Het bericht 'Schadevergoeding voor asielzoeker die apart geplaatst werd in overlast-azc' |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u met bekend met het bericht «Schadevergoeding voor asielzoeker die apart geplaatst werd in overlast-azc»?1
Ja.
Heeft u de uitspraak gelezen?
Ja.
Deelt u de mening dat deze uitspraak de aanpak van overlastgevende asielzoekers ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Het past het kabinet niet om een uitspraak van een rechter als ondermijnend te bestempelen. De aanpak van overlastgevende asielzoekers krijgt op verschillende manieren vorm. De htl is onderdeel van die aanpak. De rechtbankuitspraak bevestigt dat plaatsing op de htl een toegestane maatregel is in de aanpak van overlastgevende asielzoekers.
Welk effect zou het wegvallen van handhaving- en toezichtlocaties (htl) hebben op onze asielketen?
Er is geen sprake van het wegvallen van de htl. De plaatsing op de htl is een toegestane vorm van vrijheidsbeperking. De rechtbank heeft dit in de uitspraak van 16 februari jl. bevestigd. De htl kan in gevallen van ernstige overlast nog steeds worden benut.
Welk effect zou het wegvallen van htl hebben op de bereidheid van gemeenten om asielzoekers te huisvesten?
Zie vraag 4.
Hoe kunt u overlastgevende asielzoekers beperken in hun overlastgevende gedrag als htl zo vormgegeven moet worden dat er geen aanleiding is voor een boete?
Het plaatsen van asielzoekers op de htl is toegestaan en door de rechtbank niet als onrechtmatig beoordeeld. Plaatsing is daarmee nog steeds mogelijk, zonder dat er aanleiding is voor een boete.
Moet er wetgeving worden aangepast om dergelijke rechterlijke uitspraken te voorkomen zodat de huidige aanpak van overlastgevende effectief kan worden voortgezet?
Na bestudering van het oordeel van de rechter heeft het COA besloten in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De uitspraak van 16 februari jl. ziet heel concreet op specifieke maatregelen die op de htl kunnen worden ingezet bij overlastgevend gedrag. Dat betekent niet dat daarmee de gehele aanpak van overlastgevende asielzoekers, die veel breder is, niet meer effectief is. Het COA wacht de uitspraak in hoger beroep af.
Zo ja, welke regelgeving moet er worden aangepast en op welke wijze?
Na de uitspraak in hoger beroep zal worden bezien of dit noodzakelijk is.
Wat betekent deze uitspraak voor de nieuwe, effectieve aanpak via de procesbeschikbaarheidslocatie (pbl)?
Deze uitspraak ziet heel concreet op specifieke maatregelen die op de htl kunnen worden ingezet bij overlastgevend gedrag en staat daarmee los van de procesbeschikbaarheidslocatie.
Zou u deze vragen een-voor-een en in detail kunnen beantwoorden?
Ja.
De samenwerking van Frontex met de Libische kustwacht |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Lighthouse Reports «Frontex and the pirate ship» alsmede het bericht «2,200 Frontex e-mails to Libya»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het hebben van 2200 keer contact in een periode van drie jaar met een organisatie gelijk staat aan een vorm van samenwerking? Zo nee, hoe zou u het contact tussen Frontex en de Libische kustwacht omschrijven? Zo ja, kunt u – gelet op het Nederlands lidmaatschap van de Raad van Bestuur van Frontex – aangeven wat volgens de Nederlandse regering de juridische basis is voor deze samenwerking, gezien absentie van een statusovereenkomst of werkafspraken zoals benodigd als vastgelegd in Verordening (EU) 2019/1896?
Op grond van de Europese Grens- en Kustwachtverordening (hierna: EGKW-vo) en overeenkomstig verordening (EU) nr. 656/2014 en het internationaal recht, kan Frontex operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten en derde landen ter ondersteuning van opsporings- en reddingsoperaties voor personen die op zee in nood verkeren. Dat doet Frontex o.a. door de inzet van vliegtuigen en drones in bepaalde delen van de Middellandse Zee om zo een beter beeld te verkrijgen wat er gebeurt op zee en tijdig een waarschuwing te doen uitgaan over personen in nood aan de verantwoordelijke nationale autoriteiten op het gebied van opsporing en redding op zee. Dit is cruciaal. Zonder deze ondersteuning is de kans groter dat personen in nood niet of te laat gered worden. Bovendien wordt het handelen in geval van opsporings- en reddingsoperaties van personen in nood op zee in belangrijke mate bepaald door het internationaal recht.3 Op grond van het internationaal recht is Frontex verplicht om de verantwoordelijke nationale autoriteiten te waarschuwen als zij een boot in nood detecteren. Welk land wanneer verantwoordelijk is bij een reddingsoperatie is bepaald doordat de wereldzeeën in afzonderlijke opsporings- en reddingsgebieden (Search and Rescue, SAR-zones) zijn verdeeld. Voor iedere SAR-zone is een ander land verantwoordelijk. Op operationeel niveau ligt de verantwoordelijkheid bij het nationaal reddings- en coördinatiecentrum (RCC). Dit systeem zorgt ervoor dat iedere reddingsoperatie op zee wordt gecoördineerd door één RCC.
In de praktijk betekent dit dat Frontex – als zij personen in nood op zee detecteren – onmiddellijk het verantwoordelijke reddings- en coördinatiecentrum waarschuwt en tevens alle omliggende centra om de reddingsactie te bespoedigen. Frontex blijft de situatie vervolgens monitoren tot dat de reddingsoperatie op gang is gekomen na contact te hebben gehad met het verantwoordelijk RCC of als om operationele redenen, zoals het opraken van de brandstof van een vliegtuig, de monitoring moet worden gestaakt.
Bovenstaande staat los van eventuele formele samenwerkingsverbanden tussen Frontex en derde landen. Hiervoor bestaan twee vormen. Dat kan ofwel door middel van werkafspraken ofwel door een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met een derde land. Voor beide vormen van samenwerking behoeft Frontex instemming van de lidstaten. Deze beide vormen van samenwerking zijn in het geval van Libië niet aan de orde op dit moment en ook niet eerder aan de orde geweest. Daarmee is er geen formele samenwerking tussen Frontex en Libië.
Bent u van mening dat het systemisch uitvoeren van patrouillevluchten boven de Libische reddingszone en het systematisch delen van coördinaten met de Libische kustwacht in overeenstemming is met de juridische verplichtingen op het gebied van fundamentele rechten van Frontex en de Europese Unie (EU)?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over het feit dat de coördinaten van migrantenschepen via Frontex direct of indirect terechtkomen bij de Tareq Bin Zeyad militie, die zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden en nauwe banden onderhoudt met de Wagnergroep?
Het is onwenselijk dat de coördinaten van boten waar zich migranten op bevinden terechtkomen bij de Tareq Bin Zeyad militie. Zoals in het antwoord op vragen 2 en 3 is uiteengezet, is Frontex op grond van het internationaal recht verplicht om een waarschuwing te doen uitgaan aan het verantwoordelijke RCC, indien personen in nood op zee worden gedetecteerd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen EU-lidstaten of derde landen. Frontex heeft geen zeggenschap over hoe het RCC vervolgens met kustwachtdiensten en andere betrokkenen communiceert. De oproepen van een RCC aan kustwachtdiensten en andere schepen vinden plaats over openbare radiokanalen. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt. In Libië bestaan bepaalde «kustwachtstructuren» bovendien zowel uit publieke als (semi-)private entiteiten, waaronder de Tareq Bin Zeyad militie in Oost Libië. Deze privéstructuren zijn overigens niet de onderdelen waar de EU direct mee samenwerkt in de steun via de Europese Commissie aan de kustwacht. In de praktijk komt het voor dat milities betrokken raken bij reddings- en onderscheppingsmissies.
Daarnaast wijst het kabinet op de verantwoordelijkheden van staten voor SAR-operaties in het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee. Daaruit volgt de verdragsrechtelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren in diens SAR-zone. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië.
Om bij te dragen aan de verbetering van de algemene mensenrechtensituatie in Libië, waaronder die van migranten en vluchtelingen, ondersteunt Nederland de Libische autoriteiten via het vredesproces. Dit doet Nederland mede uit hoofde van het co-voorzitterschap van de werkgroep Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten onder het Berlijn Vredesproces, een rol die Nederland samen met de VN en Zwitserland vervult. Concreet doet Nederland dit o.a. door steun aan mensenrechtenverdedigers en technische ondersteuning ter versterking van de justitiële keten in Libië. Daarnaast wordt, middels programmering, ingezet op het creëren van alternatieve vormen van opvang, op de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel en de criminele netwerken die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Was de Nederlandse regering voorafgaand aan de publicatie van bovengenoemde onthullingen door Lighthouse Reports door Frontex op de hoogte gesteld van het gegeven dat het grensagentschap in drie jaar tijd ongeveer in 2200 gevallen de coördinaten van migrantenschepen per e-mail heeft gecommuniceerd aan de Libische kustwacht?
Het kabinet was op basis van informatie, zoals gedeeld door het Agentschap, in de Raad van Bestuur op de hoogte van de activiteiten van het Agentschap op de Middellandse Zee en dat er in dat kader ook contacten zijn met de Libische kustwacht.
Heeft Nederland, als lid van de Raad van bestuur van Frontex, actie ondernomen na de onthullingen van Lighthouse Reports? Zo ja, wat voor actie? Zo nee, waarom niet?
In de bijeenkomsten van de Raad van Bestuur worden de lidstaten telkens geïnformeerd over alle operationele activiteiten van het Agentschap en relevante ontwikkelingen daarbij. Hierbij gaat Frontex ook in op de maritieme operaties. Het kabinet hecht eraan dat gekeken wordt naar de interne procedures en regels bij Frontex aan de hand waarvan het maritieme noodsituaties beoordeelt die het via zijn bewaking detecteert, en de daaruit voortvloeiende potentiële noodzaak om een Mayday-melding af te geven. Ook de Europese Ombudsman beveelt dit aan.4 Het kabinet is van mening dat deze aanbeveling moet worden meegewogen bij de opvolging van de evaluatie van de EGKW-vo en dat daarin ook gekeken wordt naar de verhouding met derde landen. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen in de daarvoor bestaande gremia, zoals de Raad, Raad van Bestuur van Frontex en de speciaal daarvoor opgerichte Search and Rescue Contact Group onder leiding van de Commissie.
Wordt de berichtgeving besproken in de komende Management Board Meeting van Frontex? Zo ja, kunt u rapporteren over de uitkomsten van deze meeting? Zo nee, kunt u toezeggen deze berichtgeving van Lighthouse Reports te agenderen binnen de Management Board Meeting van Frontex en te rapporteren over de uitkomsten aan de Tweede Kamer?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de operatie van Frontex in de centrale Middellandse zee, binnen welk kader het delen van deze coördinaten plaatsvindt? Zo ja, kunt u deze bijdrage specificeren?
Nederlands personeel van de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie, de Dienst Vervoer en Ondersteuning en de Immigratie- en Naturalisatiedienst is in verschillende functies en op verschillende plaatsen langs de kust van de Middellandse Zee actief in 2024. Het gaat dan onder andere om de operatie genaamd Themis. Met operatie Themis ondersteunt Frontex Italië onder andere op het gebied van grenstoezicht en opsporings- en reddingsoperaties op de Centraal-Mediterrane route.
Wat is uw oordeel over de huidige mensenrechtensituatie voor migranten en vluchtelingen in Libië en de rollen die de Libische kustwacht en Libya’s Directorate for Combating Illegal Migration (DCIM) hierin spelen?
De huidige mensenrechtensituatie voor migranten en vluchtelingen in Libië en de berichten over betrokkenheid van Libische overheidsfunctionarissen bij detentiecentra waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden blijven zeer zorgelijk. Om die reden roept Nederland doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van migranten en vluchtelingen, aanpak van mensenhandel, toegang van internationale organisaties tot de detentiecentra, alsook dat arbitraire detentie moet worden beëindigd – met als uiteindelijke doel sluiting van de detentiecentra. Voorts bepleit Nederland, gezien de hoogrisico-omgeving, doorlopend het belang van aanvullende monitoring van de Europese steun aan de Libische kustwacht, het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en uitvoering en het versterken van de toepassing van EU mensenrechten due diligence beleid.
Nederland en de Europese Commissie verlenen tevens steun aan Libië om de omstandigheden van migranten en vluchtelingen te verbeteren. De Nederlandse inzet richt zich met name op directe hulpverlening aan vluchtelingen, asielzoekers en migranten via onafhankelijke, humanitaire organisaties. Snel resultaat is echter lastig te behalen vanwege de complexe situatie in Libië.
Deelt u de mening dat het samenwerken door Frontex en de EU met de Libische Kustwacht, die ook volgens een rapport van de Fact Finding Missie van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR) samenwerkt met mensensmokkelaars, feitelijk het businessmodel van de mensensmokkel versterkt en irreguliere migratie eerder bevordert dan bestrijdt? Klopt het dat ook de Europese Commissie (EC) zelf heeft toegegeven dat de Libische kustwacht geïnfiltreerd is door mensensmokkelaars?
Het is onwenselijk dat door Frontex gedeelde informatie in handen valt van mensensmokkelaars. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 bestaan in Libië bepaalde «kustwachtstructuren» uit zowel publieke als (semi-)private entiteiten. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt.
Nederland en de EU verlenen verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de opsporings- en reddingscapaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten. Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële bijdrage aan de Kustwacht gegeven.
De samenwerking met de Libische autoriteiten heeft tot doel om bij te dragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op vermeende misstanden, zoals genoemde aantijgingen in het rapport van de VN Fact Finding Missie. Naar aanleiding van een gezamenlijke missie van de Commissie en EDEO naar Libië van 5–8 februari jl. heeft de Commissie aangegeven dat de mogelijkheid onderzocht wordt om een strategische migratiedialoog op politiek niveau te voeren. Nederland heeft in navolging van deze missie nogmaals het belang bepleit van aanvullende monitoring van de EU-steun aan de Libische kustwacht en het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en de uitvoering daarvan.
Deelt u de mening dat Libië geen veilig land is en dus ook geen «place of safety» kan bieden waarnaar, conform geldend zeerecht, uit zee geredde mensen op de vlucht zonder dat hun asielverzoek is geverifieerd (conform uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) overgebracht dienen te worden?
Voor zover bekend bij het kabinet worden in de praktijk alleen personen overgebracht naar Libië die door de Libische kustwacht in de SAR-zone van Libië uit zee worden gered. In die gevallen dient Libië zich te houden aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen.
Zoals in het antwoord bij vraag 10 is aangegeven verlenen Nederland en de EU verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Deze steun richt zich op het verbeteren van de situatie in Libië met name op het gebied van mensenrechten. Het verbeteren van de mensenrechtensituatie in de Libische context is een zaak van lange adem, maar Nederland blijft zich hiervoor inzetten.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse migatieprojecten in relatie tot Libië, zowel in bilaterale als EU-context?
NL financiert via de VN (IOM, UNODC, UNHCR en UNICEF) verschillende programma’s die bijdragen aan de bescherming van migranten, asielzoekers en vluchtelingen en het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel. Voor de periode 2024–2027 worden vanuit BHOS middelen op migratie in totaal EUR 17 mln. ingezet in Libië.
1.
UNHCR
Protection assistance for asylum seekers and refugees
2024–2026
USD 6,38 mln
2.
UNICEF
Responding to child protection needs for children on the move through service provision and strengthened institutional capacity
2024–2026
EUR 4 mln
3.
UNODC
Strengthening capacities in North Africa to protect migrants by addressing smuggling of migrants and trafficking in persons
2023–2026
Totaalbedrag USD 6,76 mln. voor Marokko, Algerije, Libië, Tunesië en Egypte.
4.
IOM
COMPASS – Protection of vulnerable migrants and direct assistance
2024–2027
EUR 6 mln
Welke resultaten heeft het verstrekken van EU-fondsen aan Libië tot dusverre opgeleverd op gebied van het beschermen van rechten van mensen op de vlucht, bestrijden van mensensmokkel en het voorkomen van irreguliere migratie? Rapporteert de EC aan lidstaten over dergelijke resultaten? Zo nee, bent u bereid er bij de EC op aan te dringen om over de resultaten op dit gebied te rapporteren?
Middels het EU Trust Fund (EUTF) ondersteunt de EU de bescherming en weerbaarheid van de ontheemde bevolking en kwetsbare migranten, biedt de EU vrijwillige humanitaire repatriëring en re-integratie van kwetsbare migranten naar landen van herkomst en ondersteunt de EU lokale socio-economische ontwikkeling. Hiernaast worden er programma’s ondersteund voor noodhulp aan gestrande migranten, duurzame oplossingen voor migranten en asielzoekers langs de Centraal-Mediterrane Route, het ontmantelen van criminele netwerken opererend in Noord-Afrika en duurzame oplossingen voor alleen reizende, dan wel van hun familie-gescheiden kinderen en familie hereniging in Libië.
Middels het EUTF is bijgedragen aan de vrijwillige terugkeer van 52.800 migranten naar hun land van herkomst inclusief hulp bij re-integratie en de evacuatie van 6,300 vluchtelingen en asielzoekers uit Libië. Er is directe noodhulp geleverd aan vluchtelingen en kwetsbare migranten in de vorm van meer dan 355.000 «non-food items» en hygiëne producten. Hiernaast is de toegang tot basisbehoefte voor 4 miljoen mensen verbeterd, ontvangen ongeveer 70.000 kinderen onderwijs en krijgen ongeveer 3.000 jonge ondernemers steun door middel van trainingsprogramma’s. Op het gebied van grensmanagement hebben 105 werknemers van de Libische kustwacht training ontvangen op het gebied van navigatie en mensenrechten. Hiernaast zijn 30 SUV’s en 10 bussen geleverd aan de relevante Libische autoriteiten en zijn vijf schepen van de kustwacht gerehabiliteerd. 5
De Europese Commissie rapporteert over de resultaten van programma’s, onder andere middels de websites van de Commissie. Nederland benadrukt regelmatig het belang van goede communicatie over de resultaten van door de EU gefinancierde programma’s. Eind 2023 hebben auditors van de Europese Rekenkamer een grootschalige audit van het EUTF uitgevoerd. Het rapport over alle migratie gerelateerde uitgaven over het EUTF wordt in de zomer van 2024 verwacht en zal openbaar zijn. Het onderzoek gaat in op de vraag of de projecten voortkomend uit het EUTF hun beoogde resultaten behaald hebben. In hoeverre daarmee ook de beoogde beleidsdoelen zoals het respecteren van mensenrechten dichterbij zijn gebracht en mogelijke negatieve effecten maken ook deel uit van deze audit.
Bent u bekend met het «do-no-harm beleid» op gebied van mensenrechten van de EU bij de besteding van fondsen aan de Libische autoriteiten? Hoe beoordeelt u het effect van dit do-no-harm beleid en bent u bereid er bij de EU op aan te dringen dat beleid robuuster en effectiever wordt toegepast, om te voorkomen dat EU gelden en dus ook geld van de Nederlandse belastingbetaler, direct bijdragen aan schendingen van mensenrechten van mensen op de vlucht?
Ja, hier ben ik mee bekend. Het kabinet vindt het belangrijk dat het do-no-harm-beleid en adequate mensenrechten due diligence wordt toegepast en dringt hier in Europees verband dan ook consistent op aan. Mede hierdoor laat de EU sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do-no-harm-procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Vanwege de veiligheid van de actoren die de monitoring uitvoeren deelt de Commissie geen schriftelijke rapportages. Dit is gebruikelijk in dergelijke situaties. Nederland blijft zich evenwel inzetten bij de Commissie om vertrouwelijk inzicht te krijgen in de rapportages die door derde partijen zijn opgesteld en trekt daarin op met enkele andere EU-lidstaten.
Gewelddadigheden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. |
|
Isa Kahraman (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zeker vier agenten gewond bij rellen rond bijeenkomst Eritreeërs in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gaat om zeer ernstige geweldplegingen, temeer daar politie en hulpdiensten zijn belaagd?
Ja. Wij verdelen iedere vorm van geweld, in het bijzonder wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Kunt u aangeven of de betrokken organisaties bij de geweldplegingen van zondag 18 februari jl. in beeld zijn bij de overheid? Zo ja, welke? Zo nee, wat gaat u op korte termijn doen om deze informatie te bemachtigen?
Als Minister doe ik geen uitspraak over welke groepen wél en welke groepen níet in beeld zijn bij de overheid. Het handhaven van de openbare orde is een taak van de politie, en wordt uitgevoerd onder gezag van de burgemeester. De politie en andere (landelijke) diensten hebben verschillende manieren om informatie te vergaren en hier een zo compleet mogelijk beeld op te baseren. De politie adviseert de driehoek op basis van het informatiebeeld.
In hoeverre is er bij het georganiseerde evenement sprake van een lange arm van (ongewenste beïnvloeding door) het Eritrese regime dat middels afpersing en bedreiging een rol speelt binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Vooralsnog hebben ons geen signalen bereikt dat er sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime.
Is er bij de gewelddadigheden sprake geweest van betrokkenheid van (leden van de) zogeheten Brigade Nhamedu, zoals aangegeven in een verklaring van de burgemeester van Den Haag?
Ik kan geen inhoudelijke mededelingen doen over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Bovendien wordt over de identiteit van verdachten – waaronder een eventueel lidmaatschap – geen uitspraken gedaan.
Wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om gewelddadige organisaties, zoals de Brigade Nhamedu, te verbieden? Zo nee, welke acties kunt u ondernemen om de betrokken organisaties alsnog te verbieden?
Er kunnen geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Daarnaast is het niet aan ons om deze afweging te maken. Artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Heeft de overheid in beeld hoeveel en welke personen lid zijn van de bij de gewelddadigheden betrokken organisaties?
Er wordt door politie altijd per casus gekeken naar beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven wat de verblijfsstatus is van de tot nu toe aangehouden mannen tussen de 19 en 36 jaar?
Over de identiteit van verdachten kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid bij ernstige gewelddadigheden zoals nu in Den Haag hebben plaatsgevonden gevolgen moet hebben voor het verkrijgen van een permanente verblijfstitel of de Nederlandse nationaliteit?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels die ik in het antwoord op vraag 10 nader toelicht. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Is betrokkenheid bij de gewelddadigheden en/of lidmaatschap van bij het geweld betrokken organisaties volgens u voldoende om een verblijfstitel in te trekken en een betreffend persoon terug te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Hoeveel asielprocedures van mensen uit Eritrea zijn er de afgelopen vijf jaar behandeld, zowel de nog lopende als de reeds afgehandelde procedures? Hoeveel asielaanvragen zijn toegekend en hoeveel zijn afgewezen in de afgelopen vijf jaar? Is hierbij een differentiatie te maken tussen aanhangers en tegenstanders van het huidige regime?
Tussen 2019 en 2023 zijn er in totaal ca. 3.480 eerste asielaanvragen behandeld, waarvan (afgerond) 36% is afgewezen, 62% is ingewilligd en 1% overig is afgedaan. Per december 2023 zaten er ca. 2.600 eerste asielaanvragen in de werkvoorraad van de IND.
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime.
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Deelt u de mening dat het vreemd is als aanhangers van het Eritrese regime een vluchtelingenstatus zouden krijgen, omdat juist zij geen vervolging in hun land zouden hoeven vrezen?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er signalen dat geweldplegingen binnen Eritrese groepen ook plaatsvinden in andere landen met substantiële Eritrese bevolkingsgroepen, zoals Duitsland en Zweden? Zijn er signalen dat bij dergelijke groepen over de landsgrenzen heen contacten bestaan? Zo ja, bent u bereid om deze problematiek op te brengen in een komende JBZ-Raad van EU-Ministers of deze problematiek anderszins te bespreken met uw EU-collega’s?
Ook in andere landen is geweld gebruikt rondom evenementen van de Eritrese diaspora, waaronder in Zweden, Duitsland, de Verenigde Staten en Israël. In het algemeen kan worden aangenomen dat onder Eritrese diasporagroeperingen onderling contact bestaat. Het kabinet beziet de komende periode met de genoemde lidstaten of agenderen in Europees verband opportuun is.
De rellen in Den Haag tussen groepen Eritreers |
|
Bente Becker (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «waarom voor- en tegenstanders van het Eritrese regime met elkaar botsen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat groepen Eritreeërs in Den Haag zoveel geweld hebben gebruikt dat vier agenten gewond raakten, meerdere auto's in brand gestoken werden en een zalencentrum beschadigd raakte?
Wij veroordelen elke vorm van geweld, temeer wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Welke actie is door de driehoek ondernomen om het geweld in Den Haag te stoppen, en welke stappen zet Justitie om de daders op te sporen en te bestraffen?
Er wordt een risico-inschatting gemaakt op basis van beschikbare informatie. Al eerder werden Eritrese bijeenkomsten in Nederland verstoord, ook hier gingen online oproepen aan vooraf. In de voorbereiding naar de bijeenkomst in Den Haag zijn de nodige maatregelen genomen. Er is extra politie, waaronder de Mobiele Eenheid (ME), ingezet gekomen om te voorkomen dat de veiligheid van personen in gevaar zou komen. Daarnaast was al een verdachte aangehouden wegens de verdenking van opruiing tot openlijke geweldpleging. Meer aanhoudingen werden op dat moment ook niet uitgesloten. Op basis van de aanwezige informatie en het verloop van eerdere bijeenkomsten van deze groep, werd rekening gehouden met een aanloop van enkele tientallen «tegenstanders» die een ongehinderd verloop van de bijeenkomst zouden proberen te voorkomen. Niemand had echter voorzien dat er dit keer zoveel relschoppers zouden opdagen en dat het geweld in zoveel hevigheid zou losbarsten.
Kort na de eerste ongeregeldheden is besloten tot de instelling van een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden, een bevelstructuur speciaal voor een (terroristische) crisis, (dreigende) rampen en calamiteiten. Vervolgens is de driehoek steeds geïnformeerd over de ontwikkelingen in het situationele beeld. Op basis van dat beeld heeft de driehoek overleg gevoerd. De burgemeester heeft op advies toestemming gegeven tot de inzet van traangas om de relschoppers uiteen te drijven, alsmede om bijstand van de ME uit andere eenheden. Ook heeft de burgemeester een noodbevel afgegeven voor de directe omgeving van het zalencentrum. Tot slot heeft de burgemeester met het oog op de veiligheid van de aanwezigen besloten het zalencentrum te ontruimen en de aanwezigen van de Eritrese bijeenkomst over te brengen naar een opvanglocatie. Het optreden van de politie is in de eerste plaats gericht geweest op het beëindigen van het geweld en het beschermen van de aanwezigen in het zalencentrum. De hoofdofficier van justitie heeft in de driehoek het belang benadrukt van het aanhouden van geweldplegers.
Het onderzoek naar de rellen is nog in volle gang. Inmiddels zijn in totaal 16 verdachten aangehouden wegens opruiing tot openlijke geweldpleging dan wel het plegen van openlijke geweldpleging. Meer aanhoudingen worden nog altijd niet uitgesloten. OM en politie hebben getuigen opgeroepen om beelden van de betreffende avond te delen met de politie om zo tot identificatie van andere verdachten te komen. Nu het nog een lopend onderzoek betreft kunnen geen nadere inhoudelijke mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat dit geweld stevig bestraft moet worden en niet slechts met een taakstraf? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het gevraagde taakstrafverbod voor personen die hulpverleners belagen?
Over de beoordeling van de zaken kunnen geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan, nu het onderzoek nog loopt. Op dit moment wordt het wetsvoorstel voor het taakstrafverbod ambtelijk voorbereid, waarbij ook wordt gekeken naar de precieze afbakening van het wetsvoorstel.
Welke gevolgen hebben dergelijke daden in algemene zin in het geval van een asielverzoek, een tijdelijke verblijfsvergunning, in het geval van een permanente verblijfsvergunning en in het geval van het nog niet in bezit zijn van het Nederlanderschap?
Overlastgevend en crimineel gedrag is absoluut onaanvaardbaar. Met landelijke en lokale maatregelen bundelen het Rijk en gemeenten hun krachten om overlast en criminaliteit effectief aan te pakken. Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Deelt u de mening dat dit soort ernstige geweldplegingen gevolgen moeten hebben voor het kunnen krijgen van een permanente verblijfsvergunning dan wel het Nederlanderschap, en welke mogelijkheden heeft u om de glijdende schaal die hier op van toepassing is verder aan te scherpen?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels waaraan in het antwoord op vraag 5 wordt gerefereerd. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Wat is uw beeld van de mate van ongewenste beïnvloeding vanuit het Eritrese regime, een van de meest onvrije in de wereld, in Nederland? Hoe houdt u hier momenteel toezicht op?
Zoals ook aangegeven in een brief aan uw Kamer in 2016 is het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig. Mogelijk vindt dit wisselende beeld zijn oorsprong voor een deel in een generatieverschil tussen personen die voor, dan wel na de onafhankelijkheid het land hebben verlaten. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van Eritrese afkomst. Ook de heffing van de 2% diasporabelasting door de Eritrese ambassade is een voorbeeld van het uitoefenen van invloed.
Sinds 2018 hanteert het kabinet een nationale aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging (OBI), waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd. Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal overleg waarbij de Ministeries van BZ, BZK, Defensie, JenV en SZW zijn aangesloten, alsmede de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien er signalen zijn die aanleiding geven tot het bespreken van ongewenste beïnvloeding vanuit de Eritrese overheid, kan dat in dit verband worden gedaan.
Kunt u een inschatting geven van het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime? Hoe houdt u toezicht op beïnvloeding en bedreiging van inwoners in Nederland via deze personen door het Eritrese regime?
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime. Het is bovendien waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs niet afkomstig zijn uit de huidige asielinstroom, zoals ik in antwoord op vraag 9 nader toelicht.
Zoals in het antwoord op vraag 7 is gemeld kunnen dergelijke signalen in OBI-verband worden besproken en, indien nodig, van een passende respons worden voorzien. Indien sprake is van bedreiging kan te allen tijde aangifte worden gedaan bij de politie.
Hoe is het mogelijk dat iemand die aanhanger is van het Eritrese regime in Nederland een vluchtelingenstatus krijgt? Is de veronderstelling juist dat aanhangers van het regime aldaar ter plekke geen vervolging hoeven te vrezen en om ongegronde redenen hier asiel kunnen hebben aangevraagd?
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Hoe houdt u toezicht op dit soort signalen die een contra-indicatie zijn voor het recht op verblijf om vervolgens een verblijfsvergunning in te trekken? Dus als blijkt dat een Eritreeër ongegrond asiel heeft gekregen. Hoe vaak is dat afgelopen vijf jaar gebeurd?
De IND is tijdens de hele asielprocedure alert op signalen die aan verlening van de asielvergunning in de weg staan. Iedere asielaanvraag wordt nauwkeurig en zorgvuldig beoordeeld op individuele gronden. Wanneer er na verlening van de verblijfsvergunning signalen binnenkomen waaruit blijkt dat iemand niet langer de bescherming van Nederland nodig heeft tegen de situatie of individuele omstandigheden in het land van herkomst, kan de IND, afhankelijk van de individuele omstandigheden, toetsen of de vreemdeling in het bezit kan blijven van een verblijfsvergunning asiel dan wel of de verblijfsvergunning asiel ingetrokken moet worden. Voor wat betreft strafrechtelijke veroordelingen in Nederland, ontvangt de IND de vonnissen van vreemdelingen met een verblijfsvergunning, zodat beoordeeld kan worden of op grond van openbare orde het verblijfsrecht moet worden ingetrokken.
In 2019 werden circa 30 asielvergunningen van personen met de Eritrese nationaliteit ingetrokken. In 2020 waren er circa 20 intrekkingen, circa 20 in 2021, circa 30 in 2022 en circa 10 intrekkingen in 2023.
Kan Eritreeërs die jarenlang in Ethiopië, Soedan of een ander land in de regio hebben verbleven vaker een veilig alternatief worden tegengeworpen en op welke wijze?
Ingevolge artikel 38 van de EU-Procedurerichtlijn is voor de toepassing van het begrip «veilig derde land» vereist dat de bevoegde asielautoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een persoon die in Nederland om internationale bescherming verzoekt in het betrokken derde land overeenkomstig een aantal in het eerste lid opgesomde beginselen zal worden behandeld. In dit kader is allereerst van belang dat men in het derde land niet wordt geconfronteerd met vervolging of ernstige schade, dat het derde land het beginsel van non-refoulement naleeft en dat voor de vreemdeling de mogelijkheid bestaat om in het derde land om verlening van de vluchtelingenstatus te verzoeken en, als tot erkenning als vluchteling wordt overgegaan, om bescherming te krijgen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. Soedan en Ethiopië worden op dit moment niet aangemerkt als veilig derde land.
Als wel kan worden vastgesteld dat het land waar lange tijd is verbleven over het algemeen als veilig aangemerkt kan worden, wordt bepaald of de band van de vreemdeling met dat land zodanig is dat het voor hem redelijk is daarnaartoe te gaan en dat het aannemelijk is dat die vreemdeling in beginsel wordt toegelaten tot dat land. Het is daarbij aan de IND, die tegenwerpt dat een vreemdeling uit een veilig derde land komt, om dat aannemelijk te maken. Indien een vreemdeling jarenlang in een derde land heeft verbleven kan in de regel sneller tegengeworpen worden dat dit een veilig derde land betreft. De vreemdeling heeft dan sterke banden met het land opgebouwd. Wel moet in elk individueel geval voldaan worden aan de bovenstaande voorwaarden.
Herinnert u zich nog een toezegging van het kabinet uit 2016 dat meer toezicht gehouden zou worden op Eritreeërs die op vakantie gaan in eigen land (en daar dus veilig zijn), om vervolgens de verblijfsvergunning in te kunnen trekken? Hoe is gevolg gegeven aan deze toezegging en hoe vaak is daadwerkelijk tot intrekking overgegaan?
De asielvergunning is bedoeld om mensen te beschermen tegen een reëel gevaar in dat herkomstland. De IND werkt daarom samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat personen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, wordt onderzocht of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig is. Personen die al een Nederlands paspoort hebben of een asielvergunning van onbepaalde tijd, kunnen in beginsel zonder verblijfsrechtelijke gevolgen reizen naar hun herkomstland.
In 2016 vroeg uw Kamer aandacht voor signalen van Eritreeërs die op veilige wijze tussen Eritrea en Nederland hadden gereisd. Daarop werden, aanvullend op de reguliere controles, tijdelijk extra controles uitgevoerd op vluchten waarvan het vermoeden bestond dat er Eritreeërs met een asielvergunning aan boord waren. Bij deze controles werden geen terugreizende Eritreeërs aangetroffen. Dit leidde derhalve niet tot intrekkingen.
Hoe staat het met het toezicht op de Eritrese diasporabelasting en hoe vaak is door de Nederlandse overheid ingegrepen als geconstateerd is dat deze onder dwang in Nederland is geïnd?
Indien ons signalen bereiken wordt niet geschroomd stevig in te grijpen. Zo is in 2017 de Tijdelijk Zaakgelastigde van het ambassadekantoor in Den Haag persona non grata verklaard. In 2020 is daarnaast een lokale medewerker van het ambassadekantoor weggestuurd omdat hij zich voordeed als consul en geld ophaalde. Uw Kamer is destijds over deze zaken geïnformeerd.
Hoe vaak is door Eritrese politici geprobeerd hier campagne te voeren sinds er dankzij de VVD een verbod is gekomen op campagne voeren voor verkiezingen van buiten de EU? Hoe vaak heeft u hierop gehandhaafd?
Sinds het kabinet positie heeft genomen tegen het voeren van campagne door niet-Nederlandse burgers in het kader van verkiezingen in landen buiten de EU, heeft Buitenlandse Zaken geen melding ontvangen van Eritrese politici die campagne wilden voeren in NL.
Wat doen gemeenten, zoals de gemeente Den Haag, om zicht te houden op en contact te houden met de Eritrese gemeenschap?
Ik heb geen zicht op hoe individuele gemeenten contacten onderhouden met de Eritrese gemeenschap; dat is aan de gemeenten zelf om daar vorm aan te geven. Voor een specifiek antwoord naar de contacten van gemeente Den Haag met betrekking tot de Eritrese gemeenschap, verwijs ik uw Kamer naar de beantwoording van de feitelijke vragen n.a.v. de ongeregeldheden van 17 februari jl. door de burgemeester van Den Haag.2
Kunt u met de Kamer delen wat voor informatie u heeft over de Eritrese organisatie Brigade Nhamedu die mogelijk betrokken zou zijn geweest bij de rellen gisteren in Den Haag?
Zoals eerder door het Openbaar Ministerie in persberichten kenbaar is gemaakt zijn er meerdere verdachten aangehouden naar aanleiding van betrokkenheid bij de rellen. Het onderzoek richt zich daarbij op iedereen die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de rellen in Den Haag, inclusief voor het opruien daartoe, de opdrachtgevers en de geweldplegers. Nadere inhoudelijke informatie kan in het belang van het onderzoek niet worden gedeeld.
Er wordt door de politie altijd per casus gekeken naar de beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie.
Herkent u de betrokkenheid van deze organisatie bij de rellen?
Het Openbaar Ministerie heeft een Team Grootschalige Opsporing ingesteld om daders van de wanordelijkheden te vervolgen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Wat is dit voor organisatie, met hoeveel leden, en welke rechtsvorm en welke financieringsstuctuur heeft zij?
Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Is er contact vanuit de overheid met deze organisatie en zo ja, op welke wijze?
Voor zover bekend is er vanuit de Rijksoverheid geen contact deze organisatie.
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de activiteiten van deze organisatie en hoe deze zich verhouden tot artikel 22 van het Burgerlijk Wetboek?
Het lopende strafrechtelijke onderzoek richt zich op iedereen die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de rellen in Den Haag, inclusief voor het opruien daartoe, de opdrachtgevers en de geweldplegers. Nadere inhoudelijke informatie kan in het belang van het onderzoek niet worden gedeeld. Ervan uitgaande dat artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt bedoeld, kan ik slechts zeggen dat dit artikel voorschrijft dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Bent u bereid de Eritrese ambassadeur aan te spreken op de rellen in Den Haag en op de rol van Eritrea in ongewenste buitenlandse beïnvloeding hier?
Het is tot op heden niet aangetoond dat er bij de rellen sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime. Op 22 februari jl vond op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een gesprek plaats met de Eritrese Ambassadeur. Daarbij is de Ambassadeur in heldere taal verzocht om de gewelddadigheden af te keuren en zich persoonlijk in te zetten voor de-escalatie van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. De Ambassadeur werd er in het gesprek ook op gewezen dat de Nederlandse overheid is gekant tegen ongewenste buitenlandse inmenging en daar – ook in diplomatiek verband – tegen op zal treden.
Hoe staat het met het meldpunt waar de VVD fractie om heeft gevraagd, waar leden van een diaspora die zich geïntimideerd en bedreigd voelen kunnen melden?
Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Becker die oproept tot het inrichten van een meldpunt voor slachtoffers van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. U wordt later dit jaar geïnformeerd over de voortgang van de geïntensiveerde aanpak van OBI, daar zal deze motie onderdeel van uitmaken.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden ruim voor het commissiedebat Inburgering en integratie?
De antwoorden zijn zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.
Het bericht ‘Hoe een schaduwteam van Yesilgöz een omstreden asielaanpak doorvoerde’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe een schaduwteam van Yesilgöz een omstreden asielaanpak doorvoerde»? Kloppen de feiten zoals genoemd in dit artikel? Zo nee, welke niet?1
Het bericht geeft op onderdelen een onjuist beeld over de legitimiteit van de aanpak van overlastgevende asielzoekers. In reactie op het Informatieverzoek van lid Podt wordt bij brief van 1 maart jl. nader toegelicht waarom in september 2022 de Coördinator Nationale Aanpak Overlast is aangesteld en hoe zijn opdracht zich verhoudt tot de inrichting van de procesbeschikbaarheidslocatie.
Waarom heeft u ervoor gekozen niet met uw eigen ambtenaren de aanpak van overlastgevende asielzoekers vorm te geven maar hiervoor een van uw eigen contacten aan te stellen, die een team van vijf mensen uit eigen netwerk aantrekt, waarna er al snel in strijd met de aanbestedingsregels een beveiligingsbedrijf uit dat netwerk wordt aangesteld? Hoe kijkt u hierop terug? Vindt u dit nou een verstandige werkwijze die voor herhaling vatbaar is?
In de zomer van 2022 was sprake van een onhoudbare situatie in de migratieketen, met name in Ter Apel. Het lokaal gezag kondigde een veiligheidsrisicogebied af rondom de COA locatie, en een noodverordening werd uitgevaardigd omdat er sprake was van overlast in het dorp. Deze situatie vroeg om een directe noodoplossing met een brede aanpak.
De aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag door asielzoekers is één van de prioriteiten van dit kabinet. Daarom was de inzet hierop ook onderdeel van de bestuurlijke afspraken van 26 augustus 20222 tussen het kabinet, de VNG, het IPO en het Veiligheidsberaad. In die afspraken is vastgelegd dat het Rijk een project gestart is om extra aandacht te besteden aan dossieropbouw van overlastgevers in het kader van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak. In die context is in september 2022 de Coördinator Nationale Aanpak Overlast aangesteld. Voor deze versterkte aanpak van overlast, waar onder meer de pilot procesoptimalisatie op is gericht, is structureel budget toegekend. Conform deze lijn wordt uitvoering gegeven aan de motie-Ceder3, die bijna met algemene stemmen is aangenomen4 en ons verzoekt om de pilot procesoptimalisatie structureel in te voeren en waar mogelijk en noodzakelijk toe te passen op andere locaties waar problematiek met overlastgevers speelt. Voor het zomerreces wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Klopt het dat de vreemdelingenpolitie, die de asielzoekers moet gaan selecteren op «overlast», hierop verontwaardigd en bezorgd reageerde omdat het risico aanwezig is dat op afkomst of uiterlijk zal worden geselecteerd, waarmee etnisch profileren en discriminatie op de loer liggen? Welke exacte waarborgen zijn uiteindelijk bedacht en gehanteerd om dit te voorkomen?
Van etnisch profileren in relatie tot de procesbeschikbaarheidslocatie en de pilot procesoptimalisatie is nadrukkelijk geen sprake. In het artikel van NRC wordt verwezen naar interne stukken waarin medewerkers van de politie in dit verband opmerkingen plaatsen. Dat in de verkennende fase van de pilot hierover zorgen zijn gedeeld, laat onverlet dat in het ambtelijke besluitvormingsproces, in gezamenlijkheid, van begin af aan is vastgesteld dat van etnisch profileren geen sprake kan en mag zijn. Met deze randvoorwaarde is de pilot dan ook ingericht.
In februari 2023 is departementale afstemming bereikt met de Coördinator en de politie over een gezamenlijk commitment aan de pilot procesoptimalisatie met inachtneming van de bestaande werkprocessen, procedures, rollen en verantwoordelijkheden. Daarbij is de vastgesteld dat er in de pilot procesoptimalisatie nooit sprake mag zijn van etnisch profileren en dat dit ten alle tijde voorkomen moet worden.5
Is hierbij zelfs aan de orde geweest dat een politiechef die weigerde hieraan mee te werken zou worden overgeplaatst?
Van een verzoek om overplaatsing door de Coördinator Nationale Aanpak Overlast of politieke inmenging hieromtrent is geen sprake geweest.
Wat is uw reactie op de opmerking van de hoogleraar die zegt dat het vastzetten van asielzoekers die niets strafbaars hebben gedaan neerkomt op detentie zonder grondslag?
Bij het plaatsen op de procesbeschikbaarheidslocatie wordt geen vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel aan de vreemdeling opgelegd. Er is dan ook geen sprake van detentie of verkapte detentie. De vreemdeling kan op ieder moment de procesbeschikbaarheidslocatie verlaten. Als de vreemdeling besluit niet langer op de procesbeschikbaarheidslocatie te willen verblijven, heeft dat in beginsel geen impact op zijn aanvraag. De behandeling daarvan gaat door. Het is wel zo, dat als de vreemdeling niet komt opdagen voor bepaalde processtappen, dit impact heeft op de behandelduur en uitkomst van de procedure. Dat is geen uitzondering, maar de reguliere werkwijze.
Klopt het dat de definitie van «overlast» bewust vaag is gelaten? Waarom is daarvoor gekozen?
Asielzoekers komen voor de pilot procesoptimalisatie in beeld bij signalen van overlastgevend gedrag. Denk aan verbale of fysieke agressie in de opvang of omdat uit iemands dossier blijkt dat hij gesignaleerd wordt voor een veroordeling van een strafbaar feit in een andere EU lidstaat. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is beschreven wat in ieder geval onder overlast wordt verstaan. Dat overlastgevend gedrag in de Vreemdelingcirculaire 2000 niet uitputtend is vastgelegd, geeft professionals in de keten de ruimte om hierin een gerede afweging te maken. Op grond van het Vreemdelingenbesluit mag de rust- en voorbereidingstijd op bepaalde gronden worden onthouden, bijvoorbeeld indien er sprake is van overlast in een opvangvoorziening. De kern van de werkmethode van de pilot procesoptimalisatie is dus: binnen het bestaande recht de procedures versnellen.
Klopt het dat de vreemdelingenpolitie nog steeds niet volledig wil meewerken aan deze aanpak, omdat «overlast» een breed begrip is en lang niet altijd strafbare feiten betreft en omdat de politie er voor iedereen is en hierin geen werkwijze past die in de praktijk zou kunnen leiden tot profilering van een doelgroep op basis van nationaliteit? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat ook het Openbaar Ministerie (OM) onder druk is gezet om bijvoorbeeld winkeldieven, als het asielzoekers betreft, anders te behandelen dan anderen die dit strafbare feit plegen? Hoe zou u dit verschil in aanpak willen kwalificeren?
Het Openbaar Ministerie opereert zelfstandig en onafhankelijk. Daar treden wij of medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het departement niet in. Het Openbaar Ministerie is in september 2022, gelet op de hiervoor geschetste crisis in de asiel(nood)opvang, uit eigen beweging gestart met het verbeteren van de afdoening van misdrijven door overlastgevende asielzoekers. Het doel is om (vaker) een effectieve afdoeningsbeslissing te nemen binnen de Zorgvuldig Snel Maatwerk-aanpak. Het is aan de officier van justitie of in individuele gevallen vervolging wordt ingesteld. Net als in iedere andere zaak wordt bij een strafbaar feit gepleegd door een asielzoeker rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Bij het verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van asielzoekers die misdrijven plegen door het OM is geen sprake geweest van inmenging door het Ministerie van Justitie en Veiligheid of de Coördinator. Het OM heeft de Coördinator hierover in periodieke overleggen enkel geïnformeerd.
Is dit volgens u geen vorm van ongelijke behandeling, zoals ook diverse deskundigen hierover zeggen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat vindt u van deze politieke inmenging bij het OM?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom kiest u er als Minister van Justitie en Veiligheid bewust voor de randen van de wet en de rechtsstaat op te zoeken?
Deze vraagstelling neemt een onjuiste veronderstelling als vertrekpunt. In onze reactie op het Informatieverzoek van lid Podt bij brief van 1 maart jl. heb ik toegelicht hoe de pilots zien op het versnellen van processen binnen het bestaande recht.
Zou u dit zo weer doen of zou u, terugkijkend, dit (of onderdelen hiervan) anders aan moeten pakken?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, was in de zomer van 2022 sprake van een onhoudbare situatie in de migratieketen, met name in Ter Apel. Zoals bekend waren er onvoldoende (crisis)noodopvangplekken om mensen onder te brengen. Daardoor waren acute maatregelen in de gehele keten nodig om de druk te verlichten. Met name de situatie in Ter Apel vroeg om een directe noodoplossing met een brede aanpak ten behoeve van de asielzoekers, medewerkers, omwonenden en ondernemers, die lijden onder diegene die overlast veroorzaken en het daarmee verpesten voor iedereen.
Bent u bereid de interne documenten die hierover gaan en waar NRC over bericht openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 1 maart jl. is er uitvoering gegeven aan het Informatieverzoek van lid Podt hieromtrent.
Het bericht over het bij het grofvuil zetten van (gloednieuwe) huisraad van vakantiepark De Lindenberg |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het correct dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) ervoor gekozen heeft om grote hoeveelheden bruikbare huisraad weg te gooien?1
De betreffende locatie is een voormalig vakantiepark dat enige tijd ongebruikt is gebleven en uiteindelijk door de gemeente is opgekocht. Er is bij de overdracht van de locatie veelvuldig en prettig contact geweest met de gemeente.
Na de overdracht aan het COA bleek dat de huisjes en kantoorruimtes vol stonden met diverse spullen van de vorige eigenaar, waaronder matrassen, elektrische apparaten, keukengerei en meer. Om op de geplande startdatum met de verbouwing te kunnen beginnen, moesten alle ruimtes snel worden ontruimd. Er is daarbij gekeken naar de bruikbaarheid van de inventaris. Een deel van de spullen is opgeslagen voor later gebruik in gemeenschappelijke ruimtes. In dit stadium is ook contact gelegd met Domeinen Roerende Zaken in het kader van de regeling materieelbeheer roerende zaken Rijk. Deze konden echter niet tijdig de spullen ophalen, waardoor een eerste lading spullen, afkomstig van ongeveer één derde van de huisjes, inderdaad is afgevoerd naar afvalverwerking.
Het COA kan zich voorstellen dat deze aanpak naar buiten toe een verkeerd beeld gaf. Bij het resterende deel is wel gebruik gemaakt van de regeling materieel beheer roerende zaken van het Rijk en heeft Domeinen Roerende Zaken deze spullen opgehaald. Het COA zal bij toekomstige, vergelijkbare situaties waar mogelijk nog meer bewust contact leggen met relevante lokale organisaties inzake hergebruik van spullen.
Waarom heeft het COA niet besloten deze huisraad te hergebruiken op andere (nieuwe) locaties?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft het COA er niet voor gekozen om deze huisraad te hergebruiken door deze aan te bieden aan de gemeente waar een statushouders een sociale huurwoning krijgt toegewezen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft het COA er niet voor gekozen om deze huisraad aan de kringloopwinkels te schenken?
Zie antwoord vraag 1.
Is er een specifiek protocol of beleid binnen het COA met betrekking tot het omgaan met overgebleven huisraad bij de renovatie van opvanglocaties? Zo ja, hoe wordt dit protocol toegepast in dit specifieke geval?
Ja, het COA hanteert de regeling materieel beheer roerende zaken van het Rijk.
Hoe groot is de post in euro’s voor de herinrichting van een nieuw asielzoekerscentrum van 100 inwoners op het onderdeel huisraad?
Dat is afhankelijk van bijvoorbeeld de hoeveelheid al aanwezige en bruikbare standaard inventaris van het COA. Uitgaande van de volledige nieuwwaarde, wordt voor de huisraad van een in te richten locatie gerekend met € 900 (inclusief btw) per capaciteitsplek. Dit bedrag is inclusief de volledige inrichting van de gemeenschappelijke ruimtes en de inrichting van de ruimtes voor het personeel.
Hoe verhoudt de keuze om bruikbare huisraad weg te gooien zich tot de verantwoordelijkheid van het COA om efficiënt om te gaan met publieke middelen, met name gezien het feit dat deze spullen zijn betaald met belastinggeld?
Het COA streeft er altijd naar om zo efficiënt mogelijk met haar middelen om te gaan en is zich bewust van het feit dat deze middelen afkomstig zijn uit de staatskas. De spullen waar het om ging waren eerder in eigendom van het voormalig vakantiepark en zijn derhalve niet gefinancierd uit publieke middelen.
Uiteraard draagt het COA en haar medewerkers verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige en efficiënte besteding van middelen.
Gaan medewerkers van het COA prive ook zo om met huisraad die nog goed is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de stappen die het COA neemt om ervoor te zorgen dat toekomstige gevallen van verspilling van bruikbare huisraad worden voorkomen?
Voor het algemeen beleid verwijs ik u naar hetgeen bij vraag 5 is gesteld.
Bij het overnemen van locaties is het uitgangspunt dat deze leeg worden opgeleverd. In gevallen waarin dat niet zo is, is niet voorspelbaar wat vorige eigenaren wel of niet achterlaten. Zoals eerder aangegeven hanteert het COA rondom afvoer van goederen de regeling materieelbeheer roerende zaken van het Rijk.
Hoe verloopt de communicatie en samenwerking tussen het COA en lokale kringlooporganisaties om ervoor te zorgen dat overtollige maar nog bruikbare spullen een tweede leven krijgen?
De communicatie en samenwerking tussen het COA – en ook de bewoners van het COA – en de kringlooporganisaties verloopt over het algemeen prettig en constructief.
Zijn er mogelijkheden voor het COA om in de toekomst beter te plannen en te anticiperen op de hoeveelheid beschikbare huisraad bij renovatieprojecten, zodat er minder verspilling optreedt?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «IND handelt in hoger tempo asielaanvragen af, maar de wachttijd blijft oplopen»?1
Ja.
Hoe kan het dat de IND niet in staat is geweest om de instroom bij te houden, ondanks dat er in 2023 minder asielaanvragen zijn ingediend dan was voorspeld in de Meerjaren Productie Prognose (MPP)?
Het klopt dat de instroom van eerste asielaanvragen in 2023 lager was dan verwacht in het MPP medio scenario. De instroom van eerste aanvragen was in 2023 echter hoger dan wat de IND op basis van haar besliscapaciteit aan kan.2 De IND is een arbeidscapaciteitsorganisatie, wat betekent dat het aantal jaarlijks af te handelen asielzaken afhankelijk is van de beschikbare hoor- en besliscapaciteit ofwel het aantal voor de behandeling van asielzaken opgeleide beschikbare medewerkers. Mede op basis van deze capaciteit worden jaarlijks afspraken met de IND gemaakt over de aantallen af te handelen aanvragen en procedures. Deze aantallen worden opgenomen in de opdrachtbrief en zijn gebaseerd op het IND-jaarplan. Ondanks de uitbreiding van de besliscapaciteit lukt het niet om het aantal beslissingen zo te verhogen dat de asielinstroom kan worden bijgehouden en de voorraden worden afgebouwd. Ik blijf met de IND in gesprek over manieren om de ingezette productieverhoging meerjarig vast te kunnen houden en waar mogelijk te kunnen uitbouwen.
Waarom is er nog steeds geen noodplan ingesteld om de pieken on het asieldomein op te vangen, zoals het onderzoekbureau EY reeds adviseerde in 2021 en de achterstanden ook sinds 2021 oplopen?2
De aanbevelingen van EY zijn door de IND omarmd en uitgewerkt. Over de uitwerking van de maatregelen en de stappen die de IND sindsdien heeft gezet is uw Kamer reeds geïnformeerd in brief van 13 juli 20234.
Bij de uitwerking van de aanbevelingen uit het EY-rapport is bewust ingezet op structurele maatregelen en verbeteringen door onder andere meer inzicht te vergaren en de processen en sturing te verbeteren. Vanzelfsprekend doet de IND ondertussen alles wat ze kunnen om de aanhoudende piek in de asielinstroom op te vangen (zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de capaciteit en versnelling in de behandeling van zaken door het project bespoediging afdoening asiel).
De maatregelen waar de IND op heeft ingezet licht ik bij de beantwoording van vraag 4 nader toe. De maatregelen hebben als doel de doorlooptijden te verbeteren en het verschil tussen wat de IND aan kan en wat er aan aanvragen binnenkomt te verkleinen.
Wat is er sinds het advies van het onderzoeksbureau EY om een noodplan te hebben om lange/grote pieken op te kunnen vangen, gedaan om het verder oplopen van achterstanden binnen het asieldomein te voorkomen?
De IND heeft de afgelopen jaren ingezet op het uitwerken van de aanbevelingen uit het rapport van EY. Dit heeft onder andere geleid tot het oprichten van de Verkeerstoren en het Bedrijfsbureau. Hierdoor kan beter gestuurd worden op de werkvoorraad in relatie tot de beschikbare capaciteit. Het bedrijfsbureau richt zich op de administratieve ontlasting van de hoor- en beslismedewerkers. Daardoor wordt de schaarse besliscapaciteit nu volledig ingezet op de beslistaak. Dit zorgt derhalve voor een structurele verhoging van de productie.
Verder zijn er diverse maatregelen getroffen die eraan moeten bijdragen dat de achterstanden niet verder oplopen, beslissingen tijdig worden genomen en om (intern) beter te kunnen sturen. In de brieven aan uw Kamer van 28 april 2023, 13 juli 2023 en 10 november 2023 zijn deze maatregelen nader uiteengezet5. Zo wordt er in het kader van de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van Zwol gewerkt aan een voorstel voor een toekomstbestendige bekostigingssystematiek voor de IND. De IND is gebaat bij een toekomstbestendige bekostigingssystematiek, die ondersteunt dat er meerjarige afspraken gemaakt kunnen worden over de opdracht van de IND.
Ook heeft de IND ter versterking van de uitvoering verschillende initiatieven ingezet om de sturing op de doorlooptijden van asielprocedures te verbeteren, zoals een sneller afhandelingsproces voor kansloze herhaalde aanvragen en het instellen van «knopendoorhakteams» bij complexe zaken. Daarbij geldt wel dat de doorlooptijden in zijn algemeenheid verder zullen blijven oplopen. Dit zal zeker ook nog in 2024 gebeuren. Dat komt doordat de productiecapaciteit, ondanks uitbreiding, onvoldoende is om de instroom bij te houden.
De IND is in 2023 gestart met het project Bespoediging Afdoening Asiel (BAA). In dit project zet de IND projectmatig in op het efficiënt afhandelen van asielaanvragen van nationaliteiten die (ingevolge het gevoerde landgebonden beleid) kansrijk zijn en daardoor versneld afgehandeld kunnen worden. Doel is om in totaal netto 13.000 zaken extra af te doen tussen mei 2023 voor 1 augustus 2024. Ook op andere terreinen, bijvoorbeeld met behulp van externe inhuur is de productie verhoogd.
Daarnaast is ook met prioriteit gekeken naar aanvragen van asielzoekers in spoor 4 met nationaliteiten waarvoor juist een laag inwilligingspercentage geldt, in het bijzonder Algerijnse en Moldavische aanvragers. Deze inzet is in 2023 ingevoerd in aanvulling op de reeds bestaande prioriteit die gegeven wordt aan de zogeheten behandelsporen 1 en 2.
Ook blijft de IND inzetten op het continu werven en opleiden van nieuw personeel, om onder andere ook het verzuim en verloop permanent op te kunnen opvangen. Met deze maatregelen kon erger worden voorkomen maar blijft het geheel zorgwekkend. De behandelcapaciteit van de IND kan ondanks al deze maatregelen niet de groei bijhouden van de huidige en de verwachte voorraad asielaanvragen.
Voor 2024 en de jaren daarna is de prognose dat de asielinstroom hoog blijft. Zo heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd dat voor 2024 een totale asielinstroom wordt verwacht tussen de ca. 49.000 en 78.500. Daar moet bij worden vermeld dat de IND volgens de MPP 2024-I in 2024 verwacht ca. 54.8006 asielzaken af te kunnen doen7. Dit is echter slechts een prognose. De voorraad nog te behandelen asielaanvragen bedroeg eind 2023 bijna 50.000 asielaanvragen.
Op welke manier zullen de achterstanden bij de IND in 2024 worden ingelopen? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat de achterstanden opnieuw zullen oplopen?
Op 31 december 2021 had de IND bezetting van in totaal van circa 5.400 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had de IND een bezetting van circa 6.040 FTE, inclusief externen.
Voor directie Asiel en Bescherming was de bezetting op 31 december 2021 circa 1.450 FTE. Dit is inclusief externen. Op 31 december 2023 had directie Asiel en Bescherming een bezetting van in totaal circa 2.150 FTE, inclusief externen. Dit betreft de volledige bezetting van de directie Asiel en Bescherming en niet enkel hoor- en beslismedewerkers. Immers, alle medewerkers dragen (in)direct bij aan de afdoening van asielzaken.
Het aantal zaken dat in spoor 1, 2 en 4 in 2021 is afgedaan is 26.200 zaken, in 2022 waren dat 27.800 zaken en in 2023 34.980 zaken. Daarmee is het aantal beslissingen in spoor 1, 2 en 4 zaken ten opzichte van 2021 met 8.780 zaken (33,5%) toegenomen.
Wat is er sinds de eerste generieke verlenging van de beslistermijnen voor asielzoekers gedaan om de beslistermijn op korte termijn terug te kunnen dringen naar 6 maanden?
Alle hierboven genoemde maatregelen zijn gericht op het terugbrengen van de feitelijke beslistermijn naar maximaal 6 maanden, met uitzondering van aanvragen waarbij om individuele reden er een grond voor verlenging bestaat. Zolang de instroom hoger blijft dan de beschikbare besliscapaciteit zal de voorraad niet ingelopen worden en zal de IND niet op korte termijn in staat zijn toe te werken naar een beslistermijn van 6 maanden.
Op welke wijze is er sinds 2021 gewerkt aan het voorkomen van verzuim en verloop bij de directie asiel?
Vanzelfsprekend werkt de IND net zoals andere overheidsorganisaties structureel aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, aan het waar mogelijk voorkomen van verzuim en waar sprake is van verzuim aan een adequate begeleiding om na herstel snel weer met het werk te kunnen beginnen. Binnen de directie Asiel en Bescherming is geen sprake van een opvallend hoger verzuimpercentage. Om verzuim te voorkomen is er in 2022 een IND-brede meerjarige aanpak ziekteverzuim opgesteld. Binnen de directie Asiel en Bescherming is naar aanleiding daarvan een plan van aanpak arbeidsverzuim opgesteld en is arbeidsverzuim regelmatig onderwerp van gesprek in de prestatiedialoog binnen directie Asiel en Bescherming. Er vindt eveneens monitoring op verzuim plaats. Tevens vinden gesprekken plaats aan de hand van verzuimanalyse en vinden er geregeld gesprekken plaats tussen managers en de bedrijfsarts en bedrijfsmaatschappelijk werk om op die manier het verzuim terug te dringen.
Met een Strategische Personeelsplanning is in 2023 inzichtelijk gemaakt wat de knelpunten zijn als het gaat om o.a. verzuim en verloop vanuit het perspectief van managers. Daarnaast wordt binnen de IND gebruik gemaakt van een medewerkers tevredenheid onderzoek en sinds vorig jaar van een exit onderzoek. Dat loopt naast exitgesprekken die managers met een vertrekkende medewerker voeren. In het exit onderzoek worden vertrekkende medewerkers verzocht een vragenlijst in te vullen omtrent zijn/haar vertrek. Aan de hand van de reacties zal een analyse worden gemaakt wat de redenen van vertrek zijn. Hierop zal de organisatie specifiek HR-beleid opstellen om medewerkers tevredenheid te vergroten en daarmee hopelijk medewerkers te behouden.
Wat zijn de huidige verloop- en verzuimpercentages binnen de directie asiel?
Het uitstroompercentage (verloop) komt in 2023 uit op circa 10%. Het gemiddelde verzuimpercentage voor alle medewerkers binnen de directie Asiel en Bescherming was in 2023 8%.
Wat is momenteel de gemiddelde opleidingsperiode voor het hoor- en beslisbevoegd maken van een hoor- en beslismedewerker bij de IND?
De gemiddelde opleidingsduur voor een nieuwe medeweker voor het behandelen van 1e aanvragen spoor 4 bedraagt één jaar. Gedurende dat jaar volgt de medewerker een basisopleiding asiel waarin zowel theorie wordt aangereikt, als onder begeleiding van ervaren medewerkers in praktijk wordt gehoord en beslist. In die periode dragen zij dus bij aan het behandelen van aanvragen. Aansluitend stromen deelnemers in op hun locatie en worden daar tekenbevoegd. Zolang medewerkers niet tekenbevoegd zijn, mogen zij niet zelfstandig zaken behandelen.
Het aantal opleidingsplaatsen is gelimiteerd want het opleiden van nieuwe medewerkers vraagt ook een substantiële investering van ervaren capaciteit. Op dit moment kan de IND maximaal 180 nieuwe medewerkers per jaar opleiden voor het behandelen van spoor 4 zaken. Deze 180 medewerkers zijn deels voor het vervangen van uitstroom en deels voor uitbreiding van de capaciteit. De IND beziet momenteel of en welke mogelijkheden er zijn om de opleiding van de nieuwe medewerkers efficiënter in te richten.
Wat is het verlooppercentage van hoor- en beslismedewerkers bij de IND die binnen 2 jaar zijn uitgestroomd?
In 2023 zijn circa 100 hoor- en beslismedewerkers (FGR-medewerkers behandelen en ontwikkelen schaal 10 en 11) van de directie Asiel en Bescherming uitgestroomd, waarvan er circa 40 korter dan 2 jaar in dienst geweest.
Hoe wordt voorkomen dat hoor- en beslismedewerkers na de opleidingstermijn weer binnen korte termijn uitstromen?
Er wordt onderzocht op welke fronten het huidige werving en selectieproces verbeterd kan worden om zo ervoor te zorgen dat de nieuwe medewerkers aan de voorkant goed weten wat de functie inhoudt en op deze wijze de juiste medewerker op de juiste functie terecht komt. Daarnaast wordt ook gekeken naar het ontwikkelen van loopbaanpaden binnen de directie, om medewerkers zoveel mogelijk te behouden voor de IND. In deze krappe arbeidsmarkt is het behouden van zittende medewerkers en het vinden en opleiden van nieuwe medewerkers echter ook voor de IND een uitdaging.
Kunt u aangeven wat momenteel het percentage van gehoren is dat uitvalt en wat het effect daarvan is op de doorlooptijden van asielaanvragen?
Er zijn geen betrouwbare cijfers uit de systemen van de IND te genereren over het percentage gehoren dat uitvalt. Daardoor valt ook niet aan te geven wat het effect daarvan is op doorlooptijden. Wat wel duidelijk is dat op het moment dat een gehoor uitvalt, dit betekent dat er opnieuw een gehoor zal moeten worden ingepland. De gemiddelde planhorizon is 6 weken. Het opnieuw plannen van een zaak heeft echter niet enkel effect op de doorlooptijd van die specifieke zaak, het betekent ook dat andere zaken in de voorraad langer moeten wachten op hun gehoor. Daardoor leidt het uitvallen van gehoren tot oplopende doorlooptijden.
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn van het uitvallen van gehoren?
Er kunnen tal van redenen zijn waarom gehoren uitvallen. Een deel van de oorzaken ligt in logistieke problemen, bijvoorbeeld omdat de uitnodiging niet bij de vreemdeling terecht is gekomen of vervoersproblemen. Daarnaast komt het ook voor dat tolken uitvallen, de vreemdeling ziek is of om onbekende redenen niet op komt dagen.
Welke maatregelen treft u om het percentage voor uitval van gehoren terug te dringen?
Om te voorkomen dat uitnodigingen voor gehoren niet bij de vreemdelingen terecht komen, is er bijvoorbeeld ingezet op een betere informatievoorziening tussen het COA en de IND. Hierdoor zou sneller bij de IND bekend moeten zijn wat het huidige verblijfadres van de vreemdeling is. Daarnaast wordt er door de IND op ingezet om voorafgaand aan het gehoor een ontvangstbevestiging te krijgen voor het gehoor. Ook wordt binnen het project BAA geëxperimenteerd met horen op locatie en worden de mogelijkheden onderzocht om vreemdelingen zonder tussenkomst van het COA uit te nodigen voor een gehoor.
Met hoeveel beslissingen is de besliscapaciteit van de IND sinds 2021 toegenomen?
Het persbericht ‘’Oekraïense school in Breda moet sluiten, onbegrip is groot’’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Oekraïense School in Breda op 14 juli 2024 haar deuren moet sluiten?
Ja.
De Oekraïense School in Breda is een tijdelijke onderwijsvoorziening (hierna: tov). Grondslag voor de tov is de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden die op 14 juli 2022 in werking is getreden. De wet biedt ruimte om af te wijken van de reguliere deugdelijkheidseisen voor de inrichting van het onderwijsprogramma en onderwijspersoneel en maakt het mogelijk om tijdelijk of gedeeltelijk Oekraïens onderwijs te bieden. Deze ruimte is in tijd begrensd, om kinderen voldoende kansen te bieden om de aansluiting met het Nederlandse onderwijs te maken, te participeren in de Nederlandse samenleving en een Nederlandse startkwalificatie te behalen. In het belang van de ontwikkeling van leerlingen is deze wet van tijdelijke aard en vervalt de ruimte binnen twee jaar na inwerkingtreding. De vervaldatum voor het afwijken van de voorschriften in het primair en het voortgezet onderwijs is respectievelijk 13 juli 2024 en 1 augustus 2024.
Is het correct dat het wenselijk is dat de Oekraïners in Nederland na de oorlog terugkeren naar Oekraïne?1
In de verzamelbrief Oekraïne van 26 januari jl. heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over de strategische beleidsopties die worden uitgewerkt voor verblijf en terugkeer van ontheemden uit Oekraïne na 4 maart 2025.2 Gegeven het onzekere en onvoorspelbare verloop van het conflict is de verwachting dat een aantal ontheemden uit Oekraïne noodgedwongen een langere periode in ons land zal verblijven. Nederland zal – het liefst in Europees verband – inzetten op het maximaal ondersteunen van terugkeer van een groot deel van de ontheemden. De ontwikkelingen in Oekraïne worden hierbij nauwlettend gevolgd. Daarbij kijken we ook naar nieuwe initiatieven of opties in relatie tot (vrijwillige) terugkeer zoals hulp- en wederopbouwprogramma’s. Eén van de belangrijkste redenen hiervoor is dat de ontheemden straks in Oekraïne kunnen gaan bijdragen aan de wederopbouw. Gedurende het verblijf van ontheemden in Nederland blijft het kabinet zich inzetten op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van ontheemden. Dit is zowel in het belang van de Nederlandse maatschappij als in het belang van ontheemden zelf, ook met het oog op mogelijke terugkeer.
Begrijpt u dat het wenselijk is dat de Oekraïense kinderen zowel de Nederlandse taal als de Oekraïense taal machtig worden om in beiden samenlevingen te kunnen participeren, en op termijn ook naar Oekraïne terug te kunnen keren?
Om scholen te ondersteunen bij het organiseren van voldoende onderwijs voor de Oekraïense kinderen, heb ik uit noodzaak tijdelijk ruimte geboden om, waar het niet mogelijk was voldoende Nederlands onderwijspersoneel en/of lesmateriaal in te zetten, Oekraïens onderwijs te bieden. Deze maatregel is niet alleen begrensd in tijd, maar ook is aangegeven dat een schoolbestuur altijd toe moest werken naar het voldoen aan de reguliere voorwaarden. In het belang van de kinderen is de ruimte voor het inrichten van tov begrensd naar ten hoogste twee jaar, ongeacht het ongewisse verloop van de oorlog in Oekraïne.
Het is van belang om kinderen een veilige en zo stabiel mogelijke situatie te bieden. Veel Oekraïense kinderen volgen inmiddels hun derde schooljaar in Nederland. Zij moeten, ook op grond van internationale verdragen3, voldoende kansen krijgen om hun weg in het Nederlandse onderwijs te vinden. Dit draagt ook bij aan de mentale gezondheid en het welbevinden van deze kinderen. Specifiek voor Oekraïense ontheemden is in artikel 14 van de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming voor Oekraïense ontheemden bepaald dat zij recht hebben op onderwijsvoorzieningen van voldoende kwaliteit in het land waar zij verblijven.
De UNHCR4 beschrijft in haar rapport over onderwijs voor Oekraïense kinderen dat het Oekraïense Ministerie van onderwijs ouders adviseert om kennis te nemen van het onderwijssysteem van het gastland en hun kinderen ook in te schrijven op een lokale school, onder meer met verwijzing naar de sociale voordelen. Daarbij kunnen ouders ervoor kiezen om hun kind daarnaast enkele Oekraïense lessen te laten volgen (zoals in vakken die niet onderwezen worden in gastlanden, zoals Oekraïense taal en cultuur). De UNHCR adviseert ouders daarbij om dan te kiezen voor in Oekraïne erkende lessen en een afweging te maken over de belastbaarheid van hun kind.
Net zoals in veel andere landen zijn er in Nederland mogelijkheden voor kinderen om de verbinding met Oekraïne en het Oekraïense onderwijs te houden via buitenschoolse activiteiten en vormen van informeel leren, zoals weekendscholen. Ook organisaties als War Child Holland, UNICEF en de Oekraïense overheid bieden online apps en programma’s waar kinderen spelenderwijs een taalaanbod kunnen volgen.
De onderwijswetgeving biedt ook ruimte om, als ouders en Oekraïense overheid daarvoor willen kiezen, de leerplicht in te vullen door een particuliere Oekraïense school in te richten en hun kinderen daar onderwijs te laten volgen5. Een particuliere buitenlandse school kiest haar eigen organisatie, statuten, governance, huisvesting en ouderbijdrage, het toezicht wordt verzorgd door het land van herkomst. De voertaal is dan niet het Nederlands en de school ontvangt geen Rijksbekostiging. Deze onderwijsvorm verhoudt zich minder goed tot het uitgangspunt van de rijksoverheid om participatie en zelfredzaamheid te stimuleren, maar de mogelijkheid bestaat.
Ik begrijp het belang voor Oekraïense kinderen om de verbinding te houden met de eigen taal en cultuur. Dit is echter geen taak van het formele bekostigde onderwijs, zoals het dat ook voor andere nieuwkomers niet is. Binnen het bekostigde onderwijs is ruimte voor ieders eigenheid, maar vormt de Nederlandse taal en curriculum wel het uitgangspunt.
Deelt u het belang van deze school waar Oekraïense kinderen de Oekraïense taal machtig blijven met het oog op mogelijke terugkeer na de oorlog?
We denken, samen met de inspectie, met de school mee hoe zij hier het beste invulling aan kan geven en hoe zij de kinderen het beste kan voorbereiden op de komende verandering. Zoals ik echter in mijn voorgaande antwoorden heb aangegeven wil ik met ingang van 13 juli 2024 niet langer een tijdelijke onderwijsvoorziening voor Oekraïense leerlingen in stand houden. De school in Breda zal daarom met ingang van komend schooljaar het onderwijsaanbod van de leerlingen moeten herzien.
Deelt u de mening dat zolang de tijdelijke beschermingsstatus van Oekraïense ontheemden Europees loopt, het wenselijk is dat Oekraïners zowel de Nederlandse als de Oekraïense taal in het onderwijs zoals in Breda kunnen krijgen?
Het is in het belang van kinderen die in Nederland verblijven, dat zij Nederlands leren spreken, lezen en schrijven zodat zij in de eigen wijk en omgeving mee kunnen doen. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, deel ik ook de mening dat het wenselijk is dat ontheemde kinderen de aansluiting met Oekraïne kunnen houden. De verantwoordelijkheid voor deze verbinding ligt echter niet bij het bekostigd funderend onderwijs.
Is het correct dat de regeling op 14 juli 2024 afloopt?
Zie het antwoord op vraag 1. Verder heb ik uw Kamer op 12 oktober 2023 in het kader van de wettelijke voorgeschreven voorhangprocedure6 de mogelijkheid geboden om zich uit te spreken over het ontwerp koninklijk besluit en de ontwerpregeling uitfasering tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden. Op verzoek van de Eerste Kamer is de termijn van de voorhang verlengd tot 3 november. Er is geen reactie ontvangen. Op 13 november heb ik de ondertekende regelgeving ter publicatie aangeboden aan het Staatsblad en de Staatscourant. De bepalingen zijn op 1 januari 2024 in werking getreden. In de regelingzijn nadere voorschriften gegeven om de uitfasering van de tov tijdig en zorgvuldig vorm te geven.
Vorderen de gesprekken tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Tijdelijke Onderwijsvoorziening voor ISK dusdanig dat dit initiatief mogelijk voortgezet kan worden?
De regiocoördinatoren van het ministerie en de inspectie zijn in gesprek met de school en de gemeente. Er wordt nu gesproken over de wijze waarop het onderwijs voor deze leerlingen vanaf komend schooljaar invulling kan krijgen.
Welke mogelijkheden ziet u om dit onderwijsinitiatief in stand te houden?
Het onderwijsinitiatief kan in deze vorm niet binnen het reguliere bekostigde onderwijs aangeboden worden. Over eventuele alternatieven vindt het gesprek plaats met schoolbestuur en gemeente.
Bent u bereid om op korte termijn, in overleg met het ministerie OCW en de Tijdelijke Onderwijsvoorziening voor ISK, te onderzoeken hoe deze vorm van onderwijs voortgezet kan worden voor deze groep kinderen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Het bericht 'Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas ’een opsteker’' |
|
Mirjam Bikker (CU), Lilian Helder (PVV), Henri Bontenbal (CDA), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Deelt u de zorg dat nu Mohamed Hoblos (terecht) de fysieke toegang is ontzegd, hij zijn boodschap digitaal zal verkondigen tijdens dit evenement? Begrijpt u dat deze zorg ondermeer wordt ingegeven doordat de prediker stelt niet «fysiek deel te kunnen nemen» aan het evenement?1
In de eerste plaats is het aan de organisatoren van een evenement om te voorkomen dat extremistische sprekers een podium krijgen. Wanneer extremistische sprekers toch een podium krijgen, is het zaak dat gemeenten met de organisatie in gesprek treden. De gemeente Utrecht heeft goede gesprekken gevoerd met zowel de organisator van het evenement als de Jaarbeurs. De organisatie heeft de gemeente te kennen gegeven dat zij niet bekend waren met de uitlatingen van de spreker en hij, ook niet op een andere manier, bijvoorbeeld via een livestream, zal spreken tijdens de bijeenkomst.
In algemene zin is een burgemeester verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde en zal binnen de lokale driehoek in dit kader een beoordeling worden gemaakt. Het bestaande wettelijke kader brengt met zich mee dat sprekers of predikers worden beoordeeld op de boodschap die zij daadwerkelijk uitdragen. Het vooraf verbieden is alleen mogelijk als sprake is van een concrete en ernstige bedreiging van de openbare orde. In zeer uitzonderlijke gevallen, indien er gerede vrees ontstaat dat de komst van een spreker tot acute wanordelijkheden ter plekke zal leiden, kan de burgemeester een gebiedsverbod opleggen. Ook kan er strafrechtelijk worden opgetreden, bijvoorbeeld in de gevallen waarin sprake is van haatzaaien, groepsbelediging en aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Of er in een specifiek geval sprake is van een strafbaar feit wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
Deelt u het uitgangspunt dat wanneer we het niet toestaan dat iemand extremistisch gedachtegoed verkondigt, dit ook van toepassing zou moeten zijn op het digitaal toespreken van een groot publiek met zijn extremistisch gedachtegoed? Zo ja, hoe krijgt dat uitgangspunt in deze zaak vorm? Zo nee, waarom niet?
Wij delen uw zorgen over het online domein ten aanzien van extremistische boodschappen en de verspreiders van deze boodschappen. Gezien de urgentie hiervan is de Minister van Justitie samen met haar betrokken collega’s bezig met een Versterkte Aanpak Online inzake het voorkomen en tegengaan van extremistische en terroristische content. De contourenbrief van deze Versterkte Aanpak Online is in december jl. naar uw Kamer gestuurd.1 Wij zijn het namelijk met de leden Bikker (ChristenUnie), Diederik van Dijk (SGP), Helder (BBB) en Bontenbal (CDA) eens dat we ernaar moeten streven fysiek en online zoveel mogelijk dezelfde normen te hanteren. Via diverse pijlers, zoals een dialoog met de internetsector, de lokale aanpak en een ambitieuze internationale inzet spant de Minister van Justitie en Veiligheid zich hier, nationaal en internationaal, zo maximaal mogelijk voor in. De uitwerking van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content kunt u medio 2024 verwachten. Waar het gaat om terroristische content online zorgen wij dat deze verwijderd wordt. De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal is sinds eind 2023 voor deze content bevoegd om verwijderingsbevelen te sturen naar aanbieders van hostingdiensten. Wat betreft het opleggen van een last onder dwangsom, «in de vorm van» een online gebiedsverbod, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer onlangs geïnformeerd dat zij in het eerste kwartaal van dit jaar de inhoudelijke reactie op de analyse van de Landsadvocaat en de laatste stand van zaken van de aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen zal doen toekomen.2
Zet u alles in het werk om te voorkomen dat wat we fysiek niet toestaan, digitaal ook niet gebeurt? Welke mogelijkheden heeft de regering om hierop te handelen, bijvoorbeeld middels een online gebiedsverbod? Zijn er andere mogelijkheden die ten aanzien van de prediker zelf of het evenement kunnen worden getroffen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de huidige maatregelen niet afdoende handelingskader bieden, bent u bereid te kijken wat er voor nodig is om dit handelingskader wél te bieden in deze en andere gevallen van een inreisverbod?
Zie antwoord vraag 2.
Welke middelen heeft de burgemeester ten aanzien van organisatie en evenementenlocatie?
Zie antwoord vraag 1.
Is voor burgemeesters voldoende duidelijk wat het handelingskader is in geval van risico-evenementen zoals deze casus? Hoe wordt deze risico-analyse gemaakt? Waarom werd de vergunning aanvankelijk afgegeven en geen hoge dreiging aan het evenenent toegekend? Is hier verschil met Duitsland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op de Jaarbeurs Utrecht om, als men inderdaad voornemens is de prediker digitaal te laten spreken, het evenement geen doorgang te laten vinden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen vandaag beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas ’een opsteker’’ |
|
Ingrid Michon (VVD), Mirjam Bikker (CU), Henri Bontenbal (CDA), Diederik van Dijk (SGP), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas «een opsteker»»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat hier sprake kan gaan zijn van extremistische uitingen die ondermijnend zijn aan de democratische rechtsorde en daarom een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid?
De wijze waarop wij in Nederland met elkaar samenleven is een groot goed. In Nederland is ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen, opvattingen, leefstijlen en kritiek. De grens van die ruimte ligt bij het ondermijnen of bedreigen van de democratische rechtsorde zelf. Voor discriminatie, het oproepen tot haat of onverdraagzaamheid en geweld in welke vorm dan ook, is geen plaats in een democratische rechtsstaat als de onze. Het kabinet is er daarom alles aan gelegen om op te treden tegen sprekers die met het verspreiden van hun denkbeelden de vrijheden van anderen inperken, of zelfs aanzetten tot haat of geweld en hiermee de democratische rechtsorde ondermijnen en een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.4
De spreker is door een Schengen lidstaat ter fine van toegangsweigering in het SIS informatiesysteem gesignaleerd. Indien hij Nederland tracht in te reizen, zal zijn toegang geweigerd worden door de Koninklijke Marechaussee. Deze toegangsweigering geldt, in lijn met de Schengengrenscode, ook voor alle andere Schengen lidstaten.
Is het juist dat de betreffende haatprediker visumvrij door Europa reist? Klopt het dat er nog geen inreisverbod is opgelegd? Waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben andere lidstaten pogingen gedaan hem te weren? Met welk resultaat?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt dit zich tot de brief van oktober jongstleden2 die zag op het versterken van de aanpak van extremistische sprekers en de positie van de NCTV hierin, en tot de aangenomen motie Diederik van Dijk3 en de mogelijkheid om haat- en angstzaaiers te weren?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u mogelijkheden om de haatprediker een inreisverbod op te leggen? Zo ja, gaat u dat doen? Zo nee, hoe komt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dit niet mogelijk is, ziet u andere mogelijkheden – zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod – om te voorkomen dat de betreffende prediker zaterdag kan opereren en treedt u hiertoe ook in overleg met de burgemeester van Utrecht? Hoe wordt daarnaast voorkomen dat deze prediker ook op andere plekken in Nederland opereert?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op de Jaarbeurs om dit evenement niet door te laten gaan?
De gemeente Utrecht heeft aangegeven dat er in Utrecht geen plaats is voor extremistische sprekers. Hiertoe is de gemeente in gesprek gegaan met de Jaarbeurs en organisatie van het evenement om te bekijken wat de mogelijkheden waren om te voorkomen dat deze spreker een podium zou krijgen. Ook is er goed contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om te zorgen dat deze spreker de toegang tot Nederland zou worden geweigerd.
Welke regelgeving is van toepassing voor de stichting die dit organiseert?
Zie antwoord vraag 8.
Welk contact is er geweest met de gemeente Utrecht? Bent u bezorgd dat dit leidt tot radicalisering van jongeren? Zo ja, wat gaat u daar dan tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 19 januari beantwoorden?
Ja.
De tekortkomingen in de geboortezorg voor asielzoekers |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het promotieonderzoek en de daaruit volgende berichtgeving inzake de geboortezorg voor asielzoekers in Nederland?1 2
Ja
Wat is uw reactie op de onderzoeksuitkomsten waarin nogmaals wordt aangetoond dat zwangere asielzoekers meer kans hebben om hun kind te verliezen rond de bevalling, waar eerder naar is gevraagd door het lid Kuzu?3 Welke lessen kunnen er uit dit onderzoek getrokken worden ten opzichte van uw beantwoording destijds?
De berichtgeving bouwt voort op een eerdere publicatie. Er wordt daarbij ook teruggevallen op data die in eerdere publicaties is gebruikt. Dit betreft dezelfde data als waar de eerdere vragen van het lid Kuzu betrekking op hadden.
Wij herkennen de cijfers dan ook en betreuren deze.
Het COA plaatst sinds de zomer van 2023 zwangere vrouwen die bij hun aankomst in Ter Apel 34 weken of langer zwanger zijn in de locatie Musselkanaal. Alle betrokken organisaties (COA, verloskundige praktijk, kraamzorg) op de locatie Musselkanaal zijn hier goed op voorbereid. Punt van aandacht is dat de doorstroom naar andere locaties van de bevallen vrouwen door capaciteitsproblemen stagneert waardoor er niet altijd voldoende plekken vrijkomen voor nieuwe zwangere vrouwen. Het COA werkt binnen de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met alle betrokken partijen (verloskundigen, gynaecologen. JGZ, kraamzorg, GZA) voortdurend samen om de zorg voor zwangere bewoners op peil te houden of waar nodig te verbeteren. Het COA en de deelnemers van de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters hebben meegewerkt aan het onderzoek en hebben kennisgenomen van de uitkomsten. De aanbevelingen die betrekking hebben op communicatie worden meegenomen in de aanpassingen van de Ketenrichtlijn geboortezorg asielzoeksters.
Wel wijs ik erop dat een deel van de vrouwen die zich in Ter Apel melden al hoogzwanger is bij aankomst in Nederland. Deze vrouwen hebben dus (het grootste) deel van hun zwangerschap geen begeleiding en medische zorg gehad in Nederland en wellicht helemaal geen zorg gedurende de eerdere periode van hun zwangerschap. Dat maakt een vergelijking met de Nederlandse bevolking lastig en het is dan ook niet noodzakelijkerwijs zo dat hogere babysterfte het gevolg is van minder goede zorg aan deze groep zwangere asielzoekers die in Nederland is aangekomen dan aan andere vrouwen in Nederland.
Zijn er maatregelen genomen om deze verontrustende resultaten tegen te gaan sinds uw beantwoording destijds? Zo ja, welke en in hoeverre hebben deze resultaat gehad? Zo nee, waarom niet?
Er is, zoals uiteengezet, geen eenduidige oorzaak aan te wijzen van babysterfte rondom de zwangerschap. In hoeverre de maatregelen zoals benoemd in antwoord 2 resultaat hebben gehad valt daarmee lastig te zeggen.
Bent u nog steeds van mening dat de toegang tot de medische zorg voor asielzoekers voldoende is geborgd, zoals u in de eerder genoemde beantwoording heeft gesteld? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de conclusies van dit promotieonderzoek? Zo nee, welke stappen kunnen genomen worden?
Ja. De toegang tot de geboortezorg is ook voor asielzoeksters in Nederland goed geregeld. Dat neemt niet weg dat het COA altijd blijft kijken waar verbeteringen mogelijk zijn, ook wanneer uitkomsten van onderzoek bekend worden zoals in dit geval. De aanbevelingen uit dit onderzoek worden ook besproken in de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties.
Hoe verhoudt deze berichtgeving zich tot de inhoud van uw eerder naar de Kamer gestuurde brief «Tolken in de zorg»,4 gezien het feit dat het onderzoek stelt dat onder meer de taalbarrières deze percentages veroorzaken?
De Kamerbrief «tolken in de zorg» is op 27 november jongstleden aan uw Kamer verstuurd. Deze brief heeft betrekking op de inzet van tolken voor anderstaligen binnen de vijf zorgwetten. Deze Kamerbrief benoemt ook dat – binnen de zorgverzekeringswet – sinds 2023 een (tijdelijke) toeslagprestatie is gecreëerd voor de inzet van tolken voor anderstaligen in de geboortezorg (verloskundige zorg en kraamzorg).
De (geboorte)zorg voor asielzoekers valt buiten de scope van de Kamerbrief, want deze valt onder de Regeling Medische Zorg Asielzoekers (RMA). Binnen de RMA is het mogelijk om tolken in te zetten binnen de zorg voor asielzoekers. Dit geldt ook voor de geboortezorg.
Bent u bereid om, naast de eerder aangekondigde onderzoeken en verkenningen inzake (structurele financiering voor) tolkenvoorzieningen, zoals naar gevraagd in de door de Kamer aangenomen motie Paulusma en Bikker,5 te bezien hoe meer tolken ingezet kunnen worden in de geboortezorg voor asielzoekers en hoe dit structureel gefinancierd kan worden?
Zorgverleners kunnen altijd een telefonische tolk inschakelen op kosten van het COA wanneer zij asielzoekers of vergunninghouders behandelen die onder verantwoordelijkheid van het COA vallen. Binnen de zorgverzekeringswet is, zoals bij vraag 5 ook wordt aangegeven, sinds vorige jaar een bekostiging voor verloskundige zorg en kraamzorg mogelijk.
Bent u bereid om, zoals een van de aanbevelingen stelt, zwangere vrouwen (met hun gezin) op specifieke plekken op te vangen en daar alle geboortezorg te concentreren, zodat er minder verplaatsingen van zwangere vrouwen plaatsvinden (prenatale groepszorg)? Zo nee, waarom niet indien dit de geboortezorg, omstandigheden en communicatie tussen zorgverleners verbetert en het aantal verplaatsingen beperkt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 worden sinds afgelopen zomer zwangere vrouwen die bij aankomst in Ter Apel 34 weken zwanger zijn opgevangen in de locatie Musselkanaal mits daar plek is. Niet alle asielzoeksters die (moeten) bevallen in Nederland worden in Musselkanaal opgevangen. Er zijn vrouwen die in het begin van hun zwangerschap aankomen in Ter Apel en naar een andere locatie gaan en er zijn vrouwen die zwanger raken of constateren dat ze zwanger zijn terwijl ze op een opvanglocatie (Ter Apel of anderszins) verblijven.
Wanneer bewoonsters op een andere locatie verblijven en constateren dat zij zwanger zijn, blijven zij gewoon op die locatie wonen en krijgen ze daar de zorg die ze nodig hebben. Wanneer een zwangere vrouw bijvoorbeeld ook schoolgaande kinderen heeft, kent een verhuizing vanwege een zwangerschap naar een speciale locatie ook vele nadelen. Het betekent dan immers twee extra verhuisbewegingen voor de hele familie. Wanneer vrouwen op een locatie speciaal voor zwangeren na de bevalling niet verhuizen, zal deze locatie heel snel vol zijn en is er geen plek meer beschikbaar voor nieuwe zwangeren.
Kunt u separaat reageren op de overige aanbevelingen en conclusies zoals genoemd in het onderzoek, zoals de communicatieproblemen tussen zorgverleners?
Voor wat betreft het terugdringen van het aantal verhuizingen ben ik het eens met de aanbevelingen dat het aantal verhuizingen zo veel als mogelijk gereduceerd moet worden. Dat is overigens onderdeel van een veel bredere wens die het COA en ik al vaker hebben benadrukt. Onnodige verhuisbewegingen zijn onwenselijk en het streven is die terug te brengen. Helaas komen momenteel verhuizingen om diverse redenen veelvuldig voor, zoals ten gevolge van het sluiten van een opvanglocatie of als gevolg van de opvangprocedure. Daarnaast verhuizen bewoners ook op eigen verzoek, bijvoorbeeld naar een azc waar familie verblijft. Zwangere asielzoeksters worden in principe 6 weken voor de uitgerekende datum tot 6 weken na de bevalling niet meer verhuisd of overgeplaatst. Alleen in overeenstemming met GZA, de verloskundig zorgverlener en de asielzoekster ter uitsluiting van medisch risico’s kan van deze termijn worden afgeweken.
De straf- en verblijfsrechtelijke consequenties van misdrijven door asielzoekers. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Hoeveel van de 5.695 geregistreerde misdrijven door personen in locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) (waaronder 2.320 unieke verdachten) in 2022 hebben geleid tot gedwongen uitzetting/terugkeer van de personen in kwestie? En om welke aantallen ging het in 2023?
Het vertrek van de groep vreemdelingen waar u naar verwijst, namelijk de groep waarover is gerapporteerd in de WODC-rapportage «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisis-noodopvanglocaties 2017–2022»1, wordt niet als zodanig geregistreerd. Wel zijn gegevens bekend over het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS-ers). Dit kunnen vreemdelingen zijn die eerder opvang hebben gehad bij het COA, maar ook vreemdelingen met een reguliere verblijfsachtergrond van wie het verblijfsrecht is beëindigd of vreemdelingen die geen legaal verblijf hebben gehad in Nederland.
In 2022 zijn 970 VRIS-ers uit de caseload van DT&V vertrokken. In 2023 zijn 1.130 VRIS-ers vertrokken.
Ten behoeve van vraag 7 is ook de instroom van VRIS-ers in onderstaande tabel vermeld.
Instroom
1.260
1.260
Aantoonbaar vertrek
Zelfstandig vertrek
90
120
Gedwongen vertrek
620
710
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
270
290
Kunt u een uitsplitsing maken per type misdrijf?
De gegevens over vertrek kunnen in het systeem niet op die manier automatisch worden gekoppeld aan een type misdrijf.
Wel is in bovengenoemde WODC-rapportage «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisis-noodopvanglocaties 2017–2022» een overzicht opgenomen van de delictscategorieën waarvan de personen in COA- en CNO-locaties werden verdacht. Zoals weergegeven in tabel 4.1 van de WODC-rapportage gaat het vooral om vermogensmisdrijven. In 2022 betrof dit 77% van het totaalaantal registraties. De daaropvolgende categorieën zijn geweld, waar ook de delictcategorie seksueel misdrijf onder valt (11%) en vernieling/openbare orde/openbaar gezag (8%). Levensmisdrijven vormen ongeveer 1% van het totaalaantal registraties. Hier geldt dat het over de gehele rapportageperiode voornamelijk om pogingen gaat; in 2% van de gevallen gaat het om een voltooid delict. Bij alle andere categorieën gaat het hoofdzakelijk om voltooide delicten.
In hoeveel gevallen ging het hierbij om personen die in 2022 verdacht werden van meer dan één misdrijf, te weten de helft van het totale aantal verdachten op COA-locaties? Om welke aantallen ging het in 2023?
Jaarlijks publiceert het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven door bewoners van COA-locaties en crisisnoodopvanglocaties. Uit de meest recente rapportage die ik in juni 2023 met uw Kamer heb gedeeld2, volgt dat er in 2022 5.695 verdachten van misdrijven zijn geregistreerd.
Het aantal verdachtenregistraties in 2023 wordt gepubliceerd in de volgende WODC- rapportage die ik naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer kan delen.
De gegevens over vertrek kunnen niet systematisch worden gekoppeld aan het aantal misdrijven waarvan vreemdelingen worden verdacht.
Hoeveel procent van de personen die in 2022 van meer dan vijf misdrijven werden verdacht (conform de gehanteerde categorieën in het WODC-onderzoek «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2022») is uitgezet en hoeveel procent niet? Hoe liggen deze verhoudingen in 2023?
De gegevens over vertrek kunnen in het systeem niet automatisch worden gekoppeld aan het aantal misdrijven waarvan vreemdelingen worden verdacht.
Hoeveel asielzoekers (en/of andere personen die op COA-locaties verbleven) werden de afgelopen vijf jaar veroordeeld voor de delicten aanranding, verkrachting, zware mishandeling, doodslag en moord? Hoeveel van hen zijn uitgezet (en op welke wijze) en hoeveel niet?
In de WODC-rapportage waar ik in de vorige antwoorden naar heb verwezen, wordt ook het aantal afgehandelde misdrijfzaken door het Openbaar Ministerie gerapporteerd. Het gaat hierbij om de cijfers sinds 2019 en uitgesplitst naar delictcategorie.
In 2022 werden door de rechter 180 zaken afgehandeld in de delictcategorie «gewelds- en seksuele misdrijven». Daaronder vallen mishandeling, bedreiging en stalking, seksuele misdrijven, misdrijven tegen het leven en overige gewelds- en seksuele misdrijven. In 165 zaken werd de verdachte schuldig verklaard. In 15 zaken werd de verdachte vrijgesproken.
Voor vertrek van VRIS-ers verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. De gegevens over vertrek kunnen niet systematisch worden gekoppeld aan het type misdrijf.
Hoe kan het dat het aantal intrekkingen en afwijzingen van verblijfsvergunningen op grond van de openbare orde is afgenomen van respectievelijk 40 en 30 naar 20 en 10 tussen 2020 en 2022 terwijl zowel het aantal personen op COA-locaties als het aantal incidenten en misdrijven in die periode juist is toegenomen? Heeft deze trend zich in 2023 voortgezet?
Zowel in 2022 als in 2021 zijn 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken op grond van openbare orde. Het intrekken van een vergunning is overigens niet aan de orde voor de groep asielzoekers die op COA-locaties nog in de asielprocedure zit en aan wie nog geen vergunning is verstrekt.
In 2022 zijn er 10 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde, in 2021 werden 20 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde.3
Er zijn in de eerste zes maanden van 2023 circa 10 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde. Er zijn in de eerste zes maanden van 2023 minder dan 10 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde. Hierbij moet worden opgemerkt dat gelet op ontwikkelingen in de jurisprudentie en het RSJ-rapport4 ook veel zaken door de IND noodgedwongen zijn aangehouden, waardoor besluitvorming nog niet mogelijk was.
Hoeveel vreemdelingen met een (aanvraag voor) een verblijfsvergunning asiel zijn in 2022 op grond van het Vreemdeling in de Strafrechtketen (VRIS)-protocol overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), hoeveel van hen zijn in totaal aantoonbaar vertrokken en hoeveel van hen zijn aantoonbaar gedwongen vertrokken? Om welke aantallen ging het in 2023?
Zie het antwoord op vraag 1.
In hoeverre strekt uw wetsvoorstel «Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen» zich tot intrekken of weigeren van verblijfsvergunningen asiel?
Dit wetsvoorstel tot wijziging van artikel 21, vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ziet op het al dan niet kunnen afwijzen van een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Het heeft dan ook geen betrekking op het intrekken of afwijzen van een asielvergunning.
Het wetsvoorstel ziet op het wegnemen van een inconsistentie in de Vreemdelingenwet. Het is nu wel mogelijk om van een vreemdeling die hier sinds zijn geboorte of voor zijn vierde levensjaar is gekomen een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken bij ernstige misdrijven, maar het is niet mogelijk een aanvraag voor een verblijfsvergunning onbepaalde tijd van hem af te wijzen bij ernstige misdrijven. Dit kan nu enkel als hij is veroordeeld voor 60+ maanden gevangenisstraf voor drugsdelicten.
Dit wijzigingsvoorstel zal dit wel mogelijk maken. Daarbij wordt aangesloten bij bestaande praktijk van de glijdende schaal (3.86 Vb) waarbij de duur van het rechtmatige verblijf van de vreemdeling wordt afgewogen tegen de inbreuk op de openbare orde (middels het plegen van ernstige misdrijven). Hoe langer het rechtmatige verblijf, hoe ernstiger het gepleegde misdrijf moet zijn om tot afwijzing van de verblijfvergunningsaanvraag onbepaalde tijd over te kunnen gaan.
De voorwaarden voor de verlening en intrekking van de vergunning voor onbepaalde tijd asiel zijn geregeld in artikel 34 en 35 Vw 2000. Een bepaling zoals artikel 21, vierde lid Vw 2000 staat niet in deze artikelen. Alle typen strafbare feiten, mits deze voldoende ernstig zijn, kunnen worden betrokken bij de afwijzing of intrekking van de asielvergunning.
Blijven de grenzen voor het afwijzen of intrekken van een verblijfsvergunning asiel op grond van de openbare orde ook onder dit wetsvoorstel op zes maanden (bij subsidiaire bescherming) en tien maanden (bij een vluchtelingenstatus)?
Aangezien het wetsvoorstel geen betrekking heeft op de verblijfsvergunning asiel, zal het de normen voor het weigeren of intrekken van een asielvergunning op grond van openbare orde niet wijzigen.
Zo ja, deelt u de mening dat de drempel om verblijfsvergunningen asiel op grond van de openbare orde te kunnen weigeren of intrekken fors omlaag moet en welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Op 3 oktober 2022 heb ik uw Kamer bericht over een toezegging in een brief van 1 juli 2020 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om uw Kamer te informeren over het openbare-ordebeleid in asielzaken.5 In de brief van 2022 heb ik aangegeven dat het op dat moment niet opportuun was om eventuele wijzigingen in te zetten in verband met een lopende procedure bij het Hof van Justitie van de EU. Inmiddels, op 6 juli 2023, heeft het Hof uitspraak gedaan. Ik verwacht u op korte termijn verder te kunnen informeren.
Bent u bekend met de recente casus (waarover ik benaderd ben) van een asielzoeker uit Budel die onlangs voor een dubbele aanranding werd veroordeeld tot zes weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar, nadat hij eerder (als bewoner van een ander asielzoekerscentrum) ook al was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor een zedendelict?
Op individuele casuïstiek kan ik niet ingaan.
Zo nee, bent u bereid van deze casus kennis te nemen?
Het is niet aan mij als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om op individueel niveau bemoeienis te hebben met de strafrechtelijke opvolging.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is indien een asielzoeker drie aanrandingen kan plegen zonder daarvoor één dag vast te zitten – laat staan er verblijfsrechtelijke consequenties van te ondervinden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben met u van mening dat hard moet worden opgetreden bij overlastgevend en strafbaar gedrag, waaronder zedendelicten. Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb aangegeven is het echter niet aan mij als Staatssecretaris van asiel en migratie om bemoeienis te hebben met de wijze waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd en vervolgens veroordeeld.
Ten aanzien van de verblijfsrechtelijke consequenties, geldt dat de IND de verblijfsvergunning asiel kan weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Na een afwijzend besluit of een intrekking van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of (aansluitend in) vreemdelingenbewaring.
Deelt u tevens de mening dat het onverteerbaar is dat slachtoffers van dergelijke vergrijpen in hun eigen dorp met angst over straat moeten in de gedachte dat zij de dader opnieuw tegen het lijf kunnen lopen, aangezien deze geen enkele verblijfsrechtelijke consequentie ondervindt van zijn gedrag? Zo nee, waarom niet?
Zonder op de individuele omstandigheden van dit geval in te gaan, wil ik benadrukken dat het absoluut onaanvaardbaar is dat overlastgevend en strafbaar gedrag leidt tot onveiligheid op straat. Overlastgevende en criminele asielzoekers moeten zo snel mogelijk uit ons asiel- en opvangstelsel gehaald worden. Met landelijke en lokale maatregelen bundelen het Rijk en gemeenten hun krachten om overlast en criminaliteit te voorkomen en wanneer dit toch plaatsvindt, effectief aan te pakken. De nationale aanpak, waar het kabinet structureel 45 miljoen euro per jaar voor heeft vrijgemaakt, is te onderscheiden in vier pijlers: snel beslissen in de asielprocedure, maatwerk bieden in de opvang, lik-op-stuk beleid toepassen in de openbare ruimte en inzetten op terugkeer. Het OM zet in op een directe strafrechtelijke afdoening (lik-op-stuk) van een asielzoeker die verdacht wordt van een misdrijf, bijvoorbeeld door (super)snelrecht in te zetten. Op die manier wordt overlastgevend en crimineel gedrag hard aangepakt.
Deelt u de mening dat dergelijke zaken het logischerwijs toch al zeer geringe draagvlak voor het huidige asielbeleid alleen maar verder ondergraven? Zo nee, waarom niet?
Overlastgevend en crimineel gedrag van asielzoekers dragen bij aan onveiligheid en doen inderdaad afbreuk aan het draagvlak voor asielopvang. Om het draagvlak voor asielopvang te behouden, is het daarom van blijvend belang om overlastgevend en crimineel gedrag gericht aan te pakken.
Deelt u het uitgangspunt dat voor asielzoekers die misdrijven zoals aanrandingen en erger plegen geen seconde langer plaats zou moeten zijn in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Ten aanzien van de verblijfsrechtelijke consequenties op grond van openbare orde verwijs ik naar het antwoord op vraag 13.
De brief van 19 december 2023 aan de Provinciale Regietafel (PRT) Noord-Holland |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de brief een voorstel is van demissionair Minister De Jonge en demissionair Staatssecretaris Van der Burg aan de Provinciale Regietafel (PRT) van Noord-Holland om Amsterdam 1.200 asielzoekers op te laten vangen die zij volgens de verdeling onder het regiem van de Spreidingswet sowieso zouden moeten opvangen in ruil voor het opvangen van 1.200 statushouders door andere gemeenten in Noord-Holland?1
Nee dat klopt niet. De gemeente Amsterdam realiseert, ondanks de grote krapte en de schaarse grond meer opvang voor Oekraïense ontheemden, asielzoekers en andere aandachtsgroepen zoals dak- en thuislozen dan volgt uit de gemeentelijke opgave. Amsterdam blijft in verhouding echter fors achter op de taakstelling van de te huisvesten statushouders.
Om deze achterstand in te lopen heeft de gemeente Amsterdam het aanbod gedaan, waaraan reeds geruime tijd, sinds 2021, zorgvuldig wordt gewerkt, om structureel meer asielopvang te realiseren en daarbij de asielopvang die de gemeente zo realiseert bovenop de gemeentelijke opgave op basis van vrijwilligheid te verevenen met andere Noord Hollandse gemeenten voor wie huisvesting eenvoudiger te organiseren is dan opvang. Omdat zowel het huisvesten van statushouders, als het realiseren van meer opvanglocaties in het gezamenlijk belang van het Rijk en de gemeente is, steunt het Rijk dit initiatief. Er rust op ons allen een verantwoordelijkheid om concurrentie tussen de verschillende doelgroepen zoveel als mogelijk te voorkomen en er ook zorg voor te dragen dat deze niet tegenover elkaar komen te staan. Wij vinden het dan ook verstandig en verantwoordelijk om dit initiatief te steunen.
In de brief aan de Provinciale Regietafel (PRT) van Noord-Holland wordt het voornemen van Amsterdam genoemd. Zoals vermeld in de brief, steunen wij het voorstel van Amsterdam en komen wij graag, samen met het provinciebestuur en de gemeente, op basis van vrijwilligheid met gemeenten in gesprek om de verevening te laten slagen.
Klopt het dat Amsterdam, onder het voorgestelde regiem van de Spreidingswet en bij een instroom van 50.000 asielzoekers, in totaal ongeveer 2.577 asielzoekers moet opvangen?
Nee, dit klopt niet. De Tweede Kamer heeft met het amendement Van Dijk c.s. bepaald dat bij de verdeling van het aantal opvangplaatsen ook rekening moet worden gehouden met de SES-WOA-score van de betreffende gemeente. In het «Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken opvangvoorzieningen», dat nu voor advisering bij de Raad van State ligt, is de rekenmethode opgenomen hoe te komen tot de indicatieve verdeling per gemeente. De berekening is gebaseerd op het totale aantal benodigde opvangplaatsen voor heel Nederland (de capaciteitsraming), het inwoneraantal van de gemeente en de SES-WOA-score van de gemeente.
Wij hechten er overigens aan op te merken dat de systematiek van de Spreidingswet gebaseerd is op het «aantal benodigde opvangplaatsen» en niet de «instroom» zoals in de vraag wordt vermeld. Ervan uitgaande dat de vraag van het lid Keijzer is hoe groot de indicatieve verdeling voor de gemeente Amsterdam is bij een (fictieve) capaciteitsraming van 50.000 plekken, dan leidt deze berekening op basis van inwoneraantal en SES-WOA-score tot een aantal van ongeveer 2.300 opvangplaatsen.
Zijn de 1.200 plekken waarover de brief spreekt inclusief aan de plekken die Amsterdam moet realiseren onder een eventuele Spreidingswet? Of komen deze plekken bovenop een eventuele verplichting?
Zoals vermeld bij vraag 1 komen deze plekken bovenop de (indicatieve) gemeentelijke opgave van Amsterdam en niet in plaats ervan. Amsterdam realiseert momenteel ongeveer 3300 asielopvangplekken (en tijdelijk nog 650 noodopvangplekken) en wil dit ophogen met maximaal 1200 plekken.
Waarom is deze mogelijke afspraak tot op heden niet gedeeld met gemeenten in Noord-Holland, met de provinciale staten van Noord-Holland en met de Tweede Kamer?
Middels de brief van 19 december aan de leden van de Provinciale Regietafel Noord-Holland zijn de gemeentebesturen van de gemeenten in Noord Holland in kennis gesteld van het aanbod van Amsterdam om asielopvangplekken op basis van vrijwilligheid te verevenen met te huisvesten statushouders. Dit aanbod is ook besproken met de verantwoordelijke gedeputeerde, alsmede met de commissaris van de Koning. Hiermee is ook het provinciebestuur betrokken.
Omdat het regionale aangelegenheid betreft die onder het huidige landelijke beleid al mogelijk is, is de Tweede Kamer hierover niet geïnformeerd.
Hebben de genoemde bewindslieden ook namens andere grote steden een soortgelijk verzoek gedaan aan de andere PRT’s? Zo ja, kunt u aangeven welke steden en/of gemeenten het betreft?
Afgelopen jaar hebben wij op meerdere momenten een verzoek gedaan aan de colleges van burgemeesters en wethouders om snel aanvullende asielopvangplekken te realiseren en de uitstroom van statushouders te versnellen. In dit verband verwijzen wijgraag naar de brieven van 6 juni jl., 22 september jl. alsmede 6 oktober jl. Vanuit Amsterdam is het onder vraag 1 genoemde aanbod gedaan. Om het aanbod van Amsterdam te kunnen realiseren is een gesprek nodig. Om dit gesprek te openen is besloten om dit specifieke aanbod onder de aandacht van de Provinciale Regietafel Noord-Holland te brengen.
Met andere gemeenten zijn we ook op verschillende wijze in gesprek om aanvullende asielopvangplekken te realiseren en de uitstroom van statushouders te versnellen, bijvoorbeeld door de realisatie van zogenaamde doorstroomlocaties.
Stuurt het Rijk voor andere gemeenten ook aan op maatwerk met betrekking tot het aantal op te vangen asielzoekers en statushouders in het geval de Spreidingswet wordt aangenomen? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het gelijkheidsbeginsel?
Zoals hiervoor onder vraag 5 beschreven spreken wij met meerdere gemeenten over de opvang van asielzoekers en de huisvesting van statushouders. De Huisvestingswet maakt vrijwillige uitruil tussen gemeenten mogelijk ten aanzien van de taakstelling huisvesting vergunninghouders. In ons antwoord op vraag 13 gaan wij hier verder op in.
Zijn er afspraken gemaakt met Amsterdam of andere gemeenten over het maximum aantal op te vangen veiligelanders? Zo ja, welke steden en/of gemeenten zijn dat? Gelden die afspraken voor alle gemeenten?
Het COA sluit met gemeenten een bestuursovereenkomst af waarin afspraken staan rondom de opvang van asielzoekers. In het verleden zijn er met individuele gemeenten afspraken gemaakt ten aanzien van de opvang van verschillende doelgroepen, waaronder veilige landers. Reden hiervoor wat dat COA alle plekken nodig had. Bij nader inzien vindt de Staatssecretaris dit onwenselijk, elke asielzoeker moet worden opgevangen en het is in het kader van draagvlak voor opvang dan ook belangrijk dat iedere COA locatie een representatieve afspiegeling is van de populatie van het COA. Doelgroepbeperkingen maakt dan ook geen deel meer uit van nieuwe bestuursovereenkomsten. Wel wordt rekening gehouden met de geschiktheid van locaties voor bepaalde doelgroepen, denk hierbij aan het opvangen van kinderen op bijvoorbeeld boten.
Is het een correcte observatie dat u de provinciale regietafel(s) nu al actief probeert aan te sturen volgens de regels van de nog niet ingevoerde Spreidingswet en de Wet versterking regie volkshuisvesting?
Dat is een onjuiste observatie. Wij hebben het aanbod van Amsterdam onder de aandacht gebracht bij de leden van de Provinciale Regietafel Noord-Holland, met daarbij de oproep om, tezamen met Amsterdam op basis van vrijwilligheid in gesprek te treden over eventuele verevening. Het voorstel van de gemeente Amsterdam steunen wij, omdat er een grote noodzaak is om snel aanvullende asielopvangplekken te realiseren en de uitstroom van statushouders te bespoedigen. Daarbij waarderen wij dat de gemeente Amsterdam serieus werk maakt van het realiseren van deze extra asielopvang en de inspanning van de provincie om dit in gezamenlijkheid vorm te geven in samenwerking met de PRT. Overigens is het nu ook al mogelijk, op basis van de Huisvestingswet (art 29, tweede lid), om afspraken te maken tussen gemeenten onderling om meer of minder statushouders te huisvesten zolang de totale taakstelling gelijk blijft.
Daarnaast is het wel de verwachting dat, onder het model van de Spreidingswet en de Wet Regie op de Volkshuisvesting, (meer) gemeenten de verschillende opgaven in regionaal verband zullen oppakken.
Wat betekent het voor het aanzien van het kabinet en het respect voor onze volksvertegenwoordiging, dat u als demissionair bewindslieden al druk doende bent om te sturen op basis van wetgeving die nog niet eens is aangenomen door de Eerste Kamer? Dit in het licht van opmerkingen vanuit het kabinet dat het «onverstandig» (De Jonge), «slecht voor het aanzien van de politiek» (Van Gennip) en «niet chic» (Adema) zou zijn om in het licht van de verkiezingsuitslag pas op de plaats te maken met de behandeling van de Spreidingswet?
De Huisvestingswet maakt nu al een vrijwillige uitruil tussen gemeenten mogelijk ten aanzien van de taakstelling huisvesting vergunninghouders. In het antwoord op vraag 13 gaan wij hier verder op in.
Voorts heeft de Eerste Kamer de spreidingswet niet controversieel verklaard, hierop is het wetsvoorstel opnieuw in behandeling genomen door de vaste commissie Immigratie & Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ). De Eerste Kamer gaat, conform het Reglement van Orde van de Eerste Kamer, over de eigen agenda, waaronder de wijze van behandeling van bij de Eerste Kamer ingediende wetsvoorstellen. Het kabinet staat achter dit wetsvoorstel en vindt het belangrijk dat er rust in het asielopvangsysteem komt en dat asielopvang meer evenwichtig over Nederland verspreid wordt. Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen ontstaat er voor gemeenten een wettelijke taak om asielopvang mogelijk te maken. Gemeenten hebben daarnaast reeds een wettelijke taak om statushouders te huisvesten. Gemeenten krijgen de ruimte om gezamenlijk aan de PRT te bepalen hoe deze opgaven het beste ingevuld kunnen worden
Wanneer is deze brief binnen het kabinet tot stand gekomen? Kunt u daar een tijdspad van delen? Zo ja, wanneer?
Op maandag 18 december heeft er een bestuurlijk overleg met de betrokken wethouders van de gemeente Amsterdam, commissaris van de Koning van de provincie Noord-Holland en betrokken gedeputeerde plaatsgevonden. Tijdens dit overleg is mede op verzoek van de CdK voorgesteld door het Rijk om een brief te sturen aan de Provinciale Regietafel Noord-Holland waarin het Rijk het aanbod van de gemeente Amsterdam om extra asielopvangplekken te realiseren bovenop de gemeentelijke opgave en deze te verevenen met te huisvesten statushouders zou steunen. Na dit overleg is de brief opgesteld.
Heeft de gemeente Amsterdam, of een vertegenwoordiger daarvan, formeel of informeel contact gehad met het kabinet over een mogelijke afspraak zoals voorgesteld in deze brief?
Ja, de brief is op maandag 18 december jl. in concept gedeeld met ambtenaren van de gemeente Amsterdam alsmede met de provincie Noord-Holland.
Kunt u de Tweede Kamer alle communicatie tussen de rijksoverheid en gemeente Amsterdam laten toekomen die vooraf is gegaan aan het opstellen van deze brief en alle communicatie die heeft gevolgd op deze brief tussen de rijksoverheid en de gemeente Amsterdam?
Wij zullen de communicatie tussen de gemeente en het rijk inventariseren en u doen toekomen. Gezien het verzoek om spoedige beantwoording en het feit dat de stukken moeten worden beoordeeld in het kader van het functioneren van de staat zal dit op een later moment aan uw kamer worden verstuurd.
Welke juridische onderlegger heeft de PRT van Noord-Holland om uitruilafspraken te maken zonder invoering van de Spreidingswet?
De Huisvestingswet 20142, artikel 29 lid 2, biedt burgemeester en wethouders van twee of meer gemeenten de mogelijkheid gezamenlijk te besluiten de taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders die voor de betrokken gemeenten geldt te wijzigen zolang de som van de aantallen te huisvesten vergunninghouders door die wijziging niet verandert. De Huisvestingswet stelt daarmee alleen dat wanneer een gemeente een deel van de taakstelling van een ander overneemt, dit voor die gemeente een plus op hun taakstelling oplevert die in omvang gelijk is aan de min op de taakstelling voor de andere gemeente. Daarnaast zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over hoeveel asielopvang provincies zouden moeten verzorgen. Hier ligt nog geen wettelijke bepaling onder. Daarvoor dient het wetsvoorstel gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (de Spreidingswet). De Huisvestingswet en de bestuurlijke afspraken omtrent asielopvang vormen daarmee de basis voor een mogelijke vrijwillige uitruil die tussen gemeenten onderling vormgegeven kan worden.
Bent u voornemens om de Wet versterking regie volkshuisvesting naar de Kamer te sturen? Zo ja, wanneer?
De Minister van BZK is voornemens de Wet versterking regie volkshuisvesting naar de Kamer te sturen. De Kamer kan het wetsvoorstel naar verwachting dit voorjaar tegemoet zien.
En past een dergelijke wet bij de status van een demmisionair kabinet?
De wet geeft invulling aan beleid dat reeds is vastgesteld. Daarvoor verwijst de Minister graag naar de Nationale Woon- en Bouwagenda, het programma Woningbouw en het programma Een Thuis voor Iedereen. Daarnaast heeft de Kamer dit onderwerp niet controversieel verklaard. Dat is voor hem aanleiding om het wetsvoorstel verder uit te werken en binnenkort aan uw Kamer aan te bieden.
Welke juridische status heeft het door u gepromote vooruitgrijpen op het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, zolang deze wet niet in werking is getreden?
Op dit moment heeft het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting geen juridische status. De Huisvestingswet biedt de ruimte om in gezamenlijkheid tussen gemeenten naar de opgave voor statushouders en groepen urgent woningzoekenden te kijken en tot verdeelafspraken te komen.
Worden statushouders in de nieuwe Wet versterking regie volkshuisvesting aan gewezen moeten worden als doelgroep die valt onder de verplichte voorrang op sociale huurwoningen?
Nee, statushouders worden in Wet versterking regie niet aangewezen als verplichte urgentiecategorie. De taakstelling voor statushouders uit de Huisvestingswet blijft bestaan, daaraan verandert als gevolg van het wetsvoorstel niets. De huisvesting van statushouders moet plaatsvinden naast de huisvesting van urgent woningzoekenden. Gemeenten hebben de mogelijkheid om statushouders aan te wijzen als urgentiecategorie om invulling te geven aan de wettelijke taakstelling.
Past het dit demissionaire kabinet om vergaande afspraken te maken vooruitlopend op een wet die nog is ingediend bij de Staten-Generaal?
Wij verwijzen u naar het antwoord op vraag 9 en 13.
Welke rol heeft de PRT in de Wet versterking regie volkshuisvesting en wordt het toezicht hierop ondergebracht bij de provincie of bij de commissaris van de Koning (CvdK) als Rijksheer zoals ook beoogd in de Spreidingswet?
De PRT heeft geen rol in de Wet versterking regie volkshuisvesting.
Welke bijdragen ontvangen gemeenten in Noord-Holland per opgevangen Oekraïner voor verblijf, zorg en onderwijs?
De bijdragen aan de gemeenten in Noord-Holland per opgevangen Oekraïner komen op dezelfde manier tot stand als die aan andere gemeenten in Nederland.
Ter bekostiging van verblijf van ontheemden uit Oekraïne in gemeentelijke of particuliere opvang ontvangen gemeenten een specifieke uitkering op basis van de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO). Het uitgangspunt is dat gemeenten geen financieel nadeel ondervinden van de opvang en dat de bekostiging bijdraagt aan het creëren van voldoende opvangplekken door financiële drempels weg te nemen. Voor verdere informatie over de systematiek en financiering verwijzen wijnaar de regeling BooO3.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning vanuit de Wmo 2015 en de Jeugdwet, de uitvoering van het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg, het Rijksvaccinatieprogramma en het prenataal huisbezoek uit de Wet publieke gezondheid. Voor 2023 is er een bedrag van € 20,2 mln. over gemeenten verdeeld naar rato van het aantal opgevangen ontheemden per gemeente.
Voor het geven van onderwijs zijn schoolbesturen verantwoordelijk en krijgen daarvoor bekostiging vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor onderwijshuisvesting, leerlingvervoer en schoolmaatschappelijk werk.
Vanwege de plotselinge toestroom in 2022, is er een éénmalige specifieke uitkering (SPUK) beschikbaar gesteld aan gemeenten om de kosten voor onderwijshuisvesting te overbruggen. Het ging om kosten die gemeenten hebben gemaakt tussen 1 maart 2022 en 31 juli 2023. Daarnaast ontvingen gemeenten voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2023 een eenmalige tegemoetkoming in de kosten voor voorschoolse educatie van Oekraïense kinderen en ontvingen zij in 2022 en 2023 een Decentralisatie Uitkering voor leerlingenvervoer voor Oekraïense ontheemden in zowel het primair als voortgezet onderwijs.
De incidentele inzet was erop gericht om tijdens de periode direct na de massale toestroom in te kunnen spelen op urgente situaties. Nu steeds meer leerlingen doorgestroomd zijn naar regulier onderwijs en langer in Nederland zijn, is aanvullende inzet niet meer nodig. Gemeenten kunnen waar nodig de middelen via de reguliere systematiek vanuit het gemeentefonds inzetten.
Op basis van welke regeling verblijven Oekraïners gratis in Nederland, tot wanneer is deze regeling van kracht en om hoeveel personen gaat het, uitgesplitst naar leeftijd?
Bij besluit van 4 maart 2022 (EU) 2022/382 heeft de Raad van de Europese Unie besloten dat tijdelijke bescherming wordt verleend aan personen die Oekraïne hebben verlaten in verband met de grootschalige invasie door de Russische strijdkrachten op 24 februari 2022.
Gelet hierop kennen de lidstaten van de Europese Unie aan deze groep de rechten toe als genoemd in Richtlijn 2011/55/EG (de Richtlijn tijdelijke bescherming). In Nederland is de richtlijn geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. Hierbij is er toentertijd voor gekozen om de richtlijn te laten aansluiten bij het stelsel en de uitgangspunten van de Vreemdelingenwet 2000. Op 28 september 2023 heeft de Europese Commissie besloten om de tijdelijke bescherming te verlengen tot 4 maart 2025.
Om de grote toestroom van ontheemden uit Oekraïne aan te kunnen, heeft de regering in het begin van de oorlog de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking (Wvb) in werking gesteld. Met de activering van het noodrecht is een wettelijke taak belegd bij burgemeesters om zorg te dragen voor opvang, waaronder de huisvesting en verzorging van ontheemden alsook de voorbereiding daartoe. Doel hiervan was om met elkaar in staat te zijn voldoende opvangplekken te creëren. Naast activering van het staatsnoodrecht is de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: RooO) opgesteld. Deze ministeriële regeling omvat nadere regelgeving over de taken van de burgmeester met betrekking tot het zorgdragen van opvang en voorzieningen, of zogeheten verstrekkingen. De regeling is in werking getreden op 1 april 2022 en behoudt geldigheid onder artikelen 2c en 4 van de Wvb.
De Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne ligt momenteel voor bij uw Kamer ter behandeling. Bij inwerkingtreding zal deze wet de juridische grondslag gaan vormen voor de RooO.
Op 29 december 2023 stonden er 105.650 ontheemden met de Oekraïense nationaliteit ingeschreven in de Basisregistratie Personen, waarvan 23.880 in de leeftijd van 0–18, 76.650 in de leeftijd van 18–65 en 5.120 in de leeftijd van 65+. Eind december zijn er ruim 88.000 gemeentelijke noodopvangplekken gerealiseerd, waarvan er rond de 87.500 zijn bezet. Ongeveer 20% van de ontheemden vindt eigen onderdak.
Is het evenredig tegenover Nederlandse minima, welke huur en zorgpremie betalen, dat mensen die hier verblijven vanwege hun status als onheemde, maar ook kunnen en/of mogen werken, deze kosten niet betalen?
Het kabinet vindt het wenselijk dat ontheemden bijdragen in de kosten voor de opvang. In de praktijk is dit echter complex om in te regelen. In de verzamelbrief opvang Oekraïne van 19 december 20234 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheiduw Kamer hierover nader geïnformeerd.
Werkende ontheemden vallen, net als niet-werkende ontheemden, onder de Regeling Medische Zorg Ontheemden (RMO), omdat het niet uitvoerbaar is om alleen werkende ontheemden onder de zorgverzekering te laten vallen. Vanwege het sterk wisselen tussen werk en geen werk, zouden zij de zorgverzekering en de eventuele zorgtoeslag regelmatig stop moeten zetten en zouden zorgverzekeraars uitbetaalde zorgkosten moeten terugontvangen. Werkende ontheemden betalen wel de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) en dragen op die manier bij aan ons zorgstelsel. Een relatief groot deel van de werkende ontheemden zou zorgtoeslag ontvangen wanneer zij onder de ZVW zouden vallen, waarmee een groot deel van de zorgpremie zou worden betaald. De macro-financiële effecten van een overgang van de RMO naar de zorgverzekering zijn dan ook beperkt. Desondanks wordt geïnventariseerd op welke wijze ontheemden kunnen worden opgenomen in het zorgverzekeringsstelsel.
Overweegt u de regeling af te schaffen dan wel te versoberen tot een punt waarin ontheemden die in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien zelf verantwoordelijk zijn voor de kosten? Zo ja, wanneer gaat u dat doen en wilt u de Kamer hierover informeren zodra de versobering intreedt?
De RooO biedt de minimaal benodigde ondersteuning in het levensonderhoud van ontheemden. De bedragen zijn niet hoger dan het minimum dat volgens Nibud nodig is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Het kabinet beoordeelt de huidige bedragen als sober maar toereikend. Het kabinet ziet geen ruimte om deze ondersteuning af te schaffen aangezien ontheemden ingevolge de RTB recht hebben in ondersteuning in hun levensonderhoud. Voor nadere informatie van de RTB5 hiervan verwijzen we naar de richtlijn.
Welke rol hebben de gekozen volksvertegenwoordigers zoals provinciale staten en de betrokken gemeenteraden in proces zoals opgenomen in de brief van 19 december jl, gelet op het gegeven dat deelnemers aan de PRT, te weten de commissaris van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders, niet gekozen bestuurders zijn?
Conform het Nederlands staatsrecht kent iedere gemeente een college van burgemeesters en wethouders. Het college voert het dagelijks bestuur van de gemeente uit en is verantwoordelijk voor de voorbereiding van raadsbesluiten. Voor de provincie is deze bevoegdheid belegd bij de gedeputeerde staten. Het college van burgemeester en wethouders, alsmede de gedeputeerde staten legt vervolgens verantwoording af aan de gemeenteraad, dan wel de provinciale staten.
In de Provinciale Regietafel Noord-Holland is een voorstel gedeeld, maar worden geen besluiten genomen. Het betreft een bestuurlijk afstemmingsgremium. Het is aan de betrokken bestuursorganen zelf om te bepalen wanneer de gemeenteraad dan wel de provinciale staten geïnformeerd worden.
Is het voorstel dat Amsterdam 1.200 asielzoekers extra gaat opvangen reeds bekend bij de gemeenteraad van Amsterdam? Kunt u de Kamer informeren wanneer en hoe de gemeenteraad hierover is geïnformeerd?
Zie antwoord op vraag 24.
Is het voorstel dat de omliggende gemeenten meer statushouders gaan plaatsen reeds bekend bij de betrokken gemeenteraden? Kunt u de Kamer informeren wanneer en hoe de gemeenteraden hierover zijn geïnformeerd?
Zie antwoord op vraag 24.
Is het voorstel dat commissaris van de Koning Van Dijk en gedeputeerde Beemsterboer namens de bewindslieden hebben gedaan bekend bij provinciale staten van Noord-Holland? Kunt u de Kamer informeren wanneer en hoe provinciale staten hierover zijn geïnformeerd?
Zoals hiervoor vermeld bij vraag 24, het is aan de gedeputeerde staten om aan de provinciale staten indien noodzakelijk in te lichten. Wij vinden het niet gepast om hier vanuit onze rol uitspraken over te doen. Het verzoek is overigens niet door de betreffende provinciebestuurders gedaan.
Welke inspraak hebben de inwoners van Amsterdam en de omliggende gemeenten over deze gemaakte afspraken?
Tot op heden zijn er nog geen afspraken gemaakt met omliggende gemeenten naar aanleiding van het voorstel van de gemeente Amsterdam. Voorts verwijzen wij graag naar het antwoord op vraag 24 en is het college van burgemeester en wethouders in principe verantwoordelijk voor het realiseren van inspraak met de omwonenden als er een concreet plan ligt.
Kan u de Kamer een gespreksverslag laten toekomen van het gesprek dat op 21 december 2023 volgens de brief heeft plaatsgevonden?
De provinciale regietafels vinden plaats ten behoeve van de noodzakelijke afstemming tussen het COA en de gemeenten in een provincie. Behoefte en mogelijkheden van asielopvang worden hier gezamenlijk besproken onder voorzitterschap van de commissaris van de Koning in zijn hoedanigheid als rijksorgaan. Wij vinden het van belang dat de leden van de PRT´s vrijelijk kunnen spreken tijdens bijeenkomsten van de PRT´s. Tegelijkertijd begrijpen wij de wens om transparantie. Over het delen van het verslag willen wij dan ook een zorgvuldige afweging maken, waarbij wij ook kijken naar het belang van de staat en in overleg met de leden van de PRT. Wij komen hier op korte termijn op terug bij uw Kamer.
Is de observatie juist dat alleen voor de structurele opvang van extra asielzoekers (zoals voorgesteld in Amsterdam) een financiële bonus beschikbaar is en niet voor opvang van extra statushouders (zoals voorgesteld in Noord-Holland buiten Amsterdam), terwijl een gemeente daar ook substantiële extra kosten voor moet maken, naast het effect dat de wachtlijsten voor reguliere woningzoekenden langer zullen worden?
Deze observatie klopt niet. Op basis van de Spreidingswet kunnen onder voorwaarden uitkeringen worden verstrekt voor opvangplaatsen van bijzondere aard, duurzame opvangplaatsen en, na ommekomst van de wetscyclus van 2 jaar voor opvangplaatsen indien 75% van de provinciale opgave is behaald. De Spreidingswet is momenteel nog niet van kracht. Er is geen financiële tegemoetkoming met de gemeente afgesproken voor de extra asiel- opvangplekken. Voor de extra woningbouw zijn wel enkele financiële regelingen van kracht. De snelle bouw van extra woningen kan naast voor lokale woningzoekenden ook gunstig zijn voor de huisvesting van statushouders en andere aandachtsgroepen.
Welke financiële vergoeding dan wel extra financiële bonus krijgt Amsterdam voor het opvangen van 1.200 asielzoekers structureel extra? Deelt u de mening dat dit dan een dubbele financiële beloning is voor het tekortschieten in haar verantwoordelijkheden door onze hoofdstad?
Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van een financiële vergoeding aan de gemeente Amsterdam. Indien de Spreidingswet wordt aangenomen en in werking treedt kan er, onder voorwaarden, aanspraak worden gemaakt op een specifieke uitkering. Derhalve is hier op dit moment geen sprake van een dubbele vergoeding.
Klopt het dat Amsterdam achterloopt op haar taakstelling van opvang van statushouders en dat ingrijpen door de provincie dreigt, inclusief plaatsen van statushouders in hotels op kosten van de gemeente (en niet het COA zoals nu het geval is)?
Het klopt dat de gemeente Amsterdam achterloopt op de taakstelling. Het jaar 2023 is afgesloten met een achterstand van 1.360 te huisvesten statushouders. De provincie, in dezen vertegenwoordigd door de gedeputeerde die verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de taakstelling voert hierover gesprekken met de gemeente. De wijze waarop het interbestuurlijk toezicht wordt uitgeoefend door de provincie is aan het provinciebestuur om te bepalen.
Welk bedrag per extra geplaatste statushouder, een voornemen dat uit de brief spreekt, wil het Rijk geven aan de kleinere Noord-Hollandse gemeenten en wordt hierbij ook rekening gehouden met niet alleen huisvesting maar ook kosten voor communicatie/participatie met inwoners en bedrijven of extra voorzieningen die nodig zijn voor uitkeringen, OV, medische begeleiding en onderwijs?
De kosten die gepaard gaan met reguliere huisvesting kennen een vast karakter. Er zijn op dit moment geen afspraken met betrekking tot financiële compensatie met de gemeente voor extra asiel-opvangplekken. Hierbij is van belang op te merken dat het voor gemeenten mogelijk is om voor te lopen op de taakstelling. Extra te huisvesten statushouders tellen mee voor de taakstelling.
Realiseert het kabinet zich dat de wachtlijsten voor woningzoekenden ook in de Noord-Hollandse gemeenten buiten Amsterdam erg lang zijn en dat door dit voorstel de wachtlijsten in de omringende gemeenten langer worden om die van Amsterdam te kunnen ontzien?
Het uitgangspunt van het kabinet is dat iedereen recht heeft op een passende woning. Op dit moment is dit helaas niet altijd het geval. De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Met de Nationale Woon- en Bouwagenda wil het kabinet het landelijk woningtekort oplossen. Eén van de doelen van deze agenda is de bouw van 981.000 woningen tot en met 2030 voor alle woningzoekenden. In de regionale woondeals zijn deze afspraken nader uitgewerkt. Ook zet het kabinet met het programma «Een thuis voor iedereen» in op voldoende betaalbare woningen voor aandachtsgroepen waaronder statushouders, dak- en thuisloze mensen, uitstromers uit een intramurale voorziening, studenten en arbeidsmigranten. Van gemeenten wordt verlangd dat zij de huisvestingsopgave van aandachtsgroepen in beeld brengt en in regionaal verband afspraken maken over een evenwichtige verdeling van de huisvesting van deze mensen. Er rust op ons allen een verantwoordelijkheid om concurrentie tussen de verschillende doelgroepen zoveel als mogelijk te voorkomen en er ook zorg voor te dragen dat deze niet tegenover elkaar komen te staan.
Meent het kabinet daar draagvlak voor te zien bij de betrokken inwoners en lokale gemeenteraden? Zo ja, kunt u de Kamer informeren op grond waarvan draagvlak bij de overige Noord-Hollandse gemeenten blijkt?
Aan de Provinciale Regietafel is het voorstel van de gemeente Amsterdam besproken om extra asielopvangplekken te realiseren en deze te verevenen met te huisvesten statushouders. Wij steunen het aanbod van Amsterdam om meer asielopvangplekken mogelijk te maken en waardeer de inzet die zij daarop leveren. Verevening kan zowel in het belang van Amsterdam als in het belang van de gemeenten in de regio zijn, bijvoorbeeld wanneer dit gepaard gaat met een impuls in de woningbouw, waar de gemeente Amsterdam en het Rijk aan kunnen bijdragen. De komende periode zal door de gemeente Amsterdam en andere gemeenten in Noord-Holland verkend worden of dit daadwerkelijk gewenst en mogelijk is. Ook waarderen wij de inzet die de provincie Noord-Holland en de commissaris van de Koning als voorzitter van de PRT levert om dit gesprek op regionaal niveau mogelijk te maken. Op dit moment kan nog niet geconcludeerd worden of er voldoende draagvlak is.
Wilt u deze vragen afzonderlijk en in detail beantwoorden?
Wij hebben de vragen zoveel mogelijk afzonderlijk beantwoord en enkel waar dat de leesbaarheid ten goed kwam naar eerdere antwoorden verwezen.
Wilt u deze vragen voor 16 januari 2024 beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Mijn kinderen voelen zich door mij in de steek gelaten, mijn dochter gelooft niet dat een asielaanvraag zo lang kan duren' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel Palestijnse asielaanvragers worden geraakt door het moratorium, inclusief staatloze Palestijnen en Palestijnen van wie de nationaliteit onbekend is?1
Het is niet mogelijk om betrouwbare cijfers te genereren ten aanzien van instroom en terugkeer van (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse Gebieden. De cijfers zijn niet nader te specificeren op Palestijnen, omdat de Palestijnse nationaliteit niet wordt erkend en vreemdelingen dus niet als zodanig kunnen worden geregistreerd. Daarnaast geldt dat (staatloze) Palestijnen verschillende landen van gebruikelijke verblijfplaats kunnen hebben.
Of iemand onder de werking van het besluit- en vertrekmoratorium valt, blijkt aan de hand van de individuele dossiers, en bij nieuwe asielaanvragen komt dit naar voren bij het aanmeldgehoor. In het aanmeldgehoor wordt aandacht besteed aan de gestelde herkomst van de Palestijnse vreemdeling. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of een persoon onder de werking van het moratorium valt.
Bent u het ermee eens dat, gezien de recente uitlatingen van de Israëlische regering, het noodzakelijk is het beleid ten aanzien van asielverzoeken van Palestijnen te herzien, omdat de situatie in Gaza waarschijnlijk nog lang duurt, terwijl gezinsleden in groot gevaar verkeren?
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 19 december jl.2 wordt een besluit- en vertrekmoratorium afgekondigd wanneer er naar verwachting voor een korte periode onzekerheid bestaat over de situatie in een land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist op aanvragen van vreemdelingen die daar vandaan komen.
Een dergelijke situatie doet zich momenteel voor in de Palestijnse gebieden. Het is op dit moment nog te vroeg om definitieve conclusies te verbinden aan de implicaties die de situatie aldaar heeft voor verzoeken om internationale bescherming. Het is immers niet mogelijk om op grond van de huidige onzekere en veranderlijke situatie te komen tot bestendig beleid. Uiteraard wordt de situatie in de Palestijnse Gebieden tussentijds gemonitord. Indien daartoe aanleiding bestaat kan dan ook bezien worden of het moratorium voortijdig beëindigd kan worden.
Bent u bereid om, in elk geval in die gevallen waarbij mensen afhankelijk zijn van een snel besluit, zoals in het geval van gezinsleden in de Palestijnse gebieden en in die gevallen waarbij het asielverzoek losstaat van Israëlische aanvallen op Gaza en de West Bank en geweld van kolonisten, deze verzoeken met voorrang te behandelen?
Het besluit- en vertrekmoratorium is afgekondigd omdat er op dit moment onvoldoende duidelijkheid bestaat over de situatie in de Palestijnse Gebieden om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken voor verzoeken om internationale bescherming. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is het namelijk niet mogelijk om op grond van de huidige onzekere en veranderlijke situatie te komen tot bestendig beleid. Dit heeft tot gevolg dat er dus ook in de gevallen die u noemt geen weloverwogen besluitvorming kan plaatsvinden omtrent de betreffende aanvragen.
Hierop zijn wel enkele uitzonderingen. In zaken die ouder zijn dan 21 maanden en waarin dus de maximale beslistermijn is overschreden zal een besluit genomen moeten worden. Daarnaast kan de IND beslissen in zaken van (staatloze) Palestijnen die onder het mandaat van de UNWRA vallen, waarin – op het moment dat het besluit- en vertrekmoratorium werd ingesteld – reeds een nader gehoor was afgenomen en die op grond van artikel 1D positief beslist kunnen worden.3 Het moet hierbij gaan om zaken waarbij de (staatloze) Palestijn de Palestijnse Gebieden voor 7 oktober jl. heeft verlaten.
Bent u bereid om het beleid voor verzoeken van Palestijnen meer te laten aansluiten bij dat van asielverzoeken uit Syrië en Yemen, waarbij het ook altijd mogelijk is een vergunning in te trekken als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert?
Het is op basis van Europese regelgeving mogelijk om een asielvergunning in te trekken indien de grond waarop deze is verleend komt te vervallen. In relatie tot vergunningen die zijn verleend vanwege de algemene veiligheidssituatie in een bepaald land betekent dit inderdaad dat een vergunning ingetrokken kan worden indien de veiligheidssituatie duurzaam en bestendig is verbeterd.
Echter, kunnen er op dit moment zoals reeds aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 geen bestendige beleidsmatige conclusies verbonden worden aan de situatie in de Palestijnse Gebieden. Het is daarmee op dit moment niet mogelijk om zorgvuldig te beoordelen of eenieder die afkomstig is uit de Palestijnse Gebieden vanwege de veiligheidssituatie aldaar internationale bescherming behoeft dan wel of een reeds verleende vergunning ingetrokken kan worden.
Indien het antwoord op vraag 3 en 4 ontkennend is, bent u bereid binnen drie maanden dit beleid opnieuw te bezien (via een brief aan de Kamer) op basis van de dan actuele situatie in Gaza en de West Bank?
De situatie in de Palestijnse Gebieden wordt tussentijds nauwgezet gemonitord. Indien daartoe aanleiding bestaat kan bezien worden of het moratorium voortijdig beëindigd kan worden. Uw Kamer zal in ieder geval uiterlijk binnen zes maanden geïnformeerd worden over het verlengen dan wel vervallen van het besluit- en vertrekmoratorium. Indien de situatie over drie maanden voldoende uitgekristalliseerd is zal uw Kamer uiteraard reeds dan geïnformeerd worden. Dit kan ik op dit moment echter nog niet met volledige zekerheid toezeggen.
Bent u, gezien de actualiteit, bereid deze vragen snel te behandelen?
Ja.
Overvolle gevangenissen en tbs-klinieken. |
|
Gidi Markuszower (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geen plek meer in de cel; Noodklok om overvolle penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken»?1
Ja.
Hoeveel criminelen die eigenlijk in de cel of in een tbs-kliniek hadden moeten zitten lopen nu vrij rond?
In mijn brief van 30 november jl. heb ik aangekondigd dat per 6 december jl. volwassen, mannelijke zelfmelders tijdelijk niet worden opgeroepen. Een zelfmelder is een persoon die is veroordeeld, maar waarvan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) namens de Minister heeft bepaald dat de persoon op een nader te bepalen tijd zich moeten melden bij een Penitentiaire Inrichting (PI). Zij worden niet middels een last tot aanhouding door de politie opgehaald. Het was dus al bestaande praktijk dat deze groep veroordeelden niet direct wordt opgeroepen. Het aantal volwassen mannelijke zelfmelders met een (geplande) melddatum tussen 6 december 2023 en 31 maart 2024, van wie de oproep is ingetrokken dan wel niet is verstuurd, bedraagt 636.
Justitiabelen aan wie de maatregel tbs met dwang is opgelegd wachten in het gevangeniswezen totdat zij in een tbs-kliniek geplaatst kunnen worden. Vanwege de capaciteitsdruk verblijven momenteel ongeveer 150 zogeheten tbs-passanten in het gevangeniswezen.
Deelt u de mening dat criminelen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, hun straf nooit mogen ontlopen?
Ja, die mening deel ik. Een persoon die door de rechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf zal in beginsel altijd daadwerkelijk detentie ondergaan. Het niet opnemen van zelfmelders is een tijdelijke noodmaatregel als gevolg van persoonstekort bij DJI waardoor niet alle cellen inzetbaar zijn. De maatregel heeft daarmee geen structureel effect maar een opschortende werking. Door zelfmelders tijdelijk niet op te roepen ontstaat wel ruimte om andere maatregelen, die wel structureel effect sorteren, verder uit te werken. Ik beoog met de aanvullende maatregelen er voor te zorgen dat zelfmelders zo spoedig mogelijk weer opgeroepen kunnen worden.
Klopt het dat een aantal gevangenissen die zijn gesloten nu gebruikt worden voor de opvang van asielzoekers? Zo ja, welke?
Een aantal jaren geleden heeft DJI diverse inrichtingen gesloten en overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Onder andere de locatie Zoetermeer wordt momenteel gebruikt door het COA.
Kunt u de Kamer informeren wat u in uw resterende termijn gaat doen om ervoor te zorgen dat iedere crimineel die veroordeeld is tot een gevangenisstraf daadwerkelijk achter slot en grendel wordt gezet?
In mijn brief d.d. 30 november2 heb ik aangekondigd op korte termijn zelfmelders tijdelijk niet meer op te nemen. Het niet oproepen van zelfmelders is een tijdelijke noodmaatregel en heeft op korte termijn het capaciteitstekort opgevangen. Ik wil deze maatregel echter zo snel mogelijk weer opheffen, omdat er een voorraad van zelfmelders ontstaat die later alsnog hun straf moeten uitzitten. Om meer cellen te kunnen inzetten blijft het van cruciaal belang dat er meer personeel beschikbaar komt bij DJI. DJI doet het volgende om de personeelstekorten terug te dringen: werven van nieuw personeel, behoud huidige personeel, terugdringen van het ziekteverzuim. Ook wordt gekeken naar het anders organiseren van werk. Deze aanpak heeft nog niet binnen alle PI’s het beoogde effect. Ik verken daarom momenteel nog een aantal aanvullende maatregelen, zoals aangekondigd in mijn brief van 30 november jl., waaronder het verruimen van de plaatsingscriteria voor de Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA) en de inzet van elektronische monitoring aan het einde van de vrijheidsstraf. Ik neem op korte termijn een besluit over de daadwerkelijke inzet van de aanvullende maatregelen en zal uw Kamer daar zo spoedig mogelijk over informeren.
De voorgenomen sluiting van het Walaardt Sacré Kamp dat sinds de zomer 2021 fungeert als opvanglocatie voor Afghaanse vluchtelingen |
|
Eddy van Hijum (CDA), Isa Kahraman (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de voorgenomen sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide (gemeente Zeist), dat sinds de zomer 2021 fungeert als opvanglocatie voor Afghaanse vluchtelingen en hun gezinsleden?1
Ja.
Klopt het dat Ministerie van Defensie aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft laten weten dat in maart alle vluchtelingen vertrokken moeten zijn?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers op verzoek van civiele autoriteiten, zoals COA en gemeenten. In de afgelopen jaren heeft Defensie een helpende hand geboden bij capaciteitstekorten in de opvang. Dit geschiedt altijd met een duidelijke einddatum. Wat betreft het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide was deze einddatum voorzien op 31 december 2023. Het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn met Defensie en in samenspraak met de gemeente Zeist een geleidelijke afbouw richting juli 2024 overeengekomen. Defensie gaat de kazerne in 2024 weer gereed maken voor de groeiende, eigen organisatie, onder andere om operationele eenheden gereed te stellen.
Bent u er van op de hoogte dat het gemeentebestuur en omwonenden achter de locatie als opvangplek voor Afghaanse vluchtelingen staan?
Ja.
Hoe verhoudt de voorgenomen sluiting zich tot uw oproep van 8 december aan gemeenten om vierduizend extra opvangplekken beschikbaar te stellen, waarbij u locaties van defensie expliciet als optie noemde?
Op de locatie in Huis ter Heide worden op dit moment ca. 250 Afghaanse asielzoekers opgevangen. De locatie zou, in verband met renovatiewerkzaamheden, per 1 januari 2024 gesloten worden. De gemeente Zeist alsmede meerdere omwonenden van het Walaardt Sacré Kamp hebben, in verband met het tekort aan opvangplekken, verzocht om de locatie open te houden. Op 21 december jl. is door uw Kamer een motie aangenomen waarin u het kabinet verzoekt om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om de locatie langer open te houden, of om het afbouwpad naar sluiting te verlengen.2 In het verlengde van deze motie zijn het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid met Defensie in samenspraak met de gemeente Zeist een geleidelijke afbouw richting juli 2024 overeengekomen. Defensie gaat de kazerne in 2024 weer gereed maken ten behoeve van de groeiende, eigen organisatie. Defensie houdt met de gemeente Zeist contact over de periode tot aan 1 juli 2024.
Defensie blijft, ook na juli 2024, in nauwe verbinding met het COA en met gemeenten om steeds opnieuw te kijken waar Defensie tijdelijk de opvang van asielzoekers kan ondersteunen.
Bent u bereid om de voorgenomen sluiting te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
In overeenstemming met het COA en in samenspraak met de gemeente Zeist heeft Defensie besloten om de locatie langer beschikbaar te stellen. Tegelijkertijd moet het Walaardt Sacré Kamp in 2024 weer gereed worden gemaakt voor gebruik door de eigen organisatie. Op het naast gelegen Camp New Amsterdam worden de werkzaamheden uitgebreid, hierdoor is het Walaardt Sacré Kamp nodig voor legering, facilitaire en andere ondersteunende functies.
Voor overige informatie wordt u verwezen naar het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven of er nog meer locaties van het Ministerie van Defensie zijn die worden ingezet voor asielopvang en waarbij de termijn op korte termijn afloopt?
Ja. De overeenkomst voor de opvang van Oekraïense ontheemden op de Generaal Winkelmankazerne in De Harskamp is verlengd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Defensie zijn in samenspraak met de gemeente Zeist overeengekomen dat deze opvang verlengt wordt tot 30 juni 2024, waarbij een afbouwplan van toepassing is vanaf 1 april 2024. Over de periode tot aan 1 juli 2024 houdt Defensie contact met de gemeente Zeist.
In hoeverre wordt door het Ministerie van Defensie actief (mee)gezocht naar tijdelijke opvanglocaties en worden gemeentebesturen actief benaderd met het verzoek om toestemming?
Defensie staat in nauwe verbinding met het COA en met gemeenten om steeds opnieuw te kijken waar Defensie tijdelijk de opvang van asielzoekers kan ondersteunen. Defensie draagt hiermee bij aan de landelijke opvang problematiek, maar dat is geen structurele oplossing. Defensie ondersteunt waar mogelijk. Tegelijkertijd onderstreep ik het belang dat militaire locaties kunnen worden gebruikt om operationele eenheden gereed te stellen.
Welke mogelijkheden bieden het nationaal programma Ruimte voor Defensie en het Strategisch Vastgoedplan (waaronder het afstoten van kazernes) voor de tijdelijke opvang van vluchtelingen?
Het Walaardt Sacre Kamp maakt onderdeel uit van de Transformatie van het Vastgoed van Defensie, het programma dat is opgezet voor de uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan (SVP) 2022. Elk verzoek van het COA aan Defensie om tijdelijk locaties beschikbaar te stellen voor asielopvang wordt met het oog op de noodzaak van de resultaten van het SVP bezien op de (on)mogelijkheden.
Het SVP is nauw verweven met het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD). De groei van Defensie vertaalt zich in meer militairen en burgers, meer en nieuw materieel en meer militaire activiteit. Dat betekent ook meer ruimte voor opleiden, trainen en oefenen. Aan deze concrete (direct en indirect) ruimtelijke behoefte wordt met het NPRD invulling gegeven. Op dit moment ligt de Notitie Reikwijdte en Detailniveau ter inzage, waarin beschreven wordt welke concrete locaties worden onderzocht. Het gaat hierbij om bestaande locaties, die al door de krijgsmacht in gebruik zijn en eventuele nieuwe locaties. Of en zo ja welke consequenties dit heeft voor de tijdelijke opvang van asielzoekers is op dit moment niet te zeggen. Een besluit over deze locaties wordt door een volgend kabinet genomen en op basis daarvan volgt uitwerking in planologisch-juridische besluiten. Gelet op de doorlooptijden worden naar verwachting de huidige, tijdelijke afspraken niet door het NPRD geraakt.
Hulp aan mannelijke sekswerkers |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Eindhovens inloophuis voor jongensprostitués met sluiting bedreigd: «Probleem alleen nog maar groter»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat jonge en zelfs minderjarige mannelijke sekswerkers die te maken hebben met misstanden waaronder gedwongen prostitutie, mensenhandel en uitbuiting hulp nodig hebben? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat die hulp geboden dient te worden onder andere om uitstappen mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Er is een onderscheid tussen sekswerk en seksuele uitbuiting (mensenhandel). Sekswerk is in Nederland een legaal beroep voor meerderjarigen. Voor sekswerkers die willen stoppen met het werk en daarbij hulp nodig hebben, worden uitstapprogramma’s gefinancierd middels de Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees (DUUP). Het doel van de uitstapprogramma’s is om in contact te komen met sekswerkers om hen indien gewenst te voorzien van informatie, hulp aan te bieden bij het proces van overwegen te stoppen en/of het realiseren van een andere daginvulling. De uitstapprogramma’s zijn toegankelijk voor alle sekswerkers. Er bestaat een grote diversiteit onder de sekswerkers, waaronder ook meerderjarige mannelijke sekswerkers, transpersonen en buitenlandse sekswerkers.
Het kopen van seks met een minderjarige is een strafbaar feit. Dit is strafbaar gesteld onder art. 248b van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) wanneer het gaat om 16- of 17-jarige slachtoffers. In het geval van slachtoffers jonger dan 16 jaar valt het kopen van seks onder andere zedenfeiten, namelijk ontucht met een persoon jonger dan 16 jaar (art. 245 of 247 Sr.). Wanneer sprake is van een uitbuitingssituatie, spreken we van mensenhandel. Dit is expliciet strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Hulp en opvang aan slachtoffers van mensenhandel wordt op verschillende manieren aangeboden, denk aan opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015), de Categorale Opvang Slachtoffers Mensenhandel (COSM), en de Jeugdwet.
Naar specifiek jongensslachtoffers van seksuele uitbuiting heeft het «Consortium seksuele uitbuiting jongens en jonge mannen» (een samenwerking tussen zorg- en expertiseorganisaties Koraal, Fier, Lumens, Pretty Woman/Best Man, Sterk Huis) in opdracht van het Ministerie van VWS onderzoek2 uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de achtergrond en ondersteuningsbehoefte van jongensslachtoffers van seksuele uitbuiting. In het onderzoek zijn jongens zelf aan het woord gelaten over seksuele uitbuiting en seksueel geweld en wat eraan vooraf ging. De opgedane kennis en inzichten zijn gebundeld in handreikingen voor ouders van jongensslachtoffers en geven professionals in de zorg, het wijkteam, het onderwijs en bij politie handvatten voor het signaleren, handelen en bieden van passende zorg en ondersteuning. Het Ministerie van VWS ondersteunt in het kader van de no-regrets 2023 van het Programma Samen tegen Mensenhandel in 2024 het vervolgtraject van het Consortium. Dit ziet o.a. op het bereiken van (potentiële) jongensslachtoffers met informatie over slachtofferschap en mogelijkheden voor hulp, gratis e-learning voor professionals en het doorontwikkelen en implementeren van specifieke zorgmethodieken voor jongens en mannen, wat bijdraagt aan laagdrempeligere en toegankelijke zorg en ondersteuning.
Ten slotte is vanuit het Programma Samen tegen Mensenhandel in 2023 een pilot gestart om kwetsbare jongens online proactief te benaderen. Met de pilot, uitgevoerd door het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel (CKM), wordt beoogd online preventie, signalering en zorg aan te bieden aan jongens. Hierbij wordt de overdracht van online naar offline hulpverlening landelijk goed afgestemd.
Kunt u een indicatie geven van hoe groot deze groep landelijk is?
Het is moeilijk om zicht te krijgen op het aantal slachtoffers van seksuele uitbuiting, waaronder het aantal mannelijke slachtoffers. In het jaarbeeld van 2022 van Comensha wordt gesproken over 1 jongensslachtoffer en 53 mannelijke slachtoffers in 2022. In eerder onderzoek wordt echter aangegeven dat geen goede inschatting gemaakt kan worden van de grootte van de groep mannelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting.3
Klopt het dat het Eindhovense inloophuis zelf jaarlijks 70–100 jongens opvangt en begeleidt naar een normaal leven? Hoeveel van die jongens komen van buiten de gemeente Eindhoven?
Ik heb geen inzage in de aantallen jongens en mannen die gebruik maken van dit inloophuis en uit welke regio zij komen.
Deelt u de mening dat het voor jonge mannelijke sekswerkers vanwege taboes op homoseksualiteit, sekswerk en mannelijk slachtofferschap moeilijk is om hulp te zoeken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en waar kunnen deze sekswerkers dan wel terecht?
Onderzoek bevestigt dat mannelijke sekswerkers vaak minder goed op de radar staan van instanties als hulp- en zorgverleners binnen gemeenten. Dat kan onder andere komen door taboes op homoseksualiteit, sekswerk en mannelijk slachtofferschap.4 Mannelijke sekswerkers vallen soms buiten het bereik van het ondersteuningsaanbod.5 Om de drempel voor mannelijke sekswerkers te verlagen hebben verschillende DUUP-organisaties mannelijke hulpverleners aangenomen. Ook concentreren bepaalde organisaties zich op een afgebakende groep binnen de seksbranche, zoals mannelijke sekswerkers. Informatie over moeilijk bereikbare doelgroepen wordt onder andere gedeeld met hulpverleningsorganisaties en DUUP-(centrum)gemeenten via de landelijke ontmoetingsdagen. De verwachting is dat kennisuitwisseling over moeilijk bereikbare doelgroepen ervoor zorgt dat het ondersteuningsaanbod beter aansluit bij de behoefte, waardoor mannelijke sekswerkers de uitstapprogramma’s beter weten te vinden.
Zoals vermeld bij de beantwoording van vraag 2 is in de afgelopen jaren en wordt het komende jaar ingezet op het bieden van betere bescherming en hulp aan jongensslachtoffers van seksuele uitbuiting. Onder andere door het verlagen van drempels voor jongensslachtoffers om hulp te zoeken die – veelal door taboes – niet durven te praten over wat ze meemaken.
Deelt u de mening dat er een laagdrempelige en bij deze doelgroep landelijk bekende hulpvoorziening moet blijven? Zo ja, waarom? Zo nee, waar kunnen deze sekswerkers dan wel terecht?
Meerderjarige mannelijke sekswerkers kunnen voor laagdrempelige hulpvoorzieningen terecht bij de uitstapprogramma’s. Op dit moment is een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s operationeel. Naast de uitstapprogramma’s kunnen meerderjarige mannelijke sekswerkers ook terecht bij andere organisaties, bijvoorbeeld de GGD voor hulp rond seksuele gezondheid.
Deelt u de mening dat het House of Inner Strength (HIS) een goede plek is waartoe vanuit heel Nederland mannen en jongens die sekswerk verrichten zich kunnen wenden en waar zij geholpen kunnen worden? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om dit inloophuis te laten continueren en in ieder geval niet voor het einde van het jaar al te laten stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het is voor potentiële slachtoffers van alle vormen van uitbuiting van belang dat zij de juiste opvang en ondersteuning op de juiste plek krijgen. De opvang van slachtoffers mensenhandel wordt voornamelijk door de centrumgemeenten Vrouwenopvang uit de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang bekostigd. Hier valt ook de mannenopvang onder. Voor specialistische jeugdhulp voor minderjarigen die te maken hebben met seksuele uitbuiting en seksueel geweld kunnen gemeenten gebruik maken van specialistische zorginstellingen. Gemeenten kunnen hiervoor eigen middelen uit de Algemene Uitkering en de Wmo2015 en Jeugdwet inzetten om de opvang, ondersteuning en hulp te financieren.
Binnen dit stelsel kunnen voorzieningen als het House of Inner Strength, waarin jongens op laagdrempelige wijze in contact komen met lotgenoten en verschillende vormen van hulp kunnen krijgen, bekostigd worden.
Het is nadrukkelijk de taak van gemeenten om opvang en ondersteuning te organiseren. Als het gaat om meer gespecialiseerde voorzieningen kan regionale of bovenregionale samenwerking daarbij noodzakelijk zijn.
Ik heb de kwestie van het House of Inner Strength vorig jaar voorgelegd aan de VNG met het verzoek hierover in gesprek te gaan met de gemeente Eindhoven. Om tegemoet te komen aan de motie Mutluer c.s.6 die de regering verzoekt om met betrokken gemeenten en de VNG in overleg te treden over mogelijke continuering van het House of Inner Strength, zullen zowel JenV als VWS deelnemen aan een vervolggesprek met betrokken organisaties. Dit gesprek zal in maart plaatsvinden.
Bent u bereid om Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma’s voor Prostituees (DUUP) van nu 6 miljoen euro per jaar te verhogen zodat ook de specifieke hulp voor jongen mannelijke sekswerkers daaronder komt te vallen? Zo ja, met welk bedrag gaat u deze uitkering verhogen? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 2023 is er per jaar 6 miljoen euro structureel beschikbaar voor de uitstapprogramma’s. Hieronder valt ook de specifieke hulp aan meerderjarige mannelijke sekswerkers. Het netwerk van uitstapprogramma’s is landelijk dekkend.
Bent u bereid om na te gaan hoe het HIS in ieder geval voor 2024 financiering kan ontvangen om de genoemde hulp te kunnen waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u bovenstaande vragen voor het op 21 december 2023 geplande commissiedebat over mensenhandel beantwoorden?
De dreigende sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Waarom wil de overheid tijdens een «nijpend tekort aan opvangplekken» toch «een goede opvanglocatie» sluiten?»?1
Ja.
Waarom wil de Rijksoverheid dat het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide voor de Afghaanse vluchtelingen gesloten wordt?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers op verzoek van civiele autoriteiten, zoals het COA en gemeenten. In de afgelopen jaren heeft Defensie een helpende hand geboden bij capaciteitstekorten in de opvang. Dit geschiedt altijd met een duidelijke einddatum. Wat betreft het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide was deze einddatum voorzien op 31 december 2023.
De gemeente Zeist alsmede meerdere omwonenden van het Walaardt Sacré Kamp hebben, in verband met het tekort aan opvangplekken, verzocht om de locatie open te houden. Op 21 december jl. is door uw Kamer tevens een motie2 hiertoe aangenomen, waarin u het kabinet verzoekt om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om de locatie langer open te houden, of om het afbouwpad naar sluiting te verlengen. In het verlengde van deze motie zijn het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid met Defensie en in samenspraak met de gemeente Zeist een geleidelijke afbouw richting juli 2024 overeengekomen. Over de periode tot aan 1 juli 2024 hebben Defensie en de gemeente contact. Hiermee doe ik uw motie gestand.
Defensie gaat de kazerne in 2024 conform planning weer gereed maken ten behoeve van de groeiende, eigen organisatie.
Klopt volgens u de beoordeling in het artikel dat de medische zorg en het onderwijs voor de vluchtelingen die op de kazerne verblijven op orde zijn en dat omwonenden tevreden zijn?
Ja.
Is het niet opmerkelijk dat een stabiele, goed draaiende opvanglocatie zoals het Walaardt Sacré Kamp wordt gesloten terwijl elders in het land naarstig gezocht wordt naar nieuwe opvangplekken, inclusief locaties van Defensie?
Bij het in gebruik nemen van de locatie was vanaf het begin al duidelijk dat de opvang op de locatie van tijdelijke aard zou zijn, immers Defensie heeft deze locatie voor een andere functie. In samenspraak met de gemeente Zeist is deze locatie in 2021 geopend voor het opvangen van Afghaanse asielzoekers. De meeste bewoners hebben inmiddels een vluchtelingenstatus en zijn derhalve in afwachting van definitieve huisvesting in een gemeente in Nederland. Het is de verwachting dat deze personen in de loop van 2024 huisvesting krijgen en dat de bezetting daarmee snel afneemt.
Welke bestemming wil de Rijksoverheid geven aan de kazerne als de Afghaanse vluchtelingen de locatie hebben verlaten?
De kazerne maakt onderdeel uit van de Transformatie van het Vastgoed van Defensie, het programma dat is opgezet voor de uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan (SVP) 2022. Met dit programma gaat Defensie de operationele gereedstelling verhogen, de werk- en woonomstandigheden op kazernes verbeteren om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven, de duurzaamheid van het vastgoed als onderdeel van de Rijksbrede opgaven ontwikkelen, en de betaalbaarheid verbeteren. In het SVP is toegezegd dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd over de vorderingen van het programma.
Is er vervangende huisvesting, medische zorg en onderwijs voor de Afghaanse vluchtelingen gevonden? Zo ja, betreft dit een permanente oplossing?
Zoals hierboven aangegeven, de meeste bewoners van het Walaardt Sacré Kamp hebben een vluchtelingenstatus en zijn in afwachting van definitieve huisvesting in een gemeente. Het Ministerie van Defensie en het COA zijn in samenspraak met de gemeente Zeist in gesprek over de geleidelijke afbouw van de locatie.
Het nieuws dat het demissionaire kabinet onderzoekt of er asielzoekers kunnen worden opgevangen op locaties van Defensie |
|
Joeri Pool (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris is in gesprek met Defensie over opvang asielzoekers in kazernes»?1
Ja.
Bent u bereid de plannen om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen direct af te schieten?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers. Defensie heeft hiertoe onder andere militaire locaties2 ter beschikking gesteld en doet dit nu nog steeds op twee locaties: het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide en op de Legerplaats Harskamp.
Een eventueel verzoek van een bestuursorgaan aan Defensie voor militaire steunverlening in het openbaar belang, dat via de reguliere kanalen wordt aangevraagd, wordt door Defensie zorgvuldig gewogen. Per geval wordt beoordeeld in hoeverre het verzoek juridisch en bestuurlijk houdbaar is en of de gevolgen van instemming met het verzoek onwenselijke effecten hebben op de gereedstelling en inzetbaarheid van Defensie.
Deelt u de mening dat het volstrekt onverantwoord is om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen vanwege eventuele veiligheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de besluitvorming om ontheemden of asielzoekers tijdelijk op militaire locaties op te vangen wordt het veiligheidsaspect meegewogen, net als de mogelijke verdringingseffecten voor de krijgsmacht. Na een zorgvuldige afweging wordt eventueel ingestemd met de tijdelijke opvang. Na instemming worden, indien nodig, door Defensie in afstemming met het COA op de militaire locatie additionele beveiligingsmaatregelen getroffen.
Zijn er bij de eerdere opvang van asielzoekers op locaties van Defensie incidenten geweest? Zo ja, hoeveel en welke incidenten?
Ja.
Voor het aantal gemelde incidenten verwijs ik u naar de «COA incidentenregistratie per locatie» op www.coa.nl.
Deelt u de mening dat militaire locaties zijn bedoeld voor militaire doeleinden en niet voor de opvang van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Primair zijn militaire locaties bedoeld voor militaire doeleinden.
In het geval van een zwaarwegend humanitair belang, zoals nu het geval is ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne of asielzoekers, maakt Defensie, bij een formeel verzoek van een daartoe bevoegd bestuursorgaan, de afweging of ondersteuning aan de civiele autoriteiten geboden kan worden. In die afweging worden de consequenties voor de gereedheid van de krijgsmacht meegenomen en wordt bekeken voor welke periode de steunverlening kan worden geleverd.
Het artikel ‘Enorme groei van illegale seksbranche: tot duizenden advertenties per dag erbij’ |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Enorme groei van illegale seksbranche: tot duizenden advertenties per dag erbij»?1
Ja, met dit artikel ben ik bekend.
Klopt het, zoals in het artikel vermeld staat, dat het illegale sekswerk fors is toegenomen, terwijl het aantal legale sekswerkers juist sterk is gedaald?
In 2022 is het rapport «Aard en omvang van de Nederlandse seksbranche» gepubliceerd.2 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Uit het rapport blijkt allereerst dat het niet mogelijk is om harde cijfers over de omvang van de seksbranche in aantallen sekswerkers te benoemen. Fluctuaties tussen seizoenen en mobiliteit tussen onderdelen van de branche maken het verzamelen van dergelijke cijfers ingewikkeld.3
Het onderzoek naar de Nederlandse seksbranche toont aan dat het aantal vergunde bedrijven in Nederland in 2020 wordt geschat op 373. Dit aantal is lager dan in 2014. Toen werd dit aantal op 833 geschat. Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het aantal vergunde bedrijven dalende is en dat die daling sterk is. Hoe groot de daling precies is, kan op basis van dit onderzoek niet aangegeven worden. Een mogelijke verklaring voor de afname is dat het aantal vergunningen van een aantal grotere gemeenten niet zijn meegenomen in het onderzoek.4
Sekswerk is legaal, divers en kan op vele wijzen worden uitgevoerd. Daarnaast is het sekswerkbeleid in Nederland lokaal belegd, waardoor het per gemeente verschilt voor welk type sekswerk een vergunning aangevraagd dient te worden. Relatief veel gemeenten kiezen bijvoorbeeld voor vergunningen voor seksclubs en privéhuizen en escortbureaus.5 Sommige gemeenten hanteren geen vergunningsplicht voor individuele, zelfstandig werkende sekswerkers. Sekswerkers kunnen daar niet-vergund, legaal werken. De afname van vergunde werkplekken betekent daarom niet direct een toename van niet-vergund sekswerk.6 Zo kunnen sekswerkers bijvoorbeeld legaal werken vanuit huis, mits zij zich houden aan de door gemeente gestelde eisen.
Hoeveel sekswerkers zijn er op dit moment per gemeente actief met vergunning? Kunt u daarnaast een inschatting geven van het aantal sekswerkers per gemeente dat actief is zonder vergunning?
Zoals benoemd in de vorige vraag, is het niet mogelijk harde cijfers in aantallen sekswerkers te geven. Sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het opstellen van sekswerkbeleid. Gemeenten kunnen in hun Algemene Plaatselijke Verordening aangeven welke eisen worden gesteld aan vergund sekswerk. Niet iedere gemeente heeft een vergunningsstelsel. Als gemeenten geen vergunningseisen stellen, betekent dit dat sekswerkers niet-vergund, legaal hun werk kunnen uitvoeren.
Klopt het, zoals in het artikel vermeld staat, dat wanneer legale sekswerkplekken worden gesloten de sekswerkers wel actief blijven?
Zoals benoemd in vraag 2, is al een aantal jaren een dalende trend zichtbaar in het aantal vergunde bedrijven. Flexibele vormen (vergund en niet-vergund), waarin zelfstandig werkende sekswerkers hun klanten werven via internet en sociale media, nemen toe. Deze trend is niet uniek voor de seksbranche, maar ligt in lijn met digitalisering en de toename van de verkoop van producten en diensten via internet en de groei van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in andere branches in Nederland. De verwachting is dat daarmee ook het aantal zelfstandig werkende sekswerkers de laatste jaren is toegenomen. Daarnaast lijkt het erop dat het verbod op sekswerk in november van 2020 (i.v.m. corona) heeft gezorgd voor relatief veel nieuwe advertenties, maar ook tot juist veel gesloten advertenties. Dit zou kunnen duiden op sekswerkers die vanuit de vergunde branche in de internetbranche zijn gaan werken én op sekswerkers die vanwege het verbod op sekswerk (tijdelijk) zijn gestopt met werken via websites.7 Hier moet bij vermeld worden dat deze trend een primair gevolg was van het sekswerkverbod tijdens de coronapandemie. Het is niet bekend of het om een blijvende ontwikkeling gaat.
Bent u bereid om in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te bezien welke maatregelen kunnen worden getroffen om te bevorderen dat sekswerkadvertenties zoveel mogelijk door legale sekswerkers worden geplaatst?
Het is van belang dat advertentieplatforms hun verantwoordelijkheid binnen deze problematiek nemen. Daarnaast zijn enkele trajecten en acties interessant te benoemen binnen dit kader.
Ten eerste heeft één van de Harvard Mensenhandel Field Lab (MFL) teams zich ontfermd over de problematiek van online seksuele uitbuiting van minderjarigen op online platforms voor vraag en aanbod van betaalde seks.8 Een aantal seksadvertentieplatforms heeft in 2018 een gedragscode opgesteld met als doel een richtlijn op te stellen ter voorkoming van seksuele uitbuiting van minderjarigen op online platformen. Uit het onderzoek van het MFL team bleek dat de gedragscode in de praktijk te weinig nageleefd wordt. De aanbevelingen van het team zijn bekend bij de advertentieplatforms die betrokken zijn bij de gedragscode. Ik zal de ontwikkelingen volgen om te bezien hoe deze aanbevelingen worden opgepakt.
Ten tweede is in de Veiligheidsagenda afgesproken dat de politie zich versterkt op de aanpak van uitbuiting die online plaatsvindt, waarbij onder andere gewerkt wordt aan het versterken van de samenwerking met wenselijke partners op het gebied van het signaleren van uitbuiting die online plaatsvindt. Hieraan wordt door politie invulling gegeven door bijvoorbeeld in gesprek te gaan met leveranciers van online platforms en door aandacht te vragen voor het verstrekken van signalen van uitbuiting aan de politie.
Ten derde zal in februari 2024 voor Nederland de Digital Services Act (hierna: DSA) in werking treden. Dit is een Europese verordening die onder meer tot doel heeft de bescherming van grondrechten te verbeteren, online misleiding en gebrekkige informatie aan te pakken en een gelijk speelveld voor bedrijven en digitale handel makkelijker te maken. Ook stelt de DSA nadere regels ter bescherming van (minderjarige) burgers. Bijvoorbeeld aan tussenhandeldiensten, zoals websites en online platforms, over onder andere de moderatie op online illegale activiteit en inhoud. Zo moeten ze een duidelijke meldknop hebben zodat bezoekers mogelijke illegale inhoud makkelijk kunnen melden en moeten ze vervolgens transparantie tonen over wat er met deze meldingen is gedaan. De verwachting is dat het inwerkingtreden van de DSA, naast dat dit in den brede ziet op digitale illegale activiteiten en inhoud, ook zal kunnen bijdragen aan het tegengaan van bijvoorbeeld advertenties op digitale platforms die verband houden met mensenhandel of seks met minderjarigen.
Ik wacht de resultaten die uit deze trajecten voortkomen af alvorens verdere acties te ondernemen. Over relevante ontwikkelingen met betrekking tot het bovenstaande zal ik zo nodig met de VNG contact opnemen.
Hoe beoordeelt u het signaal dat met het verdwijnen van legale en daarmee ook veilige werkplekken de sekswerkers genoodzaakt zijn om in de niet-vergunde branche te gaan werken?
Het signaal is bij het ministerie bekend, onder andere door gesprekken met de branche en gemeenten. Met name in de niet-vergunde en tevens niet-legale branche kunnen voor de sekswerker meerdere nadelen en risico’s kleven. Zo blijkt bijvoorbeeld dat sekswerkers in de niet-legale seksbranche een hogere drempel ervaren bij toegang tot zorg en bij het doen van een melding bij de politie. Dit kan bijdragen aan het ontstaan en voortduren van misstanden zoals dwang, uitbuiting en geweld.9 Gemeenten worden gestimuleerd om door te gaan met het opstellen en of actualiseren van lokaal sekswerkbeleid. Het is belangrijk dat gemeenten met hun lokale beleid aan de slag blijven om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor sekswerkers.
Welke alternatieven voor raamsekswerk zijn de afgelopen jaren door gemeenten ontwikkeld, waarbij sekswerk op een andere manier legaal kan worden uitgevoerd?
Sekswerk kan op vele manieren uitgevoerd worden. Raamsekswerk is een van de voorkomende vormen van sekswerk. Verschillende gemeenten zijn de afgelopen jaren op zoek gegaan naar beleid waarbij sekswerk op een andere manier legaal kan worden uitgevoerd, zoals het expliciet toestaan van thuiswerken. Deze gemeenten bezien hoe en onder welke voorwaarden sekswerk op een legale en veilige manier kan plaatsvinden. In het onderzoek Sekswerk in gemeente Utrecht van de commissie Sorgdrager zijn ook verschillende aanbevelingen gedaan, waaronder het werken in groepsverband en het toestaan van thuiswerken.10
Hoe beoordeelt u de stelling in het artikel dat toezicht en handhaving van illegale prostitutie op dit moment vrijwel onmogelijk is door strenge privacyregels?
Ik heb veelvuldig gesproken met onder meer de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht over de knelpunten die gemeenten ervaren in het toezicht en de handhaving op de seksbranche. De oorzaak die hieraan ten grondslag ligt is dat er momenteel geen wettelijke grondslag bestaat voor het kunnen verwerken van gegevens van sekswerkers. Gemeenten geven aan dat dit zeer onwenselijk is gelet op de risico’s die zich kunnen voordoen in deze branche. Daarom ben ik aan de slag gegaan met het wetsvoorstel gemeentelijk toezicht op seksbedrijven (Wgts). Met dit wetsvoorstel wordt een wettelijke grondslag gecreëerd waardoor exploitanten van seksbedrijven en gemeenten bijzondere gegevens van sekswerkers kunnen verwerken ten behoeve van het toezicht en de naleving op de seksbranche.
Het wetsvoorstel is op 4 januari jl. aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Na ommekomst van het advies van de Raad van State, wordt het advies verwerkt en een nader rapport opgesteld. Afhankelijk van het dictum volgt mogelijk behandeling in de Minsterraad waarna het wetsvoorstel kan worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Wanneer de wet in werking kan treden is afhankelijk van het verloop van het wetgevingsproces, waaronder de benodigde tijd voor het zorgvuldig verwerken van het advies van de Raad van State en het opstellen van het nader rapport gevolgd door de behandeling van het wetsvoorstel in beide Kamers.
Bent u bereid de betreffende privacyregelgeving of de toepassing daarvan te versoepelen om misstanden in de prostitutie beter aan te kunnen pakken? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 8.
Wanneer wordt de Wet gemeentelijk toezicht op seksbedrijven ingediend bij de Tweede Kamer?
Zie mijn antwoord bij vraag 8.