Het bericht ‘Dader verkrachting verdacht van nieuwe verkrachting tijdens proefverlof’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een veroordeelde verkrachter tijdens zijn proefverlof opnieuw een vrouw verkrachtte?1
Ja.2
Kunt u uitleggen waarom deze levensgevaarlijke serieverkrachter die in 2018 tot zeven jaar celstraf is veroordeeld al in 2022 op proefverlof mocht?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan ik wel het volgende zeggen. De term proefverlof wordt niet gebruikt in de huidige wet- en regelgeving. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting3 (hierna: de Rtvi) kent de navolgende vormen van verlof:
Het kortdurend en langdurend re-integratieverlof, re-integratieverlof voor extramurale arbeid en het penitentiair programma vormen een belangrijk onderdeel van de detentiefasering en zijn ter voorbereiding op de terugkeer in de samenleving. In de Rtvi en Penitentiaire Maatregel (hierna: Pm) staan de termijnen waarop de verschillende vormen kunnen ingaan.
Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Bijvoorbeeld ingeval van het overlijden van een ouder.
Bij de beslissing op het verzoek om re-integratieverlof wordt beoordeeld of het re-integratieverlof past en bijdraagt aan de re-integratie en/of gedragsdoelen die zijn opgenomen in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het gedrag gedurende detentie, risico’s en slachtofferbelangen worden meegewogen in de beslissing. De reclassering, de politie en het OM kunnen om advies worden gevraagd.
Daarnaast volgt uit de Pm het penitentiair programma. Sinds 1 december 2021 kunnen gedetineerden met een straf korter dan een jaar middels dit programma het laatste deel van de detentie buiten de gevangenismuren doorbrengen, waarbij ze onder toezicht staan van de reclassering. Voor het penitentiair programma geldt een overgangsregeling van drie jaar voor gedetineerden die op 1 december 2021 al vast zaten.
Wie heeft deze beslissing genomen? Hoe heeft deze persoon of hebben deze personen tot deze beslissing kunnen komen? Kunt u dit in een feitenrelaas naar de Kamer sturen?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. Een feitenrelaas zal derhalve niet worden verstuurd. Ik kan in zijn algemeenheid wel aangeven welke functionaris verantwoordelijk is voor de beslissing tot de verschillende vormen van verlof:
De selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI) is namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re- integratieverlof wanneer een gedetineerde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langer dan twee jaar (al dan niet onherroepelijk). De directeur van de inrichting adviseert (art. 18 van de Rtvi).4
De selectiefunctionaris is daarnaast namens de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd te beslissen op een verzoek om re-integratieverlof voor extramurale arbeid (art. 20a van de Rtvi)5 en op een verzoek tot deelname aan het penitentiair programma (artikel 7 Pm).
De directeur is bevoegd te beslissen op een eerste verzoek om re-integratieverlof bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van korter dan twee jaar en bij vervolgverloven (niet het eerste verlof). In dat geval adviseert de selectiefunctionaris (art. 18 van de Rtvi).
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke beest helemaal nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet eens met de stelling dat betrokkene nooit vrijgelaten had mogen worden. Het opleggen van een (vrijheids)straf dient verschillende doelen;
De gevangenisstraf moet veilig en humaan worden uitgevoerd en, wanneer de gedetineerde terugkeert naar de samenleving, dient de terugkeer zo verantwoord mogelijk gebeuren. Voor een succesvolle re-integratie in de samenleving is het van belang dat een gedetineerde oefent met vrijheden. Hierbij werken de verschillende partners waaronder DJI, de reclassering en gemeenten zoveel mogelijk samen om de re-integratie van alle gedetineerden zo goed mogelijk voor te bereiden. Zo wordt voor elke gedetineerde bij aanvang van detentie een D&R-plan opgesteld waarin wordt beschreven hoe – met inachtneming van risico’s, gedrag en slachtofferbelang – stappen gezet kunnen worden die bijdragen aan een veilige terugkeer. Het uitgangspunt hierbij is tevens dat de tijd in detentie zinvol wordt benut. Dit betekent dat ook voor langgestraften wordt bekeken welk traject wanneer kan worden ingezet. Als de straf nog lang duurt, gaat het om afgewogen, kleine stappen, zoals activiteiten binnen de muren van de gevangenis en met expliciet toezicht door medewerkers van de gevangenis.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van ernstige gewelds- en zedendelicten helemaal nooit meer proefverlof krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 4.
Bent u het eens met de stelling dat dit levensgevaarlijke verkrachtingsbeest levenslang achter slot en grendel opgesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
Los van het feit dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen ben ik het niet met deze stelling eens. Voorop staat dat het aan de rechter is welke straf iemand krijgt opgelegd. Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht6 bepaalt dat een dader die zich schuldig maakt aan verkrachting met ten hoogste een gevangenisstraf van twaalf jaar wordt bestraft. Onder omstandigheden kan dit verhoogd worden tot achttien jaar indien het misdrijf de dood ten gevolge heeft (art. 248, lid 8 Sr)7. Het opleggen van een levenslange gevangenisstraf voor een verkrachting is volgens het Wetboek van strafrecht dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid bij het beantwoorden van bovenstaande vragen u niet te verschuilen achter het argument dat u geen uitspraken mag doen over zaken die nog onder de rechter liggen, aangezien dit op geen enkele wettelijke regel gebaseerd is, maar enkel wordt ingeroepen als het politiek goed uitkomt?
Zie de beantwoording van bovenstaande vragen.
Het vervoeren van asielzoekers per taxi |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er taxi’s worden ingezet voor het vervoer van asielzoekers van en naar asielzoekerscentra? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit?
In opdracht van de ketenpartners organiseert het Ketenbreed Operationeel Coördinatiecentrum Vreemdelingen (KOCV) vervoer van asielzoekers tussen locaties. Hierbij wordt in specifieke gevallen gebruik gemaakt van taxi’s. Wanneer een minderjarige vreemdeling (AMV-er) of kwetsbaar persoon na eerste aanmelding vervoert dient te worden van een politie of KMAR post naar het aanmeldcentrum in Ter Apel, wordt gebruik gemaakt van een taxi. Het is vooraf niet aan te geven hoe vaak er een beroep moet worden gedaan op taxi-vervoer.
Het COA faciliteert het vervoer tussen de COA-opvangmodaliteiten. Soms wordt georganiseerd vervoer ingezet (taxi, busje of touringcar), bijvoorbeeld voor het beschikbaar stellen van de asielzoeker voor het asielproces. In de meeste gevallen moet de bewoner echter zelfstandig gebruik maken van het OV. COA houdt niet bij hoe vaak taxi’s worden ingezet.
Naast het COA wordt op verzoek en in opdracht van de ketenpartners ook door KOCV vervoer vanuit Ter Apel naar opvanglocaties georganiseerd. Dit betreft hoofdzakelijk vervoer per bus en of touringcar.
Bent u bereid een overzicht te geven van de kosten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over mogelijke kostenoverzichten die betrekking hebben op mogelijk taxikosten die gemaakt zijn in opdracht van het COA. COA is een zelfstandig bestuursorgaan en draagt zelf verantwoordelijkheid voor de kosten die betrekking hebben op opdrachten die verbandhouden met het vervoeren van asielzoekers. Derhalve kan ik die ook niet ter beschikking stellen. Zowel de IND als het COA hebben een mantelovereenkomst met een vervoerder.
Klopt het dat deze taxiritten worden betaald door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de rekening dus uiteindelijk komt te liggen bij de Nederlandse belastingbetaler?
Alle kosten voor opvang die het COA maakt worden gefinancierd uit de Rijksbegroting, dus ook vervoerskosten van het COA of van de IND als het om AMV-ers gaat.
Waarom pakken asielzoekers niet gewoon het openbaar vervoer net als de meeste Nederlanders die naar school of hun werk moeten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Vindt u het niet belachelijk dat veel Nederlanders in weer in wind op de fiets of met het openbaar vervoer moeten reizen terwijl asielzoekers van u gratis en luxe met de taxi kunnen reizen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Gaat u onmiddellijk stoppen met het vergoeden van dit luxe vervoer voor asielzoekers? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
De overname van de tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers door het COA. |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «COA houdt tijdelijke opvang asielzoekers Groningen langer open»1?
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gemeentelijke opvanglocaties zonder toestemming van gemeenten overneemt met als intentie om hier permanente asielzoekerscentra (azc’s) van te maken?
De overname van gemeentelijke opvanglocaties gebeurt in afstemming met de betreffende gemeente. Per locatie wordt met de betreffende gemeente bijvoorbeeld overlegd over de geschiktheid van de locatie en hoe lang de locatie beschikbaar is. Op basis daarvan wordt gezamenlijk besloten of het COA het beheer van de locatie kan overnemen.
Voor wat betreft de locatie in Groningen heeft de gemeente COA benaderd met het verzoek de betreffende locatie over te nemen. Gemeente Groningen en Veiligheidsregio Groningen hebben dit pand ingezet voor crisisnoodopvang. Ik heb gemeenten verzocht om voor 1 april 2023, daar waar mogelijk de crisisnoodopvang over te dragen aan het COA. De crisisnoodopvang kan dan tijdelijk worden voortgezet als noodopvang.
Is er toestemming gevraagd aan omwonenden om deze opvanglocatie langer open te houden? Zo neen, waarom niet?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de gemeente om de omwonenden te informeren over het langer open blijven van een (crisis)noodopvanglocatie.
Deelt u de mening dat hier sprake is van verkapte dwang aangezien het COA zonder toestemming van de gemeente Groningen zomaar beslist om de tijdelijke opvanglocatie voor minimaal een jaar langer open te houden?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Waarom neemt u burgers in Groningen in de maling door te zeggen dat asielzoekers tijdelijk worden opgevangen terwijl dit in werkelijkheid permanent is?
Noch de gemeente noch het COA heeft het voornemen om deze locatie om te zetten naar een permanente opvanglocatie. Het is en blijft noodopvang en daarmee tijdelijk. Het COA heeft het beheer, opvang en begeleiding overgenomen van de gemeente en veiligheidsregio. De eigenaar van het pand staat een langer gebruik als noodopvang zoals is overeengekomen, ook niet toe, in verband met planvorming.
Mochten hierover gewijzigde inzichten ontstaan dan zal dat via de gebruikelijke wijze aan de gemeenteraad worden voorgelegd en zullen ook bewoners worden geïnformeerd door de gemeente.
Is het COA voornemens nog meer tijdelijke locaties over te nemen, zo ja welke?
Met de veiligheidsregio’s heb ik afgesproken dat geschikte en beschikbare crisisnoodopvanglocaties van gemeenten, in beginsel voor 1 april 2023, onder beheer worden gebracht van het COA en daar in eerste instantie als tijdelijke opvanglocaties worden ingezet. Momenteel vinden hier gesprekken over plaats met de betrokken gemeenten en vastgoedeigenaren.
De lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Mohamed L. zes maanden de cel in voor doodrijden Shana (22)»?1
Ja
Heeft u begrip voor het feit dat de ouders van Shana deze straf te laag en onrechtvaardig vinden?
Wij hebben vanzelfsprekend begrip voor de positie van de nabestaanden. Een ernstig verkeersongeval waarbij iemand overlijdt, leidt bij nabestaanden tot ongelofelijk veel pijn en verdriet. Geen straf zal in dergelijke zaken hoog genoeg zijn om het leed bij de familie van het slachtoffer weg te kunnen nemen. Wij wensen te benadrukken dat wij zeer meeleven met het verlies van de familie.
Echter kan ik, zoals u weet, als Minister van Justitie en Veiligheid niet ingaan op individuele gevallen, zeker niet in gevallen waarbij de zaak nog onder de rechter is en er dus geen onherroepelijk vonnis ligt. Dit opdat het OM zelfstandig beslissingen moet kunnen nemen om zo zijn rol in het strafproces optimaal te kunnen vervullen. Daarnaast moet voorkomen worden dat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein van de rechter.
Wat staat er in de richtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) over de strafeisen bij een dodelijke aanrijding waarbij een bestuurder veel te hard rijdt?
De strafeisen in de richtlijn van het Openbaar Ministerie (OM) in geval van een dodelijke aanrijding waarbij geen sprake is van alcohol- of drugsgebruik lopen uiteen. De standaard strafeis is afhankelijk van de mate van schuld van de verdachte aan het ongeluk en de gevolgen daarvan. Het wegenverkeersrecht kent vier oplopende gradaties van schuld:
Voor de lichtste vorm van schuld, aanmerkelijke schuld, geldt er een standaard strafeis van een taakstraf van 240 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. In geval van ernstige schuld volgt een standaard strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar. Als er sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de kant van de verdachte is de standaard strafeis een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar.
De vierde en zwaarste mate van schuld vormt roekeloosheid, waarvoor maximaal zes jaar gevangenisstraf en vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid – die ingaat na de gevangenisstraf – kan worden opgelegd. Voor deze zwaarste categorie is in de OM richtlijn geen standaard strafeis geformuleerd, maar er wordt altijd een hogere straf geëist dan bij de in de hiervoor beschreven gradaties.
Wanneer er bij de verdachte ook sprake is van alcohol- of drugsgebruik liggen de standaard strafeisen in de richtlijn hoger, evenals de mogelijke maximumstraffen. Zo is de maximale straf bij roekeloosheid op negen jaar gevangenisstraf gesteld.
Voor meer informatie over de richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen van het OM verwijzen wij u naar: https://www.om.nl/onderwerpen/beleidsregels/richtlijnen-voor-strafvordering-resultaten/richtlijn-voor-strafvordering-verkeersongevallen-2022r004.
Kunt u aangeven, waarom als bewezen is dat iemand veel te hard rijdt binnen de bebouwde kom, er volgens de rechtspraak geen sprake is van roekeloos rijden?
We begrijpen dat situaties waar een straf voor het gevoel van betrokkenen te laag zou zijn, moeilijk te aanvaarden kunnen zijn. Het is in strafzaken uiteindelijk aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit bewezen kan worden verklaard. Daarnaast heeft het openbaar ministerie in de zaak waar uw vraag op ziet hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om op deze zaak, en andere individuele zaken, in te gaan.
Wat in dit geval ook belangrijk is om in aanmerking te nemen, is dat roekeloosheid in juridische zin is iets anders dan wat men in de volksmond roekeloos rijgedrag noemt. Ten aanzien van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet kan ik aangeven dat er hier recent aanscherpingen zijn geweest: met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten is sinds 1 januari 2020 een nieuw artikel 5a in de Wegenverkeerswet is toegevoegd. Het artikel noemt een aantal concrete schendingen van verkeersregels die – indien zij opzettelijk in ernstige mate worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – roekeloosheid kunnen opleveren. Het gaat daarbij onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Daarnaast is in artikel 175 Wegenverkeerswet bepaald dat bij ernstige verkeersongevallen van de zwaarste schuldvorm van roekeloosheid in ieder geval sprake is wanneer het rijgedrag dat heeft geleid tot het ongeval kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet. Deze wetswijziging geeft de rechtspraktijk meer handvatten om in zaken naar aanleiding van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen. Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt.
Bent u bereid te regelen dat daders van dit soort misdrijven altijd een rijontzegging krijgen?
De mogelijkheid om in dergelijke gevallen een rijontzegging op te leggen, staat al in de wet. De Wegenverkeerswet stelt al dat iemand die wordt veroordeeld voor – kort samengevat – een ernstig verkeersdelict gedurende lange tijd de bevoegdheid te ontzeggen om een motorrijtuig te besturen. Het is aan de strafrechter om in een individueel geval te beslissen of het opleggen van een dergelijke rijontzegging geboden is en zo ja, voor welke duur de rijontzegging wordt opgelegd. Bij die beslissing kan de strafrechter alle relevante omstandigheden meewegen. We hechten aan die rechterlijke vrijheid en willen daaraan vasthouden. Daarom zijn we er geen voorstander van dat automatisch een rijontzegging wordt opgelegd indien iemand voor bepaalde misdrijven wordt veroordeeld.
Het standaard opleggen van een rijontzegging voegt ook niet veel toe: uit de praktijk blijkt dat in vrijwel alle zaken waarbij sprake was van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet – schuld aan verkeersongeval met letsel – een ontzegging van de rijbevoegdheid werd opgelegd2.
Hoeveel dodelijke aanrijdingen zijn er per jaar? In hoeveel gevallen is bewezen dat de maximumsnelheid in ernstige mate is overschreden? Hoe vaak is er sprake van roekeloosheid? Wat is de gemiddelde straf die door rechters in deze gevallen is opgelegd?
In 2021 waren er 371 door de politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop, waarbij de eenzijdige ongevallen buiten beschouwing zijn gelaten. De cijfers van de in 2022 door politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop komen na de zomer beschikbaar.
Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat er in 2022 440 personen werden gedagvaard voor het veroorzaken van een ernstig ongeval met schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet. De oorzaken van aanrijdingen worden in het algemeen door de politie niet separaat geregistreerd. Er is geen recent onderzoek of overzicht waaruit blijkt bij hoeveel ongevallen er sprake was van een (ernstige) overschrijding van de maximumsnelheid of roekeloosheid en wat de gemiddeld opgelegde straf was indien er vervolging is ingesteld. Ook het Openbaar Ministerie heeft deze aantallen niet voorhanden. Het CBR heeft in 2022 1964 keer een cursus «Educatieve Maatregel Gedrag» opgelegd. Deze cursus wordt door het CBR opgelegd naar aanleiding van een melding van de politie van zwaar overtredend gedrag van een verkeersdeelnemer.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van dit soort misdrijven een minimumstraf opgelegd krijgen die substantieel hoger ligt dan de aan Mohamed L. opgelegde straf?
In ons rechtsstelsel is het aan de rechter om een oordeel te vellen over welke straf passend is. Deze moet daarbij alle relevante omstandigheden – zowel verzwarende als verzachtende – betrekken. Het introduceren van minimumstraffen past hier niet bij.
Hierbij moet ook overwogen worden dat het verkeersrecht een ingewikkeld rechtsgebied is, met vele soorten ongevallen, daders en slachtoffers, waarbij de mate van schuld aan de kant van de dader zelden in verhouding staat tot de gevolgen voor het slachtoffer. Zo kan een kleine verkeersfout bij een aanrijding tot enorme gevolgen voor het slachtoffer leiden, terwijl een grove verkeersovertreding van een ander zonder ernstige gevolgen blijft. Het verkeersrecht moet voor al die gevallen een passende bestraffing bieden. Ook in dat licht is een minimumstraf niet passend.
We zien in de praktijk al dat er zwaarder wordt gestraft naar mate de schuld aan de kant van de dader en de gevolgen voor het slachtoffer groter zijn. Wanneer er sprake is van artikel 6 Wegenverkeerswet kan er dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren volgen.
Indien u niet bereid bent minimumstraffen voor dit soort misdrijven in te voeren, bent u dan bereid te kijken naar andere mogelijkheden om de strafmaat te verhogen voor daders van dit soort misdrijven?
Afgelopen december is de motie3 van de leden Koerhuis en Alkaya aangenomen waarin de regering wordt verzocht uw Kamer te informeren over de mogelijkheden tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 om aan bestuurders die zware overtredingen hebben begaan een levenslange rijontzeggingen op te kunnen leggen. Tijdens het begrotingsdebat heeft de Minister van IenW aangegeven de motie breder te interpreteren en te onderzoeken wat er gedaan kan worden om roekeloos rijgedrag beter aan te pakken en hierover ook met de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan. De Kamer zal over de uitwerking van deze motie naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar geïnformeerd worden.
Met de eerder aangehaalde Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelictenuit 2020 is er daarnaast reeds voor gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zie ook het antwoord op vraag 4. Indien de rechtbank bewezen acht dat er sprake is van roekeloosheid wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet waarbij het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval. Dit zijn naar mijn mening forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten ook in de meest ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.
ent u bereid om samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek te gaan met de ouders van het slachtoffer, Shana Leurs?
De vader van het slachtoffer heeft reeds contact opgenomen en verzocht om een gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid. Dit gesprek heeft inmiddels op ambtelijk niveau plaatsgevonden.
Gratis zwemles voor asielzoekers |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat asielzoekers tot 35 jaar gratis zwemles krijgen omdat Nederlands water gevaarlijk kan zijn?
In Nederland verdrinken relatief veel asielzoekers en vergunninghouders in vergelijking met de autochtone bevolking.1 Daarnaast lopen kinderen met een migratieachtergrond structureel achter bij hun leeftijdsgenoten voor wat betreft het behalen van zwemdiploma’s. Om het risico op verdrinking onder asielzoekers/vergunninghouders te verkleinen, faciliteert het COA zwemles voor zowel kinderen als volwassen bewoners. Het COA vergoedt de kosten voor zwemlessen voor bewoners tot en met 35 jaar. Asielzoekers hebben over het algemeen niet de eigen financiële middelen om zwemles voor zichzelf en kinderen te bekostigen.
Waarom zijn zwemlessen voor Nederlanders en Nederlandse kinderen niet gratis?
In veel gemeenten zijn financiële regelingen beschikbaar die het voor autochtone kinderen mogelijk maken om zwemles te bekostigen indien de ouders deze zwemles niet kunnen bekostigen. Bovendien heeft VWS een extra toevoeging van 500.000 euro gedaan aan het Jeugdfonds Sport en Cultuur, specifiek gericht op het bekostigen van zwemles2. Ook voor volwassenen zijn er vaak financiële ondersteuningsmogelijkheden.
Daarnaast heeft VWS het bestedingsbudget van het sportakkoord ook beschikbaar gesteld aan gemeenten en is het mogelijk om via de subsidieregeling School en omgeving3 samenwerking met zwembaden onderdeel te laten zijn van het aanbod van de Rijke Schooldag.
Bent u het eens met de stelling dat het Nederlandse water voor Nederlanders en Nederlandse kinderen zonder zwemdiploma net zo gevaarlijk is als voor asielzoekers? Zo ja, waarom discrimineert u dan door de zwemlessen van asielzoekers wel te betalen maar die van Nederlanders niet?
Nederland is een waterland, zwemveiligheid is voor iedereen belangrijk. Zoals eerder aangegeven verdrinken echter relatief veel asielzoekers in vergelijking met de autochtone bevolking, daarom faciliteert en bekostigt het COA zwemles voor deze risicogroep.
Vindt u het niet belachelijk dat de overheid voor asielzoekers alles betaalt maar voor Nederlanders niet?
Ik deel de stelling niet dat de overheid alles betaalt voor asielzoekers en niet voor Nederlanders.
Een asielzoeker die 6 weken cel heeft gekregen voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 oktober jl. waarin de rechtbank een overlastgevende asielzoeker uit Eritrea zes weken gevangenisstraf heeft gegeven voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers dat deze asielcrimineel die net in Nederland is, meteen de boel kort en klein slaat, en vervolgens ook nog eens strafkorting krijgt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik verder geen uitspraken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat we maximaal optreden tegen overlastgevende asielzoekers. Asielzoekers die in Nederland een misdrijf plegen, worden – indien de officier van justitie daartoe besluit – in Nederland strafrechtelijk vervolgd. In dit geval is daartoe ook besloten. De uiteindelijke strafoplegging is aan de strafrechter waarbij hij de individuele omstandigheden van het geval, zoals psychische klachten, meeweegt.
Op vreemdelingen die een misdrijf plegen is de ketenprocesbeschrijving VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht) van toepassing. Dit betekent dat bij alle strafrechtelijke vergrijpen door vreemdelingen wordt bezien welke gevolgen dat heeft voor hun verblijfsrecht en dat er, indien van toepassing, ingezet wordt op het vertrek uit Nederland. Daarbij kan er strafrechtonderbreking worden verleend, waarbij als voorwaarde geldt dat de vreemdeling niet terugkeert naar Nederland.
Kunt u garanderen dat deze asielcrimineel daadwerkelijk de vier schadeclaims van 700 euro betaalt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik geen uitspraken. Wel merk ik in z’n algemeenheid het volgende op. Indien een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd en daarbij schade heeft veroorzaakt, kan een rechter bepalen dat de schade moet worden vergoed. Dit wordt de schadevergoedingsmaatregel genoemd. Het Centraal Justitieel Incassobureau int de schadevergoedingsmaatregel bij de dader. Indien de dader acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis het bedrag niet (volledig) heeft betaald, treedt de voorschotregeling in werking. In geval van een gewelds- of zedenmisdrijven wordt het gehele bedrag vergoed aan het slachtoffer. Bij andere misdrijven is het bedrag gemaximeerd op € 5.000,0. De Staat zet vervolgens de inning op de dader voort.
Waarom is deze asielzoeker niet direct teruggestuurd naar Duitsland waar hij al een verblijfsvergunning had? Is dit inmiddels wel gebeurd?
Over de individuele omstandigheden, zoals de specifieke verblijfstitel en status van de asielprocedure, doe ik geen uitspraken.
Deelt u de mening dat als de diensten, onder uw verantwoordelijkheid, hun werk hadden gedaan en deze gekke vernielzuchtige asielzoeker direct hadden teruggestuurd naar Duitsland, een hoop leed had worden voorkomen?
Nee. Zie antwoord 4.
Welke maatregelen gaat u nemen om Nederlanders en hun bezit, met name de inwoners van Ter Apel, te beschermen tegen dit soort waanzinnige asielzoekers die u allemaal heeft binnengelaten?
Vooropgesteld dat ik mij niet kan vinden in uw generaliserende kwalificaties, wil ik benadrukken dat ik mij onverminderd inzet voor een stevige aanpak van overlastgevende asielzoekers enerzijds en het recht op bescherming van asielzoekers die gevlucht zijn voor oorlog en geweld anderzijds.
Een harde, integrale aanpak van overlast, in samenwerking met organisaties in de migratieketen, de gemeenten, de politie en het OM blijft nodig om onze gemeenschappen te beschermen en tegelijk een noodzakelijke voorwaarde om draagvlak voor ons asielsysteem te behouden. Asielaanvragen van mensen die zich misdragen, worden daarom al versneld afgedaan. Bij overlast met zeer grote impact worden ze overgeplaatst naar de speciale Handhaving- en Toezichtlocatie in Hoogeveen. In geval van criminele gedragingen wordt aangifte gedaan, politie en het OM leggen dan strafrechtelijke maatregelen op.
De zogenoemde toolbox, een bundeling van alle maatregelen wordt veel gebruikt door medewerkers in de migratieketen en de strafrechtketen, maar ook door gemeenten, winkeliers, openbaar vervoerders en andere betrokkenen.
In 2022 heb ik 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokale maatregelen kunnen treffen om overlast tegen te gaan. Dat geld wordt gebruikt voor onder meer cameratoezicht, extra boa’s en coaches.
In aanvulling op het bestaande pakket aan maatregelen is structureel 45 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterkte aanpak overlast, de inrichting van sobere en strenge opvanglocaties (PBL) en voor intensivering terugkeer.
Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanstelling van de Coördinator Nationale Aanpak Overlast.
In dit kader worden momenteel extra maatregelen uitgewerkt waaronder de inzet van een mobiel toezichtsteam in Ter Apel en verdere intensivering van de ketensamenwerking in Ter Apel om zowel op kansarme aanvragen als aanvragen van overlastgevende asielzoekers snel te beslissen.
Het bericht ‘Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u bericht «Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte»?1
Ja.
Hoeveel misdrijven worden er per maand niet opgelost door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Hoeveel meer zaken worden er per maand geseponeerd door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Bent u het eens met de stelling dat het niet uit te leggen is aan slachtoffers dat zij nu veel langer moeten wachten tot er werk wordt gemaakt van hun aangifte (als er überhaupt al werk van wordt gemaakt) omdat het College van procureurs-generaal heeft zitten slapen? Zo nee, waarom niet?
Als zaken lang blijven liggen, is dit inderdaad onwenselijk en moeilijk aan slachtoffers uit te leggen. Daarom heeft dit kabinet maatregelen genomen. Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking.
Waarom heeft het College van procureurs-generaal niet gereageerd op de brandbrief van de Vakvereniging voor officieren en rechters (NVvR)? Bent u bereid het College hierop aan te spreken?
Het College deelt de zorgen van de NVvR, waarbij de aandacht van het College uiteraard uitgaat naar alle functiegroepen, en is daarover al langere tijd met de NVvR in gesprek. Het College heeft mij laten weten dat de overtuiging dat er niet op de brief van de NVvR gereageerd zou zijn, op een misverstand moet berusten. Het College heeft diezelfde maand nog in een brief aan de NVvR uiteengezet welke initiatieven al zijn ingezet. Het College heeft in zijn reactie uitleg gegeven over de acties en maatregelen die al in gang zijn gezet om zowel op de korte als lange termijn bij te dragen aan het terugdringen van de werkdruk.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er een zo snel mogelijk een einde komt aan de onderbezetting van officieren van justitie en dat misdrijven niet langer onnodig onopgelost blijven? Zo nee, waarom niet?
Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking. In totaal, inclusief onder meer extra middelen voor ondermijning, krijgt het OM in de periode van 2020 tot 2027 circa 100 miljoen aan extra middelen structureel.
Het OM is bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie reeds vorig jaar gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe methoden om ook in de huidige arbeidsmarkt kandidaten te werven en te selecteren. Verder is de wijze van opleiden gemoderniseerd en zijn de loopbaanpaden geconcretiseerd om het werken bij het OM aantrekkelijker te maken. Deze maatregelen zijn ingezet om het tekort aan personeel terug te dringen. Ook is er voor de zomer al extra geld naar de arrondissementsparketten gegaan om maatregelen te kunnen treffen ter verlichting van de werkdruk.
Verder blijkt uit recent tijdsbestedingsonderzoek van het OM dat officieren van justitie relatief veel tijd moeten besteden aan werkzaamheden die niet direct in verband staan met het behandelen van strafzaken, zoals o.a. beleidsoverleggen met ketenpartners. Om de werkdruk te verlichten heeft Het College de ambitie het volume van deze indirecte werktijd terug te dringen. Medewerkers met een ander type functie, zoals beleidsmedewerkers en interventiespecialisten, worden vaker voor dit type werk ingezet. Verder is afgesproken dat Officieren van Justitie die werken in management- en beleidsfuncties een vastgesteld aantal uren per maand op strafzaken worden ingezet.
Tot slot is haperende ICT een van de oorzaken van de hoge werkdruk bij het OM. Het OM heeft hiervoor een programma opgezet gestart om de continuïteit van de ICT te waarborgen en het aantal verstoringen is de laatste maanden afgenomen. Middels het verbeteren van de randvoorwaarden waaronder officieren hun werk moeten doen (zoals het verbeteren van de ICT) – moet het OM beter in staat zijn de werkdruk tegen te gaan.
Bent u het eens met de stelling dat deze structurele onderbezetting bij het Openbaar Ministerie ook negatieve gevolgen heeft voor de politie? Zo ja, wat gaat u er aan doen?
Als het OM strafzaken in behandeling neemt, dient het OM deze zorgvuldig en voortvarend af te ronden. Ik begrijp dat het frustrerend kan zijn voor de politie als zaken blijven liggen of wegens capaciteitsgebrek geseponeerd worden. De politie heeft immers werkzaamheden verricht die niet worden afgerond met, bijvoorbeeld, een vonnis van een rechter.
Erkent u dat het voor de politie, die ook kampt met een structureel capaciteitsprobleem, onacceptabel is dat zaken die zij doorstuurt naar het Openbaar Ministerie, blijven liggen en/of uiteindelijk worden geseponeerd?
Zie antwoord vraag 7.
Zo ja, gaan u en de voorzitter van het College van procureurs-generaal hiervoor excuses aanbieden nu dit probleem al jaren speelt en er herhaaldelijk op is gewezen?
Naar de oorzaken van toegenomen druk op de capaciteit van de organisaties binnen de strafrechtketen is onderzoek gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft u met een brief van 26 juni 20202 over de uitkomst geïnformeerd. Geconstateerd werd dat verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder digitalisering en internationalisering van criminaliteit en sterk toegenomen inzet voor ondermijnende criminaliteit, het werk complexer hebben gemaakt en hebben bijdragen aan een hogere werkdruk. Daarnaast heeft een veelheid aan wets-en beleidswijzigingen geresulteerd in een hogere werkdruk, vanwege de organisatorische implicaties ervan voor de betrokken organisaties. In de afgelopen jaren zijn daarnaast door de coronacrisis de voorraden gestegen, waardoor de druk extra is verhoogd. Het gaat hier om omstandigheden waar de ketenorganisaties weinig invloed op hebben, maar waar ze wel door geraakt worden. Samen met de ketenorganisaties, met inbegrip van het OM, werken we er hard aan om de werkdruk te verlagen en de doorlooptijden te verbeteren. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6, zijn hiervoor de nodige maatregelen getroffen.
Het bericht 'Zonder onderzoek draaien we om hete brij' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zonder onderzoek draaien we om hete brij»?1
Ja.
Deelt u de mening van rechter Tromp dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen naar de rol van rechters bij de uithuisplaatsingen van kinderen van het toeslagenschandaal? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf het belang van onafhankelijk onderzoek. Dit is nodig voor inzicht en erkenning. Dit krijgt vorm via het inspectieonderzoek waarover ik uw Kamer in november 2021 informeerde2. Verder is een onafhankelijke onderzoekscommissie in voorbereiding.
Daarnaast vind ik het positief dat de rechtspraak zelf aan reflectie doet en onderzoek wil gaan doen. De bestuursrechters reflecteerden eerder al, eveneens naar aanleiding van het de toeslagenaffaire. Het rapport dat deze werkgroep opleverde getuigt van het vermogen om grondig en kritisch naar het eigen functioneren te kijken.3 Bij het reflectieprogramma van de familie- en jeugdrechters zijn behalve rechters, raadsheren en juridisch medewerkers ook vier externe adviseurs betrokken. Deze adviseurs komen uit de wetenschap, ontwikkelingspsychologie en advocatuur. Ook bij het geplande dossieronderzoek van de rechtspraak naar de uithuisplaatsingen van kinderen uit gedupeerde gezinnen zal een externe begeleidingscommissie zijn. Overigens gaat het niet om onderzoek naar de rol of het functioneren van rechters.
Kunt u vertrouwen hebben in een onderzoek naar het functioneren van rechters, als dat niet door een onafhankelijke partij wordt uitgevoerd?
Het onderzoeksvoorstel van de Rijksuniversiteit Groningen heeft geen betrekking op het functioneren van rechters. Het onderzoekvoorstel heeft als focus om te achterhalen wat de invloed was van schuldenproblematiek op de beslissing een kind uit huis te plaatsen, en of die schuldenproblematiek het gevolg was van het terugvorderen van kinderopvangtoeslag. Naar verwachting wordt dit met het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) ook inzichtelijk gemaakt. De IJenV bekijkt namelijk welke factoren een rol speelden bij het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel bij gedupeerde gezinnen.
De Rechtspraak zal ook zelf dossieronderzoek gaan doen. Ik heb vertrouwen in de wijze waarop dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Bent u bereid opdracht te geven tot een onafhankelijk onderzoek naar de schuldenproblematiek en de uithuisplaatsingen en de rol van rechters daarin? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zie ik geen aanleiding voor nog een onderzoek omdat het inspectieonderzoek al loopt, er een onderzoekscommissie in voorbereiding is, de Rechtspraak zelf dossieronderzoek zal gaan doen, en er een reflectietraject van familie- en jeugdrechters loopt.
Hoe gaat u voorkomen dat er nog maar één kind uit huis geplaatst gaat worden naar aanleiding van de gevolgen van schuldenproblematiek, zeker nu de armoede onder kinderen en in gezinnen door torenhoge inflatie toeneemt?
Uithuisplaatsingen zijn altijd ingrijpend, voor ouders en voor het kind, en moeten daarom zoveel mogelijk worden voorkomen. Enkel schuldenproblematiek is geen grond voor een uithuisplaatsing. De Gecertificeerde Instelling of de Raad van de Kinderbescherming kunnen tot een uithuisplaatsing verzoeken indien dit nodig is voor de veiligheid en ontwikkeling van een kind. Uiteindelijk weegt een kinderrechter af of uithuisplaatsing noodzakelijk is. Er is nu geen enkele indicatie dat rechters enkel op basis van het bestaan van schuldenproblematiek bij de ouders besluiten tot uithuisplaatsing van een kind.
De toenemende financiële problemen in gezinnen hebben de nadrukkelijke aandacht van het kabinet en van gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor schuldhulpverlening en jeugdhulp.
Het bericht 'Asielchaos zet politie klem' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielchaos zet politie klem»?1
Ja.
Waarom moet de politie-eenheid Amsterdam 10% van de beschikbare capaciteit bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel afstaan voor een probleem dat is veroorzaakt door uw regering?
Als gevolg van het gebrek aan opvang in Ter Apel zijn asielzoekers naar noodopvanglocaties elders in Nederland gebracht. Alleen asielzoekers die al geïdentificeerd zijn in Ter Apel zouden naar een noodopvanglocatie gebracht mogen worden. Het COA heeft echter een aantal asielzoekers, die nog niet waren geïdentificeerd ook naar noodopvanglocaties gestuurd. Het is van belang dat deze asielzoekers alsnog geïdentificeerd worden. De eenheden Noord-Nederland (Ter Apel) en Brabant-Oost (Budel) hebben niet voldoende capaciteit om de ontstane achterstand weg te werken. Daarom zijn eenheden uit de rest van Nederland gevraagd tijdelijk bijstand te leveren. Deze bijstand wordt afgeschaald zodra de achterstanden met identificatie zijn weggewerkt.
Beseft u dat dit ten koste gaat van de aanpak van mensenhandel, overlastgevende gelukszoekers en de beschikbaarheid van de politie voor de gewone burgers?
De inzet van AVIM-personeel in Ter Apel en Budel uit andere eenheden betreft een tijdelijke situatie. Dit kan inderdaad invloed hebben op de overige werkzaamheden van AVIM, zoals de toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Vreemdelingenwet en deelname in verschillende overleggroepen. De AVIM-taken in het kader van de bestrijding van mensenhandel worden hierbij zoveel mogelijk ontzien.
Beseft u dat de politie-eenheid Amsterdam al 350 mensen tekort komt en deze taken er niet ook nog bij kunnen aangezien je mensen niet tot het oneindige kunt uitrekken? Zo ja, waarom is deze volstrekt verkeerde keuze dan gemaakt, ofwel waarom wordt de veiligheid van de burgers in Nederland en het welzijn van de politieagenten enerzijds ondergeschikt gemaakt aan het dweilen met de kraan open door de asielinstroom geen strobreed in de weg te leggen?
Ik realiseer mij zeer wel dat we veel van politiemensen door heel Nederland vragen en dat zij zich elke dag enorm inzetten voor de veiligheid van iedereen. De identificatie van asielzoekers is van groot belang om de asielaanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen.
Kunt u uitleggen wat dit voor gevolgen heeft voor de veiligheid in Nederland in zijn geheel, aangezien deze problemen ook bij meerdere andere politie-eenheden spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de asielinstroom per gisteren een halt wordt toegeroepen door de grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de opvangcrisis en de grote druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het kabinet besloten om maatregelen te treffen. Om uit de crisis te komen en te blijven wordt integraal over de gehele keten gewerkt aan het (tijdelijk) beperken van de instroom en het versnellen van de doorstroom en uitstroom. De maatregelen aangaande het tijdelijk beperken van de asielinstroom betreffen het beperken van nareizigers en het tijdelijk niet hervestigen van nieuwe personen onder de EU-afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Voor meer informatie omtrent deze maatregelen verwijs ik u naar de brief die hierover aan uw Kamer gestuurd is.2
Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het sluiten van de grenzen zou bovendien zeer ongewenste gevolgen hebben voor Nederlandse ondernemers, die baat hebben bij onze open economie.
Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel. Samen met organisaties in de migratieketen, gemeenten, politie en het OM wordt continu ingezet om de aanpak te versterken. In dat verband heeft het Kabinet structureel 45 miljoen beschikbaar gesteld om de aanpak van overlast te intensiveren.3 Onderdeel van deze versterkte aanpak is de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast om ervoor te zorgen dat crimineel gedrag en overlast van vreemdelingen middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt. Hierover is uw Kamer op 16 september jl. geïnformeerd.4 Daarnaast zijn de middelen ter beschikking gesteld voor opvanglocaties voor kansarme asielzoekers en voor intensivering van terugkeer van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De inzet van deze middelen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Mocht u daarbij verwijzen naar verdragen, bent u bereid die verdragen dan opzij te leggen met het argument dat uw regering ook (grond)wettelijke verplichtingen heeft voor wat betreft de veiligheid en het welzijn van alle burgers in Nederland in het algemeen en de politieagenten in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht: ‘Woede over autobranden in Eindhoven’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verschrikkelijke autobranden in Eindhoven?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat onder andere auto’s in brand zijn gestoken die dicht op woningen geparkeerd staan?
Ja.
Bent u het met eens met de stelling dat hiermee door de daders het risico is genomen dat menselijke slachtoffers zouden vallen?
Het in brand steken of anderszins vernielen van eigendommen van een ander is per definitie onacceptabel. Het is echter niet aan mij als Minister om te duiden of de daders dit risico hebben genomen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie (OM) om onderzoek te doen naar het genomen risico en vervolgens aan de rechter om hier mogelijk een uitspraak over te doen.
Is het u opgevallen dat het logo van Extinction Rebellion is gespoten op de muur van een woning, waar een auto in brand is gestoken, die dicht tegen de gevel van de woning geparkeerd stond?2
Op individuele gevallen kan ik zoals bekend niet ingaan. Politie en OM doen zoals gesteld in het antwoord op vraag 3 nader onderzoek.
Hoeveel autobranden worden sinds mei 2018 gelinkt aan deze organisatie?
Het is voor de politie en het OM niet mogelijk om een betrouwbaar overzicht te geven van betreffende dergelijke strafbare activiteiten sinds mei 2018. De verklaring hiervoor is dat er geen specifieke classificering is met betrekking tot deze organisatie. Hierdoor kan uitsluitend op zoektermen gezocht worden naar misdrijven in de politiesystemen.
Hoeveel misdrijven worden sinds mei 2018 gelinkt aan deze organisatie?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het met het eens met de stelling dat het plegen van misdrijven met als doel een bevolking ernstig angst aan te jagen, de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen een handeling te verrichten of na te laten, de definitie van terreur is?
Nee. De NCTV gebruikt in haar dreigingsbeeld terrorisme de volgende definitie van terreur: «Schrikbewind van een staat tegen haar eigen onderdanen, veelal met als doel de macht van de heersende politieke, religieuze of etnische elite te handhaven; in media en elders vaak gebruikt in plaats van «terrorisme.»» Terrorisme noemt de NCTV: «Het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.»3 Ik sluit mij aan bij deze definities.
Bent u bereid Extinction Rebellion aan te merken als een terroristische organisatie?
In Nederland hanteren we de lijst van terroristische organisaties die ook gehanteerd worden binnen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN)4, Extinction Rebellion staat niet aangemerkt als terroristische organisatie. De lijst bevat personen, groepen en entiteiten die zowel in de EU als daarbuiten actief zijn en wordt ten minste om de zes maanden opnieuw bezien. In het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB staan de criteria voor het op de lijst plaatsen van personen, groepen en entiteiten. Het Gemeenschappelijk Standpunt bepaalt dat de lijst wordt opgesteld op basis van nauwkeurige informatie waaruit blijkt dat een besluit is genomen door een rechterlijke of gelijkwaardige bevoegde instantie met betrekking tot de betrokken persoon, groep of entiteit. Dit besluit kan betrekking hebben op 1) het instellen van een onderzoek of van vervolging wegens een terroristische daad of een poging tot het plegen of faciliteren van een dergelijke daad of 2) veroordeling voor één van die daden. Personen, groepen en entiteiten die door de VN-Veiligheidsraad in verband worden gebracht met terrorisme en waartegen sancties zijn afgekondigd, kunnen ook op de lijst worden geplaatst.
Bent u het met mij eens dat alle mogelijke middelen ingezet moeten worden om verdere terreur van deze terroristische organisatie te voorkomen?
Ik ben het met u eens dat alle mogelijk middelen binnen de wettelijke kaders in moeten worden gezet om terroristische misdrijven te voorkomen.
Het afdwingen van opvangplaatsen van vreemdelingen. |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u noodwetgeving wenst te gebruiken en/of af te stoffen om rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen te huisvesten door middel van het vorderen van onroerend goed, zoals sporthallen, kantoren, woningen en hotels van gemeenten en/of bedrijven en/of burgers?
Zoals eerder aangekondigd, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed momenteel niet aan de orde. Het zoeken en vinden van opvangplekken vindt op dit moment plaats zonder de inzet van dit instrument.
Schaamt u zich niet dat u nu overweegt om genoemd onroerend goed te vorderen om daar vervolgens vreemdelingen in te plaatsen, omdat u en uw voorgangers Nederland hebben volgepropt met honderdduizenden gelukszoekers?
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed, niet aan de orde.
Is het kabinet zelf bereid het goede voorbeeld te geven? Zo nee, waarom niet?
Volledigheidshalve verwijs ik u ten aanzien van het bezit van onroerend goed naar brieven van de Minister-President d.d. 14 januari 2022 inzake de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107) en d.d. 7 februari 2022 inzake een aanvulling op de brief met betrekking tot de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 171). Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden. De genoemde brieven inzake de belangen van de bewindspersonen zijn opgesteld in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Er is derhalve niet beoogd een compleet overzicht van het bezit van onroerend goed van alle bewindspersonen in het huidige kabinet te genereren. De Minister-President beschikt niet over aanvullende en actuele informatie ten opzichte van de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022. In hoeverre bewindspersonen besluiten om hun woning of overig onroerend goed al dan niet aan te bieden als opvangplek, is een privékwestie. Het verplicht huisvesten van personen in de eigen woning is niet aan de orde, noch voor bewindspersonen, noch voor anderen.
Kunt u per bewindspersoon aangeven of hij/zij in het binnen- en of buitenland onroerend goed bezit? Kunt u daarbij aangeven hoeveel vierkante meter per object dit betreft? Kunt u ook aangeven hoeveel mensen er op dit moment per object gehuisvest zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u vervolgens aangeven welke bewindspersonen bereid zijn vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien bewindspersonen hiertoe niet bereid zijn, wilt u dan een wet maken die bewindspersonen verplicht vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten en de gewone Nederlander niet met deze ongein te belasten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u al deze vragen separaat en volledig beantwoorden voor a.s. maandag 4 april te 18 uur?
Dit is niet gelukt.
Bent u bekend met het feit dat in Wijchen (Gelderland) een Joodse man al jarenlang, door een groep daders wordt bespuugd, bedreigd, in elkaar geslagen en geterroriseerd? Wat is uw oordeel daarover?1 2
Ik ben bekend met deze feiten. Ik vind het verschrikkelijk om te lezen hoe betrokkene is benaderd, bejegend en behandeld. Het gevoel van onveiligheid dat hiermee gemoeid gaat veroorzaakt veel leed en dat is onacceptabel.
Iedere vorm van discriminatie is volstrekt ontoelaatbaar in onze samenleving. Strafbare handelingen met een discriminatoir motief worden door daarom met extra aandacht opgepakt door de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Vanaf februari 2021 heeft betrokkene meermaals melding gemaakt van overlast door jongeren of hiervan aangifte gedaan. In alle gevallen heeft de politie onderzoek gedaan. Het OM bepaalt vervolgens of het door de politie gevonden bewijs voldoende is om tot vervolging over te gaan. In geen van de gevallen heeft het OM hiertoe kunnen besluiten. In oktober 2021 heeft het OM geëvalueerd of de politie correct heeft gehandeld bij het onderzoek naar aanleiding van de verschillende meldingen en aangiftes. Dat was het geval.
Bent u bekend met het feit dat regelmatig op het huis van het Joodse slachtoffer wordt gebonsd en dat hij en zijn gezin al jarenlang, door dezelfde groep van zeven tot vijftien daders, wordt geïntimideerd en uitgescholden met «Kankerjoden» en «Hamas Hamas Joden aan het gas»? Deelt u de walging hierover? Zo nee, waarom niet?
Inwoners van Nederland moeten zich veilig kunnen voelen, al helemaal in hun eigen leefomgeving. In Nederland mag je zijn wie je bent. Geweld gebruiken, fysiek of verbaal, omdat de herkomst, godsdienst, etniciteit, gender, seksuele oriëntatie iemand niet aanstaat, is verschrikkelijk en absoluut ontoelaatbaar en bovendien strafbaar. Na onderzoek door de politie wordt door het OM vastgesteld of er voldoende bewijs is voor een strafrechtelijke vervolging. Zoals gezegd heeft het OM in onderhavige casus geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om tot vervolging over te kunnen gaan.
Hoewel strafrechtelijk geen vervolging kon worden ingesteld is wel ingezet op andere manieren om het gedrag van de betrokken jongeren te laten stoppen. De politie heeft na elke melding of aangifte gesprekken gevoerd met betrokken jongeren en hun ouders. De jongeren die zijn aangesproken kwamen bij nieuwe incidenten niet opnieuw als betrokkenen in beeld. Het betrof hier telkens verschillende personen en niet een vaste groep jongeren.
Er is ook overleg gevoerd met de betrokkene door de gemeente Wijchen, Stichting Vizier3, de wijkagent van de politie en de contactpersoon discriminatie van de politie. Zij hebben hem intensieve begeleiding en advisering aangeboden. Hierbij zijn ook afspraken gemaakt over het contact met de politie en welke acties de gemeente en politie zouden ondernemen naar de jongeren. Conform de gemaakte afspraken heeft de wijkagent hierna veelvuldig contact gezocht met de betrokkene.
Bent u bekend met het feit dat deze daders het Joodse slachtoffer voor zijn huis in elkaar hebben geslagen waardoor zijn been open lag en hij dikke lippen en schrammen heeft opgelopen? Wat is uw oordeel hierover?
Zie antwoord vraag 2.
Wist u dat toen het slachtoffer dit meldde aan de politie, de politie tegen hem zei dat hij «wel erg vaak belde en meldingen deed»? Hoe beoordeelt u deze benepen reactie van de politie? Deelt u de mening dat slachtoffers van geweldsmisdrijven altijd aangifte moeten kunnen doen?
Ik heb kennisgenomen van de ervaring van betrokkene met de politie. Dit is niet de manier van werken die de politie en ik voorstaan. Slachtoffers van geweldmisdrijven en discriminatie kunnen altijd aangifte doen bij de politie. De politie en het OM dragen dat ook actief uit. Uit het feitenrelaas dat mij is aangereikt blijkt dat de politie alle meldingen en aangiftes heeft opgevolgd. Het OM heeft ook geoordeeld dat dit correct is gedaan.
Zijn de daders van deze antisemitische daden gearresteerd? Zo ja wanneer? Zo nee waarom niet?
Zoals aangegeven heeft er geen strafrechtelijke vervolging plaatsgevonden vanwege ontoereikend bewijs. Over de identiteit van de betrokkenen in deze zaak kan ik verder geen uitspraken doen.
Is het waar dat de daders niet strafrechtelijk zijn vervolgd? Zo nee, waarom niet? Deelt u onze mening dat dit onacceptabel is?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de etniciteit van deze daders? Wat is er verder bekend over deze groep van zeven tot vijftien daders? Wat is hun leeftijd en hebben de daders, of hun ouders, een dubbele nationaliteit?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat de politie, in samenwerking met de gemeente, met de daders zogenaamde «stopgesprekken» heeft gevoerd? Deelt u de mening dat politie en gemeenten hier totaal de weg kwijt zijn omdat daders geen soft gesprek nodig hebben, maar keihard aangepakt en strafrechtelijk vervolgd moeten worden en bij voorkeur tot een langdurige celstraf zouden moeten worden veroordeeld?
Iedere vorm van discriminatie, waaronder anti-semitisme, en geweld zijn ontoelaatbaar en strafbaar, maar strafrechtelijk vervolgen is alleen mogelijk als er voldoende bewijs aanwezig is. Ook als strafrechtelijk niet kan worden ingegrepen, wordt gekeken naar andere interventies die van waarde kunnen zijn in het zoeken naar een oplossing voor het slachtoffer. Een voorbeeld hiervan is het voeren van een stopgesprek met de potentiële dader(s).
Zoals aangegeven leverde het onderzoek in onderhavige casus onvoldoende bewijs op om over te kunnen gaan tot stafrechtelijke vervolging. Er zijn daarna inderdaad per melding of aangifte zogeheten stopgesprekken gevoerd door de politie. Tijdens zo’n gesprek spreekt de politie jongeren aan op hun gedrag, met als doel dat het gedrag stopt. De gesprekken zijn gevoerd met de jongeren en hun ouders die in beeld waren per melding of aangifte. Deze jongeren kwamen bij nieuwe incidenten niet opnieuw als betrokkenen in beeld. Het betrof hier geen vaste groep jongeren die betrokken was bij alle meldingen of aangiftes.
Zijn er voldoende maatregelen door de burgemeester genomen om het slachtoffer en zijn gezin adequaat te beschermen? Indien er geen of onvoldoende maatregelen zijn genomen, bent u dan bereid de burgmeester aan te sporen het slachtoffer en zijn gezin alsnog adequaat te beschermen? Zo nee, waarom niet?
In de lokale driehoek is door het lokaal bestuur, OM en politie goed gekeken naar deze zaak en zijn afspraken gemaakt met betrokkene. Dit neemt natuurlijk niet weg dat de herhaaldelijke incidenten vreselijk zijn geweest voor betrokkene.
Het herkennen van discriminatiesignalen is een voorwaarde voor een voortvarende aanpak van de ketenpartners. Een goede samenwerking tussen partners (zoals de politie, het OM en een Anti-Discriminatie Voorziening als Stichting Vizier) is hierbij essentieel. Het is dan ook de inzet om deze samenwerking verder te verbeteren en te intensiveren. Ik verwijs hiervoor ook naar de brief van 23 februari die de Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties aan uw Kamer heeft gezonden.4
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat antisemitisch geweld door zowel de politie als het Openbaar Ministerie (OM) altijd keihard wordt aangepakt en bestreden en de daders strafrechtelijk worden vervolgd?
Discriminatie is ontoelaatbaar en strafbaar. De Nederlandse wet- en regelgeving is eenduidig in haar afwijzing van antisemitisme of welke andere vorm van discriminatie ook. De politie en het OM handelen hiernaar door er scherp op te letten of er discriminatoire motieven, waaronder antisemitisme, een rol hebben gespeeld bij het begaan van bijvoorbeeld een strafbare handeling als geweld.
Als discriminatie een rol heeft gespeeld en er is voldoende bewijs voorhanden, dan gaat het OM in principe altijd over tot vervolging en zal de officier van justitie ook een hogere straf eisen. De Aanwijzing Discriminatie alsook de Richtlijn voor strafvordering discriminatie van het OM vormen hiervoor het handelingskader.
De trage voortgang van de onderzoeken naar de Deventer moordzaak |
|
Gidi Markuszower (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Uw ambtsvoorganger, dhr. Grapperhaus, gaf op 6 oktober 2021 aan dat het coldcase team van de politie de eerste onderzoeksresultaten over vier maanden beschikbaar zou stellen. Deze vier maanden zijn inmiddels verstreken; zijn de onderzoeksresultaten inmiddels afgerond?1 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van de advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad, is inmiddels voltooid. De onderzoeksresultaten zijn door de AG aan de verdediging overhandigd. Vandaag heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad hierover een persbericht doen uitgaan.2
Is de betreffende betrokkene hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit onderzoek, begonnen in januari 2013, inmiddels ruim negen jaar duurt?
Het feitenonderzoek in de Deventer moordzaak is een vervolg op een verzoek van de verdediging tot het verrichten van nader onderzoek (op grond van artikel 461 van het Wetboek van Strafvordering) naar de aanwezigheid van een grond voor herziening van de veroordeling van de heer E. Louwes. De Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) adviseerde ook tot het verrichten van nader onderzoek.
In de periode tot en met 2018 zijn verscheidene forensische onderzoeken verricht en afgerond. Dat betrof onderzoek naar de duur van het interval tussen overlijden en aantreffen van het lichaam van het slachtoffer, DNA-onderzoek en tegenonderzoek naar de betekenis van de biologische sporen op de kleding van het slachtoffer, en technisch onderzoek van TU Delft/TNO naar de betekenis van de verkeersgegevens van het telefoongesprek dat het slachtoffer heeft gevoerd met de heer Louwes.
Na de bespreking van de onderzoeksresultaten met de verdediging van de heer Louwes, is op verzoek van de verdediging besloten tot een review van het technisch onderzoek op de plaats delict en van de technische sporendragers door forensisch onderzoekers die onder meer zijn verbonden aan een coldcaseteam van de politie te Amsterdam.
Dat reviewonderzoek heeft aanzienlijk meer tijd in beslag genomen dan vooraf was voorzien. Naast de vertraging als gevolg van het uitbreken van de coronapandemie, heeft de inzet van forensisch onderzoekers van het coldcaseteam op andere recentere zaken ervoor gezorgd dat het onderzoek in deze zaak langer heeft geduurd dan verwacht.
Deelt u de mening dat van een «spoedige voortgang» van het onderzoek, zoals gesteld door uw voorganger, totaal geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het feit dat de betreffende medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), die destijds bij de behandeling van de Deventer moordzaak bij het gerechtshof een presentatie heeft gehouden, inmiddels in de Verenigde Staten van een zaak is gegooid als deskundige omdat hij niet geslaagd was voor zijn basisvaardigheidstests en toegaf dat hij «zelf opgeleid» was in het uitvoeren van DNA-profielen?2
De betreffende medewerker is een voormalig medewerker van het NFI. Tijdens zijn dienstbetrekking bij het NFI was hij niet bevoegd tot het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van het opstellen van DNA-profielen en was dat evenmin onderdeel van zijn werkzaamheden. Betreffende medewerker was tekenbevoegd voor bloedspoorpatroonanalyse en rapporteerde enkel over dit deel van het onderzoek in de Deventer moordzaak.
Wat is de stand van zaken van de tweede fase van het onderzoek die volgens uw voorganger in oktober 2016 «een paar maanden» in beslag zouden nemen? Kunt u aangeven wanneer de resultaten hiervan uiterlijk verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke maatregelen gaat u treffen om dit onderzoek te bespoedigen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Het onderzoek is inmiddels afgerond, zoals vermeld in het antwoord op vraag 1.
Luxe vervoer voor asielzoekers. |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat kinderen van asielzoekers in Utrecht dagelijks met een luxe touringcar naar school gebracht en weer opgehaald worden ondanks dat zij allemaal een gratis fiets hebben gekregen?
Er is tijdelijk een touringcar voor ongeveer 75 leerplichtige kinderen van Afghaanse evacuées ingezet, die zijn gehuisvest op de noodopvanglocatie Huis Ter Heide in de gemeente Zeist. Deze kinderen gaan naar een school voor voortgezet onderwijs in Utrecht. Bij aanvang van de opvang waren er voor deze kinderen onvoldoende fietsen om allemaal naar school te fietsen. Ook bleek dat deze kinderen aanvankelijk amper konden fietsen. Omdat de Afghaanse evacués op dat moment nog geen verstrekkingen kregen waarmee zij zelf openbaar vervoer konden regelen, is besloten hen tijdelijk per touringcar naar en van school te vervoeren. Inmiddels krijgen de evacuées verstrekkingen, zijn er voldoende fietsen beschikbaar en krijgen de kinderen fietsles met hulp van Veilig Verkeer Nederland. Sinds de afloop van de voorjaarsvakantie worden zij in staat geacht om op eigen gelegenheid naar hun school in Utrecht te gaan. De inzet van een touringcar is daarmee geëindigd.
Wat voor signaal wordt hier afgegeven aan Nederlandse kinderen die wel iedere dag door weer en wind op hun fiets naar school moeten?
In algemene zin geldt dat leerplichtige asielzoekerskinderen in het voortgezet onderwijs gebruik maken van de fiets of het openbaar vervoer om naar school te gaan. Er kunnen echter specifieke omstandigheden zijn waarom daarvan tijdelijk wordt afgeweken, zoals uiteengezet in de beantwoording op vraag 1.
Waarom gaan deze asielzoekers ook niet gewoon, net als Nederlanders, met de fiets naar school?
Ik heb in de antwoorden op vraag 1 en 2 toegelicht waarom er tijdelijk een touringcar werd ingezet.
Vindt u het niet belachelijk dat voor asielzoekers niets te gek is terwijl Nederlanders amper nog rond kunnen komen?
Ik deel niet dat voor asielzoekers niets te gek is. Asielzoekers hebben recht op opvang. Naast onderdak bestaat die opvang uit begeleiding, noodzakelijke middelen voor levensonderhoud en toegang tot medische zorg. Dit is wettelijk vastgelegd. Verder acht ik het van belang hier op te merken dat asielzoekerskinderen onder de leerplichtwet vallen.
Kunt u een overzicht geven met alles wat asielzoekers gratis krijgen en Nederlanders niet? Zo neen, waarom niet?
Nee, dit is niet generiek in een overzicht te vatten. De voorzieningen die het COA verstrekt zijn vastgelegd in de Regeling verstrekkingen en andere categorieën vreemdelingen. Het gaat dan om zaken als onderdak, maaltijden of eetgeld, leefgeld voor kleding en verzorgingsproducten en een WA-verzekering. Daarnaast komt het voor dat asielzoekers dankzij giften en lokale samenwerkingen andere zaken ontvangen, te denken valt bijvoorbeeld aan een fiets en meespelen bij een lokale voetbalclub.
Het bericht ‘Hoofddoek boa moet kunnen’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoofddoek boa moet kunnen»?1
Ja
Bent u het eens dat een besluit van de gemeenteraad, in casu Arnhem, in strijd is met twee in december 2021 aangenomen moties van de Tweede Kamer?
Het staat de gemeenteraden vrij moties aan te nemen inzake materie waarover tevens moties zijn aangenomen in de Tweede Kamer. Zowel de gemeenteraden als de Tweede Kamer hebben een eigen verantwoordelijkheid over hun eigen moties.
Zo ja, wat gaat u hieraan doen dit tegen te gaan dat in strijd met deze moties, die oproepen tot een verbod, dan wel het tegengaan van een hoofddoek bij het uniform van de boa’s, wordt gehandeld?
Ik vind de neutraliteit van opsporingsambtenaren bij hun taakuitvoering en in contact met het publiek een belangrijk uitgangspunt en zal de door de Tweede Kamer aangenomen moties dan ook uitvoeren om de neutraliteit van het boa uniform te borgen. Hiertoe zal ik, in dialoog met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het lokaal bestuur, een richtlijn opstellen waarin de neutraliteit en landelijke uniformiteit en herkenbaarheid van het boa-uniform worden geborgd. Ik acht het van belang dat de richtlijn qua vorm en inhoud aansluit bij het uitgangspunt voor het politie-uniform, waarbij de neutraliteit voorop staat. Over het meest passende instrument om de landelijke richtlijn in te vatten zal ik uw Kamer in het voorjaar informeren.
Gaat u gevolg geven aan uw belofte, gedaan in de brief van 21 december 2021 als antwoord op de beide aangenomen moties die als volgt luidt: «Gezien het feit dat hier sprake is van lokaal werkgeverschap zal ik komende tijd verkennen hoe op adequate wijze opvolging kan worden gegeven aan de moties»?
Ervan uitgaande dat u refereert aan de Kamerbrief d.d. 16 december 2021 (Kamerstuk 29 614, nr. 161) verwijs ik u gaarne naar het antwoord bij vraag 3.
Bent u het voorts eens dat in Arnhem een voorbeeld moet worden genomen aan de burgemeester van Utrecht die zegt «het nu niet opportuun te vinden» een hoofddoek bij het uniform van de boa’s toe te staan vanwege de aangenomen moties?
Boa’s behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zoals ik in mijn brief van 11 maart 2022 stel kom ik met een richtlijn met betrekking tot de neutraliteit van het uniform van de boa’s.
Bent u bekend met het standpunt van de Nederlandse BOA Bond die het onwenselijk noemt dat handhavers en toezichthouders voortaan een hoofddoek of keppeltje mogen dragen, omdat het de neutraliteit van de boa’s aantasten?
Ja, dit standpunt deel ik.
Bent u bereid deze schriftelijke vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden gezien het spoedeisende karakter aangezien de gemeenteraad in Arnhem mogelijk heden een besluit zal nemen over de hoofddoek bij het uniform van de boa?
Ja.
Een nieuw azc |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat de evenementenhal Expo Assen gebruikt gaat worden als asielopvanglocatie? Zo ja, welk bedrag is hiermee gemoeid?
Ja, Expo Assen is per 25 november j.l. tijdelijk in gebruik genomen als noodopvanglocatie en zal vooralsnog tot eind maart 2022 onderdak bieden aan ongeveer 300 personen teneinde met name het aanmeldcentrum Ter Apel te ontlasten. Expo Assen is een private organisatie en ik beschik derhalve niet over de door u gevraagde bedrijfsinformatie.
Hoeveel schade wordt geleden door organiserende bedrijven en toeleveranciers doordat alle evenementen zijn gecanceld omdat de Expo Assen gebruikt gaat worden voor de opvang van asielzoekers?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de eigenaar van de Expo Assen ook de eigenaar is van de Zeelandhallen die op dit moment ook gebruikt wordt voor de opvang van asielzoekers? Erkent u dat het financieel aantrekkelijk is panden ter beschikking van asielzoekers te stellen omdat u, als het moet, belastinggeld over de balk smijt om asielopvang te regelen?
Ja, het klopt dat de eigenaar van Expo Assen ook de eigenaar is van de Zeelandhallen. Alhoewel de voorkeur van het kabinet is om vluchtelingen bescherming in de regio te bieden, respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor vervolging en geweld hebben recht op bescherming in Nederland. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen gaan deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Gemeenten hebben daarom de taak om vergunninghouders passende woonruimte te bieden.
De opvangcapaciteit van het COA staat momenteel om verschillende redenen onder druk. Het COA is daarom overgegaan tot het organiseren van zogeheten noodopvang omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. Het gaat daarbij om opvang in bijvoorbeeld evenementenhallen, zoals nu op verschillende locaties in Nederland is georganiseerd. Expo Assen en de Zeelandhallen worden in dit kader ook ingezet als noodopvanglocatie. De noodopvanglocaties zijn bedoeld om tijdelijke opvang te bieden en voorzien in de basisbehoeften van de bewoners. Het heeft echter de voorkeur om gebruik te maken van opvanglocaties met een regulier kwaliteitsniveau. Het kabinet blijft om die reden een beroep doen op gemeenten en provincies om nieuwe opvangplekken te realiseren en met spoed vergunninghouders te huisvesten. Ik ben alle betrokken partijen zeer erkentelijk die helpen of hebben geholpen om iedereen met recht op opvang van een bed te kunnen voorzien.
Waarom kiest u keer op keer ervoor asielzoekers van alle gemakken te voorzien terwijl dit ten koste gaat van Nederlanders en Nederlandse bedrijven?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer gaat u nu eindelijk eens een einde maken aan deze asielwaanzin en de Nederlandse grenzen sluiten voor asielzoekers?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Alarm jeugdrechters om crisis jeugdzorg: gebrekkige dossiers en niet passende beslissingen' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alarm jeugdrechters om crisis jeugdzorg: gebrekkige dossiers en niet passende beslissingen»?1
Ja.
Hoe vaak moeten jeugdrechters nog alarm slaan?
De kritiek van de rechtspraak, zoals ook geuit in het rondetafelgesprek op
27 oktober jl. met uw Kamer, is dat feitenonderzoek een heikel punt is, omdat het niet altijd duidelijk is hoe de informatie is verkregen, hoe de rapportages tot stand zijn gekomen en in hoeverre informatie in de rapporten is geverifieerd. Ook worden feiten, meningen en conclusies niet altijd goed van elkaar gescheiden. Deze zorgen over de kwaliteit van het feitenonderzoek zijn bij ons bekend en worden zeer serieus genomen. Voor een toelichting hierop verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 8.
Deelt u de mening van jeugdrechters dat de jeugdbescherming in een crisis verkeert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u er op korte termijn voor zorgen dat jongeren niet langer dan noodzakelijk in een gesloten instelling verblijven? Hoe gaat u er op korte termijn voor zorgen dat kinderen tijdig de bescherming krijgen die ze volgens de rechter nodig hebben?
Ik deel de mening dat de jeugdbescherming onder druk staat. Er is een tekort aan gekwalificeerde jeugdbeschermers door krapte op de arbeidsmarkt. De werkdruk onder professionals is hoog. Zij hebben te maken met zware en complexe zaken. Mede hierdoor is het verloop onder de professionals groot. Deze factoren hebben effect op de kwaliteit van de jeugdbescherming.
Voor plaatsing in een (gesloten) instelling moet alleen worden gekozen als er geen alternatief is. Jongeren moeten niet langer dan nodig in een (gesloten) instelling verblijven. Het is daarom goed te constateren dat het aantal jongeren dat geplaatst wordt in een instelling voor gesloten jeugdhulp de laatste jaren gedaald is.2 Het lukt steeds beter om een alternatief te vinden voor een gesloten plaatsing. Dat is mede de vrucht van het beleid dat aanbieders en gemeenten hebben ingezet met de actieprogramma’s Zorg voor de Jeugd en «De best passende zorg voor kwetsbare jeugdigen». Met onder andere de middelen van de Regeling vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp 2021 willen we deze ontwikkeling een verdere impuls geven. Daarnaast blijft het doel de verblijfsduur in de gesloten jeugdhulp in te korten. Dat wordt ook één van de punten uit de Hervormingsagenda Jeugd die in samenspraak met betrokken partijen in voorbereiding is.
Sinds het najaar van 2020 zetten gemeenten, aanbieders en Gecertificeerde Instellingen (GI’s) op voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspecties) in op de doorbraakaanpak, zodat kinderen met een gerechtelijke maatregel tijdige jeugdbescherming en jeugdreclassering krijgen en waar nodig passende jeugdhulp.3 Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) biedt in het kader van de doorbraakaanpak tot einde van dit jaar op verzoek ondersteuning bij de doorontwikkeling van de regionale expertteams bij het oppakken van casuïstiek die niet op lokaal niveau opgelost kan worden en het verbeteren van de samenwerking tussen regionale expertteams en de GI’s. Afgesproken is dat regionale expertteams casuïstiek die bij hen gemeld wordt gaan monitoren. Deze werkwijze is in ontwikkeling. Het wordt hierdoor op den duur mogelijk voor regio’s rode draden uit casuïstiek te analyseren, regionaal van te leren én vervolgens te verbeteren. De regionale expertteams worden hierbij ondersteund door de bovenregionale expertisenetwerken. Daarnaast ontvangen de accounthoudende regio’s incidentele financiële ondersteuning (€ 167.000 per regio) bij het uitvoeren van de doorbraakaanpak, met name voor de ondersteuning van GI’s bij het vinden en matchen van passende en tijdige jeugdhulp. Jeugdbeschermers die hier nu veel tijd mee kwijt zijn worden hiermee ontlast.
Van de € 613 mln. aan incidentele middelen voor de jeugdzorg wordt € 255 mln. ingezet voor wachttijden in de (gespecialiseerde) jeugdzorg. Daarbij wordt gewerkt aan het krijgen van regionaal overzicht en inzicht in wachttijden. In twee pilotregio’s wordt met behulp van het OZJ gewerkt aan het zicht krijgen op en aanpakken van onderliggende factoren van regionale wachttijden om zo tot structurele oplossingsrichtingen te komen. Wanneer onderliggende factoren raken aan een jeugdbeschermingsmaatregel, wordt dit meegenomen. Daarnaast worden elf andere regio’s ondersteund vanuit de leerexpeditie Wachttijden OZJ; een ontwikkeltraject waarin stap voor stap wordt gewerkt aan het ontwikkelen van innovatievaardigheden en oplossingen voor wachttijden in de regio.
Hoeveel kinderen wachten op door de rechter opgelegde jeugdbescherming?
Er zijn op landelijk niveau geen cijfers beschikbaar hoeveel kinderen op dit moment wachten op de door de kinderrechter opgelegde jeugdbescherming. De inspecties hebben voor de zomer getoetst hoe vaak kinderen in de jeugdbescherming tijdig geholpen werden.4 Ten aanzien van de norm tijdige jeugdbescherming constateerden de inspecties dat 87% van de kinderen tijdig een jeugdbeschermer hadden. Ten aanzien van de norm tijdig passende hulp constateerden de Inspecties dat het voor 67% van de jeugdigen met maatregel is gelukt om tijdig (binnen drie maanden na het uitspreken van de maatregel) hulp te organiseren. 78% van de jeugdigen heeft uiteindelijk passende hulp gekregen. Er zijn echter grote regionale verschillen in resultaten. Voor de regio’s Brabant, Noord-Holland/Amsterdam-Amstelland, Rijnmond en Zuid West is dit voor de Inspecties aanleiding geweest verscherpt toezicht in te stellen. Gezien de zorgwekkende situatie in deze regio’s zijn in het kader van interbestuurlijk toezicht afspraken gemaakt om voor 1 januari 2022 te zorgen dat kinderen snel een jeugdbeschermer en passende hulp krijgen. De Inspecties toetsen dit in de praktijk. In de WGO-brief van 22 november 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang.
Hoeveel kinderen worden onnodig lang vastgehouden in een gesloten instelling?
Het is niet bekend hoeveel kinderen onnodig lang verblijven in een instelling voor gesloten jeugdhulp.
Welke mogelijkheden ziet u voor de verbetering van de rechtspositie van ouders en kinderen in de jeugdbescherming?
De rechtspositie en rechtsbescherming van ouders en kinderen omvat verschillende facetten. Het gaat hier bijvoorbeeld om het recht van ouders en kinderen een klacht in te dienen, het recht een geschil voor te leggen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter of het recht op rechtsbijstand. Binnen het programma van het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming gaat ook aandacht naar hoe de rechtsbescherming en rechtspositie van ouders en/of verzorgers en kinderen versterkt kan worden, in alle fases van het hulpverleningstraject. Voor dit vraagstuk wordt in gezamenlijk opdrachtgeverschap met de VNG een breed samengestelde adviescommissie ingesteld.
Hoe is het mogelijk dat jeugdrechters vergaande beslissingen moeten nemen op basis van ondermaatse, gebrekkige dossiers met evidente onjuistheden waar feiten, meningen en conclusies niet van elkaar te onderscheiden zijn?
Professionals in de jeugdbescherming werken hard aan goed feitenonderzoek en de verbetering ervan (zie ook het antwoord op vraag 8). Wanneer een kinderrechter te maken krijgt met een verzoek/ dossier dat vragen oproept, dan kan de kinderrechter ter zitting in gesprek met betrokkenen proberen eventuele onduidelijkheden op te helderen. Als dit niet lukt, dan kan een zaak worden aangehouden, zodat de RvdK of de GI de gelegenheid krijgt het dossier aan te vullen. Voorts kan de kinderrechter indien nodig deskundigenonderzoek laten verrichten, maar hiervoor bestaan lange wachttijden (zie ook het antwoord op vraag 9).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er aan de voorkant goed feitenonderzoek en waarheidsvinding plaats gaat vinden? Hoe wordt dat in de ons omringende landen gedaan?
Het doen van onderzoek naar de opvoedingssituatie dan wel de veiligheidssituatie van een kind is een kerntaak van de Veilig Thuis organisaties (VT), RvdK en GI’s. Door de betrokken organisaties wordt daarom doorlopend ingezet op de verbetering van de kwaliteit van het feitenonderzoek. In aanvulling op het staande beleid binnen de organisaties is er het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen. Dit Actieplan loopt nog tot eind 2021. In 2022 wordt het Actieplan geëvalueerd.
Naast de vakbekwaamheid van de professionals is het noodzakelijk dat de randvoorwaarden voor het doen van goed feitenonderzoek op orde zijn. Dit betekent dat er voldoende rust en ruimte moet zijn om het onderzoek goed en grondig uit te voeren en deskundige rapportages te schrijven. Dat vraagt om reële tarieven in de jeugdbescherming en voldoende personeel.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gaat starten met toezicht naar de kwaliteit van het feitenonderzoek. Zo verwacht de Inspectie onder meer dat alle professionals die met jeugdigen werken vakbekwaam en integraal onderzoek doen naar de situatie van het gezin. De Inspectie kijkt hierbij naar de kwaliteit van de uitgevoerde analyse en de wijze van rapporteren. Ook verwacht de Inspectie dat de checks en balances in het systeem goed functioneren. Dat wil zeggen dat eventuele onvolkomenheden in het onderzoek, de analyse of de besluitvorming tijdig worden hersteld. Dat betekent dat er goed hoor en wederhoor moet plaatsvinden en dat de klachtenprocedures goed zijn ingericht en worden uitgevoerd. De Inspectie gaat in haar onderzoek toetsen in hoeverre aan deze normen is voldaan.
Bij ons is geen informatie bekend over de wijze waarop in ons omringende landen feitenonderzoek wordt gedaan.
Klopt het dat het voor de jeugdrechter praktisch onmogelijk is om zelf deskundigenonderzoek te laten doen vanwege de lange wachttijden? Kunt u aangeven hoe lang de wachttijden zijn voor het doen van onderzoek? Hoe gaat u dit verbeteren?
De kinderrechter heeft de mogelijkheid een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren, bijvoorbeeld naar de opvoedingsvaardigheden van een ouder. Voor het uitvoeren van onderzoeken in familierechtelijk kader is op dit moment onvoldoende onderzoekscapaciteit beschikbaar. De wachttijd bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), dat bemiddelt en verzoeken voor gedragskundige onderzoeken coördineert, duurt gemiddeld drie tot zes maanden. Er staan momenteel 20 onderzoeken open waarin door het NIFP naar een rapporteur wordt gezocht.
Er wordt door het NIFP veel inzet gepleegd voor het werven van meer rapporteurs, maar dat is een uitdaging vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.
Wat is het exacte traject om te komen tot een uithuisplaatsing? Hoe lang duurt de gemiddelde zitting om over een verzoek om uithuisplaatsing te beslissen? Hoeveel spreektijd hebben de ouders en het betreffende kind?
De inzet van hulp bij een ondertoezichtstelling moet gericht zijn op dat ouders zelf weer volledig de verantwoordelijkheid over de verzorging en opvoeding van hun kind kunnen dragen. Een uithuisplaatsing van een kind is een zeer ingrijpende beslissing voor het kind zelf, voor de ouders en de betrokken professionals. Dergelijke beslissingen dienen uiterst zorgvuldig tot stand te komen. Een uithuisplaatsing vindt alleen plaats op grond van een machtiging van de kinderrechter. Een machtiging uithuisplaatsing wordt door de rechtbank op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of GI alleen maar verleend als dit in het belang van de verzorging en opvoeding van een kind noodzakelijk wordt geacht.
De RvdK of GI dient een verzoek tot uithuisplaatsing zorgvuldig te onderbouwen. In het verzoek moet aannemelijk worden gemaakt dat ambulante hulp tevergeefs is ingezet of waarom toepassing van andere middelen dan uithuisplaatsing op voorhand niet effectief zijn. Ook dient de RvdK of GI aan te geven welk doel precies met de uithuisplaatsing wordt beoogd.
Het verzoek van de RvdK is gebaseerd op een door een raadsmedewerker ingesteld onderzoek. De onderzoeken van de RvdK moeten voldoen aan het kwaliteitskader van de RvdK. In dit kader is onder meer opgenomen dat de RvdK de zorgen altijd met kind en ouders bespreekt en oog heeft voor de andere minderjarigen in het gezin. De RvdK betrekt ook het netwerk van een gezin om te onderzoeken waar mogelijkheden en onmogelijkheden liggen. De RvdK haalt verder informatie op bij professionals, zoals hulpverleners, school en huisarts.
De duur van een machtiging tot uithuisplaatsing is ten hoogste een jaar en kan daarna door de kinderrechter voor telkens maximaal een jaar worden verlengd. De inzet van hulp tijdens de uithuisplaatsing moet gericht zijn op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat een kind weer veilig thuis kan opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. Gedurende een uithuisplaatsing wordt door de GI in samenspraak met kind, ouders en andere betrokkenen periodiek geëvalueerd in hoeverre de doelen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn behaald. Door de GI wordt vervolgens afgewogen of de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog bestaan. Indien de GI van mening is dat nog niet alle doelen zijn behaald of dat er nieuwe zorgen zijn ontstaan, dan kan de GI de kinderrechter verzoeken de periode van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen. Bij de beslissing over de eventuele verlenging beoordeelt de kinderrechter opnieuw of er ook op dat moment nog voldoende gronden zijn om de machtiging te verlengen.
In de professionele standaarden en best practices familie- en jeugdrecht is opgenomen dat voor verzoeken ondertoezichtstelling en machtigingen uithuisplaatsing gemiddeld 30–60 minuten per zaak wordt uitgetrokken, afhankelijk van de complexiteit. Voor een kindgesprek staat in de professionele standaarden van de rechtbanken 15 minuten. De hoven gaan uit van een kindgesprek van 20 minuten. Deze kindgesprekken worden los van de zitting gepland. Deze minuten kunnen dus opgeteld worden bij de 30–60 minuten van de zitting. Deze tijden zijn richttijden, ouders en kind krijgen de spreektijd die zij nodig hebben, waardoor een zitting kan uitlopen.
Hoeveel jeugdrechters zijn er op dit moment werkzaam en hoeveel jeugdrechters zijn er nodig? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er voldoende jeugdrechters werkzaam zijn?
Het is thans niet mogelijk een landelijk beeld te geven van het aantal jeugdrechters en het tekort aan jeugdrechters. De rechtspraak ontwikkelt momenteel een model voor capaciteitsplanning, dat ertoe moet leiden dat de capaciteit per vakgebied beter vastgelegd gaat worden. De Minister voor Rechtsbescherming heeft met de Raad voor de rechtspraak prijsafspraken gemaakt voor 2020 tot en met 2022, waarbij jaarlijks extra middelen voor de rechtspraak zijn gemoeid. Deze middelen kunnen worden ingezet voor extra capaciteit en voor de aanpak van werkdruk. De gerechten verdelen de toegekende middelen over de verschillende zaaksoorten en kunnen daarbij ook rekening houden met de personeelscapaciteit in het jeugdrecht.
Wat als een kind uit huis geplaatst wordt maar in de nieuwe situatie slecht terecht komt (misbruikt wordt bijvoorbeeld of mishandeld)? Wie neemt daarvoor verantwoordelijkheid?
De jeugdhulpaanbieder en de GI zijn verantwoordelijk voor het verlenen van verantwoorde hulp. Deze hulp dient van goed niveau te zijn, wat in ieder geval ook betekent dat deze veilig, cliëntgericht en afgestemd is op de reële behoefte van de jeugdige. Het is aan de jeugdbeschermer om zich voorafgaand aan een plaatsing te vergewissen dat de plek passend en veilig is. Wanneer een kind toch te maken krijgt met geweld of misbruik, dan is het de taak van de betrokken jeugdhulpaanbieder en de GI om in samenwerking de veiligheid van het kind te herstellen en borgen. Beide hebben hier hun eigen verantwoordelijkheid in. Aanvullend hebben zij de verplichting om geweldsincidenten en calamiteiten te melden bij de betrokken Inspectie.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid houden toezicht op de kwaliteit en veiligheid van jeugdhulp en jeugdbescherming, waaronder de mate waarin jeugdhulpaanbieders en GI’s zicht houden op de veiligheid van kinderen en hun verantwoordelijkheid nemen in situaties van onveiligheid.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het WGO Onderdeel Jeugd en aanverwante zaken van de begrotingen VWS en J&V voor het jaar 2022 d.d. 29 november 2021?
Ja.
Het bericht ‘OM sluit geheime deal met voormalige topaanklagers’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Bent u door het openbaar ministerie (OM) op de hoogte gesteld over het feit dat het OM met de leugenachtige ontslagen van voormalig procureur-generaal Marc van Nimwegen en hoofdofficier van justitie Marianne Bloos tot een geheime overeenkomst is gekomen alle procedures die tegen hen liepen te staken? Zo ja, op welk moment was u van deze deal op de hoogte?
Na het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 februari 2021 zijn het OM en de heer van Nimwegen en mevrouw Bloos in gesprek gegaan om te verkennen of tot een afspraak gekomen kon worden over het beëindigen van alle lopende procedures. Deze waren onder meer gericht tegen de leden van de commissie Fokkens respectievelijk tegen het OM. Mijn departement is door het OM geïnformeerd over het verloop van die gesprekken. Ik was al doende op de hoogte.
Wat is de reden dat deze kwestie middels een geheime overeenkomst is afgehandeld?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, hebben het OM en de heer Van Nimwegen en mevrouw Bloos in het vonnis de rechtbank Den Haag van 3 februari 2021 aanleiding gezien om met elkaar in gesprek te gaan. Dit heeft geleid tot de bedoelde overeenkomst. De afspraken die de heer van Nimwegen en mevrouw Bloos met het OM gemaakt hebben, betreffen de relatie tussen werknemer en werkgever. De daarin gemaakte afspraken hebben een personeelsvertrouwelijk karakter en derhalve kunnen door mij geen uitspraken worden gedaan over de inhoud van de afspraken.
Klopt het dat deze geheime deal is onttrokken uit het budget voor misdaadbestrijding? Zo nee, waarom niet? Uit welk budget is deze deal dan bekostigd?
Zonder mij uit te spreken over de precieze afspraken, kan ik u melden dat er geen afspraken zijn gemaakt die binnen het OM ten laste komen van budget dat is begroot voor de misdaadbestrijding. Het OM heeft mij laten weten dat de gemaakte afspraken geen effect hebben op het aantal zaken dat het OM kan doen en evenmin op het aantal officieren van justitie dat daarvoor kan worden ingezet.
Wat was het bedrag van deze geheime deal?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.
Bent u het eens dat deze geheime deal een klap in het gezicht is van al die OM-medewerkers die wél integer hun werkzaamheden verrichten en jarenlang hebben geleden onder het leugenachtige, intimiderende en seksistische gedrag van deze hoofdpersonen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan het College van Procureurs-Generaal als werkgever om afspraken te maken met (ex) werknemers. Partijen hebben besloten alle procedures te staken en zich op de toekomst te richten. Ik zie het belang van het afronden van de kwestie, zodat alle betrokkenen vooruit kunnen kijken. Daar komt bij dat sprake is van een bindende overeenkomst. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Bent u bereid deze geheime deal betaald met belastinggeld terug te draaien en eventueel uitbetaalde bedragen terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen gaat u nemen om de cultuur van intrinsieke onbetrouwbaarheid, corruptie en handjeklap bij het OM te veranderen?
Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoekscommissie Openbaar Ministerie (de commissie Fokkens) heeft het OM een plan van aanpak opgesteld waarin is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de diverse aanbevelingen van de commissie Fokkens. Dit plan van aanpak heb ik uw Kamer op 6 juni 2019 doen toekomen (Kamerstuk 28 844, nr. 182). Met betrekking tot het verbeteren van de integriteit ging het om het aansluiten bij en handelen naar de gedragscode Integriteit Rijk, het versterken van het Bureau Integriteit OM en het gelijk behandelen van integriteitsschendingen.
Sindsdien heb ik uw Kamer aan de hand van de voortgangsrapportages van het College van procureurs-generaal periodiek geïnformeerd over de uitvoering van het plan van aanpak (brieven van 17 oktober 2019, 7 mei 2020, 25 september 2020 en 30 april 2021 / Kamerstuk 28 844, nrs. 191, 213, 219 en 228). Ook in de Jaarberichten van het OM over 2019 en 2020 besteedde het College uitvoerig aandacht aan het werk aan het plan van aanpak (Kamerstuk 28 844, nr. 214 en 229). De naar aanleiding van de genoemde aanpak door het OM ingestelde Visitatiecommissie heeft geen structurele problematiek met betrekking tot integer gedrag aangetroffen.
Woningweigering door statushouders |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Asielgezin weigert «te kleine woning» met vier slaapkamers, mag uit azc Heerlen worden gezet» en «Tweede asielgezin bij rechter teruggefloten na weigeren van woning»?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat statushouders woningen weigeren en denkt u niet dat Nederlandse woningzoekenden een gat in de lucht zouden springen met deze woningen?
Gemeenten en het COA zijn zich zeer bewust van de schaarste aan woningen in Nederland en vergunninghouders hebben dan ook een zeer beperkte mogelijkheid om een woning af te slaan en te wachten op een nieuw aanbod. Een onterechte weigering kan leiden tot ontzegging van de opvang bij het COA en uiteindelijk tot ontruiming. Ik zet mij middels verschillende beleidstrajecten in om het sociale woningaanbod te vergroten, om de wachtlijsten voor alle Nederlanders te verkorten. Zo heb ik met Aedes en de VNG de afspraak gemaakt dat er binnen twee jaar gestart wordt met de bouw van 150.000 betaalbare sociale huurwoningen en er 10.000 flexwoningen gerealiseerd worden. Het kabinet ondersteunt dit met kortingen en vrijstellingen op de Verhuurdersheffing.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederlanders de «luxe» niet hebben om woningen te weigeren, maar jarenlang op de wachtlijst moeten staan voordat zij überhaupt een woning aangeboden krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe reageert u op de uitspraak van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat «het slechts enkele keren per jaar voorkomt dat een statushouder een woning weigert» en deelt u de conclusie dat twee berichten van woningweigering in twee dagen tijd – door statushouders uit hetzélfde asielzoekerscentrum (azc) – toch wel veel is?
Het COA registreert het aantal woningweigeringen en handelt de woningweigeringprocedure af. Vraag 5 geeft antwoord op de vraag hoe vaak woningweigering voorkomt en hoe vaak een ontruimingsprocedure is gestart de afgelopen 8 jaar.
De weigering van een woning door deze gezinnen lijkt te berusten op een misverstand, waarbij de statushouders dachten dat ze uit meerdere woningen mochten kiezen. Dat het binnen één AZC tweemaal in twee dagen voorkomt, vind ik daarom niet onlogisch, aangezien bewoners elkaar ook beïnvloeden en informeren over hoe het stelsel volgens hen in elkaar zit.
Hoe vaak komt woningweigering door statushouders precies voor en kunt u hiervan een overzicht vanaf 2010 verstrekken met daarin in ieder geval: de reden(en) voor woningweigering, de beoordeling hiervan door het COA, wanneer en waarom deze beoordeling heeft geleid tot een gerechtelijke procedure en de uitkomsten en gevolgen hiervan?
Vanaf juli 2013 (start clientèle systeem bij COA) zijn 1.696 woningweigeringsprocedures gestart bij het COA. Dat zijn er gemiddeld 200 per jaar. Tussen 2016 en 2020 zijn gemiddeld ca. 23.000 vergunninghouders per jaar gehuisvest. Van het totale aantal woningweigeringen zijn er 98 terecht en 1.598 onterecht bevonden. Van de onterecht bevonden woningweigeringen heeft ruim 90% de woning alsnog geaccepteerd, dan wel zijn de statushouders zelf vertrokken, of stonden de statushouders administratief ingeschreven, waardoor geen ontruimingsprocedure gestart hoefde worden. Voor 137 onterechte woningweigeringen is een ontruimingsprocedure opgestart (zie antwoord 6 voor de woningweigeringsprocedure). De kleine groep terecht bevonden woningweigeraars is begeleid naar een nieuwe woning.
De reden van de weigering wordt niet geregistreerd. Het gaat doorgaans om:
Welke procedure volgt het COA bij de beoordeling van woningweigering en wie houdt hier toezicht op?
Op het moment dat een vergunninghouder bij het COA aangeeft een aangeboden woning te weigeren, voert het COA een zogenaamd woningweigeringsgesprek. In dit gesprek onderbouwt de vergunninghouder zijn redenen voor de woningweigering. Wanneer een vergunninghouder na dit gesprek, over de mogelijke gevolgen van onterechte woningweigering, volhoudt de woning te willen weigeren, dan wordt het verslag van dit gesprek voorgelegd aan de afdeling Juridische Zaken van het COA. De afdeling Juridische Zaken beoordeelt of de weigering terecht of niet terecht is. Indien de woningweigering als niet terecht wordt beoordeeld, krijgt de vergunninghouder nog 24 uur de tijd om op de woningweigering terug te komen. Na deze 24 uur eindigt het recht op opvang voor de vergunninghouder. Daarna start het COA een zogenaamde ontruimingsprocedure.
Doel van het woningweigeringsgesprek en de woningweigeringprocedure is om de vergunninghouder te informeren over de gevolgen van een woningweigering, om vast te stellen of COA de plaatsingsprocedure correct heeft laten verlopen en om te controleren of aan de eigen plaatsingscriteria is voldaan. Veruit de meeste vergunninghouders kiezen tijdens de procedure er alsnog voor om de woonruimte te accepteren.
Het gaat bij een beoordeling van de weigering vrijwel nooit over de woonruimte zelf, want die voldoet in de regel aan algemene normen rondom passendheid en betaalbaarheid. Bovendien gaat het COA niet over de aanbieding van de woning, dat is de gemeente/verhuurder. Het COA is zich zeer bewust van het feit dat woonruimte een schaars goed is, waarmee niet lichtzinnig mag worden omgegaan. Om deze reden wordt de stringente weigeringsprocedure gevolgd en, als men volhardt in een onterechte weigering, ontruiming.
Deelt u de mening dat klagende statushouders beter kunnen gaan klagen in het land van herkomst en deelt u dan ook de conclusie dat deze statushouders niet alleen uit het azc moeten worden gezet, maar ook en vooral het land uit?
Nee, ik deel deze mening en conclusie niet. Het kabinet kiest ervoor, en is daar ingevolge internationale en Europese wet- en regelgeving ook toe gehouden, om asielbescherming te bieden aan hen die daar recht op hebben. Terugkeer is voor hen niet aan de orde.
Medewerkers van de gevangenis Zaandam die met de dood bedreigd worden. |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Personeel gevangenis Zaandam op dodenlijst»?1
Ja.
Kunt u de Kamer vandaag nog informeren over wat u gaat doen om de medewerkers van de gevangenis Zaandam en hun familieleden te beschermen tegen deze criminelen?
Op maandag 23 augustus jl. zijn alle medewerkers van de afdeling waar de lijst werd aangetroffen bij elkaar gekomen met de directie van de inrichting. Tijdens deze bijeenkomst is de lijst getoond, waarna openhartig over de lijst is gesproken en eventuele zorgen zijn gedeeld. Ook is gesproken over het lopende onderzoek van de politie en het Openbaar Ministerie naar de lijst en over getroffen veiligheidsmaatregelen. Met medewerkers die daaraan behoefte hadden, hebben daarna nog individuele gesprekken plaatsgevonden.
Het staat voorop dat ieder geweldsincident, iedere vorm van agressie en iedere bedreiging binnen de justitiële inrichtingen er één te veel is. Medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen hebben een publieke taak en moeten deze veilig kunnen uitoefenen. Gezien de moeilijke en specifieke doelgroep die in de justitiële inrichtingen verblijft, moeten we er rekening mee houden dat geweld en agressie voor kan komen. In mijn brief van 12 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die hiertegen worden ondernomen.2