De druk van de zorgverzekeraar op de huisarts voor het gebruik van een nieuw, onbekend en goedkoper spiraaltje |
|
Corinne Ellemeet (GL), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het nieuws dat zorgverzekeraar VGZ huisartsen heeft proberen op te leggen om een nieuw, onbekend en goedkoper spiraaltje te gaan gebruiken?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat de soort spiraal en bijbehorende methode van inbrengen waar een huisarts mee moet werken, afhankelijk is van de voorkeur van individuele verzekeraars? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zou hier eenduidig landelijk beleid op gevoerd kunnen worden?
Allereerst vind ik het belangrijk dat de patiënt kwalitatief goede zorg ontvangt.
De voorkeur van de zorgverzekeraar voor de Levosert spiraal betreft een toepassing van het preferentiebeleid. Het preferentiebeleid geldt voor een aantal onderdelen binnen de Zorgverzekeringswet. Het houdt in dat een individuele zorgverzekeraar kan bepalen welke vorm van zorg aangewezen wordt. Deze keuze mag echter niet ten koste gaan van de te leveren kwaliteit of beschikbaarheid van zorg. De gevolgen voor kwaliteit en beschikbaarheid van zorg moeten de verzekeraars ook meenemen in hun beleid. Het preferentiebeleid levert een bijdrage aan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen. Ik sta dan ook achter het preferentiebeleid en vind niet dat hier een eenduidig landelijk beleid gevoerd moet worden. Wel ben ik van mening dat de uitvoering van het preferentiebeleid zorgvuldig dient te gebeuren en de kwaliteit en beschikbaarheid van zorg voor de patiënt daarbij goed geborgd wordt.
In het geval van hormoonspiraaltjes is goede afstemming met de beroepsgroep die de spiraaltjes moet plaatsen van belang. Dat is in deze specifieke casus in eerste instantie niet goed gegaan; inmiddels heeft VGZ het voorkeursbeleid voor de hormoonspiraal herzien.
Wat vindt u ervan dat een zorgverzekeraar uit kostenoverweging in dit geval een spiraal en in algemeenheid iets oplegt aan huisartsen/zorgverleners terwijl het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) uit zorgvuldigheid dit juist niet opneemt in praktijkrichtlijnen?
Zoals eerder aangeven in mijn antwoord op vraag 2, mag de keuze voor een preferent middel niet ten koste gaan van de kwaliteit van zorg.
Het NHG heeft aangegeven dat het niet helemaal juist is dat zij de Levosert niet heeft opgenomen in de NHG-Standaard Anticonceptie. Het NHG heeft voor deze spiraal nog geen plaats bepaald in de standaard, omdat deze nog niet beschikbaar was bij de vorige herziening van de standaard. Het NHG heeft in nieuwsberichten al wel aangegeven dat ze deze spiraal niet zonder meer aanbevelen, omdat bij de plaatsbepaling van spiralen niet alleen werkzame stof en dosering, maar ook het inbrengmechanisme meeweegt. De NHG-Standaard Anticonceptie beveelt aan dat de huisarts die de spiraal inbrengt, bepaalt welke spiraal hij/zij inbrengt, vanwege de verschillen die er zijn in inbrengmechanismen. De huisarts kiest voor de spiraal waar hij of zij ervaring mee heeft. Het NHG pleitte daarom in deze specifieke casus, vanwege de onbekendheid van veel huisartsen met het inbrengmechanisme van de Levosert, voor zorgvuldige introductie op kleine schaal, op basis van vrijwillige keuze door de huisarts2.
VGZ heeft aangegeven dat zij in eerste instantie op 4 november 2022 de nieuwe hormoonspiraal als preferent middel hadden aangewezen, omdat het dezelfde werking en hetzelfde kwaliteitsniveau heeft als het bestaande middel. Om de huisartsen zo goed mogelijk te informeren en te ondersteunen heeft VGZ afspraken gemaakt met de leverancier ter ondersteuning van de implementatie bij huisartsen. VGZ heeft een uitleg opgesteld en beschikbaar gemaakt via een instructievideo, er is gelegenheid geboden tot het stellen van vragen bij de leverancier en indien gewenst is het mogelijk om een demo pakket of hands-on training te krijgen. Dit past binnen het preferentiebeleid dat zorgverzekeraars mogen voeren.
Naar aanleiding van het bericht van 4 november ontving VGZ echter veel klachten en vragen van huisartsen over de bekendheid van de spiraal en plaatsing ervan bij patiënten. VGZ heeft deze signalen serieus genomen en vindt het belangrijk dat huisartsen vertrouwd zijn met de hormoonspiraal. Op basis van deze signalen en na overleg met huisartsen, de LHV en het NHG, heeft VGZ vervolgens besloten het voorkeursbeleid per 1 januari 2023 regionaal en gefaseerd te implementeren op basis van gezamenlijke ervaringen en afspraken3. Dit houdt in dat VGZ een project is gestart waarin een groep huisartsen kan ervaren en leren wat er nodig is om vertrouwd te raken met de nieuwe hormoonspiraal. Tijdens dit project wordt onder andere onderzocht welke scholing huisartsen nodig hebben en worden de ervaringen van huisartsen in de praktijk onderzocht. Totdat het project is afgerond vergoedt VGZ tijdelijk hormoonspiraaltjes van andere merken. En VGZ heeft toegezegd de huisartsen tijdig over deze vergoeding te informeren.
Hoe worden zorgverleners, zoals huisartsen, in positie gesteld om met zorgverzekeraars een gelijkwaardig gesprek te voeren over niet alleen de kosten, maar ook de kwaliteit van de te leveren zorg?
Zorgverzekeraars kunnen eigenstandig een afweging maken hoe zij de vergoedingsvoorwaarden van verzekerden invullen. Om doelmatigheidsredenen begrijp ik heel goed dat zorgverzekeraars keuzes maken ten aanzien van het preferentiebeleid. Maar ik vind het ook belangrijk dat zorgverzekeraars daarbij aandacht hebben voor de werkwijze van huisartsen (voorschrijvers) en apothekers. Indien het beleid van een zorgverzekeraar invloed heeft op de werkwijze van de behandelaar zou ik graag zien dat dit vooraf met de zorgverleners wordt besproken. Ik heb van VGZ begrepen dat zij de gang van zaken betreuren en hier in de toekomst rekening mee zullen houden.
Deelt u de mening dat deze casus laat zien dat te vaak een lage prijs leidend is boven kwaliteit? Zo nee, waarom niet? Hoe duidt u dit voorbeeld?
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke taak om betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg voor hun verzekerden te borgen. Voorkeurskeuzes die zorgverzekeraars binnen het preferentiebeleid maken, moeten altijd aan de gestelde kwaliteitskaders voldoen. Ik verwacht ook van zorgverzekeraars dat zij hun preferentiebeleid vormgeven met de hele zorgketen in gedachten; de rol van de behandelaar en de voorschrijver is immers ook relevant om betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid te garanderen. In deze casus ging VGZ er in eerste instantie vanuit dat de nieuwe hormoonspiraal gelijkwaardig was aan de bestaande hormonspiraal voor wat betreft werkzame stof, dosering en afgiftepatroon. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Vindt u dat er voldoende waarborgen in het huidige systeem zijn om veiligheid en kwaliteit in plaats van prijs leidend te laten zijn? Zo ja, welke waarborgen zijn dat en werken deze voldoende? Zo nee, welke stappen gaat u zetten zodat er beter op kwaliteit gestuurd wordt?
Ja, ik ben van mening dat deze waarborgen voor veiligheid en kwaliteit er in het stelsel zijn. Zorgaanbieders zijn op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg verplicht om zorg van goede kwaliteit en van goed niveau aan te bieden. Zorg die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van cliënt.
Voor zorgverzekeraars geldt dat zij bij de inkoop van zorg op de kosten letten, zodat de premie betaalbaar blijft. Maar zij zijn in het kader van zorgplicht ook verplicht om er op te letten dat de ingekochte zorg van voldoende kwaliteit is en voldoende beschikbaar is. Dit geldt ook voor de inzet van het preferentiebeleid.
Om de kwaliteit en betaalbaarheid op langere termijn te garanderen, heb ik ook het Integraal Zorgakkoord afgesloten4. Hierin zijn afspraken gemaakt om ook in de toekomst er voor te zorgen dat er beter op kwaliteit wordt gestuurd.
Het mijden van (mond)zorg als gevolg van gebrekkige financiële middelen |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de signalen dat steeds meer mensen kiezen voor het mijden van (mond)zorg als gevolg van te weinig financiële middelen en specifiek het niet afsluiten van een aanvullende tandartsverzekering en het niet laten behandelen van tandproblemen?1, 2
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat mensen door gebrek aan financiële middelen zorg mijden of noodgedwongen gokken met hun mondgezondheid, in plaats van zorg te krijgen wanneer dat nodig is? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om (mond)zorgmijding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die opvatting. Ik vind het van groot belang dat iedereen in Nederland toegang heeft tot goede mondzorg. Helaas kan het voorkomen dat mensen in een situatie verkeren dat dit niet het geval is. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland die puur vanwege financiën mondzorg mijden. De verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld.
De rijksoverheid (de Ministeries VWS en SZW), gemeenten (VNG), zorgverzekeraars (ZN) en de mondzorgverleners (Mondzorgalliantie) hebben afgesproken om gezamenlijk
De probleemanalyse wordt uitgevoerd door de ACTA in opdracht van het Ministerie van VWS in samenwerking met Radboud UMC en de HvA. In dit onderzoek wordt onderzocht wanneer gesproken kan worden van «ongewenste mijding van mondzorg», hoeveel volwassenen de mondzorg mijden om financiële redenen en welke deelgroepen te onderscheiden zijn. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in het voorjaar van 2023.
Bent u – nu minder mensen in staat zijn een aanvullende tandverzekering af te sluiten en mondzorg niet in het basispakket zit – bereid de regels voor bijzondere bijstand op te rekken zodat ook reguliere mondzorgkosten vergoed kunnen worden uit de bijzondere bijstand voor mensen met weinig geld? Zo nee, waarom niet en wat zijn concrete acute andere maatregelen die u treft om het toenemende mijden van mondzorg tegen te gaan?3
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via andere regelingen vergoed worden. Het is onwenselijk om vanuit de bijzondere bijstand structureel reguliere mondzorgkosten te vergoeden. Gemeentelijke regelingen kunnen wel een instrument zijn voor de bovengenoemde partijen om gezamenlijk bij te dragen aan het verminderen van de mijding van mondzorg om financiële redenen. U kunt dan denken aan de gemeentepolis of lokale maatwerkbudgetten. In mijn brief van 10 november 20224 heb ik aangegeven deze maatregelen te verkennen.
Evenals een Richtlijn minimaal noodzakelijke mondzorg financieel kwetsbaren en een onderzoek naar de financiële ruimte voor tandartskosten voor mensen met schuldenproblematiek en te nemen maatregelen.
Indien u bereid bent de regels voor de bijzondere bijstand op te rekken, bent u dan tevens bereid daarvoor extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor gemeenten ten behoeve van bijzondere bijstand om mensen met weinig financiële middelen te helpen bij reguliere mondzorgkosten? Bent u in dat geval ook bereid om in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) grootschalige campagnes op te zetten om mensen te informeren dat via de bijzondere bijstand mondzorgkosten worden vergoed? Zo ja, hoeveel en op welke termijn?
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat een aantal maatregelen reeds wordt verkend door de genoemde partijen, waaronder de eventuele inzet van gemeentelijke regelingen als instrument om in samen te werken. Dit aantal is niet uitputtend, maar een startpunt. Er zal niet één maatregel zijn die alle problemen op zal lossen. Een eerste stap is een nadere analyse van het onderliggende probleem. Het gaat daarbij niet alleen om de omvang van het probleem, maar ook om zicht op de te onderscheiden deelgroepen en de samenhang met andere redenen voor het mijden van mondzorg, zoals angst.
Hoe beoordeelt u, in het licht van uw brief waarin wordt gesteld dat het zeer lastig blijkt om op basis van gegevens die nu beschikbaar zijn bij het CBS en verzekeraars zicht te krijgen op de grootte van de problematiek rond ongewenste mondzorg mijding, de nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over mondgezondheid? Geven deze cijfers niet al voldoende weer dat de problematiek heel serieus is? Zo nee, waarom niet?4, 5
Ik deel de veronderstelling dat het verkrijgen van zicht op de grootte van de problematiek ingewikkeld is. Het komen tot een definitie van ongewenste mijding van mondzorg en het verkrijgen van de benodigde data is ingewikkeld. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om hier meer zicht op te krijgen voor het uitwerken van de te nemen maatregelen. Het gaat daarbij met name ook om de vragen: wanneer spreken we van ongewenste mijding van mondzorg? Welke deelgroepen kunnen worden onderscheiden? Welke zorg dient minimaal geregeld te worden? Welke redenen spelen nog meer een rol? Zonder dit inzicht zouden te nemen maatregelen mogelijk hun doel voorbijschieten.
Bent u bereid om verder te onderzoeken of mondzorg in het basispakket besparing op andere medische kosten kan opleveren en wat de omvang van deze besparing is? Zo, ja op welke termijn verwacht u de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Het is niet mogelijk om op basis van een theoretisch onderzoek vast te stellen welke effecten het onderbrengen van alle mondzorg in het basispakket (inclusief het eigen risico) heeft op het mijden van mondzorg om financiële redenen (gezien alle onzekere variabelen zoals samenhang met andere redenen), en vervolgens vast te stellen welke medische kosten worden bespaard gegeven de samenhang die de mondgezondheid kent met bepaalde aandoeningen.