden getoetst aan de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is, waaronder de bescherming van de natuur. Niet alleen zullen alle belangen bij de keuze van een besluit worden meegenomen, uiteraard zullen de belangen ook daarna meespelen bij de inpassing van het gekozen besluit. Bij een positief besluit zal het OLB verder ook vergunningen moeten aanvragen. Het Ministerie van I&W is bevoegd gezag op grond van de WmbBES. Het Ministerie van LNV is verantwoordelijk voor de naleving van het Protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten (ook wel bekend als het «SPAW Protocol») op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES. Rijkswaterstaat is vergunningverlener en het Ministerie van LNV adviseert daarbij. Aan een eventuele vergunning zullen onder andere voorwaarden met betrekking tot de natuur worden verbonden en zullen er diverse natuurorganisaties betrokken bij het beheer van natuur en wetenschappelijke instituten om advies worden gevraagd.
Het bericht dat president Erdogan een grote rol speelt in opkomst salafisme in Nederland |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland»?1
Ja.
Wat vindt u van de analyse van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) dat de Turkse president Erdogan een bewuste islamiseringsstrategie in Nederland uitvoert en ruimte geeft aan salafistische soms jihadistische organisaties? Hoe beoordeelt u de gevolgen hiervan, zoals de nota die beschrijft, onder meer dat «antiwesterse religieuze boodschappen en activiteiten, die president Erdogan regelmatig ventileert» kunnen leiden tot «haat zaaien onder bepaalde groepen Turkse Nederlanders» en «ervoor zorgen dat zij zich van de Nederlandse maatschappij en het democratische systeem afkeren»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u de analyse van de NCTV dat de Turkse gemeenschap in Nederland «kwetsbaar» is voor «beïnvloeding vanuit Turkije»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u het dat verschillende factoren in Europa, onder andere in Nederland, «geleidelijk een gewijzigd islamitisch landschap hebben gecreëerd binnen de Turkse gemeenschappen»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Deelt u de mening dat dit onwenselijk en volstrekt ontoelaatbaar is in een land als Nederland? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de implicaties van deze vorm van Turkse beïnvloeding voor de nationale veiligheid van ons land, gezien het feit dat de NCTV een mogelijk verband ziet tussen de «antiwesterse retoriek» van Erdogan en de terroristische aanslag van Gökmen T. op een tram in Utrecht in 2019, waarbij vier doden en zes gewonden vielen?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vindt u dat deze verontrustende constateringen moeten leiden tot een veel stevigere aanpak van deze ongewenste beïnvloeding, bijvoorbeeld door de buitenlandse financiering van moskeeën vanuit onvrije landen te verbieden en de mogelijkheden en bevoegdheden om salafistische organisaties aan te pakken, te vergroten?
Ik verwijs uw Kamer graag naar de zorgen en standpunten van het kabinet ten aanzien van mogelijke buitenlandse beïnvloeding die zijn vermeld in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49, 52 en 533, alsmede in de «Kamerbrief aanpak ongewenste vormen inmenging Turkije» d.d. 10 juni 20204 en de Kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag5).
Het streven is om een nieuwe analyse nog voor de zomer 2021 af te ronden en uw Kamer daarover te zijner tijd te informeren. Het kabinet zal daarna bezien of het wel of niet noodzakelijk is om additionele maatregelen te treffen.
Welke maatregelen neemt u om deze vorm van ongewenste beïnvloeding tegen te gaan, en de kwalijke invloed van de Turkse president op Turkse Nederlanders terug te dringen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven hoe u daarbij ook de inhoud van de aangenomen motie-Bisschop2 over het uitbreiden van de bevoegdheden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering gaat betrekken?
De motie-Bisschop7 wordt momenteel bestudeerd om te bepalen of de Taskforce behoefte heeft aan meer bevoegdheden en zo ja, welke dat zouden moeten zijn. Daarbij worden alle vormen van gedrag betrokken die op termijn potentieel ondermijnend zijn voor de democratische rechtsorde, conform de definitie van problematisch gedrag die in de POCOB-beleidsreactie is verwoord. Het gaat daarbij dus niet uitsluitend om problematisch gedrag dat door bepaalde leden van organisaties van salafistische signatuur wordt vertoond, of om buitenlandse financiering uit uitsluitend bepaalde landen. Zoals de regering ook in het debat over de POCOB heeft aangegeven, focust de Taskforce op gedragingen van personen of groepen die voornamelijk binnen de grenzen van de wet vallen, maar tot aantasting en ondermijning van de democratische rechtsorde kunnen leiden.
Wat vindt u van het feit dat de zogeheten Kaplan-groep inmiddels opnieuw online-activiteiten in ons land ontplooit, waarbij het onder meer gaat om een persoon die in verband wordt gebracht met de man «die op 18 maart 2019 een aanslag pleegde in een tram in Utrecht»?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
In algemene zin kan ik aangeven dat op landelijke niveau de overheid zich inzet, samen met het bedrijfsleven, om terroristische en extremistische uitingen, zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. De Internet Referral Unit (IRU) bij de politie ondersteunt deze aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen van terroristische content.
Ook kan het Openbaar Ministerie – al dan niet na een aangifte of melding – een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan indien er strafbare feiten zijn gepleegd op het internet.
Verder worden doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven om de samenwerking in de aanpak van terrorisme en andere illegale uitingen op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in het EU Internetforum. Hierbij werken EU-lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om het aanbod van terroristische content op het internet te beperken.
Tevens wordt, op basis van de EU Verordening aanpak terroristische content online (TCO), een autoriteit ingericht die toezicht houdt op de maatregelen uit deze verordening die gericht zijn op het zoveel mogelijk te schonen van het internet van terroristische content. Extremistische en/of, antidemocratische uitingen online die zodanig ernstig van aard zijn en daarmee onder de definitie vallen van terroristische content, zoals bedoeld in de TCO-verordening, vallen binnen de reikwijdte van deze verordening. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden, zoals de mogelijkheid om internetbedrijven te verplichten aangetroffen content binnen een uur te verwijderen.
Welke stappen onderneemt u tegen de (online) activiteiten van deze groep?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘De quota worden duur betaald’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «De quota worden duur betaald»?1
Ja.
Klopt het dat premier Rutte op 21 juni 2017 dreigde de vrijhandelsverdragen tussen de Europese Unie en de Faeröer eilanden te beïnvloeden als de nieuwe visserijwet werd ingevoerd?
Nee, de Minister-President heeft tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen van de Faeröer eilanden aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie en heeft daarom verzocht om het voorstel te herzien. MP heeft daarbij de optie genoemd dit op Europees niveau te bespreken.
Indien dit klopt, kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om de premier contact op te laten nemen met de regering van de Faeröer en niet de ministers van Visserij of Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord onder vraag 2. De Minister-President heeft tijdens een gesprek met Eerste Kamerlid en adviseur uit de visserijsector, de heer Van Kesteren, toegezegd contact op te zullen nemen met zijn Faeröerse counterpart. Tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen heeft hij aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie. Er is vervolgens voor gekozen om de toenmalige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen niet ook met haar counterpart te laten bellen omdat de Nederlandse zorgen rondom dit wetsvoorstel, na het telefoongesprek van de Minister-President, reeds bekend waren.
Kunt u de verslagen van het contact tussen de Nederlandse regering en de Faeröer over deze kwestie openbaar maken?
Niet van ieder gesprek met de autoriteiten van de Faeröer eilanden is een verslag opgemaakt. Daar waar wel een verslag is opgemaakt, wordt dit niet openbaar gemaakt vanwege de mogelijk nadelige gevolgen voor de bilaterale betrekkingen.
Kunt u toelichten waarom Nederland hier besloot om op eigen houtje contact op te nemen met de regering van de Faeröer en niet op Europees niveau, terwijl het om een Europees vrijhandelsverdrag gaat en ging?
Nederland heeft het Faeröer wetsvoorstel ook op Europees niveau opgebracht. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben daartoe contact gelegd met de Europese Commissie. De Europese Commissie is vervolgens autonoom in het al dan niet agenderen en de kwestie is niet geagendeerd voor de jaarlijkse onderhandelingen over de visserijquota of via het tweejaarlijks Joint Comittee waar het EU-Faeröer vrijhandelsakkoord wordt besproken.
Klopt het dat het hierbij in feite maar om de visserijbelangen van één bedrijf ging? Kunt u toelichten waarom deze belangen zo belangrijk waren dat er dit dreigement aan te pas moest komen?
Nee, meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. Voor Nederland had deze aanstaande wijziging in beleid inderdaad met name gevolgen voor een grote speler in de visserijsector. De Nederlandse reserveringen bij het wetsvoorstel, waarbij buitenlandse eigenaren verplicht werden om binnen vier jaar afstand te doen van hun aandelen in Faeröerse visserijbedrijven binnen, zijn in algemene zin bij de Faeröerse overheid opgebracht.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is voor Nederland om zich op een dergelijke wijze te mengen met de democratische processen in een derde land, enkel omdat dit ten goede komt van een enkel Nederlands bedrijf? Zo ja, kunt u toelichten waarom u er dan toch voor heeft gekozen om u op een dergelijke manier in de lokale democratie te mengen?
Zie antwoord onder vraag 6. Meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. De Nederlandse regering heeft onder andere als taak het opkomen voor Nederlandse (economische) belangen in het buitenland. Deze nieuw voorgestelde wetgeving zou mogelijk verregaande negatieve gevolgen hebben voor de Nederlandse visserijsector. De gedane interventies zijn vanuit dat perspectief ondernomen. Tijdens de bilaterale contacten is kenbaar gemaakt dat Nederland zich bewust is van de autonomie van Faeröer op dit gebied en deze respecteert.
Heeft de Nederlandse regering inzake deze kwestie contact gezocht met Denemarken, aangezien deze verantwoordelijkheid draagt voor buitenlandse aangelegenheden en voor de rechtsprekende macht op de eilanden?
Ja, er is ook contact gezocht met Denemarken over deze kwestie, o.a. via de Nederlandse ambassade in Kopenhagen.
Klopt het dat het Nederlandse quotumbezit in de Faeröer eilanden problemen oplevert voor lokale vissers? Kunt u reflecteren op de vraag of dat wenselijk is voor de lokale economie op deze eilanden? Kunt u bovendien reflecteren op de vraag wat dit doet met de banden tussen beide landen en het sentiment dat op de eilanden wordt gevoeld jegens Nederland? Is dit sentiment wenselijk volgens u?
Het is ingewikkeld voor mij om een oordeel te vellen over Nederlands quotumbezit in Faeröer. Ik begrijp dat deze kwestie gevoelig ligt, onder andere vanwege het feit dat de visserijsector op Faeröer een belangrijke sector is. Belangrijk is natuurlijk dat de autonomie van een land wordt gerespecteerd. Maar we moeten de rechten van belanghebbenden niet uit het oog verliezen. Vanwege de wederzijdse interdependentie van Nederland en Faeröer op het vlak van visserij zijn Nederland en Faeröer op elkaar aangewezen. Het is daarbij derhalve belangrijk dat de bilaterale relatie tussen beide landen goed blijft. Mocht visserij een wissel trekken op deze relatie dan is dat een punt van aandacht.
Acht u het wenselijk dat de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger (bedrijfs)belangen heeft die aanleiding zijn tot directe interventies in het wetgevingsproces van het land waar hij wordt geacht Nederland te vertegenwoordigen?
U doelt hierbij naar ik aanneem op het ambt van Honorair Consul. Honoraire Consuls zijn onbezoldigde ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij vervullen hun ambt als nevenfunctie en dragen onder andere zorg voor de promotie van economische relaties. Door hun grondige kennis van de lokale omstandigheden en hun brede netwerken vormen zij een belangrijk onderdeel van het postennet. In Faeröer is de visserij de belangrijkste economische sector. Hier zijn ook economische belangen van Nederland mee gemoeid. Bij de aanstelling van de Honoraire Consul was bekend dat hij als zakenman in de visserijsector actief was. Er is toen de afweging gemaakt dat zijn positie en netwerk zeer relevant waren voor de behartiging van de economische belangen van Nederland in Faeröer. Het zijn uitsluitend die belangen, die aanleiding hebben gegeven voor het handelen van de Nederlandse regering in het onderhavige geval.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en elk afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hof: Deliveroo-koeriers hebben recht op arbeidscontract»?1
Ik ben bekend met het artikel.
Gaat u nu eindelijk, aangezien de rechter opnieuw heeft aangegeven dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn, ervoor zorgen dat maaltijdbezorgers zeker kunnen zijn van een fatsoenlijk loon, bescherming bij ziekte en doorbetaling bij het wachten bij een restaurant?
Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor zowel de uitleg van bestaande regelgeving als het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders. Hierop wordt bij de beantwoording van vraag 3 en 4 ingegaan.
Bezorgers die onder deze rechterlijke uitspraak vallen kunnen een arbeidsovereenkomst opeisen, waarmee (onder meer) uren inclusief wachttijden bij restaurants worden betaald en bescherming bij ziekte wordt geboden volgens de cao voor beroepsgoederenvervoer. Omdat de arbeidsovereenkomst civiel recht is, is het aan werkenden, evt. ondersteund door een vakbond, deze rechten op te eisen. Al geldt daarbij dat er ook van overheidswege toezicht is op de naleving van fiscale, socialezekerheids- en arbeidswetgeving (zie vraag 4). Overigens staat tegen de bewuste rechterlijke uitspraak nog wel de mogelijkheid van cassatie open.
In aanvulling op het bovenstaande geldt dat, vanwege specifieke kwetsbaarheden van platformwerkers, het kabinet is gestart met de uitwerking van een rechtsvermoeden van het bestaan een arbeidsovereenkomst voor platformwerkers ten behoeve van een komend kabinet. Hierbij staat de vraag centraal of en hoe een dergelijk rechtsvermoeden geoperationaliseerd kan worden, zodat het in de praktijk ondersteuning biedt aan platformwerkers.2
Hoeveel signalen heeft u en de Belastingdienst nodig om in te zien dat platformbedrijven in de maaltijdbezorging, zoals Deliveroo en Uber Eats, kwaadwillende werkgevers zijn en misbruik maken van hun werknemers door hen als schijnzelfstandigen aan de slag te laten gaan?
Een beoordeling van de vraag of sprake is van kwaadwillendheid vergt een individuele toetsing door de Belastingdienst van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Gelet op de interpretatieverschillen in beoordeling die op grond van de huidige wet- en regelgeving mogelijk zijn, kan een opdrachtgever in een geschil met de inspecteur een pleitbaar standpunt hebben dat geen sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval kan geen sprake zijn van kwaadwillendheid zoals eerder aan Uw Kamer bericht.3 De rechter heeft voor dit specifieke geval in een civiele rechtszaak in hoger beroep wel vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar geen uitspraak gedaan over de kwaadwillendheid van de opdrachtgever/werkgever in de zin van de handhaving door de Belastingdienst.
Overigens doet de Belastingdienst over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u daarom nu wel per direct handhavend optreden tegen platformbedrijven in de maaltijdbezorging?
In het geval van rechterlijke uitspraken gaan aan handhaving verschillende stappen vooraf die er in algemene zin als volgt uitzien:
De Belastingdienst voert allereerst een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval uit om een eigen standpunt in te kunnen nemen en te onderbouwen door middel van een onderzoek. De Belastingdienst kan niet automatisch afgaan op een gerechtelijke uitspraak waarbij de Staat der Nederlanden geen procespartij is.
Het onderzoek mondt uit in vaststelling van feiten en omstandigheden en een conclusie met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Die wordt voor reactie aan de betreffende opdrachtgever voorgelegd.
Wanneer de Belastingdienst tot het standpunt komt dat sprake is van een dienstbetrekking en ten onrechte buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, wordt een aanwijzing gegeven. Bij de aanwijzing wordt een redelijke termijn gegeven waarbinnen deze moet zijn opgevolgd.
Wanneer de aanwijzing niet of niet in voldoende mate is opgevolgd binnen de gegeven redelijke termijn zal worden gehandhaafd. Dit kan door middel van correctieverplichtingen, naheffingen en boetes, terugwerkend tot het moment dat de aanwijzing is aangegeven.
De markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging bestaat hoofdzakelijk uit enkele grote spelers waarop de Belastingdienst (individueel) toezicht houdt. In antwoord op de toezegging die is gedaan in het AO Arbeidsmarktbeleid van 7 december jl. naar aanleiding van het verzoek van het lid Palland (CDA) geven wij aan dat bij de platformbedrijven in de maaltijdbezorging geen extra toezicht nodig is, omdat de Belastingdienst al toezicht uitoefent bij deze bedrijven. Omdat de markt van de platformbedrijven in de maaltijdbezorging hoofdzakelijk enkele grote spelers betreft mag de Belastingdienst op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) geen verdere uitspraken over de uitvoering van dat toezicht bij deze bedrijven doen.
Naast bovenstaande geldt dat de Inspectie SZW risicogericht toezicht houdt op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het themaprogramma schijnconstructies, cao-naleving en fraude is onder meer gericht op mogelijke misstanden in de platformeconomie en schijnzelfstandigheid. Daar waar de arbeidswetgeving mogelijk niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld bij te laag loon of te lange arbeidstijden, wordt nader onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Het programma horeca en detailhandel zet in op verbetering van de naleving van de Arbeidstijdenwet bij met name jeugdige maaltijdbezorgers. Als geconstateerd wordt dat de arbeidswetgeving is overtreden wordt gehandhaafd en kan bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Deelt u de mening dat het feit dat deze praktijken van schijnzelfstandigheid bij platformbedrijven Deliveroo en Uber Eats al jaren kan voortduren, betekent dat deze bedrijven nog nooit als kwaadwillende bedrijven door de Belastingdienst zijn aangemerkt en dus ook nog nooit een boete hebben gekregen?
Het antwoord op de vraag of een opdrachtgever kwaadwillend is, vergt een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien (zie ook het antwoord op vraag 3). De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Gaat u tevens aan de slag om er voor te zorgen dat Deliveroo de misgelopen sociale premies en belastinginkomsten, a 32 miljoen euro per jaar, gaat afdragen?
Ik verwijs ook naar de antwoorden op de vragen 3 en 4. De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Kunt u zich verder ook vinden in het oordeel van de rechter dat het voor zelfstandigen die een inkomen tussen de € 11,00 en € 13,00 per uur hebben het niet goed mogelijk is adequate voorzieningen te treffen in het geval van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid?
Ik kan mij vinden in het oordeel van de rechter. Met een dergelijk inkomen lijkt het lastig voorstelbaar dat adequate voorzieningen kunnen worden getroffen en zelfstandigen zich kunnen verzekeren of reserveringen kunnen maken voor risico’s op inkomensverlies (ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkloosheid/leegloop).
Hoe beoordeelt u verder de harde woorden vanuit de FNV dat «daadkracht ontbreekt bij de politiek» en dat vanwege het gebrek aan daadkracht van dit kabinet de misstanden bij Deliveroo konden voortduren en dat dit «feitelijk de bijl aan de wortel van de rechtsstaat zet»?2
Met de voortgangsbrieven zelfstandigen5 heeft het kabinet meermaals de afwegingen en complexiteit rondom de afbakening van zelfstandigen besproken en daarin is ook uitgebreid gewisseld en toegelicht welke knelpunten in de weg stonden aan het realiseren van maatregelen zoals een minimumtarief. Gelet op de – breed gesignaleerde – bezwaren die kleven aan een dergelijk tarief, is deze maatregel ingetrokken ondanks de grote inzet die is gepleegd om tot een werkbare minimumtarief-maatregel te komen.
Bij de reactie op het rapport van de Commissie Regulering van werk heeft het kabinet wel aangekondigd specifiek voor platformwerkers te starten met de uitwerking van een rechtsvermoeden rondom platformwerk ten behoeve van een komend kabinet6 (zie ook vraag 2).
Heeft deze rechterlijke uitspraak ook gevolgen voor andere platformbedrijven, zoals Temper, Helpling en Uber?
Deze uitspraak gaat specifiek over de situatie van Deliveroo bezorgers. Het vaststellen of een arbeidsrelatie kwalificeert als een dienstbetrekking vergt altijd een individuele toetsing van alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Rechterlijke uitspraken zijn uiteraard van belang voor het ontwikkelen van beleid, de uitleg van bestaande regelgeving en het toezicht op de naleving van wetgeving door publieke toezichthouders.
Mondzorg in het basispakket |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geef ook minder rijken de kans op een goed gebit»?1
Ja
Hoe evalueert u de conclusie van Dokters van de wereld, die stellen dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen?
Ik beschik over onvoldoende informatie om de conclusie van Dokters van de Wereld, dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen, te onderschrijven. Het is bekend dat wanneer kleine gebitsproblemen niet worden opgelost, deze tot grotere gebitsproblemen kunnen leiden. Daarnaast komt de afgelopen jaren steeds meer onderzoek beschikbaar dat laat zien dat er relaties zijn tussen een ongezonde mond en andere gezondheidsproblemen. Dit betreft met name associaties tussen parodontitis enerzijds en diabetes en cardiovasculaire aandoeningen anderzijds.2 In dit verband heeft ook een onderzoek op basis van Nederlandse zorgverzekeringsdata laten zien dat er een significant effect is van parodontale behandeling op diabeteskosten.3
De meerderheid van de onderzochte studies deed daarbij geen uitspraak over causaliteit. Dit betekent overigens niet noodzakelijk dat er geen causale verbanden zijn tussen mondziekten en chronische ziekten – «absence of evidence is not evidence of absence«. Op dit moment is echter geen uitspraak te doen over welke ziektes en aandoeningen hun oorsprong kunnen hebben in een slecht verzorgde mond en dat een deel daarvan kan worden voorkomen door betere toegang tot mondzorg. Het is daarmee ook niet mogelijk om aan te geven of andere medische kosten worden bespaard door mondzorg in het pakket op te nemen. Ook voor het Zorginstituut is er op dit moment onvoldoende basis om tandheelkundige (curatieve) behandelingen te beschouwen als preventie voor medische aandoeningen.
Als mondzorg in het basispakket opgenomen zou worden, hoeveel euro extra per maand zou de premiebetaler dan kwijt zijn? Hoe groot is het verschil tussen algemene premieverhoging voor mondzorg en de gemiddelde kosten voor mondzorg in de aanvullende verzekering? Als de gemiddelde kosten voor de premiebetaler in het basispakket lager zijn dan via de aanvullende verzekering, deelt u dan de mening dat mondzorg daarmee veel toegankelijker wordt voor mensen met een laag inkomen?
In «Zorgkeuzes in Kaart» is berekend dat het uitbreiden van het basispakket met tandheelkundige zorg, een netto effect op de collectieve zorguitgaven heeft van 1,45 miljard euro per jaar. De premiebetaler zal per jaar € 15 euro extra betalen.4 Daar moeten eventuele kosten voor eigen risico bij worden opgeteld. Deze variëren per persoon, afhankelijk van of iemand het eigen risico sowieso al vol maakt. In het slechtste geval waarbij iemand veel tandheelkundige kosten maakt (> € 385) en het eigen risico volledig wordt aangesproken, betaalt diegene dat jaar € 400 voor mondzorg via het basispakket.
De premie voor het verzekeren van mondzorg in de aanvullende verzekering (AV) varieert per gekozen pakket: van losse tandmodules à € 100,– per jaar tot uitgebreide AV’s met allerlei soorten dekkingen van boven de € 500,– per jaar. Welke zorgkosten tot welk maximumbedrag (en soms ook maximumpercentage) vergoed worden, verschilt daarbij per pakket. Het is daarom niet mogelijk om iets te zeggen over de gemiddelde premiekosten van mondzorg in de AV. Op basis van declaratiedata van Vektis over 2018 kan de gemiddeld vergoede kosten voor tandheelkunde vanuit de AV worden vastgesteld op € 126 per jaar (incl. orthodontie).5 In dit bedrag zijn eventuele bijbetalingen en mondzorg die niet uit de AV werd vergoed niet meegenomen. Een andere benadering is op basis van de totale omzet van eerstelijns mondzorg: dan zou je uitkomen op gemiddelde tandheelkundige kosten van € 167 per volwassene per jaar.6
Niet iedereen heeft een AV voor mondzorg. Opname in het basispakket betekent dus vooral een kostenverschuivingvan het private naar het publieke domein. Gegeven het eigen risico, wordt mondzorg niet vanzelf toegankelijker voor alle mensen met een laag inkomen.
Welke andere manieren zijn er om de kosten van mondzorg in het basispakket op te nemen? Kunnen deze kosten eventueel ook via belastingen worden opgehaald, waardoor het opnemen van mondzorg in het basispakket niet automatisch tot een premieverhoging leidt? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de behoefte aan geneeskundige zorg verzekerd (art 10). Deze wordt op basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord (art 14). Een sociale indicatie als toegang tot bepaalde zorg is gegeven de beginselen van de Zvw dus niet mogelijk. De genoemde suggestie om kosten via belastingen op te halen en aan zorgverzekeraars uit te keren zodat deze kosten niet tot een premieverhoging leiden, is ook niet mogelijk. In de Zvw is vastgelegd dat ter dekking van de Zvw-kosten evenveel inkomsten worden gegenereerd via de inkomensafhankelijke bijdrage, de nominale premie, de eigen betalingen en de rijksbijdrage kinderen samen (de zogenaamde 50/50-verdeling). Een stijging van de Zvw-kosten, als gevolg van een uitbreiding van het pakket, uit zich dus automatisch in een hogere nominale premie.
Hoeveel bespaart volgens u de opname van mondzorg in het basispakket, gegeven het feit dat problemen aan het gebit minder vaak leiden tot andere medische problematiek?
Zie antwoord vraag 2.
Welke invloed kan een slecht gebit hebben op de algehele gezondheid van een verzekerde? Welke ziektes en aandoeningen kunnen hun oorsprong hebben in een slecht verzorgde mond en hoeveel kan daarvan worden voorkomen als iedereen in Nederland goede toegang heeft tot mondzorg?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat mensen zonder tandartsverklaring in verreweg de meeste gevallen niet in aanmerking komen voor een aanvullende verzekering en dat dit dus voor mensen met mondzorgproblemen van enige omvang geen toegankelijke oplossing is? Welke oplossingen heeft u voor dit probleem?
Uit cijfers van Zorgweb blijkt, dat er in 2021 91 losse tandmodules werden aangeboden. In 14 van die gevallen (15%), met de meest uitgebreide dekkingen, golden acceptatiecriteria. Van de 170 gecombineerde aanvullende polissen (met daarin vaak ook mondzorg opgenomen) waren slechts 4 met acceptatiecriteria (2,4%). Daarnaast bieden gemeentepolissen ook vaak dekking voor tandheelkundige zorg; voor deze polissen geldt sowieso geen medische selectie. Daarnaast gold voor 10% van de losse tandmodules en 11% van de gecombineerde aanvullende polissen een wachttijd van een jaar voor specifiek orthodontie, kronen/bruggen/implantaten of gedeeltelijke prothesen. Ik deel daarom niet de analyse dat er in die zin sprake is van een toegankelijkheidsprobleem.
Klopt de inschatting van Dokters van de wereld dat ongeveer anderhalf miljoen mensen in Nederland geen toegang hebben tot mondzorg in Nederland?2 Zo nee, hoeveel mensen in Nederland hebben naar schatting volgens u geen toegang tot mondzorg en bij hoeveel mensen leidt dit tot andere medische problemen? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland dat puur vanwege financiën mondzorg mijdt: de verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld. Daarnaast is op dit moment überhaupt weinig structurele informatie beschikbaar omtrent de mondgezondheid van Nederlanders. Het laatste «Signalement Mondzorg», dat werd opgesteld in opdracht van het Zorginstituut, dateert uit 2013 voor volwassenen en 2018 voor de jeugd. Ik vind het van belang dat er structurele informatie beschikbaar komt over de mondgezondheid van mensen in Nederland. Ik zet daarom een langdurige monitor op om de mondgezondheid in Nederland te meten. In afstemming met het veld zal hiertoe een set indicatoren worden opgesteld, waarna de informatie driejaarlijks zal worden uitgevraagd. Het eerste meetmoment start in 2022. Met het verkrijgen van meer informatie over de staat van de mondgezondheid in Nederland, wordt ook de mondgezondheid onder specifieke groepen beter inzichtelijk. Op basis daarvan kan zo nodig aanvullend beleid worden gemaakt.
Bent u bekend met het onderzoek van Stefan Listl, waaruit blijkt dat productiviteitsverlies door gebrekkige mondzorg 3 miljard euro bedraagt in Nederland?3
Ja. In het artikel wordt geschat dat mondgezondheidsproblemen in Nederland samenhangen met een gemiddeld verlies van productiviteit van $ 209 dollar per persoon. Ook wordt beschreven dat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de gebruikte methodiek en schatting.
Deelt u de mening dat mondzorg in het basispakket voor een groot deel het productiviteitsverlies tegen kan gaan? Zo nee, waarom niet?
Mondziekten hebben een invloed op zowel individuen als de maatschappij. Pijn, schaamte, verminderde kwaliteit van leven en verminderde arbeidsproductiviteit kunnen zich daarbij voordoen.9 Mondgezondheid is ook zeer relevant voor integratie in de samenleving, denk aan kansen op de arbeidsmarkt. Slechte mondgezondheid kan de problematiek van mensen met sociale problemen en kwetsbare doelgroepen dus verergeren. Het onderzoek stelt echter niet dat met het toevoegen van mondzorg aan het basispakket het totaal aan productiviteitsverlies kan worden voorkomen. Ook voor zorgmijding is de vraag of hiermee het probleem wordt opgelost. Uit CBS-cijfers blijkt dat in 2018 80,3% van de Nederlanders minimaal 1 keer naar de tandarts is gegaan.
In de jaren dat de mondzorg voor verzekerden van 18 jaar of ouder nog in het ziekenfondspakket was opgenomen, was het percentage Nederlanders dat minimaal 1 keer per jaar naar de tandarts ging aanzienlijk lager. Dit percentage was in 1990 71,3% en in 1995 74,6%. De data van het CBS geven overigens geen uitsluitsel om welke redenen mensen afzien van tandartsbezoek. Uit het TNO-onderzoek «Gebit Fit» uit 2014 kwam naar voren dat individuen die niet jaarlijks naar de tandarts of mondhygiënist gaan, daar diverse redenen voor hebben. Die redenen lopen uiteen van «niet nodig om jaarlijks te gaan vanwege een goed gebit» tot «niet jaarlijks gaan vanwege financiële consequenties» of «niet gaan vanwege verstrekkende angst voor tandheelkundige behandelingen» en allerlei redenen daar tussen in.
Ik vind het daarom passender om in te zetten op lokaal (financieel) maatwerk. In dat verband heb ik u recent geïnformeerd10 over onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de maatregelen die gemeenten en zorgverzekeraars kunnen nemen om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen tegen te gaan. Momenteel werk ik een motie11 uit waarbij wordt verkend of na de afschaffing van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (Cer) de gewenste omslag is gemaakt naar maatwerk toegesneden op de persoonlijke situatie van de burger. Ik verwacht uw Kamer hier vóór het zomerreces over te informeren.
Ook neemt VWS, gezien de sterke samenhang tussen schuldenproblematiek en gezondheid, actief deel aan de versnelling van maatregelen uit de brede schuldenaanpak die wordt gecoördineerd door de Staatssecretaris van SZW. Zoals beschreven in mijn brief van 12 februari jongstleden12, wil ik samen met betrokken gemeenten en zorgverzekeraars verkennen op welke wijze het onderwerp «ongewenste zorgmijding» betrokken kan worden bij vroegsignalering van schulden. In het contact met mensen met beginnende betalingsachterstand kan actief worden gevraagd naar, en actiegenomen op, de situatie van ongewenste zorgmijding.
Deelt u de mening dat maatschappelijke baten, zoals verbeterde economische productiviteit en fysieke en mentale gezondheidswinst deel moeten zijn van de overweging om behandelingen al dan niet in het basispakket op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Keuzes over de inhoud en omvang van het basispakket worden genomen aan de hand van pakketcriteria.13 De pakketcriteria zijn effectiviteit, kosteneffectiviteit noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid. Bij de bepaling van effectiviteit wordt ook gekeken naar de gezondheidswinst die de behandeling oplevert voor de patiënt. Dit kan fysiek én mentaal zijn. Wanneer de kosteneffectiviteit van de behandeling wordt beschouwd, komen ook maatschappelijke kosten en baten, zoals verbeterde economische productiviteit, aan bod. Maatschappelijk baten zijn daarmee onderdeel van de overweging om behandelingen op te nemen in het basispakket.14
Marktkooplieden in de non-food sector, die nog steeds niet open mogen |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over marktkooplieden in de non-food sector, die nog steeds niet open mogen?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de reden hiervoor is, zeker nu alle winkels meer ruimte hebben gekregen middels het click & collect systeem?
Bij bestellen en afhalen gelden, net als het winkelen op afspraak, strenge voorwaarden die zijn toegespitst op winkels. De ambulante handel valt hier niet onder. Zoals aangegeven in de brief van de Minister van VWS dd. 23 maart 2021 laat het epidemiologisch beeld het momenteel niet toe om versoepelingen door te voeren. Het beleid blijft er op gericht om het aantal reisbewegingen en contactmomenten zoveel mogelijk te beperken. Daarom blijft het sluiten van warenmarkten, met uitzondering van warenmarkten voor levensmiddelen, noodzakelijk. Het kabinet volgt nadrukkelijk hoe het coronavirus zich verder ontwikkelt, om te bezien of er meer ruimte komt voor het verantwoord versoepelen van maatregelen.
Geldt het click & collect systeem ook voor de ambulante handel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom mogen de markten niet open gaan, er is immers sprake van optimale ventilatie en de kans op besmetting buiten is toch zeer gering?
De huidige openstelling van markten is beperkt tot warenmarkten in de levensmiddelenbranche. Hier is op het moment dat de volledige lockdown werd ingevoerd voor gekozen om het aantal reisbewegingen en contacten te beperken.
Waarom is er een kunstmatige scheiding aangebracht tussen de food- en de non-food ondernemers?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat marktkooplieden, die geen loonkosten en vaste lasten hebben, niet in aanmerking komen voor de NOW- en TVL-regeling?
De tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid heeft als doel banen te beschermen door (een deel van) de loonkosten te vergoeden. Met de tegemoetkoming NOW kunnen werkgevers hun werknemers met een vast en met een flexibel contract doorbetalen en in dienst houden. Indien NOW aangevraagd wordt zonder dat er sprake is van een loonsom, wordt deze aanvraag afgewezen.
Marktkooplieden komen in principe in aanmerking voor de TVL. Het kan zijn dat marktkooplieden de minimaal vereiste omvang vaste lasten niet halen. Deze is echter door het kabinet met ingang van de TVL Q1 verlaagd van 3.000 naar 1.500 euro om ook kleinere ondernemers toegang tot de TVL te geven.
Betekent dit dat er voor hun slechts de TOZO resteert van 1.500 euro, terwijl zij vaak aan vaste lasten al meer dan 3.000 euro hebben? Klopt het dat als deze marktkooplieden een verdienende partner hebben, zij helemaal niets krijgen?
Vanuit de Tozo kan het huishoudinkomen van zelfstandig ondernemers worden aangevuld tot het sociaal minimum. Het sociaal minimum bedraagt € 1.050 per maand voor een alleenstaande en € 1.500 per maand voor gehuwden en samenwonenden. Indien het gezamenlijke inkomen van de zelfstandige en zijn of haar partner meer bedraagt dan € 1.500 per maand, bestaat er geen recht op Tozo.
Via de gemeenten kan aan huishoudens middels de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) hulp worden geboden bij het betalen van onvermijdelijke en noodzakelijke kosten wanneer zij deze door een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen in verband met de coronamaatregelen niet langer kunnen dragen. Deze regeling is ook bedoeld voor zelfstandigen die vanwege de partnerinkomenstoets geen recht hebben op Tozo.
Overigens sluiten het gebruik van de Tozo en het gebruik van de TVL elkaar niet uit.
Kunt u de partnertoets in de TOZO zo spoedig mogelijk afschaffen, dan wel de markten weer openstellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet voornemens de partnerinkomenstoets in de Tozo af te schaffen. Het schrappen van de partnerinkomenstoets zet de gemeentelijke uitvoeringscapaciteit onder zware druk. Deze capaciteit is hard nodig om de TONK uit te voeren en ondernemers te ondersteunen bij heroriëntatie. Bovendien acht het kabinet dit beleidsmatig ongewenst, onder andere omdat dit de ongelijkheid tussen Tozo-gerechtigden en andere bijstandsgerechtigden zou vergroten.
Ten aanzien van de mogelijke versoepeling van maatregelen eind maart verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om de noodkreet van 10 februari 2021 van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel met een positieve grondhouding te bezien? Wanneer bent u in staat om hun brief te beantwoorden? Kunt u een afschrift van uw reactie toevoegen aan de beantwoording van deze vragen?
Ik heb de brief per heden beantwoord. Een afschrift van mijn reactie treft u bijgaand aan.
Bent u bereid in overleg te gaan met gemeenten, teneinde de mogelijkheden te bezien om, voor de marktkooplieden die nu wel op de markt mogen staan, markt- en daggeld te reduceren, dan wel kwijt te schelden? Bent u bereid gemeenten hiervoor te compenseren? Zo nee, waarom niet?
Het steunpakket van het kabinet ademt mee met de omstandigheden en het omzetverlies van de ondernemers. De TVL is bedoeld om ondernemers in hun kosten tegemoet te komen. In geval van omzetverlies kunnen ook marktkooplieden daar gebruik van maken. Het is aan gemeenten of zij mogelijkheden zien om markt- en daggeld te reduceren of kwijt te schelden. Het kabinet is niet voornemens een aparte compensatieregeling (voor gemeenten) te treffen voor markt- en daggelden.
De onbelaste vaste reiskostenvergoeding. |
|
Hilde Palland (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de maatregel over de onbelaste vaste reiskostenvergoeding per 1 april 2021 afloopt?
De maatregel voor de onbelaste vaste reiskostenvergoeding is in januari 2021 verlengd tot 1 april 2021.1 Het kabinet verlengt deze maatregel tot 1 juli 2021. Dat houdt in dat tot 1 juli 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast door de werkgever kunnen worden vergoed ook al worden deze reiskosten als gevolg van het thuiswerken niet meer (volledig) gemaakt. Een voorwaarde is dat het vaste vergoedingen betreft die al voor 13 maart 2020 door de werkgever werden toegekend.
Wat zijn voor het kabinet afwegingen om de maatregel wel of niet te verlengen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 verlengt het kabinet de maatregel voor de onbelaste vaste reiskostenvergoeding tot 1 juli 2021. Er zijn argumenten die voor verlenging pleiten en argumenten die tegen verlenging pleiten. Voorop staat dat werkgevers te allen tijde de mogelijkheid hebben en houden om daadwerkelijk gemaakte reiskosten (woon-werkverkeer en andere zakelijk reizen) onbelast te vergoeden (de daadwerkelijke OV-kosten, dan wel € 0,19 per woon-werkkilometer). Als er geen reiskosten meer zijn, ligt het voor de hand dat niet langer een onbelaste vaste reiskostenvergoeding kan worden verstrekt door werkgevers. Daar staat tegenover dat er nog steeds werknemers zijn die reisgerelateerde kosten maken ondanks dat feitelijk niet of minder wordt gereisd. Denk hierbij aan werknemers die vaste kosten hebben van de eigen (of private lease) auto die voorheen werd gebruikt voor woon-werkverkeer of werknemers die ervoor hebben gekozen hun OV-abonnement te verlengen.
Hoe staan werkgevers tegenover het laten aflopen dan wel verlengen van de maatregel? Verschillen kleine en grote werkgevers hierin van standpunt, omdat zij mogelijk andere kostenstructuren hebben?
Uit gesprekken maken wij op dat werkgevers de mogelijkheid willen hebben om bepaalde thuiswerkkosten onbelast te vergoeden, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in kleine en grote werkgevers. De reiskostenvergoeding wordt door sommige werkgevers ook gebruikt als vergoeding voor thuiswerkkosten. Het is heel goed mogelijk dat thuiswerken in de toekomst meer dan voorheen gemeengoed zal worden. Het kabinet onderzoekt daarom momenteel de mogelijkheden van een aanvullende regeling waarbinnen het voor de werkgever mogelijk wordt om onbelast ook thuiswerkkosten te vergoeden waarvoor nu nog geen gerichte vrijstelling geldt. Deze regeling zou een aanvulling zijn op de reeds bestaande mogelijkheden om specifieke thuiswerkkosten, zijnde arbovoorzieningen en ICT-middelen, onbelast te vergoeden. Een eventuele aanvullende regeling die ook na de coronacrisis doorwerkt moet uitvoerbaar zijn en moet daarnaast ook budgettair gedekt worden in het lastenkader. Deze aanvullende regeling zal naar verwachting niet voor het einde van het jaar kunnen worden ingevoerd. Voor het jaar 2021 is de vrije ruimte (werkkostenregeling) tijdelijk verruimd. Werkgevers kunnen deze (verruiming van de) vrije ruimte ook benutten om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.
Uiterlijk wanneer geeft het kabinet werkgevers hierover duidelijkheid?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is bekend hoeveel werkgevers de reiskostenvergoeding niet hebben aangepast en dat ook niet willen doen?
De onbelaste vaste reiskostenvergoeding blijkt niet uit de aangifte loonheffingen. De Belastingdienst beschikt daardoor niet over informatie hoeveel werkgevers de reiskostenvergoeding niet hebben aangepast ondanks dat er geen daadwerkelijk gemaakte reiskosten tegenover staan. De Belastingdienst kan wel informatie opvragen bij individuele werkgevers. Dat gebeurt bijvoorbeeld tijdens een boekenonderzoek.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Helaas was het omwille van de zorgvuldigheid niet mogelijk deze vragen binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden.
De bejegening van LHBT-asielzoekers door het COA |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent het bericht «Homoseksuele asielzoeker bedreigd met 40 cm lang broodmes in zijn asielzoekerscentra (azc). Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zet slachtoffer uit azc ondanks coronamaatregelen»1 en het bericht «Wanneer een transfer door het COA deportatie wordt» (deel I en II)?2
Ja.
Bevatten de genoemde berichten feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke dan? Zo nee, hoe oordeelt u dan over de wijze waarop met belangen van deze LHBT-asielzoekers werd omgegaan?
De facebookberichten schetsen een beeld van de handelwijze van het COA dat ik, op basis van de mij bekende informatie over deze zaken, niet herken. Zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele zaken. Om deze reden staat het mij niet vrij om te benoemen op welke wijze de berichten afwijken van de informatie die mij bekend is omtrent deze zaken.
Deelt u de mening dat uit de genoemde berichten blijkt, dat binnen het COA niet altijd of niet door iedereen met tact en begrip wordt omgegaan met LHBT-asielzoekers en hun belangen? Zo ja, waarom? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 schetsen de facebookberichten een beeld van deze zaken dat ik niet herken. Reeds om deze reden kan ik niet op basis van deze berichten tot de conclusie komen dat binnen het COA niet altijd met tact en begrip wordt omgegaan met LHBTI-asielzoekers en hun belangen. Dit laat onverlet dat er in voorkomende gevallen sprake kan zijn van miscommunicatie of verwachtingen aan de zijde van de bewoner die niet stroken met staand beleid of de geldende processen.
Binnen de opvang en begeleiding van het COA staat de veiligheid van eenieder voorop. Dit is niet anders voor LHBTI-asielzoekers. In mijn brief d.d. 5 maart jl. heb ik uiteengezet op welke wijze het COA hier momenteel invulling aan geeft en welke stappen er in de komende tijd genomen gaan worden om de veiligheid van LHBTI-asielzoekers, maar ook bekeerlingen, verder te waarborgen. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze brief.
Bent u bereid middels trainingen de bewustwording en sensitiviteit van COA-medewerkers op het gebied van LHBT-veiligheid te laten bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre houdt het COA, bij het uit een azc laten vertrekken van een asielzoeker, rekening met het feit dat de desbetreffende asielzoeker zich aan de avondklok moet houden?
Alle bewoners van COA zijn op de hoogte gesteld van de avondklok en geïnformeerd dat dit betekent dat zij gedurende de avondklok niet naar buiten mogen en niet mogen reizen. Bij een overplaatsing wordt er op locatie gekeken of het, met de benodigde reistijd, mogelijk is om voor 21.00 op de nieuwe locatie te arriveren.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de opvang van LHBT-asielzoekers veiliger wordt?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Milieuramp in de Berkel: Friesland Campina vervuilde, het waterschap betaalde’. |
|
Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met de ernstige vervuiling van de Berkel door Friesland Campina in 2018?1
Ja.
Kunt u aangeven of het klopt dat, hoewel het Waterschap Rijn en IJssel geen schuld had aan dit ongeval, zij toch twee derde van de kosten betaalde? Zo ja, op welke wijze wordt hiermee voldaan aan het beginsel dat de vervuiler betaalt? Zo nee, wat is dan de kostenverdeling?
Het waterschap heeft de autonome bevoegdheid om zelf een afweging te maken over de kostenverdeling. Waterschap Rijn en IJssel heeft inderdaad twee derde van de kosten betaald. Als eigenaar van de persleiding en het afvalwater ligt de verantwoordelijkheid voor de persleidingbreuk primair bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor de beheerkosten van de persleiding en de risico’s die daarbij horen.
In opdracht van de drie betrokken partijen (het waterschap, Friesland-Campina en de aannemer) heeft TNO onafhankelijk onderzoek gedaan naar de oorzaak van de leidingbreuk. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft TNO geconcludeerd dat de lekkage drie mogelijke oorzaken kan hebben of een combinatie van deze drie oorzaken. De mogelijke oorzaken die zijn aangewezen zijn aan alle partijen (deels) toe te rekenen. Dit tezamen maakte dat het voor het waterschap niet voor de hand lag om één van de andere partijen aansprakelijk te stellen.
Kunt u aangeven welke redenen ten grondslag lagen aan het geheimhouden van de kostenverdeling?
Een waterschap mag binnen de wettelijke kaders zelf besluiten welke zaken zij wel en niet actief openbaar maakt. Naar aanleiding van het WOB-verzoek is de kostenverdeling openbaar gemaakt door het waterschap.
Kunt u aangeven of deze manier van werken, alsmede de wijze waarop dergelijke kosten worden verdeeld, ook elders in Nederland gangbaar is? Zo ja, graag een overzicht, inclusief de betrokken partijen en de kostenverdeling? Zo nee, graag eveneens een overzicht, inclusief betrokken partijen en de kostenverdeling?
Soortgelijke situaties zijn bij mij en de Unie van Waterschappen niet bekend.
Wat vindt u ervan dat er niet is gekozen om de vervuiler aansprakelijk te stellen, omdat de verstandhouding dan verstoord zou raken? Deelt u de mening dat milieuvervuiling aanpakken belangrijker is dan een goede verstandhouding met bedrijven die voor milieuvervuiling zorgen?
Van het Waterschap Rijn en IJssel heb ik begrepen dat de verstandhouding geen rol heeft gespeeld. Het waterschap is de verantwoordelijk eigenaar van de persleiding en bijbehorende risico’s, en is daarmee ook zelf verantwoordelijk voor een afweging over het al dan niet aansprakelijk stellen van andere partijen.
De betrokken partijen zijn samen een onafhankelijk onderzoek gestart naar de oorzaak van de persleidingbreuk. Tussen de partijen was afgesproken dat het onderzoeksrapport een basis kon vormen voor overleg over verdeling van de schadelast. De onderzoeksresultaten hebben niet geleid tot een aansprakelijkheidsstelling van één van de partijen.
Kunt u aangeven wat in deze kwesties de rol en betrokkenheid is van de omgevingsdiensten en de provincies, waarom er in dit geval (tenminste om vast te stellen dat geen sprake is van laakbaar handelen) geen aangifte is gedaan van een milieudelict en wat de wet in deze kwesties voorschrijft als handelwijze?
Waterschap Rijn en IJssel heeft de calamiteit meteen gemeld bij de omgevingsdiensten, gemeenten, provincie en ook bij de politie Oost-Nederland. Alle maatregelen die genomen zijn, zijn ook afgestemd met de bevoegde gezagen. Het OM heeft vanuit de eigen onafhankelijke rol de zaak onderzocht. Op basis van haar bevindingen heeft het OM geen aanleiding gezien om betrokken partijen strafrechtelijk te vervolgen.
Kunt u aangeven op welke wijze in dit soort gevallen de aansprakelijkheid wordt bepaald en waarom niet altijd wordt gekozen voor een gang naar de onafhankelijke rechtspraak?
De partijen hebben onderling overeenstemming bereikt over de kostenverdeling. De gang naar de rechter is bedoeld voor gevallen waarbij er geen overeenstemming gevonden kan worden. Pas dan is het aan de rechter om een eventuele aansprakelijkheid te bepalen.
Kunt u aangeven of de betrokken partijen verzekerd zijn tegen dit type calamiteiten? Zo ja, welke schade werd hiermee gedekt? Zo nee, waarom niet en waarom is dit niet verplicht?
Het waterschap heeft haar eigendommen verzekerd middels een eigendommenverzekering. Deze calamiteit valt echter niet onder de dekking. Waterschappen maken zelf een afweging in waar zij zich wel en niet voor verzekeren.
Is er onderzoek gedaan naar de vervuiling die heeft plaatsgevonden en de mogelijke gevolgen voor mens, dier en natuur? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is gedurende de calamiteit en de periode daarna actief onderzocht: het waterschap heeft zelf actief gemonitord en ook de omgevingsdiensten waren hierbij betrokken. Met name ten tijde van de calamiteit was er sprake van vissterfte.
Er zijn geen milieugevaarlijke stoffen in het milieu geloosd. Het ging hier om melkresten en niet- schadelijke schoonmaakmiddelen. De vissen stierven door zuurstofgebrek. Om het ecosysteem snel te kunnen laten herstellen heeft het waterschap de bodem van de Berkel gereinigd. Ook de bodem waar het water tijdelijk is opgeslagen, is gereinigd. Het systeem en de vissenpopulatie hebben zich inmiddels hersteld.
Heeft de vervuiling en de gemaakte kosten door het waterschap gevolgen gehad voor de gebruikers van het Waternet, zijn bijvoorbeeld de kosten voor de afname van water omhoog gegaan? Zo ja, hoeveel?
Het waterschap geeft aan dat de gemaakte kosten zijn opgevangen vanuit de reserves en het jaarresultaat.
Het bericht 'Geheime ‘Turkije analyse’ NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland' |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland» van 15 februari 2021 in HP/De Tijd?1
Daar ben ik bekend mee.
Wat is de aanleiding van de door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) opgestelde nota? Wie heeft opdracht gegeven tot het schrijven van deze nota? Wat is de huidige status van deze nota en welke partijen zijn hierbij betrokken? Wanneer kan de Kamer de nota inclusief kabinetsreactie verwachten?
De nota is opgesteld vanuit de eigenstandige onderzoeks- en analysefunctie van de NCTV. Zie verder de aanbiedingsbrief.
Heeft de NCTV de betreffende informatie in de Taskforce « ongewenste buitenlandse beinvloeding en problematisch gedrag« besproken en gedeeld? Zo ja, hoe is de Taskforce hier vervolgens mee omgegaan? Zo nee, waarom niet?
De betreffende concept-analyse is niet in de Taskforce PG&OBF besproken.
In hoeverre is de zorgelijke constatering van de NCTV: «dat een deel van de Turkse gemeenschap in Nederland «kwetsbaar» is voor «beïnvloeding vanuit Turkije», gebaseerd op nieuwe informatie? En hoe verhoudt dit zich tot de constatering in het recent gepubliceerde «Dreigingsbeeldstatelijke actoren« dat de Turkse diaspora naast doelwit ook een instrument is van Turkije?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u in het licht van dit rapport uw reactie op de motie-Becker c.s. (Kamerstuk 30 821, nr. 56) die verzocht om alsnog een contrastrategie te formuleren ten aanzien van de ongewenste diasporapolitiek van de Turkse overheid? Deelt u de mening dat het onvoldoende is om enkel Turkije aan te spreken, maar dat ook ingrijpen in organisaties en vormen van ongewenste beinvloeding nodig is? Welke stappen heeft u sinds het debat over ongewenste buitenlandse beïnvloeding op 14 januari 2021 gezet waar nogmaals om daadwerkelijke uitvoering van de motie werd verzocht?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Klopt het dat in het rapport wordt gesproken over radicalisering die plaatsvindt via online platforms? Hoe beoordeelt u dit risico? Welke stappen heeft u met internetplatforms gezet om deze radicaal salafistische uitingen online te verwijderen? En welke stappen heeft u gezet om de aanpak van dergelijke extremistische en antidemocratische uitingen onder te brengen binnen de op te richten autoriteit kinderpornografische en terroristische content of een andere geschikte autoriteit conform motie-Becker c.s. (Kamerstuk 35 228, nr. 9)?
Los van het feit dat niet in kan worden gegaan op de inhoud van de conceptanalyse kan worden opgemerkt dat het lid Becker in een motie de regering heeft verzocht om in de aanpak van extremistische en/of antidemocratische uitingen online, waar nodig het bestuurlijk instrumentarium in te zetten, en deze toe te voegen aan de taken van de autoriteit of onder te brengen bij een andere autoriteit3. Indien deze uitingen zodanig ernstig van aard zijn dat zij onder de definitie vallen van terroristische content, zoals is bepaald in de TCO-verordening, dan valt het binnen de taken van deze autoriteit. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht4. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden.
Klopt het dat de NCTV de nota wil gebruiken om gemeenten te waarschuwen voor de opkomst van salafisme? Welke stappen kan de gemeente zetten om salafisme te signaleren en aan te pakken? Hoe worden ze geholpen door de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse beïnvloeding?
In zijn algemeenheid geldt voor de overheid dat niet ideologie, maar strafbaar en/of – vanuit het perspectief van de democratische rechtsorde – problematische gedragingen van Nederlandse ingezetenen bepalend zijn voor optreden. Zoals aangegeven in de POCOB Kabinetsreactie d.d. 23 november 2020 hanteert het kabinet een vijfdeling5 om ongewenste buitenlandse beïnvloeding op een gestructureerde wijze te benaderen en zijn gemeenten onmisbaar in de aanpak van mogelijk problematisch gedrag dat hieruit voortvloeit. Gemeenten worden, onder andere middels de oprichting van de Taskforce PG&OBF, ondersteund met kennis en instrumenten om problematisch gedrag te kunnen duiden en een passende handelingsstrategie te bepalen. Bij het bepalen van de overheidstaak en de legitimiteit van overheidsingrijpen staat proportionaliteit centraal.
Hoe staat het met de heldere definitie van problematisch gedrag zodat de Taskforce daadkrachtig kan optreden (Kamerstuk 35 228, nr. 8)?
De verwachting is dat de Tweede Kamer in het najaar van 2021 over de uitvoering van deze motie van het Kamerlid Becker geïnformeerd wordt. Binnen verschillende trajecten wordt momenteel onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een eenduidige juridische definitie van problematisch gedrag. Zo is voor het formuleren of verstevigen van een wettelijke grondslag voor de uitwisseling van persoonsgegevens door de deelnemers van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering een voorzienbare juridische definitie van problematisch gedrag nodig. Dit vraagstuk hangt tevens samen met het verzoek van de motie van het lid Bisschop aangaande de uitbreiding van de bevoegdheden van de Taskforce6 evenals het verzoek van de motie van het lid Van Toorenburg c.s. over informatie-uitwisseling tussen de Taskforce en het Financieel Expertise Centrum7 Het formuleren van een heldere juridische definitie van problematisch gedrag is eveneens onderdeel van het in de kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag. Hierin is het nadere onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden om ongewenste buitenlandse financiering en problematisch gedrag aan te pakken, door middel van het bevriezen of zelfs verbeurd verklaren van bepaalde geldstromen. Dat ook de Tweede Kamer deze wens heeft blijkt uit motie Becker c.s., die oproept tot snelle invoering van handhavingsinstrumenten om op te kunnen treden «wanneer sprake is van ondermijning van onze democratische waarden, fundamentele vrijheden en/of mensenrechten8»).
Hoe staat het met het ontwikkelen van een onvrije landen index op basis waarvan gerichter en beter onderbouwd ingegrepen kan worden in ongewenste beinvloeding en problematisch gedrag (Kamerstuk 35 228, nr. 10)?
Op dit moment onderzoekt het demissionair kabinet de mogelijkheden tot het opstellen van een onvrijelandenindex. Daarnaast wordt bekeken of een dergelijke index gebruikt kan worden om risico’s van financiering uit bepaalde landen beter te kunnen inschatten en of het vervolgens mogelijk is om op basis van een dergelijk index maatregelen te nemen. Over de verdere uitwerking van deze motie wordt uw kamer in het najaar van 2021 geïnformeerd.
Herkent u het signaal dat er mogelijk een relatie is tussen Erdogans retoriek en terroristische aanslag van Gökmen T.? Hoe beoordeelt u dit signaal? Hoe beoordeelt u het veiligheidsrisico wat uit zou gaan van deze retoriek?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u de ruimte die de Turkse president zou geven aan organisaties zoals IBDA-c en de Kaplan-beweging en het steunen van jihadistische groepen in Syrië? Welk motief zit er achter de steun van de Turkse president?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Welke andere politiek-islamitische groeperingen staan onder invloed van Turkse beïnvloeding? Wat zijn de profielen van deze groeperingen en welke acties onderneemt u om deze beïnvloeding tegen te gaan?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Klopt het dat de Kaplan-groep nieuwe activiteiten in Nederland ontplooit? Heeft u de aanhangers van deze beweging in Nederland in beeld? Wat klopt er van de constatering dat een van de aanhangers in verband kan worden gebracht met Gökmen T.? Welke risico’s gaan er uit van deze aanhangers en kunt u bevestigen dat u alles wat mogelijk is heeft ingezet tegen deze personen om de nationale veiligheid te waarborgen er te voorkomen dat nieuwe aanslagen worden gepleegd?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Hoeveel en welke organisaties in Nederland hebben banden met islamitische stromingen van het salafisme zoals Milli Görüs en Femyso? Kunt u een overzicht geven van alle contacten van de rijksoverheid met deze organisaties? Worden door de rijksoverheid nog subsidies verstrekt aan aan het salafisme gelieerde organisaties zoals Milli Görüs en Femyso die gelieerd zijn aan de Turkse moslimsbroederschap?
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Welke stappen hebben Nederlandse gemeenten gezet om te voorkomen dat salafistische organisaties als gesprekspartner worden betrokken bij de uitvoering of ontwikkeling van beleid? Op welke manier heeft u in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bevordert dat gemeenten geen subsidies verlenen aan dergelijke organisaties (Kamerstuk 29 614, nr. 87)? Kunt u de VNG om een overzicht vragen van alle gemeentelijke subsidies die verstrekt zijn aan organisaties met een dergelijke signatuur? Zo nee, waarom niet?
De rijksoverheid noch de VNG beschikken over een centraal overzicht van verstrekte subsidies. Subsidieverstrekking is gericht op het naderbij brengen van een maatschappelijke doelstelling. Zoals u bekend vervullen religieuze organisaties belangrijke taken in Nederland. Hun subsidieaanvragen worden beoordeeld op de effectiviteit waarmee zij deze doelstellingen naderbij brengen, niet op hun religieuze signatuur.
Subsidieverstrekking is een eigenstandige bevoegdheid van gemeenten. De Algemene wet bestuursrecht (titel 4.2) biedt het kader, maar de gemeente gaat zelf over de vraag waaraan zij subsidie verleent; het college van B&W heeft zich hierover aan de Raad te verantwoorden. Met de oprichting van de Taskforce Problematisch gedrag & ongewenste buitenlandse financiering wordt de ondersteuning en advisering vanuit het Rijk aan gemeenten geïntensiveerd. De keuze om geen subsidie te verstrekken aan een organisatie is een interventiemogelijkheid binnen de driesporenaanpak (interactie en dialoog, confronteren en handhaven of verstoren).
Hoe staat het met uitvoering van de motie-Becker c.s. (Kamerstuk 32 824, nr. 307) om gezamenlijk met gelijkgezinde Europese landen te kijken of en hoe radicaal salafistische organisaties zoals de Turkse Grijze Wolven kunnen worden verboden? In hoeverre biedt deze juridische grondslag mogelijkheden om ook de Kaplan-beweging en Milli Görüs te verbieden?
De Kamer wordt dit voorjaar van 2021 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.
Wordt momenteel onderzocht of de Kaplan-beweging verboden kan worden? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Graag een toelichting.
Bevoegde instanties houden doorlopend nieuwe ontwikkelingen in de gaten met betrekking tot organisaties die (mogelijk) een dreiging vormen voor de democratische rechtsorde. Ik zie momenteel geen aanleiding nadere maatregelen te treffen tegen de Kaplanbeweging. Het OM, de politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere betrokken organisaties zijn alert.
Ook in andere Europese landen, zoals Frankrijk, leven zorgen over Turkse beïnvloeding gericht op radicaal gedachtengoed en radicale groeperingen; in hoeverre is er sprake van een gezamenlijke strategie en bent u bereid hier een leidende rol in te nemen?
Nederland heeft regelmatig contact met andere Europese landen, waaronder ook Frankrijk, over mogelijk ongewenste vormen van buitenlandse inmenging. Daarbij worden ervaringen met elkaar gedeeld.
Kunt u deze vragen stuk voor stuk en binnen uiterlijk de geldende termijn beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Houtkachels blijken, na opnieuw rekenen, grootste bron van fijnstofuitstoot’ |
|
Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Houtkachels blijken, na opnieuw rekenen, grootste bron van fijnstofuitstoot?1
Ja.
Waarom is er destijds voor gekozen om de fijnstof dat vlak buiten een schorsteen condenseert niet mee te nemen in de berekeningen voor de fijnstofuitstoot?
Internationale richtlijnen adviseren sinds afgelopen jaar om het condenseerbaar fijnstof uit houtstook te rapporteren. RIVM rapporteert daarom vanaf dit jaar ook over condenseerbaar fijnstof in de emissieregistratie. Voorheen deed RIVM dit nog niet, omdat de uitstoot van condenseerbaar fijnstof minder exact kon worden vastgesteld dan tegenwoordig.
Wat vindt u ervan dat houtstook de grootste bron van fijnstofuitstoot in Nederland is? Erkent u dat het nemen van extra maatregelen om houtstook tegen te gaan noodzakelijk is? Zo ja, aan welke maatregelen denkt u en op welke termijn gaat u deze uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Schone lucht is van levensbelang. Daarom werk ik in het Schone Lucht Akkoord samen met decentrale overheden om voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit te verbeteren om gezondheidswinst te bereiken. De cijfers van het RIVM onderstrepen het belang van het verminderen van de luchtvervuiling en overlast door houtstook. Ook is het relatieve aandeel van houtstookemissies in de uitstoot van PM2.5 toegenomen doordat de emissies van andere bronnen afnemen, onder andere als gevolg van milieuwetgeving en nieuwe technologie.
De emissiecijfers van het RIVM laten zien dat het aandeel van houtstook in de emissies van fijnstof (PM2,5) is toegenomen van 10% naar 23%. Het aandeel van houtstook in de gemiddelde PM2,5 concentratie neemt hierdoor toe naar 4%.2 Door de nieuwe inzichten neemt het onverklaarbare aandeel in de fijnstof concentratie af.3 De emissiecijfers van 2019 laten zien dat voor PM10 de sector verkeer de grootste bron is. Voor PM2,5 zijn de emissies van de sector consumenten met 6,5 kTon en 36% van de emissies de grootste bron, hiervan is het aandeel houtstook 2/3.4
Voor houtstook heb ik in het Schone Lucht Akkoord een pakket van maatregelen opgenomen en onderzoek ik in de pilot houtstook, samen met gemeenten aanvullende lokale maatregelen om het gebruik en de uitstoot van houtkachels te verminderen. Daarnaast start ik dit jaar een bredere verkenning naar mogelijke aanvullende maatregelen. Ook rekent het RIVM dit jaar het effect van de nieuwe emissiecijfers op de gezondheid door in de nulmeting van het Schone Lucht Akkoord met de gezondheidsindicator. Dan weten we in hoeverre we op koers liggen om de doelstelling voor houtstook te halen en of aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik informeer uw Kamer dit najaar over de uitkomsten van de nulmeting en de resultaten van de verkenning.
Kunt u aangeven hoe het staat met het realiseren van houtstookvrije wijken? Op welke termijn worden deze wijken gerealiseerd en hoeveel gemeenten hebben zich hiervoor opgegeven? Hoe zal de handhaving worden vormgegeven?
In de pilot houtstook van het Schone Lucht Akkoord wordt voor minimaal één nieuwbouwwijk en voor een bestaande wijk of buurt onderzocht wat erbij komt kijken om een wijk houtstookvrij/houtrookarm te maken. De pilot richt zich daarbij op particuliere haarden en kachels voor binnenshuis. De deelnemende gemeenten aan de pilot houtstook zijn Utrecht, Nijmegen en Helmond. Het streven is om in 2023 in de pilot één of meerdere houtrookvrije/houtrookarme wijken of buurten te realiseren.
Wat betreft handhaving werk ik samen met gemeenten aan een effectieve aanpak bij overlast. Gemeenten vinden het vaak moeilijk om te beoordelen wanneer er sprake van overlast is. Daarom heb ik naar aanleiding van het onderzoek door TNO, waarover ik u in juni 2020 heb geïnformeerd met een kamerbrief5, opdracht gegeven voor een vervolgonderzoek.6 Dit onderzoek is gestart en zal inzicht geven in de mogelijkheden om specifieke meetapparatuur in te zetten voor handhaving door gemeenten. Ook zal het onderzoek meer inzicht geven in de relatie tussen de blootstelling aan houtrook en gezondheidsklachten. Het onderzoek vindt plaats in Bergen, Utrecht, Amsterdam en Zutphen. De resultaten worden eind 2021 verwacht.
Bent u het eens dat een houtstookverbod tijdens een Stookalert van het RIVM noodzakelijk is? Zo ja, hoe gaat u hier uitvoering aan geven? Zo nee, waarom niet?
Voor omstandigheden waarin houtrook tot hoge concentraties en veel overlast kan zorgen, heb ik een stookalert ontwikkeld. Daarmee kunnen mensen rekening houden met de weersomstandigheden in hun stookgedrag. Een algeheel stookverbod, zelfs wanneer dit beperkt wordt qua gebied of tijd, is bijzonder ingrijpend voor bijvoorbeeld mensen die voor de verwarming alleen een houtkachel hebben. Samen met provincies en gemeenten verken ik wat de te verwachten effecten en de relevante overwegingen zouden zijn bij het vormgeven van dergelijke maatregelen. Ik zal samen met hen eerst bespreken hoe dit vorm gegeven zou kunnen worden en wil daarbij ook nagaan of er belangstelling is om een pilot uit te voeren. De resultaten en beleidsopties die hieruit voortkomen deel ik vervolgens met uw Kamer Daarna kan ook een afgewogen beslissing worden genomen over een stookverbod tijdens een stookalert.
Welke mogelijkheden ziet u om de fijnstofuitstoot verder terug te dringen door strengere eisen te stellen aan fabrikanten van houtkachels? Op welke termijn verwacht u hier resultaat mee te halen, als de strengere eisten mogelijk zijn?
In Europees verband zet ik mij in om de Ecodesign-richtlijn verder aan te scherpen. Op 1 januari 2022 gaan er op basis van de Europese verordening onder de zogenaamde Ecodesign-richtlijn strengere emissie-eisen gelden voor kachels en haarden die vanaf die datum op de Europese markt worden aangeboden. Vanaf die datum zijn fabrikanten verplicht enkel haarden en kachels te leveren die aan deze strengere eisen voldoen. In de pilot houtstook van het Schone Lucht Akkoord onderzoek ik samen met gemeenten welke lokale maatregelen ingezet kunnen worden door gemeenten om het gebruik en de uitstoot van houtkachels verder te verminderen.
De postcoderoosregeling |
|
Matthijs Sienot (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat bij de omzetting van de postcoderoosregeling in een postcoderoossubsidie geen versobering is beoogd?
De omzetting van de fiscale postcoderoosregeling naar een subsidieregeling had meerdere doelen. Zo kan hiermee de complexiteit worden verminderd, is de stimulering van postcoderoosprojecten niet meer afhankelijk van veranderingen in de energiebelasting en kan (de hoogte van) de stimulering beter worden gericht. Versobering is niet het doel. De omzetting is ook tot stand gekomen na overleg met de energiecoöperatiesector waarbij geconcludeerd is dat coöperaties en VvE’s (hierna steeds: coöperaties) in de toekomst beter gestimuleerd kunnen worden met een subsidie dan met een verlaagd tarief in energiebelasting.
Met de omzetting naar de subsidieregeling treedt ook overgangsrecht voor de fiscale postcoderoosregeling in werking. Dit overgangsrecht is in 2014 in de fiscale wetgeving opgenomen om investeringszekerheid te bieden aan bestaande leden van energiecoöperaties. In de praktijk blijkt dit overgangsrecht echter in gevallen zo uit te pakken dat dit doel mogelijk niet wordt bereikt. Daarom laten wij uitzoeken of het mogelijk is om aanvullend overgangsrecht te introduceren in het komende Belastingplanpakket. In de antwoorden hieronder wordt dit nog verder toegelicht.
Klopt het dat voor de postcoderoosregeling een overgangstermijn is beoogd waarbinnen de onder deze regeling reeds aangewezen postcodeprojecten gedurende de looptijd van die projecten (15 jaar) nog gebruik kunnen maken van deze regeling (artikel 59c van de Wet belastingen op milieugrondslag)?
Bij de introductie van de Postcoderoosregeling in 2014 is in de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) een overgangsregeling opgenomen die gaat gelden wanneer de Postcoderoosregeling zou komen te vervallen. In het Belastingplan 2021 is geregeld dat de Postcoderoosregeling vervalt per 1 april 2021. De overgangsregeling regelt dat de leden van een door de Belastingdienst aangewezen coöperatie bij wie op 31 maart 2021 de Postcoderoosregeling wordt toegepast, gedurende 15 jaren na het tijdstip waarop de coöperatie is aangewezen nog kunnen profiteren van het belastingvoordeel van de Postcoderoosregeling. De overgangsregeling is in 2014 per amendement aan de postcoderoosregeling toegevoegd en is vanaf het begin zo vormgegeven dat deze alleen geldt voor bestaande leden van een coöperatie. Het is uit de toelichting niet af te leiden wat de exacte gedachte was achter die vormgeving. De letterlijke tekst van de regeling laat echter duidelijk geen andere lezing toe dan dat alleen bestaande leden nog 15 jaar vanaf het tijdstip waarop de coöperatie is aangewezen onder de regeling vallen.
Bent u bekend met het feit dat de materiële overgangstermijn van de postcoderoosregeling veel korter is?
Uit gespreken met de sector is naar voren gekomen dat het verhuizen of overlijden van leden ook de achterblijvende leden of de gehele coöperatie kan raken. Dit houdt onder meer verband met de terugkoopverplichting die in statuten is opgenomen. De prijs die de coöperatie op grond hiervan aan het vertrekkende lid moet betalen zal naar verwachting hoger liggen dan de prijs die een nieuw lid hiervoor zal betalen. De waarde van de certificaten is voor nieuwe leden namelijk zeer beperkt omdat het nieuwe lid geen belastingvoordeel kan genieten. Ook kunnen financieringsconstructies ervoor zorgen dat in geval van vertrekkende leden de kosten van de financiering door minder leden moet worden gedragen. Dit heeft een negatief gevolg voor het rendement van de achterblijvende leden. De sector geeft aan dat dit ook kan leiden tot faillissementen van de coöperaties.
Kunt u toelichten waarom de postcoderoosregeling niet kan worden toegepast binnen die overgangsgregeling van vijftien jaar met betrekking tot nieuwe leden die toetreden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de systematiek waarbij een lid bij verhuizing zijn deelname terugverkoopt aan een coöperatie welke weer wordt verkocht aan het inkomende lid?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat als gevolg van de beperkte overgangsregeling coöperaties de teruggekochte deelnemingen niet meer kunnen verkopen en daardoor failliet zullen gaan en geïnvesteerde bedragen verloren gaan?
De energiecoöperaties dragen bij aan de noodzakelijke energietransitie en aan het halen van de klimaatdoelen. Het is belangrijk dat de overheid groene initiatieven stimuleert. Dat is natuurlijk ook het doel van zowel de huidige fiscale postcoderoosregeling en de overgangsregeling, als de nieuwe subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. Bij de huidige overgangsregeling is altijd sprake geweest van een kenbaar wettelijk kader – de regeling stond per 2014 in de wet. Echter de materiële uitwerking van het overgangsrecht blijkt zo uit te kunnen pakken dat de investeringen van achterblijvende leden hun waarde kunnen verliezen doordat anderen vertrekken. Dat past in onze ogen niet bij het doel van de overgangsregeling om investeringszekerheid te bieden voor bestaande leden en lijkt daarom ook niet aan te sluiten bij het doel van de initiatiefnemer van het amendement. Om deze reden wordt uitgezocht of aanvullend overgangsrecht kan worden opgesteld en in komend belastingplanpakket kan worden meegenomen.
Bent u het ermee eens dat groene initiatieven gestimuleerd zouden moeten worden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het ermee eens dat het bijdraagt aan de rechtsonzekerheid wanneer een investering die wordt gedaan met oog op een op dat moment geldende investeringsfaciliteit eerbiedigende werking zou moeten kennen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het ermee eens dat wanneer hier afbreuk aan wordt gedaan dit een belemmerende factor is voor nieuwe groene investeringen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het ermee eens dat groene investeringen essentieel zijn voor de energietransitie en de klimaatdoelen? Bent u het ermee eens dat we om die reden groene investeringen zouden moeten blijven stimuleren en bestaande groene initiatieven niet de nek om moeten draaien?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om de toetredingsbeperking voor nieuwe leden aan te passen teneinde te voorkomen dat energiesamenwerkingsverbanden failliet gaan en vertrouwen te geven over (toekomstige) faciliteiten voor groene investeringen?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 6 t/m 10 wordt uitgezocht of het mogelijk is om aanvullend overgangsrecht te introduceren in het komende Belastingplanpakket. Dit overgangsrecht zou het mogelijk maken dat ook nieuwe leden van een bestaande coöperatie nog gebruik kunnen maken van de postcoderoosregeling als er plek is vrijgekomen door het vertrek van een bestaand lid. Hierbij moet uiteraard ook rekening worden gehouden met de eventuele budgettaire consequenties en de gevolgen voor de uitvoering.