Het artikel ‘Milieuramp in de Berkel: Friesland Campina vervuilde, het waterschap betaalde’ |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Milieuramp in de Berkel: Friesland Campina vervuilde, het waterschap betaalde»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Waterschap Rijn en IJssel ruim twee derde van de kosten van de schade van ernstige vervuiling door FrieslandCampina heeft betaald, ondanks dat het waterschap er zelf geen schuld aan had? Bent u het eens dat dat de kostenverdeling in het nadeel van het waterschap opmerkelijk is?
Het waterschap heeft de autonome bevoegdheid om zelf een afweging te maken over de kostenverdeling. Waterschap Rijn en IJssel heeft inderdaad twee derde van de kosten betaald. Als eigenaar van de persleiding en het afvalwater ligt de verantwoordelijkheid voor de persleidingbreuk primair bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor de beheerkosten van de persleiding en de risico’s die daarbij horen.
Bent u het ermee eens dat volgens het uitgangspunt «de vervuiler betaalt» in het milieurecht FrieslandCampina het grootste deel van de schade had moeten betalen? Kunt u dit toelichten?
TNO heeft in opdracht van betrokken partijen (waterschap, Friesland Campina en de aannemer) een onafhankelijk onderzoek gedaan naar de oorzaak van de persleidingbreuk. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft TNO geconcludeerd dat de lekkage drie mogelijke oorzaken kan hebben of een combinatie van deze drie oorzaken. De mogelijke oorzaken die zijn aangewezen zijn aan alle partijen (deels) toe te rekenen. Daarmee kan niet één vervuiler worden aangewezen.
Wat vindt u van het beeld dat ontstaat dat het waterschap een groot aandeel heeft betaald omdat FrieslandCampina «een belangrijke en gewaardeerde partner» is en het waterschap «belang heeft bij een goede verstandhouding»? Wat is uw mening over dergelijke belangenverstrengeling?
Van het Waterschap Rijn en IJssel heb ik begrepen dat de verstandhouding geen rol heeft gespeeld. Het waterschap is de verantwoordelijk eigenaar van de persleiding en bijbehorende risico’s.
In hoeverre denkt u dat de agrarische belangen in het waterschap, onder andere vertegenwoordigd middels geborgde zetels, een rol hebben gespeeld bij de beslissing om FrieslandCampina te ontzien in deze kosten?
In vervolg op mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 heb ik geen aanleiding te denken dat agrarische belangen in het bijzonder een rol hebben gespeeld. Het waterschap is hier als eigenaar opgetreden.
Deelt u de opvatting dat het afschaffen van de geborgde zetels in waterschapsbesturen de kans op dergelijke belangenverstrengeling zal verminderen? Zo nee, waarom niet?
Ieder bestuur dient in zijn optreden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te hanteren.
De artikelen 'CBR neemt weer motorexamens af' en 'CBR moet 600.000 examens inhalen' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «CBR neemt weer motorexamens af»1 en «CBR moet 600.000 examens inhalen»?2
Ja.
Klopt het dat er circa 610.000 examens ingehaald moeten worden?
Ja. Dat is het totaal aantal examens dat het CBR verwacht te zijn «misgelopen» door de twee lockdowns en die zij op enig moment verwachten in te moeten halen. Dat spreidt zich uit door de tijd omdat mensen ook geen rijlessen hebben kunnen volgen. Overigens is dit de inschatting tot en met 2 maart. Inmiddels is duidelijk dat praktijkexamens wel weer kunnen. Theorie-examens kunnen echter nog niet plaatsvinden. Dat betekent dat dit aantal verder zal stijgen.
Hoe verhoudt de 20 weken wachttijd als gevolg van corona zich tot een reguliere termijn? Wat was de normale termijn voordat de problemen bij het CBR ontstonden?
De KPI voor de reserveringstermijn voor een praktijkexamen B is < 7 weken, voor een herexamen B < 5 weken en voor een theorie-examen B < 4 weken. Voorafgaand aan de eerste lockdown voldeed het CBR al meerdere jaren aan deze kpi’s en waren er geen overschrijdingen. Kortom, deze overschrijdingen zijn volledig toe te schrijven aan het noodgedwongen stilleggen van de dienstverlening.
Welk aandeel hebben praktijkexamens voor de motor en brommer in het totaal aan praktijkexamens?
In totaal moeten circa 610.000 examens ingehaald worden. Bijna de helft daarvan (293.000) betreft praktijkexamens. Daarbinnen gaat het om circa 43.000 examens voor brommer en motor (AM, AVB en AVD).
Wat is de reden om deze praktijkexamens spoedig te hervatten? Klopt het dat bij deze examens de coronaregels beter in acht kunnen worden genomen dan bij rijexamens in een auto het geval is?
Elke dag dat het CBR niet kan examineren lopen de achterstanden verder op. Bij de rijexamens voor brommer en motor betreft het geen contactberoep, zoals dat bij het praktijkexamen in een voertuig wel het geval is. Het examineren met brommer en motor kan eenvoudiger op een verantwoorde en veilige wijze plaatsvinden omdat dit in de buitenlucht plaatsvindt en er ruim voldoende afstand gehouden kan worden. Er is een uitvoerig hygiëneprotocol dat het CBR hanteert bij de examenafname.
Krijgt de Kamer uw opinie over de door de directeur van het CBR in het artikel van het NRC geopperde maatregelen te horen in de Kamerbrief die u in maart naar de Kamer stuurt? Kunnen deze maatregelen dan direct van kracht worden? Welke maatregelen zijn verder nog denkbaar om de achterstand sneller in te lopen? Deelt u de zorg dat achterstanden nooit goed zijn en mensen hierdoor minder, of later dan gepland, mobiel kunnen zijn en dat hierdoor de kansen voor mensen om bepaalde bestemmingen of werkplekken te bereiken beperkt worden?
In zijn algemeenheid is het inderdaad zo dat oplopende reserveringstermijnen niet goed zijn. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is duidelijk dat deze oplopende termijnen het gevolg zijn van het noodgedwongen stopzetten van de dienstverlening. Het is daarom goed dat het CBR deze problemen signaleert, deelt en maatregelen voorstelt deze op te lossen. Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 februari heb geschreven, ben ik op dit moment in overleg met het CBR over hun voorstellen.
Wanneer een plan is vastgesteld, zal ik de Kamer hierover informeren. Het lijkt me goed dat dan over de definitieve maatregelen met uw Kamer te spreken in plaats van nu in te gaan op de voor- en nadelen van (concept)maatregelen waarvan nu nog niet duidelijk is of ze in het definitieve plan staan en waarvan de details nu niet duidelijk zijn.
De termijn waarop maatregelen van kracht worden is gekoppeld aan het moment waarop de dienstverlening van het CBR weer deels of volledig kan worden opgestart. Inmiddels is duidelijk dat praktijkexamens weer kunnen plaatsvinden vanaf 3 maart. Het is hierbij goed te beseffen dat de eerste periode (inmiddels circa 3 maanden) wordt gebruikt om de uitgestelde examens die sinds 15 december geen doorgang hebben kunnen vinden in te halen. Pas daarna zullen «nieuwe» kandidaten examen kunnen doen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Financiële hulp voor wildopvangcentra en de kosten die dierenambulances en vogelopvangcentra maken als gevolg van vogelgriepuitbraken. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u zich herinneren dat de Kamer u middels een motie heeft verzocht om in samenwerking met gemeenten, provincies en andere stakeholders een uniforme landelijke richtlijn te ontwikkelen voor vergoedingen aan lokale en regionale wildopvangcentra?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u geen landelijke richtlijn heeft ontwikkeld vanwege de grote variatie aan opvangcentra en hun financiële behoeften, en dat u in plaats daarvan gemeenten en provincies heeft aangemoedigd in gesprek te gaan met lokale wildopvangcentra over welke hulp zij nodig hebben?2
Ja.
Welke concrete resultaten zijn uit deze gesprekken gekomen?
Het is mij bekend dat enkele provincies vorig jaar steun hebben toegezegd aan de opvang en het vervoer van gewonde wilde dieren. De provincie Noord-Holland helpt opvangcentra voor wilde dieren door een adviseur in te zetten bij het opstellen van formats voor wettelijk verplichte protocollen en door de opvangcentra te ondersteunen in hun communicatie middels een subsidieregeling. Ook de provincie Utrecht ondersteunt opvangcentra en dierenambulances. De aanpak is gericht op professionalisering van de organisaties, met bijvoorbeeld cursussen (werven en vasthouden van vrijwilligers en fondsenwerving) voor medewerkers/vrijwilligers. Na het gebruik van de cursusmogelijkheid kunnen er vouchers worden aangevraagd voor bijvoorbeeld verbeteringen aan de dierenambulance of het dierenopvangcentrum. Ook de provincie Limburg heeft het afgelopen jaar dierenambulances en -opvangcentra financieel ondersteund waar het gaat om de opvang van wilde dieren.
Kunt u een overzicht geven van de provincies en gemeenten die wildopvangcentra financieel bijstaan en kunt u een overzicht geven van de provincies en gemeenten die dit tot nu toe hebben geweigerd?
Het ministerie beschikt niet over deze gegevens.
Wat doet u voor wildopvangcentra die tot nu toe nul op het rekest hebben gekregen van hun provincie of gemeente?
Zoals in de brief aan uw Kamer van 28 juni 2020 (Kamerstuk 33 576, nr. 196) wordt toegelicht werkt het ministerie, samen met de opvangcentra, de dierencoalitie en een aantal provincies aan een aantal acties met als insteek om een betere en duidelijke basis te bieden op grond waarvan de opvangcentra hun activiteiten kunnen uitvoeren. Het is de verwachting dat deze acties, die het lid Wassenberg in de vragen 6, 7 en 8 benoemt, zullen bijdragen aan de verbetering van opvang van wilde dieren en meer duidelijkheid zullen scheppen voor de opvangcentra.
Wanneer verwacht u de aanvulling op de zienswijze «Zorgplicht natuurlijk gewogen» over wildopvang van de Raad voor de Dieraangelegenheden naar de Kamer te kunnen sturen?3
De zienswijze van de RDA zal in het tweede kwartaal van 2021 gereed zijn en naar uw Kamer worden gestuurd.
Hoe ver bent u met de aanpassing van de Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten en het bijbehorende Protocol?
Het ministerie heeft de wensen van de opvangcentra en gemeenten geïnventariseerd en is nu samen met een aantal gemeenten, opvangcentra en de dierencoalitie de beleidsregels vorm aan het geven. Dit vraagt om zorgvuldigheid en overleg met alle partijen, dat kost tijd. Het streven is om dit eind van dit jaar af te ronden.
Hoe ver zijn de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), de opvanglocaties en andere stakeholders met het voorstel voor het maken van een uitzondering voor opvangcentra voor het onder voorwaarden uitvoeren van enkele veterinaire handelingen?
Op 27 augustus is het genoemde voorstel door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontvangen. Met de opvangcentra, de KNMvD, enkele dierenartsen op eigen titel en het ministerie is hier eind vorig jaar overleg over gevoerd. Momenteel wordt naar aanleiding van dit voorstel een verdiepingsslag gemaakt om de behoefte van de opvanglocaties met betrekking tot het uitvoeren van veterinaire handelingen nog scherper in beeld te krijgen. De KNMvD is momenteel bezig hiervoor een enquête uit te zetten onder opvanglocaties en dierenartsen. Dit biedt de mogelijkheid om een gewogen en onderbouwd besluit te nemen over de voor- en nadelen van een dergelijke uitzondering voor opvangcentra. Over de uitkomsten van deze enquête vindt naar verwachting in april overleg plaats.
Is het u bekend dat Vogelopvang de Fugelspits, samen met het Fryske Gea en terreinbeheerders, de afgelopen tijd alleen al in de regio Noordoost Friesland zo’n 7.000 met vogelgriep besmette vogels heeft opgevangen, uit hun lijden heeft verlost of dood uit de natuur heeft gehaald?
Ja.
Is het u bekend dat Vogelopvang de Fugelspits ondanks al deze extra werkzaamheden nog geen enkele gemeente bereid heeft gevonden financiële compensatie te bieden voor de door hen gemaakte kosten?
Dat is mij niet bekend.
Erkent u dat vogelopvangcentra door alle meldingen van met vogelgriep besmette vogels veel extra kosten moeten maken voor onder andere beschermingsmiddelen en dierenartskosten voor bijvoorbeeld euthanasie, maar hiervoor vaak niet worden gecompenseerd en daardoor volledig afhankelijk zijn van particuliere donoren?
Dat erken ik.
Vindt u dat rechtvaardig, gezien de belangrijke bijdrage die de opvangcentra leveren aan het welzijn van wilde vogels, maar ook aan het voorkomen van de verdere verspreiding van de vogelgriep?
Opvangcentra van wilde dieren voorzien in een maatschappelijke behoefte om voor gewonde of zieke dieren te zorgen. Het is heel vervelend dat zij door een dergelijke uitbraak extra kosten moeten maken. Op dit moment is het zo geregeld dat de financiering van de activiteiten van de opvangcentra lokaal moet worden geregeld. Desondanks ben ik voornemens een eenmalige subsidie toe te kennen om een deel van de kosten voor de zorg voor vogels met vogelgriep te vergoeden (zie ook het antwoord op vraag 13).
Het is een gegeven dat vogelgriep met wilde vogels naar Nederland komt en circuleert onder wilde vogels. Het weghalen van zieke wilde vogels door opvangcentra wordt niet gedaan in het kader van de bestrijding van aviaire influenza. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat zieke wilde vogels een grote rol spelen in de verspreiding van vogelgriep. Juist zieke vogels blijven op een bepaalde locatie en verplaatsen zich niet meer of minder. Opvangcentra hebben dan ook geen rol als het gaat over maatregelen die genomen worden in het kader van de preventie en bestrijding van vogelgriep.
Klopt het dat u heeft toegezegd 50% van de kosten die wildopvangcentra en dierenambulances hebben gemaakt vanwege de vogelgriep te vergoeden en is dit een eenmalig besluit of wordt dit een regeling met een structureel karakter? Geldt dit ook voor kosten die worden gemaakt vanwege andere aangifteplichtige ziekten, zoals pseudo-vogelpest, papegaaienziekte en botulisme?
Het klopt dat ik voornemens ben om een subsidie te verlenen aan dierenhulporganisaties. Deze voorgenomen subsidie is niet in het kader van preventie en bestrijding van aangifteplichtige ziekte, aangezien zoals ik in mijn antwoord op vraag 12 heb aangegeven de activiteiten van de opvangcentra en dierenambulances in deze situatie niet gericht zijn op de preventie en bestrijding van vogelgriep.
Het zal gaan om een eenmalige subsidie, omdat de afgelopen periode door vogelgriep een uitzonderlijk hoeveelheid aantal zieke vogels werd gevonden. De dierenhulporganisaties hebben toen hogere kosten gemaakt voor de zorg voor de vogels met vogelgriep. Niet eerder werden er in een korte periode zoveel zieke wilde vogels gevonden. Daarnaast waren ook de kosten voor beschermingsmaterialen duurder, door de schaarste die ontstaan was door corona.
Het betreft een uitzonderlijke situatie die door de uitzonderlijke omstandigheden geen precedent vormt voor alle wilde dieren met een aangifteplichtige ziekte.
Waar verwacht u dat wildopvangcentra en dierenambulances het geld vandaan halen om de overige 50% van de kosten te financieren en bent u bereid de volledige kosten van vogelgriep gerelateerde activiteiten van de vogelopvangcentra te laten dekken door het Rijk? Zo nee, waarom niet?
Gezien de uitzonderlijke situatie zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 13 heb ik besloten de organisaties tegemoet te komen in een deel van de kosten. Vooruitlopend op de zienswijze en mijn besluit over de zorgplicht voor wilde dieren heb ik hiertoe besloten. Op basis van het RDA-advies zullen Rijk, provincies en gemeenten zich beraden over het ontwikkelen van aanvullend beleid voor de toekomst.
Bent u bereid om te investeren in maatregelen die kunnen voorkomen dat het bij een volgende vogelgriepuitbraak opnieuw misgaat, zoals het opstellen van protocollen voor organisaties en beroepsgroepen die met in het wild levende dieren te maken hebben, duidelijke informatievoorziening voor gemeenten, provincies, waterschappen, politie en dierenhulporganisaties, en een duidelijk overzicht van taken en verantwoordelijkheden en een inbedding van deze structuren in de veiligheidsregio’s?
Iedere dierziekte-uitbraak is uniek. Bij de eerste uitbraak is het vaak nog niet duidelijk hoe het verloop van deze specifieke variant zal zijn en dat zal altijd in enige mate een aanpassing vragen. Zoals na elke dierziekte-uitbraak zal ik lering trekken uit het verloop van de crisis en waar nodig de processen aanpassen. Ik ben voornemens om ten aanzien van de grote hoeveelheid zieke wilde vogels met andere overheden, uitvoerende diensten en andere organisaties die met wilde dieren in contact komen te bespreken wat er nodig is mocht dit weer voorkomen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Tienduizenden jonge, gezonde mensen gesloopt door corona: ‘Ik neem afscheid van wie ik was’' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tienduizenden jonge, gezonde mensen gesloopt door corona: «Ik neem afscheid van wie ik was»«?1
Ja
Klopt het dat de patiënt binnen vier maanden na de acute coronafase door de huisarts of medisch specialist doorverwezen moet worden naar de fysiotherapeut, die vervolgens binnen een maand de behandeling moeten starten? Waarom is er voor deze termijnen gekozen?
De tijdelijke regeling richt zich op de mensen die in de herstelfase na covid-19 behoefte hebben aan paramedische ondersteuning. Het gaat om mensen waarbij sprake is van een duidelijk stagnerend herstel met aanhoudende forse klachten en beperkingen als gevolg van covid-19. Deze behoefte blijkt bijna altijd binnen de gestelde termijn van vier maanden na het einde van het acute infectiestadium. Het acute infectiestadium is de fase van covid-19, waarin een patiënt symptomen heeft als koorts, benauwdheid, lamlendigheid, misselijkheid, diarree, heftige spierpijn of hoofdpijn. Het acute infectiestadium duurt bij de ene patiënt veel langer dan bij de andere patiënt. Pas aan het einde ervan gaat dus de periode van vier maanden tellen. Wanneer zich binnen de termijn van vier maanden na het acute infectiestadium geen zodanige klachten en beperkingen voordoen dat paramedische herstelzorg nodig is, dan is het onwaarschijnlijk dat deze problemen zich in een latere fase alsnog voordoen. Het is wel mogelijk dat een patiënt duidelijk klachten heeft, maar dat de verwijzing om allerlei redenen niet tijdig tot stand is gekomen.
Ten tijde van de invoering van de tijdelijke en voorwaardelijke toelating van de paramedische herstelzorg was nog weinig bekend over het verloop en herstel van ernstige covid-19. Het is dus voorstelbaar dat de voorwaarden in de uitvoering onbedoeld knellen voor een substantiële groep patiënten. Er is een motie door uw Kamer aangenomen over dit onderwerp (TK 2020–2021, 25 295, nr. 1043). Bij de behandeling van deze motie wil ik graag casuïstiek betrekken die bij C-Support wordt ingebracht. Op initiatief van het Zorginstituut is de mogelijkheid gecreëerd dat C-support advies gaat uitbrengen over individuele casussen, waarvoor de uitwerking van de regeling niet duidelijk is of niet passend lijkt. Structureel overleg tussen C-support en het Zorginstituut borgt hierbij een goede interpretatie van de regeling voor deze aanspraak. Patiënten kunnen hun probleemcasus indienen via de website van C-support. Uit deze casuïstiek zal ook moeten blijken in hoeverre de periode van vier maanden knelt in de uitvoering en in hoeverre verlenging van de termijn voor een substantiële groep patiënten een oplossing kan zijn.
Wat vindt u ervan dat uit de praktijk blijkt dat sommige patiënten langer dan deze vier maanden doorlopen met klachten waardoor zij niet meer in aanmerking komen voor herstelzorg?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het niet begrijpelijk dat vooral jongere ex-coronapatiënten zelf proberen conditie, spierkracht etc. op te bouwen voordat ze «aan de bel trekken' bij de huisarts of medisch specialist over het feit dat het herstel niet goed gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of de termijn van vier maanden wordt onderbouwd door middel van onderzoek? Loopt er momenteel onderzoek naar herstelzorg en de meerwaarde voor ex-coronapatiënten? Zo ja, wat is er bekend? Zo nee, wanneer komen de eerste gegevens?
Er loopt onderzoek naar de effectiviteit van paramedische herstelzorg bij covid-19. In het voorjaar van 2021 komen via het Zorginstituut Nederland landelijke cijfers beschikbaar over aantallen patiënten, kosten en benodigde behandelsessies van paramedische herstelzorg na covid-19. In 2022 komen de eerste resultaten beschikbaar van het prospectieve onderzoek op basis waarvan meer bekend wordt over de effectiviteit van paramedische herstelzorg bij covid-19.
Weet u of, en hoe duidelijk het is voor ex-coronapatiënten dat de termijn om in aanmerking te komen voor herstelzorg vier maanden bedraagt?
Er is een verwijzing nodig van huisarts of medisch specialist om gebruik te kunnen maken van paramedische herstelzorg. Het is daarom vooral van belang dat de termijn van vier maanden bekend is bij huisartsen en medisch specialisten.
De patiënten die niet in het ziekenhuis zijn opgenomen kunnen worden verwezen door de huisarts. Zoals in vraag 4 is aangegeven, organiseert het Zorginstituut uitvoeringsoverleggen waaraan onder andere beroeps- en patiëntenorganisaties deelnemen. Deze zijn uitgebreid geïnformeerd over de regeling en de voorwaarden. Ook is er relevante informatie inclusief antwoorden op veel gestelde vragen te vinden op de website van het Zorginstituut2.
Deelt u dat de opvatting dat de groep ex-patiënten die niet zijn opgenomen geweest in het ziekenhuis en thuis ziek zijn geweest niet op de hoogte zijn van deze termijnen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het van belang is dat «restschade» voor ex-patiënten zoveel als mogelijk beperkt wordt en dat de vier maanden-grens arbitrair is?
Ja, het is van belang dat de restschade zoveel mogelijk wordt beperkt. Het is nu nog onduidelijk in hoeverre paramedische herstelzorg bijdraagt aan het beperken van restschade. Daarom is aan de voorwaardelijke en tijdelijke toelating van paramedische herstelzorg na covid-19 wetenschappelijk onderzoek verbonden naar de effectiviteit ervan. De tijdelijke aanspraak paramedische zorg is gericht op patiënten die in de herstelfase nog ernstige fysieke of cognitieve klachten en beperkingen ondervinden van covid-19. In de praktijk blijkt dat vrijwel altijd binnen de gestelde termijn van vier maanden na het acute infectiestadium.
Wat vindt u ervan dat er voor die tweede periode van herstelzorg (hier: fysiotherapie) in alle gevallen een verwijzing van een medisch specialist nodig is? Ook bij patiënten die tijdens hun ziekteperiode nooit in contact zijn geweest met een medisch specialist en daar ook niet onder behandeling zijn?
De verwijzing van een medisch specialist is verplicht gesteld om te voorkomen dat mensen onnodig lang worden behandeld. Er moet immers wel sprake zijn van een medisch probleem dat naar verwachting te verhelpen of te verlichten is met paramedische zorg wil deze zorg zinnig zijn. Zorginstituut Nederland organiseert uitvoeringsoverleggen paramedische herstelzorg na covid-19. Aan deze overleggen nemen beroeps- en brancheorganisaties, zorgverzekeraars, betrokken onderzoekers en VWS deel. Signalen over knellende regelgeving in de uitvoering worden daar besproken. Zoals ik bij vraag 4 heb aangegeven, is de mogelijkheid gecreëerd dat C-support advies uitbrengt over individuele casussen, waar nodig na overleg met het Zorginstituut. Uit de casuïstiek die ingebracht wordt moet bekeken worden in hoeverre de verplichte verwijzing door de medisch specialist knelt in de uitvoering.
Is het niet beter om de verwijzing voor de tweede periode van herstelzorg (na bijvoorbeeld 50 behandelingen fysiotherapie) neer te leggen bij de huisarts indien een coronapatiënt nooit in het ziekenhuis opgenomen is geweest? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven of, als er een terugval is na aanvankelijk herstel, dit ook valt onder deze herstelzorgregeling?
De beoordeling of paramedische zorg zinnig is bij een terugval na aanvankelijk herstel laat ik aan medisch professionals. Indien dat het geval is en de verwijzing binnen de gestelde termijnen valt, kan deze worden vergoed uit de tijdelijke aanspraak paramedische herstelzorg. Bij een herbesmetting met covid-19 kan de patiënt (opnieuw) aanspraak maken op de paramedische herstelzorg. Dezelfde voorwaarden zijn van toepassing. In geval van een herbesmetting start dus een nieuw behandeltraject.
Klopt het dat de herstelregeling loopt tot en met 1 augustus 2021? Gaat u in overleg met de zorgverzekeraars om de regeling te verlengen?
Ik beraad me momenteel op de vraag of, en hoe, de tijdelijke regeling een vervolg zal krijgen.
Eventuele voornemens het demonstratierecht te beperken |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Is het waar dat er voornemens zijn extra voorwaarden te stellen aan demonstraties?
Is het waar dat het hierbij zou gaan om beperkingen aan het aantal deelnemers?
Is het waar dat het hierbij zou gaan om het werken met tijdslots?
Is het waar dat gemeenten hierover al wel informatie hebben ontvangen maar de Kamer niet?
Kunt u deze vragen voor 26 februari 2021 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het artikel ‘Utrecht krijgt daklozenopvang voor LHBT’ers: ‘Ik ben zó blij dat er nu een veilige plek is voor deze groep’, van RTV Utrecht |
|
Kelly Regterschot (VVD), Zohair El Yassini (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Utrecht krijgt daklozenopvang voor LHBT’ers: «Ik ben zó blij dat er nu een veilige plek is voor deze groep»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het initiatief van Stichting De Tussenvoorziening om tot een eigen LHBTIQ-huis voor deze doelgroep te komen?
Het initiatief sluit aan bij de aanbeveling uit het onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren in Nederland2 om veilige kleinschalige (crisis)opvang plekken te bieden waarin «LHBTI-jongeren» zich veilig en welkom voelen en het verbinden van een passend individueel begeleidingstraject aan deze plekken. Ik volg dit initiatief met belangstelling om kennis erover te delen en samen te werken aan het doorontwikkelen van in de praktijk werkende aanpakken. Dit kan leiden tot verbetering van de ondersteuning en opvang voor LHBTIQ+-jongeren.
Welke inspanningen heeft u gepleegd om het plan van aanpak voor LHBTI-jongeren in samenwerking met gemeenten op te zetten, zoals verzocht in de motie El Yassini/Regterschot?2 Welke concrete actiepunten zijn daar uit voort gekomen?
Door VWS en OCW zijn in afstemming met gemeenten, aanbieders en betrokken partijen voor de ondersteuning van LHBTIQ+-jongeren de volgende acties ingezet waarmee we beter in de behoeften van deze jongeren kunnen voorzien:4
Om dak- en thuisloosheid de komende jaren fors terug te dringen heeft het kabinet voor de jaren 2020 en 2021 een financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 miljoen euro. Het bieden van perspectief en een zo zelfstandig mogelijk passende woonplek met maatwerk-begeleiding aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen staat hierin centraal. LHBTIQ+-jongeren hebben behoefte aan meer privacy en veiligheid in de opvang. Dit is mogelijk door in de opvang gebruik te maken van een- en tweepersoonskamers. Een van de onderdelen in de aanpak Een (t)huis, een toekomst, is vernieuwing in de opvang. De vernieuwing in de opvang richt zich op verbetering van de kwaliteit van opvang en hulpverlening en het afbouwen van traditionele opvanglocaties, en het ombouwen naar moderne opvanglocaties met een- en tweepersoonskamers (met sterke voorkeur voor eenpersoonskamers).
Qpido heeft de training «LHBTIQ+ sensitief en inclusief werken voor jeugdhulpprofessionals» ontwikkeld voor medewerkers in de jeugdzorg, jeugdpsychiatrie, jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg.
Er is een richtlijn «Seksuele Ontwikkeling» opgesteld voor professionals in het bredere jeugdveld, die verplicht is voor SKJ-geregistreerde jeugdprofessionals. Deze richtlijn bevat ook werkkaarten voor professionals om het thema seksuele ontwikkeling bespreekbaar te maken met jongeren en hun ouders.
De Alliantie Gezondheidszorg op Maat ontwikkelt samen met OCW online materiaal voor professionals die met jeugdigen werken (onderwijs, zorg en welzijn).
Daarnaast werkt Movisie in afstemming met maatschappelijke opvang organisaties aan het verder ontwikkelen en stimuleren van LHBTIQ+ sensitieve begeleiding in de opvang en vindbaarheid van LHBTIQ+-sensitieve ondersteuning. Hiertoe worden trainingen en factsheets voor professionals ontwikkeld.
Waarom heeft u gekozen voor een plan waarbij alleen acties worden ondernomen die zich richten op begeleiding? Bent u het eens dat huisvesting ook onderdeel moet zijn van het plan? Hoe heeft u ervoor gezorgd dat dakloze LHBTI-jongeren niet in de kou hebben gestaan deze winter?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, zijn de acties niet alleen gericht op begeleiding. Naast het ontwikkelen en stimuleren van LHBTIQ+ sensitieve begeleiding in de opvang wordt vanuit de aanpak Een (t)huis, een toekomst gewerkt aan vernieuwing van de opvang door te investeren in de kwaliteit en kleinschaligheid van de opvang, namelijk opvang bestaande uit een- of tweepersoonskamers. Deze vernieuwing in de opvang sluit aan bij de behoefte van onder meer LHBTIQ+-jongeren aan meer privacy en veiligheid in de opvang. Om gemeenten hierin te ondersteunen, is een projectgroep Vernieuwen Opvang opgericht, bestaande uit leden van Valente, VNG, Aedes, Stichting Werkplaats COMO, het Jongerenpanel en VWS. Deze projectgroep richt zich tot eind 2021 op het verspreiden van goede voorbeelden over de ombouw van bestaande opvanglocaties, het inrichten van opvang in huizen en kwalitatief goede begeleiding in de maatschappelijke opvang. Het doel is om gemeenten, opvanginstellingen, cliëntorganisaties, woningbouwcorporaties en andere betrokken maatschappelijke organisaties praktische handvatten te bieden voor het verbeteren van de kleinschaligheid en kwaliteit van de maatschappelijke opvang.
Zoals gezegd heeft het kabinet voor de jaren 2020 en 2021 een financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 miljoen euro om dak- en thuisloosheid de komende jaren fors terug te dringen. Het bieden van perspectief en een zo zelfstandig mogelijk passende woonplek met maatwerk-begeleiding aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen staat hierin centraal. De gezamenlijke ambitie is om eind 2021 10.000 extra tijdelijke of permanente woonplekken te realiseren met de benodigde (ambulante) begeleiding voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen.
In het kader van de corona-maatregelen heeft het Ministerie van VWS in overleg met o.a. het RIVM, Valente, de VNG en Stichting Werkplaats COMO een richtlijn5 gepubliceerd voor gemeenten over de opvang van dak- en thuisloze mensen. In het geval van een landelijke lockdown stellen gemeenten de nachtopvang open voor alle dak- en thuisloze mensen, ook de mensen die daar normaal geen recht op hebben. Gemeenten hebben zodoende veel meer mensen opgevangen deze winter. Ik heb geen signalen ontvangen dat er gemeenten waren die dakloze LHBTIQ+-jongeren deze winter niet hebben toegelaten tot de opvang. Om volgens de corona richtlijnen opvang te bieden werden in de meeste gevallen 1- of 2 persoonskamers aangeboden in de opvang. Deze vorm van kleinschalige opvang sluit aan bij de behoefte van onder meer LHBTIQ+-jongeren aan meer privacy en veiligheid in de opvang.
Wat is er door u, sinds de aangenomen motie El Yassini/Regterschot, ondernomen om te voorkomen dat zelfredzame personen oneigenlijk gebruik maken van voorzieningen voor maatschappelijke opvang?
De afgelopen maanden hebben gemeenten in het kader van de lockdown dak- en thuisloze mensen ruimhartiger opgevangen. De toelatingseisen die normaal gesproken worden gehanteerd door gemeenten, zoals de controle op zelfredzaamheid, zijn daardoor het grootste deel van de winter niet toegepast door de meeste gemeenten. Uw Kamer wordt telkens geïnformeerd over aanpassingen in de richtlijn die hiervoor is opgesteld via de Covid-19 stand van zakenbrief.
Op het moment dat de lockdown niet van kracht is, is het aan gemeenten om bij de toegang tot de opvang te toetsen aan de reguliere toelatingseisen, waaronder het zelfredzaamheidscriterium.
Voor een specifieke groep zelfredzame mensen die een beroep doen op de opvang – zelfredzame remigranten gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos zijn – heb ik in het najaar van 2020 in gezamenlijk opdrachtgeverschap met de VNG en BZK, onderzoek laten doen naar oplossingsrichtingen voor de opvang en huisvesting van deze groep. Dit rapport geeft onder andere een indicatie van het aantal zelfredzame remigranten gezinnen met een huisvestingsvraag, dat daarbij een beroep op ondersteuning van gemeenten heeft gedaan. Het is onduidelijk in hoeverre zij daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de maatschappelijke opvang. Met gemeenten en BZK heb ik overeenstemming over een oplossing voor deze groep, die nu verder wordt uitgewerkt.
Hoe wordt concreet extra aandacht besteedt aan de dubbel kwetsbare LHBTI-jongeren in de aanpak Een (t)huis, een toekomst?
Zie het antwoord op vraag 3 en vraag 4.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de juiste informatie bij dakloze LHBTI’ers terechtkomt, aangezien in het artikel van RTV Utrecht wordt vermeld dat uit veiligheidsoverwegingen de precieze locatie van het opvanghuis niet bekendgemaakt wordt?
Dat de locatie van het opvanghuis niet bekend gemaakt wordt, wil niet zeggen dat het aanbod als zodanig niet bekend wordt gemaakt.
Door de samenwerking met LHBTIQ+-belangenorganisaties, Movisie, gemeente Utrecht en partnerinstellingen zijn relevante «ingangen» op de hoogte. Daarnaast wordt informatie gedeeld in stedelijk werkgroepverband. Aan de grote interesse merkt de Tussenvoorziening in Utrecht dat het aanbod een groot bereik heeft.
Welke veiligheidsoverwegingen zijn er om de locatie geheim te houden? Van welke dreiging is sprake? Wat gaat u nog meer doen om de veiligheid van LHBTI’ers te waarborgen?
In Utrecht zijn er in het verleden situaties van geweld tegenover LHBTIQ+»ers geweest. Dit en vormen van ongewenste aandacht wil de Tussenvoorziening voorkomen. De cliënten zullen behoefte hebben aan rust, een veilige plek om zich terug te kunnen trekken. Een anoniem adres in een reguliere woonomgeving past hier goed bij.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze pilot ook uitgedraaid wordt in andere steden?
Ik vind het van belang om pilots te volgen, kennis te delen en samen te werken aan het door ontwikkelen van in de praktijk werkende aanpakken. Het benutten van de ervaringen van Stichting De Tussenvoorziening is meegenomen in de opdracht die ik aan Movisie heb gegeven om tools aan te bieden voor professionals en vrijwilligers in de maatschappelijke opvang en crisisopvang, waardoor zij LHBTIQ+- vriendelijk kunnen werken. Met als doel om uiteindelijk te komen tot verbetering van de ondersteuning en opvang voor LHBTI-jongeren.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om een plan op te stellen om zo veel mogelijk veilige opvanglocaties te regelen voor dakloze LHBTI’ers? Zijn er al gesprekken gaande over het uitrollen van de pilot? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact met de VNG over verschillende maatregelen die nodig zijn om dak- en thuisloze LHBTIQ+-jongeren goed te helpen. We volgen de pilot en ik zal met de VNG de resultaten bespreken.
Wanneer wordt meer informatie verwacht over deze pilot en het uitrollen daarvan in ander steden?
In augustus evalueert de Tussenvoorziening de eerste plaatsingen en stelt indien nodig de aanpak bij. In de zomer van 2022 besluit de Tussenvoorziening of het initiatief in deze vorm en omvang doorgaat. De vraag of deze vorm in de behoefte voorziet is hierbij uiteraard leidend.
Vindt u ook dat het een prioriteit moet zijn om een veilige opvang te bieden aan dakloze LHBTI-jongeren, zodat iedereen in Nederland zichzelf kan zijn?
Ja. In het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (2019–2021) werk ik met de betrokken departementen, gemeenten en andere organisaties aan een fundamentele afname van het aantal dak- en thuisloze jongeren en streven we naar een continu verbeterende uitvoeringspraktijk. Voor iedere jongere werken we aan geschikte huisvesting, een behoorlijke levensstandaard, toegang tot zorg en volwaardige participatie, zeker ook specifiek voor LHBTIQ+-jongeren.
De strijd tegen mestfraude |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Internationaal onderzoek naar mestfraude in België en Nederland» en «Grote controle naar internationale mestfraude, inval in Esbeek en meer plekken in Brabant»?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat bij de reguliere inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij co-vergisters in 2019 in 67% van de gevallen overtredingen zijn geconstateerd?3
Ja, dit kan ik bevestigen.
De resultaten van deze 9 geïnspecteerde bedrijven kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar de gehele doelgroep, omdat het een risicogerichte selectie en controle betreft. De 6 niet-akkoorden hadden vooral betrekking op de gebruikte co-materialen en resulteerden in 3 schriftelijke waarschuwingen en 3 Rapporten van Bevindingen (RvB). Op basis van analyse van de gegevens van RVO en NVWA zijn deze bedrijven als risicobedrijven geselecteerd en gecontroleerd.
Controleert de NVWA bij de reguliere inspecties ook grensoverschrijdende gevallen, gezien de berichtgeving dat de grens mogelijk als camouflagemiddel gebruikt wordt bij de illegale mesthandel?
Ja, de NVWA houdt toezicht op export en import van meststromen en werkt daarbij samen met de Duitse en Belgische toezichthouders.
Kunt u bevestigen dat de NVWA zwaar overbelast is en twee derde van haar taken niet naar behoren uit kan voeren?4
In mijn opdracht heeft Deloitte een onderzoek uitgevoerd naar de taken en middelen van de NVWA. Op 16 oktober 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek (Kamerstuk 33 835, nr. 171). Deloitte geeft aan dat met de thans beschikbare middelen de maatschappelijke opdracht van de NVWA op 100 van de 152 taken niet naar verwachting of conform eis kan worden uitgevoerd.5
In de afgelopen periode hebben mijn collega voor Medische Zorg en Sport en ik op die terreinen waar de spanning het meest voelbaar is een aantal concrete maatregelen genomen om het toezicht te versterken, waaronder voor het domein meststoffen. Daarmee zijn de geconstateerde tekorten echter nog niet volledig opgeheven. Zie ook mijn brief van 29 januari 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 179).
Extra capaciteit voor het toezicht is niet de enige oplossing om mestfraude aan te pakken. Behalve fraudepreventie is het ook belangrijk om de handhavingscapaciteit die er is zo efficiënt mogelijk in te zetten. Dit wordt gedaan door een risicogerichte aanpak, waarbij gebruik gemaakt wordt van verschillende datasets die worden gecombineerd en aangevuld met fysieke controles waar dit nodig is. Samenwerken met andere toezichtpartners is daarbij een vereiste. Dit is een continu proces, waarin bijvoorbeeld met de Versterkte Handhavingsstrategie Mest (VHS) goede stappen worden gezet. Naast toezicht en handhaving is ook een cultuurverandering in de sector nodig waarbij naleving van de mestregelgeving de standaard wordt. Door verschillende sectorpartijen is in 2017 het sectorplan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» opgesteld om fraude met mest tegen te gaan. Onderdeel van dit sectorplan is het realiseren van een cultuurverandering in houding en gedrag (Kamerstuk 33 037, nr. 230).
Deelt u het inzicht dat dit internationale onderzoek waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg zal ontdekken van de mestfraude die zich in ons land (en in Vlaanderen) afspeelt?
De NVWA heeft meerdere fraudeonderzoeken lopen. Mestfraude is per definitie verborgen. De omvang van de echte mestfraude is daarom niet te kwantificeren, maar de NVWA krijgt regelmatig signalen over vermeende mestfraude. Daarbij wil ik wel aantekenen dat bij niet-naleving van de mestwetgeving niet per se sprake hoeft te zijn van fraude. Niet-naleving van de regelgeving kan ook veroorzaakt worden door een fout of vergissing van de landbouwer of intermediaire ondernemer.
Kunt u zich herinneren dat u op de zorgen hierover tijdens het algemeen overleg Mestbeleid op 4 november 2020 antwoordde dat er een elektronische controle zou komen per 1 januari 2021 (hetrealtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest), wat volgens u de methode was om mestfraude te beteugelen?5
Het real time Vervoersbewijs Dierlijke mest (hierna: rVDM) is één van de maatregelen uit de Versterkte Handhavingsstrategie Mest (Kamerstuk 33 037, nr. 311) om de naleving te bevorderen en fraude met mesttransporten tegen te gaan. Naast rVDM is ingezet op intensivering van de samenwerking tussen controlerende en handhavende instanties onder meer door betere informatie-uitwisseling tussen verschillende overheidsinstanties en gezamenlijke handhavingsacties (gebiedsgerichte handhaving). Daarnaast vindt er extra handhaving plaats op risicovolle schakels in de mestketens (zoals intermediaire ondernemingen, co-vergisters en varkensbedrijven).
Op 30 juni 2020 heb ik uw Kamer en de Europese Commissie over de resultaten van de VHS geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 370). Op 24 december jl. heb ik uw Kamer over de voortgang van rVDM geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 381). Uw Kamer heeft deze brief vervolgens controversieel verklaard.
Kunt u bevestigen dat de invoering van die elektronische controle met een jaar is uitgesteld tot 2022? Welk antwoord heeft u nu op de zorgen die in de samenleving spelen over mestfraude?
In mijn brief van 24 december jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 381) heb ik u geïnformeerd over de stappen die worden gezet in de (technische) ontwikkeling van het rVDM-systeem. Ik heb hierin een gefaseerde aanpak geschetst om een zo goed mogelijke invoering voor de betrokken uitvoerende diensten en de sector te kunnen garanderen. Zoals aangegeven heeft uw Kamer deze brief controversieel verklaard, wat met zich brengt dat besluitvorming over de invoering van rVDM aan mijn ambtsopvolger is.
rVDM is één van de maatregelen uit de VHS om de naleving te bevorderen en fraude met mesttransporten tegen te gaan. Het hele palet aan maatregelen uit de VHS draagt bij aan het bestrijden van mestfraude. Ik verwijs u daarover ook naar de beantwoording van vraag 6.
Welke stappen neemt u om te voorkomen dat banken bedrijven die zich schuldig maken aan mestfraude financieel blijven steunen, zoals de Rabobank deed in 2017?6
Door verschillende sectorpartijen, waaronder de Rabobank, is in 2017 een sectorplan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» opgesteld om fraude met mest tegen te gaan. Dit plan van aanpak bestaat uit vier lijnen: 1) verandering van cultuur, houding en gedrag; 2) private borging van de keten; 3) ondersteuning door technologie en 4) samenwerking (Kamerstuk 33 037, nr. 230).
Als onderdeel van dit sectorplan heeft de sector een vrijwillig certificeringsschema (KeurMest) ontwikkeld. Daarnaast wordt er door deze sectorpartijen een systeem voor digitalisering van de mestketen (MineralenManager) ontwikkeld. Een voortvarende uitvoering van het sectorplan blijft belangrijk, aangezien de aanpak van fraude nadrukkelijk ook de verantwoordelijkheid van de sector zelf is.
Over de voortgang van het sectorplan, verbetering van de naleving en het tegengaan van fraude vindt periodiek overleg op (hoog)ambtelijk niveau plaats met de (sector)organisaties (LTO, CUMELA, TLN, POV en Rabobank).
Deelt u het inzicht, dat ook het openbaar ministerie onderschrijft, dat mestfraude alleen opgelost kan worden wanneer de fraudeprikkel afneemt, dus wanneer er minder mest geproduceerd wordt? Zo ja, kunt u ten behoeve van de volgende formatie een plan opstellen voor het drastisch terugdringen van de mestproductie door de veehouderij?7
Op 9 september jl. heb ik de contouren voor het toekomstig mestbeleid toegestuurd aan uw Kamer (Kamerstuk 33 037, nr. 374). Hierin zet ik de stip op de horizon voor eenvoudiger mestbeleid met transparante meststromen waarin door kringlopen te sluiten en innovatieve technieken emissies worden beperkt. De reductie van dieraantallen is geen doel van mijn beleid, dat is een robuuste en toekomstbestendige landbouw die structureel binnen de milieugrenzen (fosfaat, stikstof, klimaat, biodiversiteit) opereert en daardoor boeren toekomstperspectief biedt.
De Puppy Express |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de website «Puppy-Express.nl», waarbij consumenten een (ras)puppy kunnen laten thuisbezorgen?1
Ja. De «Puppy-Express.nl» is een campagne geweest van House of Animals om aandacht te vragen voor verkoopmethoden waarbij de hond gezien wordt als een levend product en om kopers te wijzen op de risico’s voor het dier.
Vindt u het wenselijk dat het wettelijk mogelijk is om gezelschapsdieren, zonder dat koper de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve heeft gezien, aan te schaffen?
De mogelijkheid van het kopen van een hond zonder de verkoper en het gezelschapsdier in levenden lijve te hebben gezien, hoeft als zodanig niet problematisch te zijn. Ook wanneer de koper de verkoper en de hond niet heeft gezien, kan de hond onder de juiste omstandigheden zijn gehouden en kan de hond fysiek en mentaal gezond zijn. Daartegenover staat dat als de koper de verkoper en de hond wel heeft gezien, het nog steeds zo kan zijn dat de hond niet onder de juiste omstandigheden wordt gehouden en de hond fysiek en mentaal juist niet gezond is. In beide gevallen kunnen de dieren door slechte huisvesting en verzorging ziek zijn en door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Het is daarom in alle gevallen van belang dat mensen zich goed oriënteren alvorens ze een hond aanschaffen. Er is voldoende informatie te vinden over waar op gelet moet worden bij de aanschaf van een hond. Deze informatie is te vinden op onder andere de websites van de Dierenbescherming, het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en de Hondenbescherming.
Bent u het ermee eens dat een hond een levend wezen is met een intrinsieke waarde, en niet een soort pizza die je aan huis bestelt als je een keer trek hebt en vindt u dat de verkoopmethode van «Puppy-Express.nl» recht doet aan de intrinsieke waarde van het dier?
Ik beschouw een hond, net als alle andere dieren, als een levend wezen met een intrinsieke waarde. In artikel 1.3, eerste lid, van de Wet dieren is de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren vastgelegd.
Het houden van een hond brengt verplichtingen met zich mee, waardoor de aankoop van een hond door potentiële kopers zorgvuldig overwogen moet worden. Elke verkoopmethode waarbij geen rekening wordt gehouden met deze intrinsieke waarde en met de fysieke en mentale gezondheid van het dier, keur ik af.
Ziet u risico's voor het welzijn van de dieren bij deze verkoopmethode? Zo ja, welke?
Aan het houden en aanbieden van honden zonder rekening te houden met de intrinsieke waarde van de dieren kleven risico’s op het ontstaan van ernstige fysieke en mentale gezondheidsproblemen voor het dier op zowel de korte maar ook zeker op de lange termijn. De dieren kunnen allerlei ziektes met zich mee dragen. Daarnaast kunnen de dieren door onjuiste socialisatie de rest van hun leven last hebben van mentale problemen zoals angsten of agressiviteit.
Bent u het ermee eens dat een van de risico’s van deze verkoopmethode het vaststellen van de leeftijd van de koper is, die minimaal zestien jaar oud moet zijn? Zo ja, hoe kunnen deze risico’s worden gemitigeerd?
Nee, aan deze verkoopmethode kleven niet meer risico’s met betrekking tot het vaststellen van de leeftijd van de koper dan bij andere verkoopmethoden. De verkopende partij zal ook bij een andere verkoopmethode zich te allen tijde moeten vergewissen dat de koper ouder is dan 16 jaar. Het risico van deze verkoopmethode is daarbij niet zozeer gelegen in het niet kunnen vaststellen van de leeftijd van de koper, maar in het risico op aantasting van de fysieke en mentale gezondheid van de hond doordat de houder niet geschikt is om de hond te houden.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het voldoende regelen van de informatievoorziening over de gezondheidsstatus en verzorging van het dier?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Daaronder valt dus ook dat de verkoper moet kunnen aantonen aan de inspecteur dat alle relevante informatie verstrekt wordt met betrekking tot de gezondheidsstatus en verzorging van het gezelschapsdier.
Op welke manier vinden controles plaats bij deze verkoopmethode op het in orde zijn van de herkomst en huisvesting van de verkochte dieren?
Ook bij dit soort verkoopmethoden zal de toezichthouder tijdens inspecties, veelal naar aanleiding van meldingen, nagaan of de verkoper voldoet aan de geldende wet- en regelgeving zoals het Besluit houders van dieren. Hier vallen ook inspecties onder van de locatie waar de dieren gehouden worden. Tijdens deze controles wordt ook gekeken naar de herkomst (door middel van controles in de databanken van Traces (het Europese handelscontrole en expertsysteem) en het identificatie en registratiesysteem van honden) en naar de huisvesting van de dieren.
Zijn deze controles voor deze specifieke website reeds uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn 40 meldingen binnengekomen over de website «Puppy-Express.nl».
Lopende de beoordeling van de meldingen en onderzoek naar de website bleek dat dit een campagne was van House of Animals gericht op bewustwording van potentiële kopers. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld.
Klopt het dat bij «Puppy-Express.nl» de informatie over het bedrijf, zoals de contactgegevens (naam, adres en telefoonnummer), het KvK- en btw-nummer, informatie over de bestelling, de betaling, de verzending, het retourneren en de garantie niet voldoende weergegeven zijn voordat overgegaan wordt tot het sluiten van de koop?
Ja, dat klopt.
Is hierover door controlerende instanties reeds een waarschuwing uitgegeven? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat lopende de beoordeling bleek dat de website een onderdeel van een campagne was. Er zijn geen dieren daadwerkelijk verhandeld
Kent u meerdere voorbeelden van websites zoals «Puppy-Express.nl»? Zo ja, hoeveel van dit soort websites staan er in Nederland geregistreerd of zijn actief en hoeveel van deze bedrijven zijn gestart sinds de start van de coronacrisis?
Nee, er zijn geen andere bezorgwebsites bekend zoals de Puppy-Express.nl. Er zijn wel handelaren bekend die vanwege de coronacrisis via hun website, of websites als Marktplaats, puppy’s aanbieden die vervolgens aan huis kunnen worden bezorgd.
Deelt u de zorg dat er sinds de start van de coronacrisis een ongekend hoge vraag naar huisdieren is en dat een deel daarvan mogelijk impulsaankopen betreft, waardoor er straks meer dieren in het asiel belanden? Zo ja, hebt u stappen ondernomen of bent u bereid stappen te ondernemen om bij te dragen aan de bewustwording dat een huisdier een intrinsieke waarde heeft en niet zomaar gekocht of teruggebracht kan worden?
Ik deel de zorg dat een aantal kopers een hond heeft aangeschaft uit een impuls zonder zich daarbij zich te realiseren dat de aanschaf van een hond ook een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Goede zorg voor huisdieren is belangrijk voor de intrinsieke waarde van het dier.
De NVWA is op verschillende platformen actief om de bewustwording rondom het aanschaffen van een hond te vergroten. Via de NVWA-website, social media (Twitter, LinkedIn, Facebook en Instagram), en via medewerking aan een reportage door NOSstories, is de NVWA actief in berichtgeving over de aanschaf van een hond en waarop gelet dient te worden. Ook op de website van de Dierenbescherming, het LICG en de Hondenbescherming is de nodige informatie te vinden.
Ik ben ook aan het onderzoeken of en hoe een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren bij kan dragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen van dieren, mede ter uitvoering van uw motie (Kamerstuk 28 286, nr. 1009). Als dit is afgerond, wordt uw Kamer hierover bericht
Klopt het dat sinds de uitbraak van de coronacrisis een grote toename zichtbaar is van de illegale puppyhandel, waardoor veel ongezonde dieren worden verhandeld en klopt het dat een groot aantal van deze aankopen via Marktplaats geschiedt? Indien dit klopt, heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de inspanningen op Marktplaats uitgebreid? Zo nee, waarom niet en worden er andere stappen gezet om deze zorgelijke trend aan te pakken?2
In het jaar 2020 is een groter aantal importen geregistreerd in de centrale database van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) dan de voorgaande jaren. In de jaren 2017, 2018 en 2019 is er een continue stijging te zien, toen zijn er respectievelijk 28.554, 30.279 en 31.022 honden geïmporteerd, terwijl dit in 2020 ongeveer 39.393 honden betrof. De RVO database betreft een dynamisch register.
Internettoezicht op handel van honden en katten op Marktplaats is gestart in 2020. In navolging van mijn toezegging tijdens het AO van 29 september 2020 kan ik u informeren dat de NVWA met Marktplaats afspraken heeft gemaakt. Marktplaats wijst kopers er actief op waarop ze moeten letten bij de aanschaf van een hond. Daarnaast informeert Marktplaats ook verkopers op de geldende verplichtingen tijdens het plaatsen van een advertentie. Op deze wijze wordt er vooral preventief opgetreden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De verlenging van de jachtakte |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de afdelingen Korpscheftaken van de politie onlangs brieven hebben gestuurd aan jachtaktehouders over de verlening van de jachtakte?
Ja.
Klopt het dat in deze brieven staat dat, bij het ophalen van de nieuwe jachtakte, óók de leges voor het jaar 2020/2021 moeten worden voldaan? Is het niet zo dat afgelopen jaar alle aktes, verloven en erkenningen ambtshalve (standaard) met een jaar verlengd zijn? Waar dienen de leges voor als de politie feitelijk geen werkzaamheden heeft hoeven te verrichten om de verleningen te realiseren?
Ja, ik ben hiermee bekend. Hierbij moet gezegd worden dat de in die brief voorgestane werkwijze is gewijzigd. In eerste instantie had mijn departement de korpschef toegestaan zijn werkproces anders in te richten (van twee contactmomenten zowel bij het indienen van document als bij het ophalen van de akte, naar een contactmoment) gezien de contactbeperkende maatregelen vanwege het coronavirus. In de tussentijd is mijn inzicht hieromtrent veranderd en heb ik de korpschef toegestaan de aktes automatisch te verlengen tot 1 juli 2021. Dit is ook gecorrespondeerd met de KNJV. Voor 1 juli 2021 moet de korpschef het gehele proces hebben doorlopen zodat op uiterlijk 1 juli sprake is van een verlenging. Ik vind het van belang met uw Kamer te delen dat de publiekscontacten bij de teams korpscheftaken zijn opgestart vanaf het moment dat publiekscontact op afspraak weer mogelijk is (3 maart 2021). De korpschef heeft er vertrouwen in dat hij voor 1 juli 2021 vrijwel voor de gehele populatie het proces doorlopen heeft.
Feitelijk zijn de jagers gevraagd de jachtakten in te sturen zodat die administratief voorbereid konden worden en werkt de korpschef deze vóór 1 april zoveel mogelijk af binnen de mogelijkheden van bezetting en aanbod en met in achtneming van het contact met de aanvragers. De aanvragen die uit de termijn dreigen te lopen worden voorzien van een tijdelijk verlengingsbesluit wat maximaal geldig is tot 1 juli. Deze aanvragen worden dan alsnog inhoudelijk afgehandeld conform afspraak en de ontstane achterstand wordt ingelopen voor 1 juli. Dit verschilt van de werkwijze van vorig jaar, toen ik de korpschef heb toegestaan tot nader orde alle verloven en aktes te verlengen. De politie heeft dit jaar de jagers verzocht om – vanwege het administratief verwerken en voorbereiden van de verlengingen – de jachtaktes toe te sturen. Hiermee kon de politie zaken gereed maken zodat bij afschaling van de lockdown zo snel als mogelijk tot uitreiking overgegaan kan worden.
Overigens is het niet zo dat de politie feitelijk geen werkzaamheden meer verricht om de verlengingen te realiseren. Zij bekijken alsnog het WM-32 formulier, doen antecedentenonderzoek en screenen de aanvrager zoals zij gewoonlijk ook doen. Daarnaast wordt de administratie bijgewerkt en de registratie van de verlengde aktes verwerkt in het geautomatiseerde systeem. Voor de goede orde merk ik hierbij op dat de legeskosten die de politie ontvangt ook zien op de dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Waarom is een jaar gewacht met het innen van de leges voor het jaar 2020/2021?
Met de instructie van de Minister is vanwege het belang om het wapenbezit legaal te houden gewerkt aan een standaard besluit wat aan alle belanghebbenden is toegestuurd.
De politie is daarna aan de slag gegaan met de inrichting van het proces voor wanneer de balies weer open mochten. Vanwege de onduidelijkheid over wanneer dit weer mogelijk zou zijn is ervoor gekozen om te wachten met het innen van de leges. De politie heeft intern de mogelijkheid onderzocht om door middel van facturatie de leges te laten betalen, maar vanwege uitvoeringsproblemen is hiervan afgezien. Aanpassen van de financiële processen en werkwijzen zou extra tijd gaan kosten. Uiteindelijk is ervoor gekozen om de leges in één keer te innen om zo de inningskosten zo laag mogelijk te houden. Belanghebbende zijn hierover in het toegestuurde verlengingsbesluit geïnformeerd. Zoals al in het antwoord bij vraag 2 vermeld heeft de politie intern wel de werkzaamheden verricht die van haar verwacht worden.
Kunt u uitleggen waarom jagers de thans geldende jachtakte, inclusief de te overleggen bescheiden, moeten sturen aan de politie, zoals dat in de brief beschreven staat? Wat is de reden hiervoor? Deelt u de opvatting dat het per post versturen van dergelijke waardevolle bescheiden risico’s met zich meebrengt? Moeten jagers in de tussentijd zonder geldige akte het veld in om te jagen? Of wordt het hun algeheel verboden om te jagen? Is dat wenselijk?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft de politie dit jaar voor deze werkwijze gekozen om zaken te kunnen voorbereiden. Het opsturen van bescheiden was ingesteld om het aantal contactmomenten te beperken, wat conform de Rijksbrede maatregelen is om het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Jagers konden er ook voor kiezen om de bescheiden in een enveloppe bij het bureau in een brievenbus te doen. Ik deel uw opvatting dat het opsturen risico’s met zich mee kon brengen, maar hierbij is de afweging gemaakt tussen het risico van opsturen of in de brievenbus deponeren ten opzichte van het risico van het contactmoment. Om begrijpelijke redenen heeft de veiligheid van de aanvrager geprevaleerd. Met de brancheorganisaties is afgestemd over het feit dat jagers – voor zover dat past binnen de coronamaatregelen – gewoon kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals schadebestrijding en dat zij een kopie van de bestaande akte in het veld bij zich kunnen hebben. Ook heeft de politie met de landelijke organisatie van de Regionale Uitvoerings Diensten(RUD’s) afspraken gemaakt om tijdelijk een overgelegde kopie te accepteren bij eventuele controles. Dit zodat de er zo min mogelijk beperkingen waren voor de jagers. Er is dus geenszins sprake van een verbod voor jagers om te jagen. Aanvragers die niet voor 1 april afgehandeld kunnen worden, ontvangen een tijdelijk verlengingsbesluit dat geldig is tot maximaal 1 juli.
Kunt u zich voorstellen dat onder jagers het opsturen van aktes in combinatie met het alsnog moeten betalen van leges ervaren wordt als een vorm van «harde incasso»? Kunt u zich voorstellen dat met name de volgende zin uit de brief zeer onvriendelijk overkomt: «Als u de leges voor het jaar 2020/2021 nog niet heeft voldaan, moet u deze alsnog voldoen bij het ophalen van uw jachtakte, dus dan betaalt u twee maal de leges«?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2 hoeven de jagers hun bescheiden niet meer op te sturen. Los daarvan is het zo dat voor een akte leges gelden. Dat deze betaald moeten worden kan mijns inziens niet als een verrassing komen.
Krijgen de jagers hun jachtakte ook geretourneerd als zij niet de leges over het jaar 2020/2021 wensen te betalen?
Het betalen van leges is een wettelijk vereiste voor de afgifte van de jachtakte. Indien jagers de leges niet wensen te betalen dan zal de akte niet geretourneerd worden. Zoals aangegeven, heeft de politie bepaalde uitvoeringshandelingen wel verricht en zijn de leges bovendien ook ter dekking van de structurele kosten die de politie maakt.
Is het zo dat deze brieven over de verlenging van de akte uitsluitend aan jachtaktehouders verspreid zijn? Is het de verwachting dat óók sportschutters, verzamelaars en erkenninghouders nog met de leges voor het jaar 2020/2021 worden geconfronteerd? Zo ja, op welke termijn?
De brieven zijn aan alle jagers, sportschutters en erkenninghouders gestuurd omdat voor al deze vergunninghouders de vergelijkbare wettelijke voorwaarden gelden waaronder het indienen van aanvragen in persoon etc. Ook zij zijn daarbij geïnformeerd dat nader bericht zou volgen over de afhandeling waarover ik bij het antwoord op vraag 2 en 3 uitvoerig toelichting heb gegeven.
Bent u bereid de leges voor het jaar 2020/2021 niet te incasseren aangezien reeds ambtshalve besloten is alle aktes en erkenningen met een jaar te verlengen en bovendien de meeste verenigingen het grootste gedeelte van het jaar dicht bleven? Zo nee, waarom niet?
Ambtshalve verlengen betekent niet dat de veiligheidswaarborgen niet worden uitgevoerd. Zoals uitgelegd bij het antwoord op vraag 2 en 3 zijn intern de werkzaamheden wel uitgevoerd en zijn de leges ook bedoeld voor de dekking van de structurele kosten. De afgifte van de jachtakte is voorwaardelijk aan de betaling van de leges hiervoor. De jagers hebben daarbij de dienst genoten en konden beschikken over hun bevoegdheid om te jagen. Dit wijkt niet af van de normale gang van zaken.
Hoe is op dit moment de dienstverlening van de afdelingen Korpscheftaken ingericht? Klopt het dat nieuwe wapens nog steeds niet worden bijgeschreven? Bent u zich bewust van het feit dat dit tot aanzienlijke financiële problemen bij de wapenhandel (de erkenningshouders) leidt omdat wapens niet afgeleverd kunnen worden en dus ook niet betaald worden? Welke mogelijkheden ziet u om hier op korte termijn verandering in te brengen?
Tijdens het afgelopen jaar is ook gekeken naar de mogelijkheden om in de belangen van de wapenhandel te voorzien. Met inachtneming van de RIVM-voorschriften is daar waar mogelijk gewerkt aan het kunnen bijschrijven van wapens. De dienstverlening is weer opgepakt waarbij gewerkt wordt met in achtneming van de coronamaatregelen. Nieuwe wapens kunnen worden bijgeschreven. Het kan echter voor komen dat er kleine verschillen zijn van dienstverlening per team. Dit heeft te maken met het werkaanbod en de beschikbare capaciteit en mogelijkheden per team. De brancheorganisaties zijn hierover geïnformeerd.
Op 18 mei 2020 zijn de brancheorganisaties geïnformeerd dat vanaf 25 mei zou worden gestart met de hervatting van de publiekscontacten binnen de mogelijkheden die er zijn.
Op 19 mei 2020 heb ik de brancheorganisatie van de wapenhandel een brief gestuurd waarin ik aan heb gegeven dat de politie een herstart heeft gemaakt met publiekscontacten en waarin ik heb aangegeven dat de ondernemers via de site van de rijksoverheid een verzoek zouden kunnen indienen voor een tegemoetkoming zoals deze voor zovelen ondernemers ter beschikking was gesteld.
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja.
De zorgen bij Wajongers |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen bij Wajongers: ondanks belofte er toch op achteruit»?1
Ja.
Hoeveel mensen gaan er ook met het garantiebedrag op achteruit? Hoeveel gevallen hiervan zijn er nu bij u bekend?
We hebben de regels voor de Wajong veranderd om de Wajong te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat Wajongers beter mee kunnen doen in de maatschappij. Om ervoor te zorgen dat Wajongers er niet op achteruitgaan ten opzichte van hun situatie voor het ingaan van de wet is het garantiebedrag ingesteld. Ik kan me voorstellen dat het frustrerend is als je er dan toch op achteruitgaat door wat voor reden dan ook.
De signalen van achteruitgang zijn bij ons bekend. Mogelijk is een deel te verklaren omdat de uitkering van januari 2021 met december 2020 vergeleken wordt. Samen met de Kamer en belangenvertegenwoordigers is gekozen om voor de berekening van het garantiebedrag uit te gaan van het gemiddelde inkomen over een representatieve periode in het voorafgaande jaar. Hiervoor is uiteindelijk de periode december 2019 tot en met november 2020 gekozen. Er zullen in een representatieve periode altijd momenten zijn waarop de uitkering van een Wajonger tijdelijk hoger of lager is door een wisselend inkomen. Door een gemiddeld inkomen toe te passen, benader je de gemiddelde uitkering over deze periode. Het kan voorkomen dat de uitkering in december 2020 hoger is dan de berekening van het garantiebedrag terwijl het garantiebedrag wel goed de gemiddelde uitkering in het voorafgaande jaar representeert. Daarnaast kunnen er verschillende andere redenen zijn waarom iemand een lagere uitkering krijgt in januari en dit heeft niet altijd te maken met het ingaan van de nieuwe wet.
Een mogelijke oorzaak van achteruitgang blijft ook dat het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is. Ik neem de signalen die we ontvangen over achteruitgang serieus. Daarom voer ik nu met UWV met urgentie een analyse uit naar de redenen waarom Wajongers er op achteruitgaan. Als blijkt dat Wajongers er door de nieuwe wet op achteruitgaan en het garantiebedrag dit niet verhelpt waar het dit wel had moeten doen, ga ik op zoek naar een oplossing. Ik informeer u over de uitkomsten zodra deze analyse is afgerond.
Waarom is niet eerder onderzocht hoe het garantiebedrag zou uitpakken? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het idee van het garantiebedrag was dat Wajongers er niet op achteruit zouden gaan door de wetswijziging?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk om in te bouwen dat Wajongers zelf een referentieperiode kunnen kiezen of dat zij bijvoorbeeld uit twee mogelijke periodes kunnen kiezen? Zijn er andere mogelijkheden om meer maatwerk te kunnen bieden, zodat Wajongers er niet op achteruit gaan?
Bij wisselende inkomsten is het niet mogelijk om de Wajonger zelf een referentieperiode te laten kiezen. Een zelf gekozen referentieperiode representeert niet goed de uitkering waar iemand voorafgaand aan het ingaan van de wet recht op heeft. Daarnaast is het technisch niet uitvoerbaar. Het garantiebedrag werkt voor het overgrote deel van de Wajongers zoals het bedoeld is. Voor de Wajongers waar het garantiebedrag niet werkt zoals het bedoeld is, ga ik op zoek naar een passende oplossing.
Wanneer weten alle Wajongers wat hun garantiebedrag wordt? Kunt u garanderen dat dit op korte termijn is?
Voor ZZP’ers en Wajongers die nog besluiten over te stappen naar de Wajong2010 kan UWV het garantiebedrag niet op korte termijn vaststellen. Andere Wajongers krijgen op korte termijn bericht.
Er is voor gekozen om het garantiebedrag van ZZP’ers te baseren op het inkomen in 2021, en niet 2020 zoals bij de andere Wajongers.2 Het gevolg hiervan is dat het garantiebedrag voor ZZP’ers pas op zijn vroegst in 2022 vastgesteld kan worden.
Bij het verlengen van de aanvraagtermijn voor een overstap heeft UWV, in overleg met SZW, aangegeven dat zij nieuwe aanvragen in de tweede helft van 2021 oppakt. In de periode daarvoor gebruikt UWV uitvoeringscapaciteit voor de implementatie van de Vereenvoudiging Wajong en de berekening van het garantiebedrag voor een specifieke groep waar de Eerste Kamer aandacht voor heeft gevraagd.3
Het bericht ‘Zorg om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen’ |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zorgen om banden RUG en China: hoogleraar mag imago China niet beschadigen»?1
Ja
Klopt het dat een hoogleraar «Chinese taal en Cultuur» aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) contractueel verboden wordt om het «imago van China te beschadigen»? Zo ja, wat houdt dat precies in?
Nee, dat klopt niet helemaal. De bepaling is te vinden in de -door NOS openbaar gemaakte- overeenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Confucius Institute Headquarters (Hanban) over het instellen van een leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze overeenkomst bevat enkele ontbindende bepalingen, waaronder de bepaling met betrekking tot ernstige schendingen van Chinese wet- en regelgeving en het ernstig schaden van het imago van China. Als zo’n situatie zich voordoet, behoudt Hanban zich het recht voor de overeenkomst te beëindigen. Dat houdt in dat Hanban niet langer meebetaalt aan de leerstoel. Het laat de arbeidsovereenkomst tussen de Rijksuniversiteit Groningen en de hoogleraar in kwestie onverlet.
Klopt het eveneens dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG, maar dat zijn salaris voor de helft betaald wordt door het Groningen Confucius Instituut?
Ja, het klopt dat de hoogleraar in dienst is bij de RUG. Zijn salaris wordt anders dan de vraag suggereert volledig door de RUG betaald. De RUG ontving, op grond van de hiervoor genoemde overeenkomst met de Hanban, gedurende vijf jaar een bijdrage van de Hanban voor de kosten samenhangend met de leerstoel Chinese Taal en Cultuur bij de Letterenfaculteit. De RUG geeft desgevraagd aan dat de overeenkomst met Hanban over de leerstoel in 2016 in werking is getreden voor een periode van 5 jaar en dat dit jaar dus moet worden besloten over de verlenging ervan. Bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG voerde, liet de RUG weten de overeenkomst met Hanban niet te willen verlengen. Daarmee zal de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel nog dit jaar komen te vervallen.
Klopt het dat al sinds 2014 deze voorwaarden in het contract golden? Sinds wanneer was u hiervan op de hoogte? Wat heeft u gedaan toen u hiervan op de hoogte werd gesteld?
Blijkens de door NOS openbaar gemaakte overeenkomst tussen de RUG en Hanban gelden de voorwaarden al sinds 2014. Over de constructie rond deze leerstoel heb ik uw Kamer geïnformeerd, o.a. in antwoord op vragen van de leden Rog en Van der Molen van 4 februari 2019.
Het onderzoek van Clingendael, resulterend in het rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland», was voor mij aanleiding om, in lijn met de aanbevelingen uit dat rapport, het gesprek aan te gaan met de betrokken instellingen in Groningen en Maastricht. Dat heb ik uw Kamer gemeld in de Kamerbrief over de samenwerking met China.2
Bent u van mening dat de academische vrijheid door dit soort overeenkomsten onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u hier actief tegen doen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin is het zo dat het aan de instellingen is om overeenkomsten met derde partijen, binnenlands en buitenlands, te sluiten. Dat valt binnen hun wettelijk verankerde autonomie. Daarbij dienen zij academische grondbeginselen, zoals de eveneens wettelijk verankerde academische vrijheid, goed te borgen.
Laat ik vooropstellen dat met academische vrijheid nooit gemarchandeerd mag worden. Instellingen hebben de wettelijke taak om de academische vrijheid van onderzoekers, docenten en studenten te borgen. Dat omvat alle aspecten van het onderwijs en onderzoek en vraagt dus ook de nodige zorgvuldigheid bij het aangaan van contracten.
Het onderwerp heeft mijn volle aandacht. Onlangs is de ronde gesprekken met de universiteiten afgerond over het belang van kennisveiligheid en het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht en ongewenste beïnvloeding. Deze gesprekken hadden mede tot doel het bewustzijn bij instellingen te verhogen en te spreken over mogelijke handelingsperspectieven.
Het vergroten van het bewustzijn is een van de maatregelen die het kabinet neemt om de kennisveiligheid verder te vergroten, zoals ik in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid3 heb aangegeven. Het maken van bestuurlijke afspraken met de instellingen om kennisveiligheid te borgen is ook een van de aangekondigde maatregelen. Het beschermen van academische vrijheid en het tegengaan van ongewenste beïnvloeding zijn daar een onderdeel van.
In de tussentijd blijf ik met instellingen in gesprek, zo ook met de RUG. Een bepaling zoals de in het betreffende contract genoemde, zou indirect kunnen leiden tot een (gevoelde/ervaren) druk bij de betrokkenen om geen dingen te doen die de cofinanciering in gevaar kunnen brengen en kan daarmee resulteren in vormen van (zelf)censuur. Dat is onwenselijk. Deze boodschap is overgebracht bij het gesprek dat mijn ministerie met de RUG heeft gevoerd. Zoals hierboven aangegeven, zal de RUG afzien van verlenging van de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel.
In hoeverre komt uw wens, uit uw Kamerbrief over samenwerking met China op het gebied van onderwijs en wetenschap, dat «de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse samenleving en daarmee ook van het Nederlandse onderwijs- en onderzoekssysteem»2, overeen met de constatering dat een hoogleraar in dienst bij een Nederlandse universiteit het contractueel verboden wordt om «het imago van China» te beschadigen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Waarom bent u pas bereid om in gesprek te gaan met de Rijksuniversiteit Groningen nadat deze overeenkomst in het nieuws is gebracht door NOS, aangezien de RUG heeft verklaard dat u allang op de hoogte was van deze casus?3
Het gesprek met de RUG over het Confucius Instituut stond al gepland voordat de NOS de genoemde overeenkomst in het nieuws bracht, conform de toezegging uit de Kamerbrief over de samenwerking met China.6
Klopt de constatering van Rob de Wijk, hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden, dat dit soort overeenkomsten niet sporen met academische vrijheid? En dat wat het Confucius Instituut doet is onder het mom van taal en cultuuronderwijs de officiële visie van de Chinese Communistische partij uitdragen? Zo ja, op welke manier gaat u dit op korte termijn beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 5. In het Clingendaelrapport geven de onderzoekers aan dat er «geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten tijdens lessen in het hoger onderwijs in Nederland of via de door het Confucius Instituut Groningen gesponsorde Leerstoel aan de RUG.»7 Het Clingendaelrapport geeft wel aan dat «niettemin een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten wenselijk is.» De onderzoekers bevelen op basis van hun bevindingen aan de transparantie van de Confucius Instituten te bevorderen en eventueel los te koppelen van de Nederlandse kennisinstellingen. Zoals aangekondigd in mijn Chinabrief, bekijk ik met de betreffende kennisinstellingen op welke manier vervolg kan worden gegeven aan deze aanbevelingen, waarbij ik de optie van het loskoppelen nadrukkelijk zal meenemen.
In algemene zin wordt in het recent door AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijke Actoren ook benoemd dat wetenschap en kennisinstellingen worden beschouwd als doelwit van statelijke actoren ter beïnvloeding van meningen en publicaties.
Deelt u de mening dat buitenlandse beïnvloeding binnen onze hoger onderwijsinstellingen te allen tijden moet worden tegengegaan? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dat in deze casus zo snel als mogelijk een halt toe te roepen?
Ja, ik deel de mening dat ongewenste beïnvloeding zoals ik die beschreven heb in mijn Kamerbrief over kennisveiligheid, moet worden tegengegaan. De stappen die ik daartoe ga zetten heb ik in de Kamerbrief toegelicht. Daarnaast ben ik met de RUG in gesprek over de relatie met het Confucius Instituut Groningen, zoals ik dat heb aangekondigd in de Kamerbrief over samenwerking met China.8
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren benoemt overigens dat er ook legitieme beïnvloedingsactiviteiten bestaan, zoals public affairs activiteiten van buitenlandse ambassades in Nederland. Vaak is er echter sprake van een grijs gebied waarin landen meer doen dan het aantrekken of overhalen van partners. Alleen de beïnvloeding die onwenselijk en/of illegaal is moet in die zin worden tegengegaan.9
Het gebruik van bouwpuin vervuild met plastic voor wandelpaden |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Staatsbosbeheer stort met plastic vervuild bouwpuin in natuurgebieden»?1
Ja.
Hoeveel ton recyclingsgranulaat wordt er jaarlijks in Nederlandse natuur- of bospaden verwerkt en hoeveel ton plastic, ijzerdraad, rubber, gips of andere vormen van verontreiniging bevat dit?
Op landelijk niveau bestaat hierin geen inzicht. Op het toepassen van recyclinggranulaat als bouwstof rust geen meldingsplicht.
Kunt u garanderen dat er geen schadelijke stoffen, zoals asbest of lood, in het bouwmateriaal (recyclingsgranulaat) zitten?
Een producent dient middels een NL-SBS certificaat aan te tonen dat wordt voldaan aan de gestelde milieueisen uit de Bodemregelgeving. Hier zijn ook normen voor asbest en lood opgenomen. De wijze van systeemtoezicht is beschreven in de inleiding.
Kunt u bevestigen dat het storten (in de natuur) van vermalen bouwafval met daarin plastic en andere soorten verontreiniging geen onderdeel is van de circulaire economie?
In een circulaire economie willen we materialen zo lang mogelijk in de materiaalkringloop houden. Daar is het beleid ook op gericht. Kunststof materialen worden zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt. De verontreinigingen met plastic in recyclinggranulaat is inherent aanwezig in het bouw- en sloopafval. Denk bijvoorbeeld aan ingefreesde leidingen. Dit is niet vooraf te scheiden en hoogwaardig te verwerken. Verwerkende bedrijven maken deze stroom na vermalen zo schoon mogelijk, zodat het recyclinggranulaat aan de gestelde normen voldoet. Recyclinggranulaat omvat 30% van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom en kent meerdere toepassingsgebieden waarbij het granulaat vaak is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden uitgespaard. Ik wil daarbij wel kijken of ik voor recyclinggranulaat de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Hier kom ik eind van het jaar op terug.
Wat is de stand van zaken en de mogelijke uitkomst van het onderzoek naar microplastics in de natuur en bosgebieden?
Er is mij geen onderzoek bekend naar microplastics in natuur- en bosgebieden. Wel laat ik het RIVM onderzoek doen naar microplastics in de bodem. De bevindingen van dit onderzoek verwacht ik in het eerste kwartaal van 2022.
Deelt u de mening dat elke vorm van plasticvervuiling in de natuur voorkomen moet worden?
Ja, waar mogelijk moet plasticvervuiling zoveel mogelijk voorkomen worden.
Daar zet het kabinet vol op in, bijvoorbeeld door het verbod op gratis plastic tasjes, de implementatie van de Single Use Plastics richtlijn en het invoeren van statiegeld op kleine flesjes en blikjes.
Onderschrijft u dat het maken van strengere afspraken met aannemers, zoals Staatsbosbeheer voorstelt, niet de gewenste route is, omdat vervuilende stoffen dan nog steeds in ons leefmilieu komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van recyclingsgranulaat met vervuilende stoffen voor paden in natuurgebieden en open landschappen te verbieden?2
Voor recyclinggranulaat ga ik onderzoeken of ik de verontreinigingen met plastic beter kan reguleren. Omdat hier enige tijd overheen zal gaan en er nu juist door Staatsbosbeheer initiatieven worden ontplooid om met andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven voor menggranulaat te onderzoeken, wil ik dat initiatief ondersteunen en bezien of we met deze partijen tot afspraken kunnen komen.
Beaamt u dat de overheid en andere terreinbeheerders, zoals waterschappen, gemeentes, provincies en natuurbeschermingsorganisaties een voorbeeldfunctie hebben om (zwerf)afval en de verspreiding van microplastics te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken welke lokale en natuurvriendelijke materialen ingezet kunnen worden voor natuurpaden?
Zie antwoord vraag 7.
Het naleven van de Europese privacyregels van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij (uitvoerings)instanties |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het het bericht «440.000 euro boete voor OLVG vanwege onvoldoende beveiliging medische dossiers»?1
Ja.
Bent u bekend met de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen van het lid Verhoeven over het niet naleven van de wet en het grootschalig onrechtmatig verzamelen van persoonsgegevens door overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de politie, Defensie, de Inlichtingendiensten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?2
Deze vragen zijn bij brief van 9 april 2021, met kenmerk 2021Z00730, beantwoord.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert diverse wettelijke taken uit. Voor de uitvoering van deze taken is het noodzakelijk om persoonsgegevens van met name onderwijsdeelnemers, inburgeraars en burgers met een uitstaande studielening te verwerken. De bescherming van die persoonsgegevens staat voor DUO buiten kijf. Met de opdrachtgevende beleidsdepartementen werkt DUO voortdurend samen om te zorgen dat de uitvoering van privacywet- en regelgeving wordt nageleefd. Eind 2016 is DUO gestart met een project om de organisatie per 25 mei 2018 in control te laten zijn ten aanzien van de AVG. Het project is eind 2018 afgerond en de resultaten zijn geïmplementeerd in de dagelijkse uitvoering. DUO is ten aanzien van de privacywetgeving in control op basis van een risicogerichte aanpak en weet wat er gebeuren moet om aan de regels te voldoen. Naleving van de AVG vraagt voortdurend aandacht en inspanning van zowel de eigen organisatie als de opdrachtgevende departementen. Een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de wetgeving omtrent het register onderwijsdeelnemers.3
DUO verricht deze inspanning ook door de processen in de uitvoering regelmatig te herijken op basis van interne en externe signalen. DUO werkt daarbij constructief samen met externe toezichthouders zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, de Algemene Rekenkamer en de Audit Dienst Rijk. Daarnaast heeft DUO de afgelopen jaren geïnvesteerd in mensen en middelen om de continue aandacht voor en de ontwikkeling van compliancy aan wet- en regelgeving te borgen. DUO heeft daartoe een privacyorganisatie ingericht en heeft invulling gegeven aan vereisten van de AVG zoals het in dienst hebben van een functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, het bijhouden van een verwerkingsregister, het melden van datalekken, een Data Protection Impact Assessmentproces en het waarborgen van de rechten van betrokkenen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) handelt overeenkomstig de beginselen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn formeel vastgelegd in het privacybeleid en in privacyprocessen. Het CBR heeft een functionaris gegevensbescherming die adviseert over en toezicht houdt op de toepassing en naleving van de AVG. Deze functionaris rapporteert rechtstreeks aan de directie. Daarnaast wordt de organisatie ondersteund door een privacyofficer en vijf informatiemanagers die adviseren over en uitvoering geven aan de processen rondom privacy.
In het privacystatement informeert het CBR de betrokkene over de gegevensverwerking. Een betrokkene kan een beroep doen op het recht van inzage, vernietiging en rectificatie. Verzoeken worden centraal afgehandeld en de betrokkene ontvangt een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De verwerkingen zijn opgenomen in een register van verwerking. Om de compleetheid en actualiteit van het register te borgen zijn de benodigde processen ingericht. Het CBR heeft op alle verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren voor de betrokkene een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd. Om te borgen dat voor nieuwe verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren een DPIA wordt uitgevoerd, zijn processen ingericht. Ook als de verwerking minder risicovol is, wordt deze getoetst aan de beginselen uit de AVG.
De privacyrisico’s worden opgenomen in een risicoregister en over de opvolging van maatregelen wordt periodiek aan de directie gerapporteerd. Ook bewustwording onder medewerkers heeft de continue aandacht. Door middel van e-learning, training en gerichte bewustwordingscampagnes wordt de aandacht voor de privacybescherming van klanten onder medewerkers levend gehouden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Sociale Verzekeringsbank (SVB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De SVB heeft binnen haar organisatie een privacystelsel met privacyofficers, een functionaris gegevensbescherming (FG) en privacybeleid ingesteld. Twee processen zijn nog in ontwikkeling en dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Het betreft: 1) het «pseudonimiseren van testdata» en 2) «het bewaren en vernietigen van persoonsgegevens in data van applicaties en in ongestructureerde data». Het voorgaande heeft onder meer te maken met de implementatie van een nieuw Document Management Systeem en met de overgang van testfase naar het in productie nemen van vernietigingsfunctionaliteiten in de systemen van de primaire processen van de SVB.
De SVB voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verwerkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. De SVB waarborgt in deze gevallen dat de toestemming kan worden beschouwd als een vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting. Daar waar twijfel kan ontstaan of de grondslag toestemming voldoende is, zal voor de SVB een wettelijke grondslag gecreëerd worden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Stichting Inlichtingenbureau persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Inlichtingenbureau verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Translink persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Translink verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De reiziger wordt via het privacystatement geïnformeerd over welke gegevens worden opgeslagen en kunnen worden gedeeld met andere partijen. Conform de eisen van de AVG heeft Translink het privacystatement gepubliceerd op zijn website.
Translink heeft privacyfunctionarissen aangesteld die toezicht houden op de naleving van de AVG in de organisatie. Er is een verwerkingsregister opgesteld met daarin benoemd de verwerking van gegevens waar Translink verantwoordelijk voor is. Tevens is een protocol voor het melden van datalekken. Nieuwe ontwikkelingen waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, worden onderworpen aan een Data Protection Impact Assessment. Het privacybeleid wordt daarnaast jaarlijks besproken met de directie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Rijksdienst Wegverkeer (RDW) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Wegverkeer (RDW) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Er is binnen de RDW een goed functionerende privacyorganisatie ingericht, bestaande uit een team van privacyprofessionals, waaronder een functionaris gegevensbescherming. Samen dragen zij er zorg voor dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens. Vast element in de werkwijze van de RDW is het periodiek onderwerpen van verwerkingen aan privacyquickscans en Data Protection Impact Assessments om ervoor te zorgen dat de AVG wordt nageleefd. Er is in de organisatie structureel aandacht voor privacy en transparantie. De rechten van burgers op inzage van eigen gegevens wordt gewaarborgd en gefaciliteerd door bijvoorbeeld het vergemakkelijken van het inzagerecht middels een burgerportaal.
De RDW laat jaarlijks een onderzoek uitvoeren door een onafhankelijke externe organisatie om vast te stellen of de RDW (nog steeds) voldoet aan de wettelijke privacyregelgeving. Deze externe organisatie heeft recent voor het Basiskentekenregister (BKR), het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister (CRB) en het Nationaal Parkeer Register (NPR) geoordeeld dat de RDW opnieuw het keurmerk «Privacy-audit-proof» zal worden verstrekt.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hiertoe heeft de IND de normen uit de AVG geïmplementeerd met een Privacy Compliance Programma (PCP). Resultaat van dit PCP is een ingericht Privacy Compliance Raamwerk om de normen uit de AVG structureel en in overeenstemming met de governance in de bedrijfsvoering van de IND te borgen. Daarbij is het voldoen aan de AVG, net zoals het voldoen aan veel andere verordeningen en wetten, een doorlopend proces waar de IND iedere dag mee bezig is. De IND is zich ervan bewust dat door de combinatie van reikwijdte van dit proces en menselijk handelen zich continu risico’s kunnen voordoen. De IND stelt echter alles in het werk om de risico’s daarop te beheersen, onder meer door daar via het Raamwerk zicht op te houden en adequate maatregelen te nemen.
Om ook binnen het primaire processysteem van de IND, INDiGO, te voldoen aan de eisen gesteld door de AVG, is een programma Toegang gestart. Dit programma is eind 2021 afgerond, waarna ook alle technische maatregelen zijn afgerond.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Voor de uitvoering van onze wettelijke taken en overeengekomen doelen verzamelt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens van in- en externe medewerkers, justitiabelen, bezoekers en personen die bijvoorbeeld incidentele werkzaamheden verrichten in de gebouwen van de DJI. De persoonsgegevens, behoudens die van justitiabelen, worden verzameld en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Persoonsgegevens van justitiabelen worden verwerkt conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Het borgen van privacy in een organisatie is een continu, cyclisch proces van signaleren, acteren en evalueren. Een organisatie is in control als deze wijze van privacyborging structureel is ingebed in een organisatie. Dat is ook wat de AVG van organisaties vraagt. Bij DJI is dat het geval. DJI is in control ten aanzien van de AVG en de andere vigerende privacywetten, omdat DJI risico's en tekortkomingen monitort en opneemt in een zogenaamde privacyroadmap. Met deze roadmap worden de relevante acties ten aanzien van privacy geprioriteerd en krijgen ze de juiste opvolging in de organisatie. In dat verband zijn bij DJI in de afgelopen jaren zo’n 670 Data Protection Impact Assessments verricht op bestaande en op nieuwe verwerkingen, waarbij vervolgens wordt bezien of en welke beheersmaatregelen getroffen moeten worden. Door middel van het ingerichte privacymanagementsysteem borgt DJI de continuïteit van het in control zijn. Privacyrisico's en -bedreigingen zullen er altijd zijn en in die zin is DJI nooit «klaar» met de AVG of andere privacywetgeving, maar de risico's en de bedreigingen worden door de gehanteerde werkwijze op structurele wijze beheerst en passend gemitigeerd. Op die wijze wordt voldaan aan de vigerende privacywetgeving.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De RvIG verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor verschillende doeleinden waarvoor de juridische grondslag is verankerd in de Wet basisregistratie personen, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Paspoortwet, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de AVG zelf.
Privacy is binnen de RvIG structureel geborgd middels een continue proces van implementatie, monitoring, evaluatie en bijsturing, Voor alle processen en/of systemen en applicaties zijn Data Protection Impact Assessments uitgevoerd als onderdeel van het risicomanagementproces. Dit proces is eveneens cyclisch ingericht.
Het incident dat aanleiding vormt voor de vraag gaat over informatiebeveiligingsbeleid. De RvIG volgt de verplichtingen die daarover vanuit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de AVG worden gesteld.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor de Kinderbescherming persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft wettelijke taken en doelen en daartoe worden persoonsgegevens verwerkt. Het betreft persoonsgegevens van cliënten, informanten en medewerkers. De RvdK verzamelt en verwerkt deze gegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacygegevens (AVG).
De AVG vraagt om structurele borging van privacy in de organisatie. Dat is een continu proces van implementeren, monitoren, evalueren en bijsturen om compliant te zijn. In april 2021 is het beveiligd e-mailen (via Zivver) geïntroduceerd. Door de RvdK wordt een Data Protection Impact Assessments gedaan bij veranderingen in een werkproces, samenwerkingsverband of verandering van ICT-systeem waarbij persoonsgegevens verwerkt worden. Hiermee heeft de RvdK inzicht in de stand van zaken en de te nemen beheersmaatregelen en sluit hij waar nodig nieuwe verwerkingsovereenkomsten af.
Beheersmaatregelen zijn in een risicomatrix opgenomen en de opvolging daarvan wordt gemonitord in een interne stuurgroep Beveiliging, Integriteit en Privacy. Deze werkwijze zorgt ervoor dat privacyrisico’s in beeld zijn, en de juiste maatregelen getroffen en opgevolgd worden om aan de AVG te blijven voldoen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Reclassering Nederland persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Reclassering Nederland verzamelt en verwerkt voor de uitvoering van haar taken persoonsgegevens van haar cliënten, medewerkers en van de personen met wie zij samenwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). Dit doet zij onder meer door het opstellen van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s). Daar waar verbeteringen nodig blijken, worden deze opgepakt, zoals een herziening van het gegevensbeschermingsbeleid. Reclassering Nederland heeft hierbij te maken met een complexe uitvoeringspraktijk.
Reclassering Nederland vindt gegevensbescherming van haar cliënten van uitermate groot belang. In de uitvoering van haar taken voor een veiliger Nederland binnen de strafrechtketen wordt in toenemende mate een beroep op de reclassering gedaan om persoonsgegevens van haar cliënten met andere instanties te delen, al dan niet in samenwerkingsverbanden zoals in de Zorg- en Veiligheidshuizen. Er is wetgeving in voorbereiding die recht doet aan de bijzondere rol van Reclassering Nederland in de strafrechtketen en waardoor persoonsgegevens van cliënten niet meer onder werkingssfeer van de AVG zullen vallen, maar onder de werkingssfeer van de Europese Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie.
Een belangrijke factor in de gegevensbescherming is het menselijk handelen. Reclassering Nederland heeft de afgelopen jaren daarom naast het treffen van technische en organisatorische maatregelen, onder meer geïnvesteerd in bewustwording en training van haar medewerkers.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Administratie Kantoor (CAK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens grotendeels conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). De juiste toepassing van de AVG is ingebed in de bedrijfsvoering. Het CAK beschikt over een actueel register van verwerkingen, een PIA-register, een werkende datalekprocedure en verwerkingsovereenkomsten met leveranciers. Het CAK heeft verder organisatorische maatregelen getroffen, zoals de aanstelling van een (onafhankelijke) functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, de aanstelling van een coördinerend Privacy Officer en de inrichting van een privacygilde. Op het gebied van accesmanagement (toegang tot data) voldoet het CAK nog niet volledig aan de AVG en kunnen verbeteringen worden doorgevoerd. Logging en monitoring zijn momenteel nog niet ingericht. De invulling van genoemde onderwerpen staat voor 2021 geagendeerd.
Kunt u toelichten of het openbaar ministerie (OM) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het openbaar ministerie (OM) verwerkt voor de uitvoering van zijn wettelijke taken een grote hoeveelheid gegevens. Het OM heeft daarbij naast de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te maken met de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Binnen het OM zijn verscheidene processen en procedures ingericht waarmee uitvoering wordt gegeven aan de vereisten van deze privacywetgeving en om hierin inzicht te verkrijgen en behouden. Zo worden door het OM Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd, waarmee vooraf risico’s van een gegevensverwerking in kaart zijn gebracht om risico’s in de systemen te mitigeren, en zijn organisatorische en technische vereisten opgesteld ten behoeve van de gegevensbescherming. Hier is bij het ontwerp uitgegaan van privacy by design en default, en deze uitgangspunten zijn vervolgens geïmplementeerd in de onderliggende ICT-systemen. Hoewel reeds een groot aantal veranderingen in werking is gesteld en er nieuwe processen en handvatten zijn ontwikkeld, is het een omvangrijke opgave om volledig inzicht te verkrijgen en te behouden. Het OM zet zich ervoor in dat daar continue aandacht voor blijft bestaan. Met name de grote hoeveelheid (gevoelige) gegevens die verwerkt wordt binnen het OM en die inherent is aan het primaire proces van de strafrechtspleging (en de andere toebedeelde wettelijke taken), maakt dat dit een voortdurend proces is.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van toepassing op een klein deel van de verwerkingen, waarvoor het CJIB ook niet altijd zelf verwerkingsverantwoordelijk is. Alleen voor de bedrijfsvoeringsprocessen en de verwerkingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is het CJIB zelf verantwoordelijk. Voor de overige verwerkingen treedt het CJIB slechts op als verwerker.
De verzameling en verwerking waarvoor het CJIB zelf verwerkingsverantwoordelijk is, geschiedt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. De grootste uitdaging op het gebied van privacy is het in kaart brengen en houden van de risico’s die verwerkingen met zich meebrengen. Op dit onderwerp is het CJIB in control doordat er doorlopend Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) worden uitgevoerd, zowel op nieuwe verwerkingen als op reeds bestaande verwerkingen. In het kader van nieuwe verwerkingen kent het CJIB een Privacy by Design proces. Dit is een bestaand proces dat ook onderhavig is aan doorontwikkeling op basis van geleerde lessen. De DPIA’s op bestaande verwerkingen zijn uitgevoerd en worden periodiek herijkt om de actuele risico’s in kaart te houden.
Voor de verwerkingen waarvoor het CJIB als verwerker is aan te merken, heeft het CJIB te voldoen aan de eisen die de verwerkingsverantwoordelijke stelt. Het CJIB voldoet aan de opdrachten die door de verwerkingsverantwoordelijke worden gegeven. Deze opdrachten moeten conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG worden gegeven.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Fiscale Opsporingsdienst (FIOD) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De werkzaamheden van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) als bijzondere opsporingsdienst vallen in beginsel onder de werking van de Wet politiegegevens. Slechts enkele werkzaamheden vallen onder de werking van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De FIOD verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. Afgezien van verwerking vanwege een gerechtvaardigd belang (bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering of in hoedanigheid als werkgever) gebeurt dat ter ondersteuning van de wettelijke taken van de Belastingdienst zoals het registreren van aanmeldingen van strafrechtelijke signalen, het verwerken van signalen van grensoverschrijdende btw-fraude, het verwerken van gegevens omtrent mogelijke integriteitsschendingen en de informatievoorziening ten behoeve van toezicht en opsporing.
De verwerkingen die binnen samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd en die onder gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid plaatsvinden staan (nog) niet opgenomen in het AVG-register van de FIOD. Dit wordt op korte termijn aangepast.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Waternet persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door Waternet en het toezien of deze organisatie voldoet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) behoort niet tot de systeemverantwoordelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de Wet beveiliging netwerk en informatiesystemen (Wbni), de Drinkwaterwet of de Waterwet.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Kadaster persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Kadaster verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het is een onderwerp dat continu de aandacht van het Kadaster heeft. De privacyorganisatie binnen het Kadaster bestaat naast de functionaris gegevensbescherming en privacyofficers ook uit AVG-ambassadeurs. Door de toenemende mate van het kennis- en bewustzijnsniveau onder de medewerkers van het Kadaster worden datalekken snel herkend en gemeld. Verzoeken van betrokkenen met betrekking tot hun rechten op grond van de AVG worden door de juridische afdeling behandeld.
De Data Protection Impact Assessments (DPIA’s), die in 2018 en 2019 op grond van artikel 35 AVG verplicht zijn opgesteld, zijn in 2020 en 2021 opnieuw uitgevoerd voor het Kadaster. Daarnaast worden alle nieuwe en huidige diensten/processen en systemen met persoonsgegevens verwerkingen binnen het Kadaster, standaard voorzien van een Quick scan DPIA en indien nodig een uitgebreide DPIA. Hierdoor kan tijdig Privacy by Design en Default worden toegepast en worden de persoonsgegevensverwerkingen beoordeeld op het in lijn zijn met de beginselen van de AVG.
De gegevens van de Quick scan DPIA en uitgebreide DPIA worden automatisch overgenomen in het Register van Verwerkingen zodat bij wijzigingen het Register wordt geactualiseerd. Alle risico’s die in de DPIA’s zijn geconstateerd worden opgenomen in het risicomanagementproces en zijn onderdeel van de rapportage- en monitoringcyclus.
Bij het verstrekken van persoonsgegevens aan derden wordt naast de relevante wetgeving, het verstrekkingsbeleid van het Kadaster gevolgd. Per aanvraag wordt getoetst of voldaan wordt aan de beginselen van de AVG, zoals grondslag, doelbinding en dataminimalisatie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor Rechtsbijstand persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor Rechtsbijstand (RvR) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Zo verwerkt en verzamelt de RvR persoonsgegevens in het kader van de wettelijke taken die de RvR opgedragen heeft gekregen. De RvR houdt zich ook aan alle overige relevante wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming. De RvR werkt vanuit de visie «hart voor de burger», hetgeen naadloos aansluit bij de doelstelling van de AVG waarin de bescherming van de rechten van betrokkenen centraal staat.
In 2019 is bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid gemeld dat de RvR het AVG-implementatietraject heeft afgerond en compliant is aan de AVG. Via de reguliere P&C-cyclus rapporteert de RvR het ministerie onder meer over de stand van zaken met betrekking tot de AVG. Meerdere onafhankelijke oordelen (extern door accountancy audit en intern door het jaarverslag van de functionaris gegevensbescherming) ondersteunen het beeld van het compliant zijn.
Omdat er continu ontwikkelingen zijn die privacyaspecten hebben, zijn er altijd verbeter- en ontwikkelmogelijkheden. Bij de RvR zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het kader van de AVG met name gelegen op het gebied van gegevensuitwisselingen en het actueel houden van afspraken met ketenpartners, de ontwikkelingen met betrekking tot het snel veranderende digitale landschap en de beoogde veranderingen in het rechtsbijstandsstelsel.
Kunt u toelichten of De Nederlandsche Bank (DNB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Nederlandse Bank (DNB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De verwerking van persoonsgegevens door DNB geschiedt dan ook met grote zorgvuldigheid. Dat betekent onder meer dat DNB niet meer persoonsgegevens verwerkt dan nodig voor het gestelde doel. Ook beveiligt DNB persoonsgegevens goed. Daartoe treft DNB fysieke maatregelen (bijvoorbeeld door documenten op te slaan in afgesloten kasten), logische maatregelen (bijvoorbeeld door de toegang tot persoonsgegevens te beperken), technische maatregelen (bijvoorbeeld versleuteling) en procedurele maatregelen (bijvoorbeeld door bewustwordingsprogramma’s voor medewerkers over zorgvuldige omgang met informatie).
DNB heeft daarnaast een functionaris gegevensbescherming aangesteld van wie de verantwoordelijkheden en bevoegdheden als onafhankelijke interne privacytoezichthouder in een statuut zijn vastgelegd en die eenmaal per kwartaal verslag uitbrengt aan de directie. Ook heeft DNB een privacybeleid gedocumenteerde processen voor het behandelen van datalekken en beantwoorden van onder andere inzageverzoeken. Tevens wordt er een register bijgehouden van de verwerkingsactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van DNB plaatsvinden.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Kamer van Koophandel (KvK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Kamer van Koophandel (KVK) beheert het handelsregister en is ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens ten behoeve van dit register verwerkingsverantwoordelijke.
De registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens zijn primair geregeld in de Handelsregisterwet en het Handelsregisterbesluit. Het beleid ten aanzien van registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens is om te beginnen een kwestie voor de nationale wetgever, maar wordt daarnaast sterk beïnvloed door Europese regelgeving zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) maar ook door de Digitaliseringsrichtlijn, de Witwasrichtlijn en de Richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De Europese regelgeving bevat steeds meer verplichtingen omtrent openbaarheid en ontsluiting van gegevens. De KVK wordt zodoende als uitvoeringsorganisatie geraakt door een veelheid aan regelgeving gerelateerd aan de diverse doelen die worden gediend met de in het Handelsregister geregistreerde gegevens en de verschillende belangen die worden gediend met beschikbaarheid of juist afscherming daarvan.
Voor de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens valt de KVK onder het toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). KVK behandelt de persoonsgegevens die zij verwerkt met grote zorgvuldigheid en neemt daarbij de beginselen van de AVG in acht. Eind 2019 heeft de AP aangegeven een positieve indruk te hebben van het door KVK ingezette proces om de privacy van ingeschrevenen van het Handelsregister te waarborgen. Uw Kamer is destijds geïnformeerd over de uitkomsten van dit traject4 dat heeft geleid tot de sindsdien gevolgde bestendige werkwijze.
Kunt u toelichten of de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Koninklijke Marechaussee verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de Wet Politiegegevens (Wpg). Welk wettelijk kader gevolgd dient te worden, is afhankelijk van de uit te voeren taak. Wanneer bij gegevensverwerkingen mogelijk sprake is van een hoog privacyrisico voor betrokkenen, voert de Koninklijke Marechaussee daarop Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uit. Dat laatste blijft een doorlopend proces.
Kunt u toelichten of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
In de uitvoeringstoets Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van 15 september 2017 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangegeven nog niet direct en volledig te kunnen voldoen aan de AVG bij invoering op 25 mei 2018. Dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Vorig jaar is aan uw Kamer gemeld dat het systeem SONAR niet aan de AVG voldoet en vervangen moet worden. Het UWV werkt hard om aan de AVG te voldoen. De aanpassing en vervanging van systemen die niet privacy by design en privacy by default zijn, vergt echter de nodige tijd. Inzet op aanpassing van ICT-systemen volgens AVG-richtlijnen zal daarbij in samenhang moeten worden gezien met het implementeren van andere noodzakelijke maatregelen gericht op stabiliteit, continuïteit, vernieuwing en de implementatie van nieuwe of veranderde wet- en regelgeving.
Het UWV voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verstrekkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. Deze toestemming moet volledig vrijelijk gegeven kunnen worden. Door de (gepercipieerde) machtsverhouding tussen overheid en burger is het gebruik van toestemming twijfelachtig en soms zelfs ontoereikend. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Stand van de Uitvoering van juni 2020. Zodoende zal voor deze gevallen een wettelijke grondslag gecreëerd worden. In het belang van de continuïteit van de dienstverlening aan cliënten van het UWV zal het UWV de verstrekkingen op grond van toestemming blijven uitvoeren totdat een wettelijke grondslag gecreëerd is.
Kunt u toelichten of woningcorporaties persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Woningcorporaties zijn zelfstandige, private organisaties die in het kader van hun wettelijke taken op grond van de Woningwet en ter uitvoering van huurovereenkomsten persoonsgegevens verwerken. Indien woningcorporaties persoonsgegevens verwerken of doen verwerken zijn zij als zelfstandige organisatie verwerkingsverantwoordelijke op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), zodat zij zelf moeten voldoen aan de normen die volgen uit de AVG en de UAVG. De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties houdt daarop geen toezicht, omdat het gaat om private organisaties. Dit toezicht is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u toelichten of zorginstellingen persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorginstellingen zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet gegevensbescherming (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorginstelling is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door de zorginstellingen.
Kunt u toelichten of zorgverzekeraars persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorgverzekeraars zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet persoonsgegevens (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de privacywetgeving. De Autoriteit persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door zorgverzekeraars.
Bent u het ermee eens dat de «Wet Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden» (WGS) tot doel heeft dat in de toekomst grote hoeveelheden persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld tussen en met een groot aantal instanties in een viertal samenwerkingsverbanden (het Financieel Expertise Centrum (FEC), infobox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionaal Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en de ZVH’s), en dat dus alle betrokken organisaties vóór een eventuele inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) eerst moeten voldoen aan de privacyregels van de AVG omdat één zwakke schakel de hele keten in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Elke gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden onder de WGS moet voldoen aan de AVG. De waarborgen van de AVG, zoals rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid, zijn onverkort van toepassing. In aanvulling daarop bevat de WGS specifieke bepalingen (met name 1.8 e.v.) over waarborgen. Op grond hiervan kunnen bij AMvB nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan verwerkingen van gegevens. Bij die AMvB zullen aspecten als kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens een plek krijgen. Overigens zijn onder het wetsvoorstel de deelnemers aan een samenwerkingsverband gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijk, zodat elke deelnemer op grond van artikel 82 AVG aansprakelijkheid draagt wanneer een verwerking inbreuk zou maken op de AVG.
De achterstanden bij het CBR voor rijexamens |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Achterstand CBR naar 600.000 examens: «Desnoods na twee keer zakken langer wachten op herexamen»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke onconventionele maatregelen het CBR desnoods wil nemen om de enorme achterstand van 600.000 rijexamens te lijf te gaan?
Zoals ik in voornoemde Kamerbrief heb laten weten, waren alle reserveringsmaatregelen van het CBR voorafgaande aan de lockdowns al geruime tijd binnen de KPI. Door de twee lockdowns zijn de reserveringstermijnen opgelopen. Het CBR heeft een Taskforce Examenafname ingesteld. Deze Taskforce bekijkt alle mogelijke maatregelen om de ontstane reserveringstermijnen na de lockdown weer binnen de KPI te brengen.
In de brief van 16 februari 2021 is aangegeven dat het ministerie uiteraard meedenkt met het CBR over dit plan. Tevens heb ik hierin geschreven dat, zodra er een plan gereed is, de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Aangezien dit plan er nog niet is, kan op de mogelijke maatregelen nog niet worden ingegaan. Het CBR heeft inmiddels wel besloten om de praktijkexamens voor het rijbewijs A en AM weer op te starten. Vanaf 22 februari kan men dus het praktijkexamen afleggen voor deze typen rijbewijs. Daarnaast is inmiddels ook duidelijk geworden dat per 3 maart kan worden gestart met de overige praktijkexamens.
Kunt u aangeven wat de directeur van het CBR bedoelt met «dreigt vaak zakkende kandidaten met een sanctie»?
Het CBR heeft aangegeven zowel te zoeken naar manieren om meer examens af te nemen als naar manieren om de instroom te beperken. Welke mogelijke maatregelen dit moeten bewerkstelligen, is nu nog niet bekend. Het CBR inventariseert de verschillende opties en voert ook de dialoog hierover met de branche en met jongeren. De oproep van de directeur van het CBR is om goed voorbereid naar het examen te komen. Minder herexamens betekent dat meer capaciteit beschikbaar is voor het afnemen van examens. Daar is iedereen bij gebaat, zowel rijscholen, de kandidaten als het CBR.
Bent u het eens met de stelling dat mensen die door de lockdown geen rijles hebben kunnen volgen en nu opeens op mogen voor hun examen, misschien zelf het idee hebben dat ze er nu niet klaar voor zijn?
Ja, dat ziet het CBR ook. Rijscholen kunnen daarom kosteloos examens annuleren of schuiven met gereserveerde examens die gepland staan vlak na de herstart. Het is uiteindelijk aan kandidaat en rijinstructeur om te beoordelen of iemand klaar is voor het examen.
Bent u het eens met de stelling dat het hooghouden van het slagingspercentage ervoor zorgt dat er minder examens hoeven worden afgenomen en er dus ook een kleinere wachtrij komt? Bent u het ermee eens dat het goed kunnen plannen van het rij-examen daarbij helpt?
Ja. Daarom kijkt het CBR ook nadrukkelijk naar maatregelen die dit kunnen bevorderen en voert zij hierover de dialoog met de branche.
Bent u bereid de regels voor ruilen en wijzigen aan te passen op zo’n manier dat rijscholen zo veel mogelijk de kandidaat op kunnen laten gaan voor het rij-examen als deze er klaar voor is?
Dat is precies de wijze waarop het CBR omgaat met de examens die gepland staan vlak na de herstart. Rijscholen krijgen maximale flexibiliteit om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Op deze manier wordt erop gestuurd dat er alleen kandidaten naar het examen komen die er ook daadwerkelijk klaar voor zijn.
Hoe kijkt u ertegenaan om de eerste drie weken na de lockdown de examens een uitgestelde status te geven om zo te voorkomen dat kandidaten die niet op niveau zijn examen komen doen?
Alleen de examens die geen doorgang hebben kunnen vinden tijdens de lockdown krijgen de status uitgesteld. Voor de examens die gepland staan na de herstart geldt dat rijscholen tot en met 2 april maximale flexibiliteit hebben om examens te annuleren, te verplaatsen of te ruilen met andere kandidaten waarvoor zij een examen hebben gereserveerd. Het CBR stimuleert kandidaten en rijscholen om alleen een examen af te nemen als de kandidaat daar ook echt klaar voor is.
Bent u het ermee eens dat het raadzaam is naast extra examinatoren ook extra medewerkers in te zetten om rijscholen te woord te staan en planners en ICT-capaciteit in te zetten, zodat de planning geoptimaliseerd kan worden?
Ik heb het CBR eerder al gevraagd hier oog voor te hebben bij het uitwerken van het plan van aanpak.
Bent u bereid om naar de Kamer een planning te sturen van de maatregelen die genomen zijn en worden genomen om deze planning zo goed mogelijk te laten verlopen? Kunt u daarin aangeven welke uitdagingen met het reserveringssysteem worden verwacht en wat de oplossingen hiervoor zijn?
Het CBR heeft met de lessen van de vorige lockdown dit keer een andere strategie gehanteerd voor het herplannen van examens. Tijdens de eerste lockdown werden alle gereserveerde examens geannuleerd en kreeg iedereen direct na de herstart de mogelijkheid een nieuw examen te reserveren. Dit keer krijgt de kandidaat de dag nadat hij of zij examen zou doen de mogelijkheid een uitgesteld examen te reserveren in de periode tot 1 juni (afhankelijk van de datum van de volledige beëindiging lockdown). Deze periode is volledig gereserveerd voor uitstelexamens. Voor nieuwe kandidaten staat het reserveringssysteem gewoon open voor de periode na 1 juni.
Kunt u aangeven hoeveel extra mensen nodig zijn op het gebied van planning, ICT en examinatoren?
Het CBR verwacht vooral extra capaciteit nodig te hebben aan examinatoren. De werving voor 100 extra examinatoren is inmiddels opgestart. Verder zal voor de gehele set aan maatregelen bezien worden wat nodig is aan extra capaciteit.
Kunt u het aantal uitgestelde rij-examens alsmede de wachttijd voor het aanvragen van een examen opnemen in de maandelijkse CBR-rapportage?
Ik heb het CBR gevraagd om mij periodiek te informeren over de reserveringstermijnen van de examens. Ik zal dit ook delen met de Kamer.
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Ik heb getracht zo spoedig mogelijk de antwoorden met u te delen.
Mondzorg in het basispakket |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geef ook minder rijken de kans op een goed gebit»?1
Ja
Hoe evalueert u de conclusie van Dokters van de wereld, die stellen dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen?
Ik beschik over onvoldoende informatie om de conclusie van Dokters van de Wereld, dat de totale kosten van gebrekkige mondzorg hoger liggen dan de besparingen, te onderschrijven. Het is bekend dat wanneer kleine gebitsproblemen niet worden opgelost, deze tot grotere gebitsproblemen kunnen leiden. Daarnaast komt de afgelopen jaren steeds meer onderzoek beschikbaar dat laat zien dat er relaties zijn tussen een ongezonde mond en andere gezondheidsproblemen. Dit betreft met name associaties tussen parodontitis enerzijds en diabetes en cardiovasculaire aandoeningen anderzijds.2 In dit verband heeft ook een onderzoek op basis van Nederlandse zorgverzekeringsdata laten zien dat er een significant effect is van parodontale behandeling op diabeteskosten.3
De meerderheid van de onderzochte studies deed daarbij geen uitspraak over causaliteit. Dit betekent overigens niet noodzakelijk dat er geen causale verbanden zijn tussen mondziekten en chronische ziekten – «absence of evidence is not evidence of absence«. Op dit moment is echter geen uitspraak te doen over welke ziektes en aandoeningen hun oorsprong kunnen hebben in een slecht verzorgde mond en dat een deel daarvan kan worden voorkomen door betere toegang tot mondzorg. Het is daarmee ook niet mogelijk om aan te geven of andere medische kosten worden bespaard door mondzorg in het pakket op te nemen. Ook voor het Zorginstituut is er op dit moment onvoldoende basis om tandheelkundige (curatieve) behandelingen te beschouwen als preventie voor medische aandoeningen.
Als mondzorg in het basispakket opgenomen zou worden, hoeveel euro extra per maand zou de premiebetaler dan kwijt zijn? Hoe groot is het verschil tussen algemene premieverhoging voor mondzorg en de gemiddelde kosten voor mondzorg in de aanvullende verzekering? Als de gemiddelde kosten voor de premiebetaler in het basispakket lager zijn dan via de aanvullende verzekering, deelt u dan de mening dat mondzorg daarmee veel toegankelijker wordt voor mensen met een laag inkomen?
In «Zorgkeuzes in Kaart» is berekend dat het uitbreiden van het basispakket met tandheelkundige zorg, een netto effect op de collectieve zorguitgaven heeft van 1,45 miljard euro per jaar. De premiebetaler zal per jaar € 15 euro extra betalen.4 Daar moeten eventuele kosten voor eigen risico bij worden opgeteld. Deze variëren per persoon, afhankelijk van of iemand het eigen risico sowieso al vol maakt. In het slechtste geval waarbij iemand veel tandheelkundige kosten maakt (> € 385) en het eigen risico volledig wordt aangesproken, betaalt diegene dat jaar € 400 voor mondzorg via het basispakket.
De premie voor het verzekeren van mondzorg in de aanvullende verzekering (AV) varieert per gekozen pakket: van losse tandmodules à € 100,– per jaar tot uitgebreide AV’s met allerlei soorten dekkingen van boven de € 500,– per jaar. Welke zorgkosten tot welk maximumbedrag (en soms ook maximumpercentage) vergoed worden, verschilt daarbij per pakket. Het is daarom niet mogelijk om iets te zeggen over de gemiddelde premiekosten van mondzorg in de AV. Op basis van declaratiedata van Vektis over 2018 kan de gemiddeld vergoede kosten voor tandheelkunde vanuit de AV worden vastgesteld op € 126 per jaar (incl. orthodontie).5 In dit bedrag zijn eventuele bijbetalingen en mondzorg die niet uit de AV werd vergoed niet meegenomen. Een andere benadering is op basis van de totale omzet van eerstelijns mondzorg: dan zou je uitkomen op gemiddelde tandheelkundige kosten van € 167 per volwassene per jaar.6
Niet iedereen heeft een AV voor mondzorg. Opname in het basispakket betekent dus vooral een kostenverschuivingvan het private naar het publieke domein. Gegeven het eigen risico, wordt mondzorg niet vanzelf toegankelijker voor alle mensen met een laag inkomen.
Welke andere manieren zijn er om de kosten van mondzorg in het basispakket op te nemen? Kunnen deze kosten eventueel ook via belastingen worden opgehaald, waardoor het opnemen van mondzorg in het basispakket niet automatisch tot een premieverhoging leidt? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de behoefte aan geneeskundige zorg verzekerd (art 10). Deze wordt op basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord (art 14). Een sociale indicatie als toegang tot bepaalde zorg is gegeven de beginselen van de Zvw dus niet mogelijk. De genoemde suggestie om kosten via belastingen op te halen en aan zorgverzekeraars uit te keren zodat deze kosten niet tot een premieverhoging leiden, is ook niet mogelijk. In de Zvw is vastgelegd dat ter dekking van de Zvw-kosten evenveel inkomsten worden gegenereerd via de inkomensafhankelijke bijdrage, de nominale premie, de eigen betalingen en de rijksbijdrage kinderen samen (de zogenaamde 50/50-verdeling). Een stijging van de Zvw-kosten, als gevolg van een uitbreiding van het pakket, uit zich dus automatisch in een hogere nominale premie.
Hoeveel bespaart volgens u de opname van mondzorg in het basispakket, gegeven het feit dat problemen aan het gebit minder vaak leiden tot andere medische problematiek?
Zie antwoord vraag 2.
Welke invloed kan een slecht gebit hebben op de algehele gezondheid van een verzekerde? Welke ziektes en aandoeningen kunnen hun oorsprong hebben in een slecht verzorgde mond en hoeveel kan daarvan worden voorkomen als iedereen in Nederland goede toegang heeft tot mondzorg?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat mensen zonder tandartsverklaring in verreweg de meeste gevallen niet in aanmerking komen voor een aanvullende verzekering en dat dit dus voor mensen met mondzorgproblemen van enige omvang geen toegankelijke oplossing is? Welke oplossingen heeft u voor dit probleem?
Uit cijfers van Zorgweb blijkt, dat er in 2021 91 losse tandmodules werden aangeboden. In 14 van die gevallen (15%), met de meest uitgebreide dekkingen, golden acceptatiecriteria. Van de 170 gecombineerde aanvullende polissen (met daarin vaak ook mondzorg opgenomen) waren slechts 4 met acceptatiecriteria (2,4%). Daarnaast bieden gemeentepolissen ook vaak dekking voor tandheelkundige zorg; voor deze polissen geldt sowieso geen medische selectie. Daarnaast gold voor 10% van de losse tandmodules en 11% van de gecombineerde aanvullende polissen een wachttijd van een jaar voor specifiek orthodontie, kronen/bruggen/implantaten of gedeeltelijke prothesen. Ik deel daarom niet de analyse dat er in die zin sprake is van een toegankelijkheidsprobleem.
Klopt de inschatting van Dokters van de wereld dat ongeveer anderhalf miljoen mensen in Nederland geen toegang hebben tot mondzorg in Nederland?2 Zo nee, hoeveel mensen in Nederland hebben naar schatting volgens u geen toegang tot mondzorg en bij hoeveel mensen leidt dit tot andere medische problemen? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland dat puur vanwege financiën mondzorg mijdt: de verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld. Daarnaast is op dit moment überhaupt weinig structurele informatie beschikbaar omtrent de mondgezondheid van Nederlanders. Het laatste «Signalement Mondzorg», dat werd opgesteld in opdracht van het Zorginstituut, dateert uit 2013 voor volwassenen en 2018 voor de jeugd. Ik vind het van belang dat er structurele informatie beschikbaar komt over de mondgezondheid van mensen in Nederland. Ik zet daarom een langdurige monitor op om de mondgezondheid in Nederland te meten. In afstemming met het veld zal hiertoe een set indicatoren worden opgesteld, waarna de informatie driejaarlijks zal worden uitgevraagd. Het eerste meetmoment start in 2022. Met het verkrijgen van meer informatie over de staat van de mondgezondheid in Nederland, wordt ook de mondgezondheid onder specifieke groepen beter inzichtelijk. Op basis daarvan kan zo nodig aanvullend beleid worden gemaakt.
Bent u bekend met het onderzoek van Stefan Listl, waaruit blijkt dat productiviteitsverlies door gebrekkige mondzorg 3 miljard euro bedraagt in Nederland?3
Ja. In het artikel wordt geschat dat mondgezondheidsproblemen in Nederland samenhangen met een gemiddeld verlies van productiviteit van $ 209 dollar per persoon. Ook wordt beschreven dat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de gebruikte methodiek en schatting.
Deelt u de mening dat mondzorg in het basispakket voor een groot deel het productiviteitsverlies tegen kan gaan? Zo nee, waarom niet?
Mondziekten hebben een invloed op zowel individuen als de maatschappij. Pijn, schaamte, verminderde kwaliteit van leven en verminderde arbeidsproductiviteit kunnen zich daarbij voordoen.9 Mondgezondheid is ook zeer relevant voor integratie in de samenleving, denk aan kansen op de arbeidsmarkt. Slechte mondgezondheid kan de problematiek van mensen met sociale problemen en kwetsbare doelgroepen dus verergeren. Het onderzoek stelt echter niet dat met het toevoegen van mondzorg aan het basispakket het totaal aan productiviteitsverlies kan worden voorkomen. Ook voor zorgmijding is de vraag of hiermee het probleem wordt opgelost. Uit CBS-cijfers blijkt dat in 2018 80,3% van de Nederlanders minimaal 1 keer naar de tandarts is gegaan.
In de jaren dat de mondzorg voor verzekerden van 18 jaar of ouder nog in het ziekenfondspakket was opgenomen, was het percentage Nederlanders dat minimaal 1 keer per jaar naar de tandarts ging aanzienlijk lager. Dit percentage was in 1990 71,3% en in 1995 74,6%. De data van het CBS geven overigens geen uitsluitsel om welke redenen mensen afzien van tandartsbezoek. Uit het TNO-onderzoek «Gebit Fit» uit 2014 kwam naar voren dat individuen die niet jaarlijks naar de tandarts of mondhygiënist gaan, daar diverse redenen voor hebben. Die redenen lopen uiteen van «niet nodig om jaarlijks te gaan vanwege een goed gebit» tot «niet jaarlijks gaan vanwege financiële consequenties» of «niet gaan vanwege verstrekkende angst voor tandheelkundige behandelingen» en allerlei redenen daar tussen in.
Ik vind het daarom passender om in te zetten op lokaal (financieel) maatwerk. In dat verband heb ik u recent geïnformeerd10 over onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de maatregelen die gemeenten en zorgverzekeraars kunnen nemen om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen tegen te gaan. Momenteel werk ik een motie11 uit waarbij wordt verkend of na de afschaffing van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (Cer) de gewenste omslag is gemaakt naar maatwerk toegesneden op de persoonlijke situatie van de burger. Ik verwacht uw Kamer hier vóór het zomerreces over te informeren.
Ook neemt VWS, gezien de sterke samenhang tussen schuldenproblematiek en gezondheid, actief deel aan de versnelling van maatregelen uit de brede schuldenaanpak die wordt gecoördineerd door de Staatssecretaris van SZW. Zoals beschreven in mijn brief van 12 februari jongstleden12, wil ik samen met betrokken gemeenten en zorgverzekeraars verkennen op welke wijze het onderwerp «ongewenste zorgmijding» betrokken kan worden bij vroegsignalering van schulden. In het contact met mensen met beginnende betalingsachterstand kan actief worden gevraagd naar, en actiegenomen op, de situatie van ongewenste zorgmijding.
Deelt u de mening dat maatschappelijke baten, zoals verbeterde economische productiviteit en fysieke en mentale gezondheidswinst deel moeten zijn van de overweging om behandelingen al dan niet in het basispakket op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Keuzes over de inhoud en omvang van het basispakket worden genomen aan de hand van pakketcriteria.13 De pakketcriteria zijn effectiviteit, kosteneffectiviteit noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid. Bij de bepaling van effectiviteit wordt ook gekeken naar de gezondheidswinst die de behandeling oplevert voor de patiënt. Dit kan fysiek én mentaal zijn. Wanneer de kosteneffectiviteit van de behandeling wordt beschouwd, komen ook maatschappelijke kosten en baten, zoals verbeterde economische productiviteit, aan bod. Maatschappelijk baten zijn daarmee onderdeel van de overweging om behandelingen op te nemen in het basispakket.14
Het feit dat duizenden chauffeurs op dit moment stranden bij de grenzen van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk. |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin staat dat duizenden chauffeurs stranden bij de grens?1
Het kabinet is verrast door het besluit over de beperkingen aan de grenzen van Duitsland, Slowakije, Tsjechië en Oostenrijk en vindt de hinder die vrachtwagenchauffeurs daardoor ondervinden bijzonder vervelend. Het is en blijft het standpunt van het kabinet dat het van essentieel belang is dat het goederenvervoer onder de huidige maatregelen doorgang kan blijven vinden. Hierover is ook beleid gemaakt in Europees verband om zogenaamde green lanes voor vrachtvervoer in te richten bij grensovergangen. Zie daarover verder het antwoord bij vraag 2. Als goederen te laat of niet meer op hun plaats van bestemming aankomen kan dat grote gevolgen hebben voor de samenleving. De beperkingen aan de grenzen en de lange files die daardoor ontstaan raken bovendien het welzijn van onder meer Nederlandse chauffeurs, omdat zij vaak urenlang zonder uitzicht moeten wachten tot dat zij verder kunnen. Ik ben dan ook in contact met de sector om te bezien hoe het gaat met de Nederlandse chauffeurs in de eerder genoemde landen. Ook is er contact in Europees verband.
Hoe kan het dat er nu weer duizenden chauffeurs gestrand zijn bij landgrenzen binnen het Schengengebied, nadat vorig jaar is afgesproken dat dit niet meer zou gebeuren?
Op 12 februari jl. informeerde de Duitse Bondsregering de EU-lidstaten en de Europese lichamen zoals de Europese Commissie dat per 14 februari jl. Slowakije, Tsjechië en de deelstaat Tirol in Oostenrijk vanwege de epidemiologische situatie in die landen aangemerkt worden als virusvariantgebied. Dat betekent in de praktijk dat er een vervoersverbod geldt vanuit deze landen voor vervoer per vliegtuig, schip, trein en bus en dat vrijwel iedereen die uit deze gebieden Duitsland in reist zich moet registreren en een negatief testbewijs moet kunnen overleggen. In aanvulling hierop voerde Duitsland tijdelijk binnengrenscontroles in voor deze landen om hierop te kunnen handhaven.
De Europese Commissie heeft op 23 maart 2020 op verzoek van onder andere Nederland een mededeling gepubliceerd over de negatieve gevolgen van de grenssluitingen voor het transport van goederen. Hierin wordt opgeroepen om het vrachtverkeer zo veel mogelijk te ontzien door bij grensovergangen zogenaamde green lanes in te richten voor het vrachtverkeer. Controles mogen in principe daar niet langer dan 15 minuten duren. Zo moet de hinder voor het intracommunautaire vrachtverkeer zo beperkt mogelijk blijven.
De Commissie heeft naar aanleiding van de recente ontwikkelingen een brief gestuurd aan alle lidstaten met de dringende oproep om afspraken uit de Raadsaanbeveling van 1 februari 2021 zo volledig mogelijk op te volgen.2 De aanbeveling schrijft onder andere voor dat lidstaten – indien zich verstoringen van vervoer voordoen – systematische testvoorschriften moeten opheffen zodat de green lanes kunnen blijven functioneren.
Welke gesprekken lopen er op dit moment en welke maatregelen komen er om ervoor te zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen, en om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt?
In week 7 en 8 van dit jaar zijn de ontwikkelingen aan de grenzen in relatie tot COVID-19 onderwerp van gesprek in verschillende EU-overleggen. Zo is het geagendeerd tijdens verschillende ambtelijke overleggen, zoals de IPCR (crisisrespons van de Raad) en de Taskforce Interne markt handhaving (SMET). De Commissie heeft daarnaast aangegeven ook op de Europese Raad van 25 en 26 februari a.s. aandacht te vragen voor de green lanes. Het kabinet is van mening dat een goede balans moet worden gevonden tussen reisrestricties om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan enerzijds en het belang van de interne markt en de continuering van het goederentransport anderzijds. Zo moet in het te maken beleid gewaarborgd worden dat het vervoer van goederen zo ongehinderd mogelijk doorgang kan blijven vinden. Op die manier probeert het kabinet in Europees verband ervoor te zorgen dat het goederenvervoer niet of niet te veel negatief geraakt wordt. Verder moeten de green lanes bij de grenzen er ook voor zorgen dat gestrande chauffeurs zo snel als mogelijk hun weg weer kunnen vervolgen. Verder onderhoudt het kabinet goede contacten met de sector om adequaat te kunnen reageren op signalen uit de praktijk.
Heeft u contact met uw collega’s in Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk over de ontstane situatie? Zo ja, wat is de inhoud van dit contact? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contact met Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk in verschillende EU-overleggen. Verder is er voortdurend bilateraal overleg met onze buurlanden. De situatie aan de grenzen is daarin een vast agendapunt. Daarnaast hebben onze ambassades en consulaten goed contact met de autoriteiten van deze landen om de situatie ter plaatse te monitoren. Verder houdt Nederland op alle mogelijke niveaus vinger aan de pols wat betreft eventuele maatregelen richting Nederland en zal ik – indien de situatie daarom vraagt – contact opnemen met mijn Duitse collega, zoals ik in eerdere situaties ook heb gedaan.
Heeft u zicht op hoeveel Nederlanders er onder de gestrande chauffeurs zijn? Zo nee, hoe gaat u dit inzicht krijgen om zo gestrande Nederlanders bij te staan?
Na navraag bij de sector is het moeilijk een inschatting te geven hoeveel Nederlandse chauffeurs zijn gestrand. Hoofdzakelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste chauffeurs na een grote vertraging vaak alsnog kunnen doorrijden naar Nederland of de plaats van bestemming. Daarnaast kan een bedrijf ook besluiten zijn chauffeurs niet meer naar Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk of andere landen te laten rijden vanwege de maatregelen in Duitsland. Cijfers of aantallen vertellen daarom niet het volledige verhaal. Ten slotte hebben Nederlandse transportbedrijven niet alleen maar Nederlandse chauffeurs in dienst. Zij hebben chauffeurs in dienst met nationaliteiten van verschillende EU-lidstaten.
Welke mogelijkheden biedt u op dit moment aan gestrande Nederlanders?
Nederlanders die gestrand zijn in het buitenland kunnen zich 24 uur per dag, 7 dagen per week wenden tot het Contact Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij de Nederlandse ambassade in het land waar iemand zich op dat moment bevindt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekijkt vervolgens per geval wat voor consulaire hulp mogelijk is.
Kunt u, met het oog op het verkiezingsreces en de ernst en het acute karakter van deze situatie, deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja, de antwoorden zijn zo spoedig als mogelijk aan uw Kamer gestuurd.
Plannen voor legalisering door provincies van twee illegale megastallen van varkensindustrieel Straathof |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend dat op dit moment twee provincies, te weten Noord-Brabant en Flevoland, twee illegaal in bedrijf zijnde megastallen met in totaal circa 35.000 varkens van de beruchte varkensindustrieel Straathof (Sebava B.V.) aan het legaliseren zijn, door de ontbrekende vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) alsnog te verlenen?1 2 3 4
Ik weet dat er bij de provincie Noord-Brabant van deze ondernemer een aanvraag in behandeling is voor een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Er is op 5 januari jl. een bewilligend ontwerpbesluit door het bevoegd gezag gepubliceerd. Het bedrijf in Flevoland heeft een melding gedaan onder de werking van het PAS. Op legalisering van deze situatie is uitzicht in het kader van de vergunningverlening aan de zogenoemde PAS-melders, waar provincies en Rijk samen aan werken (Kamerstuk 35 334, nr. 25).
Hoe beoordeelt u deze legalisering van de varkenshouderijen in de gemeenten Someren (Noord-Brabant) en Noordoostpolder (Flevoland), in het licht van de regelingen die door u zijn opgetuigd om (varkens)bedrijven juist op te kopen om de stikstofcrisis, maar ook stank van varkenshouderijen aan te pakken?5 6
Een veehouder die door wil gaan en die niet deelneemt aan een regeling voor de beëindiging of opkoop van veehouderij, en zijn bedrijf aan wil passen of uitbreiden, kan dat binnen de geldende juridische kaders doen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegd gezagen geoordeeld dat ze een verantwoordelijkheid hebben om in een Wnb-vergunning te voorzien.
De regelingen voor de beëindiging of opkoop van veehouderijen werken op basis van vrijwilligheid, de keuze om hieraan deel te nemen is aan de betrokken veehouder. Als een veehouder deelneemt aan een dergelijke regeling dan is hij of zij gebonden aan de subsidievoorwaarden van de betreffende regeling. De subsidieregeling sanering varkenshouderijen, die gericht is op het terugdringen van geurhinder, is inmiddels gesloten voor deelname.
Is het juridisch mogelijk dat varkenshouder Straathof zich -na mogelijke legalisering- voor deze twee locaties inschrijft voor een beëindigingsregeling?
Voorzien is in een Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) die openstaat voor subsidieaanvragen door melkvee-, pluimvee- en varkenshouders in heel Nederland. Iedere aanvraag zal daarbij getoetst worden op de subsidievoorwaarden.
Kunt u uiteenzetten waar de provincies de benodigde stikstofruimte vandaan gaan halen voor deze twee legaliseringen, van respectievelijk circa 15.000 varkens in Flevoland en 20.000 in Noord-Brabant?
Als er bij een aanvraag voor een Wnb-vergunning mitigerende maatregelen genomen moeten worden om negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te voorkomen moet de aanvrager deze in principe zelf verzorgen. Ten aanzien van PAS-melders hebben Rijk en bevoegde gezagen geoordeeld dat zij een verantwoordelijkheid hebben om de betrokken activiteiten te vergunnen. Voor zover er mitigerende maatregelen nodig zijn om PAS-melders een vergunning te kunnen verstrekken komt de ruimte daarvoor uit bronmaatregelen die door het Rijk uitgevoerd of bekostigd worden.
Erkent u dat het legaliseren van deze twee megastallen met ruimte voor in totaal 35.000 varkens betekent dat op andere plekken flinke extra maatregelen moeten worden genomen om stikstofuitstoot te reduceren?
Allereerst moet bepaald worden of er mitigerende maatregelen nodig zijn om een vergunning te verstrekken. De nog te mitigeren stikstofdepositie van een activiteit op stikstofgevoelige habitat in een Natura 2000-gebied hangt af van een groot aantal factoren, zoals onder andere het aantal dieren, het gebruikte staltype en de afstand tot het Natura 2000-gebied.
Er zijn hier emissiebeperkende stalsystemen gebruikt en er is afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied. Voor zover ik nu kan overzien is hier geen sprake van piekbelasters.
Deelt u, in het licht van de stikstofcrisis, de mening dat het, naast het uitkopen van veehouderijen, (kosten)efficiënter is om illegale veehouderijen als overheid niet te legaliseren? Zo ja, bent u bereid het beleid hierop aan te passen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Door de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 viel de juridische basis weg onder het doen van meldingen op basis van het PAS. Daardoor ontbreekt het de melders sinds die tijd aan de toestemming voor hun activiteit, voor zover het gaat om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Omdat deze ondernemers binnen de bestaande juridische kaders hebben gehandeld, is al snel na de uitspraak besloten dat de overheid als verantwoordelijke voor het PAS zou zorgen voor een nieuwe juridische toestemming voor de betrokken activiteiten. Hier werken mijn ministerie en de provincies momenteel aan. Verder kan een ondernemer natuurlijk zelf een vergunning aanvragen, op basis van de bestaande juridische kaders.
Kunt u zich voorstellen dat mensen het onverteerbaar vinden dat de industriële varkenshouder Straathof, die in Duitsland een beroepsverbod opgelegd heeft gekregen vanwege ernstige dierenmishandeling en die ook in Nederland herhaaldelijk ernstige dierenwelzijnsovertredingen heeft begaan, milieuvergunningen heeft overtreden en significant meer dieren heeft gehouden dan volgens vergunningen was toegestaan, van de Nederlandse centrale en decentrale overheden alle medewerking lijkt te krijgen om zijn imperium in Nederland verder uit te breiden? Zo ja, hoe legt u dit uit? . Hoe vaak heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bedrijven van de omstreden varkenshouder Straathof gecontroleerd in de afgelopen vijf jaar, waren deze controles onaangekondigd en wat waren hierbij de bevindingen en welke maatregelen zijn hierbij opgelegd?
Een beroepsverbod dat een ondernemer in een ander land is opgelegd, kan op zichzelf geen grond zijn voor het weigeren van een Wnb-vergunning die door deze ondernemer is aangevraagd of voor het behandelen van een PAS-melding. Evenmin kan het gestelde onbehoorlijke gedrag van de ondernemer jegens dieren in de beoordeling van de aanvraag van een Wnb-vergunning worden betrokken, aangezien dit aspect niet valt binnen het toetsingskader voor de beoordeling van deze aanvragen.
Het is aan het bevoegd gezag om, binnen de kaders van het toepasselijke recht, de Wnb-vergunning al dan niet af te geven. De procedure van aanvraag en afgifte van een Wnb-vergunning is omkleed met de waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht biedt, onder meer wat betreft de bekendmaking van het besluit en de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Een houder heeft de verantwoordelijkheid om goed voor het welzijn en de gezondheid van zijn dieren te zorgen. Indien er sprake is van overtredingen zal de overheid optreden door middel van bestuursrechtelijke handhaving, gericht op herstel, of strafrechtelijke handhaving.
Zijn de naar schatting 400.000 biggen per jaar die worden gefokt en geboren bij de verschillende bedrijven van Straathof in Nederland bestemd voor de export of voor de Nederlandse markt?
In eerder beantwoorde vragen van uw Kamer over deze varkenshouder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2490) is inzicht gegeven in het aantal NVWA-inspecties van Nederlandse vestigingen van deze houder, en de opgelegde sancties naar aanleiding van deze inspecties. In deze antwoorden is aangegeven dat de NVWA in de periode 2007–2018 de Nederlandse vestigingen van deze eigenaar 22 keer heeft gecontroleerd. In enkele gevallen was sprake van ernstige overtredingen, soms met ernstig verminderd dierenwelzijn tot gevolg. Tegen de geconstateerde overtredingen is bestuursrechtelijk en strafrechtelijk opgetreden. Bij her-controles bleken de geconstateerde tekortkomingen te zijn hersteld en was er geen sprake meer van overtredingen.
De laatste keer dat de NVWA een inspectie op het onderwerp dierenwelzijn bij een bedrijf van deze varkenshouder heeft uitgevoerd was in 2020. Hierbij is één overtreding geconstateerd. Daarvoor is een rapport van bevinding opgemaakt. Op basis van een rapport van bevinding kan de NVWA een bestuurlijke boete opleggen.
Is het mogelijk dat deze biggen worden «afgemest» bij varkenshouderijen van Straathof in Hongarije?
Iedere varkenshouder heeft een vrije keuze over de manier waarop deze zijn varkens afzet. Daarbij heeft deze ook de mogelijkheid om de dieren naar het buitenland te transporteren. Een houder hoeft niet van te voren te bepalen of dieren in Nederland blijven of in een ander land. Het staat de varkenshouder vrij om hier per geval zijn eigen keuzes in te maken.
Het vervoer van varkens naar andere lidstaten moet voldoen aan de Europese regels voor diergezondheid en dierenwelzijn. Veehouders geven in het kader van die regels informatie over de transportbewegingen van hun dieren door aan de NVWA en RVO.nl. Gegevens over de bestemming van varkens van specifieke varkenshouderijen zijn bedrijfsgegevens waarover ik geen mededeling kan doen aan uw Kamer.
Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze u het legaliseren van de twee illegale varkensbedrijven van Straathof (Sebava) door de provincies Noord-Brabant en Flevoland tegen kunt houden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat zijn ondernemerskeuzes en iedere varkenshouderij heeft de mogelijkheid om dieren naar andere landen te transporteren. Deze ondernemer heeft dus ook de mogelijkheid om zijn biggen naar andere locaties in het buitenland te vervoeren, zolang wordt voldaan aan de regels uit de Europese transportverordening. Voor lange transporten gelden in de transportverordening aanvullende regels. Een export wordt alleen door de NVWA gecertificeerd indien aan alle voorwaarden (relevante handels-, diergezondheids- en dierenwelzijnsvoorwaarden) wordt voldaan.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ik ben van mening dat vergunningaanvragen en de behandeling van PAS-melder binnen de geldende juridische kaders en bestuurlijke afspraken behandeld moeten worden. Bij de behandeling van PAS-meldingen maakt onder andere een verificatie van de gedane melding deel uit van de procedure. Ik heb geen aanwijzingen dat dit in deze gevallen niet gebeurt.
De onbelaste vaste reiskostenvergoeding. |
|
Hilde Palland (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de maatregel over de onbelaste vaste reiskostenvergoeding per 1 april 2021 afloopt?
De maatregel voor de onbelaste vaste reiskostenvergoeding is in januari 2021 verlengd tot 1 april 2021.1 Het kabinet verlengt deze maatregel tot 1 juli 2021. Dat houdt in dat tot 1 juli 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast door de werkgever kunnen worden vergoed ook al worden deze reiskosten als gevolg van het thuiswerken niet meer (volledig) gemaakt. Een voorwaarde is dat het vaste vergoedingen betreft die al voor 13 maart 2020 door de werkgever werden toegekend.
Wat zijn voor het kabinet afwegingen om de maatregel wel of niet te verlengen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 verlengt het kabinet de maatregel voor de onbelaste vaste reiskostenvergoeding tot 1 juli 2021. Er zijn argumenten die voor verlenging pleiten en argumenten die tegen verlenging pleiten. Voorop staat dat werkgevers te allen tijde de mogelijkheid hebben en houden om daadwerkelijk gemaakte reiskosten (woon-werkverkeer en andere zakelijk reizen) onbelast te vergoeden (de daadwerkelijke OV-kosten, dan wel € 0,19 per woon-werkkilometer). Als er geen reiskosten meer zijn, ligt het voor de hand dat niet langer een onbelaste vaste reiskostenvergoeding kan worden verstrekt door werkgevers. Daar staat tegenover dat er nog steeds werknemers zijn die reisgerelateerde kosten maken ondanks dat feitelijk niet of minder wordt gereisd. Denk hierbij aan werknemers die vaste kosten hebben van de eigen (of private lease) auto die voorheen werd gebruikt voor woon-werkverkeer of werknemers die ervoor hebben gekozen hun OV-abonnement te verlengen.
Hoe staan werkgevers tegenover het laten aflopen dan wel verlengen van de maatregel? Verschillen kleine en grote werkgevers hierin van standpunt, omdat zij mogelijk andere kostenstructuren hebben?
Uit gesprekken maken wij op dat werkgevers de mogelijkheid willen hebben om bepaalde thuiswerkkosten onbelast te vergoeden, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in kleine en grote werkgevers. De reiskostenvergoeding wordt door sommige werkgevers ook gebruikt als vergoeding voor thuiswerkkosten. Het is heel goed mogelijk dat thuiswerken in de toekomst meer dan voorheen gemeengoed zal worden. Het kabinet onderzoekt daarom momenteel de mogelijkheden van een aanvullende regeling waarbinnen het voor de werkgever mogelijk wordt om onbelast ook thuiswerkkosten te vergoeden waarvoor nu nog geen gerichte vrijstelling geldt. Deze regeling zou een aanvulling zijn op de reeds bestaande mogelijkheden om specifieke thuiswerkkosten, zijnde arbovoorzieningen en ICT-middelen, onbelast te vergoeden. Een eventuele aanvullende regeling die ook na de coronacrisis doorwerkt moet uitvoerbaar zijn en moet daarnaast ook budgettair gedekt worden in het lastenkader. Deze aanvullende regeling zal naar verwachting niet voor het einde van het jaar kunnen worden ingevoerd. Voor het jaar 2021 is de vrije ruimte (werkkostenregeling) tijdelijk verruimd. Werkgevers kunnen deze (verruiming van de) vrije ruimte ook benutten om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.
Uiterlijk wanneer geeft het kabinet werkgevers hierover duidelijkheid?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is bekend hoeveel werkgevers de reiskostenvergoeding niet hebben aangepast en dat ook niet willen doen?
De onbelaste vaste reiskostenvergoeding blijkt niet uit de aangifte loonheffingen. De Belastingdienst beschikt daardoor niet over informatie hoeveel werkgevers de reiskostenvergoeding niet hebben aangepast ondanks dat er geen daadwerkelijk gemaakte reiskosten tegenover staan. De Belastingdienst kan wel informatie opvragen bij individuele werkgevers. Dat gebeurt bijvoorbeeld tijdens een boekenonderzoek.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Helaas was het omwille van de zorgvuldigheid niet mogelijk deze vragen binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden.
Het bericht ‘De quota worden duur betaald’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «De quota worden duur betaald»?1
Ja.
Klopt het dat premier Rutte op 21 juni 2017 dreigde de vrijhandelsverdragen tussen de Europese Unie en de Faeröer eilanden te beïnvloeden als de nieuwe visserijwet werd ingevoerd?
Nee, de Minister-President heeft tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen van de Faeröer eilanden aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie en heeft daarom verzocht om het voorstel te herzien. MP heeft daarbij de optie genoemd dit op Europees niveau te bespreken.
Indien dit klopt, kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om de premier contact op te laten nemen met de regering van de Faeröer en niet de ministers van Visserij of Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord onder vraag 2. De Minister-President heeft tijdens een gesprek met Eerste Kamerlid en adviseur uit de visserijsector, de heer Van Kesteren, toegezegd contact op te zullen nemen met zijn Faeröerse counterpart. Tijdens het gesprek met Minister-President Johannesen heeft hij aangegeven dat het wetsvoorstel, indien aangenomen, van negatieve invloed zou zijn op de Nederlandse economie. Er is vervolgens voor gekozen om de toenmalige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen niet ook met haar counterpart te laten bellen omdat de Nederlandse zorgen rondom dit wetsvoorstel, na het telefoongesprek van de Minister-President, reeds bekend waren.
Kunt u de verslagen van het contact tussen de Nederlandse regering en de Faeröer over deze kwestie openbaar maken?
Niet van ieder gesprek met de autoriteiten van de Faeröer eilanden is een verslag opgemaakt. Daar waar wel een verslag is opgemaakt, wordt dit niet openbaar gemaakt vanwege de mogelijk nadelige gevolgen voor de bilaterale betrekkingen.
Kunt u toelichten waarom Nederland hier besloot om op eigen houtje contact op te nemen met de regering van de Faeröer en niet op Europees niveau, terwijl het om een Europees vrijhandelsverdrag gaat en ging?
Nederland heeft het Faeröer wetsvoorstel ook op Europees niveau opgebracht. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben daartoe contact gelegd met de Europese Commissie. De Europese Commissie is vervolgens autonoom in het al dan niet agenderen en de kwestie is niet geagendeerd voor de jaarlijkse onderhandelingen over de visserijquota of via het tweejaarlijks Joint Comittee waar het EU-Faeröer vrijhandelsakkoord wordt besproken.
Klopt het dat het hierbij in feite maar om de visserijbelangen van één bedrijf ging? Kunt u toelichten waarom deze belangen zo belangrijk waren dat er dit dreigement aan te pas moest komen?
Nee, meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. Voor Nederland had deze aanstaande wijziging in beleid inderdaad met name gevolgen voor een grote speler in de visserijsector. De Nederlandse reserveringen bij het wetsvoorstel, waarbij buitenlandse eigenaren verplicht werden om binnen vier jaar afstand te doen van hun aandelen in Faeröerse visserijbedrijven binnen, zijn in algemene zin bij de Faeröerse overheid opgebracht.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is voor Nederland om zich op een dergelijke wijze te mengen met de democratische processen in een derde land, enkel omdat dit ten goede komt van een enkel Nederlands bedrijf? Zo ja, kunt u toelichten waarom u er dan toch voor heeft gekozen om u op een dergelijke manier in de lokale democratie te mengen?
Zie antwoord onder vraag 6. Meerdere Europese visserijondernemingen hebben belangen in de Faeröerse visserij. De Nederlandse regering heeft onder andere als taak het opkomen voor Nederlandse (economische) belangen in het buitenland. Deze nieuw voorgestelde wetgeving zou mogelijk verregaande negatieve gevolgen hebben voor de Nederlandse visserijsector. De gedane interventies zijn vanuit dat perspectief ondernomen. Tijdens de bilaterale contacten is kenbaar gemaakt dat Nederland zich bewust is van de autonomie van Faeröer op dit gebied en deze respecteert.
Heeft de Nederlandse regering inzake deze kwestie contact gezocht met Denemarken, aangezien deze verantwoordelijkheid draagt voor buitenlandse aangelegenheden en voor de rechtsprekende macht op de eilanden?
Ja, er is ook contact gezocht met Denemarken over deze kwestie, o.a. via de Nederlandse ambassade in Kopenhagen.
Klopt het dat het Nederlandse quotumbezit in de Faeröer eilanden problemen oplevert voor lokale vissers? Kunt u reflecteren op de vraag of dat wenselijk is voor de lokale economie op deze eilanden? Kunt u bovendien reflecteren op de vraag wat dit doet met de banden tussen beide landen en het sentiment dat op de eilanden wordt gevoeld jegens Nederland? Is dit sentiment wenselijk volgens u?
Het is ingewikkeld voor mij om een oordeel te vellen over Nederlands quotumbezit in Faeröer. Ik begrijp dat deze kwestie gevoelig ligt, onder andere vanwege het feit dat de visserijsector op Faeröer een belangrijke sector is. Belangrijk is natuurlijk dat de autonomie van een land wordt gerespecteerd. Maar we moeten de rechten van belanghebbenden niet uit het oog verliezen. Vanwege de wederzijdse interdependentie van Nederland en Faeröer op het vlak van visserij zijn Nederland en Faeröer op elkaar aangewezen. Het is daarbij derhalve belangrijk dat de bilaterale relatie tussen beide landen goed blijft. Mocht visserij een wissel trekken op deze relatie dan is dat een punt van aandacht.
Acht u het wenselijk dat de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger (bedrijfs)belangen heeft die aanleiding zijn tot directe interventies in het wetgevingsproces van het land waar hij wordt geacht Nederland te vertegenwoordigen?
U doelt hierbij naar ik aanneem op het ambt van Honorair Consul. Honoraire Consuls zijn onbezoldigde ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij vervullen hun ambt als nevenfunctie en dragen onder andere zorg voor de promotie van economische relaties. Door hun grondige kennis van de lokale omstandigheden en hun brede netwerken vormen zij een belangrijk onderdeel van het postennet. In Faeröer is de visserij de belangrijkste economische sector. Hier zijn ook economische belangen van Nederland mee gemoeid. Bij de aanstelling van de Honoraire Consul was bekend dat hij als zakenman in de visserijsector actief was. Er is toen de afweging gemaakt dat zijn positie en netwerk zeer relevant waren voor de behartiging van de economische belangen van Nederland in Faeröer. Het zijn uitsluitend die belangen, die aanleiding hebben gegeven voor het handelen van de Nederlandse regering in het onderhavige geval.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en elk afzonderlijk beantwoorden?
Het afzeggen van NVWA-controles door code rood |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om vanwege code rood controles bij slachterijen af te zeggen?1 2
Ja.
Was u op hoogte gesteld van het voornemen van de NVWA om dit besluit te nemen?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Mijn ministerie is op zondagavond 14 februari en ook de dagen erna door de NVWA geïnformeerd over het besluit.
Is de veronderstelling juist dat in aanloop naar dit besluit geen overleg is gevoerd met de sector? Zo ja, hoe waardeert u dit?
De ingangsmomenten van code rood voor de verschillende provincies vielen grotendeels samen met het moment waarop NVWA-medewerkers op weg zouden zijn naar hun werkzaamheden in onder meer slachthuizen. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel. De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector. Inmiddels heeft de NVWA ook met sectorpartijen een overleg gehad naar aanleiding van de besluiten rond code rood om na te gaan of en, zo ja, welke afspraken met het bedrijfsleven nodig zijn over het handelen in extreme (weers)situaties en de onderlinge communicatie daarover.
Over extreme weersomstandigheden wordt ook in het kader van het Nationaal plan diertransporten bij extreme temperaturen twee keer per jaar met relevante sectoren gesproken. Dit plan is tot stand gekomen in 2016 in overleg met de betrokken sectoren en wordt elk jaar met de sectoren geëvalueerd. Dit jaar zal de winterse code rood van februari jl. uiteraard meegenomen worden in de evaluatie. Overigens kent dat Nationaal plan ten aanzien van exportcertificering van levende dieren de bepaling dat deze niet wordt uitgevoerd bij code rood.
Klopt het dat een audit bij een vleesverwerkend bedrijf in het gebied waarvoor code rood gold wel is doorgegaan? Zo ja, hoe is dat te rijmen met het besluit om de controles bij slachterijen af te zeggen?
Het besluit om met code rood niet de weg op te gaan was van kracht voor de medewerkers van de NVWA die plaats- en tijdgebonden werkzaamheden verrichten. Bij andere werkzaamheden, zoals het verrichten van een audit, hebben medewerkers de ruimte om het tijdstip daarvan afhankelijk van de (weers)omstandigheden zelf te bepalen en ook aan te passen.
Waarom zijn controles afgezegd in gebieden waar aan het begin van de morgen nog geen sprake was van ijzel?
Op zondag 14 februari 2021 om 17:30 uur heeft het KNMI code rood afgegeven voor maandag 15 februari. Code rood is afgegeven in drie fases voor de onderscheiden delen van Nederland: vanaf 3.00 uur voor de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland; vanaf 5.00 uur voor de provincies Flevoland, Utrecht, Gelderland, Brabant, Friesland en de Wadden en vanaf 7.00 uur voor de overige provincies. Deze tijden komen overeen met het moment waarop NVWA-medewerkers in verband met hun inzet op bijvoorbeeld slachthuizen onderweg zijn. De aankondiging van deze code rood is voor de NVWA aanleiding geweest om zich te beraden op de gevolgen hiervan ten aanzien van de inzetbaarheid van haar personeel.
De NVWA heeft op zondagavond 14 februari rond 22.00 uur het besluit genomen om in verband met de veiligheid van haar medewerkers de dienstverlening voor de slachthuizen op maandagochtend niet op te starten totdat code rood van het KNMI zou zijn opgeheven. De desbetreffende slachthuizen en branchevertegenwoordigers (Nepluvi en COV) zijn hierover geïnformeerd. Voorafgaand aan dit besluit was ook reeds contact gezocht met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers van de sector.
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Nadat het KNMI de code rood voor een provincie heeft opgeheven, heeft de NVWA haar medewerkers in die gebieden naar het werk laten gaan.
Hoe waardeert u de berichten dat het besluit van de NVWA betekende dat diertransporten rechtsomkeert moesten maken en dat hierdoor het dierenwelzijn is geschaad?
Ik reken het tot de verantwoordelijkheid van de bedrijven en brancheverenigingen zelf om zich rekenschap te geven van de kwetsbaarheid van dieren in de weersomstandigheden zoals die zich voordeden gedurende de tijd dat code rood van kracht was. Dat extra transportbewegingen bijkomende stress veroorzaken bij de dieren is aannemelijk. Voor de slachterijen geldt dat zij moeten beschikken over de nodige bufferruimte om dieren op te vangen bij onvoorziene omstandigheden.
Zijn in afgelopen jaren bij code rood alle NVWA-controles afgezegd?
Sinds 2010 waarschuwt het KNMI per provincie en in drie kleurcodes. De laatste keer code rood voor heel het land was één week eerder, op zondag 7 februari 2021, en daarvoor op 13 februari 2012 voor gladheid door ijzel of ijsregen in het hele land. De laatste keer code rood op provincieniveau was op 31 december 2019, voor Friesland, Groningen en Drenthe, vanwege dichte mist. De voorgaande afgegeven code rood waren op een zodanig tijdstip en/of omstandigheden dat de NVWA het overgrote deel van de werkzaamheden door heeft kunnen laten gaan.
Wat is de consistente beleidslijn ten aanzien van de inzet van overheidsdiensten en controles bij code rood, in het algemeen en bij de NVWA in het bijzonder?
Goed werkgeverschap vraagt om oog te hebben voor de veiligheid van de medewerkers. Het beleid van de NVWA is dat bij code rood de medewerkers niet op pad gaan. Voor slachterijen en overige inspectie werkzaamheden betekent dit dat de werkzaamheden worden opgeschort bij code rood, omdat het uitgangspunt de veiligheid van de NVWA-medewerkers is. Ook zijn er bij dierentransporten onder dergelijke extreme weersomstandigheden mogelijke ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn.
Het is aan de desbetreffende onderdelen van de rijksdienst zelf om in het kader van zorgvuldig werkgeverschap te besluiten over de inzet van medewerkers in dergelijke situaties. Er is geen rijksbreed kader is voor de inzet van overheidsdiensten tijdens code rood van het KNMI.
Hoe waardeert u de besluitvorming en het besluit van de NVWA in het licht van voorgaande?
Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leiding van de NVWA om zoveel als mogelijk te voorkomen dat medewerkers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan onveilige situaties en om bekende risico’s te beheersen. Het genomen besluit in het kader van de afgekondigde code rood vind ik een begrijpelijke vertaling van deze verantwoordelijkheid.
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat eerst overleg met relevante sectororganisaties wordt gevoerd alvorens ingrijpende besluiten te nemen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.