De bestrijding van desinformatie door de denktank Desinformatie. |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel ««Desinformatie» over vaccins bestrijden. Wat deden ambtenaren achter de schermen?»?1
Ja.
Herinnert u zich dat deze zaken niet aan het licht kwamen toen u antwoord gaf op de vraag: «Kunt u de vraag beantwoorden of de Nederlandse overheid (inclusief alle ministeries, alle diensten zoals AIVD en MIVD, leger(onderdelen), de politie, de NCTV, agentschappen zoals het RIVM, ZBO’s en andere eenheden en datacentra (zoals het Land Information Manoeuvre Centre)) de afgelopen vier jaar toegang heeft (of gehad heeft) tot de portal van Meta waar desinformation gemeld wordt of vergelijkbare portals bij andere sociale media bedrijven of andere manieren om bepaalde content minder zichtbaar of onzichtbaar te maken, gebruikers een waarschuwing, een ban of een schaduwban te geven?'2
Het is juist dat de denktank desinformatie niet is genoemd in de beantwoording, waarnaar wordt verwezen, omdat de denktank geen toegang heeft tot een dergelijk portal bij Meta of andere sociale media bedrijven. De denktank heeft ook niet de status van «trusted flagger». Deelnemers aan de denktank kunnen, net als ieder ander, reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden.
Hoe komt het dat deze vraag onvolledig beantwoord is?
De vraag is volledig beantwoord. In de beantwoording3 is aangegeven dat «Naast deze speciale statussen het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Er is hier geen compleet overzicht van. Net als dat bedrijven of burgers meldingen kunnen doen bij online platformen, kunnen organisaties binnen de rijksoverheid om verschillende redenen, en vanuit hun diverse taakopvatting in contact treden met online platformen.» Het contact van ambtenaren uit de denktank desinformatie met platformen valt hier ook onder. Deelnemers van de denktank hebben contact gehad met platformen zonder dat zij hierbij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hadden.
Wilt u ervoor zorgdragen dat de bovengenoemde vraag nogmaals beantwoord wordt maar nu volledig en wel over de afgelopen vier jaar?
Voor de organisaties binnen de rijksoverheid waarvan bekend is dat ze over een «trusted flagger» status beschikken bij Meta of andere online platformen, verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere Kamervragen4. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3, had de denktank desinformatie geen dergelijke status.
In dezelfde antwoorden staat ook beschreven dat het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Dit gebeurt, zoals aangegeven, vanuit verschillende taakopvattingen. Bijvoorbeeld wanneer hacking of phishing aan de orde lijkt te zijn of wanneer er nep-accounts zijn aangemaakt door anderen, die moeten doorgaan voor accounts van bewindspersonen of een account van een ministerie. Zoals eerder aangegeven, is er geen compleet overzicht van alle interacties, die overheidsorganisaties de afgelopen vier jaar hebben gehad met online platformen.
Kunt u precies aangeven hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief ambtenaren, agentschappen, zelfstandig bestuursorganen (ZBO’s) en inspecties) te werk is gegaan in de afgelopen vijf jaar bij het bestrijden van desinformatie, hoe dat gedefinieerd is en welke informatie minder zichtbaar of onzichtbaar gemaakt is op internet?
Nee, dat kan ik niet, want er is geen overzicht van de inzet van het Ministerie van VWS en de daaronder vallende gremia op het gebied van desinformatie. Het Ministerie van VWS en de verschillende gremia, die hieronder vallen, hebben niet de bevoegdheid of mogelijkheid informatie minder zichtbaar of onzichtbaar te maken op internet. De beslissing hiertoe ligt bij de sociale media platformen, die hierover gaan.
Het Ministerie van VWS hanteert de rijksbrede definitie van desinformatie5.
Hieronder is er een beschrijving gegeven van de inzet van het Ministerie van VWS, de IGJ en het RIVM.
In 20186 heeft de toenmalig Staatssecretaris van VWS een brief naar de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van een daling in de vaccinatiegraad. In deze brief zijn zes actielijnen omschreven, waaronder de actielijn «actief tegengaan van onjuiste informatie». De reden voor deze actielijn is dat het actief verspreiden van misvattingen over vaccinaties kan leiden tot onzekerheid of onduidelijkheid bij ouders en tot onnodige gezondheidsschade bij kinderen.
Op 15 april 2019 heeft de eerste bijeenkomst van de denktank desinformatie plaatsgevonden, waarbij een aantal uitgangspunten voor de denktank is opgesteld. In de brief7 waarmee uw Kamer hierover is geïnformeerd is ook beschreven dat deelname aan de denktank desinformatie op eigen initiatief is en er voor VWS een faciliterende rol werd voorzien. Vanaf april 2019 is de denktank desinformatie meermaals bij elkaar gekomen en was de inzet van de denktank gericht op het beschikbaar stellen van betrouwbare informatie en hebben deelnemers van de denktank op individuele titel ingezet op het weerspreken van onjuiste informatie op sociale media, televisie, in kranten en in vakbladen.
De Tweede Kamer is doorlopend geïnformeerd over de inzet van de denktank8.
Naast de denktank desinformatie die is opgericht in 2019 onder de vlag van de Vaccinatiealliantie is er vanuit het Ministerie van VWS geïntensiveerde inzet geweest op de aanpak van desinformatie in het kader van de COVID-19 pandemie. Deze aanpak richtte zich op twee sporen:
Over deze aanpak is de Tweede Kamer uitvoerig geïnformeerd9. Met de geïntensiveerde aanpak van desinformatie werd invulling gegeven aan de motie van de leden Van der Voort en Backer10.
Voor BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren geldt in beginsel dat zij zich niet onbeperkt kunnen uiten over alle onderwerpen. Hun vrijheid van meningsuiting wordt mede bepaald door de richtlijnen en professionele normen van hun eigen beroepsgroep (bijvoorbeeld het NHG of de KNMG). Discussie en reflectie binnen de verschillende beroepsgroepen is altijd heel nuttig. Maar daarná verwacht de inspectie van artsen en andere zorgverleners wel dat zij zich houden aan de algemeen aanvaarde normen en standpunten van hun beroepsgroep. Ook in hun uitspraken aan patiënten en op sociale media. Hun informatie moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn. Het geven van evident onjuiste informatie of zelfs het verspreiden van complottheorieën past daar zeker niet bij. In gevallen, waarin een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in strijd handelt met deze richtlijnen en professionele normen, kan de inspectie een onderzoek starten.
Met de komst van de coronapandemie werd de IGJ meer dan voorheen met zorgverleners geconfronteerd, die professionele normen schonden. Daarbij richt het toezicht zich op de gedragsregels, richtlijnen en professionele normen van de beroepsgroepen met betrekking tot COVID-19. Wanneer deze regels worden overschreden, dan krijgen de betrokken zorgverleners in eerste instantie een (waarschuwings-)brief van de IGJ, waarin het standpunt van de IGJ gecommuniceerd wordt. De volgende boodschappen worden daarbij geuit:
Voor het uitvoeren van deze toezichthouden activiteiten baseert de inspectie zich onder andere op informatie uit meldingen en signalen die zij ontvangt. Een belangrijk doel van de denktank is het over en weer delen van signalen over desinformatie. Zo heeft IGJ signalen uit de denktank gedeeld binnen haar organisatie. Ik wil hierbij benadrukken dat dit niet betekent dat de denktank heeft besloten of er een actie werd ondernomen richting een zorgverlener. Het is aan de IGJ om die afweging te maken.
Het RIVM richt zich op het publiek voorzien van feitelijke informatie op basis van de huidige stand van de wetenschap. Wanneer er onrust ontstaat over circulerende onjuiste informatie dan zet het RIVM extra in op het aanbieden van de correcte informatie en het ontkrachten van de onjuistheden. Vanuit VWS hebben wij het RIVM gevraagd wat hun inzet is met betrekking tot desinformatie en daarbij werd onder andere het volgende aangegeven: «het RIVM zet niet in op het uitvoeren van interventies om desinformatie of de verspreiders ervan tegen te gaan. Het RIVM draagt dus niet bij aan inzet als «shadowbanning».
Naast de invulling van het rol als kennisinstituut en deelname aan de denktank desinformatie heeft het RIVM nog een aantal acties ondernomen:
Kunt u aangeven wie de denktank desinformatie heeft opgericht en kunt u een lijst van leden (inclusief de functies bij overheden/bedrijven die zij uitoefenden) geven over de hele periode?
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de oprichting en de werkwijze van de denktank desinformatie middels de Kamerbrieven12 van mijn voorganger over het actieplan Verder met Vaccineren. In mijn beantwoording op de vragen over de denktank desinformatie door het lid van Haga van 29 augustus 202213 is de oprichting van de denktank nogmaals uitvoerig beschreven. De deelnemers van de denktank hebben zich aangemeld naar aanleiding van een oproep van de toenmalig Staatssecretaris van VWS bij een bijeenkomst van de Vaccinatiealliantie.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de Kamervragen van 29 augustus 2022, worden de namen en functies van de deelnemers van de denktank niet openbaar gemaakt in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers. Om u een beeld te geven van de deelnemers en de deelnemende organisaties, deel ik met u dat onder andere de volgende organisaties betrokken zijn bij de denktank: Universiteit Utrecht, Maastricht University, Wageningen University & Research, Radboud UMV, VUMC, Erasmus MC, AJN Jeugdartsen Nederland, VWS, RIVM, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), CBG, GGD, Facebook, Google, TNO en Lareb.
Kunt u aangeven welke rechtsvorm de denktank had, welk mandaat de denktank had en volgens welk reglement de denktank gehandeld heeft bij het vaststellen van desinformatie?
De denktank brengt personen met verschillende expertises bij elkaar om te bespreken hoe om te gaan met circulerende desinformatie over vaccinaties. Deelnemers van de denktank maken een eigen afweging of zij reageren op desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Als er een reactie wordt gegeven door een deelnemer dan is dat op eigen initiatief en op persoonlijke titel. Dit behoeft geen rechtsvorm, mandaat of reglement.
Wat kostte de denktank en wie financierde de denktank (inclusief het inhuren, aantrekken van influencers?)? Kunt u de begrotingen en verantwoording van uitgaven aan de Kamer doen toekomen?
Deelname aan de denktank desinformatie is vrijwillig en er vindt geen financiering van de deelnemers van de denktank plaats. Er is vanuit de denktank ook geen gebruik gemaakt van de inzet van influencers, zoals ook omschreven bij de beantwoording van de Kamervragen van 29 augustus 2022. Het Ministerie van VWS bekostigt enkel de organisatie van de bijeenkomsten van de denktank.
Onder wiens verantwoordelijkheid nam de denktank besluiten?
De denktank desinformatie is geen besluitvormend gremium.
Welke definitie van desinformatie hanteerde de denktank en wie nam het besluit of iets desinformatie was? Kunt u dezelfde vragen beantwoorden voor misinformatie?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hanteert VWS de rijksbrede definitie van desinformatie. Deze definitie is niet voorgelegd aan de denktank om te komen tot een gezamenlijk vastgestelde definitie. In het commissiedebat van 10 mei 2023 heeft de heer Omtzigt gevraagd naar de definitie van desinformatie met betrekking tot de denktank desinformatie14. Hiermee is deze vraag beantwoord.
Welk mandaat had de denktank desinformatie? Kunt u dat mandaat openbaar maken?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een lijst van besluiten doen toekomen van zaken die door de denktank als desinformatie bestempeld zijn?
Nee. Er is geen sprake van gezamenlijke besluitvorming over informatie. De denktank is een netwerk, dat informatie uitwisselt.
Kunt u een lijst geven van interventies die de denktank mocht plegen en een lijst geven van interventies die de denktank gepleegd heeft (al dan niet via de leden van de denktank)? Kunt u aangeven wanneer en hoe vaak die interventies gepleegd zijn?
Nee. Dergelijke lijsten zijn er niet.
Op basis van welke wet of welke andere regelgeving had de denktank de macht om iets als desinformatie te classificeren en daarop actie te ondernemen?
Er is geen sprake van bevoegdheden dan wel macht van de denktank desinformatie. Deelnemers van de denktank kunnen net als ieder ander reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven, die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden. Gebruikers van sociale media platforms hebben de vrijheid te kiezen of ze met deze voorwaarden akkoord gaan.
Hoeveel en welk materiaal is door de denktank als desinformatie aangemerkt?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan de Grondwet (en specifiek aan artikel 7 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de Grondwet gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Er is geen sprake van censuur of van het beknotten van vrijheid van meningsuiting. Als deelnemers van de denktank op desinformatie reageren, dat blijft deze gewoon zichtbaar en vindbaar. Hoewel een lid van de denktank, net als elke andere gebruiker, berichten kan melden bij de platforms, waarop de berichten geplaatst waren, was het uitsluitend aan de platforms zelf om te beoordelen of de berichten in strijd waren met de gebruikersvoorwaarden. Noch de denktank noch het Ministerie van VWS heeft op enige manier (mede) bepaald welke berichten wel en niet toegestaan waren op de platforms.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (en specifiek aan artikel 10 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de EVRM gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Zie ook antwoord vraag 16.
Kunt u de volgende documenten aan de Kamer doen toekomen:
In de bijlage bij deze beantwoording doe ik u vier documenten toekomen. Het zijn de laatst beschikbare versies van de documenten. De mate van georganiseerdheid die wordt veronderstelt in relatie tot de denktank komt niet overeen met wat er in werkelijkheid is gebeurd. Er is dus ook geen sprake geweest van lange termijn systematisch bijhouden van informatie.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het vrijgeven van alle documentatie met betrekking tot de omroep Ongehoord Nederland |
|
Simone Kerseboom (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kunt u alle (Rijks)documenten (rapporten, notities, mails, etc.) vrijgeven waarin omroep Ongehoord Nederland sinds de start van zijn tweede seizoen op 16 augustus 2022 tot aan de beantwoording van deze vragen wordt genoemd? Kunt u daarbij in het bijzonder alle correspondentie vrijgeven tussen het Rijk (in dit geval het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en de NPO over Ongehoord Nederland?
Ja.
Kunt u de Kamer deze documenten zo spoedig mogelijk doen toekomen, maar in ieder geval vóór een (eventueel) debat over het verzoek van de NPO om de vergunning van Ongehoord Nederland in te trekken?
Ik zal de gevraagde documentatie met betrekking tot Ongehoord Nederland vrijgeven op het moment dat ik een definitief besluit op het verzoek van de NPO tot intrekking van de voorlopige erkenning van Ongehoord Nederland heb genomen. U ontvangt dan in één keer alle documentatie die ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming.
Accounts die mogelijk nepnieuws verspreiden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de correspondentie met Twitter met betrekking tot de «aanvraag voor review van accounts die mogelijk nepnieuws verspreiden» van 7 april 2020 (zoals blijkt uit beantwoording op vragen van het lid Van Houwelingen over communicatie tussen Nederlandse ministeries, op 20 april 2023 naar de Kamer is verstuurd) met de Kamer delen?
Ja. De opgevraagde e-mail stuur ik uw Kamer hierbij als bijlage met deze beantwoording toe. Daarbij geef ik graag een korte toelichting over de context waarin de e-mail is verzonden. Ook om te illustreren hoe zorgvuldig daarbij gehandeld is:
Een aantal van de gemelde accountnamen heb ik omwille van de privacy van de mensen achter die accounts gelakt. Die accounts, of de bio’s ervan, bevatten persoonsgegevens waardoor ze herleidbaar zijn tot een persoon. Omdat ik maximale transparantie wil betrachten heb ik de accounts die ik niet direct heb kunnen herleiden tot personen niet gelakt.
Het bericht 'COC meldt ‘homohaat tegen kinderen’, pand in Eindhoven belaagd' |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de daders een groep voetbalsupporters betreft die later die dag een wedstrijd bij zouden wonen?1
Dat is niet met zekerheid te zeggen. Op dit moment loopt het politieonderzoek naar de precieze toedracht nog. In het belang van het onderzoek doet de politie geen verdere mededelingen.
Ziet u een verband tussen de anti-LHBTI-spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden en acties door voetbalsupporters, zoals het belagen van het COC-pand in Eindhoven of de poging tot brandstichting van de sportschool van de oprichter van Roze Kameraden?
Ik zie dat discriminatie en racisme breed speelt in de voetbalwereld. Tijdens wedstrijden in de vorm van (antisemitische) spreekkoren, zoals bijvoorbeeld de wedstrijd Feyenoord-Ajax van 5 april jl. Soms strekken deze incidenten zelfs tot ver buiten het stadion, zoals het vandalisme aan de panden van de (voorzitter van de) Roze Kameraden en het COC in Rotterdam. Met de partners van het programma «Ons voetbal is van iedereen» (OVIVI) zet ik mij onverminderd in om discriminatie en racisme in en om het voetbal tegen te gaan.
Hoeveel incidenten van anti-LHBTI-geweld hebben er in de afgelopen tien jaar plaatsgevonden waarbij voetbalsupporters betrokken waren?
Over het algemeen wordt er door de betrokken instanties niet gewerkt op basis van «incidenten». Bij de politie kan melding of aangifte worden gedaan. Wat betreft strafbare feiten, gericht tegen de lhbtiq+ gemeenschap zou gedacht kunnen worden aan commune feiten, zoals bijvoorbeeld mishandeling (art. 300 Wetboek van Strafrecht), openlijke geweldpleging (141 Wetboek van Strafrecht) of brandstichting (art. 157 Wetboek van Strafrecht) met een discriminatoir aspect. Daarnaast kan sprake zijn van specifieke discriminatiefeiten uit het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld artikel 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Daarbij dient opgemerkt te worden dat over het algemeen niet op dusdanig specifieke wijze geregistreerd wordt, zoals benoemd in de vraag. Daarom kan ik op deze vraag geen antwoord worden.
In hoeverre was hierbij sprake van gerichte en vooropgezette acties door groepen met een georganiseerd karakter?
Op dit moment kan ik daar geen uitspraken over doen in verband met lopend onderzoek.
Bij hoeveel eredivisiewedstrijden in de afgelopen 10 jaar hebben homofobe, seksistische en racistische spreekkoren plaatsgevonden en in hoeveel gevallen is daar een sanctie aan verbonden, zoals het stilleggen van een wedstrijd of een stadionverbod?
Vanaf het seizoen 2019/2020 registreren ketenpartners (betaald voetbalorganisaties, KNVB, gemeenten, OM en politie) incidenten in het betaald voetbal in de Ketenvoorziening Voetbal (KVV), waarbij incidenten van racisme en discriminatie apart worden geregistreerd. In het seizoen 2019/2020 zijn via de KVV 22 discriminatie-incidenten geregistreerd, waarvan vijftien incidenten – vooral die binnen het stadion – opvolging hebben gekregen. In het seizoen 2021/2022 werden 24 incidenten van discriminatie geregistreerd. De meeste discriminatie-incidenten betroffen antisemitische uitlatingen, gevolgd door racistische uitlatingen. Driemaal werden discriminerende uitlatingen gerelateerd aan seksuele voorkeur geregistreerd.2 Vóór het seizoen 2019–2020 registreerden de ketenpartners de incidenten in het Voetbal Volgsysteem (VVS). Door wijziging van het registratiesysteem zijn deze cijfers niet vergelijkbaar. Door de coronabeperkingen zijn veel wedstrijden in de seizoenen 2019–2020 en 2020–2021 gespeeld met minder of geen publiek, wat van invloed kan zijn op de hoogte van het aantal incidenten.
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren?2
Zoals ook aangegeven in de brief aan uw Kamer van 10 mei 20224 heeft de KNVB de «Richtlijn bestrijding verbaal geweld» opgesteld. In de richtlijn zijn zowel de verantwoordelijkheidsverdeling van betrokken actoren als de geldende maatregelen beschreven met betrekking tot het tegengaan van discriminatoire, racistische, antisemitische en andersoortige spreekkoren. Sinds de uitvoering van de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren heeft de KNVB de richtlijn extra onder de aandacht gebracht bij de betaald voetbalclubs (bvo’s). Ook is er een aanpassing gedaan met betrekking tot de rol van de scheidsrechter waardoor deze de wedstrijd ook zelfstandig mag stilleggen.
Tevens is de richtlijn aangescherpt en geldt dat bij spreekkoren het publiek door de stadionspeaker wordt toegesproken en gewaarschuwd wordt dat bij herhaling/voorzetting de wedstrijd zal worden stilgelegd. Indien de spreekkoren worden voortgezet, wordt de wedstrijd stilgelegd. Er wordt dan met de lokale overheid overlegd of er definitief wordt gestaakt of dat de wedstrijd nog één keer wordt hervat. In geval van hervatting van de wedstrijd en opnieuw herhaling van de spreekkoren wordt de wedstrijd definitief gestaakt.
Tot slot zijn de partners met elkaar in gesprek over een vervolg op het actieplan OVIVI. Daarin zal ook aandacht zijn voor spreekkoren en zullen we samen met partners, de John Blankenstein Foundation en de Anne Frank Stichting een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Daarom ben ik met bvo’s en supporters in gesprek over de impact van kwetsende spreekkoren.
In hoeverre bent u van mening dat de voetbalwereld een structureel probleem heeft op het gebied van anti-LHBTI-sentimenten en in hoeverre speelt deze problematiek ook in andere takken van sport?
Op dit moment vallen anti-lhbtiq+-sentimenten met name in het voetbal op. Dit kan mede het geval zijn doordat het een zeer zichtbare sport is. Deze problematiek speelt echter in meerdere takken van sport. Discriminatie doet zich helaas voor in alle delen van onze samenleving.
De aanpak hiervan gaat niet vanzelf en vergt een brede aanpak gericht op cultuur- en gedragsverandering. Met NOC*NSF ben ik dan ook in gesprek over een geschikte aanpak voor andere sportbonden dan de KNVB.
In hoeverre bent u van mening dat dit probleem niet opgelost kan worden als er niet actief opgetreden wordt tegen deze spreekkoren en dat voetbalclubs hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de beslissing om een wedstrijd stil te leggen niet mogen neerleggen bij een individuele speler?
Ik ben het met u eens dat actief moet worden opgetreden tegen discriminerende en ongewenste spreekkoren. Discriminatie hoort niet thuis in Nederland, ook niet op het voetbalveld.
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de bvo) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Ook kan de scheidsrechter op eigen initiatief handelen en de wedstrijd stilleggen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Bent u bereid om met de KNVB in overleg te treden en af te spreken dat iedere club in het betaald voetbal een actieplan moet ontwikkelen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club en de voetbalwereld tegen te gaan?
Betaald voetbalclubs (bvo’s) in Nederland moeten voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA) en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde criteria voldoen.
Zoals ook gezegd in antwoord 6 ben ik met partijen, waaronder de KNVB, in gesprek over een vervolg op OVIVI. Daarin willen we met elkaar een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot het terugdringen van onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Als onderdeel daarvan is de KNVB hierover in gesprek met de betaald voetbalclubs en supportersverenigingen. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Welke stappen onderneemt de KNVB momenteel wanneer voetbalclubs hun verantwoordelijkheid niet nemen en geen stappen ondernemen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club aan te pakken?
Om in Nederland betaald voetbal te mogen spelen moeten betaald voetbalclubs (bvo’s) voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB5. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA). KIWA toetst aan de hand van de licentie-criteria of clubs hier wel/niet aan voldoen. Voldoen ze niet, krijgen ze mogelijkheid om hier wel aan te voldoen. De Licentiecommissie betaald voetbal houdt hier toezicht op, onder meer met haar sanctiemogelijkheden (waarschuwing, opleggen plan van aanpak tot uiteindelijk intrekken van Licentie).
Zal de financiering van de Alliantie Gelijke Spelen worden voortgezet om sportclubs te kunnen blijven ondersteunen in het bevorderen van LHBTI-acceptatie3?
Ja, het kabinet is voornemens om de Alliantie Gelijke Spelen voort te zetten.
Hoe kijkt de Minister aan tegen het Football v. Homophobia-initiatief4, een internationale campagne uit het Verenigd Koninkrijk om homofobie in de voetbalwereld tegen te gaan, en welke elementen hieruit zouden wij in Nederland nog over kunnen nemen?
Het initiatief Football versus Homophobia uit het Verenigd Koninkrijk kent vergelijkbare doelen als het Nederlandse OVIVI. Ik zal de elementen van dit Britse initiatief bestuderen en waar mogelijk meenemen in de vormgeving van OVIVI 2. Na de zomer informeer ik uw Kamer hier verder over.
De Audiovisuele Media Richtlijn |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Audiovisuele Media Richtlijn (2010) van de Europese Unie?
Ja daar ben ik mee bekend.
Bent u er bekend mee dat voornoemde richtlijn in artikel 9.1.c.iv voorschrijft dat audiovisuele commerciële communicatie niet mag «aansporen tot gedrag dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu»?
Ja daar ben ik mee bekend.
Is artikel 9.1.c.iv. geïmplementeerd in de Nederlandse wet- of regelgeving? Zo ja, kunt u dit uitgebreid toelichten?
Ja, dit artikel is geïmplementeerd. In artikel 9 van de herzieningsrichtlijn wordt een aantal kwalitatieve eisen aan reclame gesteld. Op de regels met betrekking tot de inhoud van reclameboodschappen, onder andere het verbod op het aansporen van gedrag dat schadelijk is voor het milieu, wordt toegezien door de Stichting Reclame Code. De Stichting Reclame Code bevordert verantwoord reclame maken met als doel de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van reclame te waarborgen. Dit doet de stichting op basis van zelfregulering. In de Nederlandse Reclame Code worden regels gesteld over de voorwaarden waaraan reclame moet voldoen. Zo mag een reclame niet misleidend zijn, niet nodeloos kwetsend of bedreigend en moet in overeenstemming zijn met de wet. De Mediawet kent een verplichting voor in Nederland gevestigde media- en videoplatformdiensten om zich aan te sluiten bij de Nederlandse Reclame Code. Het Commissariaat ziet hierop toe.
Welke audiovisuele commerciële uitingen vallen wel en niet onder artikel 9.1.c.iv en waar is deze interpretatie op gebaseerd?
De audiovisuele mediadienstenrichtlijn is van toepassing op zowel lineaire als on-demand mediadiensten die audiovisueel aanbod verzorgen. Uitingen van deze mediadiensten vallen moeten voldoen aan de in artikel 9.1.c.iv gestelde eisen.
Waarom is de bepaling van artikel 11 (betreffende vermijdbaar milieuonvriendelijk gedrag) in de Milieu Reclame Code (MRC) verdwenen in de herziende versie die nu door het leven gaat als de Code voor Duurzaamheidsreclame? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Op 1 februari 2023 in de Code voor Duurzaamheidsreclame in werking getreden. Deze code vervangt de Milieu Reclame Code die voor het laatst in 2000 gewijzigd was. De Code voor Duurzaamheidsreclame heeft specifiek betrekking op duurzaamheidsclaims, waaronder zowel milieuclaims als ethische (bijv. m.b.t. dierenwelzijn) claims vallen. De code eist onder meer dat claims op duidelijke, specifieke, juiste en ondubbelzinnige wijze worden gepresenteerd. Verder dienen alle duurzaamheidsclaims aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de duurzaamheidsclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal.
Met het vervallen van de Milieu Reclame Code is ook artikel 11 uit deze code komen te vervallen, dat bepaalde dat in reclame-uitingen vermijdbaar milieuonvriendelijk gedrag niet ten voorbeeld mag worden gesteld.
De Stichting Reclame Code is voornemens om deze verbodsbepaling weer toe te voegen aan de herziene code. Deze wijziging zal naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treden. Daarmee is de implementatie van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn geborgd. Overigens betekent dit niet dat het aansporen tot milieuonvriendelijk/schadelijk gedrag nu niet gereguleerd is: dergelijke reclame moet nog steeds voldoen aan de algemene regels uit de NRC, en kan in strijd met de goede smaak en het fatsoen worden bevonden.
Het bericht 'Ouders gooien privacy van hun kinderen te grabbel op sociale media' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ouders gooien privacy van hun kinderen te grabbel op sociale media»1?
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat driekwart van de ouders hun kinderen op social media zetten, waarvan de helft hun profiel onbeschermd laat?
Het is begrijpelijk dat ouders beelden van bijzondere momenten met hun kinderen willen delen met anderen. De komst van sociale media heeft dat aanzienlijk eenvoudiger gemaakt dan voorheen het geval was. Het is belangrijk dat ouders zorgvuldig gebruik maken van die mogelijkheden en rekening houden met wie allemaal toegang hebben tot wat zij plaatsen, omdat dit de privacy van hun kinderen raakt.
In hoeverre deelt u onze zorgen dat op deze manier onbedoeld kwaadwillenden misbruik kunnen maken van deze gegevens?
Die zorgen deel ik. Zo bestaat het risico dat foto’s van kinderen misbruikt worden door criminelen, dat hun beeldmateriaal wordt gebruikt voor reclamedoeleinden en dat de foto’s en video’s op het internet kunnen blijven circuleren.
In hoeverre bent u het met ons eens dat hier ook meer bewustwording over gecreëerd zou moeten worden, bijvoorbeeld door middel van een publiekscampagne? In hoeverre heeft u plannen om de bewustwording hierover te vergroten?
Bewustwording is van groot belang. Het vorige kabinet ontwikkelde eerder al de publiekscampagne «Denk 2x na voordat je iets deelt», die veel aandacht in de media kreeg.2 Naar aanleiding van de campagne maakte het Jeugdjournaal een item over het zorgvuldig omgaan met het online delen van gegevens van anderen.3 Daarnaast werkt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel aan een plan van aanpak voor een brede publiekscampagne over online kinderrechten. Verder heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een voorlichtende taak.4
Kunt u toelichten in hoeverre kinderen recht hebben op online privacy?
Het grondrecht op gegevensbescherming is uitgewerkt in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG onderkent in overweging 38 nadrukkelijk dat kinderen specifieke bescherming toekomt, aangezien zij zich wellicht minder bewust zijn van de risico's en gevolgen van het delen van informatie. Daarnaast bepaalt artikel 16 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) dat een kind recht heeft op bescherming van zijn of haar privéleven. Graag verwijs ik voor een volledige toelichting naar de Code Kinderrechten Online waarin uitvoering wordt ingegaan op online privacy voor minderjarigen.5 De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Code laten ontwikkelen voor ontwerpers van digitale systemen voor kinderen, aan de hand waarvan aan het begin van het ontwerpproces voor onlinediensten en producten kinderrechten worden meegenomen en geborgd.
Ook biedt de Verordening Digitale Diensten (hierna: DSA) specifieke bescherming aan minderjarigen. Daarin worden onlineplatforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen verplicht om passende en evenredige maatregelen te nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen. Voor een compleet overzicht van specifieke bescherming vanuit de DSA verwijs ik u naar de kamerbrief «Digital Services Act en Kinderrechten» van 14 april 2023.6 Daarnaast stuurt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer voor de zomer een beleidsbrief over kinderrechten in relatie tot digitalisering.
In hoeverre deelt u het genoemde standpunt dat ouders pas vanaf 16 jaar toestemming aan hun kinderen voor het delen van bijvoorbeeld foto’s moeten vragen? In hoeverre deelt u onze overtuiging dat dit eigenlijk al vanaf 12 jaar zou moeten?
In het wetsvoorstel Verzamelweg gegevensbescherming wordt ervan uitgegaan dat kinderen vanaf 12 jaar deels zelf en vanaf 16 jaar geheel zelfstandig persoonlijke keuzes kunnen maken.7 In dit wetsvoorstel wordt erin voorzien dat een jongere die 12 jaar of ouder maar nog geen 16 jaar is, zelfstandig toestemming kan intrekken om zo een einde te kunnen maken aan een verwerking van zijn eigen persoonsgegevens. Dit wetsvoorstel is in behandeling bij uw Kamer.
Bent u het met ons eens dat tech-bedrijven hier een grote verantwoordelijkheid horen te dragen en zo ja, hoe gaat u daarop sturen?
Ja, tech-bedrijven hebben ook een verantwoordelijkheid op grond van de AVG. Zo moeten de bedrijven bijvoorbeeld hun gebruikers te wijzen op wie toegang kan hebben tot hun gegevens en dus ook geplaatste foto’s. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert regelmatig gesprekken met tech-bedrijven over hun verantwoordelijkheid. Het is echter primair aan de ouders of verzorgers van kinderen om de afweging te maken of zij foto’s van hun kinderen online delen of niet.
Kunt u voorbeelden noemen van maatregelen die u kunt nemen als tech-bedrijven, zoals social media platforms, hier onvoldoende aan voldoen?
Wanneer bedrijven de regels uit de AVG niet naleven, is het aan de toezichthouder om daar gevolgen aan te verbinden. Het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de AVG is belegd bij de AP. De AP beschikt daartoe over diverse instrumenten, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom of een berisping.
Kunt u toelichten of u de voorgedragen tips voor ouders voldoende acht?
Het is belangrijk dat ouders zich bewust zijn van de mogelijke risico’s van het delen van foto’s of video’s van hun kinderen online. De informatie en tips, zoals beschreven in het achterliggende onderzoek waarop het krantenartikel zich baseert, zijn in dat kader helder en nuttig.8 Het onderzoek geeft volwassenen richtlijnen om zorgvuldig om te gaan met informatie over kinderen op het internet. Zoals eerder aangegeven, werkt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel aan een plan van aanpak voor een brede publiekscampagne over online kinderrechten.
In hoeverre ziet u een rol voor uzelf om hier aandacht voor te vragen, en ook daadwerkelijk maatregelen op te nemen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het met ons eens dat er meer aandacht aan onlinegedrag en mediawijsheid kan worden besteed zodat kinderen hier zo vroeg mogelijk bij betrokken worden?
Ja. Mediawijsheid is een belangrijke set aan vaardigheden om mee te kunnen komen in de steeds meer gedigitaliseerde wereld. Aandacht voor onderwerpen als portretrecht hoort hierbij. Op initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd in 2008 het Netwerk Mediawijsheid opgericht met de missie «Iedereen mediawijs». Op zijn publiekswebsite biedt het Netwerk Mediawijsheid inzichtelijke informatie aan over veilige en slim gebruik van digitale media. Zo zijn er links naar materiaal om kinderen te informeren en met hen in gesprek te gaan over zaken als privacy en portretrecht.9
Het bericht ‘Peelland Truckrun afgelast vanwege verzekeringskwestie’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de truckruns die op diverse plekken in ons land worden georganiseerd, waarbij mensen met een handicap meerijden in een vrachtwagen?1
Ja.
Wist u dat dit jaar deze evenementen op veel plaatsen niet doorgaan in verband met problemen met de verzekering (schade van de begeleiders wordt niet vergoed, omdat deze niet op een stoel en met een gordel meerijden)?
Toertochten met vrachtwagens waarin mensen met een verstandelijke beperking meerijden (zogenaamde truckruns) worden al decennialang in diverse Nederlandse gemeenten georganiseerd. De chauffeurs bezorgen de deelnemers een onvergetelijke dag, en truckruns leiden bij de betrokkenen (chauffeurs, begeleiders en deelnemers) doorgaans tot veel enthousiasme en positiviteit.
Ik heb naar aanleiding van het bericht dat enkele truckruns zijn afgelast contact gehad met de Overkoepelende Stichting Chauffeursactiviteiten (O.S.C.) en het Verbond van Verzekeraars.
Recent zijn op een aantal plekken in Nederland truckruns afgelast. Aanleiding hiervoor was de onzekerheid die is ontstaan over de verzekering van de deelnemers en begeleiders tijdens een truckrun na een incident waarbij een begeleider letselschade heeft opgelopen. De begeleider zat tijdens dit incident op een niet-geldige zitplaats zonder veiligheidsgordel. Begeleiders zijn als inzittende verzekerd tegen letselschade op basis van de standaard WA-verzekering of de inzittendenverzekering van de truck. Het dragen van een gordel tijdens het rijden is voor zowel de chauffeur als de passagier(s) wettelijk verplicht. Hoewel het niet dragen van een gordel in verzekeringsvoorwaarden vaak niet als uitsluiting is opgenomen, kan het niet dragen van de gordel wel gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering als blijkt dat het niet dragen van de gordel heeft bijgedragen aan (zwaarder) letselschade. De verzekeraar kan in een dergelijk geval een beroep doen op (enige mate van) eigen schuld.
Deze voorschriften en verzekeringsvoorwaarden zijn volgens de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars al sinds lange tijd van toepassing. Van aangepaste polisvoorwaarden door verzekeraars als aanleiding voor de afgelasting van trucruns is dan ook geen sprake.
Wist u dat het verzekeren van evenementen georganiseerd door vrijwilligers in bredere zin steeds vaker een probleem is voor organisatoren?
Ik heb geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen die worden georganiseerd door vrijwilligers in brede zin steeds vaker een probleem is. Specifiek ten aanzien van optochten ben ik alleen met een casus in Nederland bekend waarbij een optocht met versierde wagens geen doorgang kon vinden omdat het evenement moeilijk te verzekeren was.2
Deelt u onze mening dat dergelijke mooie initiatieven in principe altijd doorgang moeten kunnen vinden?
Ik vind truckruns een voorbeeld van een mooi, maatschappelijk initiatief. Het is ook van belang dat bij dit soort evenementen de veiligheid van alle betrokkenen kan worden gewaarborgd en dat evenementen plaatsvinden binnen de spelregels van verkeersveiligheid.
In sommige situaties kan het nodig zijn dat een begeleider van een deelnemer met een verstandelijke beperking meerijdt om zorg te bieden. Maar de veiligheid van alle betrokkenen bij een truckrun moet voorop staan. Het dragen van een gordel door de chauffeur, deelnemer en begeleider is daarin essentieel en wettelijk verplicht. Ik raad het begeleiders dan ook af om mee te rijden op een niet-geldige zitplaats zonder gordel. Hiermee wordt de kans op eventueel letsel aanzienlijk beperkt.
Deelt u onze mening dat om dit mogelijk te maken er moet worden gedacht in oplossingen?
Uit het contact met de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars maak ik op dat zij zich hard inzetten om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. Ik ben blij om te horen dat de O.S.C. hier hoopvol over is.
TVM, een van de grootste transportverzekeraars in Nederland, heeft recent verduidelijkt dat de vrachtwagens ook tijdens deelname aan een truckrun zijn verzekerd.3 Inzittenden die op een geldige zitplaats zitten en een gordel dragen zijn verzekerd tegen letselschade.
Bent u bereid in beeld te brengen waar de meeste verzekeringsproblemen voor dergelijke evenementen zitten?
In het antwoord op vraag 2 en 4 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders die is ontstaan naar aanleiding van een incident aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns.
Heeft het niet verzekeren van evenementen iets te maken met het geringe aantal aanbieders waar dergelijke verzekeringen bij af te sluiten zijn?
Specifiek met betrekking tot truckruns is mijn beeld niet dat dergelijke evenementen niet verzekerbaar zijn. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb beschreven zijn vrachtwagens ook tijdens truckruns verzekerd. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn. Mijn beeld is dat er diverse aanbieders op de markt zijn voor verzekeringen voor evenementen.
Zo ja, ziet u het als een taak van de overheid dat er op de verzekeringsmarkt voldoende aanbieders zijn om diverse producten en diensten te kunnen verzekeren?
Ik vind het belangrijk dat mensen en bedrijven zich kunnen verzekeren tegen uiteenlopende risico’s. Een breed aanbod van producten en diensten door diverse verzekeraars is positief omdat het mensen en bedrijven keuzevrijheid geeft ten aanzien van polisvoorwaarden en omdat concurrentie tussen verzekeraars leidt tot goede prijsvorming. In de praktijk zal het aanbod van verzekeringen in bepaalde, vaak kleinere, nichemarkten beperkter zijn. Ik zie geen noodzaak om een uiteenlopend verzekeringsaanbod voor deze risico’s te stimuleren. Verzekeraars gaan zelf over hun producten en diensten, en aan wie ze deze aanbieden. Pas als risico’s in het geheel onverzekerbaar zijn of alleen tegen buitensporig hoge kosten te verzekeren, is overheidsingrijpen mogelijk aan de orde.
Zo ja, maakt de overheid ook analyses of op deelterreinen en sectoren, denk aan evenementen, maar ook de agrarische sector en taxibranche, of er voldoende aanbieders zijn?
De aanleiding tot een beperkt aanbod van verzekeraars in een bepaalde sector hangt veelal samen met omstandigheden die het voor verzekeraars onverantwoord maken het risico te dekken of in elk geval niet voor een betaalbare premie. Het is dan in eerste instantie aan die sector om, al dan niet in samenspraak met verzekeraars, maatregelen te nemen om risico’s te mitigeren. Alleen bij potentiële onverzekerbaarheid zal de overheid waar nodig optreden. Ik volg de ontwikkelingen rondom potentiële onverzekerbaarheid nauwgezet. Dit doe ik onder meer in nauw contact met de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
Bent u bereid in overleg te treden met verzekeraars en andere stakeholders, en bij hen op te halen wat ze nodig hebben om verzekeringen wel af te kunnen sluiten?
Voor specifiek de casus omtrent het verzekeren van truckruns ben ik met stakeholders in contact getreden. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn.
Bent u bereid de Kamer hierover te informeren en met een voorstel te komen in hoeverre belemmeringen op het gebied van verzekeren van evenementen kunnen worden weggenomen?
In het antwoord op vraag 2 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns. In het antwoord op vraag 5 heb ik toegelicht dat de O.S.C. zich samen met de verzekeraars hard inzet om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. De O.S.C. is hoopvol dat dit lukt. Daarmee hoop ik dat ik uw Kamer voldoende heb geïnformeerd specifiek ten aanzien van de afgelasting van truckruns. Voor het overige heb ik geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen in brede zin steeds vaker een probleem is.
Het bericht 'En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?' |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?» uit de NRC?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat het kwalijk is dat het kunstencentrum Scala failliet is, en er straks 1.400 kinderen uit Drenthe geen muziek-, theater-, dans- of tekenles meer krijgen? Bent u het er mee eens dat door deze situatie de toegankelijkheid van het kunstonderwijs in het geding komt?
Ik vind dat ieder kind zich cultureel moet kunnen ontwikkelen, zowel op school als daarbuiten. Dit begint vaak op de basisschool, waar kunstzinnige oriëntatie één van de negen leergebieden is. Via deze weg komt elk kind in aanraking met kunst en cultuur. Het cultuureducatiebeleid heeft zich de afgelopen jaren met name gericht op het versterken van deze binnenschoolse cultuureducatie via verschillende instrumenten, zoals het programma Cultuureducatie met Kwaliteit en de CJP cultuurkaart in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Ondanks deze inzet zijn de aandachtspunten die beschreven worden in het artikel in NRC, herkenbaar. In mijn brief «De kracht van creativiteit»2 wordt beschreven dat de voorzieningen voor amateurkunstbeoefening kwetsbaar zijn. Dat vind ik zorgelijk en het heeft mijn aandacht.
Hoe rijmt u dit met het voornemen uit het coalitieakkoord om cultuur toegankelijk te maken voor iedereen, onder andere door een goede regionale spreiding in heel Nederland? Is hier niet een systeem van voorzieningen voor nodig zoals een kunstencentrum?
Het financieren van de kunstencentra en muziekscholen, zoals Scala, betreft een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ik werk nauw samen met gemeenten en provincies als het gaat om de infrastructuur voor kunst- en cultuurbeoefening in Nederland. Ook daar is deze kwetsbaarheid en de toegankelijkheid van het kunstonderwijs een onderwerp van gesprek. Samen met IPO en VNG ben ik bezig met het opzetten van het Nationaal Akkoord Amateurkunsten. Met middelen uit mijn brief «De kracht van creativiteit» is het Fonds voor Cultuurparticipatie op dit moment een regeling aan het voorbereiden om de samenwerking tussen koepels, provinciale en gemeentelijke amateurkunstinstellingen te versterken, en daarmee de infrastructuur voor kunst- en cultuurbeoefening. Het akkoord en de versterking van de infrastructuur zijn in lijn met de aanbevelingen uit het BMC-rapport Revitalisering Amateurkunsten3. Daarnaast evalueer ik het cultuureducatiebeleid dit jaar, en daarin heeft de gemeentelijke verantwoordelijkheid mijn speciale aandacht.
Hoe zou u de vraag uit het artikel «[…] kan een muziekschool of kunstencentrum eigenlijk wel zonder subsidie?» beantwoorden?
Naast gemeentelijk gesubsidieerde muziekscholen en kunstencentra bestaat er een particulier circuit waar leerlingen terecht kunnen die een instrument willen leren bespelen. De wijze waarop de lokale infrastructuur wordt ondersteund is een gemeentelijke aangelegenheid. Tegelijkertijd zie ik dat die lokale infrastructuur onder druk staat en dat daar kwetsbaarheden zijn. Dit heeft de komende periode mijn aandacht, zie ook de beantwoording van vraag 3.
Hoe kijkt u aan tegen de initiatieven in België (gesubsidieerde muziekles tijdens naschoolse opvang), Noorwegen (aanwezigheid kunsteducatiecentrum in elke gemeente wettelijk voorgeschreven) en Luxemburg (gratis toegang tot muziekles verplicht voor elke scholier) zoals benoemd in het artikel?
In de ontwikkeling van het cultuureducatie- en participatiebeleid hebben we zeker aandacht voor internationale inspirerende voorbeelden. De voorbeelden die u noemt zijn interessante manieren om de toegankelijkheid tot kunst en cultuur te vergroten. Daarnaast wordt er dit jaar een Framework for arts and culture education ontwikkeld door de UNESCO lidstaten. Nederland is hier ook bij betrokken en zal bijdragen aan het framework. Tegelijkertijd is dit een mooi moment om ons te laten inspireren door goede voorbeelden uit andere UNESCO lidstaten.
Bent u het er mee eens dat wettelijke verankering van kunstonderwijs een optie kan zijn om het voortbestaan en de toegankelijkheid er van veilig te stellen, zoals dat ook gebeurt met bibliotheken? Hoe kijkt u er naar dat zowel provinciale als gemeentelijke ambtenaren roepen om deze wettelijke verankering zoals blijkt uit onderzoeken van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA)2?
Het cultuureducatiebeleid van de afgelopen 10 jaar wordt op dit moment geëvalueerd. Daarna kijken we vooruit naar wat wenselijk is voor de toekomst. De samenwerking met en verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies heeft hierbij mijn speciale aandacht. Hierover ben ik met gemeenten en provincies in gesprek. Wettelijke verankering is een van de mogelijke scenario’s, maar het is te vroeg om hier nu al uitspraken over te doen.
Hoe reflecteert u op de kritiek in het artikel dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil afdwingen dat de cultuursector divers en inclusief is, maar dat de cultuursector zegt daar weinig aan te kunnen doen, als er beleid wordt gemaakt waardoor cultuur alleen toegankelijk is voor de rijken?
Ik vind dat iedereen toegang moet hebben tot cultuur, als deelnemer en als maker. Ik sta voor een culturele sector in al zijn uitingsvormen waar voor iedereen een aansprekend aanbod is. De Code Diversiteit en Inclusie (code D&I) is hierin een belangrijk instrument. De code D&I is een gedragscode voor en door de culturele sector. De code D&I richt zich op diversiteit in brede zin en benoemt 4 P’s waarop je kan werken aan diversiteit en inclusie: personeel, partners, programma en publiek.
Ik begrijp dat het aannemen van divers personeel in de grote orkesten en concours een uitdaging kan zijn, gezien de beperkte diversiteit van studenten die afstuderen aan de conservatoria. De keten van talentontwikkeling begint wanneer kinderen voor het eerst in aanraking komen met cultuur. Dat gebeurt veelal op de basisschool. Daarom is het binnenschoolse cultuureducatiebeleid er op gericht om álle kinderen die kans te geven. De Minister voor primair en voortgezet onderwijs is daarnaast het programma School en Omgeving gestart. Dit heeft als doel ook buitenschoolse cultuureducatie te stimuleren, juist voor kinderen voor wie dat van huis uit niet vanzelfsprekend is. Daarnaast kunnen ouders via het Jeugdfonds Sport & Cultuur een bijdrage voor cultuur- en sportlessen aanvragen. Op die manier stimuleer ik dat elk kind de kans krijgt zich te ontwikkelen tot cellist, acteur of schrijver. In 2023 is op verzoek van de leden Mohandis, Westerveld en Kwint5 het fonds opgehoogd met € 250.000 om cultuurdeelname voor kinderen toereikend te faciliteren.
De kunstvakopleidingen hebben daarnaast verschillende mogelijkheden om een diverse populatie aan nieuwe studenten aan te trekken. Dat begint al bij de voorlichtingsdagen waarin het belangrijk is om een diverse groep toekomstige studenten aan te spreken. Maar ook hebben opleidingen de taak om te zorgen dat iedereen zich veilig en geïncludeerd voelt binnen de opleiding en zijn talent kan ontwikkelen. Daarbij kunnen opleidingen natuurlijk ook kijken naar de inrichting van hun onderwijsprogramma.
Mijn beleid omtrent het bevorderen van diversiteit en inclusie richt zich naast de interne organisatie, ook op het bereiken van een breder publiek. In de code D&I staan verschillende manieren en voorbeelden uit de sector genoemd om een breder publiek te bereiken. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan het bieden van korting voor mensen met een minimuminkomen (publiek), partnerschappen aangaan met scholen waar kinderen niet altijd van huis uit in aanraking komen met kunst en cultuur (partners) of het vormgeven van de programmering op een manier die aansluit bij de doelgroep die je probeert te bereiken (programma). Ik verwacht niet dat alle instellingen op alle vlakken alles doen, maar verwacht wel van elke instelling dat zij in ieder geval íets doen.
Hiermee stimuleer ik een samenleving waarin iedereen cultuur kan ervaren.
Bent u het er mee eens dat het kwalijk is dat docenten aangeven noodgedwongen zzp’er te zijn geworden? En dan de daaruit volgende financiële risico’s nu bij hen liggen? Hoe denkt u in de toekomst aan voldoende docenten en begeleiders voor cultuur te komen als het zo onaantrekkelijk is in de sector te werken?
Uit gegevens van het CBS blijkt dat in de periode 2017/2019 zo’n 60 procent van de werkenden in de culturele sector werkzaam was als zelfstandige6. Dat is aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. Het werken als zzp’er behoort een eigen keuze te zijn. Het kabinet wil de balans herstellen als het gaat om het werken met zelfstandigen en als zelfstandige. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom op 3 april 2023 de Kamer een brief gestuurd met een uitgebreid pakket aan arbeidsmarktmaatregelen om dat te bewerkstelligen.7 Ik ben van mening dat het belangrijk is dat we ons er voor inspannen om werken in de culturele en creatieve sector zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In dat kader ondersteun ik ook het programma fairPACCT dat zich richt op het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en collectieve afspraken voor werkenden in de culturele en creatieve sector. Met het formeren van ketentafels voor deelsectoren worden werkverleners, werkenden en andere partners in de keten uitgenodigd om concrete afspraken te maken over fair practice en in het bijzonder fair pay. Eén tafel richt zich specifiek op professionals in kunsteducatie en amateurkunst. Ik verwacht de Kamer voor de zomer een brief over de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector te sturen met de laatste stand van zaken over het programma.
Uit de monitor amateurkunst3 die LKCA driejaarlijks uitvoert blijkt dat 42% van de Nederlandse bevolking cultureel en creatief actief is, die doen dat wel steeds vaker individueel; hoe kijkt u aan tegen afnemende infrastructuur en de maatschappelijke betekenis van samen cultuur beoefenen?
Zoals ik ook in vraag 4 benoem, zie ik dat er veel verschillende manier zijn waarop kinderen, jongeren en volwassenen cultuur beoefenen. Die keuzevrijheid juich ik toe. Samen cultuur beoefenen vindt niet in alle gevallen plaats binnen de structuur van een vereniging. Denk bijvoorbeeld aan de communities binnen het informele circuit van de urban arts. Via het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleer ik allerlei vormen van gezamenlijke- én individuele cultuurbeoefening, bijvoorbeeld middels de regeling «Samen Cultuur Maken». Want samen cultuur maken verbindt mensen, versterkt hun veerkracht en stimuleert persoonlijke ontwikkeling. Samen cultuur maken heeft voordelen voor het individu en voor de samenleving als geheel.
Zoals ik ook in vraag 4 benoem, zie ik dat er veel verschillende manier zijn waarop kinderen, jongeren en volwassenen cultuur beoefenen. Die keuzevrijheid juich ik toe. Samen cultuur beoefenen vindt niet in alle gevallen plaats binnen de structuur van een vereniging. Denk bijvoorbeeld aan de communities binnen het informele circuit van de urban arts. Via het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleer ik allerlei vormen van gezamenlijke- én individuele cultuurbeoefening, bijvoorbeeld middels de regeling «Samen Cultuur Maken». Want samen cultuur maken verbindt mensen, versterkt hun veerkracht en stimuleert persoonlijke ontwikkeling. Samen cultuur maken heeft voordelen voor het individu en voor de samenleving als geheel.
Tegelijkertijd moet iedereen die aan cultuurbeoefening wíl doen bij een vereniging of andere organisatie, daar toegang toe hebben ongeacht woonplaats of inkomen. Zie ook mijn antwoorden bij vraag 3, 4 en 6.
Spreekkoren bij de halve finale van de KNVB beker. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Spakenburg gaat supporters confronteren met homofobe-spreekkoren: «Dit is een smet»»?1
Ja.
Waarom was van te voren niet duidelijk dat Spakenburg primair verantwoordelijk was om de wedstrijd stil te leggen bij discriminerende spreekkoren?
Voor de bestrijding van ongewenste spreekkoren moet door de club (BVO) gebruik worden gemaakt van de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Omdat de TOTO KNVB Beker een betaald voetbalcompetitie is, wordt de richtlijn gedeeld met alle deelnemende clubs aan de TOTO KNVB Beker. Alle deelnemende clubs zijn derhalve bekend met de richtlijn. Een thuisspelende club is primair verantwoordelijk voor het optreden tegen discriminatoire, racistische en/of antisemitische spreekkoren.
Waarom is de wedstrijd niet stilgelegd?
Ik vind dergelijke spreekkoren ook verwerpelijk en zou graag zien dat een wedstrijd om die reden wordt stilgelegd. Homofobe uitingen zijn in beginsel discriminatoir. Er is echter een grijs gebied als het gaat om het gebruik van het woord «homo» dat an sich niet strafbaar is. De aanpak in het tegengaan van homofobe spreekkoren behoeft daarom verdere uitwerking. Samen met de partners wil ik in het vervolg op «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI) hier op inzetten en ons richten op het normeren van gedrag in stadions. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Hoe rijmt deze gang van zaken met uw eerdere uitspraken waarin u aangeeft dat de verantwoordelijkheden duidelijk zijn belegd?2
De verantwoordelijkheden en afspraken rondom spreekkoren zijn duidelijk belegd in de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Zoals ook terugkomt in het antwoord op vraag 3 behoeft de aanpak van homofobe spreekkoren een nadere uitwerking.
Hoe vaak zijn wedstrijden in het betaald voetbal stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren?
De KNVB houdt niet expliciet bij hoeveel wedstrijden worden stilgelegd. Maar voor zover bekend is er nog nooit een wedstrijd stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren.
Begrijpt u dat clubs terughoudend zijn om wedstrijden stil te leggen, aangezien ze dan ook onderwerp kunnen worden van onderzoek door de aanklager betaald voetbal, om te toetsen of de club zich wel voldoende heeft ingezet om de spreekkoren te doen stoppen of te voorkomen?3
Er wordt door de aanklager betaald voetbal altijd gekeken of een club juist heeft gehandeld bij spreekkoren. Dit is niet alleen na het stilleggen van wedstrijden. Het stilleggen van een wedstrijd kan zelfs een positief effect hebben op het onderzoek van de aanklager betaald voetbal.
Deelt u de mening dat clubs daardoor een belang hebben om wedstrijden helemaal niet stil te leggen? Is het dan niet beter om niet de clubs of scheidsrechter hiervoor verantwoordelijk te maken, maar de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)?
Die mening deel ik niet. Ook de scheidsrechter kan de wedstrijd stilleggen. Wanneer de arbitrage constateert dat sprake is van discriminatoire, racistische, antisemitische of andere extreme spreekkoren, dan zal de scheidsrechter –bij wijze van ultimum remedium– zelfstandig de wedstrijd stilleggen. Vervolgens roept de scheidsrechter de beide aanvoerders, de betrokken veiligheidscoördinator en/of de omroeper bij de 4e official om aan te geven wat aan de hand is en vervolgacties met elkaar af te spreken.
Mocht het aanvullend noodzakelijk zijn, dient de scheidsrechter direct in overleg te treden met de thuisspelende BVO en de lokale autoriteiten waarbij de overige uitgangspunten van de richtlijn dienen te worden gevolgd alsmede het lokale beleid ter bestrijding van verbaal geweld. Dit laat onverlet dat de BVO’s primair verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van spreekkoren en niet de KNVB.
Waarom staat er in de richtlijn dat een speler zich bij de scheidsrechter moet melden als hij door de spreekkoren niet meer kan functioneren en mag de scheidsrechter daarna pas het spel stil leggen? Zouden discriminerende spreekkoren niet sowieso aangepakt moeten worden, onafhankelijk of een speler daar zichtbaar last van heeft?
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de BVO) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Daarnaast kan de scheidsrechter ook op eigen initiatief handelen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Deelt u de mening dat voetbal niet voor iedereen is, zolang nog homofobe of discriminerende spreekkoren te horen zijn op de tribunes? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord van vraag 3 vind ik dergelijke spreekkoren verwerpelijk en wil ik met alle partijen optrekken om homofobe uitingen uit stadions te verbannen. Iedereen hoort zich thuis te voelen op en rond het voetbalveld, ook in het stadion. Helaas is dat niet het volledige beeld en gebeuren er soms ook negatieve dingen, zoals discriminerende en kwetsende spreekkoren. Daarom zet ik me met de partners uit OVIVI onverminderd in om racisme en discriminatie aan te pakken en ervoor te zorgen dat ons voetbal ook echt van iedereen is.
Nederlandse journalisten in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russia arrests Wall Street Journal reporter and accuses him of espionage» van 30 maart 2023?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht en het feit dat een onafhankelijke, geaccrediteerde buitenlandse journalist is gearresteerd door de Russische autoriteiten?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de sterk verslechterde rechtsstaat en persvrijheid in Rusland. De arrestatie en beschuldiging van spionage van een buitenlandse journalist is hier een uiterst zorgelijke bevestiging van. Tijdens het door Nederland geleide evenement over persvrijheid op de Summit for Democracy heb ik meteen op 30 maart jl. mijn zorgen over de arrestatie van Evan Gershkovich kenbaar gemaakt.
Bent u bereid het handelen van de Russische regering in deze kwestie te veroordelen en op te roepen tot de onmiddellijke vrijlating van Evan Gershkovich?
Op 31 maart heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de arrestatie van Evan Gershkovich veroordeeld in een verklaring op Twitter. Het kabinet zal blijven oproepen tot zijn vrijlating, en die van Russische journalisten die gearresteerd zijn omdat zij hun werk als onafhankelijke journalisten deden. Op 12 april heeft de Media Freedom Coalition onder co-voorzitterschap van Nederland en Canada een verklaring gepubliceerd waarin de arrestatie wordt veroordeeld en opgeroepen wordt tot vrijlating2.
Zijn er op dit moment Nederlandse journalisten aanwezig en aan het werk in Rusland?
Ja, er zijn op dit moment Nederlandse journalisten aanwezig en werkzaam in Rusland.
Wat doet u om de veiligheid van deze journalisten te waarborgen?
Het is in de eerste plaats aan Nederlandse journalisten en persbureaus om de afweging te maken of zij naar het buitenland te reizen, daar aanwezig willen zijn en welke veiligheidsmaatregelen zij daarbij treffen. Het ministerie verschaft actuele reisadviezen, waarin de specifieke veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor alle Nederlandse reizigers worden belicht, op grond waarvan Nederlanders kunnen concluderen in hoeverre reizen naar het desbetreffende land verantwoord is. Ambassades onderhouden daarnaast over het algemeen goed contact met Nederlandse correspondenten en als het om veiligheid gaat in landen waar de situatie daartoe aanleiding geeft, gebeurt dit ook proactief. Het ministerie heeft ook goed contact met de Nederlandse Vereniging van Journalisten.
Bent u bereid om de in Rusland aanwezige Nederlandse journalisten te waarschuwen en te wijzen op het risico gearresteerd te worden door de Russische autoriteiten?
Zie het antwoord op vraag 5. Daarnaast vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlandse journalisten, net zoals andere Nederlanders die naar het buitenland gaan, zich aan te melden bij de Informatieservice van Buitenlandse Zaken. Zo weet het kabinet dat Nederlandse journalisten in dat land aanwezig zijn en hoe hen te bereiken als dat nodig is.
Het kabinet wil verder onderstrepen dat persvrijheid en – veiligheid – in binnen- en buitenland – hoog in het vaandel te hebben staan, wat o.a. blijkt uit de organisatie van de Global Conference for Media Freedom in 2022. De moeilijke afwegingen die journalisten of hun werkgever moeten maken om verslaglegging te doen in alle delen van de wereld verdienen dan ook respect.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Strengere regelgeving voor attractietoestellen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de stoomtreinen in het Zuiderpark door strenge regelgeving stilstaan?1
Ja.
Bent u er zich van bewust dat deze strengere veiligheidseisen ook gelden voor andere stoomtreintjes in Nederland?
Het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS) regelt de veiligheid van allerlei soorten inrichtingen. Attracties zijn in het WAS gedefinieerd als: «Al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron». Kleine stoomtreintjes zoals in het Zuiderpark en op andere locaties voldoen ook aan de definitie van een attractie en moeten daarmee aan de eisen van het WAS voldoen. Deze eisen zijn niet strenger geworden (zie het antwoord op vraag 3).
Deelt u de mening dat hier sprake is van overregulering dat het plezier van kinderen en ouders ontneemt, zeker omdat er bij de stoomtreinen in het Zuiderpark en elders in het land geen ongelukken gebeuren?
Nee, er is hier geen sprake van overregulering, dit berust op een misvatting. De reeds geldende regelgeving rondom attractie- en speeltoestellen heeft volgens de definitie in de het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS) al betrekking op dit soort inrichtingen zoals uit het antwoord op vraag 2 ook blijkt. Er is geen recente nieuwe regelgeving gekomen voor attractietoestellen. Het WAS wordt weliswaar per 1 juli 2023 gewijzigd maar dit heeft geen invloed op de reikwijdte van het besluit.
Heeft u de bereidheid om te onderzoeken of de stoomtreinen in het Zuiderpark een ontheffing kunnen krijgen, zodat ze snel weer kunnen rijden? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven, waarin u de nieuwe wet nog eens scherp tegen het licht houdt om onnodige overregulering, zoals bij de stoomtreintjes, te schrappen?
Nee. De stoomtreintjes in het Zuiderpark vallen al sinds de van kracht wording van het huidige Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen onder de definitie van een attractie. Het feit dat de uitbaters van deze attractie daar tot op heden blijkbaar niet bekend mee waren vormt geen reden voor een ontheffing. Het WAS regelt dat attracties veilig moeten zijn voor de consument en daar sta ik achter.
De weigering van het Rijksvastgoedbedrijf de in 2017 getaxeerde waarde van het Landgoed Paleis Soestdijk openbaar te maken |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat vijf jaar geleden het Landgoed Paleis Soestdijk (circa 165 hectare) inclusief alle opstallen voor € 1.711.033,– verkocht zijn aan een consortium bestaande uit MeyerBergman, Westergasfabriek, Hylkema Consultants en Leeuwenpoort, en dat bij deze verkoop geen openbaar taxatierapport is opgesteld? Klopt het hierbij ook dat er een verschil zit tussen taxatie en bieding?1 Zo ja, hoe verklaart u dit verschil?
Landgoed Paleis Soestdijk is in 2017 voor € 1.711.033,- verkocht aan een consortium bestaande uit Meyer Bergman Erfgoedgroep B.V., Beheer- en Exploitatiemaatschappij Westergasfabriek B.V., Hylkema Erfgoed B.V. en MeyerBergman Erfgoed Ontwikkeling B.V. Dit consortium heeft het Rijksvastgoedbedrijf verzocht het Landgoed Paleis Soestdijk te leveren aan MeyerBergman Erfgoed Made By Holland B.V. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft met dit verzoek ingestemd en Landgoed Paleis Soestdijk in december 2017 aan MeyerBergman Erfgoed Made By Holland B.V. overgedragen.
Taxatierapporten worden door het Rijksvastgoedbedrijf in beginsel niet openbaar gemaakt omdat openbaarmaking de economische en financiële belangen van de Staat kan schaden. Zie tevens het antwoord op vraag 4, 5, 6 en 7. De verhouding tussen de taxatiewaarde en het geboden bedrag wordt om deze reden ook niet openbaar gemaakt.
Onderschrijft u het algemene beginsel dat wanneer de Staat overgaat tot verkoop van monumentaal Rijksvastgoed er sprake dient te zijn van een transparant proces? Zo niet, waarom niet?
Dat beginsel onderschrijf ik. Indien een object voor verkoop in aanmerking komt, wordt gekeken welke verkoopprocedure het meest geschikt is voor dat specifieke object. Voor alle procedures geldt dat zij moeten voldoen aan de vereisten van een open en transparant proces. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de opdracht van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst tot verkoop van Paleis Soestdijk volgens een zorgvuldig proces en volgens de vooraf afgesproken formele procedures uitgevoerd. Juist omdat die opdracht de verkoop van een voormalig koninklijk paleis en landgoed betrof, zijn de Tweede Kamer, de provinciale staten van Utrecht en de gemeenteraden van Baarn en Soest destijds over elke stap in de verkoopprocedure geïnformeerd.2
Acht u, gelet op Europese regelgeving met betrekking tot (ongeoorloofde) staatssteun, het van belang dat zorgvuldigheid hier nadrukkelijk geboden is? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Ja, dat acht ik van belang en de openbare verkoopprocedure met voorselectie is ook zorgvuldig doorlopen. Het object is aan de partij met de hoogste (onvoorwaardelijke) bieding gegund. Binnen de vooraf door de Staat gestelde voorwaarden was dit de hoogst haalbare prijs.
Bent u ervan op de hoogte dat het Rijksvastgoedbedrijf weigert, ook na een Woo-verzoek, om het in 2017 door onderzoeksbureau Ecorys vastgestelde eindbedrag van de getaxeerde marktwaarde van het Landgoed Paleis Soestdijk openbaar te maken?2 Kunt u nader toelichten welke beweegredenen hieraan ten grondslag liggen? Zo niet, waarom niet?
Ik ben op de hoogte van de weigering van het Rijksvastgoedbedrijf om de getaxeerde waarde openbaar te maken. Het taxatierapport is naar aanleiding van het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) niet openbaar gemaakt omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de financiële en economische belangen van de Staat (artikel 5.1, tweede lid onder b van de Woo). De financiële en economische belangen van de Staat kunnen worden geschaad als de taxatie en de onderbouwing daarvan openbaar worden, omdat andere marktpartijen dan weten welke afwegingskaders aan de taxaties van vastgoedobjecten ten grondslag liggen. Deze vraag is reeds bij meerdere gelegenheden gesteld aan het RVB. De taxatiesystematiek zoals bij Paleis Soestdijk toegepast, wordt ook bij andere vastgoedobjecten toegepast. Andere partijen zouden op de vastgoedmarkt informatie over de taxatiesystematiek in hun voordeel kunnen gebruiken in toekomstige onderhandelingen of bij het aangaan van een overeenkomst. Tevens zou het openbaar maken van de verhouding tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs van het pand inzicht geven in de onderhandelingsruimte en -tactieken van de Staat. Ook dit zouden marktpartijen in hun voordeel kunnen gebruiken bij toekomstige onderhandelingen of het aangaan van een overeenkomst met de Staat ten aanzien van vastgoedobjecten. Om die reden worden taxatierapporten nooit openbaar gemaakt en ben ik niet bereid het taxatiebedrag alsnog openbaar te maken.
Indien u van oordeel bent dat openbaarmaking de marktwaarde van het landgoed de economische en financiële belangen van de Staat zullen schaden, kunt u dan aangeven waarop deze aanname is gebaseerd? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van oordeel dat de weigering het getaxeerde eindbedrag prijs te geven in lijn is met de eisen van transparantie en zorgvuldigheid als het gaat om de verkoop van monumentaal Rijksvastgoed? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u alsnog bereid het door onderzoeksbureau Ecorys in 2017 in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf vastgestelde eindbedrag van de getaxeerde marktwaarde van het landgoed openbaar te maken? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De energieregeling voor openbare zwembaden. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat zwembad De Pals in Westervoort, zwembad De Zeehoek in Wervershoof en het zwembad in Hoorn vrijwel tegelijkertijd aankondigen dat ze dicht moeten gaan?1, 2, 3
Ja.
Wanneer wordt de energieregeling ter waarde van maximaal 207 miljoen euro voor openbare zwembaden gepubliceerd, waarmee openbare zwembaden ondersteund moeten worden in een deel van de meerkosten voor energie over 2022 en 2023?
De energieregeling voor openbare zwembaden is bijna afgerond en zal binnenkort gepubliceerd worden. Gemeenten kunnen naar verwachting vanaf eind mei een aanvraag indienen.
Zouden de drie genoemde zwembaden in aanmerking zijn gekomen voor de ondersteuning vanuit de energieregeling voor openbare zwembaden? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de mij bekende gegevens is alleen zwembad De Zeehoek in Wervershoof een openbaar zwembad dat in aanmerking komt voor de energieregeling voor zwembaden. De overige twee zwembaden zijn private zwembaden en komen mogelijk in aanmerking voor de TEK-regeling.
Als (een van de) genoemde zwembaden wel in aanmerking zou komen voor ondersteuning vanuit deze energieregeling voor openbare zwembaden, bent u dan bereid contact op te nemen met betreffende zwembad(en) en gemeente(n) om te bekijken of met deze ondersteuning een doorstart gerealiseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gehad met de gemeente Medemblik. De gemeente geeft aan dat er voor zwembad De Zeehoek al meerdere plannen zijn geweest om over te gaan tot herbouw of nieuwbouw, maar deze tot nu toe niet konden worden gerealiseerd. Inmiddels lopen vanwege de leeftijd van het zwembad de onderhoudskosten te hoog op en is er sprake van personeelstekort, waardoor het zwembad maar tot 31 juli 2023 open kan blijven. De gemeente was al bekend met de komende ondersteuningsregeling voor energiekosten, maar steun uit die regeling zou volgens de gemeente de onderliggende problemen niet oplossen.
Kunt u alle voorwaarden opsommen waaraan voldaan zal moeten worden om voor de energieregeling voor openbare zwembaden in aanmerking te kunnen komen?
Via de energieregeling voor openbare zwembaden kunnen gemeenten ondersteuning krijgen voor een deel van de meerkosten voor energie. Voorwaarde daarbij is dat het openbare zwembad in (een deel van) 2022 en 2023 ook daadwerkelijk te maken heeft gekregen met meerkosten ten opzichte van het referentiejaar 2019. Gemeenten kunnen, op basis van dezelfde systematiek als ten tijde van de coronasteun voor zwembaden, steun aanvragen voor de zwembaden waarmee ze een duurzame financiële relatie hebben, zoals een jaarlijkse exploitatiebijdrage, of die in gemeentelijk eigendom en beheer zijn. Zwembaden waarvoor TEK-steun is aangevraagd, komen in het geheel niet in aanmerking voor ondersteuning op grond van de energieregeling voor openbare zwembaden.
Komen zwembaden die aangesloten zijn op een warmtenet/stadswarmte in aanmerking voor de energieregeling voor openbare zwembaden? Zo nee, waarom niet?
Ja, openbare zwembaden komen in aanmerking.
Bent u ermee bekend dat zwembaden die aangesloten zijn op een warmtenet/stadswarmte ook niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkomting Energiekosten (TEK)-regeling? Wilt u zich ervoor inspannen dat deze zwembaden op zo kort mogelijke termijn wel in aanmerking komen voor de TEK-regeling?
Ja, ik ben ermee bekend dat deze (private) zwembaden niet in aanmerking komen voor de TEK. Mkb-ers die voldoen aan de voorwaarden van de regeling kunnen in aanmerking komen voor een compensatie van hun energiekosten als gevolg van het gebruik van gas en elektriciteit. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 9 februari jl.4 komt de Minister van Economische Zaken en Klimaat nog terug op de toezegging om in de uitwerking van de TEK-regeling in te gaan op mkb-ondernemingen die op een warmtenet zitten. Zodra hierover meer bekend is wordt de Kamer geïnformeerd.
Het bericht ‘’Schrikbarende’ conclusies in zeer kritisch advies: Den Haag heeft ‘de regio’ stelselmatig verwaarloosd’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht ««Schrikbarende» conclusies in zeer kritisch advies: Den Haag heeft «de regio» stelselmatig verwaarloosd»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Onderschrijft u de conclusie van het advies, dat het overheidsbeleid de verschillen tussen rijke en arme regio's in ons land heeft vergroot?
Omdat dit advies vele beleidsterreinen raakt, volgt er nog een kabinetsreactie waarin zal worden ingegaan op de conclusies van het advies. Hierin zal ook aandacht zijn voor cultuur.
Deelt u de mening, dat het cultuuraanbod overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk moet zijn voor mensen?
Ja, ik onderschrijf het belang van een cultuuraanbod dat overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk is.
Welke stappen gaat u zetten om «principieel niet te rechtvaardigen regionale achterstanden» op het gebied van cultuur aan te pakken?
Onderdeel van mijn beleid is de versterking van de culturele infrastructuur in Nederland, in het bijzonder in gebieden waar dit het meest nodig is.
Met de Impuls Jongerencultuur geef ik extra ondersteuning aan lokale plekken en initiatieven voor jongeren in het hele land, waarmee jongeren in staat worden gesteld zich creatief te ontwikkelen.
Ik verleng de financiële impuls van € 2 miljoen per jaar voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel voor de periode 2025–2028.
Ik investeer structureel € 62,7 miljoen in bibliotheken en leesbevordering beginnend met een tijdelijke regeling die gemeenten vanaf medio mei kunnen aanvragen. Dunbevolkte gebieden met een grote afstand tot de bibliotheek behoren tot de prioriteiten binnen de regeling.
Binnen de landelijke brede regeling combinatiefunctionarissen zijn er zo’n 650 fte cultuurcoaches werkzaam, in 282 gemeenten op het snijvlak van cultuur, onderwijs en welzijn. Alle gemeenten in Nederland hebben dit jaar opnieuw de financiering voor de combinatiefunctionarissen aangevraagd. In deze regeling zijn verschillende beleidsonderwerpen samengevoegd: sport en bewegen, cultuurparticipatie, gezondheid en sociale basis.
Ook de Rijkscultuurfondsen hebben in hun beleid aandacht voor de spreiding over het land. Een voorbeeld hiervan zijn de regelingen voor festivals en podia bij het Fonds Podiumkunsten, die regionale spreiding als vertrekpunt hebben.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie voert programma’s uit ter bevordering van cultuureducatie en cultuurparticipatie. Alle regelingen zijn voor het hele Koninkrijk der Nederlanden beschikbaar. De spreiding van de gehonoreerde aanvragers wordt gemonitord en in de regio’s waar meer aanvragen wenselijk zijn wordt middels specifieke communicatie bijgestuurd. Op die manier wordt de landelijke spreiding van de middelen en activiteiten voor cultuureducatie- en participatie bevorderd.
Via het Nederlands Filmfonds en het Fonds Podiumkunsten investeer ik in regionale film- en muziekhubs op het gebied van pop, hiphop en dance. Deze nieuwe voorzieningen bieden ruimte aan jonge makers en makers halverwege hun loopbaan. De voorzieningen versterken de regionale spreiding en lokale positie van film, media en muziek; juist ook buiten de Randstad.
Op welke manier gaat u uitvoering geven aan de aanbeveling van het advies, dat het Rijk «de regio» per direct een veel belangrijker onderdeel van haar beleid moet maken?
Omdat dit advies vele beleidsterreinen raakt, volgt er nog een kabinetsreactie waarin zal worden ingegaan op de aanbevelingen van het advies. Hierin zal ook aandacht zijn voor cultuur.
Welke kansen biedt de culturele basisinfrastructuur (BIS) 2025–2028 om de balans tussen regio’s te verbeteren, vooruitlopend op de herziening van het bestel?
De geografische spreiding van culturele voorzieningen is een van de uitgangspunten in de culturele basisinfrastructuur, waarvoor aandacht is in de beoordeling en selectie. In een aantal categorieën instellingen is de geografische spreiding door de voorwaarden binnen de BIS-regeling bij voorbaat gegarandeerd, zoals bijvoorbeeld voor de symfonieorkesten en de theatergezelschappen, die over specifieke steden en regio’s in het land zijn gespreid.
In mijn Uitgangspuntenbrief voor de BIS 2025–2028 die uw Kamer in juni ontvangt kom ik terug op de criteria voor de beoordeling van aanvragen. De Raad voor Cultuur adviseert lokale/regionale worteling expliciet mee te nemen in de beoordeling.
Verder blijf ik actief het gesprek voeren met de andere overheden juist om samen op te trekken. Waar het de cultuurregio’s betreft, ben ik op dit moment in gesprek met de cultuurregio’s over de vorm en toekomst van deze samenwerkingsvorm.
Het ‘Nationaal onderzoek toekomstbestendigheid sportclubs’ via de RVVB [Register voor Verenigingsbesturen] |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nationaal onderzoek toekomstbestendigheid sportclubs, dat wordt uitgevoerd door het Register voor Verenigingsbesturen (RVVB)?1
Ja.
Kunt u aangeven welke verschillen in regels en verantwoording tussen de commerciële sport en de verenigingssport de afgelopen tien jaar zijn weggenomen?
Commerciële sport en sportverenigingen hebben een andere rechtsvorm. De verschillen in regels en verantwoording volgen dan uit het verschil in gekozen rechtsvorm bij oprichting. Sportverenigingen hebben geen winstoogmerk en kiezen er meestal voor een vereniging of stichting op te richten. De commerciële sport daarentegen heeft juist een winstoogmerk en kiest veelal een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) als rechtspersoon. De regels en verplichtingen hangen samen met het verkrijgen van inkomsten, zoals het aanvragen en verantwoorden van subsidies en een eventuele ANBI-status, welke niet beschikbaar is voor de commerciële sport. Maar ook om verplichtingen die samenhangen met financiële verantwoording (jaarrekening) en belastingen (zoals de BTW regelgeving en vennootschapsbelasting). Vanwege de verschillende rechtsvormen is het niet mogelijk om weggenomen verschillen te benoemen.
Kunt u aangeven welke regels en eisen er de afgelopen tien jaar voor sportverenigingen zijn bijgekomen? Kunt u tevens aangeven of toenemende regeldruk ook financiële impact heeft gehad en hoe daar bij bijvoorbeeld een regeldruktoets rekening mee is gehouden?
Op dit moment voert Sira Consulting onderzoek uit naar de aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waar ook sportverenigingen onder vallen. Hierbij zal een overzicht worden gegeven van de wettelijke verplichtingen waar deze organisaties aan moeten voldoen, dus ook de verplichtingen die er de afgelopen 10 jaar zijn bijgekomen. Voor de zomer zal de Staatssecretaris van VWS het rapport naar uw Kamer toezenden.
Heeft er in de afgelopen tien jaar een toetsing van de regeldruk plaatsgevonden voor de sportsector? Zo nee, bent u bereid een regeldruktoets te laten doen naar de effecten van de verzwaring van regeldruk en extra eisen aan de sportvereniging op een vrijwilligersorganisatie?
Het handboek meting regeldruk van het kabinet schrijft in de regeldrukparagraaf voor dat bij nieuwe regelgeving ook verantwoording plaatsheeft van de regeldrukgevolgen voor «georganiseerde burgers». Bij de georganiseerde burgers gaat het volgens het handboek (versie 2014) om verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk. Daar vallen dus ook amateursportorganisaties onder. Het kijken naar en verantwoorden van regeldruk voor amateursportorganisatie is daarmee dus al verplicht op rijksniveau.
Een afzonderlijke (verplichte) vrijwilligerstoets voor amateursportorganisaties bestaat op dit moment niet. Bij een dergelijke geformaliseerde toets, vergelijkbaar met de mkb-toets, wordt in een gesprek met een panel van individuele mkb-bedrijven de werkbaarheid van nieuwe regelgeving besproken en zo nodig gekeken naar minder belastende alternatieven. Kanttekening bij de invoering van een dergelijke regeldruktoets is dat een afzonderlijk panel(gesprek) voor (of met) amateursportorganisaties inzet van menskracht en deskundigheid van deze organisaties vraagt en dat is op dit moment een aandachtspunt, zoals ook geconcludeerd wordt in het RVVB rapport.
NOC*NSF heeft in 2021 een inventarisatie gedaan naar de regeldruk voor sportverenigingen. Hierbij is feedback opgehaald bij de eindgebruikers ten aanzien van de toepasbaarheid van het handboek wet- en regelgeving sportverenigingen. Op dat moment werden geen regels geïdentificeerd als overbodig of onwenselijk. Er werd geconcludeerd dat het met name van belang is dat (de toepassing van) regelgeving begrijpelijk en behapbaar is voor vrijwilligersorganisaties. Het geactualiseerde digitale handboek wet- en regelgeving sportverenigingen draagt hier aan bij. Tegelijkertijd blijft het een voortdurend punt van aandacht bij de ondersteuning en ontwikkeling van sportverenigingen.
Op welke wijze wordt er binnen uw ministerie met betrekking tot bijvoorbeeld regeldruk rekeninggehouden met het feit dat een sportvereniging gedragen wordt door vrijwilligers die het besturen of andere taken vaak alleen in de avonduren kunnen doen, naast de gewone baan die ze hebben? Zijn deze gevolgen in kaart gebracht en kunt u dit met de Kamer delen?
Vrijwilligers zijn van groot belang om sportverenigingen draaiende te houden. Binnen ons ministerie realiseren we ons heel goed dat sportverenigingen gedragen worden door de 1 miljoen vrijwilligers die actief zijn in de sport. Via het Sportakkoord streef ik ernaar sportverenigingen zoveel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door het versterken van technisch, bestuurlijk en vrijwillig kader en het vergroten van de uitvoeringskracht bij clubs door het aanstellen van clubkadercoaches en verenigingsmanagers.
Zoals aangegeven voert Sira Consulting momenteel onderzoek uit naar regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij er aanbevelingen worden gedaan om de regeldruk die voortvloeit uit de wet- en regelgeving waar dat mogelijk is terug te dringen. De Kamer wordt hierover voor de zomer geïnformeerd.
Welke mogelijkheden ziet u om lokale overheden te overtuigen dat vrijwilligersorganisaties met lokale regelgeving voor bijvoorbeeld de organisatie van evenementen niet op dezelfde wijze behandeld moeten worden als professionele organisaties, maar meer ondersteuning nodig hebben?
Het kijken naar en verantwoorden van regeldruk voor amateursportorganisatie is al verplicht op rijksniveau. Het al dan niet beoordelen en verantwoorden van de regeldruk met betrekking tot lokale regelgeving is de verantwoordelijkheid van de lokale overheden. Dat geldt ook voor zaken als de organisatie van evenementen en het aanvragen van vergunningen.
De uitspraak dat (ook) de politie bij sociale mediabedrijven de status heeft van ‘trusted flagger’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met haar antwoord op het verzoek van de Kamer de meldingen die de politie in haar hoedanigheid van «trusted flagger» heeft verstuurd sinds 2020 naar sociale mediabedrijven naar de Kamer te sturen) waarin ze schrijft: «de politie [registreert] de gevraagde informatie niet op zodanige wijze dat de informatie uit de politiesystemen gehaald kan worden»?1
Ja, ik ben bekend met de antwoorden die ik zelf heb gegeven op de eerder door Kamerlid Van Houwelingen gestelde vragen.
Hoe verhoudt uw antwoord zich tot de Archiefwet en de Wet Open Overheid? Is de politie in het kader van deze wetten niet verplicht de gevraagde informatie zodanig te registreren dat de informatie door de Kamer kan worden opgevraagd?
Er zijn op dit moment geen wettelijke bepalingen, ook niet in de Archiefwet en de Wet Open Overheid, die een verplichting bevatten voor de politie om deze meldingen dusdanig te registreren dat de politie in staat is om hiervan een juist en volledig overzicht te genereren op grond van de informatie in de politiesystemen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze informatie door de Kamer bij de politie opgevraagd kan worden?
Op dit moment zie ik geen reden om politie te verplichten ervoor te zorgen dat de gevraagde gegevens eenvoudig uit haar systemen kunnen worden gehaald. Zie verder mijn antwoord onder vraag 4.
Bent u, aangezien de politie hier blijkbaar zélf niet toe in staat is, bereid sociale mediabedrijven te benaderen en hen te vragen deze door de Kamer gevraagde informatie te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Ik ben altijd bereid om in gesprek te gaan met social mediabedrijven over het beleid dat ze voeren rondom inhoudsmoderatie. Op dit moment zijn ze echter niet wettelijk verplicht om de door hen ontvangen meldingen te registreren en daarover te rapporteren. Vanaf februari 2024 verplicht de digitaledienstenverordening aanbieders van tussenhandeldiensten wel om minimaal een keer paar jaar te rapporteren over eventuele inhoudsmoderatie die zij hebben uitgevoerd en dienen zij die openbaar te maken. Vanaf dat moment kan de Kamer deze rapporten op de sites van die diensten inzien.
Kunt u deze vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Meer geld naar gokreclames in aanloop naar verbod’ |
|
Michiel van Nispen (SP), Songül Mutluer (PvdA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «Meer geld naar gokreclames in aanloop naar verbod»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Het bericht schetst een beeld van de ontwikkelingen op het gebied van reclames voor online kansspelen sinds het opengaan van de markt in 2021. Daarbij wordt gekeken naar de uitgaven voor deze reclames. De uitgaves van aanbieders van kansspelen aan marketing maken echter niet inzichtelijk wie met die reclames wordt bereikt. Ik vind het belangrijker om te kijken naar aantallen reclames voor risicovolle kansspelen, omdat een grote hoeveelheid ongerichte reclames het risico meebrengt dat kwetsbare groepen hieraan worden blootgesteld. Daarom werk ik ook aan het verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen. Dit verbod treedt uiterlijk op 1 juli 2023 in werking.
Wat zegt het u dat ondanks beloftes van en afspraken met de gokbranche de uitgaven aan gokreclames de afgelopen maanden toch zijn toegenomen? Wat laat dit zien over het vermogen van de gokbranche om tot uniforme zelfregulering over te gaan?
Zoals uit het artikel blijkt, heeft zelfregulering van de brancheorganisaties een belangrijk, maar uiteindelijk beperkt effect op het beperken van reclame. Dit komt doordat niet alle aanbieders voor kansspelen op afstand gebonden zijn aan de zelfregulerende maatregelen. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom er nog buitenreclames te zien zijn. Ik juich de inspanningen van de brancheorganisaties tot zelfregulerende maatregelen toe. Om alle partijen te binden aan de noodzakelijke beperkingen van reclames voor online kansspelen zijn echter verdergaande aanscherpingen nodig in het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Deelt u de grote zorgen dat het langer tonen van reclames en het stoppen van meer geld in gokreclames, leidt tot meer blootstelling van jongeren en andere kwetsbare groepen aan gokken? Welk effect denk u dat dit heeft?
De zorgen over het tonen van ongerichte reclames deel ik. Met name jongeren, maar ook andere kwetsbare groepenzijn gevoelig voor werving en reclame. Daarom wordt uiterlijk op 1 juli 2023 ook een verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen van kracht.
Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de kanalisatiedoelstelling van de Wet Kansspelen op afstand?
Het beschermen van kwetsbare groepen is een belangrijk uitgangspunt in het kansspelbeleid. Daarom worden nu maatregelen genomen om deze groepen beter te beschermen. Tegelijkertijd blijft enige mate van reclame nodig om spelers te kunnen leiden naar het legale aanbod, waarbij waarborgen zijn getroffen voor consumentenbescherming, verslavingspreventie en het voorkomen van criminaliteit. Ervaringen in andere landen, zoals Italië, hebben laten zien dat een totaalverbod op reclame leidt tot een toename van spelers bij illegale partijen. Het is wat betreft reclame dus nodig om een balans in te vinden in bescherming van kwetsbare groepen en het belang van kanalisatie richting legaal aanbod. Daarom monitor ik de ontwikkelingen op het gebied van kansspelen op afstand nauwgezet.
Toont dit bericht niet onomstotelijk aan dat we het niet van zelfregulering hebben te verwachten wanneer we de stortvloed aan gokreclames willen beteugelen en dat de goksector de lachende derde is op dit moment?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven zijn aanscherpingen nodig om alle partijen te binden aan de beperkingen op het gebied van reclames. Deze aanscherpingen komen er uiterlijk per 1 juli 2023, met het verbod op ongerichte reclames voor online kansspelen.
Hoe kan het dat onlangs eerdere beloftes van een verbod op 1 januari 2023 (gedaan op 8 juli 2022) of februari/maart 2023 (gedaan op 6 oktober 2022) er nog steeds geen verbod op gokreclames ligt waar de Kamer nu al zo lang in meerderheid op aandringt?
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State eind december 2022 moest een aantal punten nader worden uitgewerkt. De Afdeling adviseert onder andere in de toelichting in te gaan op de te verwachten effectiviteit en handhaafbaarheid van het verbod op ongerichte reclame. Zo was ten aanzien van internet-reclame onvoldoende duidelijk wat van de aanbieder van online kansspelen met name bij reclame op internet mag of moet worden verwacht, in hoeverre het onderscheid gericht/ongericht te maken is en hoe in dat verband het verbod zou moeten worden gehandhaafd. In verband daarmee was aanpassing wenselijk van de toelichting en het ontwerpbesluit. Dat vergt zorgvuldigheid, waarbij proportionaliteit en uitvoerbaarheid randvoorwaardelijk zijn. Het verbod op ongerichte reclame voor online kansspelen wordt binnenkort vastgesteld en treedt uiterlijk per 1 juli 2023 in werking.
Is de datum van 1 juli 2023 nu wél een definitieve datum?
Ja.
Wat zegt het u dat ook staatsdeelnemingen Toto en Holland Casino samen nog voor 50 miljoen adverteerden en daarmee in de top 5 van adverteerders staan? Wat is er terechtgekomen van de uitvoering van de motie-Grinwis/Alkaya (Kamerstuknummer 28 165, nr. 366) die de regering juist opriep zich hard te maken voor een terughoudender en minder wervende inzet van gokreclames door de staatsdeelnemingen Nederlandse Loterij en Holland Casino?
De Staatssecretaris van Financiën heeft als aandeelhouder van deze twee staatsdeelnemingen verschillende keren zijn zorgen geuit over de hoeveelheid reclame en opgeroepen tot matiging, ook rondom het WK voetbal voor mannen. Van de staatsdeelnemingen mag immers een voorbeeldrol worden verwacht. Tegelijkertijd is het maken van reclame voor deze deelnemingen wel toegestaan zolang deze reclames passen binnen de kaders van wet- en regelgeving. Reclame zorgt er immers voor dat personen die willen deelnemen aan kansspelen kennis kunnen nemen van het legale aanbod en draagt daarmee bij aan kanalisatie.
Wat gaat u nu al doen, nu het verbod steeds langer op zich laat wachten, om de hausse aan gokreclames verder in te dammen?
In het afgelopen jaar heb ik de sector meermaals opgeroepen zich te matigen, in het bijzonder tijdens het WK voetbal voor mannen. De twee brancheorganisaties voor online kansspelen VNLOK en NOGA hebben deze oproep ter harte genomen en hun leden laten bijvoorbeeld geen buitenreclame meer zien. Helaas zijn er ook partijen die geen lid zijn van een brancheorganisatie en die zijn doorgegaan met het vertonen van dergelijke ongerichte reclame. Zoals gezegd zie ik algemeen verbindende regels als enige passende oplossing hiervoor. Hier richt ik mij nu dus op.
Kunt u deze vragen op korte termijn maar in ieder geval uiterlijk voor dinsdag 28 maart 2023 12:00 uur beantwoorden?
Nee, ik heb deze vragen niet binnen de door u gevraagde termijn van twee werkdagen, maar wel op de zo kort mogelijkste termijn beantwoord.
Het bericht ‘Joodse student voelt zich onveilig’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Joodse student voelt zich onveilig»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Tegen antisemitisme moet krachtig opgetreden worden. Ik roep studenten en andere personen die hier slachtoffer van zijn daarom ook op om aangifte te doen.
Wat vindt u ervan dat er een «Israeli Apartheidsweek» wordt georganiseerd op de Rijksuniversiteit Groningen waarbij sprekers komen die beweren dat er in Palestina geen plek is voor een Joodse staat terwijl er steeds meer antisemitisme in de samenleving is?
Ik wil voorop stellen dat het kabinet antisemitisme verafschuwt en veroordeelt. De structurele inbedding van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) is daarvan een uiting.
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft mij laten weten dat zij de «Israeli Apartheidsweek» niet heeft georganiseerd, maar dat enkele bijeenkomsten in het kader van die week wel hebben plaatsgevonden in haar ruimtes. Er moet binnen een academische omgeving ruimte zijn voor controversiële of onwelgevallige opvattingen die op weerstand kunnen stuiten, mits deze binnen de grenzen van de wet zijn en de academische standaarden in acht genomen blijven. In dergelijke gevallen is het aan de instelling om vooraf duidelijk aan te geven aan welke voorwaarden dergelijke bijeenkomsten moeten voldoen en om te zorgen dat de naleving hiervan wordt gewaarborgd. De RUG heeft mij laten weten dat zij bij de organisatie heeft aangegeven dat deze bijeenkomsten aan een aantal voorwaarden moeten voldoen: ze moeten voor iedereen toegankelijk zijn, er moet een moderator zijn en met de activiteiten tijdens deze bijeenkomst mag de wet niet worden overtreden. Van de meeste activiteiten die georganiseerd zijn in het kader van de «Israeli Apartheidsweek» kan de RUG bevestigen dat deze voldeden aan deze voorwaarden. Er heeft één bijeenkomst plaatsgevonden waarvan achteraf bleek dat deze voorwaarden niet gewaarborgd zijn. De RUG is momenteel bezig met een evaluatie en de conclusies hiervan worden meegenomen bij het aanscherpen van het protocol.
Hoe verhoudt dit evenement zich met de boodschap dat elke student zich veilig moet voelen op de universiteit?
Er moet binnen een academische omgeving ruimte zijn voor controversiële of onwelgevallige opvattingen die op weerstand kunnen stuiten, mits deze binnen de grenzen van de wet zijn en de academische standaarden in acht genomen blijven. Instellingen zijn hierbij verantwoordelijk voor het bieden van een veilige leer- en werkomgeving, waarin iedereen zich thuis voelt en zich kan ontplooien en waar een diversiteit aan perspectieven betrokken en overwogen wordt. Het is goed dat de RUG de in het antwoord op vraag 3 genoemde voorwaarden hanteert voor evenementen die georganiseerd worden in haar ruimtes om dit te waarborgen. Achteraf is gebleken dat er één bijeenkomst heeft plaatsgevonden waarbij de voorwaarden niet gewaarborgd waren en waar er dus mogelijk sprake is geweest van een onveilige omgeving. Het is goed dat de RUG dit evalueert en de conclusies gebruikt voor het aanscherpen van de regels.
Wat is uw reactie op het feit dat de door de Universiteit benoemde «onafhankelijke» moderator zelf lid is van de organisatie «Groningen voor Palestina»?
De Rijksuniversiteit Groningen heeft mij laten weten dat zij geen moderator voor de betreffende bijeenkomst heeft benoemd of aangewezen.
Bent u het eens met de stelling dat sprekers die zeggen dat «universiteiten die Israël niet volledig boycotten, zijn semi-dictatoriale instituten» geen podium horen te krijgen op de Rijksuniversiteit Groningen?
Binnen een universiteit moet binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de academische standaarden ruimte zijn voor controversiële of onwelgevallige opvattingen, ook als die zich richten tegen de universiteit zelf. Het is niet aan mij om te beoordelen of deze uitspraak binnen de grenzen van de wet valt. Het is in individuele gevallen aan het openbaar ministerie om te beoordelen of er sprake is van discriminatie, c.q. strafbaarheid op grond van de artikelen in het Wetboek van Strafrecht. Dat zal afhankelijk zijn van alle concrete omstandigheden van het geval. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb aangegeven heeft de universiteit wel een verantwoordelijkheid in het creëren van een veilige leeromgeving en ik verwacht daarom ook dat universiteiten voorwaarden stellen aan de evenementen die op de instelling georganiseerd mogen worden. De Rijksuniversiteit Groningen heeft mij laten weten dat elk verzoek om zaal te reserveren getoetst wordt volgens een protocol, waarbij de eisen voor externe partijen strenger zijn. Deze verzoeken worden getoetst op de relatie met onderwijs en onderzoek, de academische benadering van het onderwerp, openbaarheid van de bijeenkomst en de onafhankelijke moderating. Er heeft zich nu een situatie voorgedaan waar medewerkers zalen hebben aangevraagd voor activiteiten van een derde partij, zonder dat expliciet te vermelden. De RUG beraadt zich nu op een scherper protocol om dit in de toekomst te voorkomen.
Bent u het eens met de stelling dat het organiseren van een «Israeli Apartheidsweek» de onveiligheid van Joodse studenten vergroot?
Ik kan mij voorstellen dat deze week onveilige gevoelens oproept bij Joodse en andere studenten. Dat neemt niet weg dat, binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de academische standaarden, binnen een academische omgeving ruimte moet zijn voor controversiële of onwelgevallige opvattingen die op weerstand kunnen stuiten. Dit is niet in tegenspraak met een veilige leeromgeving.
Bent u van mening dat de «Israeli Apartheidsweek» antisemitische elementen bevat? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit tegen te gaan?
Het recht op vrije vereniging is een verworvenheid die we in Nederland met overtuiging respecteren en hanteren. De overheid dient zich niet vooraf te bemoeien met de uitnodiging van sprekers en de inhoudelijke bijdragen van sprekers tijdens evenementen. De organisatie dient zich aan de wet te houden. Eenieder in Nederland kan aangifte doen indien men meent dat de wet is overtreden. De autoriteiten zullen vervolgens de aangifte onderzoeken en besluiten om al dan niet tot vervolging over te gaan.
Verklaart u het groeiend antisemitisme in de samenleving mede door het groeiend aantal anti-Israelevenementen?
Er zijn geen eenduidige gegevens beschikbaar die laten zien of antisemitisme in de samenleving toeneemt vanwege dergelijke evenementen. Ook beschikt de Minister van Justitie en Veiligheid niet over gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van het aantal van dergelijke evenementen.
Bent u voornemens, in navolging van Duitsland, de BDS-beweging (Boycott, Divestment and Sanctions) officieel te bestempelen als antisemitisch?
Het kabinet ondersteunt niet de internationaal georganiseerde oproep tot BDS (Boycott, Divestment and Sanctions), en is tegenstander van een boycot tegen Israël. Het kabinet hanteert de lijn dat het geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël bevorderen. Uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering. Dat is onder meer vervat in onze Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het ligt niet voor de hand om het in algemene zin oproepen tot een boycot of sancties tegen een land te interpreteren als discriminatie, nu het leveren van kritiek op staten in beginsel wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Of sprake is van discriminatie, c.q. strafbaarheid op grond van de artikelen in het Wetboek van Strafrecht, zal afhankelijk zijn van alle concrete omstandigheden van het geval.
Bent u bereid met de Rijksuniversiteit Groningen in gesprek te gaan over de veiligheid van Joodse studenten naar aanleiding van de berichtgeving over dit evenement?
Op 8 juni jl. stuurde ik de integrale aanpak sociale veiligheid en inclusie in hoger onderwijs en wetenschap2 naar uw Kamer. In dit kader spreekt het ministerie met alle hoger onderwijsinstellingen over sociale veiligheid van alle studenten en medewerkers. Bij de uitwerking van de aanpak betrek ik ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding en treedt het ministerie in gesprek met Joodse jongerenorganisaties.
Bent u van mening dat het afrukken van de mezoeza van een deurpost niet onder vandalisme geschaard moet worden, maar volgens de IHRA-definitie (International Holocaust Remembrance Alliance), onder antisemitisme?
Het kabinet stelt voorop dat alle vormen van antisemitisme absoluut onaanvaardbaar acht en zich zal blijven inzetten voor de uitbanning daarvan.3
Het is goed voorstelbaar dat het afrukken van de mezoeza de schrik heeft aangejaagd bij de (Joodse) bewoners van het pand. Het is aan het openbaar ministerie en de rechter om te bepalen of in een individueel geval sprake is van een strafbare gedraging op grond van de artikelen in het Wetboek van Strafrecht. Gedragingen die overeenkomen met bepaalde voorbeelden van de niet-limitatieve lijst van de IHRA, kunnen voor de politie, het openbaar ministerie en de rechter behulpzaam zijn om alert te zijn op feiten en omstandigheden die een indicatie zouden kunnen vormen van discriminerende uitingen of delicten met een discriminatie-aspect.
Hoe bevordert u dat incidenten die naar hun aard niet slechts een algemeen delict zijn, maar naar hun aard ook antisemitisch, op de juiste manier geregistreerd en opgevolgd worden, zoals voorgesteld in de motie-Bisschop (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 70)?
Zoals de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in zijn brief van 10 maart 2021 reeds heeft aangegeven bevat de IHRA-definitie indicatoren die meegewogen kunnen worden in het oordeel of sprake is van groepsbelediging (artikel 137c Wetboek van Strafrecht), het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden (artikel 137d Wetboek van Strafrecht), of een discriminatoir aspect bij een commuun delict (codis-feit). Uiteindelijk moet uit de concrete casuïstiek blijken op welke wijze de definitie in de opsporings- en vervolgingspraktijk toepasbaar is. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) nemen elk delict inzake mogelijk specifieke discriminatie of commune feiten met een discriminatoir aspect uiterst serieus, ook die delicten gepleegd met mogelijk antisemitisch motief. Het OM en (bijvoorbeeld) het Joods Netwerk van de politie zijn erop toegerust om discriminatiefeiten dan wel commune feiten met een discriminatoir aspect, waarbij een antisemitisch motief mogelijk een rol speelt, te onderkennen en te zorgen voor een correcte en afdoende opvolging.
Het bericht ‘Ben je vrouw, van kleur of kom je van buiten, dan krijg je het lastig bij NOS Sport’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Volkskrant naar grensoverschrijdend gedrag bij NOS Sport?1
Ik heb wederom met afschuw kennis genomen van het bericht in de Volkskrant over de situatie die zich jarenlang heeft kunnen voltrekken met vreselijke gevolgen voor de slachtoffers bij NOS Sport. Grensoverschrijdend gedrag is kwetsend, vernederend en schadelijk voor het slachtoffer. Dat laat ook deze schrijnende casus weer zien. Bovendien gaat het hier ook nog over de publieke omroep. Dat er iets wezenlijk moet veranderen, staat buiten kijf. Het is dan ook goed dat de redactie is teruggetreden zodat nieuwe frisse geluiden de ruimte wordt geboden en dat er onderzoek wordt gedaan.
Hoe verklaart u dat er al zo lange tijd een cultuur heerst waarin vrouwen zich onveilig voelen en waarbij meldingen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag niet serieus worden behandeld?
We zien grensoverschrijdend gedrag op steeds meer plekken en in steeds meer vormen boven water komt. Het is een maatschappelijk probleem. Belangrijk is nu dat onderzocht wordt hoe dit heeft kunnen gebeuren, welke systematische mechanismen hieraan ten grondslag liggen en wat daarin moet veranderen zodat dit niet meer gebeurt. Hierop wordt nu ook actie ondernomen. De Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen, onder voorzitterschap van Martin van Rijn, doet hier momenteel in brede zin en binnen de gehele landelijke publieke omroep onafhankelijk onderzoek naar. Daarnaast laat ook de NOS, in haar rol als werkgever, haar gehele organisatie doorlichten door een onafhankelijke partij. Het belang van de onderlinge samenhang en afstemming van beide onderzoeken heb ik bij de NPO onder de aandacht gebracht.
Hoe kan volgens u een cultuur van wegkijken en stilzwijgen worden doorbroken? Welke rol ziet u hierbij voor uzelf?
Mensen in de culturele, creatieve en media sector moeten kunnen rekenen op een veilige werkvloer, goede arbeidsomstandigheden en fatsoenlijke betaling. Dit zijn noodzakelijke randvoorwaarden om prettig en veilig te kunnen werken. Deze randvoorwaarden bieden meer zekerheid voor medewerkers om misstanden bespreekbaar te maken.
De plicht om zorg te dragen voor een veilige werkcultuur ligt bij de werkgever. Bestuurders en leidinggevenden hebben een cruciale rol in zowel de aanpak als preventie van grensoverschrijdend gedrag binnen hun organisaties. Bij hen ligt de taak om zorg te dragen voor een veilige werkcultuur en deze ook uit dragen. Wanneer meldingen hen bereiken dienen zij deze serieus te nemen en daar adequaat op te handelen. Daarmee geven zij ook een signaal af binnen hun organisaties dat bepaald gedrag niet kan en niet getolereerd wordt. Zo kan een klimaat ontstaan waarin slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag zich veilig genoeg voelen om een misstand te melden en omstanders om niet langer weg te kijken maar elkaar hierop aan te spreken. Alleen zo kan de vicieuze cirkel van wegkijken en stilzwijgen worden doorbroken.
Ik zie dat er stappen worden gezet om een cultuuromslag te maken. Zo heeft de mediasector onlangs het Mediapact Respectvol Samenwerken gelanceerd om zich gezamenlijk in te spannen en zorg te dragen voor een veiligere werkklimaat binnen de hele keten. Dat is een belangrijke stap. Het is nu zaak dat gemaakte afspraken nagekomen worden en dat partijen elkaar daarin helpen en elkaar durven aan te spreken op de voortgang.
Direct na de onthullingen bij The Voice heb ik gesprekken geïnitieerd met de sector. Inmiddels hebben drie rondetafels over dit onderwerp plaatsgevonden. Naar aanleiding van de onthullingen bij DWDD heb ik het belang van onafhankelijk onderzoek onder de aandacht gebracht bij de NPO. De NPO heeft hierop een onafhankelijke onderzoekscommissie ingesteld (zie antwoord op vraag 2). Daarnaast zet ik in op de verbetering van de arbeidsomstandigheden met maatregelen voor een betere arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector. Hiervoor heb ik middelen vrijgemaakt. Tevens ben ik met de NPO en het College van Omroepen in gesprek om een nieuwe en hogere norm voor percentages programmamakers in vaste dienst van de publieke omroepen te stimuleren. Op 13 maart jongstleden heb ik uw Kamer over het voornemen hiertoe geïnformeerd.2 Verder blijf ik het werk van meldpunt Mores.online financieren.
Ook kabinetsbreed wordt ingezet op de aanpak van dit probleem. Mijn collega’s Minister Dijkgraaf (OCW) en Minister van Gennip (SZW) hebben namens het kabinet een regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, Mariëtte Hamer, aangesteld. Daarnaast heeft het kabinet het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld opgesteld om dit probleem te bestrijden. Deze is op 13 januari jongstleden aan uw Kamer verstuurd.3
Wat vindt u ervan dat elke keer via onderzoeksjournalisten naar boven moet komen dat er een cultuur van grensoverschrijdend gedrag in de mediasector is?
Het laat in de eerste plaats zien dat slachtoffers zich blijkbaar niet veilig genoeg voelen om een misstand binnen hun organisatie te melden of zij die dit wel hebben gedaan niet serieus zijn genomen. Tegelijkertijd zie ik dat er een cultuuromslag ontstaat. Door het belangrijke werk van onderzoeksjournalisten die dit aan de kaak stellen, wordt zowel in de maatschappij als in de media over dit onderwerp gesproken. Dit draagt eraan bij dat mensen die lang hebben gezwegen zich nu vrijer voelen om zich uit te spreken over onrecht dat hen is aangedaan. En dat we zowel als overheid en als werkgevers ons ten volle moeten inzetten om een dergelijk werkklimaat te voorkomen.
Geeft dit onderzoek noodzaak waardoor de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (OGCO) eerder met haar bevindingen moet komen?
De onderzoekscommissie werkt onafhankelijk aan haar onderzoeksopdracht. Het is aan haar om te bepalen wat en hoeveel tijd nodig is om deze opdracht adequaat uit te kunnen voeren.
Hoe kunnen mensen in de mediasector beter beschermd worden? Welke rol ziet u hierbij voor uzelf?
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent het opstappen van de voorzitter van Mores.online, het onafhankelijk meldpunt voor ongewenste omgangsvormen in onder meer de televisiesector, voor de bereikbaarheid en uitvoering van de werkzaamheden van het meldpunt?
Zoals bekend, is inmiddels het hele bestuur van Mores.online afgetreden om ruimte te maken voor een nieuw bestuur. Dit besluit heeft geen gevolgen voor de bereikbaarheid en werkzaamheden van Mores.online als meldpunt. Daarmee blijft het meldpunt gewoon bereikbaar voor mensen die een melding willen doen. Omdat mede naar aanleiding van de berichtgeving de onafhankelijkheid van Mores.online ter discussie is komen te staan heb ik de regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, om advies gevraagd over verbeteringen in de governancestructuur van Mores.online.
Hoe is geborgd dat Mores.online onafhankelijk is? Ziet u aanleiding om dit aan te scherpen?
Een goed meldpunt waar slachtoffers terecht kunnen is van cruciaal belang. Op de website van Mores.online is te lezen dat alle meldingen behandeld worden door onafhankelijke vertrouwenspersonen die geheimhoudingsplicht hebben en onafhankelijk van het bestuur werken. Desondanks zijn er mede naar aanleiding van de berichtgeving over NOS Sport signalen dat er mensen zijn die misstanden niet durven te melden bij Mores.online, omdat de (inmiddels afgetreden) bestuursleden zelf ook een rol hebben in de diverse sectoren. Het is onwenselijk dat de onafhankelijkheid van het meldpunt dat een veilige haven dient te zijn voor slachtoffers, ter discussie wordt gesteld. Omdat de veiligheid van slachtoffers te allen tijde gewaarborgd dient te zijn heb ik 15 maart jongstleden de regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, verzocht om te onderzoeken wat nodig is om die veiligheid voor slachtoffers te waarborgen en welke governancestructuur daarbij past. Ik heb haar advies 14 april jongstleden ontvangen. Ik sluit mij aan bij de aanbevelingen van de regeringscommissaris en ga op zeer korte termijn hierover in gesprek met de met de door Mores aangestelde externe adviseur.
Het bericht ‘Wie redt de grootste kerk van de vier noordelijke provincies? Zelfs de klokken mogen nu niet luiden’ |
|
Hilde Palland (CDA), Jan de Graaf (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de grootste kerk van Noord-Nederland, de Bovenkerk in Kampen, een grootschalige restauratie nodig heeft?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u het eens dat de Bovenkerk van grote historische, culturele, muzikale en maatschappelijke waarde is, onder andere als grootste kerk van de vier noordelijke provincies?
De Bovenkerk is aangewezen als rijksmonument2 binnen het beschermde stadsgezicht van Kampen en behoort dankzij zijn geschiedenis, architectuur, kunst en ligging tot de belangrijke middeleeuwse stadskerken van Nederland.
Wat vindt u er van dat de kerk en toren dermate verzakken dat sinds 2020 de gewelven gestut moeten worden, het Hinsz-orgel met steigers en plastic beschermd moet worden tegen vallende stenen, de beelden van het orgel verwijderd moesten worden ter bescherming en er een luidverbod is van de negen klokken?
De bouwkundige problemen vormen een forse uitdaging. Vanaf het moment dat de monumentenwacht de bouwkundige problemen constateerde, is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) betrokken bij de aanpak en ondersteunt de eigenaar.
Deelt u het belang om de kerk te behouden voor toekomstige generaties?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het, om dit te realiseren, van belang is dat er een onderzoek gedaan moet worden naar het herfunderen van de kerk?
Voor een verantwoorde instandhouding van het gebouw is constructief onderzoek inderdaad van belang. Op basis hiervan kan gekeken worden naar wat een realistische aanpak is.
Begrijpt u dat de Protestantse gemeente te Kampen, de Stichting Bovenkerk Kampen, de gemeente Kampen of de provincie Overijssel de kosten voor een dergelijke grootschalige restauratie, inclusief herfundering, onmogelijk zelf kunnen dragen?
Welke ingrepen uiteindelijk noodzakelijk zijn en op welke wijze deze zouden kunnen plaatsvinden, valt nu nog niet te beoordelen. Dat betekent ook dat de daarmee gepaard gaande kosten nog niet in beeld zijn. Ik heb er begrip voor dat de kosten van restauratie voor eigenaren van monumenten een flinke last kunnen zijn. Daarom zijn hiervoor via de provincies middelen ter beschikking gesteld (zie ook het antwoord op vraag 7).
Deelt u de mening dat een substantiële bijdrage vanuit het Rijk gerechtvaardigd is voor de restauratie en het toekomstbestendig houden van de Bovenkerk door herfundering, naast de middelen die door gemeente en provincie reeds beschikbaar worden gesteld? Welke subsidieregelingen kunnen hierin voorzien?
Zolang de uitkomsten van het constructief onderzoek nog niet bekend zijn kan er nog niets worden gezegd over de kosten van eventuele maatregelen en wie die zou moeten dragen. De restauratiemiddelen van het Rijk zijn toegevoegd aan het Provinciefonds. Het gaat om € 20 mln. per jaar. De provincies kennen de middelen toe en matchen de rijksbijdrage. Kortom, 50% van de provinciale bijdrage is afkomstig van het Rijk. Vanuit deze middelen heeft de Bovenkerk € 340.000 toegekend gekregen in 2021 en € 370.000 in 2022. Er zijn op dit moment geen andere middelen voor restauratie beschikbaar vanuit het Rijk.
Bent u bereid in overleg te treden met betrokkenen, zoals Stichting Bovenkerk Kampen en Protestantse gemeente te Kampen, teneinde te komen tot een oplossing voor de restauratie en de herfundering van deze kerk?
Ja, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is vanaf het eerste begin actief betrokken en namens mij in overleg met de Stichting Bovenkerk Kampen, de Protestantse gemeente te Kampen, de gemeente Kampen en de provincie Overijssel.
Deelt u de mening dat bij monumenten van deze omvang en schaal het behoud voor de lange termijn centraal moet komen te staan? Zo ja, zou u daarbij een regierol voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorzien?
Gedegen, langdurige instandhouding is het uitgangspunt van ons stelsel van monumentenzorg. Ik zie dat het, ondanks de reeds beschikbare middelen, in diverse gevallen lastig is om grote restauratieopgaven te financieren. Dat is een van de redenen waarom ik momenteel verken hoe kwaliteit, samenhang en stabiliteit binnen het stelsel voor de financiering van de monumentenzorg kunnen worden versterkt en vernieuwing vorm kan krijgen. Als onderdeel daarvan ben ik met provincies in gesprek over een gezamenlijke aanpak van grote restauraties voor de langere termijn.
Wanneer kan de Kamer de kabinetsreactie tegemoet zien op de beleidsdoorlichting erfgoed?
Ik verwacht de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting erfgoed in juni naar de Kamer te sturen.