Het bericht dat Siemens eigenaar is geworden van de operatiekamers van het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis in Goes |
|
Lilian Marijnissen (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ook geschokt door het bericht dat Siemens eigenaar is geworden van de operatiekamers van het in noodlijdende Admiraal de Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) in Goes?1 2
Ziekenhuizen zijn private instellingen en zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering. Het is aan de Raad van Bestuur om, met inbreng van de relevante betrokkenen, besluiten te nemen over wat nodig is om de kwaliteit, continuïteit en toegankelijkheid van zorg te borgen. De Raad van Toezicht van het ziekenhuis dient daar op toe te zien.
Het ziekenhuis blijft op grond van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) te allen tijde eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet daarop toe.
Overigens heeft ADRZ mij laten weten dat er een onderscheid is tussen de eigenaar van het vastgoed en de apparatuur (Siemens) en de «eigenaar» van het klinische zorgproces (het ziekenhuis). ADRZ is en blijft verantwoordelijk voor de zorg en de kwaliteitsbewaking hiervan.
Wat zijn volgens u de risico’s van het feit dat het ADRZ niet langer eigenaar is van de kern van het ziekenhuis, de operatiekamer? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat wanneer een ander bedrijf dan het ziekenhuis de eigenaar is van de operatiekamer, de kans aanwezig is dat winst boven kwaliteit van zorg gaat? Hoe kijkt u hier tegen aan?
Nee, ik zie dat niet zo. Zoals ik in het bovenstaande antwoord reeds heb aangegeven, blijft het ziekenhuis te allen tijde eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet daarop toe en spreekt hen daar op aan.
Verzekeraars zijn op basis van hun zorgplicht verantwoordelijk voor het inkopen van goede en betaalbare zorg.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, heeft ADRZ mij laten weten dat Siemens geen invloed heeft op de zorgverlening door ADRZ; Siemens is de eigenaar van het pand en de apparatuur die hiervoor door ADRZ worden gehuurd maar ADRZ is volledig verantwoordelijk voor (en heeft volledige zeggenschap over) het zorgproces.
Deelt u de mening dat ziekenhuizen een publieke functie hebben en commerciële belangen geen rol zouden mogen spelen?
Ziekenhuizen zijn als private instellingen zelf verantwoordelijk voor hun eigen bedrijfsvoering. Dat houdt ook in dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de afspraken met toeleveranciers die de continuïteit, kwaliteit en betaalbaarheid van de dienstverlening aan patiënten kunnen waarborgen. Ik zie niet in waarom een dergelijke afspraak tot slechte zorg zou moeten leiden. Dat is immers niet in het belang van het ziekenhuis of de eigenaar van de operatiekamers. Daarnaast ziet de IGZ toe op de kwaliteit van de zorgverlening en grijpt in als deze in het geding is. Ook zijn verzekeraars op grond van hun zorgplicht verantwoordelijk voor de continuïteit en kwaliteit van zorg.
Overigens heeft het ADRZ mij laten weten dat er door de gekozen constructie (waarin Siemens borg staat voor het tot stand brengen en in stand houden van infrastructuur, die voldoet aan door ADRZ opgestelde specificaties en wordt geleased door het ziekenhuis) een modern en technisch hoogwaardig OK-complex is gerealiseerd waarin de zorg wordt verleend door de zorgprofessionals van ADRZ. Dit was volgens ADRZ anders niet mogelijk geweest.
Acht u de verwevenheid die tussen Siemens en het noodlijdende ADRZ ontstaan is, wenselijk? Op welke manier is dit in het voordeel van de patiënt? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overname van de nieuwbouw van het ADRZ door Siemens voor de kwaliteit en continuïteit van zorg die het ziekenhuis biedt?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan het ADRZ tegelijkertijd afhankelijk zijn van Siemens en ook met hen onderhandelen over de prijs van medische apparatuur? Komt dit volgens u ten goede aan de patiënt? Kunt u dit toelichten?
Het is aan partijen zelf om de afspraken die zij sluiten zo vorm te geven dat zij de continuïteit, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg aan patiënten kunnen waarborgen. Dat geldt zowel in de situatie dat een ziekenhuis apparatuur of gebouwen koopt of «huurt».
Is er volgens u sprake van een trend dat nieuwbouw van ziekenhuizen gefinancierd wordt door het bedrijfsleven? Zo ja, wat vindt u van deze ontwikkeling? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik heb hier geen overzicht van. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering.
Ziekenhuizen moeten zich houden aan het convenant veilige toepassing van medische technologie in de medisch specialistische zorg (augustus 2016 tweede druk). De IGZ ziet hier op toe. Ik kan mij wel voorstellen dat leasecontracten voor medische apparatuur in meerdere ziekenhuizen voorkomen en wenselijk kunnen zijn. Het onderhoud van de apparatuur en training van professionals om de apparatuur veilig toe te passen kan onderdeel uitmaken van deze contracten en uitgevoerd worden door de betreffende leverancier. Na afschrijving van de apparatuur kan deze worden vervangen door een exemplaar dat voldoet aan de huidige stand van de wetenschap. Het is echter aan het ziekenhuis zelf om hier keuzes in te maken.
Bij hoeveel ziekenhuizen in Nederland wordt het vastgoed gefinancierd door het bedrijfsleven, zoals het geval is bij het ADRZ? Kunt u een overzicht geven?
Zie antwoord vraag 8.
Hoeveel ziekenhuizen hebben op dit moment verregaande samenwerkingsovereenkomsten, waarbij medische apparatuur voor meerdere jaren door een fabrikant wordt geleverd, zoals tussen het ADRZ en Siemens?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat ziekenhuizen in financiële problemen in het huidige stelsel worden gedwongen tot fusies of gedeeltelijke overname door het bedrijfsleven? Kunt u dit toelichten?
Het is aan ziekenhuizen zelf om in te spelen op de vele veranderingen die in de zorg gaande zijn. Dat kan door middel van fusies of overnames maar kan ook op andere manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door een wijziging in de activiteiten waar een ziekenhuis zich primair op richt en/of via andere vormen van samenwerking.
Hoe is het mogelijk dat de financiële positie van het ADRZ nog steeds zo slecht is, dat het ziekenhuis dit soort maatregelen nodig acht?
Zoals ook in het FD-artikel wordt toegelicht, kan deze constructie een alternatief bieden voor financiering van investeringen door banken. Het ADRZ stelt dat zonder een dergelijke constructie zij een dergelijk OK-complex niet had kunnen realiseren op deze termijn.
Ziet u overname door het bedrijfsleven als structurele oplossing voor andere ziekenhuizen, die in financiële problemen verkeren? Kunt u dit toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 11.
Vindt u het wenselijk dat grote bedrijven profiteren van de financiële moeilijkheden van ziekenhuizen? Kunt u dit toelichten?
Ik vind het goed dat ziekenhuizen kijken naar de verschillende alternatieven die voor hen beschikbaar zijn voor de financiering van investeringen om de continuïteit en kwaliteit van zorg te kunnen waarborgen. Ziekenhuizen hebben daarbij een eigen verantwoordelijkheid om de voordelen en de risico’s af te wegen.
Acht u de afspraak dat Siemens de komende tien jaar de medische apparatuur levert voor het ADRZ in overeenstemming met de mededingingsregels? Kunt u dit toelichten?
Het is niet aan mij maar aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om in concrete gevallen te beoordelen of afspraken verenigbaar zijn met de Mededingingswet. Ten algemene kan niet worden gesteld dat een dergelijke afspraak tussen twee partijen, die bovendien geen concurrenten van elkaar zijn, in strijd is met de Mededingingswet.
Hoe interpreteert u de clausule die in het contact tussen ADRZ en Siemens is opgenomen, waarin staat dat het ziekenhuis vrij is om apparaten van concurrenten te gebruiken? Zou dit niet te allen tijde de basis moeten zijn?
Het is aan partijen zelf om de afspraken die zij sluiten zo vorm te geven dat zij de continuïteit, kwaliteit en betaalbaarheid van de dienstverlening aan patiënten kunnen waarborgen. Een clausule om gebruik te kunnen maken van apparaten van concurrenten kan waarborgen dat de afhankelijkheid van één leverancier wordt beperkt.
Het bericht “Veel minder Oekraïense miljoenen bevroren dan gedacht” |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Nieuwsuur-item waarin bekend werd gemaakt dat er veel minder Oekraïense miljoenen zijn bevroren dan gedacht?1
Ja.
Kunt u het feitenrelaas bevestigen, en wat is uw reactie hierop?
De EU-sanctieregelgeving (Verordening (EU) Nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne, van 5 maart 2014) tegen Oekraïense oud-politici die verdacht worden van corruptie en fraude is op 6 maart 2014 van kracht geworden. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn van de in de bijlage bij de verordening genoemde personen zijn daarop per direct in de hele EU bevroren. Daarnaast is ook de reguliere witwaswetgeving van toepassing. Het doel van de EU Sanctieverordening overlapt ook deels met het doel van de witwaswetgeving. Voordat de sanctiemaatregelen van kracht werden heeft De Nederlandsche Bank (DNB), bij brief van 21 februari 2014, financiële instellingen en trustkantoren omtrent de aangekondigde sanctiemaatregelen geïnformeerd zodat zij zich konden voorbereiden op onmiddellijke uitvoering van deze sanctiemaatregelen. DNB heeft in contacten met deze instellingen verder gewezen op de verplichtingen op grond van de anti-witwasregelgeving, mede om het belang te benadrukken van het voorkomen dat Oekraïense corruptiegelden zouden worden weggesluisd.
In de praktijk hebben vooral banken en trustkantoren te maken met de implementatie van de onderhavige maatregelen. Zij moeten ongebruikelijke transacties melden aan de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL) en elke betrokkenheid bij hun dienstverlening en van bevriezingen van tegoeden en economische middelen van personen op de sanctielijst melden aan de toezichthouder, DNB. Dat is ook gebeurd. DNB werkt nauw samen en deelt deze informatie met, kort gezegd, Nederlandse en buitenlandse overheidsinstanties die belast zijn met toezicht op of de uitvoering van sanctiemaatregelen. Zo heeft DNB, evenals de FIU-NL, ten aanzien van mogelijke relevante witwastransacties, informatie verstrekt aan het Openbaar Ministerie (OM). Op basis van deze informatie heeft het OM administraties (met daarbij betrokken transacties van enkele honderden miljoenen euro) in beslag genomen, nadere opsporingsonderzoeken ingesteld en contact gelegd met de Oekraïense justitiële autoriteiten «om wederrechtelijk verkregen tegoeden te helpen terugvorderen». Het waren deze «honderden miljoenen» waar ik naar verwees in de uitzending van Pauw en Witteman begin maart 2014.
Aan Nederlandse zijde is alles gereed om bevroren, wederrechtelijk verkregen tegoeden te recupereren. Daarvoor is een gerechtelijk vonnis uit Oekraïne noodzakelijk, waarin van (één van) de personen op de sanctielijst wordt vastgesteld dat zij de op hen betrekking hebbende, hier bevroren tegoeden en economische middelen middels corruptie en/of fraude hebben verworven.
Hoe verklaart u dat er veel minder gelden van Oekraïense oud-politici die verdacht worden van corruptie en fraude zijn bevroren dan de «honderden miljoenen» waar u in het verleden naar verwees?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om het precieze totaalbedrag van de bevroren gelden bekend te maken? Zo nee, waarom niet?
Financiële instellingen die tegoeden en economische middelen bevriezen op grond van de sanctiemaatregelen, doen melding van deze bevriezingen aan DNB. Dergelijke informatie mag ingevolge de geheimhoudingsbepalingen van de Sanctiewet 1977 niet openbaar gemaakt worden indien die herleidbaar is tot individuele personen of entiteiten. Daarom moet ook met het vermelden van geaggregeerde gemelde bedragen terughoudend worden omgegaan.
Overzichten van totaalbedragen van gemelde bevroren tegoeden per sanctiemaatregel worden echter niet gemaakt, omdat daartoe binnen de rijksoverheid noodzaak noch behoefte bestaat. In 2016 is een eenmalig overzicht gemaakt van het totaal aan gemelde bevroren tegoeden en economische middelen dat voortvloeit uit de sanctiemaatregelen tegen Rusland en Oekraïne, waaronder Verordening (EU) Nr. 208/2014. Onder Verordening (EU) Nr. 208/2014 is het totaal bedrag van bevroren tegoeden en economische middelen tezamen, zoals destijds gemeld aan DNB, afgerond € 380 miljoen. Dit bedrag is onder te verdelen in middelen en tegoeden. Verreweg het grootste deel van de gemelde middelen zijn bevroren balansen van ondernemingen gehouden door een Nederlandse rechtspersoon in bezit van de onder Verordening (EU) Nr. 208/2014 gesanctioneerde personen. Het totaal bedrag aan tegoeden die in Nederland op basis van Verordening (EU) Nr. 208/2014 zijn bevroren, zoals gemeld aan DNB, is afgerond € 5 miljoen.
Voor de volledigheid wijs ik er op dat genoemde bedragen het totaal zijn van alle destijds gemelde bevriezingen op basis van genoemde verordening aan DNB. Tussen destijds gemelde en momenteel bevroren tegoeden en economische middelen kan een verschil bestaan. Dit kan meerdere redenen hebben. De (markt)waarde van gemelde bevroren middelen kan fluctueren of zelfs, ten opzichte van het moment van melden, tot nul gereduceerd zijn. Ook kunnen lidstaten op basis van o.a. artikel 4 van Verordening (EU) Nr. 208/2014 toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, bijvoorbeeld voor de betaling van juridische diensten of het aanhouden of beheren van de bevroren tegoeden. Na het instellen van de sancties kan bij nader onderzoek door de meldende instelling of door DNB ook blijken dat een initiële melding onjuist was; dan wordt de bevriezing opgeheven.
Klopt het dat er een gerechtelijk vonnis vereist is vanuit Oekraïne om de gelden terug te sluizen naar Oekraïne? Bent u bereid om met uw collega’s in Oekraïne in gesprek te gaan om hen aan te sporen de onderzoeken naar corruptie en fraude zo snel mogelijk af te ronden?
Eerst bij een onherroepelijk gerechtelijk vonnis kunnen bevroren gelden worden geretourneerd aan de Oekraïense staat. Hiervoor is een rechtshulpverzoek van Oekraïne nodig aan de betreffende EU-landen waar deze tegoeden op grond van de EU-sancties zijn bevroren. Nederland staat in EU-verband in het kader van dit sanctieregime regelmatig in contact met Oekraïne over de noodzaak van voortgang op de nationale strafvervolgingen, die de juridische basis vormen voor plaatsing en handhaving van personen op de EU-sanctielijst.
Klopt het dat de lijst van de Europese Unie (EU) van personen die verdacht worden van corruptie en fraude minder volledig en informatief is dan die van de Verenigde Staten? Bent u bereid u in te spannen om deze lijst completer te maken, opdat het voor banken gemakkelijker wordt tegoeden van de personen in kwestie te bevriezen?
De EU-lijst is vastgelegd in Raadsbesluit 2014/119/GBVB van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne zoals laatstelijk gewijzigd door Raadsbesluit 2017/381/GBVB van 3 maart 2017. In de bijlage bij Raadsbesluit 2014/119/GBVB worden voor alle personen de namen inclusief alternatieve spellingen (Russisch, Oekraïens) weergegeven, evenals de volledige geboortedata. Deze gegevens zijn voor banken afdoende om de personen in kwestie te identificeren. Eveneens wordt aangegeven in de lijst welke functie de betreffende oud-politici bekleedden. De VS-lijst (de zogeheten SDN list) geeft voor enkele personen alternatieve spellingen in het Engels weer, maar mist de spellingen in het Russisch en/of Oekraïens. De EU-lijst kan daarmee niet minder volledig of informatief worden genoemd. Nederland spant zich er in EU-verband voor in dat de identificatiegegevens in EU-sanctieregimes zo volledig mogelijk zijn.
Kunt u aangeven of een deel, en zo ja hoeveel, van de in totaal € 9,8 miljard die door Nederland «geïnvesteerd» is in Oekraïne, toebehoort aan personen die op deze sanctielijst staan? Is dit bedrag nog actueel? Zo nee, kunt u het actuele bedrag noemen?
Gegevens van DNB geven aan dat in 2015 in totaal € 9,8 miljard is geïnvesteerd in Oekraïne. Het bedrag is dus nog steeds actueel. Daarbij heeft in 2015 een lichte verschuiving plaatsgevonden richting de dienstensector ten opzichte van 2014. In 2015 werd € 4,2 miljard in de industriesector en € 5,6 miljard in de dienstensector geïnvesteerd. In 2014 bedroegen de investeringen € 5,1 miljard euro in de industriesector en € 4,7 miljard in de dienstensector. Artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verhindert verdere uitsplitsing op basis van gegevens van de Belastingdienst over individuele belastingplichtigen.
Hoe verklaart u het feit dat deze cijfers niet overeenkomen met de bedragen die genoemd worden door het Oekraïens Bureau voor de Statistiek?2
De Nederlandse overheid hanteert cijfers van DNB die een overzicht geven van alle transacties van Nederland met het buitenland. DNB krijgt actuele cijfers binnen van de banken, pensioenfondsen en verzekeraars en beleggingsinstellingen in Nederland. Het is niet ongebruikelijk dat deze gegevens en die van buitenlandse bureaus voor de statistiek uiteen lopen.
Klopt het dat er belastingontwijking plaatsvindt vanuit Oekraïne via de Cyprus-route?3 Kunt u een indicatie geven van de omvang van de geldstromen die hiermee gemoeid zijn?
Het kabinet is bekend met recente mediaberichten waarin president Porosjenko beschuldigd werd van het onttrekken van € 4 miljoen aan de rekening van een bedrijf in Cyprus (Gordonua) waaraan hij zou zijn gelieerd. Het bedrijf ontkende deze beschuldiging. Nadere informatie is op dit moment niet beschikbaar.
Het is aan Oekraïne om te bepalen of (rechts)personen Oekraïense belastingregelgeving ontwijken, en om te bepalen welke Oekraïense wet- en regelgeving op deze personen van toepassing is. Het is voor mij niet mogelijk om aan te geven of bepaalde personen of bedrijven Oekraïense belastingregelgeving ontwijken of om de omvang van de geldstromen die hiermee gemoeid zijn aan te geven.
Klopt het tevens dat ook de president van Oekraïne gebruik maakt of heeft gemaakt van deze route? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft de president van Oekraïne inmiddels afstand gedaan van al zijn bedrijven, en alle vennootschappen die, al dan niet via een joint venture, gevestigd zijn of waren in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 14 januari 2016 heeft President Porosjenko een «blind trust» ingesteld voor zijn bedrijven. De gegevens van de trust zijn niet openbaar. Het is dus niet bekend welke van de 104 bedrijven die de president heeft opgegeven in zijn elektronische declaratie over 2015, hierin zijn opgenomen.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de vermeende besteding van een deel van een miljardenlening aan Oekraïne?4 Zijn deze antwoorden nog actueel? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u de Kamer informeren over de besteding van een nieuwe lening van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van € 1 miljard en het toezicht daarop?5 Kunt u dezelfde vraag beantwoorden over de lening van de EU van € 600 miljoen die recent is afgegeven?
De recente uitkering van tranches van zowel het IMF als het Europese MFA programma zijn onderdeel van een pakket dat reeds in 2015 is afgesproken. Deze programma’s bestaan uit verschillende delen die gefaseerd worden uitgekeerd wanneer Oekraïne voldoet aan tussentijdse beoordelingen. Het IMF en de EU zien toe op de voortgang op de voorwaarden van iedere tussentijdse beoordeling.
De financiële middelen van het IMF zijn primair bedoeld als aanvulling op de reserves om de betalingsbalansproblemen het hoofd te bieden. De middelen van de meest recente IMF-tranche aan de centrale bank zijn daarom niet geoormerkt. Hierdoor kan de economie op een duurzaam groeipad worden gebracht, de overheidsfinanciën worden versterkt en structurele hervormingen worden ondersteund.
De financiële middelen van het MFA-programma zijn een aanvulling op de financiële steun van, onder andere, het IMF en andere multilaterale instituties. Net als financiële middelen van het IMF zijn de MFA-middelen bedoeld voor het herstel van betalingsbalansproblemen en het ondersteunen van economische hervormingen.
Hoe duidt u het vertrek van de directeur van de Oekraïense Centrale Bank voor de stabiliteit van Oekraïne, de corruptiebestrijding in het land en de besteding van de IMF- en EU-steun en de controle hierop door de centrale bank?6
De directeur van de Oekraïense Centrale Bank, Gontareva, heeft haar ontslag ingediend op 10 april 2017. Zij was aangesteld door president Porosjenko in juni 2014. Zij had reeds bij aanvang aangegeven niet lang aan te zullen blijven; haar vertrek komt dan ook niet onverwacht. Gontareva heeft een aantal belangrijke taken volbracht, laatstelijk de nationalisering van de Privatbank in december 2016.
Het IMF heeft het programma afgesloten met Oekraïne onder bepaalde voorwaarden, evenals de EU haar MFA-programma heeft afgesloten onder bepaalde voorwaarden. Oekraïne heeft zich gecommitteerd aan deze afspraken. Oekraïne heeft de afgelopen tijd aanzienlijke hervormingen doorgevoerd. Hierdoor zijn er goede resultaten gehaald die door zowel IMF als EU worden onderkend: de groei herstelt, inflatie neemt af, de bankensector is versterkt en zijn er stappen gezet om corruptiebestrijding aan te pakken. Oekraïne zal in de toekomst verdere stappen moeten zetten om in aanmerking te komen voor de uitkering van de volgende tranches. Ik ga er vanuit dat Oekraïne verder zal gaan op het ingezette pad van hervormingen, ook met een nieuwe directeur van de Oekraïense Centrale Bank.
Deelt u de zorg over het feit dat de directeur slachtoffer is geworden van bedreigingen, smeercampagnes en zelfs een fysieke bedreiging van haar persoon door een oligarch? Tot welke stappen noopt dit u op Europees niveau?7
Ik betreur de berichten over bedreigingen richting haar persoon. Bij het uitvoeren van haar taken heeft directeur Gontareva ondanks negatieve publiciteit en laster haar rug recht gehouden. Het is van groot belang dat ook haar opvolger onafhankelijk zal opereren, en daarbij kan rekenen op bescherming door de overheid en internationale steun. Nederland zal daar o.a. in EU kader ook op wijzen.
Deelt u de mening dat deze ontwikkelingen op geen enkele wijze tegengehouden zijn of hadden kunnen worden door het associatieakkoord met Oekraïne en de aanvullende verklaring? Wat zegt dit volgens u over de effectiviteit van corruptiebestrijding middels het verdrag en de verklaring?
Het aanpakken van corruptie is een belangrijk thema, waar zowel het IMF als de EU op hameren. Dit is ook terug te zien in het Associatieakkoord en het besluit van Staatshoofden en Regeringsleiders zoals overeengekomen tijdens de Europese Raad in december 2016. Het Associatieakkoord biedt handvatten om met Oekraïne te werken aan corruptiebestrijding. Corruptie kan niet van de ene op de andere dag worden opgelost, maar Oekraïne heeft sinds de ingang van de voorlopige toepassing vooruitgang geboekt op verschillende fronten. Zo is er een anti-corruptiebureau opgericht. Daarnaast is een e-declaratie systeem opgezet en is de bestuurlijke top van het land verplicht hierin opgave te doen van zijn bezittingen. In 2016 hebben ruim 100.000 personen aangifte gedaan van hun bezittingen. Hierdoor kunnen personen die zich schuldig maken aan corruptie ter verantwoording worden geroepen. Voor de komende tijd is het belangrijk dat deze personen ook echt worden berecht. Het blijft belangrijk, ook in het licht van het Associatieakkoord, dat de EU het belang van corruptiebestrijding blijft benadrukken.
Klopt het dat Sergey Chemezov nog steeds op de EU-sanctielijst staat? Klopt het dat zijn bedrijf Rostec, evenals de joint venture Alliance Rostec Auto BV gevestigd aan de Jachthavenweg 130 te Amsterdam, derhalve niet aan de substance-eisen voldoet? Kunt u bevestigen dat Sergey Chemezov wel degelijk in het handelsregister staat? Hoe verklaart u deze schijnbaar tegenstrijdige feiten? Welk signaal geeft Nederland hiermee af aan de internationale gemeenschap?
Chemezov staat sinds 12 september 2014 op de EU-sanctielijst. Nederland ziet streng toe op de naleving van deze sancties. Dit betekent onder andere dat hij is onderworpen aan reisbeperkingen naar en door het grondgebied van de EU-lidstaten, dat eventuele bezittingen van Chemezov worden bevroren en dat geen middelen of tegoeden aan hem ter beschikking mogen worden gesteld.
Zoals ook gemeld in de beantwoording van schriftelijke vragen over «fiscaal onderdak Rostec» d.d. 17 maart 2016 (kenmerk 2016Z03436) is het bedrijf Rostec in Rusland gevestigd. In de media wordt melding gemaakt van een minderheidsbelang van Rostec in een in Nederland gevestigde joint venture genaamd Alliance Rostec Auto BV. Dit minderheidsbelang staat ook vermeld op de openbaar toegankelijke website van Rostec. Uit het handelsregister valt af te leiden dat Chemezov geregistreerd staat als bestuurder van Alliance Rostec Auto BV. Op grond van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan het kabinet geen openheid geven over de fiscale positie van individueel belastingplichtige (rechts)personen.
In het algemeen kan worden bevestigd dat onderdeel van de substance-vereisten is dat de bestuursbesluiten in Nederland worden genomen. Hiervoor dienen de bestuursvergaderingen regelmatig fysiek in Nederland te worden gehouden. Er zijn consequenties aan het niet voldoen aan de substance-vereisten. Zo kan er geen zekerheid vooraf worden verkregen in de vorm van een APA (Advance Pricing Agreement) of ATR (Advance Tax Ruling) en kan er, in het geval van een dienstverleningslichaam, informatie over dit lichaam worden uitgewisseld met het buitenland.
Hoe verklaart u dat Rostec, al dan niet via een minderheidsbelang in een joint venture, een ruling heeft afgesloten met de Belastingdienst?8 Wanneer is deze gesloten en wanneer loopt deze ruling af?
Zie antwoord vraag 17.
Klopt het dat Rostec aandelen bezit van het bedrijf KTRV, een bedrijf dat onder meer clusterwapens produceert die zijn ingezet in Syrië? Erkent u dat dit een extra reden is om bedrijven als Rostec te weren van Nederlandse bodem?
Een vestigingsplaats van een bedrijf wordt vastgesteld op basis van nationaal recht en verdragen met andere landen. De vestigingsplaats in Nederland is niet afhankelijk van de soort werkzaamheden die het bedrijf, dan wel een verbonden bedrijf in het buitenland, uitvoert.
Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om tijdelijk kapitaalrestricties in te voeren indien er sprake lijkt van geldstromen gelieerd aan corruptie en fraude? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Beperkingen van het vrij verkeer in kapitaal zijn slechts bij uitzondering mogelijk. Aan de mogelijkheid van grensoverschrijdende investeringen en beleggingen, alsmede grensoverschrijdend betalingsverkeer, wordt groot belang gehecht. Het invoeren van restricties leidt er toe dat ook partijen met legitieme claims in problemen kunnen komen. Desalniettemin is het op basis van bestaande (Europese) wet- en regelgeving reeds mogelijk om te voorzien in maatregelen als confiscatie en beslaglegging, wanneer er sprake is van corruptie of witwassen.
De onafhankelijkheid van deurwaarders en de verwevenheid met incassobureaus |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat deurwaarders ruziën over concurrentieregels?1
Het geldend recht is duidelijk. Dat is de «Verordening Onafhankelijkheid van de Gerechtsdeurwaarder», d.d. 31 mei 2010, stcr. 8276. Daarover kan geen discussie bestaan. Deze verordening dient daarom ook te worden gehandhaafd. Voor zover gerechtsdeurwaarderskantoren ten tijde van de inwerkingtreding niet voldeden aan de daar gegeven vereisten, dienden zij via herstelplannen daaraan binnen een door het bestuur van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) te bepalen redelijke termijn alsnog te voldoen. Sinds 1 juli vorig jaar kan ook door het Bureau Financieel Toezicht (BFT) worden toegezien op de naleving van de verordening.
Wat is er uit het interne debat gekomen tussen de beroepsgroep en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) over de ontstane situatie aangaande het niet goedkeuren van de gewijzigde verordening onafhankelijkheid deurwaarders?2
Ik heb van het bestuur van de KBvG vernomen dat de KBvG een nieuwe verordening zal voorbereiden.
Is daarbij ook bekend welke partijen stappen dienen te ondernemen om (geheel) te voldoen aan de huidige verordening?3
Ja, het bestuur heeft mij bericht dat dit bij de KBvG bekend is.
Deelt u de mening van Deurwaarders Belangen Nu dat door het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de KBvG actie moet worden ondernomen tegen deurwaarderskantoren die deels in eigendom zijn van incassobureaus en die tevens opdrachten krijgen van diezelfde bureaus? Zo nee, waarom niet?
De verordening onafhankelijkheid geldt voor alle deurwaarders. Ik ben van mening dat de verordening dient te worden gehandhaafd. Vanzelfsprekend dient een ongelijk speelveld door onvolkomen handhaving te worden voorkomen. In dit verband merk ik op dat het BFT de handhaving van de onafhankelijkheidsregels ook in zijn jaarplan voor dit jaar noemt.
Is er inderdaad sprake van oneerlijke concurrentie tussen deurwaarderskantoren die deels in eigendom zijn van incassobureaus en deurwaarderskantoren die zich aan de eisen van de verordening houden? Hoe wordt hiermee omgegaan door toezichthouders en de beroepsgroep?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op de uitspraak dat de KBvG niet controleert of incassobureaus tevens eigenaar en opdrachtgever zijn, omdat men vindt dat dat moet kunnen? Is dit volgens u wel of niet in strijd met de huidige verordening onafhankelijkheid deurwaarders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verordeningen dienen te worden gehandhaafd. Dat geldt uiteraard ook voor de huidige verordening onafhankelijkheid. Daarin heeft de KBvG blijkens diezelfde verordening ook een duidelijke rol. Ik zal het bestuur van de KBvG melden er vanuit te gaan dat zij die rol ook serieus nemen en uitvoeren.
De geplande sluiting van Den Bongerd in Oss |
|
Lilian Marijnissen (SP), Peter Kwint (SP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de sluiting van Den Bongerd?1
Mijn beeld van de voorgenomen sluiting is dat het een weloverwogen besluit is, in lijn met de doelen van passend onderwijs. De inzet van de centrale directie van Het Hooghuis, waar Den Bongerd onder valt, en het samenwerkingsverband in de regio, is om meer leerlingen onderwijs te bieden op een reguliere school. Hiertoe wordt de expertise van Den Bongerd naar de scholen toegebracht, in plaats van dat de leerlingen naar de expertise gaan, zoals nu het geval is. Het voornemen is om Den Bongerd per augustus 2019 te sluiten. Dit tijdpad biedt ruimte voor een zorgvuldige overgang van de expertise van Den Bongerd naar de reguliere scholen. Bovendien heeft de sluiting met dit tijdpad geen gevolgen voor leerlingen die nu onderwijs volgen op Den Bongerd. Het gaat namelijk om een locatie waar leerlingen tijdelijk, maximaal twee jaar, naartoe gaan. Het zijn leerlingen die zijn ingeschreven bij een reguliere school en die in principe ook teruggaan naar die school.
Deelt u de mening dat sluiting onverantwoord is als er geen draagvlak is vanuit leerlingen, personeel en ouders? Wat vindt u ervan dat geen van de betrokken leerkrachten van deze school om hun mening is gevraagd? Wat vindt u ervan dat geen van de betrokken ouders en leerlingen om hun mening is gevraagd?
Met u ben ik van mening dat het belangrijk is om ouders, leerlingen en personeel in een vroeg stadium te betrekken bij het voornemen en de besluitvorming over de sluiting van een voorziening. In formele zin is dat ook gebeurd. Ouders, leerlingen en personeel van Het Hooghuis geven via de medezeggenschap advies bij de totstandkoming van het besluit. Een aantal gespecialiseerde docenten is daarnaast ook betrokken geweest bij de uitwerking. De MR-geledingen van de verschillende locaties van Hooghuis werden gedurende het proces geïnformeerd, net als de gemeente. De centrale directie van het Hooghuis heeft aangegeven deze communicatie met alle betrokken serieus te nemen.
Deelt u de mening dat de medezeggenschap instemmingsrecht moet hebben over een dergelijk ingrijpend besluit? Zo ja, deelt u de mening dat sluiting geen doorgang kan vinden indien de medezeggenschap niet instemt? Bent u bereid om na te gaan hoe dat, in het geval van Den Bongerd, al dan niet gebeurd is?
Zoals ik eerder heb toegelicht in de Kamerbrief over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen leerlingendaling van 28 oktober 2016, zie ik geen aanleiding voor het gelijktrekken van het instemmingsrecht bij sluiting van een school. Op basis van de Wet medezeggenschap op scholen, heeft de medezeggenschap adviesrecht bij het sluiten van een school (artikel 11c, WMS), geen instemmingsrecht. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind dat leerlingen, ouders en personeel in een vroeg stadium worden betrokken bij dit type besluiten. Zoals in het antwoord op vraag 2 staat, zijn het bestuur en de medezeggenschapsraad in gesprek over het voorgenomen besluit.
Hoe verhoudt de aangekondigde sluiting van deze school zich tot het streven dat er voor elk kind passend onderwijs moet zijn?
Het samenwerkingsverband passend onderwijs dient een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen te bieden voor alle leerlingen in de regio. De invulling van deze voorzieningen kan verschillen en hierover wordt overleg gevoerd met de betrokken scholen, de ondersteuningsplanraad en de gemeente. De inzet is om de expertise van Den Bongerd te koppelen aan de reguliere scholen binnen het samenwerkingsverband. Dat biedt kansen om meer leerlingen en leerkrachten te laten profiteren van de expertise die beschikbaar is bij het personeel van Den Bongerd. Zoals de centrale directie en het samenwerkingsverband aangeven, gaat het om een herschikking van expertise en voorzieningen, niet om het schrappen daarvan. Dat neemt niet weg dat met het oog op het belang van individuele leerlingen een zorgvuldig traject nodig is. Het gekozen tijdpad, met het voornemen om in augustus 2019 te sluiten, biedt daar ruimte voor.
Deelt u de mening dat juist ook de kleinschaligheid van een gebouw veiligheid biedt voor kinderen die extra hulp en begeleiding nodig hebben, gezien in het licht dat Den Bongerd een kleinschalige school is, een locatie die het Hooghuis wil opheffen om op reguliere onderwijslocaties met zogenaamde «koersklassen» te gaan werken?
Ik ben van mening dat sommige leerlingen baat kunnen hebben bij een kleinschalige onderwijsomgeving. Dat betekent niet automatisch een apart en/of klein gebouw. Ook binnen grote scholen zijn mogelijkheden om een kleinschalige onderwijsomgeving te creëren voor leerlingen die daar baat bij hebben. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het inrichten van speciale klassen in reguliere scholen. We zien dat op meer plekken gebeuren als een manier om meer leerlingen een passende plek te bieden op een reguliere school. Ook binnen het samenwerkingsverband in Oss en omgeving zijn al meer van deze speciale klassen, ook voor leerlingen met een auditieve- en communicatieve beperking. De ervaringen hiermee zijn positief.
Hoe oordeelt u over het feit dat het aangekondigde besluit tot sluiting tot zoveel commotie leidt, zoals de oprichting van een actiecomité, een aantal acties en duizenden handtekeningen via de website www.bongerdmoetblijven.nl?
De centrale directie van Het Hooghuis heeft aangegeven de communicatie met het personeel, ouders en leerling serieus te nemen. Een aantal personeelsleden van Den Bongerd is betrokken bij de uitwerking en voorbereiding van de inrichting van de koersklassen op reguliere scholen. Daarnaast is en wordt voorzien in informatie aan andere personeelsleden, ouders en leerlingen en worden medezeggenschap van de school en het samenwerkingsverband (ondersteuningsplanraad) betrokken. Ik ga ervan uit dat de onrust door deze gerichte communicatie zal afnemen en er begrip en draagvlak voor dit besluit zal ontstaan.
Bent u bereid om met het bestuur in gesprek te gaan, teneinde sluiting van Den Bongerd te voorkomen?
Daartoe zie ik, met het oog op wat ik u in voorgaande beantwoording heb toegelicht, geen aanleiding.
Het bericht dat de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR wil dat Europese lidstaten stoppen met het terugsturen van asielzoekers naar Hongarije |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «UNHCR urges suspension of transfers of asylum-seekers to Hungary under Dublin»?1
Ja.
Stuurt Nederland nog mensen terug naar Hongarije onder de Dublin-akkoorden? Zo ja, waarom gebeurt dit nog?
Nederland draagt momenteel geen asielzoekers over aan Hongarije, in het kader van de Dublinverordening. Dat heeft onder andere te maken met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2, en de interpretatie van Hongarije van de artikelen in de Dublinverordening waarin staat omschreven welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Daarnaast roept de nieuwe Hongaarse wetgeving over de inrichting van asielprocedures, die op 28 maart 2017 in werking is getreden, vragen op over de verenigbaarheid met het Europese recht. De Europese Commissie is met Hongarije in gesprek om er voor te zorgen dat de Hongaarse wetgeving in lijn komt met het Europese asielrecht.3
Bent u bereid te stoppen met het toepassen van de Dublin-akkoorden met betrekking tot Hongarije zolang dit land niet voldoet aan de standaarden van het Europees- en internationaal recht? Zo ja, op wat voor termijn bent u bereid hiermee te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat Hongarije zich, ook in haar asielbeleid, aan Europees- en internationaal recht moet houden?
Ja.
Op welke wijze heeft Nederland zich in 2015/2016 in Europees- en bilateraal verband ingezet om ervoor te zorgen dat Hongarije haar beleid aanpaste, zodat het wel in overeenstemming zou zijn geweest met Europees- en internationaal recht?
Het is de taak van de Europese Commissie om toe te zien op naleving van het EU-recht door iedere lidstaat. Met betrekking tot de naleving van het EU-asielrecht door Hongarije heeft de Commissie inmiddels meerdere inbreukprocedures gestart, en is de Commissie met Hongarije in gesprek om er voor te zorgen dat de Hongaarse wetgeving in lijn komt met het Europese asielrecht.
Ook tijdens politieke en ambtelijke contacten met Hongarije komt dit onderwerp aan de orde. In deze contacten maakt Nederland duidelijk dat het meent dat Hongarije met dergelijke stappen niet handelt in de geest van fundamentele waarden van de Unie als rechtsstatelijkheid, eenheid en solidariteit. Meer specifiek sprak de Minister van Buitenlandse Zaken de Hongaren tijdens zijn bezoek in 2016 aan op hun Europese verplichtingen om vluchtelingen op te nemen. Eveneens wordt duidelijk gemaakt dat het kabinet zich blijft inzetten voor een constructieve en solidaire aanpak van het thema migratie en zich zal blijven uitspreken tegen initiatieven op migratieterrein die afbreuk doen aan genoemde fundamentele waarden.
Bent u bereid de inzet van Nederland in Europees- en bilateraal verband te vergroten om ervoor te zorgen dat Hongarije haar beleid aanpast, zodat het wel in overeenstemming is met Europees- en internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 5, is dit al de inzet van het kabinet.
Hoe beoordeelt u de voorstellen die de UNHCR in december presenteerde aan de Europese Unie, om het Europese asielsysteem te verbeteren?
Het kabinet vindt het huidige asielbeleid in de EU zeker voor verbetering vatbaar. Ook de Europese Commissie is zich bewust van de noodzaak hiervan. De Europese Commissie heeft daarom verschillende wetgevende voorstellen gepresenteerd tot herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Bij de voorbereiding van deze voorstellen zijn ook partijen geconsulteerd die veel expertise hebben op dit vlak, zoals de UNHCR.
Net als de UNHCR is het kabinet van mening dat het migratievraagstuk een integrale aanpak vereist die zowel ziet op de interne dimensie van migratie (GEAS) als de externe dimensie van migratie (samenwerking met derde landen en opvang in de regio). Deze integrale aanpak heeft het kabinet uitgebreid beschreven in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 september 2015.4 De voorstellen van de UNHCR op het gebied van het GEAS bevatten elementen die onderdeel zijn van de inzet van het kabinet bij de bespreking van de Europese wetgevende voorstellen, zoals het streven naar efficiënte en gestroomlijnde asielprocedures. Met de UNHCR wordt ook van gedachten gewisseld over hun voorstellen en, daar waar standpunten in elkaars verlengde liggen, over een navenante vormgeving van het GEAS.
Deelt u de mening dat het huidige asielbeleid in de EU tekort schiet? Zo ja, in hoeverre bent u bereid serieus te kijken naar de alternatieven die door partijen met veel expertise, zoals de UNHCR, worden voorgesteld?
Zie antwoord vraag 7.
EU watertaxi's die 8500 migranten redden |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In drie dagen 8.500 migranten bij Libië gered»?1
Ja.
Hoeveel migranten zijn er de afgelopen drie dagen opgepikt door boten van respectievelijk Frontex, de Italiaanse kustwacht, particuliere hulporganisaties en vrachtschepen?
Uit gegevens die de Italiaanse overheid en Frontex openbaar hebben gemaakt, blijkt dat rond het paasweekend meer dan 8000 migranten zijn gered op de Middellandse Zee. Het aantal migranten dat is gered door schepen die zijn ingezet in Frontex operaties, bedraagt meer dan 1400. De rest van de migranten is gered door schepen van de Italiaanse autoriteiten, ngo’s en overige schepen in de buurt.
Hoe ver van de Libische kust werden de verschillende reddingsoperaties uitgevoerd?
Het kabinet beschikt niet over gedetailleerde informatie over alle reddingsoperaties die in het paasweekend door verschillende schepen zijn uitgevoerd. Het beeld van het afgelopen jaar is dat de meeste reddingsoperaties in de centraal Middellandse Zee uitgevoerd worden in het zoek- en reddingsgebied van Libië. Dit gebied beperkt zich niet tot de Libische territoriale wateren maar omvat voor een belangrijk deel ook internationale wateren. De Libische (reddings)autoriteiten hebben onvoldoende capaciteit om de migratieproblematiek het hoofd te bieden. De Libische kustwacht wordt daarom door de EU en individuele lidstaten ondersteund door middel van trainingen en capaciteitsopbouw.
Waar zijn de migranten aan land gebracht?
De migranten zijn aan wal gebracht in Italië.
Verblijven zij nu in besloten opvangcentra?
Migranten die aan land worden gebracht, worden volgens de hotspot-procedures geregistreerd, geïdentificeerd en opgevangen. In beginsel dient de identificatie, de registratie en een check op veiligheidsaspecten in nationale en internationale politiedatabases te hebben plaatsgevonden alvorens een migrant de hotspot verlaat. Na deze screening wordt dan bezien welk spoor de migrant moet volgen: instromen in de nationale asielprocedure, herplaatsingskandidaat naar een andere lidstaat of terugkeer, eventueel gepaard gaande met vreemdelingendetentie.
Kunt u uitsluiten dat er zich terroristen tussen deze migranten bevinden?
Er kan niet uitgesloten worden dat terroristen misbruik maken van illegale migratiestromen om de EU binnen te komen. Lidstaten nemen echter maatregelen om eventuele terroristen te identificeren. Migranten die de EU buitengrenzen illegaal oversteken en aan land komen, worden volgens de procedures in de hotspots geïdentificeerd en geregistreerd. Ook vinden er veiligheidschecks plaats. Lidstaten worden hierbij ondersteund door de Europese agentschappen. Zo heeft Europol medewerkers in de hotspots gestationeerd. Deze experts verzamelen in de uitvoering van hun werkzaamheden ook mogelijke signalen op terrein van terrorisme. In aanvulling op het werk van Frontex voeren de experts van Europol een tweede check uit op die migranten waarbij daar aanleiding toe bestaat. Tevens wordt geverifieerd of deze personen in de eigen database voorkomen.
Deelt u de mening dat dit EU-beleid een aanzuigende werking heeft omdat de migranten naar de EU worden gebracht in plaats van linea recta terug naar Libië te worden gestuurd?
Voor het kabinet is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. In de kern komt het er op neer dat alle schepen verplicht zijn mensen in nood aan boord te brengen en hen in de dichtstbijzijnde veilige haven aan wal te brengen. Dat kunnen havens in Italië zijn of aan de Noord-Afrikaanse kust. Zoals helaas blijkt, misbruiken de criminele mensensmokkelaars deze situatie door bijvoorbeeld bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen. Deze modus operandi brengt de levens van migranten ernstig in gevaar en leidt tot slachtoffers.
Op EU niveau wordt daarom op verschillenden kanalen inzet gepleegd om illegale migratie en smokkel vanuit Libië tegen te gaan. De samenwerking met Libië maakt onderdeel uit van een alomvattende aanpak die bestaat uit verschillende activiteiten en inspanningen langs de gehele migratieroute: in de herkomstlanden, transitlanden en de Noord-Afrikaanse landen van vertrek richting Europa. Activiteiten in Libië zijn vooral gericht op de versterking van de Libische autoriteiten en in het bijzonder de Kustwacht, versterking van het beheer van de zuidelijke grens, het verbeteren van de situatie van migranten in de Libische opvangcentra en het bevorderen van terugkeer vanuit Libië naar herkomstlanden. De Europese Commissie en EU-lidstaten werken hier nauw in samen met UNHCR en IOM.
Bent u voornemens om nu eindelijk de Nederlandse grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Afgezien de vraag of het hermetisch afsluiten van de Nederlandse grenzen praktisch en juridisch haalbaar is, vindt het kabinet dat deze schijnbaar simpele oplossing niet alle risico’s voor de samenleving zal wegnemen. In plaats daarvan neemt het kabinet, zowel bilateraal als in EU verband, een groot aantal maatregelen om de risico’s ten aanzien van de veiligheid in Nederland te beperken en waarbij Nederland, conform EU en internationale verplichtingen, ook bescherming kan bieden aan asielzoekers die deze bescherming daadwerkelijk nodig hebben.
Het bericht dat het LUMC zich inzet om vluchtelingen aan een baan te helpen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «LUMC biedt vier vluchtelingen opleidingsplaats aan»?1
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van opleidings- en zorginstellingen om ervoor te zorgen dat er met het oog op de toekomstige zorgvraag voldoende opleidingsplaatsen met bijbehorende praktijkplaatsen beschikbaar zijn.
Daarbij is er geen onderscheid tussen in Nederland geboren studenten en studenten met een verblijfsvergunning.
Van het LUMC hebben wij begrepen dat het hier een initiatief betreft om extra opleidingsplaatsen te creëren en in te vullen voor beroepen waar tekorten aan worden voorzien. Tevens beoogt het LUMC met dit initiatief mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt te helpen bij het vinden van een passende baan. Dit traject sluit aan bij het zogeheten «Participatieloket» waarvoor het LUMC samenwerkt met re-integratiebedrijf DZB Leiden en uitkeringsinstituut UWV. Ik waardeer de inspanning van het LUMC in dit verband.
Vindt u het de taak van een ziekenhuis om opleidingsplaatsen voor vluchtelingen te creëren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel extra geld gaat er naar de taallessen, taalstages en begeleiding van deze vluchtelingen en waar komt dat geld vandaan?
Het LUMC geeft aan dat besloten is om voor zowel de opleiding tot verpleegkundige niveau 4 als voor de opleiding tot doktersassistent niveau 4 besloten twee extra praktijkplaatsen te creëren. In samenwerking met het ID-College gaat het LUMC deze studenten via een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) opleiden. Deze bbl-opleidingen vallen onder de reguliere bekostiging. Deze praktijkplaatsen komen in aanmerking voor een vergoeding uit het stagefonds. De betreffende studenten krijgen een werknemersaanstelling en bijbehorend salaris bij het LUMC voor de duur van hun opleiding. Aangezien het maatwerktrajecten betreft is het op voorhand volgens partijen nog niet te zeggen wat de benodigde extra inspanningen en begeleiding zullen zijn. De eventuele kosten van deze extra inspanningen en begeleiding leveren het LUMC en het ID-College uit eigen middelen. Voor eventuele out of pocket kosten heeft het Participatieloket een klein budget.
Deelt u de mening dat opleidingsplaatsen voor alle mogelijke kandidaten beschikbaar dienen te zijn en niet alleen voor vluchtelingen? Zo ja, gaat u het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) hierop aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier bbl-plekken, waarbij de studenten een arbeidscontract krijgen en waarbij de werkgever (in casu het LUMC) bepaalt wie zij aannemen en welk aannamebeleid zij hanteren. Vervolgens wordt in samenwerking met het ID-College een mbo-opleiding verpleegkunde verzorgd. Er is feitelijk geen sprake van een verdringingseffect doordat het gaat om extra opleidingsplekken.
Mbo-instellingen hebben een wettelijke taak om de toegankelijkheid van het onderwijs te borgen, in het bijzonder voor kansarme groepen. Dit traject past daar goed bij.
Wordt op deze manier de numerus fixus voor de verpleegkundigen-opleidingen omzeild? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Het gaat hier om verpleegkundigen niveau 4. Hiervoor bestaat geen numerus fixus.
Wanneer gaat u een einde maken aan de voorrangsregelingen voor vluchtelingen?
Zie het antwoord op vraag 4
De constructie van De Wit thuiszorgorganisatie |
|
Lilian Marijnissen (SP), Bart van Kent (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over thuiszorgorganisatie De Wit die au pairs uit Oost-Europese landen inzet voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-zorg)?1
Het gaat in het geval van De Wit Thuiszorg niet om au pairs onder de au-pairregeling, maar om zorgverleners die arbeid verrichten en bij de zorgbehoevende inwonen. Door thuiszorgorganisatie De Wit worden deze zorgverleners «zorg-au pairs» genoemd.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft thuiszorgorganisatie De Wit meerdere malen bezocht in de periode 2015–2017. De inspectie constateert tijdens het laatste bezoek op 2 februari 2017 dat de door thuiszorgorganisatie De Wit geboden zorg niet voldoet aan 20 van de 21 normen en dat de geboden zorg daarmee zeer risicovol is. Het oordeel van de inspectie t.a.v. de kwaliteit en veiligheid van de zorgverlening is voor mij leidend. Zie in dit verband mijn antwoord op vraag 4.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft jarenlang aanwijzingen gegeven aan thuiszorgorganisatie De Wit over tekortschietende zorgverlening; waarom heeft het zo lang geduurd voordat de beslissing is genomen dat thuiszorgorganisatie De Wit gaat stoppen met het verlenen van zorg? Hoe is dit proces met de Inspectie precies gelopen?2
Het is de verantwoordelijkheid van een zorgbestuurder om kwalitatief goede en veilige zorg te leveren. De inspectie toetst zorgaanbieders aan een vaststaand kwaliteitskader welke volgt uit geldende wet- en regelgeving, richtlijnen en uit veldnormen. Gedurende het hele toezichttraject heeft de inspectie de bestuurder van De Wit Thuiszorg verzocht om verbetermaatregelen te nemen. Ondanks de door de bestuurder ingezette verbeteracties, concludeert de inspectie dat essentiële normen niet werden nageleefd. In eerste instantie was er vertrouwen in verbetering. Echter bleek er, gedurende het toezichttraject sprake van weinig verbetering en daadkracht. Zo namen begin 2017 het aantal niet nageleefde normen toe in plaats van af. Er was met andere woorden sprake van een verslechtering.
De inspectie heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de vereiste verbeteringen, zonder het geven van een maatregel door de inspectie, gerealiseerd en geborgd worden. Om deze redenen heeft de inspectie De Wit Thuiszorg op 23 maart 2017 een aanwijzing gegeven voor de duur van vier maanden.
Vindt u het wenselijk dat een thuiszorgorganisatie werkt met au pairs die uit het buitenland gehaald worden om hier zorg te komen verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht de bestuurder van een zorgorganisatie om goede zorg aan te bieden. Zorg moet in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn, tijdig worden verleend en zijn afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. Ook moeten de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht worden genomen en moet de cliënt met respect worden behandeld. Het betekent voorts dat zijn medewerkers als zorgverlener bevoegd en voldoende bekwaam (gekwalificeerd) moeten zijn om die zorg te verlenen en dat zij moeten handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard. Dat geldt ongeacht of de zorgverlener uit Nederland afkomstig is dan wel alleen in Nederland werkzaam is. Ik heb geen oordeel over de achtergrond van de betrokken medewerkers, zolang de zorgaanbieder maar voldoet aan de vereisten uit de Wkkgz en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). De inspectie houdt hierop toezicht.
In hoeverre mogen au pairs Wlz-zorg verlenen, aangezien au pairs geen taken mogen verrichten voor mensen die bijzondere zorg nodig hebben, of zorg waarvoor een bijzondere vaardigheid nodig is? Hoe oordeelt u hierover en hoe oordeelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg hierover?3
Au pairs mogen geen Wlz-zorg verlenen. De au pair mag geen taken verrichten voor mensen die een meer bijzondere zorg nodig hebben en die een specifieke vaardigheid vereisen. De au-pairregeling, onder meer in de Wet arbeid vreemdelingen vastgelegd, biedt buitenlandse personen in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar de gelegenheid om in een korte tijd (maximaal een jaar) kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Een au pair mag niet werken: hij/zij mag alleen, in ruil voor kost en inwoning, in het gastgezin lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten (maximaal 8 uur per dag en met een maximum van 30 uur per week).
Het gaat in het geval van De Wit Thuiszorg echter niet om au pairs onder de au-pairregeling, maar om zorgverleners die arbeid verrichten en bij de zorgbehoevende inwonen. Door thuiszorgorganisatie De Wit worden deze zorgverleners «zorg-au pairs» genoemd.
Indien deze «zorg-au pairs» bevoegd en voldoende bekwaam (gekwalificeerd) zijn om zorg te verlenen en zij handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard, dan mogen zij taken verrichten voor mensen die zorg nodig hebben of zorg waarvoor een bijzondere vaardigheid nodig is. De inspectie spreekt met betrekking tot deze casus dan ook niet van een zorg-au pair, maar van een zorgverlener. Het staat of valt met hoe de zorgaanbieder het organiseert. Bij De Wit Thuiszorg is dit op dit moment niet goed georganiseerd waardoor er risico’s bestaan voor de cliënt. Ingrijpen door de inspectie was dan ook noodzakelijk.
Wat vindt u ervan dat een thuiszorgorganisatie gericht zorgverleners uit Oost-Europese landen werft die de Nederlandse taal niet machtig zijn, terwijl in Nederland duizenden zorgverleners van niveau 1 en niveau 2 werkloos thuis zitten en heel graag willen werken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwaliteit en veiligheid van de zorg moet altijd voorop staan. Dat betekent onder andere dat zorgverleners de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen om te kunnen communiceren met de patiënten om goede en veilige zorg te kunnen verlenen. Specifiek voor beroepen in de individuele gezondheidszorg geldt daarbij een taalcontrole. Zie ook het antwoord op vraag 8 t/m 10.
Onder deze voorwaarden staat het thuiszorgorganisaties vrij om zorgverleners uit Oost-Europese EU-landen te werven. Dit maakt onderdeel uit van het vrij verkeer van personen en diensten binnen de Europese Unie. Daarbij moet (oneerlijke) concurrentie op arbeidsvoorwaarden wel worden bestreden. Daarom maakt het kabinet zich in Brussel hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn. Zie hiervoor verder het antwoord op vragen 6 en 7.
Vindt u het wenselijk dat au pairs hun sociale lasten afdragen in hun geboorteland? Deelt u de mening dat werknemers in Nederland altijd moeten werken onder Nederlandse eisen, conform Nederlandse cao’s omdat er anders feitelijk sprake is van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo neen, waarom niet?
Op grond van de detacheringsrichtlijn – in Nederland geïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de EU – hebben werknemers die tijdelijk in Nederland komen werken recht op de harde kern van de arbeidsvoorwaarden, zoals vastgelegd in de Nederlandse arbeidswetgeving en eventueel in een algemeen verbindend verklaarde cao. Indien de arbeidskrachten via een uitzendbureau in Nederland te werk worden gesteld, is de harde kern van de arbeidsvoorwaarden uit de algemeen verbindend verklaarde cao voor uitzendkrachten van toepassing. Daartoe behoort ook de inlenersbeloning. Voor een deel zijn de arbeidsvoorwaarden zoals die in Nederland gelden dus van toepassing. Maar het kabinet maakt zich in Brussel hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn, zodat onder meer de harde kern van de arbeidsvoorwaarden uitgebreider wordt. De Kamer wordt van de vorderingen van de onderhandelingen op de hoogte gehouden.
Deelt u de mening dat deze situatie onwenselijk is en dat het introduceren van een werkvergunning hiervoor een oplossing kan bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is van belang dat er aandacht is voor eventuele schaduwkanten van arbeidsmobiliteit binnen Europa die zich kunnen voordoen in de vorm van oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Zo moet concurrentie op arbeidsvoorwaarden worden bestreden. Zoals in antwoord op vraag 6 aangegeven, maakt het kabinet zich hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn om te bewerkstelligen dat de harde kern van arbeidsvoorwaarden uitgebreid wordt. Hiermee wordt een gelijk speelveld bevorderd en worden ook verschillen in loonkosten tussen Nederlandse werknemers en gedetacheerde buitenlandse werknemers verkleind. Het introduceren van een werkvergunning voor onderdanen van andere EU-lidstaten is in strijd met het Europees recht.
Wat vindt u ervan dat thuiszorgorganisatie De Wit geen Nederlandse taaleisen oplegt aan hun au pairs, omdat ze niet mogen hechten aan hun cliënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij zorgverlening moet de kwaliteit en veiligheid van de zorg altijd voorop staan. Dat betekent onder andere dat zorgverleners voldoende moeten kunnen communiceren met de patiënten om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
In de Wkkgz staat dat de zorgverlener goede zorg moet verlenen. Onderdeel daarvan is dat je je als zorgverlener goed verstaanbaar moet kunnen maken richting je cliënten.
In Nederland is daarbovenop wettelijk geregelde taalcontrole van toepassing op geregistreerde beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het gaat dan om bijvoorbeeld artsen, tandartsen en verpleegkundigen. Zij dienen aan te tonen dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen voordat zij in het BIG-register kunnen worden ingeschreven en hun beroep mogen uitoefenen. Deze eis geldt dus niet voor alle zorgverleners.
Kunt u aangeven of de au pairs die thuiszorgorganisatie De Wit aantrekt, moeten voldoen aan de Nederlandse eisen voor taalvaardigheid voor zorgverleners of niet?4
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het beheersen van een goede Nederlandse taalvaardigheid cruciaal is voor patiëntveiligheid en het onacceptabel is dat er in Nederland blijkbaar zorg verleend wordt door zorgverleners/au pairs die de taal volledig niet beheersen? Zo ja, welke maatregelen gaat u hieraan treffen? Zo neen, waarom niet?
Uiteraard deel ik de mening dat zorgverleners de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen om met patiënten en collega’s te kunnen communiceren. De zorgwetgeving verplicht zorgverleners daar in het kader van goede en veilige zorg ook toe. Zoals bekend heeft de inspectie de nodige actie ondernomen.
Wat is de stand van zaken van de uitvoerbaarheidstoets van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) en de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV)? Kunt u uw antwoord toelichten?5
Bij brief van 29 oktober 2015 is de Kamer geïnformeerd over het onderzoek van Panteia over controle op de kennis van het Nederlands van buitenlands gediplomeerden bij inschrijving in het BIG register.
In vervolg op de uitvoerbaarheidstoets van het CIBG en de CBGV, geldt per 1 januari 2017 dat een ieder (zowel Nederlandse gediplomeerden als buitenlandse gediplomeerden) een bewijs van voldoende Nederlandse taalvaardigheid voor registratie in het BIG register dient te overleggen.
BIG registratie is verplicht voor de acht basisberoepen van artikel 3 van de Wet BIG, te weten arts, tandarts, apotheker, gz-psycholoog, psychotherapeut verloskundige, fysiotherapeut en verpleegkundige.
Kunt u toelichten waarom de directeur van thuiszorgorganisatie De Wit aangeeft dat het gaat om laag complexe zorg, maar tevens aangeeft dat mensen via een pgb Wlz-zorg ontvangen? Deelt u de mening dat hier dan dus geen sprake is van laag complexe zorg kan zijn, gezien een indicatie voor Wlz-zorg gebaseerd is op blijvend intensieve zorg of 24 uur per dag toezicht nodig hebben? Hoe oordeelt u hierover?
Cliënten met een indicatie voor Wlz-zorg hebben allen blijvend een zware of complexe zorgvraag en/of 24 uur per dag toezicht nodig.
Welke zorgopleiding hebben de au pairs die thuiszorgorganisatie De Wit inzet? Zijn deze au pairs opgeleid en gekwalificeerd om in Nederland Wlz-zorg te mogen bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wit Thuiszorg geeft aan dat de medewerkers een zorggerelateerde basisopleiding met een deskundigheidsniveau hebben dat vergelijkbaar is met het in Nederland geldende (minimaal) deskundigheidsniveau 2 in Nederland (Helpende Zorg & Welzijn). Vanwege het dienstverband en de bevoegd- en bekwaamheden van de medewerkers kunnen cliënten genoodzaakt zijn om extra zorg bij derden in te kopen en/of familie c.q. mantelzorgers in te zetten. Deze medewerkers zijn de Nederlandse taal qua spreek- en taalvaardigheid niet allen machtig. Als een verzorgende/verpleegkundige de Nederlandse taal niet beheerst en de cliënt beheerst alleen Nederlands dan is mijn inziens goede zorg in het geding. Dit betekent niet impliciet dat de verzorgende/verpleegkundige slecht is, dit betekent ook niet dat het niet mogelijk is om het op een manier te regelen c.q. te organiseren dat het wel mogelijk is/wordt. Het staat of valt met hoe de zorgaanbieder het organiseert. Zie ook vraag 4.
Waarom hoeven thuiszorginstellingen die Wlz-zorg leveren gefinancierd uit het pgb, geen WTZi-toelating te hebben? Waarom is hiertoe besloten? Vindt u ook dat het juist uit het oog van goede kwalitatieve zorg het noodzakelijk is dat deze organisaties ook onder de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) komen te vallen? Kunt u uw visie hierop geven?6
Onder de huidige regelgeving (Wet toelating zorginstellingen) zijn pgb-zorgaanbieders inderdaad uitgezonderd van de toelatingsplicht. Dit is gedaan om deze, veelal kleinschalige, zorgaanbieders te behoeden voor te zware administratieve lasten. Ik ben het met de vragensteller eens dat het vanuit het oogpunt van goede kwalitatieve zorg onwenselijk is om pgb-zorgaanbieders volledig uit te zonderen van de WTZi, vooral wanneer ze een grootschaliger karakter hebben. Ik heb dan ook een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de kwaliteit van zorg centraal staat bij de toelatingsprocedure. Daarin zullen aanbieders van zorg die uit persoonsgebonden budgetten wordt betaald dezelfde wijze worden behandeld als overige aanbieders van zorg. Daarbij zal ik uiteraard waken voor administratieve overbelasting. Ik verwacht dit wetsvoorstel dit jaar te kunnen indienen.
Vindt u het wenselijk dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen? Vindt u het wenselijk dat hierdoor zorgorganisaties, zoals thuiszorgorganisatie De Wit niet gecontroleerd worden op hun jaarverslag/afrekening?7
Nee. Overigens is de stelling dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen en niet op hun jaarstukken worden gecontroleerd, onjuist. In Nederland zijn de wettelijke bepalingen omtrent externe jaarverantwoording vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek boek 2, titel 9. Die bepalingen gelden voor o.a. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen en dus ook voor thuiszorgorganisatie De Wit, De Wit Thuiszorg B.V. De bepalingen van boek 2 BW bevatten de verplichting voor een onderneming om na afloop van het boekjaar verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beleid door jaarstukken op te stellen inhoudende de jaarrekening, het jaarverslag(ook wel bestuurs- of directieverslag genoemd) en overige gegevens. De jaarstukken dienen opgesteld te worden op basis van normen, nader uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Aan de jaarrekening dient een controleverklaring van een openbaar accountant te worden toegevoegd. Na vaststelling dient de jaarrekening binnen 8 dagen openbaar te worden gemaakt door middel van deponering bij het handelsregister.
Nee. Overigens is de stelling dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen en niet op hun jaarstukken worden gecontroleerd, onjuist. In Nederland zijn de wettelijke bepalingen omtrent externe jaarverantwoording vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek boek 2, titel 9. Die bepalingen gelden voor o.a. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen en dus ook voor thuiszorgorganisatie De Wit, De Wit Thuiszorg B.V. De bepalingen van boek 2 BW bevatten de verplichting voor een onderneming om na afloop van het boekjaar verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beleid door jaarstukken op te stellen inhoudende de jaarrekening, het jaarverslag(ook wel bestuurs- of directieverslag genoemd) en overige gegevens. De jaarstukken dienen opgesteld te worden op basis van normen, nader uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Aan de jaarrekening dient een controleverklaring van een openbaar accountant te worden toegevoegd. Na vaststelling dient de jaarrekening binnen 8 dagen openbaar te worden gemaakt door middel van deponering bij het handelsregister.
Wat is de bezoldiging van de directeur van thuiszorgorganisatie De Wit? Ontvangt deze directeur nog andere inkomsten, zoals bonussen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?8
De bezoldigingen van de topfunctionarissen van thuiszorgorganisatie De Wit zijn niet openbaar. Omdat deze organisatie geen Wtzi-toelating heeft, valt zij buiten het bereik van de transparatieverplichtingen van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Het is aan de instelling zelf of en hoe zij transparant wil zijn over bezoldigingen van haar topfunctionarissen.
Kunt u onderzoeken hoe de pgb-constructie precies is geregeld die thuiszorgorganisatie De Wit hanteert? Kunt u daarbij tevens aangeven of het juist is dat dat zorgbehoevende ouderen die zorg afnemen bij thuiszorgorganisatie De Wit gedwongen worden in een pgb-constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mensen die 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig hebben, komen in aanmerking voor toelating tot de Wlz. Voor toegang tot de Wlz is een indicatie van het CIZ noodzakelijk. Deze indicatie wordt objectief en onafhankelijk gesteld. Het CIZ kan Wlz-indicaties stellen. Pgb-gefinancierde instellingen zijn daar niet toe bevoegd.
Na indicatiestelling door het CIZ kan een verzekerde kiezen voor één van de vier leveringsvormen, waaronder het pgb. Als iemand anders het pgb aanvraagt voor de verzekerde, dan is daar schriftelijke toestemming van de verzekerde voor nodig.
Het pgb-Wlz maakt het mogelijk om regie te voeren over de zorg en zelf de zorgverlener te kiezen. Om in aanmerking te komen voor het pgb-Wlz moet een verzekerde voldoen aan enkele voorwaarden. Dit wordt getoetst door het zorgkantoor tijdens een bewustekeuzegesprek. In dit gesprek beoordeelt het zorgkantoor ook of de verzekerde eigen regie heeft, al dan niet via vertegenwoordiging. Wanneer een verzekerde kiest voor een pgb-Wlz kan hij of zij zelf op zoek naar een verantwoorde en kwalitatief goede zorgaanbieder. Samen met de zorgaanbieder stelt de budgethouder een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving op. Na goedkeuring hiervan door het zorgkantoor kan de SVB de zorgaanbieder uitbetalen. Thuiszorgorganisatie De Wit heeft geen contracten met zorgkantoren en werkt dus alleen met pgb’s. Het is de keuze van de budgethouder om te besluiten daar zorg af te nemen.
Is hier sprake van een schijnconstructie, aangezien thuiszorgorganisatie de Wit nauw samenwerkt met een ander bedrijf en via dit bedrijf de pgb-indicaties voor de cliënten van haar eigen organisatie laat verlopen?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat een persoonsgebonden budget (pgb) is bedoeld voor individuele situaties en niet bedoeld is dat zorgorganisaties een ander bedrijf in de hand nemen om voor/in samenwerking met hen pgb-indicaties te verstrekken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 17.
Is u bekend of er andere zorgorganisaties zijn die werken volgens de constructie van thuiszorgorganisatie De Wit? Zo ja, welke zorgorganisaties zijn dit? Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Er is geen registratie van het aantal organisaties dat pgb-zorg levert en au pairs inzet. Echter, ook deze organisaties moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Hierop houdt de inspectie toezicht. Daarnaast controleren zorgkantoren via huisbezoeken of het pgb wordt ingezet zoals bedoeld. Op het moment dat er signalen zijn dat dit niet het geval is zal dit worden opgevolgd via onderzoek door het zorgkantoor. Als er vermoedens zijn van misstanden, kunnen de handhavingspartijen in de zorg bezien of verdere maatregelen noodzakelijk zijn.
Het nog niet toegezonden actieplan pleegzorg |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u zich uw toezegging herinneren tijdens het Algemeen overleg Jeugdhulp d.d. 23 februari jl., waarin u aangaf het actieplan pleegzorg eind maart naar de Kamer te zenden?
Ja.
Klopt het dat de Kamer tot op heden géén actieplan pleegzorg heeft mogen ontvangen? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer de Kamer het actieplan kan verwachten?
Ik hecht er aan om in overleg met de sector tot een stevig en gedragen actieplan te komen. Ik verwacht het Actieplan Pleegzorg vóór 1 juni 2017 aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Zoals toegezegd gaat het actieplan specifiek in op de onderwerpen waar uw Kamer bij (aangehouden) moties aandacht heeft gevraagd.1 In het actieplan wordt op verzoek van mevrouw Bergkamp ook aandacht geschonken aan kwetsbare pleegkinderen die meerderjarig worden.2
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er vaart wordt gemaakt met het actieplan pleegzorg omdat er behoorlijke knelpunten zichtbaar zijn binnen de pleegzorg, zoals aangegeven in het algemeen overleg Jeugdhulp?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven met welke partijen allemaal is gesproken gedurende de ontwikkeling van het actieplan pleegzorg en welke rol het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daarin heeft gehad?
Het Actieplan Pleegzorg wordt ontwikkeld onder regie van het Ministerie van VWS in nauwe samenwerking met Jeugdzorg Nederland (JN), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). Daarnaast is onder meer gesproken met diverse gemeenten, individuele pleegzorgaanbieders, de Raad voor de Kinderbescherming, het Landelijk Overleg PleegOuderRaden, vertegenwoordigers van enkele lokale en regionale pleegouderraden en de stichting Jongwijs. Uit het gevoerde overleg blijkt een grote bereidheid van betrokken partijen om de opgaven in de pleegzorg op te pakken.
Kunt u, in plaats binnen de gebruikelijke termijn van drie weken, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Daar heb ik naar gestreefd.
Het bericht: 'Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het toestaan van een conferentie, waarvan de organisatie banden heeft met Hamas en waar een antisemiet komt spreken die een islamitische terreuraanslag tegen Israël goedpraat, onterecht is en het toestaan van een optocht van vredelievende christenen die Israël willen steunen wel terecht is? Zo nee, waarom krijgt antisemitisme van u de voorkeur boven een vredige optocht?2 3
In Nederland is het recht op vrijheid van meningsuiting, vergadering en betoging vastgelegd in en beschermd door de Grondwet. Een optocht of conferentie kan in beginsel niet vooraf worden verboden (censuurverbod). Alleen wanneer uit een gedegen risicoanalyse een concrete dreiging blijkt voor een ernstige verstoring van de openbare orde en de burgemeester aannemelijk kan maken dat die dreiging niet door extra politie-inzet kan worden afgewend, kan een beperking gerechtvaardigd zijn. Een verbod mag pas in beeld komen als een lichtere maatregel, zoals het aanwijzen van een andere locatie, niet volstaat. De burgemeester mag niet treden in een beoordeling van de inhoudelijke toelaatbaarheid van de publieke uiting of van de (achtergrond van de) organisator van de optocht of conferentie.
Bent u bereid om op Goede Vrijdag met de burgemeester van Rotterdam in gesprek te gaan, met als doel hem van de dwaling, zoals genoemd in vraag 2, af te brengen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik treed niet in de bevoegdheid van de burgemeester. De verantwoordelijkheid voor de openbare orde ligt bij de burgemeester van Rotterdam en het is aan hem om te beoordelen wat ervoor nodig is om deze te handhaven.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om «Christenen voor Israël» wel de veiligheid te bieden om hun stille tocht te kunnen houden, desnoods door de inzet van het leger? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat hij vele afgewezen asielzoekers toch trakteert op een verblijfsvergunning |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u in 31% van de gevallen die aan u zijn voorgelegd in het kader van eventuele gebruikmaking van de zogenaamde discretionaire bevoegdheid toch een verblijfsvergunning heeft verleend aan vreemdelingen wier verblijfsaanvraag (vaak herhaaldelijk) is afgewezen?1
Elke individuele zaak beoordeel ik op de eigen merites. Ik maak dus per zaak 100% wel of 100% geen gebruik van deze bevoegdheid. De genoemde 31% is enkel een momentopname en kan op elk willekeurig ander moment hoger danwel lager zijn.
Waarom is het nodig naast het vestigen van alle immigratie- en asielrecords ook nog op dit gebied een record te vestigen?
U vraagt naar het waarom van een door mij niet gedeelde stelling. Deze kan ik dan ook niet verklaren. Daarnaast is niet van al mijn voorgangers bekend in hoeveel procent van de gevallen zij hun discretionaire bevoegdheid hebben aangewend, een record kan dan ook niet worden vastgesteld.
Realiseert u zich dat u Nederland met dit structurele generaal-pardonbeleid een asielmagneet laat blijven?
Er is geen structureel generaal-pardonbeleid. Daarnaast ligt er geen magnetisch proces ten grondslag aan migratiebewegingen naar Nederland.
Realiseert u zich voorts dat u hiermee mensen beloont voor het negeren van hun vertrekplicht en dat hierdoor veel meer vreemdelingen tegen de regels in in Nederland blijven hangen?
Ik ben van mening dat het gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid op zichzelf niet iets goeds is. Het gaat in deze zaken altijd om een afweging van belangen. Daarbij is het inderdaad zo dat betrokkene op grond van het vreemdelingenrecht geen recht heeft in Nederland te verblijven. Dat argument weegt zwaar bij het beoordelen van verzoeken. Dat is dan ook de reden dat ik alleen in zeer specifieke en schrijnende omstandigheden van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik maak en in de meeste gevallen dergelijke verzoeken afwijs.
In hoeveel van deze gevallen was sprake van bemoeienis van Kamerleden? Waarom kiest u voor deze oncontroleerbare achterkamertjespolitiek in het vreemdelingenbeleid?
Er is geen bemoeienis van Kamerleden bij de beslissing wel of niet gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Wel komt het voor dat kamerleden een verzoek hiertoe initieren danwel ondersteunen.
Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid is vastgelegd in artikel 3.51, onder k, Vreemdelingenbesluit 2000.
Kunt u ophouden met dit stiekeme generaal-pardonbeleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, aangezien er geen generaal-pardonbeleid is, kan ik daar ook niet mee ophouden.
De forse kritiek van de inspectie op de ZGT ziekenhuizen in Hengelo en Almelo |
|
Lilian Marijnissen (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uw reactie geven op het vernietigende oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de tekortschietende zorg in de ziekenhuizen ZGT (ZiekenhuisGroep Twente) Hengelo en ZGT Almelo?1
Het krantenartikel waar u aan refereert heeft betrekking op het verslag van het jaargesprek dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op 22 december 2016 heeft gevoerd met de Raad van Bestuur van Ziekenhuis Groep Twente (ZGT). Op 5 april 2017 heeft de IGZ dit verslag openbaar gemaakt. De IGZ voert in alle ziekenhuizen een dergelijk jaargesprek en het verslag hiervan wordt altijd openbaar gemaakt. Dit past bij het streven om openheid en transparantie te betrachten over zowel de kwaliteit van de zorg als de uitkomsten van toezicht. In het jaargesprek staat de vraag centraal, hoe de Raad van Bestuur haar verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid invult. In het jaargesprek wordt een breed scala aan onderwerpen besproken op basis van de uitkomsten van de kwaliteitsindicatoren die het ziekenhuis aanlevert, bevindingen tijdens onaangekondigde inspectiebezoeken, uitkomsten van calamiteitenonderzoek en andere informatie.
Uit het verslag van het jaargesprek met ZGT blijkt dat de IGZ kritisch is over dit ziekenhuis. Op verschillende terreinen zijn verbeteringen mogelijk. Dat is wat anders dan uw kwalificatie dat het een «vernietigend oordeel» zou zijn van de IGZ. Het is de taak van de IGZ om toezicht te houden op zorginstellingen en waar nodig verbetermaatregelen te vragen. Dit is onderdeel van het proces zoals dat in alle zorginstellingen bestaat om de kwaliteit van zorg doorlopend te bewaken, beheersen en verbeteren. Ik ga ervan uit dat de Raad van Bestuur van ZGT hierin zijn verantwoordelijkheid neemt.
Hoe oordeelt u over de reactie van de ZGT die het rapport van de inspectie niet verontrustend vindt, terwijl de inspectie tekortkomingen constateerde in verstrekking van medicatie, bezetting op de spoedeisende hulp, de screening, informatieoverdracht en informatievoorzieningen naar patiënten toe en de ZGT ziekenhuizen een significant hoger sterftecijfer kennen dan van deze ziekenhuizen verwacht kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Van bestuurders van zorginstellingen mag de samenleving onder meer verwachten dat zij open en transparant zijn en lerend en zelfreinigend vermogen tonen. Het belangrijkste is dat zij daar waar verbeteringen noodzakelijk zijn, dit erkennen en herkennen en onverwijld maatregelen treffen. De IGZ ziet er op toe dat de verbetermaatregelen daadwerkelijk geïmplementeerd worden. Hoewel zij op dit moment geen aanleiding ziet voor nadere (bestuursrechtelijke) maatregelen, heeft de IGZ mij laten weten de voortgang van de implementatie van de verbetermaatregelen in ZGT nauwlettend te volgen.
Herinnert u uw uitspraken dat specialisatie en concentratie van zorg een goede zaak kan zijn, mits dit de kwaliteit van zorg ten goede komt? Hoe oordeelt u over de zwaar tekortschietende zorg in de ZGT ziekenhuizen, sinds zij zorgspecialismen onderling hebben geconcentreerd tussen Hengelo en Almelo? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De IGZ heeft mij laten weten geen relatie te zien tussen de verbeterpunten die bij het jaargesprek zijn besproken en de nieuwe locatieprofielen voor de locaties Almelo en Hengelo. Ik deel derhalve niet uw analyse dat de concentratie van zorgspecialismen in ZGT locatie Hengelo en ZGT locatie Almelo nadelige gevolgen heeft gehad voor de kwaliteit van zorg.
Erkent u naar aanleiding van deze berichtgeving dat de concentratie van zorgspecialismen tussen ZGT Hengelo en ZGT Almelo niet goed verlopen is voor de kwaliteit van zorg en dat er zo spoedig mogelijk een plan dient te komen om te zorgen dat ZGT Hengelo en ZGT Almelo weer volwaardige ziekenhuizen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze ziekenhuizen weer een volwaardig ziekenhuis worden? Zo neen, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht “Onrust op ministeries over komst Eritrese partijfunctionaris” |
|
Bram van Ojik (GL), Malik Azmani (VVD), Raymond Knops (CDA), Jasper van Dijk (SP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onrust op ministeries over komst Eritrese partijfunctionaris»?1
Ja.
Klopt het dat het Eritrese Young People's Front for Democracy and Justice (YPFDJ), de jeugdorganisatie van de regerende PFDJ, van plan is haar jaarlijkse congres in Nederland te organiseren? Zo ja, weet u waar en wanneer?
De conferentie zou van 13–17 april plaatsvinden in Veldhoven (Noord-Brabant), maar is op donderdagavond 13 april na een verstoring van de openbare orde en ernstige vrees voor verdere verstoring door de burgemeester van Veldhoven verboden.
Deelt u de mening dat een dergelijk congres als ongewenste bemoeienis van de Eritrese overheid met Eritreeërs in Nederland beschouwd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bezorgd over de mensenrechtensituatie in Eritrea. Het kabinet vond het bezoek van de heer Gebreab aan de jeugdconferentie ongemakkelijk, omdat deze hoge Eritrese ambtenaar Eritreeërs zou gaan toespreken terwijl velen Eritrea hebben verlaten om politieke redenen. Ook waren er aanwijzingen dat Eritreeërs in Nederland gedwongen werden aan deze bijeenkomst bij te dragen. Zoals ook in de Kamerbrief van 15 december jl. is aangegeven (Kamerstuk 22 831, nr. 125) dient vrijwilligheid het uitgangspunt te blijven voor contacten van Eritreeërs in Nederland met de Eritrese autoriteiten. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 21 april de Ambassadeur van Eritrea ontboden en deze boodschap nogmaals overgebracht.
Ziet u mogelijkheden dit congres te verhinderen?
De burgemeester van Veldhoven heeft besloten de bijeenkomst te verbieden, omdat in de avond van 13 april onrust uitbrak bij de Koningshof in Veldhoven en omdat meer en grotere demonstraties waren aangekondigd. De kortgedingrechter heeft het besluit in stand gelaten.
Is de Eritrese ambassade betrokken bij dit congres? Zo ja, hoe beoordeelt u deze betrokkenheid?
Voor zover bekend waren de Eritrese Ambassades in Brussel en Den Haag betrokken bij de organisatie van dit congres. Dit is niet ongebruikelijk. Een van de functies van een ambassade is het behartigen van de belangen van de zendstaat in het gastland. Ondersteuning van een dergelijk evenement door een ambassade valt hier ook onder.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de tweede man van het regime van de Eritrese president Afewerki, Yemane Gebreab, om dit congres toe te spreken?
De heer Gebreab beschikte over een geldig Schengen-visum. Zijn bezoek werd op geen enkele wijze gefaciliteerd door de Nederlandse overheid en werd als privéaangelegenheid behandeld.
Heeft u aanwijzingen dat er andere regeringsfunctionarissen uit Eritrea bij dit congres aanwezig zullen zijn?
Neen.
Is de heer Gebreab betrokken bij de misdaden tegen de menselijkheid die volgens de onderzoekscommissie van de Verenigde Naties in Eritrea plaatsvinden?
De beoordeling van eventuele betrokkenheid van de heer Gebreab bij misdrijven tegen de menselijkheid en de beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan is aan het Openbaar Ministerie.
Is het denkbaar dat de heer Gebreab vervolgd wordt voor misdaden tegen de menselijkheid als hij naar Nederland komt?
Zie antwoord vraag 8.
Welk land heeft het Schengenvisum aan de heer Gebreab verleend?
Italië.
Zijn er mogelijkheden om de aanvraag van een Schengenvisum te weigeren voor personen gelieerd aan het Eritrese regime?
Of er mogelijkheden op dit terrein zijn en zo ja welke, is afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden rond een visumaanvraag.
Elke aanvraag wordt dan ook op eigen merites beoordeeld.
Bent u bereid andere landen uit de Schengenzone te verzoeken Schengenvisa te weigeren aan personen gelieerd aan het Eritrese regime?
De afspraken die de lidstaten van de Europese Unie hebben gemaakt over de verstrekking van visa aan derdelanders schrijven voor dat steeds een individuele beoordeling gemaakt moet worden. Dit leent zich niet voor een generieke stelling ten aanzien van een groep van personen, tenzij er sprake is van formele EU-sancties tegen bepaalde personen. Dergelijke sancties bestaan niet voor Eritrea.
Wat is de stand van zaken van het laagdrempelig meldpunt voor de Eritrese gemeenschap over intimidatie en bemoeienis vanuit het Eritrese regime?
Politie en het OM zullen, indien daar aanleiding toe is, mogelijke slachtoffers van strafbare feiten actief wijzen op de mogelijkheid tot het doen van aangifte. Wantrouwen en onwetendheid van Eritreeërs ten opzichte van de politie vormt een belangrijke belemmering voor het doen van aangiften. In gesprekken van overheid, niet-gouvernementele organisaties en andere relevante betrokken organisaties met de Eritrese gemeenschap wordt aandacht besteed aan deze belemmering.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek in Europees verband naar de aard en omvang van de diasporabelasting van het Eritrese regime?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een onafhankelijk bureau opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de aard en omvang van de diasporabelasting van het Eritrese regime. Dit onderzoek loopt. Het kabinet zal u in het tweede kwartaal van 2017 over de bevindingen informeren, zoals toegezegd in de Eritreabrief van 15 december 2016 (Kamerstuk 22 831, nr. 125).
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de bijeenkomst plaatsvindt?
De snelle opvolging van gebeurtenissen maakte het niet mogelijk deze vragen binnen een dag te beantwoorden.
Het niet in kaart brengen van bepaalde regeldruk |
|
Jan Paternotte (D66), Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Veel regeldruk in Nederland wordt niet in kaart gebracht, maar leidt wel tot honderden miljoenen euro's aan lasten voor bedrijven»?1
Ja.
Klopt het dat regeldruk veroorzaakt door beleidsregels en andere algemene regels van ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders niet in beeld wordt gebracht, ook al is dat verplicht? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Beleidsregels zijn formeel gezien geen wetgeving. Een beleidsregel dient vanuit zijn aard als een nadere uitleg van de regelgeving, zonder dat daarbij sprake mag zijn van aanvullende verplichtingen. Beleidsregels worden daarom niet expliciet meegenomen in de berekening van de resultaten van de doelstelling om in deze kabinetsperiode 2,5 miljard euro aan regeldrukreductie te realiseren. In een memorie van toelichting wordt bij het in kaart brengen van de regeldrukkosten van de betreffende wet- of regelgeving wel zoveel mogelijk rekening gehouden met de kosten die de uitvoering en het toezicht met zich mee kunnen brengen. In die context acht ik vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 8, 10 en 11 van de leden Ziengs en Lodders over het bericht «Onzichtbare regeldruk van honderden miljoenen euro’s teistert bedrijfsleven» van 12 april 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2089).
Kunt u specifiek weergeven om welke (beleids-)regels het gaat, tot hoeveel extra regeldruk dit leidt en bij welke ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders deze regeldruk zich voordoet? Indien dit niet bekend is, zou u er een voorstander van zijn dat hier vervolgonderzoek naar wordt gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat beleidsregels geen algemene verplichtingen mogen bevatten, maar dat er volgens het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) beleidsregels zijn die dat toch doen? Neemt u het advies van Actal over om deze beleidsregels te schrappen of aan te passen? Zo ja, welke beleidsregels worden geschrapt of aangepast?
Het doel van de beleidsregel is om invulling te geven aan regelgeving en dit uit te leggen naar de betreffende doelgroepen. Voor bedrijven zorgt deze concrete invulling voor duidelijkheid over wat er van hen verwacht wordt, waardoor het uitgangspunt is dat de ervaren regeldruk vermindert.
Actal baseert zich op een onderzoek dat recent is uitgevoerd door SIRA Consulting2. Volgens dit onderzoek lijken beleidsregels (aanvullende) verplichtingen voor bedrijven te bevatten. Daarmee veroorzaken beleidsregels volgens Actal extra regeldruk die niet eerder in wet- en regelgeving is voorzien.
Zoals ik uw Kamer in mijn brief (Kamerstuk 29 515, nr. 402) en in het Algemeen Overleg Regeldruk van 19 april jl. heb laten weten, ben ik op basis van het SIRA-onderzoek niet overtuigd van het feit dat er daarbij sprake is van additionele regeldrukkosten, die bij het opstellen van de onderliggende regelgeving niet in kaart zijn gebracht. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 6 en 7 van de leden Ziengs en Lodders over het bericht «Onzichtbare regeldruk van honderden miljoenen euro’s teistert bedrijfsleven» van 12 april 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2089).
Wel concludeer ik op basis van het SIRA-onderzoek dat sommige beleidsregels in de praktijk tot knelpunten kunnen leiden. Het kabinet komt hieraan tegemoet door in maatwerktrajecten knelpunten te identificeren en op te lossen. Deze knelpunten kunnen op alle niveaus liggen, zo ook op het niveau van beleidsregels. Indien een beleidsregel in de praktijk tot problemen leidt, heeft een bestuursorgaan de mogelijkheid hiervan af te wijken. Mocht blijken dat een beleidsregel in de praktijk tot problemen voor het bedrijfsleven leidt, roep ik het bedrijfsleven op om dit bij mij te melden zodat dit in het kader van de maatwerkaanpak kan worden opgepakt.
Ten slotte wijs ik u op de aangenomen motie Ziengs (Kamerstuk 29 515, nr.407), waardoor het toekomstige Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) de mogelijkheid krijgt om na samenspraak met de betreffende organisatie te adviseren over beleidsregels.
Actal spreekt over een lek in de verantwoording dat zo snel mogelijk moet worden gedicht; bent u het hiermee eens?
Zie antwoord vraag 4.
Is regeldruk die is ontstaan door beleidsregels en algemene regels van ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders meegenomen bij berekening van de resultaten van de doelstelling van het kabinet Rutte II om in deze kabinetsperiode 2,5 miljard euro aan regeldruk te verminderen voor burgers en ondernemers? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de eindberekening? Zo niet, waarom wordt deze regeldruk niet meegenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de Europese nalevingskosten en eenmalige veranderkosten geweest in het jaar 2016?
De Europese nalevingskosten en eenmalige veranderkosten van wet- en regelgeving worden in de voortgangsrapportages regeldruk meegenomen. Voor het meest recente overzicht hiervan verwijs ik u naar de Eindrapportage Regeldruk «Goed Geregeld – Een verantwoorde vermindering van de regeldruk 2012–2017», welke 12 mei jl. naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 515, nr. 415). Voor beleidsregels worden deze niet in kaart gebracht. Immers, hiervoor geldt dat deze geen verplichtingen met zich meebrengen en dus ook geen nalevingskosten of eenmalige veranderkosten.
Het bericht dat de marechaussee bij de Rotterdam The Hague Airport discrimineert |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent het bericht «Ombudsman: marechaussee Rotterdam The Hague Airport discrimineert»?1
Ja.
Zijn u meer signalen bekend, dan deze uitspraak van de Nationale ombudsman, over discriminatie door de Koninklijke Marechaussee op Rotterdam The Hague Airport of andere vliegvelden? Zo ja, waaruit bestaan die signalen? Zo nee, acht u het nodig hier onderzoek naar te laten doen?
Vanaf 2014 tot en met 30 april 2017 zijn er tien klachten met betrekking tot discriminatie op luchthavens ingediend. De klachten hadden betrekking op de uitvoering van marechausseetaken op de luchthavens, niet uitsluitend op het MTV-proces (Mobiel Toezicht Veiligheid). De klachten betreffen twee onderwerpen, te weten het niet of onvoldoende verstrekken van informatie over de controle waardoor de betrokkenreiziger zich gediscrimineerd voelt, en de bejegening door de desbetreffende marechaussee. Het gaat om tien klachten op de miljoenen contacten die de KMar jaarlijks met reizigers op luchthavens heeft. Wij zien daarin geen aanleiding tot nader onderzoek.
Wat doet de Koninklijke Marechaussee om etnisch profileren te voorkomen? Bestaan daar concrete instructies of beleid voor? Zo ja, wat houden die instructies of dat beleid in? Zo nee, acht u het nodig dat dat wel ontwikkeld wordt?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden marechaussees getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. Profileren is een belangrijk middel voor de KMar om informatiegestuurd, professioneel en integer haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland te verrichten. De KMar werkt bijvoorbeeld met algemene profielen om fenomenen te bestrijden. Deze profielen zijn vertrouwelijk en worden intern gebruikt. Ze berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Op basis van deze profielen wordt met behulp van technische middelen bepaald wie wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van de norm, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hierbij relevant zijn, maar altijd mede op grond van andere objectieve indicatoren of informatie.
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat er meer objectieve criteria nodig zijn bij de controles? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De KMar beziet doorlopend of objectieve criteria moeten worden aangepast en aangevuld om de informatiegestuurde controles zorgvuldig te kunnen uitvoeren en op een juiste manier te kunnen profileren. Hiervoor maakt de KMar gebruik van ervaringsgegevens, analyse en informatie van (inter)nationale partners. Voorts beziet de KMar waar aanvullend beleid nodig is om (de schijn van) etnisch profileren te vermijden. Een concrete aanleiding hiervoor is bijvoorbeeld het rapport «Beslissen in Grensgebieden» van de Universiteit Leiden (april 2016) door professor Maartje van der Woude.
Het bericht ‘Werkgevers kunnen niet zomaar om FNV heen’ |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Werkgevers kunnen niet zomaar om FNV heen»?1
Ja.
Hoe verhoudt deze uitspraak van de rechter zich tot uw antwoord op eerdere vragen over de status van de zondagstoeslag op basis van afspraken tussen Inretail en Alternatief voor vakbond, namelijk dat het aantal werknemers dat is aangesloten bij een werknemersorganisatie in principe geen rol speelt?2
Het aantal werknemers dat is aangesloten bij een werknemersorganisatie speelt – zoals in eerdere vragen gemeld – in beginsel geen rol voor de beoordeling van een verzoek tot algemeen verbindendverklaring (avv). In dit geval is overigens sprake van een ondernemings-cao die (in tegenstelling tot sectorale cao’s) niet in aanmerking komt voor avv.
Wat betekent deze uitspraak voor andere situaties waarin een cao is gesloten met een werknemersorganisatie van beperkte omvang? Hoe voorkomt u dat werknemers lange tijd in onzekerheid komen te leven over de geldende arbeidsvoorwaarden?
De rechter wijst er weliswaar op dat één van de werknemersorganisaties alleen technici vertegenwoordigt, terwijl die (beroeps)groep slechts een kwart van de totale werknemerspopulatie beslaat. Maar centraal in de uitspraak staat de verplichting voor de werkgever om in de individuele arbeidsovereenkomsten een beding op te nemen dat verwijst naar de met FNV overeengekomen cao voor het grondpersoneel van Transavia, alsmede opvolgende versies van die cao. De rechter is van oordeel dat de leden van de FNV, door zo’n arbeidsovereenkomst te tekenen, de gerechtvaardigde verwachting mochten hebben dat ook toekomstige cao’s met representatieve bonden die hun belangen behartigen afgesloten zouden worden. Uit de specifieke omstandigheden van deze uitspraak zijn geen algemene gevolgtrekkingen te doen over cao’s die worden afgesloten met een werknemersorganisatie van beperkte omvang.
Vormt de uitspraak van deze rechter voor u aanleiding om de regelgeving op dit punt te herzien, zodat representativiteit wel degelijk een rol speelt en arbeidsvoorwaarden die zijn overeengekomen met kleine organisaties niet zomaar brede werking krijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld zij dat momenteel nog hoger beroep dient in deze zaak. De uitspraak van de lagere rechter ten aanzien van de mate van vertegenwoordiging moet bovendien gezien worden in het licht van de zeer specifieke omstandigheden. Aangezien in deze zaak geen sprake is van avv (zie vraag3 is herziening van regelgeving niet aan de orde.
Het bericht 'Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom' |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom»?1
Ja.
Klopt het dat er een nep-explosief in een auto gevonden is die voorheen in het bezit was van Defensie?
Er is inderdaad een voorwerp gevonden dat lijkt op een nep-explosief. De Koninklijke Marechaussee onderzoekt hoe en wanneer het voorwerp in de auto is geplaatst.
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk, onacceptabel en zeer slordig is dat er een nep-explosief in een voormalige Defensie-auto is blijven liggen toen deze verkocht werd, waardoor na de vondst hiervan de politie en EOD ingeschakeld moesten worden en zeker tien huizen ontruimd werden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er nog meer auto's, waar mogelijk een nep-explosief in ligt, door Defensie verkocht? Indien u dit niet weet, kan dit direct onderzocht worden zodat eventuele autokopers de schrik van hun leven bespaard blijven en er geen huizen ontruimd hoeven te worden, noch een politie- en EOD-circus op touw gezet hoeft te worden, zoals vandaag in Geldrop? Zo nee, waarom niet?
Overtollige roerende zaken worden overgedragen aan de Domeinen Roerende Zaken in Apeldoorn van het Ministerie van Financiën. Materieel dat niet specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden, zoals het type voertuig waarin een vermeend nep-explosief is gevonden, wordt vervolgens door de Domeinen Roerende Zaken openbaar verkocht. Voordat Defensie voertuigen overdraagt, worden deze ontdaan van defensieartikelen die geen deel uitmaken van het uitrustingspakket van het voertuig.
Kunt u ervoor zorgen dat er in de toekomst geen nep en/of echte explosieven door Defensie achtergelaten worden in auto's die zij verkopen? Zo nee, waarom niet.
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'RK-scholen passen viering Pasen aan' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «RK-scholen passen viering Pasen aan»1
Ja.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat Nederlandse christelijke en katholieke scholen hun eigen religie en cultuur uitwissen door toe te geven aan de eisen van islamitische ouders en kinderen en hun weigering tot assimilatie? Zo nee, waarom niet?
Juist van scholen met een christelijke identiteit is te verwachten dat zij aandacht besteden aan de christelijke feestdagen. Ik heb de indruk dat christelijke en katholieke scholen bewust en serieus omgaan met de boodschap en de tradities van het paasfeest. Het beeld dat Nederlandse christelijke en katholieke scholen hun religie en cultuur uitwissen, herken ik dus niet. Elke school in Nederland mag zelf bepalen of en hoe het paasfeest op school wordt gevierd.
Hoeveel basisscholen in Nederland plegen op deze wijze verraad aan onze joods-christelijke cultuur?
De rijksoverheid houdt niet bij of scholen het paasfeest vieren en op welke wijze zij dit doen.
Hoeveel christelijke kinderen zijn er door het laffe buigen van schoolbesturen voor de islam de afgelopen vijf jaar naar een andere school gegaan?
Op landelijk niveau worden geen cijfers bijgehouden over redenen waarom kinderen wisselen van school.
Bent u bereid om de schoolbesturen die zich hier schuldig aan maken te ontbieden en in een stevig gesprek duidelijk te maken dat zij cultuurdrager moeten zijn in plaats van weggevers? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie verder de antwoorden op vragen 2 en 3.
Bent u verder bereid islamitische ouders, die weigeren te assimileren in Nederland, erop te wijzen dat zij zich aan moeten passen en anders de vrijheid hebben om te vertrekken uit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinetsbeleid is gericht op integratie en niet op assimilatie. Dit betekent dat iedere Nederlander dient mee te doen in de Nederlandse samenleving. Ook dient men de fundamentele Nederlandse waarden te accepteren. Het betekent niet dat een geloof of cultuur overgenomen moet worden. In Nederland heeft een ieder het recht om – binnen de grenzen van de wet – te leven volgens de eigen geloofsovertuiging, levensbeschouwing of culturele identiteit.
Het bericht dat vluchtelingen worden mishandeld langs en binnen de grenzen van de Europese Unie |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport A dangerous «game» – The pushbacks of migrants, including refugees, at Europe’s borders van Oxfam Novib?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat er langs en binnen de grenzen van de Europese Unie een zorgwekkend patroon is ontstaan van mishandeling en zelfs marteling van vluchtelingen en andere migranten door politiebeambten, grensbewakers en andere ambtenaren?
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van geweld tegen vluchtelingen. In Europese regelgeving, inclusief de Schengengrenscode, staan duidelijke richtlijnen hoe om te gaan met vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken. Het EU-acquis, in het bijzonder de Procedurerichtlijn, is ook duidelijk wat betreft het bieden van de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen en de garantie dat asielaanvragen individueel worden behandeld. Het kabinet benadrukt dit in de verschillende Europese overleggen en spreekt betrokken lidstaten daar op aan. Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. De Commissie doet dit, getuige de verschillende procedures die de Commissie op dit gebied tegen Hongarije heeft gestart en die hebben geleid tot zaken voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen hierop aan te spreken, verwacht het kabinet van de Commissie dat zij dit zal doen.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van EU-voorzitter Tusk dat het sluiten van de Westelijke Balkanroute een succes is gebleken en dat onder andere de «uitstekende wijze» waarop Bulgarije de grensbewaking heeft ingericht een voorbeeld is voor andere landen?2 Hoe rijmt u deze uitspraken met het rapport van Oxfam Novib?
Ja. Het feit dat Bulgarije de grens goed bewaakt, sluit niet uit dat er in incidentele gevallen sprake kan zijn van een onbehoorlijke behandeling van migranten die zich niet via de officiële grensposten als asielzoeker melden, maar illegaal de Bulgaarse grens oversteken met als doel verder te reizen. Meldingen van mishandeling worden regelmatig buiten Bulgarije gerapporteerd, ook in eerdere OxfamNovib-rapporten. Echter, klachten hierover worden volgens de Bulgaarse regering niet in Bulgarije zelf gemeld bij de daartoe bevoegde instanties. Het is daardoor volgens de Bulgaarse autoriteiten lastig aan te geven om hoeveel incidenten het gaat en maatregelen te nemen. Er is het kabinet geen informatie bekend dat gevallen van mishandeling voortkomen uit het Bulgaarse overheidsbeleid.
Als EU-lidstaat is Bulgarije gehouden aan de toepassing van het EU-acquis, en naar indruk van het kabinet nemen de Bulgaarse (grens)autoriteiten effectieve maatregelen om illegale migratie via gezamenlijke buitengrenzen tegen te gaan. Zij worden hierbij geholpen door Europese agentschappen zoals Frontex. Zowel de nationale grenswachters van Bulgarije als personeel dat onder de vlag van Frontex wordt ingezet, zijn gebonden aan regels betreffende bescherming van fundamentele rechten zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag en Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bent u bereid om via de Europese Unie de EU-lidstaten Kroatië, Hongarije en Bulgarije aan te spreken op hun verplichtingen om de rechten van vluchtelingen en andere migranten te respecteren, waaronder het recht op een individuele behandeling van hun asielaanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze landen ook aan te spreken op het wangedrag van politie, grensbewakers en andere ambtenaren ten aanzien van vluchtelingen en andere migranten, en deze landen aan te sporen diegenen te berechten die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven tegen vluchtelingen en andere migranten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om via de Europese Unie politieke druk uit te oefenen op Servië en Macedonië, en om een humane en mensenrechtelijke behandeling van vluchtelingen en andere migranten onderdeel uit te laten maken van gesprekken over mogelijke toetreding van niet-EU landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer geschreven3, biedt de EU Servië en Macedonië als kandidaat-lidstaten de nodige ondersteuning op migratieterrein in het kader van het toetredingsproces. Via o.a. het instrument voor pretoetredingssteun zijn verschillende projecten gestart en uitgevoerd om de asiel- en migratiewetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis. Via een (lopend) twinningproject adviseert Nederland de Servische migratieautoriteiten.
Deelt u de mening dat de EU meer en betere veilige en reguliere routes om asiel aan te vragen moet garanderen, onder andere via een ruimhartiger uitnodigingsbeleid voor kwetsbare vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich Europees en internationaal in voor een betere verdeling van verantwoordelijkheid met betrekking tot de opvang van vluchtelingen. Het kabinet meent dat vluchtelingen in de eerste plaats gebaat zijn om zo dicht mogelijk bij huis, in de regio van herkomst, te worden opgevangen. Daarom spant het kabinet zich in voor het verbeteren van de opvang in de regio en het bieden van steun aan gastgemeenschappen. Ook biedt de EU grootschalige financiële steun. Daarnaast dient het instrument van hervestiging ertoe de meest kwetsbare vluchtelingen uit de regio’s van eerste opvang (bijv. Turkije, Libanon, maar ook elders in de wereld een duurzame oplossing te bieden. Hiermee wordt de druk op de gastgemeenschappen verlicht. In de visie van het kabinet moet dit, samen met investeren in opvang in de regio, het aanpakken van grondoorzaken en de bestrijding van mensensmokkel, leiden tot een vermindering van gevaarlijke overtochten naar Europa, inclusief doorreis via de Westelijke Balkan.
Het kabinet is het met u eens dat een verdere en bredere inzet op hervestiging in EU-verband van belang is voor een betere, meer eerlijke verdeling van verantwoordelijkheid. Daarom steunt het kabinet ook het voorstel van Europese Commissie te komen tot een EU-hervestigingskader.4 Het blijft echter aan de lidstaten te bepalen hoeveel mensen zij via hervestiging toelaten. Het kabinet hamert met regelmaat op het belang van hervestiging en roept EU-lidstaten en andere landen op meer gebruik te maken van dit instrument. Uit de voortgangsrapportages van de Europese Commissie blijkt dat een toenemend aantal lidstaten meewerkt aan hervestiging.
Wapenexport naar landen die betrokken zijn bij de oorlog in Jemen |
|
Sadet Karabulut (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stop steun aan wapenleveringen door Airbus»?1
Ja.
Deelt u de vrees dat de export van militair materieel aan de marines van Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten bij kan dragen aan verder humanitair leed in Jemen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt uw zorgen over de ernstige humanitaire situatie in Jemen. Deze wordt mede veroorzaakt door de aanhoudende grondgevechten en bombardementen vanuit de lucht, alsmede de beschadigingen aan de infrastructuur. Alle partijen in het conflict zijn daarbij betrokken, waaronder ook de door Saoedi-Arabië geleide coalitie, waarvan Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten deel uitmaken. De marines van deze landen zijn echter niet betrokken bij de strijd op de grond en in de lucht. Zij spelen een belangrijke rol bij de handhaving van het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen (VN-Veiligheidsraad resolutie 2216 van 14 april 2015). Dit embargo is van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen, wat een verdere verslechtering van de humanitaire situatie tot gevolg zou kunnen hebben.
Bent u bereid in het vervolg niet langer toestemming te verlenen voor de export van militair materieel aan de marines van Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten (en andere landen van de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië)? Zo nee, waarom niet?
Indachtig de motie Servaes van 8 maart 2016 wijst het kabinet alle aanvragen af voor de uitvoer van militaire goederen naar landen, die actief zijn in de door Saoedi-Arabië geleide coalitie, wanneer er een risico bestaat dat deze goederen gebruikt worden bij de gevechtshandelingen op de grond of in het luchtruim van Jemen. Hiermee is het wapenexportbeleid van Nederland één van de striktste van alle EU-lidstaten.
Het kabinet is geen voorstander van een (de facto) unilateraal wapenembargo. Exportcontrole is geen sanctiebeleid, maar maatwerk. Een nationaal wapenembargo is daarnaast weinig effectief omdat Nederland slechts een kleine speler is. In het bijzonder onder de EU-lidstaten die een veel grotere rol spelen, is er geen draagvlak voor een exportstop. Met de notificatie van afwijzingen, denials, oefent Nederland echter wel invloed uit, omdat de EU-lidstaten verplicht zijn deze te bestuderen als zij vergelijkbare vergunningaanvragen ontvangen. Indachtig de motie Ten Broeke van 30 maart jl. heeft Nederland zich er voorts met succes hard voor gemaakt dat de strikte toepassing van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport werd opgenomen in de conclusies van de bijeenkomst van EU-ministers van Buitenlandse Zaken van 3 april jl.
Hanteert Nederland het restrictieve wapenexportbeleid dat nu geldt voor Saudi-Arabië ook voor de andere landen die onder leiding van deze Golfstaat betrokken zijn bij de strijd in Jemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven voor hoeveel miljarden euro’s aan militair materieel door Airbus is verkocht aan de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië sinds ruim twee jaar geleden de gewapende strijd in Jemen escaleerde?
Het kabinet beschikt niet over dergelijke gegevens, aangezien bedrijven geen verplichting hebben om aan de Nederlandse overheid bekend te maken hoeveel zij (al dan niet vanuit Nederland) verkopen aan een bepaald land. Wel hebben bedrijven de verplichting een vergunning aan te vragen voor de export, wanneer deze vanuit Nederland plaatsvindt, dan wel een vergunning aan te vragen voor tussenhandel, wanneer de goederen niet vanuit Nederland worden uitgevoerd en er wel een Nederlandse partij betrokken is.
Deelt u de vrees dat door Airbus verkocht materieel direct of indirect wordt ingezet door coalitielanden in de strijd om en blokkade tegen Jemen? Zo nee, waarom niet? Kan gesteld worden dat EU-exportcriteria niet goed worden nageleefd?
Het al dan niet afgeven van exportvergunningen voor militaire goederen is een nationale competentie. In de EU Raadswerkgroep COARM wordt, mede op verzoek van Nederland, wel gesproken over het wapenexportbeleid in brede zin ten aanzien van landen die betrokken zijn bij de strijd in Jemen. De inhoud van deze besprekingen is strikt vertrouwelijk, maar in het algemeen kan worden gesteld dat er meerdere EU-lidstaten zijn voor wie het zwaarder weegt dat voorgenoemde landen ook belangrijke militair-strategische partners in de regio zijn. Desalniettemin heeft het kabinet de EU-lidstaten herhaaldelijk in EU Raadskader opgeroepen om, in het licht van het conflict in Jemen te voeren, een strikt wapenexportbeleid te voeren.
De individuele afwegingen die EU-lidstaten hier maken worden echter niet Europees gedeeld. Het kabinet kan over individuele vergunningafgifte van andere landen dus geen uitspraak over doen.
Kunt u bevestigen dat het hoofdkantoor van Airbus gevestigd is in Nederland vanwege het gunstige belastingklimaat? Wat vindt u hiervan?
In het algemeen kan gezegd worden dat bij de keuze voor een vestiging van een (grote) onderneming in een bepaald land verschillende factoren een rol spelen. Zo spelen factoren als de goede strategische ligging, de goede logistieke en technologische infrastructuur, een goede innovatieomgeving, de open internationaal georiënteerde maatschappij, de hoogopgeleide beroepsbevolking en een hoge levensstandaard een rol. Het belastingklimaat is ook een van de relevante vestigingsplaatsfactoren. Welke factor bij Airbus de doorslag heeft gegeven is voor het kabinet niet na te gaan.
Is er een ruling afgegeven aan Airbus? Indien u niet op deze vraag in kunt gaan, deelt u dan de opvatting dat deze geheimhouding de controlerende taak van het parlement hindert, bijvoorbeeld als het gaat om de naleving van de Europese belastingafspraken door het kabinet?
Uw Kamer heeft op grond van artikel 68 van de Grondwet recht op inlichtingen. Op basis hiervan kan het parlement zijn controlerende taak uitoefenen. Op grond van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan echter geen informatie over individuele belastingplichtigen worden verstrekt. In het algemeen kan hierover gezegd worden dat de Belastingdienst alleen aanslagen oplegt conform de Nederlandse wet- en regelgeving, en geen bevoegdheden heeft om buiten de wet- en regelgeving om tot afspraken te komen. Of zekerheid vooraf wordt gegeven in een ruling, of achteraf door middel van een aanslag, maakt geen verschil voor de belastingafdracht.
Kunt u een overzicht geven van de pensioenfondsen en banken die geïnvesteerd hebben in Airbus? Bent u bereid om deze financiële instellingen hierop aan te spreken, mede in het kader van het bankenconvenant? Zo nee, waarom niet?
Er is geen overzicht van welke banken en/of pensioenfondsen hebben geïnvesteerd in Airbus. Financiële instellingen bepalen zelf in welke bedrijven zij investeren, met in achtneming van wet- en regelgeving.
Dat neemt niet weg, dat banken en pensioenfondsen worden aangesproken op hun IMVO-beleid en due diligence als blijkt dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) niet of onvoldoende naleven, door de overheid en het maatschappelijk middenveld. De overheid verwacht dat zij conform OESO-richtlijnen en UNGPs een gedegen afweging maken als zij investeren in een bedrijf of project en daarbij het risico op (eventuele) negatieve effecten van deze investering op mens en milieu meenemen. Bij de banken gebeurt dit op mensenrechten specifiek binnen de context van het IMVO-convenant. De pensioensector heeft op dit moment nog geen convenant, maar heeft in maart jongstleden aangekondigd richting een IMVO-convenant te willen gaan. Hieraan voorafgaand hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met de pensioensector over de OESO-richtlijnen en de UNGPs.
Bent u bereid om te stoppen met het (fiscaal) faciliteren van Airbus en soortgelijke bedrijven die middels hun investeringen de mensenrechten ondermijnen en steun verlenen aan illegale oorlogshandelingen? Zo nee, waarom niet?
Bij toepassing van het fiscale recht wordt in beginsel geen rekening gehouden met de aard van de activiteiten van de onderneming. Voor Airbus en alle andere belastingplichtigen zijn de algemeen geldende wet-, regelgeving, beleid en jurisprudentie van toepassing. Er gelden geen afwijkende regels binnen het fiscale recht voor individuele belastingplichtigen.
Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen. Uiteraard spreekt de overheid bedrijven er waar mogelijk op aan wanneer hun handelwijzen zich slecht verhouden tot de Nederlandse beleidsuitgangspunten. Van Airbus is bekend dat het de OESO Richtlijnen onderschrijft.
Voor bedrijven die aanspraak willen maken op het bedrijfsleven instrumentarium stelt het kabinet als randvoorwaarde dat zij de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naleven, waarin de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren is opgenomen.