Het bericht 'Minder theatervoorstellingen door hoge kosten en personeelstekorten' |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minder theatervoorstellingen door hoge kosten en personeelstekorten»1 in het NRC van donderdag 11 mei?
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u ervan dat de theaters die worden besproken in het artikel hun programmering met zo’n 10 tot 15% hebben uitgedund?
Ik ben mij er van bewust dat de druk op theaterinstellingen en podia op dit moment hoog is. De coronacrisis heeft zijn sporen nagelaten en in een tijd van inflatie en arbeidsmarktkrapte staat de cultuursector voor aanzienlijke uitdagingen. De extra coronasteun, die de theaterinstellingen in de basisinfrastructuur (bis) hebben ontvangen, heeft veel kunnen opvangen. Ik constateer evenwel dat, ondanks deze financiële steun, gezelschappen en podia voor nieuwe uitdagingen zijn komen te staan. Dat podia gedwongen zijn delen van hun programmering te annuleren, betreur ik dan ook ten zeerste. Ik heb waardering voor het feit dat zij uiteindelijk scherpe keuzes hebben gemaakt om ook de werkdruk het hoofd te bieden.
Het is voor mij van cruciaal belang dat de theatersector op een gezonde manier kan blijven opereren. Hierbij ligt voor wat betreft de podia ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de gemeentes. Zoals ik in mijn Uitgangspuntenbrief ook aangeef, zet ik mij de komende periode verder in voor een sterke en gezonde creatieve sector. Ik wil werken vanuit vertrouwen, met als uitgangspunt een eerlijke beloning voor iedereen die werkzaam is in de culturele en creatieve sector. Dit staat voor mij boven het aantal producties dat een instelling maakt. Om de prestatiedruk te verminderen, breng ik de komende bis-periode voor de grote theatergezelschappen het in de regeling opgenomen aantal grotezaalproducties terug van drie naar twee. Ook door in de verantwoording minder de nadruk te leggen op kwantitatieve prestaties bied ik instellingen ademruimte en meer vrijheid om binnen de kaders eigen keuzes te maken.
Acht u de extra investeringen in cultuur voldoende, als het merendeel van de theatergezelschappen in 2022 en 2023 geen sluitende begroting heeft? Is het daarnaast niet zorgwekkend dat bijvoorbeeld Het Nationaal Theater (HNT) aangeeft volgende jaar een tekort te verwacht vanen 2,5 miljoen euro?
Het coronavirus heeft grote gevolgen gehad voor de cultuursector. Toen in 2022 de theaters na diverse lockdowns weer hun deuren openden, startte een periode van herstel. Dat veel podiumkunstinstellingen het jaar 2022 hebben afgesloten met een tekort, vind ik in het licht van de gevolgen van de coronapandemie op zich niet direct zorgwekkend. Ik houd er rekening mee dat instellingen in 2023 ook nog te maken zullen hebben met tekorten. Dat deze situatie voor de betreffende gezelschappen spanningen met zich meebrengt, is uiteraard meer dan begrijpelijk. Ik zie echter dat de tekorten vooralsnog veelal kunnen worden opgevangen door de coronasteun die instellingen hebben ontvangen en de reserves die zijn opgebouwd. Wel wil ik de druk op de culturele en creatieve sector verlagen door nog meer uit te gaan van vertrouwen. Zo wil ik minder nadruk leggen op kwantitatieve prestaties en instellingen meer rust en vrijheid gunnen om binnen een aantal kaders eigen keuzes te kunnen maken.
Acht u het financieel haalbaar voor culturele instellingen om naast stijgende kosten voor verwarming en elektra komende jaren ook meerkosten te hebben aan fair pay? Gezien de noodzaak van het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van zzp’ers en medewerkers in loondienst in de culturele sector; zou het niet logischer zijn dat de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Media & Sociale Zaken en Werkgelegenheid hieraan bij zullen dragen, omdat culturele instellingen anders onvermijdelijk moeten bezuinigen op productiekosten? In hoeverre houdt het kabinet rekening met de stijgende loonkosten en de bestaanszekerheid van medewerkers in de culturele sector in haar beleid?
Het verstevigen van de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector is een van de speerpunten van mijn beleid. Zoals aangegeven in mijn Meerjarenbrief cultuur – De Kracht van Creativiteit2 heb ik verschillende maatregelingen genomen om de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo voeg ik vanaf de nieuwe bis-subsidieperiode 2025–2028 onder andere structureel € 34,1 miljoen toe om een impuls te geven aan fair pay.
Inmiddels heeft de Kamer de Voortgangsbrief arbeidsmarktbeleid culturele en creatieve sector3 ontvangen. Hierin maak ik de verdere invulling van de plannen voor het verbeteren van de culturele en creatieve arbeidsmarkt kenbaar.
Vanaf 2023 is er structureel 1 procent extra prijsbijstelling beschikbaar ter compensatie voor de hoge inflatie en energiekosten voor instellingen. Deze extra prijsbijstelling komt bovenop de prijsbijstelling van circa 4 procent en de loonbijstelling van 3,55 procent die in 2022 is uitgekeerd. Daarnaast ontvangen alle culturele instellingen in 2023 ook een loon- prijsbijstelling van beiden rond de 6 procent over hun subsidie vanuit OCW.
Hoe rijmt u deze zaken met het voornemen dat u de komende periode in het teken wilde laten staan van herstel, vernieuwing & groei en om het culturele leven weer te laten bloeien? Vindt u dat dit is gelukt als u deze berichtgeving leest? Bent u bereid het beleid aan te passen, door bijvoorbeeld meer rekening te houden met stijgende loon- en energiekosten, om de culturele instellingen financieel niet kopje onder te laten gaan?
Mijn voornemen om het cultuurbeleid in het teken te laten staan van herstel, vernieuwing en groei blijft ongewijzigd. Het verstevigen van de arbeidsmarkt is daarin één van mijn prioriteiten. Ik realiseer mij terdege dat de culturele sector onderhevig is aan de grilligheid van de huidige situatie op de arbeidsmarkt en de stijging van kosten. De daaruit voortvloeiende onzekerheden waar instellingen mee te maken krijgen, zal ik niet volledig kunnen wegnemen. Wel zet ik me ervoor in om instellingen te ondersteunen en een perspectief te bieden. In mijn Meerjarenbrief heb ik reeds diverse maatregelen aangekondigd. Zo zal er vanaf 2025 € 34,1 miljoen structureel beschikbaar zijn voor fair pay en wil ik in de nieuwe bis-periode verplicht stellen dat instellingen collectieve tariefafspraken maken en zich hieraan verbinden. In mijn Uitgangspuntenbrief en Voortgangsbrief arbeidsmarktbeleid wordt dit verder geconcretiseerd.
De sekte La Luz Del Mundo |
|
Michiel van Nispen (SP), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de HBO documentaireUnveiled: Surviving La Luz Del Mundo?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat deze sekte ook in Nederland is gevestigd, in Den Haag?
Ja, het is bekend dat er in Den Haag een kerk of gebedslocatie is gevestigd die verbonden is aan La Luz Del Mundo.
In uw antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP) en Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het verdwijnen van sektesignaal2 geeft u aan dat het van belang is «dat er tegen sektes wordt opgetreden en dat slachtoffers worden geholpen en ergens terecht kunnen als zij daar behoefte aan hebben»; hoe wordt hier invulling aan gegeven, in het algemeen en in het specifieke geval van de sekte La Luz Del Mundo waarvan de leider in de Verenigde Staten strafbare feiten heeft gepleegd?3
Als er sprake is van strafbare feiten kan er aangifte worden gedaan. Bij alle aangiftes wordt een slachtoffer individueel beoordeeld op mogelijke kwetsbaarheid en indien deze kwetsbaarheid bestaat worden er beschermingsmaatregelen genomen. Het doel van de individuele beoordeling is een betere bescherming bieden aan slachtoffers, tegen secundair slachtofferschap, herhaling, intimidatie of vergelding. In het specifieke geval van La Luz Del Mundo is er bij de politie geen informatie bekend die zou moeten leiden tot strafrechtelijk optreden.
Daarnaast hebben slachtoffers en hun naasten baat bij een herkenbare plek in de hulpverlening. Een plek waar ze laagdrempelig via telefoon en chat en desgewenst anoniem terecht kunnen. En waar als zij dat willen zij ook kunnen worden doorverbonden met gespecialiseerde hulpverlening of in contact kunnen worden gebracht met de politie. Binnen het bestaande hulpaanbod zijn organisaties die in beginsel in deze behoeften voorzien. Organisaties als Slachtofferhulp Nederland of Fier kunnen ondersteuning bieden bij de verwerking en het herstel van leed dat hen is aangedaan en doorverwijzen naar ggz-instellingen die geestelijke gezondheidszorg bieden.
Wel is het nodig dat er voor slachtoffers van dwingende groepsculturen binnen het bestaande hulpaanbod meer herkenbaarheid komt en meer specialistische expertise wordt opgebouwd. Ik verwijs u naar mijn brief van 30 juni waarin ik hier verder op in ga.
Bent u bekend met Meld.nl, een burgerinitiatief om tot een centraal meldpunt te komen?
Ja, ik ben bekend met Meld.nl. De site lijkt niet actief. In dit verband wil ik wijzen op de website slachtofferwijzer.nl, die sinds 2012 beschikbaar is. Hierop kunnen slachtoffers, hun naasten, hulpverleners en geïnteresseerden informatie vinden over praktische, juridische, emotionele en financiële hulpverlening van verschillende instanties. De site wordt door ongeveer 45.000 unieke bezoekers per maand bezocht.
Bent u bekend met het Belgische kennisplatform Informatie- en Adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties?4 Is er in Nederland behoefte aan een dergelijk kennisplatform? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met het Belgische kennisplatform Informatie- en Adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties. In voornoemde brief van 30 juni geef ik aan dat ik het nuttig vind te verkennen in hoeverre werkbare elementen uit het model dat het Belgische kennisplatform hanteert, bruikbaar zijn in de Nederlandse context. Ik neem dat mee in de in de brief genoemde verkenning bij welke bestaande organisatie en op welke wijze de hulp aan slachtoffers van sekten steviger en meer herkenbaar kan worden ingebed.
Hoe krijgt op dit moment de samenwerking tussen experts bij de gemeenten en bij de politie vorm, op kennis cq de aanpak van sektes?
De politie is een van de samenwerkingspartners in het verband van de Regionale Informatie en Expertise Centra’s (RIEC’s) alwaar gezamenlijk met andere partners waaronder gemeenten, OM, FIOD en Belastingdienst wordt opgetrokken en informatie wordt gedeeld om misstanden vroegtijdig te herkennen en aan te pakken. Het kan hier ook gaan om strafbare feiten, zoals seksuele uitbuiting of intimidatie, in relatie tot sektes.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie Van Nispen en Van Wijngaarden (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 54) over een meldpunt voor slachtoffers?
Ik verwijs u naar voornoemde brief van 30 juni.
Het bericht 'Deepfakes op TikTok maken illegale reclame voor leningen' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Deepfakes op TikTok maken illegale reclame voor leningen» van BNR Nieuwsradio?1
Ja.
Vindt u het met mij eveneens verwerpelijk dat een internationaal reclamenetwerk door middel van deepfakes met name jongeren met valse beloften naar leensites lokt?
Ja, reclame die is gebaseerd op valse beloften is sowieso verwerpelijk. Dat dit nog eens specifiek is gericht op jongeren maakt het nog kwalijker.
Kun u aangeven welke wet- en regelgeving wordt overtreden door deze reclames op TikTok, zoals gesteld in het artikel, wie deze overtredingen begaat en wie verantwoordelijk is voor het naleven en handhaven van de wet- en regelgeving op dit punt?
Het is aan de rechter of toezichthouders om overtredingen vast te stellen, en niet aan het kabinet. Tot nu toe is voor zover bekend nog geen overtreding vastgesteld. Wij hebben evenmin informatie over lopende of nog te starten onderzoeken. Daarover kunnen de toezichthouders, die onafhankelijk zijn, ook geen uitspraken doen. Hieronder geef ik wel een overzicht van de wet- en regelgeving die in dit kader van toepassing is.
Kunt u bevestigen dat ABN AMRO, ING en Pricewise niet betrokken zijn bij deze reclamestrategie en er evenmin van op de hoogte waren?
ABN AMRO, ING en Pricewise laten weten niet van deze advertentiewijze te weten en niet hiermee geassocieerd te willen worden. Zij hebben geprobeerd de reclames zo snel mogelijk uit de lucht te halen via TikTok en Google. TikTok heeft inmiddels aan ABN AMRO aangegeven dat de advertenties over leningen niet in lijn zijn met de richtlijnen voor financiële instanties. Alle advertenties zijn van het platform verwijderd. Ook zijn alle accounts geblokkeerd van waaruit de advertenties geplaatst zijn.
Zo ja, ligt het voor deze bedrijven in de rede een financiële claim in te dienen bij de producent van deze reclames?
ING heeft aangeven om, indien duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor het plaatsen van deze advertenties, te bekijken wat juridisch de mogelijkheden zijn en of het nodig is om hier actie op te ondernemen. De andere betrokken bedrijven hebben zich hier niet over uitgelaten. Vooralsnog zijn geen claims ingediend.
Bent u bereid om als aandeelhouder van ABN AMRO aan te dringen op het stopzetten van deze reclames en het indienen van een schadeclaim bij de producent van deze reclames?
NLFI is namens de staat aandeelhouder. Het ministerie staat daarbij op afstand. Dee bank heeft uit zichzelf al de nodige acties ondernomen.
Deelt u de opvatting dat de producent van deze deepfakereclames misbruik maakt van het reclamenetwerk van Google?
Google heeft aangegeven dat deze advertentie niet door Google op TikTok is weergegeven. Als Google advertenties aantreft van gebruikers die de beleidsregels inzake misleiding van gebruikers schenden, kan het account worden beëindigd. Zie daarnaast de beantwoording van vraag 3 voor wat betreft de regels die gelden voor de uploader(s) van de reclamevideo’s. Het is aan de bevoegde autoriteiten om te oordelen of er al dan niet sprake is van misbruik van het reclamenetwerk.
Welke verantwoordelijkheid ligt er in juridisch en moreel opzicht bij zowel Google als TikTok om ervoor te zorgen dat gebruikers hun platform op een veilige manier kunnen gebruiken en oplichting van gebruikers met name jongeren te voorkomen?
Voor de beantwoording van deze vraag over de verantwoordelijkheden in juridisch opzicht verwijs ik naar het antwoord bij vraag 3, waarin de verantwoordelijkheden van Google en TikTok op grond van de DSA worden toegelicht. Naast verplichtingen op grond van de DSA dienen online platforms als Google en TikTok zich ook te houden aan het generieke consumentenrecht. Over welke verantwoordelijkheden en verplichtingen er rusten op online platforms op grond van het consumentenrecht heeft de ACM in 2020 vuistregels gepubliceerd: Vuistregels Online platformen (acm.nl).
Verder is het een taak van platformen zelf om ervoor te zorgen dat de informatie die via hun diensten wordt verspreid zo betrouwbaar mogelijk is, maar ook om ervoor te zorgen dat gebruikers beter in staat zijn om foutieve of misleidende informatie te herkennen en signaleren.
Op welke wijze gaat u gebruikers, met name jongeren, beschermen tegen dergelijke praktijken die desastreuze financiële gevolgen kunnen hebben, met name omdat experts verwachten dat deepfake reclames in de nabije toekomst niet van echt te onderscheiden zijn?
De Nederlandse overheid zet allereerst in op het mediawijs en weerbaar maken van burgers en scholieren. Steeds meer scholen in Nederland besteden binnen de context van digitale geletterdheid en mediawijsheid aandacht aan bijvoorbeeld desinformatie. Voor scholen gebeurt dat onder meer door al bestaand lesmateriaal overzichtelijk te bundelen. Op die manier worden scholen geholpen met het vormgeven van hun lessen over deze onderwerpen. Voor de bredere kabinetsinzet ten aanzien van het versterken van de weerbaarheid van burgers, verwijs ik u naar de Kamerbrief over de Rijksbrede strategie effectieve aanpak van desinformatie2.
De digitale wereld is complex. Er is een substantiële kennisasymmetrie tussen de bedrijven die de digitale wereld maken en de gebruikers daarvan. De precieze werking van dataverzameling, -deling en -gebruik is ingewikkeld, beïnvloedingen zijn subtiel en ongemerkt (denk aan grafische ontwerpen om gebruikers bepaalde keuzes te laten maken), maar ook de werking van apparaten zelf of instellingen zijn voor een gemiddelde gebruiker vaak moeilijk te doorgronden. Hierdoor wordt het voor gebruikers moeilijk om een goede inschatting te maken van de effecten van online activiteiten op eigen welzijn. Zeker als het gaat om kinderen. Naast dat bedrijven verplicht zijn om zo transparant mogelijk te zijn over hoe hun producten werken is goede voorlichting aan kinderen, ouders en verzorgers over kansen en risico´s in de digitale wereld cruciaal. Zoals aangekondigd in de brief van 16 december 2022 wil het kabinet daarom een meerjarige, brede publiekscampagne starten3. Het thema desinformatie zal daar onderdeel van uitmaken.
Op grond van de DSA zijn grote online platforms- en zoekmachines verplicht om jaarlijks de systeemrisico’s die voortvloeien uit de werking of het gebruik van hun diensten in kaart te brengen en deze risico’s zo nodig beperken. Systeemrisico’s zijn bijvoorbeeld de verspreiding van illegale inhoud en/of desinformatie via hun diensten, al dan niet met gebruikmaking van deepfakes. De Europese Commissie zal hier toezicht op houden.
Als het specifiek gaat over reclames voor krediet ziet de AFM toe op de vergunningplicht voor consumptief krediet en de normen die bij het antwoord op vraag 3 worden genoemd. Kredietaanbieders moeten onder meer toetsen of de lening verantwoord kan worden verstrekt en een BKR-toets doen. Er mag bovendien alleen krediet worden verstrekt aan 18+. Een kredietcontract aan minderjarigen is niet rechtsgeldig.
Ten aanzien van gebruik van AI geldt dat er in Brussel onderhandeld wordt over de AI act. Gebruikers van generatieve AI, zoals systemen die videomateriaal genereren of bewerken die aanzienlijk op bestaande personen lijken, worden onder de AI Act verplicht om uiterlijk op het moment van de eerste interactie of blootstelling duidelijk te maken dat sprake is van gegenereerde content. Tot slot kan worden vermeld dat de Europese Commissie wil dat partijen die zich hebben aangesloten bij de Code of Practice on Disinformation, technologie gaan ontwikkelen zodat AI gegenereerde content duidelijk gelabeld wordt, zodat geen twijfel meer kan bestaan of iets echt of een deepfake is. Hierover is de Europese Commissie op dit moment in gesprek met de ondertekenaars van de EU Code of Practice on Disinformation.
Welke mogelijkheden zijn er om dit soort illegale reclames aan te pakken, wanneer het verantwoordelijke bedrijf is geïdentificeerd?
Zie vraag 3. De toepasselijke wet- en regelgeving geven de bevoegde autoriteiten, waaronder de AFM, de ACM of in het geval van de DSA de Europese Commissie, een mandaat te handhaven indien de regels worden overtreden.
Het artikel 'Hoe beoordeel je of een kunstinstelling voldoende divers is' |
|
Pim van Strien (VVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hoe beoordeel je of een kunstinstelling voldoende divers is»1 en het aan u verzonden «Advies aanvraag- en beoordelingsproces BIS 2025–2028»2?
Ja, ik ken dit artikel en ik ken het advies van de Raad voor Cultuur.
Herkent u zich in het beeld dat hier geschetst wordt, namelijk dat er spanning ontstaat («dat roept vragen op») wanneer de toetsing voor het toekennen van subsidie mede gebaseerd wordt op de mate van implementatie van de codes, namelijk de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie?
Het onderschrijven van de drie gedragscodes is niet nieuw. Ook in de lopende periode3 is het onderschrijven van de drie codes een vereiste. Ik hecht er waarde aan om te benoemen dat de codes niet door mij of mijn voorganger zijn bedacht, maar uit de sector zelf komen. Het beeld dat in het artikel wordt geschetst herken ik niet direct. In mijn brief over de uitgangspunten van het beleid voor de periode 2025–2028 ga ik nader op het advies van de raad in.
Kunt u zich vinden in de duiding van het NRC dat voornamelijk de naleving op het gebied van duurzaamheid en de drie codes strenger wordt in het advies voor de nieuwe BIS-periode? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de breed aangenomen motie van het lid Van Strien3, die juist oproept om innovatie, ondernemerschap en maatschappelijke impact mee te wegen?
Bij vraag twee treft u mijn reactie op de drie codes aan. De raad adviseert mij om op het gebied van duurzaamheid eisen te stellen aan aanvragers. Dit is een nieuw aspect, aangezien duurzaamheid op dit moment geen vereiste is om in aanmerking te komen voor bis-subsidie. Op dit moment bestudeer ik dit onderdeel van het advies van de raad. Ik wil namelijk een goede afweging maken waarbij ik zowel het belang van dit onderwerp als de positie van culturele instellingen recht doe. In mijn brief over de uitgangspunten van het beleid voor de periode 2025–2028 kom ik terug op het thema duurzaamheid. In die brief komt ook de uitwerking van de door u ingediende motie aan de orde.
Vindt u dat de vergaande focus op voornamelijk de drie gedragscodes in lijn is met uw breder ingestoken adviesvraag?
De Raad voor Cultuur is een onafhankelijk adviesorgaan en adviseert naar eigen goeddunken. Dat is een groot goed en een belangrijk uitgangspunt in het cultuurbeleid. Vandaar dat ik geen oordeel ga vellen over de mate waarin het advies op dit punt in lijn is met de door mij ingediende adviesaanvraag.
Is dit in lijn met uw adviesaanvraag in december waarin u vroeg om advies over hoe gemeten kan worden dat de drie codes (…) «volledig zijn geïncorporeerd» waarop getoetst kan worden bij de beoordeling van aanvragen? Was dit de uitwerking die u beoogde?
In mijn adviesaanvraag heb ik aan de raad een vraag gesteld. Het antwoord van de raad neem ik ter harte. Het is uiteindelijk aan mij om, mede op basis van het advies van de raad, een besluit te nemen over de omgang met de codes. Mijn voornemens maak ik kenbaar in mijn uitgangspuntenbrief. Met uw Kamer ga ik vervolgens daarover in gesprek.
Hoe apprecieert u het voorstel van de Raad voor Cultuur dat de mate van implementatie van de drie codes invloed heeft op de beoordeling voor alle vier de subsidiecriteria? Vindt u dit een wenselijke gang van zaken?
In mijn uitgangspuntenbrief ga ik nader op dit onderwerp in. Daarbij zal ik u ook informeren over de rol van de codes. Dit onderwerp is tevens niet alleen een aangelegenheid van het Rijk, ik overleg hierover met andere overheidslagen.
Op welke wijze vindt u dat het centraal stellen van de codes, specifiek de code diversiteit en inclusie, invloed moet hebben op de artistieke inhoudelijk kwaliteit?
Ik vraag van bis-instellingen om de drie codes, die door de sector zelf zijn opgesteld, te onderschrijven omdat de codes bijdragen aan een gezonde en toegankelijke cultuursector. Hoe de uiteindelijke kunstuitingen gewaardeerd worden, is in mijn beleving een daarvan losstaande vraag. Dat is ook niet iets waar de overheid of ik vanuit mijn rol over ga. Ik zie het als mijn taak om de sector te steunen en te bevorderen, maar een oordeel vellen over artistieke kwaliteit is aan anderen. Dat is ook één van de redenen waarom de Raad voor Cultuur, als onafhankelijk en oordelend adviesorgaan, is opgericht. De raad oordeelt inhoudelijk over de ingediende aanvragen en adviseert mij welke culturele instellingen voor bis-subsidie in aanmerking komen.
Hoe waardeer u de impliciete aanname van de Raad voor Cultuur dat diversiteit een vereiste is voor artistieke kwaliteit? Betekent dat volgens u ook dat een mono-cultureel gezelschap nooit goede kunst kan maken?
De aanname die u noemt, herken ik niet in het advies van de raad. Het advies beschrijft in mijn beleving voorwaarden die gesteld kunnen worden aan instellingen om in aanmerking te komen voor financiering. Aandacht voor inclusie en diversiteit is daarbij van belang. Het gaat om verscheidenheid op het vlak van bijvoorbeeld leeftijd, opleidingsniveau, woonplaats en sociaal economische positie. Een pluriform en meerstemmig aanbod van kunstuitingen zorgt ervoor dat meer mensen in aanraking kunnen komen met cultuur en zich hierin herkennen.
Deelt u de mening dat de artistieke missie van een instelling leidend moet blijven, en deze creatieve vrijheid niet ingeperkt mag worden door de code Diversiteit & Inclusie?
Onder meer in mijn Meerjarenbrief5 heb ik aangegeven dat ik artistieke vrijheid heel belangrijk vind. Ik ben het niet eens met de stelling dat die vrijheid wordt ingeperkt door van instellingen te vragen om de code Diversiteit en Inclusie toe te passen. Het gaat hier om culturele instellingen die vanuit publiek geld gefinancierd worden. Het is in mijn beleving dan ook terecht dat de sector oog heeft voor de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld als het gaat om woonplaats, opleidingsniveau, leeftijd en sociaal economische positie. Voor de volledigheid merk ik graag op dat de code Diversiteit & Inclusie is opgesteld door de gezamenlijke brancheverenigingen uit de sector en breed wordt gedragen. Deze inzet waardeer ik en wil ik ondersteunen.
Deelt u de mening dat cultureel ondernemerschap niet hetzelfde is als «bedrijfsmatige gezondheid», wat door de Raad voor Cultuur wordt geïnterpreteerd als een realistische begroting en het voldoen aan de drie codes en duurzaamheidsdoelen? Zo ja, op welke manier gaat u cultureel ondernemerschap wel borgen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat cultureel ondernemerschap niet hetzelfde is als bedrijfsmatige gezondheid. Cultureel ondernemerschap stimuleer ik bijvoorbeeld via Cultuur+Ondernemen. Deze organisatie vervult een kennisfunctie voor de sector, organiseert trainingen en verstrekt tevens leningen aan cultureel ondernemers. Ook jaag ik via DEN, het kennisinstituut voor digitale transformatie, nieuwe verdienmodellen aan die voortkomen uit digitale innovatie. Cultureel ondernemerschap associeer ik ook met het zien en benutten van kansen en het creëren van waarde voor jezelf en anderen. Als het gaat om de culturele sector denk ik daarbij aan de artistieke en maatschappelijke waarde die de sector heeft.
In de plannen die instellingen indienen om in aanmerking te komen voor bis-subsidie komen de artistieke en maatschappelijke waarde aan de orde. Tegelijkertijd begrijp ik de suggestie van de Raad. Van bis-instellingen verwacht ik dat ze zorgvuldig met de publieke middelen omgaan en aandacht hebben voor een gezonde bedrijfsvoering. In dat opzicht is de bedrijfsmatige gezondheid een belangrijk voorwaarde voor het ondernemerschap.
Vindt u dat cultureel ondernemerschap ook verantwoordelijkheid voor het genereren van eigen inkomsten betekent, ook als een instelling deels gesubsidieerd wordt? Zo ja, hoe laat u dit terugkomen in de nieuwe BIS?
Instellingen die deel uitmaken van de bis genereren eigen inkomsten. De wijze waarop en de mate waarin is echter verschillend. Dat heeft te maken met allerlei factoren, zoals de functie waar het om gaat, de kosten die bij het soort aanbod horen, de vestigingsplaats etc. Het genereren van eigen inkomsten is belangrijk, omdat dit bijdraagt aan de financiële gezondheid en de weerbaarheid van organisaties. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de toegankelijkheid van kunst daardoor niet teveel wordt beperkt. Als het gaat om subsidiering zoek ik daarom een balans tussen het stimuleren van de artistieke kwaliteit, de toegankelijkheid van cultuur en het stimuleren van het ondernemerschap. Hoe al deze zaken landen in de bis-periode 2025–2028 beschrijf ik in mijn uitgangspuntenbrief. Deze brief ontvangt u binnenkort.
Vindt u dat huidige BIS-instellingen allemaal al voldoende doen op het gebied van cultureel ondernemerschap? Zo nee, wat gaan de nieuwe BIS-voorwaarden uit het advies daar voor verandering inbrengen?
In het antwoord bij de vorige vraag heb ik aangegeven dat er grote verschillen zijn tussen culturele instellingen als het gaat om ondernemerschap. Het is daarom in algemene termen niet te beoordelen of een instelling aan cultureel ondernemerschap voldoet. De vraag is eerder hoe een instelling uiting geeft aan cultureel ondernemerschap. Ik zie dat cultureel ondernemerschap al lange tijd onderdeel uitmaakt van het cultuurbeleid en dat instellingen hier uiting aan geven. Bijvoorbeeld het kostuumatelier van Opera Zuid dat de kostuums voor producties van het eigen huis maakt, maar ook werkt in opdracht van anderen. Of het Zuidelijk Toneel dat een grote collectie kostuums heeft opgebouwd. Een groot deel van de collectie is te huur voor particulieren en organisaties. Bij een aantal jeugdpodiumkunstgezelschappen zie ik dat zij zich meer dan voorheen richten op de allerkleinsten (leeftijd van 0 tot 3 jaar) omdat daar animo voor is bij hedendaagse ouders. Ook zoeken deze instellingen de samenwerking op met crèches en bso’s. Deze voorbeelden betekenen niet dat we dit niet verder hoeven te stimuleren. Ik ondersteun de sector op dit vlak door kennis te beschikbaar te stellen en leningen te verstrekken (beide via Cultuur + Ondernemen) en instellingen attent te maken op innovatieve, digitale verdienmodellen. (via DEN)
Hoe verwacht u dat cultureel instellingen gaan meten wat hun CO2-uitstoot in 1990 was, zoals gevraagd wordt door de Raad voor Cultuur? Wat – bijvoorbeeld – als deze instellingen destijds nog niet bestonden?
Duurzaamheid is een nieuw onderwerp in het cultuurbeleid. In mijn uitgangspuntenbrief ga ik nader in op het advies van de raad ten aanzien van dit punt.
In hoeverre heeft de Raad voor Cultuur gehoor gegeven aan uw oproep om een relatief eenvoudige aanvraagprocedure te houden dit jaar, terwijl vervolgens de drie codes en verduurzamingseisen terugkomen bij alle voorwaarden?
Het organiseren van een relatief eenvoudige aanvraagprocedure is voor mij een belangrijk uitgangspunt. In het advies lees ik dat de raad daar invulling aan heeft proberen te geven. In mijn uitgangspuntenbrief ga ik in op vereenvoudiging van de aanvraagprocedure.
Hoe verhouden al deze wijzigingen zich tot hetgeen u in de Kamer heeft aangegeven, namelijk dat het niet mogelijk was om grote wijzigingen in de BIS '25-'28 door te voeren, zoals meer nadruk op digitalisering, innovatie, ondernemerschap en impact?
De door u genoemde onderwerpen – digitalisering, innovatie, ondernemerschap en impact – zijn ook voor mij belangrijk. Tegelijkertijd bestaat vanuit de sector ook de wens om rust en ruimte te bieden in de komende periode. Die wens neem ik serieus en heb ik meegenomen in mijn adviesaanvraag aan de raad. In mijn uitgangspuntenbrief ga ik verder in op de door u genoemde aspecten.
Het weigeren van een journalist die het lijden van dieren bij ‘ruimingen’ in beeld wil brengen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Sinds wanneer bent u op de hoogte van de herhaalde verzoeken van een fotograaf om aanwezig te zijn bij het vergassen van kippen, eenden en kalkoenen bij bedrijven die (preventief) zijn «geruimd» vanwege vogelgriep, om dit proces in beeld te kunnen brengen?1
Op 24 februari 2022 heeft de betreffende fotograaf een schriftelijk verzoek ingediend voor het verlenen van een ontheffing van het bezoekersverbod op een pluimveebedrijf voor het maken van een fotorapportage van de doding van dieren.
Bent u persoonlijk betrokken geweest bij de afwijzing van de aanvragen van deze fotograaf?
Ja. Op 11 mei 2022 heeft de fotograaf namens mij schriftelijk bericht gekregen dat ik zijn verzoek niet honoreer.
Herinnert u zich dat u volgens uw eigen beleidsuitgangspunten verantwoordelijk bent voor het bevorderen van transparantie in de Nederlandse voedselketens?2
Ja.
Erkent u dat hier ook bij hoort dat mensen moeten kunnen zien hoe dieren worden gefokt, gebruikt en gedood als dit gebeurt in het kader van de productie van vlees, zuivel of eieren?
Ja.
Erkent u dat hier ook bij hoort dat mensen moeten kunnen zien wat de gevolgen zijn van uitbraken van dierziekten en ook hoe het vergassen van 6,6 miljoen kippen, eenden en kalkoenen tijdens de huidige vogelgriepuitbraak eruitziet?
Ik ben voor transparantie wat betreft de manier waarop ons voedsel tot stand komt. Helaas komen bij het houden van dieren ook dierziektenuitbraken voor. Over bestrijding/ruimen zijn wij zeer transparant en beschrijven wij uitgebreid hoe dat in zijn werk gaat. Ruimingen worden daarnaast onafhankelijk beoordeeld door de welzijnscommissie. Ruimingen vinden plaats overeenkomstig de EU regelgeving en de standaarden van de WOAH (World Organisation for Animal Health). Het toelaten van mensen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de ruiming, tot plekken waar een (potentieel) zoönotische dierziekte is uitgebroken, acht ik niet wenselijk. De gevaren van dierziekteoverdracht wegen voor mij zwaarder dan het belang van de journalist die dit in kaart wil brengen.
Erkent u dat vrije pers van cruciaal belang is in een gezonde democratische rechtsstaat, omdat zij de macht controleert en burgers informeert?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het doden van deze dieren gebeurt door kieren in stallen dicht te maken met purschuim of af te plakken met plastic, gasinstallaties neer te zetten en de stallen vervolgens vol te spuiten met gas, zodat de dieren stikken? Kunt u bevestigen dat het tot dertig minuten kan duren tot de dieren dood zijn? Kunt u bevestigen dat bij één van de vele stalvergassingen van het afgelopen jaar 150 dieren na de vergassing in de stal nog in leven bleken te zijn? Erkent u dat deze dieren dus een lange doodsstrijd hebben gevoerd, tienduizenden soortgenoten om zich heen hebben zien stikken en pas zijn ontdekt toen de deuren weer open gingen, waarna bij al deze dieren stuk voor stuk de nek werd omgedraaid?3, 4
Om een stalvergassing met koolstofdioxide uit te voeren moeten de kieren in de stal worden gedicht. Dit om te voorkomen dat er gas weglekt uit de stal. De gasconcentratie is bepalend voor het intreden van de bewusteloosheid en dood van de dieren. Bij een stalvergassing moet het gas zich eerst binnen in de stal verspreiden; binnen 10 minuten nadat het (verwarmde) CO2-gas in de stal is gebracht, zijn de dieren bewusteloos en binnen 30 min zijn alle dieren in de stal dood (Kamerstuk 2022Z08267).
In het «Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten 2021–2022» (Bijlage bij Kamerstuk 28 807, nr. 284) staat benoemd dat er in de periode 2021–2022 bij één bedrijf bleek dat na een vergassing nog 150 dieren in leven bleken te zijn. Deze dieren zijn vervolgens gedood door ervaren personen middels het handmatig breken van de nek (cervicale dislocatie). Volgens de Welzijnscommissie is er in deze situatie adequaat gehandeld.
Kunt u bevestigen dat het voor journalisten tijdens de coronapandemie niet werd verboden om aanwezig te zijn op Covid-afdelingen van ziekenhuizen?
Vanuit het Ministerie van VWS zijn geen regels of beperkingen opgelegd op dit vlak. De ziekenhuizen waren zelf verantwoordelijk voor afspraken hierover en hebben dus zelf beleid moeten opstellen over de toegang van journalisten tot besloten delen van het ziekenhuis tijdens de pandemie. Ik heb geen informatie over hoe dit in de praktijk is gegaan.
Kunt u uitleggen waarom aanvragen voor aanwezigheid van journalisten bij pluimveebedrijven waar alle dieren worden vergast wel standaard worden afgewezen, ook als zij toezeggen extra beschermingsmaatregelen in acht te nemen, nog bovenop de standaard maatregelen?
Het is al lange tijd staand beleid dat niet-essentieel personeel niet wordt toegelaten tijdens ruimingen. Daarbij komt dat vogelgriep een zoönose is.
Kunt u bevestigen dat er sinds afgelopen november zelfs hekken worden geplaatst bij bedrijven waar vergassingen plaatsvinden, waardoor ook het fotograferen vanaf de openbare weg onmogelijk wordt gemaakt? Wat is hiervoor de reden?
De NVWA plaatst geen hekken bij ruimingen. Mogelijk dat dit een keer is gebeurd op initiatief van de veehouder.
Kunt u bevestigen dat bij ieder bedrijf waar alle aanwezige dieren worden vergast wél cateringbedrijven worden toegelaten?
Ja, het ruimingspersoneel moet voorzien worden van eten en drinken. De cateraar brengt het eten en drinken tot aan de erfgrens en betreedt het erf niet.
Hoe rijmt u het verbieden van de aanwezigheid van journalisten bij het vergassen van dieren met uw verantwoordelijkheid voor het bevorderen van transparantie?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 9 is vogelgriep een zoönose en is het staand beleid om mensen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de ruiming, niet aanwezig te laten zijn op het bedrijf. Daarbij is een ruiming ingrijpend voor de pluimveehouder en zijn gezin. Het is daarmee niet gepast om mensen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de ruiming het erf te laten te betreden. Ook is het praktisch niet mogelijk om een fotograaf aanwezig te laten zijn in de stal tijdens het doden van de dieren. De dieren worden namelijk gedood middels vergassing.
Ik erken het belang van transparantie. Door de NVWA wordt daarom op dit moment een rapportage met beeldmateriaal gemaakt over de bestrijding van vogelgriep waar alle facetten, inclusief het ruimen, aan bod komen. De beelden zullen openbaar worden.
Hoe kijkt u naar de conclusie die de fotograaf voorlopig heeft moeten trekken: «De boodschap van de overheid lijkt te zijn: dode dieren laten we maar liever niet zien, wij regelen het verder wel, brave burgers. Maar we moeten onze ethiek en moraal kunnen toetsen, de wetten, regels en overheidshandelingen die voor ons in het leven zijn geroepen beoordelen, meningen kunnen vormen. De kans wordt anders groot dat we verkeerde keuzes maken of zelfs niet weten wat er speelt»? Wat is uw reflectie hierop?
Ik betreur dat dit de conclusie is die de betreffende fotograaf heeft getrokken. De onafhankelijke Welzijnscommissie Dierziekten is in de periode 2021–2022 door de NVWA op de hoogte gebracht van elke voorgenomen ruiming en is ook bij een groot deel van de ruimingen aanwezig. De commissie heeft op basis van haar bezoeken geconcludeerd dat er bij de ruimingen van bedrijven in de periode 2021–2022 geen vermijdbaar ongerief is vastgesteld. En ook de in het antwoord op vraag 12 genoemde rapportage zal bijdragen aan transparantie over de bestrijding van vogelgriep en de ruimingen.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het aanpassen van boeken onder druk van de woke doctrine |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op recente berichten over het aanpassen van boeken van onder anderen Agatha Christie, Roald Dahl en Ian Fleming nadat passages of woorden hieruit door «sensitivity readers» als onwenselijk of «kwetsend» waren bestempeld?1, 2, 3
De NOS bericht dat uitgeverij De Fontein, waar de Nederlandse edities van onder meer Roald Dahl verschijnen, kritisch is over het besluit van de Engelse uitgever bepaalde woorden aan te passen. Het artikel van de NOS maakt duidelijk dat het aanpassen van sommige kinderboeken niet iets nieuws is: «Zo zijn ouderwetse woorden in de verhalen van Annie M.G. Schmidt moderner gemaakt. Ook is het taalgebruik in de van oorsprong Zweedse boeken over Pippi Langkous aangepast: in de originele versie werd haar vader «negerkoning» genoemd. In de nieuwe editie is hij «Koning van de Zuidzeeën». Taalgebruik dat nu wordt ervaren als racistisch wordt vaker aangepast.»
Ik neem met belangstelling kennis van dit debat. Of en welke woorden er worden gewijzigd, zie ik als een zaak van uitgevers, schrijvers en vertalers.
Deelt u de grote zorgen over het op basis van politiek-ideologische motieven censureren van dergelijke klassieke werken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de opvatting dat literatuur per definitie binnen de tijdsgeest gezien moet worden en dat het absurd is om boeken anno 2023 contextloos door een progressieve bril te bekijken? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het voor een beter begrip van een kunstwerk goed is om dit tegen de achtergrond van de tijd waarin het is ontstaan te bekijken. Daarnaast komt de betekenis van een kunstwerk tot stand in wisselwerking met de lezer, toeschouwer of luisteraar. Daarbij is het duidelijk dat opvattingen over woorden en hun betekenis in de loop van de tijd veranderen. Zie het voorbeeld uit Pippi Langkous hierboven.
Deelt u de opvatting dat het daarnaast bijzonder onvolwassen is om gekwetst te zijn door woordjes als «dik» of «lelijk» of door «rolpatronen» in boeken? Bent u bereid dit onomwonden uit te spreken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke gevallen zijn u bekend van Nederlandse werken die om dergelijke redenen zijn aangepast?
Ik zie het niet als de taak van de politiek om precies in beeld te brengen welke werken waarom aangepast worden.
Deelt u de mening dat het herschrijven van boeken tevens onwenselijk is met het oog op literatuuronderwijs op middelbare scholen, aangezien in dat geval geen literatuur maar herschreven geschiedenis wordt onderwezen?
Nee, die mening deel ik niet automatisch. Een zorgvuldig debat over woorden en hun betekenis kan bijdragen aan historisch begrip. Overigens zijn scholen vrij om te kiezen welke literatuur zij in de klas willen behandelen.
Bent u ermee bekend dat in ieder geval Roald Dahl bij leven heeft aangegeven dat hij absoluut niet wilde dat zijn werken na zijn dood zouden worden aangepast4? Wat is uw oordeel over het postuum aanpassen van werken van auteurs in de wetenschap dat zij dit niet hebben gewild?
Ja, hiermee ben ik bekend. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2, 6 en 8.
Kunt u helder en uitgebreid uiteenzetten welke beschermingsconstructies er momenteel van toepassing zijn op boeken van auteurs die niet meer in leven zijn, onder andere met betrekking tot zaken als auteursrecht, intellectueel eigendom etc?
Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zoals een boek, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (artikel 1 van de Auteurswet). Het auteursrecht geldt in beginsel tot 70 jaar na de dood van de maker (artikel 37 van de Auteurswet).
Naast het uitsluitend recht van de maker om een werk openbaar te maken en te verveelvoudigen, ook wel exploitatierechten genoemd, kent de Auteurswet de maker ook persoonlijkheidsrechten toe (artikel 25 van de Auteurswet). De maker kan deze rechten ook uitoefenen nadat hij het auteursrecht heeft overgedragen.
Met een beroep op artikel 25 van de Auteurswet kan een maker zich onder meer verzetten tegen het aanbrengen van wijzigingen in het betreffende werk, tenzij verzet tegen een dergelijke wijziging onredelijk zou zijn (artikel 25, eerste lid, sub c van de Auteurswet), of tegen elke aantasting van het betreffende werk die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of goede naam (artikel 25, eerste lid, sub d. van de Auteurswet). Van het laatstgenoemde recht kan de maker geen afstand doen.
Anders dan de exploitatierechten gaan de persoonlijkheidsrechten van artikel 25 van de Auteurswet bij overlijden van de maker niet van rechtswege over op de erfgenamen. Persoonlijkheidsrechten gaan alleen over aan een ander indien de maker dit bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald. Is dat niet gebeurd, dan vervallen de persoonlijkheidsrechten bij de dood van de maker.
Op grond van artikel 25, vierde lid, van de Auteurswet blijft de maker bevoegd om zodanige wijzigingen in het werk aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw vrijstaat. Dit recht komt na zijn overlijden ook toe aan degene die de maker bij wilsbeschikking heeft aangewezen als redelijkerwijs aannemelijk is dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
Wat is de reikwijdte hiervan? Met andere woorden: bestaan er juridische beperkingen met betrekking tot het aanpassen of totaal herschrijven van dergelijke werken en zo ja, welke?
Zie het antwoord op vraag 8.
Bent u ermee bekend dat schrijver Jan Terlouw zeer kritisch is over de verfilming van zijn werk «Koning van Katoren», waarin onder andere zonder zijn toestemming een kerk werd vervangen door een moskee, en dat hij oproept de verfilming vooral niet te bekijken5?
Ik beschouw dit als een zaak tussen de schrijver en de filmmakers.
Kunt u aangeven of en op welke wijze auteurs beschermd zijn en/of kunnen worden tegen voor hen ongewenste aanpassingen aan hun werk bij de verfilming ervan? Kunt u ook hierbij weer specifiek ingaan op zaken met betrekking tot intellectueel eigendom en auteursrecht?
Zie het antwoord op vraag 8.
Welke juridische mogelijkheden ziet u om boeken te beschermen tegen hetgeen de werken van Christie, Dahl en Fleming nu overkomt?
Zie het antwoord op de vraag 8.
Biedt het classificeren van bepaalde Nederlandse boeken tot nationaal en/of cultureel erfgoed mogelijkheden hiertoe? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en bent u bereid hier werk van te maken?
Ik zie het niet als een taak van de overheid voor te schrijven welke boeken tot ons nationale erfgoed behoren. Dit is aan de samenleving zelf.
Overzichten van belangrijke boeken en schrijvers leiden vaak tot boeiende gesprekken over wat van waarde is en blijft, en over hoe onze opvattingen, smaken en voorkeuren in de loop van de tijd veranderen. Juist doordat we met een nieuwe blik naar erfgoed kijken, houden we het erfgoed levend.
De bestrijding van desinformatie door de denktank Desinformatie. |
|
Pieter Omtzigt , Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel ««Desinformatie» over vaccins bestrijden. Wat deden ambtenaren achter de schermen?»?1
Ja.
Herinnert u zich dat deze zaken niet aan het licht kwamen toen u antwoord gaf op de vraag: «Kunt u de vraag beantwoorden of de Nederlandse overheid (inclusief alle ministeries, alle diensten zoals AIVD en MIVD, leger(onderdelen), de politie, de NCTV, agentschappen zoals het RIVM, ZBO’s en andere eenheden en datacentra (zoals het Land Information Manoeuvre Centre)) de afgelopen vier jaar toegang heeft (of gehad heeft) tot de portal van Meta waar desinformation gemeld wordt of vergelijkbare portals bij andere sociale media bedrijven of andere manieren om bepaalde content minder zichtbaar of onzichtbaar te maken, gebruikers een waarschuwing, een ban of een schaduwban te geven?'2
Het is juist dat de denktank desinformatie niet is genoemd in de beantwoording, waarnaar wordt verwezen, omdat de denktank geen toegang heeft tot een dergelijk portal bij Meta of andere sociale media bedrijven. De denktank heeft ook niet de status van «trusted flagger». Deelnemers aan de denktank kunnen, net als ieder ander, reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden.
Hoe komt het dat deze vraag onvolledig beantwoord is?
De vraag is volledig beantwoord. In de beantwoording3 is aangegeven dat «Naast deze speciale statussen het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Er is hier geen compleet overzicht van. Net als dat bedrijven of burgers meldingen kunnen doen bij online platformen, kunnen organisaties binnen de rijksoverheid om verschillende redenen, en vanuit hun diverse taakopvatting in contact treden met online platformen.» Het contact van ambtenaren uit de denktank desinformatie met platformen valt hier ook onder. Deelnemers van de denktank hebben contact gehad met platformen zonder dat zij hierbij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hadden.
Wilt u ervoor zorgdragen dat de bovengenoemde vraag nogmaals beantwoord wordt maar nu volledig en wel over de afgelopen vier jaar?
Voor de organisaties binnen de rijksoverheid waarvan bekend is dat ze over een «trusted flagger» status beschikken bij Meta of andere online platformen, verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere Kamervragen4. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3, had de denktank desinformatie geen dergelijke status.
In dezelfde antwoorden staat ook beschreven dat het kan voorkomen dat ministeries in contact treden met online platformen zonder dat zij een bepaalde status, of toegang tot bepaalde portalen hebben. Dit gebeurt, zoals aangegeven, vanuit verschillende taakopvattingen. Bijvoorbeeld wanneer hacking of phishing aan de orde lijkt te zijn of wanneer er nep-accounts zijn aangemaakt door anderen, die moeten doorgaan voor accounts van bewindspersonen of een account van een ministerie. Zoals eerder aangegeven, is er geen compleet overzicht van alle interacties, die overheidsorganisaties de afgelopen vier jaar hebben gehad met online platformen.
Kunt u precies aangeven hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief ambtenaren, agentschappen, zelfstandig bestuursorganen (ZBO’s) en inspecties) te werk is gegaan in de afgelopen vijf jaar bij het bestrijden van desinformatie, hoe dat gedefinieerd is en welke informatie minder zichtbaar of onzichtbaar gemaakt is op internet?
Nee, dat kan ik niet, want er is geen overzicht van de inzet van het Ministerie van VWS en de daaronder vallende gremia op het gebied van desinformatie. Het Ministerie van VWS en de verschillende gremia, die hieronder vallen, hebben niet de bevoegdheid of mogelijkheid informatie minder zichtbaar of onzichtbaar te maken op internet. De beslissing hiertoe ligt bij de sociale media platformen, die hierover gaan.
Het Ministerie van VWS hanteert de rijksbrede definitie van desinformatie5.
Hieronder is er een beschrijving gegeven van de inzet van het Ministerie van VWS, de IGJ en het RIVM.
In 20186 heeft de toenmalig Staatssecretaris van VWS een brief naar de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van een daling in de vaccinatiegraad. In deze brief zijn zes actielijnen omschreven, waaronder de actielijn «actief tegengaan van onjuiste informatie». De reden voor deze actielijn is dat het actief verspreiden van misvattingen over vaccinaties kan leiden tot onzekerheid of onduidelijkheid bij ouders en tot onnodige gezondheidsschade bij kinderen.
Op 15 april 2019 heeft de eerste bijeenkomst van de denktank desinformatie plaatsgevonden, waarbij een aantal uitgangspunten voor de denktank is opgesteld. In de brief7 waarmee uw Kamer hierover is geïnformeerd is ook beschreven dat deelname aan de denktank desinformatie op eigen initiatief is en er voor VWS een faciliterende rol werd voorzien. Vanaf april 2019 is de denktank desinformatie meermaals bij elkaar gekomen en was de inzet van de denktank gericht op het beschikbaar stellen van betrouwbare informatie en hebben deelnemers van de denktank op individuele titel ingezet op het weerspreken van onjuiste informatie op sociale media, televisie, in kranten en in vakbladen.
De Tweede Kamer is doorlopend geïnformeerd over de inzet van de denktank8.
Naast de denktank desinformatie die is opgericht in 2019 onder de vlag van de Vaccinatiealliantie is er vanuit het Ministerie van VWS geïntensiveerde inzet geweest op de aanpak van desinformatie in het kader van de COVID-19 pandemie. Deze aanpak richtte zich op twee sporen:
Over deze aanpak is de Tweede Kamer uitvoerig geïnformeerd9. Met de geïntensiveerde aanpak van desinformatie werd invulling gegeven aan de motie van de leden Van der Voort en Backer10.
Voor BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren geldt in beginsel dat zij zich niet onbeperkt kunnen uiten over alle onderwerpen. Hun vrijheid van meningsuiting wordt mede bepaald door de richtlijnen en professionele normen van hun eigen beroepsgroep (bijvoorbeeld het NHG of de KNMG). Discussie en reflectie binnen de verschillende beroepsgroepen is altijd heel nuttig. Maar daarná verwacht de inspectie van artsen en andere zorgverleners wel dat zij zich houden aan de algemeen aanvaarde normen en standpunten van hun beroepsgroep. Ook in hun uitspraken aan patiënten en op sociale media. Hun informatie moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn. Het geven van evident onjuiste informatie of zelfs het verspreiden van complottheorieën past daar zeker niet bij. In gevallen, waarin een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in strijd handelt met deze richtlijnen en professionele normen, kan de inspectie een onderzoek starten.
Met de komst van de coronapandemie werd de IGJ meer dan voorheen met zorgverleners geconfronteerd, die professionele normen schonden. Daarbij richt het toezicht zich op de gedragsregels, richtlijnen en professionele normen van de beroepsgroepen met betrekking tot COVID-19. Wanneer deze regels worden overschreden, dan krijgen de betrokken zorgverleners in eerste instantie een (waarschuwings-)brief van de IGJ, waarin het standpunt van de IGJ gecommuniceerd wordt. De volgende boodschappen worden daarbij geuit:
Voor het uitvoeren van deze toezichthouden activiteiten baseert de inspectie zich onder andere op informatie uit meldingen en signalen die zij ontvangt. Een belangrijk doel van de denktank is het over en weer delen van signalen over desinformatie. Zo heeft IGJ signalen uit de denktank gedeeld binnen haar organisatie. Ik wil hierbij benadrukken dat dit niet betekent dat de denktank heeft besloten of er een actie werd ondernomen richting een zorgverlener. Het is aan de IGJ om die afweging te maken.
Het RIVM richt zich op het publiek voorzien van feitelijke informatie op basis van de huidige stand van de wetenschap. Wanneer er onrust ontstaat over circulerende onjuiste informatie dan zet het RIVM extra in op het aanbieden van de correcte informatie en het ontkrachten van de onjuistheden. Vanuit VWS hebben wij het RIVM gevraagd wat hun inzet is met betrekking tot desinformatie en daarbij werd onder andere het volgende aangegeven: «het RIVM zet niet in op het uitvoeren van interventies om desinformatie of de verspreiders ervan tegen te gaan. Het RIVM draagt dus niet bij aan inzet als «shadowbanning».
Naast de invulling van het rol als kennisinstituut en deelname aan de denktank desinformatie heeft het RIVM nog een aantal acties ondernomen:
Kunt u aangeven wie de denktank desinformatie heeft opgericht en kunt u een lijst van leden (inclusief de functies bij overheden/bedrijven die zij uitoefenden) geven over de hele periode?
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de oprichting en de werkwijze van de denktank desinformatie middels de Kamerbrieven12 van mijn voorganger over het actieplan Verder met Vaccineren. In mijn beantwoording op de vragen over de denktank desinformatie door het lid van Haga van 29 augustus 202213 is de oprichting van de denktank nogmaals uitvoerig beschreven. De deelnemers van de denktank hebben zich aangemeld naar aanleiding van een oproep van de toenmalig Staatssecretaris van VWS bij een bijeenkomst van de Vaccinatiealliantie.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de Kamervragen van 29 augustus 2022, worden de namen en functies van de deelnemers van de denktank niet openbaar gemaakt in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers. Om u een beeld te geven van de deelnemers en de deelnemende organisaties, deel ik met u dat onder andere de volgende organisaties betrokken zijn bij de denktank: Universiteit Utrecht, Maastricht University, Wageningen University & Research, Radboud UMV, VUMC, Erasmus MC, AJN Jeugdartsen Nederland, VWS, RIVM, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), CBG, GGD, Facebook, Google, TNO en Lareb.
Kunt u aangeven welke rechtsvorm de denktank had, welk mandaat de denktank had en volgens welk reglement de denktank gehandeld heeft bij het vaststellen van desinformatie?
De denktank brengt personen met verschillende expertises bij elkaar om te bespreken hoe om te gaan met circulerende desinformatie over vaccinaties. Deelnemers van de denktank maken een eigen afweging of zij reageren op desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Als er een reactie wordt gegeven door een deelnemer dan is dat op eigen initiatief en op persoonlijke titel. Dit behoeft geen rechtsvorm, mandaat of reglement.
Wat kostte de denktank en wie financierde de denktank (inclusief het inhuren, aantrekken van influencers?)? Kunt u de begrotingen en verantwoording van uitgaven aan de Kamer doen toekomen?
Deelname aan de denktank desinformatie is vrijwillig en er vindt geen financiering van de deelnemers van de denktank plaats. Er is vanuit de denktank ook geen gebruik gemaakt van de inzet van influencers, zoals ook omschreven bij de beantwoording van de Kamervragen van 29 augustus 2022. Het Ministerie van VWS bekostigt enkel de organisatie van de bijeenkomsten van de denktank.
Onder wiens verantwoordelijkheid nam de denktank besluiten?
De denktank desinformatie is geen besluitvormend gremium.
Welke definitie van desinformatie hanteerde de denktank en wie nam het besluit of iets desinformatie was? Kunt u dezelfde vragen beantwoorden voor misinformatie?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hanteert VWS de rijksbrede definitie van desinformatie. Deze definitie is niet voorgelegd aan de denktank om te komen tot een gezamenlijk vastgestelde definitie. In het commissiedebat van 10 mei 2023 heeft de heer Omtzigt gevraagd naar de definitie van desinformatie met betrekking tot de denktank desinformatie14. Hiermee is deze vraag beantwoord.
Welk mandaat had de denktank desinformatie? Kunt u dat mandaat openbaar maken?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een lijst van besluiten doen toekomen van zaken die door de denktank als desinformatie bestempeld zijn?
Nee. Er is geen sprake van gezamenlijke besluitvorming over informatie. De denktank is een netwerk, dat informatie uitwisselt.
Kunt u een lijst geven van interventies die de denktank mocht plegen en een lijst geven van interventies die de denktank gepleegd heeft (al dan niet via de leden van de denktank)? Kunt u aangeven wanneer en hoe vaak die interventies gepleegd zijn?
Nee. Dergelijke lijsten zijn er niet.
Op basis van welke wet of welke andere regelgeving had de denktank de macht om iets als desinformatie te classificeren en daarop actie te ondernemen?
Er is geen sprake van bevoegdheden dan wel macht van de denktank desinformatie. Deelnemers van de denktank kunnen net als ieder ander reageren op rondgaande berichten of een bericht rapporteren bij vermoeden van desinformatie. Bedrijven, die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt, maken hun eigen onafhankelijke afweging over of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden. Gebruikers van sociale media platforms hebben de vrijheid te kiezen of ze met deze voorwaarden akkoord gaan.
Hoeveel en welk materiaal is door de denktank als desinformatie aangemerkt?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan de Grondwet (en specifiek aan artikel 7 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de Grondwet gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Er is geen sprake van censuur of van het beknotten van vrijheid van meningsuiting. Als deelnemers van de denktank op desinformatie reageren, dat blijft deze gewoon zichtbaar en vindbaar. Hoewel een lid van de denktank, net als elke andere gebruiker, berichten kan melden bij de platforms, waarop de berichten geplaatst waren, was het uitsluitend aan de platforms zelf om te beoordelen of de berichten in strijd waren met de gebruikersvoorwaarden. Noch de denktank noch het Ministerie van VWS heeft op enige manier (mede) bepaald welke berichten wel en niet toegestaan waren op de platforms.
Heeft u de acties van de denktank desinformatie getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (en specifiek aan artikel 10 over de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur) en kunt u aangeven of u vindt dat die acties binnen de EVRM gebleven zijn en alle adviezen daarover openbaar maken?
Zie ook antwoord vraag 16.
Kunt u de volgende documenten aan de Kamer doen toekomen:
In de bijlage bij deze beantwoording doe ik u vier documenten toekomen. Het zijn de laatst beschikbare versies van de documenten. De mate van georganiseerdheid die wordt veronderstelt in relatie tot de denktank komt niet overeen met wat er in werkelijkheid is gebeurd. Er is dus ook geen sprake geweest van lange termijn systematisch bijhouden van informatie.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het vrijgeven van alle documentatie met betrekking tot de omroep Ongehoord Nederland |
|
Simone Kerseboom (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kunt u alle (Rijks)documenten (rapporten, notities, mails, etc.) vrijgeven waarin omroep Ongehoord Nederland sinds de start van zijn tweede seizoen op 16 augustus 2022 tot aan de beantwoording van deze vragen wordt genoemd? Kunt u daarbij in het bijzonder alle correspondentie vrijgeven tussen het Rijk (in dit geval het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en de NPO over Ongehoord Nederland?
Ja.
Kunt u de Kamer deze documenten zo spoedig mogelijk doen toekomen, maar in ieder geval vóór een (eventueel) debat over het verzoek van de NPO om de vergunning van Ongehoord Nederland in te trekken?
Ik zal de gevraagde documentatie met betrekking tot Ongehoord Nederland vrijgeven op het moment dat ik een definitief besluit op het verzoek van de NPO tot intrekking van de voorlopige erkenning van Ongehoord Nederland heb genomen. U ontvangt dan in één keer alle documentatie die ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming.
Accounts die mogelijk nepnieuws verspreiden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de correspondentie met Twitter met betrekking tot de «aanvraag voor review van accounts die mogelijk nepnieuws verspreiden» van 7 april 2020 (zoals blijkt uit beantwoording op vragen van het lid Van Houwelingen over communicatie tussen Nederlandse ministeries, op 20 april 2023 naar de Kamer is verstuurd) met de Kamer delen?
Ja. De opgevraagde e-mail stuur ik uw Kamer hierbij als bijlage met deze beantwoording toe. Daarbij geef ik graag een korte toelichting over de context waarin de e-mail is verzonden. Ook om te illustreren hoe zorgvuldig daarbij gehandeld is:
Een aantal van de gemelde accountnamen heb ik omwille van de privacy van de mensen achter die accounts gelakt. Die accounts, of de bio’s ervan, bevatten persoonsgegevens waardoor ze herleidbaar zijn tot een persoon. Omdat ik maximale transparantie wil betrachten heb ik de accounts die ik niet direct heb kunnen herleiden tot personen niet gelakt.
Het bericht 'COC meldt ‘homohaat tegen kinderen’, pand in Eindhoven belaagd' |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de daders een groep voetbalsupporters betreft die later die dag een wedstrijd bij zouden wonen?1
Dat is niet met zekerheid te zeggen. Op dit moment loopt het politieonderzoek naar de precieze toedracht nog. In het belang van het onderzoek doet de politie geen verdere mededelingen.
Ziet u een verband tussen de anti-LHBTI-spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden en acties door voetbalsupporters, zoals het belagen van het COC-pand in Eindhoven of de poging tot brandstichting van de sportschool van de oprichter van Roze Kameraden?
Ik zie dat discriminatie en racisme breed speelt in de voetbalwereld. Tijdens wedstrijden in de vorm van (antisemitische) spreekkoren, zoals bijvoorbeeld de wedstrijd Feyenoord-Ajax van 5 april jl. Soms strekken deze incidenten zelfs tot ver buiten het stadion, zoals het vandalisme aan de panden van de (voorzitter van de) Roze Kameraden en het COC in Rotterdam. Met de partners van het programma «Ons voetbal is van iedereen» (OVIVI) zet ik mij onverminderd in om discriminatie en racisme in en om het voetbal tegen te gaan.
Hoeveel incidenten van anti-LHBTI-geweld hebben er in de afgelopen tien jaar plaatsgevonden waarbij voetbalsupporters betrokken waren?
Over het algemeen wordt er door de betrokken instanties niet gewerkt op basis van «incidenten». Bij de politie kan melding of aangifte worden gedaan. Wat betreft strafbare feiten, gericht tegen de lhbtiq+ gemeenschap zou gedacht kunnen worden aan commune feiten, zoals bijvoorbeeld mishandeling (art. 300 Wetboek van Strafrecht), openlijke geweldpleging (141 Wetboek van Strafrecht) of brandstichting (art. 157 Wetboek van Strafrecht) met een discriminatoir aspect. Daarnaast kan sprake zijn van specifieke discriminatiefeiten uit het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld artikel 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Daarbij dient opgemerkt te worden dat over het algemeen niet op dusdanig specifieke wijze geregistreerd wordt, zoals benoemd in de vraag. Daarom kan ik op deze vraag geen antwoord worden.
In hoeverre was hierbij sprake van gerichte en vooropgezette acties door groepen met een georganiseerd karakter?
Op dit moment kan ik daar geen uitspraken over doen in verband met lopend onderzoek.
Bij hoeveel eredivisiewedstrijden in de afgelopen 10 jaar hebben homofobe, seksistische en racistische spreekkoren plaatsgevonden en in hoeveel gevallen is daar een sanctie aan verbonden, zoals het stilleggen van een wedstrijd of een stadionverbod?
Vanaf het seizoen 2019/2020 registreren ketenpartners (betaald voetbalorganisaties, KNVB, gemeenten, OM en politie) incidenten in het betaald voetbal in de Ketenvoorziening Voetbal (KVV), waarbij incidenten van racisme en discriminatie apart worden geregistreerd. In het seizoen 2019/2020 zijn via de KVV 22 discriminatie-incidenten geregistreerd, waarvan vijftien incidenten – vooral die binnen het stadion – opvolging hebben gekregen. In het seizoen 2021/2022 werden 24 incidenten van discriminatie geregistreerd. De meeste discriminatie-incidenten betroffen antisemitische uitlatingen, gevolgd door racistische uitlatingen. Driemaal werden discriminerende uitlatingen gerelateerd aan seksuele voorkeur geregistreerd.2 Vóór het seizoen 2019–2020 registreerden de ketenpartners de incidenten in het Voetbal Volgsysteem (VVS). Door wijziging van het registratiesysteem zijn deze cijfers niet vergelijkbaar. Door de coronabeperkingen zijn veel wedstrijden in de seizoenen 2019–2020 en 2020–2021 gespeeld met minder of geen publiek, wat van invloed kan zijn op de hoogte van het aantal incidenten.
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren?2
Zoals ook aangegeven in de brief aan uw Kamer van 10 mei 20224 heeft de KNVB de «Richtlijn bestrijding verbaal geweld» opgesteld. In de richtlijn zijn zowel de verantwoordelijkheidsverdeling van betrokken actoren als de geldende maatregelen beschreven met betrekking tot het tegengaan van discriminatoire, racistische, antisemitische en andersoortige spreekkoren. Sinds de uitvoering van de motie van de leden Westerveld en Van der Laan over het stilleggen van wedstrijden bij spreekkoren heeft de KNVB de richtlijn extra onder de aandacht gebracht bij de betaald voetbalclubs (bvo’s). Ook is er een aanpassing gedaan met betrekking tot de rol van de scheidsrechter waardoor deze de wedstrijd ook zelfstandig mag stilleggen.
Tevens is de richtlijn aangescherpt en geldt dat bij spreekkoren het publiek door de stadionspeaker wordt toegesproken en gewaarschuwd wordt dat bij herhaling/voorzetting de wedstrijd zal worden stilgelegd. Indien de spreekkoren worden voortgezet, wordt de wedstrijd stilgelegd. Er wordt dan met de lokale overheid overlegd of er definitief wordt gestaakt of dat de wedstrijd nog één keer wordt hervat. In geval van hervatting van de wedstrijd en opnieuw herhaling van de spreekkoren wordt de wedstrijd definitief gestaakt.
Tot slot zijn de partners met elkaar in gesprek over een vervolg op het actieplan OVIVI. Daarin zal ook aandacht zijn voor spreekkoren en zullen we samen met partners, de John Blankenstein Foundation en de Anne Frank Stichting een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Daarom ben ik met bvo’s en supporters in gesprek over de impact van kwetsende spreekkoren.
In hoeverre bent u van mening dat de voetbalwereld een structureel probleem heeft op het gebied van anti-LHBTI-sentimenten en in hoeverre speelt deze problematiek ook in andere takken van sport?
Op dit moment vallen anti-lhbtiq+-sentimenten met name in het voetbal op. Dit kan mede het geval zijn doordat het een zeer zichtbare sport is. Deze problematiek speelt echter in meerdere takken van sport. Discriminatie doet zich helaas voor in alle delen van onze samenleving.
De aanpak hiervan gaat niet vanzelf en vergt een brede aanpak gericht op cultuur- en gedragsverandering. Met NOC*NSF ben ik dan ook in gesprek over een geschikte aanpak voor andere sportbonden dan de KNVB.
In hoeverre bent u van mening dat dit probleem niet opgelost kan worden als er niet actief opgetreden wordt tegen deze spreekkoren en dat voetbalclubs hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de beslissing om een wedstrijd stil te leggen niet mogen neerleggen bij een individuele speler?
Ik ben het met u eens dat actief moet worden opgetreden tegen discriminerende en ongewenste spreekkoren. Discriminatie hoort niet thuis in Nederland, ook niet op het voetbalveld.
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de bvo) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Ook kan de scheidsrechter op eigen initiatief handelen en de wedstrijd stilleggen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Bent u bereid om met de KNVB in overleg te treden en af te spreken dat iedere club in het betaald voetbal een actieplan moet ontwikkelen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club en de voetbalwereld tegen te gaan?
Betaald voetbalclubs (bvo’s) in Nederland moeten voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA) en de licentiecommissie betaald voetbal monitort en toets of clubs aan de gestelde criteria voldoen.
Zoals ook gezegd in antwoord 6 ben ik met partijen, waaronder de KNVB, in gesprek over een vervolg op OVIVI. Daarin willen we met elkaar een proces in gang zetten gericht op het normeren van gedrag in stadions met betrekking tot het terugdringen van onwenselijke uitingen zoals homofobe spreekkoren. Als onderdeel daarvan is de KNVB hierover in gesprek met de betaald voetbalclubs en supportersverenigingen. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Welke stappen onderneemt de KNVB momenteel wanneer voetbalclubs hun verantwoordelijkheid niet nemen en geen stappen ondernemen om anti-LHBTI-sentimenten binnen hun club aan te pakken?
Om in Nederland betaald voetbal te mogen spelen moeten betaald voetbalclubs (bvo’s) voldoen aan de licentie-eisen van de KNVB5. Een van de licentie-eisen is het hebben van een schriftelijk antidiscriminatie en antiracisme beleid en het toepassen van dit beleid in de organisatie. De bvo’s rapporteren aan een onafhankelijke certificeringsinstantie (KIWA). KIWA toetst aan de hand van de licentie-criteria of clubs hier wel/niet aan voldoen. Voldoen ze niet, krijgen ze mogelijkheid om hier wel aan te voldoen. De Licentiecommissie betaald voetbal houdt hier toezicht op, onder meer met haar sanctiemogelijkheden (waarschuwing, opleggen plan van aanpak tot uiteindelijk intrekken van Licentie).
Zal de financiering van de Alliantie Gelijke Spelen worden voortgezet om sportclubs te kunnen blijven ondersteunen in het bevorderen van LHBTI-acceptatie3?
Ja, het kabinet is voornemens om de Alliantie Gelijke Spelen voort te zetten.
Hoe kijkt de Minister aan tegen het Football v. Homophobia-initiatief4, een internationale campagne uit het Verenigd Koninkrijk om homofobie in de voetbalwereld tegen te gaan, en welke elementen hieruit zouden wij in Nederland nog over kunnen nemen?
Het initiatief Football versus Homophobia uit het Verenigd Koninkrijk kent vergelijkbare doelen als het Nederlandse OVIVI. Ik zal de elementen van dit Britse initiatief bestuderen en waar mogelijk meenemen in de vormgeving van OVIVI 2. Na de zomer informeer ik uw Kamer hier verder over.
De Audiovisuele Media Richtlijn |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Audiovisuele Media Richtlijn (2010) van de Europese Unie?
Ja daar ben ik mee bekend.
Bent u er bekend mee dat voornoemde richtlijn in artikel 9.1.c.iv voorschrijft dat audiovisuele commerciële communicatie niet mag «aansporen tot gedrag dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu»?
Ja daar ben ik mee bekend.
Is artikel 9.1.c.iv. geïmplementeerd in de Nederlandse wet- of regelgeving? Zo ja, kunt u dit uitgebreid toelichten?
Ja, dit artikel is geïmplementeerd. In artikel 9 van de herzieningsrichtlijn wordt een aantal kwalitatieve eisen aan reclame gesteld. Op de regels met betrekking tot de inhoud van reclameboodschappen, onder andere het verbod op het aansporen van gedrag dat schadelijk is voor het milieu, wordt toegezien door de Stichting Reclame Code. De Stichting Reclame Code bevordert verantwoord reclame maken met als doel de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van reclame te waarborgen. Dit doet de stichting op basis van zelfregulering. In de Nederlandse Reclame Code worden regels gesteld over de voorwaarden waaraan reclame moet voldoen. Zo mag een reclame niet misleidend zijn, niet nodeloos kwetsend of bedreigend en moet in overeenstemming zijn met de wet. De Mediawet kent een verplichting voor in Nederland gevestigde media- en videoplatformdiensten om zich aan te sluiten bij de Nederlandse Reclame Code. Het Commissariaat ziet hierop toe.
Welke audiovisuele commerciële uitingen vallen wel en niet onder artikel 9.1.c.iv en waar is deze interpretatie op gebaseerd?
De audiovisuele mediadienstenrichtlijn is van toepassing op zowel lineaire als on-demand mediadiensten die audiovisueel aanbod verzorgen. Uitingen van deze mediadiensten vallen moeten voldoen aan de in artikel 9.1.c.iv gestelde eisen.
Waarom is de bepaling van artikel 11 (betreffende vermijdbaar milieuonvriendelijk gedrag) in de Milieu Reclame Code (MRC) verdwenen in de herziende versie die nu door het leven gaat als de Code voor Duurzaamheidsreclame? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Op 1 februari 2023 in de Code voor Duurzaamheidsreclame in werking getreden. Deze code vervangt de Milieu Reclame Code die voor het laatst in 2000 gewijzigd was. De Code voor Duurzaamheidsreclame heeft specifiek betrekking op duurzaamheidsclaims, waaronder zowel milieuclaims als ethische (bijv. m.b.t. dierenwelzijn) claims vallen. De code eist onder meer dat claims op duidelijke, specifieke, juiste en ondubbelzinnige wijze worden gepresenteerd. Verder dienen alle duurzaamheidsclaims aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de duurzaamheidsclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal.
Met het vervallen van de Milieu Reclame Code is ook artikel 11 uit deze code komen te vervallen, dat bepaalde dat in reclame-uitingen vermijdbaar milieuonvriendelijk gedrag niet ten voorbeeld mag worden gesteld.
De Stichting Reclame Code is voornemens om deze verbodsbepaling weer toe te voegen aan de herziene code. Deze wijziging zal naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treden. Daarmee is de implementatie van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn geborgd. Overigens betekent dit niet dat het aansporen tot milieuonvriendelijk/schadelijk gedrag nu niet gereguleerd is: dergelijke reclame moet nog steeds voldoen aan de algemene regels uit de NRC, en kan in strijd met de goede smaak en het fatsoen worden bevonden.
Het bericht 'Ouders gooien privacy van hun kinderen te grabbel op sociale media' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ouders gooien privacy van hun kinderen te grabbel op sociale media»1?
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat driekwart van de ouders hun kinderen op social media zetten, waarvan de helft hun profiel onbeschermd laat?
Het is begrijpelijk dat ouders beelden van bijzondere momenten met hun kinderen willen delen met anderen. De komst van sociale media heeft dat aanzienlijk eenvoudiger gemaakt dan voorheen het geval was. Het is belangrijk dat ouders zorgvuldig gebruik maken van die mogelijkheden en rekening houden met wie allemaal toegang hebben tot wat zij plaatsen, omdat dit de privacy van hun kinderen raakt.
In hoeverre deelt u onze zorgen dat op deze manier onbedoeld kwaadwillenden misbruik kunnen maken van deze gegevens?
Die zorgen deel ik. Zo bestaat het risico dat foto’s van kinderen misbruikt worden door criminelen, dat hun beeldmateriaal wordt gebruikt voor reclamedoeleinden en dat de foto’s en video’s op het internet kunnen blijven circuleren.
In hoeverre bent u het met ons eens dat hier ook meer bewustwording over gecreëerd zou moeten worden, bijvoorbeeld door middel van een publiekscampagne? In hoeverre heeft u plannen om de bewustwording hierover te vergroten?
Bewustwording is van groot belang. Het vorige kabinet ontwikkelde eerder al de publiekscampagne «Denk 2x na voordat je iets deelt», die veel aandacht in de media kreeg.2 Naar aanleiding van de campagne maakte het Jeugdjournaal een item over het zorgvuldig omgaan met het online delen van gegevens van anderen.3 Daarnaast werkt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel aan een plan van aanpak voor een brede publiekscampagne over online kinderrechten. Verder heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een voorlichtende taak.4
Kunt u toelichten in hoeverre kinderen recht hebben op online privacy?
Het grondrecht op gegevensbescherming is uitgewerkt in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG onderkent in overweging 38 nadrukkelijk dat kinderen specifieke bescherming toekomt, aangezien zij zich wellicht minder bewust zijn van de risico's en gevolgen van het delen van informatie. Daarnaast bepaalt artikel 16 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) dat een kind recht heeft op bescherming van zijn of haar privéleven. Graag verwijs ik voor een volledige toelichting naar de Code Kinderrechten Online waarin uitvoering wordt ingegaan op online privacy voor minderjarigen.5 De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Code laten ontwikkelen voor ontwerpers van digitale systemen voor kinderen, aan de hand waarvan aan het begin van het ontwerpproces voor onlinediensten en producten kinderrechten worden meegenomen en geborgd.
Ook biedt de Verordening Digitale Diensten (hierna: DSA) specifieke bescherming aan minderjarigen. Daarin worden onlineplatforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen verplicht om passende en evenredige maatregelen te nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen. Voor een compleet overzicht van specifieke bescherming vanuit de DSA verwijs ik u naar de kamerbrief «Digital Services Act en Kinderrechten» van 14 april 2023.6 Daarnaast stuurt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer voor de zomer een beleidsbrief over kinderrechten in relatie tot digitalisering.
In hoeverre deelt u het genoemde standpunt dat ouders pas vanaf 16 jaar toestemming aan hun kinderen voor het delen van bijvoorbeeld foto’s moeten vragen? In hoeverre deelt u onze overtuiging dat dit eigenlijk al vanaf 12 jaar zou moeten?
In het wetsvoorstel Verzamelweg gegevensbescherming wordt ervan uitgegaan dat kinderen vanaf 12 jaar deels zelf en vanaf 16 jaar geheel zelfstandig persoonlijke keuzes kunnen maken.7 In dit wetsvoorstel wordt erin voorzien dat een jongere die 12 jaar of ouder maar nog geen 16 jaar is, zelfstandig toestemming kan intrekken om zo een einde te kunnen maken aan een verwerking van zijn eigen persoonsgegevens. Dit wetsvoorstel is in behandeling bij uw Kamer.
Bent u het met ons eens dat tech-bedrijven hier een grote verantwoordelijkheid horen te dragen en zo ja, hoe gaat u daarop sturen?
Ja, tech-bedrijven hebben ook een verantwoordelijkheid op grond van de AVG. Zo moeten de bedrijven bijvoorbeeld hun gebruikers te wijzen op wie toegang kan hebben tot hun gegevens en dus ook geplaatste foto’s. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert regelmatig gesprekken met tech-bedrijven over hun verantwoordelijkheid. Het is echter primair aan de ouders of verzorgers van kinderen om de afweging te maken of zij foto’s van hun kinderen online delen of niet.
Kunt u voorbeelden noemen van maatregelen die u kunt nemen als tech-bedrijven, zoals social media platforms, hier onvoldoende aan voldoen?
Wanneer bedrijven de regels uit de AVG niet naleven, is het aan de toezichthouder om daar gevolgen aan te verbinden. Het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de AVG is belegd bij de AP. De AP beschikt daartoe over diverse instrumenten, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom of een berisping.
Kunt u toelichten of u de voorgedragen tips voor ouders voldoende acht?
Het is belangrijk dat ouders zich bewust zijn van de mogelijke risico’s van het delen van foto’s of video’s van hun kinderen online. De informatie en tips, zoals beschreven in het achterliggende onderzoek waarop het krantenartikel zich baseert, zijn in dat kader helder en nuttig.8 Het onderzoek geeft volwassenen richtlijnen om zorgvuldig om te gaan met informatie over kinderen op het internet. Zoals eerder aangegeven, werkt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel aan een plan van aanpak voor een brede publiekscampagne over online kinderrechten.
In hoeverre ziet u een rol voor uzelf om hier aandacht voor te vragen, en ook daadwerkelijk maatregelen op te nemen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het met ons eens dat er meer aandacht aan onlinegedrag en mediawijsheid kan worden besteed zodat kinderen hier zo vroeg mogelijk bij betrokken worden?
Ja. Mediawijsheid is een belangrijke set aan vaardigheden om mee te kunnen komen in de steeds meer gedigitaliseerde wereld. Aandacht voor onderwerpen als portretrecht hoort hierbij. Op initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd in 2008 het Netwerk Mediawijsheid opgericht met de missie «Iedereen mediawijs». Op zijn publiekswebsite biedt het Netwerk Mediawijsheid inzichtelijke informatie aan over veilige en slim gebruik van digitale media. Zo zijn er links naar materiaal om kinderen te informeren en met hen in gesprek te gaan over zaken als privacy en portretrecht.9
Het bericht ‘Peelland Truckrun afgelast vanwege verzekeringskwestie’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de truckruns die op diverse plekken in ons land worden georganiseerd, waarbij mensen met een handicap meerijden in een vrachtwagen?1
Ja.
Wist u dat dit jaar deze evenementen op veel plaatsen niet doorgaan in verband met problemen met de verzekering (schade van de begeleiders wordt niet vergoed, omdat deze niet op een stoel en met een gordel meerijden)?
Toertochten met vrachtwagens waarin mensen met een verstandelijke beperking meerijden (zogenaamde truckruns) worden al decennialang in diverse Nederlandse gemeenten georganiseerd. De chauffeurs bezorgen de deelnemers een onvergetelijke dag, en truckruns leiden bij de betrokkenen (chauffeurs, begeleiders en deelnemers) doorgaans tot veel enthousiasme en positiviteit.
Ik heb naar aanleiding van het bericht dat enkele truckruns zijn afgelast contact gehad met de Overkoepelende Stichting Chauffeursactiviteiten (O.S.C.) en het Verbond van Verzekeraars.
Recent zijn op een aantal plekken in Nederland truckruns afgelast. Aanleiding hiervoor was de onzekerheid die is ontstaan over de verzekering van de deelnemers en begeleiders tijdens een truckrun na een incident waarbij een begeleider letselschade heeft opgelopen. De begeleider zat tijdens dit incident op een niet-geldige zitplaats zonder veiligheidsgordel. Begeleiders zijn als inzittende verzekerd tegen letselschade op basis van de standaard WA-verzekering of de inzittendenverzekering van de truck. Het dragen van een gordel tijdens het rijden is voor zowel de chauffeur als de passagier(s) wettelijk verplicht. Hoewel het niet dragen van een gordel in verzekeringsvoorwaarden vaak niet als uitsluiting is opgenomen, kan het niet dragen van de gordel wel gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering als blijkt dat het niet dragen van de gordel heeft bijgedragen aan (zwaarder) letselschade. De verzekeraar kan in een dergelijk geval een beroep doen op (enige mate van) eigen schuld.
Deze voorschriften en verzekeringsvoorwaarden zijn volgens de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars al sinds lange tijd van toepassing. Van aangepaste polisvoorwaarden door verzekeraars als aanleiding voor de afgelasting van trucruns is dan ook geen sprake.
Wist u dat het verzekeren van evenementen georganiseerd door vrijwilligers in bredere zin steeds vaker een probleem is voor organisatoren?
Ik heb geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen die worden georganiseerd door vrijwilligers in brede zin steeds vaker een probleem is. Specifiek ten aanzien van optochten ben ik alleen met een casus in Nederland bekend waarbij een optocht met versierde wagens geen doorgang kon vinden omdat het evenement moeilijk te verzekeren was.2
Deelt u onze mening dat dergelijke mooie initiatieven in principe altijd doorgang moeten kunnen vinden?
Ik vind truckruns een voorbeeld van een mooi, maatschappelijk initiatief. Het is ook van belang dat bij dit soort evenementen de veiligheid van alle betrokkenen kan worden gewaarborgd en dat evenementen plaatsvinden binnen de spelregels van verkeersveiligheid.
In sommige situaties kan het nodig zijn dat een begeleider van een deelnemer met een verstandelijke beperking meerijdt om zorg te bieden. Maar de veiligheid van alle betrokkenen bij een truckrun moet voorop staan. Het dragen van een gordel door de chauffeur, deelnemer en begeleider is daarin essentieel en wettelijk verplicht. Ik raad het begeleiders dan ook af om mee te rijden op een niet-geldige zitplaats zonder gordel. Hiermee wordt de kans op eventueel letsel aanzienlijk beperkt.
Deelt u onze mening dat om dit mogelijk te maken er moet worden gedacht in oplossingen?
Uit het contact met de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars maak ik op dat zij zich hard inzetten om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. Ik ben blij om te horen dat de O.S.C. hier hoopvol over is.
TVM, een van de grootste transportverzekeraars in Nederland, heeft recent verduidelijkt dat de vrachtwagens ook tijdens deelname aan een truckrun zijn verzekerd.3 Inzittenden die op een geldige zitplaats zitten en een gordel dragen zijn verzekerd tegen letselschade.
Bent u bereid in beeld te brengen waar de meeste verzekeringsproblemen voor dergelijke evenementen zitten?
In het antwoord op vraag 2 en 4 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders die is ontstaan naar aanleiding van een incident aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns.
Heeft het niet verzekeren van evenementen iets te maken met het geringe aantal aanbieders waar dergelijke verzekeringen bij af te sluiten zijn?
Specifiek met betrekking tot truckruns is mijn beeld niet dat dergelijke evenementen niet verzekerbaar zijn. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb beschreven zijn vrachtwagens ook tijdens truckruns verzekerd. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn. Mijn beeld is dat er diverse aanbieders op de markt zijn voor verzekeringen voor evenementen.
Zo ja, ziet u het als een taak van de overheid dat er op de verzekeringsmarkt voldoende aanbieders zijn om diverse producten en diensten te kunnen verzekeren?
Ik vind het belangrijk dat mensen en bedrijven zich kunnen verzekeren tegen uiteenlopende risico’s. Een breed aanbod van producten en diensten door diverse verzekeraars is positief omdat het mensen en bedrijven keuzevrijheid geeft ten aanzien van polisvoorwaarden en omdat concurrentie tussen verzekeraars leidt tot goede prijsvorming. In de praktijk zal het aanbod van verzekeringen in bepaalde, vaak kleinere, nichemarkten beperkter zijn. Ik zie geen noodzaak om een uiteenlopend verzekeringsaanbod voor deze risico’s te stimuleren. Verzekeraars gaan zelf over hun producten en diensten, en aan wie ze deze aanbieden. Pas als risico’s in het geheel onverzekerbaar zijn of alleen tegen buitensporig hoge kosten te verzekeren, is overheidsingrijpen mogelijk aan de orde.
Zo ja, maakt de overheid ook analyses of op deelterreinen en sectoren, denk aan evenementen, maar ook de agrarische sector en taxibranche, of er voldoende aanbieders zijn?
De aanleiding tot een beperkt aanbod van verzekeraars in een bepaalde sector hangt veelal samen met omstandigheden die het voor verzekeraars onverantwoord maken het risico te dekken of in elk geval niet voor een betaalbare premie. Het is dan in eerste instantie aan die sector om, al dan niet in samenspraak met verzekeraars, maatregelen te nemen om risico’s te mitigeren. Alleen bij potentiële onverzekerbaarheid zal de overheid waar nodig optreden. Ik volg de ontwikkelingen rondom potentiële onverzekerbaarheid nauwgezet. Dit doe ik onder meer in nauw contact met de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
Bent u bereid in overleg te treden met verzekeraars en andere stakeholders, en bij hen op te halen wat ze nodig hebben om verzekeringen wel af te kunnen sluiten?
Voor specifiek de casus omtrent het verzekeren van truckruns ben ik met stakeholders in contact getreden. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn.
Bent u bereid de Kamer hierover te informeren en met een voorstel te komen in hoeverre belemmeringen op het gebied van verzekeren van evenementen kunnen worden weggenomen?
In het antwoord op vraag 2 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns. In het antwoord op vraag 5 heb ik toegelicht dat de O.S.C. zich samen met de verzekeraars hard inzet om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. De O.S.C. is hoopvol dat dit lukt. Daarmee hoop ik dat ik uw Kamer voldoende heb geïnformeerd specifiek ten aanzien van de afgelasting van truckruns. Voor het overige heb ik geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen in brede zin steeds vaker een probleem is.
Het bericht 'En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?' |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?» uit de NRC?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat het kwalijk is dat het kunstencentrum Scala failliet is, en er straks 1.400 kinderen uit Drenthe geen muziek-, theater-, dans- of tekenles meer krijgen? Bent u het er mee eens dat door deze situatie de toegankelijkheid van het kunstonderwijs in het geding komt?
Ik vind dat ieder kind zich cultureel moet kunnen ontwikkelen, zowel op school als daarbuiten. Dit begint vaak op de basisschool, waar kunstzinnige oriëntatie één van de negen leergebieden is. Via deze weg komt elk kind in aanraking met kunst en cultuur. Het cultuureducatiebeleid heeft zich de afgelopen jaren met name gericht op het versterken van deze binnenschoolse cultuureducatie via verschillende instrumenten, zoals het programma Cultuureducatie met Kwaliteit en de CJP cultuurkaart in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Ondanks deze inzet zijn de aandachtspunten die beschreven worden in het artikel in NRC, herkenbaar. In mijn brief «De kracht van creativiteit»2 wordt beschreven dat de voorzieningen voor amateurkunstbeoefening kwetsbaar zijn. Dat vind ik zorgelijk en het heeft mijn aandacht.
Hoe rijmt u dit met het voornemen uit het coalitieakkoord om cultuur toegankelijk te maken voor iedereen, onder andere door een goede regionale spreiding in heel Nederland? Is hier niet een systeem van voorzieningen voor nodig zoals een kunstencentrum?
Het financieren van de kunstencentra en muziekscholen, zoals Scala, betreft een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ik werk nauw samen met gemeenten en provincies als het gaat om de infrastructuur voor kunst- en cultuurbeoefening in Nederland. Ook daar is deze kwetsbaarheid en de toegankelijkheid van het kunstonderwijs een onderwerp van gesprek. Samen met IPO en VNG ben ik bezig met het opzetten van het Nationaal Akkoord Amateurkunsten. Met middelen uit mijn brief «De kracht van creativiteit» is het Fonds voor Cultuurparticipatie op dit moment een regeling aan het voorbereiden om de samenwerking tussen koepels, provinciale en gemeentelijke amateurkunstinstellingen te versterken, en daarmee de infrastructuur voor kunst- en cultuurbeoefening. Het akkoord en de versterking van de infrastructuur zijn in lijn met de aanbevelingen uit het BMC-rapport Revitalisering Amateurkunsten3. Daarnaast evalueer ik het cultuureducatiebeleid dit jaar, en daarin heeft de gemeentelijke verantwoordelijkheid mijn speciale aandacht.
Hoe zou u de vraag uit het artikel «[…] kan een muziekschool of kunstencentrum eigenlijk wel zonder subsidie?» beantwoorden?
Naast gemeentelijk gesubsidieerde muziekscholen en kunstencentra bestaat er een particulier circuit waar leerlingen terecht kunnen die een instrument willen leren bespelen. De wijze waarop de lokale infrastructuur wordt ondersteund is een gemeentelijke aangelegenheid. Tegelijkertijd zie ik dat die lokale infrastructuur onder druk staat en dat daar kwetsbaarheden zijn. Dit heeft de komende periode mijn aandacht, zie ook de beantwoording van vraag 3.
Hoe kijkt u aan tegen de initiatieven in België (gesubsidieerde muziekles tijdens naschoolse opvang), Noorwegen (aanwezigheid kunsteducatiecentrum in elke gemeente wettelijk voorgeschreven) en Luxemburg (gratis toegang tot muziekles verplicht voor elke scholier) zoals benoemd in het artikel?
In de ontwikkeling van het cultuureducatie- en participatiebeleid hebben we zeker aandacht voor internationale inspirerende voorbeelden. De voorbeelden die u noemt zijn interessante manieren om de toegankelijkheid tot kunst en cultuur te vergroten. Daarnaast wordt er dit jaar een Framework for arts and culture education ontwikkeld door de UNESCO lidstaten. Nederland is hier ook bij betrokken en zal bijdragen aan het framework. Tegelijkertijd is dit een mooi moment om ons te laten inspireren door goede voorbeelden uit andere UNESCO lidstaten.
Bent u het er mee eens dat wettelijke verankering van kunstonderwijs een optie kan zijn om het voortbestaan en de toegankelijkheid er van veilig te stellen, zoals dat ook gebeurt met bibliotheken? Hoe kijkt u er naar dat zowel provinciale als gemeentelijke ambtenaren roepen om deze wettelijke verankering zoals blijkt uit onderzoeken van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA)2?
Het cultuureducatiebeleid van de afgelopen 10 jaar wordt op dit moment geëvalueerd. Daarna kijken we vooruit naar wat wenselijk is voor de toekomst. De samenwerking met en verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies heeft hierbij mijn speciale aandacht. Hierover ben ik met gemeenten en provincies in gesprek. Wettelijke verankering is een van de mogelijke scenario’s, maar het is te vroeg om hier nu al uitspraken over te doen.
Hoe reflecteert u op de kritiek in het artikel dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil afdwingen dat de cultuursector divers en inclusief is, maar dat de cultuursector zegt daar weinig aan te kunnen doen, als er beleid wordt gemaakt waardoor cultuur alleen toegankelijk is voor de rijken?
Ik vind dat iedereen toegang moet hebben tot cultuur, als deelnemer en als maker. Ik sta voor een culturele sector in al zijn uitingsvormen waar voor iedereen een aansprekend aanbod is. De Code Diversiteit en Inclusie (code D&I) is hierin een belangrijk instrument. De code D&I is een gedragscode voor en door de culturele sector. De code D&I richt zich op diversiteit in brede zin en benoemt 4 P’s waarop je kan werken aan diversiteit en inclusie: personeel, partners, programma en publiek.
Ik begrijp dat het aannemen van divers personeel in de grote orkesten en concours een uitdaging kan zijn, gezien de beperkte diversiteit van studenten die afstuderen aan de conservatoria. De keten van talentontwikkeling begint wanneer kinderen voor het eerst in aanraking komen met cultuur. Dat gebeurt veelal op de basisschool. Daarom is het binnenschoolse cultuureducatiebeleid er op gericht om álle kinderen die kans te geven. De Minister voor primair en voortgezet onderwijs is daarnaast het programma School en Omgeving gestart. Dit heeft als doel ook buitenschoolse cultuureducatie te stimuleren, juist voor kinderen voor wie dat van huis uit niet vanzelfsprekend is. Daarnaast kunnen ouders via het Jeugdfonds Sport & Cultuur een bijdrage voor cultuur- en sportlessen aanvragen. Op die manier stimuleer ik dat elk kind de kans krijgt zich te ontwikkelen tot cellist, acteur of schrijver. In 2023 is op verzoek van de leden Mohandis, Westerveld en Kwint5 het fonds opgehoogd met € 250.000 om cultuurdeelname voor kinderen toereikend te faciliteren.
De kunstvakopleidingen hebben daarnaast verschillende mogelijkheden om een diverse populatie aan nieuwe studenten aan te trekken. Dat begint al bij de voorlichtingsdagen waarin het belangrijk is om een diverse groep toekomstige studenten aan te spreken. Maar ook hebben opleidingen de taak om te zorgen dat iedereen zich veilig en geïncludeerd voelt binnen de opleiding en zijn talent kan ontwikkelen. Daarbij kunnen opleidingen natuurlijk ook kijken naar de inrichting van hun onderwijsprogramma.
Mijn beleid omtrent het bevorderen van diversiteit en inclusie richt zich naast de interne organisatie, ook op het bereiken van een breder publiek. In de code D&I staan verschillende manieren en voorbeelden uit de sector genoemd om een breder publiek te bereiken. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan het bieden van korting voor mensen met een minimuminkomen (publiek), partnerschappen aangaan met scholen waar kinderen niet altijd van huis uit in aanraking komen met kunst en cultuur (partners) of het vormgeven van de programmering op een manier die aansluit bij de doelgroep die je probeert te bereiken (programma). Ik verwacht niet dat alle instellingen op alle vlakken alles doen, maar verwacht wel van elke instelling dat zij in ieder geval íets doen.
Hiermee stimuleer ik een samenleving waarin iedereen cultuur kan ervaren.
Bent u het er mee eens dat het kwalijk is dat docenten aangeven noodgedwongen zzp’er te zijn geworden? En dan de daaruit volgende financiële risico’s nu bij hen liggen? Hoe denkt u in de toekomst aan voldoende docenten en begeleiders voor cultuur te komen als het zo onaantrekkelijk is in de sector te werken?
Uit gegevens van het CBS blijkt dat in de periode 2017/2019 zo’n 60 procent van de werkenden in de culturele sector werkzaam was als zelfstandige6. Dat is aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. Het werken als zzp’er behoort een eigen keuze te zijn. Het kabinet wil de balans herstellen als het gaat om het werken met zelfstandigen en als zelfstandige. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom op 3 april 2023 de Kamer een brief gestuurd met een uitgebreid pakket aan arbeidsmarktmaatregelen om dat te bewerkstelligen.7 Ik ben van mening dat het belangrijk is dat we ons er voor inspannen om werken in de culturele en creatieve sector zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In dat kader ondersteun ik ook het programma fairPACCT dat zich richt op het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en collectieve afspraken voor werkenden in de culturele en creatieve sector. Met het formeren van ketentafels voor deelsectoren worden werkverleners, werkenden en andere partners in de keten uitgenodigd om concrete afspraken te maken over fair practice en in het bijzonder fair pay. Eén tafel richt zich specifiek op professionals in kunsteducatie en amateurkunst. Ik verwacht de Kamer voor de zomer een brief over de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector te sturen met de laatste stand van zaken over het programma.
Uit de monitor amateurkunst3 die LKCA driejaarlijks uitvoert blijkt dat 42% van de Nederlandse bevolking cultureel en creatief actief is, die doen dat wel steeds vaker individueel; hoe kijkt u aan tegen afnemende infrastructuur en de maatschappelijke betekenis van samen cultuur beoefenen?
Zoals ik ook in vraag 4 benoem, zie ik dat er veel verschillende manier zijn waarop kinderen, jongeren en volwassenen cultuur beoefenen. Die keuzevrijheid juich ik toe. Samen cultuur beoefenen vindt niet in alle gevallen plaats binnen de structuur van een vereniging. Denk bijvoorbeeld aan de communities binnen het informele circuit van de urban arts. Via het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleer ik allerlei vormen van gezamenlijke- én individuele cultuurbeoefening, bijvoorbeeld middels de regeling «Samen Cultuur Maken». Want samen cultuur maken verbindt mensen, versterkt hun veerkracht en stimuleert persoonlijke ontwikkeling. Samen cultuur maken heeft voordelen voor het individu en voor de samenleving als geheel.
Zoals ik ook in vraag 4 benoem, zie ik dat er veel verschillende manier zijn waarop kinderen, jongeren en volwassenen cultuur beoefenen. Die keuzevrijheid juich ik toe. Samen cultuur beoefenen vindt niet in alle gevallen plaats binnen de structuur van een vereniging. Denk bijvoorbeeld aan de communities binnen het informele circuit van de urban arts. Via het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleer ik allerlei vormen van gezamenlijke- én individuele cultuurbeoefening, bijvoorbeeld middels de regeling «Samen Cultuur Maken». Want samen cultuur maken verbindt mensen, versterkt hun veerkracht en stimuleert persoonlijke ontwikkeling. Samen cultuur maken heeft voordelen voor het individu en voor de samenleving als geheel.
Tegelijkertijd moet iedereen die aan cultuurbeoefening wíl doen bij een vereniging of andere organisatie, daar toegang toe hebben ongeacht woonplaats of inkomen. Zie ook mijn antwoorden bij vraag 3, 4 en 6.
Spreekkoren bij de halve finale van de KNVB beker. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Spakenburg gaat supporters confronteren met homofobe-spreekkoren: «Dit is een smet»»?1
Ja.
Waarom was van te voren niet duidelijk dat Spakenburg primair verantwoordelijk was om de wedstrijd stil te leggen bij discriminerende spreekkoren?
Voor de bestrijding van ongewenste spreekkoren moet door de club (BVO) gebruik worden gemaakt van de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Omdat de TOTO KNVB Beker een betaald voetbalcompetitie is, wordt de richtlijn gedeeld met alle deelnemende clubs aan de TOTO KNVB Beker. Alle deelnemende clubs zijn derhalve bekend met de richtlijn. Een thuisspelende club is primair verantwoordelijk voor het optreden tegen discriminatoire, racistische en/of antisemitische spreekkoren.
Waarom is de wedstrijd niet stilgelegd?
Ik vind dergelijke spreekkoren ook verwerpelijk en zou graag zien dat een wedstrijd om die reden wordt stilgelegd. Homofobe uitingen zijn in beginsel discriminatoir. Er is echter een grijs gebied als het gaat om het gebruik van het woord «homo» dat an sich niet strafbaar is. De aanpak in het tegengaan van homofobe spreekkoren behoeft daarom verdere uitwerking. Samen met de partners wil ik in het vervolg op «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (OVIVI) hier op inzetten en ons richten op het normeren van gedrag in stadions. De komende periode wordt dit traject verder ingevuld en vormgegeven.
Hoe rijmt deze gang van zaken met uw eerdere uitspraken waarin u aangeeft dat de verantwoordelijkheden duidelijk zijn belegd?2
De verantwoordelijkheden en afspraken rondom spreekkoren zijn duidelijk belegd in de Richtlijn bestrijding verbaal geweld. Zoals ook terugkomt in het antwoord op vraag 3 behoeft de aanpak van homofobe spreekkoren een nadere uitwerking.
Hoe vaak zijn wedstrijden in het betaald voetbal stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren?
De KNVB houdt niet expliciet bij hoeveel wedstrijden worden stilgelegd. Maar voor zover bekend is er nog nooit een wedstrijd stilgelegd en gestaakt na homofobe spreekkoren.
Begrijpt u dat clubs terughoudend zijn om wedstrijden stil te leggen, aangezien ze dan ook onderwerp kunnen worden van onderzoek door de aanklager betaald voetbal, om te toetsen of de club zich wel voldoende heeft ingezet om de spreekkoren te doen stoppen of te voorkomen?3
Er wordt door de aanklager betaald voetbal altijd gekeken of een club juist heeft gehandeld bij spreekkoren. Dit is niet alleen na het stilleggen van wedstrijden. Het stilleggen van een wedstrijd kan zelfs een positief effect hebben op het onderzoek van de aanklager betaald voetbal.
Deelt u de mening dat clubs daardoor een belang hebben om wedstrijden helemaal niet stil te leggen? Is het dan niet beter om niet de clubs of scheidsrechter hiervoor verantwoordelijk te maken, maar de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)?
Die mening deel ik niet. Ook de scheidsrechter kan de wedstrijd stilleggen. Wanneer de arbitrage constateert dat sprake is van discriminatoire, racistische, antisemitische of andere extreme spreekkoren, dan zal de scheidsrechter –bij wijze van ultimum remedium– zelfstandig de wedstrijd stilleggen. Vervolgens roept de scheidsrechter de beide aanvoerders, de betrokken veiligheidscoördinator en/of de omroeper bij de 4e official om aan te geven wat aan de hand is en vervolgacties met elkaar af te spreken.
Mocht het aanvullend noodzakelijk zijn, dient de scheidsrechter direct in overleg te treden met de thuisspelende BVO en de lokale autoriteiten waarbij de overige uitgangspunten van de richtlijn dienen te worden gevolgd alsmede het lokale beleid ter bestrijding van verbaal geweld. Dit laat onverlet dat de BVO’s primair verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van spreekkoren en niet de KNVB.
Waarom staat er in de richtlijn dat een speler zich bij de scheidsrechter moet melden als hij door de spreekkoren niet meer kan functioneren en mag de scheidsrechter daarna pas het spel stil leggen? Zouden discriminerende spreekkoren niet sowieso aangepakt moeten worden, onafhankelijk of een speler daar zichtbaar last van heeft?
Naast een speler, kan ook een coach of de veiligheidscoördinator (namens de BVO) de scheidsrechter verzoeken een wedstrijd stil te leggen. Daarnaast kan de scheidsrechter ook op eigen initiatief handelen, zo lijkt de voornaamste druk bij de spelers te zijn weggehaald.
Deelt u de mening dat voetbal niet voor iedereen is, zolang nog homofobe of discriminerende spreekkoren te horen zijn op de tribunes? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord van vraag 3 vind ik dergelijke spreekkoren verwerpelijk en wil ik met alle partijen optrekken om homofobe uitingen uit stadions te verbannen. Iedereen hoort zich thuis te voelen op en rond het voetbalveld, ook in het stadion. Helaas is dat niet het volledige beeld en gebeuren er soms ook negatieve dingen, zoals discriminerende en kwetsende spreekkoren. Daarom zet ik me met de partners uit OVIVI onverminderd in om racisme en discriminatie aan te pakken en ervoor te zorgen dat ons voetbal ook echt van iedereen is.
Nederlandse journalisten in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russia arrests Wall Street Journal reporter and accuses him of espionage» van 30 maart 2023?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht en het feit dat een onafhankelijke, geaccrediteerde buitenlandse journalist is gearresteerd door de Russische autoriteiten?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de sterk verslechterde rechtsstaat en persvrijheid in Rusland. De arrestatie en beschuldiging van spionage van een buitenlandse journalist is hier een uiterst zorgelijke bevestiging van. Tijdens het door Nederland geleide evenement over persvrijheid op de Summit for Democracy heb ik meteen op 30 maart jl. mijn zorgen over de arrestatie van Evan Gershkovich kenbaar gemaakt.
Bent u bereid het handelen van de Russische regering in deze kwestie te veroordelen en op te roepen tot de onmiddellijke vrijlating van Evan Gershkovich?
Op 31 maart heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de arrestatie van Evan Gershkovich veroordeeld in een verklaring op Twitter. Het kabinet zal blijven oproepen tot zijn vrijlating, en die van Russische journalisten die gearresteerd zijn omdat zij hun werk als onafhankelijke journalisten deden. Op 12 april heeft de Media Freedom Coalition onder co-voorzitterschap van Nederland en Canada een verklaring gepubliceerd waarin de arrestatie wordt veroordeeld en opgeroepen wordt tot vrijlating2.
Zijn er op dit moment Nederlandse journalisten aanwezig en aan het werk in Rusland?
Ja, er zijn op dit moment Nederlandse journalisten aanwezig en werkzaam in Rusland.
Wat doet u om de veiligheid van deze journalisten te waarborgen?
Het is in de eerste plaats aan Nederlandse journalisten en persbureaus om de afweging te maken of zij naar het buitenland te reizen, daar aanwezig willen zijn en welke veiligheidsmaatregelen zij daarbij treffen. Het ministerie verschaft actuele reisadviezen, waarin de specifieke veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor alle Nederlandse reizigers worden belicht, op grond waarvan Nederlanders kunnen concluderen in hoeverre reizen naar het desbetreffende land verantwoord is. Ambassades onderhouden daarnaast over het algemeen goed contact met Nederlandse correspondenten en als het om veiligheid gaat in landen waar de situatie daartoe aanleiding geeft, gebeurt dit ook proactief. Het ministerie heeft ook goed contact met de Nederlandse Vereniging van Journalisten.
Bent u bereid om de in Rusland aanwezige Nederlandse journalisten te waarschuwen en te wijzen op het risico gearresteerd te worden door de Russische autoriteiten?
Zie het antwoord op vraag 5. Daarnaast vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlandse journalisten, net zoals andere Nederlanders die naar het buitenland gaan, zich aan te melden bij de Informatieservice van Buitenlandse Zaken. Zo weet het kabinet dat Nederlandse journalisten in dat land aanwezig zijn en hoe hen te bereiken als dat nodig is.
Het kabinet wil verder onderstrepen dat persvrijheid en – veiligheid – in binnen- en buitenland – hoog in het vaandel te hebben staan, wat o.a. blijkt uit de organisatie van de Global Conference for Media Freedom in 2022. De moeilijke afwegingen die journalisten of hun werkgever moeten maken om verslaglegging te doen in alle delen van de wereld verdienen dan ook respect.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Strengere regelgeving voor attractietoestellen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de stoomtreinen in het Zuiderpark door strenge regelgeving stilstaan?1
Ja.
Bent u er zich van bewust dat deze strengere veiligheidseisen ook gelden voor andere stoomtreintjes in Nederland?
Het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS) regelt de veiligheid van allerlei soorten inrichtingen. Attracties zijn in het WAS gedefinieerd als: «Al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron». Kleine stoomtreintjes zoals in het Zuiderpark en op andere locaties voldoen ook aan de definitie van een attractie en moeten daarmee aan de eisen van het WAS voldoen. Deze eisen zijn niet strenger geworden (zie het antwoord op vraag 3).
Deelt u de mening dat hier sprake is van overregulering dat het plezier van kinderen en ouders ontneemt, zeker omdat er bij de stoomtreinen in het Zuiderpark en elders in het land geen ongelukken gebeuren?
Nee, er is hier geen sprake van overregulering, dit berust op een misvatting. De reeds geldende regelgeving rondom attractie- en speeltoestellen heeft volgens de definitie in de het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS) al betrekking op dit soort inrichtingen zoals uit het antwoord op vraag 2 ook blijkt. Er is geen recente nieuwe regelgeving gekomen voor attractietoestellen. Het WAS wordt weliswaar per 1 juli 2023 gewijzigd maar dit heeft geen invloed op de reikwijdte van het besluit.
Heeft u de bereidheid om te onderzoeken of de stoomtreinen in het Zuiderpark een ontheffing kunnen krijgen, zodat ze snel weer kunnen rijden? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven, waarin u de nieuwe wet nog eens scherp tegen het licht houdt om onnodige overregulering, zoals bij de stoomtreintjes, te schrappen?
Nee. De stoomtreintjes in het Zuiderpark vallen al sinds de van kracht wording van het huidige Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen onder de definitie van een attractie. Het feit dat de uitbaters van deze attractie daar tot op heden blijkbaar niet bekend mee waren vormt geen reden voor een ontheffing. Het WAS regelt dat attracties veilig moeten zijn voor de consument en daar sta ik achter.
De weigering van het Rijksvastgoedbedrijf de in 2017 getaxeerde waarde van het Landgoed Paleis Soestdijk openbaar te maken |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat vijf jaar geleden het Landgoed Paleis Soestdijk (circa 165 hectare) inclusief alle opstallen voor € 1.711.033,– verkocht zijn aan een consortium bestaande uit MeyerBergman, Westergasfabriek, Hylkema Consultants en Leeuwenpoort, en dat bij deze verkoop geen openbaar taxatierapport is opgesteld? Klopt het hierbij ook dat er een verschil zit tussen taxatie en bieding?1 Zo ja, hoe verklaart u dit verschil?
Landgoed Paleis Soestdijk is in 2017 voor € 1.711.033,- verkocht aan een consortium bestaande uit Meyer Bergman Erfgoedgroep B.V., Beheer- en Exploitatiemaatschappij Westergasfabriek B.V., Hylkema Erfgoed B.V. en MeyerBergman Erfgoed Ontwikkeling B.V. Dit consortium heeft het Rijksvastgoedbedrijf verzocht het Landgoed Paleis Soestdijk te leveren aan MeyerBergman Erfgoed Made By Holland B.V. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft met dit verzoek ingestemd en Landgoed Paleis Soestdijk in december 2017 aan MeyerBergman Erfgoed Made By Holland B.V. overgedragen.
Taxatierapporten worden door het Rijksvastgoedbedrijf in beginsel niet openbaar gemaakt omdat openbaarmaking de economische en financiële belangen van de Staat kan schaden. Zie tevens het antwoord op vraag 4, 5, 6 en 7. De verhouding tussen de taxatiewaarde en het geboden bedrag wordt om deze reden ook niet openbaar gemaakt.
Onderschrijft u het algemene beginsel dat wanneer de Staat overgaat tot verkoop van monumentaal Rijksvastgoed er sprake dient te zijn van een transparant proces? Zo niet, waarom niet?
Dat beginsel onderschrijf ik. Indien een object voor verkoop in aanmerking komt, wordt gekeken welke verkoopprocedure het meest geschikt is voor dat specifieke object. Voor alle procedures geldt dat zij moeten voldoen aan de vereisten van een open en transparant proces. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de opdracht van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst tot verkoop van Paleis Soestdijk volgens een zorgvuldig proces en volgens de vooraf afgesproken formele procedures uitgevoerd. Juist omdat die opdracht de verkoop van een voormalig koninklijk paleis en landgoed betrof, zijn de Tweede Kamer, de provinciale staten van Utrecht en de gemeenteraden van Baarn en Soest destijds over elke stap in de verkoopprocedure geïnformeerd.2
Acht u, gelet op Europese regelgeving met betrekking tot (ongeoorloofde) staatssteun, het van belang dat zorgvuldigheid hier nadrukkelijk geboden is? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Ja, dat acht ik van belang en de openbare verkoopprocedure met voorselectie is ook zorgvuldig doorlopen. Het object is aan de partij met de hoogste (onvoorwaardelijke) bieding gegund. Binnen de vooraf door de Staat gestelde voorwaarden was dit de hoogst haalbare prijs.
Bent u ervan op de hoogte dat het Rijksvastgoedbedrijf weigert, ook na een Woo-verzoek, om het in 2017 door onderzoeksbureau Ecorys vastgestelde eindbedrag van de getaxeerde marktwaarde van het Landgoed Paleis Soestdijk openbaar te maken?2 Kunt u nader toelichten welke beweegredenen hieraan ten grondslag liggen? Zo niet, waarom niet?
Ik ben op de hoogte van de weigering van het Rijksvastgoedbedrijf om de getaxeerde waarde openbaar te maken. Het taxatierapport is naar aanleiding van het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) niet openbaar gemaakt omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de financiële en economische belangen van de Staat (artikel 5.1, tweede lid onder b van de Woo). De financiële en economische belangen van de Staat kunnen worden geschaad als de taxatie en de onderbouwing daarvan openbaar worden, omdat andere marktpartijen dan weten welke afwegingskaders aan de taxaties van vastgoedobjecten ten grondslag liggen. Deze vraag is reeds bij meerdere gelegenheden gesteld aan het RVB. De taxatiesystematiek zoals bij Paleis Soestdijk toegepast, wordt ook bij andere vastgoedobjecten toegepast. Andere partijen zouden op de vastgoedmarkt informatie over de taxatiesystematiek in hun voordeel kunnen gebruiken in toekomstige onderhandelingen of bij het aangaan van een overeenkomst. Tevens zou het openbaar maken van de verhouding tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs van het pand inzicht geven in de onderhandelingsruimte en -tactieken van de Staat. Ook dit zouden marktpartijen in hun voordeel kunnen gebruiken bij toekomstige onderhandelingen of het aangaan van een overeenkomst met de Staat ten aanzien van vastgoedobjecten. Om die reden worden taxatierapporten nooit openbaar gemaakt en ben ik niet bereid het taxatiebedrag alsnog openbaar te maken.
Indien u van oordeel bent dat openbaarmaking de marktwaarde van het landgoed de economische en financiële belangen van de Staat zullen schaden, kunt u dan aangeven waarop deze aanname is gebaseerd? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van oordeel dat de weigering het getaxeerde eindbedrag prijs te geven in lijn is met de eisen van transparantie en zorgvuldigheid als het gaat om de verkoop van monumentaal Rijksvastgoed? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u alsnog bereid het door onderzoeksbureau Ecorys in 2017 in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf vastgestelde eindbedrag van de getaxeerde marktwaarde van het landgoed openbaar te maken? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De energieregeling voor openbare zwembaden. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat zwembad De Pals in Westervoort, zwembad De Zeehoek in Wervershoof en het zwembad in Hoorn vrijwel tegelijkertijd aankondigen dat ze dicht moeten gaan?1, 2, 3
Ja.
Wanneer wordt de energieregeling ter waarde van maximaal 207 miljoen euro voor openbare zwembaden gepubliceerd, waarmee openbare zwembaden ondersteund moeten worden in een deel van de meerkosten voor energie over 2022 en 2023?
De energieregeling voor openbare zwembaden is bijna afgerond en zal binnenkort gepubliceerd worden. Gemeenten kunnen naar verwachting vanaf eind mei een aanvraag indienen.
Zouden de drie genoemde zwembaden in aanmerking zijn gekomen voor de ondersteuning vanuit de energieregeling voor openbare zwembaden? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de mij bekende gegevens is alleen zwembad De Zeehoek in Wervershoof een openbaar zwembad dat in aanmerking komt voor de energieregeling voor zwembaden. De overige twee zwembaden zijn private zwembaden en komen mogelijk in aanmerking voor de TEK-regeling.
Als (een van de) genoemde zwembaden wel in aanmerking zou komen voor ondersteuning vanuit deze energieregeling voor openbare zwembaden, bent u dan bereid contact op te nemen met betreffende zwembad(en) en gemeente(n) om te bekijken of met deze ondersteuning een doorstart gerealiseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gehad met de gemeente Medemblik. De gemeente geeft aan dat er voor zwembad De Zeehoek al meerdere plannen zijn geweest om over te gaan tot herbouw of nieuwbouw, maar deze tot nu toe niet konden worden gerealiseerd. Inmiddels lopen vanwege de leeftijd van het zwembad de onderhoudskosten te hoog op en is er sprake van personeelstekort, waardoor het zwembad maar tot 31 juli 2023 open kan blijven. De gemeente was al bekend met de komende ondersteuningsregeling voor energiekosten, maar steun uit die regeling zou volgens de gemeente de onderliggende problemen niet oplossen.
Kunt u alle voorwaarden opsommen waaraan voldaan zal moeten worden om voor de energieregeling voor openbare zwembaden in aanmerking te kunnen komen?
Via de energieregeling voor openbare zwembaden kunnen gemeenten ondersteuning krijgen voor een deel van de meerkosten voor energie. Voorwaarde daarbij is dat het openbare zwembad in (een deel van) 2022 en 2023 ook daadwerkelijk te maken heeft gekregen met meerkosten ten opzichte van het referentiejaar 2019. Gemeenten kunnen, op basis van dezelfde systematiek als ten tijde van de coronasteun voor zwembaden, steun aanvragen voor de zwembaden waarmee ze een duurzame financiële relatie hebben, zoals een jaarlijkse exploitatiebijdrage, of die in gemeentelijk eigendom en beheer zijn. Zwembaden waarvoor TEK-steun is aangevraagd, komen in het geheel niet in aanmerking voor ondersteuning op grond van de energieregeling voor openbare zwembaden.
Komen zwembaden die aangesloten zijn op een warmtenet/stadswarmte in aanmerking voor de energieregeling voor openbare zwembaden? Zo nee, waarom niet?
Ja, openbare zwembaden komen in aanmerking.
Bent u ermee bekend dat zwembaden die aangesloten zijn op een warmtenet/stadswarmte ook niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkomting Energiekosten (TEK)-regeling? Wilt u zich ervoor inspannen dat deze zwembaden op zo kort mogelijke termijn wel in aanmerking komen voor de TEK-regeling?
Ja, ik ben ermee bekend dat deze (private) zwembaden niet in aanmerking komen voor de TEK. Mkb-ers die voldoen aan de voorwaarden van de regeling kunnen in aanmerking komen voor een compensatie van hun energiekosten als gevolg van het gebruik van gas en elektriciteit. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 9 februari jl.4 komt de Minister van Economische Zaken en Klimaat nog terug op de toezegging om in de uitwerking van de TEK-regeling in te gaan op mkb-ondernemingen die op een warmtenet zitten. Zodra hierover meer bekend is wordt de Kamer geïnformeerd.
Het bericht ‘’Schrikbarende’ conclusies in zeer kritisch advies: Den Haag heeft ‘de regio’ stelselmatig verwaarloosd’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht ««Schrikbarende» conclusies in zeer kritisch advies: Den Haag heeft «de regio» stelselmatig verwaarloosd»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Onderschrijft u de conclusie van het advies, dat het overheidsbeleid de verschillen tussen rijke en arme regio's in ons land heeft vergroot?
Omdat dit advies vele beleidsterreinen raakt, volgt er nog een kabinetsreactie waarin zal worden ingegaan op de conclusies van het advies. Hierin zal ook aandacht zijn voor cultuur.
Deelt u de mening, dat het cultuuraanbod overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk moet zijn voor mensen?
Ja, ik onderschrijf het belang van een cultuuraanbod dat overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk is.
Welke stappen gaat u zetten om «principieel niet te rechtvaardigen regionale achterstanden» op het gebied van cultuur aan te pakken?
Onderdeel van mijn beleid is de versterking van de culturele infrastructuur in Nederland, in het bijzonder in gebieden waar dit het meest nodig is.
Met de Impuls Jongerencultuur geef ik extra ondersteuning aan lokale plekken en initiatieven voor jongeren in het hele land, waarmee jongeren in staat worden gesteld zich creatief te ontwikkelen.
Ik verleng de financiële impuls van € 2 miljoen per jaar voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel voor de periode 2025–2028.
Ik investeer structureel € 62,7 miljoen in bibliotheken en leesbevordering beginnend met een tijdelijke regeling die gemeenten vanaf medio mei kunnen aanvragen. Dunbevolkte gebieden met een grote afstand tot de bibliotheek behoren tot de prioriteiten binnen de regeling.
Binnen de landelijke brede regeling combinatiefunctionarissen zijn er zo’n 650 fte cultuurcoaches werkzaam, in 282 gemeenten op het snijvlak van cultuur, onderwijs en welzijn. Alle gemeenten in Nederland hebben dit jaar opnieuw de financiering voor de combinatiefunctionarissen aangevraagd. In deze regeling zijn verschillende beleidsonderwerpen samengevoegd: sport en bewegen, cultuurparticipatie, gezondheid en sociale basis.
Ook de Rijkscultuurfondsen hebben in hun beleid aandacht voor de spreiding over het land. Een voorbeeld hiervan zijn de regelingen voor festivals en podia bij het Fonds Podiumkunsten, die regionale spreiding als vertrekpunt hebben.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie voert programma’s uit ter bevordering van cultuureducatie en cultuurparticipatie. Alle regelingen zijn voor het hele Koninkrijk der Nederlanden beschikbaar. De spreiding van de gehonoreerde aanvragers wordt gemonitord en in de regio’s waar meer aanvragen wenselijk zijn wordt middels specifieke communicatie bijgestuurd. Op die manier wordt de landelijke spreiding van de middelen en activiteiten voor cultuureducatie- en participatie bevorderd.
Via het Nederlands Filmfonds en het Fonds Podiumkunsten investeer ik in regionale film- en muziekhubs op het gebied van pop, hiphop en dance. Deze nieuwe voorzieningen bieden ruimte aan jonge makers en makers halverwege hun loopbaan. De voorzieningen versterken de regionale spreiding en lokale positie van film, media en muziek; juist ook buiten de Randstad.
Op welke manier gaat u uitvoering geven aan de aanbeveling van het advies, dat het Rijk «de regio» per direct een veel belangrijker onderdeel van haar beleid moet maken?
Omdat dit advies vele beleidsterreinen raakt, volgt er nog een kabinetsreactie waarin zal worden ingegaan op de aanbevelingen van het advies. Hierin zal ook aandacht zijn voor cultuur.
Welke kansen biedt de culturele basisinfrastructuur (BIS) 2025–2028 om de balans tussen regio’s te verbeteren, vooruitlopend op de herziening van het bestel?
De geografische spreiding van culturele voorzieningen is een van de uitgangspunten in de culturele basisinfrastructuur, waarvoor aandacht is in de beoordeling en selectie. In een aantal categorieën instellingen is de geografische spreiding door de voorwaarden binnen de BIS-regeling bij voorbaat gegarandeerd, zoals bijvoorbeeld voor de symfonieorkesten en de theatergezelschappen, die over specifieke steden en regio’s in het land zijn gespreid.
In mijn Uitgangspuntenbrief voor de BIS 2025–2028 die uw Kamer in juni ontvangt kom ik terug op de criteria voor de beoordeling van aanvragen. De Raad voor Cultuur adviseert lokale/regionale worteling expliciet mee te nemen in de beoordeling.
Verder blijf ik actief het gesprek voeren met de andere overheden juist om samen op te trekken. Waar het de cultuurregio’s betreft, ben ik op dit moment in gesprek met de cultuurregio’s over de vorm en toekomst van deze samenwerkingsvorm.