In hoeverre lopen er nu al gesprekken met Syrië over het terugnemen van Syrische burgers die asiel hebben aangevraagd in de EU en in het bijzonder Nederland? Zo niet, bent u bereid om deze gesprekken alvast te starten zodat na het beslismoratorium aan een effectieve terugkeer kan worden gewerkt?1 2
Beschikt u inmiddels over nieuwe informatie – een nieuw ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken- over de situatie in Syrië? Zo nee, waarom niet en wanneer wordt deze informatie verwacht? Zo ja, geeft dit ambtsbericht aanleiding om weer te gaan beslissen op Syrische asielaanvragen?
Kunnen aanvragen die berusten op vrees voor vervolging van het voormalige Syrische regime nu (in beginsel) worden afgewezen? Zo ja, bent u ook bereid om alle verleende statussen aan Syrische asielzoekers opnieuw te beoordelen en waar mogelijk in te trekken?
Kunt u aangeven hoeveel Syrische statushouders in aanmerking zouden komen – in beginsel dus Syriërs met een status verleend in de voorbije drie jaar – voor een herbeoordeling van hun status?
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven hoe het staat met uitvoering van de motie Eerdmans die opriep om een plan voor te bereiden voor de terugkeer van Syriërs zodra dit veilig kan (Kamerstuk 32 317, nr. 919)?
Bent u het ermee eens dat Syriërs in Nederland teruggestuurd kunnen worden naar hun land, gezien de recente ontwikkelingen zoals het opheffen van economische sancties tegen Syrië en de persoonlijke gesprekken die reeds zijn gevoerd tussen de nieuwe president van Syrië en de presidenten van Amerika en Frankrijk?
Bent u het eens met het feit dat lange en zeer uitvoerige (openbare) ambtsberichten zorgen voor veel mogelijkheden voor asielzoekers om het vluchtverhaal daarop af te stemmen?
Bent u van mening dat het wenselijk is om terug te keren naar de kortere algemene ambtsberichten die voorheen werden gebruikt? Zo ja, bent u het tevens eens met de stelling dat meer gedetailleerde informatie in individuele ambtsberichten kan worden opgenomen (die niet openbaar zijn)? Zo nee, waarom niet?
Waarom heeft u niet besloten om ook de werkinstructies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet meer te openbaren, net als ambtsberichten die vaak algemeen en in lijn met openbare bronnen zijn?
Bent u bereid om een interne werkinstructie te geven of een afspraak te maken tussen het Ministerie van Asiel en Migratie en Buitenlandse Zaken om ambtsberichten veel minder uitgebreid te maken, zodat ambtsberichten algemener worden en de kans op afwijzing wordt bevorderd?
Erkent u dat wanneer het landenbericht per regio in een land zou worden vastgesteld of dat er in ambtsberichten meer nadruk wordt gelegd op het binnenlands vlucht -en/of vestigingsalternatief, dit in potentie veel weigeringen van asielverzoeken kan opleveren? Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met uw Europese collega’s in gesprek te gaan om de Europese regels hiertoe te wijzigen?
Erkent u dat een zorgvuldige toetsing van een asielverzoek, met daaronder een zorgvuldig gehoor alsmede de mogelijkheid om binnen de beslistermijn een individueel ambtsbericht te vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken een bijdrage levert aan een meer individuele toetsing van een asielverzoek? Zo ja, bent u ook van mening dat dit een intensievere toetsing zoals hierboven beschreven een hogere kans op een afwijzing oplevert? Erkent u dat een asielonderzoek resulterend in een afwijzende beschikking meer personeelsinzet vergt dan een kort onderzoek, resulterend in een inwilliging?
Bent u bekend met het bericht «Arriva 92 procent van boetes voor zwartrijden van en naar azc Ter Apel niet betaald»?1
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat mensen (en dus ook asielzoekers) die zwartrijden geen boete krijgen, geen boete betalen of bij herhaaldelijke overtreding geen reisverbod krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet u hier dan aan?
Bent u het eens dat identiteitscontrole noodzakelijk is om vast te stellen wie zwartrijdt of overlastgevend gedrag vertoont, zodat iemand gesanctioneerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier kan de identiteit van asielzoekers gecontroleerd worden in het openbaar vervoer als zij geen rijbewijs of ander ID-bewijs bij zich zeggen te hebben?
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat iemand 50 keer kan worden betrapt op zwartrijden, geen reisverbod krijgt en ogenschijnlijk ook niet de boetes betaalt? Zo ja, waarom heeft het verhalen van de boetes geen prioriteit of wordt op geen enkele manier kenbaar gemaakt aan de asielzoeker dat dit niet is hoe je je in Nederland gedraagt?
Bent u het eens dat het wenselijk is om identiteitsvaststelling door BOA’s (Buitengewoon Opsporingsambtenaren), zo nodig als politievrijwilliger, te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat het wenselijk kan zijn om in overleg met COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers), AVIM (Afdeling Vreemdelingenpolitie), OM (Openbaar Ministerie), Arriva en andere partners voor langere termijn een pilot op te zetten waarbij er regelmatig in de treinen wordt gecontroleerd op een geldig vervoersbewijs en indien nodig boetes daadwerkelijk op asielzoekers worden verhaald of dat vreemdelingen kunnen worden meegenomen door de politie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit realiseren?
Bent u het eens dat het de stewards en BOA’s van Arriva onevenredig veel tijd en capaciteit kost om boetes uit te delen die uiteindelijk niet worden betaald?
Hoe lang duurt het voordat een boete uitgeschreven door een steward terecht komt bij het COA?
Wat doet het COA in het geval van een boete waarbij de identiteit van de asielzoeker vastgesteld kon worden en de asielzoeker een inwoner is van asielzoekerscentrum (azc) Ter Apel? Is het COA bereid om maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het zomerreces 2025?
Het bericht 'Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief»?1
Ja.
Kunt u een precieze tijdlijn geven van het begin van het eerste verzoek om de brief te ondertekenen tot nu toe?
In mei jl. werd een concept van de brief ontvangen met een verzoek tot mede-ondertekening. Op ambtelijk niveau zijn er sinds januari jl. informele gesprekken gevoerd met een aantal EU-lidstaten over de mogelijkheid een oproep te doen (bijvoorbeeld via een ingezonden brief) een dialoog te voeren over de juridische kaders voor de mogelijkheden om strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen uit te zetten.
Kunt u de brief die is opgesteld door Denemarken en Italië de Kamer doen toekomen en kunt u daarbij specifiek aangeven welke passages zijn aangedragen voor wijzigingen?
De brief is openbaar.2 Het kabinet ziet steun voor de Nederlandse inzet in een groot deel van de brief, zie het antwoord op vraag 4. Nederland heeft aangegeven de brief te kunnen mede ondertekenen zonder passages die ingaan op de interpretatie door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Kunt u aangeven welke redenen door kabinetsleden zijn aangedragen om de brief niet te ondertekenen? Kunt u hier nadrukkelijk ingaan op de juridische en rechtsstatelijke onderbouwing van de advisering?
Het kabinet ziet in de ingezonden brief van de regeringsleiders van Denemarken, Italië en een aantal andere landen een oproep voor een open dialoog over de juridische kaders voor de mogelijkheden om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten. Zoals ook opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord is het de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en om vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te kunnen trekken. Het kabinet steunt daarom dat signaal van de brief in algemene zin. Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het Commissiedebat over de JBZ-Raad van 12 en 13 juni (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni jl., heeft Nederland daarom ook tijdens de JBZ-Raad van 13 juni jl. aangegeven de geest van dat deel van de brief te steunen en open te staan voor dialoog. Als de juridische kaders hiervoor niet meer aansluiten bij de politiek gewenste praktijk, dan moet het gesprek over die kaders gevoerd worden binnen de daartoe aangewezen gremia. In het Hoofdlijnenakkoord is dan ook opgenomen dat Nederland daar waar nodig inzet op het aanpassen van EU-regelgeving of internationale verdragen. Het kabinet ziet steun voor deze inzet in de brief.
De brief roept tegelijkertijd specifiek op om een open dialoog te voeren over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters en het EHRM. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten en kan daarom dat deel van de oproep niet steunen. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Nederland zal het signaal van Denemarken en Italië t.a.v. de mogelijkheid om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten via andere wegen ondersteunen. Zo kan Nederland standpunten over de interpretatie van het EVRM naar voren brengen in het kader van lopende EHRM-procedures op het gebied van het vreemdelingenrecht inclusief in EHRM-zaken tegen andere EVRM-verdragspartijen over de uitzetting van vreemdelingen. Verder blijft Nederland zich in Europees verband onverminderd inzetten voor aanscherpingen in de EU-regelgeving, zoals de Terugkeerverordening en de Veilig derde land-herziening. Ook deze inzet is erop gericht om EU-wetgeving (en dus de toetsingskaders voor rechters) zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de politieke wens voor een strikt en sober asielbeleid. Bovendien blijft het kabinet zich via andere wegen, zoals innovatieve oplossingen en partnerschappen, nationaal en internationaal onverminderd inzetten om meer grip te krijgen op migratie, ook als het gaat om de mogelijkheden voor het uitzetten van veroordeelde vreemdelingen. Hierover sprak een aantal regeringsleiders informeel voorafgaand aan de Europese Raad van 26 juni 2025, zoals ook vermeld in het verslag van de Europese Raad van 26 juni 2025. Daar kwam ook de brief ter sprake. Denemarken en Italië kondigden tijdens de bijeenkomst aan opvolging te willen geven aan de brief. Nederland heeft actief aangegeven bij te willen dragen aan verdere samenwerking gericht op de uitwerking. Dit is ook in lijn met de motie Eerdmans3.
Zijn er in het verleden situaties geweest waarbij Nederland – buiten specifieke juridische procedures om – rechtstreeks het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft aangesproken op haar uitspraken? Zo ja, wanneer is dit precies gebeurd?
Er zijn het kabinet geen eerdere gevallen bekend waarin Nederland het EHRM, buiten een specifieke juridische procedure om, rechtstreeks heeft aangesproken op de inhoud van haar uitspraken.
Kunt u bevestigen dat Nederland niet wordt gehinderd in de aanpak van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen door de uitspraken ven het EHRM? Zo nee, kunt u toelichten op welke wijze het uitzetten van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen wordt bemoeilijkt door het EHRM, om welke specifieke uitspraken dit gaat en hoe groot de groep is die hierdoor minder effectief aangepakt kan worden?
In Nederland kunnen strafrechtelijke veroordelingen leiden tot afwijzing of intrekking van het verblijfsrecht en tot verwijdering van de vreemdeling uit Nederland. Het is de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te trekken. In het regeerakkoord is daarom opgenomen dat de glijdende schaal verder zal worden aangepast en de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties wordt verlaagd. Bij een besluit tot uitzetting van een veroordeelde vreemdeling wordt altijd met verschillende factoren rekening gehouden, zoals de duur van de opgelegde straf afgezet tegen de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland, de ernst van het misdrijf, het tijdsverloop dat is verstreken sinds het misdrijf, het privé en familieleven van de vreemdeling in Nederland en de band met zowel Nederland als het land van herkomst. Het huidig beleid ten aanzien van intrekkingen na strafrechtelijke veroordelingen wordt in algemene zin in overeenstemming geacht met artikel 8 van het EVRM. Er worden klachten tegen Nederland ingediend aangaande de intrekking van een verblijfsvergunning na een strafrechtelijke veroordeling, waarbij Nederland frequent in het gelijk wordt gesteld.
Deelt u de constatering dat (openlijke) kritiek hebben op het EHRM de weg vrij maakt voor andere EU-lidstaten om op andere terreinen, bijvoorbeeld lhbti-rechten en vrijheid van godsdienst, ook het Hof aan te vallen en deelt u de constatering dat daarmee het Hof in een kwetsbare positie wordt gebracht wat ook vanuit rechtsstatelijk oogpunt zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Passages in de brief roepen specifiek op tot een open dialoog over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Hoe verhoudt het aanspreken c.q. bekritiseren van het EHRM zich tot de rechtsstaatverklaring, het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma? Bent u van mening dat de voorgestelde brief bijdraagt aan het versterken van de democratische rechtsstaat en het versterken van de onafhankelijkheid van de rechtspraak?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo veel mogelijk afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Kent u het bericht «Taking Back Control: Denmark and Italy To Challenge Human Rights Court on Asylum Rules»?1
Ja.
Is het waar dat Denemarken en Italië een brief willen sturen aan het Europese Hof voor de Rechten van het Mens omdat dit Hof de bepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in asielzaken te ruim interpreteert waardoor de nationale soevereiniteit van lidstaten wordt ingeperkt?
Denemarken en Italië hebben samen met een aantal andere landen op 23 mei jl. een ingezonden brief gepubliceerd over dit onderwerp.
Is het waar dat de Nederlandse regering door Denemarken en Italië is benaderd om deze brief te steunen?
Ja.
Herinnert u zich de passage uit Hoofdstuk 2 Grip op asiel en migratie van het Hoofdlijnenakkoord «Er wordt ingezet op aanpassing van de EU-regelgeving en -verdragen waar nodig»?
Ja.
Mogen wij ervan uitgaan dat u de brief zonder meer zal ondertekenen gelet op de passage uit het Hoofdlijnenakkoord en de wens van de grootste coalitiepartij?
Het kabinet ziet in de ingezonden brief van de regeringsleiders van Denemarken, Italië en een aantal andere landen een oproep voor een open dialoog over de juridische kaders voor de mogelijkheden om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten. Zoals ook opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord is het de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en om vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te kunnen trekken. Het kabinet steunt daarom dat signaal van de brief in algemene zin. Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het Commissiedebat over de JBZ-Raad van 12 en 13 juni (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni jl., heeft Nederland daarom ook tijdens de JBZ-Raad van 13 juni jl. aangegeven de geest van dat deel van de brief te steunen en open te staan voor dialoog. Als de juridische kaders hiervoor niet meer aansluiten bij de politiek gewenste praktijk, dan moet het gesprek over die kaders gevoerd worden binnen de daartoe aangewezen gremia. In het Hoofdlijnenakkoord is dan ook opgenomen dat Nederland daar waar nodig inzet op het aanpassen van EU-regelgeving of internationale verdragen. Het kabinet ziet steun voor deze inzet in de brief.
De brief roept tegelijkertijd specifiek op om een open dialoog te voeren over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters en het EHRM. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten en kan daarom dat deel van de oproep niet steunen. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Nederland zal het signaal van Denemarken en Italië t.a.v. de mogelijkheid om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten via andere wegen ondersteunen. Zo kan Nederland standpunten over de interpretatie van het EVRM naar voren brengen in het kader van lopende EHRM-procedures op het gebied van het vreemdelingenrecht inclusief in EHRM-zaken tegen andere EVRM-verdragspartijen over de uitzetting van vreemdelingen. Verder blijft Nederland zich in Europees verband onverminderd inzetten voor aanscherpingen in de EU-regelgeving, zoals de Terugkeerverordening en de Veilig derde land-herziening. Ook deze inzet is erop gericht om EU-wetgeving (en dus de toetsingskaders voor rechters) zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de politieke wens voor een strikt en sober asielbeleid. Bovendien blijft het kabinet zich via andere wegen, zoals innovatieve oplossingen en partnerschappen, nationaal en internationaal onverminderd inzetten om meer grip te krijgen op migratie, ook als het gaat om de mogelijkheden voor het uitzetten van veroordeelde vreemdelingen. Hierover sprak een aantal regeringsleiders informeel voorafgaand aan de Europese Raad van 26 juni 2025, zoals ook vermeld in het verslag van de Europese Raad van 26 juni 2025. Daar kwam ook de brief ter sprake. Denemarken en Italië kondigden tijdens de bijeenkomst aan opvolging te willen geven aan de brief. Nederland heeft actief aangegeven bij te willen dragen aan verdere samenwerking gericht op de uitwerking. Dit is ook in lijn met de motie Eerdmans2.
Wilt u deze vragen voor a.s. maandag 19 mei 2025, 17.00 uur beantwoorden?
De beantwoording is zo spoedig als mogelijk opgesteld.
De Spreidingswet, de contourennota tot intrekking hiervan en haar uitspraken over dwang |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
|
Blijft de Spreidingswet in alle facetten volledig van kracht tot het moment van intrekking, dat volgens uw contourennota ná 1 februari 2026 zal zijn? Zo nee, op welke punten niet en waarom is dit niet vermeld in uw contourennota? Zo ja, erkent u dat ook alle elementen van verplichte asielopvang en dwang tot die tijd onverkort blijven bestaan?1
Klopt het dat u heeft aangekondigd geen dwang en drang in te zullen zetten met betrekking tot asielopvang, ook niet als de Spreidingswet nog van kracht is2? Zo nee, wat is uw standpunt hierover dan wel?
Betekent het niet inzetten van dwang en drang dat het verdeelbesluit op papier weliswaar juridisch bindend is, maar in de praktijk echter niet, aangezien de verplichting tot het fysiek opleveren van de opvangplekken per 1 juli niet gehandhaafd gaat worden?
Erkent u dat het een verdraaiing van de werkelijkheid is om te doen alsof gemeenten de 90.000 plekken via de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie (LRT) en Provinciale Regietafel (PRT) «vrijwillig» hebben aangeboden, aangezien de Spreidingswet zowel de verdeelbesluiten regelt als de verplichte asielopvang die hieraan ten gevolge ligt? Zo niet, waarom niet?
Garandeert u, nu u heeft aangekondigd geen dwang en drang te zullen inzetten, dat u het accepteert wanneer gemeenten op 1 juli niet de toegewezen opvangplekken in het verdeelbesluit opleveren? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat dit in strijd is met uw aankondiging?
Garandeert u, nu u heeft aangekondigd geen dwang en drang te zullen inzetten, dat de gemeenten die u in het verdeelbesluit heeft aangewezen voor de restopgave deze plekken niet op te hoeven leveren? Zo nee, waarom niet? Hoe kunt u zeggen dat u geen dwang en drang gaat inzetten wanneer u gemeenten tegelijkertijd wel houdt aan de restopgave die u hen onvrijwillig heeft toebedeeld in het verdeelbesluit?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het invullen van deze «restopgave» en hoe is dit proces tot nu toe verlopen?
Betekent uw aankondiging dat u geen dwang en drang zult inzetten, dat u de dertig gemeenten en de provincie die bezwaar hebben gemaakt tegen de in hun ogen te hoge aantallen in het verdeelbesluit in het gelijk stelt? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u dit rijmen met uw eigen woorden?
Garandeert u in algemene zin dat u, ook wanneer de Spreidingswet nog van kracht is, op geen enkele wijze drang of dwang zult inzetten en dat gemeenten ongeacht het verdeelbesluit dus niet één opvangplek hoeven op te leveren wanneer zij dit zelf niet willen?
Waarom zegt u geen drang en dwang te zullen inzetten, terwijl in uw contourennota nog altijd wordt uitgegaan van zowel deze restopgave («verdeeld over 100 gemeenten die geen of te weinig plekken aanboden») als van het opleveren van de opvangplekken uit de eerste cyclus van de Spreidingswet? Waarom heeft u niet in de contourennota opgenomen dat u deze zaken niet wettelijk zult gaan afdwingen?
Wat zijn uw woorden over «geen drang en dwang» waard wanneer u hierover niets in uw contourennota opneemt en de Spreidingswet voorlopig onverkort in stand houdt?
Indien u daadwerkelijk heeft besloten op geen enkele manier tot drang en dwang over te gaan, waarom trekt u de Spreidingswet (of in ieder geval de dwangelementen hierin) dan niet gewoon per direct in?
Bent u bereid om bij gemeenten actief kenbaar te maken dat u geen drang en dwang gaat toepassen aangaande de Spreidingswet, waardoor gemeenten die nu nog geen besluit hebben genomen over asielopvang in relatie tot de Spreidingswet, beter af kunnen zien van hun opgave in het verdeelbesluit Spreidingswet?
De scheve verdeling in structurele asielopvangplekken tussen rijke en arme gemeenten |
|
Jimmy Dijk , Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
Wat vindt u van het feit dat armere gemeenten in Nederland zo’n vijf keer meer structurele asielopvang bieden dan rijkere gemeenten?
Bent u bekend met het nieuws dat er in Zutphen een asielopvang zal worden geopend die 30 jaar lang moet gaan dienen als asielopvang?1
Hoe reageert u op de bewoners van Zutphen die aangeven dat Zutphen nu al meer of evenveel aan vluchtelingenopvang organiseert (1.100) dan alle 20 rijkste gemeenten bij elkaar? Hoe reageert u op deze bewoners die aangeven dat het nu wel eens tijd wordt dat deze 20 gemeenten ook enige verantwoordelijkheid gaan nemen?
Is dit de enige optie waaraan wordt gedacht als het gaat om het ontlasten van Ter Apel als opvanglocatie voor asielzoekers? Zo nee, welke plekken zijn er nog meer waarbij gesprekken lopen?
Vindt u het wrang dat het weer niet een van de rijke gemeenten is die wél de verantwoordelijkheid voelt om voldoende asielopvangplekken te realiseren?
Waarom wordt het aanmeldcentrum in Ter Apel niet ontlast door het bouwen van een «dienstencentrum» in één van de rijkste gemeenten die nauwelijks tot niets doen aan (structurele) opvang van vluchtelingen? Waarom laat u deze rijkste gemeenten, die nu en de afgelopen jaren de verantwoordelijkheid hebben ontlopen, dit nu weer doen?
Welke verantwoordelijkheid voelt u als Minister om te zorgen voor een goede spreiding van de asielopvangplekken waarin de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen?
Op welke manier zal u deze rol oppakken op het moment dat de spreidingswet niet meer van kracht zal zijn?
Deelt u de mening dat de verdeling van het aantal opvangplekken tussen rijke en arme gemeenten momenteel volledig scheef is en dat arme gemeenten relatief veel doen aan de opvang van asielzoekers?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Bloemendaal georganiseerd die momenteel maar 150 plekken tijdelijke opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Bloemendaal om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Laren georganiseerd die momenteel maar 50 plekken tijdelijke opvang organiseert en alleen voor minderjarigen? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Laren om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Blaricum georganiseerd die momenteel maar 250 plekken tijdelijke opvang organiseert tot aan juli 2026? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Blaricum om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Heemstede georganiseerd die momenteel 16 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Heemstede om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Rozendaal georganiseerd die momenteel maar 55 plekken heeft voor enkel Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Rozendaal om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Gooise Meren georganiseerd die momenteel maar 300 plekken heeft tot 2027? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Gooise Meren om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Voorschoten georganiseerd die momenteel nog niks aan opvang heeft gerealiseerd? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Voorschoten om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Amstelveen georganiseerd die momenteel maar 60 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Amstelveen om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Landsmeer georganiseerd die momenteel maar 12 tijdelijke plekken aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Landsmeer om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente De Bilt georganiseerd die pas over een aantal jaar 300 plekken heeft? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente De Bilt om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Vught georganiseerd die momenteel maar 348 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Vught om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Castricum georganiseerd die momenteel niks aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Castricum om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Lansingerland georganiseerd waarbij binnenkort alle opvangplekken sluiten? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Lansingerland om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Ouder-Amstel georganiseerd die momenteel maar 39 plekken tijdelijke opvang organiseert tot aan 2027? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Ouder-Amstel om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Bergen (Noord-Holland) georganiseerd die momenteel maar 30 plekken heeft alleen voor minderjarige meisjes? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Bergen om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Heiloo georganiseerd die momenteel maar 85 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Heiloo om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Waalre georganiseerd die momenteel niks aan opvang organiseert? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Waalre om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Waarom wordt volgens u deze vorm van opvang niet in de gemeente Oostzaan georganiseerd die momenteel maar 60 plekken tijdelijke opvang organiseert alleen voor Oekraïners? Kunt u aangeven of u hierover met deze gemeente in gesprek bent? Zo ja, wat was de uitkomst en wat waren de argumenten van zowel u als de gemeente Oostzaan om dit niet hier te doen? Zo niet, waarom niet?
Bent u het eens met de stelling dat er eerst een «dienstencentrum» moet worden gebouwd in één van de rijkste gemeenten met het minste opvangplekken, de minste sociale huurwoningen en de laagste hoeveelheid statushouders? Zo ja, welke gemeente voldoet aan deze kenmerken? Zo niet, waarom niet en waarom wel in Zutphen?
Bent u bereid om in samenwerking met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de hierboven genoemde gemeenten meer structurele opvangplekken te realiseren?
Bent u het eens met de stelling dat er meer structurele opvangplekken moeten komen in de 20 rijkste gemeenten die nu niet of nauwelijks structurele plekken hebben in plaats van noodopvang zodat commerciële beunhazen geen miljoenenwinsten meer maken van ons belastinggeld?
Het nieuws dat uitvoeringsorganisaties geen vertrouwen hebben in de uitvoering van het escalatiemodel voor overlastgevende asielzoekers per 1 juni |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
Bent u bekend met de geuite zorgen van alle betrokken uitvoeringsorganisaties zoals de gemeente Ter Apel, de politie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over uw plannen om per 1 juni overlastgevende asielzoekers in een strenger regime te plaatsen in Ter Apel en met de uitvoering van het escalatiemodel?1
Wat vindt u ervan dat deze organisaties zeggen dat niet alles op orde en is het geen reëel plan is om per 1 juni te beginnen met een strenger vrijheidsbeperkingsregime?
Klopt het dat burgemeester Jaap Velema van Westerwolde heeft gevraagd om uitstel van uw plannen? Zo ja, waarom bent u hier niet op ingegaan?
Wie moet volgens u zorgen voor de handhaving van uw plannen, aangezien de politiecapaciteit te beperkt is, zoals ook de burgemeester aangeeft?
Vindt u het realistisch dat deze plannen per 1 juni moeten ingaan, maar dat het COA nog bezig is met de randvoorwaarden voor het strenge regime, zoals een ketenbrede werkinstructie en een juridisch houdbaar kader?
Vindt u het verantwoord om deze plannen al zo snel door te voeren terwijl het COA aangeeft dat de veiligheid van het personeel momenteel nog niet gegarandeerd is?
Kunt u reflecteren op de uitspraken dat het door u genoemde escalatiemodel erg arbeidsintensief is en kunt u verzekeren dat hier voldoende capaciteit voor beschikbaar is?
Klopt het dat binnen dit escalatiemodel momenteel de eerste fase van de procesbeschikbaarheidsaanpak (PBA) nog helemaal niet gerealiseerd is en voor de tweede fase de Verscherpte Toezicht Locatie (VTL) ook nog niet volledig klaar is voor gebruik?
Klopt het dat u niet heeft gereageerd op de geuite zorgen van de gemeente Westerwolde over onder andere de benodigde capaciteit bij de opening van de procesbeschikbaarheidslocatie (PBL)?
Waarom belooft u zaken die u niet waar kunt maken?
Bent u bereid zo snel mogelijk met een nieuw, ditmaal realistisch plan te komen en ervoor te zorgen dat ook de ketenpartners er klaar voor zijn en ook de veiligheid van het personeel gegarandeerd is?
Het bericht 'Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: 'Word elke nacht veel wakker'' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: «Word elke nacht veel wakker»» van het AD d.d. 28 april jl.?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat op het overtreden van kledingregels in Iran mogelijk de doodstraf staat?
Uit het meest recente ambtsbericht Iran volgt dat het overtreden van kledingvoorschriften bestraft kan worden met gevangenisstraffen of een geldboete. Ook zijn er alternatieve straffen mogelijk, zoals verbanning, uitreisverboden, taakstraffen, het volgen van een therapie, de opschorting van een arbeidscontract, een verbod op aansluiting bij een organisatie, de tijdelijke sluiting van een onderneming of inbeslagname van privébezit, zoals mobiele telefoons of auto’s. Ook ben ik bekend met berichtgeving van na de verslagperiode van het ambtsbericht, van o.a. Amnesty International, waarin de doodstraf als mogelijk vonnis wordt genoemd bij het overtreden van kledingregels. De onderliggende wet waar Amnesty International over rapporteert is tot op heden nog niet geïmplementeerd.
Vindt u het aannemelijk dat een overtreding van die regels, gecombineerd met een eerdere veroordeling wegens deelname aan vrouwenrechtenprotesten na de moord op Mahsa Amini, zou kunnen leiden tot een zware straf? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraken doen over de wijze waarop de Iraanse autoriteiten dergelijke zaken zullen beoordelen.
Vindt u de vrouw beschreven in het artikel dapper, vanwege haar strijd voor vrouwenrechten in Iran? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet passen om me in dergelijke kwalificaties te uiten over een individuele casus terwijl deze nog in behandeling is door de IND.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten in Iran gevaar lopen op vervolging? Zo nee, waarom niet?
In het landgebonden beleid Iran, dat gebaseerd is op het meest recente ambtsbericht, is opgenomen dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek, op het gebied van de mensenrechten of een ander maatschappelijk terrein (in het bijzonder op het terrein van vrouwenrechten en de rechten van etnische minderheden) als risicoprofiel worden aangemerkt.
Dit betekent dat er in algemene zin een bepaalde mate van risico bestaat voor personen die actief zijn op het gebied van vrouwenrechten. Welke mate van risico dat is, zal in elke individuele zaak beoordeeld moeten worden aan de hand van de merites van de desbetreffende zaak. Het behoren tot een groep, aangemerkt als risicoprofiel is op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging. In het kader van de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling gelet op zijn persoonlijk profiel en persoonlijke activiteiten of ervaringen binnen de groep een gegronde vrees heeft voor vervolging.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten uit Iran, als zij gevaar lopen op vervolging vanwege de uitoefening van hun burgerlijke vrijheden, recht hebben op internationale bescherming? Zo nee, waarom niet?
Indien er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging dan maken zij aanspraak op internationale bescherming. Of hier sprake van is dient echter beoordeeld te worden op basis van de individuele merites van de zaak.
Welke toegang tot zorg hebben asielzoekers die in het Justitieel Complex Schiphol wordt vastgehouden?
Alle vreemdelingen die in grensdetentie verblijven op het Justitieel Complex Schiphol hebben toegang tot een medisch team. Dit medisch team bestaat onder andere uit een huisarts, psychologen, verpleegkundigen en een psychiater. In het Justitieel Complex Schiphol werkt geen basisarts. Waar nodig verwijst het medisch team dat werkzaam is op het Justitieel Complex Schiphol, de vreemdeling naar externe zorgaanbieders. Als de huisarts oordeelt dat de vreemdeling specialistische zorg dient te ontvangen dan verwijst hij of zij de vreemdeling naar een medisch specialist buiten het Justitieel Complex Schiphol.
Hebben asielzoekers in het Justitieel Complex Schiphol recht op specialistische zorg wanneer zij dat nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat rechters in gevallen van grensdetentie binnen vier weken na instelling van beroep uitspraak moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 83b Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw) dient de rechtbank in bepaalde gevallen, waaronder bij asielaanvragen die in de grensprocedure zijn afgedaan, binnen vier weken na het instellen van beroep uitspraak te doen. De grensprocedure kan worden toegepast als mogelijk de Dublinverordening van toepassing is of als de asielaanvraag mogelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De grensprocedure maakt het mogelijk vreemdelingen te plaatsen in grensdetentie.
De doorlooptijden voor het behandelen van beroepen bij de rechtbanken zijn op dit moment regelmatig langer dan vier weken. Het kabinet streeft ernaar om de instroom te beperken. Dit zal ertoe bijdragen dat de druk op het asielsysteem afneemt en de doorlooptijden korter kunnen worden.
Als die maximale duur wordt overschreden, hebben kwetsbare asielzoekers recht op verplaatsing naar een meer humane vorm van opvang? Zo nee, waarom niet?
De wettelijke termijn genoemd in artikel 83b Vw, en meer specifiek de overschrijding van die termijn, heeft geen betrekking op het al dan niet kunnen voortduren van de grensdetentie. Die termijn heeft betrekking op de termijn waarbinnen de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van een asielbesluit moet plaatsvinden. De grensdetentie kan dan ook voortduren na het verlopen van de in artikel 83b Vw genoemde wettelijke termijn van vier weken.
Op grond van de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn wordt rekening gehouden met de bijzondere opvangbehoeften en procedurele waarborgen van vreemdelingen die in grensdetentie verblijven. De detentie kan niet langer voortduren wanneer deze onevenredig bezwarend is.
Vindt u het inhumaan als asielzoekers langer dan vier weken hun beroep moeten afwachten in grensdetentie? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op vrijheid?
Nee, ik acht dit niet inhumaan. De grensprocedure is een belangrijk instrument om te beoordelen of aan vreemdelingen, die een asielaanvraag doen aan de buitengrens, toegang tot Nederland/de Unie moet worden verleend. Het toepassen van grensdetentie is naar de opvatting van het kabinet, vanwege het grensbewakingsbelang, geoorloofd en proportioneel. Zowel bij het opleggen van grensdetentie als bij voortduring daarvan wordt steeds beoordeeld of detentie (nog) proportioneel is. Indien dat niet langer het geval is, wordt de detentie opgeheven en wordt alsnog toegang verleend.
Vindt u dat grensdetentie van langer dan vier weken zelfs mogelijk moet zijn voor kwetsbare asielzoekers, zoals de in het artikel genoemde vrouw met een voorstadium van baarmoederhalskanker?
Ik ga niet in op individuele zaken. Zie voorts het antwoord op vraag 10.
Kunt u bovenstaande antwoorden allen afzonderlijk beantwoorden?
Dit heb ik zoveel als mogelijk gedaan.
Het bericht ‘COA worstelt met hoge kamerprijzen voor opvang in hotels’ |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «COA worstelt met hoge kamerprijzen voor opvang in hotels»?1
Wat vindt u van de kamerprijzen oplopend tot € 290 per nacht?
Kunt u aangeven waarom het tot op heden niet lukt om deze kosten te laten zakken tot een marktconform tarief?
Dit jaar lopen minstens een dertigtal opvangcontracten af met hotels; kunt u garanderen dat er voor nieuwe contracten een marktconform tarief wordt geboden?
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie van het lid Dijk (Kamerstuk 36 410, nr. 107), die verzoekt verdienmodellen van commerciële asiel- en noodopvang te stoppen?
Geldt het besluit dat asielzoekers zoveel mogelijk zelf moeten gaan koken en hun eigen boterham moeten smeren uit uw brief van 18 april 2025 ook/deels voor asielzoekers die worden opgevangen in hotels en andere vormen van nood- en crisisopvanglocaties?
Kunt u een gespecificeerde lijst van alle 320 COA-opvanglocaties (regulier, noodopvang) doen toekomen waarop is aangegeven, per locatie, wat voor locatie het precies betreft (hotel, vakantiepark, cruiseschip, regulier, etc.), het totaal aantal plekken, hoeveel asielzoekers en hoeveel statushouders het momenteel opvangt?2 Kunt u dit specificeren in het aantal mannen, het aantal vrouwen en of zij alleenstaand zijn of een koppel/gezin vormen en het aantal kinderen (AMV of samen met een of meer ouders)?
Kunt u een prognose geven wanneer het niet meer noodzakelijk is om asielzoekers op te vangen in cruiseschepen, hotels of andere vormen van nood- en of crisisopvang?
Het bericht dat de Spreidingswet mogelijk toch dit jaar wordt ingetrokken |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw bericht op X waarbij u stelt dat u er alles aan zult doen om de Spreidingswet toch dit jaar in te trekken?1
Ja.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met «Ik doe alles wat in mijn macht ligt om deze wet vóór 2026 in te trekken»? Welke concrete maatregelen zijn dit en waarom heeft u die tot nu toe niet kunnen nemen?
Ik doe er alles aan om het wetgevingstraject voor de intrekking van de spreidingswet zo snel mogelijk te laten verlopen. Het kabinet heeft op 14 april jl. de eerste stap gezet die nodig is door de contourennota in consultatie te brengen. In de contourennota wordt uitgelegd hoe het kabinet de intrekking van de Spreidingswet vorm wil geven. Gemeenten, provincies en uitvoeringsorganisaties zoals het COA kunnen hierop reageren. Het wetsvoorstel maak ik aan de hand van de input uit de consultatieronde. Hoe beter het wetsvoorstel wordt voorbereid, hoe groter de kans dat het intrekkingsvoorstel snel wordt aangenomen door het parlement.
Daarbij geldt dat door het kabinet is afgesproken dat de verplichtingen die met medeoverheden zijn aangegaan gedurende de eerste cyclus van de wet, worden nagekomen. Hiermee wordt aan medeoverheden duidelijkheid gegeven over de financiële afwikkeling van de huidige cyclus en wordt er geen afbreuk gedaan aan de reeds geschapen verwachtingen in het kader van de uitvoering van de wet in deze eerste cyclus. Dit staat los van de intrekking van de wet.
Hoe rijmt u uw bericht op X met de contourennota over de intrekking van de Spreidingswet van uw eigen ministerie waarin staat dat de Spreidingswet pas in 2026 wordt ingetrokken?
Zie antwoord op vraag 2. Zoals in bovenstaand antwoord toegelicht doe ik er alles aan om, met de zorgvuldigheid die geboden is, het wetgevingstraject voortvarend te laten verlopen.
Kunt u deze vragen separaat voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 24 april beantwoorden?
Ja.
Het initiatief in Hardenberg waarbij asielzoekers een MDT-certificaat kunnen behalen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in De Stentor waarin wordt vermeld dat de Nederlandse Arbeidsinspectie een onderzoek is gestart naar een project in Hardenberg waarbij asielzoekers meewerken in het kader van het behalen van een Maatschappelijke Diensttijd (MDT)-certificaat, en dat dit mogelijk kan leiden tot boetes voor de gemeente en de betrokken welzijnsorganisatie?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Kunt u aangeven of er duidelijke richtlijnen of handreikingen bestaan voor gemeenten en maatschappelijke organisaties over het betrekken van asielzoekers bij maatschappelijke projecten, op een wijze die in overeenstemming is met de arbeidswetgeving? Zo ja, welke zijn dit en zijn deze voldoende bekend bij gemeenten en maatschappelijke organisaties? Zo nee, ziet u het nut van dergelijke handreikingen? Bent u bereid deze te formuleren?
UWV heeft op de website informatie opgenomen over het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning voor het laten verrichten van arbeid door asielzoekers (https://www.uwv.nl/nl/werkvergunning/asielzoeker). Op de website is ook een informatiefilmpje opgenomen over hoe werkgevers de tewerkstellingsvergunning kunnen aanvragen. Voor vrijwilligerswerk door asielzoekers is geen tewerkstellingsvergunning vereist, wel moet aan de organisatie een verklaring vrijwilligerswerk zijn afgegeven. Op de website van UWV is ook hierover informatie opgenomen. UWV controleert bij de aanvraag voor de verklaring of aan de voorwaarden is voldaan. Zo moet het gaan om werk dat normaal gesproken onbetaald is, mag de organisatie geen winstoogmerk hebben en moet het werk een maatschappelijk belang dienen.
Voor deelname aan MDT-projecten geldt dat alle jongeren in Nederland in de leeftijd van 12 tot 30 mogen deelnemen aan MDT mits ze staan ingeschreven in de BRP (Basisregistratie Personen). In de MDT-subsidievoorwaarden is opgenomen dat MDT-trajecten niet mogen leiden tot stage- en/of werkplekverdringing.
Deelt u de opvatting dat projecten waarbij asielzoekers op vrijwillige basis deelnemen aan maatschappelijke activiteiten waardevol zijn voor hun dagbesteding, welzijn en integratie? Zo ja, op welke wijze voorkomt u dat regelgeving deze initiatieven onbedoeld in de weg staat?
Ik deel de opvatting dat het waardevol is dat asielzoekers op vrijwillige basis deel kunnen nemen aan maatschappelijke activiteiten. Daarom geldt – zoals ook opgenomen in de beantwoording bij vraag 2 – geen tewerkstellingsvergunningplicht voor werkgevers die asielzoekers vrijwilligerswerk laten verrichten. De organisatie moet wel in het bezit zijn van een vrijwilligersverklaring afgegeven door het UWV. Door het doen van vrijwilligerswerk kunnen asielzoekers al gedurende hun asielprocedure makkelijker de taal leren, een sociaal netwerk opbouwen en maken zij tijdens het vrijwilligerswerk ook kennis met Nederlandse gewoontes en de cultuur.
Hoeveel asielzoekers hebben zich via een MDT-project ingezet voor de maatschappij? Aan wat voor soort projecten doen asielzoekers mee? Welke mogelijkheden biedt het behalen van een MDT-certificaat voor hen?
Ik heb geen zicht op de achtergronden van de deelnemers aan MDT trajecten. Dit maakt geen deel uit van de registratie.
Het merendeel van de projecten waarin asielzoekers participeren betreft zogenaamde maatjesprojecten waarin bijvoorbeeld Nederlandse jongeren en (jonge) nieuwkomers met elkaar sporten of taalmaatjes zijn. Bijvoorbeeld: Wereldmeiden MDT - Huis voor Beweging en Welkom bij friend4friend. De deelnemende jongeren kunnen hiermee hun vaardigheden ontwikkelen dan wel versterken. Deze vaardigheden kunnen worden vermeld op een deelnamecertificaat. Dit certificaat is vaak een eerste tastbaar resultaat van het potentieel van een deelnemer en kan behulpzaam zijn bij de maatschappelijke integratie en toetreding tot de arbeidsmarkt.
In hoeverre biedt de huidige wet- en regelgeving ruimte voor vrijwillige maatschappelijke participatie van asielzoekers? Indien deze ruimte ontbreekt, bent u bereid te onderzoeken hoe bestaande regels aangepast kunnen worden om dit mogelijk te maken?
Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is het laten verrichten van arbeid door asielzoekers alleen toegestaan als de werkgever beschikt over een geldige tewerkstellingsvergunning (twv) of de vreemdeling beschikt over een gecombineerde vergunning verblijf en arbeid (gvva). Het begrip arbeid is ruim, ook stages en vrijwilligerswerk vallen onder het begrip arbeid, waarvoor de werkgever in principe een twv nodig heeft.
Op deze hoofdregel is echter een uitzondering gemaakt in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (BuWav 2022). Als de werkgever in het bezit is van een verklaring vrijwilligerswerk is geen twv nodig voor vrijwilligerswerk door asielzoekers en andere derdelanders. De verklaring vraagt de werkgever aan bij UWV en wordt verleend als de activiteiten normaal gesproken onbetaald zijn, de organisatie geen winstoogmerk heeft en het werk een algemeen maatschappelijk doel dient. De verklaring is drie jaar geldig en geldt voor het soort werk waarvoor de organisatie de verklaring aanvraagt. Dit betekent dat de organisatie niet opnieuw een vrijwilligersverklaring aan hoeft te vragen als meer asielzoekers binnen die organisatie hetzelfde vrijwilligerswerk gaan doen.Zodra de organisatie de aanvraag heeft ingediend en de ontvangstbevestiging heeft ontvangen, mag de werknemer starten met vrijwilligerswerk. Als UWV de aanvraag afwijst, moet de werkgever stoppen met het laten verrichten van het vrijwilligerswerk. In tegenstelling tot bij betaald werk, geldt voor asielzoekers bij het doen van vrijwilligerswerk niet de voorwaarde dat het asielverzoek van de asielzoekers ten minste zes maanden in behandeling moet zijn.
Op basis van welke signalen of juridische gronden is de Arbeidsinspectie het onderzoek naar dit project gestart? Is er sprake geweest van aanwijzingen van dwang, onveilige werkomstandigheden of schendingen van arbeidsrecht?
De Arbeidsinspectie draagt bij aan gezond, veilig en eerlijk werk door toezicht te houden op de naleving van de arbeidswetgeving door werkgevers. Signalen over mogelijke overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en over mogelijke overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen waren de aanleiding om de situatie in Hardenberg te onderzoeken. Het onderzoek loopt momenteel nog. De Arbeidsinspectie doet geen uitspraken over lopende onderzoeken.
Zijn er meer zaken bekend waarbij de Arbeidsinspectie controleert bij maatschappelijke stages of maatschappelijke diensttijd? Welke bevindingen leveren die controles op? Welke prioriteiten stelt de Arbeidsinspectie in de besteding van de capaciteit, in relatie tot de maatschappelijke opgaven waar de Arbeidsinspectie mee te maken heeft?
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkplek voor zowel werknemers in loondienst als voor mensen die stage lopen of vrijwilligerswerk doen. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op naleving van de arbeidswetgeving door werkgevers. Zij doet dit zowel risicogestuurd als naar aanleiding van meldingen en signalen.
De Arbeidsinspectie werkt in haar actieve programma’s risicogestuurd op basis van geprioriteerde risico’s. Deze prioritering is gebaseerd op de inspectiebrede risicoanalyse (IRA), die wordt gebruikt om de risico’s op het gehele werkterrein van de Arbeidsinspectie in kaart te brengen en ten opzichte van elkaar te wegen. In het Meerjarenplan 2023–2026 geldt illegale tewerkstelling als prioritair arbeidsrisico, zowel voor de actieve programmering als bij het beoordelen en opvolging geven aan meldingen (reactief toezicht).2
Wanneer de Arbeidsinspectie bij de controle op de naleving van arbeidswetten door werkgevers overtredingen constateert, registreert zij in haar systemen om welke werkgever en welke overtreding het gaat, niet of er sprake is van maatschappelijke stage of maatschappelijke diensttijd. Er is dan ook niet bekend of er eerder zaken zijn geweest waarin werkgevers een of meer arbeidswetten hebben overtreden met deelnemers aan een maatschappelijke stage of diensttijd.
Bent u bereid om in overleg te treden met de gemeente Hardenberg en de betrokken welzijnsorganisatie om te bezien op welke manier dit initiatief kan worden voortgezet binnen de kaders van de wet, zodat het positieve maatschappelijke doel behouden blijft?
Ik zie geen aanleiding om in direct contact te treden met de gemeente Hardenberg over de voorzetting van dit specifieke project. Gemeenten kunnen zelf besluiten over het betrokken zijn bij, opstarten of voortzetten van MDT-trajecten zolang deze binnen de geldende wettelijke kaders worden uitgevoerd.
Het bericht 'Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel»?1
Ja.
Klopt het dat deze vrouw zich in Ter Apel had aangemeld onder haar echte naam?
Uw vragen zien op een individuele zaak. Over lopende strafrechtelijke procedures kan ik geen uitspraken doen.
Klopt het dat deze vrouw gesignaleerd stond in internationale systemen waar ook Nederland van de inhoud op de hoogte dient te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat een Amerikaanse vrouw die internationaal gezocht wordt wegens moord, zonder enige belemmering asiel kon aanvragen in Nederland onder haar eigen naam?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel weken of maanden zaten er tussen de internationale signalering van Kendra Leigh W. en haar aanhouding?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u zich bewust van de veiligheidsrisico’s die medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dagelijks lopen als moordverdachten en andere internationaal gesignaleerde personen zonder enige restricties in het aanmeldcentrum kunnen verblijven? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze risico’s tot een minimum te beperken. Zo nee, waarom niet?
Veiligheid is belangrijk voor eenieder die in Nederland verblijft. Uiteraard vind ik het belangrijk dat de medewerkers van de IND en het COA veilig hun werk kunnen doen. Voordat mensen in het aanmeldcentrum verblijven, worden ze geïdentificeerd, geregistreerd en wordt hun asielaanvraag vastgelegd. Tijdens dit proces, zie ook beantwoording vraag 7, worden verschillende checks gedaan om de veiligheid van de medewerkers te waarborgen. Deze veiligheidschecks betreffen fysieke veiligheidschecks (fouillering en bagage-onderzoek), maar ook het raadplegen van verschillende systemen om na te gaan of de persoon die asiel aanvraagt (internationaal) gesignaleerd staat. Als blijkt dat iemand gesignaleerd staat, dan wordt hier uiteraard actie op ondernomen.
Hoe controleert de Dienst Internationale Samenwerking (DISA) bij binnenkomst of iemand gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen? Op welke manier kan dit proces volgens u worden verbeterd?
Zowel de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers, DISA, voor de aanmeldingen op het Aanmeldcentrum Ter Apel, en de Koninklijke Marechaussee, KMar, voor de aanmeldingen aan de Nederlandse buitengrens, voeren bij elke persoon die in Nederland asiel aanvraagt, een identificatie en registratieproces uit, voordat met de asiel- of de asielgrensprocedure wordt aangevangen. Tijdens dit proces, wordt de persoon die in Nederland asiel aanvraagt op basis van biometrie en persoonsgegevens geverifieerd en geregistreerd door middel van de BVID (Basis Voorziening Identiteitsvaststelling).
Tijdens dit proces worden verschillende (internationale) systemen bevraagd, waaronder het Schengen Informatie Systeem (SIS), waarin internationale signaleringen zijn geregistreerd. Indien uit de bevraging blijkt dat een persoon gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen, dan wordt hierop geacteerd. De DISA werkt in breder perspectief continu aan het verbeteren en optimaliseren van de processen. Zo wordt in 2025 in afstemming met de keten een efficiënter I&R-proces geïmplementeerd waarin verdere automatisering en digitalisering centraal staat. Ook is er structureel overleg tussen de DISA en de veiligheidspartners over adequate opvolging van signalen binnen ieders bevoegdheden.
Hoe vaak kwam het in 2024 voor dat een asielzoeker die zich in Ter Apel meldde internationaal gesignaleerd stond? Hoe verhoudt dit zich tot 2023 en 2022?
In het I&R proces wordt het Schengen Informatie Systeem (SIS) geraadpleegd. Elk EU-land dat gebruikmaakt van het SIS heeft een nationaal Sirene-bureau opgericht, dat 24 uur per dag en 7 dagen per week operationeel is en belast is met de uitwisseling van informatie en de coördinatie van de activiteiten in verband met SIS-signaleringen. In SIS staan onder andere persoonssignaleringen geregistreerd. Deze kunnen variëren van signaleringen die zien bijvoorbeeld op vermiste personen, aanhoudingen ter overlevering/uitlevering tot het niet toe laten van vreemdelingen. Een check op de signaleringen in SIS wordt via de BVID voorziening gedaan. De informatie die aan de BVID wordt teruggekoppeld, wordt na 30 dagen gewist vanwege privacy overwegingen. Bureau Sirene houdt niet bij via welke locatie de raadpleging wordt gedaan. Dit maakt dat het niet mogelijk is om inzichtelijk te maken hoe vaak het voorkwam dat een asielzoeker die in Ter Apel door het I&R proces is gegaan, gesignaleerd stond.
Kunt u uitsluiten dat andere internationaal gezochte personen zich momenteel ook zonder signalering in het Nederlandse asielsysteem bevinden? Zo nee, welke stappen onderneemt u om dit risico structureel te verkleinen?
Nee, tijdens het I&R proces wordt een check gedaan of de persoon die asiel aanvraagt op dat moment gesignaleerd staat of internationaal gezocht wordt. Wanneer de signalering pas nadien in de internationale opsporingssystemen wordt ingevoerd, is deze pas zichtbaar wanneer de systemen worden geraadpleegd, of wanneer vanuit het OM, bijvoorbeeld na het uitvaardigen van een opsporingsbevel/uitleveringsbevel actie wordt ondernomen.
Bent u het eens met de stelling dat wanneer iemand gesignaleerd staat in internationale systemen dit direct duidelijk moet worden bij aanmelding in Ter Apel, zodat er maatregelen genomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is ervoor nodig om dit goed te regelen?
Ja. Dit is al zo. Bij aanmelding in zowel Ter Apel, als op Schiphol valt direct na te gaan of iemand op dat moment gesignaleerd staat.
Kunt u toezeggen dat dit zo snel mogelijk, al dan niet met een tijdelijke maatregel, wordt opgelost en dat bij de implementatie van het Europese Asiel- en Migratiepact hier een structurele oplossing voor wordt gevonden? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren bij de volgende stand van zaken over de implementatie hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder vraag 10 aangegeven, is het binnen het huidige proces al direct zichtbaar indien iemand internationaal gesignaleerd staat in SIS. Dit proces verandert niet met de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact. Wel zal het proces worden uitgebreid met het raadplegen van een aantal Europese databases. Er zal dan bij het screenen al zichtbaar worden of iemand op dat moment internationaal gesignaleerd staat.
Het rapport ‘Investeren in samenleven. Hoe arbeidsmigranten beter ingebed kunnen worden in de Nederlandse samenleving’ van de Adviesraad Migratie. |
|
Anne-Marijke Podt |
|
Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Investeren in samenleven. Hoe arbeidsmigranten beter ingebed kunnen worden in de Nederlandse samenleving» van de Adviesraad Migratie?1
Ja, ik heb het rapport op 8 april jl. in ontvangst genomen.
Hoe beoordeelt u de constatering dat 55% van de arbeidsmigranten hun kennis van de Nederlandse taal als slecht tot zeer slecht inschat? Bent u het eens met de conclusie van de Adviesraad dat gebrek aan taalvaardigheid leidt tot slechtere toegang tot overheidsdiensten, lagere zelfredzaamheid en minder kansen op de arbeidsmarkt? Welke gevolgen heeft dit gegeven voor de rest van de samenleving?
Het is zorgwekkend dat 55% van de arbeidsmigranten hun kennis van de Nederlandse taal als slecht tot zeer slecht inschat. Temeer omdat een aanzienlijk aandeel van de arbeidsmigranten voor langere tijd in Nederland verblijft. Ik onderschrijf de conclusie dat dit onder meer leidt tot slechtere toegang tot overheidsdiensten, lagere zelfredzaamheid en minder kansen op de arbeidsmarkt.
Het goed functioneren van een samenleving vraagt om elkaar te kunnen ontmoeten, verstaan en te begrijpen. Daarom wil ik met een brede aanpak de sociale inbedding van arbeidsmigranten verbeteren. Voor de zomer zal ik met een brief komen naar de Tweede Kamer, waarin ik inga op mijn beleid. Hierbij kom ik namens het kabinet ook met een reactie op het rapport.
Erkent u dat arbeidsmigranten steeds vaker langdurig in Nederland verblijven, en dat dit niet altijd goed te voorspellen is bij aankomst? Erkent u dat dit gegeven betekent dat andere beleidsinspanningen vereist zijn? Welke aanpassingen in het beleid gaat u doen om hier rekening mee te houden?
Ik zie dat een aanzienlijk gedeelte van de arbeidsmigranten uit andere EU-landen na vijf jaar nog in Nederland verblijft. Bij arbeidsmigranten uit de EU is dat een derde en van buiten de EU/EFTA is dat bijna de helft (46%).2 Voor met name de groep die voor langere tijd of permanent in Nederland blijft is het belangrijk dat zij goed sociaal ingebed worden in de Nederlandse samenleving. Met hierbij aandacht voor taal, informatievoorziening, ontwikkeling op het werk en het ontmoeten van Nederlandse burgers. In de brief, benoemd bij vraag 2, zal ik hier verder op ingaan.
Zijn er arbeidsmigranten die op dit moment wel toegang hebben tot taalaanbod? Zo ja, hoe dan?
Ja, hiervoor zijn verschillende mogelijkheden via gemeenten en werkgevers.3 Ook kunnen arbeidsmigranten zelf via private taalaanbieders de Nederlandse taal leren.
Arbeidsmigranten kunnen gebruikmaken van het taalaanbod dat gemeenten aanbieden aan inwoners van hun gemeenten. Het Rijk stelt hiervoor structureel 80 miljoen euro beschikbaar aan gemeenten via de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). Het kabinet heeft in 2025 10 miljoen euro extra beschikbaar gesteld via de WEB om extra taallessen voor arbeidsmigranten en Oekraïense ontheemden te faciliteren. Ook kunnen EU-arbeidsmigranten onder bepaalde voorwaarden een lening van maximaal 10.000 euro aanvragen bij DUO om vrijwillig een inburgeringscursus te volgen. Daarnaast bieden werkgevers soms ook mogelijkheden aan. Dit kunnen zij uit eigen middelen financieren, waarmee zij investeren in de capaciteiten van hun (nieuwe) werknemers. Bovendien zijn er voor werkgevers verschillende subsidies om taalactiviteiten voor arbeidsmigranten (deels) te bekostigen. Denk hierbij aan de subsidieregelingen SLIM en ESF+. Ook bieden O&O-fondsen in verschillende sectoren hiervoor mogelijkheden, zoals in de uitzend- en schoonmaaksector.
Op welke manier wordt er op dit moment beleid gevoerd dat specifiek gericht is op taalonderwijs voor arbeidsmigranten, en acht u dat voldoende? Welke verbetermogelijkheden ziet u?
Het verbeteren van de taalvaardigheid van arbeidsmigranten vind ik essentieel. Ik zie hiervoor verschillende mogelijkheden. Zoals in de beantwoording bij vraag 2 aangegeven, zal ik voor het zomerreces mijn beleid op de sociale inbedding van arbeidsmigranten aan uw Kamer toesturen, waarbij ik ook in zal gaan op het verbeteren van de taalvaardigheid.
Wat vindt u van de aanbeveling dat werkgevers concreet moeten bijdragen aan taalonderwijs via collectieve arbeidsovereenkomst (cao)-afspraken? Bent u bereid in gesprek te gaan met sociale partners om het opnemen van taalonderwijs voor arbeidsmigranten in cao’s actiever te stimuleren?
Ik vind dat werkgevers meer verantwoordelijkheid moeten nemen om taalscholing van arbeidsmigranten te verbeteren. Dit is ook opgenomen in het regeerprogramma. Ik onderschrijf de aanbeveling van de Adviesraad Migratie dat de collectieve arbeidsovereenkomsten een goede plek zijn om betere toegang tot taalonderwijs te regelen. Een goed voorbeeld is de schoonmaakbranche, waar in de cao afspraken zijn gemaakt over de bekostiging van taaltrajecten onder werktijd.4 Per taaltraject wordt € 3.875 per deelnemer beschikbaar gesteld. Ook voor arbeidskrachten met een tijdelijk contract en parttimers. Ik ga over deze aanbeveling van de Adviesraad Migratie dan ook graag op korte termijn in gesprek met de sociale partners.
Is er naar uw mening op dit moment voldoende ondersteuning beschikbaar voor werkgevers die willen investeren in taalonderwijs voor hun migrantenmedewerkers?
Werkgevers kunnen nu al op verschillende manieren worden ondersteund bij het bieden van taalonderwijs aan migrantenmedewerkers.5 Zie ook de beantwoording van vraag 4. Tegelijkertijd vind ik dat werkgevers meer verantwoordelijkheid kunnen nemen om taalscholing voor arbeidsmigranten te verbeteren.
Daarom heb ik in het najaar van 2024 diverse partijen bij elkaar gebracht: van arbeidsmigranten, vakbonden en maatschappelijke organisaties tot werkgevers, gemeenten en kennisinstellingen. Dit omdat voor een goede aanpak de inzet van en samenwerking tussen alle betrokkenen cruciaal is. Voor het zomerreces kom ik met een brief over het verbeteren van de sociale inbedding van arbeidsmigranten. Hierbij zal ik ook ingaan op het realiseren van voldoende ondersteuning voor werkgevers die in taalonderwijs willen investeren.
Welke rol ziet u weggelegd voor werkgevers bij het bevorderen van de taalbeheersing van arbeidsmigranten die bij hen in dienst zijn? Welke stappen bent u bereid te nemen om meer verantwoordelijkheid bij werkgevers neer te leggen?
Ik vind dat werkgevers meer verantwoordelijkheid moeten nemen om taalscholing van arbeidsmigranten te verbeteren. Dit is ook opgenomen in het regeerprogramma. Voor het zomerreces zal ik een brief sturen met mijn beleid om de sociale inbedding van arbeidsmigranten te verbeteren, waarbij ik ook nadrukkelijk aandacht heb voor het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers bij het verbeteren van de taalvaardigheid van arbeidsmigranten.
Deelt u de analyse dat investeren in taalvaardigheid en basiskennis over rechten en plichten zowel het welzijn van arbeidsmigranten als de sociale samenhang in Nederland versterkt?
Ik onderschrijf dat de taalvaardigheid en basiskennis over rechten en plichten essentieel zijn voor de arbeidsmigranten. Zo ben ik onder meer druk bezig met de uitrol van WorkinNL-punten over het gehele land om de informatievoorziening, hulp en ondersteuning voor arbeidsmigranten te verbeteren, als onderdeel van de uitvoering de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Ook werk ik aan het verbeteren van de taalvaardigheid van arbeidsmigranten via werkgevers en gemeenten.6
Bent u bereid de aanbeveling van de Adviesraad over te nemen om een Nationaal Programma Samenleven op te zetten, gericht op taal, werk, rechten en ontmoeting?
Nederland kent een brede groep nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten, statushouders, Oekraïense ontheemden en kennismigranten. Ik hecht er veel waarde aan om de problematiek rondom de sociale inbedding van deze groepen in samenhang te bezien.
Tegelijkertijd zijn er ook belangrijke verschillen tussen deze groepen, zoals de sociaaleconomische positie en juridische verblijfsstatus en daarmee gepaard gaande verplichtingen. Dit vraagt daarom ook tegelijkertijd om een gedifferentieerde aanpak.
Hoe verhoudt het huidige integratie- en inburgeringsbeleid zich tot de aanbevelingen in dit rapport? Bent u het ermee eens dat het onderscheid op het gebied van taalonderwijs tussen verschillende groepen nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten, statushouders, Oekraïners en kennismigranten niet altijd logisch is? Is dit onderscheid volgens u wenselijk, en welke mogelijkheden of kansen ziet u om dit beleid meer te harmoniseren?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid de Kamer voor de zomer een beleidsreactie op dit rapport toe te sturen waarin in ieder geval specifiek wordt ingegaan op de aanbevelingen rondom taalonderwijs?
Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland |
|
Maikel Boon (PVV) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland» en kunt u bevestigen dat tienduizenden derdelanders – waaronder naar schatting 35.000 Brazilianen – zonder geldige verblijfsstatus in Nederland illegaal werken?1
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Het kabinet vindt het zeer onwenselijk dat mensen illegaal verblijven in Nederland. Dat maakt hen kwetsbaar en gevoelig voor arbeidsmisstanden en zelfs uitbuiting. Hoeveel derdelanders er precies in de illegaliteit leven, is niet te zeggen, omdat een groot deel onder de radar verdwijnt.
Bent u, in het licht van het grootschalige misbruik van de visumvrije toegang door arbeidsmigranten uit landen als Brazilië en Georgië, bereid deze regelingen opnieuw te beoordelen en – indien nodig – op te schorten om verdere illegale arbeidsmigratie tegen te gaan?
Opschorting van visumvrijstelling kan alleen in EU-verband gebeuren. De Europese Commissie kan het opschortingsmechanisme activeren op eigen initiatief of naar aanleiding van kennisgevingen van lidstaten. Activering van het opschortingsmechanisme kan alleen in specifieke omstandigheden, zoals een wezenlijke toename van het aantal onrechtmatige verblijvende vreemdelingen. Een toename van minstens 50% wordt in dit kader als wezenlijke toename beschouwd.
Op basis van het zevende Commissierapport over het visumopschortingsmechanisme2 blijkt dat Brazilië en Georgië geen aanzienlijke stijging vertonen, bijvoorbeeld in het aantal onrechtmatige verblijvende vreemdelingen. Op basis van de huidige cijfers ligt activering van het opschortingsmechanisme daarmee niet voor de hand. De Europese Commissie heeft lidstaten onlangs om input gevraagd voor het achtste opschortingsmechanismerapport. Het beleid, de regels over visumverlening en vrijstellingen, valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken en zal in dat kader bijzondere aandacht vragen voor deze signalen ten aanzien van illegaal verblijf.
In het kader van de lopende herziening van het opschortingsmechanisme zet het kabinet in op versterking van de effectiviteit van het mechanisme. Nederland dringt daarbij aan op uitbreiding van de opschortingsgronden, en verlaging van de drempelwaarde naar 30% voor de activering van het mechanisme.
Met de invoering van het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS) in het vierde kwartaal van 2026 zal een nieuwe verplichting gaan gelden voor visumvrije derdelanders tot het vooraf aanvragen van een reisautorisatie. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezigheid een risico vormt op onder andere irreguliere migratie.
Bent u bereid de sluiproute via het Registratie Niet-Ingezetenen (RNI)-systeem, waarmee derdelanders zonder tewerkstellingsvergunning tóch een burgerservicenummer (bsn) kunnen verkrijgen en daarmee toegang krijgen tot de Nederlandse arbeidsmarkt, per direct te dichten?
Ik vind het zeer onwenselijk dat onrechtmatig toegang wordt verkregen tot de Nederlandse arbeidsmarkt door met het aan het RNI-loket verkregen bsn rechtmatig verblijf in Nederland en andere rechten te veinzen. Ik werk samen met de Staatssecretaris van BZK aan maatregelen naar aanleiding van het nieuwsbericht en eerdere signalen3. Uw Kamer wordt in september daarover geïnformeerd, conform de motie van de leden Saris en Ceder4.
Het is hierbij goed om te benadrukken dat het bsn zelf geen recht geeft op het werken in Nederland, maar hiermee een schijn van legaliteit wordt verondersteld. De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) verbiedt werkgevers om buitenlandse krachten die geen vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt, zonder geldige tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid voor zich te laten werken. Het maakt niet uit of de betreffende persoon of personen in bezit is/zijn van een bsn. De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of de Wav wordt nageleefd door werkgevers en kan bij overtredingen boetes en sancties opleggen.
Waarom wordt er nauwelijks gecontroleerd of derdelanders na het verstrijken van hun visumvrije verblijfstermijn van 90 dagen daadwerkelijk Nederland verlaten? Bent u bereid werk te maken van structurele uitreiscontrole?
Tot op heden wordt niet gecontroleerd wie Nederland verlaat, omdat dit niet uitvoerbaar is. Een derdelander kan Nederland via Schiphol binnen reizen en bijvoorbeeld via Duitsland of Frankrijk weer terugreizen naar het land van herkomst. Een dergelijke uitreiscontrole zal dan ook op Schengenniveau moeten worden geregeld.
Met de inwerkingtreding van het toekomstige Entry Exit-systeem (EES), naar verwachting in het najaar van 2025, zal het toezicht op het naleven van de toegestane verblijfsduur binnen het Schengengebied wel worden versterkt. Het doel van het EES is het identificeren van overstayers en het in staat stellen van nationale autoriteiten om de nodige maatregelen te treffen. Het EES berekent automatisch de toegestane verblijfsduur van reizigers en genereert een melding aan de lidstaten wanneer deze termijn is verstreken.
Heeft u inzicht in het aantal personen zonder geldige verblijfspapieren dat werkzaam is bij particulieren in Nederland, bijvoorbeeld in de huishoudelijke sector? Welke maatregelen neemt u om deze vorm van illegale tewerkstelling tegen te gaan?
Ik heb geen zicht op het aantal personen dat zonder geldige verblijfspapieren in Nederland werkzaam is, omdat dergelijke gedragingen per definitie heimelijk zijn. Ook de Arbeidsinspectie registreert in haar systemen niet de verblijfsstatus van werknemers die ze aantreft bij controles op naleving van de arbeidswetten door werkgevers. Overtredingen van de Wav kunnen zowel tewerkgestelden met legaal verblijf als zonder legaal verblijf betreffen. In de Wav is bepaald dat een derdelander alleen mag werken in Nederland als zijn werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning (twv) of de vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva) waarmee arbeid bij zijn werkgever is toegestaan.
Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om de identiteit van een werknemer vast te stellen en daarbij na te gaan of betrokkene in Nederland mag werken, en zo ja, onder welke voorwaarden. Werkgevers moeten nagaan wat hun rechten en plichten zijn, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de zelfinspectietool5. Werkgevers die een derdelander laten werken zonder de benodigde werkvergunning overtreden de Wav. Onder andere door voorlichting ga ik illegale tewerkstelling tegen.
Wat gebeurt er met arbeidsmigranten die zonder tewerkstellingsvergunning of papieren op het werk worden aangetroffen? Worden zij standaard als ongewenst vreemdeling aangemerkt en uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Als de Arbeidsinspectie constateert dat een werkgever de Wav overtreedt door een vreemdeling zonder de benodigde vergunning tewerk te stellen, maakt zij een boeterapport tegen die werkgever op. De Arbeidsinspectie kan waar mogelijk en nodig verwijzen naar instanties die de vreemdeling verder kunnen begeleiden. Overtredingen van de Wav kunnen zowel tewerkgestelden met legaal verblijf als zonder legaal verblijf betreffen.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) kan een vreemdeling ongewenst verklaren. Een ongewenstverklaring kan alleen worden opgelegd als de vreemdeling niet onder de Terugkeerrichtlijn valt en er daarom geen Terugkeerbesluit (TKB) en Inreisverbod (IRV) kan worden opgelegd. Illegaal verblijvende derdelanders op Nederlands grondgebied vallen in het algemeen onder de Terugkeerrichtlijn. Zij krijgen derhalve een TKB, waar mogelijk met een IRV. Wanneer er sprake is van een IRV op grond van openbare orde, bedraagt de duur van het IRV ten hoogste tien jaar. Wanneer daarvan geen sprake is en het alleen om illegaal verblijf gaat, bedraagt het IRV ten hoogste twee jaar. Illegale tewerkstelling is een overtreding die de werkgever begaat en niet de vreemdeling. Wel is het arbeid verrichten in strijd met de Wav in de Vreemdelingenwet 2000 een grond om de verblijfsvergunning in te trekken.
Het bericht ‘Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland’ |
|
Pieter Omtzigt , Diederik Boomsma (CDA) |
|
Marjolein Faber (PVV), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tienduizenden arbeidsmigranten van buiten de EU zonder papieren in Nederland»?1
Ja.
Erkent u dat het huidige systeem van Registratie Niet-ingezetenen (RNI) structureel misbruikt wordt doordat er geen of gebrekkige controle plaatsvindt op verblijfsrecht, met als gevolg dat duizenden personen zonder rechtmatig verblijf een BSN verkrijgen?
Ik vind het zeer onwenselijk dat onrechtmatig toegang wordt verkregen tot de Nederlandse arbeidsmarkt door met het aan het RNI-loket verkregen BSN rechtmatig verblijf in Nederland en andere rechten te veinzen. Het verrichten van illegale arbeid door arbeidsmigranten maakt hen kwetsbaar voor misstanden en arbeidsuitbuiting. Ik werk samen met de Minister van SZW aan maatregelen naar aanleiding van het nieuwsbericht en eerdere signalen2. Uw Kamer wordt in september daarover geïnformeerd, conform de motie van de leden Saris en Ceder3.
Het is hierbij goed om te benadrukken dat het BSN zelf geen recht geeft op een verblijf in Nederland of het werken in Nederland, maar hiermee ten onrechte een schijn van legaliteit wordt verondersteld. De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) verbiedt werkgevers om buitenlandse krachten die geen vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt, zonder geldige tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid voor zich te laten werken. Het maakt niet uit of de betreffende persoon of personen in bezit is/zijn van een BSN.
Het BSN is namelijk een informatieloos nummer, dat geen enkel recht of plicht geeft aan de persoon aan wie het BSN is toegekend. Dat personen zonder rechtmatig verblijf een BSN kunnen krijgen, is noodzakelijk vanwege de manier waarop het contact tussen burger en overheid is georganiseerd. Een BSN is daarin een cruciaal administratief, uniek persoonsidentificerend nummer voor contact van de overheid met de burger en voor eenduidige communicatie tussen overheidsorganen en een aantal niet-overheidsorganen. Ook van mensen die niet (meer) rechtmatig in Nederland zijn, of buiten Nederland wonen, moet de overheid het BSN kunnen gebruiken in processen. Het BSN wordt breed gebruikt binnen de Nederlandse samenleving, niet alleen in overheidsprocessen maar bijvoorbeeld ook in de zorg en financiële sector. De overheid moet er voor zorgen dat mensen die een BSN nodig hebben, er een kunnen krijgen. Om een BSN te kunnen krijgen, moet iemand ingeschreven worden in de Basisregistratie Personen (BRP). Bij registratie in de BRP wordt het BSN toegekend. Dat geldt zowel bij registratie als ingezetene (inwoner van een gemeente), als bij registratie als «niet-ingezetene» (RNI). Bij inschrijving in de RNI, is verblijfsrecht geen voorwaarde. Daarover meer in het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om zo snel mogelijk maatregelen te nemen waarbij het verkrijgen van een burgerservicenummer (BSN) via de RNI alleen nog mogelijk is voor personen met aantoonbaar verblijfsrecht, behoudens strikt afgebakende uitzonderingen (zoals diplomaten)?
Zoals ook bij vraag 2 toegelicht, werk ik samen met de Minister van SZW aan maatregelen. Dit bovenop al eerder ingezette maatregelen om de registratie van niet-ingezetenen (met name arbeidsmigranten) in de Basisregistratie Personen te verbeteren. Bij die maatregelen ligt de nadruk op het verbeteren van het zicht op verblijf van arbeidsmigranten, maar er is ook aandacht voor de kwaliteit van de gegevens en voorkomen van fraude. In de jaarrapportages Arbeidsmigratie4 en in diverse Kamerbrieven5 zijn diverse maatregelen beschreven, waaronder het gaan registreren van verblijfsadressen in de RNI en de inzet van gelaatsscanners bij de RNI-loketten6.
Naar aanleiding van de signalen van misbruik van de RNI-registratie voor (onder andere) onrechtmatige toegang tot de arbeidsmarkt, wordt nu onderzocht hoe drempels opgeworpen kunnen worden om dat zoveel mogelijk tegen te gaan. Het helemaal niet meer verstrekken van BSN’s aan mensen zonder verblijfsrecht (of die verblijfsrecht niet kunnen aantonen) is echter niet wenselijk en niet uitvoerbaar. Hiervoor zijn verschillende redenen.
Ten eerste kan rechtmatig verblijf niet als voorwaarde opgelegd worden aan mensen die in het buitenland zijn (het grootste deel van de niet-ingezetenen verblijft niet in Nederland)7. Er zijn groepen niet-ingezetenen zoals grensarbeiders maar ook andere buitenlandse werknemers die op afstand werken voor een Nederlands bedrijf. Deze personen hebben mogelijk geen (aantoonbaar) verblijfsrecht in Nederland maar hebben wel een BSN nodig. Uitzonderingen maken voor al deze groepen zal tot zeer complexe regelgeving leiden, met veel administratieve lasten voor de overheid en regeldruk voor bedrijven en burgers tot gevolg.
Het is bovendien niet wenselijk rechtmatig verblijf in alle gevallen als voorwaarde te stellen, omdat het de basis onder het BSN-stelsel vandaan haalt. Zoals hiervoor toegelicht is het BSN rechtenvrij en informatieloos. Het enkel verstrekken van BSN’s aan personen met verblijfsrecht zou dat veranderen. Er ontstaan grotere risico’s op het gebied van identiteitsfraude en handel in BSN’s. Het BSN krijgt dan een waarde die het nu niet heeft. Als arbeidsmigranten dan mogelijk het BSN van een ander gaan gebruiken, vermindert daarbij ook het zicht op arbeidsmigranten.
Met betrekking tot uitvoerbaarheid is het probleem dat verblijfsrecht geen statisch gegeven is. Het verblijfsrecht van een persoon kan in de loop van de tijd veranderen, terwijl het BSN onveranderd geldig blijft. Daarmee wordt de «zweem van legaliteit» die aan het BSN gekoppeld wordt door rechtmatig verblijf als voorwaarde te stellen bij inschrijving in de RNI8 alleen maar groter in plaats van kleiner. Een eenmaal toegekend BSN kan – gelet op het feit dat het BSN onmisbaar is voor de administratie van overheidsorganisaties en de eenduidige uitwisseling van persoonsgegevens tussen die organisaties – ook niet worden ingetrokken. Zie voor meer uitleg daarover bij het antwoord op vraag 9 over het «op non-actief zetten» van het BSN.
Bij het gesignaleerde misbruik gaat het uiteraard om mensen die in Nederland zijn. Zij laten zich inschrijven aan een RNI-loket, waar (inderdaad) niet getoetst wordt op verblijfsrecht. Ook hier speelt dat verblijfsrecht geen statisch gegeven is. Veel mensen komen in Nederland aan met een (kortdurend) verblijfsrecht. Het probleem ontstaat pas als mensen langer dan dit verblijfsrecht in Nederland blijven. Het kan dus in de loop van de tijd veranderen, terwijl het BSN al verstrekt is en onveranderd geldig blijft.
Dat geldt overigens niet alleen voor derdelanders maar ook voor werkloze EU-arbeidsmigranten die op grond van Richtlijn 2004/38 geen verblijfsrecht meer hebben, bijvoorbeeld omdat zij zichzelf niet meer kunnen onderhouden. Ook bij inwoners (als ingezetenen geregistreerd in de BRP) kan het verblijfsrecht vervallen, ook dan blijft het BSN geldig, en de inwoner wordt ook niet uitgeschreven uit de gemeente. Dat gebeurt pas bij vertrek naar het buitenland, waarbij de persoon dan wel als niet-ingezetene in de BRP ingeschreven blijft.
Hoe verantwoordt u het feit dat personen die illegaal in Nederland verblijven, blijkbaar met een via de RNI verkregen BSN volledig kunnen deelnemen aan het economisch verkeer – inclusief loonbetaling, bankrekening en belastingaangifte – zonder enige toets op hun verblijfsstatus of -adres?
Zoals hiervoor aangegeven geeft het BSN geen rechten. Als er in de praktijk ten onterechte vanuit wordt gegaan dat het hebben van een BSN een bepaald recht geeft, kan misbruik plaatsvinden. Dat is zeer ongewenst. Er zijn door onder andere de Nederlandse Arbeidsinspectie meerdere casussen aangedragen. Zoals bij vraag 2 al toegezegd, werk ik samen met de Minister van SZW aan maatregelen.
Hoe verklaart u dat in slechts één jaar tijd (2023) vijf RNI-loketten verantwoordelijk waren voor 60% van alle gemelde fraude-incidenten met documenten? Welke maatregelen zijn uitgevoerd om deze fraude te voorkomen? Welke maatregelen bent u van plan uit te voeren om dit te voorkomen?
De gegevens waarop deze constatering is gebaseerd heb ik niet beschikbaar, maar dat een klein aantal loketten de meeste meldingen doet is waarschijnlijk te verklaren door de verschillen tussen de loketten. De 19 RNI-loketgemeenten verschillen onderling van elkaar qua aantallen inschrijvingen per jaar. De vijf grootste RNI-loketten waren in 2023 verantwoordelijk voor bijna 60% van alle inschrijvingen. Dit lijkt de verhouding die wordt geschetst te verklaren.
De RNI-loketten kunnen uiteraard niet voorkomen dat mensen frauduleuze identiteitsdocumenten overleggen aan de balie. Maatregelen richten zich erop deze documenten te herkennen en te voorkomen dat daarmee ingeschreven wordt. Onderkende en gemelde ID- of documentfraudes leiden juist níet tot een RNI-inschrijving en uitgifte van een BSN.
Maatregelen die al eerder zijn genomen zijn gericht op het signaleren, tegengaan en melden van frauduleuze handelingen aan de balie. Alle baliemedewerkers zijn getraind in het beoordelen van de echtheid van identiteitsdocumenten, daarnaast worden alle identiteitsdocumenten door professionele scanapparatuur uitgelezen en op echtheid gecontroleerd. Ook wordt een gezichtsscan gemaakt en automatisch vergeleken met de foto in het identiteitsdocument. In alle gevallen controleert een tweede medewerker de lokethandelingen van de eerste medewerker; dit «vierogenprincipe» wordt door RNI-applicatie afgedwongen en kan niet overruled worden.
Bij twijfel over de echtheid van het document wordt contact opgenomen met het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten (ECID). Wanneer fraude geconstateerd wordt, neemt de RNI-loketgemeente contact op met de Politie.
De RNI-applicatie is zodanig opgezet dat een identiteitsdocument dat aan één van de RNI-loketten afgewezen is, automatisch herkend wordt als het daarna nog een keer aangeboden zou worden op een ander moment of aan een van de andere RNI-loketten.
Meer informatie over het proces, waaronder over alle verplichte controles staat in Werkinstructies Registratie Niet-ingezetenen (WIR) die alle loketgemeenten moeten volgen.9
Hoeveel mensen hebben volgens u (desnoods naar uw beste schatting) een BSN en géén recht om te werken?
De Arbeidsinspectie kan alleen informatie uit haar risicogerichte toezichtspraktijk en haar opsporingspraktijk geven. In dat kader heeft de Arbeidsinspectie geconstateerd dat er duizenden derdelanders zijn die niet gerechtigd zijn om in Nederland te werken en via inschrijving in de RNI een BSN hebben verkregen. De Arbeidsinspectie verwijst hierbij naar enkele voorbeelden, zoals de «Braziliaanse casus10» waaraan alleen al ruim 6500 Brazilianen gelieerd worden, de casus met 235 gevallen van fraude met Europese identiteitsdocumenten11, en het bericht over honderden mensen die via uitzendbureaus werkzaam zijn in de schoonmaakbranche12. De Arbeidsinspectie merkt nadrukkelijk op dat – vanwege de hoge aantallen – het misbruik van de RNI-inschrijving meer is dan een marginaal verschijnsel.
Hoeveel signalen over frauduleuze tussenpersonen zijn sinds 2021 actief opgevolgd met strafrechtelijk onderzoek? Hoeveel van deze zaken hebben geleid tot vervolging of veroordeling?
Waarom wordt het nog steeds toegestaan dat personen met een via de RNI verkregen BSN zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK) als zelfstandig ondernemer, terwijl zij aantoonbaar geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben?
Zoals in bovenstaande antwoorden aangegeven, zegt een RNI-inschrijving niets over het rechtmatig verblijf van een persoon. Als het gaat om voorwaarden rondom RNI-inschrijvingen bij de KVK is Uw Kamer daar eerder over geïnformeerd. Op 11 december 2024 is de motie Patijn c.s. ingediend die de regering verzoekt «de beleidsregels voor de KVK aan te passen, zodat zzp’ers zich alleen kunnen inschrijven als zij ingeschreven staan in het bevolkingsregister (BRP)».14 In de kamerbrief van 27 maart jl. heeft de Minister van SZW een reactie gegeven op deze motie.15
Als het gaat om het toestaan van een inschrijving als zzp’er in de KVK van personen met een RNI-inschrijving is het volgende van belang. Het weigeren van een inschrijving als zzp’er in de KVK van een niet-ingezetene is niet verenigbaar met het vrij verkeer van vestiging. Ook niet-ingezetenen – denk bijvoorbeeld aan een persoon die net over de grens woont – hebben het recht om zich te vestigen als zzp’er in Nederland. Als tijdens de inschrijving blijkt dat er mogelijke risico’s zijn op uitbuiting, mensenhandel of mensensmokkel, wordt dit als een risicosignaal doorgegeven aan de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), zoals bepaald in de Handelsregisterwet en beschreven in de memorie van toelichting bij de wijziging van die wet per 1 januari 2020.16 Voorts is de KVK bezig met het versterken van haar Poortwachtersrol, waarbij wordt onderzocht hoe het Handelsregister kan bijdragen aan het voorkomen van schijnzelfstandigheid en arbeidsuitbuiting.
Hoe beoordeelt u het feit dat honderden personen zich via de RNI kunnen inschrijven op een loods of schuur zonder woonbestemming? Waarom blijft het wettelijk toegestaan om willekeurige adressen – die nota bene niet in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) geregistreerd staan – te gebruiken als verblijfsadres?
Registratie van het verblijfsadres in de RNI heeft als doel zicht te krijgen op verblijf in Nederland, het gaat niet om registratie van een formeel woonadres (zoals bij inschrijving bij de gemeente). De registratie op het verblijfsadres betekent niet dat er ook daadwerkelijk verbleven mag worden.
Het tijdelijk verblijfadres is in 2022 ingevoerd in de RNI om beter zicht te kunnen gaan krijgen op de groep niet-ingezetenen die in Nederland verblijft (veelal arbeidsmigranten). Deze mensen zitten vaak in kwetsbare situaties waar misstanden plaatsvinden, en daarom is de aanbeveling van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten opgevolgd om verblijfsadressen te gaan registreren in de BRP.
Het tijdelijk verblijfsadres dat geregistreerd wordt, moet altijd een volledig adres zijn met straatnaam, huisnummer, postcode. Het is inderdaad wel mogelijk om een tijdelijk verblijfadres te registreren dat (nog) niet in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) staat. Juist bij mensen in kwetsbare situaties is het belangrijk te registreren waar ze verblijven, ook al is dat ergens waar het eigenlijk niet gewenst is. Wanneer een dergelijk adres niet geregistreerd zou worden, heeft de betreffende gemeente waar de niet-ingezetene verblijft geen enkele mogelijkheid om ter plaatse adresonderzoek te doen.
Er wordt door BZK samen met gemeenten gewerkt aan maatregelen om de kwaliteit van de verblijfsadressen te verbeteren, onder andere via een experiment met vijf gemeenten die de verblijfsadressen controleren en bijhouden.
Hebben gemeenten anno 2025 nog steeds geen toegang tot vrijwillig opgegeven RNI-gegevens, terwijl dit al in 2023 was toegezegd? Acht u dit aanvaardbaar gezien de omvang van de problematiek? Wanneer zal dat geregeld zijn?
Dit is al geregeld. Gemeenten hebben sinds de invoering van de RNI in 2014 al toegang tot de gegevens van niet-ingezetenen. Gegevens over de tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van personen kunnen worden opgevraagd met de bestaande systemen. Gemeenten kunnen ook automatisch updates gaan ontvangen vanuit de centrale BRP-voorzieningen over nieuwe en gewijzigde tijdelijke verblijfsadressen. Echter, daarvoor moeten de gemeentelijke systemen worden aangepast en dat is helaas nog niet gebeurd (door de gemeentelijke softwareleveranciers). In de tussentijd heeft de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ervoor gezorgd dat gemeenten tijdelijke verblijfsadressen kunnen opvragen in selectiebestanden. Op dit moment hebben zeventig gemeenten al een of meerdere selectiebestanden ontvangen.
Bovendien worden op de website van de RvIG de actuele cijfers van de tijdelijke verblijfadressen van niet-ingezetenen van de afgelopen vier maanden getoond17.
Aan de hand van de getoonde aantallen kan de gemeente bepalen of het opportuun is om te ontvangen welke personen zich op welk tijdelijk verblijfsadres hebben laten registreren. Hetzij eenmalig of structureel.
Gemeenten die gegevens willen krijgen of vragen hebben hierover, kunnen zich wenden tot RvIG.
Bent u bereid om het verblijfadres en contactgegevens bij RNI-inschrijving verplicht te stellen, inclusief een verplichting tot adreswijziging bij verhuizing, én gemeenten geautomatiseerd te waarschuwen bij signalen van overbewoning of ongebruikelijke patronen?
Het overgrote deel van de geregistreerden in de RNI woont in het buitenland. Het verplicht stellen van het registreren van een verblijfsadres in Nederland is dus niet als algemene maatregel mogelijk. Denk daarbij ook aan grensarbeiders die zich via een RNI-loket inschrijven.
Zoals bij vraag 2 al toegezegd, laat ik samen met de Minister van SZW aanvullende maatregelen uitwerken. Daarbij wordt ook gedacht aan een verplichte aanwezigheidsmelding (met registratie verblijfsadres) bij verblijf in Nederland. Conform de motie van de leden Vijlbrief en Podt18 wordt daarbij onderzocht in hoeverre het Belgische model toepasbaar is in Nederland en welke juridische, praktische en beleidsmatige aanpassingen nodig zouden zijn.
Automatische signalering bij overbewoning en ongebruikelijke patronen is voor de verblijfsadressen nog niet mogelijk, maar gemeenten kunnen (zoals bij vraag 6 toegelicht) selectielijsten opvragen waarmee ze kunnen zien welke adressen zijn geregistreerd als verblijfsadres en hoeveel personen daar geregistreerd staan. Gemeenten gebruiken dit al in combinatie met gegevens uit de eigen administratie.
RvIG is bezig met verkenning of en hoe de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)19 kan worden ingezet om de registratie van verblijfsadressen in de RNI te verbeteren. Vanuit LAA worden op basis van profielen signalen naar gemeenten gestuurd over vermoedens van onjuiste registratie op een adres.
Waarom wordt de bestaande verplichting om na vier maanden verblijf in Nederland over te stappen naar een BRP-inschrijving in praktijk niet gehandhaafd? Bent u bereid om het BSN automatisch op non-actief te zetten indien deze overstap uitblijft?
BZK werkt aan het verbeteren van de registratie van arbeidsmigranten, en voert daarbij de adviezen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten uit. Daaronder valt een groot aantal maatregelen, juist om te bevorderen dat arbeidsmigranten zich tijdig gaan inschrijven bij de gemeente. Nu verblijfsadressen beschikbaar zijn, kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende groepen in de RNI (het overgrote deel van de geregistreerden verblijft niet in Nederland, daar zit het probleem niet), kan er gemonitord en gesignaleerd gaan worden. In de jaarrapportage Arbeidsmigranten20 is de stand van zaken van de verschillende maatregelen toegelicht. BZK en SZW zijn ook nog in overleg over extra maatregelen.
Het automatisch op non-actief zetten van het BSN is echter onwenselijk en onuitvoerbaar. Het op non-actief zetten van het BSN in de BRP (eerder ook wel benoemd als «bevriezen», zie ook de schriftelijke beantwoording van vragen bij de behandeling van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten21) gaat onherroepelijk leiden tot ongewenste uitval in ketens, waaronder de loonaangifteketen.
«Op non-actief zetten» (net als intrekken, bevriezen of ongeldig maken) houdt gebruik van een BSN daarbij ook niet tegen. De persoon heeft het BSN immers zelf beschikbaar en kan dit ook delen. Het BSN van een persoon wordt op heel veel plekken binnen en buiten de overheid gebruikt, zit al in administraties, vaak ook zonder koppeling aan de BRP, ook in papieren processen. Werkgevers zullen bijvoorbeeld niet aan een BSN kunnen zien of het mogelijk een status «non-actief» heeft gekregen in de BRP. Organisaties die niet zijn aangesloten op de BRP kunnen niet weten dat het BSN is bevroren; werkgevers ook niet. Organisaties die wel aangesloten zijn op de BRP (of beheervoorziening BSN) zouden een status «bevroren» meegeleverd kunnen krijgen bij het BSN, maar dat moet dan wel kunnen worden verwerkt in de eigen systemen.
In 2021 heeft BZK onderzoek laten uitvoeren naar de impact van wijzigen van een BSN22. De conclusie van dit onderzoek is dat dit zowel voor de burger als voor de overheid een zeer grote impact heeft. Het leidt tot problemen in ketens, zoals de loonaangifteketen.
Klopt het dat gemeenten niet zelfstandig kunnen overgaan tot uitschrijving uit de RNI, zelfs bij fraude of langdurig illegaal verblijf? Waarom is deze juridische leemte nog altijd niet gedicht?
De BRP bestaat uit de gegevens van inwoners van gemeenten (ingezetenen) en de gegevens van niet-ingezetenen (RNI). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de gegevens van hun inwoners, de Minister van BZK is verantwoordelijk voor de RNI. Indien een gemeente vaststelt dat iemand langere tijd in de gemeente verblijft, dan kan de gemeente diegene ambtshalve inschrijven als ingezetene van de gemeente. Een gemeente kan iemand ook «uitschrijven» uit de gemeente. De persoon kan dan of ingeschreven zijn bij een andere gemeente, of de persoonslijst gaat naar de RNI (als er aangifte van vertrek naar het buitenland is gegaan, of ambtshalve nadat de gemeente na onderzoek heeft geconstateerd dat iemand vertrokken is).
Uitschrijven uit de RNI kan niet, niet door de gemeente en ook niet door de Minister. Voor de hele BRP geldt het uitgangspunt: eenmaal opgenomen gegevens blijven opgenomen. Met andere woorden: eenieder die in de BRP wordt geregistreerd (zowel ingezetenen als niet-ingezetenen) blijft erin geregistreerd staan. De gegevens moeten beschikbaar blijven voor de overheid, ook na vertrek naar het buitenland of overlijden. Dat is nodig, zodat de honderden gebruikers van de BRP zaken kunnen afhandelen na vertrek uit Nederland, zodat zij later kunnen bewijzen dat zij beslissingen hebben genomen op basis van de toen geregistreerde gegevens, en zodat burgers (na vertrek uit Nederland) nog steeds zaken af kunnen handelen met overheidsinstanties.
Uitschrijving uit de RNI is daarom niet mogelijk en onwenselijk. Dus ook personen die bijvoorbeeld ongewenst vreemdeling worden verklaard of Nederland verlaten en daardoor niet-ingezetene worden, blijven geregistreerd in de BRP.
Voor zowel RNI als de gemeente is de enige uitzondering op deze regel dat er in gevallen van identiteitsfraude of dubbele registratie een persoon uitgeschreven kan worden. Dan wordt de persoon (of beter gezegd: de persoonslijst in de BRP van die persoon) uit de registratie gehaald.
Hoeveel personen stonden per 1 januari 2025 langer dan vier maanden ingeschreven in de RNI zonder BRP-registratie? Hoeveel van hen zijn (desnoods grofweg) derdelanders zonder verblijfsrecht?
In de RNI staan ongeveer 5 miljoen personen geregistreerd. Het overgrote deel langer dan vier maanden. De viermaandentermijn is voor de meeste geregistreerden niet relevant. Hetzelfde geldt voor verblijfsrecht. Dat licht ik hieronder toe.
De 5 miljoen personen bestaan uit twee groepen. Ongeveer de helft is emigrant. Dit zijn mensen die in Nederland ingeschreven stonden als ingezetene, en vanwege vestiging in het buitenland zijn uitgeschreven. Zij worden dan niet-ingezetene. Of deze mensen verblijfsrecht in Nederland hebben, is in principe niet relevant, want ze zijn niet in Nederland. Uiteraard wordt dat wel relevant op het moment dat ze tijdelijk of permanent terugkeren naar Nederland.
De andere helft bestaat uit mensen die nooit in Nederland hebben gewoond (dat wil zeggen nooit als inwoner van Nederland ingeschreven zijn geweest bij een Nederlandse gemeente). Daarbij kan het gaan om mensen die nooit in Nederland hebben verbleven, denk aan partners van Nederlanders in het buitenland of mensen met slechts een zakelijk belang in Nederland. Of om mensen die slechts tijdelijk in Nederland waren. Voor al deze mensen is het verblijfsrecht in Nederland pas relevant als zij daadwerkelijk voor een langere periode in Nederland gaan verblijven.
In de RNI is alleen een verblijfstitel vastgelegd als de betrokken vreemdeling eerder in het ingezetenendeel van de BRP opgenomen is geweest en vanwege vertrek uit Nederland verhuisd is naar het RNI-deel. In die gevallen wordt de verblijfstitel geactualiseerd door de IND.
In de Migrantenmonitor van het CBS zijn gegevens beschikbaar die inzicht geven in het aantal derdelanders in de RNI die in Nederland aan het werk zijn. Op 31 december 2023 waren er in totaal ruim 43.000 migranten uit derde landen in Nederland aan het werk en ingeschreven als niet-ingezetene in het BRP.23 Dit zegt echter niets over aantallen die zonder verblijfsrecht werken.
Hoe beoordeelt u het feit dat arbeidsmigranten via een frauduleuze RNI-inschrijving een BSN kunnen verkrijgen en daarmee rechten opbouwen die toegang geven tot uitkeringen, terwijl zij feitelijk onrechtmatig in Nederland verblijven? Acht u het aanvaardbaar dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dergelijke aanvragen in behandeling neemt zonder toetsing aan de BRP-inschrijving?
Met alleen het BSN worden geen rechten opgebouwd. Het BSN wordt gebruikt voor eenduidige uitwisseling van persoonsgegevens tussen overheidsorganisaties en voor persoonsidentificatie/verificatie. Bij een uitkeringsaanvraag controleert UWV of in de BRP een verblijfstitel is vastgelegd.
Hoeveel uitkeringen of toeslagen zijn sinds 2020 verstrekt aan personen die enkel via de RNI geregistreerd stonden, ondanks het ontbreken van een verblijfsstatus die hen daartoe zou kwalificeren?
De registratie in de RNI geeft geen recht op uitkeringen of toeslagen.
Aan het ontbreken van een verblijfstitel in de BRP van mensen die enkel als niet-ingezetene geregistreerd staan, kan niet de conclusie verbonden worden dat zij geen recht op verblijf, werk of een uitkering hebben.
Deze vraag kan zodoende niet beantwoord worden.
De Arbeidsinspectie stelt dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al jarenlang structureel wordt gewaarschuwd voor misbruik van de RNI, maar dat «er niets verandert» en dat het ministerie «geen plannen heeft om wijzigingen aan te brengen»; klopt dit, en kunt u dat verklaren?
In 2019 en 2024 zijn Bestuurlijke signalen ontvangen waarin knelpunten rond de RNI zijn aangekaart. Per brief van 21 december 202024 heeft de toenmalige Staatssecretaris maatregelen toegelicht, waaronder het gaan registreren van verblijfsadressen in de RNI en de inzet van gelaatsscanners bij de RNI-loketten. Op 13 juni 2024 heeft de Staatssecretaris van BZK mede namens de andere aangeschreven bewindspersonen van Sociale Zaken en Justitie en Veiligheid een reactie gestuurd naar de indieners van een tweede bestuurlijk signaal25. Op de knelpunten en aanbevelingen werd gereageerd en er is een overzicht bijgevoegd van lopende en nieuwe acties26.
Samen met de Minister van SZW laat ik daarbij nog aanvullende maatregelen uitwerken naar aanleiding van het nieuwsbericht en eerdere signalen. Gedacht wordt aan het niet meer registreren van derdelanders aan RNI-loketten. Overigens moet daarbij wel worden opgemerkt dat de processen aan het RNI-loket juist ook bijdragen aan signalering van fraude. De casus met de illegale Brazilianen kwam mede aan het licht door signalen van RvIG vanuit de RNI-loketten. Indien derdelanders helemaal niet meer bij het RNI-loket komen omdat zij niet worden ingeschreven, wordt het nog moeilijker om misstanden te signaleren. Er zijn ook mogelijkheden (blijkt ook uit de uitzending van Nieuwsuur) om illegaal te verblijven zonder BSN.
Bent u het eens met de conclusie van de Arbeidsinspectie dat de huidige RNI-systematiek de arbeidsmarkt ondermijnt en fraude structureel faciliteert? Zo ja, wanneer komt er eindelijk maatregel of wetswijziging die deze praktijken beëindigt?
Ik vind het zeer onwenselijk dat onrechtmatig toegang wordt verkregen tot de Nederlandse arbeidsmarkt door met het aan het RNI-loket verkregen BSN rechtmatig verblijf in Nederland en andere rechten te veinzen. Zoals bij vraag 2 toegezegd, werk ik samen met de Minister van SZW aan maatregelen.
Het is hierbij goed om te benoemen dat het BSN zelf geen recht geeft op het werken in Nederland, maar er hiermee een rechtmatig verblijf wordt geveinsd. De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) verbiedt werkgevers om buitenlandse krachten die geen vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt, zonder geldige tewerkstellingsvergunning twv of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid gvva voor zich te laten werken. Het maakt niet uit of de betreffende persoon of personen in bezit zijn van een BSN. De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of de Wav wordt nageleefd door werkgevers en kan bij overtredingen boetes en sancties opleggen.
Erkent de u dat het faciliteren van een «schijnlegale» status via RNI-inschrijving en BSN-verstrekking arbeidsmigranten structureel afhankelijk maakt van malafide bemiddelaars, uitzendbureaus en werkgevers? Wat gaat u doen om te voorkomen dat het overheidsstelsel bijdraagt aan de instandhouding van uitbuiting en mensenhandel?
Zie het antwoord op vraag 17 en 18.
Wilt u deze vragen uiterlijk woensdag 16 april 2025 15:00 uur (24 uur voorafgaand aan het commissiedebat Regulier Verblijf), één voor één beantwoorden?
Dat is niet gelukt vanwege noodzakelijke informatieverstrekking van, en afstemming met en tussen de ministeries van BZK, SZW en JenV/A&M en de verschillende betrokken uitvoeringsorganisaties.
Het bericht 'Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet»?1
Ja.
Klopt het dat in 2023 bij slechts 2.420 van de 1440 overdrachtsbesluiten asielzoekers daadwerkelijk zijn vertrokken naar de EU-lidstaat waar zij hun asielprocedure moeten afwachten? Kloppen de cijfers van 2024 uit het bericht?
In 2023 zijn 11.440 claimverzoeken verstuurd door de IND. Het gaat dan om alle verzoeken ter vaststelling van de verantwoordelijkheid van de aangezochte lidstaat. In het bericht wordt gesproken over overdrachtsverzoeken. Op 7960 van deze verzoeken heeft de IND een akkoord ontvangen. Ongeveer 2450 vreemdelingen zijn daadwerkelijk overgedragen. De opgenomen cijfers over 2024 schetsen niet het complete beeld. In veel zaken zal de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen zijn. De standaard overdrachtstermijn is zes maanden en deze kan onder omstandigheden verlengd worden tot maximaal 18 maanden. Van de 8830 verzoeken die in 2024 zijn gedaan, waren op 1 april 2025 5780 gehonoreerd en op dat moment waren 1700 personen daadwerkelijk overgedragen. Voor het bericht zijn de aantallen die bekend waren op 1 maart 2025 gebruikt.
Hoe verklaart u het feit dat andere EU-lidstaten slechts heel beperkt asielzoekers in het kader van de Dublinverordening overnemen, terwijl dit volgens bindend Unierecht wel zou moeten?
Of een Dublinclaimant al dan niet wordt overgedragen naar een andere EU-lidstaat hangt af van verschillende factoren. Het kan voorkomen dat een lidstaat vanwege gegronde redenen een claim niet accepteert, bijvoorbeeld omdat deze lidstaat meent niet verantwoordelijk te zijn op basis van de bepalingen uit de Dublinverordening. Ook komt het voor dat de procedure vanaf het accepteren van een claim tot het moment dat een juridische procedure is afgerond langer duurt dan de overdrachtstermijn van zes maanden die geregeld is in de Dublinverordening. Overdracht is na deze periode niet meer mogelijk, tenzij de termijn is opgeschort of verlengd. Als antwoord hierop heb ik op 15 mei jl. een wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Raad van State dat regelt dat de overdrachtstermijn van zes maanden pas aanvangt na afloop van de (hoger)beroepsprocedure. Hiermee maak ik gebruik van een mogelijkheid die de vigerende Dublinverordening expliciet biedt. Voorts komt het ook voor dat de daadwerkelijke overdracht niet mogelijk is, omdat een persoon uit beeld van de betreffende autoriteiten is op het moment dat feitelijke overdracht zou moeten plaatsvinden. Zoals hierna verder wordt uitgelegd bij de beantwoording van vraag 5 kan het daarnaast in een beperkt aantal gevallen voorkomen dat overdracht niet mogelijk is, omdat is vastgesteld dat overdracht naar de betreffende lidstaat zou leiden tot een risico op schending van artikel 4 van het EU-handvest.
Hoe vaak nam Nederland in 2023 en 2024 asielzoekers met een Dublin-claim over van andere EU-lidstaten? Hoe vaak weigerde Nederland dit te doen?
In 2023 ontving Nederland 4.875 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 2.723 claims werden gehonoreerd en 1.216 overdrachten geëffectueerd werden. In 2024 ontving Nederland 5.329 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 3.093 claims gehonoreerd en 901 overdrachten geëffectueerd werden. Ook bij deze cijfers dient de kanttekening gemaakt te worden dat in sommige gevallen de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen hoeft te zijn en overdracht alsnog plaats kan vinden.
Hoe verklaart u dat rechters regelmatig de overdracht van een Dublin-claimant tegenhouden? Hoe verhoudt dit zich tot het Unierechtelijke beginsel van wederzijds vertrouwen, waardoor aangenomen zou moeten worden dat elke lidstaat een veilige en eerlijke asielprocedure biedt?
Binnen de EU wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en daarmee dat alle EU-lidstaten het EU-recht toepassen en dat de verschillende nationale rechtsordes in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de in het EU-Handvest erkende grondrechten. In het kader van Dublin overdrachten betekent dit dat ervan mag worden uitgegaan dat de behandeling van verzoekers om internationale bescherming in alle lidstaten voldoet aan de vereisten van het EU-Handvest, het Verdrag van Genève en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Alleen in het geval dat blijkt, bijvoorbeeld op basis van informatie die een asielzoeker inbrengt in de juridische procedure, dat er sprake is van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, moeten de nationale autoriteiten nagaan of de asielzoeker daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een voldoende reëel en voorzienbaar risico op zo’n behandeling. In de beoordeling door de nationale rechtbanken wordt een dergelijke risico op schending aangenomen als zij vaststellen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in de lidstaat waarnaar de asielzoeker zal worden overgedragen, of wanneer bijvoorbeeld de medische situatie van de Dublinclaimant zich tegen een overdracht verzet. In een dergelijk geval kan een overdracht naar de betreffende lidstaat niet plaatsvinden. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 9 waren in 2023 slechts 12% van de ingediende beroepen tegen overdrachtsbesluiten gegrond. Dit betekent niet dat de rechter oordeelde dat in al die zaken sprake was van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, in de lidstaat waartoe overdragen had moeten worden. Een beroep kan ook om andere redenen gegrond zijn.
Hoe verklaart u dat veel asielzoekers die naar een ander EU-land zouden moeten vertrekken in de illegaliteit verdwijnen? Welke stappen onderneemt u om dit te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze asielzoekers toch vrijwillig of gedwongen Nederland verlaten?
Het kan zijn dat personen van wie is bepaald dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek een overdracht naar de betreffende EU-lidstaat proberen te voorkomen door uit het zicht van de autoriteiten te verdwijnen. Samen met de uitvoerende diensten span ik me ervoor in om te zorgen dat men zich zoveel mogelijk beschikbaar houdt voor de autoriteiten ten behoeve van de overdracht. Zo wordt men in vreemdelingenbewaring geplaatst voorafgaand aan de overdracht als er een (significant) risico is vastgesteld dat personen zich zullen gaan onttrekken aan het toezicht. Ook is er sprake van een constante verkenning in welke gevallen er mag worden aangenomen dat de uiterste overdrachtstermijn kan worden verlengd omdat de vreemdeling zich feitelijk buiten het bereik van de autoriteiten heeft geplaatst teneinde zijn overdracht te voorkomen.
Welke impact verwacht u dat het Europese Asiel- en Migratiepact zal hebben op de handhaving van Europese afspraken over het overnemen van asielzoekers? Bent u met uw Europese collega’s en de Europese Commissie in gesprek om ervoor te zorgen dat er bij implementatie van het Pact in ieder geval wel gehandhaafd gaat worden op overdracht? Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van het Europese Asiel- en Migratiepact is de opvolger van de Dublinverordening, de AMMR, waarin is vastgelegd hoe de bepaling van de verantwoordelijkheid voor het behandelen van een verzoek om internationale bescherming plaatsvindt. Daarnaast heeft Nederland zich ervoor ingezet om in het nieuwe asielstelsel een aantal waarborgen in te bouwen voor verbeterde Dublin-implementatie. Zo kunnen lidstaten die systematisch geen Dublinoverdrachten aannemen geen of minder aanspraak maken op het solidariteitsmechanisme. In de implementatieplannen hebben lidstaten bovendien verschillende tussenstappen moeten omschrijven die zij zullen nemen om Dublin-overdrachten weer volledig te kunnen hervatten, bijvoorbeeld het verhogen van de uitvoeringscapaciteit op de «Dublin-units» die overdrachten faciliteren, maar ook via het opbouwen van opvangsystemen die volledig voldoen aan Europees- en internationaal recht. Bovendien heeft het Europees Asielagentschap met de inwerkingtreding van het Pact de taak gekregen de naleving van het asielacquis door lidstaten te monitoren. Nederland werkt momenteel mee aan een pilot voor dit monitoringsmechanisme, om ervaringen op te doen en de methodologie te verbeteren.
Daarnaast bevat het pact ook nieuwe afspraken over opvang en de asielprocedure en daarmee elementen die een rol spelen bij de vraag of er sprake is van een schending van artikel 4 van het Handvest, zoals relevant bij Dublinoverdrachten. Ook kent de AMMR kortere termijnen waardoor procedures sneller kunnen worden doorlopen en wordt er momenteel gewerkt door de Commissie in afstemming met de EU-lidstaten aan de bijbehorende uitvoeringsverordening. Daarbij wordt opnieuw gekeken naar de kaders van de procedures tot en met de overdracht tussen de lidstaten. Ten aanzien van handhaving is het de taak van de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, toe te zien op de naleving van de Europese wet- en regelgeving. Het kabinet spreekt de Commissie geregeld aan op deze rol, ook in het kader van de werking van Dublin.
Welk percentage van asielzoekers die een overdrachtsbesluit opgelegd heeft gekregen in 2023 gaan in beroep bij de rechter?
In 2023 ging 60 procent van de vreemdelingen die een overdrachtsbesluit opgelegd kregen in beroep.
Welk percentage van beroepszaken over overdrachtsbesluiten hield in 2023 stand bij de rechter?
In 12 procent van de ingediende beroepszaken werd het beroep door de rechter gegrond verklaard en hield het overdrachtsbesluit geen stand. Er kunnen verschillende redenen voor een gegrondverklaring van een beroep.
Bent u het eens met de stelling dat Nederland, totdat andere EU-lidstaten zich aan gemaakte afspraken over Dublin-claimanten gaan houden, erg terughoudend moet zijn met het overnemen van asielzoekers met een Dublin-claim uit andere EU-lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit het EU-recht en zet zich ervoor in dat andere lidstaten datzelfde (blijven) doen.
Bent u het eens met de stelling dat het een prioriteit voor u zou moeten zijn om alleen mensen in Nederland te hebben die hier zouden moeten zijn en dat mensen die teruggestuurd worden ook daadwerkelijk weggaan en niet in de illegaliteit verdwijnen? Zo ja, hoe gaat u dit bereiken, welke rol gaat het EU Migratiepact hierin spelen en welke aanvullende maatregelen zijn er nodig? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met deze stelling. Ik verwijs voor verdere beantwoording van deze vraag naar de antwoorden op vragen 6 en 7.
Bent u het eens met de stelling dat het onbestaanbaar is dat er tienduizenden ongedocumenteerde mensen in Nederland verblijven en dat dit een onwenselijke situatie is voor die mensen zelf maar ook voor onze maatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik ben het eens met deze stelling. Personen van wie is bepaald dat zij niet rechtmatig in Nederland zijn, zouden hier niet moeten (ver)blijven. Ik zet me ervoor in om hen over te dragen naar de verantwoordelijke lidstaat dan wel terug te laten keren naar het land van herkomst.
Het bericht dat gemeenten een link zien tussen het kabinetsbeleid en dat azc-protesten |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten zien link tussen azc-protesten en asielbeleid kabinet»?1
Wat is uw appreciatie van de constatering van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) dat er een verband is tussen het kabinetsbeleid inzake asiel en de hevige protesten tegen de komst van asielzoekerscentra, waarbij onder meer vuurwerk wordt afgestoken en medewerkers worden bedreigd?
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat met het ter discussie stellen van de Spreidingswet door u de hevige protesten tegen asielzoekerscentra ook terug zijn?
Herkent u het beeld dat gemeenten aangeven er alleen voor te staan en uw ruggensteun aan de lokale bestuurders te missen? Zo ja, welke stappen neemt u om gemeenten beter te ondersteunen bij het uitvoeren van hun wettelijke taak? Zo nee, waarom niet?
Hoe verklaart u dat de protesten tegen de komst van asielzoekerscentra die 10 jaar geleden plaatsvonden veel rustiger plaatsvonden?
Heeft u in kaart hoe vaak er sprake is geweld en/of intimidatie bij protesten tegen asielzoekerscentra en of dit aantal de afgelopen jaren is toegenomen? Zo nee, bent u van plan om dit in kaart te brengen?
Het bericht 'Transgender teenager is sixth Russian LGBTQ asylum seeker to die in Dutch detention in three years' |
|
Kati Piri (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Marjolein Faber (PVV), Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Transgender teenager is sixth Russian LGBT asylum seeker to die in Dutch detention in three years»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht over het tragische overlijden van een bewoonster van het COA. Onze gedachten gaan uit naar haar nabestaanden, medebewoners en de betrokken medewerkers op wie deze verdrietige gebeurtenis een diepe indruk heeft gemaakt.
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel is dat een minderjarige asielzoeker, die onder toezicht van de Nederlandse overheid staat, zo aan haar lot is overgelaten? Zo nee, waarom niet?
Het past in dit stadium niet om een dergelijke conclusie te trekken. COA en Nidos hebben gezamenlijk een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid en zullen het incident gezamenlijk evalueren. De uitkomsten hiervan moeten worden afgewacht voordat conclusies kunnen worden getrokken over de vraag hoe dit incident heeft kunnen gebeuren.
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van de situatie van Alice S. en welke stappen heeft u toen ondernomen? Heeft u naar aanleiding van haar overlijden contact opgenomen met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en LGBT Asylum Support? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u sindsdien ondernomen?
Het departement en mijn voorganger zijn kort na het incident op de hoogte gebracht door het COA. Het COA heeft, zoals reeds vermeld in het antwoord op vraag 2, direct de voorgeschreven vervolgstappen ondernomen. Met externe belangenorganisaties zoals LGBT Asylum Support hebben wij uit privacy oogpunt in principe geen contact over individuele casuïstiek. LGBT Asylum Support heeft naar aanleiding van het overlijden een brandbrief en een open brief verstuurd en zal op beide brieven een reactie ontvangen.
Is het Openbaar Ministerie (OM) inmiddels op de hoogte gesteld van het overlijden van Alice S.? Zo ja, wat is het oordeel van het OM? Zo nee, waarom niet?
Bij een niet-natuurlijke dood wordt het Openbaar Ministerie altijd geïnformeerd. Het OM heeft in deze zaak geen aanwijzingen gezien voor strafbare feiten. Er volgt dus ook geen onderzoek.
Wat is uw reactie op de twaalfde brandbrief van LGBT+ Asylum Support over deze zaak?
Mijn voorganger heeft op 25 april jl. gereageerd op de brief van LGBT Asylum Support inzake het tragische overlijden van een bewoonster van het COA. In die reactie is benadrukt dat dit incident zorgvuldig zal worden onderzocht en dat het COA en Nidos een gezamenlijke melding hebben gedaan bij de Inspecties Gezondheidszorg en Jeugd en Justitie. Dit gebeurt volgens de geldende procedures. Verder is benadrukt dat het van belang wordt geacht dat er wordt gewacht op de uitkomst van het onderzoek of evaluatie voordat er conclusies getrokken kunnen worden.
Bent u voornemens een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de omstandigheden die hebben geleid tot het overlijden van Alice S., zodat duidelijk wordt wat de gemaakte fouten zijn en wat de lessen zijn die geleerd kunnen worden?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, wordt dit incident volgens de vaste protocollen zorgvuldig geëvalueerd. Het COA en Nidos hebben een melding gedaan bij de relevante Inspecties en zullen alle bijbehorende vervolgstappen ondernemen om grondig te evalueren hoe dit incident heeft kunnen gebeuren, en de eventuele lessen die hieruit getrokken kunnen worden voor de betrokken organisaties.
Acht u het aanvaardbaar dat LHBTIQ+-asielzoekers hier in Nederland in onveilige situaties verkeren, terwijl voor hen hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit juist vaak de aanleiding is om hun land van herkomst te verlaten?2 Zo nee, welke stappen onderneemt u hiertegen?
Elke asielzoeker moet in een veilige omgeving opgevangen kunnen worden. Dat lhbtiq+ asielzoekers, die vaak zijn gevlucht vanwege hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit, in de asielopvang in Nederland soms geweldsincidenten en/of homofobe bejegeningen ervaren, is onaanvaardbaar. Daarom wordt het doen van aangifte altijd gestimuleerd zodat de daders niet onbestraft blijven en bij dergelijk gedrag altijd normerend wordt opgetreden. In aanvulling op de bestaande maatregelen om lhbtiq+ asielzoekers adequaat te begeleiden, door onder meer trainingen van COC Nederland aan COA-medewerkers om de deskundigheid in de begeleiding te versterken, beziet mijn departement samen met het COA en partners uit de strafrechtketen mogelijkheden om de veiligheid op locatie verder te versterken. Daarbij gaat het zowel om preventie van (gewelds)incidenten als om passende begeleiding en het melden of aangifte doen van incidenten.
Bent u op de hoogte van de structurele onveilige situaties waarin LHBTIQ+-asielzoekers in Nederland verkeren en het toenemende aantal meldingen van deze situaties?3 Zo ja, welke acties heeft u sindsdien ondernomen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om de LHBTIQ+-asielzoekers gepaste opvang te bieden en te beschermen, specifiek ook in de crisisnoodopvangplekken en specifiek voor minderjarigen? Bent u van mening dat deze maatregelen voldoende zijn? Zo ja, waarom?
Bij de plaatsing van asielzoekers houdt het COA rekening met kwetsbaarheid. Daarnaast kan de ontvangende locatie via een overdracht op de hoogte worden gebracht van bepaalde kwetsbaarheden van haar nieuwe bewoners. De ontvangende locatie kan dan rekening houden met eventuele behoeften van een bewoner t.a.v. de opvang en/of begeleiding. In de praktijk kan dit inhouden dat wanneer aangegeven wordt dat een lhbtiq+ bewoner vanuit diens kwetsbare positie behoefte heeft aan plaatsing met andere lhbtiq+ bewoners, de locatie deze bewoners samen plaatst in een unit. In de praktijk wordt dit dan vaak een lhbtiq+ unit of roze unit genoemd. Deze units zijn afhankelijk van de in-, door- en uitstroom van bewoners, de behoeften van de bewoners die op dat moment op de locatie verblijven en de ruimte die de locatie op dat moment heeft. Wanneer de capaciteitsdruk laag is, is er meer ruimte voor locaties om aan individuele behoeften te voldoen. Op dit moment is die ruimte beperkt vanwege de hoge capaciteitsdruk bij het COA. In verband met deze capaciteitsdruk komt het ook voor dat lhbtiq+ asielzoekers in de (crisis)noodopvang worden geplaatst.
Daarnaast streeft het COA ernaar om op iedere locatie minstens één lhbtiq+ contactpersoon onderdeel van het team te laten zijn. Dit is een medewerker met meer kennis en affiniteit over het onderwerp, die zowel de medewerkers op de locatie als bewoners extra kan ondersteunen.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) worden opgevangen in aparte opvangmodaliteiten van het COA of Nidos volgens het amv-opvangmodel. Voor amv gelden dezelfde uitgangspunten als het gaat om plaatsing. Ook voor medewerkers in de amv-opvang zijn de trainingen van COC Nederland beschikbaar en ook zij maken gebruik van de lhbtiq+ contactpersonen van het COA. Bij hoge uitzondering en met toestemming van de jeugdbeschermer (Nidos) kan het zijn dat een amv geplaatst wordt binnen de reguliere (volwassen) opvang. Uitgangspunt hierbij is het welzijn en de begeleiding van de amv.
Hoeveel meldingen van onveilige situaties, geweld of discriminatie tegen LHBTIQ+-asielzoekers, en specifiek minderjarigen zijn bij u bekend over de afgelopen vijf jaar en hoe vaak is hierbij iemand komen te overlijden?
Vanwege de AVG worden bij het registreren van (gewelds)incidenten of discriminatie geen bijzondere persoonsgegevens van dader of slachtoffer geregistreerd. Om deze reden zijn er geen cijfers beschikbaar over het aantal meldingen waarbij lhbtiq+ asielzoekers betrokken waren. Hetzelfde geldt bij het overlijden van een bewoner van het COA.
Hoe worden meldingen die bij LGBT Ayslum Support binnenkomen onderzocht, opgevolgd en leiden deze meldingen tot maatregelen om de situatie van deze asielzoekers te verbeteren?
De meldingen van LGBT Asylum Support worden gemeld aan de locatie waar de desbetreffende bewoner woont. De locatie volgt de melding waar nodig op en geeft hierover terugkoppeling richting de bewoner. De meldingen worden ook met het centraal bureau van het COA gedeeld, hier wordt een overzicht van de meldingen bewaard.
Twee keer per jaar heeft het COA een bilateraal overleg met LGBT Asylum Support waar de trends en signalen uit de meldingen besproken worden. In dit gesprek wordt geen casuïstiek op persoonsniveau besproken vanwege de AVG.
Daarnaast wordt ieder half jaar een bijeenkomst met de externe klankbordgroep lhbtiq+ van het COA georganiseerd. Hierbij sluiten verschillende expert- en belangenorganisaties aan, waaronder LGBT Asylum Support. Tijdens deze klankbordgroep denken deze organisaties met het COA mee over het lhbtiq+ thema, door als klankbord te fungeren en expertise uit te wisselen.
Hoe kijkt u aan tegen het invoeren van LHBTIQ+-units in asielzoekerscentra, waarin LHBTIQ+-asielzoekers groepsgewijs opgevangen worden? Hoe kijkt u aan tegen dergelijke units specifiek voor minderjarige asielzoekers?
Een gestandaardiseerd plaatsingsbeleid voor lhbtiq+ bewoners zou in mijn ogen geen recht doen aan de autonomie van bewoners. Het zou tevens een verkeerde boodschap zijn, waarbij de slachtoffers apart worden gezet, terwijl er tegen de daders opgetreden moet worden. Daarnaast zou een gestandaardiseerd plaatsingsbeleid stigmatisering in de hand kunnen werken en bovendien incidenten niet volledig kunnen voorkomen. Uit ervaring van het COA blijkt dat lhbtiq+ bewoners geen homogene groep vormen binnen de opvang en begeleiding van het COA. Er zijn bewoners die zich identificeren als lhbtiq+ en aangeven geen behoefte te hebben aan plaatsing in de zogenoemde lhbtiq+ units, bijvoorbeeld omdat ze hierover niet open wensen te zijn naar andere bewoners. De insteek is om maatwerk te leveren om de veiligheid van asielzoekers te waarborgen, met specifieke aandacht voor kwetsbaarheden en bijbehorende behoeftes van bewoners. Vanuit die specifieke behoeftes van bewoners zijn er op diverse locaties lhbtiq+ units ontstaan. De persoonlijke behoefte maar ook de beschikbare capaciteit bepalen de daadwerkelijke plaatsing van iemand op een bepaalde kamer.
Kinderen in de noodopvang |
|
Michiel van Nispen , Anne-Marijke Podt (D66), Faith Bruyning (NSC), Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er op dit moment ongeveer 6.000 kinderen worden opgevangen op (crisis-)noodopvanglocaties?
Klopt het dat dit een toename is van 2.000 kinderen ten opzichte van het aantal kinderen dat in 2024 in dit soort locaties werd opgevangen?
Bent u het eens met de stelling dat het onwenselijk is dat kinderen op noodopvanglocaties worden gehuisvest?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom) om te voorkomen dat kinderen op noodopvanglocaties terecht komen?
Klopt het dat er op dit moment 1.000 kinderen op crisisnoodopvanglocaties worden gehuisvest die helemaal ongeschikt zijn voor het opvangen van kinderen?
Heeft u in beeld op hoeveel locaties kinderen gehuisvest zijn, die door hun locatie te gevaarlijk zijn voor kinderen om naar buiten te gaan en te spelen, bijvoorbeeld omdat de locatie is gelegen aan een snelweg, langs water of op een industrieterrein? Zo nee, bent u bereid dit in beeld te brengen?
Kunt u aangeven wat de verschillen zijn in de eisen die worden gesteld aan noodopvanglocaties vergeleken met reguliere asielopvang? Kunt u daarin specifiek aandacht geven aan die eisen die specifiek relevant kunnen zijn voor kinderen, zoals eisen op het gebied van privacy, veiligheid, speelruimte, rustige slaapruimte, toegang tot onderwijs en zorg?
Klopt het dat het stellen van 'doelgroepvoorwaarden' (bijvoorbeeld: «alleen gezinnen met kinderen») door gemeenten die zich bereid verklaren asielzoekers tijdelijk op te vangen een belangrijke oorzaak is dat kinderen op (crisis)noodopvanglocaties terecht komen?
Op welke manier handhaaft u op dit moment de met uw voorganger gemaakte afspraak dat gemeenten niet langer voorwaarden kunnen stellen aan de doelgroep die wordt opgevangen in de (tijdelijke) opvang?
Bent u bereid om, onafhankelijk van het voortbestaan van de spreidingswet, te zorgen voor een aanpak waarbij de doelstelling wordt om, vanaf het moment van de definitieve verdeelbesluiten (juli 2025) tot aan het einde van 2025 het aantal kinderen in de (crisis)noodopvang tot nul terug te brengen, te beginnen met de crisisnoodopvang? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid reguliere opvanglocaties te stimuleren om zelf actief in contact te treden met noodopvanglocaties om (gezinnen met) kinderen te kunnen opnemen?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op dit moment al langer dan drie maanden wachten op onderwijs?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom), om te zorgen dat kinderen zo snel mogelijk (maar in elk geval binnen drie maanden) toegang krijgen tot onderwijs?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze al vaker dan drie keer zijn verplaatst van opvanglocatie en al meer dan drie keer opnieuw hebben moeten beginnen met onderwijs?
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom), om te zorgen dat kinderen zo min mogelijk worden verplaatst?
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op wachtlijsten staan voor jeugdzorg of jeugd-GGZ?
Welke acties onderneemt u op dit moment om te zorgen dat kinderen ook bij eventuele verplaatsingen toegang tot jeugdzorg en jeugd-GGZ houden?
Bent u bereid de bovenstaande vragen één voor één te beantwoorden?
Het bericht ‘Onrust in Fries dorpje om jonge AZC’ers die meisjes belagen: Nog een vinger naar mijn dochter en ik ga los’ |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onrust in Fries dorpje om jonge AZC’ers die meisjes belagen: Nog een vinger naar mijn dochter en ik ga los»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar de gedragingen die deze alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) begaan rondom het asielzoekerscentrum (azc)?
Het is onaanvaardbaar als jonge meisjes zich op straat en in de bus onveilig voelen door ongepast gedrag van asielzoekers of anderen.
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat deze amv’ers zich gedragen en inwoners van Sint Annaparochie zich weer veilig voelen?
Politie, COA, Nidos en gemeente Waadhoeke staan in nauw contact over signalen van zowel bewoners als asielzoekers, onderzoeken deze en ondernemen samen actie indien er sprake is van overlastgevend gedrag. Ook wordt er sterk ingezet op de preventieve kant, om overlast te voorkomen en zodoende te zorgen voor een rustig en veilig klimaat voor alle jeugd (bewoners en amv) en de omgeving.
In aanvulling op de vaste maatregelen in de aanpak van overlast is een aantal aanvullende afspraken gemaakt en vastgelegd in een plan van aanpak. Politie, COA en gemeente zijn nauw op elkaar aangesloten om overlastgevers in beeld te houden en handhavend op te treden in de publieke ruimte. COA stimuleert het doen van aangifte en legt overlastgevers passende sancties op. In voorkomende gevallen reizen medewerkers van COA mee in de bus.
Om de sociale cohesie tussen jonge bewoners van het azc en de bewoners van het dorp te verbeteren, worden gezamenlijke activiteiten georganiseerd. Op die manier wordt naast de inzet van repressieve maatregelen, ook de preventieve aanpak van overlastgevend gedrag versterkt.
Ziet u mogelijkheden om bij deze groep amv’ers een vorm van verscherpt toezicht in te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vorm geven?
Op de amv-locaties vindt al intensieve begeleiding door mentoren plaats, op een wijze die niet op reguliere locaties is ingericht. Overlastgevende amv kunnen bij aanhoudend overlastgevend gedrag worden overgeplaatst naar gespecialiseerde, kleinschalige opvang. In Perspectief Opvang Nidos (PON) worden amv opgevangen die ernstige overlast hebben veroorzaakt. Zij krijgen in een aangepaste setting intensieve begeleiding. Om de capaciteit voor de opvang van overlastgevende amv uit te breiden, is het streven om de PON op korte termijn uit te breiden.
Recent is ook de iba (intensieve begeleiding amv) in Nijmegen geopend, een speciale opvangvorm voor alleenreizende jongeren met zorgelijk gedrag.
Bij overlastgevend gedrag wordt bezien welke aanvullende maatregelen kunnen worden opgelegd. Met voornoemde modaliteiten voor amv in combinatie met een persoonsgerichte aanpak van overlast, zijn passende alternatieven afdoende geborgd.
Bent u bereid om met deze locatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en gemeente in gesprek te gaan om gebiedsverboden op te leggen aan deze amv’ers? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de burgemeester om ordeverstoorders in de gemeente een gebiedsverbod op te leggen. De Minister treed niet in het lokaal gezag.
Naar aanleiding van een aanranding heeft het COA expliciet aan het slachtoffer gevraagd niet naar de politie te gaan, hoe kijkt u hiernaar?
Zoals u bekend, kan niet worden ingegaan op individuele gevallen. Maar in zijn algemeenheid geldt het belang om altijd aangifte te doen van strafbare feiten. Bewoners die slachtoffer worden van overlastgevend gedrag worden door COA-medewerkers gewezen op de mogelijkheid om aangifte te doen, waarbij COA toegankelijke informatie verstrekt. Indien COA-medewerkers slachtoffer zijn van een strafbaar feit worden zij intern geïnstrueerd om aangifte te doen onder vermelding van Veilige Publiek Taak (VPT).
De politie en het Openbaar Ministerie (OM) geven hoge prioriteit aan de opvolging van VPT-aangiften. De Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen politie en OM vormen hiervoor het kader. Deze afspraken gaan over de opsporing en vervolging van agressie en geweld gericht tegen mensen met een publieke taak. Recent zijn de ELA geëvalueerd en deze evaluatie geeft een duidelijk kader om met alle betrokken partijen met de knelpunten binnen de VPT-aanpak aan de slag te gaan en daarbij ook de ELA te herzien. Binnen dit traject wordt ook gekeken naar verbeterpunten in het aangifteproces.
Deelt u de mening dat er bij strafbare feiten juist naar de politie gegaan dient te worden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid alle COA-locatie's en in het bijzonder deze COA-locatie hierop te wijzen?
Het landelijke beleid om aangifte te doen bij strafbare feiten staat niet ter discussie en heeft de doorlopende aandacht van COA.