Heeft u kennisgenomen van een nieuwe publicatie van de beroemde Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh, «The Red Line and the Rat Line», waarin deze onder meer beweert dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Klopt het dat vorig jaar mei tien leden van Al Nusra gearresteerd zijn in Zuid-Turkije met, aldus de Turkse politie in een persconferentie, twee kilo sarin?
De Turkse politie heeft vorig jaar twaalf mensen gearresteerd in Istanbul, Mersin, Adana en Hatay op verdenking van banden met een terroristische organisatie. Zes van de twaalf verdachten zijn na een eerste verhoor vrijgelaten in afwachting van hun proces. Bij de arrestaties zijn chemicaliën in beslag genomen. De Turkse autoriteiten hebben niet meegedeeld welke chemicaliën het hier betreft.
Het Turkse Openbaar Ministerie probeert in de lopende rechtszaak tegen de verdachten vast te stellen of deze lid zijn van een terroristische organisatie en of ze van plan waren aanslagen te plegen. De hoofdverdachte is op 30 oktober vrijgelaten na de eerste zitting in deze zaak. Het is nog niet bekend wanneer de volgende zitting zal plaatsvinden.
Klopt het dat deze groep aangeklaagd is voor pogingen tot verwerving van zekeringen en buizen voor de constructie van mortieren, alsmede materialen voor de productie van het zenuwgas sarin?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat vijf van deze arrestanten na een korte detentie vrijgelaten zijn, en de rest, onder wie de leider, tegen wie de aanklager een gevangenisstraf van 25 jaar had geëist, vrijgelaten zijn hangende de rechtszaak?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de uitspraak nadien van de Turkse ambassadeur in Moskou, die de arrestaties afwees en claimde dat het niet sarin betrof dat de gearresteerde groep in bezit had, maar «anti-vries» middel?
Het kabinet heeft geen informatie die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen die Hersh in zijn artikel doet. Overigens heeft Turkije de beschuldiging van Hersh, dat het achter de gifgasaanval zit, fel van de hand gewezen, onder andere bij monde van vice-premier Arinç. De Verenigde Staten hebben ook de claims in het artikel van de hand gewezen.
Vindt u deze gang van zaken ook verdacht en een mogelijke aanwijzing dat Turkije betrokken was bij de leverantie van sarin aan Al Nusra?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de heer Hersh beweert over een inlichtingendocument te beschikken van de US Defense Intelligence Agency, gedateerd 20 juni 2013, getiteld «Al Nusrah Front associated sarin production cell is the most advanced sarin plot since Al Qaida’s pre-9/11 efforts»?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit document spreekt over een cel van Al Nusra die opereert bij de Syrische stad Aleppo en ondersteund wordt door personen in Turkije die chemicaliën kopen, inclusief zenuwgas, componenten, materialen en hardware?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Turkse gendarmerie materialen voor chemische wapens in trucks vanuit Turkije Syrië ingereden heeft tot aan Aleppo?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Amerikaanse inlichtingendiensten in 2013 ontdekten dat de Turkse regering, via de inlichtingendienst MIT en de gendarmerie, direct samenwerkte met Al Nusra en bondgenoten om chemische wapencapaciteit te ontwikkelen, inclusief logistiek, advies en training?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de regering Erdogan betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta, om de Amerikaanse president Obama over diens «rode lijn» te trekken?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Turkse regering over deze schokkende beweringen?
Op regelmatige basis vinden er gesprekken plaats tussen Nederland en Turkije onder meer over de crisis in Syrië, laatstelijk op 5 april met de Turkse Minister van EU-zaken Çavuşoğlu. Çavuşoğlu heeft daarin ontkend dat Turkije jihadistische groeperingen in Syrië steunt. De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk in het openbaar verklaard dat zij zich juist grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen in de grensregio, en dat zij hiertegen maatregelen treffen.
Bent u bereid in internationaal verband te pleiten voor hernieuwd onderzoek naar de toedracht en schuldvraag van de chemische aanval op Ghouta en alle andere chemische aanvallen in Syrië?
Er is vooralsnog geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken.
Hoe beoordeelt u de beweringen van Hersh in het licht van de recent uitgelekte audiotapes over een «valse vlag operatie» die de regering Erdogan tegen Syrië zou willen ontkenenen?
Het kabinet kan de authenticiteit van de audiotapes niet beoordelen en zich dus ook geen oordeel vormen over de inhoud ervan in relatie tot de beweringen van Hersh.
Herinnert u zich dat de minister van Buitenlandse Zaken op 26 maart jl. in het Algemeen overleg NAVO toegezegd heeft om contact op te nemen met de Israelische regering over de bewering van de chef van de militaire inlichtingendienst van Israël, generaal Kochavi, dat Al Qaeda beschikt over bases in Turkije voor jihadstrijders die naar Syrië afreizen?
Ja.
Heeft u contact opgenomen met de Israelische autoriteiten? Hoe beoordeelt u het bewijs/de aanwijzingen die zij met Nederland gedeeld hebben?
Syrië en de rol van diverse spelers is doorlopend onderwerp van gesprek met de Israelische autoriteiten. Ook over dit onderwerp is contact met hen opgenomen.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Turkije? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Over het delen van informatie tussen de inlichtingendiensten kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Jordanië? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Zie antwoord vraag 17.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er wapens via Turkije naar Syrië vervoerd worden/werden? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen, per incident waarover u informatie heeft?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, met het oog op het Algemeen overleg over Turkije van woensdag 16 april a.s?
Ja.
De onrust onder het gevangenispersoneel |
|
Nine Kooiman (SP), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht van Abvakabo FNV dat er al 300 klachten zijn binnengekomen van het gevangenispersoneel over onder andere personeelstekort, intimidatie en geweldsincidenten?1
De hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is in een eerder overleg met de bonden op de hoogte gebracht van de website «Meld misstanden anoniem». Tussen de bonden en de bestuurder is toen afgesproken dat de resultaten van de meldingen voor een overleg tussen de bonden en de hoofddirecteur geagendeerd zouden worden. Ik kan nu alleen constateren dat de bonden dat overleg daarover niet hebben willen afwachten en de zaak in de publiciteit hebben gebracht.
Begin april heeft de hoofddirecteur van DJI een afspraak met de bonden gemaakt dat zij de klachten die zijn ontvangen naar aanleiding van de website geanonimiseerd aanleveren, zodat de bestuurder duiding kan geven aan de cijfers. Justitievakbond Juvox is bereid geweest – zonder de anonimiteit in gevaar te brengen – de bij de vakbonden gemelde misstanden te bespreken met de hoofddirecteur van DJI. De overige bonden hebben deze bereidheid niet betoond.
De klachten die zijn ingediend bij de bonden worden door de hoofddirecteur van DJI als een belangrijk signaal gezien en hij zal maatregelen treffen als de (geanonimiseerde) klachten hiertoe aanleiding geven. Overigens is bij de lancering van de website «Meld misstanden anoniem» door de bonden, namens de hoofddirecteur van DJI een mail verstuurd aan alle personeelsleden, waarin het personeel wordt gevraagd onduidelijkheden, bezwaren of klachten eerst of ook bij de leidinggevende te melden. Zo worden eventuele problemen snel zichtbaar en bespreekbaar. Ook kan direct uitleg worden gegeven en kunnen indien nodig maatregelen worden genomen.
De bonden trekken uit de klachten onder meer de conclusie dat er sprake is van een personeelstekort. Ik herken het probleem van een personeelstekort bij DJI niet. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 27 maart jl. over het gevangeniswezen aan uw Kamer heb gemeld, zijn er op dit moment meer DJI-medewerkers dan gedetineerden. Op 1 april 2014 werkten er 9964 fte binnen het gevangeniswezen. Er waren op die datum 9643 gedetineerden. Van de 9964 fte hebben 7819 mensen een substantieel bezwarende functie. Zij hebben contact met gedetineerden. Onder deze groep vallen onder meer de piw’ers, bewaarders en medewerkers arbeid.
De bestuurder van DJI organiseert samen met de medezeggenschap bijeenkomsten voor het personeel. Zo zijn er bijeenkomsten geweest over het thema werkdruk en het thema integriteit. Vanuit de organisatie is dus aandacht voor deze onderwerpen en wordt gezamenlijk opgetrokken met de medezeggenschap.
De commissie Van Werk Naar Werk van de medezeggenschap heeft een ronde gemaakt langs alle inrichtingen om vragen te verzamelen over het Van Werk Naar Werk-beleid. Deze zijn in de vorm van verslagen aangeboden aan de directie Gevangeniswezen van DJI. Door de directie zijn alle vragen beantwoord in een overleg met de medezeggenschap.
Het beeld dat sprake zou zijn van intimidatie vanuit het management van DJI herken ik niet. Door de directie van DJI wordt wel zakelijker gestuurd. Een strakke financiële discipline is noodzakelijk om de opgelegde taakstellingen te kunnen behalen. Zo stuurt het management, meer dan voorheen en binnen de bestaande regelgeving, op onder meer het verminderen van (beter betaald) overwerk en het draaien van onregelmatige diensten. Dit heeft echter niets te maken met intimidatie of een angst- en afrekencultuur.
Bij de implementatie van het Masterplan DJI staat de borging van de veiligheid voorop. DJI monitort eventuele bijzonderheden in het kader van veiligheid binnen inrichtingen en neemt daar waar nodig actie. Uit de cijfers over de afgelopen jaren blijkt dat er een daling is van het aantal geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en van het aantal geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel. Er waren in 2013 7,2 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling per 100 bezette cellen, terwijl dit in 2012 nog 7,7 en in 2011 8,8 per 100 bezette cellen was. Voor de geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel geldt dat het er in 2013 3,8 per 100 bezette cellen waren, in 2012 4,4 en in 2011 5,4 per 100 bezette cellen. Op basis van de geregistreerde aantallen geweldsincidenten tijdens de eerste vier maanden van dit jaar, namelijk 1,8 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en 0,8 geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel (beide aantallen per 100 bezette cellen) is geen trendbreuk met eerdere jaren waargenomen en lijkt de daling zich door te zetten. De directie Gevangeniswezen volgt de ontwikkeling van het aantal geweldsincidenten nauwlettend. Ik ben me er van bewust dat personeelsleden zich, ondanks de daling van het aantal geregistreerde geweldsincidenten van de afgelopen jaren, onveilig kunnen voelen. Met de implementatie van het Masterplan DJI worden immers ingrijpende maatregelen genomen die ook direct het personeel raken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de GOR Gevangeniswezen naar aanleiding van de zogenaamde Breukelennotitie?2
Conform mijn eerdere toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over het Masterplan DJI van 29 januari jl. en het Algemeen Overleg over het gevangeniswezen op 27 maart jl. zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren over de voortgang van de implementatie van het Masterplan DJI en de aanvullende financiële problematiek. Met deze brief zullen de bovenstaande vragen worden beantwoord.
Wat is uw reactie op de brandbrief die door het gevangenispersoneel in het noorden is geschreven aan de gevangenisdirecteuren in verband met hun zorgen over de extra bezuinigingen van 60 miljoen euro?3 Wat gaat u met de in de brandbrief geuite klachten doen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u de onrust die speelt bij het gevangenispersoneel? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen met de klachten die Abvakabo FNV heeft ontvangen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om bezuinigingen op het personeel uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de bibliotheken in gevangenissen? Zo ja, waarom, hoeveel en en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de zorg voor gedetineerden? Zo ja, waarom, hoeveel en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan te bezuinigen op het Gevangenismuseum te Veenhuizen? Zo ja, waarom? Erkent u dat dit museum een van toegevoegde waarde is voor onze samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak tijdens het algemeen overleg over het gevangeniswezen in de Tweede Kamer op 27 maart 2014 dat er geen gevangenissen meer worden gesloten? Zo ja, kunt u derhalve garanderen dat er geen gevangenissen meer gesloten zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de stand van zaken geven met betrekking tot de invulling van het werk-naar-werk traject?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er door bijvoorbeeld penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn ook personeel wordt geworven van buiten justitie? Zo ja, waarom en hoe past een dergelijke werkwijze in het van werk-naar-werk traject?
De functies die beschikbaar zijn bij de PI Alphen aan den Rijn worden allemaal ingevuld door DJI personeel. De functie van verpleegkundige zal binnen de rijksoverheid worden uitgezet. Er zijn onvoldoende verpleegkundigen bij DJI in de regio van Alphen aan den Rijn die boventallig zijn of worden om de gevraagde formatie te kunnen invullen.
Herinnert u zich uw uitspraak tijdens voornoemd algemeen overleg dat er per 2015 600 man gevangenispersoneel bij de politie aan de slag kan gaan? Hoe zal dit binnen de nationale politie worden gerealiseerd en hoeveel aspiranten kunnen daardoor de komende jaren minder instromen bij de nationale politie?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze denkt u dat gedetineerden goed en gefaseerd worden voorbereid op terugkeer in de samenleving als de zeer beperkt beveiligde inrichtingen moeten sluiten? Op welke wijze zullen gedetineerden geactiveerd en gemotiveerd worden als u meer geld gaat vragen voor hun verblijf in detentie dan ze überhaupt kunnen verdienen tijdens diezelfde detentie?
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin staat dat gedetineerden € 16,– per dag gaan bijdragen aan hun detentie. Reden voor dit wetsvoorstel is dat voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties hoge kosten worden gemaakt, met name daar waar het gaat om een verblijf in een justitiële inrichting. Het kabinet vindt het niet meer vanzelfsprekend dat de kosten daarvan alleen of in hoofdzaak door de samenleving worden gedragen. Overigens is het niet zo dat gedetineerden al tijdens hun detentie de bijdrage moeten voldoen. Zij kunnen uitstel van betaling aanvragen en/ of een betalingsregeling treffen.
Dit alles staat los van de persoonsgerichte aanpak en de levensloopbenadering die centraal staat bij DJI. Als een gedetineerde binnenkomt in de PI, wordt zo snel mogelijk de Inkomsten-, Screening- en Selectieprocedure (ISS-procedure) gestart. De informatie die daaruit wordt verkregen wordt vastgelegd in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het D&R-plan is het persoonlijke plan over de gedetineerde en wordt gedurende de detentie constant aangepast. Verder zijn alle medewerkers opgeleid in motiverende bejegening. Dit houdt in dat het personeel op zo’n manier omgaat met gedetineerden dat zij worden gemotiveerd om niet te recidiveren na detentie. In alle vestigingen zet het gevangeniswezen casemanagers in om gedetineerden te motiveren en te ondersteunen bij de re-integratie en de nazorg. Het Gevangeniswezen en de ketenpartners stemmen alle activiteiten voor, tijdens en na detentie op elkaar af om de re-integratie van de gedetineerden in de samenleving zo goed mogelijk te laten verlopen. Gedetineerden zijn echter wel zelf verantwoordelijk voor het verloop van hun detentie en re-integratie.
Erkent u dat bij meer bezuinigingsmaatregelen de onrust onder het personeel alleen maar groter zal worden en dat dit uiteindelijk ook ten koste zal kunnen gaan van de veiligheid? Zo ja, gaat u stoppen met verdere bezuinigingen op het gevangeniswezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de passage in het jaarverslag 2013 van de Raad van State waarin hij aangeeft zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat het verruilen van detentiefasering voor elektronische detentie primair budgettaire overwegingen dient?4
DJI staat voor een aanzienlijke financiële opgave. De invoering van elektronische detentie levert een bijdrage aan de aanpak van die problematiek. Die invoering is daarmee echter zeker niet alleen een bezuinigingsmaatregel. De invoering van elektronische detentie past in de visie van het kabinet op de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en strafrechtelijke maatregelen. Vergelding, de levensloopbenadering, de persoonsgerichte aanpak en het aanspreken van de gedetineerde op diens eigen verantwoordelijkheid voor een succesvolle re-integratie vormen de belangrijkste pijlers onder het sanctiebeleid van het kabinet.
In het Regeerakkoord is afgesproken de algemeen geldende detentiefasering af te schaffen. Door de invoering van elektronische detentie in de laatste periode van detentie wordt gewerkt aan een gerichte terugkeer naar de maatschappij. Elektronische detentie moet dan wel zo veel mogelijk in het teken van activiteiten in het kader van resocialisatie staan. Ik heb het dan over zinvolle dagbesteding, bij voorkeur arbeid. Verwacht wordt dat de combinatie van insluiting van gedetineerden bij wie dat noodzakelijk is met elektronische detentie voor delinquenten bij wie dat verantwoord is tot een reductie van recidive zal leiden. Met name het kunnen verrichten van arbeid speelt hierbij een grote rol. Daarnaast wordt middels toezicht en begeleiding gewerkt aan gedragsverandering.
Kunt u een overzicht geven van de aantallen gedetineerden in respectievelijk de penitentiaire inrichtingen, tbs-instellingen, detentiecentra en justitiële jeugdinrichtingen?
De bezetting bij de verschillende sectoren van DJI was op peildatum 1 april 2014 als volgt:
Kunt u aangeven hoeveel Penitentiair Inrichtingswerkers, bewaarders en arbeidsmedewerkers er daadwerkelijk ingezet worden en hoe dat zich verhoudt tot het werkelijke aantal gedetineerden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel geregistreerde calamiteiten er zijn geweest in de periode vanaf begin 2013 tot nu?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het op dit moment met de uitvoering van de motie-Gesthuizen c.s.5 over het pensioengat van personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met een substantieel bezwarende functie (SBF)? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over een definitieve oplossing voor betreffende problematiek? Beseft u dat voor ongeveer 11.500 SBF-ers de onzekerheid maar blijft voortduren als maar niets wordt geregeld?
Op PM heb ik mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de SBF-problematiek geïnformeerd.
Het aftreden van de regering in Mali |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de voltallige regering van Mali haar ontslag heeft aangeboden?1
Na de parlementaire verkiezingen, waarvan de tweede ronde op 15 december 2013 plaatsvond, waren de nieuwe verhoudingen in het Malinese parlement nog niet vertaald naar de samenstelling van de regering. Om de nieuwe politieke realiteit te reflecteren moest de regering worden herschikt. In het Malinese politieke bestel is het dan gebruikelijk dat de hele regering bij monde van de premier zijn ontslag aanbiedt.
Wat is uw oordeel over het feit dat voormalig premier Ly zijn aftreden wijt aan het disfunctioneren van het regeringsapparaat?2
Uit de informatie die hierover naar buiten kwam, valt af te leiden dat er onoverbrugbare meningsverschillen tussen president Keïta en premier Ly waren ontstaan. President Keïta zou geweigerd hebben een aantal ministers te ontslaan die in de ogen van premier Ly onvoldoende functioneerden. Meerdere malen is in de Malinese pers gewezen op het gebrek aan cohesie binnen de regering.
Hoe groot is het draagvlak voor de nieuwe regering en hoe is er vanuit de Toeareg-gemeenschap gereageerd op de regeringswissel?
De nieuwe regering is nog maar net benoemd. De nieuwe premier Moussa Mara is jong en staat bekend als een goede communicator, daadkrachtig en integer.
De algemene houding van de bevolking is afwachtend, maar met vertrouwen in de premier. De vraag is hoeveel speelruimte hij krijgt of weet te creëren.
De Toearegs vormen geen hechte gemeenschap, maar bestaan uit clans en subclans. De MNLA, die maar een klein deel van de Toearegs vertegenwoordigt, heeft opmerkingen gemaakt over het feit dat er geen Toeareg meer in de regering zit.
Welke gevolgen heeft de regeringswissel voor de onderhandelingen over het verzoeningsproces tussen het noorden en zuiden van Mali?
Afgaande op de eerste uitspraken van de nieuw benoemde premier Moussa Mara blijven de belangrijkste prioriteiten van de nieuwe regering de veiligheid van alle Malinezen in heel Mali en het verzoeningsproces. Het herstel van de sociale cohesie binnen de Malinese samenleving ziet Mara daarbij als essentieel. Het kabinet verwacht dat de regeringswissel geen fundamentele koerswijziging van het tot nu toe gevoerde beleid zal betekenen.
Verder beoogt de nieuwe premier een sterkere regering, betere openbare dienstverlening en een betere relatie tussen burger en staat.
Decentralisatie is van cruciaal belang bij de onderhandelingen en in het streven naar verzoening. Met de benoeming van een nieuwe minister voor Verzoening heeft dit dossier meer profiel gekregen. Deze nieuwe minister speelde in zijn vorige capaciteit een positieve rol bij de onderhandelingen.
Kunt u een update geven van de onderhandelingen inzake het verzoeningsproces? Wat wordt ondernomen om uw zorgen hierover weg te nemen?3 4
Onderhandelingen zijn een belangrijke voorwaarde voor het verzoeningsproces. De onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen Mouvement National de Libération de l’Azawad(MNLA), de Haut Conseil pour l’Unité de l’Azawad(HCUA) en de Mouvement Arabe de l’Azawad(MAA) verlopen moeizaam. Een belangrijke factor is de verbrokkeling van de noordelijke groepen, in het bijzonder de MNLA. De noordelijke groeperingen trachten onderling, tot nu toe met gering succes, hun politieke en militaire posities te consolideren en tot een meer gezamenlijke inzet voor onderhandelingen te komen. Tegen deze achtergrond voelt de Malinese regering zich op dit moment niet genoodzaakt daadwerkelijke concessies te doen op het gebied van machtsdeling.
MINUSMA heeft recentelijk een aantal workshops inzake «lessons learnt», «cantonnement» (inkwartiering van gewapende rebellengroepen) en de Ouagadougou-akkoorden georganiseerd, waarbij alle partijen voor het eerst rond de tafel zaten. Het kabinet hoopt dat hieruit geleidelijk een vertrouwensbasis groeit, die uitmondt in definitieve inclusieve onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen. Ook het akkoord van het Malinese parlement op de instelling van de Commissie voor Waarheid, Recht en Verzoening acht het kabinet een stap in de goede richting.
Wat is uw reactie op het bericht «Mensen in Mali zien effect VN-missie niet»? Is het waar dat de prostitutie is toegenomen door de aanwezigheid van militairen?5
Bij aanvang van de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) waren de verwachtingen bij de bevolking hooggespannen. Het gaat te ver om te zeggen dat de mensen in Mali de inspanningen van de missie en het effect daarvan niet zien. Het draagvlak voor de missie is groot. De missie heeft de organisatie van verkiezingen effectief gesteund. Er is meer veiligheid in het noorden, waardoor economische activiteit is toegenomen en scholen zijn heropend. Humanitaire steun is op gang gekomen en basisdiensten zijn beter beschikbaar, hoewel op dat terrein nog veel werk te doen is. Impact zichtbaar maken is tegelijk een uitdaging. Ten eerste omdat de Malinese overheid primair verantwoordelijk is en de missie slechts ondersteunend is. Ten tweede omdat veel doelstellingen en taken in het mandaat, zoals het opbouwen van de capaciteit van de overheid, tijd kosten. Daarnaast zijn landen terughoudend met troepen leveren, waardoor het moeite kost om de missie op volle sterkte te brengen. Naar verwachting krijgt de ontplooiing van de missie in de komende maanden een impuls. Dit zal de realisatie van resultaten positief beïnvloeden. Tot slot zou de missie beter moeten uitleggen aan de bevolking wat MINUSMA voor hen betekent. Aan een externe communicatiestrategie wordt momenteel gewerkt, met plannen als het opzetten van een «Radio MINUSMA».
Het kabinet zijn geen gegevens bekend over toegenomen prostitutie in Mali. Als deze ontwikkeling plaatsvindt, is het aan MINUSMA om de eigen militairen nog nadrukkelijker te instrueren op wenselijk gedrag en maatregelen te nemen om misstanden te voorkomen en, indien zij zich voordoen, te adresseren.
Hoe oordeelt u over deze uitspraak van de directeur van Oxfam: «Mijn zorg is dat MINUSMA op korte termijn iets oplevert, maar daarna niet. Er moet geïnvesteerd worden in een politieke oplossing en in ontwikkelingshulp, want tot nu toe is de bijdrage van donoren niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.»?
Zie het antwoord op vraag 6. Het is juist dat MINUSMA zich in de beginfase, ook door de beperkte capaciteit, heeft geconcentreerd op verkiezingen ondersteunen, stabiliteit in het noorden en humanitaire hulp faciliteren. Daarnaast was de missie actief bij de besprekingen met en in het noorden (de «politieke oplossing»). Dat is een complex proces en sterk afhankelijk van de primaire spelers, zoals de overheid en de verschillende groepen in het noorden. De Malinese regering is verantwoordelijk voor het verzoeningsproces en structurele ontwikkeling, daarbij gesteund door de internationale gemeenschap en donoren, waaronder Nederland. Nu de capaciteit van de missie geleidelijk toeneemt, de gezamenlijke ontwikkelingsstrategie van de regering, het VN landenteam en MINUSMA vorm krijgen en de behoeften aan ondersteuning concreter in kaart worden gebracht, ontstaat er meer ruimte voor investeringen in ontwikkeling in het noorden. In de afgelopen maanden heeft MINUSMA overigens bijgedragen aan een aantal positieve ontwikkelingen zoals het heropenen van scholen, rechtbanken en gevangenissen, en het trainen van politiepersoneel.
Het kabinet heeft gekozen voor een geïntegreerde benadering als uitgangspunt voor de inzet in Mali, waarbij de Nederlandse inzet in MINUSMA zo veel mogelijk aansluit bij het bilaterale ontwikkelingsprogramma: substantiële, meerjarige investeringen in veiligheid en rechtsorde, gericht op conflictpreventie, verzoening en rechtsbesef.
In mei vorig jaar brachten donoren tijdens de grote donorbijeenkomst in Brussel 3,25 miljard euro bijeen voor 2013 en 2014. Het is zaak de hulp op een verantwoorde en transparante manier in te zetten in nauw overleg met de Malinese autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de private sector.
Marokkanen en uitkeringsfraude |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Fraudevraag van Sociale Verzekeringsbank zint Marokkanen niet»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het opvragen van het Marokkaanse identiteitsnummer door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een goed middel is in de opsporing van uitkeringsfraude? Zo neen, waarom niet?
Bij de opsporing van uitkeringsfraude is het Marokkaanse identiteitsnummer een noodzakelijk gegeven indien het in dat kader nodig is om onderzoek te doen in Marokko, bijvoorbeeld naar het bezit van onroerend goed.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om iedereen die hier niet aan meewerkt de uitkering voorgoed af te nemen? Zo neen, waarom niet?
De Wet werk en bijstand voorziet in mogelijkheden om de uitkering op te schorten en te beëindigen indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, en hem dit te verwijten valt. Hier wordt van geval tot geval door de uitvoerders, in casu gemeenten en de SVB, over geoordeeld.
Deelt u de mening dat de term «Marokkaanse toestanden» juist van toepassing is op de het Euro-Mediterraan Centrum Migratie & Ontwikkeling (Emcemo) en alle Marokkanen die weigeren mee te werken aan het verzoek van de SVB, die daarmee in elk geval de schijn van uitkeringsfraude in stand houden? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet staat voor de rechtmatige verstrekking van uitkeringen en het maximaal bestrijden van fraude. Dat is van belang voor het behoud van draagvlak voor het sociale stelsel. Van burgers kan worden verlangd dat zij meewerken aan onderzoek naar de rechtmatigheid van hun uitkering en daarvoor gegevens aanleveren. Die gegevens moeten wel nodig zijn voor het onderzoek. Omdat de SVB in dit stadium van haar onderzoek geen gebruik maakt van het CIN-nummer, hoeft dit nu niet te worden aangeleverd. Alle overige door de SVB gevraagde gegevens moeten wel geleverd worden. Indien op basis van de beschikbare gegevens vervolgonderzoek in Marokko moet plaatsvinden, zal de SVB het nummer alsnog vragen en is de AIO-gerechtigde ook gehouden aan levering. Zoals bij antwoord 3. vermeld kan niet meewerken consequenties hebben voor de uitkering.
Welke acties gaat u nog meer ondernemen om vastgoed van uitkeringsgerechtigden in het buitenland op te sporen?
Het doen van vermogensonderzoek in het buitenland vormt een integraal element van de handhaving en controle op rechtmatigheid van alle uitkeringen. Dit geschiedt middels het controleteam Buitenland en de sociaal attaché»s van de SVB en het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF), onderdeel van het UWV, waar ook gemeenten een verificatieverzoek aan kunnen doen.
Krijgt Emcemo subsidie? Zo ja, hoeveel en bent u bereid om deze subsidie af te pakken? Zo neen, waarom niet?
Emcemo ontvangt geen subsidie vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorgenomen reorganisatie van de Nederlandse bezorgdienst van TNT Express |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het voornemen van TNT Express om bij de Nederlandse bezorgdienst een flink aantal banen van chauffeurs en pakketbezorgers te schrappen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het besluit van TNT Express om chauffeurs en pakketbezorgers in vaste dienst te vervangen door zzp'ers, in dit geval zogenaamde «onderaannemers», uiterst onwenselijk is en ingaat tegen de Aanpak Schijnconstructies en de door het kabinet genomen maatregelen om werknemers juist meer zekerheid te bieden? Zo ja, bent u bereid om TNT Express hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Als werknemers in vaste dienst worden vervangen door zzp’ers om op die manier de kosten te drukken, dan is dat uiterst onwenselijk. Zeker als er gebruik wordt gemaakt van schijnconstructies om onder bepaalde zaken, zoals ontslagbescherming en afdracht van loonbelasting en sociale premies, uit te komen is er sprake van een onwenselijke situatie.
Uit contacten van ambtenaren van de Ministeries van Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid met TNT Express, blijkt bij TNT Express sprake te zijn van een reorganisatie waarbij werkzaamheden mogelijk worden uitbesteed aan onderaannemers die deze werkzaamheden zullen laten verrichten door bij hen in dienst zijnde werknemers. Naar verluidt worden de werkzaamheden niet uitbesteed aan zzp’ers, omdat dit niet past in het beleid van het bedrijf.
Er kunnen bedrijfseconomische redenen zijn waardoor een bedrijf tot een reorganisatie overgaat. Of dat het geval is, en of een voorgenomen ontslag in overeenstemming is met de daarvoor geldende regels, is ter beoordeling van het UWV als het voornemen aan het UWV wordt voorgelegd.
Deelt u de mening dat de Belastingdienst in dit geval geen VAR-verklaring moet afgeven en dat de Belastingdienst ook geen afspraken met TNT Express moet maken over de «fiscale duiding» van deze «onderaannemers», waardoor geen VAR hoeft te worden aangevraagd?
De aanvraag van een VAR is een verzoek aan de Belastingdienst om een beschikking af te geven. Als de aanvraag volledig en voldoende duidelijk is wordt een VAR (een beschikking) afgegeven.
De Belastingdienst beoordeelt bij iedere VAR-aanvraag de feiten en omstandigheden zoals door de aanvrager gepresenteerd. De soort VAR die wordt afgegeven is daarop gebaseerd. Het is voor de Belastingdienst niet mogelijk om na te gaan of de VAR aanvraag wordt gedaan door een ex-werknemer die nu als opdrachtnemer voor zijn ex-werkgever gaat werken.
Belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen kunnen ook middels vooroverleg met de inspecteur duidelijkheid krijgen over een voorgelegde casus. Dergelijk vooroverleg kan niet worden geweigerd, behoudens in die gevallen waarin het gaat om grensverkenning.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de arbeidsomstandigheden in de Nederlandse pakketdienstensector?2
In de door u genoemde antwoorden heb ik onder meer verwezen naar mijn brief van 5 februari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 25 883, nr. 217) waarin ik heb gereageerd op het SOMO rapport «Status: Bezorgd. Arbeidsomstandigheden in de Nederlandse pakketdienstensector». In essentie beschrijft het rapport problemen met de contractvormen en problemen met de arbeidsomstandigheden. In mijn brief heb ik aangeven dat het beeld dat uit het rapport naar voren komt niet fraai is. Uit het rapport blijkt niet in welke mate de vermelde misstanden voorkomen. In mijn brief heb ik tevens een verkenning door de Inspectie SZW aangekondigd naar de mogelijke problemen rondom arbeidsomstandigheden bij de koeriersdiensten (zie ook het antwoord op vraag 5).
Hoe kijkt u, gelet op dit besluit van TNT Express maar ook soortgelijke ontwikkelingen bij andere bedrijven zoals DPD, nu aan tegen de ontwikkelingen in de pakketdienstensector?
In mijn brief van 5 februari 2013 heb ik aangegeven de pakketdienstensector te betrekken bij de aanpak van schijnconstructies. De Inspectie SZW heeft het afgelopen jaar inmiddels een verkenning naar de arbeidsomstandigheden in de sector uitgevoerd. Een concrete aanpak naar aanleiding van de bevindingen uit deze verkenning wordt op dit moment bezien. In aanvulling hierop ben ik voornemens om de ontwikkelingen in de sector scherper in beeld te brengen, met name rondom beloningen en contractvormen. Hiervoor zal ik de komende tijd met de sector in gesprek gaan.
Deelt u de mening dat in deze sector de constructie met «onderaannemers» een vorm van schijnzelfstandigheid is en leidt tot een race to the bottom op arbeidsvoorwaarden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Of sprake is van schijnzelfstandigheid hangt af van meerdere factoren. Er wordt onder meer gekeken naar het aantal opdrachtgevers, de tijd die in de werkzaamheden wordt gestoken, het ondernemersrisico en de gezagsverhouding. Indien werknemers door een werkgever worden ontslagen om vervolgens weer als zelfstandige onderaannemer te komen werken onder voorwaarden die door de voormalige werkgever worden opgelegd, dan kan er sprake zijn van schijnzelfstandigheid. Per geval zal het geheel aan feiten en omstandigheden moeten worden gewogen.
De aanpak van schijnzelfstandigheid is een belangrijk onderdeel van het actieplan «bestrijden van schijnconstructies» (bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 17 050, nr. 428). Verschillende ministeries werken aan maatregelen om schijnzelfstandigheid te bestrijden. Het Ministerie van Financiën werkt op dit moment aan een nieuwe VAR internetmodule waarin de VAR aanvraag een gedeelde verantwoordelijkheid wordt tussen opdrachtgever en opdrachtnemer (de zelfstandige). Het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt aan het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) waarmee de toegang tot de rechter wordt vereenvoudigd. Zelfstandigen die in de praktijk feitelijk werknemer zijn, kunnen straks makkelijker naar de rechter stappen om zich te beroepen op het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Daarnaast heeft het kabinet recentelijk naar aanleiding van Kamervragen over zzp’ers in de zorg aangekondigd een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) te starten naar zzp’ers. Vraag hierbij is of het instrumentarium, gelet op onder andere de problematiek van schijnzelfstandigheid, thans goed is ingericht.
De problemen bij de Coentunnel |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Coentunnel uren dicht door storing» en «Extra bergingsvoertuigen op A10 tegen files?1 Bent u bekend met de kritiek op het proces rond de aanleg van de Tweede Coentunnel van onder andere EVO, TLN en VNO-NCW?
Ja.
Deelt u de mening dat er wel erg veel storingen en andere filevormende incidenten plaatsvinden rondom de Coentunnel?
Voor wat betreft het aantal incidenten is er een toename geweest na openstelling van de Tweede Coentunnel in mei 2013. Het aantal incidenten is – na getroffen maatregelen in de tijdelijke situatie- terug op het niveau voorafgaand aan de openstelling Tweede Coentunnel (drie tot vijf incidenten per week).
De mening dat er erg veel storingen zijn, deel ik niet. Er hebben zich wel storingen voorgedaan, maar deze zijn incidenteel van aard.
Kunt u deze storingen en overige incidenten verklaren?
De toename van het aantal incidenten was grotendeels te wijten aan een minder overzichtelijk wegbeeld in de tijdelijke situatie na openstelling van het nieuwe deel van de Coentunnel en sluiting voor renovatie van het oude deel van de Coentunnel. Via een aantal maatregelen (aangepaste locatie van signaalgevers, aanpassing van wegmarkering, aanpassing van (tunnel)verlichting) is dit verholpen.
Er zijn twee storingen geweest, waardoor de tunnel moest worden afgesloten. Dit kwam de eerste keer door een doorgebrande lamp en de tweede keer door uitval van een bedieningssysteem.
Kunt u een reactie geven op de kritiek op het proces rond de aanleg van de Tweede Coentunnel van onder andere EVO, TLN en VNO-NCW?
De berichtgeving in diverse media dat de Coentunnel voor openstelling van de combinatie van de nieuwe en het nu in renovatie zijnde deel vier dagen helemaal dicht moet om de aansluiting op het wegennet te maken, heeft de koepelorganisaties verrast. Inmiddels is er contact geweest tussen de genoemde organisaties en Rijkswaterstaat.
De voornaamste zorg van de genoemde organisatie heeft betrekking op een voldoende tijdige kennisgeving van een volledige sluiting bij openstelling. Afgesproken is de organisaties voortdurend te informeren/betrekken bij ontwikkelingen.
Welke afspraken zijn er in het DBFM-contract (Design, Build, Finance, Maintain-contract) met de aannemende combinatie gemaakt om storingen en incidenten te minimaliseren? Wordt aan die contractafspraken voldaan?
Contractueel zijn er normtijden afgesproken waarbinnen een storing of disfunctioneren hersteld moet worden. Overschrijding van deze normtijden leidt tot de oplegging van contractuele boetes. Hierdoor is er een financiële prikkel om de effecten van storingen en incidenten te minimaliseren. Deze contractafspraken worden nageleefd.
Vallen de extra kosten die gemaakt worden voor allerlei additionele maatregelen die genomen zijn sinds de openstelling om de veiligheid en doorstroming te verbeteren, zoals extra bergingsvoertuigen, onder het DBFM-contract? Zo nee, voor wie zijn de kosten van deze maatregelen? Wordt het effect van de maatregelen ook gemeten? Zo ja, hoe wordt dit gemeten en kan er iets gezegd worden over de effectiviteit van deze metingen?
De additionele inzet van bergingsvoertuigen op de ring A10 Amsterdam is een maatregel in het kader van het programma Beter Benutten. Deze maatregel wordt bekostigd uit dit programma en zal in dat kader ook worden geëvalueerd.
De kosten van de overige additionele maatregelen in de tijdelijke situatie (aanpassen markering, aanpassen verlichting en aanpassing signaalgevers) komen ten laste van het projectbudget. Naar hun aard vallen extra kosten voor additionele maatregelen in principe buiten de scope van het DBFM contract.
Klopt het dat verkeer dat van noord naar zuid door de tunnel rijdt en aan de zuidkant van de tunnel naar de A5 toe wil, links moet uitvoegen waardoor vrachtverkeer met weinig snelheid door de helling van de tunnel het overige verkeer ophoudt? Is dit een tijdelijke constructie of is dit een permanente uitvoegstrook?
Ja, het klopt dat bij gesloten wisselbaan in de eindsituatie het verkeer uit de richting Zaandam links moet uitvoegen naar de A5. Na openstelling van de wisselbaan in de eindsituatie wordt het verkeer vanaf Zaandam naar de A5 via de wisselbaan geleid en moet het verkeer rechts uitvoegen naar de A5.
Overigens is de hellingshoek in de bestaande Coentunnel na renovatie gelijk aan die in de oude situatie.
Kunt u een overzicht geven van de ongelukken, verstoringen, files et cetera die zich hebben voorgedaan sinds de openstelling van de nieuwe tunnel?
Het overzicht van het aantal incidenten (ongelukken) is als bijlage toegevoegd.2 De meeste incidenten leiden tot een (korte) afsluiting van de tunnel en daarmee meestal tot (extra) file. Zoals bij vraag 3 aangegeven, zijn er twee storingen geweest.
Files doen zich in de spits daarnaast min of meer dagelijks voor, omdat gedurende de renovatiewerkzaamheden van de bestaande Coentunnel het wegverkeer gebruik maakt van de Tweede Coentunnel. Voor het verkeer vanuit het noorden, richting Amsterdam zijn er twee rijstroken beschikbaar. Deze situatie is gelijk aan de wegcapaciteit van voor de openstelling van de Tweede Coentunnel. Het verkeer richting het noorden, vanuit Amsterdam, heeft er wel één rijstrook bij gekregen wat de doorstroming verbetert. Dat verkeer maakt nu gebruik van drie rijstroken.
Wanneer wordt het DBFM-contract Tweede Coentunnel geëvalueerd? Wanneer wordt de contractvorm DBFM in het algemeen geëvalueerd? Zal deze evaluatie door een extern bureau worden uitgevoerd?
Na openstelling zal er een interne, projectspecifieke evaluatie plaatsvinden. Deze evaluatie is voorzien voor volgend jaar. De DBFM projecten worden gecontracteerd op basis van een Standaard Rijksbrede DBFM modelovereenkomst. Deze modelovereenkomst wordt periodiek geëvalueerd en (indien nodig) herzien. Inmiddels wordt gewerkt met versie 4.0 van de standaard.
Het bericht ‘Zeker 28 illegalen op top 600-lijst’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zeker 28 illegalen op top 600-lijst»?1 Heeft u eveneens kennisgenomen van de in dit bericht genoemde brief van de burgemeester van Amsterdam aan de gemeenteraad van Amsterdam waarin hij dit vermeldde?
Ja, van beide heb ik kennisgenomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Amsterdamse Top 600-groep ook uit illegale en criminele vreemdelingen bestaat die niet in Nederland mogen verblijven?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Van de 28 illegale criminele vreemdelingen is het vermoedelijke herkomstland door de gemeente Amsterdam vastgesteld. Dertien zijn afkomstig uit EU-landen, acht uit Algerije, drie uit Suriname, twee uit Sierra Leone, een uit Iran en een uit Tunesië.
In hoeverre zijn de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Vreemdelingenpolitie betrokken bij het bepalen van een plan van aanpak voor deze personen? Ziet u redenen en mogelijkheden teneinde de inzet van deze partijen te intensiveren?
Sinds medio 2013 is er een speciaal casusoverleg voor de vreemdelingen binnen de Amsterdamse Top600. Hierin participeren de DT&V, de VP, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en experts van het programmabureau Top600. Per vreemdeling wordt bekeken welke inspanningen gezamenlijk kunnen worden geleverd om terugkeer naar het herkomstland te realiseren.
De DT&V levert maximale inspanning om criminele vreemdelingen te laten terugkeren naar hun land van herkomst. Een vreemdeling komt al voor het einde van de strafdetentie in beeld bij de DT&V. De DT&V gaat dan in gesprek met de vreemdeling om hem ervan te overtuigen dat zijn toekomst niet in Nederland ligt en om hem te bewegen tot terugkeer. Zodra duidelijk wordt dat de vreemdeling niet zelfstandig zal terugkeren, wordt ingezet op gedwongen terugkeer direct in aansluiting op het straftraject.
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 aangeef, is begin dit jaar een nieuw proces vastgelegd om de terugkeer van criminele vreemdelingen te bevorderen.
Er is daarom nu geen reden om de inzet van de betrokken organisaties verder te intensiveren.
Deelt u de mening dat gemeenten op de hoogte dienen moeten zijn wanneer illegale vreemdelingen in een VRIS-traject (Vreemdelingen in Strafrechtketen) zitten? Zo ja, hoe kunt u zorgen dat die informatie-uitwisseling tot stand komt? Zo nee, waarom niet?
De (keten)partners die betrokken zijn bij de terugkeer van criminele vreemdelingen bespreken in de lokale terugkeeroverleggen (LTO’s) individuele zaken. Aan die bijeenkomsten nemen alle bij de dossiers betrokken partners deel, waaronder vaak ook gemeenten. Waar nodig zijn gemeenten dus op de hoogte van de detentie en de vertrekplicht van criminele vreemdelingen.
Top600-zaken worden in het speciale Top600 casusoverleg besproken (zie antwoord 3).
Bent u bekend met de signalen dat in de praktijk de overgang van strafdetentie naar vreemdelingenbewaring niet altijd soepel verloopt? Welke inspanningen heeft u verricht en kunt u nog verrichten teneinde dit te verbeteren?
Alle betrokken ketenpartners hebben in 2013 gewerkt aan het zo precies mogelijk in kaart brengen van verbeterpunten in het proces van de overdracht van de vreemdeling vanuit strafdetentie naar vreemdelingenbewaring. Dat heeft geresulteerd in een nieuw proces dat is vastgelegd in een landelijk VRIS-protocol dat op 24 januari 2014 is gepubliceerd.
Vreemdelingen die preventief in hechtenis zijn genomen worden nu ook door de DT&V benaderd voor terugkeer naar het herkomstland. Op die manier wordt maximaal gebruik gemaakt van de tijd die een vreemdeling in strafdetentie doorbrengt en is de kans op een succesvolle afronding van het terugkeerproces groter.
Hoe draagt u er zorg voor dat criminele, illegale vreemdelingen zoveel mogelijk aansluitend aan de gevangenisstraf worden uitgezet? Ziet u mogelijkheden dit nog te intensiveren? Worden deze criminele vreemdelingen ongewenst verklaard? Zo nee, waarom niet?
Er wordt door de ketenpartners maximaal ingezet op het vertrek van criminele illegale vreemdelingen. Zoals ook staat beschreven in antwoorden drie en vijf, zet de DT&V direct na de strafrechtelijke detentie, of in periode van preventieve hechtenis, het terugkeerproces in gang. Criminele vreemdelingen krijgen zo mogelijk altijd een inreisverbod of worden ongewenst verklaard.
De regeling Strafonderbreking maakt het aantrekkelijker voor vreemdelingen in strafdetentie om mee te werken aan terugkeer.2 Deze regeling stimuleert terugkeer naar het land van herkomst doordat vreemdelingen strafkorting kunnen krijgen als zij vertrekken. Bij hernieuwd aantreffen in Nederland moet de resterende straf alsnog uitgezeten worden.
Klopt het dat illegalen die niet aansluitend aan hun celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring gesteld kunnen worden doorgaans zonder toezicht of bepaalde voorwaarden de straat op worden gestuurd? Welke mogelijkheden bestaan er teneinde illegale vreemdelingen een vorm van toezicht of bepaalde voorwaarden op te leggen?
Criminele illegale vreemdelingen die niet aansluitend aan hun celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring gesteld kunnen worden zijn verplicht Nederland te verlaten. Voor criminele illegale vreemdelingen gelden al specifieke eisen als gevolg van het opgelegde inreisverbod of de ongewenstverklaring. Zij moeten Nederland onmiddellijk aansluitend aan de celstraf verlaten. Doen zij dat niet dan zijn zij strafbaar en riskeren zij een gevangenisstraf op grond van artikel 197 Wetboek van strafrecht.
Toezichtmaatregelen met het oog op uitzetting worden al ingezet wanneer een vreemdeling niet direct aansluitend aan de celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring genomen kan worden. Voorbeelden hiervan zijn dat de vreemdeling zich dagelijks of wekelijks bij de politie moet melden; dat hem een borgsom wordt opgelegd die hij terugkrijgt als hij Nederland daadwerkelijk verlaat; dat zijn documenten (indien voorhanden) worden ingenomen of dat hij wordt verplicht om de grenzen van een gemeente niet te verlaten.
Per vreemdeling wordt beoordeeld welke maatregel, of combinatie van maatregelen, het meest effectief is.
Deelt u de mening dat juist vanwege het feit dat criminele illegalen Nederland moeten verlaten, daardoor niet in aanmerking komen voor allerlei detentie nazorgprogramma’s en een grote kans maken te recidiveren, er extra mogelijkheden in het leven geroepen zouden moeten worden teneinde voorwaarden en toezicht aan deze groep op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zou het mogelijk zijn bij een veroordeling tot een celstraf ook een extra toezichtsmaatregel op te leggen, die ingaat op het moment dat de vreemdeling na zijn detentie niet wordt uitgezet of in vreemdelingenbewaring wordt gesteld en afloopt op het moment dat de vreemdeling Nederland aantoonbaar heeft verlaten? Zo ja, hoe kan dit mogelijk gemaakt worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Rijk koopt XPocalypse af via extra support van Microsoft’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Rijk koopt XPocalypse af via extra support van Microsoft»?1
Ja.
Is het waar, dat de Nederlandse rijksoverheid een miljoenencontract heeft gesloten met Microsoft waarmee voor het hele jaar custom support op Windows XP-machines is gegarandeerd? Zo ja, welk bedrag is daarmee gemoeid?
Om de continuïteit te waarborgen, is er recent rijksbreed een overeenkomst gesloten met Microsoft genaamd een Custom Support Agreement (CSA). Deze is in goed overleg tot stand gekomen en geldt tot 8 april 2015. Met dit contract wordt geborgd dat plekken binnen de rijksoverheid waar Windows XP machines nog aanwezig zijn voorzien blijven van de benodigde updates. Het is een maatwerk contract waarmee niet alleen ondersteuning voor Windows XP is verzekerd, maar ook Office 2003 en Exchange 2003. Als leverancier van Windows XP is Microsoft advies gevraagd met betrekking tot de migratie van XP naar een ander besturingssysteem. Het totaal bedrag voor dit maatwerk contract is 2.480.000 Euro, exclusief BTW. Ook andere overheden hebben inmiddels een contract afgesloten met Microsoft.
Voldoet de rijksoverheid aan de adviezen van de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) over de migratie van Windows XP? Zo nee, waarom niet?
De rijksoverheid voldoet aan de adviezen van de IBD. De IBD heeft op 30 oktober 2013 het advies van het NCSC opgenomen op haar website2. Verreweg de meeste werkplekken zijn inmiddels gemigreerd en het migreren van de overige werkplekken heeft de hoogste prioriteit. Naar verwachting is de migratie begin 2015 afgerond.
Is het waar, dat een van de eisen van Microsoft is dat gedurende het contract wordt gemigreerd naar Windows 7 of Windows 8?
Dat is onjuist. Die eis is niet door Microsoft gesteld.
Waarom vallen gemeenten niet onder het contract van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met Microsoft?
Autonome overheidsorganisaties, zoals de gemeenten, zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij passend invulling geven aan hun ICT- beleid, alsook voor afspraken die zij maken met leveranciers van hun soft- en hardware.
Het afsluiten van een Custom Support Agreement (CSA) betreft onderhoud op reeds afgenomen licenties voor Microsoftproducten, waarvoor de licentiehouder, zoals het rijk, of een gemeente, een contract kan afsluiten met Microsoft.
Welke maatregelen neemt de regering om te voorkomen dat de rijksoverheid te zeer afhankelijk is van een softwareleverancier als Microsoft?
Door middel van zorgvuldige openbare aanbestedingen wordt iedere leverancier de mogelijkheid geboden om in te schrijven op basis van de geformuleerde vraag. Bij de selectie wordt scherp gelet op de bedrijfseconomische aspecten. Dan is het niet uit te sluiten dat voor bepaalde producten de keuze valt op dezelfde softwareleverancier.
Onnodige medische keuringen door CBR bij mensen met stabiele aandoeningen |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de tv-uitzending waarin naar voren komt dat mensen met een stabiele chronische aandoening onnodig worden geconfronteerd met verplichte periodieke keuringen?1
Mijn inzet ten aanzien van medische keuringen is om te komen tot een duidelijk, snel en transparant systeem van waarbij de burger niet onnodig wordt belast en geen strengere eisen worden gesteld dan nodig is voor de verkeersveiligheid van henzelf en medeweggebruikers. De inzet van mij samen met het CBR is er juist op gericht om mensen zo lang mogelijk verantwoord mobiel te laten zijn en zo lang mogelijk hun rijbewijs te laten behouden. Hiervoor kunnen medische keuringen en in bepaalde gevallen ook rijtesten nodig zijn.
In de uitzending kwamen twee casus aan bod: epilepsie in combinatie met een behandeld hersentumor en een casus betreffende een aangeboren afwijking waardoor er sprake is van functiebeperking van de arm (Erbse parese).
Voor zowel epilepsie als hersentumoren gelden er beperkingen aan het rijbewijs vanwege de verhoogde risico’s voor de verkeersveiligheid. Ten aanzien van epilepsie heeft de Gezondheidsraad dit in haar advisering van anderhalf jaar geleden nog eens bekrachtigd. Bij hersentumoren kan de situatie overigens klinisch stabiel zijn, maar kan de tumor op termijn weer problemen veroorzaken. Een rijbewijskeuring is dan ook nodig om te bepalen in hoeverre iemand (nog steeds) geschikt is voor het rijbewijs.
Bij Erbse parese is sprake van een stabiele aandoening, waarbij ik in de Regeling eisen geschiktheid 2000 geen periodieke herkeuring voorschrijf. Alleen bij de eerste aanvraag van het rijbewijs heeft het CBR nadere medische informatie nodig om te beslissen over de rijgeschiktheid. Dit kan in bepaalde gevallen op basis van medische informatie van de eigen arts of op basis van een rijbewijskeuring en/of rijtest. Op grond hiervan kunnen auto-aanpassingen worden gerealiseerd waardoor iemand dan toch rijgeschikt is.
Het CBR heeft telefonisch contact opgenomen met deze persoon met Erbse parese uit de uitzending van Radar en toegelicht dat voor deze aandoening geen periodieke herkeuring nodig is.
Deelt u het in de uitzending naar voren komend gevoel dat overbodige keuringen niet alleen tot onnodige kosten leiden, maar ook erg vernederend overkomen op mensen met een stabiele chronische aandoening?
In geval van stabiele aandoeningen ben ik het helemaal met u eens. Echter, wanneer er sprake is van een niet stabiele aandoening dan is een periodieke herkeuring noodzakelijk.
Kunt u een duidelijk overzicht geven van wanneer mensen nu wel en wanneer geen keuring moeten ondergaan wanneer ze een (stabiele) chronische aandoening hebben?
Een periodieke herkeuring wordt niet voorgeschreven bij bepaalde stabiele aandoeningen zoals; een lui oog, doofheid, astma, goed behandelde bloeddruk, restloos hartinfarct, geopereerde aangeboren hartafwijkingen zonder klachten en amputaties.
Bij progressieve ziekten zoals Parkinson, MS en Alzheimer geldt er altijd een termijnbeperking, evenals voor diabetes, slaapapneu en chronische nierziekten.
Tenslotte wordt er in bepaalde gevallen een termijnbeperking opgelegd afhankelijk van de gezondheidstoestand van de gekeurde zoals bij ADHD, autisme en oogaandoeningen.
Deelt u de mening dat er nog steeds veel onduidelijkheid bestaat over de keuringen bij het centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)? Zo ja, bent u bereid om de informatievoorziening hierover te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid mij in te zetten voor het verbeteren van informatievoorziening rond rijbewijskeuringen. Ik ga hiervoor dit jaar rond de tafel met verschillende partijen zoals zorgverleners, artsen, patiëntenorganisaties, verkeersveiligheidsorganisaties gemeenten en het CBR. Van belang is dat deze partijen en rijbewijsaanvragers bekend zijn met wat te doen bij het verkrijgen en/of verlengen van het rijbewijs indien er sprake is van medische rijgeschiktheidsvraagstukken. Zo wordt voorkomen dat rijbewijsaanvragers een verklaring van geschiktheid aanvragen of een keuring ondergaan terwijl dat niet nodig is.
Bent u bereid om er voor te zorgen dat in de loop van dit jaar alle keuringen voor mensen met een stabiele chronische aandoening voorgoed komen te vervallen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb toegelicht geldt er voor stabiele chronische aandoeningen geen periodieke herkeuringseis.
Twee ziektebeelden hebben mijn aandacht daar waar het gaat om periodieke herkeuringseis voor het rijbewijs. Zo buigt de Gezondheidsraad zich momenteel over termijnbeperkingen ten aanzien van neurologische aandoeningen. Mogelijk is hier sprake van onnodige keuringen. Na advies van de Gezondheidsraad zal ik zo nodig de wet- en regelgeving aanpassen. Daarnaast werkt de Europese commissie momenteel aan een voorstel voor nieuwe normen op het terrein van hartaandoeningen, mogelijk zal dit uiteindelijk leiden tot een ander keuringsregime bij hartaandoeningen.
Het bericht ‘Twee onnodige doden door ruzie cardiochirurgen Den Haag’ |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twee onnodige doden door ruzie cardiochirurgen Den Haag»?1
Ja.
Kloppen de genoemde feiten in dit artikel, waaronder de stelling dat er twee vermijdbare doden zijn gevallen door geruzie van twee cardiologen?
In grote lijnen kloppen de feiten in het artikel met het bericht van het HagaZiekenhuis naar aanleiding van de resultaten van genoemd extern onderzoek. Het bericht van het HagaZiekenhuis is te vinden op internet.2
Wat vindt u van het bericht en van de conclusie dat in de periode 2007–2012 van de 5.370 behandelde patiënten, twee patiënten, 1% van het totaal aantal overleden patiënten, aanwijsbaar zijn overleden door onenigheid tussen de cardiologen?
Ik vind het uiterst treurig dat er twee patiënten in het HagaZiekenhuis zijn overleden terwijl dit voorkomen had kunnen worden. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg en de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis heeft naar aanleiding van de signalen over samenwerkingsproblematiek binnen de maatschap Cardiochirurgie de opdracht gegeven voor het externe onderzoek waarvan de resultaten nu bekend zijn.
Zijn hiermee de relatief hoge sterftecijfers op de betreffende afdeling afdoende verklaard? Zo nee, welk deel van de hoge sterftecijfers is nog niet verklaard en welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag?
Op de site van de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT) staan de landelijke uitkomsten van de registratie van de sterfte over de drie grootste zorggroepen over de periode 2007–2011. Daarnaast publiceert de NVT op de site de uitkomsten van de sterfte over de drie grootste zorggroepen per centrum in de periode 2010–2012. Uit dat laatste overzicht blijkt dat de sterfte in het HagaZiekenhuis ten aanzien van alle drie de zorggroepen niet afwijkt van het Nederlandse gemiddelde. Ik verwijs u hiervoor naar www.nvtnet.nl.
Zijn er mensen die niet zijn overleden, maar wel op een andere manier schade hebben ondervonden als gevolg van de onenigheid? Bijvoorbeeld als gevolg van een ernstig incident of calamiteit? Kunt u hierover meer informatie geven?
Zorginstellingen zijn wettelijk verplicht om calamiteiten te melden bij de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), zo ook het HagaZiekenhuis. De IGZ heeft gedurende het door het ziekenhuis gestarte onafhankelijke onderzoek naar samenwerkingsprobleem binnen de vakgroep cardiochirurgie alsmede in het daarop volgende verbetertraject, haar toezicht geïntensiveerd. Uit het onderzoek zijn twee calamiteiten naar voren gekomen die beide gemeld zijn bij de IGZ. De IGZ is van oordeel dat naar aanleiding van het gebeurde en de calamiteitenmeldingen, de door het ziekenhuis getroffen verbetermaatregelen voldoende zijn.
Zijn de twee cardiologen nog steeds werkzaam binnen de maatschap Cardiologie van het Hagaziekenhuis?
Nee. De twee betrokken cardiochirurgen zijn niet meer werkzaam in het HagaZiekenhuis.
Wat vindt u van het besluit van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om de zaak te laten rusten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Wat is de reden dat er geen tuchtzaak wordt aangespannen tegen de cardiologen? Bent u het ermee eens dat de IGZ geen tuchtzaak start?
De IGZ heeft besloten om de zaak niet voor te leggen aan de tuchtrechter omdat zij van oordeel is dat er geen sprake is van verwijtbaar individueel handelen.
Kunt u inzicht geven in de tijd die zat tussen de eerste (interne) signalen die duidden op een conflict binnen de maatschap, de melding bij de IGZ en het stilleggen van de afdeling? Zo nee, bent u dan bereid hier navraag naar te doen?
De Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis heeft naar aanleiding van signalen over samenwerkingsproblematiek binnen de maatschap Cardiochirurgie in februari 2012 opdracht gegeven voor extern onderzoek. Uit dit onderzoek rees het vermoeden dat de resultaten van het HagaZiekenhuis over de periode 2007–2010 in negatieve zin afweken van het landelijk gemiddelde. De Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis heeft aangegeven dat zij, op het moment dat zij hiervan op de hoogte was, verbetermaatregelen heeft getroffen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGZ is in september 2012 door de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis geïnformeerd over de uitkomsten van het door het HagaZiekenhuis ingestelde onderzoek. Op 27 maart 2013 is het operatieprogramma tijdelijk stilgelegd. Directe aanleiding was een melding door de leiding van het hartcentrum dat bij de opstart van een operatieprocedure van een patiënt met een hoog risicoprofiel niet volgens afspraak via het protocol is gehandeld.
HIV zelftests |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het rapport «SOA-testen, zelf doen of laten (doen)»?1
Ja.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat steeds meer zelftests in de thuisomgeving beschikbaar zijn?
Het online bestellen van zelftesten is een mogelijkheid waar steeds meer mensen gebruik van zullen gaan maken. Als we op een slimme manier inspelen op deze ontwikkelingen, zijn er ook volop kansen voor het vergroten van de zelfredzaamheid. Maar dan moeten mensen wel weten wat ze kopen. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd om advies over de kwaliteit van health checks. Het advies verwacht ik eind dit jaar. Hoewel dit advies meer gaat over screeningsdiensten en niet zozeer over de testen die in de thuissituatie uitgevoerd worden, is voor alle soorten screening van belang dat burgers zich bewust zijn van de voor- en nadelen.
Online verkrijgbare zelftesten voldoen vaak niet aan de eisen van de richtlijn en het Besluit in-vitro diagnostica of hebben geen of een onjuiste CE-markering. Deze testen zijn daarom mogelijk niet betrouwbaar en er is dan een grotere kans op vals-positieve of vals-negatieve uitslagen. Hierin zit een potentieel risico voor de individuele gezondheid en de volksgezondheid. Het advies vanuit het Ministerie van VWS is dan ook om bij (ernstige) klachten of het vermoeden van een SOA of HIV dit bij voorkeur door een huisarts of GGD te laten testen, zij gebruiken alleen goedgekeurde testen. Een zorgverlener kan ook beter inschatten of er sprake is van een verkeerde uitslag, afgaande op de klachten die iemand heeft en de aanleiding om te testen. Daarnaast kan een zorgverlener gelijk behandelen of doorverwijzen. Op Rijksoverheid.nl adviseren het Ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg consumenten om bij de aanschaf van een zelftest op te letten of de test tenminste aan de wettelijke eisen voldoet door te controleren of een zelftest een CE-markering met viercijferige code heeft, een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing en een vermelding dat de test voor thuisgebruik bestemd is («zelftest»).
Hoe oordeelt u over de conclusie van dit onderzoek, namelijk dat het momenteel voor mensen onvoldoende duidelijk is welke zelftests betrouwbaar zijn en welke niet? Deelt u de mening dat het een bedreiging voor de volksgezondheid is wanneer tests met een hoge kans op een false-negative uitslag vrij beschikbaar zijn? Deelt u de mening dat het een bedreiging voor overdiagnose en overbehandeling is wanneer tests met een hoge kans op een false-positive uitslag op de markt komen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de kwaliteitsnormen van zelftests aan te scherpen, alsook onderzoek te doen naar de mogelijkheden en beperkingen van dit soort tests?
Zelftesten moeten extra gecontroleerd worden op de bruikbaarheid en begrijpelijkheid van de bijgevoegde informatie voor leken door een zogenaamde «aangemelde instantie» voordat deze op de markt worden toegelaten. Hoog-risico testen (in-vitro diagnostica (IVD’s, lijst A en lijst B)), zoals HIV-testen, doorlopen de strengste beoordelingsprocedure voor testen. Deze testen worden ook door een Aangemelde Instantie beoordeeld. De producten die een CE-markering hebben voldoen aan de wettelijke (strenge) eisen.
Volgens de kanalisatieregeling in het Besluit in-vitro diagnostica mogen in Nederland bepaalde testen waarbij de uitslag grote gevolgen heeft voor de gezondheid, zoals een HIV-test, alleen door een arts of een apotheker worden afgeleverd aan eindgebruikers.
De Europese Commissie heeft in oktober 2012 een nieuw voorstel gedaan voor een Verordening voor in-vitro diagnostica. Hierover wordt momenteel onderhandeld in Brussel. De toekomstige Verordening voor de markttoelating van IVD’s zal nog verdergaande eisen gaan stellen, welke ook van toepassing zullen zijn op de zelftests. Ik zal in deze onderhandelingen en breder in werkgroepen van de Europese Commissie specifiek aandacht vragen voor de problematiek rond de (online) zelftests.
In hoeverre houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zich momenteel bezig met publieke gezondheid en de kwaliteit van zelftests? Indien de inspectie zich hiermee niet bezighoudt, wie houdt dan adequaat toezicht op de kwaliteit van deze tests? Hoe is het toezicht geregeld op tests die momenteel via het internet in het buitenland kunnen worden besteld? Gelden hiervoor dezelfde criteria als zelftests die in Nederland verkocht worden?
De inspectie besteedt in haar toezicht aandacht aan zelftesten op basis van de nu geldende Europese regels. De inspectie heeft in het verleden meermaals aanbieders van zelftesten die in Nederland gevestigd zijn aangepakt. Er zijn bijvoorbeeld aan verschillende bedrijven waarschuwingen gegeven, al dan niet na een inspectiebezoek. De inspectie heeft aangegeven in haar toezicht scherp te blijven op zelftesten. Daarbij richt zij zich in het bijzonder op illegale zelftesten en hoogrisico-zelftesten waaronder HIV-zelftesten.
Omdat veel aanbieders van de zelftesten buiten Europa zijn gevestigd is het moeilijk aanbieders aan te spreken en dus is het lastig te handhaven. Mede daarom is in overleg tussen VWS en IGZ extra informatie geplaatst op Rijksoverheid.nl om burgers te wijzen op de risico’s van zelftesten en advies te geven zelf waakzaam te zijn bij het aanschaffen van zelftests via internet.
Met de nieuwe Verordeningen verwachten wij dat er binnen de EU meer samenwerking zal komen tussen de inspecties van de verschillende lidstaten. Het probleem zal ook dan echter blijven dat de internethandel van buiten de EU moeilijk te controleren is en dat kwaadwillenden makkelijk nieuwe websites kunnen opzetten.
Hoe staat het met de implementatie van de multidisciplinaire richtlijn preventief medisch onderzoek en hoe staat het met de ontwikkeling van een keurmerk waarin tegemoet wordt gekomen aan de eisen die worden gesteld in deze richtlijn? Zal het keurmerk, verbonden aan deze multidisciplinaire richtlijn, zich richten op de aanbieder van de zelftest of op de zelftests zelf? Bent u bereid om over de implementatie van deze richtlijn in overleg te treden met SOA/AIDS Nederland?
De Multidisciplinaire Richtlijn Preventief Medisch Onderzoek is in juni 2013 vastgesteld en wordt momenteel geïmplementeerd door de KNMG. Deze richtlijn biedt een kader voor preventief medisch onderzoek waar regelgeving tot dan toe ontbrak. Dat geldt niet voor zelftesten. Die zijn, zoals ik hierboven heb toegelicht, gereguleerd met het Besluit in vitro-diagnostica. Maar de Multidisciplinaire Richtlijn Preventief Medisch Onderzoek is ook bedoeld om aanbieders te stimuleren betere informatie te geven en voor consumenten om een geïnformeerde keuze te maken voor screening. In die zin verwacht ik dat de richtlijn ook een kwaliteitsimpuls kan zijn voor de aanbieders van zelftesten.
Deelt u de mening dat een keurmerk voor zelftests noodzakelijk is om burgers te informeren over de kwaliteit van de aangeboden zelftests? Hoe zal duidelijk en in begrijpelijke taal worden gecommuniceerd over de kwaliteit en gebreken van zelftests en welke rol ziet u hier voor het keurmerk?
Zoals gezegd voldoen online zelftests vaak niet aan de eisen van de wetgeving en hebben ze géén CE-markering. Los van het feit dat ik geen voorstander ben van separate keurmerken en Nederland in Europa geen apart keurmerk kan instellen vanwege de interne Europese markt, heeft een keurmerk in deze situatie überhaupt geen toegevoegde waarde zolang de tests nog niet eens voldoen aan de huidige regelgeving (CE-markering). Het advies is dus ook aan consumenten om er vooral op te letten of een zelftest een CE-markering heeft, een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing en de vermelding dat de test bestemd is voor thuisgebruik. Dan voldoet de test tenminste aan de veiligheids- en kwaliteitseisen uit de wetgeving. Uiteraard blijft daarnaast het advies vanuit het Ministerie van VWS om bij (ernstige) klachten of het vermoeden van een SOA of HIV een test door een huisarts of een GGD te laten doen.
Het bericht dat een deel van de Nederlandse jihadstrijders in Syrië studiefinanciering ontvangt |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Studiefinanciering voor jihadstrijders»1, waarin de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) aangeeft signalen te hebben ontvangen dat een deel van de Nederlandse jihadstrijders in Syrië studiefinanciering ontvangt?
Ja.
Deelt u de mening dat studiefinanciering nooit een instrument kan zijn om jonge jihadisten die zich in naam van de islam overgeven aan geweld en terreur tegen onder meer christenen, financieel te ondersteunen?
Recent is gebleken dat enkele uitgereisde jihadstrijders studiefinanciering ontvingen. Studiefinanciering heeft tot doel jonge mensen die het talent en de motivatie daartoe bezitten financieel in staat te stellen een studie te volgen. Echter, daar het hier om personen gaat die aansluiting zoeken en vinden bij aan Al-Qa’ida gelieerde strijdgroepen in bijvoorbeeld Syrië, komen de doel- en rechtmatigheid van het gebruik van studiefinanciering in het geding. Wanneer dergelijke concrete gevallen zich voordoen, wordt studiefinanciering daarom direct stopgezet. Ook eventuele sociale uitkeringen van uitgereisde jihadstrijders worden direct stopgezet. Het is niet ondenkbaar dat zich in de toekomst meer gevallen gaan voordoen. Samen met mijn collega van Veiligheid en Justitie zet ik mij daarom blijvend in om studiefinanciering in voornoemde gevallen snel stop te zetten.
In het belang van de effectiviteit van de aanpak doe ik geen mededelingen over concrete gevallen. Wel kan ik melden dat daar waar studiefinanciering aan de orde was, deze inmiddels is stopgezet.
Bent u bereid om met spoed, eventueel per algemene maatregel van bestuur, een maatregel om de studiefinanciering stop te zetten, toe te voegen aan reeds in gang gezette maatregelen, zoals als het laten vervallen van paspoorten en het bevriezen van financiële tegoeden van deze jihadstrijders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Jihadsteden in Nederland |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «5.000 Nederlanders jagen op jihadisten»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de steden Almere, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Delft, Arnhem, Zoetermeer, Gouda en Zeist behoren tot de zogenaamde jihadsteden? Zo nee, om welke steden gaat het dan wel?
Er zijn minder dan 10 gemeenten geprioriteerd vanwege de aantallen jihadgangers en radicaliserenden.
Aangezien het aan de betrokken gemeenten zelf is om wel of niet te communiceren over deze kwestie, doe ik hierover geen mededelingen.
Begrijpt u dat het vervallen laten verklaren van het Nederlandse paspoort van een jihadist weinig zin heeft als de betreffende persoon een dubbele nationaliteit heeft en dus ook over een ander paspoort kan beschikken? Zo ja, op welke wijze wordt dit gegeven meegenomen in het antiterrorismebeleid?
In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van personen uitgaat te verminderen. Per geval worden de verschillende mogelijke maatregelen afgewogen en besloten tot de meest adequate aanpak. Dit brengt ook met zich dat in het ene geval een paspoortmaatregel wel toereikend is en in een ander geval niet.
Kunt u aangeven of er zicht is op welke nationaliteit(en) de «enkele honderden aanhangers van de jihad» in Nederland hebben?
Een meerderheid van de bedoelde personen beschikt naast de Nederlandse nationaliteit ook over een tweede nationaliteit. Het gaat hierbij vooral om de Marokkaanse en Turkse nationaliteit.
Deelt u de visie dat een structurele oplossing voor deze groeiende islam-problematiek samen dient te hangen met uitzetting van jihadisten, in geval van een dubbele nationaliteit na denaturalisatie? Zo nee, waarom niet?
Nee, het uitzetten van personen is geen structurele oplossing. De aanpak van jihadisten kenmerkt zich door intensieve samenwerking tussen lokale en landelijke partijen met het doel een of meerdere maatregelen in te zetten daar waar deze het meest effect hebben, zodat de dreiging die van deze personen uitgaat zo veel mogelijk worden tegengegaan. Zoals ook bij antwoord 3 aangegeven, wordt in essentie in elk individueel geval de beste aanpak vormgegeven met als doel de dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen.
Studiefinanciering voor jihadstrijders |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Studiefinanciering voor jihadstrijders»?1
Ja.
Klopt het dat er jihadstrijders zijn die studiefinanciering ontvangen? Zo ja, om hoeveel jihadisten gaat het en wat is het totaalbedrag dat zij ontvangen aan studiefinanciering?
Recent is gebleken dat enkele uitgereisde jihadstrijders studiefinanciering ontvingen. Er bestaat ernstige twijfel over de doel- en rechtmatigheid van het gebruik van deze studiefinanciering. Vooral omdat het hier om personen gaat die aansluiting zoeken en vinden bij aan Al-Qa’ida gelieerde strijdgroepen in bijvoorbeeld Syrië. Wanneer dergelijke concrete gevallen zich voordoen, wordt studiefinanciering daarom direct stopgezet. Ook eventuele sociale uitkeringen van uitgereisde jihadstrijders worden direct stopgezet. Het is niet ondenkbaar dat zich in de toekomst meer gevallen gaan voordoen. De overheid zet zich daarom blijvend in om studiefinanciering en sociale uitkeringen in voornoemde gevallen snel stop te zetten.
In het belang van de effectiviteit van de aanpak doe ik geen mededelingen over concrete gevallen. Wel kan ik melden dat de studiefinanciering van alle gekende uitgereisde Nederlandse jihadstrijders inmiddels is stopgezet en dat de sociale uitkeringen in enkele tientallen gevallen zijn stopgezet.
Deelt u de visie dat alle studiefinanciering, toeslagen en uitkeringen die jihadisten ontvangen moeten worden stopgezet? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen die dit permanent mogelijk maken en niet slechts tijdelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Is het bekend of er jihadisten zijn die studies volgen waar, eventueel ook op lange termijn, op een gevaarlijke wijze misbruik van kan worden gemaakt, zoals scheikundige studies? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er om dit gevaar tegen te gaan? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Het rapport van de Inspectie van het Onderwijs inzake de kwaliteit van schoolleiders |
|
Karin Straus (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van de Onderwijsinspectie inzake de kwaliteit van schoolleiders in het basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Onderwijsinspectie dat schoolleiders niet voldoen aan de door de eigen beroepsgroep opgestelde competenties?
Het beheersen en integraal kunnen inzetten van de competenties is belangrijk voor goed schoolleiderschap en daarmee ook voor goed onderwijs aan leerlingen. Het is goed dat er een uitdagende kwaliteitsnorm is, die door de beroepsgroep zelf is opgesteld. De Onderwijsinspectie toont in haar onderzoek aan dat schoolleiders over het algemeen naar behoren functioneren, maar dat er ruimte is voor verbetering. De schoolleiders in het funderend onderwijs hebben de afgelopen periode laten zien dat ze deze uitdaging oppakken door te werken aan hun eigen bekwaamheid. Dit sluit aan bij mijn beleid om de kwaliteit van schoolleiders te verbeteren. Ik zie daarbij een belangrijke rol voor het schoolleidersregister. Dit is een instrument waarmee de kwaliteit van schoolleiders zichtbaar gemaakt wordt en de verdere verbetering daarvan gestimuleerd wordt door eisen te stellen aan bevoegdheid, bekwaamheidsonderhoud en beroepshouding.
Wat zegt deze conclusie over de opleiding die docenten kunnen volgen voordat zij in een leidinggevende functie in het onderwijs aan het werk gaan of die zij kunnen volgen nadat zij in een leidinggevende functie zijn aangesteld?
Deze conclusie onderstreept het belang dat alle schoolleiders de basiscompetenties beheersen en integraal kunnen inzetten. Dit begint bij een goede opleiding en bij praktijkbegeleiding van startende schoolleiders. Op dit moment wordt in het primair- en het voortgezet onderwijs door de stichting schoolleidersregister PO en de VO-academie bekeken welke schoolleidersopleidingen in voldoende mate voldoen aan de beroepsstandaard (en dus aan de competenties waar de inspectie naar heeft gekeken).
Is het volgen van een dergelijke opleiding een voorwaarde om voor de positie van schoolleider in aanmerking te komen? Zo nee, in hoeverre zou dit wel wenselijk zijn?
Een afgeronde schoolleidersopleiding die in voldoende mate voldoet aan de beroepsstandaard is in het primair onderwijs een voorwaarde voor registratie in het schoolleidersregister PO. Schoolleiders mogen overigens ook via een assessment of een EVC traject (Erkenning Verworven Competenties) laten zien dat ze over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken.
Met de VO-raad is afgesproken dat in 2013 alle beginnende schoolleiders zijn gestart met een basisopleiding. In de sectorakkoorden waarover ik in gesprek ben met de PO-Raad en de VO-raad wil ik afspraken maken over verdere professionalisering van schoolleiders.
Wat is het aanbod van opleidingen voor aankomend schoolleiders? In hoeverre is dit aanbod voldoende, zowel in kwalitatieve zin als in kwantitatieve zin?
Er zijn verschillende opleidingen en aanbieders voor (aankomend) schoolleiders. Een overzicht van dit aanbod, inclusief waardering is te vinden op http://www.schoolleidersregisterpo.nl/registreren/opleidingen/ en op www.vo-academie.nl . Ik heb geen signalen ontvangen dat dit aanbod ontoereikend zou zijn in kwantitatieve of kwalitatieve zin. Van het beoordelen van de opleidingen op het voldoen aan de beroepsstandaard gaat een sturende werking uit op de opleidingen.
Bent u het er mee eens dat een schoolleider een groot effect kan hebben op de kwaliteit van het onderwijs dat onder zijn of haar leiding wordt gegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het inspectieonderzoek toont aan dat de kwaliteit van schoolleiders samenhangt met de kwaliteit van lessen. Verbetering van de kwaliteit van schoolleiders is dus niet alleen zinvol voor schoolleiders zelf, maar heeft ook een positieve uitwerking op de kwaliteit van het onderwijs.
Welke stappen gaat u zetten om de kwaliteit van schoolleiders te verbeteren?
Dit kabinet investeert in de kwaliteit van schoolleiders en stelt sinds 2012 extra geld beschikbaar voor professionalisering van schoolleiders. Dit is jaarlijks ca. € 44 mln. voor het primair onderwijs (inclusief het speciaal onderwijs) en ca. € 28 mln. voor het voortgezet onderwijs.
Onderdelen van het beleid gericht op verdere professionalisering van schoolleiders zijn:
De inspectie is positief over deze ontwikkelingen, maar geeft aan dat het nog te vroeg is om de effectiviteit daarvan vast te stellen. Uw Kamer heb ik eind vorig jaar geïnformeerd over de stand van zaken bij brief met kenmerk: TK 33 750 VIII, nr. 13.
Hoe ziet de ondersteuning om van scholen «lerende organisaties» te maken, zoals deze in de lerarenagenda wordt beschreven, er concreet uit? Zitten hier ook specifieke maatregelen in die gericht zijn op de kwaliteitsverbetering van schoolleiders?
Een lerende organisatie begint met bekwame mensen, die elkaar en hun omgeving voortdurend aanspreken op leren en verbeteren. In de sectorakkoorden waarover ik in gesprek ben met de PO-Raad en de VO-raad wil ik afspraken maken over verdere professionalisering van schoolleiders en over een verbeteraanpak bij alle scholen en alle besturen. Ook het gedifferentieerde toezicht is een belangrijke bouwsteen om te komen tot een breed gedragen cultuur van continu verbeteren. Verder kunnen scholen ondersteuning krijgen via School aan Zet (www.schoolaanzet.nl ) bij het stellen van concrete doelen die passen bij de eigen verbeterambitie.
Een forse toename in het aantal klachten over de Rotterdamse Sociale Dienst |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Rotterdamse sociale dienst het groeiend aantal aanvragen van bijstandsuitkeringen of bijzondere bijstand niet meer aan kan met alle schrijnende gevolgen van dien? Deelt u de mening van wethouder Florijn dat dit een landelijk probleem is? Zo ja, welke gevolgen verbindt u aan deze conclusie?1
Ik heb de berichtgeving over het rapport van de gemeentelijke ombudsman van de gemeente Rotterdam gevolgd. De huidige economische situatie in Nederland heeft effect op het beroep dat op de bijstandsuitkering wordt gedaan. Daar ben ik mij bewust van en ik realiseer me dat in sommige gemeenten het aantal bijstandsgerechtigden sterker toeneemt dan in andere gemeenten.
De gemeentelijke ombudsman van Rotterdam gaat in zijn jaarverslag 2013 onder meer in op klachten die zijn binnengekomen van bijstandsgerechtigden over de dienstverlening. In het voornoemde bericht heeft wethouder Florijn aangegeven dat voor het afhandelen van de bijstandsaanvragen in Rotterdam steeds meer gekwalificeerde medewerkers nodig zijn. Daarnaast heeft hij aangegeven dat het in zijn ogen een landelijk probleem betreft dat deze medewerkers in steeds mindere mate voorhanden zijn. Ik ga er daarom vanuit dat u vraagt of ik de mening deel over het voorhanden zijn van voldoende medewerkers.
In dit kader wijs ik erop dat een juiste en rechtmatige uitvoering van de WWB primair een aangelegenheid is tussen het uitvoerende college van B&W en de kaderstellende en controlerende gemeenteraad.
Doen de onder de eerste vraag beschreven problemen zich ook voor bij andere gemeenten? Zo ja welke?
Ik heb recentelijk geen signalen ontvangen over andere gemeenten waar soortgelijke zaken zich zouden voordoen. Bij de beantwoording van Kamervragen van Siderius (SP) ingezonden op 25 september 2013, ben ik reeds ingegaan op een soortgelijk signaal in 2013.2
Vindt u de conclusies over de sociale dienst uit het onderzoek van de Rotterdamse ombudsman dat vooral burgers die in de bijstand zitten de dupe zijn van de geconstateerde onbereikbaarheid, miscommunicatie en gebrek aan flexibiliteit acceptabel? Zo nee, bent u bereid een breed onderzoek in te stellen bij de gemeente Rotterdam door de Inspectie SZW, daar de Ombudsman spreekt over «het topje van de ijsberg»?
Ik ben van mening dat burgers die een beroep doen op de WWB op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid moeten krijgen over hun aanvraag. Gemeenten dienen in beginsel binnen
acht weken nadat een aanvraag is ingediend een beslissing te nemen over die aanvraag. Het gaat hier om een ordetermijn. Tegen het uitblijven van een beslissing staan bezwaar- en beroepsmogelijkheden open (Algemene wet bestuursrecht). Indien de belanghebbende binnen deze ordetermijn niet alle informatie heeft verstrekt die noodzakelijk is voor de te nemen beslissing, hebben gemeenten langer dan 8 weken de tijd om een besluit op de aanvraag te nemen. In dit kader benadruk ik dat in de WWB de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de uitvoering door het college van B&W primair bij de gemeenteraad ligt.
Herkent u zich in het Rotterdamse signaal dat er een landelijk tekort zou zijn aan gekwalificeerd personeel voor afhandeling van aanvragen in het kader van de Wet Werk en Bijstand? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat Rotterdammers als gevolg van de drukte bij de Rotterdamse sociale dienst te laat een uitkering krijgen en van de regen in de drup raken?
De WWB is een laatste vangnet waarop burgers beroep kunnen doen. Gemeenten hebben, zoals bij de beantwoording van vraag 3 aangegeven, in beginsel acht weken de tijd om tot een beslissing te komen. Daarnaast zijn gemeenten gehouden om binnen uiterlijk vier weken na datum van de aanvraag een voorschot van 90% van de algemene bijstand te verstrekken. Daarna wordt iedere vier weken opnieuw een voorschot uitbetaald zolang het college nog geen beslissing heeft genomen. Indien de uitkering wordt vastgesteld, wordt het voorschot verrekend met de uitkering die wordt toegekend over de periode waarvoor een voorschot is verleend. Op deze manier biedt het stelsel, mede gelet op de mogelijkheden van bezwaar en beroep, voldoende waarborgen voor burgers.
Welke maatregelen gaat u treffen opdat gemeenten de Wet Werk en Bijstand naar behoren kunnen uitvoeren?
Gezien de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om toe te zien op de uitvoering van de WWB, zie ik in het kader van het voornoemde bericht geen aanleiding om met aanvullende maatregelen te komen.
Het voorkomen van witwassen van Russische vermogens |
|
Jesse Klaver (GL), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de motie-Servaes/Klaver1, die vraagt om verhoogde alertheid van instanties die zich bezighouden met het voorkomen van witwassen ten aanzien van tegoeden en transacties van Russische functionarissen, oligarchen en hun bedrijven, zowel in Nederland als op EU-niveau?
Ja.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan dit verzoek?
Hier is de huidige anti-witwaswetgeving relevant, met name de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wetgeving eist van de financiële instellingen dat men stelselmatig een cliëntenonderzoek verricht, waaronder onderzoek naar de uiteindelijk belanghebbende, en dat men op risico gebaseerde en adequate maatregelen neemt om dit onderzoek optimaal te kunnen verrichten. Dat laatste houdt onder meer in dat van de instellingen een verhoogde alertheid vereist is en zo nodig extra (controle) maatregelen neemt in die gevallen waarin sprake is of kan zijn van een verhoogd risico op witwassen of terrorisme financiering. Voor de bepaling van het risico is zowel de aard van de dienstverlening als de achtergrond van de cliënt van belang. Zo moeten instellingen extra maatregelen nemen om de cliënt en/of de transactie te controleren indien een dienst wordt verleend aan politiek prominente personen. Het is uiteindelijk aan de instellingen zelf om de mate van het risico te bepalen en welke maatregelen men neemt. Duidelijk is dat daarbij de huidige situatie in Oekraïne en Rusland mede een belangrijke rol speelt.
Er is in de genoemde wetgeving bewust gekozen voor deze «principle-based» benadering, waarin niet wordt voorgeschreven hoe maar met welk resultaat de instellingen hun onderzoek moeten doen. Deze verplichtingen zijn gebaseerd op de Europese anti-witwasrichtlijnen zodat dit regime in alle lidstaten van kracht is.
In een dergelijke benadering past niet dat de overheid de instellingen in specifieke gevallen voorschrijft hoe invulling te geven aan hun verplichtingen. Wel spelen de toezichthouders hierbij een belangrijke rol, want het toezicht is gericht op de beoordeling of de risicobeoordeling en de ondernomen extra (controle)maatregelen adequaat zijn (geweest).
Aanvullend op deze eigen verantwoordelijkheid van financiële instellingen verstrekt toezichthouder DNB guidance in de vorm van de «Leidraad Wwft en Sanctiewet»2 en van een nieuwsvoorziening via email en twitter waarop iedere geïnteresseerde zich kan abonneren. In bepaalde gevallen wordt deze nieuwsvoorziening aangevuld met een circulaire aan alle onder toezicht van DNB staande instellingen. Dit is ook gebeurd naar aanleiding van de recente verordeningen inzake Oekraïne en Rusland.
Binnen Europa is door de Financial Intelligence Units (FIU’s) ook intensief samengewerkt ten aanzien van de sanctiemaatregelen inzake Oekraïne en Rusland. Specifiek voor Oekraïne is alle beschikbare informatie uit alle EU-landen via FIU.NET, het specialistische computernetwerk van de EU FIUs dat wordt beheerd door het Nederlandse ministerie van VenJ, bijeen gebracht. Al deze gecombineerde informatie heeft voor FIUs tot belangrijke nieuwe inzichten geleid. De Nederlandse FIU vervult hierin een actieve rol.
Tenslotte kan ik melden dat de relevante Nederlandse autoriteiten en deskundigen actief betrokken zijn bij internationaal overleg gericht op teruggave van verduisterde Oekraïense overheidsmiddelen. Zo waren het Openbaar Ministerie, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland) vertegenwoordigd bij het Ukraine Forum on Asset Recovery in Londen op 28 en 29 april jl. Ook werden hier operationele contacten gelegd om de samenwerking en gegevensuitwisseling, conform de geijkte procedures te bespoedigen. Nederland zal zich internationaal blijven inzetten voor het traceren en teruggeven van verduisterde middelen.
Heeft u kennisgenomen van de bewering van de Russische activist Aleksej Navalny dat (a) 90% van het Russisch corruptiegeld wordt witgewassen in het Westen en (b) westerse politiediensten onderzoek van Navalny’s Anti-Corruptie Stichting hebben tegengehouden?2
Ja.
Herkent u het geschetste beeld? Hoe verklaart u de genoemde tegenwerking van het onderzoek?
De door de heer Navalny genoemde percentages neem ik voor kennisgeving aan. Het is onduidelijk op welke zaken hij doelt. Dit geeft onvoldoende aanknopingspunten om uitspraken te doen over de bewering dat het onderzoek van de door de betreffende persoon opgerichte Anti-Corruptie Stichting zou zijn tegengewerkt. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld over onvoldoende informatie te beschikken om beide beweringen op waarde te kunnen schatten.
Zijn Nederlandse instanties die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen benaderd door Navalny of zijn Anti-Corruptie Stichting? Zo ja, hoe zijn deze contacten verlopen en hebben zij geleid tot onderzoeks- of opsporingsactiviteiten?
Het OM heeft hierover navraag gedaan bij het landelijk parket en het functioneel parket. Zij zijn niet benaderd door betrokkene of zijn Anti-Corruptie Stichting.
Het bericht “Taalbarrière stremt Sabaanse studenten: ‘Nederland was een nachtmerrie’ |
|
Roelof van Laar (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Taalbarrière stremt Sabaanse studenten: «Nederland was een nachtmerrie»?1
Ja.
Is het waar dat het merendeel van de studenten die op Saba basis- en voortgezet onderwijs hebben gevolgd, bij vervolgopleidingen in Europees Nederland in de problemen komen? Zo ja, deelt u de analyse dat deze problemen oorsprong vinden in de beperkte kennis van de Nederlandse taal? Zo nee, wat is onjuist aan de analyse?
Volgens de gegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) hebben in het studiejaar 2011–2012, het jaar waarin de Wet Studiefinanciering BES in werking is getreden, 10 studenten een opstarttoelage ontvangen om in Nederland te gaan studeren. Daarvan hebben 3 studenten de opleiding inmiddels gestaakt (er is geen diploma behaald) en staat de rest nog ingeschreven. In het studiejaar 2012–2013 hebben 9 studenten een opstarttoelage ontvangen, daarvan hebben twee studenten de opleiding inmiddels gestaakt (zonder diploma) en staat de rest nog ingeschreven. In het studiejaar 2013–2014 hebben 2 studenten een opstarttoelage ontvangen. Beide studenten staan nog ingeschreven.
Uit de hierboven weergegeven gegevens van de DUO kan niet worden opgemaakt dat het merendeel van de Sabaanse studenten bij studie in Nederland in de problemen komt. Wel ondervinden studenten uit Saba, evenals studenten uit de rest van Caribisch Nederland en uit de overzeese landen in het Koninkrijk, aansluitingsproblemen in Nederland. Het feit dat het Nederlands voor de meeste van deze studenten niet de moedertaal is en de taalvaardigheid in de Nederlandse taal daardoor minder is, kan hier zeker een rol spelen. Verder is het algemeen bekend dat Sabaanse studenten ook te maken kunnen krijgen met aanpassings-problemen als gevolg van de Nederlandse cultuur (gewoonten), het klimaat, het ver verwijderd zijn van familie en simpelweg de stap van een eilandgemeenschap naar het «grote» Nederland. Om die reden wordt hen ook extra begeleiding aangeboden (zie het antwoord op vraag 3).
Verwacht u dat het per 1 augustus 2013 aanbieden van extra uren Nederlands aan studenten die aangeven in Nederland verder te willen studeren, dit probleem structureel zal oplossen?2 Zo nee, welke aanvullende maatregelen overweegt u?
Het aanbieden van extra lesuren Nederlands zal zeker bevorderlijk zijn voor een betere beheersing van het Nederlands. Ik kan op dit moment echter niet garanderen dat het probleem dan structureel wordt opgelost. Alles hangt per individuele kandidaat nauw samen met zijn of haar beheersing van het Nederlands en de studiekeuze in Nederland. Overigens wordt bij het aanbieden van de extra uren Nederlands ook de culturele context behandeld. Er is aandacht voor de Nederlandse samenleving, gewoonten en cultuur. Het succes van de Sabaanse studenten in Nederland is echter ook afhankelijk van de wijze waarop ze omgaan met de factoren die ik in mijn antwoord op vraag 2 benoem. Voldoende opvang en begeleiding, aandacht voor de overbrugging van de cultuur- en klimaatverschillen, leerhouding en de zelfredzaamheid van de student, spelen daarin een rol. Het voorbereiden van studenten voor een vervolgopleiding buiten het eigen eiland behoort strikt genomen niet tot de uitvoering van de Wet Studiefinanciering BES. Deze wet richt zich op het toekennen van de studiefinanciering. Aan de studenten die in het buitenland willen gaan studeren wordt op het eiland zelf een voorbereidingsprogramma van een week aangeboden waarin aandacht wordt geschonken aan diverse facetten ten aanzien van hun zelfredzaamheid. Dit programma wordt de studenten kosteloos aangeboden.
Tijdens de decanenconferentie Caribisch Nederland die in augustus 2014 wordt gehouden, zal worden besproken of en op welke wijze dit programma kan worden uitgebreid. De studenten die in Nederland komen studeren hebben de keuze om hier, gedurende het eerste jaar van hun studie, gebruik te maken van de begeleiding die de Stichting Sint Maarten Student Support Services (S4) biedt. De student kan kiezen uit een begeleidingsservice (o.a. inschrijving in de gemeente en hulp bij het afsluiten van verzekeringen) eventueel aangevuld met een huisvestingsservice. De kosten die S4 namens de studenten maakt, worden deels door de DUO bekostigd en deels door de studenten betaald uit de eenmalige opstarttoelage (zie het antwoord op vraag3 die zij van de Rijksdienst Caribisch Nederland ontvangen als ze in Nederland gaan studeren.
Daarnaast bieden verschillende Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zoals de Haagse Hogeschool, de hogeschool van Amsterdam, de hogeschool Rotterdam, de Erasmus universiteit en de Universiteit Leiden, een opvang- en/of begeleidingsprogramma voor studenten uit Caribisch Nederland en uit de overzeese landen in het Koninkrijk. Het doel is de studenten wegwijs te maken in Nederland en in het hoger onderwijs.
Medewerkers van mijn ministerie hebben verschillende bijeenkomsten gefaciliteerd om met Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en studentenbegeleidingsorganisaties als S4, te bespreken hoe deze specifieke groep studenten het beste begeleid kan worden.
Wat zijn de belangrijkste drempels voor inwoners van Caribisch Nederland – Saba in het bijzonder – om niet te kiezen voor vervolgonderwijs op het Amerikaanse continent, met name de Verenigde Staten? Is de inventarisatie van knelpunten ten aanzien van studeren in de regio (de omringende Caribische eilanden en de Verenigde Staten) reeds afgerond?3 Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van deze inventarisatie?
In de administratie van de DUO wordt niet bijgehouden wat de herkomst van de student is die in de Verenigde Staten (VS) studeert. Dit studiejaar is aan 35 studenten die in de VS studeren studiefinanciering verstrekt. Het merendeel hiervan is, zo schat de dienst in, afkomstig van Saba. Deze inschatting is gebaseerd op het feit dat de afdeling Studiefinanciering van de Rijksdienst Caribisch Nederland spreekuren houdt voor studenten en ouders. Dan wordt er namelijk hulp geboden bij het aanvragen van studiefinanciering.
Als drempel voor studie in de VS kan worden aangemerkt dat sommige opleidingen in dat land volgens onderzoek van de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het hoger onderwijs (NUFFIC), niet voldoen aan de Nederlandse kwaliteitsnormen. Ook het feit dat er opleidingen in de VS zijn waarvan de opleidingskosten de hoogte van de studiefinanciering overstijgen, vormt een drempel om daar te gaan studeren.
De inventarisatie van knelpunten en mogelijkheden voor vervolgopleidingen in de regio is in volle gang. Daarbij wordt ook gekeken naar de hoogte van de collegegelden en naar de universiteiten die conform de eisen van het Nederlandse onderwijssysteem al geaccrediteerd zijn of nog een accreditatietraject doorlopen. Deze inventarisatie zal augustus 2014 zijn afgerond en als input dienen voor de decanenconferentie Caribisch Nederland die dan zal plaatsvinden. Op deze conferentie zullen de doorstudeermogelijkheden voor beroeps- en hoger onderwijs in de regio worden besproken.
Voor wat betreft vervolgopleidingen in de regio zoekt OCW actief de samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Deze landen bieden aanvullende voorzieningen voor inwoners van Caribisch Nederland. In de samenwerkingsprotocollen die Nederland daartoe met elk van deze landen heeft afgesloten, zijn maatregelen vastgelegd om het studeren in deze landen of in de regio te stimuleren.
Voor Sabaanse jongeren die hun werkzame leven in het Caribisch deel van het Koninkrijk willen doorbrengen of aanvangen, zal een vervolgopleiding in één van de andere landen van het Koninkrijk in veel gevallen een goede voorbereiding zijn. Zo kunnen zij in een vergelijkbare omgeving hun onderwijspad vervolgen.
Herkent u zich in het beeld uit het artikel dat een vervolgopleiding in de Verenigde Staten voor veel studenten vanwege de kosten geen optie is? Is het waar dat de Rijksdienst Caribisch Nederland-Saba 25 procent van het jaarlijkse collegegeld betaalt en dat de student zelf de overige 75 procent moet betalen plus verzekeringskosten? Is het waar dat veel studenten voor Nederland kiezen omdat dit – met hulp van de Dient Uitvoering Onderwijs – nu eenmaal veel goedkoper is?
Amerikaanse collegegelden verschillen sterk per instelling, per programma en per regio. De collegegelden variëren van $ 5.000 tot $ 35.000 per academisch jaar. Het collegegeld aan de staatsuniversiteiten is vaak lager dan aan de privé-instellingen. De community colleges zijn (meestal) het goedkoopst en de topuniversiteiten het duurst. De studiefinanciering is bedoeld als een tegemoetkoming in de studiekosten en wordt verstrekt door de Rijksdienst Caribisch Nederland, afdeling Studiefinanciering (RCN-Studiefinanciering). Op grond van de Wet Studiefinanciering BES wordt voor een opleiding in de VS een bedrag toegekend, maximaal $ 1.479,60 per maand inclusief opstartkosten (vliegticket, uitrusting, etc.). Of studeren in de VS voor een student financieel gezien een optie is, is dus afhankelijk van de instelling en de opleiding waar de betreffende student voor kiest. Overigens bieden veel instellingen in de VS een studiebijdrage (scholarship) aan studenten die uitblinken in sport of op andere terreinen excelleren. Deze bijdrage kan bestaan uit vrijstelling van inschrijf- of collegegeld, gratis leerboeken en andere financiële voordelen. Voorgaande informatie en meer gegevens over de kosten van het studeren in de Verenigde Staten zijn beschikbaar op de website http://www.wilweg.nl/ landen/verenigde-staten/studeren-in-de-verenigde-staten/financiering van de NUFFIC en via het Fulbright Center in Amsterdam.
Het wettelijk collegegeld in Nederland bedraagt in het studiejaar 2013–2014 € 1.835. Als een student in Nederland gaat studeren, ontvangt hij van RCN-Studiefinanciering eenmalig een opstarttoelage van maximaal $ 7,445.61.
Van de DUO ontvangt de student gedurende zijn/haar studie maandelijks maximaal € 986,14 aan studiefinanciering.
Het openbaar lichaam Saba heeft in mei 2012 bij besluit bepaald, dat studenten die niet in aanmerking komen voor studiefinanciering maar wel zijn geaccepteerd door een erkende instelling, bij het openbaar lichaam Saba een bijdrage in de studiekosten of een beurs kunnen aanvragen.
Sinds de invoering van de Wet Studiefinanciering BES (studiejaar 2011–2012) is het aantal studenten dat met een opstarttoelage in Nederland is gaan studeren gedaald. Het aantal studenten dat met studiefinanciering BES in de VS is gaan studeren is gestegen.
Het weigeren van het naleven van hygiëneregels door een moslima |
|
Geert Wilders (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ontslag voor weigering korte mouwen»?1
Ja.
Wat dient volgens u zwaarder te wegen: hygiëneregels of islamitische geloofsovertuiging? Kunt u dit toelichten?
Op basis van de grondwet en het Europees verdrag voor de rechten van de mens gelden er in ons land grondrechten zoals bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van godsdienst. Ook de werkgever moet deze grondrechten respecteren. Dat houdt onder andere in dat werknemers in beginsel naar eigen voorkeur gekleed kunnen gaan, bijvoorbeeld overeenkomstig hun geloofsovertuiging. Overigens hebben niet alle mensen met een (islamitische) geloofsovertuiging de wens om via kleding uiting te geven aan hun godsdienst.
Echter, op grond van (artikel 660) van het Burgerlijk Wetboek kan de werkgever aan de werknemer eisen stellen ten aanzien van tijdens het werk te dragen kleding of bepaalde uitingen verbieden als daar een goede reden voor is (objectieve rechtvaardiging). Redenen kunnen zijn hygiëne, veiligheid, gezondheid, herkenbaarheid en communicatie. Zo gelden er in de gezondheidszorg specifieke kledingvoorschriften onder andere in de vorm van werkkleding/dienstkleding voor medewerkers die betrokken zijn bij de patiëntenzorg die als doel hebben zowel de patiënten maar ook de werknemers te beschermen tegen infectiegevaar en gevaarlijke stoffen. De werkkleding van medewerkers wordt bijvoorbeeld uit hygiënisch oogpunt centraal gewassen en werkkleding van medewerkers met patiëntencontacten heeft korte mouwen om de (hand)hygiëne niet in de weg te staan. Wil de werkgever dus via kledingvoorschriften inbreuk maken op het grondrecht van een werknemer om zich overeenkomstig geloofsovertuiging te kleden dan moet dat in de gegeven situatie noodzakelijk, proportioneel en gerechtvaardigd zijn. Op de werknemer rust ook een verantwoordelijkheid met betrekking tot een verantwoorde beroepsuitoefening. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 4.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen maatregelen genomen, en ervoor gezorgd dat de hygiëneregels gehandhaafd werden?
Het ziekenhuis heeft de IGZ gevraagd om advies te geven over deze casus. De IGZ heeft in deze casus aan het ziekenhuis aangegeven dat op basis van de functiebeschrijving en beschrijving van de werkzaamheden van de medewerkster naleving van de landelijke richtlijn «persoonlijke hygiëne medewerkers» geïndiceerd is. Tevens verwijst de IGZ bij dergelijke vragen altijd naar de Werkgroep Infectiepreventie (WIP), die de betreffende richtlijnen opstelt. De zorginstelling is verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg en uit dit bericht begrijp ik dat deze verantwoordelijkheid ook is genomen. De IGZ heeft geen rol gehad bij de maatregelen die het ziekenhuis heeft genomen.
Hoeveel van dit soort zaken, waarbij de islamitische geloofsovertuiging de veiligheid van patiënten in gevaar brengt, zijn u bekend? Kunt u hiervan een overzicht geven?
Een geloofsovertuiging op zichzelf van welke aard dan ook kan als zodanig de veiligheid van patiënten niet in gevaar brengen. Op grond van de Kwaliteitswet is de zorgaanbieder namelijk ten alle tijden verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg en moet alle maatregelen nemen die op basis van de richtlijnen nodig zijn om hygiëne en infectiepreventie te waarborgen. De instelling moet bij haar aannamebeleid veiligstellen dat medewerkers onverkort aan de normen voor verantwoorde zorg kunnen voldoen. Mensen kunnen er bij hun beroepskeuze rekening mee houden dat hun religieuze verplichtingen in sommige beroepen beperkingen oproepen. Het is mij niet mogelijk om een overzicht waar u op duidt te verstrekken. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Hoe gaat u voortaan voorkomen dat ziekenhuizen rechtszaken moeten aanspannen en afkoopsommen moeten betalen om van weigerachtige moslima’s af te komen?
Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid om te treden in arbeidsrelaties in de zorg.
Het bericht Dijksma zegt nee tegen Basamid |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dijksma zegt nee tegen Basamid»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u geen handtekening zet onder de vrijstellingsaanvraag voor Basamid?
Een vrijstellingsaanvraag wordt verleend als er sprake is van een noodsituatie (op basis van artikel 38 van de Wgb en artikel 53 Verordening (EG) 1107/20092. Hieraan voorafgaand vindt een zorgvuldige afweging plaats met betrekking tot het landbouwkundige belang en belangen van een gezond en schoon leefmilieu voor mens en dier.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een negatief advies gegeven omtrent deze vrijstellingsaanvraag omdat de toepassing risicovol is voor de toepasser, omstanders en gewaswerkers. Bij de toepassing van Basamid komt formaldehyde vrij. Formaldehyde is risicovoller dan lang werd aangenomen. Het is daarom door het Risk Assessment Committee (RAC) in een hogere carcinogeniteitsklasse geplaatst. Naar verwachting zal de EFSA (European Food Safety Authority) dit overnemen. Dat betekent dat de blootstelling nihil moet zijn. Dit kan niet worden gegarandeerd en daarom adviseert het Ctgb de vrijstelling niet te verlenen.
Een vrijstellingsaanvraag voor het gewasbeschermingsmiddel Formaline, waarbij ook formaldehyde vrijkomt, heb ik om diezelfde reden onlangs afgewezen.
Daarnaast voldoet de toepassing evenmin aan de criteria voor uitspoeling en de eisen van vogels, waterorganismen, zoogdieren, bijen, niet-doelwitarthropoden en wormen. In mijn afweging heb ik de ernst van het risico voor de mens zwaarder laten wegen dan het landbouwkundige belang.
Het bedrijfsleven heb ik overigens laten weten dat in den brede ingezet moet worden op reguliere toelating van middelen in plaats van op vrijstellingen.
Deelt u de zorgen dat als gevolg van uw besluit kwekers in Nederland op een achterstand worden gezet ten opzichte van hun Europese collega’s en dat de complete bedrijfstak bos- en haagplantsoen gedwongen wordt teelten naar het buitenland te verplaatsen, aangezien over de grens Basamid wel mag worden gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de sector zelf om mogelijkheden te genereren om ziekten en plagen te bestrijden. Ik heb navraag gedaan naar het gebruik in omringende landen. Het middel is niet regulier toegestaan in Duitsland. De laatste vrijstelling voor het middel was, net als in Nederland, in 2012. In België en het Verenigd Koninkrijk is er wel een toelating. Indien de EFSA het advies van de RAC overneemt, zullen ook andere Europese landen zich moeten conformeren aan de 0-procent blootstelling van dit middel.
Kunt u aangeven wat de economische gevolgen zijn van uw besluit voor de B.V. Nederland, aangezien Nederland de tweede voedselexporteur in de wereld is en wat betreft de boomteelt zelfs de grootse exporteur ter wereld is? Zo nee, waarom niet?
Een exacte inschatting van de economische gevolgen door opbrengstderving en verliezen in export kan niet worden gegeven. De zaailingenteelt van bos- en haagplantsoen omvat namelijk een verscheidenheid aan gewassen. Met betrekking tot de export kan niet in kaart worden gebracht welk deel van de Nederlandse zaailingenteelt uiteindelijk als eindproduct zal worden geëxporteerd. Ook bij (gedeeltelijke) verplaatsing van de zaailingenteelt naar het buitenland blijft de mogelijkheid voor het verkrijgen van plantmateriaal bestaan waardoor het aannemelijk is dat, voor wat betreft de overige onderdelen van de sector bos- en haagplantsoen, de Nederlandse bedrijven hun exportpositie kunnen blijven behouden.
Bent u bereid om uw besluit te herzien en alsnog de vrijstellingsaanvraag voor Basamid te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2. In mijn afweging heb ik de ernst van het risico voor de mens zwaarder laten wegen dan het landbouwkundige belang.