Kindermishandeling op een koranschool |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Imam tekent protocol kindermishandeling niet»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de aangifte van kindermishandeling op de Tilburgse koranschool niet tot een strafzaak komt?
Het OM heeft de aangifte beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat deze te weinig aanknopingspunten biedt voor een nader strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u aangeven hoeveel aangiften wegens kindermishandeling er zijn gedaan tegen islamitische instellingen sinds 2009 en hoeveel van die aangiften uiteindelijk hebben geleid tot een strafzaak?
In de registratiesystemen van de politie en het Openbaar Ministerie worden zaken waarbij sprake is van kindermishandeling niet uitgesplitst naar soorten instellingen. Om deze reden kan de vraag niet worden beantwoord.
Deelt u de visie dat de weigering een protocol tegen kindermishandeling te tekenen uitdrukking geeft aan de islamitische minachting van de moskee voor de kinderen en de gemeente? Zo neen, hoe duidt u dit dan?
Ik vind het belangrijk dat kinderen een veilig pedagogisch klimaat wordt geboden. Ik onderschrijf daarom het initiatief van de gemeente Tilburg om een duidelijk signaal af te geven tegen kindermishandeling door het opstellen van een protocol, waarin wordt aangegeven hoe een veilig pedagogisch klimaat vorm en inhoud kan krijgen. De invulling van de wijze waarop een pedagogisch veilige omgeving wordt gecreëerd bij vrijwillige organisaties zoals een koranschool, blijft evenwel primair de verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie en de ouders. Uiteraard blijft onverkort gelden dat kindermishandeling strafbaar is. Als kindermishandeling kan worden aangetoond zal er tegen worden opgetreden. Zie ook antwoord 6.
Kunt u aangeven in hoeverre u het wenselijk vindt dat er überhaupt instellingen in Nederland bestaan die een ideologie van vrouwenhaat, antisemitisme, homofobie en geweld overdragen?
Vrouwonvriendelijke uitingen en uitingen van antisemitisme, homofobie en geweld horen niet thuis in de Nederlandse samenleving en die keur ik ten zeerste af. Iedereen in Nederland moet zich aan de wet houden. Waar dit niet gebeurt, is het aan de lokale bevoegde instanties om de betreffende instellingen hierop aan te spreken.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen, bij voorbeeld alle koranscholen sluiten en moskeeën waar tot geweld wordt opgeroepen dicht gooien?
Iedereen die in Nederland woont, dient zich aan de regels te houden en elke vorm van (het oproepen tot) geweld is verboden. Degenen die zich schuldig maken aan het uitdelen van lijfstraffen kunnen strafrechtelijk, al dan niet ambtshalve (afhankelijk van de kwalificatie van het feit), worden vervolgd. Het is aan het Openbaar Ministerie om strafbare feiten te vervolgen en aan de rechter om daar een oordeel over te vellen.
Sluiting van een instelling is mogelijk als dit voor openbare orde noodzakelijk is, onder de voorwaarden gesteld in artikel 2:20, eerste lid, BW. Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel.
De inzet van chemicaliën tegen betogers in Turkije |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gouverneur Istanbul: chemicaliën ingezet tegen betogers»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het politieoptreden tegen demonstranten in Istanbul buitenproportioneel is en dat de inzet van chemicaliën door de politie onacceptabel is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de zorgen van de Nederlandse regering hierover uit te spreken tegenover de vertegenwoordiger van de Turkse regering?
Ik betreur het buitensporige geweld dat is gebruikt tegen demonstranten, zoals bij de ontruiming van het Taksimplein en het Gezi park in het weekend van 15 en 16 juni. Ik heb deze zorgen gedeeld met mijn Turkse collega, Minister Davutoğlu. Minister Davutoğlu heeft toegezegd een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen.
Vindt u dat de recente gebeurtenissen in Turkije gevolgen moeten hebben voor de betrekkingen tussen Nederland en Turkije? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Het onderhouden van goede betrekkingen schept ruimte om wederzijds zorgen te uiten over zaken waar Nederland en Turkije andere inzichten hebben.
Aanpassing van stemrechten binnen de ECB-Raadsvergaderingen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het persbericht van DNB «Verdere vergroting eurogebied verandert stemrechten binnen de ECB-Raadsvergaderingen»?1
Ja, het bericht waar u naar verwijst is mij bekend.
Hoe staat u tegenover mogelijke aanpassingen van de stemrechten? Klopt het dat, als naast Letland nog een ander land de euro invoert, een roulatiesysteem in werking treedt waarbij de stemrechtverdelingen per maand zullen verschillen?
Dat klopt. Met verdere uitbreiding van de eurozone moet de raad van bestuur van de ECB in staat blijven tijdig en efficiënt besluiten te nemen. Dit vereist op enig moment een aanpassing van stemsysteem. De statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB)2 bepalen dat na toetreding van het negentiende land tot de eurozone een roulatiesysteem in werking treedt, waarbij de stemrechten worden aangepast. De zes directieleden van de ECB behouden allen hun stemrecht. De presidenten van de nationale centrale banken (NCB’s) krijgen in totaal vijftien stemmen, waardoor bij iedere vergadering een aantal presidenten geen stemrecht heeft.
De presidenten zullen in twee groepen worden ingedeeld op basis van het bruto binnenlands product (bbp) tegen marktprijzen (weging 5/6) en de balans van de monetaire financiële instellingen (weging 1/6) van het land. De eerste groep zal bestaan uit Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Nederland. In deze groep wordt elke maand geroteerd en telkens zal één land geen stemrecht hebben en de andere vier landen wel. Voor de overige veertien landen geldt dat steeds elf landen stemrecht hebben. Maandelijks vindt een rotatie van één stem plaats. Dit betekent dat een land in deze groep drie maanden achter elkaar geen stemrecht heeft. De roulatie gebeurt op alfabetische volgorde. Welke landen het eerst geen stemrecht hebben, wordt willekeurig bepaald. Alle presidenten zullen tijdens de vergaderingen aanwezig zijn en behouden het recht om te spreken, ook degenen die op dat moment geen stemrecht hebben.
Bent u het er mee eens dat het voor een consistent en verstandig monetair beleid essentieel is om een evenwichtige, transparante en duurzame verdeling van stemrechten te borgen? In hoeverre brengt de invoering van een roulatiesysteem dit in gevaar?
Ik ben het er mee eens dat het voor consistent en verstandig monetair beleid essentieel is om een evenwichtige, transparante en duurzame verdeling van stemrechten te borgen. Daar zal dit roulatiesysteem in voorzien. De tenuitvoerlegging van het roulatiesysteem respecteert de beginselen van gelijke behandeling van de presidenten, het transparantiebeginsel en het eenvoudigheidsbeginsel.
Is het aannemelijk dat de afwezigheid van stemrecht van enkele landen invloed heeft op de koers van het beleid van de ECB? Kan het voorkomen dat meerdere landen met soortgelijke opvattingen tegelijkertijd hun stemrecht verliezen in een vergadering? Kan een overzicht worden gegeven van de potentiële schuivende stemverhoudingen tussen de lidstaten?
De ECB blijft onafhankelijk beleid voeren ten behoeve van de prijsstabiliteit in de eurozone en de presidenten van de nationale centrale banken hebben qualitate qua zitting in de raad van bestuur dat wil zeggen dat ze handelen vanuit het belang van de eurozone als geheel. De presidenten worden in groepen ondergebracht zoals beschreven bij vraag 2. De roulatie van de stemrechten vindt plaats volgens een lijst van de nationale centrale banken in alfabetische volgorde van de namen van de lidstaten in de nationale talen. De roulatie van de stemrechten binnen elke groep gebeurt in deze volgorde en start op een willekeurige plaats in de lijst. Deze willekeurige start is nog niet toegewezen, een overzicht van de roulatie kan zodoende nog niet worden opgesteld.
Wat zou de invoering van het roulatiesysteem betekenen voor Nederland? Klopt het dat Nederland voor de voorzienbare toekomst in de zogeheten eerste groep zit, waardoor minder vaak gewisseld hoeft te worden? Op welke termijn zou dit, gelet op de groeiverschillen tussen Polen en Nederland, kunnen veranderen? Wat is uw oordeel hierover?
Nederland zal na toetreding van het negentiende land, zoals ook is aangegeven in het persbericht van DNB, voor de voorzienbare toekomst tot de eerste groep behoren. Dit betekent dat Nederland één keer in de vijf maanden geen stemrecht heeft. Dit kan wijzigen door toetreding van het VK of doordat een ander (toekomstig) euroland op basis van het bbp tegen marktprijzen (weging 5/6) en de omvang van de monetaire financiële instellingen (weging 1/6) boven Nederland uitkomt. Op dit moment liggen Polen en Zweden het meest dichtbij Nederland qua omvang van het bbp. Beide landen zullen naar verwachting niet op korte termijn de euro invoeren en beide landen zullen op de korte termijn de omvang van het Nederlandse aandeel in het geaggregeerde bbp niet overstijgen. Gezien de onzekerheid waarmee groeivoorspellingen in het algemeen zijn omgeven zal ik geen uitspraken doen over veranderingen op de langere termijn.
Het is bovendien nog goed om op te merken dat als het 22ste land toetreedt tot de eurozone, de presidenten in drie groepen worden ingedeeld. De eerste groep blijft uit vijf presidenten met vier stemrechten bestaan. De tweede groep bestaat uit de helft van het totale aantal presidenten (met afronding naar boven), en krijgt acht stemrechten toegewezen. De derde groep bestaat uit de overige presidenten en krijgt drie stemrechten toegewezen.
Verdere vergroting eurogebied verandert stemrechten binnen de ECB-Raadsvergaderingen
Datum: 18 juni 2013
Thema: Europa
Met de aanstaande toetreding van Letland tot het eurogebied nadert ook het moment dat de stemrechten van de presidenten van de nationale centrale banken binnen de raad van bestuur van de ECB moeten worden aangepast. Dankzij de grootte van de Nederlandse economie en financiële sector weet de president van DNB zich voorlopig verzekerd van een plaats binnen de groep die het minste stemrecht zal hoeven in te leveren.
Naar verwachting voert Letland op 1 januari 2014 als achttiende land de euro in. De president van de Letse centrale bank wordt op dat moment ook lid van de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB). Daarin zitten naast de presidenten van de andere nationale centrale banken van het eurogebied (waaronder DNB-president Klaas Knot), ook de 6 leden van de directie van de ECB. De raad wordt voorgezeten door president Mario Draghi.
De leden van de raad van bestuur hebben op dit moment allemaal één stem. Dat blijft zo als Letland de euro invoert. Als echter in de toekomst nog een land de euro invoert, bepalen de statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB) dat een roulatiesysteem in werking treedt, waarbij de stemrechten worden aangepast: de 6 directieleden van de ECB behouden hun stemrecht, maar de presidenten van de nationale centrale banken krijgen slechts 15 stemmen, ongeacht hun aantal. Bij iedere vergadering heeft een aantal presidenten dus geen stemrecht meer. Wie dit zijn, verandert eens per maand. Overigens zullen alle presidenten tijdens de vergadering aanwezig zijn en behouden ze het recht om te spreken, ook degenen die geen stemrecht hebben. Op die manier is het ook voor die groep mogelijk met goede argumenten invloed uit te oefenen.
Zolang er minder dan 22 eurolanden zijn, worden de centralebankpresidenten daarvan verdeeld in twee groepen. In de eerste groep zitten 5 presidenten, die 4 stemmen verdelen. Elke maand is er één die geen stemrecht heeft. De overige presidenten zitten in de tweede groep; zij hebben 11 stemmen te verdelen. Bij wijze van voorbeeld: met 19 eurolanden (Letland plus nog een land) zitten er 14 presidenten in de tweede groep, waarvan er steeds 3 geen stemrecht hebben.
Of een centralebankpresident uit een euroland in de eerste of tweede groep zit, hangt af van het aandeel van het desbetreffende land in het geaggregeerde bruto binnenlands product (bbp) van het eurogebied (dit telt voor 5/6 mee) en van de omvang van de financiële sector van dat land in verhouding tot die van het eurogebied (met een gewicht van 1/6).
Het Nederlandse bbp is in omvang het zesde van de Europese Unie, na Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje (Grafiek 1). Het VK heeft echter niet de euro ingevoerd, waardoor Nederland op basis van het bbp het vijfde euroland is. Nederland heeft voorts een relatief grote financiële sector, zodat het ook op basis van genoemde weging van bbp en omvang financiële sector op de vijfde plaats komt, op aanzienlijke afstand van de «concurrenten» (Grafiek 2). Daarmee maakt de president van DNB deel uit van de eerste groep.
De president van de DNB zit dus voorlopig stevig in de eerste groep van presidenten die het vaakst stemrecht hebben. Dat kan alleen veranderen als het VK de euro invoert, wat vooralsnog niet aannemelijk lijkt, of als het gewicht van een ander land in de toekomst groter wordt dan het Nederlandse. Daar lijkt op korte termijn evenmin sprake van te zijn. Zo moet bijvoorbeeld Polen wel een heel spectaculaire economische groei doormaken wil het Nederland over 10 à 15 jaar «voorbijstreven» en aanspraak maken op een plaats in de eerste groep. Ook als er 22 of meer eurolanden zijn verandert er voor de president van DNB niets: er worden dan drie groepen gevormd, maar de samenstelling en stemrechten van de eerste groep blijven onveranderd.
Het beleid van de politie in Amersfoort ten aanzien van het aanhouden van Marokkaanse jongens |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Van de straat naar de raad»1, «Politie discrimineert»2 en «Kamervragen over aanhouding jongens Amersfoort» (RTV Utrecht)?3
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er meerdere signalen zijn over het zonder duidelijke reden aanhouden of staande houden van Marokkaanse jongens door de politie in Amersfoort? Zo ja, waarom vindt u dit zorgelijk en wat gaat u met deze signalen doen? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van deze Kamervragen heb ik navraag gedaan bij de burgemeester van Amersfoort. De politie heeft in deze zaak op eigen gezag opgetreden. Vanwege de beroering die is ontstaan, heeft het Openbaar Ministerie de politie opdracht gegeven een proces-verbaal op te maken over dit voorval, om de rechtmatigheid van het optreden te kunnen beoordelen. Uit de informatie van de burgemeester komt het volgende naar voren, waar ik direct het oordeel van het OM aan zal koppelen:
De wijk Kruiskamp is een aandachtsgebied voor politie in het kader van woninginbraken. De twee minderjarige jongens trekken de aandacht van de politie omdat zij bij een temperatuur van ca. 20 graden Celsius winterkleding dragen en een capuchon over hun hoofd hebben getrokken. Dit kan verdacht zijn en daarom rijdt de politieambtenaar naar hen toe. Op dat moment gaan de jongens, op de weg, voor de auto van de politieambtenaar lopen. Dit ervaart de agent als gevaarlijk en hinderlijk en de betrokken agent besluit dan ook om de jongens staande te houden op basis van de Wegenverkeerswet. Om haar werk goed te kunnen uitvoeren, onder andere bij het constateren van verkeersovertredingen, kan de politie dit doen. Aangezien één van de jongens zich niet kan identificeren vindt er een identiteitsfouillering plaats. De jongen wordt vervolgens de kans gegeven om zich ’s avonds op het bureau alsnog te identificeren. Er vindt geen aanhouding plaats en de jongens worden niet bekeurd. Het OM is van mening dat de betrokken agent in casu correct heeft opgetreden.
Is het u bekend of er al eerder sprake was van – al dan niet vermeend -onrechtmatige staande houdingen van Marokkaanse jongens in Amersfoort? Zo ja, was de aard van deze staande houdingen en hoe vaak is hier de afgelopen twee jaar sprake van geweest?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u of het fouilleren van de twee Marokkaanse jongens vorige week donderdag op het Zeevaarderspad te Amersfoort rechtmatig was? Zo ja, was het rechtmatig en waarom? Zo nee, welke autoriteit bepaalt of er sprake was van een rechtmatige aanhouding en kunt u daar navraag doen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het voor de hand liggen dat twee jongens die op de weg lopen enkel om die reden staande worden gehouden dan wel gefouilleerd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kunt u tevens aangeven op grond van welk wetsartikel de agent in kwestie van mening was er voldoende aanleiding was om tot staande houding over te gaan en de betrokken jongen te fouilleren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in de hiervoor aangehaalde situatie de agent het met een waarschuwing op de (niet al te brede) stoep te gaan lopen af had kunnen doen in plaats van de bijzondere bevoegdheden die de politie heeft te gebruiken, zoals het staande houden en fouilleren? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het te pas en te onpas inzetten van de bijzondere bevoegdheden die de politie heeft kan tornen aan de legitimiteit van de politie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend of er in Nederland korpsen zijn die «ethnic profiling» toepassen binnen actieve surveillance beleid? Zo ja, welke korpsen zijn dit en wat is uw mening hierover?
Van de politie wordt verwacht dat zij proactief optreedt. Een proactieve politieorganisatie wacht niet op meldingen van burgers, maar probeert criminaliteit vroegtijdig te voorkomen en te ontmoedigen. De politie heeft daarbinnen verschillende prioriteiten en bij haar handelen baseert zij zich op professionele kennis en ervaring. Het is hier bij uiteraard van belang dat de politie zich focust op de juiste factoren.
De politie zet dan ook in op handelen naar aanleiding van objectieve selectiecriteria. De politie traint daarom haar medewerkers om uit te gaan van objectieve selectiecriteria, hen bewust te maken van hun handelen en eventuele vooroordelen te herkennen en weg te nemen. Binnen deze inzet is de focus op afwijkend gedrag een belangrijke factor. Hierdoor wordt de aanpak effectiever en de pakkans verder vergroot.
Deelt u de mening van het in de berichten genoemde Amersfoortse raadslid dat de politie de twee Marokkaanse jongens gediscrimineerd heeft? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de volgende tekst van het genoemde raadslid in het AD/Amersfoortse Courant van 6 juni 2013: «Je wilt niet weten hoe vaak ik hier in Amersfoort zonder enige redelijke verdenking ben en nog steeds word staande gehouden. [...] Daarom snap ik zo goed de woede van de Marokkaanse jongens die me nu bij nacht en ontij bellen als ze weer eens onterecht zijn aangehouden. Ik zal de laatste zijn om het grote aandeel van Marokkanen in de criminaliteit te ontkennen, maar de willekeur waarmee de politie jegens ons te werk gaat, kan niet door de beugel. Ons uiterlijk zit ons nog steeds in de weg?»
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de politie zich beter kan richten op het oppakken van de vele duizenden al veroordeelde maar nog op vrije voeten rondlopende criminelen in plaats van om onduidelijke redenen jongens aan te houden dan wel staande te houden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het vermogen bij de politie welwillende jongens te onderscheiden van kwaadwillende van groot belang is, onder andere vanwege het feit dat dit sterk bijdraagt aan het verhogen van de pakkans daar welwillende jongens eerder bereid zijn de politie te helpen met meldingen en andere informatie? Zo ja, wat gaat u doen om het vermogen bij de politie te verbeteren om in te schatten welke jongens potentiële verdachten zijn en welke juist niet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Prostituees uitgebuit vanuit woning’ |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Prostituees uitgebuit vanuit woning»?1
Ja.
Is de toename van misstanden in de thuisprostitutie een indicatie voor de groei van gedwongen prostitutie of is de omvang en ernst van misstanden in Nederland altijd onderschat?
Uit de 8ste rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM), maar ook uit recente «slachtoffercijfers» van CoMensha en criminaliteitsbeeldanalyses, blijkt dat in de thuisprostitutie sprake is van ernstige misstanden. Mede doordat de aanpak van mensenhandel prioriteit heeft en politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en andere instanties hier actief op inzetten komt aard en omvang van de misstanden steeds meer in beeld. Dat er meer zaken bekend zijn waarin mogelijk sprake is van mensenhandel wordt dus mede veroorzaakt door de aanpak van ketenpartners en actievere melding.
Zijn de bevindingen in het artikel niet tevens een gevolg van het ontbreken van een landelijke aanpak en verschil in gemeentelijk beleid? Zo ja, wanneer dient u het wetsvoorstel in tot wijziging van het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken 32 211)?
Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is op 8 juli jl. in derde termijn behandeld in de Eerste Kamer. De motie van het lid Strik c.s.2 is op 9 juli jl. aanvaard. Ik bereid dientengevolge een novelle voor om de bepalingen inzake de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht te schrappen uit het genoemde wetsvoorstel. Ik verwacht deze in het najaar te kunnen indienen bij uw Kamer. In het onderdeel van het wetsvoorstel over de landelijke uniforme vergunningverlening worden geen wijzigingen aangebracht, zodat er op essentiële onderdelen geen verschillen tussen gemeentes zullen zijn in de voorwaarden die aan seksbedrijven worden gesteld. De invoering van de uniforme vergunningplicht neem ik voortvarend ter hand.
Bent u bereid om snel met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken te maken om de oproep van de plaatsvervangend korpschef van de nationale politie, dat overheden meer «streetwise» moeten worden, concreet invulling te geven?
Er worden reeds diverse acties ondernomen die mede gericht zijn op het optimaal benutten van praktijkervaringen om misstanden in de seksbranche voortvarend en adequaat aan te pakken. In de Task Force Aanpak Mensenhandel wordt intensief samengewerkt door de diverse ketenparners om de integrale aanpak van mensenhandel te versterken. Bij die aanpak gaat het nadrukkelijk niet alleen om inzet van politie, Openbaar Ministerie en Koninklijke Marechaussee, maar ook om capaciteit van gemeenten, Regionale Informatie en Expertise Centra, de Inspectie SZW, de Belastingdienst, CoMensha en bijvoorbeeld Kamers van Koophandel en de hotelbranche. Zo is de Kamer van Koophandel (KvK) alert op signalen van mensenhandel en kan zij hiervan melding maken bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Ook kan de KvK in bepaalde gevallen inschrijving bij de KvK weigeren in geval van signalen van mensenhandel. Voorts heeft de samenwerking met de horecabranche, in verband met het voorkomen en signaleren van seksuele uitbuiting in de hotelbranche, in de afgelopen tijd een forse impuls gekregen. Zo heeft recent nog een symposium hierover plaatsgevonden, waarbij veel partijen vertegenwoordigd waren. Daarbij is ook de voorlichtingsfilm «Please disturb» voor hotelmedewerkers gelanceerd. Verder wordt bij het Openbaar Ministerie, de politie en de rechterlijke macht nadrukkelijk geïnvesteerd in expertise en specialisatie op het gebied van mensenhandelzaken.
Wat vindt u van de bevinding dat meer dan een derde van de aangetroffen vrouwen jonger was dan 21 jaar? Zou in de regelgeving niet ten spoedigste deze leeftijdsgrens moeten worden vastgelegd? Overweegt u nog andere maatregelen om dit aandeel omlaag te krijgen?
Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche kent als voorwaarde voor registratie een leeftijd van 21 jaar. Met het vervallen van de registratieplicht zal langs andere weg worden geregeld dat de minimumleeftijd van prostituees wordt vastgelegd op 21 jaar.
Wat gaat u doen om makelaars en verhuurders «streetwise» te krijgen en juist ook in een tijd van toenemende leegstand scherp te laten zijn op illegale activiteiten in verhuurde panden?
De woningcorporaties zijn al vele jaren doende om illegale activiteiten in hun woningen te bestrijden. Zo nemen veel corporaties bijvoorbeeld deel aan wiet- of hennepconvenanten en werken zo samen met politie, energiebedrijven en gemeenten om de illegale wietteelt terug te dringen. Ook hebben nagenoeg alle corporaties verbodsbepalingen ter zake in hun huurcontracten opgenomen. In de grote steden ondernemen corporaties, veelal gezamenlijk met andere partijen, acties voor het opsporen van woonfraude en illegale activiteiten. Ook zijn veel corporaties in bezit van een meldpunt waar misstanden doorgegeven kunnen worden.
De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) heeft mij laten weten dat er ook vanuit de vastgoedsector initiatieven worden genomen om illegale activiteiten in verhuurde panden tegen te gaan. Zo heeft de NVM aan haar achterban «de NVM Woontoets» beschikbaar gesteld om malafide huurders zoveel mogelijk buiten de deur te houden. De makelaar kan met deze toets de identiteit en kredietwaardigheid van de potentiële huurder, koper of opdrachtgever onderzoeken en beoordelen. De NVM Woontoets wordt sinds 2012 gebruikt en blijkt effectief. Mocht blijken dat vrijwillige toepassing van de NVM Woontoets nog onvoldoende problemen oplost, dan overweegt de NVM haar leden deze screeningstool verplicht te laten hanteren bij verhuuropdrachten. Los van dit concrete instrument zet de NVM, waar mogelijk in samenwerking met politie, in op verdere bewustwording onder makelaars, via onder meer opleiding en trainingsmogelijkheden.
Hoe snel wordt er actie ondernomen als burgers/betrokkenen een melding bij meld-misdaad-anoniem doen met betrekking tot gedwongen prostitutie? Wordt de termijn van maximaal 24 uur altijd gehaald?
De Meld Misdaad Anoniem-meldingen worden direct doorgezet naar de politie. De politie neemt de melding direct in behandeling. Of, wanneer en op welke wijze actie op de melding wordt ondernomen is vanzelfsprekend sterk afhankelijk van de inhoud van de melding en of deze voldoende aanknopingspunten biedt voor vervolgstappen.
Is er voldoende capaciteit aanwezig bij opsporing en handhaving om de misstanden tegen te gaan en inzicht te krijgen? Wanneer verwacht u het inzicht te hebben?
Er wordt veel capaciteit ingezet om misstanden in de prostitutie tegen te gaan en inzicht te krijgen in de problematiek. De aanpak van mensenhandel heeft namelijk hoge prioriteit. Over een breed front worden mensen en middelen ingezet. Allereerst zijn ambitieuze doelstellingen op mensenhandel richtinggevend voor de betrokken diensten. Een voorbeeld daarvan is de doelstelling van verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden 2009–2015. Ook is de Task Force Aanpak Mensenhandel zeer actief om de strijd tegen mensenhandel zo breed mogelijk te voeren onder andere door grootschalige integrale handhavingsacties in verschillende gemeenten (Amsterdam, Alkmaar, Den Haag) én inzet van gespecialiseerde teams en rechercheurs mensenhandel van de politie, gespecialiseerde officieren van justitie en gespecialiseerde rechters.
Verder komt dit tot uitdrukking in de geboekte resultaten. De resultaten zijn – over de hele linie bezien – zeer positief. Uit de laatste cijfers van de NRM blijkt onder andere dat – uitgaande van de cijfers over 2012 – sinds 2000 het grootste aantal mensenhandelzaken bij het OM is ingeschreven (namelijk 311). Ditzelfde geldt voor het aantal door het OM afgehandelde mensenhandelzaken (338 zaken). Het aandeel dagvaardingen voor mensenhandel binnen het totaal aantal door het OM afgehandelde mensenhandelzaken is in de periode 2008–2012 ongeveer gelijk gebleven (gemiddeld 70% variërend tussen de 65% in 2009 en de 73% in 2010). In lijn met voorgaande ontwikkeling heeft de rechter in eerste aanleg in 2012 de meeste mensenhandelzaken afgedaan (153). Het aandeel veroordelingen voor mensenhandel – dat in de periode 2004–2009 met 25% was gedaald – is zowel in 2010 als in 2012 weer flink toegenomen (naar 71%). Door het OM is mij onder andere gemeld dat in 2012 106 projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden op het terrein van mensenhandel en mensensmokkel door politie en OM in de regio’s zijn uitgevoerd (in 2011 waren dit er nog 76). Kortom, via een breed front aan menskracht en middelen worden mensenhandel en misstanden in de prostitutie intensief aangepakt.
Hoe vaak is inzake misstanden in de thuisprostitutie een melding van klanten ontvangen?
Uit de recente cijfers van Meld Misdaad Anoniem – mede in het verlengde van de Campagne «Schijn bedriegt» in opdracht van mijn ministerie – blijkt dat de meldingen over gedwongen prostitutie zijn gestegen met 76% sinds de start van deze campagne in juni 2012. De campagne richt zich onder andere op bezoekers van prostituees, die de signalen van mensenhandel kunnen herkennen. Bijna alle anonieme tips waren voor politieonderzoeken bruikbaar en 83% wordt in onderzoek genomen. Het is niet mogelijk om het aantal meldingen dat van klanten afkomstig is te benoemen, aangezien de aangevers bij Meld Misdaad Anoniem logischerwijs niet worden geregistreerd.
Bestaan er momenteel plankzaken bij het team mensenhandel? Zo ja, hoeveel?
De Dienst Landelijke Recherche van de Landelijke Eenheid heeft twee teams, die zich bijna fulltime bezighouden met mensenhandelzaken. Deze teams hebben geen plankzaken.
Het gebruik van Chemische wapens in Syrië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verklaring van het Witte Huis waarin President Obama vaststelt dat de Syrische president Assad verschillende malen het zenuwgas Sarin zou hebben gebruikt?1 Hoe beoordeelt u deze verklaring? Zijn, voor zover u bekend, nieuwe gegevens naar boven gekomen die dit gewijzigde oordeel van het Witte Huis rechtvaardigen?
Deze verklaring is het kabinet bekend. Naar blijkt uit de verklaring is de Amerikaanse regering op basis van eigen onderzoek tot het oordeel gekomen dat het regime-Assad meerdere keren op kleine schaal chemische wapens heeft ingezet. Het Nederlandse kabinet maakt zich ernstig zorgen, nu de aanwijzingen voor het gebruik van chemische wapens zich opstapelen.
Hoe verhouden de gegevens en bewijzen op basis waarvan de Amerikaanse regering deze verklaring meent te kunnen doen, zich tot de eerdere verklaringen van de Britse regering2 en Franse regering?3
De gegevens die ten grondslag liggen aan genoemde verklaringen zijn het kabinet niet bekend en hierdoor kan het kabinet daarover dus geen uitspraken doen.
Bent u ooit in Europees verband op de hoogte gebracht van deze gegevens en kunt u zeggen hoe u die gegevens beoordeelt?
Neen.
Beschouwt u het inzetten van dergelijke chemische wapens (door welke partij dan ook), net als het Witte Huis, ook als «rode lijn» vanwege de verregaande gevolgen voor inzet daarvan voor de burgerbevolking? Maakt het daarbij uit of deze mogelijk van regeringskant zijn ingezet, dan wel door de rebellen, of de mate waarin deze wapens zijn ingezet?
Het gebruik van chemische wapens door wie dan ook is verboden volgens internationaal (gewoonte-)recht. Dat geldt derhalve ook voor Syrië, dat geen partij is bij het Verdrag tegen Chemische Wapens. Syrië is wel partij bij het Geneefs Protocol van 1925, dat het gebruik van strijdgassen verbiedt.
Is er nog sprake van inzet en onderzoek door de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) te Den Haag, al dan niet in samenwerking met TNO, zoals in april 2013 aangeboden aan Secretaris-Generaal van de VN Ban-Ki Moon bij de conferentie in Den Haag?
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties heeft op 21 maart 2013 besloten een onderzoek naar vermeend gebruik van chemische wapens in te stellen. Experts van de OPCW maken deel uit van het VN-onderzoeksteam. Dit onderzoek zou alle serieuze aantijgingen van het gebruik van chemische wapens dienen te omvatten. Ook Nederland heeft daar per brief aan de SGVN op aangedrongen. De Syrische regering wil het VN-onderzoeksteam echter alleen toegang geven tot de locatie (Khan al-Asal) waar volgens Syrië chemische wapens zijn gebruikt door rebellen. Het kabinet betreurt ten zeerste dat Syrië geen vrije toegang wil verlenen aan het VN-onderzoeksteam.
Het bericht ‘Heb ik recht op een uitkering als ik naar de gevangenis ga?’ en ‘Utrecht weigerde ten onrechte bijstand tbs’er |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Heb ik recht op een uitkering als ik naar een gevangenis ga?» en «Utrecht weigerde ten onrechte bijstand tbs’er» en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1 2
Ik ben bekend met beide artikelen. De feitelijke gegevens in beide berichten zijn correct.
Is de limitatieve opsomming van uitkeringen die stoppen indien iemand in de gevangenis zit ook van toepassing op veroordeelden in een tbs-kliniek?
Ja, deze is ook van toepassing op veroordeelden in een tbs-kliniek. Er geldt echter een uitzondering voor tbs-gestelden die door de strafrechter van alle rechtsvervolging zijn ontslagen, maar wel ter beschikking zijn gesteld met bevel tot verpleging. Voor deze groep wordt op grond van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken. Dit wordt gecompenseerd door het feit dat deze groep tbs-gestelden op grond van artikel 4 lid 4 van het interim-besluit forensische zorg een eigen bijdrage voor het verblijf in de instelling aan het ministerie van Veiligheid en Justitie moet betalen.
Deelt u de mening dat een tbs veroordeelde nooit in aanmerking mag komen voor subsidies, uitkeringen en toeslagen zolang hij in een inrichting zit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat tbs’ers niet meer onterecht en ongelimiteerd kunnen profiteren van sociale voorzieningen?
In de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden is geregeld dat indien een persoon rechtens zijn vrijheid is ontnomen, deze geen recht heeft op een uitkering. De ratio daarvan is dat de Staat tijdens deze vrijheidsontneming in (de kosten van) het levensonderhoud voorziet. Door deze personen uit te sluiten van uitkeringen wordt «dubbele betaling» (het verstrekken van een uitkering, terwijl de Staat reeds in de kosten van het levensonderhoud voorziet) uit collectieve middelen voorkomen.
Voor bijstand is in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand geregeld dat als iemand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, hij geen recht heeft op bijstand. Bij verblijf in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek heeft iemand dus geen recht op bijstand.
Ex-gedetineerden moeten wel in aanmerking kunnen komen voor een uitkering, mits zij aan de daarvoor geldende voorwaarden en de daaraan verbonden (arbeidsgerelateerde) verplichtingen voldoen. Het is echter uitsluitend aan het college van burgemeester en wethouders of het UWV om hier een beslissing over te nemen.
Welke programma’s vallen onder de paraplu van het ruime begrip «resocialisatie», inhoudende dat indien een veroordeelde voor een gedeelte van de straf buiten de strafinrichting verblijft wel het recht kan hebben op een uitkering, bijvoorbeeld indien wordt deelgenomen aan een programma dat gericht is op resocialisatie? Bestaat er een limitatieve opsomming van deze programma’s? Zo nee, waarom niet?
De gevallen waarin sprake is van verblijf buiten een justitiële inrichting of tbs-kliniek en betrokkene aanspraak kan maken op een uitkering zijn limitatief opgenomen in het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid. Het gaat om de volgende gevallen:
Deelt u de mening dat veroordeelde criminelen die de samenleving schade hebben toegebracht en derhalve in een inrichting verblijven of verbleven hebben, nooit recht zouden mogen hebben op een uitkering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Onrust in de sociale werkplaats |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de radiouitzending van Argos over onrust op sociale werkplaats Delta in Zutphen?1
Ik heb hiervan kennisgenomen.
Wat bedoelt u met dat «de sociale werkplaats blijft zoals die is, met dien verstande dat per 1 januari 2015 geen nieuwe instroom meer zal plaatsvinden»? Hoeveel arbeidsplekken moeten in de sociale werkvoorziening vanaf 2015 verdwijnen om aan de bezuinigingsdoelstelling te voldoen?
Daarmee bedoel ik dat er geen nieuwe instroom meer is vanaf 1 januari 2015, maar dat de Wsw van toepassing blijft op mensen die op 31-12-2014 een dienstverband hebben. Het aantal plekken zal daarmee geleidelijk afnemen tot nul (na 2050). Tegelijk bouwt het aantal plekken van de nieuwe voorziening beschut werk geleidelijk op (zie pagina 9 van de hoofdlijnenbrief Participatiewet van 21 december 2012 voor nadere toelichting, TK 2012/13, 29 817, nr. 98).
Deelt u de mening van Jos Verhoeven van de Start Foundation dat werkgevers helemaal niet zitten te wachten op mensen met een arbeidsbeperking voor een redelijk normaal tarief? Zo nee, waarom niet?
Ik weet niet in hoeverre de heer Verhoeven deze mening huldigt. Ik ben het ermee eens dat nog te weinig werkgevers mensen met een beperking in dienst hebben. Maar het is niet zo, dat werkgevers niet willen of niet bereid zijn stappen te zetten.
Het is de ervaring van sw-bedrijven dat mensen met een beperking goed tot hun recht kunnen komen bij gewone werkgevers. Sw-bedrijven investeren fors in het zoeken en geschikt maken van werkplekken en de begeleiding van werkgevers en werknemers. Bijna 30.000 van de ruim 100.000 mensen in de Wsw werkt bij een gewone werkgever. Het aantal mensen dat werkt bij gewone werkgevers is – ondanks de crisis – de afgelopen jaren gestegen.
Verder bewijst het sociaal akkoord dat werkgevers wel degelijk bereid zijn stappen te zetten (zie hoofdlijnenbrief van 27 juni 2013 over de vormgeving van de Participatiewet en het quotum na de totstandkoming van het sociaal akkoord).
Deelt u de mening van een voormalig lid van de ondernemingsraad van Delta dat vooruitgelopen wordt op nieuwe wetten en regels? Zijn de spanningen inderdaad toegenomen met de komst van een nieuwe directeur, die een hoger salaris verdient dan de burgemeester? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de medewerkers van sociale werkvoorziening Delta behalve het afschaffen van de Sinterklaasviering?
Ik kan voor dit specifieke geval niet beoordelen welke maatregelen op grond waarvan zijn getroffen. In algemene zin geldt dat SZW de afgelopen jaren heeft uitgedragen dat de sw-sector herstructurering behoeft, inkomsten kunnen omhoog en kosten omlaag, meer mensen kunnen bij reguliere werkgevers via detachering of begeleid werken aan de slag. Het is goed mogelijk dat ook dit bedrijf bezig is met herstructurering en herpositionering. Het is positief als gemeenten en sw bedrijven zich richten op de toekomst en de benodigde herstructurering.
Al in 2009 is bij Delta, met instemming van de 5 betrokken gemeenteraden, de koers ingezet om zo veel mogelijk sw-medewerkers op een reguliere werkplek te plaatsen. De directeur heeft van het bestuur de opdracht gekregen deze transitie door te voeren. Dit is van belang om ook in de toekomst goede begeleiding te kunnen blijven bieden aan mensen met een beperking.
Ik constateer uit de berichtgeving dat de veranderingen, die dit voor sw-personeel betekent, de nodige spanning hebben gegeven. In 2011 heeft dit binnen Delta geleid tot een verstoorde relatie tussen directeur en OR (zie ook antwoord op vraag 5).
De spanningen staan los van de komst van de nieuwe directeur en zijn salaris, zo heeft de gemeente Zutphen mij laten weten. De directeur van Delta is na een gebruikelijke sollicitatieprocedure geselecteerd op basis van zijn kennis en kwaliteiten. Het salaris voor deze functie past volgens de gemeente binnen de geldende normen.
Klopt het bericht dat mails en correspondentie van de ondernemingsraad zijn gecontroleerd door de directie en dat mediation 200.000 euro heeft gekost?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Zutphen. Mij is aangegeven dat de kosten van mediation € 56.000,– bedroegen. Daarnaast zijn er, ten gevolge van het conflict met de OR, juridische kosten gemaakt doordat de ondernemingsraad zich juridisch liet bijstaan. Na de mediation is weer constructief overleg met de OR mogelijk zonder juridische advisering, zo meldt de gemeente.
Heeft de inspectie SZW onderzoek gedaan naar de arbeidsomstandigheden bij Delta in Zutphen? Zo nee, zou u bereid zijn om hiernaar onderzoek te laten verrichten?
Ja, de inspectie SZW heeft onderzoek gedaan. Dat betrof onderzoek naar toezicht op (veilig) gedrag en machineveiligheid. Overigens geldt dat werknemers een klacht kunnen indienen bij de Inspectie SZW als ze weten of vermoeden dat hun werkgever zich niet aan de wet houdt. De Inspectie zal daarop onafhankelijk een onderzoek doen. Er is geen aanleiding voor additioneel nader onderzoek.
Hoeveel mensen zijn wanneer gedetacheerd vanuit Delta naar de Westrik Groep? Zijn deze werknemers nog altijd gedetacheerd bij de Westrik Groep? Zo ja, komen deze werkers ook in dienst van het bedrijf, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Hoe zit het met de verloningsconstructie van de werknemers?
Uit informatie van de gemeente Zutphen komt het volgende naar voren: Bij Westerik Groep is in eerste instantie een groep van 7 medewerkers gedetacheerd. Deze groep betrof sw-medewerkers met een relatief grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt, zich uitend in gedragsproblematiek. In de praktijk bleken enkele van deze medewerkers niet goed te passen op de nieuwe werkplek. Dit had verschillende achtergronden variërend van toegenomen gezondheidsklachten tot ongeschiktheid voor de minder beschutte omgeving of onvoldoende werknemersvaardigheden. Het aantal bij Westerik gedetacheerde medewerkers is weer aangevuld tot 7. Vanuit Delta blijft er een consulent betrokken om waar nodig te bepalen of extra begeleiding wenselijk is.
Het sw-bedrijf ontvangt een vergoeding voor de geleverde werkzaamheden, rekening houdend met de beperkingen van deze mensen. Zolang de detachering succesvol verloopt, is er voor de werkgever geen aanleiding de detachering te beëindigen.
De aanpak van transportcriminaliteit door de Nationale Politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht Succesvolle aanpak transportcriminaliteit onder druk?1 Herinnert u zich de eerdere vragen aangaande het succesvolle Landelijk Team Transportcriminaliteit dat door u wordt opgeheven?2
Ja
Wat is er sinds oktober 2012 op het organisatorisch vlak van de Nationale Politie gebeurd met betrekking tot de aanpak van de transportcriminaliteit?
In het kader van de vorming van de Nationale Politie is de organisatiestructuur van de politie herzien. Dit betekent echter niet dat bestaande succesvolle werkwijzen, zoals de inzet van de politie bij de aanpak van ladingdiefstallen, worden beëindigd. De samenwerking tussen het Landelijk Team Transportcriminaliteit (LTT) van het toenmalige KLPD en het projectteam ladingdiefstal van het Bovenregionale Recherche Team Zuid-Nederland is succesvol gebleken. De hier opgedane kennis en expertise zijn daarom geborgd binnen de Nationale Politie. Transportcriminaliteit zal vanuit de Landelijke Eenheid (LE) programmatisch worden aangepakt, in samenwerking met de regionale eenheden en de (keten)partners. Bij de LE wordt een gerichte informatiepositie rond transportcriminaliteit opgebouwd.
Kunt u zich de zorg van het bedrijfsleven voorstellen over het vervangen van de succesvol gebleken aanpak van de transportcriminaliteit door het onderbrengen van transportcriminaliteit bij de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie? Zo ja, waarom en wat gaat u doen teneinde die zorg weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees van het bedrijfsleven dat indien het onderwerp transportcriminaliteit wordt ondergebracht bij de Landelijke Eenheid dit minder prioriteit zal krijgen dan tot nu toe het geval is? Zo ja, waarom wordt de succesvol gebleken aanpak dan veranderd? Zo nee, hoe zal de Landelijke Eenheid de succesvolle aanpak kunnen voortzetten? Kunt u er voor instaan dat die aanpak niet zal lijden onder de andere prioriteiten van de Landelijke Eenheid?
Nee, die vrees deel ik niet. Zoals hierboven beschreven is de succesvolle aanpak van de het LTT en het BRT geborgd binnen de Nationale Politie. De samenwerking tussen de Landelijke Eenheid en het projectteam ladingdiefstal van het Bovenregionale Recherche Team Zuid-Nederland is succesvol gebleken. De opgedane kennis en expertise worden daarom geborgd binnen de Nationale Politie.
Binnen de Landelijke Eenheid is de aanpak van transportcriminaliteit ondergebracht bij de dienst Infrastructuur (DINFRA). DINFRA is gericht op (on)veiligheid, afwijkend gedrag en criminogene fenomenen binnen de infrastructuur. DINFRA heeft transportcriminaliteit als speerpunt benoemd.
Het bericht dat bij 44% van de Europeanen glyfosaat in de urine zit |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het Duitse onderzoek naar glyfosaat in urine?1 Zo ja, wat is hierover uw mening? Zo nee, wilt u zich hiervan in kennis stellen?
Ja. Er is glyfosaat gevonden in 5 van de 8 onderzochte Nederlandse urinemonsters, die deel uitmaakten van dit onderzoek. De bron van deze glyfosaatsporen kan uit het Duitse onderzoeksrapport niet worden afgeleid. Het is wettelijk toegestaan dat residuen van glyfosaat op levensmiddelen voorkomen, mits dit geen effect heeft op de gezondheid van de consument. De aanwezigheid van glyfosaat in de urine van Nederlanders kan dan het gevolg zijn van blootstelling via de voeding. Verder kunnen mensen ook blootgesteld worden aan glyfosaat door onkruidbestrijding buiten de landbouw. De aanwezigheid van glyfosaat in de urine wordt vervolgens bepaald door het gedrag van glyfosaat in het menselijk lichaam (zie ook antwoord op vraag 3). Het RIVM constateert dat het rapport te summier is om de resultaten goed te kunnen duiden.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geen testen uitvoert op gewassen om te controleren of er glyfosaat in het gewas zit? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, wat zijn de resultaten van dat onderzoek?
Nee, de afgelopen jaren heeft de NVWA bijna 100 monsters laten onderzoeken op glyfosaat. De NVWA controleert steekproefsgewijs, conform aanbevelingen van de EU, voornamelijk granen op glyfosaat. Die analyses zijn het meest relevant omdat de stof het meest in de graanteelt wordt toegepast. In de groenten- en fruitteelt wordt de stof minder toegepast. Bij deze analyses is in 11 gevallen een residu van glyfosaat in tarwe gevonden. In al deze positieve monsters was het gevonden niveau minder dan 10% van het wettelijk maximaal toegelaten residugehalte (maximumresidugehalte: MRL).
Hoe schat u het risico in van glyfosaat in de urine? Als u dat niet als gezondheidsrisico ziet, op welke wetenschappelijke onderzoeken beroept u zich dan? Kunt u daarvan de bronnen geven? Als u het wel als gezondheidsrisico's ziet, welke stappen gaat u dan ondernemen om dit probleem aan te pakken?
Er werden glyfosaatgehalten gevonden tot enkele microgrammen per liter urine. Het RIVM geeft aan dat de aanwezigheid van sporen van gewasbeschermingsmiddelen in het lichaam op zich niet veel zegt over de schadelijkheid. Bepalend voor de schadelijkheid zijn de niveaus waarin de stoffen aanwezig zijn, en eventueel ook hoe vaak en hoe lang men is blootgesteld aan die stoffen. Voor langdurige blootstelling aan glyfosaat is op basis van wetenschappelijke studies een gezondheidskundige grenswaarde vastgesteld van 0,3 milligram per kilogram lichaamsgewicht per dag. Deze studies zijn beschreven in de toxicologische evaluatie van de EU uit 20012. Uit deze studies blijkt dat glyfosaat hoofdzakelijk via de urine snel wordt uitgescheiden. Bij een blootstelling die net onder de gezondheidskundige grenswaarde blijft, is daarom een glyfosaatgehalte van enkele milligrammen per liter urine mogelijk en onschadelijk. Het RIVM concludeert daarom dat glyfosaatgehalten van enkele microgrammen per liter (duizend keer lager) zoals die in de Duitse studie zijn gevonden, geen risico vormen voor de gezondheid.
Om er voor te zorgen dat residuen van glyfosaat in levensmiddelen geen gezondheidseffecten hebben, zijn strenge MRL's vastgesteld. De EU stelt deze residulimieten vast na een zorgvuldige beoordeling. Er zijn MRL’s vastgesteld voor residuen van glyfosaat op onder andere granen, groenten en fruit. De NVWA heeft geen overschrijdingen van de MRL gevonden.
Ziet u aanleiding de NVWA opdracht te geven gewassen te testen op glyfosaat? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer informeren over de resultaten? Zo niet, waarom niet?
De NVWA test gewassen op glyfosaat. Zie voor de resultaten van dit onderzoek het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid bij ons omringende landen te informeren of er daar onderzoek gedaan wordt naar de effecten van glyfosaat op de volksgezondheid? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Omdat het RIVM op dit moment geen aanwijzingen heeft dat de gevonden glyfosaatwaarden in de urine reden tot zorg geven, is er geen aanleiding om bij de omringende landen te informeren naar dergelijk onderzoek. In Europees verband wordt veel aandacht besteed aan de gezondheidseffecten van stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Eens in de zoveel tijd worden alle gegevens opnieuw bekeken. Op dit moment zit glyfosaat in dit proces. Ik zal de uitkomsten van deze herevaluatie nauwlettend volgen en als er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn die een direct gevaar voor mens, dier of milieu identificeren, zal hier in Europees verband alert op worden gereageerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Gewasbescherming?
Ja.
Handel in zand uit West-Sahara |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wagenborg schendt internationaal recht»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een schip dat onder een Groningse reder valt, onlangs een lading zand uit de Westelijke Sahara heeft ingeladen en vervoerd? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of en zo ja hoe de opbrengst van deze activiteit ten goede komt aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied? Kunt u uw antwoord toelichten?
Rederij Wagenborg heeft aan het ministerie van Buitenlandse Zaken informatie verstrekt waaruit blijkt dat voor de exploitatie en export van het zand een vergunning is afgegeven door de lokale autoriteiten. Het zand is geleverd door bedrijven waarvan de eigenaren behoren tot de oorspronkelijke Sahrawi-bevolking. Het betrof hier een éénmalige transactie.
Economische activiteiten in de Westelijke Sahara zijn niet per definitie in strijd met het internationaal recht. Er mogen economische activiteiten plaatsvinden in gebieden die niet zichzelf besturen (non-self-governing territories), zoals de Westelijke Sahara, waarbij de opbrengsten van deze activiteiten ten goede moeten komen aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De rechtmatigheid hangt af van de wijze waarop deze verplichting door Marokko, dat feitelijk gezag uitoefent in de Westelijke Sahara, wordt geïmplementeerd.
Kunt u aangeven of en zo ja hoe er door (vertegenwoordigers van) de oorspronkelijke bevolking instemming is verleend aan deze activiteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de directeur van de Groningse rederij heeft laten weten dat er geen belemmering is voor het vervoer van zand uit de Westelijke Sahara? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Een medewerker van Wagenborg heeft voorafgaand aan het transport informatie ingewonnen bij BIMCO, een internationale NGO die reders vertegenwoordigt. BIMCO meldde dat er geen sprake was van een embargo. Naar aanleiding van kamervragen en media-aandacht heeft een medewerker van Wagenborg vervolgens contact gehad met het ministerie. In dit gesprek is opnieuw gevraagd of er een sprake was van een embargo. Deze vraag is negatief beantwoord. Gedurende dit gesprek is het negatieve ondernemingsadvies voor de Westelijke Sahara, zoals vermeld op de website van AgentschapNL, ter sprake gekomen.
Deelt u de opvatting dat handel in zand uit de Westelijke Sahara ingaat tegen het internationaal recht en tegen het uitgangspunt van het ministerie van Economische Zaken dat Nederland het doen van investeringen en het zakendoen in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad ontraadt?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gesteld bij het antwoord op vraag 3 en 4 zijn economische activiteiten in de Westelijke Sahara niet per definitie in strijd met het internationaal recht. Vanwege het conflict over de status van het gebied ontraadt Nederland het doen van investeringen en het zakendoen in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad. Het ministerie van Economische Zaken vermeldt dit negatieve ondernemingsadvies op de website van AgentschapNL.
Bent u bereid Nederlandse bedrijven die betrokken zijn bij de handel in zand uit de Westelijke Sahara, hierop aan te spreken? Indien ja, hoe gaat u dit doen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien er sprake zou zijn van overtreding van Nederlandse of Europese regelgeving, spreekt de overheid Nederlandse bedrijven daarop aan. In dit geval is een overtreding niet geconstateerd. Hoewel Wagenborg het negatieve ondernemingsadvies niet heeft opgevolgd, heeft de reder wel gehandeld in de geest van het internationaal recht daar de opbrengsten van deze activiteiten ten goede kwamen van de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De Nederlandse overheid ziet daarom geen reden tot het aanspreken van de reder.
Het gebruik van DigiD door bewindvoerders ten gunste van hun klanten |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekent met de problematiek rond het gebruik van DigiD door bewindvoerders ten gunste van hun klanten? Zo ja, op welke manier heeft u dit probleem ter hand genomen?
Ja. Eén van de organisaties van professionele bewindvoerders heeft bij brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en recent ook aan mij, om aandacht gevraagd voor het feit dat overheidsdienstverleners in toenemende mate hun dienstverlening langs digitale weg aanbieden, maar dat zij als bewindvoerder niet de mogelijkheid hebben om langs digitale weg, met DigiD, het beheer voor de rechthebbenden uit te voeren. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Is het waar dat bewindvoerderskantoren standaard op hun aanvraagformulier vragen naar de DigiD-inloggegevens? Zo ja, wat is uw mening daarover?
Bij de twee organisaties van professionele bewindvoerders is nagevraagd of bewindvoerderskantoren standaard formulieren gebruiken waarin cliënten gevraagd wordt hun DigiD-inloggegevens te verstrekken. Dat blijkt bij enkele kantoren het geval te zijn. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Acht u het wenselijk dat bewindvoerders onbeperkt toegang hebben tot inloggegevens van hun cliënten en zodoende wijzigingen kunnen doorvoeren voor de onderbewindgestelde? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
DigiD is een persoonsgebonden authenticatiemiddel waarmee personen hun identiteit langs elektronische weg kunnen bewijzen. Dienstaanbieders moeten erop kunnen vertrouwen dat de persoon die een dienst wil afnemen ook werkelijk de persoon is die hij zegt te zijn. Omdat DigiD een persoonsgebonden middel is, is het niet wenselijk dat bewindvoerders een appèl doen op rechthebbenden om hun inloggegevens te verstrekken. Bovendien is het scala aan diensten dat met DigiD kan worden benaderd breder dan de handelingen die een bewindvoerder kan of mag uitvoeren. Een onderbewindgestelde kan voor tal van handelingen handelingsbekwaam zijn of blijven.
Sinds eind 2010 bestaat de dienst DigiD Machtigen. Het oogmerk van DigiD Machtigen is om op gecontroleerde wijze het digitaal handelen voor een ander te faciliteren. De huidige functionaliteit van DigiD Machtigen ondersteunt het machtigen van een ander op basis van een eigen wilsuiting. Deze dienst is thans operationeel voor de aangifte van inkomstenbelasting. Andere dienstverleners, zoals UWV, RDW en zorgverzekeraars, zijn hierop nog niet aangesloten. Dit betekent dat in situaties waarin machtiging aan de orde is, de dienstverlening nog langs papieren weg zal moeten verlopen.
Momenteel onderzoekt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met diverse ministeries en uitvoeringsorganisaties welke andere vormen van machtiging en (wettelijke) vertegenwoordiging wenselijk zijn, mede met het oog op de doelstelling van Digitaal 2017. Het machtigen van bewindvoerders om voor hun klanten digitale diensten af te nemen is onderdeel van het lopende onderzoek.
Bent u van mening dat bewindvoerders op enig moment toegang moeten hebben tot het DigiD-account van onderbewindgestelden, omdat toeslagen bij de belastingdienst moeten worden aangevraagd of contact gelegd moet worden met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), zorgverzekeraars, gemeente en Rijksdienst wegverkeer (RDW)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zullen deze handelingen verricht moeten worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat aan de ene kant bewindvoerders toegang moeten hebben tot het DigiD-account van hun cliënt en aan de andere kant onderbewindgestelden hun persoonlijke inloggegevens niet mogen afstaan aan derden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u overleg met de Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) over deze problematiek? Zo ja, op welke wijze vindt dit overleg plaats en wat is de uitkomst van dit overleg? Zo nee, bent u bereid om samen met de BPBI tot een oplossing te komen?
De Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) en de Beroepsvereniging voor Professionele (beschermings)Bewindvoerders (NBPB) worden uitgenodigd voor een overleg. Doel van het overleg is te spreken over de doorontwikkeling van DigiD Machtigen. Daarvoor zijn een solide infrastructuur en technische voorzieningen nodig, maar vooral ook de betrokkenheid van gebruikers.
Deelt u de mening dat thans de mogelijkheid bestaat dat bewindvoerders kunnen frauderen met het DigiD-account van onderbewindgestelden? Heeft u signalen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Bewindvoerders hebben tot taak om de belangen van de rechthebbenden te behartigen. Wij beschikken niet over aanwijzingen dat hierbij, in het bijzonder in relatie tot het gebruik van DigiD, wordt gefraudeerd.
Het bericht ‘Dijsselbloem wil af van rol IMF bij reddingsoperaties’ |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Dijsselbloem wil af van rol IMF bij reddingsoperaties»?1
Ja.
Klopt het dat u de rol van het IMF nader wilt bezien bij toekomstige reddingsoperaties voor eurolanden?
Ik wil benadrukken dat het kabinet de rol van elk van de drie partijen – IMF, Europese Commissie en ECB – in de Trojka bij leningenprogramma’s steunt. Het kabinet zal zich blijven inzetten dat alle drie de partijen betrokken blijven bij de vormgeving en monitoring van de leningenprogramma’s. Op deze manier wordt gebruik gemaakt van de specifieke kennis die iedere institutie bezit.
Nederland heeft vanaf 2010 altijd ingezet op betrokkenheid van het IMF bij leningenprogramma’s van lidstaten in de eurozone vanwege de financiële bijdrage die het IMF kan leveren en de expertise en ervaring met programma’s.
Ik ben nog steeds van mening dat betrokkenheid van het IMF om bovenstaande redenen een meerwaarde biedt bij de vormgeving en monitoring van de leningenprogramma’s. Het Nederlandse standpunt over IMF-betrokkenheid in de huidige crisis in Europa is derhalve ongewijzigd. Tegelijkertijd stel ik vast dat er een discussie ontstaat over de rol van het IMF. Ik acht deze discussie prematuur. Ik heb dan ook aangegeven dat wanneer de eurozone uit de economische crisis is, de rol van het IMF in toekomstige leningenprogramma’s aan lidstaten van de eurozone bezien kan worden.
Zo ja, waarom wilt u de rol van het IMF nader bezien bij toekomstige reddingsoperaties voor eurolanden? Deelt u de mening dat – aangezien Nederland altijd voorop heeft gelopen om deelname van het IMF als voorwaarde voor reddingsoperaties te stellen – er in dit geval sprake is van een «radicale breuk met het standpunt dat Nederland tot nu toe steeds heeft ingenomen»?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, kunt u bevestigen dat het IMF wel degelijk betrokken moet blijven bij toekomstige reddingsoperaties voor eurolanden, zoals Nederland sinds 2010 altijd als harde eis heeft gesteld bij de redding van eurolanden?
Zie antwoord vraag 2.
Welke meerwaarde ziet u bij de huidige rol van het IMF bij reddingsoperaties voor eurolanden? Kunt u hierbij ingaan op de financiële capaciteit van het IMF, de expertise met betrekking tot reddingsoperaties en de onafhankelijke rol die het IMF inneemt?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat NOVO onder verscherpt toezicht staat |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over het overlijden van een bewoner in zorginstelling NOVO? Bent u ook van mening dat het overlijden na de fixatie uitgebreid onderzocht dient te worden?1 2
Dit is een uitermate betreurenswaardige gebeurtenis die diepe indruk op mij maakt. Met u ben ik van mening dat dergelijke gebeurtenissen heel goed moeten worden onderzocht.
Wat zegt deze stelling van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) u: «Het personeel bedoelt het goed, maar is te veel bezig met het beperken van de vrijheden van de bewoners en te weinig met hun ontwikkeling.»? Wat betekent dit voor de rest van de locaties van NOVO?
Deze conclusie van de IGZ is gebaseerd op de bevindingen van het inspectiebezoek aan de NOVO-locatie in Onnen op 1 en 2 november 2012 en vervolgens op 12 maart 2013. Uit de bevindingen van de IGZ komt naar voren dat het personeel ten tijde van het bezoek werkte volgens een bepaalde methodiek die sterk beheersmatig van karakter is. De methode was enkele maanden eerder afgeschaft volgens het management. Het personeel was hier door het management nog niet over geïnformeerd. Zij gebruikten de methode daarom nog steeds. Bovendien was er nog geen vervangende methode beschikbaar. De communicatie tussen management en medewerkers en de sturing door het management waren naar het oordeel van de IGZ onvoldoende.
Deze methodiek werd alleen op de twee behandellocaties van NOVO gebruikt. Inmiddels is een van deze twee locaties, te weten de locatie in Onnen, gesloten. NOVO voert naar aanleiding van het inspectierapport op de andere behandellocatie veranderingen door op de werkprocessen. Deze locatie is op 18 juni 2013 onaangekondigd bezocht. De rapportage van dat bezoek is op de site van IGZ gepubliceerd.
Erkent u dat de zorginstelling een zeer groot risico heeft genomen door de inzet van niet deskundig personeel, zowel voor de bewoners als voor hun eigen veiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties gaan daaruit volgen?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstelling om voldoende deskundig personeel in te zetten. Uit de bevindingen van de IGZ blijkt dat het personeel voor een gedeelte van de zorg, namelijk het behandelaspect, niet voldoende deskundig was.
NOVO slaagde er onvoldoende in om verbeteringen te bewerkstelligen. NOVO achtte zich ook niet in staat om in de gestelde tijd de noodzakelijke verbeteringen te realiseren. Als gevolg van het inspectierapport heeft de raad van bestuur besloten om de locatie in Onnen te sluiten. Of er structurele tekortkomingen zijn in de zorgverlening van NOVO bij de andere locaties onderzoekt de IGZ de komende periode.
Bij een eventuele start van een nieuwe behandellocatie dient NOVO eerst de inspectie te informeren, opdat de IGZ een toets kan uitvoeren op de kwaliteit en daarmee de veiligheid van deze locatie.
Zijn de bewoners van NOVO op dit moment veilig? Kunt u garanderen dat mensen goede zorg krijgen die gericht is op het voorkomen van fixatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In overleg met de cliënten en hun vertegenwoordigers zijn inmiddels alle cliënten van het betreffende behandelcentrum in Onnen verhuisd. De IGZ heeft dit met een onaangekondigd bezoek gecontroleerd. Een aantal cliënten is verhuisd naar een andere locatie van NOVO, anderen naar een andere zorginstelling. Deze verhuizingen zijn zorgvuldig voorbereid. Zo hebben het «oude» team en het «nieuwe» team de zorg- en behandelbehoefte van elke cliënt goed afgestemd. Ook geldt voor alle cliënten dat de behandelverantwoordelijke betrokken blijft totdat de cliënt gestabiliseerd is in de nieuwe woonomgeving.
In de behandellocatie in Onnen was men onvoldoende gericht op het voorkomen van fixatie. Het inspectieonderzoek naar de calamiteit en de rapportage daarover heeft een bewustwordingsproces op gang gebracht. In de betreffende situatie had immers helemaal geen fixatie of afzondering mogen worden toegepast omdat er in dit geval sprake was van dwangbehandeling bij een vrijwillig opgenomen cliënt. De IGZ zal in haar vervolgbezoeken aan NOVO volgen of verbeterslagen worden gemaakt, de organisatie een goede visie ontwikkelt en beleid maakt op het voorkomen van vrijheidsbeperking. Daarnaast ziet zij erop toe dat medewerkers vrijheidsbeperking, waaronder fixatie, alleen als uiterst middel inzetten en pas als aan alle randvoorwaarden, waaronder het zoeken naar alternatieven en multidisciplinair overleg, is voldaan.
Heeft NOVO het overlijden van de bewoner gemeld bij de IGZ? Wat is er toen gebeurd? Kunt u een overzicht geven?
De IGZ kan diverse methoden inzetten om een melding te (laten) onderzoeken. Uitgangspunt is dat de zorginstelling zelf primair verantwoordelijk is en daarom zelf een calamiteit moet onderzoeken. Op basis van de kwaliteit van dit onderzoek of de uitkomsten daarvan kan de IGZ beslissen alsnog een onderzoek in te stellen.
NOVO heeft het overlijden, dat plaatsvond op 13 maart 2012, op 15 maart 2012 aan de inspectie gemeld. Op 19 maart 2012 heeft het OM het overlijden bij de inspectie gemeld. Op 11 april 2012 deed de familie van cliënte dit. Conform bovengenoemd uitgangspunt heeft de IGZ NOVO verzocht allereerst intern onderzoek te doen. Dit onderzoek bleek naar het oordeel van de IGZ echter onvoldoende, zodat NOVO op 6 juni 2012 is gevraagd een externe partij in te zetten voor het onderzoek. Eind augustus 2012 ontving de IGZ het eindrapport van deze partij en de reactie hierop van de raad van bestuur van NOVO begin september 2012. Omdat ook het externe onderzoeksrapport onvoldoende antwoord gaf op de vraag wat er gebeurd was voorafgaand en tijdens de calamiteit, heeft de IGZ vervolgens een eigen onderzoek ingesteld. Daartoe is op 1 en 2 november 2012 de locatie bezocht. Naar aanleiding van het bezoek zijn er verbetereisen gesteld en hebben vervolggesprekken met medewerkers plaatsgevonden. Omdat er geconstateerd werd dat er sprake was van structurele tekortkomingen, vond overdracht naar het risicogestuurde toezicht plaats. In dat kader is de locatie op 12 maart 2013 bezocht. Naar aanleiding van de conceptrapportage die de IGZ naar aanleiding van het inspectiebezoek opstelde besloot de raad van bestuur in april 2013 tot sluiting van de locatie. Op 18 juni 2013 heeft de IGZ bij een onaangekondigd bezoek geconstateerd dat de locatie inderdaad gesloten is.
Deelt u de mening dat het sluiten van een locatie, na het kritische rapport van de IGZ, de suggestie wekt dat hier meer aan de hand is dan een incident? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de onderzoeken naar het overlijden bleken structurele tekortkomingen in de zorg bij de behandellocatie te Onnen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3.
Op welke wijze hield de IGZ toezicht bij NOVO? Is er sprake geweest van meer aandacht in het kader van het risicogestuurd toezicht of is dit overlijden aanleiding geweest voor verscherpt toezicht?
Op basis van de melding bij de IGZ heeft de IGZ onderzoek gedaan in het kader van het calamiteitentoezicht. Daaruit bleek dat er bij NOVO structurele tekortkomingen waren. Derhalve is de IGZ overgegaan op de inzet van risicogestuurd toezicht. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. Het rapport op basis van risicogestuurd toezicht is op de site van de IGZ gepubliceerd. Uit het risicogestuurd toezicht bleek dat er structurele tekortkomingen waren. Dit geldt de locatie Onnen. Of dit voor de andere locaties ook geldt, onderzoekt de IGZ op dit moment.
Aangezien de locatie in Onnen inmiddels is gesloten is deze locatie niet onder verscherpt toezicht gesteld.
Vanuit het risicogestuurde toezicht wordt NOVO de komende periode gevolgd. Als blijkt dat er breder in de organisatie sprake is van structurele tekortkomingen zal de IGZ de benodigde maatregelen nemen om verbetering te bewerkstelligen. Zie ook mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Klopt de suggestie dat de IGZ in beweging kwam omdat er een radiouitzending over het overlijden van de bewoner aanstaande was? Zo nee, waarom is er dan pas 14 maanden na het overlijden tot actie overgegaan? Zo ja, erkent u dat dit niet meer mag voorkomen?
Deze suggestie klopt niet. Direct na de melding is IGZ tot actie overgegaan. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Hoeveel tijd heeft er gezeten tussen het overlijden van de bewoner en het bezoek van de IGZ? Vindt u dit een acceptabele termijn?
Het overlijden vond plaats op 13 maart 2012. Na de melding op 15 maart 2012 is gestart met onderzoek. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Is er een lijkschouw gedaan na het overlijden van de bewoner? Wat is er met de uitkomsten gedaan?
Als onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden, dat op 14 maart 2012 is gestart, is sporenonderzoek gedaan en is in opdracht van de officier van justitie door het Nederlands Forensisch Instituut een sectie verricht. Ook zijn alle betrokken personeelsleden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek gehoord. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de uitkomsten van het sporenonderzoek, de sectie en de verhoren betrokken bij de strafrechtelijke beoordeling en afdoening van deze zaak.
De IGZ heeft tijdens haar onderzoek met de betrokken zorgmedewerkers gesproken. De resultaten van die gesprekken zijn verwerkt in het inspectierapport.
Is er sporenonderzoek gedaan? Wat is er met de uitkomsten daarvan gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn betrokken personeelsleden gehoord? Wat is met de uitkomsten daarvan gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom is het onderzoek door de rijksrecherche na een aantal uren gestaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De medewerkers van NOVO hebben op de bewuste avond assistentie gevraagd van de politie. In verband met mogelijke betrokkenheid van politiefunctionarissen bij het overlijden van de bewoonster is de Rijksrecherche bij deze kwestie betrokken. Zodra duidelijk was dat van betrokkenheid van de politiefunctionarissen bij het overlijden van de bewoonster geen sprake was, is het onderzoek door de Rijksrecherche beëindigd.
Erkent u dat het voor de nabestaanden zeer bitter is dat de strafzaak naar de personeelsleden is geseponeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan mij indenken dat het voor de nabestaanden bitter is dat de betrokken medewerkers niet worden vervolgd wegens het overlijden van iemand die hen dierbaar was. Het OM heeft dit besluit echter zorgvuldig genomen en het is door de rechter getoetst. Het OM heeft vervolging overwogen voor dood door schuld (artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht). Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kwam het OM tot de conclusie dat de betrokken personeelsleden een gerechtvaardigd beroep op noodweer konden doen en dat hen geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Om die reden heeft het OM op 26 april 2012 de zaak geseponeerd. De officier van justitie heeft deze afweging toegelicht in een gesprek met de nabestaanden. Over deze sepotbeslissing is een klachtprocedure op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gevoerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn beschikking van 18 juni 2013 de klacht van de nabestaanden afgewezen. Ook het hof is van oordeel dat in deze de betrokken personeelsleden geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Waarom is deze zaak door het Openbaar Ministerie geseponeerd? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Is het rapport van de IGZ aanleiding om het strafrechtelijk onderzoek te heropenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat dit ook gebeuren? Wilt u de Kamer daarover informeren?
De rapportage van de IGZ behelst de resultaten van een inspectiebezoek, waarbij is gekeken naar de aanwezigheid van risico’s op vijf specifieke domeinen. De bevindingen van de IGZ geven geen andere of nieuwe informatie die voor de strafrechtelijke beoordeling van het optreden van de gewezen verdachten relevant is en vormt dan ook geen aanleiding om het strafrechtelijk onderzoek te heropenen.
Hoe vaak komt het voor dat kwetsbare mensen in zorginstellingen niet deskundig gefixeerd worden en daardoor letsel oplopen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
De IGZ ontvangt jaarlijks ongeveer vijf tot tien meldingen waarbij er sprake is van niet deskundig fixeren. Hierbij zijn incidenten en calamiteiten bij fixeren breed opgevat, zoals bewoners die bijvoorbeeld een fractuur oplopen door het vergeten van het plaatsen van een tafelblad, die vallen omdat bedhekken niet omhoog zijn gezet of die over een bedhek heen zijn geklommen en vallen. Van 2010 tot 1 juli 2013 heeft de IGZ drie calamiteiten, waaronder de calamiteit in NOVO, met het toepassen van fixatie ontvangen.
De door mijn voorganger ingestelde «Denktank complexe zorg» heeft de problematiek rond het omgaan met vrijheidsbeperkingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking uitgebreid onderzocht en in beeld gebracht. Vorig jaar juni heeft de denktank rapport uitgebracht. In dit rapport (Wegen naar vrijheid) staat een aantal praktische -integraal samenhangende- aanbevelingen waarmee de problematiek kan worden aangepakt. Het is nu zaak deze aanbevelingen uit te voeren. Het «actieprogramma zorg en dwang» kan hierbij behulpzaam zijn. Tegen deze achtergrond zie ik geen aanleiding aanvullend onderzoek te doen.
Het afschaffen van het 500 eurobiljet en de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie |
|
Henk Nijboer (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het verkennend advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) «CRIMINALITEIT, CORRUPTIE en INSTABILITEIT»?1
Ja.
Hoe staat de regering tegenover het advies van de AIV om het 500-eurobiljet af te schaffen? Deelt u de zorgen over het malafide gebruik van het 500-eurobiljet? Deelt u de mening dat, als het zo is dat het biljet voornamelijk criminaliteit faciliteert, het uit het betalingsverkeer moet worden genomen?
Het advies van de AIV geeft geen nieuwe inzichten die aanleiding geven om de positie zoals verwoord in de beantwoording van eerdere vragen over het 500-eurobiljet te heroverwegen.2 In die eerdere antwoorden is aangegeven dat de zorgen over het door criminele motieven gedreven gebruik van contant geld worden gedeeld. Specifiek betreffende het gebruik van het 500-eurobiljet is toen gemeld dat onderzoeken uitwijzen dat het niet zo is dat het gebruik van dit biljet voornamelijk in het criminele circuit plaatsvindt. Daarbij is tevens aangegeven dat de minister van Financiën, alles overwegende, niet voornemens is om bij De Nederlandsche Bank (DNB) en de Europese Centrale Bank (ECB) te pleiten voor het uit het betalingsverkeer halen van het 500-eurobiljet. Een beslissing over het al dan niet afschaffen van het 500-eurobiljet zou overigens alleen kunnen worden genomen door ECB, omdat de uitgifte van bankbiljetten na de overgang op de euro de exclusieve verantwoordelijkheid van de ECB is.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de toezegging van de minister van Financiën naar aanleiding van eerdere vragen om de Nederlandsche Bank (DNB) en de Europese Centrale Bank (ECB) te verzoeken speciale aandacht te geven aan de rol van specifiek het 500-eurobiljet in toekomstige onderzoeken naar het gebruik van eurobiljetten, in het bijzonder met betrekking tot de (internationale) criminaliteit?2 Wat is er te zeggen over mogelijke uitkomsten van dit onderzoek en eventuele gevolgtrekkingen?
De Minister van Financiën heeft DNB verzocht in toekomstige onderzoeken naar het gebruik van eurobiljetten speciale aandacht te geven aan het 500-eurobiljet. DNB heeft daarop bevestigd dat dit bij een volgend onderzoek wordt meegenomen. Voorts kan dit onderwerp uiteraard bij gelegenheid aan de orde komen in het kader van het normale toezicht van DNB op financiële instellingen in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. DNB heeft verder toegezegd om de Nederlandse belangstelling voor de rol van deze coupure onder de aandacht van de ECB te brengen, wanneer de ECB nieuw onderzoek naar het gebruik van eurobiljetten overweegt. Over eventuele uitkomsten en gevolgtrekkingen is thans niets te zeggen.
Hoe staat de regering tegenover het advies van de AIV dat Nederland moet aandringen op de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie? Herkent u het beeld van de AIV dat lidstaten elkaar onvoldoende aanspreken op tekortkomingen in de rechtspraak, politie en corruptiebestrijding? Bent u het er mee eens dat een effectievere Europese aanpak van financiële misdrijven essentieel is? Zo ja, hoe wilt u betere Europese samenwerking bevorderen? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2011 over de strafrechtelijke samenwerking in de EU4 en tijdens het algemeen overleg van 16 november 2011 over onder meer deze brief 5 ben ik ingegaan op de mogelijke oprichting van een Europees OM. Zoals daaruit blijkt is Nederland hier kritisch over en bestaan er ook bij andere lidstaten twijfels over de noodzaak en wenselijkheid hiervan. Naar verwachting komt de Europese Commissie deze zomer met een voorstel voor een verordening inzake de oprichting van een Europees OM, dat zich overigens uitsluitend zal richten op fraude met Europese gelden.
Voor de grensoverschrijdende aanpak van financiële misdrijven en corruptie in het algemeen werken landen samen en spreken elkaar aan op tekortkomingen in verschillende andere kaders en samenwerkingsverbanden, zoals de Raad van Europa, de FATF (zie hierover vraag 6), de OESO en de VN. Deze samenwerkingsverbanden kunnen op diverse punten nog verder worden uitgebouwd en Nederland stelt zich actief op om dit te bewerkstelligen. Dat geldt ook voor het door lidstaten elkaar aanspreken op rechtstatelijke tekortkomingen. Ik verwijs u in dat kader bijvoorbeeld naar het initiatief dat Nederland onlangs met enkele andere lidstaten heeft genomen om binnen de Europese Unie een mechanisme te ontwikkelen dat het mogelijk maakt elkaar onderling aan te spreken op ontwikkelingen in elkaars rechtsstaat.6
Herkent u het beeld van de AIV dat de opsporingsinstanties en het Openbaar Ministerie nog altijd niet goed uit de voeten kunnen met de financiële benadering van financieel-economische criminaliteit, omdat kennis nodig is die buiten het strafrecht ligt? Hoe wilt u dit probleem aanpakken?
Nee, dat beeld herken ik niet. De afgelopen periode is geïnvesteerd in zowel de kwaliteit als de kwantiteit ten aanzien van financieel rechercheren. Zo wordt het aantal fte's voor het specialisme «financieel-economische expertise» binnen de Nationale Politie verhoogd naar 1156 fte. Dit is 585 fte meer dan op dit moment het geval is. Het gaat hierbij voor een deel over HBO(+) opgeleid personeel. Dit zal ertoe leiden dat het voor het Openbaar Ministerie mogelijk wordt om met de politie meer zaken op te pakken waarbij financiële expertise noodzakelijk is. Daarnaast is in het regeerakkoord besloten de FIOD voor de bestrijding van witwassen met 100 fte uit te breiden. Deze 100 fte zal zich specifiek gaan bezighouden met witwasonderzoeken. Verder wordt ook kennis en expertise van de verschillende opsporingsdiensten bijeengebracht in bijvoorbeeld de combiteams, waarin de Nationale Recherche en de FIOD gezamenlijk onderzoek doen.
Bent u bekend met het onderzoek van de Wereldbank: «The Puppet Masters, How the Corrupt Use Legal Structures to Hide Stolen Assets and What to Do About It»?3 Klopt het dat geen enkel land van de 159 onderzochte landen de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) – onder andere dat financiële instellingen worden verplicht de identiteit van klanten te verifiëren en deze informatie op te slaan – volledig heeft uitgevoerd? Bent u het er mee eens dat Nederland, als een van de 36 leden van de FATF, internationaal moet pleiten voor volledige implementatie van de FATF-aanbevelingen? Zo ja, welke stappen worden, ook in het kader van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn, genomen om de FATF-aanbevelingen volledig in te voeren?
Wij zijn bekend met het onderzoek van de Wereldbank. Het is waar dat in de afgelopen jaren geen enkel land op het moment van evaluatie door de FATF een 10 (oftewel, een «compliant rating») heeft gescoord op alle individuele FATF-aanbevelingen. In alle gevallen waren er verbeteringen en/of aanscherpingen mogelijk of noodzakelijk. Tegelijkertijd hebben de FATF-aanbevelingen er de afgelopen jaren wel voor gezorgd dat in bijna alle landen ter wereld inmiddels voor aangewezen, witwasgevoelige sectoren uniforme regels zijn ingevoerd inzake identificatie en verificatie van de cliënt en de uiteindelijke belanghebbende, evenals een meldplicht voor verdachte transacties en een financiële inlichtingeneenheid waar die meldingen worden geanalyseerd. Nog niet overal ter wereld werken die systemen effectief, en de FATF heeft zich dan ook tot doel gesteld om in de volgende ronde van landenevaluaties naast de inrichting van wet- en regelgeving ook de effectiviteit van de anti-witwassystemen in ogenschouw te nemen.
Volledige en effectieve implementatie van de FATF-aanbevelingen wereldwijd is een belangrijke stap in de aanpak van de grensoverschrijdende financiële criminaliteit. Nederland zet zich er in Europa voor in om de FATF-aanbevelingen volledig om te zetten in de vierde Europese anti-witwasrichtlijn.8
Aanbesteding van busvervoer |
|
Betty de Boer (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de eisen die regionale overheden stellen bij de aanbestedingen in het regionale openbaar vervoer per bus?
De eisen die regionale overheden stellen bij aanbestedingen van concessies voor busvervoer zijn in principe openbaar. Aanbestedingen van OV-concessies worden op openbare media gepubliceerd, zoals Aanbestedingskalender.nl, TenderNed en TED. Een ieder kan ze raadplegen.
Klopt het dat er voorbeelden zijn van aanbestedingen met daarin eisen van bijvoorbeeld 50 miljoen euro omzet per jaar en ervaring als dienstverlener in het openbaar vervoer, waardoor op voorhand veel partijen worden uitgesloten van deelname aan de aanbesteding? Deelt u de mening dat dergelijke eisen onvoldoende ruimte laten voor nieuwe toetreders in het regionaal openbaar busvervoer? Zo ja, welke actie gaat u hier ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Regionale overheden hebben als gevolg van de specifieke regelgeving die van toepassing is op OV-concessies (Europese PSO-verordening1 (public service obligations) en de Wet personenvervoer 2000) een grote keuzevrijheid bij de contractvorming van concessies en de invulling en procedure van aanbesteding. Het is gebruikelijk dat in de documenten bij een aanbesteding van een OV-concessie eisen aan de inschrijver worden gesteld. Het betreft onder meer geschiktheidseisen en uitsluitingsgronden. De bijzondere aard van OV en het publieke belang dat ermee wordt gediend brengt met zich mee dat het van groot belang is dat een concessieverlener de continuïteit van het openbaar vervoer waarborgt. Om de (financiële) risico’s te beperken kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van omzet en ervaring. De totale waarde van een Nederlandse busconcessie varieert grofweg tussen de 10 miljoen en 1 miljard euro. In het geval een omzeteis aan een inschrijver wordt gesteld, wordt deze gerelateerd aan de omvang van de opdracht; het is in de regel een bepaald percentage van de waarde van de concessie. Voor de kleinere concessies zal een eventuele omzeteis lager liggen dan bij een grote. Zo werd bijvoorbeeld aan de inschrijvers op de relatief kleine concessie IJsselmond de eis gesteld van een minimumomzet van € 15 mln. Op deze concessie schreven naast drie grote internationaal werkende vervoerbedrijven ook twee zogeheten besloten busbedrijven in. Hoewel besloten busvervoerders dus al op bepaalde concessies inschrijven ben ik met u van mening dat het goed is te onderzoeken hoe er meer ruimte voor nieuwe toetreders kan komen met behoud/verbetering van continuïteit en kwaliteit. Daarom zal ik de door u genoemde punten (eisen van omzet en ervaring met openbaar vervoer) onder de aandacht brengen van de werkgroep die bezig is te onderzoeken hoe bestekken en contracten in het openbaar vervoer flexibeler en meer vernieuwend kunnen worden gemaakt. De bedoelde werkgroep, is onderdeel van «Samen op reis», een initiatief van Rover en Urgenda waarin ook IenM deelneemt.
In hoeverre denkt u dat besloten busvervoerders gezien hun expertise en flexibiliteit een rol zouden kunnen spelen bij aanbestedingen in het openbaar busvervoer? Bent u eventueel bereid om de mogelijkheden hiernaar te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Dubieuze stellingnames en rekenfout in SEO-rapport over belastingparadijs Nederland” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht op quotenet.nl «Dubieuze stellingnames en rekenfout in SEO-rapport over belastingparadijs Nederland»?1
Ja.
Quotenet.nl stelt dat volgens het SEO-rapport amper kosten worden gemaakt voor toezicht; hoe beoordeelt u de gemaakte kosten voor toezicht in verhouding tot het bedrag dat jaarlijks door Nederland stroomt? Vindt u het toezicht op dit moment voldoende? Zo nee, waar ziet u mogelijkheden voor verbetering van het toezicht?
De suggestie in het genoemde Quotenet over onvoldoende toezicht maakt niet duidelijk voor welk toezicht amper kosten worden gemaakt en wie die kosten dan zou moeten maken. Zodoende kan ik niet beoordelen of dat voldoende is en of er verbetering mogelijk is.
Volgens quotenet.nl bestaat het voornemen om 571 extra agenten met financieel-economisch specialisme aan te nemen en tevens 150 man extra bij de FIOD; hoe hoog schat u de uitgaven die gemoeid zijn met dit extra toezicht?
De opsporingscapaciteit bij de politie met financieel-economisch specialisme wordt uitgebreid met 585 fte. Verder gaat het om 150 extra opsporingsambtenaren bij de FIOD. Bij de FIOD-intensivering gaat het om 50 opsporingsambtenaren voor onderzoek naar onder meer fiscale constructies en 100 opsporingsambtenaren voor het bestrijden van gecompliceerde witwasconstructies. De extra salariskosten die hieraan zijn verbonden hebben betrekking op de 150 fte bij de FIOD en bedragen ruim 12.5 miljoen euro.
Indien vervolging door het OM volgt, vallen de kosten nog hoger uit; hoe hoog schat u deze kosten? Om hoeveel vervolgingen jaarlijks gaat het?
Ik neem op grond van het in vraag 1 aangehaalde bericht aan dat gedoeld wordt op vervolging vanwege buitenlandse omkoping door bedrijven die een schakelvennootschap2 in Nederland in hun concernstructuur hebben opgenomen. Het is niet op voorhand aan te geven of de in antwoord op vraag 3 genoemde extra opsporingscapaciteit zal leiden tot onderzoek naar en vervolging van schakelvennootschappen en zo ja, of dat zal zijn vanwege buitenlandse omkoping. Mocht dat wel het geval zijn, dan zullen dergelijke zaken complex en internationaal onderzoek vergen, dat al snel meerdere jaren zal beslaan. De kosten daarvan hangen van veel factoren af. Gezien het voorgaande zijn er te veel onzekerheden om een goede schatting te maken van de kosten van vervolging en berechting in dergelijke zaken.
Quotenet.nl stelt dat rechters tot nu toe vervolging van brievenbusbedrijven steevast van de hand wijzen, omdat ze niet Nederlands zouden zijn; klopt dit? Wat gaat u doen om, zoals de OECD ook vraagt, hier verandering in aan te brengen?
Ik herken mij niet in deze stelling van Quotenet. Ik verwijs naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen.3
Op dit moment rust het toezicht op brievenbusbedrijven vooral bij de trustbedrijven zelf, over 2012 zijn er 38 meldingen gemaakt van ongebruikelijke transacties door trustkantoren; hoe beoordeelt u het aantal meldingen in verhouding tot het bedrag dat jaarlijks door Nederland stroomt? Deelt u de mening dat gebrek aan toezicht witwaspraktijken in de hand werkt?
Trustkantoren vallen, evenals andere dienstverleners die met witwassen in aanraking kunnen komen, onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op grond van die wet zijn zij verplicht ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU Nederland). De Wwft kent ook een verplicht cliëntenonderzoek. Voor trustkantoren zijn in plaats daarvan specifieke ken-uw-cliënt regels opgenomen in de Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren (Rib Wtt), een regeling op grond van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). Naast kennis van de cliënt en diens uiteindelijk belanghebbenden, dienen trustkantoren in geval van dienstverlening aan bepaalde vennootschappen – in de Wtt geduid als doelvennootschappen – kennis te hebben van de herkomst van het vermogen van de doelvennootschap, van de herkomst en bestemming van gelden van de doelvennootschap, van de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort en van het doel waarmee deze structuur is opgezet. De Nederlandsche Bank (DNB) controleert als toezichthouder (Wwft en Wtt) of trustkantoren deze regels naleven.
Er bestaat geen norm voor de verhouding tussen het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties en de omvang van betalingen. Evenwel heeft toezichthouder DNB aangekondigd bij trustkantoren nadere aandacht te vragen voor de meldplicht. Verder zal de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland dit najaar een relatiedag voor trustkantoren organiseren om voorlichting te geven over de invulling van de meldplicht. Voor een adequate aanpak van witwaspraktijken is inderdaad effectief toezicht nodig. DNB treedt als toezichthouder waar nodig handhavend op om naleving door trustkantoren van de hiervoor beschreven regels af te dwingen. Zo heeft DNB in 2012 handhavingsmaatregelen genomen bij zes trustkantoren.
Ik heb geen aanwijzingen dat deze inrichting van het toezicht zou tekortschieten en zie dan ook geen aanleiding direct toezicht op doelvennootschappen te overwegen. Aanscherping van de controle op trustkantoren daarentegen is voortdurend aan de orde. Zo is het toepassingsbereik van de Wtt per 1 juli 2012 uitgebreid, onder meer om de praktijk van zogenoemde doorstroomvennootschappen onder deze wet te brengen. Een volgende wijziging van de Rib Wtt is gepland voor later dit jaar en zal mede dienen om de ken-uw-cliënt regels in lijn te brengen met de onlangs herziene Wwft; consultatie van de wijziging is op korte termijn gepland.
Bent u bereid het toezicht anders in te richten, bijvoorbeeld door de brievenbusmaatschappijen onder direct toezicht te plaatsen? Zo nee, bent u bereid de controle op de trustbedrijven aan te scherpen, zodat zij hun toezichtstaak zorgvuldiger uitvoeren? Op welke wijze gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 6.
Quotenet.nl stelt ook vraagtekens bij de berekening van de belastinginkomsten door SEO, bronbelasting op door brievenbusbedrijven uitgekeerde dividenden levert volgens SEO € 1 miljard op.; hoe beoordeelt u dit bedrag? Is het niet zo dat de bulk van dat geld naar andere EU-landen of verdragspartners gaat of wordt uitgekeerd door een coöperatie, waardoor de belasting op dividend 0,0% is?
Zoals toegezegd aan uw Kamer komt er een kabinetsreactie op het SEO rapport over «Uit de schaduw van het bankwezen». Ik wil daar niet op vooruitlopen door in te gaan op discussies in de media over dit rapport.
Quotenet.nl stelt tot slot dat Tommy Hilfiger geen «doorgegroeide financiële holding» is, omdat het hoofdkantoor al in Nederland gevestigd was voordat de financiële holding volgde; deelt u deze analyse?
Artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen geeft mij geen ruimte in te gaan op vragen over individuele belastingplichtigen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan uw reactie op het SEO-rapport?
Ja, voor zover zij niet aan de orde zullen komen in de kabinetsreactie op dat SEO rapport.
Het bericht “Zoveel banen, dat is echt stupide.” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zoveel banen, dat is echt stupide»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de kritiek van de drie hoogleraren dat het aantal geschatte banen dat brievenbusmaatschappijen Nederland zouden opleveren in het SEO-rapport gebaseerd is op een rekenfout?
De drie hoogleraren stellen dat een betere benadering om het aantal banen te schatten zou zijn om de omzet bij dienstverleners te delen door wat een werknemer gemiddeld aan omzet oplevert; deelt u de opvatting van deze hoogleraren? Zo nee, waarom niet?
In de nieuwe verklaring stelt SEO gebruik gemaakt te hebben van afgeleide fte’s; hoe beoordeelt u het geschatte bedrag per fte? De heer Van Wijnbergen stelt in het NRC dat dit bedrag veel te laag is; deelt u zijn mening?
In het NRC stelt Arnoud Boot dat het «stupide» is te denken dat de werknemers die hun baan «danken» aan het bestaan van brievenbusmaatschappijen, zonder het bestaan van deze firma’s niet aan het werk zouden zijn, immers schept aanbod op middellange termijn zijn eigen vraag; deelt u deze analyse? Zo nee, kunt u uitsluiten dat deze werknemers zonder het bestaan van brievenbusfirma’s ook een baan zouden hebben?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan uw reactie op het SEO-rapport?
Een aanval op Iraanse ballingen in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Two dead in Iraq rocket attack on Iran exiles»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een recente aanval met tientallen mortiergranaten op Iraanse ballingen in Camp Liberty in Irak tot twee doden en tientallen gewonden heeft geleid? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Op 15 juni heeft een aanval met een onbekend aantal projectielen op Kamp Hurriya geresulteerd in twee doden en veertien gewonden.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat hier een onafhankelijk onderzoek naar wordt gedaan en dat de verantwoordelijken voor dit bloedbad gerechtelijk worden vervolgd? Indien ja, bent u bereid hier op aan te dringen?
Ja. Ook bij eerdere aanvallen op Kamp Ashraf heeft de Nederlandse overheid aangedrongen op een onafhankelijk onderzoek, zoals bijvoorbeeld tijdens het bezoek van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan Irak in februari jl.
Kunt u aangeven in hoeverre Irak tot op heden gevolg heeft gegeven aan de door de EU gesteunde oproep tot een onafhankelijk onderzoek naar aanleiding van de vorige dodelijke aanval op Camp Liberty in februari dit jaar?2
Naar aanleiding van de aanval in Kamp Hurriya in februari jl. hebben de Iraakse autoriteiten een onderzoek ingesteld waarvan de uitkomst op dit moment nog niet bekend is.
Deelt u de analyse van VN-vertegenwoordiger voor Irak, Martin Kobler, dat «today’s second terror attack on camp Liberty is a reminder to third countries to come forward with serious offers to resettle Camp Liberty residents outside Iraq»? Indien neen, waarom niet?
Het kabinet pleit voor opvang in de regio en, waar mogelijk, vrijwillige terugkeer naar Iran. Nederland neemt alleen bewoners op wanneer zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Vier Nederlandse staatsburgers zijn vanuit Kamp Ashraf in 2011 terug naar Nederland gereisd.
Er bestaat geen gezamenlijk EU-beleid op het terrein van hervestiging. De individuele lidstaten bepalen zelf of zij bewoners van Kamp Hurriya willen hervestigen.
Indien ja, hoe bent u bereid hier, eventueel in EU verband, aan mee te werken?
Zie antwoord vraag 5.
Een nadere onderbouwing van de gemaakte keuzes met betrekking tot de bezuinigingen in de TBS-sector |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat de cijfers die in uw brief van 11 juni 2013 worden genoemd met betrekking tot resocialisatie, waaruit zou blijken dat FPC Veldzicht en FPC Oldenkotte het meest in aanmerking zouden komen voor sluiting, niet nader inzichtelijk zijn voor de klinieken die het betreft en de onderbouwing hiervan op verzoek niet wordt gegeven? Kan de onderbouwing van deze cijfers alsnog gegeven worden?1
Bij brief van 11 juni 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heb ik een toelichting gegeven op de achterliggende informatie ten aanzien van onder meer de weging van de criteria voor de sluiting van FPC’s in de forensische zorg en de uitkomsten van die weging. De brief is openbaar en de informatie is bekend bij de betreffende klinieken. Daarnaast zijn aan de te sluiten FPC’s in begin mei al cijfers met betrekking tot de uitkomst van het resocialisatiecriterium voor de eigen instelling overhandigd en is een nadere toelichting hierop gegeven.
Kan eveneens nader toegelicht worden hoe de gebouwelijke frictiekosten zijn opgebouwd? Hoe kan het dat de genoemde bedragen in de tabel in uw brief volgens de klinieken zelf niet juist zijn?
Voor de bepaling van de gebouwelijke frictiekosten bij een particuliere inrichting is de boekwaarde van de gebouwen, verbouwingen en installaties per ultimo 2014 bepaald. De berekening is gebaseerd o.b.v. de stand per ultimo 2011 plus de verwachte afschrijvingen in de jaren waarin de inrichting nog open blijft. Hierop wordt in mindering gebracht het deel dat middels bouwsubsidie door DJI is gefinancierd. Voorts wordt een correctie toegepast indien in de balans een onderhoudsvoorziening voor de gebouwen aanwezig is. De voorziening is gevormd uit de door DJI verstrekte exploitatiesubsidies in het verleden.
Voor de bepaling van de gebouwelijke frictiekosten bij een rijksinrichting is een indicatieve opgave van de Rijksgebouwendienst (RGD) opgevraagd. Bij afstoot van panden door de DJI wordt door de RGD een afkoopsom van de lopende huurcontracten in rekening gebracht.
Zijn de cijfers over de arbeidsmarkt in de regio niet te optimistisch voorgespiegeld, gelet op het feit dat naast elkaar gelegen regio’s hard worden getroffen door de sluitingen van inrichtingen en klinieken? Hoe luiden deze cijfers op het moment dat u deze voorgenomen sluitingen doorzet?
Ik hecht aan een zorgvuldige afweging. Het criterium werkgelegenheid is daarom in samenhang met de andere sectoren bekeken. De FPC’s Veldzicht en Oldenkotte liggen volgens de UWV-prognose 2013 niet in gebieden met een dusdanig ernstig werkgelegenheidsprobleem dat sluiting in deze gebieden om die reden vermeden moet worden. Er is in het Masterplan van 22 maart jl. uitgegaan van de UVW-arbeidsmarktprognose 2013. De meest recente prognose van het UWV (2014) laat een veel somberder beeld zien voor heel Nederland. De werkgelegenheids-problematiek is in bijna alle gebieden van Nederland groot. Deze nieuwe prognose leidt dan ook niet tot een andere uitkomst op dit criterium.
Wat is uw inschatting met betrekking tot de gemiddelde extra behandelduur van patiënten die vanuit FPC Oldenkotte en FPC Veldzicht zouden moeten worden overgeplaatst? Wat betekent deze verhoging van de behandelduur bij deze patiënten voor uw voornemen om volgend jaar en de jaren daarna tot een jaarlijkse behandelduurverkorting over de hele sector te komen van een half jaar? Indien u van mening bent ook maar enige vertraging voor de behandelduur van de over te plaatsen patiënten te willen voorkomen, hetgeen volgens velen een illusie is, wat is dan hiervoor concreet het plan?
Bij de overplaatsing van patiënten uit de te sluiten fpc’s zijn alle inspanningen er op gericht een eventuele vertraging in de behandeling zoveel mogelijk te beperken. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de fase van behandeling en verlof waarin de patiënt zich bevindt. Zoals afgesproken in het convenant wordt de behandelduur in de tbs teruggebracht naar gemiddeld acht jaar. Eventuele nadelige effecten van de overplaatsing van patiënten uit de te sluiten fpc’s worden meegenomen in de metingen van de gemiddelde behandelduur.