De situatie rondom de Regeling huisvesting aandachtsgroepen |
|
Faissal Boulakjar (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een uitgebreide update geven over de huidige situatie wat betreft de voortgang van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen en hoe gemeenten hierin een rol spelen om passende woon- en verblijfsruimten te bouwen? In hoeverre bereikt de Regeling zijn doel, namelijk het (zo snel mogelijk) realiseren van (zo veel mogelijk) huisvesting voor verschillende aandachtsgroepen?
Kunt u specifiek aangeven hoeveel van het aan gemeenten toegekende geld voor de Regeling huisvesting aandachtsgroepen in 2021 nog niet is uitgegeven door de verschillende gemeenten?
Kunt u afzonderlijk aangeven om welke bedragen bij welke gemeenten dit gaat?
Kunt u aangeven hoeveel plaatsen voor welke aandachtsgroepen zijn gerealiseerd onder deze Regeling? In het geval van (grote) verschillen; waardoor zijn deze te verklaren?
Wat zijn de achterliggende redenen waarom dit geld nog niet is uitgegeven? Speelt hierin bijvoorbeeld het feit dat er geen sprake is van een wettelijke verplichting op de startdatum van de projecten een rol?
In hoeverre spelen wettelijke verplichtingen als het feit dat de gemeenten binnen twee jaar na de toekenning van de uitkering onomkeerbare stappen moet zetten en deze binnen vijf jaar na toekenning gerealiseerd moeten zijn, een negatieve rol in dit proces?
Deelt u de constatering dat deze termijnen bijgesteld zouden moeten worden om de huisvesting van aandachtsgroepen sneller te realiseren?
Deelt u de constatering dat er juist wel een wettelijke verplichting zou moeten zijn voor een startdatum bij de uitkering van deze Regeling?
Welke redenen worden er door de verschillende gemeenten zelf aangegeven voor mogelijke problemen bij het uitgeven van dit geld?
In hoeverre speelt regelgeving (zowel lokaal als vanuit het Rijk) een belemmerende rol als het gaat om het achterblijven van deze uitgaven? Zijn er voorbeelden van regelgeving (lokaal of vanuit het Rijk) die (tijdelijk) kunnen worden losgelaten om realisatie eenvoudiger te maken?
In hoeverre spelen andere elementen als kennis- en capaciteitsproblemen binnen gemeenten een rol in dit proces?
Kunt u aangeven welke maatregelen er worden ondernomen op rijksniveau om dit geld alsnog versneld uit te kunnen geven en de gemeenten hierin te stimuleren?
Kunt u aangeven in hoeverre de oorlog in Oekraïne en de daarbij horende veranderde situatie in Nederland impact heeft gehad op het huisvesten van aandachtsgroepen?
In hoeverre heeft deze veranderde situatie geleid tot financiële belemmeringen onder de verschillende gemeenten wat betreft het huisvesten van aandachtsgroepen in 2022?
Kunt u aangeven, indien er sprake is van dergelijke financiële belemmeringen, hoe u er alsnog voor zorgt dat gemeenten het doel van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen goed kunnen uitvoeren?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Het artikel in het AD met als titel ‘Hugo de Jonge is dolblij met deze huizen, maar het is net een sauna: ‘Het is hier 27 graden’’ van 27 maart jongstleden |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hugo de Jonge is dolblij met deze huizen, maar het is net een sauna: «Het is hier 27 graden»» van 27 maart jongstleden?1
Is het waar dat u deze zestig nieuwe flexwoningen bejubeld heeft?
Hoe kijkt u aan tegen flexibilisering van de volkshuisvesting in het licht van het respecteren, beschermen en verwezenlijken van het recht op huisvesting waarbij woonzekerheid (security of tenure) een belangrijk element is?
Hoe zorgt flexibilisering van de volkshuisvesting volgens u ervoor dat het (internationale) recht op behoorlijke huisvesting, waar u terecht meermaals naar verwijst, progressief gerealiseerd wordt?
Kunt u garanties afgeven dat een eventueel tijdelijk aanbod van flexwoningen niet de norm wordt, zoals dit is gebeurd bij tijdelijke huurcontracten, waardoor huurders uiteindelijk minder woonzekerheid krijgen terwijl verhuurders de vruchten van deze woononzekerheid plukken?
Hoe kijkt u aan tegen de verdere flexibilisering van de volkshuisvesting in het licht van het coalitieakkoord waarin staat dat «vaste huurcontracten de norm blijven»?
Gaan de tijd, middelen en energie die u in de flexibilisering van de volkshuisvesting stopt niet in de weg staan van een duurzame oplossing gericht op het realiseren van het recht op huisvesting voor iedereen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Aan welke criteria van «behoorlijkheid» zoals uitgelegd in general comment 4 bij de verdere uitleg van het recht op huisvesting moeten flexwoningen voldoen? En kunt u voor elk van deze eisen uitleggen hoe de voorgenomen flexwoningen aan deze eisen voldoen?2
Hoe garandeert u dat er voldoende passende flexwoningen zijn die toegankelijk zijn voor mensen met een fysieke of verstandelijke beperking?
In hoeverre creëren de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de flexibilisering van de volkshuisvesting tweederangsburgers, waarbij tweederangsburgers gedefinieerd worden als mensen met minder zekerheid? Kunt u garanderen dat u met flexwoningen geen tweederangsburgers creëert?
Waarom krijgen mensen die wooncarrière willen maken wel een normale woning en mensen die in een kwetsbare positie kunnen verkeren en daardoor juist makkelijk uitgebuit kunnen worden zoals studenten, gescheiden ouders en arbeidsmigranten, een tijdelijke flexwoning?
Bent u het met mij eens dat er mensen zijn die in een onzekere woonsituatie verkeren als gevolg van een tijdelijke woning met een tijdelijk contract? Zo ja, kunt u in uw antwoord betrekken wat onzekerheid met iemand kan doen?
Klopt het dat uw doelstelling van 15.000 flexwoningen volledig door woningcorporaties beheerd zullen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In hoeverre bieden tijdelijke woningen een oplossing voor de enorme wachtlijsten voor een sociale huurwoning?
Klopt het dat uw doelstelling van circa 120.000 flexwoningen in 2030 (na 8 jaar 15.000 flexwoningen per jaar) onderdeel van de 250.000 nog te bouwen nieuwe sociale huurwoningen zijn en dus dat er 130.000 echte sociale huurwoningen gebouwd zullen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat van die circa 130.000 echte sociale huurwoningen een groot deel vervangingsnieuwbouw is? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u aangeven hoeveel echte sociale huurwoningen (niet-zijnde flexwoningen) netto toegevoegd zullen worden aan de sociale woningvoorraad?
Klopt het dat we na 2030 uitgaande van uw doelstelling van 15.000 flexwoningen per jaar met circa 150.000 flexwoningen zitten? Zo ja, wat gebeurt er te zijner tijd met die 150.000 flexwoningen?
Welke type contracten krijgen de nieuw te bouwen flexwoningen en welk percentage van elk contract krijgen deze flexwoningen?
Krijgen huurders van flexwoningen met een tijdelijk contract en/of contract voor onbepaalde tijd recht op herhuisvesting als de verhuurder het contract niet wenst te verlengen c.q. de levensduur van de flexwoning aan zijn einde komt? Kunt u uw antwoord toelichten en kunt u hierin opnemen hoe u gaat waarborgen dat deze mensen niet dakloos worden (gemaakt)?
Krijgen huurders van flexwoningen met een tijdelijk contract en/of contract voor onbepaalde tijd recht op verhuis- en inrichtingskosten als de verhuurder het contract niet wenst te verlengen c.q. de levensduur van de flexwoning aan zijn einde komt? Zo nee, waarom niet en kunt u hierbij ingaan op het feit dat huurders van flexwoningen geheel buiten hun eigen schuld om onder dezelfde omstandigheden anders behandeld worden dan mensen die wel een normale woning konden vinden en daardoor nog eens extra benadeeld worden?
Klopt het dat er extra voorwaarden aan een flexwoning gesteld (kunnen) worden zoals een sollicitatieplicht naar de flexwoning of geen kinderen? Zo ja, kunnen deze extra voorwaarden voor onwenselijke situaties zorgen?
Wat voor soort flexwoningen gaat u laten bouwen en voor welke groep woningzoekenden?
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen na 2030 niet verdwenen zijn en dus een permanent karakter krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord betrekken welke (langetermijn) beleidsdoelstelling hieraan ten grondslag ligt?
Welke levensduur hanteert u voor de verschillende soorten flexwoningen?
Hoe verhoudt deze levensduur zich tot de klimaatdoelstellingen die wij in Nederland vastgesteld hebben wetende dat de bouw van woningen een CO2 bom is?
Klopt het dat de stichtingskosten voor een flex-eengezinswoning en flex-appartementen in 2019 respectievelijk 98.000 euro en 71.000 euro waren? Zo ja, wat zijn die stichtingskosten anno nu, aangezien materiaalkosten enorm gestegen zijn?
Is gezien de stichtingskosten van een flexwoning het niet klimaatvriendelijker en/of rendabeler om woningen die nu jaarlijks gesloopt worden te renoveren in plaats van te slopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, bent u bereid slopen aan strenge voorwaarden te laten voldoen?
Hoe verhoudt uw uitspraak over flexwoningen zich tot de volgende uitspraak van ex-directeur bestuurder Marieta Peek van Woningstichting Putten (WSP) over flexwoningen; «Door de korte exploitatieduur hebben we te maken met een negatieve business case. Een niet zo duurzame oplossing.» Daarom is WSP nog in gesprek met marktpartijen, en de gemeente om te kijken of de periode na vijftien jaar verlengd kan worden.»?3
Is bovengenoemde uitspraak een voorteken dat flexwoningen een permanente karakter krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen in relatie tot corporatiewoningen veel minder rendabel en/of veel minder klimaatvriendelijk zijn gezien onder andere hun beperkte levensduur? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Gaat u aansturen op de status van onroerend goed voor de nieuw te bouwen flexwoningen, aangezien roerende zaken geen recht geven op huurtoeslag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kan het zo zijn dat investeerders van deze onroerend goed-status kunnen profiteren in de vorm van een hogere huurprijs als de (lokale) overheid subsidies verstrekt in vorm van bijvoorbeeld het bouwrijp maken van deze flexwoningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten en zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Zijn en/of worden er provinciale dan wel gemeentelijke dan wel vanuit het Rijk subsidies, in de ruimste zin des woords, verstrekt voor de bouw van flexwoningen? Zo ja, welke en hoeveel?
Klopt het dat flexwoningen duurder in planmatig onderhoud zijn dan normale woningen vanwege hun vaak houten schil? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat de huur van een flexwoning hoger is naarmate de grond duurder is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat flexwoningen ook grond bezet (kunnen) houden waar anders normale woningen (kunnen) worden gebouwd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is de levensduur van flexwoningen verlengd van (minimaal) 10 naar (minimaal) 15 jaar in verband met de negatieve businesscase?
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen een negatieve businesscase en niet zo duurzame oplossing zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Aan welke kwaliteitseisen dienen flexwoningen te voldoen en hoe wordt hierop gecontroleerd en hoe vaak?
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen de leefbaarheid van een buurt niet ten goede komen vanwege de hogere mutatiegraad? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord de gevolgen van het plaatsen van flexwoningen in «kwetsbare» wijken voor de leefbaarheid betrekken? En bent u het met mij eens dat flexwoningen voornamelijk in «niet-kwetsbare» wijken geplaatst dienen te worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kan het zo zijn dat er anders naar veiligheid van flexwoningen gekeken wordt omdat de ruimtelijke ordeningsprocedure (RO-procedure) korter is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Krijgen flexwoningen ongeveer hetzelfde voorzieningenniveau (zoals scholen, groen, winkels, openbaar vervoer en dergelijke) als normale woningen?
Kunt u aangegeven hoeveel flexwoningen via welke RO-procedure gebouwd zullen worden?
Klopt het dat er voor tijdelijke gebouwen lagere bouweisen gesteld worden? Zo ja, kunnen we concluderen dat flexwoningen minder veilig en/of minder comfortabel en/of minder energiezuinig dan normale woningen zijn?
Kunt u aangeven waar en hoeveel flexwoningen op die locatie gerealiseerd zullen worden? Zo nee, kunt u op termijn die locaties en de aantallen aangeven?
Is het de bedoeling dat mensen die geen normale woning kunnen vinden zich wenden tot een flexwoning? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bekend met het bericht bewoners zijn klaar met de gevaarlijke containerwoningen bij Stadsstrand van Groningen?4
Maakt u zich ook zorgen om brandgevaarlijke containerwoningen? Zo ja, waar blijkt dat uit en hoeveel brandgevaarlijke containerwoningen zijn er?
Hoe komt het dat deze brandgevaarlijke containerwoningen een energielabel meekrijgen met een index van 0,86 terwijl die containerwoningen in de winter bijna niet opgewarmd kunnen worden en in de zomer 45 graden kunnen worden?
Bent u bekend met het bericht «Hanze, Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en gemeente zadelen studenten op met bizarre energierekening»?5
Wat vindt u ervan dat studenten met terugwerkende kracht vanaf 1 januari jl. een huurverhoging van 200 euro krijgen (van 560 euro inclusief energie naar 760 euro inclusief energie) vanwege een stijging van de energielasten zonder aankondiging?
Wat vindt u van de rol van de verschillende actoren in dit geheel? Kunt u hierbij specifiek ingaan op Hanze, RUG en de gemeente Groningen?
Wat vindt u ervan dat de gemeente Groningen investeerders 600.000 euro meegeeft om containerwoningen te realiseren en dat de gemeente garant staat voor niet-verhuurde woningen terwijl de kwaliteit van deze containerwoningen ronduit slecht is?
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen aan koppelverkoop doen/doet door de huur van de containerwoning te koppelen aan een verplichte huur van een bed tot wel 110 euro per maand? En bent u het met mij eens dat (internationale) studenten hierdoor uitgebuit worden, omdat ze geen kant op kunnen? Zo ja, worden deze mensen dan niet als tweederangsburgers behandeld aangezien andere woningzoekenden deze behandeling niet krijgen?
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen dubieuze contract- en schoonmaakkosten opstrijk(en) en de borg slecht terugbetalen?
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen slecht bereikbaar zijn/is?
Hoe kunt u ervoor zorgen dat zaken zoals koppelverkoop, slechte bereikbaarheid en dubieuze contract- en schoonmaakkosten bij de verhuur van containerwoningen tot een minimum beperkt worden?
Wie houdt er toezicht op deze commerciële verhuurders? In het geval dat er geen toezicht gehouden wordt, waarom wordt er geen toezicht gehouden in de commerciële sector terwijl in de corporatiesector wel toezicht gehouden wordt? En zijn de misstanden in de commerciële sector nog steeds niet voldoende groot om de commerciële sector onder toezicht te stellen te meer de commerciële sector sterk groeit?
Hoe kijkt u er tegenaan dat bij de verhuur van deze containerwoningen in Groningen ook weer sprake is van een ondragelijke woonsituatie in de zomer en in de winter, namelijk ondragelijk heet in de zomer en ondragelijk koud in de winter?
Wat vindt u dat er nu moet gebeuren als er naast eerdergenoemde klachten ook nog eens klachten zijn met schimmel en legionella in de leidingen?
Klopt het dat andere investeerders bedankt hebben om deze containerwoningen in beheer te nemen vanwege de erbarmelijke staat van deze containerwoningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat huurders van deze containerwoningen geen bescherming van de wet krijgen? Zo ja, hoe vaak komt dit in Nederland voor en wat gaat u eraan doen om deze huurbescherming alsnog op te tuigen?
Bent u het mij eens dat studenten nu uitgebuit worden omdat ze geen huurbescherming krijgen en dus bijvoorbeeld die huurverhoging van 200 euro wel moeten betalen, omdat ze anders op straat eindigen?
Kunnen we constateren dat verhuur van containerwoningen door commerciële verhuurders geen goede zaak is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u de verhuur van containerwoningen door commerciële verhuurders aan banden leggen? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier(en) zijn de onderwijsinstellingen RUG en Hanze stakeholder in deze containerwoningen en hoe vaak gebeurt het dat onderwijsinstellingen en/of gemeenten investeren in containerwoningen ten behoeve van studenten?
Wat vindt u ervan dat de gemeente Groningen hun zorgplicht tot behoorlijke huisvesting kunnen afdoen door studenten in containerwoningen, die in erbarmelijke staat zijn, te huisvesten?
Kunt u aangeven hoeveel flexwoningen er zijn die problemen hebben met ontwerpfouten, verkeerde energielabels, achterstallig mutatie- en reparatieonderhoud of anderszins en hoeveel flexwoningen beheerd worden door commerciële partijen en hoeveel flexwoningen door woningcorporaties beheerd worden en hoeveel containerwoningen op dit moment op basis van shortstay verhuurd worden? Zo nee, bent u bereid om hiernaar onderzoek te doen? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Mag het tekort aan studentenwoningen een verdienmodel zijn voor commerciële verhuurders met grote gevolgen van dien voor studenten? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u specifiek ingaan op de negatieve gevolgen hiervan?
Wiens verantwoordelijkheid is het als internationale studenten naar Nederland komen waarbij studentenhuisvesting niet (goed) geregeld is?
Klopt het dat je voor een gemiddelde flexwoning net zoveel moet betalen als een gemiddelde normale sociale huurwoning? Zo ja, waarom is deze hoge huurprijs gerechtvaardigd gezien de vele tekortkomingen en in sommige gevallen zelfs geen huurbescherming?
Bent u het met mij eens dat een flexwoning die verplaatst wordt wel aan de nieuwe eisen in het Bouwbesluit voor tijdelijke gebouwen moet voldoen, aangezien nu gebleken is dat die flexwoningen regelmatig niet voldoen aan wat vereist wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u na het lezen van de verschillende berichten het met mij eens dat mutatie- en reparatieonderhoud van flexwoningen een probleem is? Zo ja, wat kunt u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Kan het zo zijn dat huurders van een flexwoning met een tijdelijk contract bepaalde klachten niet durven te melden, zoals onlangs ook uit het tv-programma Kassa van 9 april jl. bleek, vanwege de angst om geen verlenging van hun tijdelijke contract te krijgen? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?6
Kunnen we in de genoemde situaties spreken over schending van het recht op behoorlijke huisvesting? Zo nee, waarom niet?
Kunnen we vaststellen dat marktwerking als het om wonen gaat altijd zal zorgen voor structurele problemen, omdat winstmaximalisatie/rentabiliteit van commerciële verhuurders niet hand in hand gaan met het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunnen we constateren dat flexwoningen kwalitatief minder goed zijn dan echte woningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u op de hoogte van de slechte kwaliteit van de daken van sommige flexwoningen die tijdens een harde wind kunnen wegwaaien?7
Hoe kijkt u tegen deze containerwoningen aan die niet alleen te kampen hebben met slecht onderhoud, maar door huurders bestempeld worden als onveilig en onleefbaar?
Wat vindt u ervan dat deze huurders in huurstaking gegaan zijn nadat het dak van hun woning afgewaaid is?
Bent u gezien alle eerdergenoemde vragen (iets) minder positief over het concept flexwoningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen we flexwoningen eindelijk niet beschouwen als oplossing voor de wooncrisis?
Hoeveel signalen bereiken u dat woningen in zijn algemeenheid een onjuiste energielabel meekrijgen, want ons bereiken signalen dat woningen onjuist gelabeld worden met als gevolg dat huurders een veel te hoge huur betalen?
Is het mogelijk dat woningen ten onrechte een beter energielabel meekrijgen om niet alleen een hogere huurprijs af te dwingen, maar bijvoorbeeld ook een waardevermeerdering te realiseren en/of de woning geliberaliseerd te krijgen en/of zodat verhuurders minder energiebesparende maatregelen hoeven te nemen? Zo ja, wat kunt u hiertegen doen?
Klopt het dat er vervalste energielabels in omloop zijn? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit?
Vindt u dat bewoners EPA-adviseurs makkelijker moeten kunnen controleren in hoeverre zij gecertificeerd zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe kunnen bewoners controleren welke energiebesparende maatregelen genomen zijn die het energielabel rechtvaardigen?
Is het aanbevelenswaardig dat een bewoner de mogelijkheid krijgt om een andere onafhankelijke gecertificeerde EPA-adviseur in te schakelen om het nieuwe energielabel te kunnen laten controleren op kosten van de verkoper/verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord opnemen welke rol de Huurcommissie eventueel hierin kan spelen?
Welke rol spelen opsporingsambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)/Autoriteit Woningcorporaties (AW) bij het vaststellen van energielabels van (referentie)woningen en klopt het dat deze ambtenaren na een opname ter plaatse hun bevindingen niet aan de verzoekende koper/huurder beschikbaar (hoeven te) stellen?
Kan de verzoekende huurder/koper navraag doen bij de betrokken opsporingsambtenaren? Zo ja, in hoeverre zijn deze ambtenaren makkelijk bereikbaar?
Heeft de directeur van de Inspectie Leefomgeving en Transport en/of Autoriteit Woningcorporaties een eigen discretionaire bevoegdheid om af te wijken van het energielabel van een referentiewoning zoals deze door de ambtenaar vastgesteld is? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit en waarom is dit wenselijk?
Bent u bereid onderzoek te doen naar de juistheid van energielabels? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Kunt u de vragen apart beantwoorden en alstublieft niet clusteren?
Een landelijk toetsingskader voor prefabwoningen. |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aedes wil landelijke toets voor fabriekswoningen» uit het Financieele Dagblad van woensdag 20 april 2022?1
Ja.
Herkent u de geschetste problematiek waarbij de bouw van prefabwoningen wordt vertraagd omdat een landelijk toetsingskader ontbreekt, en elke gemeente afzonderlijk mag bepalen of een in de fabriek gemaakte woning veilig is en geplaatst mag worden?
Ja. Voor de bouw van woningen is een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig. De gemeente beoordeelt, als bevoegd gezag, nu nog of een vergunningaanvraag voldoet aan de lokale regels inzake welstand en ruimtelijke ordening en aan de landelijke regels van het Bouwbesluit 2012. Daar waar vertraging ontstaat, heeft dit veelal te maken met de vraag of een nieuwbouwplan past in de omgeving. De gemeente moet alle belangen hierbij afwegen en soms is dat niet mogelijk binnen de reguliere termijn van 8 weken. De veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en duurzaamheid van bouwplannen worden beoordeeld op basis van de landelijke regels uit het Bouwbesluit 2012. De terechte vraag kan hier inderdaad gesteld worden of fabriekswoningen en andere vormen van conceptuele woningen telkens opnieuw door iedere gemeente aan deze landelijke regels uit het Bouwbesluit 2012 getoetst moet worden.
Met de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) wordt het landelijk goedkeuren van fabriekswoningen zoals Aedes voorstelt al grotendeels mogelijk. Ik wil de Wkb op 1 januari 2023 tegelijk met de Omgevingswet invoeren. Onder de Wkb is het niet langer de gemeente die ieder bouwplan stuk voor stuk moet beoordelen en goedkeuren. Kwaliteitsborgers beoordelen bouwplannen en zien toe op de uitvoering volgens de bouwtechnische regels. Het wordt daarbij mogelijk om fabriekswoningen en andere vormen van conceptuele woning vooraf, eenmalig te beoordelen en goed te keuren. Per project kan de kwaliteitsborger dan volstaan met de noodzakelijke beoordeling van specifieke lokale omstandigheden, zoals de fundering, en een toets op de juiste uitvoering van het bouwproject.
Op dit moment worden gesprekken gevoerd en vinden proefprojecten plaats met onder meer deelnemers aan het Netwerk Conceptueel Bouwen. Doel hiervan is nagaan op welke wijze een zo groot mogelijk deel van nieuwbouwwoningen standaard kan worden goedgekeurd. Dit gebeurt op een zodanige manier dat de tijd die nodig is voor beoordeling per project zo beperkt mogelijk is en dat de veiligheid en kwaliteit gegarandeerd blijft.
Deelt u de mening dat modulaire woningbouw een effectieve, duurzame en snelle oplossing kan zijn voor de woningbouwopgave? Zo ja, wat gaat komende tijd uw inzet zijn om modulaire woningbouw op te schalen in Nederland?
Ja. Gezien de nieuwbouwopgave waar we de komende jaren voor staan zie ik industrieel, modulair en conceptueel bouwen als kans voor het bereiken van de doelstelling. Daarbij is dit tevens een kans om de kwaliteit te verhogen, de belasting van het milieu te verlagen en afvalstromen te beperken ten opzichte van de meer traditionele bouwwijze. In het programma Woningbouw is de inzet op meer circulair en industrieel bouwen opgenomen. De inzet en activiteiten daarbij zijn gestoeld op het rapport «Conceptuele bouw en industriële productie» dat vorig jaar zomer naar de Tweede Kamer is verstuurd.2
Kunt u toelichten in hoeverre u zicht heeft op de knelpunten om modulaire woningbouw te implementeren in Nederland? Zo ja, wat zijn de barrières?
In het Programma Woningbouw heb ik aangegeven dat ik industrieel bouwen wil bevorderen, zowel om de woningbouw te versnellen als voor het verbeteren van de energie- en milieuprestatie van woningen. Om die reden ben ik voornemens om de in de Omgevingswet voorziene beleidsvrijheid om strengere eisen te stellen op dit vlak te schrappen uit de regelgeving. Zoals aangeven wil ik met de Wkb de bouwtechnische toets versnellen en tevens de kwaliteit van de bouw verbeteren. Eventuele overige belemmeringen hiervoor zal ik zo veel als mogelijk wegnemen.
Bent u van mening dat een landelijk toetsingskader eventuele barrières voor de bouw van prefabwoningen zou wegnemen? Zo ja, bent u bereid om een dergelijk instrument op de korte termijn in te voeren om het proces te versnellen?
Ik denk dat een landelijke werkwijze waarbij goedkeuring van een (fabrieksmatig) woningbouwconcept de goedkeuring van fabriekswoningen sterk kan vereenvoudigen. De Wkb voorziet in een werkwijze waarbij een goed kwaliteitszorgsysteem van de bouwers zelf daarnaast kan zorgen voor het nog verder beperken van de externe controle op bouw. Alle standaard onderdelen van woningen worden eenmalig goedgekeurd waarbij de controle slechts gericht hoeft te zijn op de juiste uitvoering van de plaatsing/ het samenstellen van de nieuwe woning op de uiteindelijke locatie. Zoals ik hierboven al heb aangegeven lopen er al gesprekken en proefprojecten met onder meer deelnemers aan het Netwerk Conceptueel Bouwen om te kijken op welke wijze een zo groot mogelijk deel van nieuwbouwwoningen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Btw op zonnepanelen |
|
Romke de Jong (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kabinet wil per 2023 af van btw op zonnepanelen» van 20 april jl. waarin melding wordt gemaakt van een internetconsultatie over een wetsvoorstel voor het afschaffen van btw op zonnepanelen vanaf 1 januari 2023?1
Deelt u de mening dat niet alleen consumenten met een geschikt dak moeten profiteren van deze btw afschaffing? Zo nee, waarom niet?
Geldt de afschaffing van de btw op zonnepanelen ook voor consumenten die zich hebben verenigd in een postcoderoos omdat zij bijvoorbeeld geen eigen geschikte daken hebben? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de opgave wat betreft de energietransitie zo groot is, dat alle daarvoor geschikte daken in Nederland zoveel mogelijk vol gelegd moeten worden met zonnepanelen? Zo nee, waarom niet?
Zou de inzet van de btw afschaffing dan niet verbreed moeten worden en ook moeten gelden voor bijvoorbeeld scholen, sportverenigingen en ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat ook voor woningcorporaties en particuliere verhuurders een btw-nultarief op zonnepanelen zou moeten gelden, zodat ook huurders profijt kunnen hebben van een lagere energierekening? Zo nee, waarom niet?
Zou u de vragen zoveel mogelijk apart kunnen beantwoorden?
De peperdure renovatie van het Binnenhof |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Bent u bekend met de berichten «Brief Hugo de Jonge: renovatie Binnenhof kan nóg duurder worden door risico's» en «Historische hofgracht rondom Binnenhof keert terug»?1 2
Wat vindt u van het feit dat de kosten voor de renovatie bijna zijn verdubbeld, van 475 miljoen euro naar 734 miljoen euro, en wat zegt dit over de verantwoordelijkheid van het kabinet om verantwoord om te gaan met belastinggeld?
Deelt u de mening dat in iedere bedrijfsvoering verantwoordelijken met pek en veren zouden zijn verjaagd als zij met zulke gigantische kostenoverschrijdingen op de proppen zouden zijn gekomen? Zo ja, welke koppen gaan er rollen?
Welke concrete afspraken zijn er gemaakt met de gemeente Den Haag inzake compensatie voor een dicht Binnenhof? Graag een helder (kosten)overzicht.
Zit het deels in ere herstellen van de Hofgracht daarbij in het financiële plaatje? Graag een helder (kosten)overzicht.
Zijn nu alle financiële lijken uit de kast of heeft u er nog meer in petto? Graag een totaal en afgerond financieel overzicht, met de garantie dat er geen verdere kostenoverschrijdingen komen.
Vertraging bij de afhandeling van smartegeld in Groningen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vertraging bij afhandeling smartegeld aardbevingsgebied»?1
Ja.
Hoe vaak hebt u niet gezegd dat de schadeafhandeling en versterking in het Groningse bevingsgebied sneller moeten? Hoe vaak hebt u niet beloofd dat te zullen regelen? Hoe vaak hebt u niet allerlei «versnellingsmaatregelen» gepresenteerd?
De schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen zijn complexe operaties waarbij zorgvuldigheid en snelheid op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Tijdens mijn bezoeken aan Groningen hebben bewoners op indringende wijze beschreven wat het lange wachten met hen doet of heeft gedaan. Het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling en versterking heeft over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling, maar daarmee zijn we er nog niet.
Zoals ik in mijn Beleidsbrief Groningen2 heb beschreven, zet ik me in voor meer oog voor de menselijke maat, meer snelheid in de uitvoering en betere communicatie. De afgelopen weken heb ik twee dagen per maand in Groningen gewerkt, en dat blijf ik doen. Tijdens deze werkdagen spreek ik met bewoners die de tijd nemen om hun ervaringen met mij te delen. Deze gesprekken helpen mij de knelpunten beter te begrijpen en waar mogelijk weg te nemen.
Hoe kan het dan dat de afhandeling van de aanvragen voor smartegeld vertraging heeft opgelopen? Wat gaat u doen om dit onmiddellijk op te lossen?
De afhandeling van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is na een pilotfase in november 2021 van start gegaan. Tot op heden is er 6 miljoen euro toegekend (d.d. 10 mei 2022). Het IMG heeft de regeling als eerste opengesteld in de gemeente Eemsdelta in de kern van het aardbevingsgebied. Hierna volgde een bredere gefaseerde uitrol. Het IMG wil hiermee voorkomen dat juist bij deze schademeldingen, van mensen die ernstig leed of verdriet hebben doorstaan als gevolg van de bevingen, vertraging en onzekerheid over doorlooptijden ontstaat tijdens de afhandeling ervan. Het IMG heeft in april jl. besloten, wederom om lange doorlooptijden te voorkomen, eerst meer openstaande aanvragen af te handelen en het openstellen van de volgende gemeente met een maand te verplaatsen. Een gefaseerde openstelling maakt het ook mogelijk ervaring op te doen met de procedurele afhandeling van deze voor het IMG nieuwe vorm van schade en tijdig aanpassingen door te voeren indien nodig. Daarnaast is een reden voor de ontstane vertraging van de afhandeling van immateriële schade dat de gegevens over de versterking niet voldoende vooraf beschikbaar zijn bij het IMG. In dat geval moet de informatie over versterkingsoperatie door de aanvrager zelf worden aangevuld. Het IMG helpt daarbij waar mogelijk en werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
Ik onderschrijf het belang van zorgvuldigheid, in het bijzonder bij deze vorm van schade. Tegelijkertijd is het wenselijk dat er ook voor bewoners in de rest van het aardbevingsgebied met immateriële schade snel duidelijkheid komt over de te ontvangen vergoeding daarvoor. Ik blijf hierover in gesprek met het IMG.
Kunt u zich herinneren dat u meermaals bent gewaarschuwd dat het handhaven van twee aparte uitvoeringsorganisaties (de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met elk hun eigen taken), die onderling iets aan «gegevensuitwisseling» doen, in de praktijk niet gaat werken en voor vertraging zal zorgen?2 Deelt u deze conclusie, nu blijkt dat juist deze gebrekkige gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG de oorzaak is van de vertraagde afhandeling van het smartegeld?
De afhandeling van schade en de uitvoering van versterking in het Groningse aardbevingsgebied zijn vanwege de aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid twee wezenlijk verschillende trajecten. Daarom is er bewust voor gekozen deze taken bij verschillende organisaties te beleggen. Dit neemt niet weg dat een goede samenwerking tussen beide organisaties nodig is. Het IMG en de NCG hebben de afgelopen twee jaar ingezet op de ontwikkeling van deze samenwerking en een plan van aanpak opgesteld. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 24 november 2021 is ook het verbeteren van de onderlinge gegevensuitwisseling hier onderdeel van.4 Ten behoeve van verdere verbetering van de afstemming van de uitvoering van versterking en de vergoeding van schade wordt momenteel gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur, waarmee de gezamenlijke uitgangspunten ook een wettelijke basis krijgen.
Dit laat onverlet dat de afhandeling van immateriële schade doorgaat. Het IMG werkt aan een verbetering en vereenvoudiging van de informatie-uitwisseling over de versterkingsoperatie in samenwerking met de NCG.
Klopt het dat 94% van alle aanvragen voor smartegeld is toegekend? Zo ja, waarom wordt er dan niet meteen uitbetaald? Waarom moeten gedupeerden zelf bewijsstukken aanleveren? Wat moeten zij hiermee precies bewijzen?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Deelt u de conclusie dat de bureaucratische kluwen van verschillende instanties, regelingen en procedures nog altijd de boventoon voert ondanks uw herhaaldelijke beloften dit te zullen verbeteren? Deelt u de conclusie dat de schadeafhandeling en versterking van jarenlange gebroken beloften aan elkaar hangt?
Het IMG heeft 6.644 aanvragen (d.d. 10 mei 2022) voor immateriële schade ontvangen. Daarvan zijn er inmiddels 2.373 afgehandeld. In 2.049 gevallen is schadevergoeding toegekend. Bewoners krijgen na toekenning binnen twee weken de schadevergoeding uitbetaald. Het IMG streeft naar een laagdrempelige aanvraagprocedure. In het aanvraagproces zijn de meeste gegevens digitaal beschikbaar voor de aanvrager en door het IMG verzameld. Een aanvrager kan die gegevens aanpassen of toevoegen. Het IMG kan vragen om documenten die deze aanpassing of wijziging ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat er 100 miljard euro wordt uitgegeven aan klimaat en stikstof, terwijl de gedupeerde Groningers hopeloos lang op hun geld moeten wachten?
Deze conclusies deel ik niet. Voor dit antwoord verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 4. Bewoners zijn niet gebaat bij nieuwe beloften, kaders of systemen, wel bij verbetering in de uitvoering. De inzet van het IMG en de NCG om nauwer samen te werken en de algemene maatregel van bestuur waarin dit geregeld wordt, hebben als doel bij te dragen aan het vereenvoudigen en verbeteren van de processen waar bewoners mee te maken krijgen.
Kunt u een compleet overzicht verstrekken van alle (versnellings)maatregelen die u de afgelopen jaren hebt genomen en bij elke maatregel concreet aangeven hoe succesvol die volgens u is geweest (hoeveel gedupeerden ermee zijn geholpen, hoeveel schades zijn uitbetaald, hoeveel woningen zijn versterkt etc.)?
Het kabinet staat voor meerdere grote maatschappelijke opgaven. De schadeafhandeling en versterkingsopgave in Groningen staan los van de klimaat- en stikstofopgaven. In de schadeafhandeling is voorrang gegeven aan zorgvuldigheid richting bewoners en onafhankelijke oordeelsvorming. Gaandeweg is echter duidelijk geworden dat dit soms ten koste gaat van snelheid. Desondanks heeft het in publieke handen brengen van de schadeafhandeling over het geheel genomen geleid tot verbetering en versnelling van de afhandeling. Het IMG heeft sinds de oprichting in 2020 grote stappen gezet in de afhandeling van schade in Groningen: inmiddels heeft het meer dan 242.919 schademeldingen afgehandeld en is er ruim 1,389 miljard euro (d.d. 10 mei 2022) aan vergoedingen uitgekeerd. Het IMG handelt in lijn met het uitgangspunt van de Tijdelijke wet Groningen, namelijk dat schade ruimhartig en voortvarend afgehandeld wordt. Zoals ik eerder heb aangegeven (Kamerstuk 33 529, nr. 993) blijft de doorlooptijd van de afhandeling van fysieke schade echter een punt van zorg. Net als de doorlooptijd van de afhandeling van immateriële schade (zie het antwoord op vraag 3) blijf ik dit nauwlettend volgen en blijf ik hierover in gesprek met het IMG.
Waar blijft trouwens de crisisaanpak (zoals zo vaak door het Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerd)?
Het kabinet hecht veel waarde aan de verbetering en versnelling van de schadeafhandeling en versterkingsopgave. De maatregelen die hiertoe over de afgelopen jaren zijn getroffen, zijn omvangrijk. Over de voortgang ten algemene wordt op de website van de NCG5 maandelijks een overzicht met de cijfers over de voortgang van de versterking gepubliceerd. Op de website van het IMG6 zijn alle cijfers ten aanzien van de schadeafhandeling en een overzicht van de verschillende regelingen te vinden. Deze cijfers worden wekelijks vernieuwd. In de jaarverslagen van het IMG en de NCG worden de cijfers, regelingen en maatregelen voor versnelling nader geduid.7 Hieronder ligt ik enkele maatregelen nader toe, zowel voor de versterking als voor de schadeafhandeling.
Voor veel maatregelen is niet exact te benoemen tot welke versnelling deze hebben geleid. Te denken valt aan de maatregel om alle uitvoeringswerkzaamheden onder te brengen onder één uitvoeringsorganisatie: de NCG. Of aan het mogelijk maken voor de bewoner om een herbeoordeling te kunnen aanvragen. Onder andere is bestuurlijk in 2019 de doelstelling afgesproken om 4.000 opnames en 4.000 beoordelingen per jaar te behalen. Daartoe zijn o.a. de volgende maatregelen genomen:
De afhandeling van meldingen van fysieke schade is vanaf maart 2018 t/m 30 juni 2020 door de Tijdelijke Commissie Mijnbouw Groningen (TCMG) uitgevoerd. Over het algemeen geldt dat over de jaren en met de oprichting van het IMG de schadeafhandeling is verbeterd en versneld: in 2018 werden er gemiddeld slechts 100 meldingen van fysieke schade afgehandeld per week en momenteel ligt dit aantal per week boven de 1.000 meldingen. Met de oprichting van het IMG in juli 2020 kunnen bewoners naast fysieke schade ook een vergoeding krijgen voor andere vormen van schade, zoals schade door waardedaling of immateriële schade. Gemiddeld geven schademelders een 7.7 als rapportcijfer voor de bovenstaande regelingen en vergoedingen. Hoewel de meerderheid van de bewoners tevreden is over de schadeafhandeling van het IMG, geldt dit niet voor iedereen. De gemiddelde doorlooptijd is bij fysieke schades langer dan gewenst en de werkvoorraad van fysieke schades is groot. Een balans vinden tussen zorgvuldigheid, snelheid en laagdrempelige procedures, blijft een ingewikkelde opgave. De TCMG en het IMG hebben hier oog voor en troffen verschillende maatregelen. Ik licht er drie uit:
De wederopbouw van Oekraïense steden en dorpen |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van President Zelensky, gedaan tijdens zijn toespraak aan de Tweede Kamer op 31 maart 2022, om een stad te kiezen in Oekraïne en bij te dragen aan de wederopbouw daarvan?
Ja.
Kunt u toezeggen zich in internationaal verband hard te maken voor het herstel en de wederopbouw van Oekraïne?
Ja.
Kunt u toezeggen om op zeer korte termijn aan de slag te gaan met een plan voor wederopbouw, waaruit de Nederlandse inzet inzichtelijk wordt?
Ja, uw Kamer zal op korte termijn per brief geïnformeerd worden over de Nederlandse inzet conform motie Amhaouch c.s. over een Europees herstelprogramma gericht op het herstel en de wederopbouw van Oekraïne (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1768).
Kunt u in dat plan ook de mogelijkheden schetsen voor Nederlandse gemeenten om door middel van het aangaan van partnerschappen met Oekraïense steden en dorpen te kunnen bijdragen aan het herstel en de wederopbouw van Oekraïne?
Uw kamer zal op korte termijn per brief geïnformeerd over de uitvoering van motie Kuzu over het voorbereiden van plannen voor een bijdrage aan de wederopbouw van een Oekraïense stad na de oorlog (Kamerstuk 36 045, nr. 53).
Kunt u toezeggen om op zeer korte termijn in gesprek treden met de Nederlandse gemeenten over hun bereidheid om partnerschappen met Oekraïense steden en dorpen aan te gaan en om te inventariseren op welke manier de gemeenten hiervoor het beste geëquipeerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 4.
Het kwartaalbericht van de Nationaal Hypotheek Garantie (NHG); ‘minder verlies en lagere restschulden, maar hogere risicobereidheid consument om een huis te kopen’ en het bezoek aan de NHG |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «minder verlies en lagere restschulden, maar hogere risicobereidheid consument om een huis te kopen»?1
Bent u bereid te onderzoeken hoe de kansen van starters met een studieschuld om betaalbaar te wonen verbeterd kan worden, zonder dat zij daarbij in de problemen komen als de huizenprijzen dalen en/of de hypotheekrente stijgt? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Is de borging van een starterslening via de NHG een beter alternatief dan borging via de gemeente, gezien de meerjarige expertise van de NHG op dat gebied en het feit dat borging via de gemeente – in tegenstelling tot de NHG – politiek gekleurd is, zodat starters ook ongeacht de gemeente waar ze (wensen te) wonen te allen tijde een geborgde lening kunnen krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Verwacht u grote problemen nu consumenten meer financiële risico’s nemen om een huis te kopen waardoor zij geen gebruik kunnen maken van het vangnet dat de NHG biedt bij financiële problemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Waarom heeft u geen aandacht in uw bouw- en woonagenda voor de financiering van initiatieven van coöperaties en samenwerkingsverbanden van bijvoorbeeld starters die gezamenlijk een woongroep willen starten of senioren die samen zorgvastgoed willen realiseren?
Bent u bereid alsnog meer aandacht te geven aan samen koop en coöperatieve initiatieven zodat mensen bijvoorbeeld als collectief een complex kunnen kopen of bouwen met borging vanuit de NHG of anderszins, zodat dit soort initiatieven meer kans van slagen krijgt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid te onderzoeken hoe ouderen met een groot perceel of een grote woning maar een laag inkomen hebben, een financiering met NHG kunnen aantrekken als zij ruimte willen bieden voor woningzoekenden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om zelf meer initiatieven die samenwerkingsverbanden centraal stellen te ontwikkelen?
Kunt u tevens onderzoeken of het bijvoorbeeld mogelijk is om het risico voor geldverstrekkers te verminderen door wooncoöperaties of collectieven van zorgvastgoed gebruik te laten maken van een NHG hypotheek?
Heeft u overwogen om een bepaald percentage/aantal van alle nieuwbouw via wooncoöperaties zonder winstoogmerk te laten realiseren, aangezien u woningcorporaties en commerciële marktpartijen wel apart benoemd als partijen die de nieuwbouw moeten realiseren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat de grondprijs voor wooncoöperaties zonder winstoogmerk gelijk gesteld dient te worden aan de grondprijs voor sociale nieuwbouw? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om een duidelijkere handreiking aan de gemeente te doen om burgerinitiatieven zoals de wooncoöperatie beter beschermen nu gemeenten als gevolg van het «Didam-arrest» onterecht angstig zijn om grond uit te geven aan bewonersinitiatieven die een maatschappelijke functie hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bereiken u signalen dat commerciële marktpartijen, zoals projectontwikkelaars, burgerinitiatieven dwarsbomen als zij bijvoorbeeld een wooncoöperatie willen realiseren? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Bent u bereid te onderzoeken of een landelijk revolverend fonds voor wooncoöperaties zonder winstoogmerk mogelijk is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat landelijke expertisecentra extra ondersteuning vanuit het Rijk kunnen gebruiken om wooncoöperaties tot een succes te kunnen maken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om beleid te ontwikkelen, bijvoorbeeld door NHG hypotheek bij life events meer mogelijk te maken zodat mensen hun woning kunnen behouden als zij hun baan verliezen of door gestegen rente de woonlasten niet meer kunnen betalen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om te bezien hoe woningbehoud structureler kan worden ingepast, bijvoorbeeld als onderdeel van de functie van NHG, nu de rente en de maandlasten stijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om samen met de NHG te bekijken hoe kopers beter beschermd kunnen worden nu u betaalbare koopwoningen als woningen tot de NHG-grens gedefinieerd hebt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Wat vindt u van de multiproblematiek waar kwetsbare woningeigenaren tegelijkertijd mee geconfronteerd (kunnen) worden? Kunt u hierbij ingaan op onderwerpen zoals verduurzaming, funderingsherstel, achterstallig onderhoud, overstromingsrisico’s en hitte?
Bent u bereid te onderzoeken hoe kwetsbare woningeigenaren met een laag inkomen die te maken krijgen met multiproblematiek ondersteund kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u voornemens om in uw programma Veiligheid en Leefbaarheid aandacht te besteden aan het toekomstbestendig maken van particuliere woningen in eigendom van mensen met een laag inkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat inkomensongelijkheid ertoe leidt dat woningeigenaren met een laag inkomen minder snel hun woningen kunnen verduurzamen of verbouwen, waardoor hun woningen weer minder waard worden, wat vervolgens de vermogensongelijkheid weer doet toenemen? Zo ja, op welke manier kunt u deze ongelijkheid verkleinen en kan de NHG hier een rol in spelen?
Klopt het dat regelingen voor Energie Besparende Maatregelen in 2009 nog voor 35% naar lage inkomens ging en in 2021 nog maar slechts voor 1,7%? Zo ja, deelt u de mening dat dit direct moet veranderen? Zo ja, hoe gaat u eventueel samen met uw collega bewindslieden dit bewerkstellingen?
Deelt u de mening dat regelingen voor Energie Besparende Maatregelen voornamelijk ingezet moet worden voor woningen met een energielabel D of slechter, omdat daar de meeste winst valt te behalen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welke adviezen heeft u van de NHG meegekregen en welke adviezen bent u bereid serieus te onderzoeken?
Het bericht ‘Kabinet overweegt met dwang bouwlocaties aan te wijzen’ |
|
Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kabinet overweegt met dwang bouwlocaties aan te wijzen»?1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Overweegt u over te gaan tot het dwingend aanwijzen van bouwlocaties?
De verantwoordelijkheid om te zorgen voor voldoende bouwlocaties ligt primair bij gemeenten en provincies. Om de regie op de woningbouw te versterken maak ik afspraken met provincies en gemeenten om te zorgen voor voldoende bouwlocaties voor de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, versnelling van de woningbouw tot 100.000 woningen per jaar en voldoende betaalbare woningen. Hiermee versterk ik de samenwerking tussen de verschillende overheden.
Mocht het zijn dat er een impasse ontstaat over een belangrijke bouwlocatie dan kan het soms nodig zijn om een knoop door te hakken. In dat geval bevat de Wro en de Omgevingswet de bevoegdheid voor Rijk en provincies om een locatie aan te wijzen voor woningbouw. Waar nodig ben ik bereid om die bevoegdheid in te zetten. Aanwijzingen brengen echter een langdurig juridisch proces met zich mee. Ook in kader van de versnelling van de woningbouw is het dus beter dat partijen er lokaal samen uitkomen. Hierop zal dan ook altijd eerst worden ingezet.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze u samen met de gemeenten en provincies gaat komen tot de aanwijzing van die locaties? Gaat het hier ook om het opheffen van provinciale of gemeentelijke belemmeringen voor het beschikbaar maken van kansrijke locaties?
Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 2 ligt de verantwoordelijkheid voor het zorgen voor voldoende bouwlocaties primair bij gemeenten en provincies. Bij de locatiekeuzes houden zij rekening met een breed scala aan criteria waaronder ontsluitingsmogelijkheden, het water- en bodemsysteem en landschappelijke waarden. Wanneer het aantal bouwlocaties achterblijft, of wanneer er een impasse ontstaat over een belangrijke bouwlocatie, zal ik dit bespreken met de desbetreffende provincies en gemeenten. Gedurende dit gezamenlijke bestuurlijke gesprek kunnen lokale of provinciale belemmeringen besproken worden. Daarbij zal ik kijken naar het opheffen van deze belemmeringen.
Kunt u toelichten welke criteria u hanteert voor potentieel aanwijsbare bouwlocaties?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de aan te wijzen locaties naast binnenstedelijke locaties ook meer buitenstedelijke locaties? Zo ja, gaat dit om nieuwe buitenstedelijke gebieden? Zo nee, hoe wordt de afweging gemaakt om wel binnenstedelijke en geen buitenstedelijke locaties aan te wijzen?
Om het woningtekort in te kunnen lopen moet in heel Nederland gebouwd worden, zowel binnen- als buitenstedelijk. Bouwen «in het weiland» is geen taboe: 35 tot 40% van de huidige woningbouwplannen ligt buiten bebouwd gebied. Zowel voor binnenstedelijke als voor buitenstedelijke locaties is het van belang dat deze kansrijk zijn om versneld woningbouw te kunnen realiseren.
Zoekt u naar locaties die kansrijk zijn in relatie tot vergunningverlening (inpassing, bodemdaling en stikstof)?
Zeker. Om te komen tot een versnelling van de woningbouw is het nodig te kijken naar locaties waar snel woningen gerealiseerd kunnen worden. De kansrijkheid van de vergunningverlening speelt hier een belangrijke rol in. Daarnaast is het belangrijk aan te sluiten bij de (regionale) behoefte.
Hoe gaat u er per bouwlocatie voor zorgen dat vervoer, mobiliteit en ontsluiting integraal onderdeel uitmaken van de planning, gelet op het feit dat deze locaties goed bereikbaar moeten zijn om het voor mensen aantrekkelijk te maken daar ook daadwerkelijk te gaan wonen?
Om ervoor te zorgen dat de nieuw te bouwen woningen ook goed bereikbaar worden is in het coalitieakkoord € 7,5 miljard beschikbaar gesteld voor goede ontsluiting van nieuwe woningen in de 15 grootschalige woningbouwgebieden en daarbuiten. Bij de besteding van de € 7,5 miljard nemen we de effecten van locaties op het hoofdwegen- en spoornetwerk nadrukkelijk mee. We bouwen daarbij bij voorkeur in de nabijheid van bestaande infrastructuur en knooppunten.
Voor de korte termijn worden in heel Nederland versnellingsafspraken gemaakt die gericht zijn op woningbouwplannen waar we versnelling kunnen bereiken met financiële ondersteuning van bovenplanse bereikbaarheidsmaatregelen. Ook is bij de ontwikkeling van de 15 grootschalige woningbouwgebieden aandacht voor de bereikbaarheid. Voor deze gebieden geldt veelal dat investeringen in de bereikbaarheid nodig zijn om te voorkomen dat het mobiliteitssysteem (verder) vastloopt. Op dit moment ben ik met andere departementen, het IPO, de VNG, vervoerregio’s en de Unie van Waterschappen in gesprek om te komen tot een afweegkader hoe de beschikbare rijksmiddelen in te zetten in deze gebieden.
Gaat u bij het aanwijzen van bouwlocaties kijken naar uitleglocaties (zoals Rijnenburg en Gnephoek) en uitbreidingslocaties bij M50 of K80 gemeenten waar de (basis) infrastructuur al aanwezig is?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 5 moet er in heel Nederland gebouwd worden om het woningtekort in te lopen, zowel binnen- als buitenstedelijk. Daarbij heeft bouwen in de nabijheid van bestaande infrastructuur en knooppunten de voorkeur.
Op welke manier wordt bij de aanwijzing van de bouwlocaties rekening gehouden met de doelstelling uit het coalitieakkoord van 2/3 betaalbare woningen? Wordt er daarnaast rekening gehouden met de aandachtsgroepen die nu moeilijk aan een huis kunnen komen?
Onderdeel van de, in beantwoording van vraag 2 genoemde, afspraken met provincies en gemeenten zijn afspraken over voldoende betaalbare woningen. Voor wat betreft deze afspraken is het uitgangspunt dat die aansluiten op de regionale behoefte. Landelijk gezien komt dit erop neer dat we ernaar streven dat twee derde van de woningbouw bestaat uit betaalbare woningen, verdeeld over 250.000 sociale huurwoningen en 350.000 betaalbare koop- en middenhuurwoningen.
Gemeenten hebben verschillende instrumenten om erop te sturen dat de bouwlocaties die zij opnemen in hun ruimtelijke plannen ook voldoende betaalbare woningen bevatten, bijvoorbeeld door regels te stellen over prijssegementering in de bestemmingsplannen. Daarnaast bereid ik het wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting voor. Waar nodig bezie ik daarbij of aanvulling op de bestaande instrumenten nodig is.
Met provincies en gemeenten maak ik ook afspraken over de huisvesting van aandachtsgroepen. In het programma een thuis voor iedereen licht ik mijn ambities met betrekking tot de huisvesting van aandachtsgroepen verder toe.
Op welke stevigere maatregelen stuurt u aan om sneller te bouwen?
In het programma woningbouw heb ik verschillende maatregelen benoemd om sneller tot meer woningen te komen. Deze maatregelen zijn:
Daarnaast wordt er nog meer dan voorheen ingezet op flexwonen, transformaties, en de inzet van het Rijksvastgoedbedrijf.
Hoe verhouden deze maatregelen zich tot het onlangs opgestelde programma woningbouw?
De maatregelen zijn onderdeel van het programma woningbouw. De bij antwoord 10 genoemde maatregelen maken onderdeel uit van actielijn 3 «Sneller van initiatief naar realisatie».
Op welke wijze kijkt u naar welke kansen buitenstedelijke gebieden bieden voor sneller en goedkoper komen tot het bouwen van betaalbare woningen?
Ik maak prestatieafspraken met provincies en gemeenten over de bouw van 900.000 woningen, waarvan twee derde betaalbaar. Deze betaalbare woningen kunnen zowel binnen- als buitenstedelijk gebouwd worden. Daarbij wordt dus ook nadrukkelijk naar kansrijke buitenstedelijke locaties gekeken. Hierbij wordt rekening gehouden met de lokale behoefte en de snelheid waarmee de woningen gerealiseerd kunnen worden.
Hoeveel bouwproductie is er per jaar meer nodig dan de huidige 100.000 woningen om alle groepen te huisvesten? Indien u hier geen zicht op heeft, hoe gaat u dat in kaart brengen?
Het tekort aan woningen is in de PRIMOS-prognose van oktober 2021 geraamd op 279.000 woningen, oftewel 3,5% van de woningvoorraad. Om zowel de toename van het aantal huishoudens op basis van deze prognose als de vervangingsvraag door onder andere sloop op te vangen en het woningtekort terug te dringen tot een gezond evenwicht zijn er tot en met 2030 ongeveer 900.000 woningen nodig2. Gemiddeld zijn dit 100.000 woningen per jaar. Ten opzichte van de bouwproductie van 80.000 woningen in 2021 zijn dit 20.000 extra woningen per jaar.
Hoeveel meer tijdelijke woningen, dan de 15.000 woningen die in het coalitieakkoord zijn afgesproken, kunnen er worden gebouwd?
De komst van Oekraïense vluchtelingen vergroot de urgentie om de in het programma woningbouw aangegeven inzet op tijdelijke woningen te versnellen. Het streven om deze kabinetsperiode naar 15.000 flexwoningen per jaar toe te groeien wil ik dus naar voren halen. Daarover ben ik in overleg met gemeenten en de bouwsector. Uit een quickscan die ik heb laten uitvoeren blijkt dat er bij conceptuele- en industriële bouwers nog potentieel is om op te schalen, maar daarbij heb ik niet alleen naar tijdelijke of flexwoningen gekeken. Of het nodig is om meer dan 15.000 flexwoningen per jaar te bouwen, zal mettertijd moeten blijken.
Waar ziet u nog kansen en mogelijkheden om meer woningen te realiseren met behulp van transformaties?
In het programma woningbouw is de ambitie opgenomen om het aantal transformatiewoningen te laten toenemen tot 15.000 per jaar. Voor de zomer kom ik met een Nationaal Transformatieplan waarin deze ambitie verder uitgewerkt wordt.
De berichtgeving dat de woningbouw in gevaar komt door te weinig grind en zand. |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Komt woningbouw in gevaar door te weinig grind en zand? Provincies geven niet genoeg vergunningen af voor winning» en «Meer bouwen? Zonder nieuwe vergunningen is het grind straks op»?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat er over vijf jaar in Nederland een tekort aan zand en grind ontstaat, omdat bestaande vergunningen voor zand- en grindwinningen niet worden verlengd en nieuwe vergunningen niet worden verstrekt?
Om hier een goed beeld van te kunnen vormen, is op mijn verzoek overleg gevoerd met de branchevereniging Cascade en de provincies Gelderland, Overijssel en Limburg. Uit dit overleg volgt dat er behoefte is aan een landelijk inzicht in de vraag naar zand en grind en het aanbod op de midden en lange termijn. Hiervoor wordt op dit moment een monitoringssysteem opgezet. Dit systeem moet ook antwoord geven op de vraag of er voldoende vergunningen zijn of worden verleend voor de zand- en grindwinning.
Deelt u de mening dat Nederland, gezien de hoge woningnood en de grote infrastructurele ambities, zich geen tekort aan primaire bouwgrondstoffen, zoals zand en grind, kan permitteren?
Ja, uw mening dat de beschikbaarheid van voldoende grondstoffen belangrijk is voor het realiseren van onze woningbouwopgave en de aanleg van infrastructurele werken wordt gedeeld. Tegelijkertijd onderstreept dit het belang van samen met de markt toewerken naar een circulaire economie, juist om minder afhankelijk te zijn van fossiele en minerale grondstoffen.
In hoeverre wordt er op dit moment landelijke regie gevoerd op de vergunningsruimte voor zand- en grindwinningen, en hoe wordt dit nationale grondstoffenbeleid doorvertaald in de taakstelling van de regionale overheden om de vergunningsruimte te bewaken?
Vanaf 2003 is de regie van het Rijk op het winnen van zand en grind afgebouwd en in 2008 beëindigd. Sinds 2003 wordt door het Rijk ook geen «Structuurschema Oppervlakte Delfstoffen» (SOD) meer uitgebracht. Het ontwikkelen van ontgrondingsprojecten is vanaf dat moment overgelaten aan de markt, in afstemming met het bevoegde gezag. Voor de Rijkswateren – exclusief het winterbed van de grote rivieren – is Rijkswaterstaat het bevoegd gezag en voor de overige delen van Nederland is dit de provincie.
Klopt het dat de nationale overheid op dit moment geen overzicht heeft van het totaal aantal vergeven vergunningen voor zand- en grindwinningen? Zo ja, hoe bent u van plan om dit zo spoedig in kaart te brengen?
Na de afbouw van de regie van het Rijk op het winnen van zand en grind in 2003 is de monitoring door het Rijk nog tot en met 2017 voortgezet. Om het landelijk overzicht opnieuw te verkrijgen wordt momenteel gewerkt aan het opzetten van een nieuw landelijk monitoringssysteem.
Deelt u de mening dat het de taak is van de rijksoverheid om de zand- en grindwinning en eventuele tekorten te monitoren, en waar nodig bij te sturen?
De rol van het Rijk is om voorwaarden te scheppen waaronder de winning van delfstoffen betrouwbaar, betaalbaar, ecologisch verantwoord en veilig kan plaatsvinden. Met een nieuw op te zetten landelijk monitoringssysteem zal worden getoetst of aan de voorwaarden wordt voldaan en wordt bekeken of de vraag naar en het aanbod van zand en grind op de midden en lange termijn voldoende op elkaar zijn afgestemd. Bij knelpunten in het vergunningsverleningsproces voor de zand- en grindwinning overlegt mijn ministerie samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) met de provincies Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg en branchevereniging Cascade over mogelijke oplossingen.
Bent u bereid om bouwgrondstoffenwinning toe te voegen aan de onderwerpen waar aanvullende Rijksregie en bijbehorend instrumentarium op nodig is? Zo ja, hoe gaat u deze regierol vormgeven?
De regierol op de winning van oppervlaktedelfstoffen ligt op dit moment bij de provincies en de marktpartijen. Op dit moment is er geen aanleiding om dit te wijzigen. Wel denkt mijn ministerie graag mee over lange termijn mogelijkheden en strategieën.
Welk ministerie heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het monitoren van bouwgrondstoffenwinning?
Het Ministerie van IenW is verantwoordelijk voor het beleid voor de boderm/ondergrond, waaronder ontgrondingen (vanuit de Ontgrondingenwet). De Minister voor VRO is stelselverantwoordelijk voor ruimtelijke ordening. Een monitoringsystemen voor de zand- en grindwinning wordt opgezet door het Ministerie van IenW.
Heeft u zicht op de export vanuit Nederland van zand en grind? Zo ja, kunt u aangeven in welke hoeveelheden en naar welke landen dit plaatsvindt? Zo nee, is het niet raadzaam hier zicht op te krijgen?
Nederland was in 2020 een netto importeur van grind en heeft alleen naar België grootschalig meer zand geëxporteerd dan geïmporteerd. In 2019 werd er 5.4 miljoen ton zand en 137 duizend ton grind geëxporteerd. Hiervan waren de grootste afnemers België, met 4.6 miljoen ton zand en 107 duizend ton grind, en Duitsland met 122 duizend ton zand en 21 duizend ton grind.3 De gegevens hierover worden jaarlijks door het CBS verzameld.
Het dreigende tekort aan zand en grind |
|
Peter de Groot (VVD), Erik Haverkort (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Eén Vandaag van zaterdag 2 april 2022?1
Ja.
Klopt het dat bestaande winvergunningen aflopen en er binnen vijf jaar een tekort aan zand en grind zal ontstaan?
Om hier een goed beeld van te kunnen vormen, heeft mijn ministerie eerst overleg gevoerd met de branchevereniging Cascade en de provincies Gelderland, Overijssel en Limburg. Uit dit overleg volgt dat er behoefte is aan een landelijk inzicht in de vraag naar zand en grind en het aanbod op de midden en lange termijn. Hiervoor wordt op dit moment een monitoringssysteem opgezet. Dit systeem moet ook antwoord geven op de vraag of er voldoende vergunningen zijn of worden verleend voor de zand- en grindwinning.
Wat vindt u van het door Cascade geschetste beeld dat het dalend aantal winvergunningen wordt veroorzaakt door te hoge verwachtingen van de circulaire economie, het ontbreken van voldoende capaciteit en kennis bij provincies en het ontbreken van centrale regie door het Rijk?
In de gesprekken met branchevereniging Cascade en de provincies is een tekort aan capaciteit en kennis niet als knelpunt benoemd. Het aanbod aan herbruikbare bouwstoffen (door sloop) versus de productie van primaire grondstoffen is wel besproken. In de vervolggesprekken wordt de mogelijke invloed hiervan op het aantal winprojecten verder verkend. Hierbij zal ook de regierol aan bod komen.
Kunt u de Kamer een prognose geven van de benodigde hoeveelheden zand en grind voor de komende jaren, gebaseerd op de in het coalitieakkoord opgenomen investeringen in infrastructuur en woningen en daarbij aangeven op welke manier wordt voorzien in de behoefte aan zand en grind?
Op dit moment wordt – in samenwerking met kennisinstituten en brancheorganisaties – de behoefte aan zand en grind in beeld gebracht. De Kamer zal voor het eind van het jaar over het resultaat worden geïnformeerd.
Klopt het dat slechts 20% van de benodigde grondstoffen gewonnen kan worden uit sloop en dat 80% gewonnen wordt uit afgravingen? Welke maatregelen neemt u om meer circulariteit in de grondstoffenketen van zand en grind te bewerkstelligen? Zijn er voldoende substituten beschikbaar, en zo ja welke, voor het geval er minder gewonnen kan worden uit afgravingen?
Circulair bouwen gaat verder dan alleen hergebruik van materiaal bij sloop, want hergebruik is inderdaad vaak niet voldoende om volledig in de vraag te voorzien. Circulair bouwen richt zich ook op bouwen met minder materialen, het gebruik van materialen met minder milieu-impact (zoals CO2-arm beton) en materialen die beter voorradig zijn en snel aangroeien zoals hout en plantvezels. Er wordt op meerdere manieren gewerkt aan het stimuleren van circulair bouwen en het gebruik van circulaire grondstoffen. Dit wordt in samenwerking met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bijvoorbeeld via het Transitieteam Circulaire Bouweconomie gedaan, waarin we samenwerken met kennisinstellingen en sectorpartijen. Ook de zogenaamde buyer group biobased bouwmaterialen2, het Lenteakkoord 2.0 circulair industrieel bouwen en de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen zijn voorbeelden van de inzet op dit thema, waarbij ook expliciet wordt samengewerkt met gemeenten en provincies.
Kunt u aangeven op welke manier het Rijk met de provincies in gesprek is over het verlenen van voldoende winvergunningen?
Op dit moment is mijn ministerie in gesprek met de provincie Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg en de branchevereniging Cascade. De gesprekken verlopen constructief en er is vertrouwen dat we samen een tot een oplossing komen. Voor een vervolggesprek worden ook gemeenten en Rijkswaterstaat uitgenodigd.
Kunt u garanderen dat de ambities uit het coalitieakkoord voor infrastructuur en woningbouw niet in gevaar zullen komen door een tekort aan zand en grind?
Er is veel belangstelling ervoor dat belemmeringen voor de woningbouwproductie zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom voert mijn ministerie gesprekken met de provincies en sector om de problematiek scherp te krijgen en oplossingen te vinden voor mogelijke knelpunten.
Het bericht ‘Grondeigenaren moeten opdraaien voor drugsafval op hun terrein’ |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Grondeigenaren moeten opdraaien voor drugsafval op hun terrein»1, 2 en «Hij weet van niks, maar is verantwoordelijk voor alles» in Trouw van 31 maart?
Ja.
Bent u het met ons en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten eens dat het niet de bedoeling kan zijn dat onschuldige inwoners, of andere particulieren, de dupe worden van de alsmaar zwaardere en brutalere ondermijnende drugscriminaliteit als het met name gaat om drugsdumpingen? Zo ja, hoe wilt u dit aanpakken en voorkomen?
Ja; onschuldige inwoners mogen niet de dupe worden van ondermijnende drugscriminaliteit. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken.3 Door de ondermijnende criminaliteit keihard aan te pakken wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, wat naar verwachting resulteert in minder dumpingen.
Het hangt van de specifieke omstandigheden af welke verantwoordelijkheid op een perceeleigenaar rust ten aanzien van de gevolgen van drugsdumpingen. Sinds 2015 wordt vanuit het Rijk geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade (zie ook het antwoord op vraag 5).
Is het juist dat de schadevergoeding van maximaal 25.000 euro in 2021 in veel gevallen toereikend was, maar dat deze ook in negen gevallen niet toereikend was waardoor particulieren, natuurorganisaties of lokale overheden ernstig gedupeerd zijn? Zo nee, wat zijn dan de gegevens die u bekend zijn? Is hieruit gebleken dat het aantal drugsdumpingen in de afgelopen jaren is toegenomen?
Navraag bij het IPO en BIJ12 als uitvoerder van de Regeling leert dat de Regeling voor het merendeel van de drugsdumpingen toereikend was. In 2021 waren er 64 aanvragen, waarvan 12 aanvragen de 25.000 euro overschreden (met een maximumbedrag van 190.000 euro). Daarnaast waren er in 2021 twee situaties bekend waar de kosten de grens van 25.000 euro zeer ruim overschrijden, waaronder de situatie in Zundert die de aanleiding vormde voor deze Kamervragen. Uit cijfers van de politie blijkt dat het aantal drugsdumpingen 206 in 2017, 292 in 2018, 191 in 2019, 178 in 2020 en 208 in 2021 betrof. Het is van belang hierbij op te merken dat dumpingen onderling enorm verschillen in aard en omvang. Al deze dumpingen tellen in dezelfde mate mee in bovenstaande cijfers.
De politie geeft aan dat er in 2021 weliswaar meer dumpingen hebben plaatsgevonden, maar dat het vermoeden bestaat dat het volume van het totaal aangetroffen drugsafval minder is dan het voorgaande jaar.
Bent u met ons van mening dat bij grootschalige drugsdumping dit niet alleen gevolgen heeft voor de grondeigenaar maar ook voor mens en natuur in de omgeving van de locatie? Ziet u derhalve dat er dus ook een maatschappelijk belang is om zo snel mogelijk tot zorgvuldig opruimen over te gaan en dat onduidelijkheid over de vergoeding van hoge kosten hierin een reële belemmering kan vormen?
Ik ben met u eens dat er gevolgen kunnen zijn voor mens en natuur in de omgeving van een locatie waar een grootschalige drugsdumping heeft plaatsgevonden. Deze risico’s moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het is aan het bevoegd gezag om op een goede manier invulling te geven aan wat in de lokale situatie nodig is. Een eventuele belemmering daarin als gevolg van onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor deze kosten is uiteraard onwenselijk. Zie onder vraag 5 over lopende gesprekken hierover.
Welke rol heeft de rijksoverheid volgens u wanneer gemeenten, provincies of juist particulieren een beroep doen op expertise en financiële hulp wanneer zij te maken krijgen met grootschalige drugsdrumping op hun grondgebied?
Het Rijk heeft geen wettelijke verantwoordelijkheid voor het financieren van de schade van drugsafvaldumpingen. Sinds 2015 wordt er vanuit het Rijk desalniettemin geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter cofinanciering van de geleden schade. Vanaf 2019 kunnen particulieren 100% van de kosten vergoed krijgen en gemeenten 50% tot een maximum van 25.000 EUR. BIJ12, als uitvoeringsorganisatie van het Interprovinciaal Overleg, voert deze Regeling uit. We zien sinds vorig jaar dat de kosten van het opruimen van sommige drugslozingen het maximum van 25.000 EUR overschrijdt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek. In deze gesprekken zal ook de behoefte aan landelijke expertise verkend worden. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, voor de zomer informeren over de stand van zaken hiervan.
Bent u bereid de rechtsbescherming van grondeigenaren die te maken krijgen met grootschalige drugsdumpingen of extreme vervuiling vorm te geven op een manier die meer aansluit bij het algemeen rechtsgevoel dan op dit moment het geval is in de Wet bodembescherming? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, vindt u dat de huidige wetgeving voldoende rechtsbescherming biedt?
In het geval van drugsafvaldumpingen zijn, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie wie er verantwoordelijk is voor het opruimen van het afval. De problematiek van dit soort grootschalige drugslozingen, met grote gevolgen voor bodem en water, is relatief nieuw. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, ben ik over deze problematiek in gesprek met betrokken partijen. Als uit deze gesprekken juridische knelpunten naar voren komen, zal ik uw Kamer hier, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over informeren.
Is het bedrag van één miljoen euro voor schadevergoeding bij drugsafval in 2021 genoeg gebleken, of was er sprake van onderuitputting danwel overuitputting van de regeling in 2021? Zo ja, hoe is hiermee omgegaan? Zo nee, hoe zal in de toekomst met eventuele onder- dan wel overuitputting worden omgegaan? Hoe vaak is er in 2022 al een beroep gedaan op de schadevergoeding?
In 2021 is er 517.000 euro uitgekeerd, dit betekent dat er een onderuitputting was van 483.000 euro. Navraag leert dat dit mede komt doordat er een maximum vergoeding van 25.000 euro geldt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3. Ook speelt mee dat elke provincie een eigen Regeling (met identieke inhoud) heeft en de verdeling van het geld met een verdeelsleutel over de provincies geschiedt. De verdeelsleutel is gemaakt op basis van historische cijfers van drugsdumpingen in de twaalf provincies. Dit betekent dat het subsidieplafond bij de ene provincie al bereikt kan zijn, terwijl de andere provincie nog wel financiële ruimte heeft op basis van de Regeling. Om problematiek over de verdeelsleutel in de toekomst te voorkomen, zijn de uitvoeringsorganisaties in gesprek over een andere techniek achter de Regeling. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven zijn we in gesprek over de bredere problematiek met betrokken partijen. Hierbij is ook aandacht voor de vraag of het huidige budget toereikend is. In 2022 is er tot dusver 22 keer een aanvraag gedaan voor subsidie van de opruimingskosten van drugsafval.
Bent u bereid te komen met een regeling voor particulieren en lokale overheden waarin maatwerk wordt geleverd wanneer grondeigenaren te maken krijgen met grootschalige drugsdumpingen en/of -vervuilingen op hun perceel? Zo ja, op welke wijze, binnen welke termijn en bent u bereid om maatwerk te leveren als het gaat om de hoogte van de vergoedingen?
Zoals aangegeven bij vraag 5 zijn mijn ambtenaren samen hun collega’s van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van IenW, informeren over de uitkomsten hiervan.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘NAM zet Rijk onder druk om in Groningen minder huizen te versterken’ |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NAM zet Rijk onder druk om in Groningen minder huizen te versterken»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de getroffen inwoners van het aardbevingsgebied in Groningen die zich afvragen of hun woning ooit nog veilig bewoond kan worden?
Ik begrijp deze zorg van bewoners. Het is daarom van belang mensen zo snel als mogelijkheid zekerheid te geven over de veiligheid van hun woning.
Heeft de druk van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op het Rijk ervoor gezorgd dat de versterkingsoperatie in het aardbevingsgebied in Groningen vertraging heeft opgelopen? Zo ja, welke invloed heeft dit op de veiligheid van de woningen in het getroffen gebied?
De reactie van NAM op de versterkingsoperatie heeft geen gevolgen voor de uitvoering door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), laat staan de veiligheid van de woningen. De NCG en gemeenten voeren de versterking uit. NAM staat op afstand van de uitvoering. Het Rijk belast de kosten van de versterkingsopgave door aan NAM. Doorbelasting vindt achteraf plaats en staat nadrukkelijk los van de uitvoering van de versterkingsoperatie door de NCG en de gemeenten.
Hoe beoordeelt u het verweer van de NAM dat de overheid met verouderde normen werkt waardoor de NAM het geld niet uit zou hoeven keren?
Dit betoog van NAM is onjuist. De laatste inzichten worden gebruikt bij de versterkingsoperatie. NAM moet de volledige kosten voor de versterkingsoperatie betalen. Het Rijk en NAM verschillen hierover van mening. NAM is inmiddels een arbitrage gestart (Kamerstuk 33 529, nr. 947). De discussie zal in het kader van deze arbitrage verder worden gevoerd.
Biedt de huidige constructie, waarbij de NAM via een joint venture voor de schades en versterking blijft betalen, maar waarbij de overheid bepaalt welke schade door aardbevingen wordt veroorzaakt, aanwijst welke huizen onveilig zijn en hoe die huizen moeten worden versterkt, nog wel voldoende grondslag om de NAM op te laten draaien voor alle versterkingskosten?
NAM betaalt de kosten voor schade op grond van een heffing die wordt opgelegd op grond van de Tijdelijke wet Groningen. De versterkingskosten worden nog gefactureerd op grond van de interim- betaalovereenkomst Groningen. Als de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, in werking is getreden worden ook de kosten voor versterken via een wettelijke heffing op NAM verhaald. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 33 529, nr. 916) voldoen de wettelijke heffing en juridisch bindende overeenkomsten met NAM om de kosten voor de versterking te verhalen.
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen de Staat en de NAM nu dit najaar naar buiten kwam dat beide partijen zich voorbereiden op een juridische strijd?2
NAM en de Staat verschillen van mening over de uitvoering van het schadeherstel en de versterking. Bij brief van 31 maart 2021 heeft de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat de mogelijkheid dat de discussies met NAM uitmonden in juridische procedures reëel is en dat het kabinet zich daarop voorbereidt (Kamerstuk 33 529, nr. 866). In mijn brief van 4 februari jl. heb ik aangegeven teleurgesteld te zijn in de keuze van NAM de kosten juridisch te betwisten (Kamerstuk 33 529, nr. 947). Het staat NAM echter vrij dit te doen. Dit verandert niets aan de opstelling van de Staat dat alle kosten die in rekening kunnen worden gebracht bij NAM, in rekening worden gebracht.
Deelt u de zorg van de getroffen inwoners dat een juridische strijd de versterkingsoperatie alleen maar langer laat duren? Hoe voorkomt u dat inwoners van het aardbevingsgebied de dupe worden van onduidelijke afspraken tussen de Staat en de NAM?
Veel bewoners wachten al lang op de versterking van hun huis. Bewoners voelen zich onveilig in hun eigen huis. Daarom wordt door de NCG alles op alles gezet om met de regionale overheden de versterking te versnellen.
De noodzakelijke versnelling is niet afhankelijk van NAM. Het standpunt van NAM over de versterkingsoperatie heeft geen gevolgen voor de uitvoering door de NCG. De NCG en gemeenten voeren de versterking uit, discussies over de kosten worden achteraf met NAM gevoerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Kunt u zich voorstellen dat inwoners van het aardbevingsgebied in Groningen het vertrouwen in de overheid kwijtraken?
Het vertrouwen in Groningen kan alleen hersteld worden door uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. Daarom is het zo van belang dat NAM geen invloed meer heeft op de ingezette koers in Groningen. De discussie met NAM wordt met het ministerie gevoerd maar heeft geen gevolgen voor Groningers.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de getroffen inwoners van het aardbevingsgebied zo snel mogelijk weer in een veilige woning kunnen wonen?
Het meerjaren versterkingsplan (MJVP), waarover toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer eind vorig jaar heeft geïnformeerd, bevat de planning om de versterkingsoperatie in 2028 af te ronden (Kamerstuk 33 529, nr. 911). Op 29 maart 2022 heb ik uw Kamer tevens geïnformeerd over de aanpak van de NCG om te zorgen dat daarvoor voldoende uitvoeringscapaciteit beschikbaar is (kenmerk 2022Z06012).
Uw Kamer ontvangt voor het commissiedebat van 19 mei 2022 nog een brief met de meest recente stappen om vaart te brengen in de versterkingsoperatie.
Huurdersvoordracht |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vesteda stopt met huurdersvoordracht» van 30 maart jl. waarin wordt aangegeven dat verhuurder Vesteda stopt met huurdersvoordacht omdat bestaande huurders nieuwe huurders voordragen in ruil voor hoge bedragen sleutelgeld?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke praktijken zeer onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
De toenemende krapte op de woningmarkt brengt (kandidaat-)huurders in een zwakke positie. Hier kan misbruik van worden gemaakt door verhuurders, maar ook door huurders die al een woning hebben. In dit geval is het de zittende huurder die misbruik maakt van de situatie door van de kandidaat-huurder te eisen dat hij overnamekosten betaalt voor de stoffering die niet in verhouding staan tot de reële kosten. Dit is onwenselijk en ik ben verheugd om te vernemen dat Vesteda hiertegen optreedt en dat andere verhuurders dit voorbeeld volgen.
Komt het vragen van sleutelgeld door zittende huurders aan nieuwe huurders op grote schaal voor in Nederland?
Het voordragen van huurders door huurders is een bestaande praktijk. De excessen waarbij huurders misbruik maken van de zwakke positie van kandidaat-huurders op de woningmarkt is echter een verschijnsel dat zich juist recent manifesteert en dat voortkomt uit de krapte op de woningmarkt. Ik heb geen inzicht in de aantallen waarin het vragen van sleutelgeld door huurders voorkomt. Omdat ik vooralsnog geen signalen heb ontvangen dat dit op grootschalige wijze plaatsvindt zie ik momenteel geen aanleiding om hier onderzoek naar te doen.
Mocht u het antwoord op vraag 3 schuldig blijven, bent u dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke instrumenten heeft u op dit moment, of heeft u op dit moment nodig, om zulke praktijken tegen te gaan? Kunt u dit toelichten?
Het voordragen van een huurder is niet verboden en kan zorgen voor een soepele overdracht voor de verhuurder. Ook is het op basis van het verbintenissenrecht niet verboden om overnamekosten te vragen, bijvoorbeeld voor stoffering.
Om deze reden zie ik geen aanleiding om huurdersvoordracht af te schaffen. Wel heb ik in brede zin aandacht voor een betere rechtsbescherming van woningzoekenden en huurders. In het programma betaalbaarheid, waarover ik uw Kamer op korte termijn informeer, neem ik diverse maatregelen om deze rechtsbescherming te verbeteren.
Deelt u de mening dat huurdersvoordracht, gelet op de in het artikel toegelichte risico’s die dit met zich meebrengt, in zijn geheel zou moeten worden uitgebannen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om met de koepelorganisatie IVBN, waar onder andere Vesteda bij is aangesloten, het gesprek aan te gaan om huurdersvoordracht in zijn geheel uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gehad met IVBN hierover en zal met hen in gesprek blijven om signalen over misstanden bij huurdersvoordracht in het zicht te houden.
Deelt u de mening dat het uitbannen van huurdersvoordrachten opgenomen zou moeten worden in de Wet goed verhuurderschap? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel goed verhuurderschap ziet erop dat verhuurders en verhuurbemiddelaars zich op een maatschappelijk verantwoorde wijze gedragen in relatie tot woningzoekenden en huurders bij het aanbieden en verhuren van woon- of verblijfsruimte. In het geval van huurdersvoordracht betreft het een overeenkomst tussen de huurder en kandidaat-huurder, en dus niet tussen verhuurder en huurder. Daarom zie ik geen plek voor het uitbannen van huurdersvoordrachten in het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Verhuurders kunnen wel een verantwoordelijkheid nemen door woningen meer openbaar aan te bieden, zoals Vesteda doet.
De rol van kinderopvang in het integraal huisvestingsplan van gemeenten |
|
Fonda Sahla (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar de toenemende samenwerking tussen het basisonderwijs en de kinderopvang, bijvoorbeeld in een (integraal) kindcentrum?
Een goede samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs is waardevol en van belang voor het realiseren van een doorlopende leer- en ontwikkellijn van kinderen. Dit draagt er aan bij dat kinderen op een passende manier worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. En zo kunnen ouders gemakkelijker en met een gerust hart arbeid en de zorg voor hun kinderen combineren. Deze samenwerking kan op verschillende manieren vormgegeven worden. In het veld wordt dit bijvoorbeeld zichtbaar in de vorm van integrale kindcentra (IKC’s) en door combinatiebanen van pedagogisch medewerker en onderwijsassistent. Dit zijn mooie initiatieven om de samenwerking te intensiveren en verbeteren.
Ziet u de voordelen van deze «alles onder één dak»-oplossing voor de ontwikkeling van kinderen? Zo ja, hoe zorgt u vanuit uw ministerie voor een goede samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor het mogelijk maken van samenwerkingen tussen basisonderwijs en kinderopvang?
Ik zie de «alles onder één dak»-oplossing als een uiting van verdergaande samenwerking tussen de twee velden, die voordelen kan hebben voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij is het altijd van belang om te blijven kijken naar de meerwaarde voor kinderen en voor ouders. Er wordt doorlopend gewerkt aan het verbeteren van de samenhang en samenwerking tussen de kinderopvang en het primair onderwijs. Door de twee verschillende stelsels met andere financiering, cao’s, wet- en regelgeving, toezicht en culturen, kan het samenwerken onder één dak als een uitdaging worden ervaren. In 2017 is het advies van de Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang aangeboden aan de Kamer. Veel van de aanbevelingen daaruit zijn inmiddels behandeld in samenwerking met het Ministerie van OCW, bijvoorbeeld in de vorm van een handreiking over btw-problematiek bij uitwisseling van personeel.
De Ministeries OCW en SZW werken momenteel met een aantal andere partijen1 aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting. Ondanks de verschillen tussen onderwijs en kinderopvang is er al veel mogelijk in de samenwerking onder één dak.
Herkent u dat kinderopvanginstellingen in toenemende mate samenwerken met basisscholen, bijvoorbeeld door het delen van één gebouw, zoals wordt gesteld in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting funderend onderwijs?1 Zo ja, hoe gaat u het delen van een gebouw door kinderopvang en het basisonderwijs vereenvoudigen, door bijvoorbeeld de regels en controle op luchtkwaliteit gelijk te trekken?
Ja, dat herken ik. Zoals beschreven bij het antwoord op vraag twee wordt momenteel gewerkt aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting.
Ten aanzien van uw vraag over de regels en controle op luchtkwaliteit kan ik het volgende toelichten. In de praktijk zijn de ventilatienormen voor kinderopvang en onderwijs gelijk. Voor bestaande schoolgebouwen (met vergunningsverlening tot 2012) geldt wel een lagere capaciteit voor luchtverversing dan voor gebouwen met vergunningverlening vanaf april 2012, maar de waarden die gelden voor onderwijs en kinderopvang zijn hetzelfde. Gezien jonge kinderen (baby’s, peuters) in de kinderopvang minder zelfredzaam zijn, is in het Bouwbesluit voor de kinderopvang een aanvullende bepaling opgenomen, uitgedrukt in CO2-grenswaarden die gerelateerd zijn aan de bovenvermelde luchtverversingscapaciteit. Dat maakt handhaving eenvoudiger. Ook voor scholen kan een dergelijke omrekening van luchtverversingscapaciteit naar CO2-grenswaarden worden gemaakt, maar die is niet aanvullend opgenomen in regelgeving.
In hoeverre sluit de wet- en regelgeving voor de gebouwen van de kinderopvang en het basisonderwijs op elkaar aan en wat kunt u doen om dit beter op elkaar aan te laten sluiten?
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om te voorzien in de huisvesting van door het Rijk bekostigde scholen in hun gemeenten. Dat geldt niet voor organisaties die kinderopvang aanbieden. De school wordt daardoor gehuisvest op basis van een wettelijk recht. De organisatie voor kinderopvang daarentegen dient zelf in huisvesting te voorzien, bijvoorbeeld door het aangaan van een huurovereenkomst. Als wordt gekozen om de school en de kinderopvang in hetzelfde gebouw onder te brengen, bestaat er daardoor een juridisch onderscheid in huisvesting. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 wordt momenteel gewerkt aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden rondom het organiseren en financieren van gezamenlijke huisvesting binnen de huidige wet- en regelgeving.
Klopt het dat gemeenten in een integraal huisvestingsplan wel vooruitkijken naar de huisvesting van het basisonderwijs, maar niet naar huisvesting van de kinderopvang, waardoor kansen om samen te werken kunnen worden bemoeilijkt? Zo ja, wat kunt u doen om de huisvesting voor kinderopvang een rol te geven in het integraal huisvestingsplan, zeker gezien het voornemen in het coalitieakkoord om de relatie tussen opvang en onderwijs te versterken en kinderen een rijke schooldag te bieden?
Integrale huisvestingsplannen (IHP) van gemeenten hebben momenteel een eenjarige doelstelling. In de praktijk zijn er steeds meer gemeenten en schoolbesturen die een IHP voor meerdere jaren samenstellen. De ontwikkeling van gezamenlijke huisvesting is steeds vaker onderdeel van de IHP’s binnen gemeenten. Naast gemeenten en onderwijsorganisaties is het logisch om daar de lokale kinderopvangorganisaties bij te betrekken.
De gemeenten hebben een wettelijke plicht om te voorzien in huisvesting van de door het Rijk bekostigde scholen in hun gemeente. De gemeentelijke voorziening in huisvesting van de school maakt deel uit van de bekostiging van een school. De school betaalt geen huur, maar krijgt in principe het eigendom van het gebouw overdragen om niet, voor de duur dat de school onderwijs verzorgt in het gebouw. Die wettelijke plicht geldt niet voor de kinderopvang.
Veel gemeenten houden bij het voorzien in de huisvesting van scholen rekening met het onderbrengen van andere voorzieningen, zoals kinderopvang. Voor de delen van het schoolgebouw waar de andere voorzieningen zijn ondergebracht, zoekt de gemeente meestal dekking van de financieringskosten. Dit kan bijvoorbeeld door huur te vragen. De gemeente kan kinderopvangorganisaties betrekken bij de planning van nieuwbouw en renovatie van de schoolgebouwen. Op de website van Ruimte-OK staat een handreiking die hierbij kan helpen.3
Mijn ministerie is doorlopend in gesprek met de partijen van de handreiking over huisvesting, onder andere de gemeenten.4 Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van kinderopvang in integrale huisvestingsplannen van gemeenten en hoe hun positie versterkt kan worden.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat kinderopvang van 21 april beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Sanctie-experts: Nederland niet doeltreffend met opsporen Russisch vastgoed’ |
|
Eelco Heinen (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sanctie-experts: Nederland niet doeltreffend met opsporen Russisch vastgoed»?1
Ja.
Waarom betrof het overzicht in de Kamerbrief van 22 maart 2022 alleen meldingen van bevroren tegoeden bij financiële instellingen en niet van vastgoed of andere (luxe)goederen?2
Ten tijde van het versturen van deze Kamerbrief waren hier nog geen cijfers over bekend. De actuele stand van zaken ten aanzien van de opsporing van vastgoed in Nederland van personen en entiteiten op de sanctielijst is verwerkt in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 (Kamerstuk 36 045, nr. 70).
Hoe kan het dat een maand na afkondiging van de sancties tegen Rusland nog steeds onduidelijk is wie Russisch vastgoed in Nederland moet opsporen?
De rolverdeling is helder. Buitenlandse Zaken speelt een coördinerende rol in het sanctiebeleid. Het traceren van vastgoed van Russen op de sanctielijst gebeurt in samenwerking tussen de Ministers van Justitie en Veiligheid, Financiën en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Dit vanwege het feit dat zowel notarissen, banken als het Kadaster een rol hebben bij het traceren van vastgoed en elk onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen.
Notarissen hebben bij de opsporing van Russisch vastgoed een poortwachtersfunctie, aangezien zij geen transacties mogen faciliteren voor personen en entiteiten op de sanctielijst. Samen met de financiële sector zorgen zij ervoor dat de sancties betreffende vastgoed worden nageleefd. Notarissen mogen geen onroerende goederen van gesanctioneerde personen en entiteiten verkopen, verhandelen of verhypothekeren en moeten dit controleren.
Al het vastgoed in Nederland van personen en entiteiten op de sanctielijst is bevroren.
Het Kadaster heeft eveneens een belangrijke rol en draagt – al dan niet via tussenkomst van de dataroom als bedoeld in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 – zorg voor vergelijking van personen en entiteiten op de sanctielijst met personen en entiteiten in de Basisregistratie Kadaster (BRK) en plaatst in het geval van een match een aantekening, zodat het voor elke notaris duidelijk is aan welke vastgoedtransacties geen medewerking mag worden verleend.
Klopt het dat er nog geen verdere afspraken zijn gemaakt binnen de interdepartementale werkgroep, aangesteld als coördinator van de strafmaatregelen tegen Rusland, over wie precies wat doet?
Nee. Op maandag 4 april jl. de Nationale Coördinator voor Sanctienaleving en Handhaving begonnen. Onder zijn leiding wordt de naleving van sancties en het toezicht daarop gestroomlijnd. Op een aantal terreinen is dit al goed geregeld, zoals de financiële sector en de handel in goederen en diensten waar de Douane toezicht op houdt. Door de omvang van het ingestelde sanctiepakket tegen Rusland is gebleken dat de uitvoering van sancties, en met name het toezicht daarop, op een aantal terreinen beter kan.
Met recente sanctieregelingen die door de Minister van Buitenlandse Zaken zijn uitgevaardigd is hierin een eerste stap gezet door het aanwijzen van de bevoegde autoriteit waar dat nog niet was gebeurd: voor kunst en erfgoed, het eigendom van bedrijven en niet-financiële dienstverlening. Daarnaast is de Nationaal Coördinator in gesprek met belanghebbenden zoals beroepsgroepen om te identificeren waar behoefte aan nadere regelgeving bestaat om het toezicht in verschillende sectoren te verbeteren of te bestendigen.
Loopt de samenwerking binnen deze werkgroep volgens u naar wens en wie is volgens u verantwoordelijk voor het opsporen Russisch vastgoed?
Ja. Onder leiding van nationaal coördinator worden sancties en het toezicht daarop gestroomlijnd. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is aangewezen als bevoegde autoriteit voor vastgoed/wonen. Dat betekent in het licht van de verordening dat hij meldpunt is en ontheffingen op bevriezingen kan verlenen. Daarnaast heeft het Kadaster gesanctioneerde personen op de sanctielijst vergeleken met de Basisregistratie Kadaster (BRK). Omdat personen op de sanctielijst eigenaar kunnen zijn van bedrijven die vastgoed bezitten, zijn bij de KVK gegevens over eigendom van bedrijven opgevraagd en heeft onderzoek daarop plaatsgevonden. Uit dit onderzoek blijkt vooralsnog niet dat personen op de sanctielijst rechthebbenden van vastgoed in de BRK zijn.
Klopt het dat er sterke aanwijzingen zijn dat oligarchen in Nederland vastgoed hebben gekocht?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 heeft het Kadaster samen met de KvK onderzoek uit te voeren. Alle bovengenoemde Kadasterchecks hebben ook plaatsgevonden voor wat betreft de BES-eilanden. Ook historische mutaties van natuurlijke personen zijn gecheckt vanaf het moment dat deze op de sanctielijst staan. Deze checks leverden evenwel ook geen resultaat op.
Het is niet uit te sluiten dat personen of entiteiten op de sanctielijst via ingewikkelde eigendomsconstructies alsnog eigenaar blijken te zijn van vastgoed.
Zoals aangegeven in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387, wordt door het datateam actief gezocht naar bezittingen van gesanctioneerde personen en entiteiten, voor het geval die gemist mochten zijn.
Gesprekken met beroepsgroepen als bankiers, makelaars, notarissen, advocaten, trustkantoren en accountants bevestigen het beeld dat Nederland weliswaar een aantrekkelijk internationaal handelsland is, maar geen vastgoedmarkt heeft waar een investeerder ongemerkt een miljard euro aan panden opkoopt. Het beeld is dat snel na het publiceren van de sanctielijst verwerking in hun signaleringssystemen heeft plaatsgevonden en dat er geen reden is te veronderstellen dat er daarna nog grootschalig vermogen kon worden onttrokken.
In de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 is de actuele stand van zaken verwerkt ten aanzien van de opsporing van vastgoed in Nederland van personen en entiteiten op de sanctielijst.
Waarom heeft u het Kadaster nog geen opdracht gegeven om alle Russische bezittingen in kaart te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat landen als Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië doeltreffender te werk gaan? Zo ja, waarom blijft Nederland achter?
Zoals gesteld in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387, is na onderzoek gebleken dat er bij de naleving van sancties in Nederland in het algemeen spoedig en naar behoren is gehandeld door zowel private partijen, de toezichthouders als de uitvoeringsorganisaties. Daarnaast is uit onderzoek en navraag naar voren gekomen er geen sprake lijkt te zijn van substantiële niet bevroren bezittingen van gesanctioneerde rechtspersonen.
Wanneer verwacht u concrete resultaten te kunnen melden over de opsporing en eventuele bevriezing van Russisch vastgoed?
Het kabinet heeft in de brief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 gerapporteerd over de stand van zaken omtrent uitvoering en implementatie van sancties in Nederland. Op gezette tijden zal het kabinet dit blijven doen.
Bent u het eens met de stelling dat het noodzakelijk is om per direct alle onroerende zaken en registergoederen van gesanctioneerde Russen op te sporen in het Kadaster en deze alsnog te bevriezen? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zie antwoord op respectievelijk vraag 3, 6 en 7.
Regels in het bouwbesluit 2012 die in de weg staan bij de opvang van Oekraïense vluchtelingen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van gemeenten die in onzekerheid zitten omtrent het toepassen van regels uit het bouwbesluit 2012 voor tijdelijke crisisopvang van Oekraïense vluchtelingen?
Ja.
Wat is uw standpunt rondom de regels die gehandhaafd moeten worden bij crisisopvang en welke ruimer geïnterpreteerd mogen worden op het vlak bewoonbaarheid?
Omdat er reeds sprake is van minimumeisen voor bestaande bouw, ligt het niet voor de hand eisen opzij te zetten. Met een beroep op gelijkwaardigheid kan een gemeente altijd beoordelen of in een bepaald geval ook op een andere manier (dan de prestatie-eis) voldaan wordt aan de functionele eis die het Bouwbesluit 2012 stelt. In de handreiking die samen met de VNG is gemaakt staan praktische tips: Handreiking Gemeentelijke Opvang Oekraïners (GOO) | Publicatie | Rijksoverheid.nl
De PvdA hoort van gemeenten dat zij op het gebied van herbestemming van gebouwen wel ruimte voelen om ruimer om te gaan met regels, maar dit niet zo voelen bij regels die gelden voor gebouwen die voortvloeien uit het bouwbesluit 2012. Kunt u hierbij aangeven wat er volgens u mogelijk moet zijn en welke standaarden middels een gedoogbeleid tijdelijk verlaagd kunnen worden?
De eisen die aan bestaande bouw worden gesteld zijn de absolute minimumeisen. De regels voor functiewijziging en tijdelijke bouw zijn over het algemeen al lager dan het nieuwbouwniveau, en liggen veelal op het niveau van bestaande bouw. Voor tijdelijke oplossingen kan een beroep worden gedaan op gelijkwaardigheid. Het is aan gemeenten om dit te beoordelen, dat kan bijvoorbeeld in overleg met de brandweer. Voorbeeld is het tijdelijk inzetten van een brandwacht.
Snapt u dat gemeenten het lastig vinden om te bepalen in hoeverre zij bestaande regels aan de kant mogen zetten om opvang te regelen? Zo ja, bent u van plan meer duidelijkheid te scheppen voor gemeenten?
De genoemde handreiking bij antwoord 2 biedt veel noodzakelijke informatie voor de opvang van Oekraïense ontheemden. De VNG heeft aan het opstellen van deze handreiking meegewerkt.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de VNG en/of individuele gemeenten wanneer zij vragen hebben over de eisen voor crisisopvang?
De VNG is vanaf het eerste moment betrokken bij de organisatie en afstemming van de opvang van de vluchtelingenstroom die op gang is gekomen. De eerder genoemde handreiking is dan ook met de VNG opgesteld.
Het bericht ‘Vewin: drinkwater voor 900.000 nieuwe woningen niet zeker’ |
|
Peter de Groot (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vewin: drinkwater voor 900.000 nieuwe woningen niet zeker»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat het vinden en benutten van nieuwe drinkwaterbronnen steeds moeizamer gaat en er daarom onzekerheid heerst of drinkwaterbedrijven straks drinkwater kunnen leveren voor alle nieuwe woningen tot 2030?
Het beschermen van bestaande drinkwaterbronnen en waar nodig het vinden en beschermen van nieuwe drinkwaterbronnen is een belangrijke opgave, die terecht de aandacht vraagt en ook heeft.
Drinkwaterbedrijven hebben op grond van de Drinkwaterwet de plicht aan huishoudens drinkwater te leveren. De drinkwaterbedrijven stellen leveringsplannen op waarin vraag en aanbod per bedrijf is uitgewerkt. De ILT houdt hier toezicht op. Dit is wettelijk geregeld en daarmee is de levering voor ten minste de komende 10 jaar geborgd.
Provincies en drinkwaterbedrijven hebben samen onderzoek gedaan naar de (toenemende) drinkwatervraag en het beschikbare aanbod van bronnen. Provincies wijzen Aanvullende Strategische Voorraden (ASV’s) aan zodat er tot 2040 voldoende grondwater beschikbaar is voor het bereiden van drinkwater. Het Rijk wijst daarnaast Nationale Grondwaterreserves (NGR’s) aan. Daarmee stuurt het Rijk via bodem en water in de ruimtelijke inrichting. Via actielijn 2 van het Programma Woningbouw is er aandacht voor het wegnemen van knelpunten voor de woningbouw (zoals problemen met de levering van drinkwater) en het versnellen van de procedures.
Ook wordt er gekeken naar mogelijkheden voor waterbesparing en welke andere bronnen in de toekomst benut kunnen worden voor de bereiding van drinkwater, zoals het ontzilten van brak water en het uitbreiden van oppervlaktewater-winningen.
Het RIVM heeft onderzocht wat de huidige staat is van de drinkwaterbronnen. Uw Kamer heeft hierover in mei 2021 een rapport ontvangen2. Dit onderzoek gaat vooral in op de kwaliteit van de drinkwaterbronnen. RIVM werkt aan een aanvullend rapport over de beschikbaarheid van bronnen, dat medio 2022 zal worden afgerond. Ik zal uw Kamer hierover informeren in aanloop van het WGO Water. Het beeld uit de onderzoeken is dat klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen de beleidsopgave voor de waterkwaliteit (zowel oppervlaktewater als grondwater) en waterbeschikbaarheid vergroten.
De opgave om voor de ontwikkeling van de bevolking tot 2040 en de daaraan verbonden extra woningen drinkwater te leveren is aanzienlijk en vergt van alle betrokken partijen inzet. Met de genoemde acties van drinkwaterbedrijven, provincies en Rijk wordt hier hard aan gewerkt en met de betrokken overheden volgen we de voortgang via de Stuurgroep Water.
Kunt u toelichten wat de huidige staat is van de drinkwaterbronnen in Nederland en waarom het vinden en benutten van deze bronnen zo veel moeilijker is geworden en steeds moeilijker wordt?
Zie het antwoord op vraag 2.
In hoeverre worden drinkwaterbedrijven op dit moment betrokken bij de plannen van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de bouw van 900.000 woningen tot 2030? Hoe gaat u een goede samenwerking tussen de (drink)watersector en de bouwsector waarborgen?
Drinkwaterbedrijven worden ook vanwege de bescherming van drinkwaterbronnen in het algemeen betrokken bij de ruimtelijke planvorming. En ze hebben via de Drinkwaterwet ook zelf de verantwoordelijkheid om te investeren in de levering van voldoende en veilig drinkwater. De ILT houdt hier toezicht op. Over de investeringsplannen en eventuele knelpunten daarbij vindt afstemming plaats met de drinkwatersector. Hier is tevens aandacht voor in het Programma Woningbouw3 van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het mitigeren van knelpunten voor de woningbouw is onderdeel van actielijn 2 van het Programma.
Hoe gaat u voorkomen dat het watersysteem nog verder onder druk komt te staan bij een nog altijd groeiende economie en bevolking?
De grenzen van het watersysteem zijn op diverse locaties inderdaad bereikt of worden al overschreden. Met een meer verplichtende invulling van de watertoets, het uitwerken van water en bodem als basis voor ruimtelijke inrichting, het zuiniger omgaan met water, het stimuleren van hergebruik én het waterkwaliteitsbeleid wil de rijksoverheid ervoor zorgen dat er een duurzaam evenwicht komt tussen vraag en aanbod van zoet water. Daarnaast komen via de Studiegroep Grondwater de opgaven voor grondwaterkwaliteit en -kwantiteit in beeld en welke (extra) inzet op die opgaven nodig is.
Wat bedragen de concrete plannen om droogte, verzilting en een toenemende watervraag op te vangen?
Het Deltaprogramma Zoetwater heeft als overkoepelend doel om Nederland weerbaar te maken tegen watertekorten. Voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater hebben Rijk en regio het Deltaplan Zoetwater 2022–2027 opgesteld4. Het Deltaplan 2022–2027 omvat meer dan 150 maatregelen die zijn uitgewerkt in de zoetwaterregio's en voor het hoofdwatersysteem, passend bij de nationale en regionale opgaven. Het gaat om een maatregelenpakket van circa € 800 mln, waarvan € 250 mln vanuit het Deltafonds en € 550 mln vanuit de zoetwaterregio’s. De maatregelen geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor waterbeheer, zoals opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het Nationaal Waterprogramma 2022–2027. Uitgangspunt is dat bij de ruimtelijke inrichting en landgebruik meer rekening moet worden gehouden met waterbeschikbaarheid. Daarnaast zullen alle watergebruikers, waaronder landbouw, natuur, industrie en consumenten, zuiniger moeten omgaan met water. De waterbeheerders zullen water beter vasthouden en slimmer verdelen. Bij een fenomeen als klimaatverandering is nooit alle schade te voorkomen. Een bepaalde mate van droogteschade zal geaccepteerd moeten worden.
Heeft u in beeld in hoeverre de drinkwaterbedrijven op dit moment in de drinkwaterbehoefte voor de bouw van nieuwe woningen tot 2030 kunnen voorzien? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit de bouwplannen tot 2030 niet verstoord?
Aan de drinkwaterbedrijven is gevraagd de knelpunten die zij zien in kaart te brengen, zodat er gericht naar oplossingen kan worden gezocht. Vitens heeft een noodkreet richting de Provincie Overijssel geuit dat er al op korte termijn leveringsproblemen ontstaan, onder andere door het niet tijdig beschikbaar komen van vergunningen voor uitbreiding van winningen. De Provincie Overijssel en Vitens zullen de knelpunten op korte termijn verder bespreken.
Het is het van belang om in contact te blijven met de drinkwaterbedrijven om in de gaten te houden waar mogelijk knelpunten gaan ontstaan. Dit contact is nodig op Rijksniveau, maar ook op regionaal en lokaal niveau. In het programma Woningbouw geeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in actielijn 2 aan dat het voorkomen van knelpunten en het versnellen van procedures prioriteit heeft. Samen met de drinkwaterbedrijven zal naar oplossingen worden gezocht voor de knelpunten. Zie ook de beantwoording van vraag 2.
Via de voortgangsrapportage van de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 houd ik zicht op de beschikbaarheid van voldoende en veilige drinkwaterbronnen.
Bent u het eens dat het waarborgen van een goede drinkwaterkwaliteit in Nederland een hoge prioriteit heeft en het als gevolg hiervan een volwaardige plaats verdient in de nadere uitwerking van de Nationale Woon- en Bouwagenda en het programma Woningbouw?
Het is van groot belang dat er voldoende drinkwater is en dat dit van een goede kwaliteit is. Via actielijn 2 van het Programma Woningbouw is er aandacht voor het wegnemen van knelpunten voor de woningbouw (zoals problemen met de levering van drinkwater) en het versnellen van de procedures. Er wordt op dit moment via de bestaande kanalen aan gewerkt om ervoor te zorgen dat de levering van kwalitatief goed drinkwater gegarandeerd blijft voor zowel de nabije als de verre toekomst. Samen met mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening overleg ik hierover met de drinkwaterbedrijven.
Bent u ook van mening dat er dringend nieuwe bronnen voor drinkwater moeten worden aangewezen en beschermd en drinkwaterbedrijven meer ruimte (snellere vergunningverlening en meer financieringsruimte om te investeren in nieuwe productie-, zuiverings- en distributiecapaciteit) moet worden geboden om deze bronnen ook daadwerkelijk te benutten? Hoe verhoudt zich dit tot de aangekondigde watertoets?
Ik onderschrijf de urgentie om te zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende bronnen voor de bereiding van drinkwater. De provincies werken samen met de drinkwaterbedrijven aan een robuuste drinkwatervoorziening. Het proces om strategische voorraden aan te wijzen loopt en is in een aantal provincies afgerond. In de overige provincies gebeurt dit medio 2022. Het betreft een actie die is afgesproken in het kader van de structuurvisie ondergrond (STRONG). De vergunningverlening voor deze grondwateronttrekkingen is een verantwoordelijkheid van de provincies. Vanwege de invloed die een drinkwaterwinning kan hebben op zijn omgeving vergt het realiseren van nieuwe winningen een zorgvuldig gebiedsproces. Het is aan de provincies, drinkwaterbedrijven, waterschappen en omgevingspartners om keuzes te maken over de ruimtelijke inrichting. Er wordt in dit proces ook gekeken naar alternatieve bronnen voor de bereiding van drinkwater, zoals het ontzilten van brak water en het uitbreiden van oppervlaktewaterwinningen en naar de mogelijkheden voor waterbesparing.
De financieringsruimte om te investeren in nieuwe productie-, zuiverings- en distributiecapaciteit is voor de komende jaren voldoende. Met de verhoging van de WACC (Weighted Average Cost of Capital) van 2,75% naar 2,95% is dit eind vorig jaar geregeld. Er is onderzoek gestart naar toekomstbestendige financierbaarheid van investeringen door de drinkwatersector. Daarbij zijn de drinkwaterbedrijven betrokken.
De watertoets verplicht een initiatiefnemer de waterbeheerder vroegtijdig te betrekken. Het is een wettelijk verplicht instrument dat ervoor zorgt dat het belang van water en klimaatadaptatie wordt meegewogen in de relevante besluiten over het fysieke domein. Onder de Omgevingswet wordt de watertoets versterkt, doordat deze is opgenomen in instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Gemotiveerd moet worden waarom het advies van een waterbeheerder eventueel niet wordt gevolgd. Het advies vanuit de waterbeheerder wordt daarmee minder vrijblijvend dan het huidige watertoetsadvies.
Bent u het eens dat – gezien het tien tot vijftien jaar duurt voordat het water van de nieuwe drinkwaterbronnen uit de kraan loopt – er door de rijksoverheid dringend ondersteuning moet komen om samen met provincies aanvullende strategische voorraden aan te wijzen, deze te verankeren en een beschermde status te geven?
Dit proces loopt in het kader van de structuurvisie ondergrond (STRONG). Zie ook het antwoord op vragen 2, 7 en 9.
Heeft u in beeld welke duurzame waterbesparende technieken en innovaties – gericht op het verlagen van het gemiddelde- en piekgebruik en het beter vasthouden en (her)gebruiken van (regen)water – de beschikbaarheid en kwaliteit van drinkwater kunnen verbeteren?
Zoals aangekondigd in de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 wordt gewerkt aan een verkenning naar drinkwaterbesparing waarin naar alle mogelijke maatregelen wordt gekeken om het gemiddeld- en piekgebruik van drinkwater te verlagen. Waterbesparing is een belangrijk instrument om vraag en aanbod beter in balans te krijgen. Deze verkenning wordt samen met betrokken partijen uitgevoerd, zoals de waterbedrijven, provincies, gemeenten en bedrijfsleven.
Het bericht ‘Change= verlengt contract lastige huurders niet’ |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat verhuurder Change= het huurcontract van zogenaamde lastige huurders niet verlengt vanwege hun bezwaar tegen de servicekosten?1
Wat vindt u ervan dat een verhuurder huurcontracten niet verlengt als huurders bezwaar maken tegen de hoogte van de servicekosten?
Klopt het dat een deel van de borg van huurders onterecht door Change= ingehouden wordt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Klopt het dat huurders die vertrekken bij Change= geen positieve verhuurverklaring gekregen hebben? Zo ja, wat vindt u hiervan en deelt u de mening dat Change= dit zo snel mogelijk moet herstellen, inclusief een excuusbrief? Zo ja, bent u bereid om Change= hierop aan te spreken?
Klopt het dat deurwaarders ingezet werden om het verhoogde voorschot aan servicekosten te innen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Klopt het dat huurders door medewerkers van Change= geïntimideerd worden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Welke maatregelen kunt u en gaat u nemen om te voorkomen dat verhuurders het huurcontract niet verlengen omdat huurders klachten uiten of bezwaren indienen?
Acht u het waarschijnlijk dat er meer verhuurders zijn die op dezelfde manier opereren als Change=? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, kunt u onderzoeken hoe vaak dit soort praktijken voorkomen en wie zich hieraan schuldig maken?
Wat kunnen gemeenten doen om foute verhuurders als Change= te weren?
Vindt u dat de gemeenten extra alert moeten zijn op verhuurders zoals Change=, zeker nu Change= aangegeven heeft uitbreidingsplannen te hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bent u bereid om Change= aan te schrijven en niet alleen om uw ongenoegen kenbaar te maken maar hen daadwerkelijk te sommeren hun beleid aan te passen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat Change= meerdere keren in de fout is gegaan en nog steeds community kosten in rekening brengt bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst, terwijl zij hierover door de kantonrechter in het ongelijk gesteld is? Zo ja, kunnen we hieruit concluderen dat er meer en/of betere wettelijk maatregelen moeten komen om huurders beter te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zou u in het licht van het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» Change= een slechte verhuurder noemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welk advies voor vervolgstappen kunt u de gedupeerden meegeven als Change= blijft volharden in illegale praktijken terwijl zij daarvoor door de rechter veroordeeld is, maar waarbij huurders nog steeds klem zitten en zich geïntimideerd voelen waardoor ze niet genegen zijn om naar de rechter te stappen?
Wat vindt u ervan als Stichting!Woon in dit bericht schrijft «wetgever zet kwetsbare huurder in de kou»?
Kunt u antwoord geven op de in dit bericht gestelde vraag voor huurders met een tijdelijk contract; «Maak vooral maar geen gebruik van je rechten, want dat gaat je in de problemen brengen, lijkt de strekking. Is dat wat de wetgever jongeren aan boodschap wil meegeven»?
Is dit bericht een pijnlijk voorbeeld van de kwetsbare positie van jongeren als het om wonen gaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat we naar een verbetering van de wet- en regelgeving omtrent servicekosten moeten gaan nu uit dit artikel blijkt dat honderden huurders zich alleen al bij Stichting!Woon gemeld hebben, die de afrekening van de servicekosten elk jaar ter discussie moeten stellen, hetgeen kan leiden tot een groot aantal procedures bij de Huurcommissie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunnen we concluderen dat tijdelijke huurcontracten niet in het belang van huurders zijn, omdat hen dakloosheid boven het hoofd hangt waardoor veel van deze huurders geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Laat dit voorbeeld en de vele andere voorbeelden de tekortkomingen van de Wet doorstroming huurmarkt zien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Staat met de kennis van nu de Wet doorstroming huurmarkt niet op gespannen voet met artikel 22 lid 2 van de Grondwet waar u zelf terecht vaak naar verwijst en met het recht op huisvesting zoals deze is beschreven in internationale en Europese verdragen? Kunt u in uw antwoord specifiek aandacht besteden aan betaalbaarheid, woonzekerheid, rechtsbescherming van huurders?
Hebt u zicht op wat er met huurders gebeurt wanneer een tijdelijk huurcontract niet wordt verlengd? Hoeveel, schat u in, bevinden zich in een situatie van dakloosheid of precair wonen?
Indien de wet leidt tot dakloosheid of een verhoogd risico daarop, hoe ziet u de verhouding tot mensenrechtelijke verplichtingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen?
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als het niet nakomen van de zorgplicht van het Rijk die voortvloeit uit artikel 22 lid 2 van de Grondwet, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als een schending van het internationale recht op behoorlijke huisvesting, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw nader toelichten?
Kunt u aangeven in welke mate de verplichting, die de Nederlandse staat heeft om het recht op behoorlijke huisvesting «progressief te realiseren», een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming en monitoring van de Wet doorstroming huurmarkt 2015?
Kunt u aangeven in welke mate u acht dat de Wet doorstroming huurmarkt bijdraagt aan het progressief realiseren van het recht op behoorlijke huisvesting?
Kunnen we met de kennis van nu concluderen dat de Wet doorstroming huurmarkt op gespannen voet staat met het internationale recht op behoorlijke huisvesting, dat Nederland verplicht om dat recht «progressief te realiseren»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u aangeven of bepaalde groepen op basis van hun leeftijd, inkomen, beperking of etnische achtergrond harder worden getroffen door de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt?
Is het belangrijk om de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract te beschermen ten opzichte van de verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welke zorgplicht(en) heeft een verhuurder als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen?
Zou het in kaart brengen van de gevolgen van een beëindiging van een tijdelijk huurcontract onderdeel van de zorgplicht van een verhuurder moeten zijn als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen, aangezien het niet verlengen kan zorgen dat iemand dakloos raakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Indien dit niet tot de zorgplicht van de verhuurder hoort, van wie dan wel?
Deelt u de mening dat een verhuurder gemotiveerd moet aangeven waarom een huurcontract niet verlengd wordt, aangezien aan het niet verlengen van het huurcontract vergaande consequenties verbonden kunnen zijn, zoals dakloosheid?
Deelt u de mening dat een verhuurder veel eerder moet aangeven als deze het tijdelijk contract niet wil verlengen, aangezien wij nu in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog leven en het dus (bijna) onmogelijk is om op korte termijn een nieuwe woning te vinden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening van de Woonbond als deze het volgende schrijft: «De tijdelijke contracten verslechteren de positie van huurders. Ze zijn minder snel geneigd om hun recht te halen bij te hoge huurprijzen of achterstallig onderhoud»?2 Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe zorgt u ervoor dat huurders met een tijdelijk contract wel hun recht durven te halen en achterstallig onderhoud durven te melden of te hoge servicekosten durven aan te kaarten?
Kan het zo zijn dat mensen als gevolg van het niet ontvangen van een positieve verhuurverklaring geen woning meer kunnen vinden en daardoor dakloos raken? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, welke maatregelen neemt u of gaat u nemen om dit tegen te gaan?
Deelt u de mening dat het niet afgeven van een positieve verhuurverklaring, zeker in het licht bezien van eerder door mij gestelde vragen over de familie Hendriks in relatie tot woningcorporatie Trudo, vergaande negatieve gevolgen kan hebben zoals dakloosheid? Zo ja, wilt u onderzoeken of er niet een ander systeem mogelijk is zonder vergaande negatieve consequenties zoals dakloosheid, temeer als deze het gevolg zijn van een onterechte aanmerking? Kunt u uw antwoord nader toelichten?3
Wilt u het subjectief gebruik van de verhuurverklaring, waardoor huurders klem gezet kunnen worden met als gevolg dat mensen dakloos kunnen raken, aan banden leggen? Zo ja, wanneer kunt u een voorstel hieromtrent naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Hoe draagt u er zorg voor dat het recht op huisvesting gewaarborgd blijft bij een negatieve verhuurverklaring, aangezien deze negatieve verhuurverklaring als een zwarte lijst fungeert waardoor huurders geen huis meer kunnen vinden?
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel mensen bezwaar aangetekend hebben tegen een niet afgegeven positieve verhuurverklaring?
Is het mogelijk om een zwarte lijst op te stellen van foute verhuurders, zodat huurders deze lijst kunnen raadplegen alvorens zij bij een verhuurder een woning huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In hoeverre gaat het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» in op overtredingen als deze? Indien niet, kunt u dit soort overtredingen meenemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Wat is de rol van de Autoriteit woningcorporaties in deze kwestie en hoe kan zij hiertegen optreden?
Heeft de Autoriteit woningcorporaties voldoende mogelijkheden om hiertegen op te treden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Wat kost een gemiddelde sociale huurwoning per vierkante meter bij een woningcorporatie en wat kost een gemiddelde sociale huurwoning bij Change= per vierkante meter (exclusief servicekosten)?
Indien een woning per vierkante meter bij Change= en andere commerciële verhuurders veel meer per vierkante meter kost dan bij een toegelaten instelling of een wooncoöperatie, is ingrijpen dan gerechtvaardigd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u het rechtvaardig dat een woonruimte van 28 vierkante meter 655 euro per maand mag kosten exclusief servicekosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe komt het dat commerciële verhuurders dit soort zogenaamde «sociale» huurwoningen kunnen bouwen?
Deelt u de mening dat we jongeren/jongvolwassenen aan commerciële verhuurders overgeleverd hebben en zij nu een veel een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten, met als gevolg dat ze niet alleen woononzekerheid ervaren maar ook financiële stress? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunnen we op basis van eerdergenoemde cijfers vaststellen dat marktwerking in de sociale huursector geen goed idee is, aangezien de markt (in casu Change=) zoveel mogelijk winst probeert te maken tegen een zo laag mogelijke kosten (in casu geen/weinig onderhoud)?
Kunt u zich voorstellen dat huurders met een tijdelijk contract geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunnen we vaststellen dat de Wet doorstroming huurmarkt niet functioneert aangezien de woningmarkt vastzit? Zo ja, kunt u uw antwoord nader toelichten?
Wilt u in overweging nemen dat sociale huurwoningen alleen maar door woningcorporaties en/of woningbouwverenigingen en/of door wooncoöperaties en/of door de (lokale) overheid gebouwd kunnen worden om, zoals Aedes dat omschrijft, nep sociale huur te voorkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoeveel signalen heeft u ontvangen dat de Wet doorstroming niet functioneert?
Hoe wordt momenteel de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract ten opzichte van de verhuurder beschermd?
Is het, gelet op alle eerdergenoemde vragen, nodig om zwaardere sancties om op te nemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u de vragen alstublieft ieder afzonderlijk en niet geclusterd beantwoorden?
De uitvoering van de subsidieregeling ter verduurzaming en verbetering Groningen. |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat er opnieuw problemen zijn ontstaan met de tienduizend-euro-regeling waarvoor tienduizenden gedupeerden op 10 januari 2022 urenlang in de rij hebben gestaan?
Deze problemen zijn mij niet bekend.
Klopt het dat gedupeerden het bericht hebben gekregen dat ze het geld niet zullen krijgen als ze niet voor 29 maart 2022 extra informatie aanleveren?
SNN stuurt een brief aan aanvragers wanneer de aanvraag incompleet is omdat een deel van de benodigde informatie ontbreekt. In plaats van zo’n aanvraag af te wijzen, geeft SNN aanvragers dan de mogelijkheid om de informatie voor hun aanvraag binnen twee weken alsnog aan te vullen. De termijn van twee weken is gekozen omdat dit in de praktijk een redelijke termijn is gebleken. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig heeft om de aanvullende informatie te sturen, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. Deze handelwijze is overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, die het bestuursorgaan de mogelijkheid biedt een burger behulpzaam te zijn om die gegevens te verstrekken die voor het nemen van een beslissing nodig zijn (art 4:37).
Klopt het dat dit haaks staat op de voorwaarden van de regeling waarin wordt aangegeven dat een «globale prijsopgave» voldoende is om de subsidie uitgekeerd te krijgen?1
SNN vraagt aanvullende informatie op zodat zij de aanvraag kunnen beoordelen. SNN wijst aanvragers niet af omdat zij een globale prijsopgave hebben ingediend. Wel kan het bijvoorbeeld zo zijn dat aanvragers in de globale prijsopgave niet hebben omschreven welke maatregelen voor verduurzaming of verbetering zij willen uitvoeren. Ook komt het voor dat de door een aanvrager omschreven maatregel al eerder vanuit een andere subsidie gefinancierd blijkt. SNN vraagt dan aanvullende informatie op.
Klopt het dat het voor velen onmogelijk zal zijn binnen twee weken een complete offerte te krijgen?
Een complete offerte van een aannemer kan inderdaad meer tijd vragen dan twee weken. Zo’n offerte is echter niet vereist voor de aanvraag: aanvragers mogen ook zelf een globale prijsopgave maken waarin zijn omschrijven welke maatregelen zij willen uitvoeren en wat daarvoor de verwachte kosten zijn.
Klopt het dat daardoor mensen buiten hun schuld geld mislopen?
Door de mogelijkheid te bieden voor aanvragers om hun aanvraag te verduidelijken, wordt juist voorkomen dat SNN aanvragen moet afwijzen en aanvragers geld mis lopen. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2 is de termijn van twee weken in de praktijk een redelijke termijn gebleken om de aanvraag aan te vullen. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN.
Waarom zijn deze extra eisen toegevoegd?
SNN beoordeelt de aanvragen op basis van de criteria die staan beschreven in de regeling, zoals gepubliceerd in de Staatscourant. De aanvullende gegevens die SNN opvraagt zijn nodig om te voldoen aan de criteria van de subsidie.
Is er nog niet voldoende ellende ontstaan met deze regeling?
Ik betreur de gang van zaken rondom de openstelling in januari van dit jaar. Bij de volgende openstelling worden de ervaringen van de eerdere rondes van de subsidieregeling betrokken. De termijn waarop aanvragers de aanvullende informatie voor hun aanvraag moeten indienen, wordt hierbij ook betrokken.
Hoeveel mensen hebben het bericht gekregen dat hun aanvraag een specifiekere onderbouwing nodig heeft?
Er zijn circa 990 aanvragers aan wie SNN een aanvullende onderbouwing heeft gevraagd.
Hoeveel mensen gaan er potentieel buiten de boot vallen?
De 990 aanvragers hebben de mogelijkheid om hun aanvraag te verduidelijken. De ervaring van SNN is dat de aanvrager de aanvullende informatie redelijk eenvoudig kan aanleveren en daarmee de aanvraag goed kan worden afgerond.
Bent u bereid direct in te grijpen en deze extra eis laten vallen? Zo nee, wilt u dan extra tijd toestaan om deze extra gegevens in te sturen?
Er is geen sprake van een extra eis (zie het antwoord op vraag 6). Wanneer de aanvrager meer tijd nodig heeft, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. SNN heeft aangegeven coulant om te zullen gaan met dergelijke verzoeken.
Herkent u dat mensen, die dit bericht hebben gekregen en contact hebben gezocht, niet verder zijn geholpen?
SNN laat weten dit beeld niet te herkennen. Aanvragers kunnen telefonisch contact met het SNN opnemen als zij vragen hebben bij het aanvraagproces. SNN geeft aan dat gemiddeld 90% van de telefoontjes wordt opgenomen en door de telefonische dienst van SNN wordt afgehandeld. Komt de telefonische dienst er niet uit dan wordt doorverbonden naar de behandelaren van SNN.
Herkent u dat er niet is meegedacht om tot een oplossing te komen, maar dat strikt wordt vastgehouden aan nieuwe regels?
Nee, dit herken ik niet. SNN biedt aanvragers de mogelijkheid om hun aanvraag aanvullend te onderbouwen om aan de bestaande voorwaarden te voldoen. Het aanvraagproces is zo gemakkelijk mogelijk gemaakt waarbij minimale eisen zijn gesteld. Zo hoeven aanvragers alleen een globale prijsopgave te doen voor wat zij met de subsidie voornemens zijn te doen. Daarnaast is de doelbesteding van de subsidie ook zo breed mogelijk opgesteld.
Deelt u de mening dat de menselijke maat voorop moet staan en dat aanvragers worden vertrouwd?
Ja, ik deel deze mening.
Deelt u de mening dat het slecht is voor het vertrouwen in de regeling na de «verschrikkelijke maandag van de beëdiging en de rijen», zoals u het noemde?
Ik vind het uitlegbaar om in geval van onduidelijkheden bij een aanvraag hier aanvullende informatie over in te winnen zodat een beslissing op de aanvraag kan worden genomen.
Kunt u in een overzicht weergeven hoeveel mensen een aanvraag hebben ingediend, hoeveel aanvragen al zijn gehonoreerd en hoeveel er is uitbetaald?
Er zijn 25.283 aanvragen ingediend. Daarvan zijn tot 20 maart jl. 13.684 aanvragen gehonoreerd en er is inmiddels voor € 102 mln. uitbetaald door het SNN.
Wanneer wordt de rest van de aanvragen uitbetaald?
Alle aanvragers ontvangen uiterlijk half april het besluit op hun aanvraag. Dit is binnen de wettelijke termijn van 13 weken. Na een positief besluit zal SNN het bedrag binnen 15 werkdagen uitbetalen.
Klopt het dat van de 250 miljoen euro die u eerder hebt toegezegd voor mensen die tevergeefs in de rij stonden, omdat er te weinig geld was vrijgemaakt voor de regeling, nog niets is uitgekeerd?
Het klopt dat er 250 mln. euro beschikbaar is gesteld voor een volgende aanvraagronde. Hiervan is nog niets uitgekeerd omdat deze ronde nog niet is opengesteld. Wel heb ik alvast 25 mln. euro van deze 250 mln. beschikbaar gesteld vooruitlopend op het openstellen van de nieuwe aanvraagronde. Hiermee kan SNN de aanvragen die op 10 januari 2022 ná het bereiken van het subsidieplafond zijn ingediend, in behandeling nemen. De betreffende aanvragers hoeven daardoor hun aanvraag niet opnieuw in te dienen. U bent hierover geïnformeerd op 1 april 2022 (kenmerk 2022-0000157022). Dat betekent dat er dan nog € 225 mln. beschikbaar is voor de volgende ronde.
Is er al een plan voor het uitkeren de 250 miljoen euro subsidie? Zo nee, welke stappen zijn er gezet?
Conform Motie Beckerman (Kamerstuk 33 529, nr. 978) informeer ik uw Kamer voor 1 mei over de invulling en vormgeving van de volgende ronde van het aanvraagproces van de subsidieregeling. Daarin wordt ook de datum van openstelling van de volgende ronde benoemd. De openingsdatum en wijze van aanvragen worden tevens aan bewoners gecommuniceerd via onder meer de website van SNN en social media-berichten.
Wanneer gaat dat geld uitgekeerd worden?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Welke eisen gelden er dan voor het aanvragen van de subsidies?
Ik ben niet voornemens de inhoudelijke indieningsvereisten bij de aanvraag te wijzigen. Wel wordt op basis van de geleerde lessen uit de eerdere rondes de aanvraagprocedure anders vormgeven. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om de bestedingstermijn te verlengen naar vier jaar, zoals ik, op verzoek van het lid Van Wijngaarden (VVD), aan uw Kamer heb toegezegd (Kamerstuk 48-5-1).
Hoe en wanneer gaat u gedupeerden, die recht hebben op de subsidie maar deze nog niet hebben, informeren over de voortgang?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Bent u, vanwege de korte termijn die inwoners hebben gekregen, bereid de vragen per ommegaande te beantwoorden?
De beantwoording van de Kamervraag zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.