De schriftelijke vragen van 18 april 2025 (2025Z07899) over Mohammed B. |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de schriftelijke vragen die de PVV op 18 april 2025 heeft ingediend naar aanleiding van het bericht dat Mohammed B. weer op vrije voeten is en aanwezig was bij een sit-in?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom heeft u deze vragen na 102 dagen nog steeds niet beantwoord?
De beantwoording van de Kamervragen is vertraagd doordat er afstemming nodig was met verschillende (keten)partners. Dit was noodzakelijk om tot een volledige beantwoording van de vragen te komen. De afstemming vergde meer tijd dan vooraf was ingeschat, waardoor de beantwoording later is verstuurd dan de gebruikelijke termijn.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter in de Jodenjacht-zaak, waarin Mohammed B. is veroordeeld en waarbij hij 19 dagen voorwaardelijk opgelegd heeft gekregen?2
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Deelt u de mening dat het openlijk verheerlijken van de terroristische organisatie Hamas met leuzen en een zichtbaar «Hamas-beweging»-embleem, het herhaaldelijk deelnemen aan illegale demonstraties en het aanvallen van de aanhoudingseenheid van de politie op 27 juli 2025 in Amsterdam wél degelijk strafbare feiten zijn, en dat hij dus per direct opgepakt dient te worden, vervolgd moet worden en onmiddellijk zijn voorwaardelijke straf moet uitzitten? Zo nee, waarom niet?3 4 5 6
Het is aan het Openbaar Ministerie om eventuele strafbare feiten te onderzoeken en te bepalen of verdachten worden vervolgd. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de zaak. In algemene zin is het kabinet voornemens om het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties en het verheerlijken van terrorisme strafbaar te stellen, beide met een hoog strafmaximum. Het wetsvoorstel hiertoe is in openbare consultatie gegeven, die inmiddels is gesloten. Nadat de consultatieadviezen zijn verwerkt, zal het wetsvoorstel voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.
Wanneer stelt u paal en perk aan antisemitisch geweld en wordt deze Syriër met Palestijnse achtergrond het Nederlandse paspoort of verblijfstitel afgenomen en het land uitgezet?
In algemene zin veroordeelt het kabinet alle vormen van antisemitisme en antisemitisch geweld in de samenleving. Mede daarom heeft het kabinet de strategie bestrijding antisemitisme opgesteld, die op 22 november 2024 naar uw Kamer is verzonden.7 In de strategie wordt een breed pakket van maatregelen aangekondigd om antisemitisme te bestrijden op alle terreinen waar het zich voordoet. Op 4 juli jl. heeft uw Kamer een voortgangsbrief ontvangen over de stand van zaken van deze maatregelen.
Kunt u deze vragen en de vragen van 18 april 2025 zo spoedig mogelijk beantwoorden, en in elk geval vóór eind augustus?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.
Het bericht dat bijna 1 op de 3 mensen in armoede problematische schulden heeft |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waaruit blijkt dat bijna 1 op de 3 mensen die in armoede leven geregistreerde problematische schulden heeft?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat in 2023 163.000 mensen in armoede kampten met problematische schulden, ondanks jarenlang beleid gericht op armoedebestrijding en schuldenpreventie?
Het kabinet vindt het belangrijk om mensen met geldzorgen te helpen en de gevolgen van armoede- en schuldenproblematiek te verminderen. Het onderzoek van het CBS levert relevante informatie op over mensen waarbij zowel armoede als problematische schulden voorkomen. De afzonderlijke cijfers over armoede en schulden waren reeds bekend en zien er als volgt uit.
Het aantal mensen in armoede is gedaald van 1,2 miljoen in 2018 naar 540.000 mensen in 2023. Volgens de concept macro-economische verkenning van het CPB daalt het aantal personen in armoede in 2026 verder naar 485.000 mensen. Dit komt onder andere door de verschillende koopkrachtmaatregelen die dit en voorgaande kabinetten hebben genomen, zoals het verhogen van het minimumloon, de introductie van een extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief en het verhogen van de huurtoeslag en het kindgebonden budget.
Het aantal huishoudens met problematische schulden is de afgelopen jaren licht toegenomen, tot ruim 747.500 in 2024.2 De groep mensen met een inkomen onder de armoedegrens en problematische schulden is tussen 2021 en 2023 redelijk stabiel gebleven. De lichte stijging van de totale groep met problematische schulden is mede te verklaren door het aflopen van uitstel van betaling voor ondernemers ten tijde van de coronacrisis door de Belastingdienst. Ook heeft het opnieuw opstarten van invorderingsmaatregelen voor toeslagen en overige aanslagen door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen bijgedragen aan een stijging van het aantal huishoudens met problematische schulden. Vanaf de coronacrisis zijn invorderingsmaatregelen enkele jaren gepauzeerd geweest. Het CBS heeft een nadere analyse gemaakt met betrekking tot deze stijging. Daaruit blijkt dat zonder deze ondernemers- en pauzeringsmaatregelen het aantal en aandeel huishoudens met geregistreerde problematische schulden waarschijnlijk lager en stabieler was geweest tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2024.
De nieuwe cijfers laten specifiek zien hoeveel mensen rondom de armoedegrens ook kampen met problematische schulden. De cijfers bevestigen dat we er nog niet zijn. Daarom heeft het kabinet op 6 juni jl. het Nationaal Programma Armoede en Schulden gepresenteerd aan uw Kamer met een integraal pakket aan maatregelen om (de gevolgen van) armoede en problematische schulden te verminderen. Er wordt hierbij ingezet om armoede te voorkomen en mensen die te maken hebben met armoedeproblematiek te ondersteunen.3 Ten aanzien van problematische schulden wordt onder meer gewerkt aan een integraal schuldenoverzicht om mensen met schulden meer grip en inzicht te bieden, er wordt gewerkt aan het collectief afbetalingsplan dat mensen met beginnende schulden eerder ondersteunt. Een Landelijke Pauzeknop wordt ontwikkeld om het voor mensen eenvoudiger te maken om tijdelijk rust te krijgen wanneer zij de rekeningen niet meer kunnen betalen. Het kabinet zal bij de uitvoering van het Nationaal Programma Armoede en Schulden kijken hoe de analyse van het CBS kan bijdragen aan het nog beter richten van de maatregelen.
Bent u van mening dat het onbestaanbaar is dat mensen die al onder de armoedegrens leven ook structureel te maken hebben met schulden die zij niet kunnen aflossen? Zo nee, hoe rechtvaardigt u dat?
Voor mensen in armoede is het moeilijk om alle rekeningen te betalen, waardoor het risico op (problematische) schulden al snel op de loer licht. Dit laat het artikel ook zien. Overigens lukt het twee derde van de mensen in armoede gelukkig wel om uit de problematische schulden te blijven. Problematische schulden hebben een grote impact op iemands leven, al helemaal wanneer iemand onder de armoedegrens leeft en daardoor eigenlijk geen ruimte heeft om schulden af te lossen. Het kabinet wil de financiële positie verbeteren van mensen die in armoede leven of te maken hebben met problematische schulden. Het is daarbij belangrijk ook te stimuleren wat mensen zelf kunnen doen om hun positie te verbeteren. Werk is voor veel mensen de beste weg uit armoede en schulden. In het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt het kabinet zich op het voorkomen, verminderen en het structureel doorbreken van armoede- als schuldenproblematiek. Het is bij zowel armoede- als schuldenproblematiek van belang dat mensen zo vroeg mogelijk geholpen worden. Het kabinet ziet dat het om verschillende redenen moeilijk is om in een vroeg stadium hulp te krijgen, bijvoorbeeld doordat iemand niet weet waar hij of zij terecht kan voor hulp, door schaamte geen hulp zoekt of door de veelheid aan regelingen niet weet waar hij of zij recht op heeft.
Wanneer schulden problematisch zijn, is het belangrijk dat mensen de weg naar schuldhulpverlening weten te vinden. De gemeente zoekt in dat geval, in afstemming met de inwoner, een passende oplossing voor de schuldensituatie. Via de beslagvrije voet wordt geborgd dat het bestaansminimum van mensen met schulden waar beslag op het inkomen of de uitkering is gelegd beschermd wordt. Ook als iemand instroomt in een schuldregeling (minnelijke schuldregeling of Wsnp) wordt er gekeken naar wat iemand, passend bij zijn financiële situatie, maximaal af kan dragen aan de schuldeisers. Hierbij wordt in de praktijk gebruik gemaakt van het vrij te laten bedrag dat is afgeleid van de berekeningswijze van de beslagvrije voet.
Het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt zich op het zo snel en vroeg mogelijk bereiken van mensen, bijvoorbeeld door hulp laagdrempelig toegankelijk te maken en vroegsignalering in te zetten om zo vroeg mogelijk ondersteuning te bieden. Het kabinet werkt ook aan een Landelijke Pauzeknop. Dit is een centrale, digitale voorzieningen waarmee mensen met schulden zich kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening én een tijdelijke pauze kunnen aanvragen. Dit maakt het voor mensen eenvoudiger om tijdelijk rust te krijgen wanneer zij rekeningen niet meer kunnen betalen.
Bovendien is er meer aandacht voor sociaal incasseren. In het samenwerkingsprogramma4 over sociaal incasseren, werken publieke en private schuldeisers samen om een sociale invorderingspraktijk te bevorderen door betere samenwerking en kennisuitwisseling. Dit gebeurt onder meer door vroegtijdig persoonlijk contact, maatwerk als mensen hun rekeningen niet kunnen betalen en doorverwijzing van mensen naar passende ondersteuning.
Welke lessen trekt u uit het gegeven dat ook 265.000 mensen net boven de armoedegrens problematische schulden hebben? Vindt u dat het beleid voldoende oog heeft voor deze «net-niet-armoede»-groep?
Het Nationaal Programma Armoede en Schulden richt zich niet enkel op mensen die onder de armoedegrens leven, maar ook op de financieel kwetsbare mensen. De laatste jaren vormen werkenden een groter onderdeel van de groep mensen in armoede, daarom hebben we voor hen speciale aandacht in het Nationaal Programma Armoede en Schulden. Het schuldenbeleid richt zich ook niet alleen op mensen in armoede, maar op iedereen die te maken heeft met (beginnende) schulden of geldzorgen heeft. Een schuldregeling is bijvoorbeeld niet alleen voor iemand met een laag inkomen. Er is natuurlijk wel een relatie tussen armoede- en schuldenproblematiek. Iemand kan door armoede in de schulden raken en andersom. Er zijn specifieke maatregelen, zoals de beslagvrije voet, die gericht zijn op mensen met lage inkomens en schuldenproblematiek.
Het artikel bevestigt dat we niet enkel oog moeten hebben voor mensen met een inkomen onder de armoedegrens, maar dat we breder moeten kijken naar mensen met geldzorgen. De problematiek verschilt van persoon tot persoon, daar hebben we veel oog voor en we houden daar ook expliciet rekening mee in het beleid.
Hoe verklaart u dat de groep mensen die officieel als arm wordt aangemerkt op papier is gehalveerd, terwijl de financiële problemen van deze groep juist zijn toegenomen?
Het gemiddelde tekort van iemand in armoede is in 2023 groter dan in 2018. Veel mensen die weinig geld tekortkwamen komen door koopkrachtmaatregelen nu boven de armoedegrens uit, terwijl de mensen met een groter tekort nog onder de armoedegrens leven. Dit komt voornamelijk door een verhoging van de toeslagen, het minimumloon en daarmee ook de bijstand. Daardoor zijn veel mensen erop vooruitgegaan en is de samenstelling van de groep die nog in armoede leeft veranderd. Van de mensen in armoede in 2023 komt een relatief groot gedeelte veel geld tekort. Doordat zij een groter onderdeel uitmaken van de totale groep mensen in armoede, is het gemiddelde tekort van iemand in armoede dus groter in 2023 dan in 2018. Als gekeken wordt naar het aantal mensen dat meer dan 30% van de armoedegrens tekortkomt, zien we een daling in 2023 ten opzichte van 2018.
Deelt u de zorg dat de nieuwe, beperktere armoedefinitie zoals gehanteerd door het CBS beleidsmatig tot onderschatting van de problematiek kan leiden, en daarmee ook tot afnemende ondersteuning voor mensen die wel degelijk hulp nodig hebben?
De nieuwe definitie van het CBS, SCP en Nibud is onafhankelijk vastgesteld en op 17 oktober 2024 gepubliceerd. De nieuwe methode geeft meer inzicht in de groep die in armoede leeft ten opzichte van voorgaande armoededefinities. Zo wordt voor het eerst rekening gehouden met een vermogensbuffer en werkelijke kosten voor wonen en energie. Als iemand hogere uitgaven heeft aan woon- of energielasten dan de opgenomen normbedragen, wordt dit in mindering gebracht op het besteedbaar inkomen. Zo kan het zijn dat iemand met een inkomen boven de armoedegrens, vanwege de hoge vaste lasten toch als arm aangemerkt wordt. Beide aanpassingen dragen bij aan beter inzicht in de omvang van het aantal mensen in armoede ten opzichte van oudere percentages van burgers, kinderen en huishoudens in armoede en met schulden.
Negatief vermogen (schulden) wordt, net zoals in de oude definitie, niet meegenomen in de armoededefinitie door gebrek aan (consistente) data over aflossingscapaciteit van een huishouden. Dit kan tot een onderschatting van de armoedeproblematiek leiden. Daarom heeft het kabinet het CBS, SCP en Nibud gevraagd om te verkennen welke stappen we moeten nemen om dit in de toekomst wel mogelijk te maken.
Het kabinet is zich bewust van de beperkingen van de armoededefinitie. Sommige groepen, zoals (een deel van de) dak- en thuisloze mensen en ongedocumenteerden zijn onzichtbaar in de cijfers. Ondanks dat armoede de afgelopen jaren in de cijfers is afgenomen, blijft het kabinet de situatie van veel mensen als kwetsbaar zien. Daarom heeft het kabinet extra maatregelen genomen om armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken in het Nationaal Programma Armoede en Schulden. De nieuwe armoededefinitie leidt naar mijn mening niet per definitie tot afnemende ondersteuning voor mensen die het nodig hebben.
Wat zegt het hoge aantal mensen met problematische schulden over de effectiviteit van het huidige beleid voor schuldpreventie en -sanering, en welke conclusies verbindt u daaraan?
In het antwoord op vraag 2 ben ik ingegaan op de oorzaken van de lichte stijging van het aantal huishoudens met geregistreerde problematische schulden. Ondanks dat de stijging een gevolg is van het aflopen van uitstel van betaling voor ondernemers ten tijde van de coronacrisis en het opnieuw opstarten van invorderingsmaatregelen voor toeslagen en andere overige aanslagen, is het kabinet van mening dat het aantal huishoudens met problematische schulden en de duur van die schuldensituatie zorgelijk is. De impact van schulden is voor zowel de schuldenaar, schuldeiser als de samenleving groot. Daarom neemt het kabinet, zoals beschreven in het Nationaal Programma Armoede en Schulden, maatregelen die volgen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) over problematische schulden.5 Om mensen met schulden in beeld te krijgen en mensen juist tijdig te wijzen waar ze recht op hebben, nemen de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst vergaande maatregelen, zoals beschreven in het Nationaal Programma Armoede en Schulden.
Eind dit jaar komen nieuwe cijfers van het CBS over het aantal huishoudens met problematische schulden op 1 januari 2025 die ons wederom meer inzicht bieden in de omvang van de problematiek.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft in 2024 een onderzoeksrapport opgeleverd over de doeltreffendheid van de gemeentelijke schuldhulpverlening.6 Daarin werd geconcludeerd dat de dienstverlening van gemeenten grotendeels op orde is maar dat er ook ruimte is voor verbetering van de effectiviteit van gemeentelijke schuldhulpverlening, bijvoorbeeld op het gebied van laagdrempelige toegang, integrale hulp en de inzet van begeleiding en nazorg. Ik deel deze conclusie en het is een belangrijke zaak om in te blijven zetten op de verbetering van gemeentelijke schuldhulpverlening. In de tussentijd hebben we in maart 2024 samen met de VNG, NVVK en Divosa bestuurlijke afspraken gemaakt om de schuldhulpverlening te verbeteren en het bereik te vergroten. In dat kader trekken gemeenten hun dienstverlening zo veel mogelijk gelijk. Deze «basisdienstverlening schuldhulpverlening» leidt tot een hulpaanbod dat toegankelijker is en in iedere gemeente bestaat uit minimaal dezelfde elementen.7 De samenwerkingspartijen en gemeenten werken de komende tijd verder aan de implementatie van de basisdienstverlening en de ontwikkeling van de elementen voor schuldhulpverlening op langere termijn.
Bovendien is het van belang om mensen met geldzorgen in een vroeg stadium financiële begeleiding te bieden. Hiermee willen we problematische schulden zo veel mogelijk voorkomen. Daarom werkt Divosa met verschillende partijen aan het versterken van vindplaatsen in minimaal 100 gemeenten. Door bestaande netwerken te versterken en uit te breiden willen we mensen met geldzorgen eerder bereiken en toeleiden naar passende ondersteuning. Via vroegsignalering van betalingsachterstanden op de vaste lasten (gas, elektriciteit, warmte, drinkwater, huur en zorgverzekering) komen mensen eerder bij de gemeente in beeld. In 2025 heb ik de wetswijziging die vroegsignalering mogelijk heeft gemaakt, laten evalueren.8 De onderzoekers concluderen dat vroegsignalering doeltreffend is, doordat het bijdraagt aan het voorkomen en verminderen van problematische schulden. Op basis van hun evaluatie van de wet stellen zij vast dat door vroegsignalering: meer mensen met (dreigende) problematische schulden een passend hulpaanbod ontvangen en accepteren; drempels voor toegang tot integrale schuldhulpverlening omlaaggaan; betalingsproblemen niet verder verslechteren en daarmee bedreigende situaties worden voorkomen, en dat schuldhulpverlening hierdoor effectiever is. De onderzoekers concluderen echter ook dat er nog verbetermogelijkheden zijn. Over deze verbetermogelijkheden ben ik in overleg met gemeenten en vaste lastenpartners.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat mensen in armoede blijven vastzitten in schulden bij instanties als de Belastingdienst, het CAK of via BKR-registraties, terwijl zij nauwelijks bestaansruimte hebben om die schulden af te lossen?
Mensen moeten perspectief krijgen op een oplossing, zodat zij verder kunnen met hun leven. Dat vraagt dat problemen integraal worden aangepakt. Daarom wordt in het Nationaal Programma Armoede en Schulden samengewerkt met veel partijen zoals ministeries, gemeenten, uitvoeringsorganisaties, en maatschappelijke organisaties. Het Nationaal Programma bevat maatregelen om de financiële positie van mensen te verbeteren. Dat geldt ook voor de kwaliteit van schuldhulpverlening.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werken we als er beslag is gelegd met de beslagvrije voet, zodat mensen niet onder het bestaansminimum terechtkomen. Wanneer mensen niet zelf meer uit de schulden kunnen komen, kunnen ze een beroep doen op de gemeentelijke schuldhulpverlening. In geval van schuldhulpverlening zal de schuldhulpverlener met de schuldenaar en schuldeisers naar een passende oplossing zoeken. In geval van problematische schulden kan het treffen van een schuldregeling of schuldsanering noodzakelijk zijn.
Ook zetten we in op het zo vroeg mogelijk in beeld krijgen van mensen met betalingsachterstanden, zodat schulden niet onnodig oplopen. Dit doen we onder andere door extra te investeren in vroegsignalering door gemeenten, ook met experimenten met betalingsachterstanden bij de Belastingdienst. Gemeenten moeten dan bij een signaal van een betalingsachterstand contact opnemen met de inwoner om een hulpaanbod te doen.
Welke aanvullende maatregelen overweegt u om te voorkomen dat mensen met problematische schulden buiten de hulp blijven vallen, en bent u bereid daarbij ook de «net-niet-armoede»-groep expliciet te betrekken?
De maatregelen die in het Nationaal Programma Armoede en Schulden staan om schuldenproblematiek te verminderen zijn gericht op iedereen met problematische schulden, ongeacht iemands inkomen. Daarmee betrekken we dus ook al expliciet de «net-niet-armoede»-groep. Dat geldt zeker ook voor de groep werkenden met een inkomen rondom de inkomensgrens en voor kwetsbare gezinnen met kinderen. We zullen de schuldenproblematiek onder deze groepen specifiek adresseren. De doelen die het kabinet nastreeft zijn minder huishoudens die van beginnende naar problematische schulden gaan, minder huishoudens die problematische schulden krijgen en meer huishoudens die succesvol en duurzaam uit de problematische schulden komen. Ik monitor de voortgang van het Nationaal Programma en zal uw Kamer hierover periodiek informeren.
Het feit dat de eerder vermeende dakloze 100-jarige vrouw in Tilburg helemaal niet op straat zwierf, maar verbleef bij familie in Marokko |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in het Brabants Dagblad van 27 juli 2025 waarin wordt aangegeven dat de eerder vermeende dakloze 100-jarige vrouw in Tilburg in werkelijkheid verbleef bij familie in Marokko?1
Ja.
Herinnert u zich de eerdere berichtgeving waarin werd gesteld dat een 100-jarige vrouw drie jaar lang dakloos zou hebben rondgezworven in Tilburg?
Ja.
Kunt u aangeven op basis van welke informatie is gecommuniceerd dat deze vrouw drie jaar dakloos was?
Aanleiding hiervoor was een bericht van Stichting Assadaaka Community. De Stichting heeft inmiddels een rectificatie geplaatst op haar website, waarin ze aangeven dat ten onrechte door hen de indruk is gewekt dat mevrouw drie jaar dakloos is geweest en aan haar lot is overgelaten.2
Is die informatie geverifieerd voordat zij (mogelijk ook door overheidsinstanties) is gebruikt of naar buiten gebracht?
Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om berichtgeving te verifiëren. Het bericht dat over deze mevrouw op 24 juli jl. op NU.nl verscheen (en vervolgens in verschillende andere media), is op 1 augustus gerectificeerd door NU.nl.3
Wat is de rol geweest van de gemeente Tilburg in het verspreiden of bevestigen van deze informatie? Heeft de gemeente contact gehad met betrokken familieleden of instanties in Marokko?
De gemeente Tilburg heeft intensief met stichting Kloek en andere instanties samengewerkt om de vrouw te helpen aan een zorgwoning in Amsterdam. Meer informatie kan de gemeente Tilburg niet geven vanwege de privacy van betrokkene. Kort na de betrokkenheid van de gemeente Tilburg verscheen het eerste artikel op NU.nl en vervolgens in de dagbladen. De gemeente Tilburg heeft na het verschijnen van het artikel op NU.nl op 24 juli 2025, aan NU.nl en de dagbladen laten weten dat de vrouw geen dag op straat heeft geleefd en de onjuiste informatie gerectificeerd.
Welke actie is er ondernomen nadat bleek dat de vrouw zich bij familie in Marokko bevond en dus niet dakloos was in Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid richtlijnen op te stellen of aan te scherpen voor gemeenten en hulpinstanties over het verifiëren van gevoelige casussen voordat zij in de media worden gebracht?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om berichtgeving te verifiëren. Doorgaans berichten gemeenten en hulpinstanties niet over individuele gevallen in verband met de privacy(wetgeving). De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat individuele persoonsgegevens beschermd moeten worden.
Wat zijn de lessen die volgens u uit deze casus getrokken moeten worden met betrekking tot dakloosheidsregistratie, communicatie en interlandelijke samenwerking?
Naar aanleiding van deze casus zie ik geen aanleiding voor het doorvoeren van aanpassingen in de in de vraagstelling benoemde onderwerpen. Deze onderwerpen hebben wel de aandacht in het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In de volgende voortgangsrapportage over de aanpak dakloosheid zal ik uw Kamer meenemen in de belangrijkste ontwikkelingen op de aanpak.
Berichtgeving over bijbetalen aan verwarming, vanwege 'slecht onderhoud van flat' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten uit IJmuiden over protesten tegen onjuiste en hoge rekeningen voor blokverwarming?1
Ja. Situaties met blokverwarming zijn zeer divers. Om een specifieke situatie zoals die in IJmuiden te kunnen duiden is het van belang om relevante wet- en regelgeving en het beleid ten aanzien van blokverwarming te schetsen.
Onderstaand volgt een kort overzicht hiervan, en hoe de situatie in IJmuiden zich hiertoe verhoudt.
Bij blokverwarming is een onderscheid relevant tussen:
De Warmtewet beschermt warmteverbruikers tegen te hoge tarieven voor levering van warmte door een externe warmteleverancier. De ACM stelt daarvoor maximum tarieven vast (zie ook vraag 9). De Warmtewet zal worden vervangen door de Wet collectieve warmte (hierna: Wcw) die dit najaar behandeld wordt in de Eerste Kamer.
Echter, de tariefregulering op grond van de Warmtewet en Wcw is niet van toepassing op de levering van warmte door een VvE aan zijn eigen leden of door een verhuurder aan zijn eigen huurders. Voor warmtelevering door een VvE aan zijn eigen leden is deze keuze ingegeven door de overweging dat het niet nodig is om een appartementseigenaar te beschermen tegen de VvE waar hij zelf lid van is. Huurders die warmte geleverd krijgen van hun eigen verhuurder zijn al beschermd door het huurrecht (zie ook vraag 3 en 4).
Ook verschilt bij blokverwarming de manier waarop de totale kosten worden verdeeld over de bewoners. Verdeling van kosten gebeurt door middel van (zie ook vraag 5):
Navraag bij de woningbouwcorporatie leert dat er bij de betreffende woningen in IJmuiden sprake is van levering van warmte door de verhuurder aan de huurders, waarbij de bescherming van bewoners dus onder het huurrecht valt. Daarbij worden de variabele kosten verdeeld over de bewoners op basis van warmtekostenverdelers. De vaste kosten worden wel verdeeld over de bewoners op basis van vloeroppervlak.
Herkent u dat bewoners in heel Nederland met vergelijkbare klachten kampen, waarbij rekeningen niet transparant zijn en bewoners zich machteloos voelen?
Het kabinet herkent problemen ten aanzien van de transparantie van rekeningen vooral waar het gaat om verrekening via de servicekosten en heeft daarom recent het beleid aangescherpt (zie vragen 4 en 5).
Het kabinet herkent daarnaast dat bij blokverwarming relatief vaak een aantal factoren er samen voor zorgen dat bewoners weinig grip op de energierekening hebben. Die factoren zijn onder andere:
Al deze factoren hebben de aandacht van het kabinet. Het kabinet zet in op verbetering van de energetische kwaliteit van de woningen, versterking van de positie van huurders en minimalisatie van de toepassing van een kostenverdeelsystematiek (zie ook de antwoorden op vragen 4, 5, 7 en 9).
Hoe beoordeelt u de huidige waarborgen voor transparantie en controleerbaarheid van blokverwarmingsnota’s?
Het is een van de doelen van de Wcw om de transparantie over collectieve warmtesystemen te vergroten, zodat verbruikers begrijpen waarvoor ze betalen. Daarom voorziet de Wcw in een overgang naar kostengebaseerde tariefregulering voor externe warmteleveranciers (zie ook vraag 9) en moeten warmtebedrijven meer gegevens op uniforme wijze administreren en openbaar maken.
Waar het gaat om specifiek de transparantie en controleerbaarheid van nota’s vindt het kabinet de huidige waarborgen voldoende. Hoewel de Warmtewet in algemene zin niet van toepassing is op de (door)levering van warmte door een verhuurder aan zijn huurders of VvE aan zijn leden, zijn de regels in de Warmtewet (artikel 8b) over de factuur en het verbruiks- en indicatieve kostenoverzicht wel van toepassing.3 Op grond van het Besluit factuur, verbruiks- en kostenoverzicht energie hebben bewoners die warmte geleverd krijgen recht op ten minste eenmaal per jaar een factuur en ten minste eenmaal per jaar een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht, opgesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Op verzoek moet de totstandkoming van de factuur of het verbruiks- en indicatief kostenoverzicht worden toegelicht.
Voor de levering van warmte door een verhuurder aan zijn huurders – zoals in IJmuiden – vindt verrekening van de energiekosten plaats via de servicekosten.4 Voor de servicekosten geldt in elk geval dat de verhuurder op grond van de huurregelgeving verplicht is om zijn huurder jaarlijks een overzicht (middels een vastgesteld formulier), oftewel een jaarafrekening, te verstrekken met vermelding van de wijze van berekening daarvan. Ook moet de verhuurder op verzoek van de huurder de gelegenheid bieden om de stukken in te zien die effect hebben op de berekening. Huurders kunnen zich vervolgens bij een geschil over (onderdelen van) de afrekening naar de Huurcommissie gaan. De Huurcommissie kan dan de betalingsverplichting van de huurder vaststellen. Na deze stap bestaat de mogelijkheid om binnen acht weken na een uitspraak van de Huurcommissie, een procedure bij de kantonrechter te starten. Indien binnen deze termijn geen verzoek bij de rechter wordt ingediend, wordt de uitspraak van de huurcommissie als definitief en bindend beschouwd.
Bent u bereid maatregelen te nemen die bewoners meer inzicht geven in de opbouw van hun rekening, bijvoorbeeld door standaardisering en vereenvoudiging van nota’s?
Het kabinet ziet op dit moment geen reden om extra maatregelen te nemen omdat het huidige beleid al de nodige waarborgen bevat en belangrijke aanscherpingen van het beleid recent in werking zijn getreden of binnen afzienbare tijd in werking zullen treden.
Voor de levering van warmte zal het Besluit factuur, verbruiks- en kostenoverzicht energie nog van toepassing blijven totdat de Wcw in werking treedt. Op grond van de Wcw moeten er in een ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over de frequentie van de facturatie en het verstrekken van inzicht in het verbruik. Bij de uitwerking van die ministeriële regeling zal het kabinet vanzelfsprekend bekijken of aanscherpingen nodig zijn.5
De huurwetgeving is bovendien de afgelopen jaren op verschillende punten aangescherpt. Door de Wet betaalbare huur kunnen zowel huurders met een gereguleerde huur als huurders met een geliberaliseerde huur (met een contract vanaf 1 juli 2024) een verzoek bij de Huurcommissie indienen ter beslechting van een geschil over de servicekosten.6 Gemeenten hebben daarnaast sinds 1 juli 2023, n.a.v. de Wet goed verhuurderschap, een handhavende taak ten aanzien van de servicekosten. De positie van huurders wordt bovendien op korte termijn op de volgende manieren versterkt door de Wet modernisering servicekosten die per 1 januari 2026 in werking treedt (beoogd)7:
Hoe wordt momenteel gecontroleerd of de meetmethodes en verdelingssystemen bij blokverwarming betrouwbaar en foutloos functioneren?
In de Warmtewet en de Wcw zijn meetverplichtingen opgenomen. De meetverplichtingen in de Warmtewet en Wcw zijn ook van toepassing op de (door)levering van warmte door een verhuurder of VvE.
Uitgangspunt van de meetverplichtingen in de Warmtewet en Wcw is dat de in rekening gebrachte kosten zoveel mogelijk in overeenstemming moeten zijn met het daadwerkelijke individuele verbruik. Daarom moet in beginsel altijd een individuele warmtemeter geïnstalleerd worden als dat technisch haalbaar en kostenefficiënt is. De betrouwbaarheid van individuele warmtemeters wordt geborgd door de eisen die de Metrologiewet stelt aan warmtemeters.
Alleen wanneer een individuele warmtemeter technisch niet haalbaar of kostenefficiënt is kan een warmtekostenverdeler worden geïnstalleerd. De totale kosten voor verwarming van alle appartementen worden dan naar rato van de per appartement gemeten warmteafgifte verdeeld. De methode van berekenen van de warmtekosten bij gebruik van warmtekostenverdelers is vastgelegd in de norm NEN7440:20218. Ook het onderscheid tussen vaste en variabele kosten is in deze norm opgenomen. Voor afnemers heeft het kabinet samen met het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) de brochure «Duidelijkheid over verdeling van warmtekosten» laten maken om deze norm toe te lichten.9, 10 Ten aanzien van het vaststellen van de betrouwbaarheid van warmtekostenverdelers schrijft de Warmtewet voor dat de leverancier op verzoek van de verbruiker door een onafhankelijke deskundige onderzoek moet laten uitvoeren naar de werking van warmtekostenverdelers.
Alleen als ook de installatie van warmtekostenverdelers niet kostenefficiënt is, kan een leverancier een kostenverdeelsystematiek voor de meting van het warmteverbruik toepassen. Ook de betrouwbaarheid van de kostenverdeelsystematiek kan op verzoek van verbruiker door een deskundige getoetst worden.
Acht u het acceptabel dat bewoners die zuinig stoken, toch nauwelijks voordeel hebben omdat een groot deel van hun rekening uit vaste kosten bestaat?
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen in Nederland de energierekening kan betalen. Het is daarbij van de situatie afhankelijk of het acceptabel is dat een groot deel van de rekening uit vaste kosten bestaat.11
Als de totale energierekening laag is, hoeft het geen probleem te zijn dat een groot aandeel uit vaste kosten bestaat. Als de warmteleverancier bijvoorbeeld vooral vaste kosten heeft, kan het verdedigbaar zijn dat de kosten voor de bewoner ook voor een groot aandeel uit vaste kosten bestaan. Zuinig stoken leidt dan namelijk ook niet tot substantieel lagere kosten voor de warmteleverancier. En bewoners hebben juist veel zekerheid over de hoogte van de energierekening, omdat de vaste kosten elk jaar ongeveer hetzelfde zijn.12
Soms is het bovendien onvermijdelijk dat een groot deel van de rekening uit vaste kosten bestaat. Zoals toegelicht bij vraag 5 wordt het toepassen van een kostenverdeelsystematiek zo veel als mogelijk beperkt, maar zijn er soms geen goede alternatieven. Met een kostenverdeelsystematiek worden totale kosten voor het gebouw verdeeld over de bewoners op basis van verbruiksonafhankelijke parameters zoals het vloeroppervlak. Dit leidt tot hoge vaste kosten. Een individuele bewoner heeft dan weinig invloed op de hoogte van zijn energierekening.
Hoe voorkomt u dat vooral huishoudens met lage inkomens door deze kostenstructuur onevenredig zwaar worden getroffen?
Het kabinet zet in op verschillende maatregelen om huishoudens met lage inkomens met blokverwarming te beschermen.
Ten eerste moeten overal waar dat mogelijk is individuele warmtemeters of warmtekostenverdelers worden gebruikt, zodat de facturatie zoveel mogelijk is gebaseerd op het individuele verbruik (zie vraag 5).
Ten tweede is de hoogte van de totale kosten die een leverancier van warmte in rekening mag brengen begrensd via de Warmtewet/Wcw of het huurrecht (zie vraag 9).
Ten derde zet het kabinet in op verbetering van de energetische kwaliteit van woningen. Zo is er regelgeving in voorbereiding voor het opnemen van minimum energieprestatie-eisen voor huurwoningen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Dit betekent dat huurwoningen per 1 januari 2029 tenminste een label D moeten hebben. In de Nationale Prestatieafspraken (NPA) is afgesproken dat woningcorporaties uiterlijk in 2028 alle E, F en G-labels uit de sector laten verdwijnen.13 Zij zijn hierin al goed op weg. In de NPA is afgesproken dat huurders geen huurverhoging ontvangen na isolatiemaatregelen. Op deze manier profiteren huurders optimaal van de verduurzaming: de energierekening gaat omlaag, zonder dat de huur hoger wordt. Daarnaast zijn, met de per 1 juli 2024 in werking getreden Wet Betaalbare huur, in het woningwaarderingstelstel (WWS) aftrekpunten opgenomen voor energielabels EFG, en meer punten voor de betere energielabels. Om verhuurders te ondersteunen heeft het kabinet een «Ondersteuningspakket verduurzaming particuliere verhuur» naar de Kamer gestuurd, met aandacht voor het oplossen van knelpunten die vooral particuliere verhuurders ervaren, zoals het gebrek aan heldere informatie. Daarbij is met de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud (SVOH) subsidie beschikbaar voor verhuurders.
Ten vierde heeft de Rijksoverheid in 2025 56,3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het Noodfonds om ook dit jaar weer huishoudens met een laag inkomen en hoge energiekosten te ondersteunen. Voor het eerst dit jaar konden huishoudens met een blokaansluiting ook steun krijgen als zij aan de voorwaarden voldeden. Van de in totaal 224.000 aanvragen, hadden ongeveer 11.000 huishoudens een blokaansluiting.
Ziet u aanleiding om het aandeel vaste kosten te maximeren, zodat gedragsprikkels eerlijker uitwerken?
Nee. Zoals toegelicht bij vraag 5 is het uitgangspunt van de meetverplichtingen in de Warmtewet en Wcw dat de in rekening gebrachte kosten zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het daadwerkelijke individuele verbruik. Maar er kunnen situaties zijn waarin een hoog aandeel vaste kosten geen probleem is of waarin een hoog aandeel vaste kosten niet te voorkomen is (zie ook vraag 6).
Acht u de huidige bescherming in de Warmtewet voldoende om te voorkomen dat bewoners structureel duurder uit zijn dan huishoudens met een eigen ketel of warmtepomp?
Op grond van de Warmtewet – en Wcw – stelt de ACM maximale tarieven vast voor de warmtelevering door een externe warmteleverancier. Op dit moment zijn de maximale tarieven gebaseerd op het niet-meer-dan-anders principe. De ACM berekent wat de kosten van een gemiddelde verbruiker met een cv-ketel zijn en baseert daar de maximale tarieven voor warmtelevering op. De Wcw voorziet in een gefaseerde overgang van niet-meer-dan-anders principe naar kostengebaseerde maximum tarieven. In het wetsvoorstel is bij amendement opgenomen dat kostengebaseerde tarieven pas in werking treden als de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte ten opzichte van gangbare alternatieven (zoals een individuele cv-ketel) geborgd is. Tot die tijd blijft het niet-meer-dan-anders principe van toepassing. Ook onder de Wet collectieve warmte zal dus worden voorkomen dat huishoudens voor collectieve warmte structureel meer betalen dan huishoudens met een cv-ketel of warmtepomp.
Huurders wier warmte door de verhuurder wordt geleverd, worden beschermd middels het huurrecht. Daarbij is het uitgangspunt dat de servicekosten een redelijke vergoeding voor de geleverde service moeten zijn. Huurders kunnen met klachten naar de Huurcommissie zoals reeds toegelicht in het antwoord op vraag 4.
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak bewoners in Nederland bij blokverwarming moeten bijbetalen na de jaarafrekening, uitgesplitst naar corporaties, particuliere verhuurders en VvE’s?
Nee, het is niet mogelijk om dit inzichtelijk te maken. Het gaat om een private overeenkomst tussen de leverancier van warmte en de verbruikers. De overheid heeft hier geen inzicht in.
Wat is de gemiddelde hoogte van de bijbetalingen in de afgelopen drie jaar, en hoe verhouden die zich tot de voorschotten die bewoners betaalden?
Zie het antwoord op vraag 10. Er is geen inzicht in de hoogte van bijbetalingen, aangezien dit een private overeenkomst tussen leverancier van warmte en de verbruikers betreft.
Hoe vaak komt het voor dat bewoners meerdere jaren op rij moeten bijbetalen voor blokverwarming, en wat is daarbij de gemiddelde en maximale periode?
Zie het antwoord op vraag 10. Er is geen inzicht in de hoogte van bijbetalingen, aangezien dit een private overeenkomst tussen leverancier van warmte en de verbruikers betreft.
Kunt u aangeven wat de hoogste bijbetalingen zijn die bij de ACM of andere instanties gemeld zijn, en of er sprake is van uitschieters die bewoners in financiële problemen brengen?
De ACM heeft geen overzicht van meldingen specifiek over bijbetalingen voor blokverwarming. De Huurcommissie heeft een aantal klachten ontvangen over (voorschot)bedragen voor stookkosten (zie vraag 14).
Hoeveel klachten over blokverwarming ontvangt de ACM jaarlijks, en hoe heeft dit aantal zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?
In het jaarverslag van de ACM is aangegeven hoeveel meldingen via ACM Consuwijzer binnenkomen per sector. Dit betreffen zowel klachten als vragen. In 2024 waren dat er 11.984 voor de gehele sector van energie en warmte. In 2024 gingen daarvan 1011 vragen en klachten over warmte. Hierbij moet worden opgemerkt dat verbruikers die zich bij ACM Consuwijzer melden niet altijd aangeven of zij aangesloten zijn op blokverwarming of een (groot) stadswarmte-net. Dat onderscheid kan de ACM daarom niet maken.
De Huurcommissie heeft aangegeven zaken te hebben afgehandeld in de periode 2024–2025 die zien op een te hoog (voorschot)bedrag voor de stookkosten waarbij de bedragen uitkwamen op duizenden euro’s aan teveel betaalde stookkosten. De Huurcommissie toetst de stookkosten aan de verbruiksnorm van Nibud (de zogeheten redelijkheidstoets). Bij een voorschotprocedure (7:261 BW) kan alleen een huurder de zaak starten. Bij geen overeenstemming over de betalingsverplichting t.a.v. de nutsvoorzieningen en servicekosten (7:260 BW) kunnen zowel huurder als verhuurder een verzoek indienen bij de Huurcommissie. Er wordt getoetst of de kosten in verhouding staan tot het verbruik van de huurder en redelijk geacht kunnen worden
Bent u bereid deze cijfers jaarlijks te publiceren zodat de Kamer zicht houdt op de omvang van de problematiek?
Zoals toegelicht bij vraag 10 zijn cijfers over bijbetalingen niet beschikbaar. De ACM publiceert in haar jaarverslag reeds over de meldingen die zij ontvangt (zie vraag 14)
Bent u bereid in overleg met corporaties, VvE’s en warmtebedrijven te onderzoeken hoe bewoners meer grip krijgen op hun kosten, bijvoorbeeld door individuele meting en afrekening waar technisch mogelijk?
Het kabinet vindt het belangrijk dat bewoners grip hebben op hun kosten. Zoals aangeven in antwoord op vraag 5 schrijft de huidige Warmtewet, maar ook de Wcw, al voor dat installeren van een individuele warmtemeter verplicht is als dat technisch haalbaar en kostenefficiënt is.
Wilt u de Kamer nog dit jaar informeren over concrete stappen om de problemen rond blokverwarming aan te pakken, gericht op transparantie, betrouwbaarheid en betaalbaarheid?
Het kabinet is van oordeel dat het beleid om de transparantie, betrouwbaarheid en betaalbaarheid te borgen op orde is. De huidige wetgeving bevat verschillende waarborgen. Voor de bewoners in IJmuiden geldt bijvoorbeeld dat zij:
Bovendien zijn, zoals toegelicht in voorgaande antwoorden, verschillende verbeteringen recent in werking getreden of treden zij binnenkort in werking.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De kabinetsbrief over afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
Op welke manier en op welk moment zal het kabinet uitvoering geven aan deze uitspraak uit de brief van 28 juli: «specifiek zal het kabinet zich in dat geval inspannen voor een opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël»?1
Uit de meest recente bijeenkomst van Permanente Vertegenwoordigers van de EU-lidstaten op 29 juli jl. bleek dat Israël de afspraken uit de overeenkomst tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook in onvoldoende mate nakomt. Daarom heeft Nederland zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. gepleit voor opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël. Het kabinet zal zich hiervoor blijven inzetten in de daarvoor geëigende Brusselse gremia en in bilaterale contacten met andere EU-lidstaten.
Waarom maakt u deze inspanning afhankelijk van de afspraken uit het humanitair akkoord tussen de Europese Unie (EU) en Israël en niet van de meermaals reeds aangetoonde schending van het EU-associatieakkoord? Is dit onnodige uitstel van handelen door de Nederlandse regering in uw ogen niet onrechtmatig of immoreel?
Als gevolg van het Nederlands initiatief voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord concludeerden de Hoge Vertegenwoordiger Kallas en de Europese Dienst voor Extern Optreden dat Israël in strijd zou handelen met zijn verplichting onder dit artikel. De HV heeft deze uitkomst gedeeld met Israël en daarbij met klem aangedrongen op onmiddellijke verbetering van de situatie op de grond. De EU en Israël bereikten daarna een overeenkomst over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Voor een dergelijke aanpak bleek brede steun onder de lidstaten, hetgeen naar mening van het kabinet mede heeft bijgedragen aan de totstandkoming van deze overeenkomst door toedoen van HV Kallas.
Het kabinet zag het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp als een stap in de goede richting om de humanitaire noden in de Gazastrook te verlichten. Gezien de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook heeft Nederland mede in lijn met de motie Piri/Paternotte2 zich ingespannen om implementatie van het akkoord te bewerkstelligen. Daarbij heeft Nederland benadrukt dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt. Nederland heeft in de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl. gesteld dat de potentiële maatregelen op tafel moeten blijven indien de situatie op de grond niet verbetert. Tijdens de Raad heeft Nederland tevens ervoor gepleit dat de Commissie een aantal van de mogelijke maatregelen reeds uitwerkt, om zo snel de druk te kunnen opvoeren indien de situatie daartoe aanleiding geeft. Ook heeft het kabinet aangedrongen op monitoring van het akkoord.
Het kabinet is bij uitblijven van implementatie van het akkoord door Israël direct overgegaan tot het nemen van significante stappen, zowel in EU-verband als op nationaal niveau.
Wanneer zal de Israëlische ambassadeur worden ontboden, wat zal de concrete inzet zijn van het gesprek met de Israëlische ambassadeur en wat zijn de concrete consequenties als aan deze inzet niet wordt voldaan?
De Israëlische ambassadeur is ontboden op 29 juli jl. op ministerieel niveau. Tijdens de ontbieding heeft het kabinet Israël geïnformeerd over de stappen die Nederland zet. De ontbieding is tevens gebruikt om er nogmaals met klem bij Israël op aan te dringen dat het kabinet vindt dat de regering-Netanyahu een andere koers moet inslaan. De huidige situatie is onverdraaglijk en onverdedigbaar. De ontbieding is tevens gebruikt om Israël erop te wijzen dat het zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht moet naleven.
Bent u bereid om naast Smotrich en Ben-Gvir ook andere (voormalige) leden van het kabinet van Netanyahu tot persona non grata te verklaren, waaronder de personen en bijpassende uitspraken zoals genoemd op de voorpagina van Trouw op 26 juli jl?2 Welke redenen zijn er, per genoemd persoon, om dit niet te doen? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Bent u bereid om meer geld uit te trekken voor humanitaire hulp, gezien de enorme noden, en het feit dat de genoemde 4,5 miljoen euro in de brief van 28 juli optelt tot slechts iets meer dan twee euro per Gazaan?
Nederland heeft sinds 7 oktober 2023 in totaal 86,2 miljoen euro vrijgemaakt voor humanitaire hulp in de Palestijnse Gebieden, naast de aanzienlijke reguliere ongeoormerkte humanitaire bijdragen die onze humanitaire partners ook in de Gazastrook kunnen inzetten. Nederland bekijkt voortdurend of aanvullende Nederlandse financiering noodzakelijk is. Daarbij nemen we ook de andere humanitaire crises in de wereld in ogenschouw.
De omvang van de catastrofale situatie vergt een adequate internationale inzet.
Vindt u het uitgeven van iets meer dat twee euro per Gazaan, gezien de enorme hongersnood, passend in vergelijking tot de bijna 50 miljard euro die via de Nederlandse Zuidas wordt geïnvesteerd in Israël?
Het kabinet onderstreept dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen overheidsgelden die ten behoeve komen van hulp aan de noodlijdende Gazaanse bevolking en private investeringen die via Nederland naar Israël gaan.
Wat betekent het «actiever uitdragen» van het Nederlandse ontmoedigingsbeleid? Hoe, wanneer en door wie wordt dit gedaan? Hoe wordt de effectiviteit ervan gemeten?
Het ontmoedigingsbeleid wordt nu uitgedragen via de websites van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en van de ambassade in Tel Aviv. Ook dragen de ambassade Tel Aviv en de RVO het ontmoedigingsbeleid actief uit richting het bedrijfsleven, zoals tijdens voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast wordt verkend of de toepassing van het ontmoedigingsbeleid kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar Nederlandse pensioenfondsen.
Bent u bereid een verbod in te stellen op handel door Nederlandse bedrijven met illegale Israëlische nederzettingen? Kunt u dit toelichten?
Een eventuele maatregel gericht op het weren van producten uit illegale nederzettingen is effectiever als deze op niveau van de Unie wordt genomen, ook met oog op de eventuele handhaving van een dergelijke maatregel. Zoals is vermeld in de Kamerbrief van 28 juli jl. spant het kabinet zich in samenwerking met gelijkgestemde partners in voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de door illegale nederzettingen, conform de motie Van Campen en Boswijk.4
Bent u bereid om het voorbeeld van andere landen in West Europa te volgen en, in plaats van in te zetten op meer onderzoek, in te zetten op medische evacuaties van Gazanen die dringend medische hulp nodig hebben en daarbij ook patiënten op te nemen?
Medische behandelingen in de regio hebben de voorkeur boven evacuatie naar Nederland, onder meer omdat deze hulp effectiever is en er voldoende expertise en capaciteit aanwezig is in de regio. Nederland onderzoekt de mogelijkheid tot – financiële en praktische – ondersteuning van medische evacuaties – ook in EU-verband. Daarnaast blijft Nederland zich diplomatiek inspannen om Israël ertoe te bewegen ongehinderde en veilige medische evacuaties te faciliteren, ook naar de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem).
Doet het kabinet naar aanleiding van de antwoorden op bovenstaande vragen alles wat redelijkerwijs kan om genocide te voorkomen?
Nederland heeft de plicht om via redelijke maatregelen te trachten om het mogelijke te doen. Sinds het uitbreken van de oorlog heeft het kabinet zich naar vermogen ingezet om de situatie in de Gazastrook te verbeteren en Israël opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Deze inzet loopt langs verschillende sporen, zoals diplomatiek, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid.
Het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt het kabinet het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Gaza? Is het kabinet het eens dat dit het verlengen van het lijden van gijzelaars en Palestijnen een onacceptabele situatie is?1
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing, waarbij voor het kabinet de tweestatenoplossing het uitganspunt is. te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren blijft het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Overwegende dat in het bericht staat: «Steve Witkoff, pointed the finger at Hamas for a «lack of desire to reach a ceasefire»», deelt het kabinet dit standpunt en deze overtuiging? Zo ja, is het kabinet het eens dat dit niet zonder gevolgen kan blijven? Welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
In het kader van het Frans-Saoedische initiatief om de tweestatenoplossing op tafel te houden onderstreepten ook Arabische partners dat Hamas moet ontwapenen en geen rol in het toekomstige bestuur van de strook kan spelen. Frankrijk en Saoedi-Arabië werken aan het verbreden van steun voor deze opvatting.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.,2 en de Kamerbrief inzake de Nederlandse bijdrage aan internationale samenwerking bij uitvoering van airdrops boven Gaza, d.d. 1 augustus. Nederland werkt zowel voor als achter de schermen aan het opbouwen van druk op Israël om ongehinderde, ongelimiteerde en veilige humanitaire toegang voor hulporganisaties te bewerkstelligen. Het kabinet levert onder meer concrete bijdragen aan de humanitaire bevoorrading via land en voedseldroppings, steunt financieel medische evacuaties en blijft druk zetten op Israël om de humanitaire blokkade volledig op te heffen en maatregelen te treffen voor het verbeteren van de hulpdistributiemogelijkheden voor hulporganisaties, waaronder de VN, humanitaire ngo’s, en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging voor adequate hulpverlening via land. Hierbij is wat het kabinet betreft geen ruimte voor distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dit hulpmechanisme is niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaat gepaard met gedwongen verplaatsing en leidt tot dodelijke situaties.
Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas niet gecoördineerd zou zijn of niet te goeder trouw de gesprekken zou zijn ingegaan2, hoe beoordeelt het kabinet dit en is het het kabinet van mening dat Hamas hoofdverantwoordelijk is voor het verlengen van het lijden van de Gazanen? Indien dit niet het geval is, waarom niet? Kan het kabinet aangeven of dit beeld over de houding van Hamas pas sinds het laatste overleg is ontstaan of dat dit beeld al langer bestaat over Hamas, ook tijdens eerdere pogingen tot onderhandelingen? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Zie het antwoord op vraag 2.
Witkoff heeft het nu over alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen, welke zijn dat en welke rol heeft Nederland/de EU daarin?
Het kabinet of de EU zijn niet betrokken bij de door Amerikaanse gezant Witkoff gestelde alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen. Het kabinet kan hierover geen uitspraken doen.
Hoeveel gijzelaars zijn er nog momenteel in Gaza? Hoeveel daarvan leven vermoedelijk nog en hoeveel lichamen worden vastgehouden? Kan het kabinet ook de nationaliteiten aangeven van de gegijzelden? Wat is er bekend over hun gezondheidssituatie?
Volgens de Israëlische regering houdt Hamas momenteel nog circa 50 gijzelaars vast, van wie naar schatting maximaal 22 nog in leven zijn. Ook zou Hamas nog dertig lichamen van omgekomen gijzelaars vasthouden in de Gazastrook. Het kabinet heeft geen exacte informatie over de nationaliteiten en gezondheidssituatie van deze gijzelaars.
Wat was de inhoud van de deal die op tafel lag? Op welke punten is het stukgelopen? Hoe beoordeelt het kabinet dit en tevens de opstelling van zowel Israël als Hamas?
De voorgestelde deal betrof naar verluidt een overeenstemming over een staakt-het-vuren en vrijlating van alle gijzelaars uit de Gazastrook. Twistpunten lijken hierbij onder meer de exacte formulering over de eventuele (tijds)horizon van het staakt-het-vuren; de modaliteiten van hervatting van humanitaire hulp aan de Gazastrook en aanwezigheid van de Israëlische krijgsmacht in de strook tijdens het staakt-het-vuren. Zie verder de beantwoording van vraag 2 en 4.
Overwegende dat Israël en de VS eerder deze week hebben gesteld dat het statement dat een aantal landen, waaronder Nederland, heeft uitgebracht in de week dat de onderhandelingen voortgezet zouden worden en met name Israël erop werd aangesproken niet behulpzaam te zijn voor de slagingskans van de onderhandelingen, hoe beoordeelt u deze uitspraken nu de onderhandelingen een paar dagen later zijn stuk gelopen omdat Hamas geen bereidheid toonde om akkoord te gaan?3
Zoals gesteld in de Kamerbrief van 28 juli jl. ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomst voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Desondanks constateert het kabinet dat de koers die het Israëlisch veiligheidskabinet is ingeslagen sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. er niet toe heeft geleid dat de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas zijn vrij gekomen. Voorts stelt het kabinet dat Israël aangesproken moet blijven worden op het naleven van het internationaal humanitair recht aangezien de ingeslagen koers niet bijdraagt aan het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook, en niet aan duurzame stabiliteit voor de Israëlische bevolking. De terreurdaden van Hamas ontslaan Israël niet van zijn verplichtingen onder het internationaal humanitair recht.
Overwegende dat Hamas de landen, waaronder Nederland, heeft bedankt voor hun statement voordat zij weigerden akkoord te gaan met een staakt-het-vuren, is dit bericht echt en hoe beoordeelt het kabinet deze onderschrijving?4, 5
Het kabinet kan de authenticiteit van deze berichten niet bevestigen. Het kabinet is dan ook terughoudend om een beoordeling te geven aan dergelijke berichten. Desalniettemin koestert het kabinet geen illusies over de intenties en het optreden van de terroristische organisatie Hamas. Dit is onlangs wederom gebleken met het vrijgeven van een video van twee gijzelaars die onder barbaarse omstandigheden worden vastgehouden.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog en wat is de rol van Nederland hierin? Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen? Bent u het eens dat conform de motie-Ceder de EU een leidende rol in de vredesonderhandelingen zou moeten hebben en zo ja, welke stappen neemt het kabinet hiertoe?6 Hoe beoordeelt het kabinet de suggestie om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe open staan. Dit is op het moment niet het geval. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Welke stappen kunnen er nog meer gezet worden om Israël en Hamas aan tafel te houden? Is het kabinet van mening dat er voldoende druk op Hamas wordt gezet door de Arabische Liga en de EU? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, is het kabinet bereid om dit per ommegaande aan te kaarten in zowel EU-verband als richting de Arabische Liga?
Het kabinet blijft nationaal, in EU verband en in samenwerking met de VS, partners uit de regio en andere betrokken landen druk zetten op beide partijen om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Daarbij verwelkomt het kabinet de oproep van de Arabische Liga dat Hamas de wapens moet neerleggen en dat de terroristische organisatie geen rol kan spelen in de toekomst van de Gazastrook.
Waar verblijven de onderhandelaars van Hamas? Hoe beoordeelt het kabinet dat deze in vrijheid en veiligheid leven, terwijl de gevolgen van het niet nakomen van een staakt-het-vuren worden afgewenteld op de Gazaanse bevolking? Is het niet verstandig om de leiders van Hamas buiten Gaza steviger aan te pakken en hier landen toe op te roepen?
De onderhandelaars van Hamas verblijven grotendeels buiten de Gazastrook. Het kabinet blijft druk zetten op zowel Israël als Hamas om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Nederland blijft inzetten op het opvoeren van de druk op Hamas. Zo is Nederland voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad, waarbij helaas nog één EU-lidstaat dwarsligt.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke en separate beantwoording.
Coalition of the willing inzake alternatief plan om de humanitaire situatie in Gaza op te lossen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt het kabinet de huidige situatie in Gaza en is het kabinet het eens dat machteloos toekijken niet het antwoord mag zijn?
De oorlog in Gaza moet stoppen. De bevolking van de Gazastrook ondergaat aanhoudende ontberingen als gevolg van de humanitaire blokkade en de aanhoudende militaire activiteiten en gijzelingen door Hamas, waardoor voedsel en medicijnen het gebied nauwelijks of niet bereiken, en er dus tekorten zijn ontstaan. Zoals toegelicht in de brief van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Erkent het kabinet dat de huidige situatie in Gaza en gebrek aan voedsel en medicijnen een schandelijke situatie is en er meer gedaan moet worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke opvolging is er gegeven aan de motie-Ceder ten aanzien van een eigen distributie starten vanuit de Rafahcorridor met of zonder Israëlische toestemming in samenwerking met de Europese Unie (EU)-landen, Egypte en mogelijk andere betrokkenen?1 Deelt het kabinet dat het tijd is om ook alternatieve plannen zoals de motie-Ceder uit te voeren? Waar blijkt dat uit?
De opvolging van motie Ceder (32 623, nr. 357) is toegelicht in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli, welke op 22 juli met uw Kamer werd gedeeld. De VN heeft nog altijd beperkte toegang voor het invoeren en distribueren van voldoende humanitaire hulp. Nederland zet, in lijn met de humanitaire overeenkomst tussen de EU en Israël die de opening van meer grensovergangen voorziet, in op de heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. Ondanks aandringen van Nederland en andere gelijkgezinde landen bij Egypte en Israël blijft de grensovergang bij Rafah vooralsnog gesloten. Hulp die vanuit Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd loopt daarom nog steeds via de grensovergang tussen Israël en de Gazastrook bij Kerem Shalom.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in EU-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen voortaan op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dat onacceptabel is?2
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet nakomt en dat de humanitaire catastrofe in de Gazastrook nog niet voldoende verbetert. Nederland gaat daarom over tot de concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.3
Indien dit nog niet is opgepakt, is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie het kabinet al eerder heeft opgeroepen, per ommegaande met een «coalition of the willing» een eigen distributie op te zetten en er zorg voor te dragen dat transparante distributie voor iedereen, inclusief minderheden, gewaarborgd kan worden, veiligheid voor hulpverleners gegarandeerd kan worden en middelen niet in handen van Hamas kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt niet aan adequate kanalen voor de deugdelijke distributie van humanitaire hulp noch aan voedsel en medicijnen. Professionele, gemandateerde hulporganisaties, waaronder de ervaren en goed toegeruste humanitaire partners van Nederland, staan klaar om hulpverlening aanzienlijk op te schalen. Israël moet stappen nemen om die hulporganisaties, waaronder de VN,behoorlijke toegang te geven tot Gaza en behoorlijke, veilige distributie van hulp in Gaza mogelijk te maken. Nederland blijft zich met gelijkgezinde landen diplomatiek en financieel inzetten voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» opnieuw te beginnen met airdrops zodat er voldoende voedsel en medicijnen Gaza binnen komt en hier het initiatief voor te nemen? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van airdrops af te dwingen?
Het kabinet heeft op 1 augustus uw Kamer geïnformeerd het besluit om deel te nemen aan de internationale groep landen ten bate van airdrops in Gaza. Nederland doet dit samen met een brede gelijkgezinde groep landen bestaande uit Jordanië en andere Europese en internationale partners zoals Duitsland, België, Luxemburg4, Frankrijk, Italië, Spanje, Canada alsook de Verenigde Arabische Emiraten. Deze landen zullen van 1 tot en met 21 augustus airdrops uitvoeren. Nederland zet in op deelname aan de rotaties vanaf 8 augustus deel aan de operatie. Airdrops zijn een manier om bij te dragen aan het verlichten van het leed van de Palestijnen in de Gazastrook, hoewel het een relatief duur en riskant hulpverleningsinstrument betreft dat qua schaal nooit ter vervanging van hulpverlening via land kan dienen. Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich daarom diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» voedsel en goederen via zee te verzenden naar Gaza en hier het initiatief voor te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van gecoördineerd voedsel en medicijnen af te dwingen?
Gaza heeft hiervoor geen geschikte haven(infrastructuur). Eerdere initiatieven om hulp direct aan de Gazastrook te leveren via zee bleken kostbaar en ineffectief. Bovendien werkt Israël niet mee aan de hulptoevoer via zee. Verder hebben de VN en andere hulporganisaties duizenden vrachtwagenladingen met hulp klaarstaan rond de grenzen. De hulp invoeren en distribueren via land blijft de meest effectieve en efficiëntste manier. Zie ook antwoorden op vragen 6 en 7 alsook de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog, nu de onderhandelingen zijn afgeketst? Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas tijdens de onderhandelingen niet gecoördineerd was of dat Hamas in ieder geval niet te goeder trouw de gesprekken is ingegaan waardoor de onderhandelingen zijn afgeketst, onderschrijft het kabinet dit?3 Zo nee, waar lag het aan? In hoeverre is Hamas hiermee verantwoordelijk voor het verlengen van het lijden van Gazanen? Hoeveel gijzelaars zijn nog in handen van Hamas en welke drukmiddelen zet het kabinet momenteel op Hamas en de financiers van Hamas om de gijzelaars vrij te laten?
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van het vijftigtal gijzelaars dat is ontvoerd door Hamas en nog altijd vastgehouden worden; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om tot een duurzame oplossing te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren staat het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Deze worden nog door één lidstaat tegengehouden.
Bent u het eens dat het goed zou zijn om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe bereid zijn. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Is Egypte voldoende aangesproken op haar verantwoordelijkheid en rol ten aangezien van haar grens met Gaza? Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» Egypte te verzoeken de grens te openen zodat vrouwen, kinderen, zieken en andere kwetsbaren het conflictgebied kunnen verlaten en de juiste hulp, voedsel, medicijnen en onderdak kunnen krijgen en hier het initiatief voor te nemen?
Nederland en andere gelijkgezinde landen hebben regelmatig contact met Egypte over de situatie in de Gazastrook. In die contacten wordt aangedrongen op het belang van de opening van de Rafah-grensovergang, waartoe ook Egyptische actie is vereist. De opening van de Rafah-grensovergang zou een betekenisvolle stap zijn.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?4
Nederland en andere gelijkgezinde landen blijven druk uitoefenen op de Israëlische autoriteiten om de humanitaire toegang te verruimen en te versnellen zodat hulpgoederen – waaronder medicijnen – geleverd kunnen worden op de schaal die nodig is en in de hele Gazastrook.
Klopt het dat de Verenigde Naties (VN) stelt niet te kunnen distribueren mede vanwege de onveiligheid? Welke rol speelt de Israel Defense Forces (IDF) daar volgens het kabinet in en welke rol speelt Hamas daarin? Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie zoals Israël beweert, en zo ja op welke wijze? Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» te kijken wat er nodig is om voldoende beveiliging mogelijk te maken zodat de konvooien ongehinderd voedsel en medicijnen kunnen distribueren?
Zie ook de antwoorden op de vragen 6, 7, 8 en 11. De aanhoudende gevechten en een gebrek aan coördinatie met, en veiligheidsgaranties door, de Israëlische strijdkrachten, brengen enorme veiligheidsrisico’s mee voor hulporganisaties. Daarnaast zorgen de catastrofale noden, de ontwrichting van de Gazaanse maatschappij en de afbraak van law & order voor moeilijk beheersbare situatie met wanhopige menigtes die humanitaire konvooien tegenhouden en plunderen.
Het kabinet kent de berichten over sabotage van voedseldistributie door Hamas, maar kan deze niet verifiëren. Het kabinet heeft echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
Welke opvolging is gegeven aan de motie Ceder c.s. ten aanzien van sancties? Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren en zo ja, is het kabinet bereid om dit opnieuw in te brengen? Zo nee, waarom niet?5
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. heeft Nederland het Zweedse initiatief gesteund met betrekking tot het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2 In de Raad bestaat vooralsnog geen unanimiteit voor een dergelijke stap. Het kabinet heeft daarom besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir tot persona non grata te verklaren en heeft de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem SIS. Dit omdat zij herhaaldelijk geweld door kolonisten hebben aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen bepleiten en oproepen tot etnische zuivering in de Gazastrook.
Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen zoals de Kamer via de motie Ceder heeft verzocht? Bent u het eens dat het belangrijk is om te benadrukken dat de EU een leidende rol dient te spelen in verdere onderhandelingen voor een staakt-het-vuren en vrijlating van gijzelaars, en dit voorstel ook per ommegaande over te brengen en de motie alsnog uit te voeren?6
De EU zet zich naar vermogen in om tot oplossingen in dezen te komen en een faciliterende rol te spelen. Tegelijk gebiedt de realiteit dat op buitenlandpolitiek terrein eenstemmigheid tussen afzonderlijke lidstaten niet altijd mogelijk is gebleken.
Welke andere acties -samen met gelijkgezinde landen- onderneemt u om deze schrijnende situatie zo spoedig mogelijk te stoppen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 5, 6, 7, 11 en 12.
Kan het kabinet deze vragen met spoed individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het ministerie heeft zich zoals altijd ingespannen om de vragen spoedig te behandelen, en uw Kamer toe te sturen vóór het Commissiedebat van 7 augustus over de situatie in Gaza.
De gemaakte afspraken tussen EU en Israel ten aanzien van humanitaire hulp in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Mass starvation spreading across Gaza, aid agencies warn, as Israeli government says it is not responsible – as it happened»?1
Ja.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische blokkade van humanitaire hulp. Het gebrek aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen en onderdak leidt tot ondraaglijke levensomstandigheden.
Het kabinet zet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels Kamerbrief inzake verzoek om een brief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dit onacceptabel is?
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Europese Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet worden nagekomen. Zo is de directeur-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) toegang geweigerd tot de Gazastrook. We zien tevens dat er nog steeds te weinig grensovergangen open zijn, zo blijven de grensovergangen bij Rafah en Kissufim vooralsnog gesloten. De toegang voor internationale humanitaire staf wordt nog steeds belemmerd en er zijn onvoldoende veiligheidsgaranties voor hulpverleners, waardoor veilige distributie belemmerd wordt. Ook is er minder brandstof ingevoerd dan was afgesproken en functioneert de aanvoerroute vanuit Jordanië nog steeds niet voldoende.
Omdat de afspraken niet worden nagekomen gaat het Het kabinet gaat daarom over tot concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël, op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe.
De VN spelen een centrale rol bij de coördinatie, invoer en distributie van humanitaire hulp. De Verenigde Naties hebben niet geweigerd om op grote schaal voedsel te distribueren. In tegendeel, de VN-organisaties staan klaar om de noodlijdende bevolking van de Gazastrook op grote schaal van humanitaire hulp te voorzien. Wel zien zij, net als andere humanitaire organisaties zoals de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance, gezien de steeds meer uitbreidende oorlogsvoering van de regering-Netanyahu, grote uitdagingen bij de distributie van hulp. Het kabinet dringt bij Israël aan op het nemen van maatregelen om de veilige en ordentelijke verlening van hulp beter te faciliteren.
Overwegende dat in het statement van Kaja Kallas op 10 juli jl. als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «The EU stands ready to coordinate with all relevant humanitarian stakeholders, UN agencies and NGOs on the ground, to ensure swift implementation of those urgent steps.», hoe is in het licht van de afspraken van 10 juli het contact over coördinatie van de goederen voor de Gazaanse bevolking verlopen? Kan het kabinet van dag tot dag vanaf 10 juli aangeven wat er is met besproken met Israël, wat de verwachting was en welke uitkomsten het heeft opgeleverd met welke reden?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel EU-personeel is momenteel in totaal betrokken bij het naleven van de afspraken tussen EU en Israël? Is dit volgens het kabinet genoeg om tekortkomingen in de afspraken, waarbij de EU zou helpen, in ieder geval niet aan mogelijke onderbezetting zijdens de EU te wijten?
EU-medewerkers die betrokken zijn bij de naleving van de afspraken tussen de EU en Israël over de humanitaire toegang tot Gaza betreft in ieder geval: medewerkers van Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) in Israël en de Palestijnse Gebieden; medewerkers van de EU-delegaties in Israël, de Palestijnse Gebieden en de omringende landen, EU-functionarissen in Brussel, zowel bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) als bij de Europese Commissie; evenals het team van EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the reopening of the Jordanian and Egyptian aid routes», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the opening of several other crossing points in both the northern and southern area», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the substantial increase of daily trucks for food and non- food items to enter Gaza», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «enabling the distribution of food supplies through bakeries and public kitchens throughout the Gaza strip», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the protection of aid workers», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tussen 17 en 21 juli 132 trucks en 80–120,000 liter benzine Gaza is binnengekomen? Klopt het dat dit onvoldoende is? Hoeveel had het moeten zijn om als voldoende beoordeeld te worden? Kan het kabinet analysedocumenten aanleveren waaruit blijkt hoeveel er dagelijks nodig is? Welke rol speelt de Verenigde Naties (VN) in de distributie? Klopt het dat de VN geweigerd heeft voedsel op grote schaal te distribueren richting de Gazaanse bevolking en zo ja, om welke redenen? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in hetzelfde artikel als in vraag 1 staat: «Even EU diplomats have been left in the dark about the precise terms of the agreement with Israel, including possible details on the number of trucks per day», klopt het dat deze cijfers geheim zijn en dat daar ook bewust voor wordt gekozen? Wat vindt het kabinet hiervan?
De Hoge Vertegenwoordiger en EDEO hebben, met oog op het zoveel mogelijk vergroten van de kans van slagen op spoedige en succesvolle implementatie van de afspraken tussen de EU en Israël, de specifieke details van de afspraken niet openbaar gemaakt. De Europese instellingen hebben in hoofdlijnen het akkoord bekendgemaakt. Aangezien het voor EU-lidstaten van belang was, en blijft, om goed inzicht in de gemaakte afspraken te hebben en voortgang te kunnen beoordelen, zijn in vertrouwen meer details van de deal gedeeld met lidstaten, waaronder Nederland. Het is niet in het belang van de diplomatieke positie van Nederland om deze vertrouwelijkheid te schenden.
Op basis van de beschikbare informatie van zowel de EU, VN, als andere internationale organisaties over de mate waarin Israël zich aan de gemaakte afspraken houdt, stelt het kabinet net als de Commissie vast dat dit niet het geval is. Om deze reden heeft het kabinet, conform de Kamerbrief d.d. 28 juli 2025, besloten om in EU-verband onder andere aan te dringen op opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord en op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen. Tevens ondersteunt het kabinet het voorstel van de Commissie om Israëlische deelname aan het Horizon-programma gedeeltelijk op te schorten.
Waarom is de inhoud van de afspraken geheim? Indien dat niet het geval is, kunnen deze afspraken per ommegaande naar de Kamer toegestuurd worden?
Zie antwoord vraag 12.
Indien ze wel vertrouwelijk zijn; kunnen deze (desnoods vertrouwelijk) aan Kamerleden voorgelegd worden zodat ze hun controlerende taak kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 12.
Valt de EU iets te verwijten ten aanzien van het onvoldoende nakomen van de belofte? Zo ja, wat dan, en hoe is de EU van plan de inzet te verhogen/bij te stellen? Zijn er ook verzachtende omstandigheden te vermelden waar rekening mee gehouden dient te worden?
De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de gemaakte afspraken lag en ligt in de eerste plaats bij de Israëlische autoriteiten, niet bij de EU. De HV en haar team staan in regelmatig contact met de Israëlische autoriteiten met betrekking tot de implementatie van het akkoord en zullen daar – gesteund door lidstaten – intensief mee verder blijven gaan met nadruk op implementatie van het akkoord.
Heeft de EU contact met Hamas? Zo ja, zijn zij ook aangesproken op hun verplichtingen zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De EU beschouwt Hamas als een terroristische organisatie en heeft derhalve geen contact met Hamas.
Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie, zoals Israël beweert, en zo ja, op welke wijze?
Het kabinet kan Israëlische aantijgingen over sabotage van voedseldistributie door Hamas sinds 7 oktober 2023 niet verifiëren. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas houdt momenteel nog altijd vijftig gegijzelden vast, van wie nog Ministers twintig in leven zouden zijn en het valt niet uit te sluiten dat zij zichzelf verrijkt hebben met onder andere het onderscheppen van hulp.
Is het kabinet bereid om per ommegaande ook in EU-verband opnieuw aan te dringen op strike naleving van de afspraken en daar maatregelen aan te koppelen? Zo ja, hoe en op welke wijze? Welke opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. ten aanzien van sancties?3 Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren? Zo nee, waarom niet?4
Over de Nederlandse positie met betrekking tot het belang de afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp tot de Gazastrook, en de maatregelen voortvloeiend uit het gebrek aan naleving hiervan, is uw Kamer reeds schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief van 28 juli jl. Nederland blijft, ook in EU-verband, benadrukken dat de afspraken moeten worden nageleefd. Israël moet onmiddellijk een andere koers gaan varen om veilige, ongehinderde humanitaire toegang te bewerkstelligen.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het kabinet heeft gepoogd uw vragen zo spoedig en volledig mogelijk te beantwoorden.
De berichtgeving dat een derde in Gaza al dagen geen eten heeft |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekent met het artikel «Almost a third of people in Gaza not eating for days, UN food programme warns»?1 Hoe beoordeelt u dit artikel?
Ja. Er komt evident nog steeds te weinig voedsel en andere humanitaire hulp bij de mensen in nood in de Gazastrook. Hulporganisaties, waaronder WFP en UNICEF, geven aan dat de mogelijkheden voor invoer en distributie van hulpgoederen onvoldoende zijn om de noden te lenigen. Dit beeld werd bevestigd in de Integrated Food Security Phase Classification (IPC) analyse van 22 augustus jl., waarin wordt vastgesteld dat er hongersnood heerst in delen van de Gazastrook.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en om te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De inzet van het kabinet is daarop gericht, door een combinatie van dialoog en druk. Sinds mijn aantreden heb ik gesproken met mijn Israëlische, Palestijnse, Saoedische, Egyptische en Jordaanse evenknie. Tijdens het gesprek met mijn Israëlische counterpart riep ik Israël onder meer op om tot een staakt-het-vuren te komen, de humanitaire situatie te verlichten en geen stappen te zetten die een twee-staten-oplossing verder onder druk zetten. Met mijn Jordaanse, Saoedische, Palestijnse, Egyptische en evenknie sprak ik onder meer over medische evacuaties, de situatie in de Gazastrook en regionale ontwikkelingen.
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl.2, 9 september jl.3 en 18 september4, en de recente Kamerdebatten op 7, 21 en 22 augustus en op 10 september jl., zet het kabinet zich zowel op nationaal niveau als in EU verband in om de Israëlische autoriteiten te bewegen om de situatie in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Uit de humanitaire updates van de EU blijkt dat er nog altijd onvoldoende sprake is van toereikende verruiming van mogelijkheden voor humanitaire hulpverlening, ook al zijn op sommige punten kleine stappen gezet. De situatie in de Gazastrook blijft vreselijk, met ernstige tekorten aan onder meer voedsel, water, en medische zorg.
Het kabinet blijft zich in het kader van de opvolging van de evaluatie in het kader van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord inzetten op EU-maatregelen om de druk op Israël te vergroten en hiervoor steun te vinden bij andere lidstaten. Tevens blijft het kabinet pleiten voor additionele sancties tegen Hamas en Palestijnse Islamitische Jihad en blijft benadrukken dat Hamas de gijzelaars onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij moet laten, de wapens neer moet leggen en geen rol mag hebben in het toekomstige bestuur van Gaza.
Verder dringt het kabinet op EU-niveau in samenwerking met gelijkgestemde partners aan op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.5 Omdat er op EU-niveau onvoldoende draagvlak is voor dergelijke maatregelen, werkt het kabinet conform de motie van Paternotte6 aan nationale maatregelen gericht op de invoer van producten uit deze illegale nederzettingen. Nederland stemt deze inspanningen af met gelijkgezinde landen en voert deze parallel uit.
Hoeveel ton aan voedsel zou er nu momenteel, minus reguliere dagelijkse consumptie, in totaal in Gaza moeten zijn? Hoeveel mensen lijden momenteel aan gebrek aan voedsel in Gaza en hoeveel ton aan voedsel zou er omgerekend nodig moeten zijn om zij die geen voedsel hebben van voedsel te voorzien?
Vrijwel de gehele bevolking in de Gazastrook lijdt aan ernstige voedseltekorten; de IPC-analyse van 22 augustus jl. bevestigde het volgende: «As of 15 August 2025, Famine (IPC Phase 5) – with reasonable evidence – is confirmed in Gaza Governorate. After 22 months of relentless conflict, over half a million people in the Gaza Strip are facing catastrophic conditions characterised by starvation, destitution and death.»7 Om in de humanitaire basisbehoeften te voorzien is volgens het Wereldvoedselprogramma circa 62.000 ton voedsel per maand nodig, maar gezien de huidige voedselcrisis is er op dit moment veel meer nodig. Het gaat daarbij niet alleen om de kwantiteit: de hulp moet de mensen bereiken die het nodig hebben en er is ook gespecialiseerde voeding nodig om ondervoeding tegen te gaan. Toegang tot de hele Gazastrook voor gespecialiseerde zorg is nodig om de acute ondervoeding van kinderen adequaat te kunnen behandelen.
Zou er, afgezien van de vele trucks vlak buiten en binnen Gaza bij de corridors, momenteel genoeg voedsel in Gaza zou moeten zijn om honger en de huidige catastrofe onder Gazanen te voorkomen? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet aangeven tot wanneer er genoeg voedsel er zou moeten zijn geweest?
De bevolking van de Gazastrook heeft onvoldoende toegang tot voedsel. De huidige catastrofale humanitaire situatie is ontstaan als gevolg van de maandenlange volledige blokkade van humanitaire hulp die Israël op 2 maart jl. afkondigde en de voedselzekerheid verder heeft doen afnemen. Een dergelijke afname van voedselzekerheid is geen lineair proces en enkel het tellen van de absolute aanwezige hoeveelheid voedsel doet geen recht aan de complexe humanitaire realiteit.
Hoeveel ton voedsel is tijdens het staakt-het-vuren van 18 januari tot 2 maart 2025 Gaza binnengegaan?
Volgens Israël kwam in de periode van het staakt-het-vuren 339.000 ton voedsel de Gazastrook binnen. De Verenigde Naties (VN) meldden na afloop van het staakt-het-vuren dat de humanitaire partners van de Food Security Sector (FSS, het coördinatieplatform geleid door het Wereldvoedselprogramma en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN) tussen 19 januari en 1 maart circa 78.000 ton voedsel de Gazastrook hadden binnengebracht, in aanvulling op de distributie van meel door UNRWA aan 1,28 miljoen mensen.
Zou dit volgens de maatstaven van het World Food Programme (WFP) voldoende moeten zijn om de gehele bevolking van Gaza ongeveer vijf-zes maanden te voeden? Zo nee, wat waren dan de schattingen van het totaal aantal geleverde trucks? Kunt u indien mogelijk documenten overleggen die dit ondersteunen?
WFP en UNRWA, de grootste humanitaire organisaties voor voedseldistributie in de Gazastrook, waren eind april door hun voorraden heen. Rond deze periode waren ook de prijzen op de markten – waar een beperkte hoeveelheid voedsel wordt verhandeld – reeds sterk gestegen. Dit geeft een indicatie van het tekort aan beschikbaar voedsel in de Gazastrook in deze periode. Om ondervoeding tegen te gaan, moet het aanbod ook divers zijn. De diversiteit kwam als eerste onder druk te staan. (Gekoelde) opslagplaatsen en andere infrastructuur zijn vernietigd, waardoor het een grotere uitdaging is voedsel goed te houden en te distribueren.
Kan het kabinet de meerdere oorzaken aangeven waarom het voedsel niet de Gazanen heeft bereikt en daarbij de rol van Israël, Gaza Humanitarian Foundation (GHF), Hamas en andere betrokkenen zoals de Verenigde Naties (VN), de EU, de Arabische Liga en Egypte afzonderlijk benoemen? Kan het kabinet zo zorgvuldig en gedetailleerd mogelijk zijn?
De huidige catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook is het directe gevolg van de maandenlange blokkade door Israël van humanitaire hulp. Alhoewel de blokkade in medio mei gedeeltelijk is opgeheven, blijft de toegang tot humanitaire hulp nog steeds ernstig ondermaats. Ook blijft de invoer van goederen aan strenge Israëlische restricties onderhevig die negatieve gevolgen hebben voor de kwantiteit en de kwaliteit van hulp die de Gazastrook wordt ingevoerd.
De uitdagingen op gebied van distributie hebben verschillende oorzaken. Het voornaamste probleem is het uitblijven van een staakt-het-vuren tussen Hamas en Israël. De aanhoudende gevechten, en het gebrek aan mogelijkheden voor deconflictie met de Israëlische strijdkrachten, zorgen ervoor dat hulp niet veilig vervoerd kan worden. De frequente plundering van vrachtwagens door wanhopige menigten en gewapende groepen vormen een ernstig obstakel voor distributie. Zolang er grote schaarste en wetteloosheid heerst, zal deze chaos voortduren.
Het kabinet heeft ook kennis genomen van signalen dat Hamas een kwalijke rol speelt wat betreft de catastrofale humanitaire situatie in Gaza en dat de organisatie de voedseldistributie verstoort. Echter, het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas.
Nederland heeft reeds bij de aankondiging van het distributiemechanisme van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF) zorgen geuit over de voorziene werkwijze. De manier van werken van GHF is niet in lijn met de humanitaire principes, gaat gepaard met gedwongen ontheemding, en plaatst burgers in zeer gevaarlijke situaties. De dodelijke beschietingen van de afgelopen maanden bij hulpdistributiepunten, in het bijzonder distributiepunten van GHF, zijn onacceptabel. Ten slotte is de gelimiteerde hoeveelheid hulp die GHF distribueert lang niet voor alle hulpbehoevenden in de Gazastrook toegankelijk.
Egypte speelt een belangrijke rol in de hulpvoorziening voor de Gazastrook. Hoewel veel hulp via Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd, moet deze hulp via de grensovergang bij Kerem Shalom in Israël naar de Gazastrook worden vervoerd. Zodoende kan deze hulp nog altijd niet via de grensovergang bij Rafah naar binnen worden gebracht. Nederland roept Israël en Egypte op om werk te maken van de snelle heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. De Arabische Liga, de EU en hun lidstaten hebben een belangrijke rol op gebied van humanitaire diplomatie en financiering, maar kunnen toegang tot mensen in nood in de Gazastrook niet eigenstandig verbeteren.
Hoeveel Gazanen zijn bij of nabij een GHF punt gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de Israel Defense Forces (IDF)? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
De VN heeft melding gemaakt van Israëlisch geweld tegen burgers bij alle distributiepunten. Ook anonieme Israëlische militairen hebben aangegeven dat zij opdracht kregen om te schieten op ongewapende Palestijnse burgers bij de distributiepunten. Het is cruciaal dat dit geweld per ommegaande stopt en dat alle partijen zich houden aan het humanitair oorlogsrecht.
Op 1 augustus deelden de VN dat, in de voorgaande twee maanden, 1373 hulpbehoevenden waren gedood terwijl zij hulp probeerden te bemachtigen. 859 van de doden vielen in of nabij de GHF-distributiepunten. Hoeveel hulpbehoevenden precies door Israëlisch vuur zijn gedood bij hulpdistributies, waaronder bij GHF-locaties, is op dit moment niet bekend. Volgens Israël heeft het enkel waarschuwingsschoten gelost in of nabij de distributiepunten, waarbij mogelijk enkele mensen zijn geraakt. Het blijft onduidelijk of, en zo ja op welke schaal, Hamas burgers heeft gedood bij de GHF-distributies. Overigens geeft GHF aan dat er ook slachtoffers zijn gevallen door onder meer verdrukking en vertrapping. Het kabinet kan berichten hierover niet eigenstandig verifiëren.
Hoeveel Gazanen zijn er bij of nabij andere distributiepunten of een VN-konvooi gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de IDF? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
Volgens de VN zijn er tussen 27 mei en 1 augustus 2025 514 doden gevallen langs routes bestemd voor hulpkonvooien. Zie verder de beantwoording van vraag 8.
Heeft Nederland de Israëlische autoriteiten aangesproken vanwege de vele slachtoffers bij distributiepunten? Wat is hieruit gekomen? Is er daarbij ook gesproken over de berichtgeving over mogelijke instructies om bewust te schieten? Kan het kabinet aangeven hoe zij deze berichtgeving beoordeelt?
Het kabinet blijft zich zeer kritisch uitspreken over GHF en hun werkwijze. De chaos en dodelijke incidenten van de afgelopen tijd zijn onacceptabel en in strijd met het humanitair oorlogsrecht. Dit heeft Nederland veelvuldig onderstreept in contacten met de Israëlische autoriteiten. Zie verder de beantwoording van vraag 8.
Kan het kabinet gedetailleerd aangeven op welke onderdelen de GHF volgens de EU niet voldoet aan de standaarden die gewenst zijn voor adequate hulpvoorziening? Is tijdens de afspraken met de EU zoals aangekondigd op 10 jl. besproken om deze op te lossen? Zo nee, waarom niet? Kunnen de afspraken tussen de EU en Israël per ommegaande naar de Kamer worden gestuurd? Hoe beoordeelt het kabinet de stelling dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Israël en GHF is?
De hongercrisis in de Gazastrook is het gevolg van menselijk handelen. Israël heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. De chaos en slachtoffers die bij distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF) vallen zijn onacceptabel. Het hulpmechanisme en de werkzaamheden van GHF zijn niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaan gepaard met gedwongen verplaatsing en leiden tot dodelijke situaties. De hulpdistributies geschieden op vier locaties die onbereikbaar zijn voor de meeste mensen in Gaza. Bij distributie geldt nu het recht van de sterkste, waardoor de meest kwetsbaren middels dit mechanisme niet worden bereikt. Veel van de goederen die GHF uitdeelt zijn niet ready-to-eaten vereisen water en brandstof, waaraan een groot tekort bestaat. De op 10 juli overeengekomen afspraken tussen de EU en Israël gaan niet specifiek over GHF, maar focussen op verruiming op de mogelijkheden voor invoer en distributie van humanitaire hulp door de professionele humanitaire organisaties.
De updates van de EU worden vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Hoe beoordeelt het kabinet het statement van Israëli woordvoerder David Mencer: «in Gaza is er momenteel geen hongersnood die door Israël is veroorzaakt. Er is een door de mens veroorzaakt tekort, veroorzaakt door Hamas»?2 Overwegende dat Mencer de Hamasmilitanten ervan beschuldigt dat ze de voedseldistributie verhinderden en dat ze hulpgoederen voor zichzelf roofden, hoe vaak komt dit voor en hoe groot is dit probleem volgens het kabinet?
De uitdagingen bij de distributie van hulp zijn het directe gevolg van de extreme noden die zijn ontstaan door de maandenlange blokkade van humanitaire hulp, de intensieve gevechten, plunderingen, de opeenvolgende evacuatiebevelen en de aanhoudende tegenwerking van professionele hulporganisaties waaronder de VN en internationale ngo’s door Israël. Het kabinet heeft ook kennis genomen van signalen dat Hamas een kwalijke rol speelt wat betreft de catastrofale humanitaire situatie in Gaza en dat de organisatie de voedseldistributie verstoort. Echter, het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023. Wel ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het ontstaan van deze situatie en het uitblijven van een staakt-het-vuren. Hamas vormt nog steeds een dreiging voor de veiligheid van Israël, en het optreden van Hamas verdiept en verlengt het leed van de burgerbevolking in Gaza. Het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023.
Klopt het dat Hamas de hulpdistributie in Gaza probeert te saboteren? Zo ja, op welke wijze doen ze dat? Kan het antwoord met concrete voorbeelden aangeleverd worden en kan daarbij ook aangegeven worden hoeveel slachtoffers er mede door deze handelingen zijn gevallen?
Zie de beantwoording van vraag 12.
Is het kabinet van mening dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Hamas is? Zo ja, kunt u daar mogelijke uitspraken of documentatie van handelingen van overleggen? Zo nee, kan het kabinet aangeven waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking?
Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas is in belangrijke mate (mede)verantwoordelijk voor het uitblijven van een staakt-het-vuren in de Gazastrook. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Over of het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie is van Hamas kan het kabinet op dit moment echter niet oordelen.
Hoeveel voedsel ligt er momenteel nog in pakhuizen in Gaza? Waar zijn deze pakhuizen en wie beheert en bewaakt deze pakhuizen? Kan het kabinet een overzicht en uitsplitsing meesturen?
Het is niet bekend bij het kabinet hoeveel voedsel er momenteel nog in pakhuizen ligt in de Gazastrook. Indien het inderdaad zo is dat pakhuizen worden bewaakt, dan heeft het kabinet hier geen nadere informatie over. Het staat vast, zo wordt ook onderstreept door de IPC-analyse van 22 augustus jl., dat de Gazaanse bevolking lijdt onder de aanhoudende tekorten van voedsel, water, medicijnen en onderdak. Tevens is veel van de opslagcapaciteit van humanitaire organisaties, zoals WFP, door het aanhoudende oorlogsgeweld vernietigd of onbereikbaar.
Hoe wordt met verschillende clans gewerkt in Gaza om ervoor te zorgen dat het voedsel bij alle groepen terecht komt? Worden deze clans ook tegengewerkt zo ja door wie? Welke groepen zijn het meest kwetsbaar gebleken de afgelopen maanden?
De situatie in Gaza is erg volatiel. De mogelijkheid voedsel en andere levensreddende goederen bij mensen te krijgen neemt in de afgelopen maanden drastisch af. Hulporganisaties doen al ruime tijd een beroep op de Israëlische autoriteiten voor nadere coördinatie om meer hulp het gebied in te krijgen. Organisaties blijven zich richten op formele wegen en het kabinet beschikt niet over informatie dat er samengewerkt wordt met clans.
Zoals eerder genoemd in de beantwoording van vraag 8 blijven hulporganisaties echter kampen met het gebrek aan volledige humanitaire toegang en aanhoudende belemmeringen voor de effectieve distributie van humanitaire hulp, waardoor hulp niet alle hulpbehoevenden in de Gazastrook kan bereiken. Volgens UNICEF en WFP zijn de meest kwetsbare groepen vooral jonge kinderen, zwangere vrouwen en moeder, omdat zij het hoogste risico lopen op acute ondervoeding en een gebrek aan medische zorg. Nederland staat in nauw contact met hulporganisaties om de ontwikkelingen nauwgezet te volgen.
Hoe hoog zijn de prijsstijgingen in Gaza inmiddels sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren? Welke redenen zijn daarvoor? Kan Nederland of de EU nog iets betekenen om eten betaalbaar te houden? Zo nee, waarom niet?
In de Gazastrook is er sprake van een hoge prijsinflatie waarbij veel essentiële goederen veel duurder zijn dan vóór 7 oktober 2023. Sommige goederen zijn aan hogere prijsstijgingen onderhevig dan andere, en prijzen zijn volatiel en variëren sterk per locatie. De marktanalyse van WFP, van eind juni, liet bijvoorbeeld zien dat een kilo meel op dat moment circa 6,50 euro kostte in Khan Younis en 16,70 euro in Gaza-stad (een prijsstijging van meer dan 3000 procentpunten). De hoge en volatiele prijzen hebben ernstige impact op de voedselzekerheid van veel mensen in de Gazastrook. Tevens, zoals onderbouwd in de meest recente IPC-analyse van eind augustus, hebben veel mensen in de Gazastrook geen toegang tot markten. In sommige regio’s in de Gazastrook betreft dit zelfs een ruime meerderheid.
De voedselprijzen houden direct verband met de toegang voor humanitaire en commerciële goederen. De Nederlandse inzet is op de verruiming van toegang voor de invoer en distributie van voedsel en andersoortige humanitaire hulp. Tevens ondersteunt Nederland humanitaire partnerorganisaties, zoals de VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance die zich, onder meer door invoer en distributie van voedsel, inspannen om de toegang tot voedsel te verbeteren.
Wat zijn de redenen waarom mensen genoodzaakt zijn om eten te kopen mensen in plaats van voedsel via noodhulp te ontvangen? Spelen Hamas en de Palestinian Islamic Jihad (PIJ) nog een rol bij deze prijsstijgingen en profiteert Hamas van inkomsten van voedsel dat niet via de distributiepunten gaat?
Hulpverlening wordt in de Gazastrook ernstig belemmerd door onder andere de blokkade van humanitaire hulp en de veiligheids- en operationele belemmeringen voor hulporganisaties. Hierdoor komt er te weinig hulp binnen, en bereiken de goederen niet alle hulpbehoevenden in de gehele Gazastrook. Tegelijkertijd is de situatie zo ontwrichtend dat de Gazaanse bevolking niet in staat is om de torenhoge prijzen te betalen voor het beperkt aantal goederen op commerciële markten. Gewapende groepen die hulpkonvooien plunderen drijven de prijzen verder op door hulp te verkopen voor exorbitant hoge prijzen. Het kabinet heeft geen indicatie dat Hamas of de Palestinian Islamic Jihad een rol hebben in de prijsstijgingen, maar kan dit ook niet uitsluiten.
Wordt er gedistribueerd voedsel op de markt verkocht? Zo ja, hoe kan dat en mag dat? Wordt hiertegen opgetreden, nu er berichtgeving verschijnt dat groepen te weinig eten krijgen, terwijl het eten dat gedistribueerd wordt zo onevenredig verdeeld wordt dat een deel zichzelf kan voorzien en tegelijkertijd genoeg over heeft om te verkopen?
Het kabinet heeft geen zicht op of er gedistribueerd voedsel op de markt wordt verkocht. Wel ziet het kabinet dat de aanhoudende humanitaire blokkade, het geïntensiveerde geweld, de stijgende voedselprijzen en de ernstig beperkte toegang van humanitaire en commerciële goederen de voedselzekerheidssituatie drastisch hebben verslechterd.
Kan de conclusie getrokken worden dat er momenteel mensen in Gaza niet vanwege een kwantitatief gebrek aan voedsel een hongersdood sterven, maar vanwege distributie bij de juiste personen? Zo ja, erkend het kabinet dat dit een schandelijke situatie is? Welke verantwoordelijkheid acht het kabinet te hebben in deze en wat wordt er gedaan om per ommegaande ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel bij de juiste mensen in Gaza komt?
Nee. Er is momenteel sprake van een hongercrisis in de Gazastrook vanwege de maandenlange blokkade van humanitaire hulp door Israël en de aanhoudende belemmeringen voor toevoer en distributie van hulp. Dit wordt ook onderstreept in het gepubliceerde IPC-rapport op 22 augustus jl., waarin hongersnood wordt vastgesteld in delen van de Gazastrook. Dit is een gevolg van menselijk handelen. Hulporganisaties, zoals WFP en UNRWA, hebben voldoende ladingen met goederen om de Gazastrook te voorzien van voedsel, maar worden belemmerd in de toegang, levering en distributie van hulp. Bovenal is de huidige operationele context, die zich kenmerkt door wanhoop en chaos vanwege de aanhoudende tekorten en het geïntensiveerde geweld, belemmerend voor effectieve hulpverlening. Voor verdere beantwoording over hoe het kabinet de situatie tracht te verbeteren zie het antwoord op vraag 2.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Ik heb de vragen individueel beantwoord. Het is niet gelukt om de beantwoording op 28 juli toe te sturen.
De brandbrief van hulporganisaties en gebrekkige voedseldistributie in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief van tientallen hulporganisaties over de situatie in Gaza op 23 juli 2025? Hoe beoordeelt u deze brief?1 Hoeveel doden zijn er inmiddels gevallen in Gaza sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren als gevolg van honger?
Ja. De zorgen van de hulporganisaties zijn terecht en het rapport van het Integrated Phase Classification System van 29 juli onderstreept de ernst van de situatie. Zicht op de exacte cijfers blijft beperkt door toegangsbelemmeringen voor humanitaire organisaties, onderzoekers, journalisten en andere waarnemers. Tevens hangen de sterftecijfers sterk af van de gehanteerde definitie. Zo sprak de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 juli jl. van 63 doden door ondervoeding in de maand juli. Hoe dit zich verhoudt tot het aantal doden buiten ziekenhuizen, alsook het aantal doden door andere oorzaken, is niet bekend.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025 zet het kabinet zich, bij voorkeur in EU-verband, in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Overwegende dat in de brief van hulporganisaties wordt gesteld dat net buiten Gaza, in magazijnen, en zelfs binnen Gaza zelf, tonnen voedsel, schoon water, medische benodigdheden, onderdakspullen en brandstof liggen opgeslagen, klopt het dat er vlak buiten de grenzen en in Gaza voldoende vrachtwagens met goederen staan en zouden deze qua aantallen een hongersnood kunnen voorkomen, mits deze Gaza worden binnengelaten en deze gelijkwaardig onder alle mannen, vrouwen en kinderen in Gaza gedistribueerd zouden worden?
Ja.
Klopt dan de stelling dat hongersnood te voorkomen is en de oorzaak dat er mensen van honger sterven in ieder geval niet te wijten is aan gebrek aan voedsel bestemd voor Gazanen (zowel binnen als buiten Gaza bestemd), maar te wijten aan het feit dat het al beschikbaar gestelde voedsel niet of te weinig gedistribueerd wordt, en als dat al gebeurt het niet altijd bij de juiste mensen terechtkomt? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet met cijfers aantonen hoe de situatie dan wel geduid zou moeten worden?
De hongercrisis in Gaza is onnodig. VN-hulporganisaties hebben voldoende voorraad om de Gazastrook direct en voor maanden van voedsel te voorzien. Aanhoudend militair geweld, bevolen evacuaties, het (nagenoeg) tegenhouden van hulptransporten over land en de afwezigheid van adequate distributie zorgen ervoor dat het beschikbare voedsel nauwelijks of niet bij de juiste mensen terechtkomt.
Overwegende dat de hulporganisaties stellen dat ze geen toegang tot deze goederen hebben en deze dus niet kunnen leveren, en dat humanitaire organisaties de capaciteit en voorraden hebben om op grote schaal te reageren maar omdat hen de toegang wordt ontzegd, dit terwijl de Israëlische regering openlijk verklaart dat de organisaties toestemming van Israël hebben maar dat de Verenigde Naties (VN) weigert om te distribueren, kunt u aangeven welke verklaring wel of niet klopt of nuancering behoeft?2
De VN en andere hulporganisaties kunnen hulp onvoldoende Gaza binnenbrengen en deze niet adequaat distribueren. De VN noch andere gemandateerde hulporganisaties weigeren om (voedsel)hulp – onder adequate omstandigheden – te distribueren. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat er momenteel ongeveer 950 trucks al reeds geïnspecteerd zijn door Israël en er geen belemmeringen zijn gerelateerd aan een mogelijke toestemmingverlening tot toegang in Gaza? Zo nee, hoeveel zijn er dan al reeds geïnspecteerd en welke handelingen dienen er nog verricht te worden zodat deze Gaza in kunnen?
De cijfers omtrent de inspectie van vrachtwagens door Israël variëren dagelijks. Verder geeft het deel van de vrachtwagens dat is geïnspecteerd volgens het zogenaamde 2720-mechanisme geen volledig beeld van de totale invoer van goederen. Dit mechanisme (in december 2023 aangenomen door de VN-Veiligheidsraad) richt zich op het coördineren, monitoren en versnellen van humanitaire hulp naar Gaza.
Op welke punten schiet Gaza Humanitarian Foundation (GHF) volgens het kabinet tekort om humanitaire hulp te verlenen? Zijn al deze punten ook als onderdeel van de afspraken op 10 juli jl. aangekaart? Zo ja, welke eisen zijn er neergelegd en hoe is hier inmiddels opvolging aan gegeven?
De hulp zoals geboden door GHF is niet in overeenstemming met de principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Hulpdistributies van GHF vinden plaats op vier locaties die onbereikbaar zijn voor de meeste mensen in Gaza. De voedseluitgifte daar is onbehoorlijk en leidt tot chaos en slachtoffers. Ook zijn veel van de goederen die GHF uitdeelt niet ready-to-eat maar vereisen water en brandstof, waaraan een groot tekort bestaat, voor verdere bewerking. De op 10 juli overeengekomen afspraken tussen de EU en Israël gaan niet over GHF, maar focussen op verruiming van de mogelijkheden voor invoer en distributie van humanitaire hulp in het algemeen.
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric stelt dat: «To collect supplies that have reached any of the Israeli crossings around Gaza – all of which are fenced off and heavily guarded – drivers need multiple access approvals as well as a pause in the bombing and for the iron gates [at the crossing] to slide open,» adds the UN spokesperson. «We have to be allowed to come in with our own trucks. The goods have to switch from one truck to another. It’s a very lengthy procedure.», hoelang duurt de procedure gemiddeld om toegang te verkrijgen tot het terrein en voordat een truck gereed is om te distribueren en vindt het kabinet dit proportioneel gezien de veiligheidssituatie? Zo nee, wat vindt het kabinet wel een verantwoorde procedure en tijdsduur?
Nederland heeft beperkt zicht op de precieze procedures en hun lengte. Het is echter aan de professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN, niet aan Nederland, om aan te geven welke procedures werkbaar zijn. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het met deze procedurelengte überhaupt mogelijk om voldoende trucks Gaza in te krijgen per dag, uitgaande van de theoretische situatie dat er 24/7 aanvragen voor toegang op locatie zouden kunnen worden verwerkt? Kan het kabinet uiteenzetten waarom dat wel of niet het geval is? Kan de procedure verkort worden of kan er meer personeel beschikbaar gesteld worden om een versnelling mogelijk te maken? Kan de EU daarbij ondersteunen en was dit onderdeel van de afspraken tussen Israël en de EU gedeeld op 10 april jl.? Acht het kabinet het mogelijk om zonder controle trucks Gaza binnen te laten?3 Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet het veiligheidsaspect en risico op verlenging van de oorlog en daarmee verlenging van het leed van Gazanen en is het kabinet bereid om daar individueel of in EU-verband per ommegaande het gesprek over te voeren met de Israëlische autoriteiten?
Het is niet aan Nederland om te bepalen of vrachtwagens zonder controle de Gazastrook binnen kunnen worden gelaten. Het kabinet kan zodoende geen uitlatingen doen over het veiligheidsaspect van een dergelijke maatregel. Wel benadrukt Nederland dat Israël, conform de bepalingen van het humanitair oorlogsrecht, de noodzakelijke maatregelen moet nemen om voldoende humanitaire hulp voor de Gazastrook te faciliteren of te bewerkstelligen. Het akkoord tussen de EU en Israël omvat geen precieze afspraken omtrent de procedures van invoer van goederen, wel over het volledig openen van grensovergangen.
Het kabinet hecht geen waarde aan het argument dat het binnenlaten van voldoende humanitaire hulp het risico met zich meebrengt dat dit de oorlog kan verlengen. Honger mag nóóit dienen als instrument voor oorlogsvoering. Dit is zodoende geen overweging voor de Nederlandse inzet op gebied van humanitaire hulp.
Klopt het dat de VN wel toestemming heeft om voedsel op te halen en te distribueren en dat er al trucks zijn die geïnspecteerd zijn en toestemming hebben, maar dat er wel sprake is van een zwaar bureaucratisch proces om op het terrein te komen, dat voor de forse vertraging zorgt? Indien het kabinet van mening is dat deze conclusie niet klopt, kan het kabinet aangeven waarom niet?
Er zijn inderdaad diverse belemmeringen, waaronder bureaucratische belemmeringen, die het ophalen en distribueren van hulp bemoeilijken. Hoe substantieel deze belemmering is in vergelijking met alle andere obstructies in de humanitaire distributieketen kan het kabinet niet beoordelen. Duidelijk is wel dat procedures om goederen op te halen bij de grens veel beter kunnen, zoals ook wordt aangegeven door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA). Zo geven de VN bijvoorbeeld aan dat de dagelijkse openingstijden van de grensovergangen moeten worden verruimd (langere openingstijden, en iedere dag van de week).
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric tevens stelt dat: «all too often, civilians approaching our trucks are shot at or trampled while trying to get food,» en «We must get reliable assurances that troops would not engage or be present along the routes of our convoys.», is het zo dat het gebrek aan veiligheidsgaranties ook een rol speelt voor de VN t.a.v. de moeizame distributie?
Ja.
Heeft de VN momenteel als standpunt dat ze geen Israëlische troepen als escort met de VN-konvooien mee willen te laten gaan om voedsel te distribueren? Zo ja, is het mogelijk om andere vormen van beveiliging mee te zenden en kan de EU daaraan bijdragen? Heeft dit standpunt van de VN tot vertraging in distributie geleid? Zo ja, waarom zijn er geen alternatieve vormen van beveiliging voorgesteld en hoe beoordeelt het kabinet dit?
De onafhankelijkheid, onpartijdigheid en neutraliteit van humanitaire hulp is leidend voor de VN. Nederland onderschrijft deze leidende principes, en onderstreept dat altijd terughoudend moet worden omgesprongen met vermenging van humanitaire hulp en militaire activiteit. Het is aan de VN-organisaties om te bepalen welke vormen van bescherming werkbaar zijn en welke precieze (aanvullende) maatregelen genomen kunnen worden om hulpgoederen veilig en effectief te distribueren.
Betekent het uitgangspunt van de VN dat niet een volledige blokkade door Israël, maar de eisen rond veiligheid en de te lange procedures momenteel de reden is dat er minder trucks dan mogelijk worden geleverd om de hulpgoederen te distribueren? Zo nee, waarom niet? Indien er wel een volledige blokkade is, hoe kan het dat de VN wel degelijk insinueert Gaza in te kunnen, mits de situatie op de grond beter was?4
Nee. Het kabinet beschouwt de huidige situatie, in het bijzonder de catastrofale noden en plunderingen van hulpkonvooien door wanhopige menigtes, als een direct gevolg van de humanitaire blokkade. De volledige blokkade duurde, vanaf begin maart, circa 80 dagen. Na de gedeeltelijke opheffing van de blokkade bleef, en blijft, toegang voor invoer en distributie van hulp vooralsnog ernstig beperkt. Er worden, zoals gezegd, onvoldoende maatregelen genomen om hulporganisaties in staat te stellen hun werk ongehinderd en veilig uit te voeren.
Overwegende dat GHF-woordvoerder Chapin Fay stelt dat de GHF herhaaldelijk heeft aangeboden om namens de VN de VN-goederen te leveren, maar dat de VN weigert mee te werken, klopt dit? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet dit? Klopt de conclusie dat als GHF de distributie zou overnemen er voldoende voedsel geleverd wordt om een hongersnood te voorkomen en levens van Gazanen gered kunnen worden?5 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN. Het hulpmechanisme en de werkzaamheden van GHF zijn niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaan gepaard met gedwongen verplaatsing en leiden tot dodelijke situaties. Het kabinet acht het daarom zeer onwaarschijnlijk dat GHF in staat zou zijn om de taken van de VN op gebied van humanitaire distributie adequaat over te nemen. De VN is daarnaast niet verplicht om samen te werken met GHF. Israël is echter wel verplicht is om professionele hulporganisaties zoals de VN en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, die op dit moment onmisbaar zijn voor de bestrijding van hongersnood, zo goed mogelijk te ondersteunen bij de uitvoering van hun werk.
Kan het kabinet de echtheid van de correspondentie tussen de VN en GHF bevestigen?6 Zo ja, klopt het dat de GHF meerdere afspraken heeft geprobeerd te maken met de VN om te bespreken hoe voedsel gedistribueerd zou kunnen worden en coördinatie verbeterd zou kunnen worden en dat deze tot in ieder geval 24 juli jl. niet zijn gehonoreerd? Hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling van de VN in het licht van de humanitaire crisis onder de Gazaanse bevolking?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN en kan hierover geen uitspraken doen.
Klopt de conclusie dat het neutraliteitsstandpunt van de VN momenteel zwaarder weegt dan de noodzaak voor acute hulp en distributie van al reeds beschikbare goederen? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling? Zo nee, welke weging wordt er dan wel gemaakt volgens het kabinet en hoe weegt het kabinet deze in het licht van de humanitaire ramp?
Het neutraliteitsstandpunt van de VN staat ten dienst van de mogelijkheid om veilig en ongehinderd hulp te kunnen distribueren, in de Gazastrook en elders in de wereld. Het kabinet heeft begrip voor de noodzaak die humanitaire organisaties voelen om vast te houden aan de humanitaire principes. Het feit dat humanitaire hulp niet adequaat kan worden gedistribueerd heeft andere oorzaken, zoals toegelicht in de beantwoording van vragen 3, 4 en 10.
Overwegende dat vorige week 100 doden werden gemeld bij een VN-truck die via Zikim in Noord-Gaza was, waar GHF niet bij betrokken was, hoe kon het zo escaleren en wat was de rol en aandeel van de Israel Defense Forces (IDF)?7
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) maakte in het weekend van 21 juli jl. bekend8 dat een wanhopige menigte poogde om voedsel te bemachtigen van een VN-konvooi, waarbij zij volgens WFP onder vuur werd genomen door Israëlische troepen. Dit betreft geen incident. Door honger en wanhoop verzamelen zich momenteel grote aantallen mensen bij de wegen die de VN mogen gebruiken voor hulpleveranties. Er verschijnen vrijwel dagelijks berichten over beschietingen op burgers in dergelijke situaties. De VN wijzen nadrukkelijk naar Israël.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF de IDF Gazaanse burgers rond een VN-konvooi beschoten? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen als gevolg van het direct schieten van de IDF op de bevolking?
Sinds het GHF-initiatief van start ging worden burgers veelvuldig beschoten bij hulpdistributies, volgens ooggetuigen en in Gaza aanwezige hulporganisaties betrof dit beschietingen door onder andere de Israëlische strijdkrachten. Het kabinet heeft, onder meer vanwege het gebrek aan toegang voor journalisten en onderzoekers, geen verifieerbare informatie over het precieze aantal slachtoffers dat is gevallen door Israëlisch vuur. Wel is duidelijk dat bij geweld in en nabij distributielocaties al meer dan duizend burgers zijn gedood, waarvan ten minste 766 in en nabij de GHF-distributiefaciliteiten. Deze cijfers blijven oplopen. Het kabinet veroordeelt dit geweld ten zeerste, en dringt aan op onmiddellijke bescherming van hulpbehoevende burgers.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF Hamas een VN-konvooi aangevallen? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De VN heeft geen berichten gedeeld over konvooien die zijn aangevallen door Hamas sinds de oprichting van de GHF in mei 2025. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas is in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor het uitblijven van een staakt-het-vuren.
Hoe beoordeelt u het bericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, dat stelde dat het risico op hongersnood het resultaat is van de blokkade opgelegd door Israël, in het licht van de verklaringen van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?8 Hoe beoordeelt u de soortgelijke uitspraken van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in het licht van de uitspraken van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?9 Deelt het kabinet deze opvatting?
Het kabinet deelt de zorgen die door Frankrijk, andere landen en internationale organisaties zoals de WHO, zijn geuit.
Israël heeft als bezettende macht de verplichting om de bevolking in bezet gebied te voorzien van adequate voeding en medische voorzieningen.
Het blijft van belang om de implementatie van resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als in de bilaterale dialoog met Israël. Nederland heeft om deze reden op 29 juli tijdens het Open Debat Midden-Oosten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aandacht gevraagd voor de implementatie van resolutie 2417 in de Gazastrook. Daarnaast heeft Nederland met de zogenaamde Group of Friends van deze resolutie op 23 juli jl. een verklaring ondertekend over het kritieke risico op honger.11 In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Erkent het kabinet dat de tragedie in Gaza nog groter is omdat er theoretisch gezien genoeg voedsel beschikbaar zou zijn om iedereen te kunnen voeden, mits het voedsel met de juiste coördinatie en op een efficiënte en vreedzame manier zou worden verdeeld?
Ja. De oorlog in Gaza moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische humanitaire blokkade. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is nodig om meer hulp te verlenen aan de noodlijdende bevolking en ook om de gegijzelden vrij te krijgen. Het beëindigen van de vijandelijkheden zou helpen bij het snel en massief opschalen van hulpverlening, zoals ook tijdens het staakt-het-vuren van begin dit jaar. Echter moet hulp, conform het humanitair oorlogsrecht, ook op voldoende schaal geboden kunnen worden indien een staakt-het-vuren uitblijft.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?10
Nederland roept Israël op om volledige, ongehinderde en veilige humanitaire toegang te bewerkstelligen. Zowel voor de invoer van essentiële hulpgoederen, waaronder medicijnen, als voor de distributie hiervan.
Kan het kabinet onafhankelijk onderzoek eisen naar de toedracht van de doden als gevolg van honger sinds het vervallen van het staakt-het-vuren en daarbij naast de rol van Israël ook expliciet kijken naar de rol en keuzes van Hamas, de VN, de EU en betrokken hulporganisaties te kijken ten aanzien van het niet-gedistribueerde voedsel?
Nederland maakt zich grote zorgen over de catastrofale situatie in Gazastrook en de zich ontvouwende hongersnood in de strook. Nederland blijft het belang van accountability onderstrepen in bilaterale en multilaterale diplomatieke inzet. Zoals bekend wordt reeds onderzoek gedaan naar internationale misdrijven, inclusief oorlogsmisdrijven, via bestaande internationale organisaties en structuren waaronder het Internationaal Strafhof en de Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and Israel. Het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten in de Palestijnse Gebieden van de Verenigde Naties speelt ook een belangrijke rol waar het onderzoek naar mensenrechtenschendingen betreft. Nederland ondersteunt dit kantoor in 2024 en 2025 met in totaal 2 miljoen euro.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is gestreefd naar een zo spoedig mogelijk en separate beantwoording.
Het bericht ‘Frankrijk zal Palestina erkennen als staat’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Frankrijk zal Palestina erkennen als staat»?1
Ja.
Bent u bereid Frankrijk in deze stap te volgen en de Palestijnse staat te erkennen? Zo neen, waarom niet?
De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat moet voor Nederland onderdeel zijn van een politieke proces dat leidt tot een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, die door beide partijen wordt gedragen, waarbij de tweestatenoplossing het uitgangspunt is. Dit proces moet wat Nederland betreft zo spoedig mogelijk worden aangevangen. Erkenning vraagt om een zorgvuldige afweging. Hierbij moet niet alleen worden gekeken naar wat dit kan betekenen voor een eventuele duurzame oplossing voor de catastrofale situatie in Gaza, maar ook naar de verantwoordelijkheden en noodzakelijke hervormingen van de Palestijnse Autoriteit.
Wat vindt u ervan dat Frankrijk naar het onmenselijke leed in Gaza verwijst en zegt dat er geen alternatief meer bestaat voor het erkennen van de Palestijnse staat?
Het besluit om tot erkenning van de Palestijnse staat over te gaan is een nationale competentie. Zie overigens het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u ervan dat Israël het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen niet erkent? Deelt u de mening dat dit een schending is van het internationaal recht?
Ja. In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is en dat Israël met zijn bezetting het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk schendt.
Wat vindt u ervan dat meerdere Israëlische regeringsleden hebben toegegeven zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever in te willen lijven bij Israël? Bent u bereid dit te veroordelen en als een schending van het internationaal recht te benoemen?
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en de uitbreiding daarvan, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden, in strijd zijn met het internationaal recht. Het kabinet veroordeelt oproepen tot annexatie van de Palestijnse Gebieden en schaart zich eveneens achter de oproep van het IGH om de bezetting zo spoedig mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël. De oproepen van de Israëlische extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich tot annexatie van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever zijn onacceptabel en vormen mede aanleiding voor het kabinet om hen tot persona non grata te verklaren en voor de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem (SIS). Daarnaast heeft Nederland in EU-verband het Zweedse initiatief gesteund m.b.t. het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2
Wat vindt u ervan dat ook de Knesset op 23 juli 2025 (met 71 stemmen voor en slechts 13 tegen) een motie aannam die oproept om «Israëlische soevereiniteit op Judea, Samaria en de Jordaanvallei» toe te passen? Bent u bereid dit te veroordelen?
Het kabinet veroordeelt deze oproep. Zie voor de toelichting het antwoord op vraag 5.
Wat vindt u ervan dat volgens de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) het erkennen van een Palestijnse staat niet afgedaan kan worden als symboolpolitiek, ook als dit op de korte termijn geen effectief verschil op het strijdtoneel creëert?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof uit 2024 over de illegale bezetting van Palestina genoeg juridische grond verschaft voor de erkenning van Palestina?
Zie voor de Nederlandse afweging om al dan niet over te gaan tot erkenning het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het decennialange Nederlandse beleid om Palestina niet te erkennen, het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen middels een eigen staat belemmert?
Zie het antwoord op vraag 2.
De aankondiging van Frankrijk om de Palestijnse staat te erkennen |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de aankondiging van Frankrijk om, in navolging van meer dan 140 landen waaronder Ierland, Spanje, Noorwegen en Zweden, over te gaan tot erkenning van de Palestijnse staat?
Ja.
Bent u van mening dat de internationale gemeenschap druk moet houden op Israël om het Palestijns recht op zelfbeschikking te eerbiedigen en de illegale bezetting te beëindigen?
Ja. In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024 erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. zet het kabinet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Bent u van mening dat erkenning een belangrijk signaal is dat de internationale gemeenschap blijft strijden voor een rechtvaardige en duurzame tweestatenoplossing? Zo nee, waarom niet?
De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat moet voor Nederland onderdeel zijn van het politieke proces dat leidt tot een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij de tweestatenoplossing het uitgangspunt is. Dit proces moet wat Nederland betreft zo spoedig mogelijk worden aangevangen. Erkenning vraagt om een zorgvuldige afweging. Hierbij moet niet alleen worden gekeken naar wat dit daadwerkelijk kan betekenen voor het concreet verbeteren van de catastrofale situatie in Gaza, maar ook naar de verantwoordelijkheden en noodzakelijke hervormingen van de Palestijnse Autoriteit.
Klopt het dat nationale regeringen zelf tot erkenning kunnen besluiten en dat dit geen Europees besluit vraagt of Europese competentie is?
Ja, dat klopt.
Bent u van mening dat het tijd is dat Nederland overgaat tot de erkenning van de Palestijnse staat? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment overweegt het kabinet niet om de Palestijnse staat te erkennen.
De positie van Oekraïense jongeren en jongvolwassenen in het Nederlandse onderwijs |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat Oekraïense jongeren in Nederland een lost generation dreigen te worden? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Ja, deze publicatie is mij bekend. Het stilzitten en niet kunnen meedoen aan de samenleving is niet wenselijk; voor het individu noch voor de maatschappij. Dit geldt overigens in zijn algemeenheid voor jong en oud, ongeacht land van herkomst en/of nationaliteit.
Herinnert u zich uw beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen hierover?2
Ja.
Staat u nog steeds achter uw oproep aan onderwijsinstellingen om het instellingscollegegeldtarief te verlagen voor Oekraïense studenten? Zo ja, brengt de constatering dat het talent van duizenden jonge Oekraïners voor Nederland én Oekraïne onbenut blijft u tot herziening van uw standpunt om geen financiële regeling voor deze groep op te zetten, maar collegegeldverlaging voor Oekraïense studenten over te laten aan onderwijsinstellingen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in eerdere brieven3 biedt de huidige wet- en regelgeving ruimte voor instellingen om een lager collegegeld voor Oekraïense ontheemden te hanteren. Mijn ambtsvoorgangers hebben de afgelopen drie jaren meerdere oproepen richting de instellingen gedaan om -waar mogelijk- het collegegeldtarief te verlagen. Ik heb grote waardering voor de instellingen die dit mogelijk maken, en sta zeker nog steeds achter de oproep van mijn voorganger om het collegegeldtarief waar mogelijk te verlagen. Tegelijk is het van belang om te benadrukken dat het aan de instelling is om te bepalen welk tarief voor deze groep te hanteren, waarbij meerdere factoren een rol kunnen spelen, zoals budgettaire ruimte, beschikbare capaciteiten, maar ook de persoonlijke omstandigheden van een student. Ook hier geldt een zorgvuldige afweging van al deze factoren. En tot slot verleent OCW jaarlijks een subsidie aan de Stichting voor Vluchteling Studenten (UAF). UAF kan deze groep financieel ondersteunen, en kan waar nodig ook bemiddelen voor een lager collegegeldtarief.
Hoeveel Oekraïense jongvolwassenen verblijven momenteel in Nederland? Hoeveel van hen zou in Nederland een studie aan een hogeschool of universiteit willen aanvangen en hoeveel van deze groep studeert ook aan een Nederlandse hogeschool of universiteit? Hoeveel Oekraïense jongvolwassenen zouden, als Nederlands recht op hen van toepassing zou zijn en zij een Nederlandse studie volgden, in aanmerking komen voor studiefinanciering?
Op dit moment staan in de Basisregistratie Personen (BRP)4 in totaal 124.780 Oekraïense ontheemden geregistreerd, waarvan in de leeftijdscategorie 18–35 jaar: 42.620 (waarvan 18.320 mannen en 24.300 vrouwen).
In het huidige studiejaar 2024–2025 staan 1.494 mbo studenten ingeschreven, waarvan 1.412 die onder de tijdelijke bescherming vallen. In het hbo en wo staan 1.708 studenten met de Oekraïense nationaliteit ingeschreven, waarvan 546 die onder de tijdelijke bescherming vallen (c.q. ontheemden).
Het ministerie beschikt niet over informatie over hoeveel jongvolwassenen zouden willen en kunnen studeren, omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren. Dat zijn bijvoorbeeld de ambitie om te studeren en toelaatbaarheid van een aspirant-student, d.w.z. het voldoen aan de kwalitatieve eisen, zoals vooropleiding, vakinhoudelijke kennis. Ook over het aantal Oekraïense jongvolwassenen dat potentieel in aanmerking komt voor studiefinanciering is geen eenduidig antwoord te geven. Dit komt doordat studenten aan specifieke voorwaarden moeten voldoen. Zo mogen zij niet ouder zijn dan 30 jaar op het moment dat de studiefinanciering ingaat. Voor mbo-studenten geldt bovendien een minimale leeftijd van 18 jaar. Daarnaast moet de student ingeschreven staan bij een voltijdopleiding in het mbo (bol), hbo of wo.
De enige wijze waarop een inschatting kan worden gegeven in het potentieel aantal studenten onder ontheemden is om eenzelfde percentage deelnemers te hanteren zoals gebruikelijk onder Nederlanders.5 Het is vooraf niet in te schatten of dit percentage onder Oekraïense jongvolwassenen hetzelfde is als onder Nederlandse jongvolwassenen. Met hetzelfde percentage deelnemers zal dit kunnen gaan om circa 8.500 studenten in het hbo en wo en 5.550 studenten in het mbo.
Kunt u aangeven welk bedrag gemoeid is indien op de kortst mogelijke termijn voorzien zou worden in a. het toekennen van het recht op studiefinanciering aan in Nederland verblijvende Oekraïense jongeren die hier een studie aanvangen en b. een vergoeding aan onderwijsinstellingen die aan in Nederland studerende Oekraïense jongeren niet langer het hogere instellingscollegegeld, maar het lagere wettelijke collegegeld?
Voor bekostiging van mbo-studenten zijn geen aanvullende middelen vereist. In het mbo worden studenten die vallen onder het Richtlijn Tijdelijke Bescherming namelijk al volledig bekostigd en betalen het reguliere les- en cursusgeldtarief als zij 18 jaar of ouder zijn. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen een wettelijk- dan wel instellingstarief.
Voor hoger onderwijs geldt dat indien het kabinet besluit dat deze doelgroep recht heeft op het wettelijk collegegeld en de instellingen hiervoor via de reguliere bekostiging compenseert, dan kost dit per student in het hbo € 10.500 en per student in het wo € 9.000.6
Voor studiefinanciering zijn er kosten voor zowel mbo- als hbo- en wo-studenten.7 8 Het is niet mogelijk om een zuivere raming te maken van de totale kosten voor de bekostiging van Oekraïense jongvolwassenen in het hbo en wo en de kosten voor studiefinanciering in het mbo, hbo en wo. De bedragen die hiermee zijn gemoeid zijn sterk afhankelijk van het aantal studenten dat zich aanmeldt en van hun (woon)situatie. Zie voor een verdere toelichting ook het antwoord op vraag 4. Daarnaast zal de deelname van Oekraïners aan het onderwijs ook afhankelijk zijn van het perspectief dat zij hebben. Opleidingen zijn veelal immers meerjarig. Indien het recht op studiefinanciering en bekostiging van een onderwijs voor een relatief korte periode wordt toegekend zal dit mogelijk ook van invloed zijn op de keuzes van (potentiële) Oekraïense studenten.
Welke maatregelen neemt u zich voor om te voorkomen dat Oekraïense jongeren die vaak al sinds 2022 in Nederland verblijven daadwerkelijk een lost generation dreigen te worden?
Zoals in de Verzamelbrief d.d. 4 juli jl.9 is aangegeven, is het kabinet bezig met een nadere verkenning naar een nationaal in tijd afgebakend transitiedocument en het ontwikkelen van het terugkeerbeleid voor ontheemden. Tegelijk zijn in het kader van zelfredzaamheid en participatie van ontheemden verschillende actielijnen geïdentificeerd voor de ontwikkeling van vaardigheden die ingezet kunnen worden in Oekraïne bij de terugkomst, maar ook in Nederland zolang ontheemden hier mogen verblijven.
Tegengaan van versnippering in regelgeving en hulp bij armoede en schulden |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Nobel |
|
|
|
|
Deelt het kabinet de opvatting dat armoede- en schuldenbeleid idealiter integraal moeten worden vormgegeven, zodat mensen met geldzorgen niet tussen loketten en wetgeving vallen?
Het kabinet deelt de opvatting dat armoede- en schuldenbeleid integraal moeten worden vormgegeven. Via de wet gemeentelijke schuldhulpverlening hebben gemeenten de taak om integrale schuldhulpverlening te bieden aan hun inwoners. Dit betekent dat er niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van iemands financiële problemen, maar ook voor andere omstandigheden die verband kunnen houden met de financiële problemen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan psychosociale factoren, gezondheid, gezinssituatie en woonsituatie.
Tijdens de schuldhulpverlening, meer specifiek tijdens de stabilisatiefase, worden de inkomsten en uitgaven van de inwoner in evenwicht gebracht. Ook wordt er gewerkt aan het integrale plan van aanpak, waarbij bijvoorbeeld ook flankerende hulp ingezet kan worden op andere leefgebieden. Bij het in evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven wordt samen met de inwoner gekeken naar inkomensondersteunende maatregelen, zoals (lokale) armoederegelingen. Op die manier wordt de link gelegd met armoedebeleid, met enerzijds als doel het verbeteren van de inkomenspositie van de inwoner, bijvoorbeeld door het aanvragen van toeslagen. Anderzijds kan dit ook bijdragen aan het verlichten van iemands lasten, bijvoorbeeld door (lokale) regelingen voor voorzieningen voor kinderen of voor het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen.
Ook binnen het armoedebeleid is integrale ondersteuning het uitgangspunt. Armoede staat vaak niet op zichzelf. Geldzorgen hangen in veel gevallen samen met, of veroorzaken problemen op andere levensgebieden, zoals werk, gezondheid en wonen. Vijf departementen (BZK, JenV, OCW, SZW en VWS) werken daarom aan een overheidsbrede aanpak rond gezinnen in een kwetsbare positie met kinderen in de leeftijd van -1 tot en met 27 jaar. Ook binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid werken departementen en gemeenten samen aan een integrale ondersteuning van inwoners binnen de 20 gebieden die hiervan deel uitmaken. Daarnaast is integraliteit richtinggevend bij de inzet op preventie van armoede en schulden. Het kabinet zet in dit kader onder meer in op het versterken van vindplaatsen van (vroege) geldzorgen, waaronder huisartsen, geboortezorg, apothekers, jongerenwerkers op scholen, vrijwilligers, ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen.
Welke concrete stappen worden gezet om de versnippering in regelgeving, loketten en toegang tot hulp bij armoede en schulden te verminderen?
Het kabinet zet in op het vereenvoudigen van het stelsel van inkomensondersteuning, het eenvoudiger maken van de toegang tot hulp, het eenvoudiger maken van het armoedebeleid en het versterken van de schuldhulpverlening.
Om het stelsel van inkomensondersteuning te verbeteren en te vereenvoudigen werkt het kabinet aan de hervormingsagenda inkomensondersteuning. Op 11 juli jl. is de routekaart hervormingsagenda inkomensondersteuning aan uw Kamer aangeboden. Daarin wordt voor zeven sporen aangegeven welke ambities er zijn op korte, middellange en lange termijn.
Via het Nationaal Programma Armoede en Schulden wil het kabinet de toegang tot hulp en ondersteuning eenvoudiger maken. Het is belangrijk dat mensen met geldzorgen kunnen rekenen op laagdrempelige hulp, zowel fysiek als digitaal. SZW stimuleert hulproutes via subsidies en maakt hulp beter vindbaar via publiekscampagnes met Geldfit. Ook wil het kabinet komen tot een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige financiële dienstverlening. Hierbij sluiten we aan bij de verkenning van JenV naar aanleiding van twee moties over een landelijk dekkend netwerk van sociaaljuridische dienstverlening.
Het kabinet wil het armoedebeleid vereenvoudigen, zowel op landelijk als lokaal niveau. Diverse rapporten laten zien dat het gemeentelijke minimabeleid versnipperd is. Het kabinet vindt dit onwenselijk en wil hierin stappen zetten, in nauwe samenwerking met VNG en Divosa. Momenteel loopt er een verkenning van VNG en Divosa, en werkt SZW uit hoe regelingen beter landelijk georganiseerd kunnen worden en hoe regelingen eenvoudiger, effectiever en meer integraal gemaakt kunnen worden. Op basis van deze verkenningen zullen de vervolgstappen bepaald worden.
Om de schuldhulpverlening te versterken en tussen gemeenten gelijk te trekken, hebben SZW, VNG, NVVK en Divosa in maart 2024 bestuurlijke afspraken gemaakt. Met het hieruit voortkomende plan, de basisdienstverlening1, moet het hulpaanbod voor iedere inwoner toegankelijk zijn en in elke gemeente minimaal dezelfde elementen bevatten. Een van de elementen is een landelijk aanmeldpunt voor schuldhulpverlening. Niet alle inwoners met een hulpvraag bij schulden weten de (juiste) weg naar de gemeente te vinden. Een landelijk aanmeldpunt kan de vindbaarheid voor financiële ondersteuning vergroten en mogelijk ook behulpzaam zijn bij warme doorverwijzing naar de gemeente.
De gemeenten implementeren momenteel de al ontwikkelde elementen. De bestuurders van de hierboven genoemde samenwerkingspartijen hebben in juni 2025 uitgesproken met elkaar voort te gaan met de verdere ontwikkeling van de basisdienstverlening.
Bent u bereid om te verkennen of er binnen het Nationaal Programma Armoede en Schulden een pilot kan worden gestart met één regisseur voor armoede- én schuldenaanpak in gemeenten?
Diverse rapporten en onderzoeken hebben inderdaad laten zien dat de fragmentatie van ondersteuning voor inwoners in het sociaal domein in brede zin, een belemmering is voor effectieve ondersteuning aan inwoners.
In het Nationaal Programma Armoede en Schulden dat ik uw Kamer op 6 juni jl. heb gestuurd2, heb ik toegelicht welke stappen het kabinet, samen met de andere departementen, gemeenten, de VNG en Divosa, zal nemen om hierin verbetering aan te brengen. Het doel is onder meer om samen met alle betrokken partijen te komen tot een integrale aanpak voor het kwetsbare gezin. Om hiertoe concrete stappen te zetten, trekken de departementen hiervoor samen op met een aantal wijken van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Hierin zal in antwoord op uw vraag ook verkend worden op welke wijze het adagium een gezin, een plan en een regisseur vorm zou kunnen krijgen, mogelijk in de vorm van pilots. Dat zou dan niet alleen betrekking hebben op de armoede- en schuldenproblematiek, maar gelden voor de brede problematiek op het terrein van wonen, onderwijs, zorg, veiligheid, participatie en inkomen. Ik zal in de eerste voortgangsrapportage van het programma in Q1 2026 uw Kamer hier nader over informeren.
Herkent u het risico dat financiële prikkels om (meer) te gaan werken voor mensen met schulden beperkt zijn, omdat extra inkomsten soms direct worden verrekend of wegvallen in de schuldsanering?
Ik herken deze risico’s niet. In de verschillende stadia zijn er prikkels om (meer) te gaan werken. Voor inwoners waar sprake is van beslag of verrekening van inkomsten, is een financiële prikkel aanwezig om (meer) te werken doordat met de toename van het inkomen de schulden eerder zijn afgelost en de inwoner daarmee sneller weer over het volledige inkomen beschikt.
In een minnelijke of wettelijke schuldregeling is het uitgangspunt dat een inwoner zich tot het uiterste inspant om zoveel mogelijk af te lossen of te sparen voor de schuldeisers. Van schuldeisers wordt immers al gevraagd om een deel – veelal het grootste deel – van hun vordering kwijt te schelden. Daarom heeft de schuldenaar een inspanningsverplichting om – naar vermogen – (meer) te werken. Iemand committeert zich hier ook aan als hij of zij een beroep doet op een schuldregeling. Er is hierdoor een prikkel om (meer) te werken; het succesvol kunnen afronden van de schuldregeling met zicht op een schuldenvrije toekomst.
Er zijn mensen die gedurende een minnelijke of wettelijke schuldregeling overwerk verrichten. Om die inwoners tegemoet te komen, is de mogelijkheid om een deel (50%) van de overwerkinkomsten te behouden.3 Mensen worden niet verplicht om overwerk te verrichten.
Ten slotte zorgt voldoende werk ook voor inkomenszekerheid en onafhankelijkheid tijdens maar ook ná een schuldregeling. Iemand krijgt hiermee weer grip op zijn of haar leven en dit draagt bij aan een duurzame financiële oplossing voor de schulden.
Hoe sluit het programma aan bij de beoogde verruiming van bijverdienmogelijkheden uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans?
Met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans worden de bijverdienmogelijkheden verruimd. Er komt één bijverdienregeling, waardoor duidelijker wordt welk deel van de bijverdiensten bijstandsgerechtigden mogen houden. Het doel is om werken vanuit de bijstand of werken in combinatie met een bijstandsuitkering aantrekkelijker te maken. Dit doen we door de overgang van uitkering naar werk makkelijker te maken. Daarnaast wordt de bijverdienregeling ook van toepassing op jongeren. Het Nationaal Programma Armoede en Schulden voorziet niet in maatregelen ten aanzien van het verruimen van bijverdienmogelijkheden, maar wel is er aandacht voor het eenvoudiger maken van landelijke regels. Er wordt daarnaast gewerkt aan het wetsvoorstel proactieve dienstverlening en de harmonisatie van inkomens- en vermogensbegrippen.
Bent u bereid om te onderzoeken in hoeverre bijverdiengrenzen en vrijlatingsregelingen in de schuldhulpverlening het perspectief op zelfredzaamheid ondermijnen?
Mij hebben geen signalen bereikt dat bijverdiengrenzen en vrijlatingsregelingen momenteel negatieve invloed hebben op de zelfredzaamheidstrajecten in de schuldhulpverlening. Ik zie daarom geen noodzaak hiertoe onderzoek in te stellen.
De schuldhulpverlener maakt aan het begin van een schuldhulpverleningstraject, als onderdeel van het plan van aanpak, een begeleidingsplan met de inwoner. Dit is maatwerk. Als er beperkingen zijn om te komen tot (financiële) zelfredzaamheid van de inwoner, is het aan de schuldhulpverlener om samen met de betrokkene naar een oplossing toe te werken. De schuldhulpverlening zal niet alleen naar de belangen van de schuldenaar kijken, maar ook naar die van de schuldeiser. Van een schuldeiser wordt verwacht dat hij een deel van een schuld kwijtscheldt. Van de schuldenaar mag worden verwacht dat hij zich maximaal inspant om een deel van zijn schuld te voldoen. Extra inkomsten die worden gegenereerd worden in principe gebruikt om een schuld af te lossen, waardoor iemand sneller grip krijgt op zijn leven en perspectief op een schuldenvrije toekomst. Ik verwijs u verder graag naar het antwoord op vraag 4.
Welke structurele aandacht krijgt terugvalpreventie na afronding van een schuldhulptraject in het nieuwe Nationaal Programma Armoede en Schulden?
Een doel van het Nationaal Programma is dat meer huishoudens succesvol en duurzaam uit de problematische schulden stromen. Om inwoners (weer) financieel redzaam te maken, is financiële begeleiding en nazorg tijdens een schuldhulpverleningstraject van essentieel belang. Met de basisdienstverlening hebben gemeenten handvatten gekregen om financiële begeleiding en nazorg in te richten. Uitgangspunt voor de begeleiding en nazorg is «zo kort als kan, zo lang als nodig.» Dit zijn richtlijnen. Het blijft immers maatwerk afgestemd op de situatie en behoeften van de inwoner.
De financiële begeleiding wordt afgerond met een periode van «volgen»4 waarbij de schuldhulpverlener maandelijks contact opneemt met de inwoner. Indien blijkt dat (aanvullende) ondersteuning nodig is, wordt het begeleidingsplan geëvalueerd en aangepast. Na afronding van de financiële begeleiding, volgt een nazorg periode van (minimaal) twaalf maanden waarin de schuldhulpverlening in ieder geval nog één keer contact opneemt met de inwoner.5
Daarnaast is in de basisdienstverlening opgenomen dat de gemeente, na ontvangst van een vroegsignaal, toetst of zes maanden voorafgaand aan het signaal sprake is geweest van een schuldhulpverleningstraject. Indien dit het geval is, wordt door de laatste bekende professional (over het algemeen de schuldhulpverlener) weer contact gelegd met de inwoner om hulp aan te bieden.
Gemeenten zijn voortvarend te werk gegaan met de implementatie van de begeleiding en nazorg. Zo is er een stijging van het aantal budgetcoachingstrajecten (2.562) ten opzichte van 2023.6 Dit traject heeft als doel om financiële zelfredzaamheid te bewerkstelligen en is een vorm van het bieden van financiële begeleiding. Nadere cijfers over financiële begeleiding en nazorg worden middels het project Data Delen Armoede en Schulden (DDAS) verzameld. De eerste resultaten worden in het derde kwartaal van 2026 verwacht.
Wordt ervaringsdeskundigheid ook ingezet bij het ontwerpen van terugvalpreventie en gedragsinterventies?
Het betrekken van de mensen voor wie we beleid maken is voor mij essentieel. Alleen dan kan er effectief beleid worden gemaakt dat aansluit bij de belevingswereld en behoefte van mensen. In een tijd waarin we het vertrouwen in de overheid moeten herwinnen zijn extra inspanningen hierop nodig.
We benutten op diverse manieren ervaringskennis bij het maken en aanpassen van ons beleid. Dat geldt niet alleen voor nazorg (terugvalpreventie) maar voor het brede onderwerp rondom geldzorgen, armoede en schulden. Daarvoor werkt SZW onder andere samen met expertisecentrum Sterk uit armoede: een van hun ervaringsdeskundige professionals is bij SZW gedetacheerd en via een strippenkaart bij hun organisatie kan SZW snel meer ervaringsdeskundigen inschakelen. Naast armoede en geldzorgen is Sterk uit armoede ook hun expertise en netwerk aan het uitbreiden op schuldenthema’s, mede gefinancierd door SZW.
Bij het opstellen van de nationale strategie en de werkagenda VN Verdrag Handicap is vanaf het begin nauw samengewerkt met ervaringsdeskundigen. Hiervoor zijn meerdere sprintsessies georganiseerd, om knelpunten in beeld te brengen en maatregelen te beoordelen. Meer informatie over deze aanpak staat in de Kamerbrief aanbieding werkagenda van 11 juli 2025.
Verder wordt bij diverse onderzoeken gebruik gemaakt van inbreng van burgers, om beter te weten waar zij behoefte aan hebben. Een voorbeeld is het recent verschenen onderzoek naar laagdrempelige financiële dienstverlening zoals inlooppunten, wat uw Kamer als bijlage heeft ontvangen bij het Nationaal Programma Armoede en Schulden7. In dat onderzoek hebben ruim 900 mensen meegedacht via een panel.
Bij de mediacampagnes van SZW rondom geldzorgen, verleidingen zoals achteraf betalen (ook wel bekend als Buy now pay later) en aanvragen waar je recht op hebt, wordt vooraf getest hoe mensen reageren op verschillende boodschappen. Ook tools die worden ontwikkeld, zoals het Vorderingenoverzicht Rijk, worden getest met potentiële gebruikers. Daarbij wordt ook gelet op gedragsaspecten en doenvermogen. Verder delen maatschappelijke organisaties regelmatig hun ervaringen met SZW, zoals Geldfit en diverse vrijwilligersorganisaties, wat extra inzicht geeft wat in de praktijk wel en niet werkt.
Hoe wordt geborgd dat kleine schulden daadwerkelijk klein blijven, ook in de fase na schuldhulpverlening?
Het principe van een geslaagd schuldhulpverleningstraject is dat de schulden die iemand heeft aan het einde van het traject zijn afgelost of kwijtgescholden waarmee de betreffende persoon schuldenvrij is. Om te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan na de fase van schuldhulpverlening wordt ingezet op nazorg. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord bij vraag 7.
In het Nationaal programma Armoede en Schulden heeft het kabinet de inzet toegelicht op het voorkomen van (nieuwe) geldzorgen en het klein houden van kleine geldzorgen.8 Hierin zijn maatregelen beschreven die tot doel hebben om mensen met dreigende of beginnende geldzorgen zo vroeg mogelijk in beeld te krijgen, en deze zorgen bij voorkeur te voorkomen. Het kabinet doet dit onder meer door inzet op het bereiken en ondersteunen van werkenden met een laag inkomen en door het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen, maar ook door het versterken van vindplaatsen van vroege geldzorgen en betere vroegsignalering van achterstanden op vaste lasten. Deze maatregelen dragen ook bij aan het voorkomen dat nieuwe geldzorgen ontstaan, en dat in het geval deze alsnog ontstaan, mensen zo vroeg mogelijk in beeld zijn en passende ondersteuning geboden kan worden.
Het kabinet zet zich ook in om het stelsel van publieke en private invordering te verbeteren, waarbij schulden zoveel mogelijk in een vroeg stadium opgelost worden, door betere samenwerking tussen schuldeisers en door de kostenoploop te beperken. Uw Kamer is op 20 mei 20259 nader geïnformeerd over de eerste uitwerking van de maatregelen op het gebied van civiele invordering, waaronder het collectief afbetalingsplan en de zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders.
In hoeverre is bij de ontwikkeling van de Routekaart Financiële Zorgen en de nieuwe toolkit bewust gestuurd op het vermijden van extra bureaucratie voor gemeenten en inwoners?1
De routekaart is ontwikkeld door de VNG. Het Ministerie van SZW heeft hiervoor subsidie verstrekt. Doel van de routekaart is om inspiratie te bieden aan professionals van gemeenten en per stap in het schuldhulptraject een overzicht te bieden van mogelijke interventies. De routekaart is niet bindend, maar kan een hulpmiddel zijn voor gemeenten bij de invulling van de basisdienstverlening schulden en preventie van schulden. Als zodanig veroorzaakt de routekaart géén extra bureaucratie. De VNG organiseert ook bijeenkomsten voor gemeenten over de routekaart, om de mogelijkheden toe te lichten. De routekaart is niet bedoeld voor inwoners.
Wordt de regeldruk voor mensen met schulden of armoede op structurele wijze gemonitord? Zo ja, kunt u de resultaten met de Kamer delen?
De regeldruk wordt niet op structurele wijze gemonitord. Dat laat onverlet dat bekend is dat het huidige stelsel van inkomensondersteuning voor mensen zeer complex is. Dit brengt grote maatschappelijke kosten met zich mee, omdat inkomensondersteuning effect heeft op de inkomenszekerheid die mensen ervaren en op hun kwaliteit van leven. Het kabinet zet daarom in op vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning. Op 11 juli 2025 is de routekaart hervormingsagenda inkomensondersteuning aan uw Kamer aangeboden. Daarnaast bevat het Nationaal Programma Armoede en Schulden maatregelen die mensen helpen om eenvoudiger toegang tot hulp en ondersteuning te bieden, onder andere door hen fysiek en digitaal te ondersteunen (bijv. via Geldfit of via laagdrempelige financiële ondersteuning).
Bij nieuwe wet- en regelgeving worden de effecten voor mensen in kaart gebracht, inclusief de menselijke maat en regeldruk.
Hoe wordt geborgd dat initiatieven zoals KEUS (inzet van ervaringsdeskundigheid) geen projectmatige pilots blijven, maar structureel verankerd worden in beleid en uitvoering?
Op welke manier krijgen ervaringsdeskundigen een formele plek binnen gemeenten, vergelijkbaar met beleidsmedewerkers of klantadviseurs?
Gemeenten zijn vrij om zelf te bepalen of zij bij de aanpak van armoede en schulden gebruik maken van ervaringsdeskundigen. Wel stimuleert SZW de inzet van ervaringsdeskundigen bij gemeenten en andere organisaties, via een meerjarige subsidie aan expertisecentrum Sterk uit armoede. We zien dat diverse gemeenten, medewerkers met ervaringskennis inzetten, bijvoorbeeld in de gemeenten Utrecht en Den Haag, en bij de organisaties die vroegsignalering van schulden doen in Leeuwarden en Lelystad.
Hoe wordt in de Participatiewet in balans invulling gegeven aan het uitgangspunt van «meer mens, minder systeem»?
Het wetsvoorstel Participatiewet in balans kent een drietal uitgangspunten: 1) de regels en ondersteuning beter laten aansluiten op de mogelijkheden en omstandigheden van de mensen voor wie zij zijn bedoeld, 2) het vergroten van de rechtszekerheid en 3) het creëren van meer handelingsruimte voor de uitvoerend professional. Hierdoor komt er meer ruimte om rekening te houden met de mensen en te doen wat nodig is om hun goed te ondersteunen. Zo wordt het mogelijk om de verplichtingen op het individu af te stemmen, komt er meer ruimte voor maatschappelijke participatie en kunnen mensen met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering ontvangen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
De rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof van Den Bosch, waarbij werd bevestigd dat lelieteelt naast woonwijken wegens het vele gebruik van landbouwgif onwenselijk is en dat de wetgever en de toelatingsorganisatie het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) steken laten vallen in het beschermen van bewoners tegen landbouwgif?1
Ja. Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 juli jl. in hoger beroep in kort geding. Het betrof een zaak tussen een lelieteler en omwonenden, waarbij het hof een tijdelijk verbod oplegde voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door deze specifieke teler. De uitspraak is niet onherroepelijk: zowel een bodemprocedure als cassatie zijn mogelijk.
Ik deel niet de opvatting dat de wetgever of het Ctgb steken hebben laten vallen in de bescherming van bewoners. Zoals verder toegelicht in de beantwoording van de vragen 5, 6 en 7 werkt het Ctgb binnen een zorgvuldig, Europees geharmoniseerd toelatingskader dat is gericht op bescherming van mens, dier en milieu en dat waar nodig wordt aangepast op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Bent u zich ervan bewust dat u hoofdverantwoordelijk bent voor de bescherming van gezondheid van mensen in Nederland en dat het een grondwettelijke taak is van de overheid?
Het beschermen van de gezondheid van mensen is een kerntaak van de overheid en specifiek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in de Grondwet en ik neem die serieus. De bescherming van de gezondheid vindt plaats binnen Europese en nationale kaders die gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid van mens, dier en milieu.
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op het gebrek aan handelen door het kabinet om de gezondheid van burgers te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen, maar dat het kabinet wilde wachten op nog jarenlang onderzoek totdat 100% zekerheid was dat bestrijdingsmiddelen inderdaad gevaarlijk zijn voor mensen?
Ik ben bekend met de zorgen die door de Partij voor de Dieren en wetenschappers zijn geuit. Deze zorgen zijn ook aan de orde geweest tijdens het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen van 15 mei jl. Het beeld dat het Kabinet pas zou handelen wanneer er volledige wetenschappelijke zekerheid bestaat, herken ik niet. Bescherming van de gezondheid van mensen staat centraal bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij is uitgangspunt dat een middel geen onmiddellijke of uitgestelde schadelijke effecten op de gezondheid van mensen mag hebben. Mede om die reden heeft het Kabinet opdracht gegeven tot het meerjarige onderzoeksprogramma SPARK (Kamerstuk 27 858, nr. 707) om mogelijke lange termijngezondheidseffecten, zoals de relatie met neurodegeneratieve ziekten, verder te onderzoeken.
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren eerder stelde dat dat geen juiste toepassing was van het voorzorgsbeginsel door het kabinet en dat het kabinet meer verboden en beperkingen moest instellen, eventueel in afwachting van resultaten van verder onderzoek?
Nederland past het voorzorgsbeginsel toe zoals vastgelegd in de Europese regelgeving inzake de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening (EG) 1107/2009, zie Kamerbrief 27 858, nr. 676). Dit betekent dat een middel alleen mag worden toegelaten wanneer, ook bij worstcasescenario’s en met ruime veiligheidsmarges, geen schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen te verwachten zijn. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met kwetsbare groepen zoals kinderen, ouderen en mensen met een verminderde weerstand.
De gehanteerde grenswaarden zijn gebaseerd op een grote hoeveelheid gegevens over de meest kritische gezondheidseffecten en de meest gevoelige onderzoeksgroep. Daarbij wordt standaard een veiligheidsfactor toegepast die compenseert voor verschillen tussen (proef)dier en mens en tussen mensen onderling. Wanneer wetenschappelijke informatie daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld bij onzekerheid over een gevonden effect, kan een extra veiligheidsfactor worden toegepast.
Wanneer nieuwe wetenschappelijke inzichten daartoe aanleiding geven, kan een toelating worden aangepast of ingetrokken of kan worden ingezet op methodiekontwikkeling om de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen verder te verbeteren.
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op de werkwijze van het Ctgb, waarbij onvoldoende werd getoetst op de gevaren voor de gezondheid van burgers, maar het kabinet alleen bleef herhalen dat ze blijven volgen wat het Ctgb zegt?
Ik ben bekend met de geuite kritiek. Het Ctgb beoordeelt gewasbeschermingsmiddelen volgens het strenge, geharmoniseerde Europese toetsingskader, waarin de mogelijke gezondheidseffecten nadrukkelijk worden meegewogen. Het kabinet hecht groot belang aan en vertrouwt op de onafhankelijke besluiten en adviezen van het Ctgb.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de rechter over het gebrekkige handelen van het Ctgb, waaronder het niet toetsen op risico’s op ziektes als Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en het niet vragen om een risicobeoordeling bij wetenschappelijke deskundigen? Hoe gaat u dit corrigeren?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 is er geen sprake van gebrekkig handelen van het Ctgb. De rechter geeft aan dat er kennisleemtes zijn, omdat nog geen onderzoek is verricht naar risico’s op neurodegeneratieve ziekten die op latere leeftijd optreden, zoals de ziekte van Parkinson, en naar risico’s op ontwikkelingsstoornissen voor jonge en ongeboren kinderen. De rechter onderstreept daarbij dat het toelatingssysteem voor gewasbeschermingsmiddelen een verfijnd systeem is dat met waarborgen is omgeven.
In dit systeem wordt getoetst of de blootstelling onder de Europees geharmoniseerde veilige gezondheidskundige grenswaarden blijft. Alleen dan kan een gewasbeschermingsmiddel worden toegelaten. Dit systeem bevat ruime veiligheidsmarges en houdt rekening met onzekerheden bij zowel de inschatting van blootstelling als de afleiding van grenswaarden. Daarbij wordt uitgegaan van worstcasescenario’s, wat betekent dat wordt gerekend met de maximale blootstelling die in de praktijk kan optreden, zodat ook in de meest ongunstige situaties voldoende bescherming wordt geboden. De grenswaarden zijn gebaseerd op het meest kritische gezondheidseffect en de meest gevoelige onderzoeksgroep.
De beoordeling omvat onder andere giftigheid, kankerverwekkendheid, neurotoxiciteit en effecten op reproductie en ontwikkeling in alle levensfasen. In alle gevallen wordt een veiligheidsfactor 100 toegepast om ook de meest kwetsbare mensen te beschermen. Waar nodig wordt een extra veiligheidsfactor gehanteerd.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen leiden tot verbetering en aanpassing van het toelatingskader. Nederlandse instituten zoals het Ctgb, RIVM, WUR en universiteiten spelen hierin een actieve rol. Binnen het SPARK-onderzoek wordt gewerkt aan een teststrategie om de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson, beter te onderzoeken. Met verbeterde beoordelingsmethoden kan vollediger en specifieker worden getoetst, wat extra zekerheid biedt voor de bescherming van de volksgezondheid. Zodra dergelijke testmethoden wetenschappelijk gevalideerd en opgenomen zijn in de Europese datavereisten, zullen deze worden toegepast in de beoordeling van middelen.
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter op de regering over het feit dat Nederland het voorzorgsbeginsel niet goed toepast en de Europese richtlijn omtrent duurzaam gebruik van pesticiden niet goed heeft ingevoerd en daarmee kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen onvoldoende beschermt? Hoe gaat u deze fout precies op korte termijn corrigeren?
Ten aanzien van het voorzorgsbeginsel past Nederland dit beginsel toe zoals is vastgelegd in de Europese regelgeving inzake de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (zie Kamerbrief 27 858, nr. 676). Dit houdt in dat een middel alleen wordt toegelaten wanneer, ook bij worstcasescenario’s en met ruime veiligheidsmarges, geen schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen te verwachten zijn. Daarbij is het uitgangspunt dat geen schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen te verwachten zijn, ook niet voor kwetsbare groepen zoals kinderen, ouderen en mensen met een verminderde weerstand. Wanneer na toelating nieuwe wetenschappelijke kennis aantoont dat niet meer aan de vereisten van het toelatingskader wordt voldaan, kan de Europese Commissie of de nationale toelatingsautoriteit ingrijpen in de goedkeuring of toelating.
Het hof verwijst specifiek naar de implementatie van artikel 12 van de Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden (2009/128/EG), dat betrekking heeft op maatregelen in gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt. Bij de goedkeuring van werkzame stoffen op EU-niveau en bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen wordt in de risicobeoordeling al extra aandacht gegeven aan kwetsbare groepen, zoals ook vereist is in de gewasbeschermingsmiddelenverordening (artikel 4, lid 2, onder a). Dat betekent dat bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen volgens de wettelijke gebruiksvoorschriften geen schadelijke effecten mogen optreden, ook niet bij kwetsbare groepen.
Aanvullend bevat de richtlijn duurzaam gebruik pesticiden voorschriften voor lidstaten om mogelijke risico’s en effecten van het gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Nederland heeft het door het hof aangehaalde artikel 12, onderdeel a, geïmplementeerd met een verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, zoals in woonwijken, (recreatie- en sport)parken, speelplaatsen en andere groenvoorzieningen. Het artikel verplicht lidstaten niet om daarnaast ook gebruik in de directe omgeving van deze gebieden volledig te verbieden.
Om de gezondheid van omwonenden verder te beschermen, hebben lokale overheden de mogelijkheid om op basis van de Omgevingswet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nader te beperken, bijvoorbeeld door spuitzones in te stellen. Daarnaast ontwikkelt het Rijk een rekenmethode om de breedte van spuitzonering objectief te onderbouwen (Handelingen 2024-2025-2008) en wordt gewerkt aan een informatiepunt voor omwonenden over mogelijke gezondheidsrisico’s (TZ202412-010).
Bent u met ons en omwonenden eens dat het de taak van de overheid is om alsnog goede bescherming van gezondheid van mensen en dieren te regelen, zodat burgers niet gedwongen worden om agrariërs voor de rechter te slepen en om te voorkomen dat spanningen tussen burgers en agrariërs op het platteland verder oplopen? Zo nee, waarom niet?
Het beschermen van de gezondheid van mens, dier en milieu is een kerntaak van de overheid en staat voor mij centraal. Daarom is er een zorgvuldig Europees toelatingssysteem en aanvullend nationale voorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen, die erop gericht zijn te waarborgen dat middelen veilig gebruikt kunnen worden. Dit systeem wordt waar nodig verder verbeterd op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Daarnaast worden aanvullende maatregelen genomen om de blootstelling voor omwonenden verder te beperken en de informatievoorziening te verbeteren, zoals de ontwikkeling van een rekenmethode voor spuitzonering en de inrichting van een informatiepunt voor omwonenden. Daarmee wordt beoogd de bescherming van de gezondheid te versterken en burgers duidelijk en tijdig te informeren, zodat zij erop kunnen vertrouwen dat hun gezondheid goed wordt beschermd.
Het blijft vanzelfsprekend het recht van burgers om juridische stappen te ondernemen, maar het beleid is erop gericht dat een goede bescherming van de gezondheid vooraf wordt geborgd.
Wat gaat u precies op welke termijn doen naar aanleiding van de uitspraak van de rechter?
De uitspraak van het hof betreft een civiele procedure tussen een lelieteler en een groep omwonenden. Het is aan de betrokken partijen om te bepalen of zij verdere juridische stappen willen zetten, zoals cassatie of een bodemprocedure.
Zoals in de eerdere antwoorden beschreven, blijft het Kabinet werken aan versterking van het toelatingssysteem en aanvullende maatregelen om de gezondheid van mens, dier en milieu zo goed mogelijk te beschermen.
Wat gaat u doen, vanuit uw (grondwettelijke) verantwoordelijkheid voor gezondheid van mensen in Nederland, om ervoor te zorgen dat kinderen en andere mensen op korte termijn alsnog voldoende worden beschermd tegen landbouwgif en andere bestrijdingsmiddelen en biociden?
De bescherming van de gezondheid van mensen, en in het bijzonder van kwetsbare groepen zoals kinderen, heeft mijn volle aandacht. Zoals eerder toegelicht, is er een Europees en nationaal kader dat waarborgt dat middelen alleen worden toegelaten wanneer geen schadelijke effecten te verwachten zijn.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden gevolgd en wanneer zij daar aanleiding toe geven, wordt het toetsingskader aangepast. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de bescherming van kwetsbare groepen. Op die manier wordt de bescherming van de gezondheid voortdurend verder verbeterd.
Gaat u in ieder geval met uw collega’s een landelijk verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen nabij woonwijken instellen, zoals omwonenden dat willen? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Zoals aangegeven in de eerdere antwoorden zet het Kabinet in op een continue verbetering van het toelatingskader en op maatregelen om de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen, het gebruik van laagrisicomiddelen te bevorderen en emissies naar het milieu te verminderen (zie Kamerstuk 27 858, nr. 706, Jaarplan 2025 Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030).
Daarnaast wordt door RIVM en WUR onderzoek uitgevoerd naar een objectieve onderbouwing van spuitzonering rond bebouwing en natuurgebieden. Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden nauw gevolgd en wanneer zij daar aanleiding toe geven, wordt het toetsingskader of de gebruiksvoorschriften aangepast.
Is u bekend dat met de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zoals met een amendement succesvol gewijzigd door de Partij voor de Dieren2, een flinke reductie van het gebruik van schadelijke gif in de landbouw en erbuiten was geregeld en zo de gezondheid van mensen echt was beschermd, maar werd ingetrokken door het huidige kabinet? Bent u bereid om vanuit uw verantwoordelijkheid voor de gezondheid van burgers, met uw collega’s in het kabinet ervoor te zorgen dat deze wet vlak na het zomerreces weer naar de Kamer wordt gestuurd, waarbij recht wordt gedaan aan de genoemde uitspraak van de rechter en de roep vanuit de wetenschap en burgers om mensen en dieren beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen en biociden? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
In april 2025 heeft het Kabinet de Kamer geïnformeerd over het opnieuw indienen van een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Kamerstuk 35 756, nr. 28). Er is vooralsnog geen aanleiding om van deze lijn af te wijken.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de bescherming van de volksgezondheid hecht ik eraan dat dit wetsvoorstel en het bredere beleid rond gewasbeschermingsmiddelen blijven bijdragen aan het terugdringen van de risico’s voor mens, dier en milieu. Zoals in eerdere antwoorden toegelicht, wordt het toetsingskader voortdurend verbeterd en worden nieuwe wetenschappelijke inzichten benut om waar nodig aanvullende maatregelen te treffen.
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen het gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het niet coulant omgaan met bezwaren van gedupeerde Groningers |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
van Marum |
|
|
|
|
Staat u nog steeds achter uw meermaals herhaalde uitspraak dat bewoners die twijfelen over hun rapport bezwaar kunnen maken ook als de bezwaartermijn is verlopen, gezien er de afgelopen tijd veel debat is geweest over fouten in Nationaal Coördinator Groningen (NCG-)dossiers?
Ja, ik blijf achter mijn uitspraak staan dat NCG coulant en ruimhartig omgaat met bezwaartermijnen als een bewoner aangeeft meer tijd nodig te hebben. Ook als op dat moment de bezwaartermijn al is verstreken.1
In juni kwamen er opnieuw signalen van bewoners dat er, in weerwil van uw beloftes, door de NCG niet coulant met bezwaartermijnen werd omgegaan, u herhaalde toen dat u coulance belangrijk vindt, welke stappen heeft u gezet om dit waar te maken?
Ik heb uw signaal besproken met NCG. NCG heeft nogmaals bevestigd dat zij niet te streng, oftewel coulant, omgaat met termijnen. Coulant betekent echter niet dat elk verzoek ook daadwerkelijk leidt tot een bezwaar dat inhoudelijk in behandeling kan worden genomen. Ik zal u schetsen wat ik hiermee bedoel door het proces te schetsen van persoonlijk gesprek naar beoordeling van een bezwaar buiten de termijn tot een alternatief voor bewoners als het bezwaar niet inhoudelijk in behandeling kan worden genomen.
Zoals u van mij weet, vind ik het belangrijk dat NCG altijd het gesprek aangaat met een bewoner, in dit geval de eigenaar, en zijn of haar advocaat of andere experts die hem of haar ondersteunt, wanneer die bijvoorbeeld zorgen heeft over de kwaliteit van zijn rapport. Het maakt mij niet uit of een bewoner zich direct meldt bij NCG of dit doet via een maatschappelijke organisatie of een andere weg. Ook in deze situatie begint het met een persoonlijk gesprek. NCG probeert in deze gesprekken erachter te komen wat eraan schort en hoe tegemoet gekomen kan worden aan de zorgen die een bewoner heeft. Wanneer een bewoner hierna alsnog de keuze maakt om bezwaar te maken buiten de bezwaartermijn, zal NCG uiteindelijk de keuze maken of een bezwaar alsnog in behandeling kan worden genomen.
Hierbij moet ik opmerken dat het zowel voor eigenaren als voor NCG ook noodzakelijk is om grenzen te stellen omwille van (procedurele) duidelijkheid en rechtszekerheid. Niemand is immers gediend bij onduidelijkheid over de status van een besluit. NCG kiest niet willekeurig of bezwaren in behandeling worden genomen, maar doet dit aan de hand van een beoordeling. Dit is ook nodig, bijvoorbeeld als het betreffende huis constructief verbonden is met andere huizen.
Het wettelijk kader waarbinnen de NCG opereert is de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze geldt voor alle bestuursorganen. In de Awb is voor alle bestuursorganen voor alle besluiten geregeld dat er een vaste termijn van zes werken (artikel 6:7) geldt en dat het bestuursorgaan een overschrijding van die termijn als verschoonbaar kan aanmerken (artikel 6:11). De coulance van NCG houdt in deze in dat NCG per verzoek, ondanks dat de wettelijke termijn is overschreden, beoordeelt of het bezwaar toch inhoudelijk behandeld moet worden. Op deze wijze is niet het systeem leidend, maar de individuele situatie van de bewoner. NCG zal op haar website in algemene zin aangeven hoe zij omgaat met behandeling van bezwaren buiten de bezwaartermijn.
In haar beoordeling houdt NCG bijvoorbeeld rekening met de duur van de overschrijding van de bezwaartermijn, de reden of oorzaak dat de bewoner te laat in bezwaar is gegaan (dit kunnen privéomstandigheden zijn, maar ook externe omstandigheden), het onderwerp van het bezwaar, maar ook of er sprake is van constructief verbonden gebouwen, welke andere belangen van buren of andere partijen bestaan, etc.
Op basis van de beoordeling van het bezwaar kan het zo zijn dat een bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard en daarom niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen. Wanneer hiertoe behoefte bestaat kan de bewoner om een nadere toelichting vragen aan de NCG. Hiernaast is er ook de mogelijkheid voor de bewoner om – op een later moment – opnieuw naar een besluit te laten kijken door NCG. Bij nieuwe feiten en/of omstandigheden, kunnen bewoners altijd een herzieningsverzoek indienen.
Hoe voert u de met 148 stemmen voor aangenomen motie Beckerman c.s. om daadwerkelijk coulant om te gaan met de wettelijke (bezwaar)termijnen uit?1
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe voert u het al in februari aangenomen amendement Beckerman/Bushoff uit om expliciet mogelijk te maken dat besluiten kunnen worden herzien? Welke stappen zijn gezet en welke gaat u nog zetten?2
De wet omissies4, waarin het amendement is opgenomen, is op 17 juli 2025 in werking getreden.5 Hierdoor is de zinsnede «nadat het besluit onherroepelijk is geworden» geschrapt uit het artikel van de Tijdelijke wet Groningen dat gaat over het inschrijven van besluiten tot al dan niet versterken in de openbare registers. Uit de toelichting bij het amendement blijkt dat de indieners hiermee willen bevestigen dat besluiten, zoals een «op norm»-besluit of een besluit tot niet versterken, herzien kunnen worden. Zoals ik ook in mijn appreciatie van het amendement destijds6 en in de beantwoording van uw vragen d.d. 10 februari 2025 heb aangegeven, voorzag de wet daar al in, omdat eigenaren een herziening van besluiten kunnen aanvragen, bijvoorbeeld doordat er nieuwe feiten of omstandigheden ontstaan, of omdat eigenaren – nadat zij eerst een besluit tot niet versterken hebben aangevraagd bij NCG – toch wel hun huis willen laten versterken door NCG. Ook als het besluit al langer geleden genomen is en ook als zo'n besluit al is ingeschreven in de openbare registers.
Daarnaast kunnen eigenaren altijd in bezwaar gaan tegen een besluit en beroep aantekenen tegen een beslissing op bezwaar. Zij worden in de brief van NCG waarin het besluit is beschreven geïnformeerd over deze mogelijkheden. De termijn van 6 weken om bezwaar aan te tekenen is echter wettelijk vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht en geldt voor alle besluiten van alle overheidsinstanties. Dit amendement zorgt er in de praktijk niet voor dat deze termijn die in de wet staat, wordt verlengd. De praktische uitvoering door de NCG heb ik in antwoord 2 toegelicht.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat bewoners opnieuw brieven krijgen van de NCG (dagtekening 14 juli) dat er niet coulant omgegaan zal worden met hun bezwaar, gezien dit haaks staat op zowel uw beloftes als aangenomen Kamervoorstellen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat het voor bewoners die al jarenlang in onzekerheid zitten over hun huis en nu twijfelen over het rapport dat ze van de NCG hebben gekregen cruciaal is dat ze in bezwaar kunnen gaan?
Ja, als eigenaren twijfels hebben over hun rapport, dan moeten deze twijfels en vragen worden geadresseerd. Dit wil ik niet beperken tot het bezwaarproces, zie ook mijn antwoorden op eerdere Kamervragen.7 Daarom is dit tijdens het hele versterkingstraject, en na afloop, mogelijk. Het belangrijkste vind ik om juist met elkaar in gesprek te blijven. Eigenaren kunnen zich in het gehele versterkingstraject ook kosteloos laten bijstaan door een onafhankelijke bouwkundige adviseur die het rapport voor de eigenaar kan beoordelen en hem of haar kan bijstaan in het gesprek met NCG. Ook kunnen NCG en de eigenaar gezamenlijk besluiten om kosteloos een onafhankelijke mediator via de subsidieregeling rechtsbijstand in te schakelen om tot een oplossing te komen.
Bent u voorts van mening dat het een slechte zaak is wanneer dit, ondanks de gedane beloftes en aangenomen voorstellen, door de NCG wordt geblokkeerd?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van deze brieven op de hoogte, gezien de brieven die de NCG verstuurt worden ondertekend met «Hoogachtend, Namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen»?
Ja, ik weet dat NCG deze brieven heeft gestuurd, maar ben uiteraard niet op de hoogte van de inhoud van elke brief, aangezien die situatieafhankelijk zijn. De ondertekening past echter binnen het mandaat van de NCG.
Wat is er meer nodig dan een aangenomen amendement, een aangenomen motie en uw belofte om te zorgen dat bewoners die twijfelen over hun rapport daadwerkelijk in bezwaar kunnen gaan?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en op vraag 6.
Wat wilt u doen om te zorgen dat bewoners niet opnieuw een hele strijd aan hoeven gaan wanneer ze zorgen hebben over de kwaliteit van hun rapport?
Mede dankzij de Kamer zijn er tal van laagdrempelige manieren mogelijk gemaakt voor bewoners met zorgen om zich te melden. Ik heb het al vaker gezegd, maar bewoners hebben recht op een goed beoordelingsrapport. Als een bewoner zorgen of twijfels heeft, dan kunnen ze die altijd met NCG bespreken. Ook zijn er tal van formelere wegen, wanneer de eigenaar die verkiest. Als er fouten gemaakt zijn, dan moeten die rechtgezet worden. Zie ook mijn antwoord op vraag 6, waarin ik verwijs naar eerdere Kamervragen over dit onderwerp.
Indien u toch van menig blijkt dat coulance slechts geldt voor een deel van de gedupeerden, welke criteria worden dan toegepast om te bepalen welke te late bezwaren wel en niet ontvankelijk zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
De aanhoudende aanvallen op het dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over meerdere aanvallen door Israëlische kolonisten op het overwegend christelijke dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever?1 Hoe heeft deze situatie volgens het kabinet kunnen ontstaan?
Het kabinet veroordeelt deze en andere onacceptabele aanvallen door gewelddadige kolonisten en kolonistenorganisaties op de Westelijke Jordaanoever en blijft zich inzetten om hen in de EU te sanctioneren. Bij de aanvallen in Taybeh zijn voor zover bij het kabinet bekend is, gewonden gevallen, is materiële schade toegebracht aan de St. George-kerk en zijn priesters en bewoners in een onveilige situatie gebracht. Van overlijdensgevallen is, voor zover het kabinet heeft kunnen achterhalen, geen sprake.
Kunt u bevestigen dat mensen zijn overleden, de kerk St. George, auto’s, een begraafplaats en huizen zijn beschadigd, gewonden zijn gevallen en priesters en bewoners zijn bedreigd? Wat is uw reactie op deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het kabinet bekend met de uitspraken van priester Bashar Fawadleh die stelt dat Taybeh «niet langer veilig is» voor de lokale christelijke gemeenschap? Hoe beoordeelt u het signaal dat zelfs geestelijken niet langer bescherming ervaren in hun dorpen?2
Ja. Het signaal dat geestelijken zich niet langer veilig voelen is bijzonder zorgelijk. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Ook spreekt het kabinet Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden voortkomend uit het humanitair oorlogsrecht als de mensenrechtenverdragen, waarbinnen nadrukkelijke aandacht voor godsdienstvrijheid is.
Wie is feitelijk belast met de bescherming van inwoners in het gebied? Bent u van mening dat deze bescherming faalt en bent u bereid de Nederlandse vertegenwoordiging om duidelijkheid over de situatie te vragen?
Het dorp Taybeh ligt in Area C van de bezette Westelijke Jordaanoever, waar Israël volledige verantwoordelijk draagt voor de veiligheid, rechtshandhaving en civiele zaken. Er zijn signalen dat het Israëlische leger afwezig blijft of onvoldoende optreedt bij aanvallen door kolonisten, waaronder de aanvallen op het dorp Taybeh. Hoewel directe betrokkenheid van het leger bij deze aanvallen niet is vastgesteld, stelt het kabinet dat Israël, op basis van het humanitair oorlogsrecht, als bezettende macht de verantwoordelijkheid draagt om de Palestijnse bevolking te beschermen tegen dergelijk geweld. Het uitblijven van effectieve handhaving werkt straffeloosheid in de hand en draagt bij aan verdere escalatie. Het kabinet blijft dit benadrukken richting de Israëlische regering.
Welke rol speelt het Israëlische leger bij deze aanvallen? Is er sprake van betrokkenheid bij deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse ambassade in Tel Aviv of de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in contact met de gemeenschap in Taybeh of met vertegenwoordigers van lokale kerken? Zo nee, bent u bereid dat op korte termijn te doen?
Er is regelmatig contact met kerkgemeenschappen in de Palestijnse Gebieden. Op 14 juli heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah deelgenomen aan een solidariteitsbezoek aan Taybeh naar aanleiding van kolonistenaanvallen op het dorp.
Hoe verloopt de vervolging van de daders? Is er zicht op een adequate vervolging van de daders?
Tot op heden is er geen informatie over concrete stappen tot vervolging van de daders.
Constaterende dat de Amerikaanse ambassadeur Mick Huckabee de aanvallen na een bezoek een «daad van terreur en een misdaad» noemt, hoe beoordeelt het kabinet deze bewoordingen en onderschrijft u deze woorden?3
Het kabinet veroordeelt deze aanvallen en kolonistengeweld in het algemeen. Israël draagt op basis van het humanitair oorlogsrecht, als bezettende macht de verantwoordelijkheid om de Palestijnse bevolking te beschermen tegen dergelijk geweld.
Grieks-Orthodoxe patriarch van Jerusalem Theophilos III stelt dat er niet is gereageerd op verzoeken om hulp door Israëlische autoriteiten; klopt dit en is dit een terugkerend probleem?
Het kabinet beschikt niet over informatie om de uitspraak van de Grieks-orthodoxe patriarch van Jeruzalem te bevestigen.
Welke maatregelen zijn er inmiddels genomen om ervoor te zorgen dat de aanvallen op Taybeh stoppen?
Nederland en de EU spreken Israël stelselmatig aan op zijn verantwoordelijkheden als bezettende macht onder internationaal recht. In lijn met het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, waarin de voortdurende bezetting, annexatie en het nederzettingenbeleid als onrechtmatig worden aangemerkt, veroordelen Nederland en de EU nadrukkelijk de uitbreiding van nederzettingen en de daarmee samenhangende schendingen van internationaal recht en de mensenrechten. Nederland pleit daarnaast voor concrete stappen, waaronder sancties tegen gewelddadige kolonisten en hun organisaties. Ook spreekt Nederland zich uit tegen ontwikkelingen als het E1-plan. Binnen de EU blijft Nederland aandringen op een juridische analyse door de Juridische Dienst van de Raad (JDR) om het IGH-advies verder te bespreken.
Verder zet Nederland zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen waaronder in conflictgebieden. Dit gebeurt via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale fora, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, en via financiële steun uit onder meer het Mensenrechtenfonds. Verder steunt Nederland daarnaast verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Hoe blijft u zich inzetten voor de bescherming van bewoners van Palestijnse gebieden die onder verantwoordelijkheid van Israëlische autoriteiten vallen en hoe verhoudt deze inzet zich tot het bredere Nederlands beleid inzake mensenrechten, godsdienstvrijheid en het bevorderen van vrede en rechtvaardigheid in Israël en de Palestijnse gebieden?
Zie antwoord vraag 10.
Een Israëlische raketinslag op de Holy Family Church in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten van een Israëlische raket op de Holy Family Church in Gaza op 17 juli 2025, waarbij het kerkgebouw werd beschadigd en dodelijke slachtoffers en gewonden zijn gevallen?1 Hoe beoordeelt het kabinet dit nieuws?
Het kabinet betreurt dat bij een Israëlische aanval op de Holy Family Church in de Gazastrook burgerslachtoffers, onder wie vrouwen en kinderen, zijn gevallen. Het kabinet deelt de ernstige zorgen van paus Leo XIV en de gezamenlijke kerkleiders van Jeruzalem over de veiligheid van religieuze instellingen, roept eveneens op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en vindt dat de oorlog moet stoppen.
Dergelijke gebeurtenissen onderstrepen waarom een onmiddellijk staakt-het-vuren noodzakelijk is, zowel voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook als om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing.
Deelt u de ernstige zorgen van o.a. paus Leo XIV en de gezamenlijke kerkleiders van Jeruzalem over de veiligheid van religieuze instellingen en burgers in Gaza? Hoe beoordeelt u hun oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en bescherming van kwetsbare gemeenschappen?2, 3
Zie antwoord vraag 1.
Welke informatie heeft u over de kwestie ontvangen van Israëlische autoriteiten of andere bronnen ten aanzien van de toedracht?
Het kabinet heeft geen informatie van de Israëlische autoriteiten over deze aanval ontvangen. Volgens publieke uitingen van de Israëlische krijgsmacht werd deze rooms-katholieke kerk in de Gazastrook geraakt door een technische fout van de Israëlische krijgsmacht tijdens een militaire operatie in de buurt van de kerk.
In hoeverre is hier sprake van een schending van het internationaal humanitair recht, dat bescherming biedt aan religieuze en burgerlijke infrastructuur, tenzij deze daadwerkelijk wordt gebruikt voor militaire doeleinden?
Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen burgerobjecten nooit het directe doel van een gewapende aanval zijn. Religieuze gebouwen genieten daarnaast nog aanvullende bescherming. Deze beschermde status gaat verloren op het moment dat het gebouw een militair doel wordt conform het humanitair oorlogsrecht, bijvoorbeeld als het wordt gebruikt voor militaire doeleinden. Nederland beschikt niet over operationele informatie over de aanval waarbij de Holy Family Church is geraakt.
Klopt het dat er gewonden en andere kwetsbaren werden opgevangen in de kerk ten tijde van de raketinslag?
Ja.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse vertegenwoordiging en vertegenwoordigers van de christelijke gemeenschap in Gaza of met kerkleiders in Jeruzalem? Zo nee, bent u bereid daartoe initiatief te nemen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft regelmatig contact met de kerkelijke gemeenschappen in de Palestijnse Gebieden.
Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om bij Israël aan te dringen op grotere terughoudendheid bij militaire operaties in dichtbevolkte gebieden zoals Gaza, met name rond civiele en religieuze gebouwen?
Nederland dringt bij alle partijen bij het gewapend conflict in de Gazastrook aan om het humanitaire oorlogsrecht strikt na te leven, waaronder de bescherming van civiele infrastructuur en religieuze gebouwen.
Hoeveel christenen zijn er momenteel nog in Gaza? Hoe wordt gewaarborgd dat zij als minderheidsgroep niet achtergesteld worden bij de distributie van eten, medicijnen en andere goederen?
Er verblijven momenteel tussen de vijf- en achthonderd christenen in de Gazastrook. Nederland onderhoudt nauw contact met humanitaire partners over de distributie van hulp en het bereiken van de meest kwetsbaren. Hulporganisaties distribueren hulp conform de humanitaire principes, ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Er is geen indicatie dat bepaalde groepen, zoals christenen, op dit moment achtergesteld worden bij de distributie van hulp. De complexe situatie in de Gazastrook, met beperkte toegang, onveiligheid, en grote tekorten, verhindert echter per definitie dat alle hulpbehoevenden worden bereikt.
Welke mogelijkheden ziet u binnen de Europese Unie (EU) of de Verenigde Naties (VN) om actief te pleiten voor betere bescherming van religieuze minderheden en hun gebedshuizen in conflictgebieden zoals Gaza?
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht voor iedereen. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming hiervan, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen waaronder in conflictgebieden. Binnen zowel de EU als de VN zet Nederland zich actief in voor de bescherming van religieuze minderheden en hun gebedshuizen, waaronder ook in conflictgebieden. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de EU-richtsnoeren voor vrijheid van religie en levensovertuiging en wordt in VN-fora, zoals de Mensenrechtenraad, gepleit voor naleving van het internationaal humanitair recht en bescherming van civiele objecten. Daarnaast werkt de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging nauw samen met gelijkgezinde landen en religieuze actoren om in gevallen van schendingen diplomatieke druk uit te oefenen. Nederland steunt daarnaast verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Wat is de bredere inzet van het kabinet voor de bescherming van godsdienstvrijheid wereldwijd, in het bijzonder voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen in conflictgebieden?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe kan het dat de kerkleiders toegang verkregen tot Gaza, maar journalisten deze toegang niet krijgen? Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om er bij Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat journalisten toegang tot het gebied krijgen?
Nederland onderstreept regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Het is het kabinet niet bekend waarom kerkleiders door Israël wel tot de Gazastrook zijn toegelaten.
Het artikel ‘Rijk of arm geen factor bij overleg over asielopvang’ |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Rijk of arm geen factor bij overleg over asielopvang»?1
Ja.
Klopt het dat er in de Provinciale en Regionale Regietafels over de spreiding van asielopvangplekken geen rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische draagkracht van gemeenten, zoals in het artikel wordt gesteld?
Als hulpmiddel voor de gesprekken aan de Provinciale en Regionale Regietafels over de spreiding van asielopvangplekken is op 31 januari 2024 een indicatieve verdeling van het landelijk aantal benodigde opvangplekken (de capaciteitsraming) per gemeente gepubliceerd. Deze indicatieve verdeling per gemeente is gebaseerd op het inwoneraantal van de gemeente en vermenigvuldigd met een rekenfactor gestoeld op de SES-WOA score van desbetreffende gemeente. De SES-WOA score meet de sociaaleconomische status van een buurt, wijk of gemeente op basis van (financiële) welvaart, opleidingsniveau en recent arbeidsverleden. Voor gemeenten met een lage SES-WOA score is daardoor een lager aantal plekken opgenomen en voor gemeenten met een hoge SES-WOA score is een hoger aantal plekken opgenomen in de indicatieve verdeling dan wanneer alleen gekeken zou worden naar inwoneraantal. De Provinciale en Regionale regietafels hadden zelf de ruimte om de indicatieve verdeling onderdeel te laten zijn van de gesprekken en de weerslag daarvan in de zogenaamde provinciale verslagen die door elke provinciale regietafel conform de wet zijn ingediend.
Ook bij de totstandkoming van de verdeelbesluiten is rekening gehouden met de indicatieve verdeling en daarmee dus ook met de SES-WOA score. Wanneer een provincie een restopgave had, is deze naar rato van de indicatieve verdeling verdeeld over gemeenten die niet of niet in voldoende mate bijdragen aan de realisatie van asielopvangplekken. Daarnaast zijn gemeenten die meer plekken realiseren dan het aantal plekken in de indicatieve verdeling uitgesloten bij de verdeling van de restopgave.
Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de Spreidingswet, waarin via het amendement van het lid Van Dijk (Kamerstuk 36 333, nr. 75) is vastgelegd dat naast inwoneraantal ook de Sociaaleconomische status – Welvaart, Opleiding en Arbeidsscore (SES-WOA-score) bepalend is voor de spreiding van opvangplekken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven in hoeverre er sinds de inwerkingtreding van de Spreidingswet in deze overleggen rekening is gehouden met de SES-WOA-score, en hoe zich dat vertaalt in de daadwerkelijke verdeling van opvangplekken per gemeente?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het negeren van sociaaleconomische verschillen bij de verdeling van asielopvangplekken in strijd is met de wet? Zo nee, waarom niet?
Sociaaleconomische verschillen zijn middels een rekenfactor gebaseerd op de SES-WOA score verwerkt in de indicatieve verdeling. Deze indicatieve verdeling diende als hulpmiddel bij de bestuurlijke gesprekken en was van invloed op de totstandkoming van de verdeelbesluiten. Middels deze score worden sociaaleconomische verschillen niet genegeerd bij de verdeling van asielopvangplekken.
Waarom is de SES-WOA-score, ondanks de wettelijke basis, geen onderdeel van de gesprekken binnen de Provinciale en Regionale Regietafels?
De indicatieve verdeling, waarin de SES-WOA score is verwerkt, is een hulpmiddel geweest voor de gesprekken binnen de Provinciale en Regionale regietafels. Het is niet aan mij om te bepalen of de SES-WOA score, los van de indicatieve verdeling, onderdeel uitmaakt van de gesprekken die aan de Provinciale en Regionale Regietafels worden gehouden.
Welke mogelijkheden heeft u om in te grijpen wanneer gemeenten of regio’s bij de verdeling van asielopvangplekken geen of weinig rekening houden met de SES-WOA-score? En gaat u dat ook doen?
De SES-WOA score is verwerkt in de indicatieve verdeling en deze is vervolgens gebruikt bij de totstandkoming van de verdeelbesluiten. Interbestuurlijk toezicht op gemeenten is enkel mogelijk op basis van de wettelijke taak die gemeenten hebben gekregen in de verdeelbesluiten.
Bent u bereid aanvullende richtlijnen op te stellen, zodat provincies en gemeenten actief de sociaaleconomische draagkracht betrekken bij de verdeling van asielopvangplekken?
Op dit moment is hier geen aanleiding voor. Omdat de SES-WOA score in de indicatieve verdeling wordt verwerkt en deze indicatieve verdeling is meegenomen in de verdeling van de restopgaven in de verdeelbesluiten, is de sociaaleconomische draagkracht reeds betrokken bij de verdeling van asielopvangplekken.
Het artikel ‘Schaduwvloot onder valse vlag’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
van Marum , Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel van Follow the Money van 20 juli 2025, getiteld «Schaduwvloot onder valse vlag», waarin wordt beschreven dat tientallen tankers van de Russische schaduwvloot onder de vlag van Aruba, Curaçao of Sint-Maarten varen?1
Ja, waarbij moet worden aangetekend dat Curaçao wel een internationaal scheepsregister heeft en dus schepen onder de Koninkrijksvlag geregistreerd in Curaçao niet per definitie onder een valse vlag varen.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze Caribische landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden worden gebruikt om Russische olie via valse vlaggen te transporteren en daarmee internationale sancties te omzeilen?
De aanpak van omzeiling van internationale sancties door Rusland blijft een prioriteit voor het kabinet. Het kabinet acht het zeer onwenselijk dat deze sancties worden omzeild, in het bijzonder wanneer dit gebeurt door het onrechtmatig gebruik van een vlag van een de landen van het Koninkrijk.
Bent u het eens dat dit het imago en de geloofwaardigheid van het Koninkrijk ernstige schade toebrengt? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om dit tegen te gaan?
Het gebruik van niet-bestaande vlaggen, dan wel onrechtmatig gebruik van bestaande vlaggen acht ik zeer onwenselijk. Het is een steeds vaker voorkomend probleem en is daarom helaas niet uniek. Tegelijkertijd, het feit dat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten internationaal actief zijn in het registreren en adresseren van dit soort frauduleuze praktijken, draagt bij aan de internationale reputatie van het Koninkrijk en hier blijf ik mij voor inzetten.
Bent u het eens dat het ontwijken van sancties via Caribische scheepsregisters onacceptabel is, landen als Rusland en Iran in de kaart speelt en een ondermijning vormt van de internationale sanctieregimes?
Ja. Tegengaan van sanctieomzeiling is absolute prioriteit van het kabinet. Omzeiling ondermijnt de effectiviteit en het draagvlak van de sancties. Daarom heb ik recentelijk, samen met collega’s van 13 andere Europese landen, een verklaring uit doen gaan waarin wordt opgeroepen tot verdere gezamenlijke en gecoördineerde actie om Russische pogingen om internationale sancties te omzeilen, specifiek in relatie tot de Russische schaduwvloot, effectief aan te pakken.2
Is er naar uw oordeel voldoende zicht binnen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk op het aantal schepen met een Caribische vlag die momenteel zijn geregistreerd en olie vervoeren voor Rusland of Iran?
Behalve Nederland en Curaçao, hebben andere landen of eilanden in het Koninkrijk geen internationaal vlagregister. In de context van het zeerecht betekent dit dat schepen die varen onder de niet-bestaande vlag van Aruba of Sint Maarten in strijd handelen met internationale afspraken, waaronder het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS). Dit geldt ook voor schepen die met vervalste Curaçaose vlag- en scheepcertificaten varen. Op het moment van schrijven zijn er echter geen tankers formeel geregistreerd in het scheepsregister van Curaçao, want betekent dat alle tankers die momenteel rondvaren onder Curaçaose vlag- en scheepscertificaten frauduleus zijn.
Omdat deze schepen niet onder de maritieme registerverantwoordelijkheid vallen van de landen, is er ook geen (toe)zicht op deze schepen vanuit de landen van het Koninkrijk. In algemene zin geldt dat deze malafide schepen zeer lastig te traceren en aan te pakken zijn, juist vanwege het feit dat zij niet zijn geregistreerd. Het exacte aantal schepen is continu fluctuerend. Momenteel is er sprake van enkele tientallen schepen, waaronder zowel olietankers als andere soorten van schepen die niet geregistreerd zijn.
Welke stappen heeft het kabinet sinds de invoering van de Europese Unie (EU)-sancties genomen om te voorkomen dat schepen die de vlag voeren van één van de landen van het Koninkrijk worden ingezet voor de Russische schaduwvloot, en welke aanvullende maatregelen neemt Nederland samen met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten om te zorgen voor striktere controle op scheepsregistraties en de naleving van internationale sancties?
Schepen die staan geregistreerd in het Nederlandse of Curaçaose internationale vlagregister zijn onderhevig aan vlaggenstaatcontrole, inclusief de naleving van internationale sancties. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is hiervoor in Nederland verantwoordelijk, de Maritieme Autoriteit Curaçao (MAC) draagt deze verantwoordelijkheid voor schepen in het internationale register van Curaçao. Dit geldt echter niet voor malafide registraties, ongeacht onder welk land in het Koninkrijk deze frauduleus geregistreerd staan. Voor de malafide registraties wordt in Koninkrijksverband nauw samengewerkt door de maritieme administraties van de vier landen van het Koninkrijk. Dat gebeurt in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de (Caribische) Kustwacht. De Koninkrijksdelegaties die deelnemen aan vergaderingen bij de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) adresseren daar actief de problematiek aangaande de schaduwvloot.
Aanvullend zet Nederland zich actief in EU-verband in op het sanctioneren van individuele schepen, waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland.
Overwegende dat de regering van Sint-Maarten aangeeft niet de capaciteit te hebben om onderzoek te doen naar schepen buiten haar territoriale wateren en daarmee het risico blijft bestaan dat de Russische schaduwvloot wordt gefaciliteerd, op welke wijze gaat Nederland de andere landen binnen het Koninkrijk ondersteunen, en bent u bereid daarbij ook te kijken naar het opzetten of versterken van eigen scheepsregisters met verbeterd toezicht?
Sint Maarten is een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden en het is dan ook aan Sint Maarten om te bepalen hoe op te treden tegen schepen die onterecht onder zijn vlag varen. Nederland zal Sint Maarten waar mogelijk ondersteuning aanbieden, met eerbiediging van de verdeling van verantwoordelijkheden zoals vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
Op dit moment wordt binnen de samenwerking vanuit Nederland en het Koninkrijk er al actief ingezet om alle belanghebbenden op de hoogte te brengen dat Sint Maarten en Aruba geen internationaal vlagregister hebben. Daarnaast blijven Nederland en het Koninkrijk met andere landen binnen en buiten Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zoeken naar verdere mogelijkheden om deze praktijken te stoppen.
Beschikt Nederland over juridische mogelijkheden om schepen die onder de vlag van Aruba, Curaçao of Sint-Maarten varen en betrokken zijn bij sanctieontwijking te inspecteren, aan te houden of hun vlagregistratie ongeldig te verklaren?
Zolang schepen onder de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden varen en in het vlagregister van Nederland of Curaçao staan ingeschreven, is het voor de vlaggenstaat juridisch mogelijk deze aan te houden, beperkingen op te leggen of zelfs de vlag te ontnemen. Zoals al aangegeven in de antwoorden op vraag 5 en 7, handelen schepen die onder de in het zeerecht niet-bestaande vlag van Aruba of Sint Maarten varen in strijd met internationale verdragen en afspraken en kunnen deze schepen worden beschouwd als een schip zonder nationaliteit. Dit geldt ook voor schepen die met vervalste Curaçaose vlag- en scheepcertificaten varen. Er zijn juridische mogelijkheden om deze schepen, zodra zij de territoriale zee in varen, aan te houden. Daarnaast is het mogelijk om in Nederlandse havens inspecties uit te voeren. Buiten de territoriale zee zijn de mogelijkheden beperkter, echter kan wel op vrijwillige basis informatie opgevraagd worden en is het mogelijk schepen te begeleiden. De Kustwacht heeft recent met twee door de EU gesanctioneerde schaduwvlootschepen met een valse Arubaanse vlag contact gelegd met de kapiteins. Er is gewezen op de verantwoordelijkheid voor de veilige vaart van het schip, de scheepsdocumenten zijn opgevraagd en ook zijn deze schepen begeleid door een gedeelte van de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland. Deze acties hebben plaatsgevonden van 17 op 18 augustus en van 27 op 28 augustus. Op dit moment werken de betrokken ministeries uit wat er aanvullend nog ondernomen kan worden, waarbij er zowel naar de juridische en operationele mogelijkheden gekeken wordt. Voorbereidingen worden getroffen om inspecties op ankerplaatsen mogelijk te maken van schepen onder de niet-bestaande scheepsregisters van landen in het Koninkrijk.
Overwegende dat volgens het artikel westerse rederijen oude tankers hebben verkocht aan dubieuze partijen waardoor deze later deel zijn gaan uitmaken van de schaduwvloot, welke mogelijkheden ziet u om de verkoop van verouderde schepen naar derde landen beter te monitoren en te reguleren?
Er geldt nu al een meldplicht binnen de EU ten aanzien van de verkoop van olietankers. Op basis van informatie-uitwisseling binnen de EU kan hier vervolgens verder op gehandeld worden. Het kabinet zet zich tegelijkertijd voortdurend in Europees verband in om de sancties effectiever te maken en maatregelen te versterken, en zal zich daar ook in dit kader voor inzetten.