Het bericht ‘Politie biedt 84-jarige man excuses aan voor hardhandige arrestatie’ |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie biedt 84-jarige man excuses aan voor hardhandige arrestatie»?1
Ja.
Wat vindt u van het gegeven dat de politie aangeeft dat er in het Arabisch geen contact met de 84-jarige man te leggen was, maar volgens een ooggetuige de 84-jarige man en de agent elkaar prima konden verstaan aangezien de agent ook Arabisch sprak?
De Minister van Veiligheid en Justitie is politiek verantwoordelijk voor de kwaliteit van de organisatie en het beheer van de politie; de burgemeester is verantwoordelijk voor de aansturing van de politie ten aanzien van de openbare orde in zijn of haar gemeente. Het beantwoorden van specifieke vragen over het genoemde voorval valt onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester als lokaal bevoegd gezag. De burgemeester van Amsterdam heeft mij bericht dat hij de gemeenteraad nader zal informeren over het genoemde voorval.
Van de politie heb ik vernomen dat zij vooral uit zorg heeft willen handelen. De man gedroeg zich volgens de politie gevaarlijk in het verkeer, was niet aanspreekbaar en maakte een verwarde indruk. Omdat de man weg wilde lopen, is er op dat moment voor gekozen om hem geboeid mee te nemen. Hiervoor heeft de politie excuses aangeboden. Dit is onder meer gebeurd in een persoonlijk gesprek met de familie. Naar aanleiding van het voorval is door de eenheidsleiding van Amsterdam uitvoerig gesproken met de betrokken agenten. Overigens zou ik er op willen wijzen dat de man is staande gehouden en niet is aangehouden.
Kunt u uitzoeken waarom de agent niet reageerde op het uitschreeuwen van de pijn door de 84-jarige man, omdat de handboeien te strak zaten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het fietsen aan de verkeerde kant van de weg onvoldoende reden kan zijn om iemand hardhandig te arresteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vind u dat deze arrestatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit? Zo ja, waarom wel? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de politie Amsterdam een aantal maanden geleden in het geval van een 79-jarige man heel anders gereageerd op een wat oudere en verwarde burger?2
De vraag hoe de politie heeft gehandeld in de specifieke situaties waar u aan refereert, valt onder de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag zijnde de burgemeester.
Hierbij zou ik graag willen benadrukken dat de politie er voor iedereen is, ongeacht wie of wat je bent. Daaruit volgt dat ongerechtvaardigd onderscheid ten aanzien van iemands (etnische) achtergrond niet thuishoort bij de politie. Onder andere met het programma «De Kracht van verschil» geeft de politie uitvoering aan het tegengaan van discriminatie.
Deelt u de mening dat ondanks de nodige ophef nog steeds sprake is van etnisch profileren binnen de politie als een dronken blanke oude man naar huis wordt gebracht terwijl de man in casu met de boeien naar het politiebureau wordt afgevoerd?
Zie antwoord vraag 6.
Is etnisch profileren zo ver de politieorganisatie binnen gesijpeld dat zelfs 80-plussers van Marokkaanse afkomst dienen te vrezen voor een onbehoorlijke en onrechtvaardige behandeling door de politie?
Ik distantieer mij van de door u gedane insinuatie.
Deelt u de mening dat het op een bestendige gedragslijn begint te lijken eerst buitenproportioneel te arresteren en achteraf excuses aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen wat voor impact deze gang van zaken heeft op het gezinsleven en de psychische gesteldheid van de 84-jarige man? Wat gaat u hiermee doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de politie voldoende bekwaam is wat betreft de aangeleerde aanhoudingstechnieken toe te passen om een 84-jarige man te arresteren? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, welke disciplinaire maatregelen worden er getroffen bij gevallen als deze en specifiek in dit geval?
In het politieonderwijs wordt reeds uitgebreid aandacht besteed aan de meest adequate manier om in verschillende situaties iemand aan te houden.
Bent u bereid om een cursus binnen het politiekorps te organiseren om meer empathie te tonen bij aanhoudingen van oudere personen? Zo ja, kunt u de Kamer daarover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
De aanhouding van demonstranten wegens belediging |
|
Michiel van Nispen , Nine Kooiman , Sadet Karabulut |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat tijdens een demonstratie voor de vrijlating van opgepakte Koerdische parlementariërs arrestaties zijn verricht wegens belediging?1 Hoe is de besluitvorming over deze arrestaties precies verlopen? Door wie zijn welke beslissingen op welk moment genomen?
Bij de demonstratie op 12 november is één arrestatie verricht ter zake van belediging. Een aantal mensen liep met een bord met de tekst «Erdogan Terrorista» met daarbij een afbeelding van president Erdogan met een Hitler snor. Het Openbaar Ministerie oordeelde deze uiting als strafbaar (belediging, artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht). In het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit heeft op verzoek van het Openbaar Ministerie de politie de demonstranten gevraagd de borden in te leveren. Eén man weigerde dat en is vervolgens aangehouden. Daarnaast zijn zeven mensen aangehouden vanwege geweldsdelicten.
Wat hielden de beledigingen, op basis waarvan de arrestaties zijn verricht, precies in?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat het lokale gezag specifieke leuzen op voorhand verboden heeft verklaard? Zo ja, door wie precies, welke leuzen betreft het, op basis waarvan is dat gebeurd en vindt u dat terecht?
Nee, voor zover mij bekend is daar geen sprake van.
Worden de opgepakte demonstranten ook daadwerkelijk vervolgd? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, ziet u ook het risico dat een arrestatie niet gebruikt mag worden als middel om demonstranten met leuzen die op, of over de grens zijn, tijdelijk de vrijheid om te demonstreren te ontnemen?
De beoordeling of vervolging wordt ingesteld tegen de wegens geweldpleging aangehouden demonstranten ligt bij het Openbaar Ministerie. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om te demonstreren, zolang het de openbare orde niet verstoort, een fundamenteel recht is in onze democratie? Op welke wijze is dat hier gewaarborgd?
Die mening deel ik. Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat de uitoefening van dat recht geen moment in het geding is geweest.
Vindt u dat provocerende leuzen tijdens een demonstratie onder de vrijheid van meningsuiting vallen? Zo nee, waarom niet?
De uitoefening van grondrechten, dus ook de vrijheid van meningsuiting, is niet absoluut, maar wordt begrensd door ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Dat is in dit geval artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat veel Nederlanders niet goed weten wanneer naar 112 mag worden gebeld |
|
Harm Brouwer (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «112 daar red je levens mee maar dan moet je wel bellen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat veel Nederlanders niet goed weten wanneer 112 wel en niet mag worden gebeld?
Ja, zie ook mijn reactie bij vraag 3 en 5.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen te laat bellen en hierdoor kostbare seconden verloren gaan voor de hulpverleners en de pakkans van de politie verkleind wordt? Zo ja, hoe verklaart u dat veel mensen te laat 112 bellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Zoals ook in het artikel wordt aangegeven is breed bekend dat 1-1-2 primair bedoeld is voor spoedeisende situaties: «als iedere seconde telt». Het gaat hierbij om het alarmnummer van zowel politie, brandweer als ambulance. In het artikel wordt specifiek ingegaan op het gebruik van het alarmnummer in relatie tot het vergroten van de heterdaadkracht van de politie. Hier moet de beller bijvoorbeeld bij een verdachte situatie de afweging maken «of iedere seconde telt». Ik kan me voorstellen dat deze afweging voor
de beller niet altijd evident is.
Heeft u ook signalen dat mensen 112 bellen terwijl het incident waar zij voor bellen geen spoed betreft of misbruik maken van het alarmnummer 112? Zo ja, heeft u zicht op in hoeveel gevallen er naar 112 gebeld wordt voor incidenten zonder spoed en hoeveel telefoontjes naar het alarmnummer misbruik betreffen? Zo nee, waarom niet?
Gemiddeld 35 tot 40% van alle 1-1-2 oproepen wordt in het eerste contact als oneigenlijk gebruik of zelf misbruik geregistreerd. Deze 1-1-2 oproepen worden niet doorverbonden naar de regionale meldkamers. Van het totaal geregistreerde oneigenlijk gebruik/misbruik van 1-1-2 is bijna de helft geregistreerd met het label «geen 1-1-2» of «0900 8844 (geen spoed wel politie)». De andere helft heeft andere oorzaken zoals zogenaamde broekzak-bellers of plaagbellers.
Deelt u de mening dat het van belang is dat mensen beter geïnformeerd worden over wanneer 112 wel en niet gebeld mag worden omdat elke seconde kan tellen, maar ook omdat misbruik hiermee tegengegaan kan worden? Zo ja, bent u voornemens om een nieuwe campagne te starten en in deze campagne ook aandacht te besteden aan misbruik? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven en ook in het artikel aangegeven is het breed bekend dat 1-1-2 bedoeld is voor situaties waarbij iedere seconde telt. Daarbij laat het geregistreerde oneigenlijk gebruik/misbruik van 1-1-2 een dalende trend zien. Dit lijkt vooral te danken aan de opkomst van smartphones en de getroffen misbruikmaatregelen. Bij doelbewust misbruik kiest de politie voor een directe benadering richting de beller. Voor wat betreft het bevorderen van heterdaadkracht, stimuleert de politie mensen onder andere door middel van regionale communicatie en publieksvoorlichting, om 1-1-2 te benutten om de pakkans te vergroten. Ik zie gelet op het bovenstaande geen aanleiding om een nieuwe voorlichtingscampagne vanuit het rijk te starten.
Welke mogelijkheden ziet u nog meer om mensen verder te informeren over wanneer zij wel en niet 112 mogen bellen?
Zoals aangegeven geniet de vuistregel «als iedere seconde telt» brede bekendheid bij de burgers. Voor het verhogen van heterdaadkracht en het helder blijven maken van het onderscheid tussen 1-1-2 en 0900–8844 voert de politie regionale communicatie en publieksvoorlichtingscampagnes uit.
Wanneer het gaat om gevallen waarin mensen te vroeg bellen, betreft het dan incidenten waarbij de buren mogelijk ondersteuning kunnen bieden? Zo ja, deelt u de mening dat het waardevol zou kunnen zijn om de centralist de vraag «heeft u uw buren al gebeld?» te laten stellen? Zo nee, waarom niet?
Dit kan van geval tot geval verschillen. Mensen kunnen bijvoorbeeld te goeder trouw 1-1-2 bellen maar een verkeerde inschatting van de situatie maken. Bij gerede twijfel vind ik het altijd verstandig om wel 1-1-2 te bellen. Als geen sprake is van een spoedsituatie voor de hulpverleningsdiensten dan zal de centralist vanuit zijn of haar professionaliteit hier een gepaste reactie op geven.
Deelt u de mening dat misbruik van 112 verder aangepakt moet worden aangezien misbruikers de lijn voor mensen in nood bezet houden en centralisten onheus bejegenen? Zo ja, welke mogelijkheden bestaan er nu om misbruik van het alarmnummer 112 aan te pakken en ziet u mogelijkheden om misbruik van 112 verder tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Misbruik van 1-1-2 is strafbaar. Alle gegevens van (mobiele) telefoons zijn door de politie op te vragen en alle gesprekken die via 1-1-2 binnenkomen, worden opgenomen. Bij misbruik kan de politie de beller opsporen. Bij misbruik van 1-1-2 kunnen volwassenen een boete of een gevangenisstraf krijgen. Maken kinderen misbruik van 1-1-2 dan licht de politie de ouders in. Belt een kind vaker naar 1-1-2 dan kan het kind worden doorverwezen naar bureau Halt. Zoals hierboven aangegeven laat het misbruik/oneigenlijk gebruik van 1-1-2 een dalende trend zien. De beschikbare middelen om misbruik van 1-1-2 tegen te gaan vind ik daarmee op dit moment voldoende.
Het bericht dat de snelwegpolitie wordt afgeschaft |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de snelwegpolitie wordt afgeschaft?1
Op het gebied van de verkeershandhaving is de inzet van de politie tweeledig. Enerzijds zijn er de teams Verkeer (10 regionale Teams Verkeer en een team verkeershandhaving bij de Landelijke Eenheid). Daarnaast wordt verkeershandhaving uitgevoerd door de basisteams bij de regionale eenheden en door de geografische afdelingen van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid.
Van 2014–2016 zijn 20 medewerkers en de bijbehorende middelen tijdelijk toegevoegd aan de afdeling executieve ondersteuning, team Elektronisch Verkeerstoezicht, specifiek voor de handhaving op de snelwegen. In het kader van de inrichting van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid zullen deze medewerkers gaan werken vanuit de geografische afdelingen van de Dienst |nfrastructuur. Ook de bijbehorende middelen zullen bij die geografische afdelingen worden ondergebracht. Vanuit de geografische afdelingen zal de verkeershandhaving op de snelwegen ten minste op het huidige peil worden gehouden. In aanvulling daarop zullen tussen het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) en de Landelijke Eenheid, in samenspraak met Rijkswaterstaat, resultaatafspraken worden geformuleerd met betrekking tot de verkeershandhaving op de snelwegen. De Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.
Wanneer zou de Kamer hierover geïnformeerd worden?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wordt de snelwegpolitie afgeschaft als er goede resultaten zijn behaald?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe past het afschaffen van de snelwegpolitie bij de doelstelling het aantal verkeersdoden terug te dringen?
Voor verkeersveiligheid is naast repressie ook preventie essentieel. Goede verkeerseducatie, voorlichting, begrijpelijke verkeersregels, veilige voertuigen en een goede en duidelijke weginrichting zijn belangrijk. Ook verkeershandhaving heeft een preventief effect en kan het aantal verkeersovertredingen en -slachtoffers terugdringen. De korpsleiding heeft naar aanleiding van het dalende aantal staandehoudingen besloten om verkeershandhaving als onderdeel van de reguliere handhavingstaak van de politie sterker neer te zetten. Er wordt gerichter gestuurd op meer zichtbare handhaving, onder andere door staandehoudingen. Doel hiervan is de inzet voor verkeersveiligheid te versterken. De speerpunten hierbij zijn door het OM met de politie afgesproken en vastgelegd in de leidraad verkeershandhaving. De speerpunten zijn: snelheid, alcohol, veelplegers en rood licht. Het spreekt voor zich dat deze keuzes in de handhaving volledig ten dienste staan van de bredere doelstelling op het gebied van de verkeersveiligheid waaraan u in uw vraag refereert.
Klopt het dat er een speciale training is voor agenten om in een onopvallend voertuig te rijden? Zo ja, wat gebeurt er met de agenten die deze training nu wel hebben gehad, kunnen zij deze vaardigheden nog binnen de politieorganisatie gebruiken of worden zij elders ingezet?
Het surveilleren met onopvallende eenheden wordt gedaan door daarvoor opgeleide medewerkers van de Teams Verkeer van de regionale eenheden. Er zal altijd een behoefte om nieuwe medewerkers op te leiden.
Worden er nieuwe agenten opgeleid om in onopvallende voertuigen te surveilleren om de bestaande verkeerspolitie te vervangen? Zo ja, is dat niet zonde van de kennis die nu al aanwezig is?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u garanderen dat ook zonder de snelwegpolitie, de kwaliteit van surveillance van de politie op de snelwegen gegarandeerd blijft? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
De inzet van de politie op de verkeershandhaving op de snelwegen blijft onverminderd doorgaan. Op dit moment vinden gesprekken plaats tussen het OM en de politie ten aanzien van de handhaving op de snelwegen. Er zal gerichter worden gestuurd op zichtbare handhaving van «hufterig» rijgedrag.
Het bericht dat de snelwegpolitie wordt afgeschaft terwijl er juist behoefte is aan meer controle op verkeershufters |
|
Barry Madlener (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Snelwegpolitie afgeschaft: minder controle op verkeershufters»?1
Ja.
Klopt het dat de snelwegpolitie, die ervoor zorgt dat verkeershufters gericht worden aangepakt, verdwijnt en de agenten in hun snelle auto's in december 2016 al hun laatste rondes over de snelweg rijden?
Op het gebied van de verkeershandhaving is de inzet van de politie tweeledig. Enerzijds zijn er de teams Verkeer (10 regionale Teams Verkeer en een team verkeershandhaving bij de Landelijke Eenheid). Daarnaast wordt verkeershandhaving uitgevoerd door de basisteams bij de regionale eenheden en door de geografische afdelingen van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid.
Van 2014–2016 zijn 20 medewerkers en de bijbehorende middelen tijdelijk toegevoegd aan de afdeling executieve ondersteuning, team Elektronisch Verkeerstoezicht, specifiek voor de handhaving op de snelwegen. In het kader van de inrichting van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid zullen deze medewerkers gaan werken vanuit de geografische afdelingen van de Dienst |nfrastructuur. Ook de bijbehorende middelen zullen bij die geografische afdelingen worden ondergebracht. Vanuit de geografische afdelingen zal de verkeershandhaving op de snelwegen ten minste op het huidige peil worden gehouden. In aanvulling daarop zullen tussen het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) en de Landelijke Eenheid, in samenspraak met Rijkswaterstaat, resultaatafspraken worden geformuleerd met betrekking tot de verkeershandhaving op de snelwegen. De Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.
Wat is de overweging die hieraan ten grondslag ligt gezien de medewerkers van het project Verkeershandhaving de afgelopen twee jaar goed gepresteerd hebben en het aantal processen verbaal voldoet aan de verwachtingen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u de afgelopen periode niet meegekregen dat er juist enorme behoefte bestaat aan meer van dit soort agenten in snelle auto’s getuige het pleidooi van onder andere de landelijke verkeersofficier van justitie of vindt u het geen probleem dat de pakkans van bijvoorbeeld drankrijders nog lager wordt door dit besluit?
Voor verkeersveiligheid is naast repressie ook preventie essentieel. Goede verkeerseducatie, voorlichting, begrijpelijke verkeersregels, veilige voertuigen en een goede en duidelijke weginrichting zijn belangrijk. Ook verkeershandhaving heeft een preventief effect en kan het aantal verkeersovertredingen en -slachtoffers terugdringen. De korpsleiding heeft naar aanleiding van het dalende aantal staandehoudingen besloten om verkeershandhaving als onderdeel van de reguliere handhavingstaak van de politie sterker neer te zetten. Er wordt gerichter gestuurd op meer zichtbare handhaving, onder andere door staandehoudingen. Doel hiervan is de inzet voor verkeersveiligheid te versterken. De speerpunten hierbij zijn door het OM met de politie afgesproken en vastgelegd in de leidraad verkeershandhaving. De speerpunten zijn: snelheid, alcohol, veelplegers en rood licht. Het spreekt voor zich dat deze keuzes in de handhaving volledig ten dienste staan van de bredere doelstelling op het gebied van de verkeersveiligheid waaraan u in uw vraag refereert.
Waarom handelt u in strijd met het doel van de regering om het aantal verkeersdoden terug te brengen, zeker gezien het feit dat de afgelopen jaren het aantal verkeersdoden en gewonden juist weer toeneemt?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt dit besluit zich tot hetgeen een lid van het College van procureurs-generaal bij het openbaar ministerie heeft gezegd, namelijk dat er meer verkeershandhaving op straat komt, dat de flitspalen kunnen blijven, maar dat het blauw op straat zal blijven toenemen?
Het gezag over de verkeershandhavingsinzet van de politie berust bij het Openbaar Ministerie. De in onderling overleg tussen OM en politie gemaakte, professionele keuzes zijn bepalend voor de wijze waarop deze inzet in de praktijk plaatsvindt.
Deelt u de mening dat de huidige snelwegpolitie juist moet worden uitgebreid? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4 en 5.
Klopt het dat de handhaving op de snelwegen wordt overgenomen door agenten van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid en kunt u in ieder geval garanderen dat de expertise van de huidige eenheid niet verdwijnt?
De handhaving op de snelwegen vindt in principe plaats door de teams verkeer van de regionale eenheden. De Landelijke Eenheid handhaaft op de totale infrastructuur, waaronder de snelwegen en ondersteunt de eenheden (met bijvoorbeeld expertise, mensen of middelen). De expertise van de betreffende 20 medewerkers verdwijnt niet.
Het bericht dat de politie in Maastricht een incident met drie drag queens niet serieus genomen zou hebben |
|
Manon Fokke (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drag queens belaagd: COC wil onderzoek naar politie»?1
Ja.
Is het waar dat drie mannen «in uitbundige vrouwenkleren» na een optreden in een café van het COC door een groep jongeren in het nauw gedreven werden en te maken kregen met handtastelijkheden en discriminerende teksten? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De Minister van Veiligheid en Justitie is politiek verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de politie; de burgemeester is verantwoordelijk voor de aansturing van de politie ten aanzien van de openbare orde in zijn of haar gemeente. Specifieke vragen over het genoemde voorval in Maastricht kunnen dan ook worden gesteld aan het lokale gezag. De burgemeester van Maastricht heeft mij bericht dat hij de gemeenteraad nader zal informeren over het genoemde voorval.
In algemene zin hecht ik eraan te benadrukken dat de politie er altijd en voor iedereen is, waarbij seksuele voorkeur, gender(identiteit), politieke kleur of overtuiging, leeftijd, opleidingsniveau, functionele beperking, geloof of (etnische) achtergrond niet uitmaakt. Daar waar naar aanleiding van het politieoptreden bij slachtoffers de indruk ontstaat dat dit wel een rol speelt, is het van belang dat zo’n indruk bespreekbaar kan worden gemaakt in een gesprek met de politie. De politie is hiertoe in beginsel altijd bereid. Ook in dit geval, zo heb ik van de politie vernomen, is er een gesprek geweest met de personen waaraan u in uw vraag refereert. Hierbij waren ook de betrokken politieagenten zelf aanwezig. Tevens heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de politie in Maastricht en het COC Maastricht. Het is goed dat dit soort gesprekken plaatsvindt opdat er over en weer meer begrip voor elkaar kan ontstaan en, waar aan de orde, geleerd kan worden van de gebeurtenissen.
Is het waar dat politieagenten niet ingegrepen hebben toen drie drag queens lastig werden gevallen door een groep jongeren? Zo ja, waarom hebben die politieagenten niet ingegrepen? Zo nee, hoe hebben de politieagenten dan wel ingegrepen?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben de genoemde drie mannen bij de politie melding gemaakt van het incident dan wel aangifte gedaan? Zo ja, wat is de stand van zaken daarvan?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een gesprek geweest tussen de politie Maastricht en het COC ten aanzien van dit incident of over de wijze waarop de politie in Maastricht in het algemeen omgaat met incidenten waarbij homo's, lesbiennes, transgenders en biseksuelen het slachtoffer zijn? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? Zo nee, deelt u de mening dat een dergelijk gesprek wel nuttig kan zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel aangiften met betrekking tot discriminatie of andere strafbare feiten met betrekking tot homo's, lesbiennes, transgenders en biseksuelen. zijn er het afgelopen jaar in Maastricht geweest en hoe is de politie daar mee om gegaan?
Ten aanzien van de specifieke situatie in Maastricht verwijs ik naar bovenstaande antwoord. In het recent aan uw Kamer aangeboden rapport «Discriminatiecijfers in 2015» is vermeld dat in 2015 bij de politie en de antidiscriminatievoorziening (ADV) 494 meldingen van discriminatie zijn geregistreerd in de regio Limburg. In 31% daarvan betrof het meldingen op grond van seksuele gerichtheid. Meldingen bij de politie worden conform de aanwijzing van het OM opgepakt.
Het bericht ‘Politie heeft geen zicht op dumpingen drugsafval’ |
|
Vera Bergkamp (D66), Fatma Koşer Kaya (D66), Salima Belhaj (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politie heeft geen zicht op dumpingen drugsafval»1 naar aanleiding van het rapport van de stichting Politie & Wetenschap2, waarin onderzoek is gedaan om zicht te krijgen op de aard en ontwikkeling van de dumping en lozing van synthetische drugsafval in Nederland?
Ja.
Klopt het dat een groot deel van de dumpingen en lozingen onopgemerkt blijft? Zo ja, hoe heeft deze situatie zich kunnen ontwikkelen en wiens verantwoordelijkheid is het om deze dumpingen op te merken? Zo nee, op welke gronden bestrijdt u dit rapport?
Bij het plegen van strafbare feiten zullen criminelen over het algemeen zoveel mogelijk proberen om opsporing te bemoeilijken. Dit geldt ook voor dumpingen en lozingen van drugsafval. Dit heeft tot gevolg dat dumpingen en lozingen plaats vinden op bijvoorbeeld afgelegen plekken. Het opmerken van dumpingen gebeurt door verschillende (bestuurlijke) instanties, opsporingsdiensten, burgers en bedrijven. Bij het opmerken kunnen dumpingen worden gemeld en (buitengewoon) opsporingsambtenaren kunnen onder meer op basis van deze signalen opsporen. Het is voor al deze partijen van belang alert te zijn op mogelijke drugsafvaldumpingen en deze te melden bij de politie.
Bent u van mening dat de ontstane situatie te wijten is aan een gebrek aan middelen en/of inzet? Zo ja, welke maatregelen wilt u in dit verband treffen? Zo nee, wat is naar uw mening de oorzaak van de ontstane situatie?
Er is geen dumping van synthetisch drugsafval zonder productieplaats. De inzet van de politie, het OM, NFI en partners (waaronder FIOD) is dan ook gericht op het verstoren van het productieproces van synthetische drugs. Daarmee wordt ook ingezet op de opsporing van de organisatoren van de drugsproductie. Dat betekent niet dat de daders van dumping van synthetisch drugsafval vrij spel hebben. De politie werkt aan een eenduidige benadering en opvolging, waarbij de plaats delict in eerste instantie zowel vanuit het milieu als het generieke opsporingsperspectief wordt benaderd. De mogelijkheden om door te kunnen rechercheren zijn echter sterk afhankelijk van de aangetroffen sporen en de kwaliteit daarvan. Deze inzet op de criminaliteit van de productie van synthetische drugs, alsmede de daarmee samenhangende dumpingen, zal stevig voortgezet worden. Vanzelfsprekend dat dit gepaard gaat met uitdagingen en vraagt om een lange adem vraagt.
Daarnaast zijn er initiatieven die zich richten op het beperken van de gevolgen van drugsafvaldumpingen, zoals het project van de Provincie Noord-Brabant «Samen tegen Dumpen.»
Klopt het dat er lozingen in het riool, in gierkelders van boerderijen en uit rijdende auto’s onopgemerkt blijven en dat deze grote gezondheidsrisico’s met zich mee zouden kunnen brengen? Waaruit blijkt dat u tegen deze specifieke drugsafvaldumpingen en -lozingen optreedt, aannemend dat u de mening deelt dat hierbij grote spoed gewenst is?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 valt niet uit te sluiten dat lozingen onopgemerkt blijven.
Het is van belang dat tijdig melding gemaakt wordt bij de politie als een lozing in het riool, in gierkelders of uit rijdende auto’s vermoed wordt, zodat nader onderzoek kan worden ingesteld om de mogelijke daders te achterhalen en er spoedig zorg gedragen kan worden voor het opruimen van het afval om mogelijke schade voor milieu en of mens te beperken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is daarbij ook de blijvende inzet op het verstoren van het productieproces van belang. Op regionaal en lokaal niveau, zoals bijvoorbeeld in het project van de Provincie Noord-Brabant «Samen tegen Dumpen,» wordt geïnvesteerd in de samenwerking met ketenpartners om dergelijke lozingen te signaleren en hier tegen op te treden. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van nieuwe technologische ontwikkelingen voor het detecteren van lozingen.
Ten aanzien van overige milieu en maatschappelijke risico’s, verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 8 en 14.
Hoe kan het voorts dat het daadwerkelijke aantal van deze specifieke dumpingen en lozingen vele malen hoger lijkt te liggen dan het aantal aangetroffen gevallen? Welke afspraken zijn er met ketenpartners gemaakt ten behoeve van de tijdige signalering van deze specifieke drugsafvaldumpingen en -lozingen?
Zoals u ook geïnformeerd bent in antwoord op Kamervragen van Dik Faber en Segers3 zijn alternatieve manieren van dumpen moeilijker te detecteren.
Voor een tijdige signalering is samenwerking met de ketenpartners van belang. Deze samenwerking wordt onder meer vastgesteld in protocollen. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 10.
Deelt u de mening dat niet alle ontdekte dumpingen en lozingen om verschillende redenen gemeld worden bij de politie en dat gemelde incidenten niet altijd als dumping of lozing in het systeem worden geregistreerd? Hoe is de registratie van drugsdumpingen en -lozingen momenteel geregeld? Ziet u hier ruimte voor verbetering?
Het is mogelijk dat niet alle ontdekte dumpingen gemeld worden bij de politie. Grondeigenaren, alerte burgers en ketenpartners kunnen drugsdumpingen melden bij het milieupunt van de gemeente of bij de politie via 0900–8844 (of 112 als elke seconde telt).
Het dumpen van drugsafval heeft geen eigen registratiekenmerk in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten. Bij registratie van dergelijke meldingen wordt aangesloten bij de vervolgingsgronden milieudelict of overtreding van de Opiumwet. Voor melders, meldpunten en milieudiensten is het daarnaast niet altijd direct duidelijk dat de afvaldumping een drugsdumping betreft. Hier kan investeren in bewustwording aan bijdragen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 12.
Gaat u actie ondernemen om de zorg over de risico's voor de volksgezondheid weg te nemen? Zo ja, hoe gaat u dit doen als u geen zicht heeft op een groot deel van de drugsdumpingen en -lozingen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 en 4 wordt reeds stevig ingezet op de opsporing en het beperken van het productieproces en de gevolgen in het geval van drugsafvaldumping. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de maatschappelijke risico’s van dumpingen waaronder gezondheidsrisico’s, zie het antwoord op vraag 8. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor aanvullende acties. De onderzoekers concluderen bovendien dat de bewustwording bij het publiek over de gezondheidsrisico’s van gedumpt drugsafval beperkt is. Vergroten van de bewustwording kan bijdragen aan de opsporing en melding van dumpingen. Voor acties op dit gebied verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.
Deelt u de conclusie dat er nog veel onduidelijk is over de ernst en reikwijdte van milieu en maatschappelijke risico’s? Ziet u aanleiding om omwille van de uitkomsten van dit rapport een onderzoek in te stellen naar deze milieu en maatschappelijke risico’s?
Ja, ik deel de conclusie dat over de ernst en reikwijdte van milieu en maatschappelijke risico’s nog niet alles bekend is. Er wordt sinds 2010 door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek gedaan naar de milieurisico’s van drugsafvaldumpingen. Hieruit blijkt dat het zeker raadzaam is om de aanwezigheid van deze stoffen in het watersysteem te blijven volgen met het oog op mogelijke effecten op de volksgezondheid op lange termijn en op het ecosysteem. Onderzoeken hebben zich de afgelopen jaren gericht op drugs (resten) die via een rioolwaterzuiveringsinstallatie in het oppervlaktewater belanden. Van veel van deze stoffen is weinig bekend over milieueffecten maar vooralsnog lijken veilige concentraties niet te worden overschreden. Onderzoek naar de effecten van incidentele dumpingen gebeurt ook al. In opdracht van een Brabantse gemeente heeft het RIVM medio 2015 een ad hoc risicoschatting gemaakt voor de stof MDMA. Aanleiding was het uitrijden van de stof vanuit een mestkelder waar de stof eerder was gedumpt. De conclusie was dat de aangetroffen concentraties in de lucht in die specifieke situatie niet tot onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid leidden. Ik zie derhalve geen aanleiding om aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u zich uw antwoorden herinneren op eerder gestelde Kamervragen naar aanleiding van de vondst van MDMA-resten van XTC-productie in maïsplanten, waarin u verklaarde dat de handhavende instanties nauw met elkaar samenwerken om te voorkomen dat drugsafval in het milieu en de voedselketen terecht komt?3 Bent u van mening dat het huidige beleid en capaciteit nog steeds volstaat, ook nu uit het rapport blijkt dat er opnieuw sporen zijn gevonden in voedermais? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat dit soort incidenten een gevaar vormen voor de volksgezondheid? Zo nee, wat voor verandering gaat u doorvoeren?
Het rapport refereert aan het incident in Someren. Zoals ook in de beantwoording van de vragen hierover van de leden Segers en Dik Faber5 en Koşer Kaya en Bergkamp6 is gesteld waren de concentraties MDMA in de maïs zodanig laag dat deze geen gevaar voor de volks- en diergezondheid opleverden en is de besmette maïs uit de voedselketen gehouden. Het rapport geeft wel aan dat het dumpen van drugsafval in gierkelders als lozingsmethode mogelijk kan toenemen met het oog op boerenbedrijven die zich in toenemende mate in financiële problemen bevinden en daardoor kwetsbaarder zijn als ze benaderd worden door synthetische-drugsproducenten die van hun afval af moeten. Op dit moment zijn er echter geen concrete aanwijzingen dat dit op grote schaal plaatsvindt en zie ik geen aanleiding om de bestaande werkwijze te veranderen. De NVWA controleert risicogericht individuele agrarische ondernemingen op de naleving van specifieke wetgeving. Als zij daarbij stuit op of een vermoeden heeft van de aanwezigheid van drugs, drugsafval of een drugslaboratorium wordt geschakeld met de verantwoordelijke diensten. In het geval van Someren heeft de politie de relevante diensten ingelicht.
Klopt het dat regionale en lokale protocollen met betrekking tot drugslozingen worden ontwikkeld? Hoe verhouden deze verschillende protocollen zich tot elkaar, gezien de problematiek in de verschillende regio’s? Klopt het dat de problemen rondom drugsafval zich steeds meer naar de noordelijke provincies verplaatsen? Op welke wijze wordt in deze provincies het probleem aangepakt? Acht u een landelijke aanpak van drugslozingen noodzakelijk? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er protocollen worden ontwikkeld in verschillende regio’s, toegespitst op de specifieke situatie aldaar. Kennis over en ervaring met deze protocollen wordt gedeeld in bijvoorbeeld het project van Noord-Brabant «Samen tegen dumpen.» Ik herken het beeld niet dat de problemen rondom drugsafval zich steeds meer naar de noordelijke provincies verplaatsen. Over een lichte toename in de provincie Gelderland bent u geïnformeerd in antwoord op Kamervragen van de leden Segers en Dik Faber7.
De problematiek verschilt per regio. Daarnaast zijn verschillende lokale ketenpartners, provincies en gemeenten betrokken. Ik ben daarom geen voorstander van het opleggen van een landelijke aanpak. Wel ben ik er een voorstander van dat tussen provincies, gemeente en ketenpartners, waaronder ook politie en OM, informatie gedeeld wordt over de opgedane ervaringen met protocollen. Initiatieven als het project in Noord-Brabant dragen hieraan bij.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het gebrek aan bewustwording van burgers, landbouwers en hulpinstanties die geconfronteerd worden met drugsafval zorgwekkend is, aangezien dit regelmatig leidt tot lichamelijke blootstelling en het niet melden van en het niet zorgvuldig omgaan met de dumpingen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik.
Deelt u de mening dat er geïnvesteerd moet worden in deze bewustwording? Zo ja, welke maatregelen wilt u treffen om dit te verbeteren? Zo nee, hoe wilt u te werk gaan om de risico’s die het gebrek aan bewustwording met zich mee brengt in te perken?
Investeren in bewustwording van de gevaren van lichamelijke blootstelling aan gedumpt drugsafval is zeker van belang. De aard en omvang van de drugsafvaldumpingen verschilt echter per regio. Als provincies, gemeenten en ketenpartners informatie delen over de opgedane ervaringen met de protocollen (zie ook het antwoord op vraag8, kan dit gebruikt worden om ook lokaal, via lokale berichtgeving/media, meer gericht de aandacht te vestigen op de gevaren van blootstelling aan gedumpt drugsafval. Daarnaast zijn er initiatieven die bijdragen aan een betere bewustwording, zoals een voorlichtingscampagne die de politie in 2015 in samenwerking met ZLTO in Zeeland heeft opgezet om boeren te informeren over drugscriminaliteit.
Acht u het noodzakelijk de controle in beschermde natuurgebieden te intensiveren, nu uit dit rapport blijkt dat 10% van de drugsafvaldumpingen heeft plaatsgevonden in of nabij een Natura-2000-gebied? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Deze problematiek vraagt om de blijvende aandacht van alle betrokken partijen. De controle in de genoemde gebieden is veelal in handen van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) die in dienst zijn van particuliere werkgevers. Deze boa’s zijn van essentieel belang voor de handhaving en het toezicht in de landelijke (natuur) gebieden. Aan het in dienst nemen van de boa’s, het verkrijgen en behouden van opsporingsbevoegdheid en scholing zijn voor de werkgever van een boa kosten verbonden. Toegezegd is dat de werkgevers van groene boa’s van het Ministerie van Economische Zaken een financiële bijdrage (€ 100.000 per jaar met ingang van 2015) krijgen ter compensatie van deze kosten.
Hoe kunt u garanderen dat vervuiling van het drinkwater in grondwaterbeschermingsgebied geen risico vormt voor de volksgezondheid, ondanks dat een vijfde van de dumpingen in de Noord-Brabant en Limburg plaats heeft gevonden in grondwaterbeschermingsgebied, waar de zuiveringsinspanning minder is dan bij oppervlaktewater? Bent u bereid in deze gebieden het grondwater beter te gaan controleren? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen aanwijzingen dat gedumpt drugsafval in grondwaterbeschermingsgebieden via het opgepompt grondwater dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater een gevaar voor de volksgezondheid vormt. De drinkwaterbedrijven hebben de in de Drinkwaterwet neergelegde taak om te zorgen voor de feitelijke levering van deugdelijk drinkwater aan consumenten en andere afnemers. De drinkwaterbedrijven zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking en controle van de grondstof, het productieproces en het eindproduct drinkwater. Drinkwaterbedrijven inspecteren in dat kader grondwaterbeschermingsgebieden en monitoren grondwater en drinkwater op een breed spectrum van stoffen, waaronder verontreinigingen afkomstig van drugsafval. Daarbij worden onder andere preventief early-warning-systemen bij grondwatermonitoring ingezet. Er zijn tot dusverre geen drugs aangetroffen in grondwater bestemd voor drinkwaterbereiding. Ik zie geen aanleiding om het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden beter te laten controleren, omdat de kwaliteitsbewaking daarvan door de drinkwaterbedrijven in voldoende mate is geborgd.
Kunt u zich de antwoorden op de Kamervragen herinneren, waarin werd aangegeven dat medio 2014 is besloten om de capaciteit te vergroten met 125 fte binnen de politie en 15 fte binnen het Openbaar Ministerie?4 Deelt u de mening dat zich nog steeds grote problemen voordoen met drugsafvaldumpingen en -lozingen? Wanneer verwacht u dat deze intensivering zijn vruchten af gaat werpen?
Ja. De resultaten van de Intensivering Zuid-Nederland zijn op 15 juni 2016 aan uw Kamer gestuurd10. De effecten van de aanpak van ondermijnende criminaliteit zijn lastig uit te drukken in «harde cijfers». Dit is inherent aan de problematiek: georganiseerde ondermijnende misdaad vindt in de regel in het «onzichtbare» plaats, over de precieze omvang ervan zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Er zijn wel verschillende signalen dat de aanpak effect sorteert. Uit de rapportage van de Intensivering blijkt onder andere dat er signalen zijn dat hardware voor de productie van synthetische drugs lastiger te verkrijgen is. Het dumpen van drugsafval heeft veel aandacht gekregen, waarmee enerzijds de problematiek zichtbaarder is geworden en anderzijds ook de meldingsbereidheid toegenomen is.
Acht u de capaciteit bij de recherche, de Landelijke Faciliteit Ontmantelen en het Nederlands Forensisch Instituut afdoende om drugsafvaldumpingen en -lozingen te onderzoeken, gelet op het feit dat onderzoek hiernaar kan leiden tot achterliggende criminele netwerken en het niet starten van deze onderzoeken te maken heeft met beperkte capaciteit bij de genoemde instanties?
Voor het effectief inzetten van de (forensische) capaciteit is het van belang dat er kansrijke sporen zijn op de plaats delict voor opsporing en vervolging. In het geval van drugsdumpingen en -lozingen zijn niet altijd goede kansrijke sporen aanwezig voor een opsporingsonderzoek. Wel is de werkwijze van de politie inmiddels zo ingericht dat in geval van drugsdumpingen en -lozingen indien nodig de forensische opsporing en eventueel de LFO ter plekke komt. De LFO adviseert ten behoeve van bijvoorbeeld veilige afvoer van de gedumpte chemicaliën en bij het veiligstellen van sporen. Het opsporingsonderzoek zelf wordt uitgevoerd door de reguliere recherchediensten. Het LFO kan zorgen voor de bemonstering van de chemicaliën. Aanwezige biologische sporen (dacty/dna) worden veilig gesteld door de afdeling forensische opsporing.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Een integriteitsonderzoek binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat er op dit moment een onderzoek wordt gedaan naar aanleiding van interne meldingen van integriteitsschending binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen van de Nationale Politie?
Op dit moment wordt een onderzoek uitgevoerd bij de Dienst Bewaken en Beveiligen van de Landelijke Eenheid. De aanleiding voor dit onderzoek was dat de eenheidsleiding diverse signalen had ontvangen van onrust en onvrede onder medewerkers binnen de dienst. Het onderzoek is erop gericht om de signalen nader te concretiseren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een extern trainings- en adviesbureau.
Signalen over vermeende integriteitsmeldingen worden volgens de daarvoor geldende procedures afgehandeld. Deze meldingen worden door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie onderzocht. De beantwoording van de onderstaande vragen gaan uitsluitend over het onderzoek door het externe trainings- en adviesbureau.
Klopt het dat onderdeel van dit onderzoek de kwaliteit van het leiderschap en de interne (bestuurs)cultuur binnen de dienst is?
Ja.
Is het waar dat dit onderzoek wordt uitgevoerd door een commercieel trainings- en adviesbureau? Klopt het dat dit externe bureau voornamelijk wordt ingehuurd door de Nationale Politie? Zo ja, waarom meent u dat dit onderzoek voldoende objectief en onafhankelijk is?
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een extern trainings- en adviesbureau. Dit bureau wordt niet voornamelijk ingehuurd door de politie. Het bureau werkt voor een breed scala aan profit- en non-profitorganisaties. Bij het inhuren van dit bureau zijn de aanbestedingsregels- en procedures gevolgd.
Klopt het dat onderzoekers persoonlijke banden hebben of hebben gehad met betrokken politieofficieren? Zo ja, waarom meent u dat dit onderzoek voldoende objectief en onafhankelijk is?
Een van de onderzoekers heeft een politieachtergrond en kent daardoor mensen binnen de politieorganisatie. De ondernemingsraad van de Landelijke Eenheid en de betrokken vakbond zijn daarvan in kennis gesteld. Het onderzoek wordt begeleid door een commissie waarin onder meer de ondernemingsraad en de betrokken vakbond zitting hebben. Deze samenstelling moet mede de onafhankelijkheid en objectiviteit van het onderzoek waarborgen.
Klopt het dat aan dit onderzoek tijd- en budgetbeperkingen zijn gesteld? Klopt het dat daardoor niet iedereen die gehoord wil worden ook daadwerkelijk gehoord kan worden?
Het bericht dat door de lange wachttijd bellers van de politielijn massaal afhaken |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat duizenden bellers per dag afhaken als ze bellen met de politielijn «wel spoed geen politie»?1
Ik ben bekend met het bericht.
Vindt u het acceptabel dat de politie zo slecht bereikbaar is? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Een goede bereikbaarheid is cruciaal voor een goede dienstverlening. De politie is 24 uur per dag 7 dagen per week bereikbaar. Voor spoedzaken is de politie bereikbaar via 112. De prestatienormen voor 112 zijn goed. Het nummer 0900 8844 is bedoeld voor niet spoedeisende contacten. Dit neemt niet weg dat ook 0900 8844 goed bereikbaar behoort te zijn.
De telefoontjes die binnenkomen via 0900 8844 worden beantwoord door medewerkers van de regionale servicecentra (RSC’s). Zoals in het vragenuur van 4 juli jl. aangegeven, onderschrijft de politie het belang van een goede bereikbaarheid en treft zij op het terrein van de RSC’s zowel korte als lange termijn maatregelen om de bereikbaarheid van 0900 8844 te verbeteren.
Voor de korte termijn maatregelen is een Taskforce RSC ingericht om eenheden te ondersteunen. Daarnaast werkt de politie aan de structurele verbetering en borging van de kwaliteit van de RSC’s.
Hoe verhoudt de slechte telefonische bereikbaarheid zich met uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u aangeeft dat minder traditionele vormen van meldingen doen bij de politie acceptabel zijn en er hierdoor, volgens u, bureaus kunnen worden gesloten?2
In de eerdere beantwoording van kamervragen3 heb ik aangegeven dat de dienstverlening van de politie aan burgers op verschillende manieren vorm kan krijgen. Bij de moderne tijd passen ontwikkelingen zoals het doen van aangifte via internet of contact met de wijkagent via social media. Verder past ook dat politie naar de burger toe gaat en ter plaatse dienst verleent met moderne hulpmiddelen die in staat stellen plaatsonafhankelijk te werken. Juist die nieuwe mogelijkheden en kanalen én de veranderende behoefte van de burger maken dat de traditionele wijze van dienstverlening kon worden heroverwogen. Voordat een bureau wordt gesloten wordt in overleg met lokaal gezag en medezeggenschap bekeken wanneer dit kan gebeuren, waarbij een bureau pas wordt gesloten als de dienstverlening gewaarborgd is. Ik deel uw mening dat een goede bereikbaarheid van de politie daarbij een essentieel onderdeel is. Het verbeteren van de bereikbaarheid heeft om die reden ook een hoge prioriteit.
Deelt u de mening dat er een angstcultuur heerst bij de Regionale Service Centra (RSC)? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, hoezo niet?
Bij het oplossen van de knelpunten binnen de RSC’s worden medewerkers betrokken bij het formuleren en uitwerken van oplossingen. Uit de inventarisatie van de politie blijkt niet dat de medewerkers van de RSC’s zich structureel niet vrij zouden voelen bij de uitvoering van werkzaamheden. Ik laat het aan de korpschef om nu adequate maatregelen te nemen.
Hoeveel tijdelijke contracten zijn er inmiddels bij de RSC’s uitgegeven en verlengd om de personeelsbezetting op te vullen?
Op 31 augustus jl. waren er in totaal 1.129 medewerkers werkzaam bij de RSC’s, waarvan 29 medewerkers met een tijdelijk dienstverband en 1.100 met een vast dienstverband. Een van de eerst genomen maatregelen is het versneld vervullen van openstaande vacatures en het aannemen van tijdelijke krachten om op die manier de bezetting van de RSC’s op peil te brengen.
Hoe beoordeelt u de tijdelijke contracten die aan medewerkers worden aangeboden om de personeelsbezetting op te vullen in het kader van goed werkgeverschap door de overheid?
De politie werkt zoveel mogelijk volgens het principe dat structureel werk wordt uitgevoerd door structurele arbeidskrachten. Er zal echter altijd sprake zijn van enige mate van tijdelijke contracten en aanstellingen, zoals ook bij het oplossen van deze situatie. Ook voor deze medewerkers stelt de politie zich op als een goede werkgever.
Een Erdogan-informant bij de politie |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse pro-Erdogan-agent lekt informatie aangifte bedreiging»?1
Ja.
Hoe oordeelt over het feit dat gegevens van slachtoffers van bedreiging en intimidatie als gevolg van kritiek op het Turkse regime door Erdogan-aanhangers bij de politie worden gelekt aan derden?
De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat de politie integer met politie-informatie en informatie van en over burgers omgaat. Iedere handeling die het vertrouwen schendt is onacceptabel en keur ik ten stelligste af. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat hier sprake van is, wordt een onderzoek ingesteld.
In de door u aangehaalde casus loopt een onderzoek naar de feiten. Ik wil niet vooruitlopen op eventuele uitkomsten van dit onderzoek. Op dit moment zijn mij geen soortgelijke meldingen bekend.
Kunt aangeven hoeveel van dit soort gevallen er bekend zijn, of het hier Erdogan-informanten betreft en aan welke instanties er informatie is doorgespeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om de veiligheid van de slachtoffers te waarborgen en te zorgen dat de lekkende dienders ontslag tegemoet kunnen zien?
Ik zie op dit moment geen aanleiding om extra maatregelen te treffen aangezien het onderzoek op dit moment nog loopt. Elke politieambtenaar heeft een eed of belofte afgelegd om onpartijdig te zijn en te blijven ongeacht de omstandigheden. De politie is er voor iedereen ongeacht ras, geloof, politieke voorkeur of afkomst. Bij iedere aangifte heeft de politie de zorg voor de aangever en neemt waar nodig maatregelen om de aangever te beschermen.
Indien er signalen binnenkomen bij de politie of het vermoeden bestaat dat een politieambtenaar zijn ambtsplicht geschonden heeft, zal een (strafrechtelijk) onderzoek ingesteld worden.
Wat bent u voornemens te doen om te voorkomen dat er informatie uit politiesystemen lekt en (tevens) terechtkomt bij het Erdogan-regime?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat er hier sprake is van een forse ondermijning van de rechtsstaat? Zo neen, waarom niet?
Zoals gezegd loop ik niet vooruit op conclusies uit dit onderzoek.
Deelt u de visie dat het noodzakelijk is dat bedreigde Nederlandse Turken ook, indien gewenst en in deze uitzonderlijke situatie, aangifte moeten kunnen doen bij politiemensen zonder Turkse achtergrond? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder vraag 4 beantwoord heeft elke politieambtenaar een eed of belofte afgelegd om onpartijdig te zijn en te blijven ongeacht de omstandigheden. Derhalve ben ik van mening dat bij iedere agent aangifte kan worden gedaan.
Ziet u ook de relatie tussen dit soort multiculturele problematiek en het opgelegde diversiteitsbeleid? Zo nee, waarom niet?
De term «opgelegde diversiteitsbeleid» herken ik niet. De politie werkt aan de diversiteit van haar personeelsbestand vanuit de wens en operationele noodzaak om verbinding te kunnen houden met álle groepen in de samenleving. Dit is niet opgelegd, maar vloeit mede voort uit een opvatting over wat er nodig is voor professioneel politievakmanschap.
Het bericht 'Nederlandse pro-Erdogan-agent lekt informatie aangifte bedreiging' |
|
Raymond Knops (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat informatie over een vrouw in Nederland, die aangifte deed na bedreigd te zijn door een Erdogan-aanhanger door een agent bij het politiebureau waar ze aangifte deed, doorgespeeld is aan derden?1
De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat de politie integer met politie-informatie en informatie van en over burgers omgaat. Iedere handeling die het vertrouwen schendt is onacceptabel en keur ik ten stelligste af. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat hier sprake van is, wordt een onderzoek ingesteld.
Bij iedere aangifte heeft de politie de zorg voor de aangever en neemt waar nodig maatregelen om de aangever te beschermen.
In de door u aangehaalde casus loopt een onderzoek naar de feiten. Lopende een onderzoek worden hierover geen inhoudelijke mededelingen gedaan.
Deelt u de mening dat de politie slachtoffers die aangifte doen juist bescherming moeten bieden en dit onacceptabel is? Kunt u garanderen dat bescherming wordt geboden aan deze vrouw (en haar omgeving)?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat de consequenties hiervan (kunnen) zijn en/of tot nu toe zijn geweest voor het slachtoffer?
Ik wil niet vooruitlopen op eventuele uitkomsten van het thans lopende onderzoek.
Wat is de stand van zaken omtrent het onderzoek dat hiernaar loopt? Deelt u de mening dat, indien deze berichtgeving bevestigd wordt, dit consequenties moet hebben voor de agent in kwestie? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek berichten, inclusief informatie over de derden bij wie deze informatie is beland en welke stappen er zijn genomen tegen de betreffende agent?
Ik zal uw Kamer informeren over de eventuele maatregelen naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek.
Het bericht dat er wederom een ernstige corruptiezaak binnen de Nationale Politie is |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht over een onderzoek naar een politiecommissaris en was u op de hoogte van dat onderzoek? Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd?1
Ja, ik ben bekend met het bericht. Ik ben in januari van dit jaar door het OM geïnformeerd over de hoofdlijnen van het onderzoek en in april 2016 over het lopende strafrechtelijke onderzoek.
Heeft u actie ondernomen naar aanleiding van het ingestelde onderzoek van het openbaar ministerie? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
In april 2016 is de politie door het OM in kennis gesteld van het onderzoek.
Naar aanleiding hiervan is de betreffende politiemedewerker geschorst.
Gaat u, omdat dit de eventuele derde corruptiezaak is die aan het licht komt dit jaar, extra actie ondernemen om corruptie tegen te gaan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Iedere melding over mogelijke integriteitsschendingen wordt zorgvuldig door de politie onderzocht en indien nodig gevolgd door een intern en/of strafrechtelijk onderzoek. Als het interne onderzoek daar aanleiding toe geeft worden disciplinaire maatregelen getroffen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om bovenop deze genomen maatregelen nog extra maatregelen te treffen.
De Inspectie VenJ heeft op mijn verzoek een onderzoek verricht naar de opzet en werking van het autorisatie- en screeningsbeleid alsmede het beleid om onjuist gebruik van politiesystemen tegen te gaan. De uitkomsten hiervan dragen al bij aan de verdere verbetering van het screeningsbeleid en autorisatiebeleid van de politie en de uitvoering daarvan, waaronder het onjuist gebruik van politiesystemen.2
Het is een onderwerp wat blijvend mijn aandacht heeft. Daarom heb ik aan het WODC verzocht een fenomeenonderzoek uit te voeren ter beantwoording van de vraag of de dreiging van corruptie binnen handhavingsdiensten is toegenomen door de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit. Naar verwachting zal dit onderzoek in het voorjaar van 2017 zijn afgerond. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik mij uiteraard beraden op verdere aanscherping.
Wat voor gevolgen heeft dit lopende onderzoek voor de aanschaf van sensingmiddelen?
Het lopende onderzoek heeft geen gevolgen voor komende aankopen van sensingmiddelen, aangezien deze volgens de reguliere inkooprichtlijnen en inkoopprocessen worden uitgevoerd.
Het bericht 'Jij ziet er helemaal niet uit als een politieman!' |
|
Fatma Koşer Kaya (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jij ziet er helemaal niet uit als een politieman!»? Wat is uw reactie op dit interview?1
Ja, ik ken het bericht. De politieleiding neemt de kwestie serieus. Na dit incident is er direct een intern onderzoek gestart naar alle aspecten van deze zaak. Dit onderzoek is nog in volle gang en om deze reden kan ik nu niet nader op de kwestie ingaan.
Kunt u zich de aanhouding van rapper Typhoon op 30 mei 2016 herinneren?2
Ja.
Deelt u de mening dat zowel het incident met rapper Typhoon als het incident met de heer Raiss niet op zichzelf staan, maar dat deze een trend van etnisch profileren als stelselmatig probleem binnen de politie illustreren?
Tot op heden zijn er meerdere onderzoeksrapporten verschenen die een zeker inzicht gegeven in de aard en omvang van etnisch profileren door de (Nederlandse) politie. Geen van deze onderzoeken wijst op stelselmatig discriminerende profilering door de politie in Nederland.
Ook in een eerder rapport over het optreden van politieambtenaren in Den Haag concludeert de Nationale ombudsman dat niet is gebleken van een cultuur waarin het geoorloofd is om burgers discriminerend of racistisch te bejegenen.3 Er is dan ook geen indicatie dat sprake is van een trend van etnisch profileren door de politie, samen met de Korpschef ontken ik het probleem evenwel niet. Met de politie ben ik van mening dat ieder incident er een teveel is. Dat er (extra) aandacht is en moet zijn voor zorgvuldig en verbindend politiewerk staat buiten kijf.
De komende tijd zullen nog andere onderzoeksrapporten verschijnen, waaronder een onderzoek gericht op de eenheid Rotterdam en een onderzoek naar het proactief optreden van politiemensen. Afhankelijk van de uitkomst van deze rapporten zal worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
De vraag of in het onderhavige geval sprake is van etnisch profileren, is als zodanig geen onderdeel van het lopende onderzoek aangezien het geen proactief politieoptreden betreft.4 Wel wordt mede onderzoek gedaan naar de behandeling van de betrokkene door de politie. Gedurende het onderzoek kan ik daar geen uitspraak over doen.
Op welke wijze wordt binnen de politieorganisatie lering getrokken uit situaties als genoemd in voorgaande vragen? Kunt u aangeven welke stappen zijn genomen na de aanhouding van rapper Typhoon op 30 mei jl. om incidenten als deze binnen de politie te evalueren en in de toekomst tegen te gaan, naast het eerder ingezette Nationaal Actieplan tegen discriminatie?
In bijlage 5 van de voortgangsbrief5 vorming nationale politie ben ik nader ingegaan op de inzet van de politie en mijn ministerie op dit thema. In september 2015 is het door de korpsleiding vastgestelde driejarig programma «De Kracht van het Verschil» van start gegaan. Dit programma werkt aan de ambitie: een politie van en voor een ieder. In dit kader is in de periode 2016–2018 een set aan inspanningen, activiteiten en projecten gepland, met als doel: betere verbinding met de samenleving; een meer inclusieve werkcultuur; een beter werkproces in de aanpak van discriminatie in de samenleving en meer divers samengestelde teams. Binnen de politie wordt opgeroepen om met elkaar in dialoog te gaan en elkaar scherp te houden.
Welke maatregelen worden genomen wanneer gevallen van etnisch profileren door politiemensen, bij de politie gemeld of gesignaleerd worden? Welke maatregelen worden tegen personen binnen de politieorganisatie genomen, wanneer vaststaat dat betreffende personen zich schuldig maken of hebben gemaakt aan etnisch profileren?
Etnisch profileren kan voortvloeien uit onbewuste overwegingen of aannames. In die onbewuste varianten van etnisch profileren zullen maatregelen zich richten op bewustmaking en op professionalisering van de medewerker. Dit is verweven binnen de lijnorganisatie en het politieonderwijs. Sancties of maatregelen – anders dan bevorderen dat een medewerker groeit in professionaliteit – zijn hier niet aan de orde.
Indien een melding over etnisch profileren binnenkomt bij de politie in de vorm van een klacht zal deze conform de daarvoor vastgestelde regels in behandeling worden genomen. Hierbij staat primair het herstel van relatie en vertrouwen tussen de klager en de politie centraal en niet de sanctionering van de individuele medewerker. In de klachtbehandeling kan echter blijken dat er sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen en dan is het aan het bevoegd gezag om op te schalen naar het politietuchtrecht of het strafrecht.
Etnisch profileren kan ook voortvloeien uit bewuste overwegingen zonder objectieve rechtvaardiging. In dat geval raakt het de integriteit of de legaliteit van het handelen en zou er sprake kunnen zijn van plichtsverzuim. Als er sprake zou zijn van discriminatie, zou dit mogelijk plichtsverzuim kunnen opleveren. Indien een medewerker zich schuldig maakt aan plichtsverzuim kan hem een disciplinaire straf opgelegd worden. Zie daarvoor artikel 77 van het BARP.
Op welke wijze wordt momenteel binnen de opleiding voor politieagenten aandacht besteed aan de problematiek rondom etnisch profileren?
Het politieonderwijs is een belangrijk instrument voor de kwaliteit van de politieorganisatie en het politiepersoneel. De aandacht voor diversiteit en discriminatie in het basispolitieonderwijs is de afgelopen jaren versterkt. In bijlage 5 bij de voortgangsbrief vorming nationale politie ben ik al ingegaan op de versterkte aandacht voor de opleiding en training ten aanzien van etnisch profileren. Er is een plan van aanpak opgesteld gericht op de volgende speerpunten:
Voor dit onderwerp zal extra aandacht blijven. Ik wil benadrukken dat voor een duurzaam effect politieonderwijs en verdiepende trainingen op dit terrein zoveel mogelijk beroeps- c.q. praktijkgericht dienen te zijn.
Op welke wijze wordt binnen het huidige politiekorps momenteel aandacht besteed aan de problematiek rondom etnisch profileren?
Er wordt ingezet op diversiteit in het personeelsbestand, onderwijs en training, verbinding en verbeteringen ten aanzien van de klachtenprocedure. In de voortgangsbrief vorming nationale politie ben ik nader ingegaan op de belangrijkste acties die nu plaatsvinden binnen deze pijlers.
Deelt u de mening dat zowel binnen de opleiding voor politieagenten als binnen het huidige politiekorps meer aandacht besteed moet worden aan de problematiek rondom etnisch profileren? Zijn hier sinds het incident met rapper Typhoon van 30 mei jl., veranderingen in gebracht? Zo nee, waarom niet? Bent u van plan dit naar aanleiding van het incident met de heer Raiss wel te doen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u zich het bericht «Vaker schadevergoeding voor verdachte die onterecht vastzat herinneren»?3
Ja.
Kunt u cijfers doen toekomen over hoe vaak sinds 2001 personen met een andere achtergrond dan de Nederlandse onterecht in verzekering zijn gesteld?
Nee, ik kan u dergelijke cijfers niet doen toekomen. Voor zover met «een andere achtergrond dan de Nederlandse» beoogd is te informeren naar het bestaan van registraties van personen die in verzekering worden gesteld, staande gehouden, en/of vervolgens vervolgd, die mede zien op de registratie van het geboorteland van ouders van de desbetreffende individuen, geldt dat deze gegevens niet als zodanig (mogen) worden geregistreerd door de politie en het Openbaar Ministerie.
Kunt u voorts aangeven in hoeveel gevallen sinds 2001 het staande houden van personen met een andere achtergrond dan de Nederlandse leidde tot vervolging?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u cijfers doen toekomen over hoe vaak sinds 2001 personen met een Nederlandse achtergrond onterecht in verzekering zijn gesteld?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u voorts aangeven in hoeveel gevallen sinds 2001 het staande houden van personen met een Nederlandse achtergrond leidde tot vervolging?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat binnen het politieapparaat al sinds 2001, met de oprichting van het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit, gewerkt wordt aan het vergroten van diversiteit binnen de politie? Klopt het dat het aantal politieagenten met een andere achtergrond dan de Nederlandse nog steeds minimaal is?4 Wat is uw reactie hierop?
Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw voert de politie expliciete activiteiten uit om de personele samenstelling beter aan te laten sluiten op de samenleving. Naast de inzet op werving van medewerkers met een andere culturele achtergrond heeft de politie ook aandacht voor het tegengaan van uitval tijdens de opleiding en voor behoud van de ingestroomde medewerkers. Sinds 2015 heeft de politie zich met de ondertekening van het Charter Diversiteit in Bedrijf (het diversiteitscharter voor Nederland) en de vaststelling van het programma De Kracht van het Verschil verbonden aan extra inspanningen om diversiteit binnen de eigen organisatie te bevorderen. Na een teruglopende instroom in met name 2012 en 2013 zet de politie zich in op verhoging van instroom van medewerkers met een ander culturele achtergrond.
Er is geen wettelijke grondslag voor de registratie van de etniciteit van instromende, zittende en uitstromende medewerkers van de politie. Bij instroom in het initiële politieonderwijs geeft de betreffende sollicitant op basis van vrijwilligheid op het sollicitatieformulier aan of hij/zij of een van zijn ouders in het buitenland geboren is. Op basis van deze informatie kan worden geconcludeerd dat het instroompercentage van niet-westerse allochtonen bij de politie toeneemt. Hier ben ik reeds op ingegaan in bijlage 5 van de voortgangsbrief vorming nationale politie. Daarin staat aangegeven dat het instroompercentage van niet-westerse allochtonen is in 2016 bijna verdubbeld ten opzichte van 2013.
% allochtonen
% niet-westerse allochtonen
Totaal aangesteld in opleiding (N2, N4, N5 en ReKu)
2013
10,2
6,4
692
2014
11,0
6,7
490
2015
12,1
7
630
2016 (t/m instroom week 5)
17
13
383
Kunt u cijfers doen toekomen van de instroom en uitstroom (zowel tijdens de opleiding als daarna) van politieagenten met een andere achtergrond dan de Nederlandse?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u aangeven wat redenen zijn voor politieagenten met een andere achtergrond dan de Nederlandse om te stoppen met de opleiding of het politiewerk? Zo nee, bent u bereid onderzoek te doen naar de in- en uitstroom van politieagenten met een andere achtergrond dan de Nederlandse, zowel tijdens de opleiding als tijdens het werk bij de politie, en specifiek naar de redenen waarom deze personen uitstromen?
Zie antwoord vraag 14.
Het bericht dat een modelagent gearresteerd is door eigen collega’s |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jij ziet er helemaal niet uit als een politieagent»?1
Ja.
Staat u nog steeds achter de uitspraak dat er bij de politie slechts incidenteel aan etnisch profileren wordt gedaan?2
Tot op heden zijn er meerdere onderzoeksrapporten verschenen die een zeker inzicht gegeven in de aard en omvang van etnisch profileren door de (Nederlandse) politie. Geen van deze onderzoeken wijst op stelselmatig discriminerende profilering door de politie in Nederland.
Ook in een eerder rapport over het optreden van politieambtenaren in Den Haag concludeert de Nationale ombudsman dat niet is gebleken van een cultuur waarin het geoorloofd is om burgers discriminerend of racistisch te bejegenen.3 Er is dan ook geen indicatie dat sprake is van een trend van etnisch profileren door de politie, samen met de Korpschef ontken ik het probleem evenwel niet. Met de politie ben ik van mening dat ieder incident er een teveel is. Dat er (extra) aandacht is en moet zijn voor zorgvuldig en verbindend politiewerk staat buiten kijf.
De komende tijd zullen nog andere onderzoeksrapporten verschijnen, waaronder een onderzoek gericht op de eenheid Rotterdam en een onderzoek naar het proactief optreden van politiemensen. Afhankelijk van de uitkomst van deze rapporten zal worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
De vraag of in het onderhavige geval sprake is van etnisch profileren, is als zodanig geen onderdeel van het lopende onderzoek aangezien het geen proactief politieoptreden betreft.4 Wel wordt mede onderzoek gedaan naar de behandeling van de betrokkene door de politie. Gedurende het onderzoek kan ik daar geen uitspraak over doen.
Bent u bereid het onderzoeksrapport aan de Kamer sturen, zodra het beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Er wordt door de eenheden Amsterdam en Oost-Nederland een onderzoek ingesteld naar de feiten en de omstandigheden. Over individuele gevallen worden over het algemeen geen uitspraken gedaan.
Ik zal uw Kamer nader informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Bent u bereid te onderzoeken of programma’s om etnisch profileren tegen te gaan, zoals die in Amsterdam worden uitgevoerd, succesvol zijn? Zo ja, of deze uitgebreid kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het programma «De kracht van het verschil» is een landelijke werkgroep etnisch profileren opgericht waarin kennis en ervaring over dit thema wordt gedeeld. Deze werkgroep komt een aantal keer per jaar bijeen.
Diverse verbindingsactiviteiten van de politie en van niet-gouvernementele organisaties zijn – op mijn verzoek – door het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) onderzocht. Daarvan is op 7 juni jl. het rapport gepubliceerd en heb ik uw Kamer geïnformeerd via de voortgangsbrief vorming nationale politie van 20 juni jl.5
Het bericht dat de politie ontevreden is over de robuuste basisteams |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Onderschrijft u de conclusie van de onderzoekers dat de robuuste basisteams op dit moment niet goed functioneren? Zo nee, waarom niet?1
De uitkomsten van het onderzoek zijn gebaseerd op een documentanalyse en veldonderzoek in zes van de 167 basisteams. Er is gesproken met 122 politiemedewerkers en 234 uur geobserveerd. De onderzoeksresultaten steunen in belangrijke mate op de beleving van politiemedewerkers over de werking van de basisteams in de onderzochte periode, de tweede helft van 2015. In die periode waren de basisteams net van start gegaan (begin 2015). Ik zie de uitkomsten van het onderzoek dan ook als een vroegtijdige signalering. Een classificatie die de onderzoekers overigens zelf ook aan de conclusies geven.
Het is van belang deze vroegtijdige signalering serieus te nemen. Het rapport geeft de politie belangrijk inzicht in hoe de basisteams functioneren en waar verbeteringen mogelijk zijn. De politie zal gebruik maken van de aanknopingspunten die het rapport daartoe biedt. Het gaat dan onder meer om de punten met betrekking tot dienstverlening – naast het dienstverleningsconcept in den brede worden spanningen gesignaleerd rond specifiek de intake en service –, de positie van de wijkagent binnen het basisteam en de ervaren druk op het werk van de wijkagent, de spanningen ten aanzien van de sturing en leiding van het basisteam waaronder de als complex ervaren organisatiestructuur en de als positief ervaren aanpak VVC. De politiechefs zullen hier aandacht aan besteden bij de verdere ontwikkeling van de robuuste basisteams.
Dit is overigens niet het eerste onderzoek naar het functioneren van de robuuste basisteams in hun opbouwfase. De Inspectie Veiligheid en Justitie rapporteerde op mijn verzoek in de derde, vierde en vijfde ronde van onderzoek naar de vorming van de nationale politie over verschillende aspecten rond de werking van de basisteams2. Deze onderzoeken zijn met uw Kamer besproken.
In hoeverre bent u bereid de werking van deze robuuste basisteams te herzien?
Begin 2015 is de vorming van de robuuste basisteams van start gegaan. In het herijkte realisatieplan over de vorming van de politie is afgesproken dat de eenheden meer tijd krijgen om volledig operationeel te worden. De eenheden zijn eind 2017 in werking.
De politie zal, zoals onder vraag 1 aangegeven, de inzichten uit dit rapport benutten bij de verdere ontwikkeling van de basisteams, zoals dat ook gebeurt en gebeurde met de uitkomsten van de Inspectierapporten.
Was u op de hoogte van het rapport? Zo ja, waarom is dit nog niet naar de Kamer gezonden? Bent u bereid het rapport, voorzien van uw reactie, alsnog naar de Kamer te sturen?
Het rapport is opgesteld door de Radboud Universiteit Nijmegen, in opdracht van het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap. Ik zend het u het rapport als bijlage bij deze antwoorden toe3. Een richtinggevende reactie op het rapport zal ik uw Kamer, aanvullend op de reactie op uw vragen, vóór de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie doen toekomen.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is voor goed politiewerk dat er goed en laagdrempelig contact mogelijk moet zijn tussen de politie en burgers?
Die mening deel ik.
Bent u het eens met de conclusie in het rapport dat door de sluiting van bureaus, vermindering van openingsuren en het sturen op het doen van aangifte via internet, het voor mensen de drempel hoger heeft gemaakt langs te gaan bij de politie en mensen zo op afstand worden gezet? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Dienstverlening van de politie aan burgers krijgt op verschillende manieren vorm. Bij de moderne tijd passen ontwikkelingen zoals het doen van aangifte via internet of contact met de wijkagent via social media. Verder past ook dat politie naar de burger toe gaat en ter plaatse dienst verleent met moderne hulpmiddelen die in staat stellen plaatsonafhankelijk te werken. Door de 24-uurs bereikbaarheid van de politie kan per geval gekeken worden naar een passende wijze van dienstverlening. Nabijheid en laagdrempelige aanwezigheid van de politie staan hierbij voorop, maar dit hoeft niet per se en te allen tijde langs de klassieke weg vorm te krijgen. Juist de veranderende behoefte van burgers en de nieuwe mogelijkheden en kanalen maken dat de traditionele wijze van dienstverlening door de politie kon worden heroverwogen, met als gevolg bijvoorbeeld het sluiten van bureaus of het verminderen van de openingsuren. Over het huisvestingsplan van de politie is overigens reeds in december 2014 met de regioburgemeesters als vertegenwoordigers van het lokale gezag overeenstemming bereikt.4
Dat neemt niet weg dat de signalen uit het rapport, met name op de punten tevredenheid van de burger over de politie en «beleefde» afstand van de burger tot de politie, aandacht gegeven moet worden. Hiervoor is een steviger fundament nodig dan de beleving van agenten zelf, zoals die in het rapport zijn geschetst. Ook een instrument als de in ontwikkeling zijnde monitor politietevredenheid is van groot belang om de waardering van de burgers over de politie te meten.
Bent u het eens met de onderzoekers dat de rol van de wijkagent onder druk staat, omdat zij zich in een keurslijf geperst voelen? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Volgens het onderzoek leeft in verschillende van de onderzochte basisteams – met name in de grootstedelijke basisteams – vooral bij wijkagenten het gevoel dat het wijkwerk onder druk staat. De ervaren toegenomen afstand tot de wijk en het ervaren verlies van mogelijkheden om informeel opdrachten uit te zetten spelen daarbij een rol. Een andere constatering van de onderzoekers is dat wijkagenten in de periode van onderzoek geïsoleerd werken. Van de wijkagent wordt verwacht dat hij de coördinator of regisseur in het basisteam is, maar dat is nog niet altijd het geval. Ten aanzien van (ervaren) autonomie van wijkagenten geeft het rapport geen eenduidig beeld: mogelijk is er met de komst van de basisteams meer aandacht voor sturing van het wijkwerk. Er kan echter eveneens sprake zijn van een culturele botsing met de (nieuwe, hoger opgeleide, jongere) leiding.
Zoals ik in de voortgangsbrief politie van 20 juni jl.5 heb beschreven is het van belang dat er aandacht is voor zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het gebiedsgebonden politiewerk. Op verschillende manieren is de afgelopen jaren in het gebiedsgebonden politiewerk geïnvesteerd. Te denken valt aan de opzet van de RTIC’s (Real Time Intelligence Centre) die de praktische informatie leveren die voor het werk van de basisteams nodig is. Of aan de uitrol van MEOS (Mobiel Effectiever Op Straat). De politie ziet de inzichten over de wijkagenten als aanknopingspunten voor verdere verbetering van het gebiedsgebonden politiewerk in relatie tot de taakuitvoering van wijkagenten, zodat de beoogde spilfunctie van de wijkagent binnen het basisteam tot volledige wasdom komt.
De gebiedsgebonden politiezorg staat nog voor de nodige opgaven en moet zich tegelijkertijd voorbereiden op nieuwe uitdagingen. Zoals ik uw Kamer heb gemeld heb ik het WODC dan ook verzocht om onderzoek te doen naar de gebiedsgebonden politiezorg en hoe deze verder geprofessionaliseerd kan worden. Daarnaast zal naar verwachting een volledige bezetting van de resterende vacatures voor het basisteam en in het bijzonder voor de zogenaamde «operationeel experts» -waar ook het onderzoek op doelt- positief bijdragen aan de ruimte voor wijkagenten om te werken voor en in de wijk.
Bent u het eens met de onderzoekers dat er, ondanks de wens dit te verminderen, meer gewicht wordt toegekend aan noodhulpmeldingen en dat er minder aandacht is voor minder reactieve vormen van politiewerk? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Het idee achter de vorming van de basisteams is dat er probleemgericht, informatiegestuurd en contextgedreven gewerkt wordt. Volgens de onderzoekers lijkt realisatie van probleemgericht werken nog ver weg, in het bijzonder in de grootstedelijke gebieden. Het toegenomen isolement van de wijkagent, de nadruk op noodhulp en het informatiegestuurde karakter van het werk bewerken volgens onderzoekers juist een tegenovergestelde tendens, een primair reactieve werkwijze en teloorgang van informeel verworden informatie.
Ook dit is bij de verdere ontwikkeling van de basisteams een belangrijk aandachtspunt voor de politie. De onderzoekers geven een aantal verklaringen voor de dominantie van de incidentafhandeling. Onder meer zou sprake zijn van capaciteitsproblemen en roosterdruk. Daarover kan ik opmerken dat, zoals ik ook al onder vraag 6 aangaf, de vervulling van de resterende vacatures voor «operationeel experts» naar verwachting positief zal bijdragen aan de ruimte voor wijkagenten om te werken voor en in de wijk.
Onderschrijft u dat het langer duurt om een verdachte naar een politiebureau te brengen? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Uw vraag heeft betrekking op de bevinding van de onderzoekers dat er door politiemedewerkers kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de reistijd die nodig is om een aangehouden verdachte naar het districtsbureau te brengen, indien dit gelegen is buiten het werkgebied van het basisteam. Daardoor zijn minder voertuigen beschikbaar voor surveillance.
Dat de af te leggen afstanden in het operatiegebied toenemen kan een consequentie zijn van de vermindering van het aantal locaties waar de politie gebruik van maakt. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de voertuigenbehoefte. Mijn verwachting is dat maatregelen die in het kader van het Strategisch Voertuigenplan (SVP) door de politie worden genomen, zoals het landelijke proces dat binnenkort gestart wordt om tot een betere verdeling van voertuigen tussen en binnen de politie-eenheden te komen, verbetering brengen in het door de onderzoekers gesignaleerde probleem. Het proces van herverdeling biedt de eenheden ook de gelegenheid de samenstelling van het voertuigenpark beter af te stemmen op de lokale vervoersbehoefte (lokaal maatwerk) binnen de financiële ruimte die er in het korps is voor dienstvoertuigen. Daarbij zullen historisch gegroeide verschillen tussen de aantallen voertuigen per eenheid zoveel mogelijk worden vereffend. Naar verwachting is deze herverdeling in 2017 afgerond.
De nieuwe structuur die is ontstaan met de vorming van de robuuste basisteams is complex en zorgt niet voor een vermindering van bureaucratie volgens dit onderzoek, bent u het daarmee eens? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De onderzoekers noemen een aantal punten dat zich tijdens de periode van het onderzoek in de zes basisteams voordoet rond de organisatie van de leiding en operationele sturing. Volgens hen behoeven deze punten nader aandacht. Ze hebben betrekking op de complexe en ondoorzichtige structuur, op het bestaan van een grotere afstand tussen leiding en werkvloer, het ontstaan van tussenlagen en op de ruimte voor maatwerk.
Ten aanzien van de structuur kan worden opgemerkt dat de verantwoordelijkheden en rollen duidelijk omschreven zijn in het inrichtingsplan, het realisatieplan en het LFNP. Mogelijk wordt het optimaal functioneren van de verschillende leidinggevenden nu nog in de weg gestaan door de veranderopgave, zoals bijvoorbeeld door het feit dat nog niet alle vacatures zijn vervuld. Verwachting is dat eenieder beter in staat zal zijn de rol te pakken zoals die bedoeld is in de eerder omschreven plannen, naarmate de realisatie vordert. Dat neemt niet weg dat de signalen uit het rapport door de politie gebruikt zullen worden bij de verdere ontwikkeling van de basisteams.
Wat betreft de ruimte voor maatwerk is ook door de politie al aangegeven dat er binnen de basisteams behoefte is om zaken zelf goed te kunnen organiseren. Uitgaande van het belang van een stevige basis wil de korpschef meer flexibiliteit mogelijk maken. Hiervoor zijn in het voorjaar van 2016 al de eerste afspraken gemaakt met de regioburgemeesters.6
Overigens bereiken mij evengoed positieve geluiden over de vermindering van de bureaucratie binnen basisteams. Ik verwijs u daarvoor naar de brief die ik op 27 juni jl. aan uw Kamer zond, waarin ik het initiatief van basisteam De Meijerij (locaties Sint-Michielsgestel, Boxtel, Schijndel, Veghel en Sint-Oedenrode) benoemde als een voorbeeld van hoe de manier van organiseren in een team kan bijdragen tot een vermindering van de administratieve lasten en een vergroting van de ervaren professionele autonomie.7 Een ander voorbeeld is basisteam de Krimpenerwaard, waar ook het initiatief is genomen het werk anders te organiseren. In dit basisteam worden de individuele capaciteiten van medewerkers gekoppeld aan dat wat de wijk van de politie vraagt. Om optimaal gebruik te maken van ieders capaciteiten, biedt de teamchef ruimte aan de medewerkers voor eigen initiatieven.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat agenten een spijkermat willen |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat agenten een spijkermat willen maar dat de politietop dit te duur vindt?1
De uitrusting van de politie wordt met grote zorg door het politiekorps samengesteld. Zoals ik in mijn brief van 13 juni jl. heb aangegeven, worden bij de beoordeling van de behoefte aan een nieuw wapensysteem (externe) onderzoeken, testen en ervaringen van medewerkers betrokken. Ook worden hierbij de investeringen betrokken die een verandering in de bewapening vergen in geld maar bijvoorbeeld ook in beschikbare trainings- en opleidingstijd. Politiemedewerkers moeten immers getraind worden in het gebruik van nieuwe of aangepaste bewapening. Al deze overwegingen tezamen leiden vervolgens tot de keuze bepaalde wapens al dan niet aan te schaffen. Uitgangspunt daarbij is voortdurend het gegeven dat politiemedewerkers hun taak met adequate middelen kunnen uitvoeren. Hiervoor zijn binnen de politiebegroting dan ook middelen beschikbaar. Uit de pilot met de spijkermat, die gelopen heeft van juli 2012 tot juli 2013, is gebleken dat gedurende dit jaar slechts tien keer voor de spijkermat als voertuigstoppend middel is gekozen. In deze gevallen was de inzet van de spijkermat negen van de tien keer succesvol. In de overige situaties – naar schatting 100 – bleken andere voertuigstoppende methoden meer passend. De keuze tijdens de pilot werd gebaseerd op zorgvuldige afweging van het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit ten aanzien van achtervolgen of volgen. De resultaten van deze pilot hebben de korpschef doen besluiten vooralsnog niet over te gaan tot aanschaf van de spijkermat. De politie geeft prioriteit aan middelen die vaker worden ingezet en daarmee een groter effect hebben, zoals bijvoorbeeld de uitschuifbare wapenstok.
Was u op de hoogte van de wens van agenten toen u schreef in uw brief dat er ook met blokkades gewerkt kan worden? Zo ja, waarom heeft u er toch voor gekozen het oordeel van de politietop te volgen?2
De korpschef heeft mij op de hoogte gesteld van de relevante overwegingen bij zijn besluit en ik onderschrijf deze.
Deelt u de mening dat het beter is voor de veiligheid om met een spijkermat te werken dan met een blokkade?
Zoals ik in mijn brief van 13 juni jl. heb aangegeven dienen politiemedewerkers over adequate middelen te beschikken om hun werk te kunnen doen. Ik heb daarbij aangegeven hoe de politie invulling geeft aan wat «adequaat» is. Wat «adequaat» is, wordt door de politie in een continu proces beoordeeld op basis van onder meer de opgaven en mogelijke dreigingen waarvoor de politie zich gesteld ziet, praktijkervaring en marktontwikkelingen op het terrein van bewapening. Dat geldt ook in het onderhavige geval de spijkermat op dit moment niet aan te schaffen. De keuze om de spijkermat niet aan te schaffen is met name gebaseerd op de resultaten van de pilot, waaruit bleek dat in het overgrote deel van de situaties andere middelen worden gekozen om voertuigen te stoppen. In individuele gevallen kan de inzet van de spijkermat beter zijn voor de veiligheid, maar de inzet van de spijkermat is te gering voor een groot effect.
Bent u bereid met de politietop hierover in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de keuze om op dit moment niet over te gaan tot aanschaf van een spijkermat gebaseerd is op een weloverwogen afweging, zie ik geen reden om hierover opnieuw met de korpschef in gesprek te gaan.
Het bericht dat er kritiek is op de hulpverlening na drama Stieltjenskanaal |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van éénvandaag over het ongeluk in Stieltjenskanaal?1
Ja.
Klopt het dat sommige veiligheidsregio’s ervoor kiezen geen duikteam in te stellen bij de brandweer?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat er brandweerkorpsen zijn zonder duikteam? Zo ja, waarom?
In de wet Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat tot de brandweerzorg behoort «het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand» (Wvr, art.3). Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om te bepalen op welke wijze, binnen het vigerend kader van wet- en regelgeving, daaraan invulling wordt gegeven. Regio-specifieke omstandigheden en afwegingen spelen daarbij dan voor het bestuur een rol. Veiligheidsregio’s zijn om die reden niet verplicht te beschikken over een duikteam. Ik zie, gegeven het belang van die regionale afweging, ook geen reden dat te wijzigen. Evenmin zie ik een reden daarover in gesprek te gaan. Indien wordt gewerkt met een duikteam moet dat gebeuren geheel overeenkomstig de specifieke eisen die daarvoor gelden. Overigens merk ik op dat de veiligheidsregio Drenthe beschikt over meerdere duikteams.
De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt toezicht op de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van wet- en regelgeving door de veiligheidsregio.
Als er een auto te water raakt in een regio zonder duikteam, neemt volgens u dan de gemiddelde aanrijtijd toe? Vindt u dit wenselijk?
Elke casus staat op zich. Een algemeen geldende reactie op deze vraag is niet te geven. Als een regio zonder duikteam afspraken heeft met een andere regio of organisatie over de inzet van een duikteam kan de aanrijtijd ook korter zijn dan wanneer sprake zou zijn geweest van een eigen duikteam. Een en ander is onder meer afhankelijk van de te overbruggen afstand.
Als er een auto te water komt in een regio zonder duikteam, zijn andere hulpverleningsdiensten volgens u dan verantwoordelijk om in te grijpen? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Snel handelen is van levensbelang ingeval van inzittenden in een te water geraakte auto. Elke aanwezige hulpverleningsdienst zal dan binnen de eigen mogelijkheden en met de noodzakelijke afweging van de eigen veiligheid trachten de gewenste hulp te verlenen.
Bent u bereid met de veiligheidsregio’s waar geen duikteam is hierover in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te kijken of een wettelijke verplichting mogelijk is waarbij brandweerkorpsen over een duikteam moeten beschikken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De oproep van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers voor een onafhankelijk onderzoek naar de fatale brand in Hellevoetsluis |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister, onderzoek fatale brand Hellevoetsluis?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u het standpunt van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers dat de eigen onderzoeksresultaten van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond buitengewoon mager, onvolledig en subjectief zijn en niet leiden tot een kritische beschouwing van de eigen procedures en plannen?
De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt namens mij toezicht op de taakuitvoering door de veiligheidsregio’s. De Inspectie heeft het onderzoeksrapport van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond naar de brand in Hellevoetsluis bestudeerd. Een nader onderzoek acht zij nu niet nodig. Wel heeft de Inspectie toegezegd de brand in Hellevoetsluis te betrekken bij het onderzoek naar de kwaliteit van de inrichting van de repressieve brandweerzorg in de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Zo’n onderzoek zal in alle 25 veiligheidsregio’s worden verricht en op korte termijn starten. De focus van het onderzoek ligt op opkomsttijden, variabele voertuigbezetting en beschikbaarheid van personeel.
Deelt u de opvatting dat het noodzakelijk is dat onafhankelijk onderzoek wordt verricht naar de reden dat de drie opgeroepen brandweervoertuigen te laat arriveerden bij de brand op 20 mei, waarbij twee 84-jarige bewoners om het leven kwamen? Zo ja, bent u bereid opdracht te geven voor een dergelijk onafhankelijk onderzoek, waarbij ook gekeken wordt naar de onderliggende oorzaken die hebben geleid tot dit drama en betrekking hebben op het systeem en het kwaliteitsniveau van de brandweerzorg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De acties van de brandweer voor een betere cao |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de vakbonden aankondigen dat de brandweer de hele zomer alleen bij spoed in actie komt?1
Ja.
Heeft u begrip voor de reden waarom het brandweerpersoneel actie voert? Zo nee, waarom niet?
Ik heb er begrip voor dat de betrokken partijen vanuit de eigen verantwoordelijkheden en belangen de inzet bepalen voor de onderhandelingen over het FLO-overgangsrecht.
Vindt u dat de veiligheidsregio’s zich voldoende bereid tonen om met het brandweerpersoneel in gesprek te gaan?
Uit de communicatie van de Brandweerkamer en de vakbonden over de onderhandelingen blijkt dat beide partijen het afgelopen jaar regelmatig met elkaar in gesprek zijn geweest over het FLO-overgangsrecht.
Deelt u de mening dat het werk van brandweermannen zwaar is, onder andere door de zware bepakking, de lichamelijke risico’s die zij lopen door het werk, de traumatische ervaringen en de onregelmatige diensten? Zo ja, vindt u het gerechtvaardigd deze mensen langer door moeten werken?
De uitoefening van een deel van het repressieve brandweervak is aangemerkt als een bezwarende functie. Dit vind ik terecht. Brandweermensen staan dag en nacht klaar om zwaar werk te verrichten met alle risico’s die daarbij komen kijken. De uittredeleeftijd die hierbij gerechtvaardigd is, is aan de werkgevers en werknemers om in gezamenlijkheid en binnen de daarbij geldende wettelijke kaders overeen te komen.
Wat gaat u ondernemen om de impasse tussen de veiligheidsregio’s en het brandweerpersoneel te doorbreken?
De vakbonden en brandweerkamer voeren sinds mei 2015 onderhandelingen.
Een dergelijk onderhandelingsproces kent verschillende fasen. Op dit moment proberen de vakbonden door middel van stakingen hun eisen kracht bij te zetten. De betrokken partijen moeten in de gelegenheid gesteld worden om vanuit hun verantwoordelijkheden en belangen een overeenkomst te bereiken. Indien het tot een impasse komt, kunnen de partijen kiezen voor een vorm van (conflict)bemiddeling.
Ik ben geen partij in dit onderhandelingsproces. De verantwoordelijkheid voor de arbeidsvoorwaarden van het personeel ligt bij de besturen van de 25 veiligheidsregio’s. Zo lang een adequate taakuitvoering van de veiligheidsregio’s door de acties niet in gevaar komt, zie ik geen reden in dit proces te interveniëren. Er is nu geen aanleiding voor actie mijnerzijds.
Heeft u contact gehad met het veiligheidsberaad over het pensioengat na uw toezegging van 3 september 2015? Zo nee, waarom bent u deze toezegging niet nagekomen?2
Op 28 september 2015 heb ik tijdens een overleg met het Veiligheidsberaad aandacht gevraagd voor het pensioengat en heb ik de door de Kamer geuite urgentie overgebracht om te komen tot een oplossing voor deze problematiek. In mijn brief van 17 december jl. (Kamerstuk 29 517, nr. 107) heb ik de Kamer hierover geïnformeerd.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja
De politie die actievoerende brandweerlieden intimideert |
|
Paul Ulenbelt (SP), John Kerstens (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politie intimideert actievoerende brandweermannen»?1
Ja.
Onderschrijft u het recht van werknemers dat zij bij een belangengeschil op grond van artikel 6, vierde lid, Europees Sociaal Handvest (ESH) collectief actie mogen voeren?
Ja.
Onderschrijft u het uitgangspunt dat het recht op collectieve actie uitsluitend door artikel G ESH kan worden beperkt?
Ja.
Klopt het dat de politie contact heeft gezocht met brandweermannen om informatie in te winnen over op handen zijnde acties? Zo ja, kunt u aangeven hoe vaak dit heeft plaatsgevonden?
Het klopt dat de politie contact heeft gezocht met brandweermannen om informatie in te winnen over op handen zijnde acties.
Op vrijdag 17 juni kwam het signaal binnen dat er op maandag 20 juni bij het Provinciehuis Utrecht een grote (cao)actie van de brandweer aanstaande zou zijn.
Het recente incident in Amstelveen, waar op 15 juni in het kader van de cao-besprekingen een raadsvergadering werd verstoord, gaf zorgen over de aanstaande actie in Utrecht.
Om de actie op een veilige en ordentelijke wijze te laten plaatsvinden is besloten nadere informatie over deze actie in te winnen. Dit is langs verschillende kanalen geprobeerd. Bij de gemeente Utrecht was op dat moment nog geen kennisgeving ingediend voor het houden van een demonstratie.
Is het staand beleid dan wel gebruikelijk dat politieagenten bedrijven van stakende en/of actievoerende werknemers bezoeken en hen persoonlijk bellen dan wel thuis bezoeken? Zo nee, bent u dan bereid daarover binnen de politieorganisatie helder te communiceren?
De politie heeft tot taak het handhaven van de openbare orde. Wanneer de politie signalen en/of informatie krijgt die kunnen duiden op mogelijke openbare orde verstoringen, heeft de politie de verantwoordelijkheid deze te verifiëren c.q. te duiden. Ook als het gaat om cao-acties, maar uiteraard zonder afbreuk te doen aan het recht om collectief actie te voeren. Het actief contact opnemen door de politie met betrokkene(n) naar aanleiding van dergelijke signalen is daartoe een van de mogelijkheden en maakt deel uit van het normale politiewerk. Dergelijk contact kan onder meer plaatsvinden in de vorm van een huisbezoek en gebeurt onder verantwoordelijkheid van de burgemeester.
De politie heeft gehandeld zoals zij zou doen in vergelijkbare situaties. De kern van het optreden was het creëren van een veilige situatie voor alle deelnemers. Daarnaast was het van belang om ruimte te bieden aan het grondwettelijke recht op demonstratie en de vrijheid van meningsuiting voor de demonstranten. Met dat oogmerk hebben de betrokken politiemedewerkers gehandeld.
Kunt u zich voorstellen dat stakers en/of actievoerders zich geïntimideerd voelen als hun korps door de politie wordt bezocht dan wel zij persoonlijk door de politie worden gebeld dan wel thuis worden bezocht naar aanleiding van tijdens door de vakbeweging geïnitieerde acties gedane uitspraken die niet als bedreigend of anderszins strafbaar zijn te kwalificeren? Zo nee, waarom niet?
Ik zou het betreuren als burgers zich geïntimideerd voelen door (huis)bezoeken van de politie. Het afleggen van (huis)bezoeken doet de politie in het kader van haar openbare orde taak. De crux hierbij is de mogelijke of daadwerkelijke verstoring van de openbare orde, niet de inhoud van de mening. Het staat een ieder vrij actie te voeren, mits de openbare orde niet wordt verstoord.
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat de politie voorafgaand aan een collectieve actie informatie probeert in te winnen bij actievoerders? Zo ja, hoe zorgt u ervoor dat dergelijke situaties worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich eerdere vragen naar aanleiding van vermeende intimidatie (in die gevallen door de werkgever) ten tijde van de toen plaatsvindende acties in de metaalsector als ook uw antwoorden daarop?2 Bent u nog steeds van mening dat intimidatie van stakers en/of actievoerders «uiteraard onacceptabel» is en «een schending betekent van het stakingsrecht zoals vastgelegd in onder andere het ESH en daarom scherp veroordeeld dient te worden»?
Ja, ik herinner mij de vragen met betrekking tot acties in de metaalsector en de antwoorden van de Minister van SZW daarop. Het kabinet is nog steeds dezelfde mening toegedaan. Wanneer sprake is van intimidatie van stakers en actievoerders is dat onacceptabel, vormt dat een schending van het stakingsrecht en dat veroordeel ik scherp.