F-35’s voor Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten waaruit blijkt dat Israël de F-35 heeft gebruikt voor bombardementen in Gaza?1
Het kabinet is bekend met de genoemde berichten.
Is het juist dat daarbij ook zeer zware bommen van 2.000 pond zijn gebruikt? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de specifieke bommen die Israël gebruikt bij zijn F-35-inzet.
Is u inmiddels bekend dat de F-35 meermaals is ingezet in Gaza? Zo ja, waar en wanneer?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de Israëlische F-35-inzet. Openbare bronnen, waaronder het bericht waarnaar u verwijst, wijzen er wel op dat Israël de F-35 heeft ingezet boven Gaza, in elk geval toen de grondtroepen de Gazastrook in gingen.
Om een beeld te vormen van de F-35-inzet door Israël, worden verschillende bronnen gebruikt. Deze informatie is meegewogen in de geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging op basis waarvan is besloten om niet in te grijpen in de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël. Dit besluit is onder andere op 23 november toegelicht in antwoord op uw Kamervragen (Kamerstuk 2023Z19578).3 Het beeld van de Israëlische F-35-inzet is sindsdien niet significant veranderd waardoor er geen aanleiding is om het genomen besluit te herzien.
Monitort u het gebruik van de F-35 door Israël, zoals in Nota 1 wordt beschreven? Zo ja, hoe doet u dat en wat levert deze monitoring op? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat ook onderdelen van de F-35I worden geleverd via het European Regional Warehouse (ERW) in Woensdrecht?3 Zo nee, wat zijn de feiten?
Vanuit het European Regional Warehousein Woensdrecht worden onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 Amerikaanse F-35-onderdelen doorgeleverd aan alle Europese gebruikers van de F-35, waaronder Israël. Jaarlijks wordt uw Kamer middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de waarde van de doorlevering onder de algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er onder de NL009 transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit jaarrapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 22 054 nr.396).
De algemene vergunning NL009 kan niet gebruikt worden voor de uitvoer van (onderdelen van) andere wapensystemen. Hiervoor moet een bedrijf beschikken over een andere exportvergunning. Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen verleend voor de levering van onderdelen voor de genoemde andere wapensystemen naar Israël.
Worden er vanaf de vliegbasis in Woensdrecht onderdelen van de andere wapensystemen die daar zijn opgeslagen (zoals bijvoorbeeld de F-16, de Apache-, de NH-90- en Chinookhelikopter) aan Israël doorgevoerd? Zo ja, op basis van welk beleid gebeurt dat? Zijn dat ook speciale regelingen? Kunt u dat toelichten?4
Zie antwoord vraag 5.
Behoort het ERW in Woensdrecht tot het Nederlands grondgebied? Waarom is dan besloten om de goederen die daar passeren buiten het Nederlands wapenexportbeleid te plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het ERW behoort tot het Nederlands grondgebied. De reservedelen die er opgeslagen liggen, zijn eigendom van de Amerikaanse overheid. Omdat er veel transacties plaatsvinden vanuit het ERW is besloten om dit proces te stroomlijnen middels de Regeling Algemene Vergunning NL009 die sinds 2016 van kracht is. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Het bestaan van deze vergunning geeft aan dat er geen sprake is van een afschaffing van exportcontroles. Het onderzoek naar de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is nog niet afgerond (zie ook antwoord vraag 26).
Artikel 8 van de algemene vergunning NL009 biedt de Minister de bevoegdheid om geregistreerde gebruikers of beschikkingsbevoegden in kennis te stellen dat geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik van de algemene vergunning.
Waarin verschilt het «stroomlijnen van het exportcontroleproces» van het afschaffen van exportcontroles?5 Onder welke omstandigheden wordt doorvoer niet toegestaan?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom is de Regeling Algemene Vergunning NL0009 op 31 juli 2021 veranderd nadat de regeling in 2016 werd ingesteld?6 Wat hield de verandering in en waarom is deze doorgevoerd?
De Regeling Algemene Vergunning NL009 is in 2021 aangepast om rekening te houden met een wijziging in de Amerikaanse regelgeving voor exportcontrole (ITAR-regelgeving) van 19 april 2019, te weten: § 126.4 van de Federal Regulations. De wijziging behelst overdrachten van militaire goederen door of ten behoeve van de Amerikaanse Federale Overheid uit te zonderen van de Amerikaanse exportvergunningplicht. Een nadere toelichting op de wijziging is te vinden in Staatscourant 2021 Nr. 36915 (d.d. 30 juli 2021).
Is het juist dat ook onderdelen van Nederlandse producenten nog steeds deel uitmaken van de F-35?7 Waarom vallen deze onderdelen niet onder de regels van de exportcriteria?
Het klopt dat Nederlandse producenten betrokken zijn bij het productieproces van de F-35. Uitvoer ten behoeve van het productieproces vindt eveneens plaats onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 waarmee invulling wordt gegeven aan exportcontrole op transacties in het kader van het F-35 Lightning II programma.
Hoeveel Nederlandse bedrijven nemen deel aan het F-35-programma? Hoeveel zijn onder dit programma geregistreerd?
Momenteel rapporteren 21 Nederlandse bedrijven aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat dat ze eindverantwoordelijk zijn voor de levering van onderdelen en producten aan de Amerikaanse Original Equipment Manufacturers. Deze bedrijven kunnen zelf weer onderaannemers hebben, maar daar heeft het kabinet geen inzicht in.
Leveren Nederlandse bedrijven aan het ERW, waarna deze goederen Amerikaans eigendom worden? Ofwel, worden via het ERW ook door Nederlandse producenten gemaakte wapenonderdelen gedistribueerd?
Nederlandse bedrijven leveren niet rechtstreeks aan het ERW, maar aan fabrikanten binnen het F-35-programma die in de VS gevestigd zijn. Vervolgens kunnen deze goederen via de logistieke ketens van het F-35-programma op verschillende plekken in de wereld terechtkomen, waaronder in het ERW in Nederland. Binnen het logistiek netwerk van het F-35-programma en tijdens de opslag in het ERW zijn de goederen Amerikaans eigendom.
Leveren Nederlandse bedrijven ook wapenonderdelen aan Israël buiten het ERW om, maar wel binnen regeling NL009?
Nee.
Waaruit blijkt dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het ERW aan een individuele vergunning wordt onderworpen als levering aan een enkel land wordt opgeschort of beëindigd?
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is zodanig geformuleerd dat alleen geregistreerde gebruikers uitgesloten kunnen worden van voortgezet gebruik van de algemene vergunning. Omdat geregistreerde gebruikers aan alle via het ERW bevoorrade landen kunnen leveren, zijn al deze transacties niet langer mogelijk zodra geregistreerde gebruikers zijn uitgesloten van voortgezet gebruik.
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 biedt geen mogelijkheid om landen uit te sluiten als bestemming van doorlevering. Voor een dergelijke wijziging is een aanpassing van de regeling nodig (zie antwoord op vraag 22).
Onderhoudt de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit ook motoren van Israëlische gevechtsvliegtuigen? Is dit afgelopen maanden gebeurd?
De motoronderhoudsfaciliteit onderhoudt F-135-motormodules die worden aangeboden vanuit het internationale F-35-programma, waaronder ook Israël.
In het F-35-programma geldt dat uitgebouwde onderdelen, ook motormodules, Amerikaans eigendom zijn zodra deze zijn aangeboden in de logistieke keten van het internationale programma. Deze onderdelen worden vervolgens uitgewisseld – na onderhoud – tussen alle partnerlanden. Er is dus geen sprake van motormodules die aan een specifiek land toebehoren. Het komt vaak voor dat een uitgebouwd onderdeel uiteindelijk in een ander toestel, in een ander partnerland weer wordt ingebouwd.
Hoe is de Tweede Kamer, in 2016 of daarvoor, geïnformeerd dat exporttransacties onder regeling NL009 niet worden getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid?
In de Staatscourant 2016, nr. 44509 is de Regeling Algemene Vergunning NL009 gepubliceerd, waarin haar werking is toegelicht.
Sinds de Regeling Algemene Vergunning NL009 van kracht is, wordt uw Kamer ieder jaar middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de uit- en doorvoer onder deze algemene vergunning. Dit vond voor het eerst plaats in het jaarrapport over 2016 (Kamerstuk 2017D16822).
Kunt u de Kamer informeren over de omvang van de wapenexport vanuit Nederland aan Israël sinds 7 oktober dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen afgegeven of afgewezen voor de uitvoer van militaire goederen met als eindbestemming Israël.
Zijn er sinds 7 oktober dit jaar wapenexportverzoeken afgewezen? Zo ja, hoeveel en waarom?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u (los van 13 oktober waarover u de Kamer schrijft) nogmaals geïnformeerd over het mogelijk plaatsvinden van een specifieke doorlevering van F-35-onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit Nederland naar Israël? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
De aard van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is dusdanig dat deze een voortdurende doorlevering in het kader van het F-35 programma mogelijk maakt. Over individuele transacties onder de NL009 wordt het ministerie niet geïnformeerd. Wel zijn wij in de context van het sinds 7 oktober opgelaaide conflict tussen Israël en Hamas gewezen op de mogelijkheid dat F-35 onderdelen via het ERW kunnen worden doorgeleverd naar Israël. Medio november heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging besloten om niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009.
Is het gebruikelijk dat u hierover wordt geïnformeerd of bestaat hiertoe geen verplichting?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u aangeven of, en zo ja, waar in de EU-wapenexportcriteria en het Wapenhandelsverdrag staat dat export onder omstandigheden uitgesloten kan worden van controle, zoals gebeurt via regeling NL009?
Zowel het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport als het Wapenhandelsverdrag laten respectievelijk de lidstaten en de verdragspartijen de vrijheid om te bepalen in welke gevallen een uitvoervergunning is vereist, en daarmee de vrijheid om in door de Staat te bepalen gevallen te kiezen voor een algemene vergunning.
Het Wapenhandelsverdrag stelt slechts dat verdragspartijen nationale controlesystemen dienen in te stellen ten behoeve van de controle op de uitvoer van munitie en van onderdelen en componenten van conventionele wapens, waarbij het verdragspartijen vrij laat hoe dit vorm te geven. In artikel 1 lid 2 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wetgeving van de lidstaten bepaalt in welke gevallen een uitvoervergunning voor aanvragen is vereist.
Klopt het dat er een methode is waarbij het kabinet de Regeling Algemene Vergunning NL009 zelf aanpast, zodat Israël als bestemming onder de algemene vergunning wordt uitgezonderd? Wat is hiervoor nodig?
Het is mogelijk om de Regeling Algemene Vergunning NL009 aan te passen om deze van toepassing te laten zijn op specifieke landen. Dit kan bijvoorbeeld door de regeling te voorzien van een lijst met landen van eindbestemming waarnaar uitdrukkelijk wel of uitdrukkelijk niet geleverd mag worden onder de algemene vergunning. Het kabinet acht een dergelijke aanpassing momenteel niet wenselijk.
Deelt u de opvatting dat uw verlangen een betrouwbare bondgenoot te willen zijn in dit geval haaks staat op het internationaal bevorderen van de mensenrechten? Indien nee, waarom niet?
In antwoord op uw Kamervragen is op 23 november jl. uitgebreid toegelicht waarom is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 (Kamerstuk 2023Z18976). Dit besluit is genomen op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke- en veiligheidsafweging, waarin de genoemde elementen zijn meegenomen.
Over de zienswijze op het concept van medeplichtigheid in deze context wordt uw Kamer nog apart geïnformeerd, volgend op een toezegging hierover tijdens het Commissiedebat «Situatie in Gaza» van 23 november jl.
Deelt u de opvatting dat een eventuele «negatieve weerslag op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma» niet kan opwegen tegen mogelijke medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden? Indien nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de wapenexport op basis van de ervaringen in de oorlog in Gaza moet worden geëvalueerd? Indien nee, waarom niet?
Vraagstukken rondom wapenexportcontrole zijn standaard aan voortdurende evaluatie onderhevig om recht te doen aan actuele ontwikkelingen. De context van de huidige oorlog in Gaza wordt dan ook meegenomen bij exportcontrolevraagstukken in relatie tot Israël of andere landen in de regio.
Wat is de stand van het onderzoek naar wapenexport (zoals toegezegd in het commissiedebat Situatie in Gaza van 23 november jongstleden)? Wanneer verwacht u dat het gereed is?
In het Commissiedebat heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegd om in de volgende rapportage over exportcontrole strategische goederen (in 2024) nader in te gaan op de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
Het verzoek om voorbehoud en een parlementaire behandeling van de wijziging van de IHR van de WHO |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u zich de brief herinneren van de Voorzitter, van 5 juli 2023, aan de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, verwijzend naar het verzoek van dertig leden van de Tweede Kamer om een voorbehoud voor en een parlementaire behandeling1 van de wijziging van de International Health Regulations van de WHO?
Ja.
Is de brief die de Minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van dit verzoek van deze dertig leden naar de WHO had moeten sturen ook daadwerkelijk verstuurd?
Ja, vanzelfsprekend.
Zo ja, kunt u deze brief, al dan niet vertrouwelijk, ter inzage geven en aangeven wanneer deze naar de WHO is verstuurd en door de WHO is ontvangen?
Zoals reeds genoegzaam is gebleken uit de beantwoording van vraag 1 van de vragen van het lid Pouw-Verweij (BBB) op 29 november 2023, waarnaar u hieronder verwijst, heeft Nederland de Directeur-Generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in een diplomatieke nota op 16 augustus 2023 ervan in kennis gesteld dat de wijzigingen van de Internationale Gezondheidsregeling 2005 (IHR) van 18 mei 2022 hangende de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure in de Staten-Generaal worden verworpen. De WHO heeft Nederland diezelfde 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging doen toekomen. De diplomatieke nota kan desgewenst vertrouwelijk aan uw Kamer ter inzage worden aangeboden.
Weet u wat er na het ontvangen van de brief door de WHO is gebeurd met het verzoek van de betreffende dertig leden van de Tweede Kamer? Is er over deze brief en het verzoek contact opgenomen door de WHO met de Nederlandse overheid? Zo ja, wie bij de rijksoverheid heeft hierover contact gehad en wat is de uitkomst van dit contact geweest?
Nederland heeft als reactie op zijn brief op 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging van de WHO ontvangen. Er is daarnaast een ontmoeting geweest tussen de WHO en de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Genève, waarbij nader is toegelicht dat een uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure wordt gevolgd die niet voor het verstrijken van de bezwaartermijn op 1 december 2023 zou zijn afgerond.
Kunt u uitleggen waarom de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport pas op 29 november 2023, in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Pouw-Verweij, melding maakt van «voorbereidingen» van een «nationale goedkeuringsprocedure»? Waarom is de Tweede Kamer hierover niet eerder geïnformeerd, niet in de laatste plaats aangezien de deadline voor het aantekenen van bezwaar en voorbehoud is vastgesteld op 1 december 2023?
Aangezien dertig leden van de Tweede Kamer kenbaar hebben gemaakt uitdrukkelijke parlementaire behandeling te wensen van de wijzigingen, is ruim voor het verstrijken van de bezwaartermijn van 1 december 2023 kenbaar gemaakt aan de WHO dat Nederland de wijzigingen hangende de nationale uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure verwerpt. Er zijn gelijktijdig voorbereidingen getroffen voor de uitdrukkelijke parlementaire goedkeuring van de wijzigingen, zoals (een deel van) de Kamer wenselijk heeft geacht en dat kenbaar heeft gemaakt overeenkomstig artikel 10.4 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en ingevolge artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het directe gevolg van dit verzoek (23 908 R1519, nr. 162) is dat de (Rijks)ministerraad wordt gevraagd in te stemmen met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure. Het wetgevingsproces is vanzelfsprekend een zorgvuldige procedure die goed voorbereid dient te worden. Het opstellen van de goedkeuringsstukken neemt tijd in beslag. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de termijnen van in dit geval de Rijksministerraad, aangezien de Internationale Gezondheidsregeling geldt voor het gehele Koninkrijk.
Kunt u verduidelijken welke «voorbereidingen» er op dit moment worden getroffen, waar deze precies voor nodig zijn en wanneer deze zullen worden afgerond, zodat de parlementaire behandeling kan starten?
Het verzoek tot de uitdrukkelijke goedkeuring brengt met zich mee dat de Kamer de wijzigingen van het verdrag behandelt als een voorstel van rijkswet. Dit voorstel van rijkswet dient voorbereid te worden. Vanzelfsprekende voorbereidingen als het opstellen van de goedkeuringsstukken zijn reeds in aanloop naar de Rijksministerraad van 24 november 2023 afgerond, in overeenstemming met de termijnen die het Ministerie van Algemene Zaken daartoe hanteert. Na instemming van de Rijksministerraad met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van de IHR-wijzigingen zijn de stukken conform de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure bij verdragen, die in grote lijnen overeenkomt met de Nederlandse wetgevingsprocedure, aanhangig gemaakt bij de Raad van State van het Koninkrijk voor advies.
Indien er geen brief is verstuurd om het verzoek om een voorbehoud van het Nederlandse parlement kenbaar te maken aan de WHO, waarom niet? Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid de regels hieromtrent heeft overtreden en op basis van welke rechtsgronden dit is gebeurd?
Deze vragen zijn blijkens de eerder genoemde beantwoording van de vragen van het lid Pouw-Verweij op 29 november 2023 alsmede bovenstaande antwoorden niet van toepassing.
Klopt het dat de WHO hiermee bovendien haar eigen wetten en regels overtreedt door lidstaten actief en bewust niet en/of zeer verkapt, te informeren over procedures en beslissingen? Kunt u bovendien uitleggen waarom het Nederlandse kabinet de WHO niet actief controleert op het naleven van deze wetten en verplichtingen richting de lidstaten en geen proactieve houding aanneemt in het bewaken van de Nederlandse bestuurlijke en soevereiniteit?
Het hier geschetste beeld herken ik niet en is mijns inziens onjuist. De samenwerking tussen Nederland en de WHO ervaar ik als constructief en van belangrijke meerwaarde. De vragen staan een inhoudelijke beantwoording in de weg.
De overname van Delfts chipbedrijf NOWI door Nexperia |
|
Raymond de Roon (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat NOWI chips maakt voor het Internet of Things (IoT)?
De chips die het bedrijf Nowi ontwerpt en produceert, kunnen, volgens het bedrijf, energie halen uit hun directe omgeving, bijvoorbeeld via licht. Het is niet aan mij om in te gaan op de verdere mogelijke toepassing van de producten van individuele bedrijven.
Kent u de publicatie van de voormalige Britse diplomaat Charles Parker getiteld «Dealing with the threat of Chinese cellular (IoT) modules»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de daarin ontvouwde zienswijze dat (zakelijk samengevat) IoT-chips wel degelijk ingezet kunnen worden voor agressieve, ontregelende en bedreigende acties tegen landen?
Het artikel maakt de link met de mogelijkheid dat deze «cellular modules» worden gebruikt voor sabotage of andere ondermijnende acties via het Internet of Things, omdat veel producten dan met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook voor Defensie indirecte en directe gevolgen hebben. Defensie treft daarom voortdurend gepaste beveiligingsmaatregelen en houdt daar rekening mee bij de verwerving. Dat geldt in theorie voor veel meer consumentenproducten. Het is de uitdaging voor Nederland en bondgenoten om IoT-producten weerbaar te maken tegen ondermijnende activiteiten en sabotage, dit doen we onder meer door consumenten te wijzen op het belang van goede cyberbeveiliging en de algemene cyberweerbaarheid in Nederland te verhogen.
Bent u het met ons eens dat die acties ook een ontregelende uitwerking kunnen hebben op het militaire verdedigingsvermogen van landen en mitsdien als een militair wapen kunnen functioneren of daarvan deel kunnen uitmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks er geen grond is om de overname van NOWI door Nexperia te onderzoeken?2
De zienswijze zoals uiteengezet in het hierboven genoemde artikel heeft geen raakvlakken met de transactie van Nowi. Beoordeeld is of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet vifo valt en of een onderzoek met terugwerkende kracht mogelijk is. Bij onderzoeken met terugwerkende kracht is de reikwijdte voor technologiebedrijven vastgesteld op ondernemingen die actief zijn op het gebied van dual-use technologie en/of militaire goederen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hanteert hierbij de Annex I van de EU Dual-Use Verordening, en dus de overeenstemming over dual-use goederen in de multilaterale exportcontroleregimes als leidraad. De producten van Nowi zijn niet aan te merken als producten voor tweeërlei gebruik of militaire goederen.3 De transactie valt daarmee niet onder de reikwijdte van de terugwerkende kracht van de wet.
De deelname van een Hamas-handlanger aan een Nederlandse handelsmissie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Pro-Hamas-activist Abou Rashed mocht deelnemen aan Nederlandse handelsmissie in Qatar»?1
Klopt het dat Abou Rashed deelnam aan de handelsmissie naar Qatar in 2020? Zo ja, in welke hoedanigheid?
De heer Abou Rashed was op introductie van één van de missiedeelnemers aanwezig bij programmaonderdelen van de handelsmissie. In het kader van handelsmissies kunnen deelnemers zakelijk contacten uitnodigen. Er is geen uitnodiging verstrekt door de Nederlandse overheid. Abou Rashed was toehoorder bij programmaonderdelen, hij had geen rol en was ook geen deelnemer aan de handelsmissie.
Wie heeft deze Hamas handlanger uitgenodigd om deel te nemen aan de handelsmissie? Met welk doel schoof hij aan bij de delegatie?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Hamas-activist en fondsenwerver Abou Rashed ooit enige adviserende rol gehad binnen de Nederlandse overheid? Zo ja, welke?
Nee, er is geen informatie of indicatie die wijst op een adviserende rol van de heer Abou Rashed voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Bij welke ontmoetingen was Abou Rashed tijdens de handelsmissie aanwezig? Wat was zijn inbreng tijdens die ontmoetingen?
De heer Abou Rashed was op introductie van één van de missiedeelnemers aanwezig bij programmaonderdelen van de handelsmissie. Het betrof een presentatie van Nederlandse missiedeelnemers, een netwerkreceptie, een bezoek aan Qatar University, een bezoek aan de Qatar Olympic Committee en een ronde tafel bijeenkomst. Abou Rashed was toehoorder bij deze programmaonderdelen, hij had geen rol en was ook geen deelnemer aan de handelsmissie.
Hoe kan het dat een Hamas handlanger, die van Hamas-leider Haniyeh een onderscheiding kreeg, voor de handelsmissie werd uitgenodigd?
De ambassade en het ministerie waren niet betrokken bij het uitnodigingsbeleid.
Bij een handelsmissie kunnen deelnemers zakelijke contacten uitnodigen. Daarbij kan het voorkomen dat zij zich kort van tevoren aanmelden of zich pas ter plekke als toehoorder melden. Een toetsing van zakelijke contacten en toehoorders op individueel niveau is praktisch niet uitvoerbaar, mede vanwege de grote aantallen. De aanwezigheid van de heer Abou Rashed bij onderdelen van de handelsmissie was niet voorzien en achteraf gezien zeer ongelukkig.
De handelsmissie naar Qatar is georganiseerd door een zogenoemd Partners-International-Business-cluster (PIB): dit is een groep van Nederlandse bedrijven. Deze activiteiten worden georganiseerd met financiële steun van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het Orange Sports Forum (OSF) coördineerde dit PIB-cluster, deze handelsmissie en de werving van deelnemers. De ambassade ondersteunde het OSF bij de totstandkoming van het programma.
Kunt u aangeven waarom deze man – die publiekelijk al sinds 2010 met Hamas werd geassocieerd – mocht aanschuiven bij de ambassadeur?
Zie antwoord vraag 6.
Wat was er op het departement bekend over Abou Rashed en zijn banden met Hamas, op de vooravond van de handelsmissie?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er ten aanzien van Abou Rashed ooit ambtsberichten of waarschuwingen van de AIVD op het departement terecht gekomen?
De AIVD doet geen uitspraken over individuele gevallen of individuele rapportages.
Is er Nederlands belastinggeld via Abou Rashed en/of tussenpersonen bij de terroristen van Hamas beland? Kunt u dat uitsluiten?2
Voor zover bekend bij het ministerie is er geen Nederlands belastinggeld naar Abou Rashed gegaan noch via hem naar Hamas gegaan.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat Hamas handlangers zomaar uitgenodigd worden, of aanschuiven, bij Nederlandse handelsmissies?
We blijven ons uiterste best doen dit in de toekomst te voorkomen. Vooropgesteld wordt dat beoogde deelnemers aan een handelsmissie voorafgaand aan de missie een procedure dienen te doorlopen onder regie van de RVO. Handelsmissies georganiseerd door de RVO staan open voor inschrijving door ondernemingen of instellingen die ingeschreven staan in het handelsregister van de bevoegde Kamer van Koophandel in Nederland. De inschrijver dient bij aanmelding aan te geven kennis te hebben genomen van de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en hiernaar te handelen. Meer informatie over de voorwaarden voor inschrijving van een handelsmissie is te vinden op de website van de RVO.3
De beantwoording van vragen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kuipers , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid de grote waardering over te brengen aan uw ambtenaren voor de beantwoording van alle schriftelijke, feitelijk en mondelinge vragen die vragensteller de afgelopen jaren stelde, zeker wanneer die beantwoording tijdig, zorgvuldig en gewetensvol was?
Ja.
De mijnramp in Suriname |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat kunt u meedelen over de hulpacties die door de Surinaamse regering zijn ingezet na de ineenstorting van een mijnschacht in het Surinaamse Brokopondo?
Op maandag 20 november jongstleden zijn door het instorten van een mijnschacht ten minste 15 Surinamers overleden in het Matawai gebied in het district Brokopondo. Mijn oprechte medeleven gaat uit naar de nabestaanden van deze ramp.
De Surinaamse regering heeft voor deze ramp een coördinerend team aangesteld bestaande uit de Ministers van Justitie en Politie, Defensie, Natuurlijke Hulpbronnen, Regionale Ontwikkeling en Sport, en Volksgezondheid.
Het Nationaal Coördinatie Centrum voor Rampenbeheersing (NCCR) heeft een Search en Rescue missie opgezet. Zij hebben daarbij hulp ontvangen vanuit Frans-Guyana: 22 hulpverleners en geavanceerde apparatuur. Toen duidelijk werd dat er geen kans op overlevenden was, is de missie omgezet in een Search en Recovery operatie. Ook zijn er politie en militairen in het gebied aanwezig om de rust en orde te bewaren en de veiligheid te handhaven.
Onder leiding van het Surinaamse Openbaar Ministerie wordt ter plekke onderzoek gedaan en worden slachtoffers van de ramp geïdentificeerd.
De Medische Zending is aanwezig om sociale en mentale hulp te verlenen voor de lokale en nationale rouwverwerking.
President Santokhi heeft twee dagen van nationale rouw afgekondigd, op 24 en 25 november.
Beschikken de Surinaamse hulpdiensten over voldoende middelen voor de benodigde reddingsacties bij deze ramp?
Naast eigen inzet door Suriname is Frankrijk om additionele steun verzocht en deze is vervolgens direct vanuit het buurland Frans-Guyana verleend in de vorm van personele inzet en geavanceerde apparatuur.
Bent u in contact met de Surinaamse regering over het verlenen van eventuele bijstand en, zo ja, waarin zou Nederland nu kunnen helpen?
Ik heb mijn collega Minister van Buitenlandse Zaken Albert Ramdin mijn oprechte deelneming betuigd en Minister-President Mark Rutte heeft via sociale media zijn condoleance overgebracht aan president Santokhi, het Surinaamse volk en de nabestaanden. In alle contacten met de Surinaamse regering, ook via de Nederlandse ambassade in Paramaribo, heeft Nederland geen hulpverzoek ontvangen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De visumverlening aan en bezoek van Taliban-vertegenwoordiger Abdul Bari Omar aan Nederland |
|
Don Ceder (CU), Nico Drost (CU) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van het Taliban-regime een visum voor Nederland krijgt?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS vormden een ondersteuning in de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod opgelegd hebben gekregen. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Op welk niveau is deze beslissing binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen? Heeft u het besluit zelf goed gekeurd? Bent u bereid alle documenten van het ministerie betreffende de aanvraagprocedure, al dan niet geanonimiseerd, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Op elke visumaanvraag wordt beslist namens de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van een mandaatregeling. Dat geldt dus ook voor deze aanvraag.
Van individuele visumaanvraagdossiers wordt geen informatie gedeeld. Aan uw verzoek kan derhalve niet worden voldaan.
Wie heeft Abdul Bari Omar uitgenodigd en waarom?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Hoe kan het dat Minister Kuipers een ontmoeting had met deze Taliban-vertegenwoordiger en met hem op de foto is gegaan?
Minister Kuipers had geen afspraak met deze deelnemer. Echter na afloop van de bijeenkomst wilde een aantal deelnemers met Minister Kuipers op de foto. De vertegenwoordiger van Afghanistan was daar één van. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was.
Bent u bekend met de reactie van het Duitse Auswärtiges Amt dat zegt dat het Taliban-regime niet erkend wordt en er geen normalisering van de betrekkingen kan plaatsvinden?1 Waarom bent u wel tot normalisering overgegaan door het verlenen van een visum aan deze Taliban-vertegenwoordiger?
Ja, ik ben bekend met deze reactie, en deel deze. De afgifte van een visum aan de betrokkene betekent geenszins normalisering van relaties met het Taliban regime in Afghanistan.
Hoe heeft het Duitse Auswärtiges Amt gereageerd op het feit dat het Nederland is geweest dat het visum verleend heeft? Welke opheldering heeft u het Amt kunnen verschaffen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze kwestie nauw contact met het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij is van Nederlandse kant benadrukt dat het visum niet verstrekt had moeten worden.
Als blijkens een reactie van uw ministerie deze Taliban-vertegenwoordiger geen visum had mogen hebben, waarom heeft hij het dan toch gekregen?2 Bent u het eens dat zeggen dat er een fout is gemaakt geen afdoende verklaring is?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Op welke manier gaat u uw excuses voor deze verkeerde beslissing overbrengen aan de nabestaanden van de in Afghanistan gevallen Nederlandse militairen?
De Taliban vertegenwoordiger had geen visum mogen krijgen. Uiteraard realiseer ik me dat zijn aanwezigheid pijnlijke herinneringen oproept voor de nabestaanden van gevallen militairen maar ook voor ieder die heeft geleden of nog lijdt onder het regime van de Taliban.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Geert Wilders (PVV), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
De oproep van de Israëlische regering om 300.000 militaire reservisten deel te laten nemen aan de lopende vijandelijkheden, met name in de Gazastrook |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat de Israëlische regering op 9 oktober 2023 de oproep heeft goedgekeurd voor 300.000 militaire reservisten om deel te nemen aan de lopende vijandelijkheden, met name in de Gazastrook?1
Ja.
Klopt het dat ook burgers die zich in Nederland bevinden, zijn opgeroepen om als reservist, vrijwilliger of anderszins werkzaamheden te verrichten voor de Israëlische strijdkrachten?2, 3, 4, 5
Nederlandse burgers mogen in een vreemde krijgsdienst treden, tenzij ze militair zijn in Nederland of wanneer Nederland in gewapend conflict zou zijn met het land in kwestie. Voor militairen geldt dat een machtiging (formele goedkeuring) van de Minister van Defensie nodig is om toe te mogen treden tot een vreemde krijgsdienst. Er zijn op dit moment geen militairen bekend die toestemming hebben gevraagd. Nederlandse burgers actief in het Israëlische leger blijven onder het Nederlandse strafrecht vallen, alsook onder de nationale wet- en regelgeving van Israël. Het is het kabinet niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn in het Israëlische leger noch hoeveel recentelijk zijn opgeroepen of afgereisd.
Zijn er burgers met de Nederlandse nationaliteit opgeroepen om als reservist, vrijwilliger of anderszins werkzaamheden te verrichten voor de Israëlische strijdkrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel Nederlandse burgers bevinden zich momenteel in Israël en bezet Palestijns gebied? Hoeveel van hen bevinden zich in Israël zelf? Hoeveel van hen zijn er op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en hoeveel van hen hebben daar hun gebruikelijke verblijfplaats? Hoeveel van hen bevinden zich momenteel in de Gazastrook?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen exacte informatie over de aantallen Nederlanders die zich in het buitenland bevinden. Er is namelijk geen registratieplicht voor Nederlanders in het buitenland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken roept Nederlanders in Israël en de Palestijnse Gebieden – die dat nog niet hebben gedaan – op zich te registreren bij de Informatieservice van Buitenlandse Zaken. Hierdoor weet het Ministerie van Buitenlandse Zaken beter hoeveel personen er in deze gebieden zijn en hoe hen te bereiken indien dat nodig is. Sinds 7 oktober heeft Nederland meerdere repatriëringen vanuit Israël en Gaza (via Egypte) uitgevoerd. Nederland staat op dit moment vrijwel dagelijks in contact met nog 15 Nederlanders, inclusief hun kerngezinsleden, en verblijfsvergunninghouders in Gaza. Het Kabinet blijft zich actief inspannen opdat zij Gaza zo snel mogelijk kunnen verlaten.
Hoeveel Nederlandse burgers dienen momenteel, doen vrijwilligerswerk bij, of zijn anderszins actief voor de Israëlische strijdkrachten (IDF), inclusief als reservisten?
Het is het kabinet niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn voor de Israëlische strijdkrachten noch hoeveel recentelijk zijn opgeroepen of afgereisd. Er zijn dus geen adviezen gegeven over mogelijke juridische gevolgen van dienst of vrijwilligerswerk. Zie antwoord vraag 2 en 3.
Heeft de Nederlandse overheid adviezen gegeven aan Nederlandse burgers die mogelijk dienen of vrijwilligerswerk doen bij de IDF over de mogelijke juridische gevolgen en individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid die zouden voortvloeien uit hun daden of nalatigheden voortvloeiende uit hun dienst of vrijwilligerswerk, gezien de aanwijzingen van grootschalige schendingen van het internationaal humanitair recht (IHL) door Israëlische troepen in de Gazastrook?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat het verboden is iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd te werven?
Artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht stelt het werven voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd strafbaar. Van werven is onder andere sprake in geval van benaderen, bespelen, beïnvloeden of anderszins overreden van personen om in vreemde krijgsdienst te treden of zich aan te sluiten bij een gewapende groepering. Zie hiervoor ook Kamerstukken II 2002/03, 28 463, nr. 8, p. 4, en Kamerstukken II 2003/04 28 643, nr. 10, pp. 11–16. Het oproepen van reservisten veronderstelt echter enige voorafgaande en dus al bestaande vorm van dienstbetrekking of arbeidsrelatie tussen de reservist en de krijgsmacht in kwestie. Dergelijke oproeping van reservisten is dus geen werving in de zin van voornoemd delict. Ten aanzien van buitenlandse dienstplicht, voor zover van toepassing, geldt eveneens dat dit niet onder deze delictsomschrijving valt. Een dienstplichtige wordt immers niet geworven maar daartoe verplicht.
Kan de Israëlische oproep worden beschouwd als het werven voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de Ministers bekend met het feit dat de woordvoerder van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EEAS) van de Europese Unie het geweld, gepleegd door kolonisten in de bezette Palestijnse gebieden, omschrijft als terrorisme?6
Ja.
Delen de Ministers de mening van de woordvoerder van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EEAS) van de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Het toenemend kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever moet stoppen. Daartoe heeft Nederland tijdens de open sessie van de VN-Veiligheidsraad ook opgeroepen. Ook heeft het de jaarlijkse VN-resolutie inzake Israëlische nederzettingen gesteund waarin geweld, vernielingen, provocaties en opruiing door kolonisten wordt veroordeeld. De aanwezigheid van de nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse gebieden is een schending van het bezettingsrecht. Op Israël rust de (internationaal-)rechtelijke plicht om geweldsgebruik door zowel kolonisten als Israëlisch overheidspersoneel zoveel mogelijk te voorkomen en hiertegen handhavend op te treden. Nederland zal hiertoe blijven oproepen, zoals het altijd heeft gedaan. In het gesprek met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken is dit expliciet naar voren gebracht, tijdens het bezoek van Minister Bruins Slot aan Israël en de Palestijnse Gebieden.
Zijn de Ministers van mening dat het door kolonisten tegen de Palestijnse bevolking gerichte geweld op basis van de definitie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid als terrorisme kan worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet?7, 8, 9, 10
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel burgers met de Nederlandse nationaliteit verblijven in de Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied?
Zie antwoord vraag 4.
Het gebruik van Russisch uranium door kerncentrale Borssele |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er een langdurig contract is tussen Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) en een Europese leverancier die gebruikt maakt van een Russische subcontractor? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er een langdurig contract is, waardoor EPZ een indirecte relatie heeft met Rusland. EPZ heeft deze indirecte relatie geëvalueerd. EPZ is daarbij helaas tot de conclusie gekomen dat er op de korte termijn geen alternatief is. We onderschrijven de conclusie van EPZ. Tegelijkertijd hebben we ook geconstateerd dat het, met het oog op de voorgenomen bedrijfsduurverlenging en de mogelijke bouw van twee nieuwe kerncentrales, wenselijk is te onderzoeken of en hoe we de indirecte afhankelijkheid van Rusland kunnen doorbreken en welke afwegingen daarbij zijn te maken. Wij zullen onder meer kijken naar het ontwikkelen van alternatieven om zoveel mogelijk gebruikt uranium te hergebruiken en ook de consequenties van eventueel niet-opwerken zullen nader in beeld gebracht worden.
Daarnaast is het kabinet op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over het verhogen van de druk op Rusland met nieuwe sanctiemaatregelen. Wat het kabinet betreft liggen alle opties op tafel, waarbij oog gehouden dient te worden voor leveringszekerheid en EU-eenheid.
Kunt u toelichten waarom u in antwoord op eerder gestelde vragen aangaf dat het vervoeren van Russisch nucleair materiaal naar EPZ onmogelijk zou zijn terwijl dit nu toch het geval blijkt te zijn?
In antwoord op uw eerdere vragen is aangegeven dat er geen vervoersvergunningen van kracht zijn die het mogelijk maken om nucleair materiaal uit Rusland naar EPZ te vervoeren. Hier is op dit moment nog steeds geen sprake van. EPZ heeft in haar brief gemeld dat in het gehele proces van het opwerken van gebruikte splijtstof één stap wordt uitgevoerd door een Russische subcontractor. Deze subcontractor levert met haar diensten het product vervolgens aan de leverancier van EPZ. Deze leverancier, die niet in Rusland zit, levert vervolgens de nucleaire brandstof aan EPZ. Voor dat vervoer is een vervoersvergunning noodzakelijk die door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) wordt verleend. Alleen in het geval zich een weigeringsgrond voordoet, bijvoorbeeld als het algemene veiligheidsniveau van het vervoer onvoldoende is of als er sprake is van sancties, kan de ANVS weigeren een vervoersvergunning af te geven. Van een dergelijke weigeringsgrond is op dit moment echter geen sprake.
Was u ten tijde van bovenstaande uitspraak op de hoogte dat de leverancier van EPZ gebruikmaakt van een Russische subcontractor?1
In de beantwoording van eerdere Kamervragen is reeds aangegeven dat EPZ een indirecte relatie met Rusland heeft, welke dateert van voor de start van de oorlog. Tegelijkertijd is daarbij aangegeven dat EPZ deze indirecte relatie evalueert, waarvan de uitkomsten hierboven zijn toegelicht.2
Waarom was het mogelijk voor EPZ om in 2019 langdurige contracten te sluiten met levering vanuit Rusland?
EPZ heeft in 2019 een contract afgesloten met een Europese (niet-Russische) partij. EPZ heeft dus geen directe contracten met een partij uit Rusland. Het gaat hierbij om een processtap in het hergebruik van gebruikte brandstoffen. De Russische militaire agressie startte op 24 februari 2022. In reactie hierop heeft de EU sancties ingesteld om hier tegen op te treden. In 2019 golden er derhalve, net als nu, geen sancties voor de bewerking en transport van nucleaire brandstof vanuit Rusland. Voor de Europese partij was het dus mogelijk om een contract te sluiten met een Russische subcontractor.
Waren de Russische subcontractors bij de Europese leverancier al bekend ten tijde van bovenstaande onjuiste uitspraken?
Wij hechten eraan te benadrukken dat er geen onjuiste uitspraken zijn gedaan. Zoals hierboven aangegeven is op 14 februari jl. en op 11 mei jl. in de beantwoording van eerdere Kamervragen aangegeven dat EPZ de indirecte relatie met Rusland evalueert.
Deelt u de mening dat er een afhankelijkheid is ontstaan van Russische leveringen en komt u daarmee terug op de eerdere uitspraak dat er geen afhankelijkheid bestaat?2 Deelt u de mening dat dit zeer zorgelijk is?
In de beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat er geen afhankelijkheid bestaat van Russisch uranium voor de elektriciteitsproductie. In dezelfde beantwoording is ook reeds aangegeven dat EPZ de indirecte relatie met Rusland evalueert. De indirecte afhankelijkheid ziet niet op uranium voor elektriciteitsproductie, maar op het hergebruik van uranium en de daarmee gepaard gaande vermindering van het radioactieve afval en inzet van natuurlijke grondstoffen. Tegelijkertijd is, zoals hierboven ook aangegeven, geconstateerd dat het wenselijk is te onderzoeken of en hoe we de indirecte afhankelijkheid kunnen doorbreken.
Kunt u toelichten waarom u zich volledig achter de verklaring van EPZ stelt over waarom er geen alternatief beschikbaar zou zijn voor Russisch uranium?
Het gaat om een processtap in het hergebruik van splijtstof. EPZ stelt in haar brief dat er de komende jaren nog geen alternatief is voor de specifieke stap voor het geschikt maken van het gebruikte uranium voor hergebruik. Het is een complex proces en er bestaan voor dit proces momenteel geen direct vergelijkbare alternatieven.
Er bestaat wel een andere manier voor het omgaan met gebruikte splijtstof en dat is directe opslag. Dit zou betekenen dat geen hergebruik plaatsvindt van de gebruikte splijtstoffen. Echter, dit houdt in dat de manier waarop nu de Nederlandse infrastructuur voor de opslag van radioactief afval is ingericht aanzienlijk veranderd zou moeten worden. Zoals in de beantwoording van het schriftelijke overleg is geschetst is dat dit op de korte termijn niet realiseerbaar.
Bent u bereid de evaluatie van EPZ onafhankelijk te laten toetsen?
Zoals in de beantwoording van het schriftelijk overleg4 en hierboven is gemeld, zal bekeken worden of er alternatieven zijn voor deze stap ten behoeve van het hergebruik van gebruikte uranium. Hierbij zal ook de evaluatie die EPZ heeft uitgevoerd getoetst worden.
EPZ zal ook zelf onderzoek doen naar de brandstofcyclus, waaronder of de huidige brandstofcyclus met opwerking kan worden voortgezet na 2033. Dit is onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies die EPZ gaat uitvoeren in het kader van een mogelijke bedrijfsduurverlenging.
Hoe beoogt u deze afhankelijkheid in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u duidelijkheid bieden over de banden met MSZ Machinery Manufacturing Plant JSC, gevestigd in Rusland, met kerncentrale Borssele? Bent u zich ervan bewust dat de Oekraïense regering aangeeft dat deze fabriek militaire producten heeft gemaakt en geleverd voor de Oekraïense invasie?
Het kabinet doet in zijn algemeenheid geen uitspraken over bedrijfsvertrouwelijke informatie. Het kabinet is bekend met wat de Oekraïense regering aangeeft over MSZ Machinery Manufacturing Plant JSC.
Gaat u deze bevindingen over de Russische subcontractor van kerncentrale Borssele opnemen in de volgende Actualisering beleidskader, in tegenstelling tot de versie van vorig jaar?3
In een volgende actualisering van het beleidskader voor de opwerking van radioactief afval zullen de bevindingen van de evaluatie van EPZ, evenals de aangekondigde acties om naar alternatieven te kijken die in de beantwoording van het schriftelijk overleg zijn gemeld meegewogen worden.
Gaat u uw beleidsuitgangspunt voor de voorkeur voor opwerking van verbruikte splijtstof heroverwegen met de kennis van de lock-in van EPZ met de Russische subcontractor? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het kabinet geldt nog steeds de voorkeur om verbruikte splijtstof op te werken. Zeker ook met de komst van eventuele nieuwe kerncentrales is dit de meest gewenste manier, omdat daarbij minder radioactief afval ontstaat en hergebruik wordt bevorderd. Zoals hierboven aangegeven zal bekeken worden of en hoe we de indirecte afhankelijkheid van Rusland kunnen doorbreken. Hierbij zullen de consequenties van eventueel niet-opwerken nader in beeld gebracht worden.
Kunt u aangeven of kerncentrale-exploitanten in Japan en Frankrijk ook ERU-splijtstof inzetten? Laten zij het RepU ook in Rusland bewerken? Zo ja, hoe evalueren zij deze relatie met Rusland in het licht van de Russische agressie in Oekraïne?
Zover bij ons bekend maken zowel kerncentrale-exploitanten in Frankrijk als Japan gebruik van het opwerken en hergebruiken van uranium. Op welke wijze zij dit precies doen is bij ons niet bekend en is bovendien bedrijfsvertrouwelijke informatie.
De levering van F-35 onderdelen |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is de reden dat het kabinet de levering van F-35 onderdelen vanuit Nederland niet heeft geblokkeerd, ondanks een ambtelijk advies waarin wordt gewaarschuwd dat het Israëlische leger met de bombardementen op de Gazastrook mogelijk ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht begaat?1
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël te stoppen zouden er beperkingen opgelegd worden aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal, zowel aan Israël als aan de landen in de regio.
In het ambtelijk advies is het risico op gebruik van Israëlische F-35 toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare doorlevering van Amerikaanse onderdelen aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn.
Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zal de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden.
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Welke waarschuwing wordt in het advies concreet afgegeven? En op basis van welke feiten en omstandigheden zijn deze waarschuwingen terzijde geschoven?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat politieke overwegingen om de leveringen wel doorgang te laten vinden zwaarder hebben gewogen dan juridische overwegingen dat deze levering mogelijk zou kunnen bijdragen aan het begaan van schendingen van het humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waar blijkt dit uit?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u alle ambtelijke adviezen over deze levering met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Om zo transparant mogelijk aan uw verzoek tegemoet te komen geven we u de volledige nota’s waarin u de juridische elementen aantreft evenals de andere elementen die hebben bijgedragen aan de brede afweging die ten grondslag ligt aan het genomen besluit.
In bijlage bij deze beantwoording ontvangt uw Kamer twee nota’s over doorlevering van F-35-onderdelen die juridische aspecten bevatten. De nota’s volgen elkaar op waarbij de tweede nota aanvullingen, en verduidelijkingen van de eerste bevat. Het besluit om niet in te grijpen op de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is genomen op basis van de tweede nota. Daarnaast vindt u in de bijlages een informatienota van de Directie Juridische Zaken over internationaalrechtelijke aspecten van het gewapend conflict tussen Hamas en Israël en een door ons gevraagde juridische appreciatie van een uitspraak van Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid Borrell.
Informatie over diplomatieke implicaties van de geïntegreerde buitenlandpolitieke- en veiligheidsafweging kan de positie en diplomatieke betrekkingen van de Nederlandse staat schaden en wordt om die reden niet gedeeld.
Op grond van welke feiten en omstandigheden zijn 29 eerdere leveringen aan Israël tussen 2004 en 2020 wel geweigerd? En wat maakte het oordeel over deze levering anders?
De in het NRC-artikel genoemde afwijzingen in de periode 2004–2020 betroffen individuele vergunningaanvragen, waarbij het niet ging om doorlevering op grond van de eerder genoemde Regeling Algemene vergunning NL009.
Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Bedrijven registreren zich op basis van Amerikaanse documentatie die hun betrokkenheid in het F-35-programma bevestigt. Bedrijven hoeven na registratie niet voor elke transactie een individuele vergunning aan te vragen, maar kunnen voor onbepaalde tijd militaire goederen doorleveren binnen de kaders van het F-35-programma. Vanwege de aard van de Regeling algemene vergunning NL009 heeft het kabinet geen direct zicht op doorlevering via het European Regional Warehouse. Dit wordt pas inzichtelijk na rapportage over gerealiseerde transacties.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling Algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Over de afwijzingen in de periode 2004–2020 heeft het kabinet publiek gerapporteerd middels het overzicht van afgewezen aanvragen voor militaire goederen2 dat regelmatig wordt aangevuld met informatie over recent afgewezen aanvragen. Deze informatie komt ook terug in de rapporten over het Nederlandse exportcontrolebeleid die uw Kamer jaarlijks ontvangt.
Op welke datum bent u geïnformeerd over de levering van F-35 onderdelen? Wat was op dat moment het aantal burgerslachtoffers dat reeds gevallen was bij de bombardementen op Gaza?
Het kabinet is zich vrijwel vanaf het begin van het conflict bewust geweest van de mogelijke doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël via het European Regional Warehouse. Op 13 oktober zijn wij geïnformeerd over het mogelijk plaatsvinden van een specifieke doorlevering van F-35-onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit Nederland naar Israël.
Onafhankelijk vastgestelde cijfers over het aantal burgerslachtoffers door bombardementen in Gaza zijn op het moment niet beschikbaar. Het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs meldde op 13 oktober 1900 dodelijke Palestijnse slachtoffers op basis van gegevens van het Gazaanse ministerie voor gezondheidszaken dat onder leiding van Hamas staat, en 1300 dodelijke Israëlische slachtoffers op basis van Israëlische bronnen.
Hoe kan het dat het kabinet pas na vragen over voorgaande leveringen gaat bekijken of «specifieke leveringen» in het kader van het F-35 programma aan landen als Israël aan «extra controle» zullen worden onderworpen? Valt hieruit te concluderen dat het kabinet ook van mening is dat de risico’s van schendingen van het humanitair oorlogsrecht tot nu toe niet voldoende mee zijn gewogen?
Hoe gaan de «extra controles», die het kabinet overweegt te gaan doen, er precies uitzien?
Voor de overwegingen om niet in te grijpen in de doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël verwijzen wij naar het antwoord op vraag 1,2 en 3.
Zijn er vanuit de andere twee F-35 distributiecentra wel leveringen aan Israël geweigerd sinds het begin van de Israëlische luchtaanvallen op de Gazastrook?
Het kabinet heeft geen informatie over distributie van F-35-goederen vanuit de twee andere F-35-distributiecentra in Australië en de Verenigde Staten.
Bent u bereid af te zien van verdere wapenleveranties zolang de disproportionele aanvallen op Gaza plaats vinden?
De doorlevering van F-35-onderdelen vanuit Nederland aan Israël via het European Regional Warehousebetreft geen levering vanuit de Nederlandse overheid. Het gaat om doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn en die in het kader van de Nederlandse deelname aan het F-35 programma voor distributie aan alle Europese F-35-gebruikers in Woensdrecht liggen opgeslagen.
Voor de overwegingen om niet in te grijpen in de doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël verwijzen wij naar het antwoord op vraag 1,2 en 3.
Daar waar het gaat om individuele exporttransacties worden deze zorgvuldig getoetst aan de criteria van het Europese wapenexportcontrolebeleid. Andere EU-lidstaten toetsen individuele uitvoertransacties van militaire goederen ook aan deze criteria en navraag leert dat zij op basis van hun eigen afweging tot besluiten zijn gekomen om vergunningen zowel af als toe te wijzen.
Vindt u niet dat zeker gezien de demissionaire status van het kabinet, de Kamer geïnformeerd had moeten worden over deze gevoelige levering? Zo nee, waarom niet?
De doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse naar Israël vindt plaats op basis van de Regeling Algemene vergunning NL009. Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja, met uitzondering van de vragen 1, 2 en 3 waarop een geïntegreerd antwoord is gegeven.
De levering van JSF-onderdelen aan Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Nederland blijft Israël F35-onderdelen leveren ondanks waarschuwing schending oorlogsrecht»?1
Er is na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten om niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht doorgeleverd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Is het juist dat u na het uitbreken van de oorlog in Gaza heeft besloten om onderdelen voor de F35 aan Israël te leveren? Om welke onderdelen en om welke bedragen gaat het?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat ambtenaren hebben gewaarschuwd dat hiermee mogelijk «ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht» worden begaan? Waarom heeft u hier niet naar geluisterd?
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandspolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël via het European Regional Warehouse te stoppen zouden er beperkingen opgelegd worden aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal aan Israël en de landen in de regio.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. In het ambtelijk advies is ook het risico op gebruik van Israëlische F-35-toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35 inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare toelevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling, maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de Regeling algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn. Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zou de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550).
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Hoe kan deze levering de toets voor wapenexport hebben doorstaan, waarin staat dat Nederland geen vergunning afgeeft wanneer militaire goederen: «bijdragen aan mensenrechtenschendingen, interne repressie, internationale agressie of instabiliteit»?2
Voor exporttransacties onder algemene vergunningen geldt dat deze niet worden getoetst aan de acht criteria van het EU wapenexportbeleid. Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene Vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Bedrijven registreren zich op basis van Amerikaanse documentatie die hun betrokkenheid in het F-35-programma bevestigt. Bedrijven hoeven na registratie niet voor elke transactie een individuele vergunning aan te vragen, maar kunnen voor onbepaalde tijd militaire goederen doorleveren binnen de kaders van het F-35-programma. Vanwege de aard van de Regeling algemene vergunning NL009 heeft het kabinet hier geen direct zicht op. Dit wordt pas inzichtelijk na rapportage over gerealiseerde transacties.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 22 054, nr. 396).
Waarom was u niet alert toen de douane bij u informeerde of u de goederen wilde blokkeren?
Het kabinet is zich vrijwel vanaf het begin van het conflict bewust geweest van de mogelijke doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël via het European Regional Warehouse. De besluitvorming over het mogelijk stopzetten van deze doorlevering kent vele elementen die alle meegewogen dienen te worden.
Op het moment van publicatie van het NRC-artikel was er nog geen besluit genomen. Daarnaast wilde het kabinet onderzoek doen naar de mogelijkheid en wenselijkheid om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het onderzoeksproces naar de mogelijkheid is nog niet helemaal afgerond, onder andere omdat het overleg met bondgenoten behoeft. Desondanks is er een besluit genomen zoals weergegeven onder antwoord op vraag 3.
Waarom heeft u niet ingegrepen toen juristen u waarschuwden «dat er risico’s waren op schendingen van het oorlogsrecht, omdat Israël de F35’s gebruikt bij de grootschalige bombardementen op Gaza»?
Zie antwoord vraag 3.
Was het argument om alsnog akkoord te gaan, dat het blokkeren van de levering «grote schade» zou kunnen toebrengen aan de relatie met zowel Israël als de Verenigde Staten? Vindt u dit niet beschamend?
Voor de overwegingen om de doorlevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël niet te onderbreken verwijzen wij naar het antwoord op vraag 3.
Gaat u leveringen alsnog aan een «extra controle» onderwerpen, zoals NRC schrijft? Waarom doet u dit pas na publicatie in de media?
Nee, zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening van hoogleraar Liesbeth Zegveld: «Nederland moet ervan uitgaan dat alles wat wordt geleverd wordt ingezet bij disproportionele luchtaanvallen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen burgers en Hamas-strijders. Nederland draagt willens en wetens bij aan oorlogsmisdaden»? Zo nee, waarom niet?
Nederland voert een zorgvuldig wapenexportbeleid. Een van de afwegingen daarbij betreft de vraag of er een duidelijk risico bestaat op het gebruik van de goederen bij het begaan van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Zoals in het antwoord op vraag 4 toegelicht volgt geen reguliere wapenexporttoets voor doorlevering van militaire goederen die vallen onder de meerjarige algemene vergunning NL009. Voor het overige verwijzen wij u naar de beantwoording naar vraag 3 en 6.
Bent u bereid om wapenleveringen aan Israël – vanwege de enorme risico’s op medeplichtigheid aan mensenrechtenschendingen – per direct stop te zetten?
Nee, de doorlevering van F-35-onderdelen vanuit Nederland aan Israël betreft geen levering vanuit de Nederlandse overheid. Het gaat om doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn en die in het kader van de Nederlandse deelname aan het F-35-programma voor distributie aan alle Europese F-35-gebruikers in Woensdrecht liggen opgeslagen.
Voor de overwegingen om de doorlevering van Amerikaanse onderdelen vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël niet te onderbreken verwijzen wij naar het antwoord op vragen 3 en 6.
Daar waar het gaat om individuele exporttransacties worden deze zorgvuldig getoetst aan de criteria van het Europese wapenexportcontrolebeleid. Andere EU-lidstaten toetsen individuele uitvoertransacties van militaire goederen ook aan deze criteria en navraag leert dat zij op basis van hun eigen afweging tot besluiten zijn gekomen om vergunningen zowel af als toe te wijzen.
Het bericht 'Nederland blijft Israel F-35 onderdelen leveren ondanks waarschuwing schending oorlogsrecht' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat dit kabinet goedkeuring heeft gegeven voor de levering van F-35 onderdelen aan Israël mid-oktober?1
Het kabinet heeft na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht doorgeleverd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Klopt het dat de Ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze goedkeuring hebben gegeven, ondanks de ambtelijke waarschuwingen dat hiermee mogelijk «ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht» worden begaan? Zo ja, kunt u aangeven waarom u deze waarschuwingen hebt genegeerd?
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009. Het kabinet is niet gehouden om de doorlevering van Amerikaanse F-35-goederen onder de algemene vergunning NL009 per individueel geval te toetsen aan de criteria van het Europees wapenexportbeleid, zoals bij een individuele vergunningaanvraag.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël via het European Regional Warehouse te stoppen zouden beperkingen worden opgelegd aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal aan Israël en de landen in de regio.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. In het ambtelijk advies is het risico op gebruik van Israëlische F-35-toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen.
Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare doorlevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling, maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35 partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de Regeling algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn. Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zal de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550)
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Had Nederland op dat moment al aanwijzingen dat Israël mogelijk schendingen van het internationaal recht had begaan, in het bijzonder door middel van de inzet van F-35s?
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van de verplichtingen van Israël onder het internationaal recht verwijzen wij kortheidshalve naar de brief van het kabinet bij de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Israël/ Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550).
In algemene zin geldt dat het zeer complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas en hun infrastructuur in Gaza. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Waarom hebt u de Tweede Kamer niet geïnformeerd over dit besluit, gezien de zwaarwegende ambtelijke waarschuwingen en het karakter van de levering?
Er is na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten om niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht gedistribueerd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Overigens wordt uw Kamer middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Bent u bereid de levering van deze onderdelen te staken om te voorkomen dat Nederland medeplichtig wordt aan schendingen van het oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 2.
Wilt u, conform artikel 68 Grondwet, alle juridische adviezen die u hebt ontvangen over (mogelijke) schendingen van het internationaal recht door Israël sinds 7 oktober 2023 uiterlijk donderdag 9 november 2023 aan de Tweede Kamer doen toekomen?
Om zo transparant mogelijk aan uw verzoek tegemoet te komen geven we u de volledige nota’s waarin u de juridische elementen aantreft evenals de andere elementen die hebben bijgedragen aan de brede afweging die ten grondslag ligt aan het genomen besluit.
Advisering over het internationaal recht vindt zowel mondeling als schriftelijk plaats. Sinds 7 oktober 2023 is er op diverse momenten mondeling overleg geweest over internationaalrechtelijke aspecten van het gewapend conflict tussen Hamas en Israël. De Directie Juridische Zaken van het ministerie heeft hierover voorts op 16 oktober 2023 een informatienota aan ons gestuurd. Deze nota is bijgevoegd. Tevens is een door ons gevraagde juridische appreciatie van een uitspraak van HV Borrell bijgevoegd. Daarnaast vindt binnen het ministerie besluitvorming plaats op basis van integrale advisering, waarin alle aspecten van een voorgenomen besluit bijeen worden gebracht in nota’s en in dossiers ten behoeve van overleggen. Van de integrale advisering over de doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël maakt ook de internationaalrechtelijke appreciatie deel uit. Een tweetal nota’s over doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse die juridische aspecten bevatten zijn bijgevoegd. De nota’s volgen elkaar op waarbij de tweede nota aanvullingen, verduidelijkingen en nuancering van de eerste bevat. Het besluit om niet in te grijpen op de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is genomen op basis van de tweede nota. Ook is informatie gedeeld over de positie van andere landen en internationale organisaties over het conflict. Het naar buiten brengen van deze informatie kan de positie en diplomatieke betrekkingen van de Nederlandse staat schaden. Zie ook het antwoord op vraag 4 op de vragen van het lid Piri over de doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse.
Kunt u de garantie geven dat de juridische dienst in volstrekte onafhankelijkheid en zonder overige ambtelijke bemoeienis haar adviezen rechtstreeks aan u kan uitbrengen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie in dit verband ook de kabinetsreactie op het rapport van de commissie van onderzoek inzake het Non Lethal Assistance (NLA) programma in Syrië (commissie Cammaert) van 20 december 2022 (Kamerstuk 32 623, nr. 322).
Bent u bereid met spoed deze vragen, de vragen van het schriftelijk overleg over de Situatie in Israël en Gaza d.d. 1 november jl., en de vragen van het schriftelijk overleg d.d. 7 november jl. in voorbereiding op de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november 2023, te beantwoorden?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht in Russische media inzake voorbereidingen van het Kremlin op de presidentsverkiezingen van 2024 door middel van een “lijst van vertrouwelingen” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het Kremlin bezig is met het opstellen van een «lijst van vertrouwelingen» voor Poetins kandidatuur in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2024 die campagne zullen gaan voeren voor zijn herverkiezing?1
Ja.
Deelt u de mening dat de personen op deze lijst, bestaande uit prominenten uit verschillende regio’s van Rusland, zich ondubbelzinnig scharen achter Vladimir Poetin en dat consequenties hoort te hebben?
Het kabinet zal de ontwikkelingen met betrekking tot deze lijst blijven volgen en afhankelijk hiervan kan een afweging worden gemaakt over eventuele consequenties in EU-kader. De precieze inhoud van deze lijst en de daadwerkelijke inzet van personen die hierop zouden komen te staan is momenteel nog onbekend.
Bent u in dat kader bereid om in EU-verband persoonsgerichte sancties, zoals een inreisverbod, aan te kondigen op alle individuen uit de lijst nog voordat die publiekelijk wordt bekendgemaakt?
Het is de inzet van het kabinet om met sancties de druk op Rusland waar mogelijk nog verder op te voeren en zo de Russische oorlogsmachine te belemmeren. Daarbij liggen voor het kabinet alle opties op tafel, waarbij Nederland onverminderd een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Onder de huidige sanctieregels kan eenieder die materiele steun levert aan de Russische overheid op de sanctielijst worden geplaatst. Met dit criterium geeft de EU een expliciete waarschuwing aan eenieder die zich nadrukkelijk aan het Kremlin verbindt dat dit consequenties kan hebben.
Nederland is in EU-verband continu in gesprek over de effectiviteit van bestaande maatregelen en het instellen van nieuwe sancties om de druk op Rusland verder te verhogen. De voornaamste aandacht gaat hierbij uit naar personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage leveren aan de Russische oorlogsinspanning. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt. In algemene zin geldt echter dat individuen niet op de sanctielijst kunnen worden geplaatst nog voordat de lijst bekend is gemaakt. Sanctiemaatregelen worden op individuele basis genomen en dienen per persoon te worden onderbouwd met een gedegen bewijspakket.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het D66-plan 'Toekomst van toetreding' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het door D66 aangeboden plan «De toekomst van toetreding», tijdens het debat over de Europese top, die 24 november jongstleden plaatsvond?1
Ja
Deelt u de mening dat het in het Nederlandse belang is dat het uitbreidingsproces wordt hervormd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderschrijft de huidige uitbreidingsmethodologie, die in 2020 is herzien en waarin merites, conditionaliteit en omkeerbaarheid centraal staan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511). Het kabinet ziet de huidige uitbreidingsmethodologie als een gedegen basis om landen op merites te beoordelen. De methodologie bevestigt het belang van de rechtsstaat als basis voor een stabiel democratisch systeem en koppelt voortgang op andere beleidsterreinen aan voortgang op rechtsstaathervormingen. Het proces is gefaseerd: zonder voldoende stappen op versterking van de rechtsstaat worden er geen hoofdstukken gesloten en is er dus geen voortgang in de onderhandelingen. Daarnaast is het proces omkeerbaar en sluit de ingebouwde conditionaliteit goed aan bij de Nederlandse benadering.
Kunt u schriftelijk reageren op het plan van D66 voor gefaseerde toetreding?
Het voorstel van D66 biedt een bijdrage aan de discussie over de nodige voorbereidingen op een toekomstige uitbreiding van de EU. Het voorstel heeft ook raakvlakken met onderdelen van het voorstel dat de Europese Commissie publiceerde op 8 november jl. tot instelling van een Hervorming en Groei Faciliteit voor de Westelijke Balkanlanden. Een eerste appreciatie van de voorgestelde Hervorming en Groei Faciliteit maakt onderdeel uit van de kabinetsappreciatie van het jaarlijkse uitbreidingspakket.2 De huidige uitbreidingsmethodologie is gebaseerd op merites en de beginselen van conditionaliteit en omkeerbaarheid. Voor het kabinet zijn dit kernonderdelen van het toetredingsproces van alle (potentiële) kandidaat-lidstaten. Iedere kandidaat-lidstaat bepaalt de snelheid van het eigen toetredingsproces door het doorvoeren van de benodigde hervormingen en overname van het gehele EU-acquis en wordt op basis van de eigen merites beoordeeld. De huidige methodologie biedt evenwel ruimte voor een dynamischer proces, onder andere door middel van versnelde integratie en «phasing in». Zo zijn er in het kader van het screening proces voor Noord-Macedonië en Albanië recent concrete voorstellen gedaan voor versnelde integratie, waaronder het verlenen van observer statusbij netwerken zoals het EUPAN (European Public Administration Network). Ook wordt op verschillende beleidsterreinen reeds intensief met verschillende kandidaat-lidstaten samengewerkt. Hierbij valt te denken aan de nauwe samenwerking met Frontex op het gebied van migratie, en met Eurojust op het gebied van de justitiële keten. Ook zijn door verschillende lidstaten voorstellen gedaan om kandidaat-lidstaten onder voorwaarde uit te nodigen bij overleggen in EU verband, zoals de Raad Buitenlandse Zaken.
Bent u bereid deze voorstellen tijdens de komende vergaderingen van de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad onder de aandacht te brengen van andere EU-lidstaten en hiervoor te pleiten? Zo nee, waarom niet?
Hoewel het kabinet openstaat voor nieuwe ideeën voor samenwerking met de kandidaat-lidstaten, is de regering geen voorstander van het herzien van de methodologie van het EU-uitbreidingsproces. De huidige methodologie doet recht aan de Nederlandse uitgangspunten voor uitbreiding zoals hierboven uiteengezet en biedt daarnaast voldoende basis voor nauwere samenwerking met kandidaat-lidstaten.
De aanhouding van medewerkers van NCTV en politie vanwege het lekken van staatsgeheime informatie |
|
Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA), Joost Sneller (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van het Openbaar Ministerie «Medewerkers van de NCTV en politie aangehouden», op verdenking van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie?1
Ja.
Kunt u aangeven of er door de mogelijk gestolen staatsgeheimen individuen en/of organisaties acuut gevaar lopen?
Er vinden op dit moment diverse onderzoeken plaats naar (aanleiding van) deze casus, waaronder het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze onderzoeken zijn in volle gang en vinden – gelet op de aard van de informatie – onder strenge afscherming plaats. In het belang van die onderzoeken en gelet op het afbreukrisico indien voortijdig gevoelige of gerubriceerde informatie bij derden terechtkomt, kan er op dit moment geen aanvullende informatie worden gegeven. Zodra de onderzoeken dat toestaan, zal ik meer informatie met u delen. Ik ben daarbij mede afhankelijk van de rubricering van de eventuele informatie.
Kunt u aangeven of er vitale infrastructuur in Nederland acuut gevaar loopt?
Er zijn vooralsnog geen signalen die erop wijzen dat de vitale infrastructuur acuut gevaar loopt. Als er informatie beschikbaar komt waaruit blijkt dat dit mogelijk wel het geval is, zal daarnaar gehandeld worden.
Kunt aangeven wanneer de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek met de Kamer zullen worden gedeeld?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 8 december jl., is de ADR op 6 december jl. gestart met het onderzoek. Naar verwachting zal het onderzoek enkele maanden duren. Er zal op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden bezien in welke vorm en/of onder welke voorwaarden uitkomsten van het onderzoek kunnen worden gedeeld. Uw Kamer zal daarover nader worden geïnformeerd zodra het onderzoek is afgerond.
Gaat u in het onderzoek meenemen of de omgang met staatsgeheimen enkel in dit incident uitzonderlijk is of dat er sprake moet zijn van aangescherpte maatregelen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 8 december jl., is het doel van het onderzoek, zoals verwoord in de onderzoeksopdracht door de ADR, «inzichtelijk maken op welke wijze de beveiliging van de bijzondere informatie in de in deze casus relevante processen en systemen is ingericht ten einde suggesties te doen om de beveiliging waar nodig te verbeteren.».
Op verzoek van mijn departement is met de ADR besproken dat de volgende elementen hun weerslag zullen vinden in het onderzoek:
Het is aan de ADR om, nadat er kennisgenomen is van de feiten, te bepalen hoe aan deze elementen precies invulling wordt gegeven.
Wat is uw reactie op de volgende verklaring van een bron bij de Landelijke Eenheid aan de Telegraaf: «Meerdere collega's van de landelijke eenheid hebben de leiding al in 2021 gewaarschuwd voor deze man. Het is onbegrijpelijk dat er niet eerder iets mee is gebeurd»? Kunt u dit bevestigen en duiden?2
Zie antwoord vraag 5.
Welke regelgeving, richtlijnen en meldcodes zijn er om toenadering en toenaderingspogingen van politie en andere justitiële partners vanuit het buitenland te voorkomen? Is dat voldoende? Zo nee, welke acties kunnen en worden daartoe reeds ondernomen?
Met wie informatie is gedeeld is onderwerp van strafrechtelijk onderzoek. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, kan er op dit moment geen aanvullende informatie worden gegeven.
In algemene zin kan ik het volgende meegeven ten aanzien van de regelgeving. De regelgeving voor de informatiebeveiliging bij de rijksoverheid is neergelegd in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007. Voor bijzondere informatie geldt aanvullend het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013.3 Ook kunnen departementen zelf aanvullende richtlijnen of maatregelen treffen. Daarnaast is de Wet Veiligheidsonderzoeken relevant. Op grond van deze wet worden (beoogde) werknemers die een vertrouwensfunctie zullen vervullen, onderworpen aan een veiligheidsonderzoek. Voor de politie is de Rubriceringsregeling Politie 2015 van toepassing op (de omgang met) bijzondere informatie. De screening van politiemedewerkers gebeurt op grond van de Politiewet 2012 en het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen. Wanneer een politiemedewerker een vertrouwensfunctie gaat bekleden, valt dit onder de Wet veiligheidsonderzoeken. De screening wordt dan uitgevoerd door de AIVD.
Wat betekent deze situatie voor de nauwe samenwerking tussen Nederland en de Marokkaanse politie?
Zie antwoord vraag 7.
Wat betekent deze onthulling voor de aangehaalde banden met de Marokkaanse regering? Bent u bereid om hier consequenties aan te verbinden en zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Straffeloosheid van Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat Israël zich schuldig maakt aan oorlogsmisdrijven? Zo nee, waarom niet?1
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt ook nu de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers onder wie de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd en of aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit wordt voldaan uiterst serieus.
Nederland onderstreept met klem dat ook het optreden van Israël in overeenstemming moet zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, en roept Israël daarbij op tot aantoonbaar terughoudend handelen. Ook heeft het kabinet in de vele contacten met Israël sterk benadrukt dat het conform zijn verplichtingen actief duidelijk moet maken hoe het zeker stelt dat het geweldgebruik ter zelfverdediging voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Juist hiermee toont Israël nog meer het verschil aan tussen een legitieme staat en een terroristische organisatie als Hamas.
Dit neemt niet weg dat het tegelijkertijd zeer complex is ons een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas, hun infrastructuur in Gaza, en de grootte van de dreiging die van Hamas uitgaat; acties en raketbeschietingen door Hamas vinden nog altijd plaats. Israël en de VS stellen onder meer dat zich juist onder meerdere ziekenhuizen in Gaza commandocentra en faciliteiten van Hamas bevinden. Wel zijn de doelbewuste moordpartijen door Hamas en hun niet-onderscheidende raketaanvallen op Israëlische steden zonder meer te kwalificeren als oorlogsmisdrijven.
Erkent u dat het recht op zelfverdediging niet mag verworden tot een recht op vergelding? Vindt u dat Israël het recht op zelfverdediging proportioneel invult?
Het recht op zelfverdediging wordt begrensd door noodzakelijkheid en proportionaliteit om te voorkomen dat het verwordt tot een recht op vergelding.
De geweldsspiraal die op 7 oktober 2023 is ontketend treft zowel onschuldige Palestijnen als Israëliërs. Israël ziet zichzelf momenteel verwikkeld in een strijd om het voortbestaan van de eigen staat, waarbij de aanval en dreiging niet alleen vanuit Hamas gevoeld wordt, maar breder vanuit de regio, onder andere vanuit Hezbollah. Het bestaansrecht van Israël, en hiermee het recht van Israël op zelfverdediging, is voor ons evident. Het is van belang dat de uitoefening van het recht op zelfverdediging, in Gaza en elders, in lijn is met het internationaal recht. Het kabinet roept Israël op om te handelen met aantoonbare inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Daarnaast moet Israël zich aan het humanitair oorlogsrecht houden om zo burgerslachtoffers zoveel mogelijk te voorkomen en zo snel mogelijk en ongehinderd voldoende humanitaire hulp mogelijk te maken. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat uw milde opstelling jegens de handelingen van het Israëlische leger kan worden opgevat als «dubbele standaard»? Bent u het eens dat dit de geloofwaardigheid van de strijd tegen straffeloosheid ondermijnt?
Het internationaal recht is een hoeksteen van het Nederlands buitenlands beleid. Het kabinet zal dit ook in de komende periode centraal blijven stellen, omdat Israëliërs en Palestijnen in gelijke mate recht hebben op veiligheid en welvaart. Nederland blijft zijn goede contacten met Israël, de Palestijnse Autoriteit en andere relevante landen in de regio en daarbuiten ten volle inzetten om partijen op te roepen zich volledig te houden aan het humanitair oorlogsrecht en meer burgerslachtoffers te voorkomen.
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof.
Erkent u dat Nederland, om geloofwaardig te zijn over straffeloosheid, in publieke uitingen over het conflict in Gaza het belang moet benadrukken van berechting, verantwoording en aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u het principe dat beschuldigingen van oorlogsmisdrijven zorgvuldig en onafhankelijk moeten worden onderzocht? Zo ja, hoe geeft u uitvoering aan dit principe als het gaat om het optreden van het Israëlische leger in Gaza?
Zie het antwoord op vragen 3 en 4.
Het kabinet wijst er verder op dat er sinds maart 2021 bij het Internationaal Strafhof een onderzoek loopt naar de (vermeende) internationale misdrijven binnen de rechtsmacht van het Strafhof die sinds 13 juni 2014 zijn gepleegd in de context van de situatie in de Palestijnse Gebieden. Op 29 oktober jl. heeft de Aanklager van het Strafhof tijdens zijn missie naar het Midden-Oosten aangegeven dat zijn Parket ook onderzoek verricht naar de (vermeende) internationale misdrijven binnen de rechtsmacht van het Strafhof die op en sinds 7 oktober zijn gepleegd in Israël, Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Het is aan de Aanklager van het Strafhof om te bepalen op welke specifieke misdrijven het onderzoek van het Strafhof zich verder zal richten.
Bent u bereid om het Internationaal Strafhof (ICC) te ondersteunen in zijn onderzoek naar oorlogsmisdrijven gepleegd door Israël in Gaza na 7 oktober 2023? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie bovenstaande antwoorden.
Bent u bereid te bepleiten dat onderzoekers van het ICC veilige toegang krijgen tot plaatsen in Gaza waar mogelijk oorlogsmisdrijven zijn gepleegd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over de weigering van Israël en Egypte om vluchtelingen uit Gaza bescherming te laten zoeken? Is dat conform het Vluchtelingenverdrag?
Egypte heeft de grenzen tijdelijk geopend voor specifiek Palestijnen die medische verzorging nodig hebben. Het is nog niet bekend of het de grens later voor grotere groepen Palestijnen zal openen. Mede vanwege de militaire dreiging vanuit Hamas is de grens met Israël afgesloten voor Gazaanse burgers.
Israël en Egypte zijn partij bij het Vluchtelingenverdrag en dienen personen die gegronde vrees voor vervolging hebben bescherming te bieden, ook wanneer zij zich aan de grens melden. Wel bepaalt het Vluchtelingenverdrag dat vluchtelingen ten aanzien van wie ernstige redenen bestaan om hen te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van het land waarin zij zich bevinden, of die, bij veroordeling wegens een bijzonder ernstig misdrijf, een gevaar oplevert voor de gemeenschap van dat land, geen aanspraak kunnen maken op de bescherming die het verdrag hen normaliter zou bieden.
Hoe verhoudt de blokkade van Gaza sinds 7 oktober 2023 zich tot (de in 2018 mede dankzij Nederland tot stand gekomen) resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) nr. 2417, die honger als oorlogswapen verbiedt?2
In 2018 werd in de VN-Veiligheidsraad op Nederlands initiatief VNVR-resolutie 2417 over de aanpak van de gevolgen van conflict op voedselzekerheid unaniem aangenomen. Deze resolutie veroordeelt uithongering van de burgerbevolking als methode van oorlogvoering en wijst op het belang van het naleven van het humanitair oorlogsrecht.
Een algehele blokkade van humanitaire goederen druist evident in tegen de Israëlische verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het bezettingsrecht, ten opzichte van de burgers en hulpverleners in Gaza. Op dit moment bereikt een beperkte hoeveelheid humanitaire hulp en essentiële goederen Gaza. De vaststelling of sprake is van een totale blokkade en daarmee schending van het humanitair oorlogsrecht, kan alleen als het kabinet beschikt over alle relevante feiten. Gezien de onduidelijke situatie ter plekke, beschikt het kabinet niet over voldoende feiten om vast te stellen dat sprake is van een algehele blokkade. Wel is duidelijk dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Nederland onderstreept met klem dat ook het optreden van Israël in overeenstemming moet zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, en roept Israël daarbij op tot aantoonbaar terughoudend handelen. Ook heeft het kabinet in de vele contacten met Israël sterk benadrukt dat het conform zijn verplichtingen actief duidelijk moet maken hoe het zeker stelt dat het geweldgebruik ter zelfverdediging voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid.
Deelt u de mening dat de blokkade van Gaza neerkomt op een collectieve bestraffing van de burgerbevolking, wat gelijk staat aan een oorlogsmisdrijf?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat een «evacuatiebevel» neerkomt op gedwongen verplaatsing van de bevolking, in strijd met het internationaal humanitair oorlogsrecht?
De Israëlische oproep aan burgers om Noord Gaza te verlaten lijkt te zijn ingegeven door de mogelijkheid die het humanitair oorlogsrecht biedt om de burgerbevolking, bij uitzondering, te verplaatsen indien hun veiligheid of dwingende militaire redenen dit vereisen. In het geval van evacuatie dienen alle mogelijke maatregelen te worden genomen om deze burgers in behoorlijke omstandigheden elders op te vangen v.w.b. onderdak, hygiëne, gezondheid, veiligheid, voedsel en water. Daarnaast zijn er ook berichten dat Hamas actief de burgerbevolking belet om naar Zuid-Gaza te evacueren.
Het past het kabinet in huidige omstandigheden om terughoudend te zijn bij het geven van een oordeel over de Israëlische oproep en de inspanningen van Hamas om de evacuatie te voorkomen, omdat het kabinet niet beschikt over de benodigde informatie om tot een dergelijk oordeel te komen. Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om een schending van het humanitair oorlogsrecht vast te stellen.
Bent u het eens dat Nederland grondwettelijk verplicht is de internationale rechtsorde te verdedigen? Gaat u schendingen van het internationaal recht veroordelen, ongeacht of het een bondgenoot betreft?
Artikel 90 van de Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Nederland neemt actief haar verantwoordelijkheid onder het humanitair oorlogsrecht om betrokken partijen te wijzen op hun verplichtingen hieronder. Daarnaast is gedegen onafhankelijk onderzoek nodig om een schending van het internationaal recht vast te stellen. Hiertoe roept het kabinet dan ook op.
Kernwapens en de toetsingsconferentie TPNW |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de tweede lidstatenconferentie van de Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (TPNW) van 27 november tot 1 december 2023 in New York wordt gehouden?1
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het besluit om de Russische deelname aan het Verdrag tegen Atoomproeven op te zeggen? Hebt u tevens kennisgenomen van oefeningen door de Russische strijdkrachten om een kernwapenreactie te kunnen uitvoeren, indien Rusland met kernwapens wordt aangevallen? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer verontrustende ontwikkelingen zijn waartegen een oplossing moet worden gezocht? Aan welke oplossing denkt u?2
Ja op beide vragen.
Hoewel er op dit moment geen signalen zijn dat Rusland van plan is om kernproeven uit te voeren en Rusland vooralsnog blijft deelnemen aan het International Monitoring System van het Alomvattend Kernstopverdrag, is de Russische intrekking van de ratificatie van dit verdrag een zorgelijke stap. Deze stap past in de bredere ondermijning van de mondiale wapenbeheersingsarchitectuur door Rusland. In internationaal verband blijven we aandringen op het respecteren van de afspraken en het belang van wapenbeheersing voor strategische stabiliteit.
Deelt u de mening dat Nederland, gezien zijn diplomatieke positie in het recente verleden bij de totstandkoming van het verdrag en bij de eerste toetsingsconferentie in Wenen, een brugfunctie heeft tussen de lidstaten van het verdrag en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich onverminderd in als bruggenbouwer om fragmentatie binnen het ontwapenings- en non-proliferatieregime te voorkomen en de inspanningen terug te brengen naar het gemeenschappelijke doel: versterking en implementatie van het Non-proliferatieverdrag (NPV), inclusief de effectieve ontwapeningsmaatregelen op grond van artikel VI. In dit kader zal Nederland zich blijven inzetten voor ontwapeningsgerelateerde initiatieven zoals risicobeperking verificatie en transparantie, en de nauwe contacten met voor- en tegenstanders van het kernwapenverbod binnen de context van het NPV en cross-regionale initiatieven als het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI), Creating an Environment for Disarmament (CEND) en het Stockholm Initiative for Nuclear Disarmament voortzetten.
Nederland hoeft geen waarnemer bij de tweede bijeenkomst van het TPNW te zijn, om deze brugfunctie te kunnen blijven vervullen. Het kabinet heeft meermaals aangegeven waarom Nederland het TPNW niet kan ondertekenen of steunen, meest recent in de Kamerbrief van 16 augustus 2022 over de uitvoering van de motie van de leden Van Dijk en Sjoerdsma over regeringsaanwezigheid bij de vergadering van het TPNW (Kamerstuk 33 783, nr. 51).
Welke andere Westerse landen zullen als waarnemer aanwezig zijn bij de tweede lidstatenconferentie van de TPNW? Is het juist dat Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen dit overwegen?
Oostenrijk is, als een van de grondleggers van het verdrag, uiteraard aanwezig. Duitsland, Noorwegen en België zullen als waarnemer aanwezig zijn.
Bent u bereid, gezien de verontrustende kernwapenontwikkeling in de wereld en gezien de functie van Nederland als bruggenbouwer, om Nederland als waarnemer aanwezig te laten zijn in New York? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Geweld tegen Palestijnse bewoners van de westelijke Jordaanoever |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de berichten dat Israëlische bewoners van de westelijke Jordaanoever in enkele weken zeker 90 Palestijnen zouden hebben gedood?1
Sinds 7 oktober is ook de situatie op de Westelijke Jordaanoever aanzienlijk verslechterd. Het Internationale Rode Kruiscomité meldt dat meer dan 150 Palestijnen zijn gedood, meer dan 2000 gewond en meer dan 2000 gearresteerd. Hele gemeenschappen hebben hun land, huizen of levensonderhoud verloren (bron: ICRC, 7 november jl.). Het toenemend kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever moet stoppen. Daartoe heeft Nederland tijdens de open sessie van de VN-Veiligheidsraad ook opgeroepen. Ook heeft het de jaarlijkse VN-resolutie inzake Israëlische nederzettingen gesteund waarin geweld, vernielingen, provocaties en opruiing door kolonisten wordt veroordeeld. De aanwezigheid van de nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse gebieden is een schending van het bezettingsrecht. Op Israël rust de (internationaal-)rechtelijke plicht om geweldsgebruik door zowel kolonisten als Israëlisch overheidspersoneel zoveel mogelijk te voorkomen en hiertegen handhavend op te treden. Nederland zal hiertoe blijven oproepen, zoals het altijd heeft gedaan. Meest recentelijk heeft Minister Bruins Slot dit gedaan tijdens haar bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden op 20 november. Eerder riep zij hier ook toe op tijdens de Open Sessie van de VN Veiligheidsraad. De Minister-President deed dit onder andere op 23 oktober en 8 november 2023 in zijn gesprekken met Premier Netanyahu. Bij monde van Hoge Vertegenwoordiger Borrell spreekt de EU zich eveneens nadrukkelijk uit over illegale nederzettingen en kolonistengeweld.2
Ook anderen, onder wie president Biden van de Verenigde Staten, hebben geweld van kolonisten afgekeurd.
Klopt het dat Israëlische militairen daarbij niet ingegrepen hebben en de Palestijnen geen bescherming hebben geboden en zelfs hebben geparticipeerd in het aanvallen van bewoners in hun huizen, op straat en in hun olijfgaarden?
NGO’s rapporteren dat Israëlische militairen in een groot deel van de voorvallen van kolonistengeweld niet ingrepen en in sommige gevallen zelfs participeerden in het geweld. Het kabinet beschikt niet over alle feiten van deze gevallen.
Bent u van mening dat de Israëlische autoriteiten verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van de Palestijnse inwoners, onder wie ook de bedoeïenengemeenschap, en al hun bezittingen op de westelijke Jordaanoever.
De IDF hebben onder het bezettingsrecht een verplichting om Palestijnse burgers actief te beschermen tegen geweld.
Welke onderzoeken zijn er inmiddels al ingesteld door de Israëlische autoriteiten naar de toedracht?2 Indien er nog geen onderzoek bekend is of loopt, bent u bereid om bij de Israëlische overheid te pleiten voor een onderzoek naar strafbare feiten?
De Israëlische autoriteiten geven aan enkele onderzoeken te hebben geopend naar de toedracht van de geweldsincidenten op de Westelijke Jordaanoever sinds 7 oktober. Nederland pleit voortdurend voor adequaat optreden tegen kolonistengeweld en benadrukt daarbij het belang van onderzoek en verantwoording bij de Israëlische autoriteiten. De lokale rechtsgang is hiervoor leidend. Nederland steunt zowel Israëlische als Palestijnse maatschappelijk organisaties die onderzoek doen naar kolonistengeweld en juridische vertegenwoordiging bieden in het rechtsproces.
Welke andere feitelijke omstandigheden zijn u verder bekend rondom deze gebeurtenissen op de westelijke Jordaanoever?
VN OCHA rapporteert over 254 incidenten van kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever sinds 7 oktober. Gezien het grote aantal incidenten beschikt het kabinet niet over alle feiten van al deze individuele gevallen. De trends en ontwikkelingen zoals omschreven in de door u gerefereerde artikelen zijn bij ons bekend en geven reden tot grote zorg.
Wat is er bekend omtrent het doel en streven van de bewapening van inwoners door Minister Ben Gvir van de Nationale Veiligheid? Klopt het dat er automatische vuurwapens, helmen en uniformen zijn uitgedeeld? Is bekend of dit materiaal ook is ingezet tijdens de aanvallen?
Het kabinet is geïnformeerd dat het Israëlische ministerie voor Nationale Veiligheid kolonisten op de Westelijke Jordaanoever bewapent en hen van helmen en scherfvesten voorziet. Het is het kabinet niet bekend of dit materiaal ook is ingezet tijdens de aanvallen.
Is het u bekend of er bij deze aanvallen op Palestijnen ook particuliere grond of oogst van Palestijnen ingenomen wordt?3
Volgens reportages van de VN en NGO’s worden in bepaalde gevallen van kolonistengeweld ook oogsten van Palestijnen vernield en in beslag genomen.
Op welke wijze kan Nederland bijdragen aan de korte termijn veiligheid van Palestijnen en bescherming van eigendom van Palestijnse bewoners van de westelijke Jordaanoever?
De mogelijkheden van Nederland om concrete bescherming te bieden aan Palestijnen en eigendom van Palestijnse bewoners van de Westelijke Jordaanoever zijn beperkt. Politiemissie EUPOL COPPS en veiligheidsmissie USSC zetten zich in op het voorkomen en adresseren van kolonistengeweld. Nederland draagt met zes personen bij aan de USSC. Deze missie is gericht op de professionalisering van de Palestijnse veiligheidssector ter bevordering van een levensvatbare Palestijnse staat. Zoals op 20 november besproken met Nederlanders in de USSC missie tijdens het bezoek van Minister Bruins Slot, en eerder door de Minister van Defensie met de commandant van USSC besproken ziet USSC het kolonistengeweld als een groot probleem en zeer belangrijke prioriteit, rapporteert hierover en kaart dit direct aan bij de IDF. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 onderstreept Nederland, in bilaterale contacten met Israël, en de EU, consequent de noodzaak adequaat op te treden tegen kolonistengeweld.
De Nederlandse onthouding bij stemming in de VN Algemene Vergadering over een humanitair staakt-het-vuren |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wat is de reden geweest voor het kabinet om zich te onthouden van de stemming in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de resolutie die oproept om te komen tot een onmiddellijk en langdurig humanitair staakt-het-vuren in Gaza?
De resolutie bevatte veel punten die het kabinet volmondig steunt, bijvoorbeeld dat alle partijen zich moeten houden aan het humanitair oorlogsrecht, het veroordelen van geweld tegen burgers en het oproepen tot humanitaire toegang. Mede daarom is er geen sprake van geweest dat Nederland tegen de resolutie zou stemmen. Anderzijds bevatte de resolutie elementen die het kabinet niet kon steunen en ontbraken er essentiële punten in de resolutie. In reactie op de terroristische aanvallen op 7 oktober 2023 en de voortdurende gewapende dreiging van Hamas, steunt het kabinet het Israëlisch recht op zelfverdediging, waarvan de uitoefening in lijn moet zijn met het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht en dat moet voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Benoeming hiervan ontbrak in de resolutie en was hiermee niet in lijn met de motie-Stoffer (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2729). Daarnaast werd de aanval door Hamas niet expliciet veroordeeld. Ook bevatte de resolutie een oproep tot een wapenstilstand. Met de aanhoudende dreiging en aanval van Hamas is dit nu niet te verenigen met de noodzaak van Israël om zich hiertegen te verdedigen. Dit is waarom Nederland oproept tot directe en onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes om zo humanitaire toegang mogelijk te maken en te voorzien in essentiële goederen en diensten aan de burgers in Gaza. Tot slot kwam de belangrijke oproep tot het direct vrijlaten van alle gegijzelden voor het kabinet onvoldoende terug in de resolutie. Een Canadees voorstel tot aanpassing van de resolutie waarmee een veroordeling van de terreurdaad van Hamas, en oproep tot directe vrijlating van gegijzelden zouden worden toegevoegd, kreeg ondanks steun van Nederland geen tweederde meerderheid.
Daarnaast is het voor Nederland van belang om waar mogelijk een zo groot mogelijke EU-eenheid te bewaren, omdat dit de rol van de EU in multilaterale fora kracht bij zet. Nederland heeft zich voor deze EU-eenheid ingezet door vast te houden aan het gezamenlijke standpunt, dat een dag eerder tijdens de Europese Raad van 26 oktober 2023 was overeengekomen1. Gezien de onderlinge verhoudingen neigde dit naar een onthouding. Hiertoe was ook door de EU Hoge Vertegenwoordiger opgeroepen. Meer dan de helft van de EU lidstaten (15 in totaal) hebben zich onthouden. Ondanks het eerder overeengekomen gezamenlijk standpunt in de Raad zijn EU lidstaten niet verplicht om in eenheid te stemmen op resoluties.
Om deze reden koos Nederland voor een onthouding met een stemverklaring waarin de punten zijn uitgelicht die Nederland volmondig steunt, de punten waar Nederland bezwaar tegen maakt, en de punten die Nederland graag in de resolutie opgenomen had zien worden.
Is de gehele ministerraad en/of zijn de vice-premiers gekend in dit besluit? Zo niet, wie van het kabinet is wel in dit besluit gekend?
Nederland stemt jaarlijks op tientallen resoluties in verschillende organen en commissies van de Verenigde Naties (VN). Afhankelijk van het (politieke) belang en de complexiteit van de resolutie, wordt de stempositie bepaald op ambtelijk, hoog ambtelijk of politiek niveau. In de regel wordt een steminstructie niet voorgelegd aan de ministerraad. Bij de Nederlandse standpuntbepaling ten aanzien van deze resolutie is zeer nauw samengewerkt tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de Permanente Vertegenwoordiging (PV) in New York. Omdat deze resolutie ook en marge van de Europese Raad werd besproken, was ook het Ministerie van Algemene Zaken betrokken bij het overleg over de standpuntbepaling ten aanzien van deze resolutie. Achteraf gezien was
bredere afstemming beter geweest, ook al viel de steminstructie binnen de door het kabinet bepaalde en door de Tweede Kamer gesteunde positie.
Is er over het besluit gestemd of was het oordeel unaniem?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.