Kamervraag 2022Z26287

De lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs

Ingediend 23 december 2022
Beantwoord 3 april 2023 (na 101 dagen)
Indieners Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV)
Beantwoord door Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen recht rechtspraak
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z26287.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-2117.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het bericht «Mohamed L. zes maanden de cel in voor doodrijden Shana (22)»?1

    Ja

  • Vraag 2
    Heeft u begrip voor het feit dat de ouders van Shana deze straf te laag en onrechtvaardig vinden?

    Wij hebben vanzelfsprekend begrip voor de positie van de nabestaanden. Een ernstig verkeersongeval waarbij iemand overlijdt, leidt bij nabestaanden tot ongelofelijk veel pijn en verdriet. Geen straf zal in dergelijke zaken hoog genoeg zijn om het leed bij de familie van het slachtoffer weg te kunnen nemen. Wij wensen te benadrukken dat wij zeer meeleven met het verlies van de familie.
    Echter kan ik, zoals u weet, als Minister van Justitie en Veiligheid niet ingaan op individuele gevallen, zeker niet in gevallen waarbij de zaak nog onder de rechter is en er dus geen onherroepelijk vonnis ligt. Dit opdat het OM zelfstandig beslissingen moet kunnen nemen om zo zijn rol in het strafproces optimaal te kunnen vervullen. Daarnaast moet voorkomen worden dat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein van de rechter.

  • Vraag 3
    Wat staat er in de richtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) over de strafeisen bij een dodelijke aanrijding waarbij een bestuurder veel te hard rijdt?

    De strafeisen in de richtlijn van het Openbaar Ministerie (OM) in geval van een dodelijke aanrijding waarbij geen sprake is van alcohol- of drugsgebruik lopen uiteen. De standaard strafeis is afhankelijk van de mate van schuld van de verdachte aan het ongeluk en de gevolgen daarvan. Het wegenverkeersrecht kent vier oplopende gradaties van schuld:
    Voor de lichtste vorm van schuld, aanmerkelijke schuld, geldt er een standaard strafeis van een taakstraf van 240 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. In geval van ernstige schuld volgt een standaard strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar. Als er sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de kant van de verdachte is de standaard strafeis een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar.
    De vierde en zwaarste mate van schuld vormt roekeloosheid, waarvoor maximaal zes jaar gevangenisstraf en vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid – die ingaat na de gevangenisstraf – kan worden opgelegd. Voor deze zwaarste categorie is in de OM richtlijn geen standaard strafeis geformuleerd, maar er wordt altijd een hogere straf geëist dan bij de in de hiervoor beschreven gradaties.
    Wanneer er bij de verdachte ook sprake is van alcohol- of drugsgebruik liggen de standaard strafeisen in de richtlijn hoger, evenals de mogelijke maximumstraffen. Zo is de maximale straf bij roekeloosheid op negen jaar gevangenisstraf gesteld.
    Voor meer informatie over de richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen van het OM verwijzen wij u naar: https://www.om.nl/onderwerpen/beleidsregels/richtlijnen-voor-strafvordering-resultaten/richtlijn-voor-strafvordering-verkeersongevallen-2022r004.

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven, waarom als bewezen is dat iemand veel te hard rijdt binnen de bebouwde kom, er volgens de rechtspraak geen sprake is van roekeloos rijden?

    We begrijpen dat situaties waar een straf voor het gevoel van betrokkenen te laag zou zijn, moeilijk te aanvaarden kunnen zijn. Het is in strafzaken uiteindelijk aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit bewezen kan worden verklaard. Daarnaast heeft het openbaar ministerie in de zaak waar uw vraag op ziet hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om op deze zaak, en andere individuele zaken, in te gaan.
    Wat in dit geval ook belangrijk is om in aanmerking te nemen, is dat roekeloosheid in juridische zin is iets anders dan wat men in de volksmond roekeloos rijgedrag noemt. Ten aanzien van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet kan ik aangeven dat er hier recent aanscherpingen zijn geweest: met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten is sinds 1 januari 2020 een nieuw artikel 5a in de Wegenverkeerswet is toegevoegd. Het artikel noemt een aantal concrete schendingen van verkeersregels die – indien zij opzettelijk in ernstige mate worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – roekeloosheid kunnen opleveren. Het gaat daarbij onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Daarnaast is in artikel 175 Wegenverkeerswet bepaald dat bij ernstige verkeersongevallen van de zwaarste schuldvorm van roekeloosheid in ieder geval sprake is wanneer het rijgedrag dat heeft geleid tot het ongeval kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet. Deze wetswijziging geeft de rechtspraktijk meer handvatten om in zaken naar aanleiding van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen. Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt.

  • Vraag 5
    Bent u bereid te regelen dat daders van dit soort misdrijven altijd een rijontzegging krijgen?

    De mogelijkheid om in dergelijke gevallen een rijontzegging op te leggen, staat al in de wet. De Wegenverkeerswet stelt al dat iemand die wordt veroordeeld voor – kort samengevat – een ernstig verkeersdelict gedurende lange tijd de bevoegdheid te ontzeggen om een motorrijtuig te besturen. Het is aan de strafrechter om in een individueel geval te beslissen of het opleggen van een dergelijke rijontzegging geboden is en zo ja, voor welke duur de rijontzegging wordt opgelegd. Bij die beslissing kan de strafrechter alle relevante omstandigheden meewegen. We hechten aan die rechterlijke vrijheid en willen daaraan vasthouden. Daarom zijn we er geen voorstander van dat automatisch een rijontzegging wordt opgelegd indien iemand voor bepaalde misdrijven wordt veroordeeld.
    Het standaard opleggen van een rijontzegging voegt ook niet veel toe: uit de praktijk blijkt dat in vrijwel alle zaken waarbij sprake was van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet – schuld aan verkeersongeval met letsel – een ontzegging van de rijbevoegdheid werd opgelegd2.

  • Vraag 6
    Hoeveel dodelijke aanrijdingen zijn er per jaar? In hoeveel gevallen is bewezen dat de maximumsnelheid in ernstige mate is overschreden? Hoe vaak is er sprake van roekeloosheid? Wat is de gemiddelde straf die door rechters in deze gevallen is opgelegd?

    In 2021 waren er 371 door de politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop, waarbij de eenzijdige ongevallen buiten beschouwing zijn gelaten. De cijfers van de in 2022 door politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop komen na de zomer beschikbaar.
    Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat er in 2022 440 personen werden gedagvaard voor het veroorzaken van een ernstig ongeval met schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet. De oorzaken van aanrijdingen worden in het algemeen door de politie niet separaat geregistreerd. Er is geen recent onderzoek of overzicht waaruit blijkt bij hoeveel ongevallen er sprake was van een (ernstige) overschrijding van de maximumsnelheid of roekeloosheid en wat de gemiddeld opgelegde straf was indien er vervolging is ingesteld. Ook het Openbaar Ministerie heeft deze aantallen niet voorhanden. Het CBR heeft in 2022 1964 keer een cursus «Educatieve Maatregel Gedrag» opgelegd. Deze cursus wordt door het CBR opgelegd naar aanleiding van een melding van de politie van zwaar overtredend gedrag van een verkeersdeelnemer.

  • Vraag 7
    Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van dit soort misdrijven een minimumstraf opgelegd krijgen die substantieel hoger ligt dan de aan Mohamed L. opgelegde straf?

    In ons rechtsstelsel is het aan de rechter om een oordeel te vellen over welke straf passend is. Deze moet daarbij alle relevante omstandigheden – zowel verzwarende als verzachtende – betrekken. Het introduceren van minimumstraffen past hier niet bij.
    Hierbij moet ook overwogen worden dat het verkeersrecht een ingewikkeld rechtsgebied is, met vele soorten ongevallen, daders en slachtoffers, waarbij de mate van schuld aan de kant van de dader zelden in verhouding staat tot de gevolgen voor het slachtoffer. Zo kan een kleine verkeersfout bij een aanrijding tot enorme gevolgen voor het slachtoffer leiden, terwijl een grove verkeersovertreding van een ander zonder ernstige gevolgen blijft. Het verkeersrecht moet voor al die gevallen een passende bestraffing bieden. Ook in dat licht is een minimumstraf niet passend.
    We zien in de praktijk al dat er zwaarder wordt gestraft naar mate de schuld aan de kant van de dader en de gevolgen voor het slachtoffer groter zijn. Wanneer er sprake is van artikel 6 Wegenverkeerswet kan er dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren volgen.

  • Vraag 8
    Indien u niet bereid bent minimumstraffen voor dit soort misdrijven in te voeren, bent u dan bereid te kijken naar andere mogelijkheden om de strafmaat te verhogen voor daders van dit soort misdrijven?

    Afgelopen december is de motie3 van de leden Koerhuis en Alkaya aangenomen waarin de regering wordt verzocht uw Kamer te informeren over de mogelijkheden tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 om aan bestuurders die zware overtredingen hebben begaan een levenslange rijontzeggingen op te kunnen leggen. Tijdens het begrotingsdebat heeft de Minister van IenW aangegeven de motie breder te interpreteren en te onderzoeken wat er gedaan kan worden om roekeloos rijgedrag beter aan te pakken en hierover ook met de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan. De Kamer zal over de uitwerking van deze motie naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar geïnformeerd worden.
    Met de eerder aangehaalde Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelictenuit 2020 is er daarnaast reeds voor gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zie ook het antwoord op vraag 4. Indien de rechtbank bewezen acht dat er sprake is van roekeloosheid wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet waarbij het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval. Dit zijn naar mijn mening forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten ook in de meest ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.

  • Vraag 9
    ent u bereid om samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek te gaan met de ouders van het slachtoffer, Shana Leurs?

    De vader van het slachtoffer heeft reeds contact opgenomen en verzocht om een gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid. Dit gesprek heeft inmiddels op ambtelijk niveau plaatsgevonden.

  • Mededeling - 13 januari 2023

    Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Wilders en Markuszower (beiden PVV), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs (ingezonden 23 december 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2022Z26287
Volledige titel: De lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20222023-2117
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Wilders en Markuszower inzake de lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs