Het bericht dat Oekraïense vluchtelingen dagen in de cel worden gehouden bij aankomst per vliegtuig |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oekraïense vluchtelingen worden op Schiphol vastgezet in de cel, experts zijn verbaasd»?1
Ja.
Wat is de juridische grondslag voor het toepassen van de grensprocedure bij Oekraïense ontheemden die op basis van de Richtlijn Tijdelijke bescherming vrij mogen reizen door de Europese Unie (EU) en hoe verhoudt deze werkwijze zich tot het feit dat Oekraïners 90 dagen visumvrij mogen reizen door de EU?
Al het grensoverschrijdende verkeer van personen aan de Schengenbuitengrenzen – zowel EU-onderdanen als onderdanen van een derde land – wordt op grond van de Schengengrenscode gecontroleerd. Doel hiervan is het tegengaan van illegale immigratie, het bestrijden van mensensmokkel en bedreigingen van de binnenlandse veiligheid, de openbare orde en de volksgezondheid van de lidstaten te voorkomen.
Voor iedere onderdaan van een derde land die aan een buitengrens van het Schengengebied om toegang tot het Schengengebied vraagt, gelden de toegangsvoorwaarden zoals neergelegd in de Schengengrenscode2. De grensprocedure is geregeld in artikel 3, derde tot en met zevende lid van de Vreemdelingenwet en artikel 3.109b Vreemdelingenbesluit; dit laatste artikel is een uitwerking van artikel 43 van de Asielprocedurerichtlijn (2013/32/EU).
Wanneer aan de buitengrens asiel wordt aangevraagd of een verzoek wordt gedaan voor tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna RTB), beoogt iemand een langer verblijf dan de termijn van 90 dagen uit de Schengengrenscode. In dat geval wordt de aanvraag in beginsel in de grensprocedure behandeld. Dit geldt ook voor ontheemden uit Oekraïne.
Oekraïense vreemdelingen die geen lang verblijf beogen en gebruik willen maken van de visumvrije termijn van 90 dagen, en daarnaast voldoen aan de overige toegangsvoorwaarden uit de Schengengrenscode, komen niet in de grensprocedure.
Deelt u de constatering van de juristen die stellen dat het toepassen van de grensprocedure bij Oekraïense ontheemden «disproportioneel is»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens te stoppen met deze werkwijze?
Nee. Voor alle onderdanen van derde landen, inclusief personen met de Oekraïense nationaliteit, die zich aan de buitengrens van het Schengengebied melden, gelden de toegangsvoorwaarden uit de Schengengrenscode. Hiermee wordt zicht gehouden op wie er via de buitengrens het Schengengebied binnenkomt en wordt conform het wettelijke kader zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 gehandeld. Er gelden wel enkele uitzonderingen.
Ontheemden uit Oekraïne die al tijdelijke bescherming onder de RTB hebben in Nederland en Nederland niet langer dan 28 dagen hebben verlaten, hoeven niet de grensprocedure in. Ook personen uit Oekraïne die op grond van EU-afspraken uit Moldavië zijn overgebracht, Oekraïense gezinnen met minderjarigen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit Oekraïne zijn uitgezonderd van de grensprocedure.
Kunt u aangeven wanneer precies deze werkwijze is ingesteld?
De regels over toegang tot het Schengengebied zijn niet recent veranderd. Wat invloed heeft gehad op de werkwijze aan de grens is dat er direct na de Russische inval in Oekraïne sprake was van een crisissituatie en dat de beoordeling of aan de voorwaarden van de RTB werd voldaan nieuw was. Als gevolg daarvan is in de beginperiode vaker besloten om ontheemden uit Oekraïne direct toegang te geven tot Nederland. Sinds medio januari 2024 wordt geheel volgens de toepasselijke regels gehandeld. Om hier duidelijkheid over te verschaffen, is er door de IND in april jl. een openbaar informatiebericht3 gepubliceerd dat toelichting geeft over de grensprocedure bij ontheemden uit Oekraïne.
Kunt u toelichten waarom er voor deze werkwijze is gekozen?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 4. De werkwijze betreft staand beleid, verankerd in wet- en regelgeving.
Hoeveel mensen hebben sinds de werkwijze vastgezeten op Schiphol en hoelang gemiddeld hebben zij in detentie gezeten?
Afgerond hebben tien vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit sinds januari 2024 de grensprocedure op Schiphol doorlopen. De IND mag maximaal vier weken doen over de beoordeling in de grensprocedure, maar doet dit in zo’n kort mogelijke tijd. Meestal kan binnen enkele dagen tot een week (na een screening en aanmeldgehoor) een beslissing worden genomen, zeker in het geval van Oekraïense vreemdelingen. De omstandigheden die meer tijd vergen in de grensprocedure, staan beschreven in het openbare informatiebericht. De exacte gemiddelde detentietijd in de grensprocedure wordt voor geen enkele nationaliteit bijgehouden.
Welke andere EU-landen hanteren de grensprocedure voor Oekraïense ontheemden en doet u dit in samenspraak met andere EU-landen?
De grensprocedure vindt haar grondslag in de Asielprocedurerichtlijn. Alle lidstaten kunnen hiervan gebruik maken. Onder de nieuwe Asielprocedureverordening, onderdeel van het Asiel- en Migratiepact, worden lidstaten verplicht in bepaalde gevallen een grensprocedure toe te passen. In het Gemeenschappelijk Implementatieplan Asiel- en Migratiepact dat de Europese Commissie op 12 juni jl. gepubliceerd heeft, wordt aangegeven dat momenteel tenminste veertien EU-lidstaten de asielgrensprocedure toepassen. Het is niet bekend of deze lidstaten de grensprocedure ook toepassen voor ontheemden uit Oekraïne.
Hoe wordt bepaald of deze werkwijze effectief is als de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet registreert hoeveel Oekraïense vluchtelingen de afgelopen maanden na grensdetentie toegang is geweigerd?
De Asielprocedurerichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om een grensprocedure toe te passen. Nederland maakt hier gebruik van. De grensprocedure is verankerd in artikel 3 van de Vreemdelingenwet. Het doel van de grensprocedure is om te controleren wie het Schengengebied binnenkomt en het grondgebied daarmee veilig te houden.
De IND kan aantallen inwilligingen en afwijzingen in grensprocedure genereren. Vanwege de lage aantallen vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit worden deze aantallen in het kader van de AVG en herleidbaarheid niet openbaar gemaakt.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden en kunt u dat doen voor 22 juli 2024?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk individueel beantwoord.
Het bericht dat de IND in de zomer al beschikte over cijfers inzake gestapelde nareis |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «IND had in zomer al «incomplete cijfers» gestapelde nareis»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke ambtenaren en welke directies bij zowel de IND als op het departement op de hoogte waren van het bestaan van de conceptnota van de IND van 2 augustus 2023 inzake de omvang van gestapelde gezinshereniging?
Wij verwijzen u naar de meegestuurde processchets van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND. Het delen van namen van ambtenaren en functies van ambtenaren past niet bij de ministeriële verantwoordelijkheid. De ambtenaren van het departement en uitvoeringsorganisaties zijn geen onderdeel van het politieke debat.
Kunt u aangeven welke ambtenaren en welke directies bij zowel de IND als op het departement op de hoogte waren van het feit dat er geen sprake kon zijn van duizenden gevallen nareis op nareis? Kunt u aangeven wanneer zij daarvan op de hoogte waren?
Zie antwoord vraag 2.
Was de secretaris-generaal van de IND op de hoogte van de conceptnota in de zomer van 2023? Zo ja, wanneer? Bent u hierover met hem in gesprek geweest of is er op enige manier met hem over gecommuniceerd al dan niet rechtstreeks?
Voor zover nu is vastgesteld, is de voormalig secretaris-generaal van Justitie en Veiligheid niet op de hoogte gesteld van de conceptnota in de zomer van 2023. Voor het overige verwijzen wij naar de processchets.
Is het mogelijk dat de informatie van de conceptnota op een andere wijze dan de gebruikelijke DigiJust-lijn met u is gedeeld, bijvoorbeeld mondeling, anders dan het genoemde stafoverleg op 8 januari 2024?
Op basis van de in de processchets weergegeven informatie komen wij tot de conclusie dat dat niet het geval is.
Heeft u op enig moment zelf uitvraag gedaan naar de omvang van gestapelde gezinshereniging? Zo ja, wanneer was dit en wat is er toen met u gedeeld?
Wist u voor het stafoverleg op 8 januari 2024 dat gestapelde gezinshereniging van minieme omvang was en niet in de buurt kwam van «duizenden»? Zo nee, hoe verklaart u dat u niet eerder heeft geïnformeerd naar of informatie heeft ontvangen over een vraagstuk dat politiek en maatschappelijk op zoveel aandacht kon rekenen?
Klopt het dat de uiteindelijke cijfers over de omvang van gestapelde gezinshereniging eind december 2023 beschikbaar waren? Zo ja, waarom zijn deze cijfers pas in februari 2024 gepubliceerd?
Herrinert u zich dat de IND in september 2022 in de media haar zorgen uitsprak over gestapelde nareis en aankondigde daar onderzoek naar te gaan doen? Welke informatie was tijdens de onderhandelingen tussen de toenmalige coalitiepartijen die uiteindelijk eindigden in de val van het kabinet bij de IND bekend?
Welke cijfers inzake gestapelde gezinshereniging waren op dat moment bekend bij het departement? Welke cijfers waren ten tijde van de bewindspersonenoverleggen bij u persoonlijk bekend? Hebben die cijfers ook de onderhandelingstafel bereikt, zo ja in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat in de nota ten behoeve van de bewindspersonenoverleggen tussen coalitiepartijen werd gesproken over «forse signalen» terwijl de IND naar eigen zeggen al bijna een jaar onderzoek deed en slechts enkele weken na de val van het kabinet op 2 augustus 2023 een conceptnota gereed was met hele andere cijfers waarbij geenszins sprake was van forse signalen?
Kunt u aangeven welk contact er is geweest tussen ambtenaren van het departement hetzij onderling, hetzij met de IND, hetzij binnen de IND in de periode na de val van het kabinet in relatie tot de cijfers met betrekking tot gestapelde nareis?
Wie heeft op welk moment besloten dat de cijfers uit de nota van 2 augustus 2023 nog teveel onzekerheden bevatten om doorgeleid te worden naar de Staatssecretaris?
Wie bij de IND en op het departement zijn op dat moment geïnformeerd geweest van het feit dat er cijfers van de IND waren, waarover besloten werd dat er nog teveel onzekerheden waren?
Was u persoonlijk op de hoogte van het feit dat de IND cijfers in de nota van 2 augustus 2023 had opgenomen, een nota waar later van werd besloten dat er nog teveel onzekerheden waren? Zo ja, wanneer wist u dit? Zo nee, in hoeverre was u beiden ook na de val van het kabinet nieuwsgierig naar de exacte cijfers en op welke wijze heeft u intern de opdracht gegeven die cijfers op te leveren?
Voor het antwoord op vraag 15 verwijzen wij naar de Kamerbrief van 7 juni jl. en de meegestuurde processchets.
In hoeverre ging het omconceptcijfers als het document van de IND een beantwoording is van persvragen, en daarmee dus destijds ook publiekelijk gemaakt hadden kunnen worden?
Wie heeft de opdracht gegeven tot nader onderzoek betreft de cijfers inzake gestapelde gezinshereniging? Wanneer is die opdracht, of zijn die opdrachten gegeven?
Kunt u uitgebreid toelichten waar de onzekerheden inzake de conceptcijfers waar de IND in de zomer van 2023 over beschikte uit bestonden en hoe groot de onzekerheden waren, aangezien de cijfers van de conceptnota en de cijfers die in februari gepubliceerd zijn grotendeels overeenkomen?
Wat is de reden dat de brief met nota van 2 augustus 2023 pas op de dag na de verkiezingen voor het Europees Parlement naar de Tweede Kamer is gestuurd terwijl het verzoek vanuit de kamer al dateerde van 27 februari 2024?
Naar aanleiding van het verzoek van 27 februari 2024 heeft op het kerndepartement en bij de IND een inventarisatie plaatsgevonden welke stukken onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallen. Hieruit werd duidelijk dat enkel de conceptnota van de IND binnen de vraag en reikwijdte van het informatieverzoek viel en niet eerder als bijlage naar de Tweede Kamer was gestuurd bij de «aanbiedingsbrief stukken Bewindspersonenoverleggen migratie» van 10 juni 2023.2 Daarna heeft er op het kerndepartement en met de IND afstemming plaatsgevonden over de beslisnota en de brief aan de Tweede Kamer bij de reactie op het informatieverzoek.
Bestaan er nog andere stukken over de omvang van gestapelde gezinshereniging? Zo ja, kunt u die delen met de Kamer?
We hebben zorgvuldig naslag gedaan en de informatie daarvan is weergegeven in de meegestuurde processchets. Als er aanvullende informatie beschikbaar komt zal uw Kamer daar vanzelfsprekend over worden geïnformeerd.
Kunt u deze vragen uiterlijk op 17 juni 2024 beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt, wel versturen wij deze beantwoording voor het plenaire debat van donderdag 20 juni aanstaande.
Israëlische spionage- en intimidatiecampagne tegen het Internationaal Strafhof |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Revealed: Israeli spy chief «threatened» ICC prosecutor over war crimes inquiry» en «Spying, hacking and intimidation: Israel’s nine-year «war» on the ICC exposed» van The Guardian i.s.m. de Israëlische media +972 Magazine en Local Call, d.d. 28 mei 2024?1 2
Herkent u het beeld, op basis van informatie bekend bij uw ministeries en de Nederlandse inlichtingendiensten, dat Israël al jaren een spionage- en intimidatiecampagne voert tegen het Internationaal Strafhof en getuigen bij onderzoek naar oorlogsmisdaden begaan op Palestijns grondgebied? Zo nee, wat herkent u niet?
Hoe gaat Nederland als gastheer van het Internationaal Strafhof (ICC) bevorderen en waarborgen dat aanklager Khan en de rechters van het Hof, die zich momenteel buigen over de arrestatiebevelen tegen drie Hamas-kopstukken en de Israëlische premier Netanyahu en Minister van Defensie Gallant, onafhankelijk hun werk kunnen (blijven) doen, nu er bericht wordt dat Israël de afgelopen maanden ook volop bezig is geweest met het belemmeren van het ICC en intimidatie van aanklager Khan?
Gezien de nieuwsberichten waarin wordt gerefereerd aan een melding bij de Nederlandse autoriteiten door aanklager Bensouda nadat zij bij haar huis in Den Haag is opgezocht door twee mannen die vermoedelijk voor de Israëlische inlichtingendienst werken, hoeveel meldingen van pogingen tot intimidatie, omkoping, chantage en/of spionage door Israël of andere landen hebben de Nederlandse inlichtingendiensten dan wel politie ontvangen van het ICC, haar medewerkers, of (Palestijnse) ngo's en individuen die informatie aanleveren aan het ICC sinds 2015?
Is er op enig moment door Nederland een onderzoek ingesteld naar (vermeende) spionage- en intimidatieactiviteiten tegen het ICC? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat Nederland als gastheer van het ICC een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de bescherming van de medewerkers van het ICC en personen die (willen) getuigen over oorlogsmisdaden? Zo ja, op welke manier draagt Nederland concreet bij aan deze bescherming?
Deelt u de mening dat de praktijken zoals beschreven in The Guardian onacceptabel zijn en een ernstige inbreuk vormen van art. 70 van het Statuut van Rome, waarin de onafhankelijke werking van het Hof gegarandeerd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Hoe kijkt u naar de observatie dat Israël, op basis van via spionage verkregen getuigenissen bij het ICC, retroactief juridische onderzoeken start naar vermeende oorlogsmisdaden, zodat het ICC niet langer jurisdictie heeft om deze incidenten te betrekken bij haar onderzoek? Deelt u de mening dat dergelijke door Israël gestarte onderzoeken beogen om de onafhankelijke waarheidsvinding door het ICC en juridische aansprakelijkheid voor begane misdaden te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Hoe kijkt u naar de beschuldigen van het hacken en aftappen van de aanklager en de medewerkers van het ICC door Israël in het licht van de eerder geuite waarschuwingen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid over de «afhankelijkheid van buitenlandse apparatuur», vanwege het risico op zogenaamde «backdoors» in de Nederlandse infrastructuur? Kunt u garanderen dat deze risico’s zijn afgedekt? Zo ja, op welke manier?
Beschikt u over informatie dat mensen bang zijn om bij het ICC te getuigen ten aanzien van Israëlische oorlogsmisdaden? Wat kan en gaat Nederland als gastheer van het ICC doen om getuigen in de uitoefening van hun recht om te getuigen te beschermen?
Hoe kijkt u nu terug op het besluit van de Israëlische regering Netanyahu om in oktober 2021 zes Palestijnse mensenrechten ngo's, waaronder Al-Haq, die zich bezighouden met de monitoring en rapportage van Israëlische misdaden in bezet Palestijns gebied, als «terreurorganisaties» te bestempelen?
Hoe kijkt u in het licht van de alarmerende bevindingen van The Guardian naar de aantijgingen van Israël tegen UNRWA, die Israël ook heeft geuit zonder tot op heden serieus en betrouwbaar bewijs te presenteren?
Gaat u naar aanleiding van de bevindingen van The Guardian in overleg met het Internationaal Strafhof om als gastland de onafhankelijkheid en het functioneren van het Hof en de veiligheid van zijn medewerkers te waarborgen en bevorderen?
Gaat u de Israëlische ambassadeur ontbieden, om opheldering vragen en signaleren dat spionage- en intimidatiecampagnes op Nederlands grondgebied volkomen onacceptabel zijn?
Heeft u aanwijzingen dat medewerkers van de Israëlische ambassade betrokken zijn bij spionage- en intimidatiecampagnes tegen het ICC? Zo ja, bent u bereid hen het land uit te zetten? Zo nee, kunt u uitleggen hoe de intimidatie van het ICC in ernst verschilt van de poging in 2018 van Rusland om het kantoor van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag te hacken?
Welke andere vervolgacties bent u op basis van de alarmerende bevindingen van The Guardian bereid te nemen en op welke termijn?
Kunt u de vragen elk afzonderlijk beantwoorden binnen twee weken?
De zorgelijke mensenrechtensituatie in Tunesië |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Eric van der Burg (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Advocaten staken in Tunesië na arrestatie van collega live op tv», «In Tunisia, repression intensifies against sub-Saharan migrants and the associations that support them», alsmede het recente statement van de Europese Dienst voor Extern Optreden over de situatie in Tunesië?1, 2, 3
Ja.
Wat is uw reactie op de recente golf van invallen, arrestaties en detenties van NGO medewerkers, journalisten en politici, waaronder advocaat Sonia Dahmani?
Het kabinet acht een functionerend maatschappelijk middenveld van belang voor een stabiele staat. Als maatschappelijke organisaties vrij hun werk kunnen doen, zal dit ten goede komen aan de bevolking van Tunesië en dus aan Tunesië zelf. De toename van huiszoekingen en arrestaties is hiermee niet te verenigen. Het kabinet zet zich onverminderd in voor de bescherming van journalisten en mensenrechtenverdedigers.
Heeft u de Tunesische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de recente gebeurtenissen, of is er op alternatieve wijze door u opheldering gevraagd bij de Tunesische autoriteiten?
Op hoog ambtelijk niveau zijn de zorgen over de recente gebeurtenissen aan de Tunesische ambassadeur overgebracht. Verder wordt de mensenrechtensituatie regelmatig met Tunesië besproken. Zo heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de situatie besproken met zijn Tunesische evenknie. Ook is op 26 juni jl. op hoog ambtelijk niveau gesproken over de bredere relatie tussen Nederland en Tunesië, waarbinnen ook de mensenrechtensituatie voor migranten ter sprake is gekomen. Tunesië en Nederland hebben een langdurig partnerschap, en respect voor mensenrechten is altijd onderdeel van de brede dialoog met Tunesië. Hierbij wordt zorgvuldig afgewogen wanneer publieke uitingen gedaan worden en wanneer er gekozen wordt voor stille diplomatie.
Welke rechterlijke processen zijn er gedurende het afgelopen jaar bijgewoond door vertegenwoordigers van de Nederlandse ambassade in Tunis?
Het besluit om gerechtelijke processen waar te nemen wordt genomen in lijn met de EU richtlijnen voor mensenrechten.4 Processen worden slechts bijgewoond indien de aangeklaagden, hun advocaten en/of hun families dit wenselijk achten. In het afgelopen jaar heeft de ambassade één proces waargenomen, op verzoek van de aangeklaagde.
Op wat voor wijze tracht u zich in te zetten voor de vrijlating van alle politiek gevangenen en het staken van politiek gemotiveerde processen?
In gesprekken met de Tunesische autoriteiten wordt het belang van een eerlijke rechtsgang benadrukt. In EU-verband zet Nederland zich in voor het houden van een Associatieraad met Tunesië. De dialoog die plaatsvindt binnen dit kader biedt ook de mogelijkheid zorgen over democratie en mensenrechten aan de orde te stellen. In EU verband sprak ook de Raad Buitenlandse Zaken op 24 juni over de mensenrechtensituatie in Tunesië en het Tunesisch buitenlandbeleid. Hoge Vertegenwoordiger Borrell uitte zijn zorgen over de arrestaties van, en huiszoekingen bij, activisten, journalisten en advocaten afgelopen maand. Voorts steunt Nederland juridische hulpverlening aan kwetsbare groepen.
Op wat voor wijze draagt u en de ambassade in Tunis bij aan de verbetering van de bescherming van NGO’s, journalisten, politici, advocaten, rechters en andere critici in Tunesië?
Via verschillende programma’s wordt bijgedragen aan het verbeteren van de (digitale) veiligheid van organisaties in het maatschappelijk middenveld, journalisten en mensenrechtenverdedigers. Ook wordt samengewerkt met hulpverleners die juridische bijstand kunnen leveren. In verband met het vertrouwelijke karakter van deze activiteiten kan het kabinet hier niet verder op in gaan.
Bent u van mening dat de huidige golf van rechtsstatelijke repressie gevolgen zou moeten hebben voor de budgettaire steun die de Europese Unie (EU) aan Tunesië verleent? Zo nee, waarom niet?
De Europese begrotingssteun is bedoeld om het partnerschap met Tunesië als nabuurschapsland te bestendigen en bij te dragen aan armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Begrotingssteun dient plaats te vinden binnen de daartoe vastgelegde kaders.5 De Europese Commissie is verantwoordelijk voor het toetsen van deze kaders en de adequate monitoring van de implementatie van de begrotingssteun in Tunesië. Het kabinet steunt de inzet van de EU om door middel van dialoog constructief bij te dragen aan verbetering in de rechtstatelijke situatie in Tunesië. Zo is tijdens besprekingen over Tunesië in Brussel, bijvoorbeeld tijdens updates over de implementatie van het EU/Tunesië Memorandum of Understanding (MoU) door de Europese Commissie, gevraagd naar mensenrechtenmonitoring, specifiek op samenwerking met de kustwacht.
Middels welke mechanismen ziet u erop toe dat bilaterale en EU-financiering in Tunesië wordt besteed in lijn met wettelijke verplichtingen en principes op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat?
Bilaterale steun vindt grotendeels plaats via ontwikkelingshulp, bijvoorbeeld op het gebied van het bevorderen van werkgelegenheid en van rechtsstaatbevordering en wordt getoetst op de daarmee samenhangende doelstellingen.
De EU steun aan Tunesië vindt plaats binnen de daartoe vastgelegde kaders van de Commissie, waarbij respect voor de internationaalrechtelijke verdragen het uitgangspunt is. Nederland spant zich er in Europees verband voor in om de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie te versterken en eventuele zorgen op dit vlak onder andere onderdeel te maken van de dialoog met partnerlanden.
Kunt u volledig uitsluiten dat Nederlandse of EU-financiering (in)direct betrokken is bij de recente golf van arrestaties en repressie, bijvoorbeeld doordat veiligheidsinstanties die bij de acties betrokken waren gedurende de afgelopen periode financiering hebben ontvangen? Zo nee, welke acties onderneemt u om dit wel uit te kunnen sluiten?
Nederland geeft geen directe of operationele steun aan de veiligheidsdiensten in Tunesië. Indirecte steun aan de veiligheidsdiensten in den brede loopt hoofdzakelijk via (ontwikkelings-)programma’s met UNDP, IOM, ICMPD en DCAF en zijn gericht op het bevorderen van de dialoog tussen de veiligheidsdiensten en de bevolking, het bevorderen van geïntegreerd migratie- en grensmanagement en het bevorderen van het toezicht op en inspectie van het gedrag van de veiligheidsdiensten. EU-steun aan de Tunesische veiligheidsdiensten vindt plaats binnen de daartoe vastgelegde kaders van de Commissie. Nederland benadrukt bij de Europese Commissie het belang van het toetsen van steun aan de veiligheidsdiensten aan mensenrechtenkaders.
Kunt u een overzicht geven van alle financiering, bilateraal of in EU-verband, waarvan de Tunesische overheid (in)direct begunstigde was?
De bilaterale steun aan Tunesië verloopt via partnerorganisaties, bijvoorbeeld via het UNDP en de Wereldbank, als ook via steun aan het maatschappelijk middenveld. Nederland geeft geen rechtstreekse steun aan de Tunesische overheid.
De EU heeft in het kader van het MoU in 2.023 EUR 150 miljoen euro begrotingssteun aan de Tunesische overheid beschikbaar gesteld met als doel de economie te versterken en publiek financieel management en het investeringsklimaat te verbeteren. Daarnaast voert de EU ook andere programma’s uit waarvan de autoriteiten begunstigde zijn, zoals op het gebied van onderwijs Erasmus+ en Horizon Europe dat mogelijkheden biedt voor studentenuitwisselingen en onderzoekssamenwerkingen. Op energie bestaan er projecten gericht op hernieuwbare energie en duurzaamheid (ELMED). Op migratie zijn er in dit kader programma’s voor het verbeteren van de opvang en bescherming van migranten, het bestrijden van mensenhandel, en het versterken van de grensbewaking.6 Ook andere EU-organisaties, zoals de Europese Investeringsbank7, zijn actief in Tunesië. Een uitgebreider overzicht van de EU-programmering is te vinden in de voetnoot van deze brief.
Wat is uw reactie op het onderzoek dat de EU-ombudsman in februari 2024 opende naar het EU-Tunesië Memorandum, vanwege vraagtekens bij de overeenstemming van het Memorandum met EU-mensenrechtelijke principes en wetgeving en onvoldoende geruststelling na beantwoording van de gestelde vragen aan de Europese Commissie?
De EU-Ombudsman fungeert als belangrijk aanspreekpunt voor burgers die klachten hebben over de Europese instellingen en kan waardevolle aanbevelingen doen om het optreden van de Unie te verbeteren en het vertrouwen van de burger in de Unie te vergroten. Het staat de EU Ombudsman vrij om eigenstandig en onafhankelijk onderzoeken te doen. Het genoemde onderzoek loopt nog; het kabinet wil niet vooruitlopen op de bevindingen.
Op wat voor wijze heeft het Memorandum uit juli 2023 volgens u een positieve bijdrage gehad aan het bevorderen van fundamentele rechten van migranten en vluchtelingen in Tunesië, gelet op de systematisch aanhoudende praktijk van illegale uitzettingen (pushbacks) van migranten over de grens met Libië door de Tunesische autoriteiten?
Het MoU is de herbestendiging van het bestaande strategisch partnerschap met Tunesië in het kader van het Zuidelijk Nabuurschap. Het MoU bevordert de samenwerking en dialoog met de Tunesische autoriteiten in brede zin en op verschillende terreinen, waaronder migratie, maar ook bijvoorbeeld handel en energie.
Op het gebied van migratie hebben de Tunesische autoriteiten – mede met steun van de EU – hun Search and Rescue capaciteiten ontwikkeld. Daarnaast werken de autoriteiten aan het aanpakken van mensenhandel en smokkel. De uitstroom van migranten naar Europa is significant afgenomen. Tegelijkertijd neemt de instroom van migranten, asielzoekers en vluchtelingen vanuit andere landen naar Tunesië nog steeds toe. De bescherming van migranten, asielzoekers en vluchtelingen in Tunesië blijft een grote uitdaging.
De beleidsdialoog in het kader van het MoU wordt ook aangegrepen om met de Tunesische autoriteiten te spreken over het belang van het voeren van een geïntegreerd migratiebeleid, waarvan ook bescherming en opvang een essentieel onderdeel is. Daarvoor zet Nederland zich in Europees en bilateraal verband in. Zo organiseert Nederland in samenwerking met het Europees Asielagentschap en Egypte een internationale conferentie op het gebied van asiel en bescherming met Europese Lidstaten en landen in Noord-Afrika om bescherming, opvang en asiel te bevorderen in deze regio als onderdeel van de Europese partnerschapsinzet. In de meest recente Migratiebrief van Commissie voorzitter Von Der Leyen geeft zij aan dat de bescherming van vluchtelingen en migranten een kernprioriteit is in de samenwerking met Tunesië en dat, hoewel de omstandigheden in Tunesië een uitdaging blijven, de EU duidelijk is over de noodzaak van respect voor mensenrechten.
Het kabinet ziet eveneens dat de situatie op het gebied van bescherming op dit moment te wensen overlaat. Nederland is samen met de EU één van de grootste donoren op het gebied van bescherming van migranten, asielzoekers en vluchtelingen in Tunesië, via programma’s met UNHCR, IOM, UNICEF en Médecins du Monde. Met deze partners en andere donoren wordt gewerkt aan het bevorderen van de beschermingssituatie.
Kunt u garanderen dat de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) haar mandaat zonder belemmeringen van de Tunesische autoriteiten kan uitvoeren, en dat het hiertoe met voldoende financiële middelen tot beschikking wordt gesteld door de EU en lidstaten?
UNHCR is afhankelijk van de Tunesische autoriteiten om de werkzaamheden uit te voeren. Nederland brengt, zowel bilateraal als in EU-verband, het belang van het werk van UNHCR en andere beschermingsorganisaties op in gesprekken met de autoriteiten, en neemt deel aan gesprekken met UNHCR en de Tunesische autoriteiten om de samenwerking te bevorderen.
UNHCR Tunesië geeft aan op dit moment een financieringstekort te hebben. Nederland is samen met de EU reeds de grootste donor van UNHCR in Tunesië en is als covoorzitter van een informele beschermingswerkgroep betrokken bij het faciliteren van de discussie met andere betrokken landen over het werk van UNHCR en de andere organisaties actief op gebied van bescherming. In deze context worden ook de werkzaamheden en de financiële situatie van UNHCR besproken.
Mogelijkheden om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Ruben Brekelmans (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u ermee bekend dat het parlement van Estland een wet aangenomen heeft waarmee het mogelijk wordt gemaakt om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne?1
Ja, deze wet gaat specifiek over het nationaal mogelijk maken om private tegoeden van Russische gesanctioneerde entiteiten voor Oekraïne in te zetten.
In het artikel wordt erop gewezen dat er de afgelopen zes maanden, in aanloop naar deze wetgeving, door meerdere internationale bondgenoten en organisaties is gewerkt aan het wegwerken van mogelijke juridische knelpunten, kunt u aangeven welke landen en internationale organisaties hierbij betrokken waren?
Estland heeft bilateraal contact gehad met verschillende landen van de G7 en de EU die een dergelijke wet overwegen. Ook de Europese Commissie was betrokken bij het proces.
De wet is voorbereid in samenwerking tussen het Estse Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie. Ook het Estse parlement heeft verschillende juristen, academici en voormalige Kanseliers van Justitie gehoord in zowel open als gesloten sessies.
Inmiddels heeft de Estse President de wet ondertekend en zal deze in werking treden 10 dagen na publicatie in de State Gazette. De Kanselier van Justitie heeft de mogelijkheid om een grondwettelijke toets uit te voeren.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek in internationaal verband naar de mogelijkheden voor het inzetten van het onderliggende vermogen van geïmmobiliseerde tegoeden ten behoeve van Oekraïne?2
Er lopen verschillende initiatieven, met name in EU- en G7-verband. Vooralsnog is er geen internationale overeenstemming over of er een internationaalrechtelijke basis bestaat voor het gebruik van het onderliggende vermogen. Daarnaast zijn er zorgen omtrent de financieel-economische risico’s van het gebruik van onderliggend vermogen. Ondertussen wordt er gekeken wat er op korte termijn al wel mogelijk is. Het kabinet is positief over de stappen die de EU nu al zet en blijft ambitieus in het verkennen van verdergaande stappen.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie Brekelmans c.s. waarin verzocht wordt een voortrekkersrol te nemen in de EU voor een plan om bevroren Russische tegoeden in te zetten als onderpand voor financiële steun aan Oekraïne?3
Nederland is ambitieus als het gaat om het verkennen van verregaander mogelijkheden voor gebruik en probeert aan te sluiten bij initiatieven in G7-verband. Daarnaast zet het kabinet actief in om het ambitieniveau in de EU te verhogen, zoals ook aan uw Kamer is gecommuniceerd in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken op 27 mei 2024.
Vindt u dat we moeten streven naar het invoeren van een zogenoemde «Navalny Act» zoals voorgesteld door Bill Browder, die eerder voor de «Magnitsky Act» lobbyde?4
Linksom of rechtsom, voor het kabinet staat vast dat Rusland moet betalen voor de schade die het aanricht in Oekraïne. Daarvoor worden verschillende paden en middelen verkend. Momenteel vindt er geen discussie plaats over de naamgeving van eventuele maatregelen.
Kunt u aangeven in hoeverre de wet die door het parlement van Estland is aangenomen, een basis zou kunnen vormen voor soortgelijke wetgeving in Nederland en/of in de Europese Unie (EU)?
De wet die nu is aangenomen in Estland is alleen toepasbaar binnen de Estse nationale wetgeving en context. Voor Nederland geldt dat het Nederlandse sanctie-instrumentarium, gericht op buitenlandpolitieke doelstellingen en als bestuursrechtelijke, tijdelijke maatregel, zich niet leent voor gebruik van private tegoeden van gesanctioneerde entiteiten.
Op dit moment voorziet Nederlandse wetgeving niet in mogelijkheden voor confiscatie op basis van ingestelde sancties, zoals de wet die nu is aangenomen in Estland voorziet. Confiscatie van private tegoeden is in Nederland enkel mogelijk als een uitkomst van een strafrechtelijk proces. Zonder dit strafrechtelijk kader roept het overgaan tot confiscatie op basis van sancties serieuze vragen op omtrent de waarborg van individuele rechten zoals het eigendomsrecht. Bovendien zouden nationale sanctiemaatregelen de werking van de interne markt kunnen aantasten, het vrije verkeer beperken en een concurrentieverstorend effect hebben. Wel geeft Nederland – via Nederlandse wetgeving – uitvoering aan alle VN- en EU-sancties.
Om Rusland te laten betalen voor de schade die het aanricht, is het kabinet ambitieus in het verkennen van alle opties samen met internationale partners. Nederland pleit voor een actieve verkenning van verdergaande mogelijkheden ten aanzien van de geïmmobiliseerde tegoeden van de Russische Centrale Bank, hetgeen niet gaat over confiscatie van private tegoeden buiten de strafrechtketen om. Op dit moment is er echter internationaal gezien geen overeenstemming over een dergelijke stap. Mocht dat er wel komen dan zal Nederland daar uitvoering aan geven.
Bent u bereid om een voorstel te ontwikkelen om soortgelijke wetgeving in Nederland in te voeren? Zo nee, waarom niet?
De dreigende sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide |
|
Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA) |
|
Christophe van der Maat (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de voorgenomen sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide, dat sinds de zomer 2021 fungeert als opvanglocatie voor Afghaanse vluchtelingen en hun gezinsleden?1
Het Walaardt Sacré Kamp (WSK) zal niet worden gesloten, maar wordt in september 2024 weer volledig in gebruik genomen door Defensie.
Kunt u een stand van zaken geven wat betreft de invulling van het Walaardt Sacré Kamp na 1 juli 2024?
Het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn in het voorjaar van 2024 met Defensie een geleidelijke afbouw van WSK als opvanglocatie voor asielzoekers richting september 2024 overeengekomen. Het COA en de gemeente hadden graag de locatie behouden voor de opvang, maar Defensie gaat de kazerne in 2024 weer gereed maken voor de groeiende, eigen organisatie. De kazerne maakt onderdeel uit van de transformatie van het vastgoed van Defensie, het programma dat is opgezet voor de uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan (SVP) 2022. Met dit programma gaat Defensie de operationele gereedstelling verhogen en de werk- en woonomstandigheden op kazernes verbeteren.
Klopt het dat na 1 juli 2024 er geen ruimte meer is voor de verlening van de asielopvang in het Walaardt Sacré Kamp? Zo ja, kunt u toelichten hoe u tot dit besluit bent gekomen?
Zoals aangegeven in de beantwoording op Kamervragen (2023Z19973 d.d. 12 december 2023) was vanaf het begin duidelijk dat de opvang op de locatie van tijdelijke aard zou zijn, Defensie heeft deze locatie immers nodig voor legering, training en logistieke ondersteuning.
In samenspraak met de gemeente Zeist is de opvanglocatie op het WSK in augustus 2021 geopend voor het opvangen van Afghaanse asielzoekers. De meeste bewoners hebben inmiddels een vluchtelingenstatus en zijn in afwachting van definitieve huisvesting in een gemeente in Nederland. Het is de verwachting dat voor deze personen in 2024 huisvesting zal worden gerealiseerd en dat de bezetting daarmee snel afneemt.
Is er vervangende huisvesting, medische zorg en onderwijs voor de Afghaanse vluchtelingen gevonden die nu verblijven in het Walaardt Sacré Kamp? Zo ja, betreft dit een permanente oplossing?
De Afghaanse vluchtelingen zijn ondergebracht op andere locaties in het land. Op deze locaties is toegang tot medische zorg. Bij de overplaatsing wordt rekening gehouden met schoolgaande kinderen zodat zij onderwijs kunnen blijven volgen.
Welke gesprekken en bestuurlijke overleggen hebben er plaatsgevonden inzake de ingebruikname van het Walaardt Sacré Kamp tot nu toe en wat waren de resultaten van die gesprekken?
Defensie, provincie Utrecht, gemeenten Amersfoort, Leusden, Soest en Zeist, Utrecht en de waterschappen (Vallei en Veluwe/ het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden) zijn met elkaar in overleg om te komen tot een samenwerking met betrekking tot het toekomstig gebruik van het gebied. De vastgoedontwikkelingen van Defensie in de omgeving van Soesterberg (inclusief Camp New Amsterdam (CNA) en Walaardt Sacré Kamp (WSK)) zijn onderdeel van deze samenwerking.
Momenteel wordt gewerkt aan een bestuurlijk akkoord waarin de gebiedspartners met elkaar vastleggen dat zij door middel van een ontwerpend onderzoek toewerken naar een gezamenlijk gebiedsperspectief, waarin de verschillende opgaven in samenhang worden uitgewerkt. Ter voorbereiding op dit akkoord zijn de raads- en statenleden recent rondgeleid op de verschillende defensielocaties, waaronder ook op CNA.
Welke onderzoeken heeft u uitgevoerd naar de mogelijkheden van het verlengen van de asielopvang op het Walaardt Sacré Kamp? Heeft u bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheid om een deel van het terrein beschikbaar te stellen voor de asielopvang of de mogelijkheid om de kinderen het schooljaar af te laten maken? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft de asielopvang op het Walaardt Sacré Kamp meerdere malen verlengd. Daarbij is telkens gekeken naar de mogelijkheden die er zijn om tijdelijk te ondersteunen. Dit heeft niet geleid tot een oplossing waarbij de asielopvang langdurig op deze locatie kan worden verlengd, vanwege de opgave die Defensie zelf heeft op het gebied van gereedstellen.
Hoe staat het met de uitbreiding van de werkzaamheden op het naastgelegen Camp New Amsterdam, waardoor het Walaardt Sacré Kamp nodig is voor legering, facilitaire en andere ondersteunende functies?
In de afgelopen jaren heeft Defensie het gebruik van CNA geïntensiveerd. Dit wordt in de komende periode voortgezet. Het naastgelegen WSK is benodigd voor legering, training en logistieke ondersteuning van de eenheden die op het CNA zijn gehuisvest. Verdere toekomstige uitbreidingen van CNA en ontwikkelingen ten aanzien van WSK, zijn tevens afhankelijk van de uitkomsten van het hiervoor genoemde ontwerpend onderzoek.
Hoe beoordeelt u in het licht van de opvangcrisis het terugtrekken van deze Rijksgronden en daarmee van honderden plekken in een goed functionerende en in de omgeving ingebedde opvang?
Defensie heeft de kazerne nodig voor de eigen groeiende organisatie. In een tijd van toenemende dreiging is het van belang dat Defensie haar taken kan blijven uitvoeren en intensiveren. Daarbij zou deze locatie in eerste instantie al per 1 januari 2024 gesloten worden. Op 21 december jl. is door uw Kamer een motie aangenomen waarin u het kabinet verzoekt om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om de locatie langer open te houden, of om het afbouwpad naar sluiting te verlengen.2 Deze wens werd ook gedeeld door het COA en de gemeente Zeist. In het verlengde van deze motie zijn het COA en Justitie en Veiligheid met Defensie een geleidelijke afbouw richting juli 2024 overeengekomen. Later is dit verlengd tot medio augustus, waarna dit nogmaals is verlengd tot begin september. Inmiddels vinden op het WSK werkzaamheden plaats om de locatie weer door Defensie in gebruik te nemen.
Defensie streeft ernaar de ruimte die Defensie heeft zo optimaal mogelijk te benutten. Defensie kijkt samen met JenV naar mogelijkheden om, binnen die ruimte, tijdelijke opvanglocaties te realiseren.
Het ontzeggen van toegang aan de Brits-Palestijnse dokter Ghassan Abu-Sittah tot het Schengengebied |
|
Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() ![]() |
Met welke reden(en) heeft het kabinet besloten om geen uitzondering te maken op het Duitse inreisverbod tot het Schengengebied voor de Brits-Palestijnse chirurg Ghassan Abu-Sittah?
Namens de Minister van Asiel en Migratie deelt het kabinet in de regel geen informatie over individuele zaken met de Kamer. In algemene zin kan worden gesteld dat vreemdelingen dienen te voldoen aan toegangsvoorwaarden als zij het Schengengebied willen inreizen en verblijven. Eén van die toegangsvoorwaarden tot Nederland is dat zij geen gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Een andere toegangsvoorwaarde is dat zij niet in het Schengeninformatiesysteem (SIS) gesignaleerd staan. Zoals tijdens het plenaire Kamerdebat over de situatie in Gaza op 16 mei jl. reeds aan de orde kwam, staat de heer Abu-Sittah inmiddels niet meer in het SIS gesignaleerd.
Is er overwogen om een uitzondering te maken en zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Weet u op welke gronden de Duitse autoriteiten de heer Abu-Sittah toegang tot het Schengengebied hebben ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is bekend en met betrokkene gedeeld.
Vindt het kabinet juist niet dat de heer Abu-Sittah zijn ervaringen in Gaza tijdens de eerste maanden van de oorlog met het Europese publiek zou moeten kunnen delen, in het bijzonder omdat Israël geen internationale journalisten en waarnemers toelaat tot Gaza?
Het kabinet hecht groot belang aan de vrijheid van meningsuiting en onderschrijft het belang dat betrokkenen hun ervaring moeten kunnen delen. Tegelijkertijd hebben lidstaten te maken met het Schengen acquis dat voorwaarden stelt aan toegang tot het Schengengebied. Lidstaten zijn eraan gehouden het acquis te respecteren.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer Abu-Sittah in januari 2024 in Den Haag heeft deelgenomen aan het lopende onderzoek van het Internationaal Strafhof naar misdrijven gepleegd in de bezette Palestijnse Gebieden?
Ja, dat is bekend.
Is bekend of de heer Abu-Sittah een afspraak had met een internationale organisatie zoals het ICC, ICJ of OPCW tijdens zijn geplande bezoek aan Nederland? Zo ja, wat voor consequenties heeft het dat Nederland kan bepalen welke getuigen wel/niet kunnen worden gehoord door dit soort internationale organisaties die onderzoek doen naar o.a. schendingen van het internationaal recht?
Ja, het bezoekprogramma is door tussenkomst van de Palestijnse missie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld. Het is aan de internationale organisaties om te bepalen welke personen als getuige worden aangemerkt of om aan te geven dat aanwezigheid van een persoon nodig is bij bijeenkomsten bij die organisaties. De regering respecteert de onafhankelijkheid van de organisaties en doet daar geen uitspraken over.
Is het kabinet in overleg getreden met het Internationaal Strafhof of andere internationale organisaties over het al dan niet volgen van het Duitse inreisverbod tegen de heer Abu-Sittah?
In het algemeen geldt dat Nederland de internationaalrechtelijke verplichting heeft om de toegang en het verblijf op het grondgebied mogelijk te maken van personen van wie (onder andere) de genoemde organisaties aangeven dat hun aanwezigheid bij de zetel van de betreffende organisatie vereist is in het kader van de vervulling van hun taken.
Is de heer Abu-Sittah volgens u een getuige, dan wel een persoon die onder artikel 26 of artikel 29 van het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en Nederland bepaalde bescherming geniet? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Internationaal Strafhof om te bepalen of een persoon wordt aangemerkt als getuige onder artikel 26 van het Zetelverdrag of als persoon van wie de aanwezigheid bij de zetel van het Strafhof is vereist onder artikel 29 van het Zetelverdrag.
Is de heer Abu-Sittah volgens u een deskundige die onder artikel 14 van het Gastlandverdrag tussen Nederland en de OPCW bepaalde bescherming geniet? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OPCW) om te bepalen of een persoon wordt aangemerkt als deskundige onder artikel 14 van het Zetelverdrag.
Als het antwoord op vraag 8 of 9 bevestigend is, hoe strookt het inreisverbod met de rechten van Abu-Sittah onder beide verdragen?
Zie het antwoord op de vragen 8 en 9 hierboven.
Deelt het kabinet de mening dat Nederland als gastland van internationale organisaties die onderzoek doen naar schendingen van het internationaal recht, een speciale verantwoordelijkheid heeft om toegang te verlenen tot getuigen? Zo nee, waarom niet?
De regering respecteert de onafhankelijkheid van de in Nederland gevestigde internationale organisaties en het onderzoek dat zij doen naar schendingen van het internationaal recht. Op grond van de zetelverdragen met die internationale organisaties heeft Nederland de verplichting om de toegang tot Nederland van getuigen en andere personen van wie de aanwezigheid bij die organisaties nodig is te faciliteren. Of personen als zodanig worden aangemerkt, is aan de internationale organisaties zelf om te bepalen.
Wilt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór woensdagavond 15 mei beantwoorden?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
De uitgelekte asielplannen van de formerende partijen |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Plan op formatietafel: «Asielcrisis» uitroepen om strengere maatregelen»?1
Ja.
Onder welke voorwaarden is het mogelijk om een asielcrisis uit te roepen en voldoet Nederland er op dit moment aan?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 4 november 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 3002).
In die brief is uiteengezet dat artikel 111 Vreemdelingenwet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld die afwijken van de Vreemdelingenwet in het geval van buitengewone omstandigheden. Tegelijk is in die brief aangegeven dat dit artikel onverlet laat dat binnen de kaders van de Europese regelgeving en internationale verdragen moet worden gebleven, zoals de Kwalificatierichtlijn, de Asielprocedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dat betekent dat vreemdelingen niet de toegang tot de asielprocedure en de asielopvang kan worden ontzegd.
Blijkens de wetsgeschiedenis, zo is eveneens in genoemde Kamerbrief uiteengezet, geldt verder dat voor de toepassing van dit artikel gedacht moet worden aan situaties van oorlog of andere buitengewone omstandigheden en niet aan vraagstukken met een structureler karakter, zoals een verhoogde asielinstroom.
Hoe verhoudt de asielinstroom in Nederland zich ten opzichte van het EU gemiddelde?
In 2023 zijn in alle EU-lidstaten in totaal 1.049.220 eerste asielaanvragen ingediend. Dit was een toename van 20% vergeleken met 2022. In absolute aantallen was Duitsland in 2023 de lidstaat van de EU met het hoogste aantal eerste asielaanvragen, gevolgd door Spanje en Frankrijk. Nederland nam in 2023 de zevende plaats in, maar is inmiddels in 2024 gestegen naar de 6e plaats. De totale asielinstroom in Nederland in 2023 betrof 50.720.
Is het toegestaan volgens de EU-richtlijnen en de Nederlandse vreemdelingenwet om tijdens een «asielcrisis» geen opvang te bieden aan asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
Is het toegestaan voor gemeenten om tijdens een «asielcrisis» toch opvang te bieden?
Ja.
Kunnen asielzoekers die zich in Nederland melden, maar wiens verzoek niet in behandeling wordt genomen, worden uitgezet?
Nee.
Welke rechten hebben asielzoekers zolang hun verzoek niet in behandeling wordt genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke plichten vloeien alsnog voort uit de EU asielrichtlijnen indien de Nederlandse vreemdelingenwet wordt opgeschort?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets veranderd aan de regelgeving of zijn er inmiddels andere juridische inzichten sinds uw brief (Kamerstuk 19 637, nr. 3002) over dit onderwerp?
Nee, op de voor dit vraagstuk belangrijke onderdelen zijn geen bepalende wijzigingen in werking getreden.
Wat zouden de Europese consequenties kunnen zijn als een kabinet in Nederland toch besluit om een asielcrisis uit te roepen?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Verwacht u dat een nieuwe juridische verkenning tot nieuwe inzichten zal leiden?
Nee.
In hoeverre vindt u het bestempelen van de huidige opvangcrisis als asielcrisis een toepasselijke en reële oplossing voor de problemen in de asielketen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voor effect zal een door het kabinet uitgeroepen «asielcrisis» hebben op de spreidingswet?
Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Hoe groot acht u de kans dat de rechter dit plan afschiet, indien de formerende partijen dit toch opnemen in een coalitieakkoord? In hoeverre is volgens u hier sprake van symboolpolitiek?
Een juridische weging is afhankelijk van de inhoud van een coalitieakkoord. Het is niet goed mogelijk vooruit te lopen op deze (speculatieve) vraag.
Bent u bereid de vragen binnen uiterlijk een week te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat honderd oudere Surinamers een verblijfsstatus aanvragen |
|
Kati Piri (PvdA), Raoul White (GroenLinks-PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Honderd oudere Surinamers vragen verblijfsstatus aan op grond van «oud-Nederlanderschap». «Je gunt ze een menswaardige oude dag»»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe het plan om deze groep een legale status te geven er concreet uitzag? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de beantwoording van vragen van het lid Bontenbal, verzonden op 30 april jl., heb opgemerkt is de mogelijkheid onderzocht om tot een afgebakende en eenmalige regeling voor deze groep te komen, waarmee aan de hand van vastgestelde criteria getoetst zou kunnen worden of in de betreffende gevallen alsnog rechtmatig verblijf verleend kon worden.
In hoeverre was de «juweel van een regeling» om deze groep een legale status te geven, uitgewerkt en welke concrete belemmeringen heeft u gesignaleerd bij de uitwerking van dit plan?
Ik volsta met het verwijzen naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat er schrijnende situaties zijn ontstaan omdat mensen die ooit wel een Nederlandse nationaliteit hadden, vaak reeds vele tientallen jaren in Nederland wonen en veel naaste familieleden hebben die wel de Nederlandse nationaliteit hebben, nu een onzeker bestaan lijden als ongedocumenteerden? Zo nee, waarom niet?
Ik sluit niet uit dat het leiden van een onzeker bestaan als ongedocumenteerde vreemdeling in individuele gevallen tot een schrijnende situatie leidt. Het is echter wel de keuze van de vreemdeling zelf geweest om zonder verblijfsvergunning in Nederland te verblijven en geen gehoor te geven aan de vertrekplicht, waardoor het langdurige, onzekere bestaan is veroorzaakt.
Op welke andere wijze kan de regering deze groep ongedocumenteerden bijstaan bijvoorbeeld in de vraag naar zorg zolang zij geen zicht hebben op een legale status? Bent u hierover in gesprek met (vertegenwoordigers) van de deze groep ongedocumenteerden? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de demissionaire status van het Kabinet worden er geen voorstellen hieromtrent voorbereid of gesprekken gevoerd. Inmiddels is voor een deel van de betreffende groep ongedocumenteerden een aanvraag tot verblijf ingediend bij de IND. Zoals gebruikelijk zal ik niet ingaan op individuele zaken.
Wat is uw appreciatie van de stelling van advocaat Eva Bezem dat het feit dat deze groep geen beroep kan doen op de wedertoelatingsregerling «onrechtvaardig» en «discriminatoir» is?
Zoals uw Kamer bekend is kan ik niet ingaan op lopende aanvragen en verblijfsrechtelijke procedures. Ik kan niet vooruitlopen op de beslissingen op die aanvragen.
Klopt het dat deze groep wordt gewezen op «de mogelijkheden die er al zijn»? Zo ja, wat zijn die mogelijkheden en vindt u die passend gezien de bijzondere situatie van deze groep?
Inmiddels zijn er zo’n honderd aanvragen tot verblijf ingediend bij de IND van personen die behoren tot de categorie ongedocumenteerde Surinamers die ooit het Nederlanderschap bezaten. In deze aanvragen wordt een beroep gedaan op het staande beleid. Zie verder mijn beantwoording van vragen 5 en 6.
In hoeverre gaat het hier om een «controversieel onderwerp» dat niet door het huidige kabinet kan worden afgehandeld, gezien de beperkte omvang van de groep en het feit dat de Nederlandse regering namens de Staat excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden, waarbij deze regeling gezien kan worden als een uitvoering van de excuses?
Gelet op de demissionaire status van het huidige Kabinet ben ik van oordeel dat het niet meer aan mij is beleid te ontwikkelen. Ik laat dit aan het volgende Kabinet.
Deelt u de mening dat het demissionaire kabinet de uitvoering van de excuses voor het slavernijverleden dient voor te zetten, aangezien de excuses namens de Nederlandse Staat zijn gemaakt en niet afhankelijk zijn van het kabinet en daarmee van de val van het kabinet?
De voortzetting van de uitvoering van de excuses voor het slavernijverleden staat los van de vraag of het huidige Kabinet nog beleid zou moeten ontwikkelen voor de bedoelde groep ongedocumenteerden.
Welk zwaarwegend belang verzet zich volgens het kabinet tegen het op korte termijn treffen van een fatsoenlijke regeling voor deze – in omvang beperkte – groep mensen, voor wie het ontzettend veel uitmaakt in het dagelijks leven of zij wel of geen legale status hebben?
Het treffen van een regeling betekent afwijken van de staande beleidslijn ten aanzien van terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen. Gelet op de demissionaire status van het huidige Kabinet is het niet aan mij nog beleid te ontwikkelen. Ik laat dit aan een nieuw Kabinet.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor geldende termijn beantwoorden?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «U.S. expected to sanction IDF unit for human rights violations in West Bank» waarin het voornemen wordt beschreven aan het Netzah Yehuda bataljon, een specifiek politiek-religieus bataljon van de Israëlische strijdkrachten, sancties op te leggen voor structurele mensenrechtenschendingen op de West Bank, waaronder de dood door kneveling van een 80-jarige Palestijnse Amerikaan?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het optreden van dit specifieke bataljon van de IDF op basis van de onderzoeken van het Amerikaanse State Department en berichten over hun optreden, zoals onder andere beschreven in het artikel «Lies, Violence and Far-right Ideology: The West Bank Militia Formed Inside the Israeli Army»?2
De berichten over het optreden van dit bataljon zijn zeer zorgelijk. De aanwezigheid van de nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse Gebieden zijn schendingen van het bezettingsrecht. Op Israël rust de (internationaal-)rechtelijke plicht om geweldsgebruik door zowel kolonisten als Israëlisch overheidspersoneel, onder wie personeel van het Israëlische leger (Israel Defense Forces (IDF)), zoveel mogelijk te voorkomen en hiertegen handhavend op te treden.
Heeft u contact met uw Amerikaanse ambtsgenoot over het optreden van dit bataljon op de West Bank?
Over de maatregel die de VS heeft ingesteld tegen dit specifieke bataljon is contact geweest.
Deelt u de mening dat gewelddadig optreden door kolonisten op de West Bank en/of deze legereenheid tegen ongewapende Palestijnen het risico op escalatie en onschuldige slachtoffers in de Palestijnse gebieden vergroot?
Ja. Zoals hierboven beschreven is het aan de IDF om Palestijnse burgers actief te beschermen tegen geweld van kolonisten, maar komt het regelmatig voor dat dit niet gebeurt en dat de IDF actief deelneemt of ondersteuning biedt aan dit geweld. Mijn ambtsvoorganger heeft in haar contacten met haar Israëlische ambtsgenoot de Israëlische regering steevast opgeroepen om hiertegen op te treden.
Bent u bereid om, in navolging van de Amerikanen, u in de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april en in andere relevante gremia ervoor in te zetten om Netzah Yehuda te sanctioneren, in lijn met de aangenomen motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870) die vraagt de sanctielijsten voor gewelddadige kolonisten met de VS gelijk te trekken? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
De door de VS aangekondigde maatregel betreft geen sanctie, maar behelst het toepassen van de Leahy Law uit 1977. Deze wet verbiedt de Amerikaanse regering om goederen, diensten en trainingen te leveren aan eenheden van buitenlandse veiligheidstroepen die betrokken zijn bij grove mensenrechtenschendingen. De individuen van het Netzah Yehudabataljon zijn niet aan financiële sancties of inreisverboden onderhevig.
De Nederlandse krijgsmacht werkt niet samen met de Israëlische strijdkrachten op of met betrekking tot de bezette Westelijke Jordaanoever. Zoals meermaals met uw Kamer is gedeeld, zet het kabinet zich conform motie Piri c.s. – aangenomen met steun van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, CDA, SP, DENK, PvdD en Volt – in voor het uitbreiden van de sancties tegen Israëlische gewelddadige kolonisten die recent in EU-verband zijn aangenomen. Daarbij zetten we in op hetzelfde ambitieniveau als de VS en het VK ten aanzien van het sanctioneren van individuele kolonisten en daaraan gelieerde entiteiten. Omdat Nederland alleen met Israël binnen de internationaal erkende grenzen van 1967 samenwerkt, Nederland geen relatie met het Netzah Yehudabataljon heeft en er geen sprake is van een sanctie in de zin van inreisverboden of tegoedbevriezingen, volgt Nederland het Amerikaanse voorbeeld niet.
De Tent of Nations in de buurt van Bethlehem |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Kati Piri (PvdA), Caspar Veldkamp (NSC), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de zorgelijke situatie rond de educatieve boerderij met het vredesproject «Tent of Nations» in Bethlehem?1 2
Ja.
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer in het verleden vaker aandacht heeft gevraagd voor deze zaak?3 4
Ja.
Klopt het dat het Israëlische Hooggerechtshof in 2006 de uitspraak deed dat de familie Nassar hun herregistratie van het land kon gaan regelen? Klopt het tevens dat de familie Nassar aan alle vereisten hiervoor heeft voldaan, maar dat desondanks tot op de dag van vandaag procedures voortdurend vertraagd worden door de Israëlische autoriteiten?
Ja. Het klopt dat de herregistratiezaak van eigendom al jaren loopt. Volgens de familie Nassar en hun advocaat voldoen ze aan alle vereisten. Tot de dag van vandaag heeft dit nog niet tot erkenning geleid van het eigendom door de Israëlische autoriteiten.
Klopt het dat er juridisch gezien geen land mag worden ingenomen terwijl het herregistratieproces lopende is? Zo nee, waarom zou dat volgens u niet het geval zijn?
Zie het antwoord op vraag 5.
Indien juridisch gezien inderdaad geen land mag worden ingenomen, hoe oordeelt u dan over de aanleg van een weg en de voorbereidingen voor de aanleg van een tweede weg op het land van de familie Nassar? Deelt u de mening dat er direct gestopt moet worden met de aanleg van deze wegen? Zo nee, waarom niet?
Het humanitair oorlogsrecht verbiedt de confiscatie van privébezit in bezet gebied, tenzij de inbeslagname door dwingende militaire noodzaak wordt vereist. Daar is in dit geval geen sprake van. Ingebruikname van het land van de familie Nassar en aanleg van een weg zijn dan ook illegaal onder het internationaal recht en dienen direct te worden gestopt.
Klopt het dat de toegang tot de boerderij vanaf Road 60 naar Tent of Nations recent is afgesloten omdat het nu een «gesloten militair gebied» zou zijn? Zo ja, deelt u de mening dat de toegang tot de boerderij weer geopend zou moeten worden?
Navraag heeft geen bevestiging opgeleverd dat het officieel tot militair gebied is verklaard. Vanaf road 60 is de toegangsweg voor auto’s al enkele jaren afgesloten. Daar is recentelijk de versperring verhoogd waardoor de boerderij nu te voet ook moeilijk te bereiken is. Toegang tot de boerderij is nu beperkt tot één kant die alleen via een omweg te bereiken is.
Deelt u de mening dat er geen enkele rechtvaardiging is voor het belemmeren van de toegang tot het eigen land van de familie Nassar en/of het intimideren en het plegen van vernielingen op het land van de familie Nassar?
Ja, er lijkt in dit geval geen rechtvaardiging voor de belemmering van de toegang tot het land van de familie Nassar. Intimidatie en het plegen van vernielingen zijn in geen enkel geval gerechtvaardigd.
Bent u bereid bij de Israëlische autoriteiten om opheldering te vragen over deze zaak en dit terug te koppelen aan de Tweede Kamer?
De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah vraagt, al dan niet samen met gelijkgezinde landen, regelmatig aandacht voor de situatie bij Tent of Nations.
De Israëlische autoriteiten (COGAT) meldden naar aanleiding van Nederlandse vragen te hebben geconstateerd dat er werkzaamheden op het gebied van Tent of Nations hebben plaatsgevonden en dat deze werkzaamheden niet in opdracht van het leger of de Israëlische autoriteiten plaatsvinden. Zij meldden dat het aanleggen van de weg niet is toegestaan en dat zij hierop zullen handhaven. Nederland zal hier op blijven aandringen. Het Israëlische Supreme Court heeft op 21 april jl. bevolen dat de staat tot nader order geen verandering in de staat van het land van Tent of Nations mag aanbrengen. Deze order ziet niet toe op veranderingen die om redenen van veiligheid of urgente gevechtsbelangen noodzakelijk zijn.
Bent u bereid zich in te zetten voor een oplossing in deze zaak? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Nederland zet zich actief in voor de problemen van Tent of Nations. Recentelijk nog organiseerde de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah een bezoek voor enkele EU-lidstaten aan de Tent of Nations en werd navraag gedaan bij COGAT over het al dan niet verklaren tot militair gebied. Nederland neemt bilateraal en in EU-verband altijd duidelijk stelling tegen landonteigening en het nederzettingenbeleid in de bezette Palestijnse Gebieden. Dit zal Nederland blijven doen. Daarnaast zet Nederland zich in EU-verband in voor het aannemen van sancties tegen gewelddadige kolonisten. Hier gaat een belangrijke signaalwerking vanuit dat kolonistengeweld voor Nederland onacceptabel is en dat het moet stoppen.
In hoeverre acht u de betreffende kwestie typerend voor de situatie van Palestijnse boeren in (area C van) de Westelijke Jordaanoever en kunt u aangeven hoe deze zich heeft ontwikkeld sinds de terreurdaden door Hamas van 7 oktober jl.?
In veel opzichten is dit exemplarisch voor wat Palestijnse bewoners in area C meemaken. Palestijnse boeren in dit gebied worden al jaren bedreigd in hun activiteiten door Israël, bijvoorbeeld door landonteigening, het wijzigen van bestemmingsplannen of het verklaren van «staatsgrond». Organisaties als «Peace Now» en «B'Tselem» hebben uitgebreid gepubliceerd over de methoden die Israël gebruikt om controle te krijgen over land voor de bouw van illegale nederzettingen.
Het uitroepen van «staatsgrond» is een van de belangrijkste methoden waarmee Israël probeert controle te krijgen over land op de Westelijke Jordaanoever. Land dat is uitgeroepen tot staatsgrond wordt door Israël niet langer beschouwd als privébezit van Palestijnen. Israël verhuurt staatsgrond uitsluitend aan Israëliërs.
Volgens de organisatie Peace Now heeft Israël in 2024 de grootste hoeveelheid land ooit op de Westelijke Jordaanoever tot «staatsgrond» uitgeroepen. Dit lijkt te duiden op een toename sinds de terreurdaden van 7 oktober jl.
De uitvoering van de Spreidingwet |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u toezeggen dat de ambtelijke ondersteuning die gemeenten moeten verlenen bij de uitvoering van de Spreidingwet 100% wordt vergoed? Kunt u aangeven op welke wijze dit gaat gebeuren?
In de Code Interbestuurlijke verhoudingen (2004) zijn tussen het Kabinet, het Interprovinciaal. Overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt over hoe de overheden met elkaar samenwerken. Hierin is onder meer opgenomen wat er gedaan moet worden om de overheid beter te laten functioneren zodat ieder zijn verantwoordelijkheid in het bestel kan waarmaken om maatschappelijke opgaven sneller, effectiever en democratisch gelegitimeerd aan te pakken. De wijze waarop medeoverheden door het Rijk worden gefinancierd bij het verkrijgen van nieuwe taken maakt onderdeel uit van deze afspraken. Het Kabinet handelt met betrekking tot de invoering van de Spreidingswet conform deze afspraken.
Klopt het dat er nog geen duidelijkheid is over de verdeling van de middelen voor uitvoering van de wet, waardoor het voor gemeenten onduidelijk is of zij noodzakelijke specifieke expertise kunnen aantrekken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk duidelijkheid over geven?
Door het verkrijgen van een wettelijke taak, zijn er ook financiële middelen gereserveerd voor de gemeenten. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt, in overleg met de VNG, aan de uitwerking en verdeling van deze middelen. Gemeenten hoeven deze vergoeding niet zelf aan te vragen. Op korte termijn ontvangen zij hier meer informatie over.
Klopt het dat tot op heden de kaders voor exploitatie door gemeenten, waaronder die voor kleinschalige opvang ontbreken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk duidelijkheid over geven?
Het kwaliteitskader exploitatie door gemeenten is gereed en zend ik u bij de Kamerbrief inzake de uitvoeringsagenda flexibilisering van de asielketen toe (Kamerstuk: 2024Z11276). Om gemeenten handvatten te bieden en praktisch te ondersteunen volgt er aanvullend op het kwaliteitskader nog een handreiking. Het COA heeft reeds kaders voor kleinschalige opvang vastgesteld waarvoor COA de exploitatie doet. Voor de meeste gemeenten biedt dit al uitkomst
Hoe snel kan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een opvang realiseren op een ter beschikking gestelde locatie en hoe worden gemeenten geïnformeerd over de realisatietermijnen en de capaciteit van het COA?
De termijn waarop door het COA reguliere opvang gerealiseerd kan worden is sterk situationeel afhankelijk en wordt beïnvloed door vele factoren en omstandigheden. Zo is het van belang of gebruik kan worden gemaakt van bestaande locaties waarbij in alle benodigde vergunningen en toestemmingen reeds is voorzien of dat er moet worden overgegaan op nieuwebouw waarbij alle toestemmingen nog moeten worden verzorgd. Ook wanneer gebruik gemaakt kan worden van bestaande locaties moeten deze meestal nog geschikt worden gemaakt voor het verblijf van asielzoekers. Waarbij in verscheidene gevallen het COA zich ook dient te houden aan aanbestedingsregels.
Het COA gaat er afhankelijk van de omgevingsfactoren vanuit dat een traject voor het realiseren van reguliere opvang van enkele weken en maanden tot 3 jaar in beslag neemt.
Kunt u toezeggen dat u zoveel mogelijk leegstaande locaties in eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf zult aanwenden voor asielopvang en dat u de reeds daarvoor beschikbaar gestelde locaties, zoals de Regulusweg in Den Haag, zult handhaven?
Het Rijksvastgoed bedrijf heeft aangegeven, daar waar de mogelijkheid bestaat, medewerking te verlenen aan het realiseren van opvang in leegstaande locaties die in eigendom zijn van het Rijksvastgoedbedrijf.
Kunt u specifiek aangeven welke ruimtelijke instrumenten u danwel de provincies tot hun beschikking krijgen om locaties voor asielopvang aan te wijzen? Is dit instrumentarium hetzelfde als bij een provinciale indeplaatsstelling als een gemeente haar taakstelling voor het huisvesten van statushouders niet nakomt?
Het uitgangspunt van het IBT is het generiek toezicht zoals is vastgesteld in de wet Revitalisering Generiek toezicht (2012). Het is de Minister die toezicht houdt op de uitvoering van de wet, niet de provincie. Als gemeenten niet voldoen aan de opdracht in het verdeelbesluit kan indeplaatsstelling door de Minister aan de orde zijn (gebruikelijk interbestuurlijk toezicht). De stappen in het interbestuurlijk toezicht bij taakverwaarlozing zijn signaleren, informatie opvragen en valideren, actief toezicht, vooraankondiging juridische interventie, besluit tot indeplaatsstelling en uitvoeren («escalatieladder»). Dat betekent dat de taken die de gemeente heeft in het kader van het verdeelbesluit, het zorgen voor noodzakelijke gemeentelijke vergunningen, en/of het aanpassen van het bestemmingsplan of de beheers verordening door de Minister wordt overgenomen. Tegen het besluit tot indeplaatsstelling staat bezwaar en beroep open. Voor de indeplaatsstelling is het «Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing» van toepassing.
Kunt u concreet toelichten hoe het interbestuurlijk toezicht en de bevoegdheid om dwang toe te passen eruit komt te zien? Is er bijvoorbeeld een escalatieladder?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de bekostiging van het nieuwkomersonderwijs ingaat op de dag van aankomst, in plaats van de eerste schooldag? Zo ja, kunt u ervoor zorgen dat gezien de tekortkomingen de daadwerkelijk genoten onderwijstijd mee wordt geteld voor de nieuwkomersbekostiging die scholen ontvangen, in plaats van de aankomstdatum?
In de huidige situatie ontvangen scholen twee jaar aanvullende bekostiging voor nieuwkomers gerekend vanaf de datum van vestiging in Nederland (primair onderwijs) dan wel eerste datum verblijfsrecht of de datum binnenkomst in Nederland (voortgezet onderwijs). Een uitzondering hierop zijn de overige vreemdelingen in het primair onderwijs.1 Daarvoor kan een schoolbestuur één jaar aanvullende bekostiging ontvangen.
Deze systematiek wordt op dit moment aangepast. De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs heeft uw Kamer hier recent over geïnformeerd.2 Voor het primair onderwijs wordt per 1 juli 2024 bekostigd op basis van de dag van eerste inschrijving in het onderwijs. Een dergelijke aanpassing voor het voortgezet onderwijs is voorzien per 1 januari 2026. Met deze wijzigingen sluit de bekostiging voor het grootste deel aan bij de daadwerkelijke gevolgde onderwijstijd.
Heeft u een beeld van de sociale infrastructuur zoals het aanbod van onderwijs, zorg en inburgering en hoe zich dat verhoudt met de aantallen nieuwkomers?
De druk is hoog op onderwijs, zorg en inburgering. Het kabinet heeft daar oog voor en werkt aan oplossingen waar nodig.
Het artikel 'Kabinet zoekt na verbod naar andere wegen voor leveren F-35-onderdelen aan Israël' |
|
Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de inhoud van bovenstaand artikel1?
Ja.
Klopt het dat het ministerie sinds het vonnis in het hoger beroep heeft gezocht naar indirecte manieren om F35-onderdelen te leveren aan Israël?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833). Het kabinet is in regelmatig contact met de F-35-partners, ook over de gevolgen van de rechterlijke uitspraak om door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken. Er is niet gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Er is dan ook geen sprake van omzeiling van de rechterlijke uitspraak.
Wel wil het kabinet zich ten volste inspannen om te voorkomen dat het F-35-programma in gevaar wordt gebracht, omdat dit programma cruciaal is voor de nationale veiligheid van Nederland en betrokken bondgenoten. De Kamer roept het kabinet hier ook toe op middels de motie Brekelmans (Kamerstuk 2024D0565). In de genoemde Kamerbrief wordt ook ingegaan op de motie Van Dijk (Kamerstuk 2024D15530) die het kabinet oproept te bezien of en op welke wijze het doorvoeren van F-35-onderdelen zo spoedig mogelijk kan worden hervat.
Kunt u deze interne correspondentie (departementaal en interdepartementaal) op grond van Artikel 68 van de Grondwet zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 hebben er geen gesprekken plaatsgevonden waarin is gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Hierover heeft dus ook geen interne correspondentie plaatsgevonden en daarom zijn er geen stukken te delen.
Heeft Nederland sinds het vonnis F35-onderdelen geleverd aan andere landen? Zo ja, is er een toename geweest in leveringen naar andere landen?
Sinds het arrest van het Gerechtshof van 12 februari 2024 zijn F-35-onderdelen vanuit Nederland uitgevoerd naar andere F-35-landen, niet zijnde Israël. Dergelijke uitvoer vindt plaats onder de Regeling algemene vergunning NL009 inzake doorvoer, uitvoer of overdracht waarop een overeenkomst in het kader van het F-35 Lightning II programma van toepassing is. Het instrument van de algemene vergunning vraagt van geregistreerde bedrijven om twee keer per jaar over de realisatie in het voorgaande half jaar te rapporteren. Een toename in leveringen aan andere landen kan alleen vastgesteld worden op basis van volledige rapportage-data. De bedrijven zijn verplicht de informatie over de periode januari 2024–juni 2024 voor 1 september 2024 bij de overheid aan te leveren, waarna deze gegevens kunnen worden verwerkt.
Zijn er afspraken met andere landen gemaakt over de levering van F35-onderdelen naar Israël via deze of andere landen?
Het kabinet is voortdurend met F-35-partners in gesprek en heeft hen geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35-onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. Er zijn geen nadere afspraken gemaakt over de levering van F-35-onderdelen naar Israël via andere landen.
Klopt het dat u niet kunt uitsluiten dat via deze weg onderdelen indirect in Israël terecht zijn gekomen?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u aangeven of (een deel van) deze onderdelen indirect daadwerkelijk in Israël terecht zijn gekomen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Sluit u uit dat er directe levering van F35-onderdelen aan Israël heeft plaatsgevonden in de zeven dagen na het vonnis?
Ja.
Kunt u aangeven of het indirect leveren van F35-onderdelen in strijd is met het internationaal recht? Graag een reflectie.
Bij transacties van F-35-onderdelen naar de VS, bijvoorbeeld voor de productie van nieuwe toestellen, is het vanwege de werking van de internationale logistieke keten in het F-35-programma op het moment van uitvoer niet duidelijk wie de eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de componenten worden geïntegreerd. Er kunnen meerdere jaren zitten tussen de uitvoer van deze componenten uit Nederland en het moment dat het afgebouwde F-35-toestel daadwerkelijk aan een F-35-land geleverd wordt. Mutatis mutandis is hetzelfde van toepassing op reserve-onderdelen. Voor de Nederlandse exportcontrole geldt de Verenigde Staten dan ook als het ontvangende en integrerende land waaraan getoetst wordt. Deze methodiek wordt al langer toegepast in het Nederlandse exportcontrolestelsel voor de uitvoer van componenten naar producenten in EU-, NAVO-, en daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) waarbij op het moment van uitvoer geen eindgebruiker bekend is. Over deze methode werd uw Kamer in het verleden ook meermaals geïnformeerd, waaronder in de eerdergenoemde Kamerbrief van 24 april 2024 waarin nader ingegaan wordt op de internationale verplichtingen van Nederland inzake wapenexportcontrole (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar en in ieder geval voor het dertigledendebat over de situatie in Gaza beantwoorden?
Ja.
Russische desinformatiecampagnes |
|
Songül Mutluer (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Glimina Chakor (GL), Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gräper-van Koolwijk , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden van GroenLinks-PvdA over Russische desinformatiecampagnes?1
Bent u van mening dat de in uw antwoord vermelde maatregelen en acties afdoende zijn om Nederland te beschermen tegen Russische desinformatie, of ziet u noodzaak aanvullende maatregelen te treffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het artikel «Tsjechisch desinformatie-netwerk met Russische inmenging werd opgericht in Nederland» van De Groene Amsterdammer van 28 maart jongstleden?2
Heeft u de Tsjechische regering verzocht om de informatie over Russische financiering van Nederlandse politici met u te delen? Zo ja, bent u bereid die informatie openbaar te maken? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak?
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de onthulling van de Tsjechische geheime dienst dat de Voice of Europe een Russische desinformatie-outlet blijkt te zijn dat fungeerde als doorgeefluik voor financiële transacties tussen het Kremlin en Nederlandse politici?
Deelt u de zorgen dat Rusland via dit soort outlets het Nederlandse publieke debat verstoort en daarmee onze verkiezingen beïnvloedt?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen of er meerdere soortgelijke outlets in Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie bestaan?
Wanneer ontvangt de Kamer van het kabinet de voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie?
Is het kabinet naar aanleiding van de onthulling over Voice of Europe en met het oog op de aanstaande Europese verkiezingen bereid aanvullende investeringen doen in de capaciteit van de Rijksoverheid om de dreiging van desinformatie tegen te gaan?
Bent u bereid om deze schriftelijke vragen te beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici van dinsdag 2 april aanstaande?
De Nederlandse bijdrage aan openbare hoorzittingen bij Internationaal Gerechtshof |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Welke intentie had Nederland met de bijdrage aan de openbare hoorzittingen bij het Internationaal Gerechtshof van 19–26 februari 2024 voor een advies van het Hof over wettigheid van het beleid en de praktijken van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden, waaronder ook Oost-Jerusalem?1
Een verzoek om advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) ziet, volgens de jurisprudentie van het IGH, op het verkrijgen van een opvatting van het IGH die voor de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) van belang kan zijn voor haar functioneren. Met zijn bijdrage heeft Nederland het IGH willen assisteren bij het beantwoorden van de vragen die door de AVVN gesteld zijn door het identificeren van het toepasselijke recht en het presenteren van zijn rechtsopvatting over de status en interpretatie daarvan.
Kunt u toelichten waarom de Nederlandse regering in haar bijdrage koos voor een algemene uiteenzetting van de basale regels van het internationaal recht, en niet voor een appreciatie van de bezetting, gebaseerd op diezelfde regels?2
Nederland heeft ervoor gekozen zijn bijdrage te houden over een identificatie van het toepasselijke recht en de presentatie van de Nederlandse rechtsopvatting over de status en interpretatie daarvan. Op basis van de bijdragen van alle deelnemende staten kan het Hof vervolgens eerst bepalen welk recht van toepassing is en hoe dit geïnterpreteerd moet worden, en dit vervolgens toepassen op de feiten. Dat laatste kan alleen het Hof op een overtuigende wijze doen op basis van alle geleverde bijdragen. Eenzelfde benadering heeft Nederland gevolgd in zijn bijdrage in de adviesprocedure over de rechtsgevolgen van de afscheiding van de Chagos Archipel van Mauritius. Deze benadering is in het bijzonder prudent indien aan het verzoek om advies (ook) een bilateraal geschil ten grondslag ligt waarbij Nederland niet is betrokken en geen of geen volledig beeld heeft van de feiten.
Kunt u toelichten waarom in de Nederlandse bijdrage aan de hoorzittingen de namen «Israël» en «Palestijnse Gebieden» niet werden genoemd?
De vraag over de rechtsgevolgen van het beleid en de praktijken van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden, waaronder ook Oost-Jerusalem, is gesteld aan het IGH, niet aan Nederland. Het is dus niet aan Nederland om de gestelde vraag te beantwoorden, maar aan het IGH. Nederland heeft er daarom voor gekozen het Hof te assisteren door in te gaan op de identificatie van het toepasselijke recht en op zijn rechtsopvatting over de status en interpretatie van dit recht.
Bent u het eens dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) een opinie van het Internationaal Gerechtshof heeft gevraagd over concrete vragen die betrekking hebben op een specifieke situatie, en dat het uitleggen van basale regels van het internationaal recht in algemene termen aan de rechters van het Internationaal Gerechtshof de kleinst mogelijke bijdrage aan deze rechtszaak is, en nagenoeg betekenisloos in het conflict in kwestie?3
Nee. De Nederlandse bijdrage is niet de «kleinst mogelijke bijdrage». Het is juist dat de AVVN een concrete vraag heeft gesteld over de rechtsgevolgen van een specifieke situatie. Het is aan het IGH om te bepalen of het beantwoorden van die vraag binnen zijn bevoegdheid valt en passend is. Indien het IGH dit bevestigend beantwoordt, is het vervolgens aan het IGH om de vraag te beantwoorden op basis van alle geleverde bijdragen. Nederland heeft hieraan bijgedragen door zijn visie te geven op de identificatie van het toepasselijke recht en zijn rechtsopvatting te delen over de status en interpretatie van dit recht, met inbegrip van een visie over rechtsgevolgen.
Kunt u, bij gebrek aan een inhoudelijke Nederlandse appreciatie van de juridische gevolgen van de bezetting van de Palestijnse Gebieden sinds 1967 tijdens de hoorzitting bij het Internationaal Gerechtshof, deze appreciatie alsnog met de Kamer delen en daarbij specifiek ingaan op de vragen gesteld in A/RES/77/247?
Nee. Het verzoek om advies is nu onder de rechter. Het is nu aan het IGH om over het verzoek een advies uit te brengen.
Kunt u in deze appreciatie ook de consequenties van het gedrag van Israël voor de Nederlandse staat betrekken, gezien het feit dat de consequenties voor andere staten en de VN ook deel zullen uitmaken van het advies van het Internationaal Gerechtshof?
Nee. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. Indien het IGH zich bevoegd acht, en het ook passend acht advies uit te brengen, dan wordt zijn advies uitgebracht aan de AVVN. Het is vervolgens aan de AVVN om het advies te bespreken en daaraan eventuele gevolgen te verbinden.
Het artikel ‘Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Steven van Weyenberg (D66), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland» van Trouw, d.d. 4 maart 2024?1
Ja.
Was u op de hoogte van de financiële donaties door Christenen voor Israël aan kolonisten in bezet Palestijns gebied, bestemd voor faciliteiten in en de beveiliging van illegale nederzettingen?
Nee. Het ministerie heeft geen contact gehad met Christenen voor Israël en is niet geïnformeerd over de in het artikel genoemde bestemming van deze financiële donaties.
Herinnert u zich uw gevestigde standpunt, ook uitgedragen in Europese Unie (EU)-verband, dat de nederzettingen strijdig zijn met het internationaal recht?
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke financiële donaties de nederzettingen bestendingen en daarmee het voortduren van ernstige schendingen van het internationaal recht faciliteren?
Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Nederland acht het dan ook onwenselijk dat individuen of organisaties hieraan bijdragen.
Klopt het dat Christenen voor Israël, dat deze financiële donaties in Nederland actief werft, een ANBI-status heeft? Zo ja, betekent dit dat dergelijke donaties met fiscale voordelen door Christenen voor Israël worden geworven?
Ja, in het ANBI-register op de website van de belastingdienst staat de stichting vermeld met de naam stichting Christenen voor Israël. Aan de ANBI-status zijn enkele fiscale voordelen verbonden. Omdat de belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
Past het binnen de voorwaarden voor een ANBI-status om met belastingvoordelen gelden te werven die bijdragen aan (de instandhouding van) ernstige schendingen van het internationaal recht, die lijnrecht indruisen tegen het Nederlandse buitenlandbeleid?
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip «algemeen nut» is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het neutrale karakter van de ANBI-regelgeving. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers die zich voor maatschappelijke doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook kunnen bepalen welke activiteiten van ANBI’s zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk om zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk maatschappelijk gedrag ziet en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende lijnen gewerkt aan het bestrijden van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties, zoals ANBI’s. De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. De wet biedt de mogelijkheid om in gevallen waar overduidelijk (strafrechtelijke) grenzen zijn overschreden de ANBI-status af te wijzen of in te trekken. Dit gebeurt op basis van de integriteitstoets. Als de Belastingdienst reden heeft om te twijfelen aan de integriteit van een instelling of een persoon die daarbij betrokken is, kan de Belastingdienst vragen om een VOG. Als de VOG niet wordt aangeleverd, krijgt de instelling de ANBI-status niet of wordt deze ingetrokken. Verdenkingen, niet-vervolgbare activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen om een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Concreet betekent dit dat een donatie, die vervolgens wordt aangewend voor de financiering van goederen ter bescherming van levens, zoals (onderdelen voor) scherf- en kogelwerende vesten en beschermende helmen, in de context van de ANBI-regelgeving als algemeen nuttig kan worden beschouwd. Het moet daarbij gaan om goederen die uitsluitend dienen ter bescherming van levens en de goederen mogen dus niet worden gebruikt voor het plegen van geweld. De levering en/of financiering van goederen die (kunnen) worden gebruikt voor het plegen van geweld (zoals wapens en munitie) valt echter niet onder een van de huidige algemeen nut categorieën. Als de Belastingdienst constateert dat een ANBI niet meer voldoet aan de voorwaarden, kan dat aanleiding zijn voor het intrekken van de ANBI-status.
In geval van levering van militaire goederen als scherf- en kogelwerende vesten en helmen door middel van uitvoer vanuit Nederland geldt dat deze uitvoer vergunningplichtig is en conform de gebruikelijke procedure zorgvuldig wordt getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Hiervan is in dit geval geen sprake.
Hoe verhoudt zich de fiscaal gesteunde fondsenwerving van Christenen voor Israël ten dienste van illegale nederzettingen tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid, ook in het licht van het feit dat het aan Christenen voor Israël gelieerde bedrijf Israël Producten Centrum producten uit nederzettingen verkoopt?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6, betreft de ANBI-regelgeving nationaal fiscaal beleid. Het ontmoedigingsbeleid met onder andere het handelsinstrumentarium, is van toepassing op Nederlandse bedrijven waar het gaat om internationale activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns Gebied. Het kabinet acht dergelijke activiteiten onwenselijk.
Heeft u aanwijzingen dat kolonisten en/of «beveiligingsteams» van nederzettingen, die van fiscaal gesteunde financiële donaties door Christenen voor Israël profiteren, betrokken zijn bij kolonistengeweld? Zo ja, wilt u die aanwijzingen met de Kamer delen? Zo nee, wilt u dit risico nader onderzoeken en uw bevindingen aan de Kamer rapporteren, ook in het kader van de motie Dassen c.s. (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75)?
Nee, dergelijke aanwijzingen zijn het kabinet niet bekend. Nederland acht het onwenselijk dat individuen of organisaties bijdragen aan nederzettingen, maar het is Nederlandse private partijen niet verboden om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen.
Motie Dassen (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75) verzoekt de regering sancties op te leggen aan Israëlische kolonisten die zich schuldig maken aan misdaden op de Westelijke Jordaanoever. Het kabinet heeft hieraan uitvoering gegeven door zich in de EU in te zetten voor sancties tegen personen en organisaties betrokken bij mensenrechtenschendingen tegen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Op 19 april jl. heeft de EU een sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten. In het kader van de motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870) blijft het kabinet zich inzetten voor aanvullende maatregelen. In zijn algemeenheid geldt dat wanneer een persoon of entiteit op de sanctielijst is geplaatst er onder het Europese mensenrechtensanctieregime een tegoedenbevriezing, een verbod om de EU in te reizen en een verbod aan eenieder in de EU om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen aan actoren op de lijst geldt. Dit laatste verbod omvat ook alle vormen van financiële steun of levering van goederen zoals beschermingsmiddelen.
Wilt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord, helaas is het niet gelukt om de vragen eerder te beantwoorden.
Gestapelde gezinshereniging |
|
Marieke Koekkoek (D66), Michiel van Nispen , Caspar Veldkamp (NSC), Kati Piri (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u toelichting op basis van welke concrete informatie, documenten, adviezen en gesprekken met onafhankelijke deskundigen u concludeerde dat «het gaat over duizenden mensen» wat betreft nareis-op-nareis en kunt u deze informatie de Kamer doen toekomen? 1
Ik heb op basis van de algemene cijfers over nareis plus de totale instroom cijfers en de Stand van de uitvoering5 van de IND geconcludeerd dat nareis op nareis een knelpunt is. De stukken (en cijfers) die op dat moment beschikbaar waren en ambtelijk zijn ingebracht ten behoeve van de bewindspersonenoverleggen over migratie heeft uw Kamer ontvangen bij mijn brief daarover van 10 juli 2023.6
Waarop baseert u dat er sprake zou zijn van meerdere stapelingen achter elkaar, als u het heeft over «nareis op nareis-op-nareis en ga zo maar door»?2
Onze wet- en regelgeving laat op dit moment op verschillende punten onwenselijke ruimte voor misbruik van de nareisprocedure toe. Het betreft gestapelde gezinshereniging waar nareis – op – nareis onderdeel van is. Maar ook gestapelde gezinshereniging op grond van artikel 8 EVRM (recht op gezinsleven). Dit blijkt ook uit het recent gepubliceerde informatieblad van de IND. De IND heeft bovendien deze knelpunten in de Stand van de uitvoering 2023 gesignaleerd.
Hoe verklaart u dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), op navraag van de Volkskrant, aangaf nog niet te weten om hoeveel mensen het ging wat betreft nareis-op-nareis, terwijl u tegelijkertijd aangeeft u uitspraken over «duizenden mensen» te hebben gebaseerd op basis van informatie van de IND?3, 4
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op basis van welke concrete informatie de IND in 2023 zelf dacht dat het aantal nareis-op-nareis hoger lag?5
Zie antwoord vraag 1.
Waren de signalen van experts, zoals hoogleraar Klaassen, wetenschapper Grutters en VluchtelingenWerk Nederland over de marginale grootte van gestapelde gezinshereniging geen reden tot voorzichtigheid bij uitspraken inzake gestapelde gezinshereniging?6 Zo ja, op welke manier heeft u dit meegenomen in uw commutatie tijdens publieke optredens? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht waarde aan signalen van experts inclusief die in de uitvoeringspraktijk.
Kunt u precies aangeven op welk moment u zich ervan bewust was dat u eerdere uitspraken over «duizenden mensen» wat betreft nareis-op-nareis niet klopte en welke acties u toen heeft ondernomen? Wanneer bent u op de hoogte gesteld van het feit dat de aantallen substantieel lager en marginaal zijn?
In de Stand van de uitvoering 2023 beschreef de IND onbedoelde, en wat mij betreft ongewenste effecten van wet- en regelgeving met betrekking tot het nareisbeleid. De IND signaleerde, wat mij betreft terecht, dat het draagvlak voor beleid afneemt bij misbruik en oneigenlijk gebruik en spreekt de wens uit dat het beleid vereenvoudigd wordt. Zoals bekend bij uw Kamer heeft het kabinet uitvoerig onderhandeld over een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Het nareisbeleid vormde hier een onderdeel van.
De IND heeft onderzocht hoe vaak gestapelde gezinshereniging de afgelopen jaren is voorgekomen en dit begin 2024 opgeleverd. In de publicatie wordt een toelichting op het probleem en een cijfermatige onderbouwing gegeven.
Het kabinet kon geen overeenstemming vinden over het brede pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Dit betekent dat benodigde wijziging van wet- en regelgeving om het benoemde knelpunt te adresseren aan een volgend kabinet is.
Wat is uw appreciatie van het feit dat er vorig jaar, het jaar waarin het kabinet viel, 170 gestapelde gezinshereniging aanvragen zijn ingediend, waarvan er 10 zijn ingewilligd?7
Zoals met uw Kamer gedeeld kon er binnen het kabinet geen overeenstemming gevonden worden op een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Maatregelen op het terrein van nareis vormden een onderdeel van de gevoerde gesprekken
Deelt u de mening dat het feit dat in de periode van 2019–2022 slechts circa 1% van alle ingewilligde nareisaanvragen een ingewilligde nareis op nareisaanvraag was, niet strookt met het beeld dat juist dit beleid een aanzuigende werking zou hebben?8
Zoals blijkt uit het onderzoek van het WODC11 heeft veiligheid in de landen van herkomst, transitielanden en het vestigingsland de grootste invloed op de keuzes van migranten. Het onderzoek concludeert dat het niet te onderbouwen is dat het Nederlandse asielbeleid bij een vertrek uit het land van herkomst een «aanzuigende werking» heeft. Echter, uit kwantitatieve studies blijkt wel dat meerdere factoren, zoals de mogelijkheden voor gezinshereniging, gaan meespelen zodra asielmigranten zich al in de Europese Unie bevinden. Uit deze studies volgt dat het gevoerde beleid – en daarmee dus de mogelijke verschillen in beleid tussen lidstaten – een rol speelt in de afweging in welk land men asiel aanvraagt. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden tot gezinshereniging wel degelijk een rol kunnen spelen in de uiteindelijke keuze van asielmigranten om naar Nederland te komen.
Hoe rijmt u de uitspraken van Staatssecretaris van Ooijen dat juist de ondraagbare beperkingen op gezinshereniging ertoe hebben geleid dat het kabinet viel en uw recente uitspraak dat ongeacht de cijfers van gestapelde gezinshereniging de val van het kabinet onvermijdelijk was?9
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld kon er binnen het kabinet geen overeenstemming gevonden worden op een breed pakket aan maatregelen teneinde grip te krijgen op migratie. Maatregelen op het terrein van nareis vormden een onderdeel van de gevoerde gesprekken.
Het artikel 'Palestinians ‘beaten and sexually assaulted’ at Israeli detention centres, UN report claims' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Palestinians «beaten and sexually assaulted» at Israeli detention centres, UN report claims»?1
Ja.
Was u op de hoogte van de verdenkingen die in het artikel worden gemeld?
Ik ben bekend met deze zorgelijke aantijgingen. In een recent rapport van de VN Speciaal Vertegenwoordiger voor Seksueel Geweld in Conflict (gepubliceerd op 4 maart jl.) wordt onder andere geschreven over verdenkingen van seksueel geweld in de vorm van o.a. invasieve fouilleringen, ongewenste aanrakingen en mishandeling in de intieme gebieden, bedreigingen met verkrachting van vrouwen en ongepaste en langdurige gedwongen naaktheid onder Palestijnse gedetineerden.2
Hoe staat dit rapport in verhouding tot eerdere meldingen van mishandelingen van Palestijnen in Israëlische gevangenissen en de kabinetsreacties daarop, zoals bijvoorbeeld beschreven door uw voorganger Minister Blok?2
Het VN-rapport waarover in het artikel van de Guardian wordt gesproken, is niet openbaar. Het is daarmee niet mogelijk om een vergelijking te maken.
Gaat u het betreffende rapport bij United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) opvragen?
Ik heb vernomen dat de Secretaris-Generaal van de VN of het Office of the High Commissioner for Human Rights het rapport openbaar zal maken. Ik zal daarop wachten.
Vindt u de verdenkingen van mishandelingen, waaronder fysieke mishandeling, aanvallen door honden, urineringen, betastingen en water-, voedsel- en slaaptekorten, zorgwekkend?
Ja.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de verdenkingen dan wel onafhankelijk onderzoek naar de verdenkingen te steunen?
Nederland steunt al jaren de NGO Hamoked die o.a. onderzoek doet naar schendingen van rechten van gevangenen in Israëlische detentie en hen juridische steun verleent. Deze organisatie doet ook specifiek onderzoek naar dit soort schendingen die hebben plaatsgevonden sinds 7 oktober jl. Daarnaast onderhoudt Nederland intensief en goed contact met verschillende andere NGO’s en organisaties die momenteel soortgelijke onderzoeken uitvoeren. Het kabinet zal, wanneer daartoe concrete initiatieven worden voorgesteld, overwegen om VN-onderzoeken naar de verdenkingen van mensenrechtenschendingen in Israëlische gevangenissen te steunen. Het kabinet acht voldoende toegang tot detentiecentra door organisaties als ICRC in dezen van belang en zal dit bepleiten bij de Israëlische autoriteiten.
Spreekt u uw Israëlische collega er op aan om mee te werken aan onafhankelijk onderzoek naar de verdenkingen?
Het belang van de naleving van mensenrechten en het meewerken aan onafhankelijk onderzoek naar mogelijke schendingen wordt bilateraal en multilateraal op diverse niveaus aan de orde gebracht. Zie daarnaast antwoord vraag 6.
Spreekt u uw Israëlische collega er op aan om de rechten van Palestijnse gevangen te allen tijde te waarborgen?
Het kabinet hecht aan de strikte naleving van de internationaalrechtelijke bepalingen over detentie. Deze boodschap wordt in de contacten met Israël op verschillende niveaus uitgedragen.
Het bericht ‘UNRWA Chief Tells Haaretz: We Take Israel's Claims of Hamas Infiltration Seriously, but Yet to See Evidence Against Gaza ‘ Employees’ |
|
Jan Paternotte (D66), Mpanzu Bamenga (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het interview in Haaretz met UNRWA-directeur Philippe Lazzarini1 en het bericht «UNRWA kan nog tot eind februari in Gaza helpen, dan is het geld op»?2
Ja.
Klopt het volgens uw informatie dat UNRWA de aantijgingen van betrokkenheid van 12 UNRWA-medewerkers bij de terreuraanval op 7 oktober serieus neemt, maar dat Israël nog geen bewijs heeft overlegd aan de VN of UNRWA voor deze beschuldiging?
Ja, UNRWA en de VN nemen de aantijgingen serieus. Momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN, het Office of Internal Oversight (OIOS), naar de aantijgingen over betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanvallen van 7 oktober 2023. Israël is door de VN middels een note verbale verzocht om alle beschikbare informatie voor deze beschuldigingen te delen met OIOS.
Heeft Israël u bewijs gegeven of getoond van de betrokkenheid van 12 UNRWA-medewerkers bij de terreuraanval?
Israël heeft met een aantal landen openbare informatie gedeeld om hun aantijgingen te onderbouwen, waaronder Nederland. Vooralsnog hebben landen deze informatie niet onafhankelijk kunnen verifiëren.
Kunt u bevestigen dat UNRWA voor al zijn medewerkers een veiligheidscheck doet en elk jaar de namen van alle werknemers overhandigd aan de Israëlische autoriteiten?
Ja. UNRWA deelt jaarlijks een lijst van alle UNRWA-medewerkers met de Israëlische autoriteiten ter doorlichting. Volgens de VN zijn daar niet eerder reacties van Israël op gekomen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Israelische Minister van Defensie eerder deze week dat in totaal 30 UNRWA-medewerkers betrokken zijn geweest bij 7 oktober? Weet u of Israël met UNRWA, de VN of met Nederland bewijzen heeft gedeeld van deze nieuwe beschuldiging?
Het kabinet is bekend met de uitspraken. Er is geen bewijs met Nederland gedeeld over deze aantijgingen. Voor zover bekend is ook met de VN nog geen bewijs gedeeld.
Bent u het eens met UNRWA-directeur Lazzarini dat het zonder de bewijsstukken van Israël en met enkel open bronnen – zoals de beelden van de UNRWA-medewerker op 7 oktober die afgelopen week naar buiten kwamen – veel lastiger is goed onderzoek te verrichten naar de vermeende betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij terreuracties? Zo niet, waarom niet?
Die vraag zal beantwoord moeten worden door het lopende onderzoek. Het kabinet en andere donoren roepen alle partijen daarom op tot volledige medewerking aan het onderzoek.
Onderschrijft u nog steeds de stelling van de Minister van Buitenlandse Zaken dat UNRWA een «cruciale rol» speelt in het leveren van urgente humanitaire hulp voor de inwoners van Gaza, zoals zij zei in een commissiedebat op 30 januari jl.? Geldt dit ook voor de stelling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het debat over de vaststelling van zijn begroting dat we UNRWA voorlopig «hard nodig hebben om humanitaire hulp te verlenen»?
UNRWA speelt in deze fase van het conflict een cruciale rol in de humanitaire respons in Gaza.
Wat zouden in uw ogen de humanitaire gevolgen en de gevolgen voor de veiligheid zijn als UNRWA geen middelen meer heeft om het humanitaire werk in Gaza en op de West Bank voort te zetten?
De capaciteit, expertise en infrastructuur van UNRWA zijn van groot belang voor het kunnen verstrekken van humanitaire hulp in Gaza. Op dit moment biedt UNRWA daar onderdak aan naar schatting 1,7 miljoen ontheemden. Daarnaast speelt UNRWA een belangrijke rol bij de coördinatie en implementatie van het werk van andere humanitaire hulporganisaties. In de regio, waaronder de West Bank, verleent UNRWA aan ruim 6 miljoen mensen humanitaire hulp en belangrijke maatschappelijke basisdiensten, zoals onderwijs en gezondheidszorg.
Bent u bereid om – indien dat de enige manier is om hongersnood en ziekte onder de Gazaanse burgerbevolking te voorkomen – hangende het onderzoek incidentele steun voor UNRWA te heroverwegen? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw eigen stelling en die van de VN3 dat er voor UNRWA geen alternatief is?
U bent hierover geïnformeerd middels de Kamerbrief d.d. 26 april 2024.4
Welke voorbereiding wordt op dit moment door het kabinet getroffen om de steun aan UNRWA zo snel mogelijk te hervatten?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, aangeven welke mogelijke voorwaarden aan het hervatten van steun aan UNRWA gekoppeld kunnen worden? Kunt u het besluitvormingsproces en het tijdspad voor deze besluitvorming delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om gezamenlijk in EU-verband tot een raamwerk te komen waarin, vooruitlopend op het onderzoek, in EU-verband besloten kan worden de steun aan UNRWA te hervatten? Wordt er op dit moment al aan zo’n Europees raamwerk gewerkt? Zo ja, door welke landen en waar bestaat dat raamwerk uit? Deelt u de mening van de indieners dat een eenduidige stellingname hierin van de EU van belang is?
Nederland trekt in dit dossier samen met andere donoren op. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat donoren een eigenstandige keuze kunnen maken over eventuele hervatting van hun financiering. De wijze, aard en timing van financiering van donoren, ook binnen de EU, verschillen terzake. Over het standpunt van Nederland bent u middels de Kamerbrief d.d. 26 april 2024 geïnformeerd.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor 12 maart, beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
De samenwerking van Frontex met de Libische kustwacht |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Lighthouse Reports «Frontex and the pirate ship» alsmede het bericht «2,200 Frontex e-mails to Libya»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het hebben van 2200 keer contact in een periode van drie jaar met een organisatie gelijk staat aan een vorm van samenwerking? Zo nee, hoe zou u het contact tussen Frontex en de Libische kustwacht omschrijven? Zo ja, kunt u – gelet op het Nederlands lidmaatschap van de Raad van Bestuur van Frontex – aangeven wat volgens de Nederlandse regering de juridische basis is voor deze samenwerking, gezien absentie van een statusovereenkomst of werkafspraken zoals benodigd als vastgelegd in Verordening (EU) 2019/1896?
Op grond van de Europese Grens- en Kustwachtverordening (hierna: EGKW-vo) en overeenkomstig verordening (EU) nr. 656/2014 en het internationaal recht, kan Frontex operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten en derde landen ter ondersteuning van opsporings- en reddingsoperaties voor personen die op zee in nood verkeren. Dat doet Frontex o.a. door de inzet van vliegtuigen en drones in bepaalde delen van de Middellandse Zee om zo een beter beeld te verkrijgen wat er gebeurt op zee en tijdig een waarschuwing te doen uitgaan over personen in nood aan de verantwoordelijke nationale autoriteiten op het gebied van opsporing en redding op zee. Dit is cruciaal. Zonder deze ondersteuning is de kans groter dat personen in nood niet of te laat gered worden. Bovendien wordt het handelen in geval van opsporings- en reddingsoperaties van personen in nood op zee in belangrijke mate bepaald door het internationaal recht.3 Op grond van het internationaal recht is Frontex verplicht om de verantwoordelijke nationale autoriteiten te waarschuwen als zij een boot in nood detecteren. Welk land wanneer verantwoordelijk is bij een reddingsoperatie is bepaald doordat de wereldzeeën in afzonderlijke opsporings- en reddingsgebieden (Search and Rescue, SAR-zones) zijn verdeeld. Voor iedere SAR-zone is een ander land verantwoordelijk. Op operationeel niveau ligt de verantwoordelijkheid bij het nationaal reddings- en coördinatiecentrum (RCC). Dit systeem zorgt ervoor dat iedere reddingsoperatie op zee wordt gecoördineerd door één RCC.
In de praktijk betekent dit dat Frontex – als zij personen in nood op zee detecteren – onmiddellijk het verantwoordelijke reddings- en coördinatiecentrum waarschuwt en tevens alle omliggende centra om de reddingsactie te bespoedigen. Frontex blijft de situatie vervolgens monitoren tot dat de reddingsoperatie op gang is gekomen na contact te hebben gehad met het verantwoordelijk RCC of als om operationele redenen, zoals het opraken van de brandstof van een vliegtuig, de monitoring moet worden gestaakt.
Bovenstaande staat los van eventuele formele samenwerkingsverbanden tussen Frontex en derde landen. Hiervoor bestaan twee vormen. Dat kan ofwel door middel van werkafspraken ofwel door een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met een derde land. Voor beide vormen van samenwerking behoeft Frontex instemming van de lidstaten. Deze beide vormen van samenwerking zijn in het geval van Libië niet aan de orde op dit moment en ook niet eerder aan de orde geweest. Daarmee is er geen formele samenwerking tussen Frontex en Libië.
Bent u van mening dat het systemisch uitvoeren van patrouillevluchten boven de Libische reddingszone en het systematisch delen van coördinaten met de Libische kustwacht in overeenstemming is met de juridische verplichtingen op het gebied van fundamentele rechten van Frontex en de Europese Unie (EU)?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over het feit dat de coördinaten van migrantenschepen via Frontex direct of indirect terechtkomen bij de Tareq Bin Zeyad militie, die zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden en nauwe banden onderhoudt met de Wagnergroep?
Het is onwenselijk dat de coördinaten van boten waar zich migranten op bevinden terechtkomen bij de Tareq Bin Zeyad militie. Zoals in het antwoord op vragen 2 en 3 is uiteengezet, is Frontex op grond van het internationaal recht verplicht om een waarschuwing te doen uitgaan aan het verantwoordelijke RCC, indien personen in nood op zee worden gedetecteerd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen EU-lidstaten of derde landen. Frontex heeft geen zeggenschap over hoe het RCC vervolgens met kustwachtdiensten en andere betrokkenen communiceert. De oproepen van een RCC aan kustwachtdiensten en andere schepen vinden plaats over openbare radiokanalen. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt. In Libië bestaan bepaalde «kustwachtstructuren» bovendien zowel uit publieke als (semi-)private entiteiten, waaronder de Tareq Bin Zeyad militie in Oost Libië. Deze privéstructuren zijn overigens niet de onderdelen waar de EU direct mee samenwerkt in de steun via de Europese Commissie aan de kustwacht. In de praktijk komt het voor dat milities betrokken raken bij reddings- en onderscheppingsmissies.
Daarnaast wijst het kabinet op de verantwoordelijkheden van staten voor SAR-operaties in het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee. Daaruit volgt de verdragsrechtelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren in diens SAR-zone. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië.
Om bij te dragen aan de verbetering van de algemene mensenrechtensituatie in Libië, waaronder die van migranten en vluchtelingen, ondersteunt Nederland de Libische autoriteiten via het vredesproces. Dit doet Nederland mede uit hoofde van het co-voorzitterschap van de werkgroep Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten onder het Berlijn Vredesproces, een rol die Nederland samen met de VN en Zwitserland vervult. Concreet doet Nederland dit o.a. door steun aan mensenrechtenverdedigers en technische ondersteuning ter versterking van de justitiële keten in Libië. Daarnaast wordt, middels programmering, ingezet op het creëren van alternatieve vormen van opvang, op de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel en de criminele netwerken die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Was de Nederlandse regering voorafgaand aan de publicatie van bovengenoemde onthullingen door Lighthouse Reports door Frontex op de hoogte gesteld van het gegeven dat het grensagentschap in drie jaar tijd ongeveer in 2200 gevallen de coördinaten van migrantenschepen per e-mail heeft gecommuniceerd aan de Libische kustwacht?
Het kabinet was op basis van informatie, zoals gedeeld door het Agentschap, in de Raad van Bestuur op de hoogte van de activiteiten van het Agentschap op de Middellandse Zee en dat er in dat kader ook contacten zijn met de Libische kustwacht.
Heeft Nederland, als lid van de Raad van bestuur van Frontex, actie ondernomen na de onthullingen van Lighthouse Reports? Zo ja, wat voor actie? Zo nee, waarom niet?
In de bijeenkomsten van de Raad van Bestuur worden de lidstaten telkens geïnformeerd over alle operationele activiteiten van het Agentschap en relevante ontwikkelingen daarbij. Hierbij gaat Frontex ook in op de maritieme operaties. Het kabinet hecht eraan dat gekeken wordt naar de interne procedures en regels bij Frontex aan de hand waarvan het maritieme noodsituaties beoordeelt die het via zijn bewaking detecteert, en de daaruit voortvloeiende potentiële noodzaak om een Mayday-melding af te geven. Ook de Europese Ombudsman beveelt dit aan.4 Het kabinet is van mening dat deze aanbeveling moet worden meegewogen bij de opvolging van de evaluatie van de EGKW-vo en dat daarin ook gekeken wordt naar de verhouding met derde landen. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen in de daarvoor bestaande gremia, zoals de Raad, Raad van Bestuur van Frontex en de speciaal daarvoor opgerichte Search and Rescue Contact Group onder leiding van de Commissie.
Wordt de berichtgeving besproken in de komende Management Board Meeting van Frontex? Zo ja, kunt u rapporteren over de uitkomsten van deze meeting? Zo nee, kunt u toezeggen deze berichtgeving van Lighthouse Reports te agenderen binnen de Management Board Meeting van Frontex en te rapporteren over de uitkomsten aan de Tweede Kamer?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de operatie van Frontex in de centrale Middellandse zee, binnen welk kader het delen van deze coördinaten plaatsvindt? Zo ja, kunt u deze bijdrage specificeren?
Nederlands personeel van de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie, de Dienst Vervoer en Ondersteuning en de Immigratie- en Naturalisatiedienst is in verschillende functies en op verschillende plaatsen langs de kust van de Middellandse Zee actief in 2024. Het gaat dan onder andere om de operatie genaamd Themis. Met operatie Themis ondersteunt Frontex Italië onder andere op het gebied van grenstoezicht en opsporings- en reddingsoperaties op de Centraal-Mediterrane route.
Wat is uw oordeel over de huidige mensenrechtensituatie voor migranten en vluchtelingen in Libië en de rollen die de Libische kustwacht en Libya’s Directorate for Combating Illegal Migration (DCIM) hierin spelen?
De huidige mensenrechtensituatie voor migranten en vluchtelingen in Libië en de berichten over betrokkenheid van Libische overheidsfunctionarissen bij detentiecentra waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden blijven zeer zorgelijk. Om die reden roept Nederland doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van migranten en vluchtelingen, aanpak van mensenhandel, toegang van internationale organisaties tot de detentiecentra, alsook dat arbitraire detentie moet worden beëindigd – met als uiteindelijke doel sluiting van de detentiecentra. Voorts bepleit Nederland, gezien de hoogrisico-omgeving, doorlopend het belang van aanvullende monitoring van de Europese steun aan de Libische kustwacht, het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en uitvoering en het versterken van de toepassing van EU mensenrechten due diligence beleid.
Nederland en de Europese Commissie verlenen tevens steun aan Libië om de omstandigheden van migranten en vluchtelingen te verbeteren. De Nederlandse inzet richt zich met name op directe hulpverlening aan vluchtelingen, asielzoekers en migranten via onafhankelijke, humanitaire organisaties. Snel resultaat is echter lastig te behalen vanwege de complexe situatie in Libië.
Deelt u de mening dat het samenwerken door Frontex en de EU met de Libische Kustwacht, die ook volgens een rapport van de Fact Finding Missie van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR) samenwerkt met mensensmokkelaars, feitelijk het businessmodel van de mensensmokkel versterkt en irreguliere migratie eerder bevordert dan bestrijdt? Klopt het dat ook de Europese Commissie (EC) zelf heeft toegegeven dat de Libische kustwacht geïnfiltreerd is door mensensmokkelaars?
Het is onwenselijk dat door Frontex gedeelde informatie in handen valt van mensensmokkelaars. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 bestaan in Libië bepaalde «kustwachtstructuren» uit zowel publieke als (semi-)private entiteiten. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt.
Nederland en de EU verlenen verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de opsporings- en reddingscapaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten. Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële bijdrage aan de Kustwacht gegeven.
De samenwerking met de Libische autoriteiten heeft tot doel om bij te dragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op vermeende misstanden, zoals genoemde aantijgingen in het rapport van de VN Fact Finding Missie. Naar aanleiding van een gezamenlijke missie van de Commissie en EDEO naar Libië van 5–8 februari jl. heeft de Commissie aangegeven dat de mogelijkheid onderzocht wordt om een strategische migratiedialoog op politiek niveau te voeren. Nederland heeft in navolging van deze missie nogmaals het belang bepleit van aanvullende monitoring van de EU-steun aan de Libische kustwacht en het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en de uitvoering daarvan.
Deelt u de mening dat Libië geen veilig land is en dus ook geen «place of safety» kan bieden waarnaar, conform geldend zeerecht, uit zee geredde mensen op de vlucht zonder dat hun asielverzoek is geverifieerd (conform uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) overgebracht dienen te worden?
Voor zover bekend bij het kabinet worden in de praktijk alleen personen overgebracht naar Libië die door de Libische kustwacht in de SAR-zone van Libië uit zee worden gered. In die gevallen dient Libië zich te houden aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen.
Zoals in het antwoord bij vraag 10 is aangegeven verlenen Nederland en de EU verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Deze steun richt zich op het verbeteren van de situatie in Libië met name op het gebied van mensenrechten. Het verbeteren van de mensenrechtensituatie in de Libische context is een zaak van lange adem, maar Nederland blijft zich hiervoor inzetten.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse migatieprojecten in relatie tot Libië, zowel in bilaterale als EU-context?
NL financiert via de VN (IOM, UNODC, UNHCR en UNICEF) verschillende programma’s die bijdragen aan de bescherming van migranten, asielzoekers en vluchtelingen en het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel. Voor de periode 2024–2027 worden vanuit BHOS middelen op migratie in totaal EUR 17 mln. ingezet in Libië.
1.
UNHCR
Protection assistance for asylum seekers and refugees
2024–2026
USD 6,38 mln
2.
UNICEF
Responding to child protection needs for children on the move through service provision and strengthened institutional capacity
2024–2026
EUR 4 mln
3.
UNODC
Strengthening capacities in North Africa to protect migrants by addressing smuggling of migrants and trafficking in persons
2023–2026
Totaalbedrag USD 6,76 mln. voor Marokko, Algerije, Libië, Tunesië en Egypte.
4.
IOM
COMPASS – Protection of vulnerable migrants and direct assistance
2024–2027
EUR 6 mln
Welke resultaten heeft het verstrekken van EU-fondsen aan Libië tot dusverre opgeleverd op gebied van het beschermen van rechten van mensen op de vlucht, bestrijden van mensensmokkel en het voorkomen van irreguliere migratie? Rapporteert de EC aan lidstaten over dergelijke resultaten? Zo nee, bent u bereid er bij de EC op aan te dringen om over de resultaten op dit gebied te rapporteren?
Middels het EU Trust Fund (EUTF) ondersteunt de EU de bescherming en weerbaarheid van de ontheemde bevolking en kwetsbare migranten, biedt de EU vrijwillige humanitaire repatriëring en re-integratie van kwetsbare migranten naar landen van herkomst en ondersteunt de EU lokale socio-economische ontwikkeling. Hiernaast worden er programma’s ondersteund voor noodhulp aan gestrande migranten, duurzame oplossingen voor migranten en asielzoekers langs de Centraal-Mediterrane Route, het ontmantelen van criminele netwerken opererend in Noord-Afrika en duurzame oplossingen voor alleen reizende, dan wel van hun familie-gescheiden kinderen en familie hereniging in Libië.
Middels het EUTF is bijgedragen aan de vrijwillige terugkeer van 52.800 migranten naar hun land van herkomst inclusief hulp bij re-integratie en de evacuatie van 6,300 vluchtelingen en asielzoekers uit Libië. Er is directe noodhulp geleverd aan vluchtelingen en kwetsbare migranten in de vorm van meer dan 355.000 «non-food items» en hygiëne producten. Hiernaast is de toegang tot basisbehoefte voor 4 miljoen mensen verbeterd, ontvangen ongeveer 70.000 kinderen onderwijs en krijgen ongeveer 3.000 jonge ondernemers steun door middel van trainingsprogramma’s. Op het gebied van grensmanagement hebben 105 werknemers van de Libische kustwacht training ontvangen op het gebied van navigatie en mensenrechten. Hiernaast zijn 30 SUV’s en 10 bussen geleverd aan de relevante Libische autoriteiten en zijn vijf schepen van de kustwacht gerehabiliteerd. 5
De Europese Commissie rapporteert over de resultaten van programma’s, onder andere middels de websites van de Commissie. Nederland benadrukt regelmatig het belang van goede communicatie over de resultaten van door de EU gefinancierde programma’s. Eind 2023 hebben auditors van de Europese Rekenkamer een grootschalige audit van het EUTF uitgevoerd. Het rapport over alle migratie gerelateerde uitgaven over het EUTF wordt in de zomer van 2024 verwacht en zal openbaar zijn. Het onderzoek gaat in op de vraag of de projecten voortkomend uit het EUTF hun beoogde resultaten behaald hebben. In hoeverre daarmee ook de beoogde beleidsdoelen zoals het respecteren van mensenrechten dichterbij zijn gebracht en mogelijke negatieve effecten maken ook deel uit van deze audit.
Bent u bekend met het «do-no-harm beleid» op gebied van mensenrechten van de EU bij de besteding van fondsen aan de Libische autoriteiten? Hoe beoordeelt u het effect van dit do-no-harm beleid en bent u bereid er bij de EU op aan te dringen dat beleid robuuster en effectiever wordt toegepast, om te voorkomen dat EU gelden en dus ook geld van de Nederlandse belastingbetaler, direct bijdragen aan schendingen van mensenrechten van mensen op de vlucht?
Ja, hier ben ik mee bekend. Het kabinet vindt het belangrijk dat het do-no-harm-beleid en adequate mensenrechten due diligence wordt toegepast en dringt hier in Europees verband dan ook consistent op aan. Mede hierdoor laat de EU sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do-no-harm-procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Vanwege de veiligheid van de actoren die de monitoring uitvoeren deelt de Commissie geen schriftelijke rapportages. Dit is gebruikelijk in dergelijke situaties. Nederland blijft zich evenwel inzetten bij de Commissie om vertrouwelijk inzicht te krijgen in de rapportages die door derde partijen zijn opgesteld en trekt daarin op met enkele andere EU-lidstaten.