Het bericht dat apothekers verdienen aan geneesmiddelen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is de berichtgeving waar dat apothekers veel hogere kortingen ontvangen op geneesmiddelen dan zij doorgeven aan zorgverzekeraars? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?1
Ik kan deze vragen niet beantwoorden omdat ik niet beschik over de afspraken tussen apotheekhoudenden en farmaceutische groothandels en ook niet over de contracten tussen apotheekhoudenden en zorgverzekeraars met afspraken over kortingen en het afromen daarvan. Daarnaast is mij niet bekend op welke informatie de Telegraaf zich baseert.
Hoeveel apothekers krijgen meer dan vijf procent korting bij de inkoop van geneesmiddelen? Wilt u een overzicht sturen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom hebben apothekers laten weten aan zorgverzekeraars dat er geen rek meer zit in inkoopprijzen voor geneesmiddelen, terwijl zij forse kortingen ontvangen bij de inkoop? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom apothekers dit hebben laat weten, weet ik niet. Ik houd er wel rekening mee dat er meer factoren in het spel kunnen zijn dan alleen de gegevens die de Telegraaf kennelijk voor zijn artikel heeft gebruikt. Volledigheidshalve verwijs ik verder naar de zeer recente publicatie «Data en feiten 2013» van de aan de Koninklijke Maatschappij der Pharmacie (KNMP) gelieerde Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). Daarin is onder meer aangeven dat de tariefinkomsten van apothekers in 2012 zijn gedaald en dat deze daling niet wordt goedgemaakt door de hoogte van de tarieven en het volume in 2013:
Bron Stichting Farmaceutische kengetallen (SFK) dd. 29 augustus 2013, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 148 nr 35.
In een reactie op de website van de KNMP op het desbetreffende artikel in de Telegraaf, voegt de KNMP hier aan toe:
Bron: website KNMP, dd. 27-08-2013.
Vindt u het eerlijk dat mensen die zorg nodig hebben veel geld moeten betalen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen, terwijl de apotheker hieraan fors blijkt te verdienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Volledigheidshalve merk ik echter op dat geneesmiddelen en incontinentiemateriaal tot de verzekerde zorg behoren. Behoudens de eigen betalingen en het eigen risico komen de uitgaven hiervoor ten laste van de zorgverzekering en niet van de individuele patiënt. Wel zouden de zorgpremies hoger kunnen worden. De zorgpremies zijn echter gedaald als gevolg van lagere uitgaven voor genees- en hulpmiddelen.
Vindt u het wenselijk dat zorgverzekeraars honderden miljoenen euro’s teveel uitbetalen aan medicijnverstrekkers, waardoor de premies sneller stijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De premies zijn gedaald met name door minder uitgaven voor farmaceutische zorg en voor medische hulpmiddelen. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Hoeveel procent korting krijgen apothekers op incontinentiematerialen en verbandmiddelen? Hoeveel geld is hiermee in totaal gemoeid? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze perverse prikkel per direct gestopt moet worden, en dat er een eerlijke prijs moet komen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan dit niet beoordelen daartoe ontbreken gegevens. Zie ook de antwoorden op de vragen 1,2 en 3.
Gaat u het geld terugvorderen dat apothekers in hun eigen zak hebben gestoken voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de uitspraak van een woordvoerder van de branche-organisatie van apothekers, de KNMP, dat zorgverzekeraars wel degelijk weten dat apothekers geld overhouden aan kortingen? Is dit daadwerkelijk het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Enerzijds kan ik dat niet en anderzijds is het de taak van zorgverzekeraars in ons zorgstelsel om goede verantwoorde zorg (inclusief geneesmiddelen) voor hun verzekerden tegen aanvaardbare prijzen te contracteren. Dat dit lukt blijkt uit de fors lagere uitgaven voor farmaceutische zorg (ruim € 600 mln) en voor hulpmiddelen (€ 75 mln) ten opzichte van de raming en uit de verlaging van de zorgpremies als gevolg hiervan.
De tabakslobby in Nederland |
|
Henk van Gerven |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «De onderzoeker en de tabak»?1
Het komt regelmatig voor dat onderzoeken die in opdracht van en gefinancierd door brancheorganisaties of andere belanghebbenden worden opgesteld, aan ministeries ter kennisneming worden toegestuurd. De ministeries beoordelen vervolgens of en zo ja in hoeverre deze onderzoeken bruikbare informatie bevatten. Daarbij wordt niet uit het oog verloren door wie het onderzoek is uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Voor een overzicht van recent door het ministerie van Financiën ontvangen onderzoeken naar grenseffecten als gevolg van accijns- en prijsverschillen met de buurlanden zij bijvoorbeeld verwezen naar de onlangs aan de Kamer gezonden grenseffectenrapportage. Het merendeel van deze onderzoeken is uitgevoerd door of in opdracht van de alcohol- of tabaksbranche. In de grenseffectenrapportage is ingegaan op de relevantie van deze onderzoeken voor het vaststellen van de grenseffecten als gevolg van de accijnsverhoging per 1 januari jongstleden.
Hoe oordeelt u over de betrokkenheid van Philip Morris bij de totstandkoming van onderzoek en cijfers over de juistheid van de handel in illegale tabaksproducten? Is het feit dat Philip Morris opdrachtgever voor het onderzoek is, en grote financiële belangen heeft als tabaksfabrikant, niet een belangenverstrengeling die dient te worden vermeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Philip Morris is opdrachtgever van het STAR-rapport. Het jaarlijks opstellen van dit rapport maakt onderdeel uit van de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van Philip Morris met de Europese Commissie en de lidstaten. Ook andere grote tabaksfabrikanten zoals Japan Tobacco, British American Tobacco en Imperial Tobacco hebben een overeenkomst met de Europese Commissie en de lidstaten. Deze overeenkomsten zijn openbaar2 en hebben tot doel om namaak en smokkel van sigaretten te bestrijden. In de overeenkomsten is onder andere opgenomen wat van de fabrikanten wordt verwacht om te voorkomen dat hun producten op de illegale markt terecht komen. De Europese Commissie is betrokken bij de onderzoeksopzet van het STAR-rapport. Voor zover de STAR-rapporten van belang zijn voor activiteiten op het terrein van toezicht of fraudebestrijding, worden ze daarvoor ook gebruikt.
Waarom gebruikt u informatie die is gefinancierd door de tabaksindustrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke bevindingen van het STAR-rapport 2012 en eerdere rapporten heeft het kabinet daadwerkelijk gebruikt in haar beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere rapporten en onderzoeken door het kabinet gebruikt die in opdracht van de tabaksindustrie ontwikkeld en/of gefinancierd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u antwoord geven op hetgeen wordt gesteld door de Algemene Rekenkamer over het STAR-rapport en aan zijn verzoek tegemoet komen? 2)
In het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer was opgenomen dat in Nederland geen informatie beschikbaar zou zijn over de mate waarin tabaksfabrikanten aan de verplichtingen voldoen die volgen uit Europese overeenkomsten. In reactie hierop heb ik aangegeven dat dit niet juist is, omdat het Ministerie van Financiën wel over informatie beschikt, zoals het STAR-rapport.
De Rekenkamer geeft aan dat het STAR-rapport niet publiek beschikbaar is en inhoudelijk onvolledig. De rapporten zijn in het verleden altijd vertrouwelijk aan het ministerie van Financiën verstrekt. Het staat mij niet vrij deze rapporten zonder toestemming van de opdrachtgever aan de Kamer te verstrekken. Het laatste STAR-rapport is overigens openbaar gemaakt.4 Hierin zijn ook de cijfers uit voorgaande jaren opgenomen waardoor deze informatie uit eerdere rapporten feitelijk ook openbaar is geworden. Zoals blijkt uit de openbare overeenkomst tussen Philip Morris, de Europese Commissie en de lidstaten, gaan de verplichtingen die volgen uit de overeenkomst verder dan de inhoud van het jaarlijkse STAR-rapport. Zo dient bijvoorbeeld ook informatie te worden verstrekt over het traceren en volgen van sigaretten. Het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ziet toe op het uitvoeren van de verplichtingen. Het Ministerie van Financiën neemt hier kennis van.
Zijn de STAR-rapporten – behalve de laatste – nog steeds geheim? Zo ja, wat vindt u daarvan? Wilt u bewerkstelligen dat deze dan openbaar worden, en zorg dragen voor toezending aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre is er sprake van extreme belastingstelsels en regelgeving, waardoor de consumptie van tabak verschuift van de legale naar de illegale tabaksmarkt? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren bij de toegezegde grenseffectenrapportage? Zo nee, waarom niet?
De verschillen tussen belastingstelsels en regelgeving tussen landen worden binnen de Europese Unie enigszins beperkt door Europese richtlijnen. De Europese richtlijn 2011/64/EU voorziet onder meer in minimumtarieven voor de accijnzen van tabaksproducten binnen de Europese Unie.5 Ook de structuur van de tabaksaccijnzen is hierin vastgelegd. Desalniettemin zijn er grote verschillen tussen de accijnstarieven van de verschillende lidstaten. De hoogste accijnstarieven van sigaretten binnen de Europese Unie zijn ongeveer viermaal het minimumtarief. Per 1 januari 2014 gaat het minimumtarief van sigaretten omhoog. De accijnsverschillen met landen buiten de Europese Unie zijn overigens soms groter dan de verschillen tussen de lidstaten van de EU onderling.
De Douane heeft in het verleden herhaaldelijk onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de omvang van de zwarte markt van accijnsgoederen op basis van een empty package survey (het rapen van lege sigarettenverpakkingen). Het laatste onderzoek is afgerond in 2011. Van de toen verzamelde verpakkingen was één op de tien pakjes niet in de Nederlandse heffing betrokken. Sigaretten die buiten de Nederlandse heffing blijven zijn overigens niet per definitie illegaal, ook sigaretten die door reizigers legaal vanuit het buitenland naar Nederland worden meegenomen, kunnen legaal zijn ingevoerd. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om vast te stellen in hoeverre buitenlandse sigaretten terecht of ten onrechte buiten de heffing zijn gebleven. Alleen van nagemaakte illegale sigaretten kan dat met zekerheid worden vastgesteld. Deze laatstgenoemde categorie is in het onderzoek uit 2011 berekend op minder dan 1%.
Bent u bereid de bestaande contacten met de tabaksindustrie en haar lobbyisten zoveel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de beantwoording van de Kamervragen van 2 september 2013 (nr. 2013Z15401) is aangegeven, wordt alleen contact gezocht wanneer dat nodig wordt geacht, bijvoorbeeld waar het gaat om technische zaken bij implementatie van wet- en regelgeving. De ministeries houden zich aan wat in art. 5.3 van het FCTC-verdrag staat voorgeschreven wanneer het gaat om tabaksontmoedigingsbeleid.
Is u bekend of, en zo ja in welke mate, hoogleraren een functie bekleden in, dan wel werkzaam zijn voor, de tabaksindustrie? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen. Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer daarover te berichten?
Of en in welke mate hoogleraren functies bekleden of werkzaam zijn voor de tabaksindustrie is niet bekend. Het zou ondoenlijk zijn om overzichten bij te houden van alle relaties die er zijn tussen hoogleraren en bedrijven of bedrijfstakken, om die reden kan aan uw verzoek niet worden voldaan. Over nevenfuncties dient wel helderheid te bestaan. Er zijn afspraken gemaakt dat hoogleraren hun nevenfuncties vermelden op hun profielpagina’s op de website van hun instelling.
Ondersteunt u de mening van de president van de KNAW, professor Hans Clevers, die stelt dat hoogleraren geen posities bij de tabaksindustrie dienen in te nemen, omdat een wetenschapper «op deze wijze helpt de status van Philip Morris te legitimeren.»? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om ervoor zorg te dragen dat hoogleraren en wetenschappers vanuit de universitaire wereld dit inderdaad doen? Zo neen, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. De heer Clevers deed deze uitspraak op persoonlijke titel.
Het bericht ‘Weduwe buitenland houdt pensioen’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Weduwe buitenland houdt pensioen»?1
Ja.
Gaat het kabinet in beroep tegen deze uitspraak van de rechter? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 22 augustus jl., waarin de Rechtbank heeft geoordeeld dat de verlaging per 1 januari 2013 van reeds lopende nabestaanden-uitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel in strijd is met verschillende internationale regelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de nabestaandenuitkeringen van weduwen die naar het buitenland vertrekken moeten worden aangepast (verlaagd) naar het niveau van het woonland? Zo nee, waarom niet?
Ja, conform de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid wordt de hoogte van een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw) in landen buiten de EU, EER en Zwitserland afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende woont.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn reparatiewetgeving voor te leggen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak. Reparatiewetgeving is niet aan de orde.
Hoeveel zou deze rechterlijke uitspraak de Nederlandse belastingbetaler per jaar extra kunnen kosten?
Voor verlaging van de nabestaandenuitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel is vanaf 2013 in totaal circa € 8 mln. ingeboekt. Dit bedrag loopt – in verband met de afnemende groep van mensen geboren voor 1950 in de Algemene nabestaandenwet – de komende jaren af.
Deelt u de mening dat het gekkenwerk is dat horden Marokkaanse en Turkse vrouwen hun Nederlandse uitkering houden in Marokko en Turkije?
De Sociale Verzekeringsbank voert de door het parlement aangenomen sociale zekerheidswetgeving uit.
De stormvloedkering |
|
André Bosman (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Rijkswaterstaat: veiligheid stormvloedkering niet in geding»1 en «Grote kuilen bij Oosterscheldedam – «geen gevaar voor waterveiligheid»»?2
Uiteraard volg ik de berichtgeving over de Oosterscheldekering. Ik onderschrijf de strekking van deze artikelen, de veiligheid is en was niet in het geding. Rijkswaterstaat doet er alles aan om dit ook in de toekomst zo te houden.
Klopt het dat er bij de bouw van de stormvloedkering al rekening is gehouden met het ontstaan van ontgrondingskuilen? Zo ja, wat was de planning in het onderhoud?
Ja, dat klopt. Rond de Oosterscheldekering liggen matten en blokken om het wegspoelen van zand – erosie – te voorkomen. Dat is de bodembescherming. Aan de randen van die matten – op minimaal 600 meter van de Oosterscheldekering – ontstaan van nature zogenoemde ontgrondingskuilen door stroming. In het oorspronkelijke beheerplan werd hier al rekening mee gehouden door tweemaal per jaar de bodemontwikkeling te bemeten. Zo nodig werden de hellingen bestort om deze te stabiliseren.
Kunt u aangeven of deze kuilen in de loop der jaren groter zijn geworden dan bij de bouw is aangenomen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom eerdere aannames niet meer kloppen?
De ontwikkeling van de diepte van de ontgrondingskuilen verloopt gemiddeld nog steeds in lijn met de voorspellingen zoals die bij de bouw van de Oosterscheldekering in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn gemaakt. Waar geen rekening mee was gehouden was de verdergaande zijwaartse ontwikkeling van de ontgrondingskuilen wat tot de afschuivingen in de nabijheid van de Noordbevelandse dijken heeft geleid. Hier en aan de randen van de bodembescherming zijn recent bestortingen uitgevoerd om de bodem te stabiliseren en verdere afschuivingen te voorkomen.
Kunt u aangeven hoe de structurele aanpak gaat verlopen nu deze aangepast wordt en welke extra kosten hiermee gemoeid zijn?
In mijn brief van 26 april 2013 met kenmerk 33 400 J nr. 19 heb ik u reeds gemeld dat het beheer rondom de Oosterscheldekering is aangescherpt. Dit houdt in dat een groter gebied wordt bemeten en strengere eisen worden gesteld aan de maximale steilheid van de hellingen van de ontgrondingskuilen. Zo nodig worden de hellingen meerdere malen bestort om deze te stabiliseren. Onderzoek loopt nog om te bekijken of het beheer nog verdere aanscherping behoeft.
In 2012 en begin 2013 zijn versnelde, in de onderhoudsprogrammering naar voren gehaalde, bestortingen uitgevoerd. De hellingen van de ontgrondingskuilen zijn gestabiliseerd door het uitvoeren van bestortingen. Hierdoor is de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken gewaarborgd.
Voor de periode vanaf oktober 2013 tot en met 2014 staat het verder stabiliseren van de reeds aangepakte en overige aan te pakken ontgrondingskuilen gepland en gebudgetteerd. Hierdoor wordt de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken ook voor de langere termijn gewaarborgd. Gelet op de lopende aanbesteding kan ik hier geen bedragen noemen. Bij zowel het genoemde onderzoek naar het optimale beheer als bij het ontwerp van de genomen en te nemen maatregelen zijn onafhankelijke experts, waaronder hoogleraren van de TU-Delft, betrokken.
In het personeelsbeleid van Rijkswaterstaat wordt gericht gestuurd op borging en behoud van de benodigde waterbouwkundige kennis om ook in de toekomst gesteld te staan voor haar taak.
Staking van de sluismeesters op de Duitse vaarwegen |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht1 dat stakingsacties worden gehouden op Duitse vaarwegen en dat de Koninklijke Schuttevaer, het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB), de Binnenvaart Branche Unie (BBU) en verladersorganisatie EVO daarom een klacht hebben ingediend bij de Europese Commissie wegens niet-naleving van het Europees recht, in casu het beginsel van vrij verkeer van goederen, door de Bondsrepubliek Duitsland?
Ja.
Deelt u de mening dat de staking in tegenspraak is met het vrije Europese verkeer van goederen en dat bij voortduring van de stakingen een ongewenste situatie ontstaat omdat de binnenvaart financiële schade lijdt, die zelfs tot faillissementen kan leiden? Zo neen, waarom niet?
Ik deel de mening dat de stakingen van sluispersoneel in Duitsland op gespannen voet staan met het principe van het vrije verkeer van goederen in Europa en dat deze – zeker bij voortduren van de stakingen – tot ernstige financiële consequenties voor de binnenvaart kunnen leiden. Of de schade ook daadwerkelijk tot faillissementen van binnenvaartondernemingen kan leiden, kan ik niet beoordelen ook omdat stakingen niet steeds op dezelfde locatie plaatsvinden.
Deelt u de opvatting dat de Nederlandse binnenvaartvloot weliswaar geen partij is in de Duitse stakingen, maar wel disproportioneel getroffen wordt door de gevolgen ervan? Kunt u aangeven hoe groot de schade voor de Nederlandse vloot is?
Omdat de Nederlandse binnenvaart een groot aandeel heeft in het Europese goederenvervoer over binnenwateren, ook naar en van Duitsland, is te verwachten dat deze verhoudingsgewijs sterk getroffen wordt door de stakingen. Uit de gang van Duitse binnenvaartorganisaties eind augustus naar de rechter, is op te maken dat ook de Duitse binnenvaart ernstige gevolgen ondervindt van de stakingen. Over de omvang van de schade voor Nederlandse binnenvaartondernemingen kan ik geen onderbouwde uitspraken doen.
Op welke wijze ondersteunt u in deze situatie de Nederlandse binnenvaartsector en werkt u ook actief samen met belangenorganisaties zoals Schuttevaer, EVO, CBRB en BBU?
Blijkens de klacht die de Nederlandse belangenorganisaties BBU, CBRB, EVO en Koninklijke Schuttevaer op 2 augustus 2013 hebben ingediend bij de Europese Commissie wegens niet-naleving van het Unierecht, met name op het punt van het beginsel van vrij verkeer van goederen door de Bondsrepubliek Duitsland, zijn deze zeer wel in staat om zelfstandig stappen te zetten in deze. Organisaties hebben mij ook van deze stap op de hoogte gesteld.
Omgekeerd zijn organisaties bekend met het telefonisch contact dat ik reeds op 12 juli 2.013 had met mijn Duitse ambtgenoot naar aanleiding van de stakingen van het sluispersoneel. In mijn antwoord op vragen van het lid De Boer d.d. 28 augustus 2013, heb ik aangegeven dat ik in dit contact gewezen heb op de gevolgen van de stakingen voor het vrije verkeer van goederen in Europa. Ook de consequenties van de stakingen voor de Nederlandse binnenvaart heb ik onder de aandacht gebracht. Tenslotte heb ik erop aangedrongen de vrije doorvaart van de rivieren en kanalen zo snel mogelijk zeker te stellen.
Een brief van de gezamenlijke organisaties d.d. 20 augustus 2013 is mede aanleiding voor mij geweest om mijn Duitse collega per brief d.d. 27 augustus 2013 opnieuw te benaderen.
Op deze wijze zijn sector en ministerie over en weer steeds goed geïnformeerd geweest en hebben acties van beide zijden elkaar aangevuld.
Bent u bereid om de Nederlandse belangen bij de Duitse Bondsregering onder de aandacht te brengen? Zo ja, hoe gaat u dit doen en kunt u de Kamer over de uitkomst informeren? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4. Als daartoe aanleiding is, ben ik bereid de Kamer over de uitkomsten van contacten te informeren.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als u in dit verband uw invloed zou aanwenden om de Duitse Bondsregering tot daadkrachtiger optreden te bewegen zodat de acties van de sluismeesters op de Duitse vaarwegen zo spoedig mogelijk worden beëindigd? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt gezien de acute en nijpende situatie deze vragen op korte termijn beantwoorden, doch uiterlijk voor 3 september a.s?
Ja.
De voorgenomen uitzetting van een Irakees gezin met kinderen die onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) voornemens is om op maandag 26 augustus aanstaande een Iraaks gezin waarvan alle vier kinderen bij Nidos1 onder toezicht zijn gesteld uit te zetten naar België?
Bent u bekend met het feit dat het oudste kind op basis van een machtiging uithuisplaatsing al enige tijd in een opvanggezin verblijft? Bent u voorts op de hoogte dat de overige drie kinderen in de leeftijd van 2 tot 14 jaar met de ouders op 14 augustus 2013 in het uitzetcentrum in Zestienhoven zijn geplaatst met het oog op uitzetting en dat er voor deze drie kinderen op 21 augustus 2013 een spoed machtiging uithuisplaatsing is afgegeven door de kinderrechter op verzoek van Nidos en dat de bewaring voor hen (na veel aandringen door Nidos) pas aan het einde van deze dag is opgeheven?
Bent u bekend met het feit dat Nidos, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben vastgesteld dat de kinderen op dit moment ernstig beschadigd worden in hun ontwikkeling, wat voor de kinderrechter aanleiding vormde om de kinderen onder toezicht van Nidos te stellen en op 21 augustus ook een spoed machtiging uithuisplaatsing af te geven vanwege «onmiddellijk en ernstig gevaar»?
Bent u bekend met feit dat DT&V aanvankelijk de hele dag weigerde om het bevel van de kinderrechter op te volgen waardoor de kinderen de hele dag in vreemdelingenbewaring verbleven terwijl dit volgens de kinderrechter onverantwoord was? Hoe verhoudt in uw ogen het feit dat de Nederlandse Staat op last van de rechter de kinderen bij hun ouders vandaan moet halen zich tot het feit dat diezelfde Staat de kinderen met hun ouders in detentie laat zitten en wil uitzetten?
Bent u bekend met het feit dat Nidos zich als gezinsvoogd verzet tegen de overplaatsing van dit gezin omdat er op dit moment onvoldoende waarborgen zijn om dan de kinderbeschermingsmaatregelen ten uitvoer te brengen?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van artikel 5 en 18 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waarin staat dat de overheid de taken en verantwoordelijkheden van ouders en voogden moet respecteren en hen moet bijstaan als zij hulp nodig hebben?
Ben u bekend met het feit dat de ouders en twee oudste kinderen van vijftien en veertien jaar oud al veertien jaar zwervende zijn buiten Irak, dat de jongste twee kinderen van dertien en twee jaar oud in Nederland zijn geboren en dat zij de meeste tijd in Nederland zijn geweest? Bent u van mening dat in de huidige procedure de rechten van de kinderen voorop zijn gesteld?
Bent u bereid deze vragen met spoed (eventueel vertrouwelijk) te beantwoorden?
Het bericht dat de politie ongeoorloofd ‘stealth’ sms’jes naar mobiele telefoons stuurt om verdachten te kunnen volgen |
|
Magda Berndsen (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met klachten van advocaten en kritische uitspraken van rechters dat de politie veelal ongeoorloofd gebruik maakt van zogenaamde stealth sms?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie al ruim acht jaar gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten die naar mobiele telefoons worden verzonden om personen te kunnen volgen?
Ja. De zogenoemde stille sms wordt ingezet bij de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en bij het opsporen van voortvluchtigen. Daarnaast kan dit middel ook worden ingezet in het kader van hulpverlening, bijvoorbeeld bij de vermissing van personen. Een stille sms is het verzenden van een voor de gebruiker van de telefoon niet waarneembaar sms-bericht; de aflevering van het bericht wordt echter geregistreerd in de verkeersgegevens van het netwerk doordat de telefoon een bepaalde zendmast aanstraalt. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de gebruiker van de telefoon binnen het (zendmast-)gebied, doch niet exact, te traceren.
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch dat dit middel willekeurig wordt ingezet, betekenisvolle inbreuk kan maken op de privacy van de gsm-drager, de integriteit van de opsporing onvoldoende waarborgt en dat een bijzondere wettelijke grondslag voor het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk is?2
De uitspraak van 20 juni 2013 van het Hof Den Bosch wijkt op belangrijke punten af van zowel eerdere uitspraken als ook een aantal latere uitspraken over het gebruik van de stille sms. Zo oordeelt het Hof Den Bosch in een recent arrest3 uitdrukkelijk dat het gebruik van stille sms geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn en evenmin bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat «ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist». Het Hof oordeelt in deze zaak dat door het versturen van stille sms-berichten slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. In een eveneens recent arrest4 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het gebruik van de stille sms in de onderhavig zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).
In deze en eerdere arresten uitten de rechters, vanuit het oogpunt van de transparantie en de toetsbaarheid van het strafproces, ook punten van zorg met betrekking tot de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel. Politie en OM hebben mij laten weten deze kritische punten ter harte te nemen en de procedure voor de inzet van de stille sms te zullen aanscherpen.
Herkennen de politie, het Openbaar Ministerie en u de kritiek dat rechercheurs de interne regels voor toepassing van stealth sms negeren? Zo ja, wat is uw reactie daarop en wat heeft verzaking van de interne toepassingsregels mogelijk gemaakt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat dit beeld onjuist is?
Nee. Het beeld dat ik krijg van Politie en OM is dat de interne regels worden nageleefd. Op punten lieten die regels echter ruimte toe, zoals de keuze om de inzet van het middel niet aan het dossier toe te voegen of niet uitgebreid de inzet duur en frequentie te verbaliseren. Zoals ook vermeld in antwoord op vraag 3 worden deze interne procedures door politie en OM herzien.
Welke voorwaarden voor toepassing van stealth sms’jes zijn precies vastgelegd in de interne richtlijn en op welke wijze wordt in de praktijk toegezien op integere toepassing van dit opsporingsmiddel?
De stille sms mag alleen met toestemming van de officier van justitie worden ingezet. De officier van justitie toetst aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en neemt daarbij in overweging dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen. Bij de inzet van een stille sms is onder andere vereist dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, wordt de aflevering van een stil sms-bericht geregistreerd in de verkeersgegevens van de gebruiker van de mobiele telefoon. Deze verkeersgegevens worden door de officier van justitie met een afzonderlijk bevel gevorderd bij de aanbieder van het mobiele telefonienetwerk.
Wordt bijgehouden hoe vaak dit middel sinds 2005 is toegepast en in hoeverre is in die gedocumenteerde gevallen sprake geweest van een als verdachte aangemerkt persoon, waarbij een proces-verbaal is opgesteld en schriftelijk en gemotiveerd toestemming verleend is door een Officier van Justitie? Zo ja, door wie wordt toepassing bijgehouden en hoe vaak was dit het geval? Zo nee, waarom is geen sprake van documentatie over de inzet van dit opsporingsmiddel?
Politie en OM hebben mij laten weten dat het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen verzet om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet.
In hoeveel gevallen is dit opsporingsmiddel aangevoerd als bewijs in een strafzaak en heeft het middel bijgedragen aan een veroordeling?
Hiervan wordt geen afzonderlijke registratie bijgehouden.
Bent u voornemens om op korte termijn de wenselijkheid en het toepassingskader van de zogenaamde stealth sms te herzien en de Kamer voor 1 oktober 2013 per brief te informeren over te nemen maatregelen in het belang van de integriteit van de opsporing?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen is de integriteit van de opsporing niet in het geding. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toepassingskader van de stealth sms te herzien, afgezien van de procedurele aanscherpingen zoals genoemd in antwoord op vragen 3 en 4.
De sloop van flats in Hoensbroek zonder ontheffing |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Heerlen sloopt flats met zwaluwen en mussen»?1
Ja.
Is het waar dat Heerlen voornemens is de sloop uit te voeren zonder de daartoe vereiste ontheffing? Zo nee, waarop baseert u zich? Zo ja, bent u bereid handhavend op te treden?
De gemeente Heerlen heeft inmiddels contact gehad over de onderhavige problematiek met Dienst Regelingen en toegezegd ook voor de huismus en de gierzwaluw een ontheffing aan te vragen en dit traject te doorlopen, alvorens te starten met de sloopwerkzaamheden.
Bent u bereid erop toe te zien dat sloopwerkzaamheden zoals deze niet in strijd met de vigerende wetgeving plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u ervoor zorgen dat Heerlen in dit geval de wettelijke regels niet zal overtreden?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik ga er, na de toezeggingen van de gemeente Heerlen, van uit dat de wettelijke regels in acht genomen zullen worden.
De opbrengsten van gemeenten voor textielinzameling en de fijnsortering van het ingezamelde textiel |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Goede doelen betalen gemeenten fors meer voor kledinginzameling»1 en «Vechten om een oude trui»?2
Ja.
Herkent u het beeld dat de vergoedingen die charitatieve kledinginzamelaars kwijt zijn aan gemeenten in twee jaar zijn verdubbeld en inmiddels net zo hoog zijn als het bedrag dat overblijft voor het goede doel?
Zoals ik u antwoordde op eerdere vragen van het Lid Dik-Faber (tk-20122013–1163) is de gemeente op grond van de Wet milieubeheer en het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) verplicht om de (gescheiden) inzameling van textiel te organiseren. De wijze waarop men aan die verplichting uitvoering geeft, behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente. Ik weet van de afzonderlijke gemeenten in Nederland niet wat hun beleid is voor textielinzameling en heb daarom geen overzicht van inzamelmethoden, aanbestedingen, kosten en inkomsten. Uit navraag bij de VNG en de NVRD (Koninklijke vereniging voor afval- en reinigingsmanagement) blijkt dat zij die informatie ook niet hebben. Ik kan dus niet beoordelen of de vergoedingen zijn verdubbeld en ook niet of deze net zo hoog zijn als het bedrag dat overblijft voor het goede doel.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere Kamervragen hierover en specifiek dat u het niet gepast vindt dat voor textielinzameling een vergoeding in rekening wordt gebracht, waarmee ook andere kosten van de gemeente worden voldaan?3
Ja.
Deelt u de mening dat gemeenten de opbrengst van textielinzameling voor het goede doel niet mogen inzetten om de afvalstoffenheffing voor de inzameling van andere afvalfracties zo laag mogelijk te houden?
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb gesteld, ben ik van mening dat een gemeente aan derden een vergoeding in rekening mag brengen die noodzakelijk is voor het voldoen van de kosten die de gemeente moet maken. Dat geldt dus ook voor textielinzameling. Ik vind het niet gepast dat voor textielinzameling een vergoeding in rekening wordt gebracht, waarmee ook andere kosten van de gemeente worden voldaan. Ik ga ervan uit dat de eventuele kosten en baten van het door de gemeente ingestelde textielinzamelsysteem door de gemeente worden verwerkt in de gemeentelijke afvalstoffenheffing die de burgers moeten betalen.
Herinnert u zich uw toezegging dat u samen met de minister van Binnenlandse Zaken het onderwerp textielinzameling met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zou gaan bespreken en uw toezegging dat daar ambtelijke ondersteuning vanuit uw ministerie bij aanwezig zou zijn?4 Wat is de uitkomst van dit overleg? En indien het overleg nog niet heeft plaatsgevonden; wanneer zal dit overleg plaatsvinden?
Het onderwerp is aan de orde gesteld in het Bestuurlijk Koepel Overleg waar ik met IPO, UvW en VNG aan tafel zit. De VNG gaf aan met betrekking tot het dossier afval erg actief te zijn. Echter binnen dit dossier zijn aandachtsgebieden waar minder tot geen inspanning in wordt gestoken. Het inzamelen van textiel is er daar één van. De VNG onderschrijft het belang van het inzamelen van textiel en van een goede communicatie over welke rol gemeenten daarin kunnen spelen. Op korte termijn zal de inzet van de VNG hierop echter niet veranderen.
Deelt u de mening dat met de huidige hoge prijzen de continuïteit van de textielinzameling in gevaar kan komen, indien de marktprijzen voor oud textiel plotseling dalen en inzamelaars niet meer aan hun verplichtingen jegens gemeenten kunnen voldoen?
In de Green Deal textielinzameling heb ik met alle betrokken partijen afgesproken te komen tot een door alle ketenpartijen gedragen oplossing voor een mogelijk ketendeficit dat kan optreden bij de inzameling van textiel. Bij het verkennen en onderzoeken van dit mogelijke deficit worden alle kosten meegenomen. Dit onderzoek loopt momenteel en wordt naar verwachting in de eerste helft van 2014 afgerond.
Deelt u de mening dat de inzameling van textiel door bedrijven via kledingketens als C&A en H&M kan bijdragen aan het vergroten van het aandeel gerecyclede kleding?
Ik deel de aanname, maar of de hoeveelheid ingezamelde textiel door initiatieven als dat van H&M en C&A daadwerkelijk vergroot, kan ik niet zeggen. Mede omdat de acties vooralsnog te kortlopend en incidenteel zijn, zijn momenteel geen cijfers beschikbaar om hier uitspraken over te doen.
Deelt u de mening dat bij inzameling via kledingketens ook een vergunning aanwezig moet zijn?
Voor de inzameling van textiel zelf is geen inzamelvergunning als bedoeld in de Wet milieubeheer nodig. Op grond van de Wet milieubeheer en het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) zijn gemeenten verplicht om de (gescheiden) inzameling van textiel te organiseren. De wijze waarop men aan die verplichting uitvoering geeft, behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente. Zo kunnen gemeenten bepalen wie wel of niet zorg mag dragen voor de inzameling en kan in de plaatselijke verordening aparte toestemming worden geëist.
Wat betekent inzameling via kledingketens voor de vergunningverlening, de rapportage van de inzamelresultaten en de handhaving van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en het Landelijk Afvalbeheerplan, aangezien dit op gemeentelijk niveau gebeurt terwijl dergelijke ketens meerdere vestigingen verspreid over het land of de regio hebben?
Mijns inziens fungeren de vestigingen van de winkelketens als inzamelpunt, waar consumenten met hun kleding terecht kunnen. De inzameling zelf gaat in het geval van H&M en C&A via I:CO, een grote speler in de markt. De jaarlijkse afval rapportage van het CBS wordt samengesteld op basis van een enquête onder gemeenten, de kans bestaat dat de inzamelresultaten van winkels bij gemeente niet bekend zijn.
De EVOA heeft betrekking op grensoverschrijdend transport van afvalstoffen en komt pas aan de orde als kledingketens het ingezamelde textiel willen uitvoeren. Op dat moment moeten de ketens (cq I:CO) aan dezelfde eisen voldoen als ieder ander die ingezameld textiel wil uitvoeren.
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van het lid Dik-Faber met betrekking tot de fijnsortering van textiel in relatie tot de EVOA?5 Bent u bereid de toegezegde schriftelijke antwoorden met de beantwoording van deze schriftelijke vragen mee te sturen?
Ja, hiermee stuur ik u de antwoorden toe:
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft recentelijk naar aanleiding van een handhavingsverzoek een aantal controles uitgevoerd naar de sortering van voor de export bestemde textiel. Uit deze controles bleek dat, op een enkel geval na, de textiel voordat uitvoer plaats vond, werd gesorteerd op textiel en niet-textiel. Daarmee is het textiel een «groene lijst afvalstroom», waarvoor het lichte regiem van de EVOA geldt. Dat betekent dat er, behoudens export naar sommige landen, geen vergunningplicht geldt, maar dat bijlage 7 van de EVOA als vervoersdocumenten op orde en aanwezig dient te zijn. Deze documenten kunnen worden gecontroleerd.
Langere ambulanceritten vanuit Spijkenisse |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de zorgen van de veiligheidsregio Rijnmond over de langere aanrijtijden van ambulances vanuit Spijkenisse, omdat ze niet meer terecht kunnen in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis?1
Van belang is dat in de regio wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Uit berekeningen van het RIVM met het nieuwe vigerende referentiekader spreiding en beschikbaarheid, en het daarbij behorende rijtijdenmodel, is gebleken dat de SEH van het Spijkenisse MC niet cruciaal is voor de 45 minutennorm. Ik heb begrepen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Rotterdam-Rijnmond, in overleg met de verzekeraar, desondanks heeft besloten om in ieder geval tot 1 oktober een extra ambulance in te zetten om het capaciteitsverlies te compenseren dat ontstaat door de langere rijtijden vanuit Voorne Putten naar andere ziekenhuizen in de regio.
Vindt u dat de verlening van een paar minuten tot een kwartier extra rijtijd verantwoord is voor patiënten die met acute klachten naar een ziekenhuis moeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat de nieuwe eigenaren van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis helemaal geen doorstart van het ziekenhuis beogen, maar een afbouw van cruciale klinische capaciteit die van belang is voor een volwaardig ziekenhuis met dito spoedeisende hulp? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Vanaf de doorstart is duidelijk geweest dat het ziekenhuis zou verdergaan onder een nieuw ziekenhuisprofiel, waarin een deel van de (acute) zorgfuncties zou worden afgebouwd. Voor mij is van belang dat de continuïteit van de cruciale zorg in de regio wordt geborgd, niet de continuïteit van de zorginstelling. Zie verder mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe reageert u op de opmerking van de voorzitter van de Veiligheidsregio dat het er op lijkt dat een extra ambulance het hoogst haalbare lijkt als het gaat om de spoedeisende hulpvoorziening op Voorne-Putten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat een extra ambulance de rijtijd naar de andere ziekenhuizen niet verkort? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw uitspraak dat de spoedzorg op Voorne-Putten en in Spijkenisse op orde moet blijven?2
Met de inzet van een extra ambulance wordt de beschikbaarheid van ambulancezorg op het eiland vergroot waardoor ze sneller ter plaatse kunnen zijn. Vooral wanneer er sprake is van gelijktijdigheid van meldingen kan de inzet van een extra ambulance de aanrijdtijd verkorten, aangezien niet eerst hoeft te worden gewacht op de beschikbaarheid van de ambulance die reeds was ingezet voor een eerdere melding.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de verlengde aanrijtijd? Hoe is zij betrokken bij de afbouw van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis, en wat is haar oordeel daarover?
De zorgverzekeraar is vanuit zijn zorgplicht verantwoordelijk voor de continuïteit van cruciale zorg en daarmee voor de bereikbaarheid. De NZa ziet hier op toe. Zie hiervoor mijn antwoord op vragen 1 en 2. De inspectie houdt intensief toezicht op het afbouwproces van klinische functies en de patiëntveiligheid door middel van frequente bezoeken, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Tijdens die bezoeken spreekt zij met alle relevante functionarissen in het ziekenhuis. Van belang is dat de zorg die wordt geleverd in het Ruwaard van Puttenziekenhuis op verantwoorde wijze wordt geleverd. De IGZ ziet hier op toe. Als op enig moment blijkt dat de randvoorwaarden om verantwoorde zorg te leveren niet aanwezig zijn grijpt de IGZ in. Daar is op dit moment volgens de IGZ geen aanleiding voor.
Klopt het dat de huisartsen zich nog steeds ongerust maken over het toekomstige niveau van acute zorg?3 Wat is het oordeel van de huisartsen over de verlengde aanrijtijd en het verdwijnen van acute zorg op Voorne-Putten?
Zoals ik u in mijn antwoord op vraag 1 van de Kamerleden Van Gerven en Leijten, van 30 augustus 2013, met kenmerk 134898–107366-CZ, heb laten weten is het de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen in het ROAZ, waarin de huisartsen zijn vertegenwoordigd, om een oplossing te vinden voor eventuele zorgen over de geleverde zorg in de regio. Naar ik heb begrepen worden de ontwikkelingen door deze partijen wekelijks besproken.
Worden zij op een correcte wijze betrokken bij de ontwikkelingen in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Zo neen, hoe wordt dat dan wel geborgd?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gebeurt er wanneer het Ruwaard van Putten Ziekenhuis verder wordt uitgekleed, en de huisartsen van mening zijn dat het niveau van acute zorg onacceptabel is?
De normen voor kwaliteit en bereikbaarheid zijn leidend voor de inrichting van de zorg in de regio. De IGZ en NZa zien hierop toe. Zie verder mijn antwoord op vraag 7 en 8.
Waarom heeft u nog niet de moeite genomen om de op 16 juli jl. ingestuurde Kamervragen te beantwoorden? Vindt u de situatie in Spijkenisse en Voorne-Putten zo'n uitstel waard?4
De beantwoording is op 30 augustus aan uw Kamer gestuurd. Zie verder mijn antwoorden op de vragen van de Kamerleden Leijten (SP) en Van Gerven (SP) over langere ambulanceritten vanuit Spijkenisse145121–109127-CZ).
Het opgezegde vertrouwen van de ondernemings- en de cliëntenraad in bestuur van Emergis |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zowel de ondernemingsraad (OR) als de cliëntenraad het vertrouwen hebben opgezegd in het bestuur van de instelling voor geestelijke gezondheidszorg Emergis?1
Ik heb met bezorgdheid kennis genomen van het feit dat de Ondernemingsraad (OR) en de cliëntenraad locatie Kloetinge het vertrouwen in het bestuur van Emergis hebben opgezegd. Het opzeggen van vertrouwen is een duidelijk signaal dat serieus genomen dient te worden.
Wat is uw oordeel over de kwaliteit en het gedrag van het bestuur van Emergis als de cliëntenraad spreekt van het «creëren van een angstcultuur» en het «onder druk zetten van mensen» door de voorzitter van de Raad van Bestuur?
Een angstcultuur is binnen geen enkele organisatie acceptabel. Ik wil een zorgsector waar bestuurders aanspreekbaarheid, afrekenbaarheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. De Raad van Toezicht van Emergis heeft Berenschot gevraagd een onderzoek uit te voeren naar verschillende gremia binnen de organisatie. Hierin wordt de rol van de Raad van Bestuur ook meegenomen.
Hoe is de houding van het bestuur van Emergis ten opzichte van het personeel en cliënten geweest, nadat het «doordrammen» van een fusie met de Parnassia Bavo groep in maart 2012 niet doorging? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het besturen van de zorgaanbieder. Daarbij hoort ook het onderhouden van de relatie met de medezeggenschapsorganen. Het is mij niet bekend wat de houding van de Raad van Bestuur van Emergis ten opzichte van de medezeggenschapsorganen is geweest. Wel kan ik opmaken uit de media dat de verstandhoudingen tussen de Raad van Bestuur en de medezeggenschapsorganen onder druk zijn komen te staan door de fusieplannen.
Wat vindt u ervan dat de cliëntenraad niet om advies is gevraagd over het gebruik van e-health en de samenwerking van Emergis met de Parnassia Bavo groep daarbij?
Op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen hebben cliëntenraden het recht om advies uit te brengen over uiteenlopende onderwerpen. Of een onderwerp adviesplichtig is, dient per geval onderzocht te worden. Indien de cliëntenraad geen advies heeft mogen uitbrengen en zij menen hier wel recht op te hebben, dan kunnen zij het geschil voorleggen aan een commissie van vertrouwenslieden. De commissie kan dan een bindende uitspraak doen.
Heeft het bestuur bewust de Wet op de ondernemingsraden (WOR) genegeerd omdat het in zee wilde gaan met een partner die gevoelig ligt bij de OR en het personeel gezien de oude fusieplannen, en wat is uw mening daarover?
Het is mij niet bekend of het bestuur bewust de Wet op de ondernemingsraden genegeerd heeft. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd door Berenschot richt zich specifiek op de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis. De verhouding tussen de Raad van Bestuur en de OR hoort daar uiteraard ook bij.
Hoe reageert u op het persbericht van de OR van Emergis waarin staat dat medezeggenschap onmogelijk werd gemaakt door het bestuur, bijvoorbeeld door voorbij te gaan aan advies- en instemmingsrecht zoals beschreven in de WOR?2
Op grond van de Wet op de ondernemingsraden heeft de ondernemingsraad advies- en instemmingrechten. Indien aan de ondernemingsraad geen advies wordt gevraagd, terwijl dit wel had gemoeten, kan de ondernemingsraad naar de rechter stappen.
Wat is uw oordeel over beslissingen van een bestuur die voorafgaand aan een traject van medezeggenschap, inspraak en advies al vaststaan?
De toegevoegde waarde van medezeggenschap is dat een kant van het verhaal belicht wordt die mogelijk daarvoor onderbelicht was. Het bestuur hoeft het advies van een medezeggenschapsorgaan niet te volgen, het bestuur weegt immers meerdere belangen af. Indien de Raad van Bestuur af wijkt van het advies van het medezeggenschapsorgaan dienen zij echter wel te motiveren waarom zij dit doen.
Bent u van mening dat het bestuur van Emergis te lichtzinnig is omgesprongen met het vertrouwen van de OR en de cliëntenraad, en zo nee waarom niet?
Zoals gezegd is de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor de relatie met de medezeggenschapsorganen. Het is niet aan mij om het gedrag van een raad van bestuur jegens hun medezeggenschapsorganen te beoordelen (dat is de taak van de Raad van Toezicht), evenmin beschik ik over de benodigde informatie om dit te kunnen beoordelen. Het onderzoek van Berenschot kan inzicht geven in het handelen van de Raad van Bestuur jegens de medezeggenschapsorganen.
Deelt u de mening dat het negeren van medezeggenschapsrecht en het jarenlang schaden van vertrouwen door het bestuur gegronde redenen zijn voor het opzeggen van vertrouwen? Zo nee, waarom niet?
Het opzeggen van vertrouwen in een bestuurder is een belangrijk signaal, dat niet lichtvaardig gegeven wordt. Ik ga ervan uit dat cliëntenraad en ondernemingsraad hiervoor goede redenen hebben.
Deelt u de mening dat de positie van de Raad van Bestuur van Emergis onhoudbaar is geworden en wat gaat u hieraan doen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De Raad van Toezicht vervult een werkgeversrol ten opzichte van de Raad van Bestuur. Het is aan hen om te beoordelen of de Raad van Bestuur al dan niet goed functioneert. Indien de Raad van Bestuur niet goed functioneert, kan de Raad van Toezicht maatregelen treffen en in het uiterste geval bestuurders ontslaan. Ik heb hierbij geen rol.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht geweest in de geschiedenis met de mislukte fusie en de problemen tussen de Raad van Bestuur enerzijds en de OR en cliëntenraad anderzijds?
Uit het jaarverslag blijkt dat de Raad van Toezicht intensief betrokken is geweest bij de fusies en uiteindelijk heeft geadviseerd om het fusietraject af te breken vanwege het gebrek aan draagvlak binnen de organisatie. Zoals gezegd heeft de Raad van Toezicht van Emergis aan Berenschot gevraagd om een onderzoek te doen waarin de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis onderzocht worden. Hierin wordt de rol van de Raad van Toezicht ook meegenomen.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht geweest over het aangaan van een samenwerking wat betreft e-health zonder dat er voorwaarden op papier stonden?
Dit is mij niet bekend, noch is het mijn taak om dit te weten. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun eigen organisatie. Zoals gezegd heeft de Raad van Toezicht van Emergis aan Berenschot gevraagd om een onderzoek te doen waarin de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis onderzocht worden. Hierin wordt de rol van de Raad van Toezicht ook meegenomen.
Welke consequenties moet bovenstaande problematiek hebben voor de Raad van Toezicht volgens u en waarom?
Het onderzoek van Berenschot zal moeten uitwijzen welke maatregelen genomen dienen te worden. Overigens is de Raad van Toezicht zelf verantwoordelijk voor ontslag en benoemingen van de leden van de Raad van Toezicht. Zij zullen dus zelf bepalen of er consequenties zijn voor de Raad van Toezicht. Ik beoog dit recht verder uit te breiden met bijvoorbeeld een ontslagrecht voor de cliëntenraad (via de rechter). Ik zal hier verder op ingaan in mijn brief over goed bestuur in de zorg die ik in het begin van dit najaar aan u zal zenden.
Waarom willen zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Toezicht niet reageren op het geuite gebrek aan vertrouwen en vindt u dit zwijgen terecht?3
Dit is mij niet bekend. Ik kan mij echter voorstellen dat zij de resultaten van het onderzoek van Berenschot willen afwachten.
Deelt u de mening dat het een zorgelijke ontwikkeling is wanneer de kloof tussen het bestuur van een zorginstelling enerzijds en personeel, cliënten en familie anderzijds groter wordt, mede gezien de gebeurtenissen bij Emergis en NOVO?4
Het is onwenselijk als er een kloof ontstaat tussen de Raad van Bestuur en de rest van de organisatie. Bovendien is een angstcultuur binnen zorginstellingen onacceptabel. Zoals gezegd wil ik een zorgsector waar bestuurders aanspreekbaarheid, afrekenbaarheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Ik zal u op korte termijn een brief sturen waarin ik mijn visie op het gebied van goed bestuur en medezeggenschap uiteen zet.
Wat heeft u ondernomen om te voorkomen dat er angstculturen kunnen worden gecreëerd of cliënten en familieleden onder druk kunnen worden gezet in zorginstellingen door bestuurders, zoals eerder het geval was bij Bartiméus?5
Zie antwoord vraag 15.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dergelijke gedragingen en houdingen van raden van bestuur in de richting van het personeel en cliënten en hun familie, zoals bij Emergis, NOVO of Bartiméus het geval zijn, voorkomen worden in de toekomst?
Zie antwoord vraag 15.
Het bericht ‘Belgen tegen lijn Den Haag-Brussel’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Belgen tegen lijn Den Haag–Brussel»?1
Ja.
Klopt het dat de Belgische spoorbeheerder weigert voor 2014 een vergunning af te geven voor de zogenoemde Lage Landen Lijn van Den Haag naar Brussel? Zo ja, is het u bekend wat hiervoor de reden is?
Om reizigersvervoer per spoor aan te kunnen bieden in België, dient een vervoerder rijpaden aan te vragen bij Infrastructuurbeheerder Infrabel en dient een vervoerder te beschikken over een veiligheidscertificaat van de Belgische veiligheidsinstantie DVIS (Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen).
Arriva heeft in april 2013 een veiligheidscertificaat B aangevraagd bij DVIS. Na onderzoek kwam de veiligheidsinstantie tot de conclusie dat het ingediende dossier niet voldeed aan de eisen van de Belgische regelgeving. Gedurende bovenstaand proces heeft Arriva ook rijpaden aangevraagd voor een treindienst tussen Den Haag en Brussel. Deze aanvraag werd ontvankelijk verklaard omdat Arriva bezig was met het verkrijgen van een veiligheidscertificaat. Toen medio augustus Infrabel de treinpaden wilde toewijzen, werd duidelijk dat Arriva nog niet over veiligheidscertificaat B beschikt, waardoor Infrabel conform Belgische regelgeving ook geen treinpaden kon toekennen aan Arriva. Indien Arriva de komende maanden er in slaagt om een veiligheidscertificaat B te bemachtigen, dan kan Arriva alsnog treinpaden aanvragen voor dienstregeling 2014.
Deelt u de mening dat de Lage Landen Lijn een belangrijke uitkomst kan zijn om een betere verbinding tussen Den Haag en Brussel te realiseren?
Ik sta in beginsel positief tegenover initiatieven zoals de «Lage Landen Lijn». Dit initiatief kan een uitkomst zijn voor een betere verbinding tussen Den Haag en Brussel, maar dit is afhankelijk van wat een dergelijke verbinding toevoegt aan de reeds voorziene verbindingen.
Bent u bereid om uw Belgische ambtsgenoot en de Belgische spoorbeheerder om opheldering te vragen?
Ik ben reeds op ambtelijk niveau goed geïnformeerd over het Belgische toelatingsproces en zie op basis daarvan geen noodzaak om verdere opheldering te vragen bij mijn Belgische ambtgenoot.
Het verplicht bijsluiten van bijsluiters bij diergeneesmiddelen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat bij de aanschaf van diergeneesmiddelen eigenaren geen bijsluiter verstrekt krijgen?
Nee. Diergeneesmiddelen mogen alleen afgeleverd worden met alle bijbehorende relevante informatie. Die informatie hoort te staan op de primaire verpakking, op de buitenverpakking en op de bijgevoegde bijsluiter.
Deelt u de mening dat een bijsluiter inzicht kan geven in bijwerkingen en antibioticaresistentie bij mens en dier?
Ja, alle relevante informatie dient te zijn opgenomen op de bijsluiter. Bijwerkingen en waarschuwingen omtrent risico’s op resistentieontwikkeling bij antibiotica zijn een verplicht onderdeel van de bijsluiter.
Deelt u voorts de mening dat het verplicht stellen van het leveren van bijsluiters bij diergeneesmiddelen bijdraagt aan het beleid dat u voert tegen antibioticaresistentie? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven al gesteld is, hoort alle relevante informatie beschikbaar te zijn bij het afleveren van diergeneesmiddelen. Een bijsluiter is verplicht en mag alleen achterwege gelaten worden wanneer alle relevante informatie al op de primaire en op de buitenverpakking is aangebracht. Dit geldt ook bij het zogenaamde uitponden van diergeneesmiddelen, waarbij de oorspronkelijke verpakking door een dierenarts of apotheker verbroken mag worden om de dierhouder een afgepaste hoeveelheid diergeneesmiddel mee te geven.
Bent u bereid bijsluiters van diergeneesmiddelen verplicht te stellen bij de aanschaf van veterinaire geneesmiddelen, analoog aan humane geneesmiddelen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn gaat u dit uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De begroting van Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft de u kennisgenomen van het artikel «Hassink: realising a zero deficit budget is «mission impossible»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het feit dat de Minister van Financiën van Sint Maarten aangeeft dat een land als Sint Maarten «some flexibility» nodig heeft, wat inhoudt dat het begrotingstekort niet 0% maar 2 of 3% moet zijn?
Ik ben het daar niet mee eens. Nederland heeft op 10 oktober 2010 een belangrijk deel van de schulden en betalingsachterstanden van Sint Maarten overgenomen. Met Sint Maarten is toen afgesproken dat het zich aan een aantal normen zou houden. Deze normen zijn vastgesteld in de consensus Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het College houdt toezicht op de naleving van deze normen. Bepalend is dat er een sluitende gewone dienst moet zijn. Voor zogenaamde consumptieve uitgaven mag niet geleend worden. Voor investeringen mag wel geleend worden als de totale rentelasten maar niet boven de rentelastnorm komen.
De consensus Rijkswet moet onverkort nagekomen worden ter voorkoming van soortgelijke financiële problemen van voor 10 oktober 2010.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat Sint Maarten, dat al maanden bezig is met het opstellen van een degelijke begroting voor 2013 en 2014, deze zo snel mogelijk op orde moet brengen volgens de eisen die het College Financieel Toezicht (CFT) aan de begroting stelt? Zo nee, waarom niet?
De begroting 2013 komt veel te laat tot stand. De adviezen van het Cft op de ontwerpbegroting blijven daarmee te lang liggen. Om inhoudelijk te kunnen voldoen aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht geeft het Cft adviezen. Het niet opvolgen van die adviezen kan uiteindelijk leiden tot een verzoek aan de raad van ministers van het Koninkrijk tot het geven van een aanwijzing. Dat betekent dat de adviezen van het Cft zwaarwegend zijn en derhalve opgepakt worden.
Kunt u aangeven waarom Sint Maarten de begroting niet sluitend krijgt?
Volgens de laatste rapportages van het College financieel toezicht ligt de oorzaak in het feit dat voorgenomen inkomstenverhogende maatregelen door de vorige regering niet zijn ingevoerd. Daarom heeft de Gouverneur besloten de door de Staten goedgekeurde begroting terug te sturen.
Er is inmiddels een nieuw kabinet aangetreden dat tot op heden nog geen orde op zaken heeft weten te stellen. Het oorspronkelijke positieve advies van het Cft op een eerdere ontwerpbegroting is niet meer actueel. Het Cft heeft inmiddels de adviezen geactualiseerd en heeft geen positief advies op de nota van wijziging op de begroting 2013 gegeven omdat een aantal onderbouwingen ontbreekt.
Kunt u aangeven wie er eindverantwoordelijk is als Sint Maarten zijn financiën niet op orde krijgt?
Het is de verantwoordelijkheid van Sint Maarten zelf. Die verantwoordelijkheid kan niet worden afgeschoven op anderen. Ik deel de zorgen van het Cft over de gebrekkige tijdigheid van opstelling en vaststelling van begrotingen, begrotingswijzigingen en jaarrekeningen. Hiermee wordt namelijk het budgetrecht van de Staten beperkt. Bij uitblijven van een vastgestelde begroting is het mogelijk dat het Cft de raad van ministers van het Koninkrijk door tussenkomst van mij om een aanwijzing verzoekt op basis van artikel 14 uit de Rijkswet financieel toezicht. De aanwijzing kan dan strekken tot het binnen een redelijke termijn alsnog vaststellen van de begroting en deze ter beoordeling toe te zenden aan het college. Dit is een zaak van de Staten zelf. Mocht het verwaarlozen van de financiën van een land in het Koninkrijk leiden tot een situatie dat de deugdelijkheid van het bestuur niet kan worden gewaarborgd, dan kan het Koninkrijk interveniëren.
Moet de Rijksministerraad actief interveniëren op Sint Maarten om de begroting van Sint Maarten wel sluitend te krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
De immer oplopende Fyra-kosten |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «Fyra kan NS tot 300 miljoen kosten»?1
Ja.
Kunt u de boodschap uit dit bericht bevestigen, namelijk dat de schade voor NS en daarmee voor de Staat als enig aandeelhouder kan oplopen tot 300 miljoen euro?
In diens halfjaarbericht hebben Nederlandse Spoorwegen een bandbreedte gegeven voor de mogelijke schade voor NS Groep (NSG). De door de NS genoemde bandbreedte ligt tussen EUR 0 en EUR 300 mln en deze inschatting is met veel onzekerheden omkleed. Over de afwikkeling van de schade zijn gesprekken tussen NS en Ansaldobreda gaande. Om de belangen van de Staat en diens deelneming niet te schaden kan ik u over het verloop daarvan op dit moment niet nader informeren.
NS en Staat hebben overigens gescheiden boekhoudingen. Het door NS genomen waardeverminderingsverlies als gevolge van het besluit het V250-materieel niet in te zetten vertaalt zich niet één-op-één door in de Rijksbegroting. De schade voor de Staat als gevolg van het besluit het V250-materieel niet in te zetten bestaat uit lagere verwachte NSG-dividenden over de HSL-concessieperiode.
Kunt u een inschatting geven van de kans dat de daadwerkelijke kosten van het Fyra-trein-debacle inderdaad oplopen tot 300 miljoen euro?
De onzekerheden rondom de afwikkeling van het contract tussen NS en Ansaldobreda zijn groot; daarbij valt te denken aan mogelijke verplichtingen met financiële gevolgen voortkomend uit het contract met Ansaldobreda, mogelijk zullen er over en weer claims neergelegd worden, mogelijk kan een eventuele verkoopopbrengst van het V250-materieel gerealiseerd worden. De door de NS genoemde bandbreedte is op basis van de huidige kennis de best te geven inschatting. Daarmee is niet gezegd dat de schade zal oplopen tot de rand van de gegeven bandbreedte. Op 27 september is een brief aan uw Kamer verzonden over de besluitvorming van het kabinet over een volwaardig alternatief voor de Fyra; in die brief zijn de kosten voor de Nederlandse Spoorwegen en voor de Staat uiteengezet.
Klopt het dat toekomstig dividend van de NS reeds is ingeboekt aan de «uitgavenkant van de begroting» en dat het ontbreken van deze inkomsten direct negatieve consequenties zal hebben voor investeringen in de infrastructuur?
Van deelnemingen ontvangen dividenden vallen toe aan de algemene middelen. Conform de door het Kabinet-Rutte II vastgesteld begrotingsregels worden mutaties in dividenden via het generale beeld verwerkt.2 Dit is dus niet één op één vertaalbaar naar consequenties voor de investeringen in infrastructuur die worden gedaan vanuit de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het uitvallen van de Fyra en de ingroeiperiode van het door NS en NMBS gedane voorstel leiden tot een forse inkomstenderving bij NS. Dit leidt tot een vermindering van het vermogen bij de NS van EUR 340 mln in de periode van 2013 tot en met 2024. Deze waardevermindering leidt via het dividend voor de aandeelhouder tot verminderde inkomsten op de Rijksbegroting ter hoogte van EUR 119 mln (35% van EUR 340 mln) over de 2013–2024 periode. IenM zal ter compensatie van de directe dividendderving de uitgaven in het Infrastructuurfonds met EUR 119 mln verlagen. Daarnaast is er een verlaagde vermogensopbouw van EUR 221 mln de NS. Over hoe hiermee zal worden omgegaan zullen nadere afspraken worden gemaakt. Financiën en IenM zullen het gesprek met NS aangaan over concrete maatregelen ter verbetering van de efficiency en doelmatigheid met als doel de vermogensverliezen verder te mitigeren. De verwerking van de budgettaire afspraken zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2014.
Welke acties gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Armoede en de toenemende vraag naar schuldhulpverlening |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de thema-uitzending van EenVandaag over armoede?1
Zoals ik in de uitzending al heb aangegeven is effectief armoede- en schuldenbeleid – zeker in deze moeilijke economische tijd – van groot belang. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor dit beleid en het kabinet helpt hen hierbij. Dit doet het kabinet door extra middelen ter beschikking te stellen, maar bijvoorbeeld ook door kennisuitwisseling te faciliteren.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), uit in de uitzending over de groeiende groep mensen in de schuldhulpverlening met inkomen uit arbeid? Welke specifieke maatregelen gaat u nemen om deze problemen op te lossen?
Het klopt dat tegenwoordig steeds meer mensen met een inkomen uit arbeid een beroep moeten doen op de schuldhulpverlening. Een «life event», zoals een scheiding en/of het niet kunnen verkopen van een huis, kan er toe leiden dat het water bij mensen aan de lippen staat. Het is dan ook erg belangrijk dat iedereen zijn huishoudboekje op orde heeft en bij een financiële tegenslag zijn uitgavenpatroon snel aanpast.
Zoals ik de Tweede Kamer op 3 juli jl. (TK 2012–2013, 24 515, nr. 265) heb laten weten, zet ik stevig in op preventie en vroegsignalering van (problematisch) schulden. Voor de groep mensen met een inkomen uit arbeid is de werkgever iemand die in een vroeg stadium kan signaleren dat iemand financieel in zwaar weer verkeert. Een werkgever heeft bijvoorbeeld weet van een loonbeslag, krijgt een verzoek om een voorschot, een lening of om meer uren te mogen werken of krijgt te maken met meer ziekteverzuim. Er vinden momenteel gesprekken plaats tussen mijn ministerie, Divosa, Nibud en Wijzer in Geldzaken, en afzonderlijk met enkele werkgevers, over mogelijke acties waarmee werkgevers ondersteund kunnen worden hun signalerende functie in deze maximaal in te zetten.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock uit in de uitzending over de staat van de schuldhulpverlening? Hoe ziet u deze zorgen in het licht van het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp»?2
Ik deel de mening van Joke de Kock dat het erg belangrijk is dat de schuldhulpverlening goed is verankerd. Het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp» onderschrijft dit. Dit kabinet versterkt de (gemeentelijke) schuldhulpverlening onder andere door het ontwikkelen van business cases integrale aanpak schuldhulpverlening en door het beschikbaar stellen van extra middelen. Verder ga ik in oktober gedurende een week het land in om goede voorbeelden op het vlak van armoede- en schuldenbeleid op te halen en deze te verspreiden. Bij het verzamelen van deze goede voorbeelden doe ik een beroep op gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers.
Bent u van plan om de extra middelen van 20 miljoen euro voor armoedebestrijding in te zetten voor specifieke doelgroepen? Welke harde doelstelling (in cijfers) heeft u in het kader van armoedebestrijding?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 juli jl. gaat het leeuwendeel van de middelen naar de gemeenten. Ik zal deze middelen niet oormerken. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld integraal maatwerk te bieden. Ook zal ik geen kwantitatieve doelstelling hanteren. Wel vraag ik gemeenten in het najaar 2014 inzicht te geven in de versterking van het armoede- en schuldenbeleid sinds juli 2013, met specifieke aandacht voor hun ondersteuning van kinderen die opgroeien in armoede.
Kunt u aangeven hoe groot het bestaande budget voor armoedebestrijding is? Kunt u ook aangeven hoe groot het bestaande budget voor schuldhulpverlening is? Zo nee, waarom niet?
In totaal wordt circa € 6,2 miljard (SZW-begroting 2014) door gemeenten aan bijstandsuitkeringen besteed. Daarbovenop bestrijden gemeenten armoede- en schuldenproblematiek onder ander door het aanbieden van een stadspas, het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen en het verstrekken van bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. De middelen die hiervoor worden ingezet zijn integraal onderdeel van het Gemeentefonds en dus niet als zodanig geoormerkt. Via de Bijstandsuitkeringenstatistiek wordt door de gemeenten aangegeven welk bedrag zij direct besteden aan mensen die een beroep doen op bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag. In 2012 was dit € 279 miljoen (SZW-jaarverslag 2012; pagina 60)).
Kunt u aangeven of er de komende jaren verandering in deze budgetten komt? Hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de bestrijding van armoede en hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de schuldhulpverlening?
Het kabinet heeft in 2013 een bedrag van € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld voor armoede- en schuldenbeleid. De komende jaren gaat het kabinet het armoede- en schuldenbeleid verder intensiveren en stelt daartoe in 2014 € 80 miljoen euro en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen euro extra ter beschikking. Een groot deel van deze middelen zal beschikbaar gesteld worden aan gemeenten, die primair verantwoordelijk zijn voor het armoede- en schuldenbeleid.
Wat is uw reactie op het bericht «Grootste koopkrachtdaling sinds 1985»?3
De koopkrachtdaling hangt samen met de economische recessie waar Nederland zich in bevindt. De werkloosheid is toegenomen, lonen blijven achter bij de inflatie, pensioenen worden verlaagd en veel zelfstandig ondernemers hebben moeite om opdrachtgevers te vinden. Daarnaast drukken de bezuinigingsmaatregelen die nodig zijn om de overheidsbegroting op orde te brengen ook de koopkracht. De recessie is helaas nog niet voorbij. Daarom zullen in 2013 en 2014 veel mensen merken dat hun koopkracht afneemt.
Vindt u het acceptabel dat juist de bijstandsgerechtigden en gepensioneerden veel koopkracht inleveren? Zo nee, wat gaat u eraan doen om de koopkracht van deze mensen te repareren?
Wanneer de overheid moet bezuinigen is het helaas onvermijdelijk dat mensen die veel van overheidsregelingen gebruik maken, zoals bijstandsgerechtigden en gepensioneerden, daar mee te maken krijgen. Bovendien zien veel gepensioneerden met aanvullend pensioen hun koopkracht afnemen doordat pensioenfondsen vanwege hun financiële positie pensioenen niet kunnen indexeren of moeten verlagen. Het kabinet vindt het van belang dat er bij het invullen van de bezuinigingen voor gezorgd wordt dat er niet teveel van deze groepen wordt gevraagd. Daarom is afgelopen augustus met het oog op een evenwichtig koopkrachtbeeld voor 2014 besloten tot het naar voren halen van de verhoging en afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting wordt daardoor in 2014 in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting met 2% afgebouwd. Hierdoor kan de algemene heffingskorting met circa € 90 worden verhoogd. Daarnaast komt er in 2014 een eenmalige extra uitkering voor minima.
Kunt u aangeven welke maatregelen van dit kabinet de inkomenspositie van de lagere inkomens nog verder raken? Kunt u ook aangeven in welke mate de inkomensposities van de lagere inkomens worden geraakt? Zo nee, waarom niet?
Het koopkrachtbeeld voor 2014 en de maatregelen die de koopkracht beïnvloeden worden in de inkomensbijlage in de SZW-begroting uitgebreid toegelicht.
Het bericht dat ambtenaren een 6-daagse cursus krijgen tot jeugdpsychiater |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Ambtenaar wordt jeugdpsychiater»?1
In het betreffende bericht wordt een onjuist beeld geschetst. De betreffende cursus is bedoeld om beleidsmedewerkers van gemeenten inzicht te verschaffen in de jeugd-ggz en de jeugd-lvb. Voor beleidsmedewerkers en loketmedewerkers die zich gaan bezighouden met de jeugdhulp, is het belangrijk dat zij deze wereld goed leren kennen en daarom volgen zij nu verschillende cursussen. Dat wil nog niet zeggen dat zij daarmee bevoegd zijn om straks te kunnen gaan diagnosticeren. Diagnostiek en toeleiding tot de jeugd-ggz zal ook in het nieuwe stelsel gebeuren door artsen of andere deskundigen. Veel gemeenten richten daarvoor zorgteams in. Daarnaast blijft jeugdhulp ook toegankelijk via een verwijzing door de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.
Is deze basiscursus jeugdpsychiatrie voor ambtenaren in lijn met uw visie op de overheveling van jeugdzorg naar de gemeenten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de gemeenten om te bepalen welke opleidingen zij noodzakelijk achten om per januari 2015 goed toegerust te zijn. Ik kan me goed voorstellen dat het zinvol is als bepaalde medewerkers van gemeenten een goed beeld hebben van de jeugd-ggz en jeugd- lvb als onderdeel van de gehele jeugdhulp.
Is dit de «transitie die moet leiden naar een transformatie van de jeugdzorg» die u voor ogen heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inzet van gemeenten om hun beleidsambtenaren en loketmedewerkers inzicht te verschaffen in de verschillende aspecten van jeugdhulp, is een positieve bijdrage aan de transformatie die gemeenten in de jeugdhulp moeten realiseren. Immers, de doelstellingen van de jeugdwet kunnen alleen gerealiseerd worden als gemeenten met kennis van zaken tot een integraal aanbod van jeugdhulp komen.
Bent u van mening dat het een goed idee is dat ambtenaren op de stoel van deskundigen gaan zitten en psychiatrische problemen moeten beoordelen en de inzet van professionele zorg moeten inzetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het beoordelen en diagnosticeren van psychiatrische problemen moet altijd door deskundigen worden gedaan. Op grond van de Jeugdwet kan dit een deskundige in dienst van de gemeente of als lid van een wijkteam zijn, maar ook een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Zij kunnen doorverwijzen naar alle vormen van jeugdhulp, waaronder jeugd-ggz.
Erkent u dat ambtenaren die de toegang tot zorg moeten beoordelen beïnvloed kunnen of zullen worden door de financiële gevolgen die hun keuzes voor zorgtoewijzing hebben voor de gemeente waarvoor zij tevens werken? Hoe garandeert u onafhankelijkheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het nieuwe stelsel is het aan gemeenten om toeleiding naar passende ondersteuning, hulp en zorg te organiseren. Daarbij zullen zij in algemene zin ook oog hebben voor de schaarste die er is wat betreft het aanbod en de financiële middelen op dezelfde wijze als budgettaire beperkingen een rol spelen in het huidige zorgstelsel. Financiële overwegingen spelen niet mee bij het bepalen van de noodzaak van een individuele voorziening, maar zij kunnen wel een rol spelen bij het bepalen van de vorm van de voorziening en de jeugdhulpaanbieder door wie deze wordt uitgevoerd. Gemeenten zijn hierbij wel gehouden aan wettelijke randvoorwaarden. Zo hebben gemeenten een jeugdhulpplicht en moeten zij tijdig passende jeugdhulp inschakelen. Hierbij moeten zij de juiste deskundigheid inzetten om te kunnen bepalen welke jeugdhulp een jeugdige nodig heeft.
Kortom, een gemeente zal verstandig om moeten gaan met gemeenschapsgeld maar dat mag er niet toe leiden dat een kind geen adequate zorg krijgt.
Kunt u een vergelijking maken van de opleiding tot jeugdpsychiater en de basiscursus jeugdpsychiatrie voor ambtenaren? Zijn de opleidingen inhoudelijk te vergelijken waardoor een ambtenaar het werk van een jeugdpsychiater kan overnemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze opleidingen zijn niet te vergelijken. Zie verder antwoord vraag 1.
Is het wenselijk dat jongeren die een trauma hebben opgelopen door huiselijk geweld of seksueel misbruik niet de juiste zorg krijgen, omdat problemen onvoldoende worden onderkend? Acht u het risico hierop groter of kleiner wanneer ambtenaren beslissen welke zorg nodig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat is zeer onwenselijk. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Is het wenselijk dat jongeren met een eetstoornis doorverwezen worden naar verkeerde zorg of zorg onthouden wordt? Acht u het risico hierop groter of kleiner wanneer ambtenaren beslissen welke zorg nodig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat is zeer onwenselijk. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Is het wenselijk dat jongeren met suïcidale problemen verkeerd gediagnosticeerd worden? Acht u het risico hierop groter of kleiner wanneer ambtenaren beslissen welke zorg nodig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat is zeer onwenselijk. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Hoe verhoudt het bericht dat ambtenaren moeten beoordelen of jongeren in aanmerking komen voor psychiatrische hulp, zich met de verplichting aan gemeenten die afspraken dienen te maken met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de verwijzing naar jeugdzorg?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 4.
Hoeveel en welke gemeenten bieden deze cursus aan hun ambtenaren? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, het is aan gemeenten om te bepalen hoe zij hun ambtenaren opleiden.
Zijn er meer cursussen op het gebied van jeugdzorg die gegeven worden aan ambtenaren? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het is aan gemeenten om te bepalen hoe zij hun ambtenaren opleiden. Ter voorbereiding op de overheveling van jeugdhulp worden in elk geval speciale workshops en kennisateliers aangeboden door het Transitiebureau Jeugd (een samenwerking tussen de ministeries van VWS en VenJ en de VNG), om gemeenteambtenaren extra inzicht te verschaffen in onder andere de verschillende vormen van jeugdhulp.
Vindt u het wenselijk dat professionele zorg en deskundigheid wordt verdrongen door de financiële afweging die gemeenten maken? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Nee. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Acht u het mogelijk dat gemeenten – net als in de huishoudelijke verzorging en de nieuwe delen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) – mensen met een bijstandsuitkering tewerkstellen in de jeugdzorg met behoud van uitkering?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Gemeenten zijn op grond van de jeugdhulpplicht eraan gehouden tijdig, passende hulp te bieden. Deze hulp moet geboden worden door professionals. Iemand moet dus over de juiste papieren beschikken om dergelijke hulp te bieden, of hij/zij een bijstandsuitkering heeft of niet.
Het artikel “Zorgverzekeraar kan verplichte mantelzorg contracteren |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zorgverzekeraar kan verplichte mantelzorg contracteren»?1
Ja
Is het waar dat zorgverzekeraars in hun overeenkomst met zorginstellingen de eis kunnen opnemen dat de instelling van familie vraagt mantelzorg te gaan verrichten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik wil nogmaals benadrukken dat er geen sprake is en kan zijn van verplichte mantelzorg. Volledigheidshalve verwijs ik naar de antwoorden op de Kamervragen van mevrouw Leijten van 20 augustus 2013. Verplichten van netwerkparticipatie door zorgkantoren kan niet, stimuleren van netwerkparticipatie wel.
Zorgkantoren stimuleren aanbieders nu al in de zorginkoop als er sprake is van het creëren van netwerken rondom cliënten in de intramurale setting. Dit kan bijvoorbeeld door beloning met een prijsopslag op tarieven. Doel van dergelijke prijsopslagen is zorgaanbieders te stimuleren om te realiseren dat het maatschappelijk speelveld (bijv. verenigingsleven, bijeenkomsten) ook in de instelling plaatsvindt. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door verbindingen te leggen met de wijk, door inbreng van welzijnsorganisaties of door netwerkparticipatie.
Is het waar dat het in dat geval mogelijk is voor zorginstellingen om de betreffende cliënt te weigeren, indien er om een enkele reden geen mantelzorg verleend wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, het is niet mogelijk om cliënten dan te weigeren.
Wat valt er te doen als ouderen geen mantelzorgers om zich heen hebben, bijvoorbeeld omdat hun kinderen te ver weg wonen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vierstroom heeft voor deze situaties een buddysysteem ontwikkeld in samenwerking met vrijwilligers. In de praktijk van het experiment bleek het echter niet nodig het buddysysteem in te schakelen, omdat in alle situaties een netwerk rondom de cliënt aanwezig was.
Wat gaat u doen om bovenstaande ontwikkeling te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ga geen maatregelen treffen. Ik ben zelf op bezoek geweest bij Vierstroom en ik vind de resultaten van het experiment bemoedigend. Familie, cliënten en medewerkers zijn enthousiast. Met gemiddeld meer dan 12 uur per maand netwerkparticipatie leverden de mantelzorgers in het experiment veel meer zorg dan 4 uur per maand. Het welbevinden van bewoners lijkt tijdens het experiment gestegen. Dat is de winst van dit experiment. Ik merk tijdens werkbezoeken hoe groot de rol is die mantelzorgers spelen in het welbevinden van hun naasten. En dat geldt in een instelling echt niet minder dan thuis. Ik vind het goed als zorgkantoren netwerkparticipatie stimuleren door dit mee te wegen in het zorginkoopproces, een en ander nadrukkelijk binnen de kaders van de wet- en regelgeving.
De berichten ‘Ontsnapte boefjes gepakt’ en ‘Drie ontsnapte jongeren uit Hartelborgt aangehouden’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Ontsnapte boefjes gepakt» en «Drie ontsnapte jongeren uit Hartelborgt aangehouden»? Klopt het wat hierin vermeld wordt?1 2
Ja, ik ken beide berichten. Zie voorts het antwoord op vraag 2, 3 en 5.
Deelt u de mening dat elke ontsnapping er één teveel is en dat u zich niet kunt verschuilen door het aantal ontsnappingen te bagatelliseren tot incidenten? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard is iedere ontvluchting er één teveel. Momenteel wordt een veiligheidsonderzoek door Bureau Veiligheid en Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) uitgevoerd naar de toedracht van de ontvluchting. Tevens heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) in samenwerking met de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Sociale zaken en Werkgelegenheid De Hartelborgt op 26 augustus 2013 bezocht in het kader van een regulier tussentijds toezicht. Tijdens dit toezicht hebben de inspecties aandacht besteed aan de betreffende ontvluchting. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken zal ik beoordelen of deze ontvluchting een incident betreft dan wel het gevolg is van structurele tekortkomingen in De Hartelborgt.
Op welke manier hebben deze criminelen kunnen ontsnappen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Kamer direct te informeren over het onderzoek dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar de toedracht van de ontsnapping heeft ingesteld? Zo nee, waarom niet?
De IVenJ zal de resultaten van het inspectieonderzoek op korte termijn op haar website publiceren. Het veiligheidsonderzoek, uitgevoerd door Bureau Veiligheid en Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), is vertrouwelijk van aard en wordt niet publiekelijk gepresenteerd.
Deelt u de mening dat het kennelijk makkelijk geweest moet zijn om te ontsnappen aangezien het maar liefst drie personen geweest zijn die de benen hebben kunnen nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid altijd een compleet (en dus niet een beperkt) signalement uit te zenden via Burgernet indien tot detentie veroordeelde criminelen het op een lopen zetten, aangezien zij altijd een gevaar voor de samenleving vormen? Zo nee, waarom niet?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Zoals eerder aangegeven is de lijn dat per incident het belang van een opsporingsbericht wordt afgewogen. Bij de overweging om hiertoe al dan niet over te gaan is, naast de afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit, de inschatting van de reactie van de onttrokken persoon op de media-aandacht van groot belang. Uit ervaring is gebleken dat sommige onttrokken personen gevaarlijk en meer onberekenbaar worden door media-aandacht, terwijl anderen op de vlucht slaan. Deze overweging geldt evenzeer voor het vrijgeven van het signalement van de onttrokken persoon.
Bent u bereid de kosten die gemaakt zijn bij de zoektocht, zoals het uitrukken met politiehonden en het inzetten van een politiehelikopter, op dit ontsnapte tuig te verhalen? Zo nee, waarom niet?
Voor de uitvoering van kerntaken van de politie worden, conform de algemene beleidslijn, geen kosten doorberekend. De opsporingskosten in de onderhavige zaak worden derhalve niet op de ontvluchtte jeugdigen verhaald.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen om voor eens en voor altijd te voorkomen dat criminelen uit een Justitiële Jeugdinrichting de benen kunnen nemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Het veiligheidsonderzoek en de resultaten van het inspectiebezoek moeten uitwijzen of de ontvluchting een incident betreft dan wel het gevolg is van structurele tekortkomingen in JJI De Hartelborgt. Aan de hand daarvan zal ik samen met de sectordirectie JJI van de DJI bezien of, en zo ja welke, extra maatregelen dienen te worden getroffen.
Daar waar nodig, neem ik uiteraard direct maatregelen. Zo is mij deze week een nieuw incident in De Hartelborgt gemeld over een vermeende relatie tussen een medewerker en een jeugdige. Na intern onderzoek is betrokken medewerker per direct ontslagen en is de jeugdige definitief overgeplaatst naar een andere JJI.
Het huren van kantoren door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van bedrijven die niet in Nederland gevestigd zijn |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat drie gebouwen die gehuurd worden door het UWV eigendom zijn van de Amerikaanse belegger Fortress?1
UWV heeft huurovereenkomsten gesloten met verhuurders die in Nederland en Duitsland zijn gevestigd. Zij stonden in mei 2013 in het Kadaster geregistreerd als (juridisch) eigenaar van de betreffende panden. In situaties waarbij sprake is van onderhuur (veelal van gemeenten), is de eigendomssituatie niet onderzocht.
Kunt u aangeven of nog meer kantoren die gehuurd worden door het UWV geen eigendom zijn van Nederlandse of Duitse bedrijven, maar van bedrijven uit andere landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nog steeds van mening dat bij het aangaan van huurovereenkomsten de taak van het UWV zich beperkt tot het sluiten van een rechtmatige overeenkomst met een verhuurder?2 Ook als dit kan betekenen dat belasting- en premiegeld terechtkomt bij dubieuze investeerders? Zo ja, waarom?
Zoals u reeds gemeld, ben ik van mening dat de taak van UWV zich beperkt tot het sluiten van een rechtmatige overeenkomst met de verhuurder van het pand. De organisatie- en financieringsstructuur blijft daarmee de verantwoordelijkheid van de verhuurder, al mag deze structuur niet worden misbruikt voor criminele activiteiten of frauduleus handelen door een verhuurder. Het is echter aan de politie en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst om op te sporen en het Openbaar Ministerie om te vervolgen.
Vanaf 1 juli 2013 heeft UWV ingevolge de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) de mogelijkheid gekregen om de integriteit van een verhuurder te beoordelen. UWV stelt hiervoor momenteel een Bibob-beleidslijn op en zal deze beleidslijn toepassen bij de huur van panden. Indien bij het onderzoek naar de rechtstreekse verhuurder signalen naar voren komen die wijzen op een (mogelijk) probleem met de integriteit van een verhuurder, kan UWV -afhankelijk van het signaal- een integriteitsonderzoek starten. Daarbij geldt dat een onderzoek naar de integriteit van een verhuurder een ingrijpend karakter heeft en gericht en weloverwogen moet worden ingezet. UWV heeft tevens de bevoegdheid om het Landelijk Bureau Bibob om aanvullend advies te vragen.
Wordt er bij het afstoten van overheidsvastgoed onderzoek gedaan naar de potentiële kopers, zodat de overheid niet ongewild criminele activiteiten mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Er vindt in het huidige systeem geen onderzoek plaats naar potentiële kopers. Het afstoten van overheidsvastgoed vindt plaats op basis van openbaarheid waarbij op voorhand niet vaststaat welke belangstellende partij een onroerende zaak daadwerkelijk zal verwerven. Echter, mede naar aanleiding van de aanpassingen van de Wet Bibob wordt thans beleid geformuleerd waarbij toetsing kan leiden tot opschorting of ontbinding van de overeenkomst of beëindiging van de rechtshandeling.
Bent u bereid om voor alle gebouwen die gehuurd worden door het UWV het Bureau Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) om een integriteitsbeoordeling van de verhuurder te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.