Buitenproportionele geweldstoepassing door de Rotterdamse politie. |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u de beelden gezien van de politieagent die een 17-jarige burger in Rotterdam omver duwt en met een vuist in zijn gezicht slaat?
Ja, ik heb de beelden van het politieoptreden in Rotterdam in een filmpje op twitter gezien.
Deelt u de conclusie van de politieagent in kwestie, die volgens de persverklaring zijn eigen geweldstoepassing als «buitenproportioneel» beoordeelt?
Het is aan andere autoriteiten – in voorkomende gevallen de rechter – om te beoordelen of er wel of niet sprake is van buitenproportionele geweldsaanwending. Ik kan en zal niet in die beoordeling treden.
Vond de politie al dat het geweld buitenproportioneel was voordat het filmpje naar buiten kwam?
Het oordeel of het aangewende geweld in overeenstemming was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is een bevoegdheid van de korpschef. Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie aan het Openbaar Ministerie moeten worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld.1 Ik kan daarbij niet ingaan op de specifieke omstandigheden van een individueel geval.
Wat is de reden dat de zaak tegen deze burger is geseponeerd? Is hiertoe besloten in relatie tot de geweldstoepassing door deze agent?
Het OM treedt niet naar buiten over specifieke strafzaken in verband met de privacy van betrokkenen.
Is het gebruikelijk dat een zaak wordt geseponeerd na geweldstoepassing door de politie?
Het OM bekijkt elke strafzaak zorgvuldig op zichzelf en heeft haar eigen bevoegdheid om tot een sepot over te gaan. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Is er een tijdslijn van de geweldsmelding, de publicatie van het filmpje, het persbericht, seponering van de zaak, aanbieden van de excuses en andere gebeurtenissen in deze zaak? Kunt u deze delen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek.
Wordt er bijgehouden hoeveel geweldsmeldingen en klachten een agent op zijn naam heeft staan? Zo ja, zijn de aantallen met betrekking tot de agent uit het filmpje bij u bekend en hoe verhouden deze aantallen zich tot het gemiddelde? Zo nee, waarom niet?
Geweldsmeldingen en klachten worden standaard geregistreerd. Dergelijke registraties zijn, indien daar aanleiding toe is, opvraagbaar voor bevoegde autoriteiten.
Geweldsmeldingen en de beoordeling daarvan zijn opzichzelfstaand. Het is daarom belangrijk om bij iedere afzonderlijke geweldaanwending onbevooroordeeld de feiten en omstandigheden die naar het oordeel van de betrokken agent aanleiding hadden gegeven voor zijn beslissing om geweld te gebruiken, in ogenschouw te nemen. Daarbij benadruk ik dat het enkele feit dat bepaalde agenten meer geweldsmeldingen op hun naam hebben, op voorhand niets zegt over de rechtmatigheid van die geweldsaanwending. De problematiek van een bepaald werkgebied waarbinnen een agent opereert kan maken dat het aantal geweldmeldingen van deze agent vergeleken met die van agenten die in andere minder risicovolle werkgebieden werkzaam zijn, een vertekend beeld geven.
Agenten die bijvoorbeeld werken in een uitgaansgebied, of die een specifieke nevenfunctie hebben zoals lid van de mobiele eenheid, lopen gelet op het hogere gevaarrisico dat daaraan is verbonden een grotere kans om bij hun taakuitvoering geweld te moeten toepassen.
De leidinggevende van de agent wordt op de hoogte gesteld van de beoordeling van de geweldsaanwending. Deze houdt overzicht en kan maatregelen nemen indien een reeks van geweldaanwendingen en/of klachten daartoe naar zijn of haar oordeel aanleiding geeft.
Als blijkt dat bij specifieke agenten het aantal geweldsmeldingen en/of klachten het gemiddelde overschrijden, hoe wordt dit meegewogen bij het onderzoek naar aanleiding van een geweldsmelding?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe worden eerdere beoordelingen door het VIK (afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten) hierin meegewogen?
Het is goed om te vermelden dat het VIK geen formele rol heeft in de beoordeling van geweld. Iedere geweldsaanwending moet op grond van de Ambtsinstructie (artikel 17) worden gemeld en door de hulpofficier van justitie worden getoetst. Een deel van de geweldsaanwendingen wordt door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld. Zoals in de beantwoording van vraag 7 en 8 reeds is aangegeven, wordt elke geweldaanwending afzonderlijk beoordeeld en worden eerdere beoordelingen daarin niet meegewogen. De afdeling VIK kan desgewenst wel klachten over geweldsaanwending onderzoeken, of een disciplinair onderzoek starten in opdracht van het bevoegde gezag na of naar aanleiding van een geweldsaanwending.
Is het gebruikelijk dat een politieagent na geweldstoepassing degene op wie het geweld is toegepast opzoekt? Is dit in een protocol vastgelegd? Kunt u dit protocol delen?
De politie heeft mij aangegeven dat er geen protocol is voor dergelijke zaken. Het is niet gebruikelijk dat een politieagent na geweldstoepassing contact opneemt met de betrokkene. Indien daartoe aanleiding bestaat kan dit – al dan niet in overleg met de leidinggevende – worden besloten in het kader van informele klachtbemiddeling. De politie kan daarin rekenen op mijn steun, omdat het past bij het zijn van de lerende organisatie waar de politie hard aan werkt.
Bent u bekend met een patroon aan andere uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing bij de Nederlandse Politie en expliciet bij het Rotterdamse korps, waaronder de gevallen die te zien zijn in de twee uitzendingen van Zembla «Bijten als beloning»?1
In de vraagstelling komen twee afzonderlijke onderwerpen aan bod, waar ik ten behoeve van de duidelijkheid achtereenvolgens op zal ingaan.
Als u doelt op de incidenten en de gedane uitlatingen door politiemedewerkers naar aanleiding van de racistische berichten in whatsapp-groepen heb ik eerder aangegeven dat deze volstrekt ontoelaatbaar zijn. De signalen vanuit de politieorganisatie en vanuit de samenleving om alerter te zijn op discriminerend gedrag en de dialoog aan te gaan over adequate sancties, worden opgevolgd door de politie. Ik verwijs u hiervoor naar de beantwoording van eerdere Kamervragen van de leden Van Nispen (SP) en Kathmann (Pvda) en de brief die ik op 20 mei jl. aan uw Kamer heb verstuurd.3 Het onderwerp komt daarnaast ook regelmatig aan de orde in mijn gesprekken met de politie en met burgemeesters, die zich vanuit hun rol als lokaal gezag betrokken voelen bij het thema. Zo heb ik naar aanleiding van de gebeurtenissen in Rotterdam recent met zowel politiechef Westerbeke als met burgemeester Aboutaleb gesproken.
Voor wat geweldstoepassing betreft ben ik bekend met de twee uitzendingen van het programma Zembla. Hierin is een klein aantal door omstanders gefilmde praktijkzaken vertoond. Op basis van dit kleine aantal kan niet de conclusie worden getrokken dat er sprake is van een patroon van racisme of buitensporige geweldstoepassing bij de eenheid Rotterdam of de gehele politieorganisatie, zoals in de vraagstelling wordt gesuggereerd. Dat wil ik graag helder hebben. Veruit de meeste geweldsaanwendingen worden als professioneel beoordeeld.4
Welke handelingsbevoegdheden heeft u om in te grijpen bij uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing door de politie?
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik politiek verantwoordelijk voor het gebruik van geweld door de politie. Ik hecht daarom veel waarde aan de melding, registratie, beoordeling van en feedback op politiegeweld. Op grond van artikel 31 Politiewet 2012 kan ik de korpschef algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van diens taken en bevoegdheden. In het kader van geweldstoepassing heb ik de korpschef gevraagd om transparanter te zijn over geweld door de politie. Sinds dit jaar rapporteert de korpschef hierover in het jaarverslag dat ook aan uw Kamer wordt aangeboden. Ik benadruk dat – indien uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing door de politie daartoe aanleiding geven – ik hierover met de korpschef in gesprek treed. Dat kan via bestaande gremia maar dat kan uiteraard ook bilateraal. Naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de honden bijvoorbeeld heb ik mijn zorgen geuit in het LOVP.
Heeft u deze bevoegdheden al eens ingezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Wat doet een patroon van uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing volgens u met het imago van de politie?
Laat ik nogmaals benadrukken dat ik de aanwezigheid van een patroon van buitensporige geweldstoepassing of uitingen van racisme bij de politie – en de gemaakte koppeling daartussen – niet kan onderschrijven. Het overgrote deel van de geweldsmeldingen wordt als professioneel beoordeeld. Elk incident is er echter één teveel en kan de beeldvorming over het optreden van de politie en daarmee het veiligheidsgevoel bij burgers negatief beïnvloeden. De politie heeft zichzelf met de visie «Politie voor Iedereen» ten doel gesteld om met veilige, inclusieve en competente teams in verbinding te staan met de verschillende leefstijlen, aandachtsgebieden en culturen in de samenleving. Het voorkomen en tegengaan van alle vormen van (onbewuste) discriminatie door politiemedewerkers is hierbij een prioriteit.
Wat doet een patroon van uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing volgens u met het veiligheidsgevoel van burgers?
Zie antwoord vraag 14.
Wat zegt een patroon uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing volgens u over de cultuur binnen de politie? Hoe beoordeelt u die cultuur?
Zie antwoord vraag 14.
Politiegeweld tegen demonstranten in Colombia. |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de protesten in Colombia tegen de rechtse regering van president Iván Duque?
Ja.
Wat is uw mening over de inzet van buitensporig politiegeweld tegen demonstranten door de Colombiaanse regering?1 2
Nederland deelt de zorgen over het excessieve geweld dat is gebruikt door politie-eenheden tijdens de recente protesten. Het kabinet sluit zich dan ook aan bij de verklaringen zoals gepubliceerd door EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell en de VN. Zowel het recht van de Colombiaanse bevolking om vreedzaam te demonstreren en samen te komen als de vrijheid van meningsuiting dienen gerespecteerd te worden. Dit staat in contrast met het excessief gebruik van geweld door politie-eenheden dat verschillende keren is vastgesteld in de afgelopen weken.
Deelt u de mening dat het recht op vreedzaam demonstreren, waar ook ter wereld, moet worden gewaarborgd, en dat door het bestrijden van demonstranten met buitensporig politiegeweld mensenrechten onder druk staan?
Ja. Zoals Hoge Vertegenwoordiger Borrell tot uitdrukking bracht in zijn verklaring van 6 mei jl. dient het recht op vreedzaam demonstreren te worden gerespecteerd en niet met geweld te worden onderdrukt. Nederland moedigt dan ook het initiatief van de Colombiaanse regering aan tot het openen van een vreedzame dialoog met alle betrokken partijen.
Bent u op de hoogte van het bericht dat mensenrechtenactivisten die het optreden van de autoriteiten in het gebied in de gaten houden, lastig gevallen zouden worden?3 Wat is uw mening hierover?
Het is zorgelijk dat het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens (OHCHR) aangeeft dat mensenrechtenactivisten en getuigen van politiegeweld zich onder druk gezet voelen om geweldplegingen niet te rapporteren.
Kunt u signalen dat in verschillende steden tijdens de protesten de elektriciteit en het internet zijn afgesloten bevestigen of ontkrachten?4
Het lijkt waarschijnlijk dat het internet in Cali enkele uren uit de lucht is geweest tijdens de protesten, maar dit is niet definitief bevestigd. Van elektriciteitsafsluitingen lijkt geen sprake te zijn geweest.
In het geval dat deze signalen waar blijken: bent u bekend met de oorzaak dan wel reden van het afsluiten van elektriciteit en internet aldaar?
Internetafsluiting kan thans niet definitief worden bevestigd, noch eventuele oorzaken.
Sluit u zich aan bij de zorgen die door de Verenigde Naties zijn geuit5 over het geweld tegen demonstranten?
Het kabinet deelt de zorgen die door de Verenigde Naties zijn geuit. Het is van belang dat het geweld tegen demonstranten wordt onderzocht en dat verantwoordelijken voor schendingen van mensenrechten worden bestraft.
Bent u bereid om er bij de Colombiaanse regering op aan te dringen dit politiegeweld tegen demonstranten te staken? Zo ja, met welke middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland draagt op dit moment bij aan intensief overleg tussen de internationale gemeenschap, de Colombiaanse overheid en belangenorganisaties. Bij deze initiatieven staan de noodzaak om het geweld terug te dringen en het aandringen op onderzoek en dialoog tussen alle betrokken partijen centraal.
Zo neemt Nederland samen met andere EU-lidstaten deel aan gesprekken met betrokken partijen als de Colombiaanse Ombudsman, Officier van Justitie en Inspector General. Het laatstgenoemde gesprek tussen de internationale gemeenschap en de Inspector General werd door Nederland in samenwerking met Canada en de OHCHR gefaciliteerd. Ook neemt de Nederlandse ambassadeur samen met collega ambassadeurs op uitnodiging van het Colombiaanse Congres deel aan reizen naar verschillende plekken in Colombia om gezamenlijk te luisteren naar de zorgen en visies van de betrokken partijen, van bestuurders tot ondernemers, religieuze vertegenwoordigers, jongeren, mensenrechtenverdedigers en demonstranten. Zo bracht hij onlangs in dit kader een bezoek aan Cali, het epicentrum van de protesten.
Verder zal Nederland, via de ambassade in Bogotá en de EU, de Colombiaanse instituties belast met het onderzoek naar excessief geweld blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid en de uitkomsten van dit onderzoek op de voet volgen.
Kent u het bericht «Grapperhaus informeerde Kamer verkeerd over dode informant»?1
Ja.
Hebt u de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid van 16 april 2021 met onderwerp «Vragen over onderzoeken naar het TCI van DLIO» gelezen?2
Er is mij een brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) aan de korpschef met hetzelfde onderwerp bekend van 23 april 2021. Deze is gepubliceerd op de website van de Inspectie. In mijn brief aan uw Kamer van 26 april jl., baseer ik mij op de brief van de Inspectie van 23 april 2021.3
Klopt het dat de Inspectie hierin concludeert en uitdrukkelijk, zelfs twee keer, bevestigt, dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan, hetgeen ook door het Openbaar Ministerie wordt bevestigd?
De Inspectie concludeert dit ook in de brief van 23 april 2021.
Erkent u dat u in het Nota-overleg met de commissie Justitie en Veiligheid op 3 februari 2021 op twee mededelingen van bovengetekende, inhoudende dat de betrokken politieagenten niet door de Rijksrecherche zijn gehoord, hebt gezegd: «dit is het Inspectierapport en dat is mijn huiswerk» en «dat moet ik op enig moment respecteren.»?
Tijdens het notaoverleg politie op 3 februari heb ik mij gebaseerd op de bevindingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid, zoals geformuleerd in het eerste deelrapport over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid.4 De bevindingen van de Inspectie zijn voor mij een gegeven.
Conform het rapport van de Inspectie heb ik gemeld dat de Inspectie interviews heeft gehouden met medewerkers en oud-medewerkers van de DLIO. Tevens heb ik erop gewezen dat de Inspectie met betrekking tot de taakuitvoering van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de LE in haar rapport concludeert dat het bevoegd gezag en de direct betrokken hernieuwd vertrouwen hebben in het TCI en dat er geen aanleiding is geweest tot nader onderzoek.
In mijn brief van 26 april jl. heb ik uw Kamer gemeld dat de Inspectie op grond van een eigenstandige reconstructie op procesniveau concludeert dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen in 2015 en 2019, in tegenstelling tot hetgeen in het Inspectierapport over de DLIO was vermeld.5 Nu is gebleken dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden, heb ik de politie en het OM alsnog verzocht een onafhankelijk feitenonderzoek in te stellen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Bent u het met ons eens dat u, als baas van het Openbaar Ministerie, waar de Rijksrecherche onderdeel van is, vervolgens zelf onderzoek had kunnen en moeten doen in een dergelijke zware zaak, waar de vraag speelt over de dood van twee politie-informanten?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom zijn de betrokken politieagenten, die al sinds 2016 wijzen op structurele misstanden op de werkvloer en bij hun leidinggevenden, niet door de Rijksrecherche gehoord? En zo nee, waarom zijn zij niet gehoord in zo’n zware zaak waar de vraag speelt of er causaal verband is tussen deze misstanden en de dood van twee politie-informanten?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de betrokken politieagenten over het gebeuren rondom de politie-informanten moesten zwijgen op last van de betreffende leidinggevende(n) van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) en/of de Dienst Landelijke Informatieorganisatie en/of de Landelijke Eenheid?
Zie antwoord vraag 4.
En zo ja, bent u het met ons eens dat u door de verantwoordelijken van de Landelijke Eenheid verkeerd, of op zijn minst onvolledig, bent u geïnformeerd?
De Inspectie heeft op basis van een eigenstandige reconstructie op procesniveau geconcludeerd dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen in 2015 en 2019. De Inspectie heeft mij desgevraagd laten weten dat zij niet heeft geconstateerd dat de Landelijke Eenheid tijdens het onderzoek naar de DLIO op enig moment informatie heeft achtergehouden.
Deelt u onze mening dat de Kamer hierdoor ook met een kluitje in het riet is gestuurd, omdat onwelgevallige informatie door de Landelijke Eenheid duidelijk onder de pet is gehouden? Zo ja, gaat u stappen ondernemen tegen de hiervoor verantwoordelijken bij de Landelijke Eenheid en zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht 'Zware kritiek op leiding van geheime politiedienst' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zware kritiek op leiding van geheime politiedienst»?1
Ja.
Klopt het dat binnen het team Werken Onder Dekmantel (WOD) wantrouwen heerst tegen de leiding en dat sprake is van manipulatie en een afrekencultuur?
Ik wil andermaal beklemtonen dat de korpsleiding en ik hechten aan het doorbreken van negatieve patronen in teams en het adequaat opvolgen van signalen van misstanden. De politie moet een veilige en inclusieve werkomgeving bieden, waarin medewerkers zich vrij voelen om misstanden onder de aandacht kunnen brengen.
Zoals ik heb toegelicht in mijn beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid (LE), zijn er bij de LE verbeteringen nodig op het gebied van cultuur en leiderschap.2 Dit vormt onderdeel van de programmatische aanpak voor de LE, die op dit moment wordt opgezet. Op dit moment doet de Inspectie Justitie en Veiligheid in het kader van het onderzoek naar de kwaliteit en taakuitvoering bij de LE onderzoek naar de Dienst Specialistische Ondersteuning, waar het team Werken Onder Dekmantel onder valt. Indien de bevindingen van de Inspectie hiertoe aanleiding geven, zal de programmatische aanpak worden aangepast.
Klopt het dat degene(n) die kritiek uiten/hebben geuit op de leiding er «snoeihard worden uitgewerkt»? Zo nee, wat is dan het juiste verhaal?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in de afgelopen jaren meerdere agenten uit dit team zijn gezet, al dan niet met een afkoopsom en/of een zwijgplicht? Zo nee, wat is dan wel juist?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de begeleiding en de nazorg voor deze undercoveragenten ernstig tekortschieten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te (laten) zorgen dat dit per direct wel goed geregeld zal zijn? Zo nee, beseft u dat u in dat geval mede-verantwoordelijk bent voor het in gevaar komen van deze agenten en ook van operaties die zij uitvoeren/gaan uitvoeren?
De signalen over de werkomstandigheden bij de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid (LE), waarover verschillende media hebben bericht, zijn zorgelijk. Evenals uw Kamer heb ik vragen die ik urgent beantwoord wil zien.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 26 april jl. zal een commissie onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de heer Oebele Brouwer, een grondig en onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de feiten en omstandigheden van het overlijden van de medewerker van de Dienst Specialistische Ondersteuning (DSO), waaronder een mogelijk verband met de werkomstandigheden bij afdeling Afgeschermde operaties, die deel uitmaakt van de DSO.3 Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren.
Is er een causaal verband tussen de dood van een infiltrant uit dit team en de ingetrokken belofte die eerder aan hem is gedaan?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat grote incidenten onder het tapijt worden geveegd en dat kleine fouten meteen worden afgestraft, ofwel dat de klappen (alleen) op de werkvloer vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de reactie van het hoofd van de Landelijke Eenheid, inhoudende dat ze de kritische signalen binnen WOD «niet herkent» volstrekt ongeloofwaardig is? Zo nee, waarom niet? En zo nee, deelt u de mening dat deze ongeloofwaardige reactie bewijst dat zij geen enkel idee heeft wat er op de werkvloer van de Landelijke Eenheid speelt?
Welke eerdere signalen er wel of niet waren en of en zo ja, hoe ze zijn opgepakt, komt aan de orde in de verschillende onderzoeken die op gang zijn gebracht.
Deelt u de mening dat dit de vierde keer is in korte tijd dat een onderdeel van de Landelijke Eenheid uiterst negatief in het nieuws is? Zo ja, deelt u dan de mening dat de werkvloer tegen deze niet functionerende «leiding» beschermd moet worden? Zo ja, wat gaat u in dat kader doen?
Het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid4, geeft een goed beeld van de achtergrond van de hier aan de orde zijnde problematieken. Die zijn in hun oorzaken en omvang verschillend van aard. In mijn beleidsreactie heb ik een brede aanpak aangekondigd, waarbinnen al deze vraagstukken en ook die van cultuur en leiderschap een plek heeft gekregen. Deze programmatische aanpak voor de LE wordt op dit moment opgezet.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden gezien de uiterst urgente situatie?
Ja.
Het bericht dat er crisis is binnen het undercoverteam van de politie |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Klopt het dat er binnen het undercoverteam van de politie grote onrust heerst?1
De signalen over de werkomstandigheden bij de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid, waarover verschillende media hebben bericht, zijn zorgelijk. Evenals uw Kamer heb ik vragen die ik urgent beantwoord wil zien.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 26 april jl.2 zal een commissie onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de heer Oebele Brouwer, een grondig en onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de feiten en omstandigheden van het overlijden van de medewerker van de Dienst Specialistische Ondersteuning (DSO), waaronder een mogelijk verband met de werkomstandigheden bij afdeling Afgeschermde operaties, die deel uitmaakt van de DSO. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren.
Hoe hoog is het ziekteverzuim binnen dit specifieke team?
Het ziekteverzuim (12-maandsgemiddelde) binnen de Dienst Specialistische Operaties is 4,6%. Het ziekteverzuim (12-maandsgemiddelde) binnen het team Werken Onder Dekmantel is 5,9%. Het afgesproken 12-maandsgemiddelde uit het plan van aanpak verzuim voor de gehele politie bedraagt 5,9%.
Klopt het dat er klokkenluiders zijn overgeplaatst na het melden van misstanden? Zo ja, vindt u het ook niet bijzonder zorgelijk dat deze signalen vaker gegeven worden bij de politie?
De commissie onder voorzitterschap van de heer Brouwer zal in het kader van het onderzoek met (ex-)medewerkers van het team Werken Onder Dekmantel spreken. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek en evenmin ingaan op individuele casuïstiek. Wel is het zo dat de politie beschikt over een klokkenluidersregeling conform de Europese regels op dit vlak. Dat betekent dat zij beschikt over een interne klokkenluidersregeling en een intern meldpunt.
Ik wil daarnaast andermaal beklemtonen dat de korpsleiding en ik hechten aan het doorbereken van negatieve patronen in teams en het adequaat opvolgen van signalen van misstanden. De politie moet een veilige en inclusieve werkomgeving bieden, waarin medewerkers misstanden onder de aandacht kunnen brengen.
Zoals ik heb toegelicht in mijn beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid, zijn er verbeteringen nodig op het gebied van cultuur en leiderschap. Dit vormt onderdeel van de programmatische aanpak voor de Landelijke Eenheid, die op dit moment wordt opgezet.3
Welke organisatie of afdeling is verantwoordelijk voor het ingestelde onderzoek? Zijn zij onafhankelijk? Zo nee, bent u bereid een onafhankelijk onderzoek uit te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of het werk van dit team door de onrust in gevaar is gekomen? Wat voor gevolgen heeft dit voor de veiligheid?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat de politietop luxe vluchten boekt |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat het ongepast is dat hooggeplaatste politiefunctionarissen luxe vluchten boeken terwijl economy de standaard is? Zo nee, waarom niet?1
Het sinds medio 2016 geldende dienstreisbeleid van de politie is dat politiemedewerkers bij vliegreizen binnen Europa economy class reizen en bij vliegreizen buiten Europe economy comfort class. Het bevoegd gezag kan evenwel toestemming geven voor het reizen in business class als daarvoor een gegronde reden is. Van een gegronde reden is bijvoorbeeld sprake als de politiemedewerkers direct na aankomst een belangrijke zakelijke bespreking heeft, of als de politiemedewerker deel uitmaakt van een (buitenlandse) delegatie en andere delegatieleden business class reizen. De reisdeclaraties van de politietop zijn overigens openbaar en worden als onderdeel van hun bestuurskosten op de website van de rijksoverheid geplaatst.
Bent u het met de vakbonden eens dat onafhankelijk onderzoek hier op zijn plek is? Zo nee, waarom niet?
De afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de Landelijke Eenheid (LE) heeft onderzoek gedaan naar de reisdeclaraties van het voormalige hoofd van de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO) van de LE. Uit dit onderzoek is gebleken dat er rechtmatig is gehandeld. De leiding van de LE heeft wel geconstateerd dat er onvoldoende naar de doelmatigheid van het reisgedrag van het hoofd DLIO is gekeken.
De LE heeft het beleid ten aanzien van de sturing op de doelmatigheid van dienstreizen inmiddels aangescherpt. Buitenlandse dienstreizen worden nadrukkelijk getoetst op nut en noodzaak en aansluiting op de hoofdtaken van de betreffende medewerker. Hierbij wordt ook de frequentie van buitenlandse dienstreizen meegewogen. Daarnaast is duidelijk gemaakt dat er van leidinggevenden bij uitstek voorbeeldgedrag wordt verwacht.
Kunt u aangeven of er meer functionarissen zijn bij de politietop die vaker businessclass vliegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel politiefunctionarissen verdienen meer dan 150.000 euro per jaar? Kunt u dat afzetten tegen de looneis van de politieagenten, die nu cao-acties voeren om er niet op achteruit te gaan?
In 2020 verdienden 34 politiemedewerkers meer dan € 150.000 per jaar. Dat inkomen was overeenkomstig de functie die zij vervulden. De looneis die de politievakbonden hebben gesteld in de cao-onderhandelingen betreft politiemedewerkers van alle functieniveaus. Zoals ik eerder heb gemeld, hecht het kabinet aan goede arbeidsvoorwaarden voor alle politiemedewerkers.
Begrijpt u de onvrede binnen de politie over dit soort gedrag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie nu is? Is er orde op zaken gesteld? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangekondigd in mijn beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de LE2 en mijn brief over de ontwikkelingen bij de LE3, wordt er een programmatische aanpak ingericht voor de realisatie en borging van de (verbeter)maatregelen bij de LE, waaronder bij DLIO. De eenheidsleiding van de LE is inmiddels versterkt met een externe programmadirecteur, die verantwoordelijk is voor de inrichting, uitvoering en monitoring van de programmatische aanpak.
Waarom duurde het maar liefst 1,5 jaar voordat er gereageerd werd op een wob-verzoek?
Het afhandelen van het wob-verzoek in kwestie was zeer arbeidsintensief en er was sprake van onderbezetting. Niettemin heeft het afhandelen van dit wob-verzoek te veel tijd in beslag genomen. Dat betreur ik. Ik heb de korpschef gewezen op de wenselijkheid van de snelle afhandeling van wob-verzoeken.
Deelt u de mening dat de politie zich aan de wet moet houden? Zo ja, waarom duren antwoorden op wob-verzoeken wel vaker veel te lang bij de politie? Kunt u aangeven hoe vaak dit voorkomt?2
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat het NFI de komende jaren minder onderzoeken kan doen door financiële tekorten. |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het NFI de komende jaren minder onderzoeken kan doen door financiële tekorten? Was u op de hoogte van deze financiële tekorten?1
Ja.
Klopt het dat het aantal onderzoeken naar explosieven bij het NFI de afgelopen vijf jaar is verdubbeld; klopt het voorts dat het NFI daar geen extra budget voor heeft gekregen? Zo ja, waarom heeft het NFI hier geen extra budget voor gekregen?
Het klopt dat het aantal onderzoeken naar explosieven ongeveer is verdubbeld, maar dit is niet direct gekoppeld aan een geldstroom voor deze onderzoeken. Het NFI wordt niet op basis van het aantal producten en/of per onderzoeksgebied gefinancierd, maar ontvangt van mijn ministerie jaarlijks een vast bedrag waarmee alle forensische onderzoeken bij het NFI ten behoeve van de strafrechtketen worden gefinancierd (lump sum financiering). In een Service Level Agreement wordt in afstemming met OM en politie jaarlijks vastgelegd hoeveel van ieder product geleverd wordt. Van sommige producten wordt de productie van het ene jaar op het andere verhoogd, terwijl die van andere producten juist wordt verlaagd.
Klopt het dat het NFI de komende jaren minder onderzoeken kan uitvoeren voor politie en OM, vanwege financiële tekorten? Zo ja, om hoeveel onderzoeken gaat het dan en acht u dit wenselijk?
Het NFI heeft een jaarplan voor 2021 ingediend met een sluitende exploitatie ten opzichte van de op mijn begroting beschikbare middelen en daarop gebaseerde financiële kaderstelling. Het klopt echter dat het NFI de komende jaren minder onderzoeken uit kan voeren voor politie en OM. Het NFI heeft vastgesteld dat in de afgelopen jaren tegen een te lage kostprijs onderzoeken zijn geproduceerd, omdat er te weinig geld is besteed aan de bedrijfsvoering: het onderhouden en vernieuwen van IT-systemen en het vervangen van laboratoriumapparatuur. Voor de continuïteit van de organisatie is het essentieel dat het NFI de kosten van onderhoud, vervanging en vernieuwing opneemt in haar kostprijzen.
De keerzijde van hogere kostprijzen is dat bij een gelijkblijvend lump sum budget (ca. € 74 mln.) de productie in 2021 omlaag moet ter waarde van 1,6 tot 2,0 miljoen euro. Om de daling van de productie te dempen is door mijn ministerie 1 miljoen euro vrij gemaakt in 2021 (door een meevaller binnen het forensische domein in 2020) voor forensisch onderzoek. Bij de besteding van dit extra geld zijn de behoeften van OM en politie leidend. Hiermee wordt de aanvankelijke daling in productie teruggebracht naar 0,6 tot 1,0 miljoen euro. Door de wijze van financieren (zie het antwoord op vraag 2) is het niet mogelijk om dit geldbedrag uit te drukken in aantallen onderzoeken.
Ook in de komende jaren zal het nodig zijn om een hoger bedrag dan in de afgelopen jaren te besteden aan de bedrijfsvoering. In het kader van de begrotingsvoorbereiding wordt de precieze hoogte van deze bedragen nog vastgesteld. Dat zal duidelijk worden in de begroting 2022 die uw Kamer op Prinsjesdag ontvangt.
Klopt het dat het budget van het NFI ook nog eens met 5% gekort wordt, zoals door de directeur van het NFI in het artikel wordt gezegd? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de aandacht die u wilt geven aan het terugdringen van (georganiseerde) misdaad?
Nee, het budget voor het NFI blijft de komende jaren gelijk. De algemeen directeur van het NFI heeft gezegd dat hij verwacht dat het NFI in 2025 ca. 5% extra van het lump sum budget moet reserveren voor de kosten van de informatietechnologie en laboratoriumapparatuur. Zoals vermeld in antwoord 3 wordt de precieze hoogte van de bedragen nog vastgesteld.
Waarom heeft het NFI geen extra geld gekregen voor het vervangen van apparatuur en ICT? Erkent u dat de vervanging van apparatuur en ICT nu ten koste gaat van het aantal onderzoeken dat het NFI kan uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet in antwoord 3 gaan de noodzakelijke vervanging en het onderhoud van apparatuur en ICT nu ten koste van het aantal onderzoeken dat het NFI uit kan voeren, zij het dat daar door mij deels compensatie voor is gevonden door een extra bijdrage. In antwoord 3 heb ik toegelicht hoe de daling van de productie in 2021 is gedempt tot 0,6–1,0 mln. euro. Hier bovenop meer geld voor het NFI vrijmaken kan niet zonder een verlaging van andere posten op de begroting van mijn ministerie. Binnen de huidige begroting zie ik hiervoor geen vrije ruimte.
Bent u bereid extra geld vrij te maken voor het NFI zodat het NFI meer onderzoeken kan doen om de opsporing te ondersteunen in strafzaken, of in ieder geval niet mínder onderzoeken hoeft te doen dan het de afgelopen jaren heeft gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De berichtgeving ‘Aantal online bedreigingen tegen agenten afgelopen jaar verdubbeld’ |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de jaarcijfers «Geweld Tegen Politie Ambtenaren» waaruit blijkt dat het aantal online bedreigingen richting politieagenten afgelopen jaar is verdubbeld?1
Ja.
Hoe duidt u deze schrikbarende toename van het aantal online bedreigingen?
Onze samenleving digitaliseert en op sociale media lijkt de drempel laag om anderen, waaronder politieambtenaren, te bedreigen en te intimideren.
Bent u ervan op de hoogte dat steeds vaker op sociale media een oproep wordt geplaatst om privégegevens van agenten te delen (hierna: doxing)? Is dit in strijd met de eigen richtlijnen van bekende sociale media platforms?
Ik ben hiervan op de hoogte en keur dit soort praktijken waarmee wordt gepoogd politieambtenaren te intimideren of bedreigen, net als alle agressie en geweld tegen de politie, ten zeerste af.
Platformen zijn op grond van de Richtlijn elektronische handel verplicht om content van hun platform te verwijderen indien zij er weet van hebben dat die content als strafbaar of anderszins onrechtmatig kan worden aangemerkt. De meeste (grote) platformen hebben dit uitgangspunt doorvertaald in hun eigen gebruikersvoorwaarden.
Welke mogelijkheden ziet u om de online bedreigingen terug te dringen? Welke manieren ziet u om doxing te voorkomen?
Dit is een maatschappelijk probleem waar ik met zorg naar kijk. Ik ga, mede naar aanleiding van een daartoe strekkende motie van het lid Michon-Derksen (VVD)2, 3, vóór het zomerreces een wetsvoorstel in consultatie brengen waarmee een aanvullende strafbaarstelling rond het fenomeen doxing wordt geïntroduceerd. Ik heb gaf dit al aan bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit op 27 mei jl.4
Vanuit de rol van werkgever maakt de politie haar medewerkers bewust om terughoudend te zijn met het delen van gegevens op social media. Daarnaast heeft de politie recent een «Nationaal handelingskader doxing» opgesteld om medewerkers die hiermee te maken krijgen goed te ondersteunen. Hierin staat, naast eerdergenoemde preventieadviezen, duidelijk vermeld welke stappen worden genomen om op te treden tegen plegers die online intimideren of privégegevens (proberen te) publiceren. De veiligheid van de politiemedewerker en zijn omgeving staat hierin centraal.
Wanneer er sprake is van een strafbaar feit, is het uitgangspunt dat aangifte wordt gedaan. Dit onder vermelding van de code GTPA resulterend conform het Veilig-Publieke Taak-beleid van het openbaar ministerie in een hogere strafeis. De officier van justitie kan tijdens het opsporingsonderzoek met machtiging van de rechter-commissaris onder bepaalde voorwaarden het platform bevelen gegevens ontoegankelijk te maken.5 Hieraan kan een verzoek aan het platform of plaatser tot vrijwillige verwijdering vooraf gaan.
Wanneer er geen sprake is van een strafbaar feit vindt er een alternatieve interventie plaats. Hierin staat het voeren van een gesprek met degene die het bericht heeft geplaatst centraal. Een dergelijk gesprek vindt alleen plaats wanneer de gegevens van de plaatser bekend zijn.
Daarnaast bestaan er mogelijkheden binnen het civiele recht, waarvan de politie gebruik maakt. Platformen zijn op grond van de Richtlijn elektronische handel6 verplicht om content van hun platform te verwijderen indien zij er weet van hebben dat die content als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De politie kan de plaatser en/of het betreffende platform sommeren deze content te verwijderen en verwijderd te houden. Als een platform de content niet vrijwillig verwijdert, handelt het zelf onrechtmatig en kan een politieambtenaar verwijdering afdwingen bij de civiele rechter. Uiteraard kan de ook een civiele procedure worden gestart tegen een plaatser van wie de identiteit bekend is en die geen gehoor geeft aan de sommatie.
Tot slot: wanneer er daadwerkelijk sprake is van een werkgerelateerde dreigende situatie in de privésfeer dan volgt de politie tevens het «protocol bedreigde collega’s». De politiemedewerker krijgt in deze situatie alle hulp aangeboden die nodig is. Dit kan zowel sociale, emotionele of juridische hulp zijn. Afhankelijk van de concrete situatie wordt vervolgens gekeken wat er nodig is om de veiligheid van de politiemedewerker en zijn of haar gezin te waarborgen.
Wat zijn de huidige richtlijnen wanneer agenten te maken krijgen met ernstige online intimidatie en het publiceren van de privégegevens? Worden agenten hierbij ondersteund?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens om maatregelen te treffen om doxing en bedreigingen tegen agenten tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
De oproep van agenten om het dreigend vragen naar privégegevens strafbaar te stellen. |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Politie: maak dreigend vragen naar privégegevens op internet strafbaar»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het delen van privégegevens van politieagenten ervoor kan zorgen dat politieagenten hun werk minder goed kunnen uitoefenen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de opvatting dat dit een negatieve invloed kan hebben op het werk van individuele politieambtenaren en daarmee ook op de politie als geheel. Ik keur dit soort praktijken waarmee wordt gepoogd politieambtenaren te intimideren of bedreigen, net als alle agressie en geweld tegen de politie, ten zeerste af.
Denkt u dat er een effect is van de toename van doxing en intimidatie op het werven van nieuwe politieagenten? Zo ja, hoe groot denkt u dat dat effect is?
Op dit moment is het aanbod van mensen die bij de politie willen werken onverminderd groot.
Hebben de agenten die te maken hebben gehad met intimidatie aan de voordeur aangifte gedaan? Zo ja, hoeveel aangiftes zijn er gedaan en in welk stadium bevinden die aangiftes zich?
Als er sprake is van strafbaar handelen, is het staand beleid dat de medewerkers vanuit de politieorganisatie worden gestimuleerd om aangifte te doen. Ze worden daarin op verschillende manieren ondersteunt om dit zo laagdrempelig mogelijk te maken. In individuele casussen kan ik verder niet treden.
Wat doet u om doxing van politieagenten tegen te gaan?
Dit is een maatschappelijk probleem waarnaar ik met urgentie naar ga kijken. Zoals ik heb aangegeven bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit op 27 mei jl.2 zal ik, mede naar aanleiding van een daartoe strekkend voorstel van het lid Michon-Derksen (VVD)3, 4, vóór het zomerreces een wetsvoorstel in consultatie brengen waarmee een aanvullende strafbaarstelling rond het fenomeen doxing wordt geïntroduceerd.
Deelt u de mening van het politiecorps om «het dreigend vragen naar privégegevens» strafbaar te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe geeft u invulling aan deze oproep?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om extra aandacht te schenken aan het doxen van politieagenten in het beleidskader internetpesten? Zo nee, waarom niet?
Doxing is, net als pesten, een verzamelterm voor diverse strafbare, onrechtmatige en ongewenste gedragingen, die zich zowel online als in de fysieke wereld kunnen manifesteren. Het beleidskader internetpesten ziet op het (doen) verwijderen van onrechtmatige content. Voor zover een specifiek geval van doxing ook onrechtmatige handelingen bevat, zoals het zonder toestemming publiceren van persoonsgegevens, valt dit onder het beleidskader internetpesten.
Het stopzetten van de samenwerking met Amber Alert. |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Op welke manier is de overeenkomst tussen de rijksoverheid, de politie en Amber Alert vormgegeven? Klopt het dat zij 1,1 miljoen per jaar kregen om dit uit te voeren? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan wel?
De huidige dienstverlening van de firma Netpresenter B.V. voor het uitvoeren van het systeem AMBER Alert is vastgelegd in een contract tussen de politie en de firma Netpresenter met ingangsdatum 24 juli 2011.
De totale jaarlijkse kosten voor het verzenden van AMBER Alerts en Vermist Kind Alerts bedragen ca. € 1,1 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit een vast bedrag van jaarlijks € 1.060.497,24 inclusief BTW voor de dienstverlening door Netpresenter en een variabel bedrag voor de kosten van het verzenden van sms-berichten door de politieorganisatie.
Welke prestatie moet Amber Alert hiervoor leveren? Op welke manier wordt bepaald of deze prestaties daadwerkelijk geleverd worden? Hoe heeft Amber Alert dit de afgelopen jaren gedaan? Bent u hier tevreden over? Zo nee, hoezo niet?
Het huidige contract betreft het door de politie, via de digitale infrastructuur van Netpresenter, doen uitgaan van alerts en opsporingsberichten rond de vermissing van kinderen. Gemiddeld gaat het per jaar om ongeveer 1 tot 3 AMBER Alerts en 8 tot 10 Vermist Kind Alerts. AMBER Alerts zijn landelijke berichten die worden verzonden als het vermoeden bestaat dat het vermiste kind in direct levensgevaar is. Vermist Kind Alerts zijn veelal regionale berichten, die worden verzonden indien er geen sprake is van levensgevaar, maar de politie zich wel zorgen maakt om het welzijn van het kind en snel en gericht handelen noodzakelijk is. Voor zover bekend heeft Netpresenter deze diensten naar tevredenheid verricht.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van de heer Rutte op 12-12-2017 (2018D17340) waarbij u aangaf dat deze overeenkomst op een gegeven moment moet worden aanbesteed? Wanneer moet een dergelijke overeenkomst worden aanbesteed en waarom is hier met betrekking tot de functionaliteit van Amber Alert (alertering vermist kind) sprake van?
Ja. Op grond van de aanbestedingswetgeving dient een overeenkomst voor dienstverlening door een overheidsorganisatie Europees te worden aanbesteed indien de geraamde waarde van de opdracht evenveel of meer bedraagt dan het Europese drempelbedrag. De drempelbedragen worden door de Europese Commissie elke twee jaar vastgesteld. Het contract met Netpresenter overschrijdt het drempelbedrag. In oktober 2017 heeft de politie daarom aan Netpresenter het voornemen gemeld tot het starten van een openbare Europese aanbesteding van het contract voor de technische ondersteuning van vermist-kind-alerteringen. Ook uw Kamer is destijds over dit voornemen tot aanbesteding geïnformeerd1.
Kunt u toelichten of en hoe sinds deze beantwoording gepoogd is deze functionaliteit aan te besteden? Aan welke gunningscritria moest de alertering vermist kind voldoen? Is er sprake geweest van een verlopen aanbesteding? Kunt u sinds 12-12-2017 een tijdlijn schetsen over deze pogingen tot aanbesteding?
De in 2017 voorgenomen aanbesteding is niet gestart. In reactie op het in 2017 aangekondigde voornemen tot aanbesteden zoals toegelicht onder vraag 3, heeft Netpresenter er namelijk voor gekozen zich tegen deze aanbesteding te verzetten middels o.a. een bodemprocedure en daaropvolgend hoger beroep. In afwachting van deze juridische procedures is de voorgenomen aanbesteding aangehouden en is, ten behoeve van de continuïteit van de vermist-kind-alertering, het contract met Netpresenter verlengd conform de in dat contract vastgelegde bepalingen2. Deze vertraging in de voorgenomen aanbesteding is eveneens aan uw Kamer gemeld, meest recent in juni 20193.
Na de uitspraak in hoger beroep in februari 20204 resteerden geen juridische belemmeringen meer voor een andere invulling van de functionaliteit vermist-kind-alertering. Op dat moment was, anders dan in 2017, het in 2020 vernieuwde Burgernet een kansrijke optie om de functionaliteit vermist-kind-alertering in onder te brengen. Burgernet 2.0 beschikt onder meer over de mogelijkheid om berichten landelijk te versturen en de mogelijkheid om beeldmateriaal mee te zenden. Tevens is het bereik door het gebruik van de app en de sociale media aanzienlijk vergroot. De politie heeft deze optie technisch, organisatorisch en juridisch onderzocht en op basis van de totale analyse is besloten de functionaliteit vermist-kind-alertering te integreren in Burgernet 2.0.
De in 2017 voorgenomen aanbesteding heeft dus door de vertraging voortvloeiend uit de juridische procedures en de daarna gewijzigde mogelijkheden bij Burgernet uiteindelijk niet plaatsgevonden.
Is op dit moment de alertering vermist kind aanbesteed aan Burgernet 2.0? Zo nee, op welke manier bent u dan gekomen tot het besluit c.q. de overeenkomst om de functie alertering vermist kind bij Burgernet onder te brengen?
De politie heeft aan de leverancier van het Burgernetsysteem opdracht verstrekt voor de integratie van de functionaliteit vermist-kind-alertering bij Burgernet.
Voor een uitgebreidere toelichting hoe dit besluit tot stand is gekomen, verwijs ik u kortheidshalve naar het antwoord op vraag 2 van de vragen van de leden Van der Werf en Smeets (beiden D66), die in samenhang met onderhavige vragen zijn beantwoord.
Integratie van de vermist-kind-functionaliteit binnen het bestaande alerteringssysteem Burgernet past binnen het beleid om alerteringsfunctionaliteiten waar mogelijk te bundelen, alertering technisch beter in te richten en vanuit een landelijk operationeel concept te laten functioneren en alerteringsfuncties te laten beheren door de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS). De vermist-kind-functionaliteit komt met deze integratie in eigendom van de politie. De politie maakt zich in dit belangrijke proces los van commerciële partijen zodat zij meer controle heeft over alertering, alerteringssystematiek en de privacyaspecten rondom alertering en opsporingsberichtgeving.
Ligt er een verbintenis ten grondslag aan het onderbrengen van alertering vermist kind bij Burgernet? Zo ja, kunt u deze met ons delen? Zo nee, op basis waarvan wordt vastgesteld aan welke eisen en met welke middelen Burgernet deze functie moet vervullen?
De politie heeft, zoals gemeld bij vraag 5, aan de leverancier van het Burgernetsysteem opdracht verstrekt voor aanvullingen ten behoeve van de integratie van de functionaliteit vermist-kind-alertering bij Burgernet.
Uitgangspunt bij de integratie is dat de huidige kwaliteit, continuïteit en functionaliteit van de vermist-kind-voorziening gehandhaafd blijven, zoals ik ook in het verleden steeds aan uw Kamer heb toegezegd5. Voor de uitbreiding van Burgernet met deze functionaliteit wordt door de politie een eenmalige investering van ca. € 200.000 gedaan. Bijkomend voordeel is dat door de samenvoeging efficiencywinst op het beheer kan worden behaald, waardoor de structurele kosten aanzienlijk lager zullen zijn. Deze efficiencywinst valt op dit moment nog niet exact te kwantificeren.
Kunt u toelichten welke voordelen er zijn, functioneel dan wel financieel, voor het besluit om Burgernet deze functie te laten vervullen ten opzichte van de huidige situatie?
De huidige situatie is een contract waarvan de politie in 2017 heeft geconstateerd dat het niet langer rechtmatig is. Het besluit dit contract per eerstvolgende vervaldatum niet te verlengen maakt een einde aan deze onrechtmatigheid.
De voordelen van deze optie zijn hiervoor uitgebreid toegelicht, o.a. in het antwoord op vraag 3 van de leden Van der Werf en Smeets (beiden D66), dus onder verwijzing daarnaar som ik ze hier beknopt op. Na de uitspraak in hoger beroep in februari 20206 in de door Netpresenter aangespannen juridische procedure was, anders dan in 2017, integratie van de vermist-kind-alertering in Burgernet een kansrijke optie. Burgernet 2.0 beschikt over de mogelijkheid om landelijke berichten te versturen en de mogelijkheid om beeldmateriaal mee te zenden. Tevens is het bereik aanzienlijk vergroot door het gebruik van de app en de sociale media. Ook komt met deze integratie het eigendomsrecht van de vermist-kind-functionaliteit in eigendom van de politie. De politie maakt zich daarmee in dit belangrijke proces los van commerciële partijen, zodat zij meer controle heeft over de alertering, integrale alerteringssystematiek en de privacyaspecten rondom alertering en opsporingsberichtgeving.
Voor wat betreft de financiële voordelen benadruk ik nogmaals dat kostenbesparing niet de aanleiding is voor de keuze om de functionaliteit vermist-kind-alertering onder te brengen bij Burgernet, maar dat deze optie wel als bijkomend voordeel heeft dat door de samenvoeging een efficiencywinst op het beheer kan worden behaald. De structurele kosten zullen daarmee aanzienlijk lager uitvallen. Deze efficiencywinst valt op dit moment nog niet exact te kwantificeren.
Hoe verhoudt het onderbrengen van de functionaliteit alerting vermist kind zich tot de wet markt en overheid?
De Wet markt en overheid (waarmee de Mededingingswet is gewijzigd) beoogt te voorkomen dat concurrentievervalsing optreedt indien overheidsorganisaties economische activiteiten ontplooien. Met economische activiteiten wordt bedoeld activiteiten waarbij de overheid acteert als marktpartij, zoals bijvoorbeeld overheidsorganisaties die vastgoed verhuren of verkopen, stadswachten die bedrijventerreinen beveiligen, plantsoenendiensten die ook particuliere tuinen onderhouden, etc. Er is geen sprake van zo’n economische activiteit indien een overheidsorganisatie diensten van de markt betrekt of deze voor zichzelf verricht.
De werkzaamheden die de politie in het kader van de vermist-kind-alertering na de integratie bij Burgernet zelf zal uitvoeren vallen onder deze laatste omschrijving, namelijk diensten verricht voor de eigen organisatie, en gelden dus niet als economische activiteit waarop de Wet markt en overheid ziet.
Ik licht graag nader toe welke werkzaamheden de politie zelf uit zal voeren. Het onderbrengen van de functionaliteit vermist-kind-alertering bij Burgernet betekent dat de taken zoals die vallen onder het huidige contract met Netpresenter voor vermist-kind-alertering (nu onder de naam AMBER Alert), na de integratie met Burgernet anders worden belegd. De technische aanpassing van het systeem Burgernet en een deel van het technisch beheer komen te vallen onder de bestaande beheerovereenkomst met de leverancier van het Burgernet systeem. Het opdrachtgeverschap en alle organisatorische taken en het algemene beheer van Burgernet en de alerteringen komen te liggen bij de politie.
In hoeverre is het gebruikelijk om een functionaliteit die naar behoren wordt uitgevoerd door een marktpartij over te nemen als overheid? Wanneer kan daartoe worden besloten? Waarom wordt daar in dit geval toe besloten? Kunt u daarbij ook ingaan op uw uitspraken in 2017 dat dit voor het overgrote deel gewoon een commerciële, contractuele dienst is?
Ik kan alleen ingaan op deze specifieke situatie, het is mij niet bekend of een dergelijke situatie in het algemeen gebruikelijk is. De functionaliteit vermist-kind-alertering is in de afgelopen periode uitgevoerd door een marktpartij op basis van een commerciële overeenkomst. Nadat verdere verlenging van dit contract onrechtmatig bleek, heeft de politie een voorgenomen aanbesteding gecommuniceerd, conform vigerende aanbestedingswetgeving.
Door de vertraging die is opgelopen in afwachting van de juridische procedures gestart door Netpresenter is er, toen deze procedures uiteindelijk waren afgerond, een nieuwe situatie ontstaan die heeft geleid tot een nieuwe optie, te weten om deze functionaliteit te integreren in Burgernet. De politie heeft deze optie technisch, organisatorisch en juridisch onderzocht en op basis van die analyse besloten om deze functionaliteit te integreren in het bestaande, reeds in eigendom van de politie zijnde Burgernet.
Met de oplevering van Burgernet 2.0 zijn de mogelijkheden van Burgernet namelijk uitgebreid. De politie heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een nationaal werkende organisatie die in staat is om bijvoorbeeld landelijke applicaties/functionaliteiten te ontwikkelen en te beheren. De politie maakt daarnaast meer gebruik van moderne technieken en sociale media en heeft een eigen bereik. Integratie van de vermist-kind-functionaliteit in Burgernet past bij het beleid om alerteringsfunctionaliteiten waar mogelijk te bundelen, alertering technisch beter in te richten en vanuit een landelijk operationeel concept te laten functioneren en alerteringsfuncties te laten beheren door de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS). Tot slot komt de functionaliteit met deze integratie in eigendom van de politie. De politie maakt zich daarmee in dit belangrijke proces los van commerciële partijen zodat zij meer controle heeft over alerteringen en alerteringssystematiek en de privacyaspecten rondom alertering en opsporingsberichtgeving. Eén en ander laat onverlet dat geen sprake is van volledige inbesteding in die zin dat de politie de markt nog steeds nodig heeft voor het integreren van de functionaliteit vermist-kind-alertering in Burgernet. Deze integratiewerkzaamheden worden opgedragen aan de leverancier van het huidige Burgernet zoals toegelicht bij vraag 5.
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn en gelijktijdig met de vragen van PvdA, SP & D66 beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat brandweerpersoneel al jaren waarschuwt voor onveilige situaties |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Erkent u dat duikteams bij de brandweer van levensreddende waarde kunnen zijn?1
Ja. Dat geldt ook voor de andere door veiligheidsregio’s ingezette middelen in het kader van de taak ondersteuning bij waterongevallen, te weten oppervlaktereddingsteams en grijpreddingen.
Bij hoeveel brandweerkorpsen zijn de duikteams verdwenen, op non-actief gezet of anderszins qua opzet en inzet verminderd in de afgelopen 10 jaar?2
Gegevens over het aantal duikteams worden niet door mijzelf geregistreerd. Brandweer Nederland geeft aan dat het aantal duikteams de laatste jaren nagenoeg constant is, te weten ca. 50, en het aantal oppervlaktereddingsteams is toegenomen naar nu bijna 90. De grijpredding is een taak die elke basisbrandweereenheid uit kan voeren.
Eerder meldde ik uw Kamer dat in het kader van de regionalisering van de brandweer is gewerkt aan een bij die nieuwe schaal passende doelmatige inrichting van de uitvoering van taken3. Dat betreft onder meer de ondersteuning bij waterongevallen. Ook arbeidsveiligheid speelt een rol bij de verlaging van het aantal duikteams. In de loop der jaren zijn de regels en de eisen aan opleidingen en trainingen aangescherpt om duikers beter te beschermen. Het duiken bij de brandweer heeft een spoedeisend karakter en stelt daarmee extra hoge eisen aan de vakbekwaamheid van de duikers.
Erkent u dat hulpverleners in een ontzettend lastige en eventueel gevaarlijke situatie geplaatst worden als ze mensen willen redden maar dat niet op een veilige manier kunnen doen vanwege een gebrek aan collega’s of hulpmiddelen ter plekke, zoals de brandweerman die zonder duikuitrusting toch het water in sprong? Zo nee, waarom niet?
Hulpverleners zijn sterk gemotiveerd om hulp te verlenen en dan is het meer dan lastig als de mogelijkheden en omstandigheden er niet naar zijn om handelend op te treden. Alles is erop gericht om tijdig de juiste hulp te kunnen verlenen, maar dat is helaas niet altijd mogelijk. Het is de professionele afweging van de hulpverlener om steeds weer af te wegen wat verstandig is zonder onverantwoorde risico’s te nemen.
Deelt u de mening dat er een norm zou moeten zijn aan hoeveel duikteams er minimaal per gebied beschikbaar zouden moeten zijn? Zo ja, bent u bereid met aanvullende regels te komen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Regio-specifieke omstandigheden en afwegingen spelen een rol bij de inrichting van de ondersteuning bij waterongevallen. Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om daarbij te bepalen wat er nodig is aan bijvoorbeeld duikteams en oppervlaktereddingsteams.
Het stopzetten van het Amber Alert |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie stopt met Amber Alert, tot grote verrassing van Amber Alert»?1 en herinnert zich uw antwoorden over Amber Alert geuit tijdens het vragenuur van 12 december 2017?2
Ja.
Deelt u de mening dat het waarschuwingssysteem Amber Alert ten aanzien van de vermissing van een kind een grote naamsbekendheid en bereik binnen Nederland heeft? Zo ja, in hoeverre is bij het besluit te stoppen met Amber Alert daar rekening mee gehouden en waarom wordt dit weggegooid? Zo nee, waarom niet?
In tegenstelling tot wat veel van de berichtgeving doet vermoeden, stopt de politie niet met de functionaliteit vermist-kind-alertering. De politie heeft besloten het commerciële contract met het bedrijf Netpresenter B.V. voor de dienstverlening voor deze functionaliteit, die momenteel de merknaam AMBER Alert draagt, niet te verlengen3 en kiest ervoor deze functionaliteit onder te brengen bij het alerteringssysteem Burgernet dat in eigendom en beheer van de politie is. Daarmee zullen vermist-kind-alerteringen voortaan onder de herkenbare naam en huisstijl van Burgernet verschijnen, in plaats van onder de merknaam AMBER Alert. Uiteraard zal deze overgang duidelijk aan het publiek kenbaar worden gemaakt. Daarbij merk ik op dat een deel van de alerteringen vanuit Burgernet ook nu al vermissingen betreft, waaronder vermissingen van kinderen.
Waar is uw veronderstelling, dat berichten over vermissingen herkenbaarder worden als ze allemaal onder één systeem komen te vallen, op gebaseerd? Welk onderzoek ligt hieraan ten grondslag?
In mijn brief van 1 april jl.4 heb ik gemeld dat vermist-kind-berichten vanaf 22 juli a.s. onder de herkenbare naam en huisstijl van Burgernet zullen verschijnen en dat integratie van de vermist-kind-functionaliteit binnen Burgernet bijdraagt aan het overzichtelijker inrichten van de alerteringsfamilie. Tevens heb ik gemeld dat, door het integreren in een systeem dat eigendom van de politie is, de politie zich in dit belangrijke proces losmaakt van commerciële partijen en meer controle heeft over de alerteringen, alerteringssystematiek en de privacy-aspecten rondom alertering en opsporingsberichtgeving.
Deelt u de mening dat bij kindontvoeringen het slachtoffer vaak naar het buitenland wordt ontvoerd? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het nationale systeem van Burgernet daar geen rol in kan spelen terwijl Amber Alert wel internationaal actief is? Zo nee, waarom niet?
Het gebeurt inderdaad soms dat kinderen worden ontvoerd naar het buitenland. Als de politie indicaties heeft dat gebeurd is, zal zij in haar opsporingsonderzoek ook het buitenland betrekken. Het doorgeven van vermist-kind-alerteringen aan buitenlandse opsporingsinstanties kan daarbij een middel zijn. In Europees verband houden politiefunctionarissen van de aangesloten lidstaten contact met elkaar via een internationaal netwerk. Ook Nederland is hierbij aangesloten en vervult hierbij een actieve rol.
Aangesloten landen gebruiken verschillende systemen om dergelijke alerteringen door te geven. Het doorgeven van alerteringen aan het buitenland staat los van het gebruikte systeem.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat AMBER Alert (Nederland) een merknaam is, geen organisatie op zich. De heer Hoen, eigenaar van Netpresenter, heeft in 2008 het initiatief genomen een soortgelijk systeem als het AMBER Alert dat in Amerika reeds bestond op te zetten in Nederland en is merkhouder voor Nederland voor de naam en het beeldmerk AMBER Alert. Vanaf 2011 tot heden heeft Netpresenter de dienstverlening rondom vermist-kind-alertering voor de politie uitgevoerd op basis van een commercieel contract.
Hoe kan voorkomen worden dat waarschuwingen over vermiste kinderen verloren raken tussen de hoeveelheid berichten over tal van andere onderwerpen via Burgernet?
Landelijk te verzenden vermist-kind-berichten krijgen na de integratie bij Burgernet een eigen onderscheidende titel en in het oog springende weergave (met foto van het kind), waardoor de ontvanger direct ziet dat het om een vermist kind gaat. Ook kiest de politie bij een landelijke vermist-kind-alertering voor landelijke verspreidingskanalen, zoals de landelijke media, of bijvoorbeeld voor de inzet van de matrixborden boven snelwegen wanneer er een concreet voertuig en eventueel kenteken bekend is waarnaar uitgekeken moet worden.
Voor wat betreft de hoeveelheid berichten via Burgernet (over andere onderwerpen) merk ik op dat via Burgernet alerteringen voor incidenten of vermissingen – anders dan de landelijk te verzenden vermist-kind-berichten – lokaal worden verstuurd. Dit betekent dat burgers alleen een bericht ontvangen als er iets in hun omgeving gebeurt. Door de lokale Burgernet alerteringen zo gericht mogelijk te versturen, blijft het aantal burgers dat als gevolg van een incident of vermissing een lokale alert ontvangt, en daarmee het totale aantal alerts dat een individuele burger ontvangt, beperkt. Een landelijk verzonden vermist-kind-bericht zal dan ook naar verwachting voldoende aandacht trekken tussen eventuele andere berichten.
Welk bedrag wordt bespaard door Amber Alert stop te zetten en waarschuwingen over kindvermissingen onder te brengen bij Burgernet? Staat dit in verhouding tot de investeringen in Amber Alert die geleid hebben tot een effectief systeem van waarschuwingen in het geval van vermiste kinderen?
Kostenbesparing is niet de aanleiding voor de keuze om de functionaliteit vermist-kind-alertering onder te brengen bij Burgernet. Wel beschouw ik het als bijkomend voordeel dat door de samenvoeging efficiencywinst op het beheer kan worden behaald waardoor de structurele kosten aanzienlijk lager zullen zijn. Deze efficiencywinst valt op dit moment niet nader te kwantificeren.
In de huidige situatie bedragen de totale kosten voor het verzenden van AMBER Alerts en Vermist Kind Alerts jaarlijks ca. € 1,1 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit een vast bedrag van jaarlijks € 1.060.497,24 inclusief BTW voor de dienstverlening door Netpresenter en een variabel bedrag voor de kosten van het verzenden van sms-berichten door de politieorganisatie. Het contract betreft het door de politie, via de digitale infrastructuur van Netpresenter, doen uitgaan van alerts en opsporingsberichten rond de vermissing van kinderen. Gemiddeld gaat het per jaar om 1 tot 3 AMBER Alerts en 8 tot 10 Vermist Kind Alerts. AMBER Alerts zijn landelijke berichten die worden verzonden als het vermoeden bestaat dat het vermiste kind in direct levensgevaar is. Vermist Kind Alerts zijn veelal regionale berichten, die worden verzonden indien er geen sprake is van levensgevaar, maar de politie zich wel ernstige zorgen maakt om het welzijn van het kind en snel en gericht handelen noodzakelijk is.
Voor de uitbreiding van Burgernet met de vermist-kind-functionaliteit wordt door de politie een eenmalige investering van ca. € 200.000 gedaan. De structurele kosten voor het beheer (meerkosten op het huidige beheer van Burgernet) zijn nog niet exact te kwantificeren, maar zullen aanzienlijk lager zijn dan de kosten van het huidige contract.
Is er overleg met Amber Alert geweest over de stopzetting van Amber Alert? Zo ja, wanneer en zijn argumenten van Amber Alert om door te gaan meegenomen in de overweging om toch daarmee te stoppen? Zo ja, hoe is er dan toch tot dat besluit gekomen?
Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat de politie het verzorgen van vermist-kind-alerteringen continueert. De politie heeft besloten het contract met de firma Netpresenter te beëindigen omdat verlenging onrechtmatig zou zijn. De politie kiest ervoor deze functionaliteit onder te brengen bij het alerteringssysteem Burgernet dat in eigendom en in eigen beheer van de politie is. Daarmee zullen vermist-kind-alerteringen voortaan onder de naam Burgernet verschijnen.
De vraag of er «overleg met AMBER Alert» is geweest interpreteer ik als de vraag of er overleg met de firma Netpresenter B.V. is geweest. Netpresenter is in de huidige situatie contractpartij van de politie. Als zodanig heeft de politie Netpresenter vroegtijdig in 2017 op de hoogte gebracht van de noodzaak en het voornemen tot aanbesteden van de functionaliteit vermist-kind-alertering. Netpresenter heeft in reactie daarop, zowel in gesprekken als met juridische procedures, kenbaar gemaakt zich tegen deze aanbesteding te verzetten. Na de uitspraak in hoger beroep in 20205 resteerden geen juridische belemmeringen meer voor een andere invulling van de functionaliteit vermist-kind-alertering.
Het besluit om de functionaliteit vermist-kind-alertering te integreren in Burgernet is op 1 april jl. mondeling en schriftelijk aan Netpresenter medegedeeld. Aansluitend op dat gesprek is de brief aan uw Kamer verzonden, met daarin de motivatie op dit besluit. Voor een uitgebreidere toelichting hoe dit besluit tot stand is gekomen, verwijs ik u kortheidshalve naar het antwoord op vraag 2 van de vragen van de leden Van der Werf en Smeets (beiden D66), die in samenhang met onderhavige vragen zijn beantwoord.
Waarom was u in 2017 nog «zeer enthousiast […] over Amber Alert» en benadrukte u nog uitdrukkelijk het succes van Amber Alert en stelde dat Amber Alert «zich de afgelopen jaren [heeft] bewezen en zal dat in de toekomst ook doen»?3 en waarom bent u nu blijkbaar minder enthousiast geworden?
Zoals ik in mijn brief van 1 april jl. heb gesteld, is vermist-kind-alertering van grote waarde om ontvoerde of in levensgevaar verkerende kinderen terug te vinden, door de vermissing razendsnel en op grote schaal onder de aandacht van burgers en bedrijven te brengen. In de periode van 2008 tot nu heeft de firma Netpresenter deze functionaliteit op een goede manier aangeboden onder de merknaam AMBER Alert. In mijn beantwoording tijdens het mondelinge vragenuur van 12 december 20177 heb ik dan ook mijn lof hiervoor uitgesproken, zoals diverse van mijn ambtsvoorgangers eerder.
Ik ben onverminderd enthousiast over en overtuigd van nut en noodzaak van een vermist-kind-functionaliteit. Deze functionaliteit wordt dan ook gecontinueerd. De keuze om deze functionaliteit te integreren in Burgernet vloeit voort uit de gewijzigde omstandigheid dat door de vernieuwing van Burgernet dit systeem goed geëquipeerd is om de vermist-kind-berichten te gaan versturen en dit ook past in het bredere beleid rondom alerteren. Burgernet 2.0 beschikt over onder meer de mogelijkheid om landelijke berichten te versturen en de mogelijkheid om beeldmateriaal mee te zenden. Bovendien is Burgernet in eigendom van de politie.
Mijn waardering zoals ik die destijds heb uitgesproken voor het werk dat Netpresenter gedurende de contractperiode heeft verricht is onveranderd. De keuze voor beëindiging van het contract met Netpresenter vloeit voort, zoals ik ook op 12 december 2017 aan uw Kamer heb uitgelegd, uit de geconstateerde onrechtmatigheid van verdere verlenging van het contract.
Deelt u de mening dat uit niets blijkt dat Burgernet ten aanzien van waarschuwingen van kindontvoeringen effectiever zal worden dan Amber Alert en wellicht zelfs minder effectief? Zo ja, waarom stopt u dan toch met Amber Alert? Zo nee, waar blijkt het tegendeel dan precies uit?
Ik ben van mening dat niet blijkt dat de functionaliteit vermist-kind-alertering na integratie binnen Burgernet minder effectief zal worden dan de huidige alertering door Netpresenter onder de naam AMBER Alert.
De reden voor beëindiging van het huidige contract met Netpresenter is, zoals al in 2017 aan Netpresenter is gemeld, de geconstateerde onrechtmatigheid van dit contract. Het feit dat de beëindiging van het contract is uitgesteld naar aanleiding van de door Netpresenter gevoerde juridische procedures verandert niets aan deze constatering uit 2017.
Wilt u terugkomen op het besluit om met Amber Alert te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Allereerst herhaal ik, zoals gesteld in het antwoord op vraag 2, dat de politie het verzenden van vermist-kind-alerteringen continueert. De politie beëindigt het contract met de firma Netpresenter voor de dienstverlening daarvoor en kiest ervoor de functionaliteit vermist-kind-alertering onder te brengen bij het alerteringssysteem Burgernet dat in eigendom en eigen beheer van de politie is. Daarmee zullen vermist-kind-alerteringen voortaan onder de naam Burgernet verschijnen, in plaats van onder de merknaam AMBER Alert.
Ik onderschrijf dit besluit van de politie, dat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en bovendien een onrechtmatige situatie opheft, en ben niet van mening dat de politie terug zou moeten komen op dit besluit.
Samen met de politie ben ik ervan overtuigd dat de politie met de integratie in Burgernet een kwalitatief goed en toekomstbestendig product kan neerzetten, waarbij het uitgangspunt is dat de huidige kwaliteit en functionaliteit van de vermist-kind-voorziening gehandhaafd blijven.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Politie: in vijf jaar moet 35 procent agenten migratieachtergrond hebben’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Politie: in vijf jaar moet 35 procent agenten migratieachtergrond hebben» van 2 april jl.?1
Ja.
Onderkent u dat de nationale politie al jaren kampt met een capaciteitstekort en dat dit naar verwachting pas in 2024 op peil is?
Ja, zoals ik u in mijn brief van 4 november 2020 heb geïnformeerd, is er in de afgelopen jaren veel geld geïnvesteerd in het uitbreiden van de politieformatie.2 Op dit moment zijn nog niet alle nieuwe formatieplekken gevuld waardoor de politie de komende jaren nog kampt met onderbezetting. Vanaf 2024 is de politie naar verwachting volledig op sterkte, inclusief de uitbreiding van zo’n 2400 fte.
Wat is uw oordeel over het feit dat de nationale politie de aankomende jaren alle zeilen bij moet zetten om voldoende capaciteit te hebben en daarnaast een diversiteitsbeleid moet hanteren om aan de gewenste 35% te komen?
De politie zal nieuwe medewerkers aannemen en daarnaast medewerkers die met pensioen gaan vervangen. Er is op dit moment sprake van ruim voldoende instroom en de Politieacademie doet een uiterste krachtinspanning om nieuwe politiemedewerkers zo snel mogelijk op te leiden. De opleiding van aspiranten is mede om die reden sinds dit jaar vernieuwd en verkort van drie naar twee jaar, waardoor politiemedewerkers de komende jaren sneller kunnen worden opgeleid en ingezet.
Daarbij heeft de politie de ambitie om een vergroting van de culturele diversiteit in de instroom van nieuwe politiemensen te realiseren. Als eerste is een hoger streefcijfer afgesproken voor vier regionale eenheden in de Randstad: Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Midden Nederland. Voor deze vier eenheden is de ambitie gesteld om per 2025 te komen tot een structureel instroompercentage van 35% mensen met een cultureel diverse achtergrond. Juist het gegeven dat de komende jaren veel medewerkers de politie zullen verlaten vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, biedt kansen om nieuwe medewerkers met cultureel diverse achtergrond aan te trekken, waardoor dit streefcijfer gehaald kan worden.
Deelt u de mening dat bij de selectie van kandidaten de kwaliteit voorop dient te staan? Zo ja, hoe borgt u dat de diversiteitsdoelstelling daaraan geen afbreuk gaat doen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt bij de selectie is een objectieve, geïndividualiseerde beoordeling van de kandidaten. Voorop staat dat aan de selectiecriteria en kwaliteit van politie niet getornd wordt en voor iedereen, ongeacht zijn of haar achtergrond, gelden dezelfde eisen.
Daarnaast is een van de voornaamste doelstellingen van de politie om herkenbaar en benaderbaar te zijn voor alle gemeenschappen in de samenleving en daarom diversiteit en inclusie in het korps te bevorderen. Er wordt de komende jaren gestreefd naar een betere mix van diversiteit, toegesneden op de lokale context en samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied. In plaats van landelijke streefcijfers van zichtbare diversiteit ligt de focus op streefcijfers per eenheid, zoals de aangegeven doelstelling om vanaf 2025 een structurele instroom van 35% medewerkers te realiseren met een diverse culturele achtergrond in de vier Randstedelijke eenheden. De komende jaren zal worden bezien of mogelijk is om dit streefcijfer vanaf 2025 structureel te realiseren. De Kamer zal hierover periodiek worden geïnformeerd. Ook maakt de politie steeds meer gebruik van competentiegericht werven en selecteren, zoals op de kennis van en inlevingsvermogen in verschillende leefstijlen en culturen, beheersing van meerdere talen en de beschikking over een netwerk in een bepaalde gemeenschap.
Bent u van mening dat agenten zonder migratieachtergrond, die dezelfde opleiding hebben genoten als agenten met migratieachtergrond, net zo bekwaam zijn in het opnemen van een aangifte van discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Ja, het uitgangspunt is dat iedereen bij alle politiemedewerkers terecht moet kunnen. Alle politiemedewerkers hebben kennis over de aanpak van discriminatie. Dit is belangrijk omdat in Nederland vaak aangifte wordt gedaan van commune delicten die ook een discriminatoir aspect kunnen behelzen.Daarnaast komt het omgaan met discriminatie in diverse onderdelen van de opleiding aan bod, zodat aspiranten de aanpak ervan integraal leren toe te passen in hun werk. Ook worden medewerkers getraind in het kader van de individuele beoordeling van kwetsbaarheid van slachtoffers; op empathie, bejegening maar ook om na te gaan of er sprake is van discriminatie.
Politiewerk is mensenwerk en mensenwerk wordt ook gekleurd door persoonlijke kwaliteiten en competenties. Nuances in het optreden van politiemensen maken soms het verschil voor burgers tussen goed en beter politiewerk. Door de veelzijdigheid van het politiewerk is het goed om een personeelsbestand te hebben met ruimte voor persoonlijke verschillen. Diversiteit in de personele samenstelling biedt de politie de mogelijkheid om deze persoonlijke kwaliteiten in te zetten waar dat voor het politiewerk goed is.
Wat is uw oordeel over de toename van netwerken binnen de nationale politie? Draagt dit bij aan afname van de onderlinge verbondenheid en eenheid in teams bij de nationale politie?
Natuurlijk moet er altijd opgelet worden dat de manier waarop onderwerpen in gesprek gebracht worden, niet leidt tot verwijdering tussen mensen. Juist in de Netwerken Divers Vakmanschap (NDV) komen medewerkers bij elkaar met specifieke kennis en ervaringen die bijdragen aan het politiewerk. Netwerken bewegen mee met de vraagstukken die actueel zijn voor de politie en staan in verbinding met de samenleving. Ook zorgen zij dat specifieke kennis en expertise van alle informele netwerken over diversiteit en inclusie worden geborgd, zodat deze beschikbaar is voor alle politiemedewerkers. Ze versterken daarmee de politie en houden het denken over politiewerk gaande. Medewerkers van de diverse netwerken zijn getraind en toegerust om vragen te beantwoorden en door te verwijzen naar het juiste loket of informele netwerk.
De politie investeert in het versterken van de relatie tussen de formeel ingebedde Netwerken Divers Vakmanschap en andere loketten (zoals bijvoorbeeld de vertrouwenspersonen) en informele netwerken (zoals Roze in Blauw en het Joods Netwerk). De netwerken zijn ook een belangrijke informatiebron voor organisatie- en cultuurontwikkeling binnen de politie. Hierdoor kan er constructiever gebouwd worden aan een meer inclusieve politie. Ik sta positief tegenover deze bewegingen: het is goed dat mensen zich willen inzetten voor het bereiken van dit doel.
Sancties voor racisme en discriminatie binnen de politie |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dit werd gezegd in de omstreden appgroep van Rotterdamse agenten» en het bericht «Korpsleiding gaat praten met agenten na onrust over «milde» aanpak racisme»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat racisme en discriminatie binnen de politie het draagvlak van de politie naar buiten toe aantasten en tot verdeeldheid of onbegrip kunnen leiden binnen de politieorganisatie als dit probleem niet goed wordt aangepakt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Grondwet is voor elke Nederlander duidelijk. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Dit geldt ook voor de politie. Alle politiemedewerkers verbinden zich daaraan via de beroepscode en de eed of de belofte die ze bij hun aanstelling afleggen.
De signalen vanuit de politie en vanuit de samenleving over discriminerend gedrag binnen de politie en de sancties die hierop volgen, zijn gehoord en worden opgevolgd door de politie. De korpsleiding zal het sanctiestelsel tegen het licht houden. De korpsleiding is hierover ook in gesprek met de politietop en het Netwerk Divers Vakmanschap. Samen met de korpschef zal ik over dit onderwerp ook nadere gesprekken voeren met onder andere het gezag en betrokkenen en organisaties die zich inzetten tegen racisme en discriminatie.
Deelt u de mening dat binnen en buiten de politieorganisatie geuit onbegrip over de laagte van straffen in geval van racisme binnen de politie een indicatie kan voor het feit dat die straffen te laag zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De oproep door politiemedewerkers en de samenleving om over de aanpak van discriminerend gedrag door politiemensen nader in gesprek te gaan is duidelijk gehoord. De politie zal hierover in gesprek gaan, met oog voor emoties en ontwikkelingen in de samenleving en rekening houdend met de mogelijkheden die hiervoor al beschikbaar zijn. Klachten en aangiften met betrekking tot de politie worden onderzocht door het OM en een onafhankelijke klachtencommissie. Zij beoordelen het gedrag en optreden van de politie. Het OM heeft eerder geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van strafrechtelijk verwijtbaar handelen. Wel blijkt uit het disciplinaire onderzoek dat door de politie is uitgevoerd dat sprake is van ernstig laakbaar handelen en van plichtsverzuim. Hiervoor zijn de betrokken medewerkers disciplinair gestraft. De onafhankelijke adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefeningen Ambtenaren (AGFA) adviseert over voorgenomen disciplinaire straffen en heeft hierover positief geadviseerd. Zie verder antwoord 2.
Deelt u de mening dat bij disciplinaire straffen voor racisme en discriminatie binnen de politie voorkomen moet worden dat de schijn ontstaat dat de politieorganisatie dergelijk wangedrag zelf te laag bestraft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ook bij de politie is racisme en discriminatie niet toegestaan, daarover zijn de wet en de beroepscode voor de politie helder. Deze casus toont aan dat een dialoog nodig is over de manier waarop de politie ongewenst gedrag corrigeert. Ik deel de mening dat een disciplinaire maatregel tot doel heeft om ongewenst gedrag te corrigeren en herhaling te voorkomen. Een disciplinaire maatregel moet altijd in de juiste verhouding staan tot het aangetroffen gedrag. Die verhouding tussen gedrag en reactie hierop zal besproken worden en geactualiseerd waar dat nodig is.
Wilt u bezien of het disciplinaire sanctiemodel van de politie aangescherpt dient te worden? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De korpschef heeft reeds aangegeven dat hij de dialoog zal aangaan over de manier waarop ongewenst gedrag m.b.t. discriminatie en racisme wordt gecorrigeerd. Daarbij zal aandacht zijn voor formele disciplinaire maatregelen maar ook voor leer- of bewustwordingstrajecten, al dan niet gekoppeld aan disciplinaire maatregelen. Belangrijk is immers dat een disciplinaire maatregel naast dat het een signaal afgeeft over de onwenselijkheid van het getoonde gedrag, zorgt voor een blijvende verandering van dat gedrag. De gesprekken die zijn genoemd in het antwoord op vraag 2 en 3 zullen hier een belangrijke bijdrage aan leveren.
Deelt u de mening dat een eigen tuchtrecht voor de politie kan bijdragen aan een onafhankelijke en transparante beoordeling van plichtsverzuim door politiemedewerkers, waaronder uitingen van racisme en discriminatie? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ik heb in 2019 een reactie gegeven op de vraag van Kamerlid Van Dam m.b.t. extern tuchtrecht voor de politie.3 De politie heeft reeds een systeem van intern tuchtrecht. Het nemen van disciplinaire maatregelen is een taak voor de werkgever. Reflectie daarop en transparantie daarover is sinds 1992 geborgd via de adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefeningen Ambtenaren (AGFA). Dit is een onafhankelijke commissie die voorgenomen disciplinaire maatregelen uitgebreid beoordeelt en dit oordeel ook publiceert. Op deze manier wordt de politieleiding op onafhankelijke en transparante wijze geholpen om het sanctiestelsel goed toe te passen en in gelijke gevallen ook gelijke maatregelen te treffen. Het – gedeeltelijk – weghalen van de verantwoordelijkheid om disciplinaire maatregelen te bepalen bij ongeoorloofd gedrag en deze extern neerleggen, draagt naar het oordeel van de politie niet bij aan een open, transparant klimaat waarin mensen zich durven uitspreken, elkaar aanspreken en waar de werkgever zijn verantwoordelijkheid neemt voor het gedrag van politiemedewerkers.
De vrijwilligheid bij de brandweer die onder druk staat |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Herkent u zich in de kritiek van de voorzitter van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), dat hij, na aanvankelijk niet eens uitgenodigd te zijn, niet meer bij het voorstel voor besluitvorming werd betrokken door de denktank die gaat over de zogenaamde taakdifferentiatie? Zo nee, waarom niet?1
Het was aan de Denktank om een analyse te maken, niet om een voorstel voor besluitvorming aan te dragen. De voorzitter van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft deelgenomen aan de laatste bijeenkomst van de denktank voorafgaand aan het overleg van het Veiligheidsberaad (VB) en mij op 22 februari jl. Op basis van de laatste denktankbijeenkomst heeft de portefeuillehouder Brandweer van het VB een voorstel voor de vervolgslag voorgelegd aan het VB en mij.
Kunt u nog eens reflecteren op de vraag waarom de VBV niet is uitgenodigd terwijl de plannen de brandweervrijwilligers zeer zullen raken?
In eerste instantie is er voor gekozen om in de gezamenlijkheid van de 25 werkgevers – de besturen van veiligheidsregio’s en de Brandweerkamer en met mij als stelselverantwoordelijke – vanuit werkgeversoptiek naar dit vraagstuk te kijken. Vervolgens is gesproken met de diverse vakorganisaties en is de voorzitter VBV toegetreden tot de inmiddels ingestelde denktank taakdifferentiatie.
Klopt het dat voor álle vrijwillige brandweerposten iets gaat veranderen door deze eventuele nieuwe regels, maar dat dit slechts in een voetnoot vermeld wordt in het rapport? Vindt u dit een eerlijke manier van informatievoorziening?2
Er is geen sprake van nieuwe regelgeving. Het gaat om bestaande Europese en internationale wet- en regelgeving die ook door de veiligheidsregio’s als werkgevers van het brandweerpersoneel moet worden nageleefd.
De kern van de opdracht is om in lijn met die regelgeving te komen tot een nadrukkelijk en fundamenteel onderscheid tussen vrijwilligers enerzijds en beroepskrachten anderzijds bij de brandweer.3 Het rapport bevat onder meer een indicatie van de personele consequenties van de onderdelen van de denkrichting die als startpunt zijn genomen. Welke onderdelen van die denkrichting uiteindelijk gekozen worden en in welke uitvoering moet nader worden bezien. Wat de uiteindelijke verandering betekent kan dan ook nu nog niet worden bepaald. Het rapport geeft duidelijk de indicaties aan voor de onderdelen van de specifieke analyse.
Kunt u reflecteren op de argumenten van twee rechtsgeleerden die bepleiten dat de Europese regels geen afbreuk hoeven doen aan de vrijwilligheid van onze brandweer, en dat als dat wel zo is het Europees recht aangepast moet worden en niet onze regels met betrekking tot de brandweer?3
Er is geen twijfel over dat er op dit moment door de veiligheidsregio’s wordt gewerkt in strijd met Europese en internationale wet- en regelgeving. In het licht van de bescherming van de rechten van werknemers acht ik het van het grootste belang dat deze regelgeving wordt nageleefd en gerespecteerd.
Ik vind het ook niet passend om te tornen aan de rechtsbescherming van werknemers.
Op het gebied van de gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilligers is de schending van Europese en internationale wet- en regelgeving het meest manifest. Voor die groep geldt dat zij aangemerkt moet worden als deeltijdwerkers in de zin van de Deeltijdrichtlijn. Er kan daarom niet worden gewerkt met gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilligers; de betreffende taken moeten door de veiligheidsregio’s worden uitgevoerd door beroeps of anders worden ingericht.
Een vrije instroomvrijwilliger blijft ook in de toekomst vrijwilliger. Alleen het takenpakket van deze vrijwilliger verandert door taakdifferentiatie. Welke verandering dat precies is, is nu nog niet aan te geven. Het is afhankelijk van enerzijds de huidige taken en anderzijds het nog te bepalen onderscheid aan taken tussen de vrijwilligers en de beroeps.
De twee rechtsgeleerden stellen in het artikel dat de oplossing ligt in «de erkenning dat de niet-toepassing van bepaalde EU-regels voor werknemers inherent is aan de aard van het vrijwilligerschap, dit in lijn met arresten als Wouters en Deliège». De argumenten voor deze redenering van de rechtsgeleerden zijn mij niet bekend, daarom kan ik er hier niet op in gaan.
Wel kan ik melden dat uit deze arresten5, kortgezegd, volgt dat als bepaalde entiteiten een niet-economische activiteit verrichten, zij hierdoor niet onder het vrij verkeer (o.a. van diensten) en het mededingingsrecht vallen. Uit de arresten kan echter niet worden afgeleid dat werknemers niet vallen onder de bescherming die hen wordt geboden op grond van Europese richtlijnen (zoals de Arbeidstijdenrichtlijn (2003/88/EG) en de Deeltijdrichtlijn (97/81/EG)). Deze bescherming voor werknemers geldt ongeacht wie hun werkgever is.
Het antwoord op de vraag of een brandweermens werknemer is, hangt af van de vraag of iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander onder diens gezag prestaties verricht tegen beloning. Is daar sprake van, dan wordt een persoon gezien als werknemer, ongeacht de benaming die betrokken partijen daarvoor gebruiken. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het arrest Nijvel6 waarin is bepaald dat het feit dat de brandweervrijwilliger naar nationaal recht niet de hoedanigheid heeft van beroepsbrandweerman maar van vrijwilliger, niet relevant is voor zijn kwalificatie als werknemer in de zin van de Arbeidstijdenrichtlijn.
Deelt u de mening dat we moeten waken voor eerste- en tweederangs brandweerpersoneel en dat dit risico groot is door de taakdifferentiatie? Zo nee, waarom niet?
Het is onjuist en stigmatiserend om een dergelijk onderscheid te maken tussen beroepsbrandweermensen en vrijwilligers. Zowel vrijwilligers als beroeps hebben een volwaardig takenpakket. Zo worden bijvoorbeeld de in de eerder aan uw Kamer toegezonden notitie «Inzicht in consequenties denkrichting» door beide groepen alle repressieve basis brandweertaken uitgevoerd.7
Deelt u de mening dat wanneer er getornd wordt aan het vrijwilligersschap, het risico op een nog grotere leegloop van de brandweer reëel is en dat een gevaar oplevert, zeker nu er al een tekort aan brandweervrijwilligers is? Zo nee, waarom niet?
Het is op dit moment nog niet bekend hoe de veiligheidsregio’s invulling geven aan hun verantwoordelijkheid om te werken in lijn met de vigerende wet- en regelgeving, en daarmee ook nog niet wat de gevolgen zijn voor het personeelsbestand van de brandweer.
Kunt u het vervolgtraject uiteenzetten en garanderen dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet zonder dat de Kamer zich hierover uitspreekt? Zo nee, waarom niet?
Nee, over de exacte invulling van het vervolgtraject vindt nog besluitvorming door de veiligheidsregio’s plaats. Ik zal uw Kamer hierover op een later moment informeren. Ik merk overigens op dat het de beleidsvrijheid van de veiligheidsregio’s betreft om binnen de vigerende wet- en regelgeving de inrichting van hun organisatie te bepalen.
Buitensporig geweld door politie en ME bij demonstraties |
|
Wybren van Haga (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verhoren van verschillende politieagenten door de BPOC (Buiten Parlementaire Onderderzoekscommissie)?1
Ja.
Hoe duidt u deze verhoren?
BPOC2020 is een online-burgerinitiatief dat kritisch is over het beleid van het kabinet t.a.v. de aanpak van Covid-19. De initiatiefnemers interviewen (door hen «verhoren» genoemd) artsen, wetenschappers en andere personen uit verschillende beroepsgroepen.
BPOC2020 stelt dat er ook politieagenten zijn geïnterviewd. Van deze interviews zijn anonieme transcripten openbaar gemaakt. Het is niet mogelijk om hiervan de bron en/of de validiteit vast te stellen.
Bent u bekend met de beelden van demonstraties onder andere op het Malieveld in Den Haag en Museumplein in Amsterdam waarop te zien is dat zowel door de politie als door de ME excessief geweld wordt gebruikt tegen vreedzaam demonstrerende burgers?
Ja, ik ben bekend met beelden waarop het politieoptreden en de reactie van burgers daarop is te zien.
Hoe duidt u dit geweld? Bent u ook van mening dat hier sprake is van excessief geweld jegens burgers?
Het is aan andere autoriteiten – in voorkomende gevallen de rechter – om die beoordeling te maken. Ik kan en zal die beoordeling niet maken.
Bij verboden demonstraties wordt de menigte altijd eerst en uitgebreid gevorderd om zich van een bepaalde locatie te verwijderen. Dat brengt met zich mee dat ook vreedzaam demonstrerende burgers daaraan gehoor dienen te geven. Mochten demonstranten desondanks geen gevolg geven aan deze vordering dan is de politie bevoegd om het doel van het politieoptreden desnoods met gebruikmaking van geweld te bereiken. Het politieoptreden biedt personen die van een locatie worden verwijderd geen vrijbrief om zich daartegen met geweld of dreiging daarmee te verzetten.
Omdat met het geweldgebruik gepast moet worden omgegaan, bevat artikel 7 van de Politiewet 2012 waarborgen, zoals de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. De Ambtsinstructie bevat een nadere invulling van die beginselen. Dit geeft de politieambtenaar de benodigde houvast bij het uitoefenen van zijn of haar functie. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid zijn, zoals bij iedere vorm van politieel optreden en zo nodig geweldgebruik, richtinggevend bij de keuze voor de vorm en intensiteit daarvan. Zo probeert de politie in principe elke situatie zonder gebruik van geweld tot een goed einde te brengen. De politie en de ME worden goed opgeleid en getraind voor hun taakuitvoering en het eventueel noodzakelijk gebruik van hun geweldbevoegdheid.
Wie is eindverantwoordelijk voor de acties van de politie?
Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester. Deze legt verantwoording af aan de gemeenteraad. Voor het beoordelen van het optreden en gedrag van individuele politieambtenaren is de korpschef vanuit zijn rol van werkgever verantwoordelijk. Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik uiteindelijk politiek verantwoordelijk voor het algehele functioneren van de politie.
Wie is eindverantwoordelijk voor de acties van de ME?
De inzet van de mobiele eenheid (ME) geschiedt slechts na toestemming van het gezag. De burgemeester heeft gezag over de politieambtenaren die in zijn gemeente zijn belast met de handhaving van de openbare orde en kan de politieambtenaren de daarvoor nodige bevelen te geven. Met betrekking tot die taakvervulling door de politie en eventueel door hem gegeven bevelen, is de burgemeester verantwoording verschuldigd tegenover de gemeenteraad.
Hoe ziet u uw eigen rol, als Minister van J&V, bij het voorkomen van excessief geweld door de politie en de ME tegen vreedzaam demonstrerende burgers?
Als Minister van J&V ben ik politiek verantwoordelijk voor het gebruik van geweld door de politie.
Het bericht dat een klokkenluider bij de politie ernstig gepest werd |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Klopt het dat er een klokkenluider is overgeplaatst naar een ander team omdat de situatie door het klokkenluiden onhoudbaar werd?1
Nee, door de korpschef, de eenheidschef van Rotterdam en de burgemeester van Rotterdam is aangegeven dat de betrokken politiemedewerker uit eigen beweging is overgestapt naar een andere politie-eenheid omdat betrokkene daar een aantrekkelijke loopbaanstap kon maken.
Bent u het ermee eens dat klokkenluiders bescherming dienen te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het ermee eens dat politiemedewerkers die op de hoogte zijn van gedragingen of activiteiten binnen de organisatie die het algemeen belang kunnen schaden of bedreigen, dienen te worden beschermd als zij dit melden. Dit zogenaamde «benadelingsverbod» is opgenomen in artikel 47 van de Politiewet 2012. De politie heeft een uitgebreid stelsel van vertrouwenspersonen, tot en met de politieombudsfunctionaris, waarmee geborgd is dat eenieder die een misstand aan de orde wil stellen dat altijd veilig en beschermd kan doen. De procedure voor het melden van een misstand is vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Besluit algemene rechtspositie politie. Door deze misstanden te melden dragen zij namelijk bij aan het onthullen of voorkomen van dergelijke inbreuken, waardoor zij een belangrijke bijdrage leveren aan het maatschappelijk welzijn van alle medewerkers.
Hoe beoordeelt u de incidenten bij het Rotterdamse politiekorps, dat vaker in opspraak kwam door racistische uitlatingen van agenten?2, 3, 4, 5
Bent u op de hoogte van de onrust die er zowel maatschappelijk als binnen de politie is doordat de betrokken agenten er slechts met een berisping vanaf kwamen? Zo ja, wat heeft u hierop ondernomen?6
Begrijpt u de agenten die zich hier ongemakkelijk bij voelen en begrijpt u dat dit het werk van de politie bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat uitlatingen van agenten als «weer een Turk minder» op geen enkele manier mogen worden getolereerd? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat dit soort uitlatingen het vertrouwen in de hele politie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Wat is er veranderd en ondernomen door de politietop sinds het zwartboek van diverse politiemedewerkers over een onveilige werksfeer en het negeren van meldingen van racisme?7
Het advies van de politie om na intimidatie online onder een andere naam verder te gaan |
|
Jan Paternotte (D66), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een lokale politicus door de politie werd geadviseerd zijn twitternaam te veranderen nadat hij melding had gemaakt van intimidatie? Kunt u bevestigen of dit het geval is?1
Ja, dit bericht is mij bekend. Een politiemedewerker kan een slachtoffer vertellen wat hij of zij zelf kan doen om een onwenselijke, in potentie bedreigende situatie zo snel mogelijk te beëindigen.
Hoe zou u de actie duiden van de politie om iemand naar aanleiding van intimidatie te adviseren niet langer onder zijn eigen naam zijn mening te uiten online? Welk signaal zou er worden afgegeven aan de daders als dit advies zou worden opgevolgd?
De politie kan een persoon die bedreigd wordt adviseren om iets te doen of na te laten, zodat een onwenselijke en bedreigende situatie voor het slachtoffer snel kan worden beëindigd. Een politiemedewerker kan tot een dergelijk advies besluiten om het slachtoffer te beschermen in afwachting van de resultaten van het opsporingsonderzoek. De veiligheid van het slachtoffer staat voorop. Maar ook in het geval politie en OM van oordeel zijn dat de intimidatie niet strafbaar is, kan de politie het slachtoffer adviseren om bepaalde handelingen al dan niet na te laten. Het is uiteraard aan het slachtoffer zelf om het advies van de politie al dan niet op te volgen.
Deelt u de mening dat de overheid het recht om open en vrij je mening te uiten juist dient te beschermen? Zo ja, hoe strookt dit advies met die constatering?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of dit advies in lijn is met het beleid ten aanzien van aangiften en meldingen van (online) intimidatie? Zo ja, wat is de onderbouwing voor dit beleid? Zo nee, wat kunt u doen om de kennis binnen de politie van omgang met meldingen van (online) intimidatie te vergroten?
Van (strafbare) gedragingen (waaronder (online)bedreiging) kan aangifte worden gedaan of een melding worden gemaakt bij de politie. Het gegeven dat een politiemedewerker een slachtoffer adviseert om zichzelf te beschermen door eigen gedrag aan te passen, staat hier niet aan in de weg. Dit advies wordt gegeven uit de overweging dat de veiligheid van het slachtoffer voorop staat of mogelijkerwijs gevaar loopt.
Politiegeweld bij een demonstratie op het Malieveld. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Amnesty: disproportioneel politiegeweld bij coronaprotest Malieveld»?1
Ja.
Erkent u dat op beelden onder meer te zien is dat agenten mensen met een wapenstok op het hoofd sloegen, dat een politiehond werd ingezet als geweldsmiddel bij een aanhouding van een persoon die al op de grond lag en dat een journalist, een cameraman en een beveiliger werden geraakt door een waterkanon?
Iedere vorm van gebruik van geweld maakt indruk. Beeldmateriaal geeft echter niet altijd een goed en betrouwbaar inzicht in wat aan het betreffende geweldgebruik vooraf is gegaan. Voor ieder geweldgebruik van de politie geldt dat dit moet worden gemeld conform de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren. Vervolgens dient het geweld intern bij de politie en in sommige gevallen door het OM, te worden beoordeeld op rechtmatigheid.2 Dat is hier niet anders en wordt op dit moment door de politie gedaan. Het OM heeft laten weten daarbij mee te kijken.3 Indien nodig wordt hier binnen de lokale driehoek nader over gesproken.
Het oordeel of er wel of niet sprake is geweest van disproportioneel geweldgebruik is niet aan mij maar aan de autoriteiten die dat geweldgebruik onderzoeken en beoordelen. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om vooruitlopend op de uitkomsten van het hiervoor beschreven beoordelingsproces, apart een onderzoek te laten uitvoeren.
Deelt u de inschatting van Amnesty International dat beelden van het politieoptreden tijdens de demonstratie wijzen op disproportioneel geweld tegen demonstranten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid onderzoek te doen naar het politieoptreden tijdens deze demonstratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de uitkomst van het onderzoek met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 2.
Vormen de beelden van de inzet van de politiehond tijdens de demonstratie en de recente uitzendingen van Zembla voor u aanleiding om te onderzoeken of de drempel om een hond in te zetten te laag ligt, zoals Amnesty International stelt? Zo nee, waarom niet?2, 3
De geldende Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren bevat slechts één bepaling die ziet op de inzet van een hond (artikel 15).
Omdat al langere tijd de wens bestond om de inzetcriteria voor de hond aan te passen, is op 5 februari jl. een wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren gepubliceerd (hierna: Ambtsinstructie tweede tranche).6 Conform de eerdere aanbeveling van de Nationale ombudsman, zijn in de Ambtsinstructie tweede tranche de inzetcriteria voor de surveillancehond nader gepreciseerd. Zo is omschreven dat de inzet van de surveillancehond onder andere geoorloofd is ter verspreiding van samenscholingen of volksmenigten die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormen voor de veiligheid van personen of voor zaken. De inzet geschiedt aangelijnd. Daarnaast zijn ook de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit richtinggevend bij de keuze voor de vorm en de intensiteit van iedere vorm van geweldgebruik door de politie.
De inzetcriteria in de Ambtsinstructie tweede tranche voor de surveillancehond en de AOT-hond zijn met grote zorgvuldigheid tot stand gekomen, op basis van zowel de aanbevelingen van de Nationale ombudsman als het adviesrapport «De gebeten hond». De Ambtsinstructie tweede tranche treedt naar verwachting medio 2021 in werking, nadat alle opsporingsambtenaren conform de nieuwe instructie zijn opgeleid.
De politie zal uiterlijk in 2026 de geweldsmiddelen onder het niveau van het vuurwapen evalueren. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de inzet van de surveillancehond.
Op grond van het bovenstaande is er geen reden om thans te onderzoeken of de inzetcriteria voor de hond aangepast moeten worden.7
De structurele mishandeling van honden in training bij leden van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV). |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de aflevering van Zembla van 11 maart 2021, waarin te zien was dat honden in training bij leden van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV) nog steeds worden mishandeld, onder andere door schoppen, stokslagen en met stroomapparatuur?1
Ja.
Erkent u, nu in drie jaar tijd in vier televisieprogramma uitgebreid aandacht is besteed aan grove misstanden tijdens de training van toekomstige politiehonden door de KNPV, dat hier sprake is van structurele en ernstige misstanden en dat de situatie anno 2021 niet is verbeterd ten opzichte van 2018? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat structurele problemen vragen om structurele oplossingen en bent u bereid deze op korte termijn te nemen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?2, 3, 4, 5
Iedere vorm van dierenmishandeling is er een teveel. De berichten in de media schetsen een beeld van jarenlange, structurele misstanden. Ikzelf kan alleen afgaan op de gegevens zoals die bekend zijn bij de politie. Op basis daarvan zijn de omvang van het thema en daarmee het structurele karakter niet te duiden.
Er zijn bij de politie meldingen bekend die, net als de beelden uit de uitzendingen, wijzen op enkele van de 300 bij de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (hierna: KNPV) aangesloten verenigingen. Naar aanleiding van die meldingen is telkens actie ondernomen.
Kunt u in detail aangeven welke maatregelen u getroffen heeft naar aanleiding van de uitzendingen van Rambam, Undercover in Nederland en beide uitzendingen van Zembla? Kunt u aangeven welke maatregelen u genomen heeft naar aanleiding van de Kamervragen (Kamerstuk die daarover gesteld zijn?6, 7
Zoals ik u in mijn beantwoording van uw schriftelijke vragen van 26 oktober 2020 reeds heb gemeld, heeft de politie naar aanleiding van de beelden in het tv-programma «Undercover in Nederland» een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.8 Dit onderzoek loopt nog.
Naar aanleiding van de recente uitzending van Zembla wordt door de politie, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), onderzocht of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Bij de selectie van een geschikte hond worden met individuele africhters afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een koopcontract. Mocht blijken dat een africhter zich niet aan deze afspraken houdt, dan wordt de relatie met deze africhter per direct verbroken. Daarnaast wordt door de politie onderzocht of het contract kan worden aangevuld met een boeteclausule.
Tevens heb ik de politie gevraagd bij de aanschaf van honden meer aandacht te hebben voor signalen waaruit blijkt dat de honden met dieronvriendelijke methoden zijn getraind of afgericht.
Bent u bereid de relatie tussen de politie en andere overheidsinstanties en de KNPV en haar leden onmiddellijk op te schorten? Zo nee, waarom niet?
De politie betrekt, evenals andere overheidsinstanties die met honden werken, honden van particuliere hondentrainers waarvan wordt verwacht dat deze de honden middels diervriendelijke methoden hebben afgericht en getraind. De KNPV heeft 300 aangesloten verenigingen met ieder vele aangesloten hondentrainers en bijbehorende getrainde honden. De genoemde misstanden maken niet dat ik de conclusie trek dat de algehele relatie met de KNPV en al haar leden moet worden opgeschort. Uiteraard worden geen honden afgenomen van trainers waarvan bekend is dat zij aversieve trainingsmethoden gebruiken. Wel is door mijn departement extra benadrukt dat ook van de koepelorganisatie wordt verwacht dat zij een actievere rol gaat vervullen in het tegengaan van misstanden bij de training van honden door leden van aangesloten verenigingen. Inmiddels heb ik van de voorzitter van de KNPV begrepen dat vorig jaar al stappen in die richting zijn genomen.
Bent u bereid de export van politiehonden die getraind zijn door leden van de KNPV met onmiddellijke ingang te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Juridisch is het niet mogelijk om onderscheid te maken tussen leden en niet-leden van de KNPV bij de export van politiehonden.
Wat vindt u ervan dat in het keuringsreglement van de KNPV staat dat honden met een stok mogen worden geslagen en dat beschreven staat hoe die stokslagen het beste kunnen worden toegediend, zoals «de stokslag moet bij voorkeur gegeven worden van voren naar achteren over de rug van de hond»? Betekent dit volgens u dat dierenmishandeling structureel deel uitmaakt van de training van politiehonden door de KNVP? Zo nee, waarom niet?8, 9
De KNPV is een zelfstandige, private vereniging voor de sport met en de training van honden en heeft ruim 300 aangesloten verenigingen. Bij een dergelijke organisatie past het niet dat er met stokslagen wordt getraind.
De KNPV heeft aangegeven dat in het keuringsreglement staat dat bij één oefening een dragelijke stokslag mag worden gegeven, die niet gericht mag zijn op de poten of kop van de hond. De daarbij gebruikte «stok» moet een wilgenteen zijn die eenvoudig breekt bij geringe weerstand.
Bij de politie in gebruik zijnde honden worden wel getraind op het kunnen omgaan en weerstaan van soms gewelddadig gedrag van personen. Dit is noodzakelijk om te testen of de hond moedig is en weerstand kan bieden aan op de hond uitgeoefend geweld bij het uitvoeren van de politietaak.
Wat vindt u ervan dat het veroordeelde lid van de KNVP in de uitzending van Zembla van 11 maart 2021 stelt dat het mishandelen van de honden op trainingen door zeker 90% van de leden van de KNPV gebeurt, maar dat er slechts enkele leden veroordeeld zijn, omdat in die gevallen de mishandelingen toevallig gefilmd zijn? Hebt u aanwijzingen om aan deze uitspraak te twijfelen? Zo ja, waarom?
Ik heb geen bewijs dat deze uitspraak klopt. Als de betreffende persoon beschikt over informatie dat leden van de KNPV dieren mishandelen, roept de politie hem op om daarvan aangifte doen en/of dit te melden bij het hoofdbestuur van de KNPV zodat actie ondernomen kan worden. Als aangifte wordt gedaan, onderzoekt de politie deze en kan het OM op basis daarvan besluiten om een onderzoek in te stellen en bij voldoende bewijskracht tot strafvervolging overgaan.
Vindt u uw vertrouwen in de KNPV om de structurele dierenmishandeling onder hun leden effectief aan te pakken nog gerechtvaardigd?
De context van de vraag die tijdens de uitzending werd getoond was anders dan in uw vraag wordt aangegeven. De nieuwe voorzitter van de KNPV kwam aan het woord en gaf aan op te treden zodra bij hem misstanden van dierenmishandeling bekend werden. Ik heb geen reden om aan deze uitspraak te twijfelen.
Vindt u uw vertrouwen dat dierenmishandeling wordt gemeld bij de KNPV dan wel bij de politie of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nog gerechtvaardigd in het licht van de uitspraak van de voorzitter van de KNPV dat hij sinds zijn aantreden in augustus 2020 geen meldingen van dierenmishandeling heeft gehad, maar dat een KNPV zonder dierenmishandeling «een illusie zou zijn»?
Zie antwoord vraag 8.
Hoeveel meldingen over dierenmishandeling door leden van de KNPV zijn er bij de politie of NVWA binnengekomen in het afgelopen jaar?
Uit de politiegegevens is niet te herleiden of een geval van dierenmishandeling al dan niet een relatie heeft met de KNPV.
Bent u bereid actief en regelmatig te gaan controleren en handhaven bij alle leden van de KNPV?
De afweging aangaande nut en noodzaak voor het organiseren van toezicht en handhaving vindt vooral lokaal plaats op basis van de signalen die de politie bereiken. Ik hoop ook dat iedereen die getuige is van mishandeling van dieren dit meldt bij de politie, ongeacht of dit hondentrainers, politiemensen of anderen zijn. Daarnaast heb ik de politie gevraagd meer aandacht te hebben voor signalen van mishandeling bij de afname van honden.
Klopt het dat medewerkers van de politie bestuursfuncties bekleden bij KNPV aangesloten verenigingen? Vindt u deze functies verenigbaar? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid om het politiemedewerkers te verbieden om bestuursfuncties te bekleden bij de KNPV?
Het is mij bekend dat sommige medewerkers van de politie in privétijd bestuursfuncties bekleden bij enkele bij de KNPV aangesloten verenigingen. Daaruit vloeit wat mij betreft geen sterke verwevenheid voort tussen de politie en een vereniging. Het staat individuele politiemensen vrij om in privétijd lid te zijn van een vereniging of daar een bestuursfunctie te bekleden, mits geen sprake is van belangenverstrengeling en deze functies een goede uitvoering van de taken als politieambtenaar niet belemmeren.
Klopt het dat de politie weet van de mishandelingen bij de Brabantse KNPV-vereniging, zoals de voorzitter van deze vereniging zegt? Wat vindt u daarvan?
De plaatselijke politie heeft drie meldingen ontvangen van mogelijke dierenmishandeling bij die vereniging. Na twee van die drie meldingen zijn politiemedewerkers bij die vereniging gaan kijken, maar er was geen bewijs van strafbare feiten te vinden. De politie heeft meer meldingen ontvangen ten aanzien van die vereniging, maar deze hadden te maken met andere zaken, zoals door omwonenden ervaren overlast en mogelijke niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden door die vereniging.
Naar aanleiding van de door u genoemde tv-uitzending is de politie in overleg met het Openbaar Ministerie om te bezien of er voldoende aanleiding is voor een strafrechtelijk onderzoek. De uitkomst daarvan is nog niet bekend.
Hoe ver bent u met het verkennen van de mogelijkheid van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden?
Vanuit Defensie en politie is de wens geuit om de mogelijkheid van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden te verkennen. Gesprekken daartoe hebben reeds plaatsgevonden. Vanwege de maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het coronavirus is deze ontwikkeling echter vertraagd.
Bent u in de tussentijd bereid politiehonden alleen nog te kopen van enkele gecontroleerde, geregistreerde en gecontracteerde leveranciers?
De politie schaft geen honden meer aan van africhters die gebruik maken van aversieve trainingsvormen. Daar wordt aandacht aan besteed bij de aanschaf. Mocht de politie ontdekken dat een particulier waarvan honden worden gekocht de dieren tijdens het africhten en trainen mishandelt, dan wordt de relatie met de betreffende particulier direct beëindigd. Zoals gezegd heb ik de politie daarnaast gevraagd om bij de aanschaf van honden, meer aandacht te hebben voor signalen dat de honden tijdens het africhten of bij de training zijn mishandeld.
De politie onderzoekt tevens of het mogelijk is om het koopcontract aan te scherpen met een boeteclausule. De boeteclausule zou moeten inhouden dat als na de koop blijkt dat de hond niet overeenkomstig de afspraken is getraind, de africhter dan een boete kan worden opgelegd.
Vindt u het ook zorgwekkend dat de politie en andere overheidsinstanties waarschijnlijk veel honden in dienst hebben die tijdens hun training mishandeld zijn?
Het aankoopbeleid van de politie is erop gericht om alleen honden af te nemen die middels diervriendelijke methoden zijn afgericht en getraind. Ik heb geen reden om aan te nemen dat veel van die honden tijdens hun training mishandeld zouden zijn.
Bent u bereid het verbod op het gebruik van stroomapparatuur bij honden die worden opgeleid door leden van de KNPV actief en regelmatig te gaan controleren en handhaven? Zo nee, hoe weet u dan zeker dat er geen honden meer zullen worden aangeschaft die met stroom getraind zijn?10
Dat gebruik van stroomapparatuur bij de training van honden ongewenst is, hoort in eerste instantie een opvatting te zijn in de trainingsomgeving. Verenigingen dienen hierin een actieve rol te kiezen. Gebruik van stroomapparatuur is nog niet verboden. Er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om een dergelijk verbod in te stellen. Vooruitlopend hierop worden al geen honden meer afgenomen die zijn getraind met gebruik van een stroomband
Vindt u nog steeds dat de politiehond omschreven kan worden als een «doelmatig wapen» als de training van de honden enerzijds gepaard gaat met structureel geweld tegen de dieren als stokslagen, schoppen en slaan en het gebruik van stroombanden en als tegelijk blijkt dat de politiehond, wanneer deze wordt ingezet als geweldsmiddel, in veel gevallen niet meer loslaat en de arrestant vaak ernstig verwondt? Zo ja, kunt u uitleggen wat daar doelmatig aan is?
Ja, de surveillancehond is een doelmatig geweldsmiddel. De aanname dat de training van de honden bij de politie gepaard gaat met structureel geweld en gebruik van stroombanden herken ik niet. De tv-uitzendingen hieromtrent laten een aantal incidenten zien, verspreid over meerdere jaren. Dit laat onverlet dat de unieke vaardigheden van een surveillancehond er zorg voor dragen dat het dier doelmatig kan worden ingezet in het belang van een veilige samenleving. Er is (nog) geen vergelijkbaar vervangend geweldsmiddel beschikbaar.
Bent u inmiddels bereid om een breed onderzoek te laten verrichten naar de doelmatigheid en wenselijkheid van de inzet van politiehonden als geweldsmiddel? Zo nee, waarom niet?
De politie zal uiterlijk in 2026 de geweldsmiddelen onder het niveau van het vuurwapen evalueren. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de inzet van de surveillancehond als geweldsmiddel.
Welke alternatieven voor de inzet en het gebruik van politiehonden onderzoekt u?
In mijn eerdere beantwoording van Kamervragen van het lid Wassenberg (PvdD) heb ik gemeld dat de politie heeft aangegeven dat zij relevante ontwikkelingen met betrekking tot de inzet van honden als geweldsmiddel continu in de gaten houdt.12 Er is tot op heden nog geen geschikt alternatief voor de inzet van honden ten aanzien van crowd control, crowd management en riot control. In die situaties werkt de inzet van deze dieren – meer dan elk ander middel – de-escalerend.