Het bericht dat de "sloopchirurg" gewoon zijn gang kan gaan |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Sloopchirurg kan zijn gang gaan»?1
Ja.
Deelt u de mening, dat het onbestaanbaar is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg deze 300 zaken niet aanhangig maakt bij het tuchtcollege en dat dr. de B. steeds niet is doorgehaald in het artsenregister?
De maatregelen die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) treft zijn primair gericht op het waarborgen van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.
De betrokken orthopeed is sinds april 2010 niet meer werkzaam en de IGZ heeft met hem afspraken gemaakt dat hij zijn werkzaamheden niet zal hervatten. Daarop houdt de IGZ strikt toezicht en heeft daartoe regelmatig contact met hem. Naar het oordeel van de inspectie is de patiëntveiligheid dan ook niet in gevaar.
De inspectie volgt het onderzoek dat het Waterlandziekenhuis thans verricht in deze zaak op de voet en ziet daarbij, conform mijn toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over de IGZ van 13 januari jl., ook toe op het voorspoedig verlopen van de nazorgverplichtingen die het ziekenhuis heeft tegenover betrokken patiënten.
Naast het onderzoek van Waterlandziekenhuis naar het functioneren van de orthopeed onderzoekt de IGZ zelf op dit moment de in totaal zes meldingen die de inspectie inmiddels over de orthopeed heeft ontvangen.
Als tijdens of na afronding van deze onderzoeken het voor de IGZ vast komt te staan dat er sprake is van disfunctioneren van de betrokken orthopeed, dan zal de IGZ passende maatregelen nemen. Dat kan het starten van een tuchtrechtelijke procedure zijn, maar de IGZ kan bijvoorbeeld ook besluiten om het onderzoek over te dragen aan het Openbaar Ministerie in het geval er mogelijke strafbare feiten naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek.
Naar het functioneren van de orthopeed lopen thans dus onderzoeken bij enerzijds het Waterlandziekenhuis waar de orthopeed werkzaam was en anderzijds bij de inspectie zelf. Aangezien de inspectie er strikt op toeziet dat de orthopeed zijn werk niet hervat, sta ik achter het oordeel van de inspectie dat bescherming van de patiëntenzorg gewaarborgd is. De door de IGZ genomen maatregelen zijn naar mijn oordeel proportioneel en effectief.
Deelt u voorts de mening de reactie van de Inspectie, die stelt dat de chirurg niet opereert zolang de klachten tegen hem nog niet zijn afgehandeld, nogal slapjes is en hij in principe nog steeds elders aan de slag kan als chirurg?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de reactie van het Waterlandziekenhuis, waar dr. de B. werkte, dat zegt begrip te hebben voor de reactie van Zorgbelang, maar toch zegt te kiezen voor «zorgvuldigheid, juist in het belang van de patiënten? Wat is het signaal dat hiermee afgegeven wordt aan de ruim 300 gedupeerden met ernstige klachten?
Ik deel de mening dat zorgvuldigheid in deze zeer belangrijk is. Zowel richting de betrokken patiënten maar ook richting de orthopeed. Iedere klager of melder heeft er recht op dat alle aspecten van zijn of haar klacht uiterst grondig worden onderzocht. Al de klachten zijn en worden in het kader van de klachtenprocedure binnen het ziekenhuis behandeld waarbij ook externe deskundigheid betrokken wordt. Vervolgens wordt in het kader van hoor en wederhoor de betrokken specialist zelf om een reactie gevraagd, alvorens de klachtencommissie tot een oordeel komt. Ik benadruk dat de betrokken orthopeed actief en constructief meewerkt aan de lopende onderzoeken van zowel de IGZ als van het Waterlandziekenhuis zelf.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze arts nooit meer een operatie uitvoert?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het doorbetalen van pensioenen aan overleden Grieken |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Miljoenen naar dode Grieken»?1
Ja.
Is het waar dat Griekenland naar schatting 16 miljoen euro per jaar uitbetaalt aan pensioenen voor vele duizenden overleden Griekse ambtenaren? Hoeveel gekker kan het nog worden met het corrupte Griekenland?
Ik heb geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen de Griekse minister voor Sociale Zaken hierover in de pers heeft verklaard. Ik vind deze fraude een ernstige zaak en ga er vanuit dat Griekenland hier krachtig tegen gaat optreden.
Deelt u de mening dat het totaal absurd is dat Nederland financiële steun geeft aan een land dat pensioenen uitkeert aan overleden mensen?
De fraude met pensioenuitkeringen, die de Griekse minister van Sociale Zaken aan het licht heeft gebracht, ondermijnt het politieke en maatschappelijke draagvlak voor het Griekse leningenprogramma. Het doet niet af aan de collectieve verantwoordelijkheid die de lidstaten van het eurogebied hebben om gecoördineerd en doortastend te handelen om de financiële stabiliteit in het eurogebied en dus ook in Nederland te waarborgen. In dat kader heeft Nederland, met instemming van de Kamer, in tranches leningen aan Griekenland verstrekt waaraan strikte beleidscondities zijn verbonden en waarover Griekenland aan Nederland rente betaalt.
Recentelijk heb ik de Kamer ingelicht over de huidige stand van zaken van dit programma en de bevindingen van de laatste missie van de Europese Commissie, de ECB en het IMF naar Griekenland. Op korte termijn zal in eurogroep verband verder gesproken worden over de consequenties van deze bevindingen. Voordat besluitvorming hierover plaatsvindt, zal ik met de Kamer over de Nederlandse standpuntbepaling overleggen.
Bent u inmiddels de naïviteit voorbij en tot het inzicht gekomen dat dit een extra reden is geen cent Nederlands belastinggeld meer aan het corrupte Griekenland te spenderen?
Zie antwoord vraag 3.
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
De samenwerking van de AIVD met de veiligheidsdiensten in Marokko |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Waarom worden mensen als de heer Saddik Sbaa, die in Nederland zijn vrijgesproken, uitgeleverd aan Marokko, waar ze het gevaar lopen te worden gemarteld?1
Het is niet correct dat betrokkene is vrijgesproken: de zaak waarin betrokkene verdachte is geweest van strafbare feiten, is geseponeerd. Betrokkene is ook niet uitgeleverd aan Marokko, maar is vrijwillig naar Marokko vertrokken.
Klopt het dat de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) (persoons)gegevens van de heer Sbaa heeft geleverd aan de veiligheidsdiensten of aan andere instanties in Marokko? Hebben deze diensten in Marokko afspraken geschonden over het gebruik van deze informatie?
Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over de (eventuele) samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten in concrete gevallen.
In algemene zin verwijs ik naar de reactie van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Kamerstuk 29 924, nr. 49). Daarin wordt onder meer ingegaan op de samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten, waaronder ook diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden, alsmede op de uitwisseling van (persoons)gegevens met die diensten.
Gegevens mogen door de AIVD slechts met andere diensten worden gedeeld na een zorgvuldige afweging. Het moge duidelijk zijn dat als (persoons)gegevens worden verstrekt deze niet openbaar gemaakt kunnen worden, zodat (openbare) controle daarop, ook door personen wiens gegevens het betreft, aan inherente beperkingen onderhevig is.
Als iemand denkt of vermoedt dat de AIVD – ten onrechte – persoonsgegevens over hem of haar heeft uitgewisseld, kan betrokkene bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een klacht indienen.
Ook kan de CTIVD naar de samenwerking met buitenlandse diensten rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren, zoals zij recentelijk heeft gedaan, en waarover zij in voornoemd toezichtsrapport heeft gerapporteerd.
De naleving van de derde partijregel, die inhoudt dat verkregen informatie slechts verder mag worden verstrekt indien de dienst waarvan de informatie afkomstig is daarvoor toestemming heeft verleend, vormt voorts en belangrijke waarborg in de uitwisseling van (persoonsgegevens tussen de AIVD en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hoe kunnen mensen, over wie de AIVD informatie verstrekt aan andere landen, controleren of deze informatie klopt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen die in Nederland niet konden worden vervolgd zijn in het verleden alsnog uitgeleverd aan Marokko, of aan andere landen in het Midden-Oosten?
Er bestaat geen overzicht van personen die niet vervolgd kunnen worden.
Deelt de AIVD gegevens met veiligheidsdiensten van landen waar mensen worden gemarteld? Maakt de AIVD gebruik van informatie die door middel van marteling is verkregen?
Zie antwoord vraag 2.
Het onthaal van terroriste Leila Khaled in Zweden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Something rotten in Sweden»1 en het protest van het Wiesenthal Centre2?
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Klopt het dat mevrouw Leila Khaled lid is van het Centraal Comité van het door de Europese Raad als terroristische organisatie3 aangemerkte Popular Front for the Liberation of Palestine?
Mevrouw Leila Khaled is betrokken bij het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP). De PFLP staat sinds 2002 op de Europese terrorismelijst, mevrouw Khaled niet.
Deelt u de mening dat het verlenen van toegang en het onthalen van een beruchte terroristische vliegtuigkaapster zoals mevrouw Khaled in een EU-land haar een status geeft die ze nooit verdient? Zo nee, waarom niet?
Binnen het kader van de toepasselijke EU-regels beslist elk EU-land zelfstandig over toelating van vreemdelingen. De bestaande regelgeving belette de Zweedse overheid niet mevrouw Khaled toegang te verlenen. De Zweedse overheid was niet betrokken bij haar publieke optredens. Ik heb daarom geen grond om de Zweedse ambassadeur hierop aan te spreken.
Bent u bereid de Zweedse ambassadeur over deze gang van zaken om opheldering te vragen en de Tweede Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De uitzending 'Sluimerend bewustzijn' van KRO Brandpunt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de tv-uitzending «Sluimerend bewustzijn»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat comapatiënten en hun familie in Nederland te horen krijgen: «Stop hem maar in een verpleegtehuis. Behandelen kan wel maar doen we niet in Nederland. Te duur»?
Waarop deze stelling concreet gebaseerd is wordt in de uitzending niet duidelijk gemaakt. Als het een mening is deel ik deze niet.
Klopt het dat bij 40% van de comapatiënten een foute diagnose wordt gesteld over het bewustzijn? Zo ja, wat vindt u van dit hoge percentage?
Nee dat is een onterechte conclusie. Een diagnose komt niet alleen tot stand op basis van bewustzijnsonderzoek maar ook op basis van lichamelijk onderzoek zoals de aanwezigheid van reflexen en volgbewegingen van de ogen. De discussie of het mogelijk en betekenisvol is om meer gedetailleerde niveaus te onderscheiden, hangt met name af van de gevolgen die dat kan hebben voor de therapie. Zie ook mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Klopt het dat onderzoekers in Luik een bewustzijnstest hebben ontwikkeld die de kans op herstel van comapatiënten kan voorspellen?
Het klopt dat de onderzoekers in Luik onderzoek doen naar het resterend bewustzijn van comapatiënten en de methoden om dit aan te tonen. In een interview met de Luikse onderzoekers uit 20092 wordt gesteld dat er ruimte is voor verbetering van de prognostische tests. Zij koppelen dat overigens vooral aan het voorspellen van de sterftekans op de intensive care.
Deelt u de mening dat elke comapatiënt recht heeft op een bewustzijnstest? Zo nee, waarom niet?
Ik interpreteer deze vraag als een vraag naar de aanspraak op vergoeding van deze test vanuit de basisverzekering. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft over de beoordeling van testen zeer recent een rapport uitgebracht3. In dat rapport wordt helder aangegeven wat er bij de beoordeling van een test komt kijken. De volgende passage die het kader schetst, is een rechtstreeks citaat uit dat rapport:
«Het CVZ beoordeelt als pakketbeheerder interventies op basis van gezondheidsuitkomsten voor patiënten. Dat geldt zowel voor therapeutische interventies, als ook voor tests. We gaan er vanuit dat medische tests niet alleen beoordeeld moeten worden op hun intrinsieke waarde, maar vooral ook op hun gevolgen voor de gezondheid van de patiënt. Het CVZ is als pakketbeheerder van opvatting dat betaling vanuit de basisverzekering (collectieve middelen), waarvoor een beroep op de solidariteit van alle verzekerden wordt gedaan, alleen gerechtvaardigd is als de interventie (in casu ook de medische test) daadwerkelijk nuttig is voor de gezondheid van degenen die de interventie ondergaan. Dat betekent dat in de visie van het CVZ een medische test alleen beschouwd kan worden als zorg conform «de stand van de wetenschap en praktijk» als aangetoond of aannemelijk gemaakt is dat toepassing van de test tot gezondheidswinst bij patiënten leidt. De medische test moet – kort gezegd – klinisch nut (clinical utility) hebben.
Klinisch nut doelt op een verbetering van de gezondheid van patiënten die de test ondergaan. Of er klinisch nut zal zijn hangt mede af van de behandeling in brede zin, die de patiënt krijgt nadat deze de test heeft ondergaan. De behandeling in brede zin die volgt op de test zal dus ook in de beoordeling van klinisch nut meewegen. Dit betekent dat voor het CVZ onderwerp van beoordeling zal zijn: de test-plus-behandelingstrategie. De term «behandeling in brede zin» omvat alle interventies die op basis van de test toegepast worden en invloed hebben op de uiteindelijke uitkomst voor de patiënt. Deze interventies kunnen zeer divers zijn en bijvoorbeeld bestaan uit therapeutische ingrepen, medicatie, aanvullende tests of wachtperiodes.» (Einde citaat).
Op dit moment valt alleen aan te geven dat om tot een positief oordeel te kunnen komen aanzienlijk meer informatie benodigd is over nut en noodzaak van test en behandeling dan in de uitzending4 getoond werd.
Deelt u de mening dat de bewustzijnstest door zorgverzekeraars vergoed moet worden, evenals de vervolgtherapie indien blijkt dat communicatie met de comapatiënt mogelijk is? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen kunt u nemen om de behandeling van comapatiënten in Nederland te verbeteren?
Nader onderzoek moet de wegen aantonen waarlangs de uitkomst voor comapatiënten verbeterd kan worden. Het daarvoor noodzakelijke onderzoek kan via de door mij beschikbaar gestelde middelen zoals de Academische Component en de onderzoeksprogramma’s bij ZONMW worden bekostigd. Relevant onderzoek op dit vlak kan daarbinnen een plaats krijgen.
Overstapproblemen in het OV |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Losse buskaartjes stuk duurder in Westland»?1
Ja.
Is het waar dat de prijzen van losse buskaartjes in het Westland na de afschaffing van de strippenkaart fors zijn gestegen?
De tarieven van het openbaar vervoer in het Westland zijn een verantwoordelijkheid van het Stadsgewest Haaglanden. Ik heb uw vragen dan ook uitgezet bij de regiobestuurder, die namens de regio het openbaar vervoer in zijn portefeuille heeft. Dit geldt dus ook voor de prijzen van de losse buskaartjes, de zogenaamde papieren ritkaartjes. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de papieren ritkaartjes nieuw zijn in het assortiment en bedoeld zijn voor de enkele reiziger die nog niet beschikt over een OV Chipkaart. De bevoegdheid voor het introduceren van «eigen kaartjes» had het Stadsgewest overigens ook in het strippenkaarttijdperk.
De strippenkaart (zowel in de voorverkoop als in de bus) is sinds 19 mei 2011 in het Stadsgewest Haaglanden afgeschaft. Zoals u weet heeft de onafhankelijke commissie Kist positief getoetst op de kostenneutrale overgang voor de totaliteit van de reizigers. De prijs van de papieren ritkaartjes is ook onderdeel geweest van de toets van de Commissie Kist. Voorts geldt de afspraak over een jaar tariefrust, die ik in het belang van de reiziger heb gemaakt met de decentrale overheden, voor alle tarieven, dus ook voor de papieren ritkaartjes. De tarieven zoals die zijn vastgesteld op het moment van het afschaffen van de strippenkaart, mogen vervolgens een jaar lang niet verhoogd worden, behoudens de indexering die door mijn ministerie wordt vastgesteld.
Volgens het Stadsgewest is de overgang naar de OV-chipkaart in de regio zonder problemen verlopen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat bij de overgang naar de OV-chipkaart bewust is gekozen voor een eenvoudig tariefsysteem voor het geval de reiziger toch een los papieren kaartje in de bus wil kopen. De reiziger kan dan bij de chauffeur een papieren ritkaartje kopen dat uitsluitend geldig is voor 1 enkele rit. Afhankelijk van de lengte van de rit kost dit papieren ritkaartje € 3,50 (korte trajecten) of € 7,00 (lange trajecten).
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat het tarief van het papieren ritkaartje relatief hoog is in vergelijking tot de prijs van de rit indien met de OV-chipkaart wordt gereisd, en ook hoger in vergelijking tot het tarief van de strippenkaart wagenverkoop voordat deze per 19 mei 2011 werd afgeschaft. Het Stadsgewest Haaglanden geeft aan dat zij heeft ingestemd met dit voorstel van vervoerder Veolia, om daarmee het kopen van een kaartje in de bus te ontmoedigen; ook het reizigersoverleg ROCOV Haaglanden heeft hierover positief geadviseerd. Volgens het Stadsgewest Haaglanden zijn de communicatie-inspanningen er dan ook op gericht om reizigers te verleiden tot het aanschaffen en het gebruiken van een OV-chipkaart. Het Stadsgewest Haaglanden is van mening dat als meer reizigers gebruik maken van de OV-chipkaart, de chauffeur over minder kasgeld in de bus beschikt, hetgeen de veiligheid verhoogt. Tevens verloopt de busrit vlotter.
Wat is uw oordeel over de situatie waarbij de vervoerders Veolia en HTM allebei hun eigen kaartjes verkopen en reizigers die moet overstappen tussen de bedrijven een nieuw kaartje moeten kopen?
Deze situatie doet zich niet voor indien de reiziger reist met de OV-chipkaart. De reiziger reist met de OV-chipkaart voordeliger dan met het papieren ritkaartje en er kan overgestapt worden tussen de vervoersbedrijven binnen 35 minuten zonder dat er opnieuw een basistarief (ook wel opstaptarief genoemd) moet worden betaald.
Bent u met ons van mening dat de OV-chipkaart is bedoeld om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken en dat busreizigers in het Westland nu duurder uit zijn én meer problemen ondervinden dan in de rest van de regio door het afschaffen van de strippenkaart?
De mening dat de OV-chipkaart bedoeld is om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken deel ik. Met de OV-chipkaart is het niet nodig om de dure losse papieren buskaartjes die alleen voor 1 rit geldig zijn, aan te schaffen. Ook in het Westland kunnen reizigers met de OV-chipkaart reizen, ongeacht de vervoerder. Bij overstappen met de OV-chipkaart binnen 35 minuten ondervindt de reiziger geen enkel nadeel; het basistarief van € 0,79 wordt dan niet opnieuw in rekening gebracht, ook niet als dit een overstap betreft tussen verschillende stads- en streekvervoerders. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Het op voorraad bouwen van de Rijksgebouwendienst |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Bouw kantoren Zwolle dupeert het Noorden»?1
Ja.
Klopt het dat door de Rijksgebouwendienst op voorraad gebouwd gaat worden in Zwolle?
Nee. Er is in Zwolle geen sprake van bouwen op voorraad. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst gaat het om meer efficiënte huisvesting van reeds in Zwolle aanwezige rijksdiensten. Dit betreft overigens niet de huisvesting van de Rgd zelf.
Deelt u de mening dat in de huidige slechte kantorenmarkt het onverstandig is om rijkskantoren op voorraad te bouwen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is het bouwen op voorraad een voorschot om rijksdiensten te gaan verplaatsen naar Zwolle?
Nee. Er is noch sprake van een dergelijk voorschot, noch van bouwen op voorraad. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst (TK 31 490, nr. 54) is het Kabinet voornemens om de kantoren van het Rijk te concentreren in een select aantal locaties om de efficiëntie van huisvesting te verhogen. Per concentratielocatie zal een meerjarig pad van concentreren worden geschetst dat richtinggevend zal zijn voor de departementale huisvesting. In dat kader is ook een stad als Zwolle in beeld. Omdat deze concentratiestrategie gaat bepalen in welke mate de Rijksoverheid in Zwolle gehuisvest zal zijn is van een voorschot op bewegingen nu geen sprake. Momenteel worden wel varianten voor huisvesting van een aantal reeds in Zwolle aanwezige diensten onderzocht. De te kiezen variant moet passen in de concentratiestrategie. Over de concentratiestrategie wordt uiteraard nog overlegd met de provincies.
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot de motie Heijnen/De Pater-van der Meer2 over het bijdragen van reorganisaties van de rijksoverheid aan de economische structuur van krimpgebieden?
In Zwolle of omliggend gebied is geen sprake van een zogenaamde topkrimpregio. Ook is Zwolle niet gelegen in een zogenaamd anticipeergebied. Omdat momenteel primair wordt gekeken naar het efficiënter huisvesten van Rijksdiensten die al in Zwolle aanwezig zijn, is geen sprake van effect op krimpgebieden. Bij het realiseren van een kleinere en beter georganiseerde Rijksoverheid – zoals in het regeerakkoord is afgesproken – past het overigens niet om organisatieonderdelen van het Rijk in krimpregio’s te vestigen of handhaven, louter om redenen van versterking van de economische structuur of werkgelegenheid in die regio’s. Departementen en grote uitvoerende diensten zijn op dit moment zelf verantwoordelijk voor hun locatiekeuze en verhuisbewegingen.
Het bericht "Milieunorm te streng" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Milieunorm te streng»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat onzinnige emissienormen, gebaseerd op het klimaatsprookje, de Europese luchtvaartsector mogelijk tienduizenden banen kunnen gaan kosten? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Om de economische effecten van ETS te beperken wordt het merendeel van de rechten gratis verstrekt. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat luchtvaartmaatschappijen een groot deel van de kosten van ETS kunnen doorberekenen aan de consument. Hier vindt het principe toepassing dat de vervuiler betaalt. In verband met de recent door een aantal derde landen geuite dreigingen en de economische gevolgen daarvan, zal ik de Europese Commissie verzoeken om hierop actie te ondernemen en te zoeken naar een oplossing.
Hoeveel banen verdwijnen er in Nederland door deze onzinnige emissienormen en bent u van mening dat elke baan die verdwijnt er eentje te veel is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het systeem van emissierechten waardeloos is, aangezien landen als China er bijvoorbeeld niet aan meedoen, en dat het systeem onze luchtvaartsector op achterstand zet? Zo nee, waarom niet?
Het systeem is van toepassing op alle op Europese luchthavens aankomende en vertrekkende vluchten. Als China weigert mee te doen met het systeem zal dit het level playing field verstoren. Tot nu toe hebben de Chinese luchtvaartmaatschappijen voldaan aan hun verplichtingen onder het ETS. De richtlijn biedt flexibiliteit – derde landen kunnen een uitzondering krijgen mits zij equivalente maatregelen nemen met hetzelfde milieueffect. De Commissie zal uiteindelijk de beslissing nemen of derde landen onder de uitzonderingsregeling vallen.
Hoe denkt u nu eindelijk de motie De Mos2 uit te voeren, die erop gericht was om de invoering van emissiehandel voor de luchtvaart in 2012 geen nadelige concurrentiepositie dan wel een verslechtering van de netwerkpositie met zich mee te laten brengen voor de Nederlandse luchtvaart en zodoende het level playing field niet te verstoren?
Nederland zet zich op Europees en internationaal niveau in voor het tot stand brengen van een mondiaal emissiehandelssysteem voor de luchtvaart om nadelige effecten van het Europese ETS op de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaart als gevolg van verstoring van het level playing field zo gering mogelijk te doen zijn. De Europese richtlijn is door de lidstaten ondertekend en in hun nationale wetgeving geïmplementeerd. De oplossing moet worden gezocht binnen de kaders van de richtlijn, bijvoorbeeld door de mogelijkheid voor het derde land om equivalente maatregelen te treffen en zo een uitzondering te krijgen op het luchtvaart ETS. Dit is nog een onderwerp waar hard aan wordt gewerkt met de Commissie en de andere lidstaten. Daarbij moeten wij er voor waken ons hierbij door derde landen onder druk te laten zetten.
Deelt u de mening dat de regels omtrent het schadeloos stellen van passagiers nader tegen het licht moeten worden gehouden, aangezien deze niet gelijkelijk worden gehandhaafd in Europa en daardoor mogelijk onze Nederlandse sector op achterstand wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de afgelopen jaren steeds aangedrongen op een eenduidige Europese lijn voor wat betreft de handhaving en interpretatie van de «Denied Boardingverordening» waarin passagiersrechten zijn vastgelegd. Het is daarbij van belang zo snel mogelijk de werking van de Verordening te verbeteren en een duidelijk kader te geven voor overmacht voor zowel de consument als de luchtvaartmaatschappijen.De Europese Commissie heeft onlangs een mededeling uitgebracht met twaalf actiepunten en met daarin een aankondiging om de verordening te gaan herzien. Daar ben ik voorstander van. Een gelijke interpretatie en handhavingspraktijk binnen Europa is in het belang van zowel de Europese consument alsmede de luchtvaartmaatschappijen.
Deelt u de mening dat Nederland alleen luchtvaartmaatschappijen uit andere landen moet toelaten, als onze eigen kisten ook op luchthavens in die landen kunnen landen, teneinde eerlijkere concurrentie te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het toelaten van luchtvaartmaatschappijen uit niet-Europese landen in het Nederlandse luchtruim en het gebruik van de Nederlandse luchthavens is geregeld in bilaterale en multilaterale overeenkomsten en het vigerend vergunningenbeleid en is in principe gebaseerd op reciprociteit. Kortom, dit werkt al op deze wijze.
De AIVD die als vriendendienst medewerkers detacheert bij extreemlinkse terreurnetwerken |
|
André Elissen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «AIVD-mol volgde vegan streaker»1 en «Hulp AIVD voor extreem links»?2
Ja.
Is het waar dat een infiltrant van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) 25 jaar met en voor (extreem)linkse netwerken en organisaties werkte of hierbij betrokken was?
De AIVD is wettelijk verplicht zijn bronnen geheim te houden. Daarom kan ik in het openbaar niet ingaan op de vraag of een bepaald persoon al dan niet voor de AIVD actief is of is geweest.
Heeft de inzet van de infiltrant positieve resultaten opgeleverd of is alleen extreem links beter geworden van de inspanningen van deze door de overheid bekostigde medewerker?
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op deze vragen. In algemene zin kan ik aangeven dat de AIVD vanuit zijn wettelijke taak onderzoek doet naar linksextremisme aangezien daar in potentie een bedreiging van kan uitgaan voor de democratische rechtsorde. Dergelijk onderzoek – zo blijkt ook uit de openbare jaarverslagen van de AIVD – vindt al meerdere jaren plaats. Op basis van dit onderzoek is de AIVD in staat gebleken ongekende dreigingen zichtbaar te maken en belanghebbenden, zoals politie en lokaal bestuur, te informeren over potentiële dreigingen, modus operandi en te verwachten acties.
Hoe beoordeelt u het citaat «In nauw overleg met de AIVD zou hij bepaalde gewelddadige acties tegen rechts-extremisten mede georganiseerd hebben»?2
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op vraag 4. In zijn algemeenheid geldt dat de AIVD ten behoeve van zijn taakuitvoering wettelijk gezien de mogelijkheid heeft een natuurlijke persoon bij instructie van de dienst te belasten met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel dat er een strafbaar feit wordt gepleegd (Wiv 2002, art. 21). De toepassing van deze bevoegdheid geschiedt altijd op basis van een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Het uitlokken van strafbare feiten door een agent wordt nooit toegestaan en is bovendien wettelijk verboden.
Deelt u de mening dat het absoluut ontoelaatbaar is dat een inlichtingendienst deelneemt aan gewelddadige acties?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat de AIVD of de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) niet op de hoogte was van de (voorgenomen) actie van Volkert van der Graaf om Pim Fortuyn te liquideren terwijl deze in dezelfde kringen actief was als de AIVD-mol?
De commissie Van den Haak heeft in 2002 onderzoek gedaan naar de beveiliging rondom de heer Fortuyn. In dat onderzoek zijn de activiteiten van de betrokken overheidsinstanties onder de loep genomen. Naar aanleiding van deze conclusie is besloten tot het inrichten van het nieuwe stelsel Bewaken en Beveiligen, zoals dat nu onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie functioneert. Voor de AIVD heeft dit geleid tot een nieuwe taak, namelijk het opstellen van dreigings- en risicoanalyses ten behoeve van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Kern van deze taak is dat de AIVD, naast aandacht voor concrete dreigingen op basis van onderzoek naar bedreigers, ook aandacht heeft voor potentiële dreigingen bezien vanuit de bedreigde. Uw vraag waarom de AIVD voor de dood van de heer Fortuyn geen zicht had op de dader, is behandeld in het onderzoek van de commissie Van den Haak.
Welke rol heeft de AIVD of de toenmalige BVD gespeeld bij het oprichten van de Anti-Fascistische Aktie?
In het openbaar kan ik niet ingaan op deze vraag, zelfs indien de suggestie die in de vraag besloten ligt, pertinent onjuist is.
Heeft de AIVD extreemlinkse organisaties gesteund om bepaalde doelstellingen te bevorderen? Zo ja waarom? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat medewerkers of infiltranten van de AIVD criminele netwerken moeten oprollen in plaats van oprichten?
De AIVD is een inlichtingendienst die tot taak heeft in het belang van de nationale veiligheid onderzoek te doen naar organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. De AIVD is geen opsporingsdienst. Wanneer de AIVD in het kader van zijn onderzoek kennis heeft van criminele activiteiten kan de AIVD overgaan tot het uitbrengen van een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie.
Schade na storing van een luchtwasser |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Witte neerslag na storing luchtwasser DMV»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat hier gebeurd is en hoe dit heeft kunnen gebeuren?
In een rookgas reinigingsinstallatie van het bedrijf DMV in Veghel is een storing opgetreden als gevolg van een doseerfout. Daardoor is een witte neerslag van natronloog in de nabije omgeving terechtgekomen. Deze neerslag kan hinder veroorzaken (een zeepachtig gevoel aan de huid bij aanraking) en er kan mogelijk beschadiging optreden aan autolak. Het neergeslagen stof veroorzaakt geen direct gevaar voor de volksgezondheid.
Kunt u aangeven of een dergelijk ongeval met een luchtwasser al eerder is voorgekomen?
In Nederland zijn vele honderden bedrijven waar lucht reinigingsinstallaties zoals natte wassers aanwezig zijn. Storingen in deze apparatuur komen soms voor en zijn in het verleden voorgekomen. Het bevoegd gezag is in deze gevallen de provincie of de gemeente waar ook overzichten van klachten en ongewone voorvallen aanwezig zijn.
Is het waar dat de brandweer uren bezig is geweest met het opruimen van natronloog in de omgeving? Wat zijn de totale kosten van deze schoonmaakoperatie geweest?
Uit de berichten blijkt dat de brandweer enkele uren nodig heeft gehad om de stofoverlast op te ruimen. De kosten die daarbij zijn gemaakt zijn mij niet bekend. Ik ga ervan uit dat het bedrijf (via haar verzekering) deze schoonmaakkosten dekt.
Worden deze kosten in rekening gebracht bij FrieslandCampina? Zo nee, waarom niet en bent u bereid de rekening alsnog naar FrieslandCampina te sturen, volgens het principe dat de vervuiler betaalt?
Het bedrijf is in dergelijke gevallen aansprakelijk voor de kosten die gepaard gaan met het herstel van eventuele schade. Het is in dergelijke gevallen gebruikelijk dat gedupeerden door het bedrijf schadeloos worden gesteld. Het Rijk is in het geheel geen partij in deze zaak.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er reeds gegeven is en er nog begroot zijn voor investeringen voor luchtwassers? Om hoeveel luchtwassers gaat dat, onderverdeeld naar de verschillende sectoren?
Bij een groot aantal (duizenden) bedrijven in Nederland zijn lucht reinigingsapparaten zoals luchtwassers in bedrijf. Sommige apparaten vallen onder fiscale regelingen zoals bijvoorbeeld de MIA/VAMIL regeling. Er bestaan geen landelijke overzichten van alle diverse soorten, aantallen en de leeftijd van lucht reinigingsapparatuur in Nederland.
De controle-actie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar zogenaamde "spook AOW-ers" |
|
Ino van den Besselaar (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Op zoek naar spook-aow’ers»?1
Ja.
De Sociale Verzekeringsbonte (SVB) schat het fraudepercentage met AOW-uitkeringen op 0,36%, zowel in het binnen- als in het buitenland; onderschrijft u dit percentage? Waarop is het gebaseerd?
Het bedoelde percentage van 0,36% betreft niet een «fraudepercentage» maar het door de SVB op basis van een theoretisch model geschatte maximaal resterend misbruikrisico. Dit getal is gebaseerd op het totaal van risicofactoren waar regelingen – in dit geval de AOW – aan onderhevig zijn en de afdekking van die risico’s door verificatie en controlemaatregelen. Het maakt deel uit van een risicoanalyse die ertoe dient om de relatieve verschillen in risico’s binnen en tussen wetten inzichtelijk te maken. Dat helpt bij het zo gericht mogelijk inzetten van handhavingscapaciteit. Waar mogelijk worden aanvullende controle- en handhavingsmaatregelen genomen.
Als grondslag voor het extrapoleren van daadwerkelijk optredende fraude is dit getal ongeschikt. Immers, een berekening die dit als uitgangspunt neemt veronderstelt dat 100% van de rechthebbenden die onder het resterende risico vallen, ook daadwerkelijk misbruik maken (zie ook antwoord op vraag 3).
Waarom is, uitgaande van 0,36% fraude (ruim 100 miljoen euro!), in 2010 slechts een zeer gering gedeelte (7,6 miljoen euro) opgespoord? Wat gaat u doen om deze opsporing te verbeteren?
De suggestie dat slechts een klein deel van optredende fraude wordt opgespoord is niet realistisch. De vergelijking waarop deze aanname is gebaseerd roept een verkeerd beeld op; de begrippen die naast elkaar gezet worden zijn niet van dezelfde orde.
Zoals bij het antwoord op vraag 2 reeds gesteld, is het genoemde percentage geen geschikte grondslag om de daadwerkelijk optredende fraude te berekenen. Er is geen sprake van 0,36% fraude, doch van 0,36% risico op misbruik.
Naast de 7,6 miljoen euro terugvorderingen bij fraude worden uiteraard uitkeringen waarbij fraude wordt geconstateerd ook stopgezet.
Het doel van het handhavingsbeleid van de SVB is het zo effectief en efficiënt mogelijk vergroten van de rechtmatigheid van de uitkeringen door preventie, detectie en sanctioneren van fouten en fraude door klanten. Uit de jaarlijkse Integrale rapportage die het ministerie van SZW naar de Tweede Kamer stuurt blijkt ook dat de SVB een goede handhavingspraktijk heeft ontwikkeld, met op risicoanalyses gebaseerde, gerichte en effectieve controles.
In 2010 werd 7 miljoen euro uitgegeven aan fraudebestrijding; betreft dit alleen de bestrijding van fraude met AOW-uitkeringen? Zo ja, klopt het dan dat de teruggevorderde bedragen onder aftrek van de incassokosten nauwelijks de kosten te dekken?
Nee, de ruim € 7 miljoen die de SVB in 2010 besteedde betreft de handhaving voor alle uitkeringen die zij verstrekt. Daarbij is handhaving een veel breder begrip dan fraudebestrijding. Onder handhaving valt het geheel van preventie, detectie en sanctionering. In de kosten van handhaving worden de kosten van de fysieke controles en onderzoeken in binnen- en buitenland meegenomen, maar ook de kosten van de belangrijkste administratieve processen (zoals bestandskoppelingen en -vergelijking) bij controle op inkomens en samenwonen.
De opbrengst van de handhavingsactiviteiten voor alle wetten die de SVB uitvoert was in 2010 bijna € 14 miljoen aan sancties, terugvorderingen en aangiften. Hierbij geldt dat besparingen die het stopzetten van de lopende uitkering met zich mee brengen buiten beschouwing worden gelaten. De veronderstelling dat de teruggevorderde bedragen de kosten nauwelijks dekken is daarom niet terecht.
Daarnaast voorkomt handhaving misbruik in de toekomst en gaat van deze activiteiten een preventieve werking uit.
Fraude mag niet lonen en dient daarom altijd met kracht bestreden te worden. De solidariteit tussen burgers komt tot uitdrukking in onze sociale verzekeringen en voorzieningen en in het vertrouwen dat we daarvan gebruik maken zoals dat is bedoeld en vastgelegd. Beschamen van dat vertrouwen ondergraaft die maatschappelijke solidariteit én de betaalbaarheid van onze regelingen.
Is het langs de deuren van Nederlandse AOW’ers in het buitenland gaan een effectieve en efficiënte methode om fraude te voorkomen? Zo ja, is Monaco dan de meest gerede plek om aan te doen?
Ja. De SVB verricht sedert 2001 systematisch controleonderzoek in het buitenland. Welke landen en welke klantgroepen worden onderzocht is gebaseerd op voorafgaande risicoanalyses. Deze controles leveren meer op dan ze kosten. Tevens hebben deze controles een preventief effect op de «regelovertreding» van klanten in het buitenland. Doordat bekend is dat wordt gecontroleerd, ook in het buitenland, wordt fraude ontmoedigd.
Hoofddoel van het bezoek aan Monaco was om te komen tot een nadere invulling van de handhavingsafspraken die voortvloeien uit het in 2001 met Monaco afgesloten verdrag in het kader van de wet BEU. Landen waarbij sprake was van een grotere klantconcentratie en mogelijk hoger risico zijn in dit verband eerder bezocht. Aan een dergelijk bezoek is een nulmeting gekoppeld met als doel de rechtmatigheid van de pensioenen en uitkeringen te kunnen beoordelen. Dit is de gebruikelijke praktijk bij landen met een (nieuw) BEU-verdrag.
Het opleggen van sancties aan gedetineerden en tbs-ers die spreken met journalisten |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gevangenis Nieuwegein geeft loslippige gedetineerde straf»?1
Aan de betreffende gedetineerde is inderdaad een sanctie opgelegd. Bij een celinspectie die werd uitgevoerd omdat het vermoeden bestond dat de gedetineerde contact had opgenomen met RTV Utrecht, is een brief, gericht aan een fictief advocatenkantoor, gevonden. De inhoud van de brief heeft ertoe geleid dat de gedetineerde een maatregel is opgelegd. Het is aannemelijk dat betrokkene met deze brief voornemens was een poging te doen op ongeoorloofde wijze contact op te nemen met vertegenwoordigers van de pers.
Op basis waarvan heeft de gevangenisdirectie de gedetineerde een sanctie opgelegd? Was dat omdat hij geen toestemming vooraf heeft gevraagd voor zijn contact met media of omdat de inhoud van dit contact en de klachten van deze gedetineerde de gevangenisdirectie niet zinde?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de weigeringsgronden van artikel 40, eerste lid, Penitentiaire beginselenwet, waarin staat op welke gronden gesprekken tussen gedetineerden en journalisten door de gevangenisdirecteur geweigerd kunnen worden, zo ruim zijn dat gesprekken vrijwel steeds geweigerd kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Grondwet bepaalt in artikel 15, vierde lid, dat een persoon aan wie de vrijheid rechtmatig is ontnomen, in de uitoefening van zijn grondrechten kan worden beperkt, voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt. De grenzen van de vrijheid van meningsuiting van gedetineerden worden overschreden wanneer de rechten en vrijheden van anderen of bepaalde publieke belangen, zoals de openbare orde en veiligheid en het voorkomen of opsporen van strafbare feiten, geschaad kunnen worden. In artikel 40 van de Pbw zijn de gronden voor het weigeren van een gesprek tussen een gedetineerde en de media aangegeven. Deze weigeringsgronden zijn limitatief. Bij het overwegen van een verzoek om contact met de media dient telkens de afweging te worden gemaakt tussen het individuele recht van de gedetineerde op vrije meningsuiting en de genoemde criteria in artikel 40 Pbw. Zwaarwegende belangen van derden, zoals nabestaanden en slachtoffers, kunnen in het geding zijn.
Een eventuele beslissing van de directeur van de inrichting om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media niet toe te staan, wordt steeds na een afweging van de betrokken belangen genomen. Indien een gedetineerde het niet eens is met de beslissing van de inrichtingsdirecteur, kan hij tegen deze beslissing in beklag gaan bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht van de inrichting. Vervolgens kan de beslissing ook nog door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdpreventie worden getoetst op de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Gelet op het bovenstaande ben ik van mening dat het beleid ten aanzien van contacten van gedetineerden met de media helder is. Ik zie dan ook geen reden om het beleid aan te passen.
Deelt u de mening dat het beperken van het recht op vrijheid van meningsuiting slechts in uitzonderlijke gevallen kan plaatsvinden, dat inperking vooral op zijn plaats is om de rechten van slachtoffers en eventuele nabestaanden te waarborgen, maar dat van de andere weigeringsgronden terughoudend gebruik moet worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wordt voorkomen dat iemand die voor de inrichting onwelgevallige informatie naar buiten wil brengen hiervoor geen toestemming krijgt vooraf en/of achteraf wordt gestraft? Bent u bereid om maatregelen te nemen om dit te voorkomen?
Bent u, in tegenstelling tot uw voorganger, wel bereid om directeuren van penitentiaire inrichtingen te wijzen op het beperkt toepassen van de redenen op grond waarvan het contact met de media geweigerd kan worden?2 Bent u bereid zo nodig de wet te wijzigen of regels op te stellen over de toepassing van de wet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De EHEC-bacterie en antibiotica |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Superbacterie EHEC resistent tegen gros van de antibiotica»?1
Ja
Is het waar dat EHEC resistent is tegen het gros van de antibiotica?
De EHEC-stam die de uitbraak van ziektegevallen in Duitsland veroorzaakt is resistent tegen meerdere soorten antibiotica (multiresistent), en eveneens ESBL-positief. Dat geldt niet per definitie voor andere EHEC-stammen.
Zijn er andere oorzaken denkbaar voor brede resistentie tegen antibiotica van een bacterie, anders dan dat er een directe of indirecte relatie is met het gebruik van antibiotica in de humane gezondheidszorg of in de veehouderij? Zo ja, welke oorzaken?
Nee. De keerzijde van het gebruik van antibiotica is het optreden van antibioticaresistentie, een natuurlijk verschijnsel. Door het gebruik van antibiotica bij mensen en dieren ontstaat selectiedruk en overleven juist die bacteriën die resistent zijn.
Kunt u aangeven hoeveel van de dierlijke mest die wordt toegepast in de biologische tuin- en akkerbouwafkomstig is van niet-biologische veehouderijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een overzicht daarvan naar de Kamer sturen?
Ja, staatssecretaris Bleker zal uw Kamer binnenkort een overzicht sturen.
Kunt u aangeven of oppervlaktewater dat besmet is met ESBL’s2 gebruikt wordt/mag worden voor irrigatie in de land- en tuinbouw? Zo ja, bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen, zo ja op welke termijn en wijze?
Er zijn geen normen voor ESBL-producerende bacteriën in oppervlaktewater. Transmissieroutes zullen worden meegenomen in onderzoek dat het RIVM uitvoert naar ESBL-producerende bacteriën bij groenten en fruit. Daarnaast wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af. Afhankelijk van de resultaten zullen nadere stappen overwogen worden.
Deelt u de mening dat de overheid als taak heeft elke vorm van overdracht van ESBL’s uit de veehouderij naar plantaardige producten te voorkomen uit oogpunt van voedselveiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit realiseren?
Ik vind het probleem van antibioticaresistentie erg zorgelijk. De overheid heeft de taak ervoor te zorgen dat de risico’s van resistentieontwikkeling en overdracht van resistentie zoveel mogelijk worden ingeperkt, zoals die van ESBL-producerende bacteriën. Daarom hebben wij aan u aangegeven dat het antibioticagebruik in de veehouderij in 2011 met 20% moet afnemen en tot 2013 met 50% gereduceerd moet worden ten opzichte van 2009. Hier wordt hard aan gewerkt. Op 26 mei hebben wij in een Algemeen Overleg hierover uitgebreid van gedachten gewisseld.
Daarnaast is de ondernemer zelf op grond van Europese regelgeving (Verordening (EG) 178/2002) de eerste verantwoordelijke voor het op de markt brengen van veilig voedsel.
Dit betekent dat de ondernemer zelf preventieve maatregelen moet treffen om gezondheidsrisico’s te beheersen. De ondernemer doet dit door de Europese wettelijke regels (verordeningen) en de Warenwet te volgen die deze verantwoordelijkheid invullen. De overheid controleert de naleving van die regels.
Bent u bereid een verbod in te stellen op handel, transport, lozing en injectie van dierlijke mest die ESBL’s bevat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het uitrijden en verwerken van mest wordt onder andere gereguleerd door Europese wetgeving die strikte voorwaarden stelt ter bescherming van de volks- en diergezondheid.
Er is op dit moment binnen Nederland en Europa te beperkt informatie beschikbaar over de rol van mest in relatie tot verspreiding van ESBL-producerende bacteriën. Er is meer onderzoek nodig om uitspraken te doen over de mogelijke oorzaak-gevolg verbanden en volksgezondheidsrisico’s. In de zomer gaat een onderzoek hiernaar van start. Ook wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af, of op het gebied van dierlijke mest nadere stappen moeten worden ondernomen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en ESBL’s? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
EHEC is een specifieke E. coli variant. Van E. coli is bekend dat deze ESBL-positief kunnen zijn. Het is daarom niet vreemd dat een ESBL-positieve EHEC-stam in Duitsland is aangetroffen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er een verband is tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Dit verband wordt voor andere resistente bacteriën wel vermoed. Om meer zicht te krijgen op de risico’s van het gebruik van antibiotica in de veehouderij voor de volksgezondheid verwachten staatssecretaris Bleker en ik in de zomer een advies van de Gezondheidsraad.
Is het waar dat volgens het RIVM3 de EHEC bacterie altijd afkomstig is uit mest van vee?4 Zo nee, waar kan de bacterie nog meer van afkomstig zijn? Zo ja, kunt u aangeven of er een direct of indirect verband is tussen de EHEC besmettingen en mest uit de veehouderij?
Herkauwende landbouwhuisdieren vormen het belangrijkste dierreservoir van EHEC-bacteriën. Echter, op basis van genetisch onderzoek is gebleken dat de uitbraakstam in Duitsland (O104) geen typische EHEC is maar eigenschappen bevat van zowel EHEC als van een ander type E. coli. Het is op dit moment voor de deskundigen van het RIVM-CIb onduidelijk waar de EHEC-uitbraakstam vandaan komt.
Het bericht dat het Maasstad ziekenhuis heeft gefaald bij de aanpak van een gevaarlijke bacterie |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Maasstad Ziekenhuis faalt bij aanpak resistentie»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat door het «niet adequate reageren» van het ziekenhuis inmiddels 34 patiënten besmet zijn geraakt met de gevaarlijke bacterie Klebsiella pneumoniae?
Het is een ingrijpende gebeurtenis wanneer mensen in het ziekenhuis een besmetting oplopen. Wanneer hierbij sprake is van onzorgvuldig handelen is dat extra ingrijpend. Echter, op dit moment is de eerste prioriteit dat het ziekenhuis alle maatregelen treft om verdere verspreiding te voorkomen, zodat de veiligheid van de patiënten geborgd is. Daartoe heeft de IGZ d.d. 20 juli 2011 het Maasstad Ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en extra eisen aan het ziekenhuis gesteld zoals het aanstellen van een coördinator, in de vorm van een hoogleraar-arts-microbioloog, om de hygiënemaatregelen en infectiepreventiemaatregelen eenduidig toe te passen in het ziekenhuis. Vervolgens zal nader onderzoek van de IGZ moeten uitwijzen of en in hoeverre er sprake is geweest van «niet adequaat reageren» of «onverantwoordelijk handelen». Naar aanleiding van de uitkomst van het inspectieonderzoek zullen eventueel stappen worden genomen.
Klopt het dat er nog meer patiënten besmet kunnen zijn en dat het probleem veel groter kan zijn dan nu bekend is?
Om meer zicht te krijgen op de toedracht van de besmetting en op de verspreiding ervan vindt op dit moment een uitgebreid onderzoek plaats. Uit het onderzoek blijkt dat 70 patiënten deze bacterie hebben. Gezien het feit dat het onderzoek nog lopende is zou dit aantal nog kunnen veranderen. De uitkomsten van het onderzoek worden in september verwacht. Overigens zijn de meeste patiënten niet ziek, maar alleen drager van het micro-organisme.
Bent u ervan op de hoogte dat verschillende bronnen melden dat de bacterie wellicht al in 2009 of 2008 aanwezig was? Beschikt u inmiddels over de juiste datum van de uitbraak?
De beschikbare data en de gang van zaken rondom de uitbraak worden nog nader onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar het volgende kan ik er vast over zeggen:
Recent onderzoek van het RIVM, UMCU en GGD heeft vastgesteld dat de uitbraak van de Klebsiella pneumoniae (K. pneumoniae) rond 1 juli 2009 is begonnen in het Maasstad Ziekenhuis. De K. pneumoniae is een bacterie die vaker infecties veroorzaakt bij Intensive Care patiënten.
Dit zelfde onderzoek heeft tevens uitgewezen dat het ziekenhuis vanaf oktober 2010 te maken heeft gehad met de aanwezigheid van een speciaal type van de K. pneumoniae, namelijk de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. Dit speciale type K. pneumoniae is resistent voor antibiotica uit de carbapenemgroep.
Klopt het dat er een meldingsplicht geldt voor deze bacterie? Zo ja, wat zijn dan de sancties indien dit niet wordt opgevolgd?
Op basis van de Wet publieke gezondheid en de Kwaliteitswet zorginstellingen is er geen meldingsplicht voor deze bacterie als zodanig. Volgens de huidige stand van zaken is dat ook niet nodig. Of er, op grond van artikel 4a lid 2 van de Kwaliteitswet zorginstellingen, sprake is van een te melden calamiteit is onderdeel van het onderzoek van de inspectie.
Deelt u de mening dat het bestuur van het Maasstad ziekenhuis onverantwoordelijk gehandeld heeft? Zo ja, gaat u het bestuur hierop aanspreken?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u treffen om dit «falen» van het bestuur aan te pakken, zodat dit niet meer voor kan komen?
Zie antwoord vraag 2.
Blatter en de FIFA |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten «Blatter smeedde sluw een alliantie»1 en «Nieuwe beschuldigingen tegen Blatter»?2
Ja.
Deelt u de mening dat aan de toewijzing van de WK’s aan Rusland en Qatar (2018 en 2022) nog steeds een luchtje hangt van omkoping en vriendjespolitiek, waardoor ons land de organisatie van een WK misloopt en dat wellicht door corruptie Nederlandse belastingmiljoenen (tien miljoen euro), die zijn uitgegeven voor ons WK-Bid, zijn gesmolten als sneeuw voor de zon? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het gevoel dat het niet goed is voor een organisatie die op wereldniveau acteert, dat in de publiciteit dergelijke geluiden opgeld doen. Er zijn geen aanwijzingen voor een relatie met het niet verkiezen van Nederland en België als organisatoren van het WK 2018. Verder merk ik op dat de steun van de Nederlandse regering aan het WK Bid € 4,5 miljoen bedroeg. Zoals toegezegd krijgt de Kamer inzicht in de besteding daarvan.
Verder blijf ik van mening, dat elke democratische organisatie op een verantwoorde wijze zelf de verkiezingen voor de verschillende functies moet regelen (zie ook antwoord op de vragen 4 en 5).
Deelt u de mening dat een wereldwijde sportorganisatie, die grote invloed heeft op de sport, commercie, gezondheid en maatschappelijke ontwikkeling in de aangesloten landen, zijn verantwoordelijkheid moet nemen door verkiezingen met betrekking tot bestuursleden en organiserende landen in volledige transparantie te laten verlopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat de FIFA alsnog een onderzoek moet doen naar de handel en wandel van voorzitter Blatter, aangaande de toewijzing van de laatste twee WK’s en voorzitterschappen, zeker gezien het feit dat hij wederom in opspraak is gekomen over een «schenking» van één miljoen dollar aan Concacaf, de voetbalbond voor Noord- en Midden Amerika? Zo nee, waarom niet?
Het is de Kamer bekend dat ik in mijn brief van 16 februari 2011 aan de KNVB het verzoek heb gedaan om het belang van transparante besluitvorming binnen de juiste gremia van de FIFA te agenderen, juist vanuit de zorgen die er bestaan over de beeldvorming rondom het functioneren van de FIFA. Omdat de FIFA een autonome en private ledenorganisatie is kan en wil ik mij niet met de interne gang van zaken bemoeien. Het zijn de aangesloten leden van de FIFA zelf die veranderingen kunnen bewerkstelligen. Er is op aandrang van de leden waaronder de KNVB een proces van hervorming binnen de FIFA in gang gezet. Dat vind ik een goede zaak. Te zijner tijd zullen de uitkomsten hiervan op hun merites moeten worden beschouwd.
Daarnaast heeft Nederland zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft ertoe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Bent u bereid om bij de KNVB en bij uw collega-ministers in andere, bij de FIFA aangesloten landen, uw invloed aan te wenden om alsnog een FIFA-onderzoek naar de rol van de heer Blatter van de grond te krijgen? Deelt u de mening dat Blatter er verstandig aan doet om op te stappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Een resistente bacterie in het Maasstad Ziekenhuis |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam al zeven maanden worstelt met de uitbraak van een zeer gevaarlijke en nagenoeg onbehandelbare bacterie, namelijk de Klebsiella pneumoniae?1
Ja.
Klopt het dat momenteel drie van de vier patiënten op de intensive care deze bacterie dragen en er in totaal tenminste 34 patiënten besmet zijn geraakt? Zo nee, wat zijn de werkelijke cijfers?
Omdat de populatie van de Intensive Care dagelijks wisselt, varieert het aantal patiënten met Oxa-48 producerende Klebsiella pneumoniae (K. pneumoniae). Dat maakt deze vraag moeilijk te beantwoorden.
In totaal is deze resistente bacterie tot nu toe bij 70 patiënten aangetoond. Gezien het feit dat het onderzoek nog lopende is zou dit aantal nog kunnen veranderen. De uitkomsten van het onderzoek, uitgevoerd door het Maasstad ziekenhuis met ondersteuning van het RIVM en UMCU, komen in september beschikbaar en zullen helderheid geven over het totaal aantal besmet geraakte patiënten. Overigens zijn de meeste patiënten niet ziek, maar alleen drager van het micro-organisme.
Klopt het dat de microbiologen van het Maasstad Ziekenhuis medio april 2011 geïnformeerd zijn over de besmetting met Klebsiella pneumonaie op de intensive care (ic), maar weinig met deze informatie hebben gedaan? Heeft de GGD Rotterdam pas op 26 mei 2011 bericht ontvangen van het Maasstad? Welke maatregelen neemt GGD Rotterdam momenteel?
De beschikbare data en de gang van zaken rondom de uitbraak worden nog nader onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar het volgende kan ik er vast over zeggen:
Het Maasstad Ziekenhuis is in april 2011 door de collega's van het Slotervaart Ziekenhuis geïnformeerd over de aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. De bacterie werd aangetroffen bij een patiënt die overgebracht was van het Maasstad Ziekenhuis naar het Slotervaart Ziekenhuis.
Het Maasstad Ziekenhuis is in mei 2011 een intern onderzoek gestart waarbij ze heeft vastgesteld dat meerdere patiënten drager waren van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. Nadat dit was vastgesteld is dit op 26 mei 2011 gemeld bij de GGD Rotterdam.
Hoewel het bij een uitbraak van deze bacterie niet de specifieke taak van de GGD is, heeft de GGD de volgende acties ondernomen: Ze heeft contact gezocht met huisartsen, verpleeghuizen en andere zorgverleners in de omgeving om de situatie te monitoren. Tevens heeft ze de gemeenschap geïnformeerd via de regionale televisie en haar website2 en plaatsgenomen in het outbreakteam van het ziekenhuis. Binnen dit team draagt de GGD zorg voor de belangen van ontslagen patiënten en de gemeenschap in algemene zin.
Klopt het dat de Klebsiella pneumoniae resistent is voor de zwaarste categorie antibiotica, de carbepenem, en er enkel experimentele behandelingen overblijven om de infectie te bestrijden? Hoe effectief zijn deze behandelingen? Wat zijn de gezondheidsgevolgen van deze experimentele zorg voor de patiënt?
Het klopt dat de Oxa-48 producerende K. pneumoniae resistent is voor nagenoeg alle antibiotica, waaronder die uit de carbapenemgroep. Er is echter nog wel een enkel antibioticum over voor behandeling. Er blijven dus niet alleen experimentele behandelingen over. Ik beschik nog niet over de kennis van de effectiviteit en de mogelijke gezondheidsgevolgen van experimentele behandelingen, maar deze behandelingen worden vooralsnog niet toegepast.
Klopt het dat er sinds 2009 al een uitbraak is van Extended Spectrum Beta-lactamase (ESBL) op de ic van het Maasstad Ziekenhuis, maar deze niet is gerapporteerd? Heeft het Maasstad Ziekenhuis nog steeds last van deze ESBL? Hoeveel mensen zijn met deze ESBL besmet geraakt en naar welke plekken in Nederland hebben zij zich verplaatst?
Ja, het klopt dat het Maasstad Ziekenhuis sinds 2009 last heeft van ESBL-producerende bacteriën. ESBL-producerende bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. Het is niet gebruikelijk dat aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën wordt gerapporteerd bij de GGD. Indien deze bacteriën worden aangetoond moeten bepaalde (voorzorgs)maatregelen worden genomen om onder andere verdere verspreiding te voorkomen. Deze maatregelen staan beschreven in de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). De WIP is een samenwerkingsverband van drie wetenschappelijke verenigingen op het gebied van infectiepreventie en ziekenhuishygiëne en maakt richtlijnen op het gebied van infectiepreventie voor de gezondheidszorg. De IGZ ziet toe op het naleven van deze richtlijnen.
Wat is het gevaar voor de volksgezondheid van deze resistente bacteriën in het Maasstad Ziekenhuis? Kunt u de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over het Maasstad Ziekenhuis zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Een uitbraak met een resistente bacterie in een ziekenhuis is een lokaal probleem. De bestrijding binnen het Maasstad Ziekenhuis van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae is in volle gang. Zoals bij vraag 2 gemeld vindt er een uitgebreid onderzoek onder grote groepen patiënten plaats. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting in september beschikbaar zijn. Zodra ik hierover beschik zal ik deze naar de Kamer zenden.
Bent u op de hoogte van meer uitbraken van resistente bacteriën in Nederlandse zorginstellingen of is het Maasstad Ziekenhuis een uniek geval?
De aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën neemt toe, zo blijkt uit de surveillance van het RIVM. Uitbraken met multiresistente bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. De aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniaeis wel bijzonder en is slechts een enkele keer eerder voorgekomen in Nederland. Het is de eerste keer dat er sprake is van een uitbraak van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae.
Welke maatregelen neemt u om de gezondheidsgevaren van de uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis te minimaliseren?
De uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis is een lokaal probleem dat om lokale actie vraagt. De verantwoordelijkheid ligt hiervoor in eerste instantie bij het ziekenhuis, met toeziend oog van de inspectie en ondersteuning van het RIVM bij het in kaart brengen en analyseren van deze uitbraak. Tevens heeft de IGZ d.d. 20 juli 2011 het Maasstad Ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en extra eisen aan het ziekenhuis gesteld zoals het aanstellen van een coördinator, in de vorm van een hoogleraar-arts-microbioloog, om de hygiënemaatregelen en infectiepreventiemaatregelen eenduidig toe te passen in het ziekenhuis.
Wat kunnen Nederlandse burgers doen om het risico voor hun gezondheid zo klein mogelijk te houden? Zijn er bepaalde gedragsvoorschriften?
De Oxa-48 producerende K. pneumoniae is een bacterie die voor gezonde mensen niet ziekteverwekkend is. Voor gezonde mensen vormt deze bacterie geen gevaar. De bacterie behoort tot de normale darmflora. Alleen als de bacterie buiten de darm in steriele weefsels komt kan dat tot infecties leiden. Dergelijke situaties kunnen in ziekenhuizen voorkomen. Nederlandse burgers kunnen gebruikelijke hygiënemaatregelen in acht nemen.
Pensioentekort voor werknemers in de sociale werkplaats |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «FNV: pensioen voor werknemer sociale werkplaats in gevaar»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er zonder bijstorting of premieverhoging sprake zal zijn van een tekort van € 350 miljoen voor het pensioenfonds? Zo nee, over welk bedrag gaat het wel?
Ik kan dat bevestigen noch ontkennen. Aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. De financiële positie van een pensioenfonds hangt af van een groot aantal variabelen, waaronder de pensioenregeling en daarin gemaakte afspraken over de pensioenleeftijd, pensioenhoogte, vervroegd uittreden en premiehoogte. Tevens is onder andere van invloed het gevoerde beleggingsbeleid.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en niet-solidair is dat mensen met een laag inkomen nauwelijks pensioen opbouwen? Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om iets aan deze ongelijkheid betreft pensioenopbouw te doen en op welke termijn de Kamer deze maatregelen kan verwachten?
Het Nederlandse pensioenstelsel is gebouwd op drie pijlers. De solidariteit met mensen met een laag inkomen loopt primair via de AOW in de eerste pijler. In het pensioenakkoord van 10 juni jongstleden zijn maatregelen aangekondigd die zijn bedoeld voor de bescherming van lagere inkomens met weinig aanvullend pensioen. In het bijzonder gaat het daarbij om een extra verhoging van het AOW-pensioen vanaf 2013 en om de introductie van een extra inkomensafhankelijke ouderenkorting vanaf 2020.
Voor de tweede pijler (collectief georganiseerd pensioen) geldt dat daarin solidariteit wordt vormgegeven tussen de (ex)werknemers die deelnemen in dezelfde pensioenregeling, bijvoorbeeld binnen een bedrijf of bedrijfstak, zoals ook geldt bij de sw-sector.
In dit verband geldt dat de Stichting van de Arbeid (STAR) nadrukkelijk in overweging heeft gegeven aan de sociale partners, de pensioenkoepels Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (thans verenigd in de Pensioenfederatie) en het Verbond van Verzekeraars om pensioenopbouw mogelijk te maken voor mensen die met loondispensatie werken.
Ik onderschrijf de oproep van de STAR tot aanpassing van de pensioenregelingen op dit punt. Het is aan sociale partners in de pensioenfondsen en de andere betrokken partijen om hierover afspraken te maken.
De derde pijler omvat individueel georganiseerde pensioenproducten.
Kunt u aangeven in hoeverre er nog sprake is van premie-inkomsten bij het pensioenfonds Werk en (re)Integratie?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre is er ruimte voor premieverhoging, nu het huidige salaris van een wsw’er op het minimum niveau ligt en hierdoor ook de werkgeverslasten zullen stijgen?
Dat kan ik niet aangeven, aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Sociale partners kunnen naast afspraken over de premie ook nadere afspraken maken over de invulling van de pensioenregeling.
In hoeverre vindt u een bijstorting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reële optie?
Dat is geen optie. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geen partij in de pensioenregeling die door PWRI wordt uitgevoerd.
Indien premieverhoging en bijstorting geen reële opties zijn, in hoeverre kunt u de rechten van de huidige Wsw’ers nog respecteren, zoals afgesproken in het regeerakkoord?
Aanvullende pensioenen vallen onder de verantwoordelijkheid van sociale partners.
In hoeverre wordt het huidige pensioentekort verergerd door de voorgenomen afname van het aantal Wsw-plaatsen tot 30 000 en dus ook een navenante afname van premie-inkomsten?
De daling van het werknemersbestand in de Wsw zal zich naar verwachting geleidelijk voltrekken over een periode van ruim dertig jaar. Dat geeft sociale partners de tijd om de pensioenregeling, als dat nodig is, aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Daarnaast merk ik op dat pensioenen worden gefinancierd door middel van kapitaaldekking. Bij een goed financieel beleid heeft het fonds voldoende middelen om de reeds opgebouwde nominale pensioenaanspraken gestand te doen.