De hypothecaire lening aan Winair |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Miljoen dollar staatssteun per toestel»?1
Ja.
Worden de financiële problemen bij Winair uitsluitend veroorzaakt door de coronacrisis? Is er sprake van een onderliggende (bedrijfskundige) analyse van de oorzaken? Wilt u die analyse delen met de Kamer?
Het kabinet heeft tot de hypothecaire lening besloten naar aanleiding van een verzoek van de Minister-President van Sint Maarten op 8 december jl., en op basis van een politiekmaatschappelijke- en bedrijfseconomische toets volgens het «Afweegkader steunverzoeken individuele bedrijven» dat op 1 mei 2020 naar uw Kamer is gestuurd2.
Deze toets was reeds opgestart naar aanleiding van het bredere verzoek tot steun dat het bedrijf Winair eerder aan het kabinet heeft gedaan. Onderdeel van dit afwegingskader is een bedrijfseconomische analyse. Daaruit is gebleken dat Winair in de kern een gezond bedrijf is, maar dat de gevolgen van de Covid-19 crisis het bedrijf in financiële problemen brengt. Over de financiële prestaties van Winair wordt gerapporteerd in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen dat uw Kamer jaarlijks van de Minister van Financiën ontvangt. Het onderzoek dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft laten uitvoeren bestaat uit fase A en fase B. De uitkomsten van fase A zijn bijgevoegd aan deze brief3. De uitkomsten van Fase B bevatten bedrijfsgevoelige informatie; deze worden vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Welke voorwaarden zijn aan de hypothecaire lening verbonden om een betaalbare luchtverbinding met St. Eustatius en Saba te verbeteren? Is er sprake geweest van een vorm van aanbesteding?
Zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 31 december 20204 zijn er voorwaarden gesteld aan de hypothecaire lening. Het bedrijf mag totdat de lening is terugbetaald geen bonussen, dividenden of winsten uitkeren. Bovendien moet het bedrijf minimaal tweemaal per dag de routes Sint Maarten – Saba, Sint Maarten – Sint Eustatius, en Saba – Sint Eustatius bedienen zodra de Covid-19 inreismaatregelen zijn opgeheven. Daarnaast moet het bedrijf inzage bieden aan het Rijk met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering.
Het verstrekken van een hypothecaire lening behoeft geen aanbestedingstraject.
Is het waar dat onlangs met financiële steun van de (Nederlandse) overheid een hernieuwde route Sint Eustatius – Bonaire is geopend (ook uitgevoerd door Winair)? Klopt het dat de Nederlandse overheid een aanzienlijk aantal stoelen op deze route heeft moeten garanderen? Klopt het dat ongeveer tegelijkertijd de route Sint Maarten – Curaçao – Bonaire is hervat door Winair? Zijn deze routes niet zodanig onderling concurrerend dat het grote gevaar bestaat dat beide routes niet zelfstandig levensvatbaar zijn?
Door de inreisbeperkingen als gevolg van Covid-19 zijn reguliere luchtverbindingen tussen de bovenwindse- en de benedenwindse eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden uitgevallen. De gezaghebbers van Bonaire en Saba en de regeringscommissaris van Sint Eustatius hebben aangegeven zich ernstig zorgen te maken over de gevolgen hiervan. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties acht het van belang dat de eilanden in tijden van crisis goed met elkaar verbonden blijven, en heeft om deze reden middelen beschikbaar gesteld waarmee tijdelijk een wekelijkse vlucht tussen Bonaire en Sint Eustatius gegarandeerd is. Er is een uitvraag gedaan bij verschillende vliegmaatschappijen, en Winair heeft als enige partij aangegeven deze opdracht te willen aannemen. De routes zijn niet concurrerend, omdat tussen Bonaire en Sint Eustatius geen directe verbinding wordt aangeboden. Er zijn slechts vluchten met meerdere overstapmomenten die door de geldende inreisbeperking ondoenlijk zijn.
Welke rol speelt het feit dat het Rijk voor 7% aandeelhouder is van Winair bij het besluit om een hypothecaire lening te verstrekken?
Het Rijk is voor 7,95% aandeelhouder in Winair. Namens de Nederlandse Staat wordt de aandeelhoudersrol vervuld door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verstrekking van een hypothecaire lening aan Winair volgt uit het belang om Saba en Sint Eustatius verbonden te houden. Dat belang ligt ook ten grondslag aan het aandeelhouderschap in Winair. Het risico voor de staat is met de gekozen optie van een hypothecaire lening zo klein mogelijk gehouden.
Welke andere luchtvaartmaatschappijen verzorgen verbindingen tussen de Caribische delen van het Koninkrijk? Was het garanderen van de vliegbewegingen tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten juist niet een mooie gelegenheid geweest om de diversiteit en concurrentie in de vliegwereld te versterken, ten faveure van de consumentenprijzen?
Er is een beperkt aantal maatschappijen dat lijnvluchtverbindingen tussen de Caribische delen van het Koninkrijk verzorgt, waaronder Divi Divi, EZ Air, Jet Air, en Winair. Er is dan ook weinig sprake van marktwerking en concurrentie. Saba en Sint Eustatius worden slechts bediend door één maatschappij: Winair. Deze verbinding is vanwege de kleinschaligheid niet kostendekkend. Bij het uitblijven van een hypothecaire lening aan Winair, zou het bedrijf naar verwachting surseance van betaling hebben moeten aanvragen, met als gevolg dat er op zeer korte termijn geen aanbod van lijnvluchten van- en naar Saba en Sint Eustatius zouden zijn. De bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius is met het verstrekken van een hypothecaire lening op de korte termijn geborgd. Het kabinet bekijkt op welke wijze de bereikbaarheid op de middellange termijn kan worden geborgd.
Wat is de financiële situatie van deze luchtvaartmaatschappijen? Ontvangen deze ook steun van de rijksoverheid? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3. De maatschappijen gevestigd op Caribisch Nederland kunnen aanspraak maken op de Covid-19 regelingen van het Rijk.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen van de Expertgroep Connectiviteit, die ervoor pleit de vliegverbindingen tussen de eilanden te behandelen en te subsidiëren als een vorm van openbaar vervoer?
Mede naar aanleiding van de Expertgroep Connectiviteit is een pilot met een ferryverbinding tussen de bovenwindse eilanden aangekondigd5. Deze pilot kan uitgevoerd worden nadat de reisbeperkingen vanwege Covid-19 zijn opgeheven. De vliegverbindingen in Caribisch Nederland worden door het kabinet gemonitord. De bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius is met het verstrekken van een hypothecaire lening op de korte termijn geborgd. Het kabinet bekijkt hoe deze bereikbaarheid na deze termijn kan worden geborgd.
Bent u bekend met het bericht «Bruine vloot op de waakvlam – verdeling van 15 miljoen euro ingewikkeld en tijdrovend»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Wat maakt het zo ingewikkeld en tijdrovend? En hoe gaat u dat oplossen? In hoeverre kan er voldoende capaciteit ingezet worden om de regeling snel in te vullen?
Aan welke invulling c.q. uitwerking wordt gedacht voor de regeling voor de bruine vloot?
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat de ondernemers van de bruine vloot zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen, zeker omdat de winterperiode voor de deur staat waarin niks wordt verdiend? Wanneer kunnen de ondernemers van de bruine vloot duidelijkheid krijgen?
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat er uiterlijk 1 december aanstaande duidelijkheid is? In hoeverre is dit haalbaar? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat de sector er op het moment voor? In hoeverre werken banken op dit moment mee om de ondernemers door deze moeilijke tijd te helpen? Welk overleg vindt met de banken hierover plaats?
Hoeveel soelaas heeft het half jaar uitstel van dure keuringen, dat de bruine vloot in juni 2020 heeft gekregen van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, om de schippers tegemoet te komen die zwaar lijden onder de coronacrisis, geboden?
Wat wordt er gedaan aan mogelijkheden voor de bruine vloot, zodat die in 2021 wel weer het werk kan oppakken, wellicht op een aangepaste manier, bijvoorbeeld in de vorm van een fieldlab, zoals in brede zin is gevraagd in de motie van de leden Aartsen en Van Weyenberg over op grote schaal fieldlabs oprichten (Kamerstuk 35 420, nr. 115)?
Hoe zorgt u ervoor dat zoveel mogelijk van het geld bij de ondernemers van de bruine vloot en bij het cultureel erfgoed terechtkomt en niet in uitvoeringskosten gaat zitten of naar indirecte zaken (zoals lig- en havengelden van gemeenten, die op een andere manier al zijn/worden gecompenseerd voor coronakosten)?
Het bericht ‘Oudere chauffeur komt tot stilstand door dictaat Brussel’ |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oudere chauffeur komt tot stilstand door dictaat Brussel»?1
Ja.
Klopt het dat de tweede brief met informatie tot nu toe (minder dan zes weken voor de ingangsdatum van de wetswijziging) nog steeds niet vanuit het ministerie is toegestuurd aan deze groep oudere (beroeps)chauffeurs? Zo ja, hoe komt dat?
De brief kon pas inhoudelijk gefinaliseerd worden nadat een besluit was genomen over het moment van de inwerkingtreding van de wet. Dit heeft meer tijd gevergd dan gepland. Inmiddels is op 25 september het inwerkingtredingsbesluit gepubliceerd (Stb. 2020, 349). Vanuit de branche is het dringende verzoek gedaan chauffeurs, vanwege de maatregelen in verband met COVID-19, iets meer tijd te geven om aan hun nascholingsverplichtingen te voldoen. Ook het CBR gaf aan inwerkingtreding per 1 december realistischer te achten. Om de branche tegemoet te komen is besloten de wetswijziging per 1 december aanstaande te laten ingaan. De branche heeft aangegeven dat deze datum werkbaar is. Dit is ook gemeld in mijn brief aan uw Kamer over de stand van zaken bij het CBR van vrijdag 25 september. De brief aan chauffeurs zal in de week van 29 september worden verzonden. De inwerkingtreding vindt dus plaats twee maanden na de verwachte verzending van de brief aan de chauffeurs die het betreft.
Klopt het dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) de verantwoordelijkheid heeft gekregen om deze informatie met de doelgroep te delen en de opdracht heeft gekregen om de dienstverlening op te schalen teneinde alle vragen te kunnen beantwoorden? Zo ja, wanneer was dit?
Het CBR heeft begin september de opdracht gekregen de laatste versie van de brief aan de chauffeurs te redigeren tot een meer publieksvriendelijke versie en een speciale helpdesk voor te bereiden op mogelijke vragen. Mensen kunnen die speciale helpdesk bellen om antwoord te krijgen op hun vragen.
Bent u het ermee eens dat bij tijdiger handelen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het CBR de capaciteit doelmatiger ingezet had kunnen worden en er geen extra kosten hadden hoeven worden gemaakt? Zo ja, waarom is niet tijdiger gehandeld?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven worden de chauffeurs tijdig geïnformeerd. Het CBR heeft voldoende tijd gekregen om tijdelijk de capaciteit voor de helpdesk uit te breiden. De kosten hiervan waren reeds in 2019 voorzien.
Deelt u de mening dat de beroepschauffeurs minstens twee maanden voor de ingangsdatum van deze nieuwe wetgeving geïnformeerd hadden moeten worden over hun handelingsperspectief?
De beroepschauffeurs zijn in augustus vorig jaar opgeroepen om voor 1 april 2020 (de toen geplande inwerkingtreding) de benodigde nascholing te doen. De chauffeurs worden nu twee maanden voor de ingangsdatum nogmaals over hun handelingsperspectief geïnformeerd.
Begrijpt u dat dat beroepschauffeurs verrast zijn doordat zij niet of te laat herinnerd zijn aan het vervallen van Code 95 en erkent u dat de opleidingscapaciteit beperkt is?
Het is voorstelbaar dat een aantal beroepschauffeurs geen actie heeft ondernomen na de in augustus 2019 verzonden brief en nu verrast kunnen zijn.
Het CBR signaleert dat het aantal gevolgde nascholingscursussen sinds juni 2020 weer op het niveau ligt van voor de COVID19-crisis. Vanuit het CBR is aangegeven dat er voldoende opleidingscapaciteit in de markt beschikbaar is om deze kleiner wordende groep beroepsmatig actieve chauffeurs binnen twee maanden na te scholen. Ook de branche acht deze termijn werkbaar.
Bent u bereid om de ingangsdatum van deze wetgeving uit te stellen tot bijvoorbeeld half december 2020, zodat de oudere beroepschauffeurs uit deze doelgroep hun laatste nascholingscursussen toch nog tijdig kunnen volgen en daardoor behoed worden voor werkloosheid in economisch moeilijke tijden? Zo niet, bent u bereid naar alternatieven te kijken om deze groep bij de hand te nemen en deze groep actief te helpen om voor de ingangsdatum aan deze wetgeving te voldoen?
Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de beantwoording van deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het algemeen overleg CBR op 30 september, naar de Kamer te sturen?
Ja, ik ben hiertoe bereid.
De uitspraak van de Hoge Raad inzake premieplicht Rijnvarenden. |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2020 waarin het Hof heeft geoordeeld dat de Rijnvarende in kwestie op grond van de Rijnvarendenovereenkomst verzekerings- en premieplichtig is in Nederland en dat Nederland niet verantwoordelijk is voor ongedaanmaking van eventuele dubbele premieheffing?1 2
Ja. Het gaat hierbij overigens om meerdere arresten van de Hoge Raad in een aantal individuele, zij het vergelijkbare, zaken.3
Welke invloed heeft de uitspraak van de Hoge Raad op de toekomst van uw overleg met Luxemburg en voor de oplossing voor de dubbele premieheffing van Rijnvarendenen die u voor ogen heeft en waarvoor u zich sterk heeft ingezet?
Bij deze problematiek gaat het om rijnvarenden die werkzaam zijn of zijn geweest voor een in Luxemburg gevestigde werkgever en die op grond van de aanwijsregels van de Rijnvarendenovereenkomst sociaal verzekerd zijn in Nederland. De werkgever heeft echter niet de Nederlandse premie volksverzekeringen op het loon ingehouden, maar de Luxemburgse.
De arresten van de Hoge Raad bevestigen de Nederlandse premieplicht van de rijnvarenden in kwestie en de bevoegdheid van de belastinginspecteur om de premie volksverzekeringen te heffen. Ook bevestigt de Hoge Raad dat een rechtsgrond ontbreekt om bij de heffing rekening te houden met onverschuldigd betaalde premies in een andere lidstaat. Daarmee is de situatie echter niet anders dan medio 2019 het geval was.
Dit betekent ook dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik het nog steeds onwenselijk achten dat het terugvorderen van onverschuldigd betaalde Luxemburgse premies op problemen stuit. Wij blijven ons inzetten voor een oplossing hiervoor. De contouren van onze inzet in het overleg met Luxemburg hebben wij voor het zomerreces met uw Kamer gedeeld.4 Voor het realiseren van deze inzet zijn we uiteraard afhankelijk van de medewerking van Luxemburg. Het streven is om in september tot een akkoord te komen. Wij zullen uw Kamer in het najaar hierover nader informeren.
Kunt u aangeven en toezeggen dat u vasthoudt aan de invorderingspauze die u in uw brief van 1 april 2020 aankondigde, totdat er een goede oplossing is gevonden?3
De toezegging die ik op 1 april jl. heb gedaan, blijft gelden. Er worden tot nader bericht bij de rijnvarenden in kwestie tijdelijk geen invorderingsmaatregelen getroffen. Daarmee worden acute financiële problemen voorkomen in afwachting van een structurele oplossing.
Deelt u de mening dat een schijnverhuizing van ondernemers naar Luxemburg vanwege de lagere verzekeringspremies moet worden aangepakt, maar dat dit niet mag leiden tot een strop voor de werknemers?
Het aanpakken van schijnconstructies en premieshoppen heeft mijn nadrukkelijke aandacht, evenals van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in algemene zin in zijn brief van 7 juli 20206 uw Kamer nader ingelicht over de handhaving op premieshoppen en de huidige stand van zaken in de onderhandelingen voor de herziening van Verordening (EG) 883/2004.
Specifiek met betrekking tot Luxemburg hebben wij daarnaast een aantal maatregelen ingezet, zowel binnen Nederland als in de relatie met Luxemburg. Hiermee bevorderen we dat de betaling van de premies voor de sociale zekerheid conform de geldende aanwijsregels plaatsvindt.7 Bij deze maatregelen zal ook hernieuwde aandacht uitgaan naar de mogelijkheid om met een A1-verklaring snel en eenduidig zekerheid te verkrijgen over de toepasselijke wetgeving. Zowel een werknemer als werkgever kan snel en eenduidig zekerheid verkrijgen over de toepasselijke wetgeving, door de aanvraag van een zogenaamde A1-verklaring en daarmee voorkomen dat langdurig premies worden afgedragen in een verkeerde lidstaat.
In het antwoord op vraag 2 hebben wij reeds aangegeven dat wij onze inzet voor een oplossing voor de problemen bij de premierestitutie zullen voortzetten. Oplossingen dienen wat ons betreft bij te dragen aan het doorbreken van het verdienmodel én rekening te houden met de ondergeschikte en afhankelijke positie van werknemers ten opzichte van hun werkgevers, zonder dat dit hen van hun eigen verantwoordelijkheid ontslaat.
De beoogde oplossingsrichting zou naar onze mening een betekenisvolle stap zijn om de financiële problemen van de rijnvarenden in kwestie te verminderen, zonder te tornen aan de Nederlandse premieplicht en doet daarmee aan beide uitgangspunten recht.
Deelt u de mening dat, gezien de uitspraak van de Hoge Raad dat dubbele premieheffing niet wordt voorkomen door de Rijnvarendenovereenkomst4, aanpassing van de Rijnvarendenovereenkomst met de mogelijkheid tot premierestitutie of premieverrekening in individuele gevallen moet worden overwogen om het probleem van dubbele premieheffing voor mensen werkzaam op de Rijn in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u dit bespreekbaar maken met de andere landen in de Rijnvarendenovereenkomst, te weten België, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Luxemburg en Zwitserland? Kunt u dit toelichten?
De Hoge Raad heeft bevestigd dat op grond van de Rijnvarendenovereenkomst op een rijnvarende de wetgeving van slechts één Rijnoeverstaat van toepassing kan zijn. Het kan echter voorkomen dat werkgevers ten onrechte premies inhouden ten behoeve van de verkeerde lidstaat en er alsnog premies verschuldigd zijn in de lidstaat waar de rijnvarende op grond van de aanwijsregels sociaal verzekerd is. In de lidstaat waar ten onrechte premie is betaald, dient dan een verzoek tot premierestitutie te worden ingediend. De Hoge Raad heeft ook bevestigd dat er geen grondslag is voor verrekening in een geval waarin op grond van de Rijnvarendenovereenkomst de wetgeving van slechts één Rijnoeverstaat van toepassing is en er desondanks in meer dan één Rijnoeverstaat premies zijn betaald.
De Rijnvarendenovereenkomst is gebaseerd op artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Dit artikel biedt uitsluitend de ruimte aan lidstaten om afwijkende afspraken te maken over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving. Afspraken over premierestitutie of -verrekening kunnen dan ook niet in de Rijnvarendenovereenkomst worden opgenomen.
Onze inzet is erop gericht om de praktijk van premieshoppen zoveel mogelijk te beëindigen en onjuiste inhoudingen te voorkomen of tijdig te adresseren. Hierbij wordt in de relatie met Luxemburg onder meer ingezet op betere en snellere gegevensuitwisseling.
Nederland zal dit onderwerp daarnaast agenderen in de Rijnvaartcommissie tijdens het Nederlandse voorzitterschap van deze commissie in 2021. Daarbij zal de inzet zijn om naleving van de aanwijsregels te bevorderen en te voorkomen dat ten behoeve van een verkeerde lidstaat wordt ingehouden, bijvoorbeeld door nadere afspraken tussen de Rijnoeverstaten over informatie-uitwisseling waarmee onverschuldigde premie-inhouding vroegtijdig kan worden gesignaleerd.
Het nieuws dat goederentreinen stilstaan in de Rotterdamse haven omdat ProRail geen raad weet met de gevallen sneeuw |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de enorme chaos op het spoor en kunt u uitleggen hoe het zover heeft kunnen komen?1
Bent u ervan op de hoogte dat de wisselverwarming van ProRail in de Rotterdamse haven ouwe meuk is en wederom defect was? Kunt u aangeven waarom de wisselverwarming bij de vervanging van wissels niet op orde is gebracht?
Kunt u aangeven waarom ProRail niet doorpakte op innovaties in de wisseltechniek, zoals de WIRAS-wissel, die de sneeuwhinder fors had kunnen reduceren?
Welke stappen heeft u genomen om de problemen op het spoor op te lossen of in de toekomst te voorkomen?
Hoe kan het dat ProRail zichzelf op de borst klopt en stelt dat het allemaal best goed gaat, terwijl het zo’n puinhoop is op het spoor?
Kunt u aangeven hoeveel vermogensschade de spoorgoederenvervoerders en hun klanten hebben opgelopen door de wanprestaties van ProRail en hoe deze schade gaat worden gecompenseerd?
Waarom heeft u de Kamer niet actief geïnformeerd over de wantoestanden op het spoor in deze winterse omstandigheden en hoe hierop wordt bijgestuurd?
Bent u het ermee eens dat ook met een beetje sneeuw het spoor gewoon begaanbaar moet blijven? Zo ja, wanneer gaat u dat dan eens regelen?
Het artikel 'Helpende hand voor rood-wit-blauw' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel 'Helpende hand voor rood-wit-blauw»?1
Waarom staat de populariteit van Nederland als vlaggenstaat onder druk? Kan dat komen omdat sommige niet-gouvermentele organisaties (NGO’s), zoals Seawatch, onder Nederlandse vlag varen en gebruik maken van het scheepsregister als zijnde pleziervaartuigen, terwijl ze niet handelen als pleziervaartuig? Of komt dit bijvoorbeeld door acties van Greenpeace die schade aanrichten? Of zijn er andere reden, zoals fiscale of juridische? Kunt u dit toelichten?
Waarom groeide het aantal schepen onder Nederlandse vlag tussen 2006 en 2014 en daalt dat aantal nu licht? Wat vindt u van de positie van Nederland als 22e land met handelsschepen? Heeft u de ambitie die positie te verbeteren? Zo ja, hoe en welke plek wordt beoogd? Zo nee, waarom niet? Zou een top 10 positie in het verschiet liggen?
Op welke wijze is het voor de overheid lucratief om schepen onder Nederlandse vlag te laten varen? Hoe geldt dit voor de reders?
Waarom vlagt een gerenommeerde reder als MAERSK zijn schepen om van Nederlandse- naar de Liberiaanse vlag? Welke voordelen kennen zij die Nederland niet kent? Wat betekent dit voor de werkgelegenheid in de maritieme sector voor Nederland?
Welke voordelen heeft Nederland te bieden als het gaat om speciale schepen of handelsschepen? Hoe kunnen we de toppositie terugpakken en zeeschepen en hun Nederlandse bemanning als kraamkamer zien voor onze maritieme natie?
Welke stappen dienen gezet te worden om de publieke maritieme autoriteit (PMA) een feit te maken en welke speerpunten en bevoegdheden krijgt zij mee? Kunt u een overzicht van deze stappen inclusief bijbehorende termijnen geven? Komt met de vorming van een PMA een einde aan versnippering tussen instellingen en welke doelstellingen worden nagestreefd? Wat betekent dit voor reders en hun huidige vloot?
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
De hypothecaire lening aan Winair |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Miljoen dollar staatssteun per toestel»?1
Ja.
Worden de financiële problemen bij Winair uitsluitend veroorzaakt door de coronacrisis? Is er sprake van een onderliggende (bedrijfskundige) analyse van de oorzaken? Wilt u die analyse delen met de Kamer?
Het kabinet heeft tot de hypothecaire lening besloten naar aanleiding van een verzoek van de Minister-President van Sint Maarten op 8 december jl., en op basis van een politiekmaatschappelijke- en bedrijfseconomische toets volgens het «Afweegkader steunverzoeken individuele bedrijven» dat op 1 mei 2020 naar uw Kamer is gestuurd2.
Deze toets was reeds opgestart naar aanleiding van het bredere verzoek tot steun dat het bedrijf Winair eerder aan het kabinet heeft gedaan. Onderdeel van dit afwegingskader is een bedrijfseconomische analyse. Daaruit is gebleken dat Winair in de kern een gezond bedrijf is, maar dat de gevolgen van de Covid-19 crisis het bedrijf in financiële problemen brengt. Over de financiële prestaties van Winair wordt gerapporteerd in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen dat uw Kamer jaarlijks van de Minister van Financiën ontvangt. Het onderzoek dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft laten uitvoeren bestaat uit fase A en fase B. De uitkomsten van fase A zijn bijgevoegd aan deze brief3. De uitkomsten van Fase B bevatten bedrijfsgevoelige informatie; deze worden vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Welke voorwaarden zijn aan de hypothecaire lening verbonden om een betaalbare luchtverbinding met St. Eustatius en Saba te verbeteren? Is er sprake geweest van een vorm van aanbesteding?
Zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 31 december 20204 zijn er voorwaarden gesteld aan de hypothecaire lening. Het bedrijf mag totdat de lening is terugbetaald geen bonussen, dividenden of winsten uitkeren. Bovendien moet het bedrijf minimaal tweemaal per dag de routes Sint Maarten – Saba, Sint Maarten – Sint Eustatius, en Saba – Sint Eustatius bedienen zodra de Covid-19 inreismaatregelen zijn opgeheven. Daarnaast moet het bedrijf inzage bieden aan het Rijk met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering.
Het verstrekken van een hypothecaire lening behoeft geen aanbestedingstraject.
Is het waar dat onlangs met financiële steun van de (Nederlandse) overheid een hernieuwde route Sint Eustatius – Bonaire is geopend (ook uitgevoerd door Winair)? Klopt het dat de Nederlandse overheid een aanzienlijk aantal stoelen op deze route heeft moeten garanderen? Klopt het dat ongeveer tegelijkertijd de route Sint Maarten – Curaçao – Bonaire is hervat door Winair? Zijn deze routes niet zodanig onderling concurrerend dat het grote gevaar bestaat dat beide routes niet zelfstandig levensvatbaar zijn?
Door de inreisbeperkingen als gevolg van Covid-19 zijn reguliere luchtverbindingen tussen de bovenwindse- en de benedenwindse eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden uitgevallen. De gezaghebbers van Bonaire en Saba en de regeringscommissaris van Sint Eustatius hebben aangegeven zich ernstig zorgen te maken over de gevolgen hiervan. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties acht het van belang dat de eilanden in tijden van crisis goed met elkaar verbonden blijven, en heeft om deze reden middelen beschikbaar gesteld waarmee tijdelijk een wekelijkse vlucht tussen Bonaire en Sint Eustatius gegarandeerd is. Er is een uitvraag gedaan bij verschillende vliegmaatschappijen, en Winair heeft als enige partij aangegeven deze opdracht te willen aannemen. De routes zijn niet concurrerend, omdat tussen Bonaire en Sint Eustatius geen directe verbinding wordt aangeboden. Er zijn slechts vluchten met meerdere overstapmomenten die door de geldende inreisbeperking ondoenlijk zijn.
Welke rol speelt het feit dat het Rijk voor 7% aandeelhouder is van Winair bij het besluit om een hypothecaire lening te verstrekken?
Het Rijk is voor 7,95% aandeelhouder in Winair. Namens de Nederlandse Staat wordt de aandeelhoudersrol vervuld door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verstrekking van een hypothecaire lening aan Winair volgt uit het belang om Saba en Sint Eustatius verbonden te houden. Dat belang ligt ook ten grondslag aan het aandeelhouderschap in Winair. Het risico voor de staat is met de gekozen optie van een hypothecaire lening zo klein mogelijk gehouden.
Welke andere luchtvaartmaatschappijen verzorgen verbindingen tussen de Caribische delen van het Koninkrijk? Was het garanderen van de vliegbewegingen tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten juist niet een mooie gelegenheid geweest om de diversiteit en concurrentie in de vliegwereld te versterken, ten faveure van de consumentenprijzen?
Er is een beperkt aantal maatschappijen dat lijnvluchtverbindingen tussen de Caribische delen van het Koninkrijk verzorgt, waaronder Divi Divi, EZ Air, Jet Air, en Winair. Er is dan ook weinig sprake van marktwerking en concurrentie. Saba en Sint Eustatius worden slechts bediend door één maatschappij: Winair. Deze verbinding is vanwege de kleinschaligheid niet kostendekkend. Bij het uitblijven van een hypothecaire lening aan Winair, zou het bedrijf naar verwachting surseance van betaling hebben moeten aanvragen, met als gevolg dat er op zeer korte termijn geen aanbod van lijnvluchten van- en naar Saba en Sint Eustatius zouden zijn. De bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius is met het verstrekken van een hypothecaire lening op de korte termijn geborgd. Het kabinet bekijkt op welke wijze de bereikbaarheid op de middellange termijn kan worden geborgd.
Wat is de financiële situatie van deze luchtvaartmaatschappijen? Ontvangen deze ook steun van de rijksoverheid? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3. De maatschappijen gevestigd op Caribisch Nederland kunnen aanspraak maken op de Covid-19 regelingen van het Rijk.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen van de Expertgroep Connectiviteit, die ervoor pleit de vliegverbindingen tussen de eilanden te behandelen en te subsidiëren als een vorm van openbaar vervoer?
Mede naar aanleiding van de Expertgroep Connectiviteit is een pilot met een ferryverbinding tussen de bovenwindse eilanden aangekondigd5. Deze pilot kan uitgevoerd worden nadat de reisbeperkingen vanwege Covid-19 zijn opgeheven. De vliegverbindingen in Caribisch Nederland worden door het kabinet gemonitord. De bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius is met het verstrekken van een hypothecaire lening op de korte termijn geborgd. Het kabinet bekijkt hoe deze bereikbaarheid na deze termijn kan worden geborgd.
Bent u bekend met het bericht «Bruine vloot op de waakvlam – verdeling van 15 miljoen euro ingewikkeld en tijdrovend»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Wat maakt het zo ingewikkeld en tijdrovend? En hoe gaat u dat oplossen? In hoeverre kan er voldoende capaciteit ingezet worden om de regeling snel in te vullen?
Aan welke invulling c.q. uitwerking wordt gedacht voor de regeling voor de bruine vloot?
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat de ondernemers van de bruine vloot zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen, zeker omdat de winterperiode voor de deur staat waarin niks wordt verdiend? Wanneer kunnen de ondernemers van de bruine vloot duidelijkheid krijgen?
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat er uiterlijk 1 december aanstaande duidelijkheid is? In hoeverre is dit haalbaar? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat de sector er op het moment voor? In hoeverre werken banken op dit moment mee om de ondernemers door deze moeilijke tijd te helpen? Welk overleg vindt met de banken hierover plaats?
Hoeveel soelaas heeft het half jaar uitstel van dure keuringen, dat de bruine vloot in juni 2020 heeft gekregen van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, om de schippers tegemoet te komen die zwaar lijden onder de coronacrisis, geboden?
Wat wordt er gedaan aan mogelijkheden voor de bruine vloot, zodat die in 2021 wel weer het werk kan oppakken, wellicht op een aangepaste manier, bijvoorbeeld in de vorm van een fieldlab, zoals in brede zin is gevraagd in de motie van de leden Aartsen en Van Weyenberg over op grote schaal fieldlabs oprichten (Kamerstuk 35 420, nr. 115)?
Hoe zorgt u ervoor dat zoveel mogelijk van het geld bij de ondernemers van de bruine vloot en bij het cultureel erfgoed terechtkomt en niet in uitvoeringskosten gaat zitten of naar indirecte zaken (zoals lig- en havengelden van gemeenten, die op een andere manier al zijn/worden gecompenseerd voor coronakosten)?
Het bericht ‘Oudere chauffeur komt tot stilstand door dictaat Brussel’ |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oudere chauffeur komt tot stilstand door dictaat Brussel»?1
Ja.
Klopt het dat de tweede brief met informatie tot nu toe (minder dan zes weken voor de ingangsdatum van de wetswijziging) nog steeds niet vanuit het ministerie is toegestuurd aan deze groep oudere (beroeps)chauffeurs? Zo ja, hoe komt dat?
De brief kon pas inhoudelijk gefinaliseerd worden nadat een besluit was genomen over het moment van de inwerkingtreding van de wet. Dit heeft meer tijd gevergd dan gepland. Inmiddels is op 25 september het inwerkingtredingsbesluit gepubliceerd (Stb. 2020, 349). Vanuit de branche is het dringende verzoek gedaan chauffeurs, vanwege de maatregelen in verband met COVID-19, iets meer tijd te geven om aan hun nascholingsverplichtingen te voldoen. Ook het CBR gaf aan inwerkingtreding per 1 december realistischer te achten. Om de branche tegemoet te komen is besloten de wetswijziging per 1 december aanstaande te laten ingaan. De branche heeft aangegeven dat deze datum werkbaar is. Dit is ook gemeld in mijn brief aan uw Kamer over de stand van zaken bij het CBR van vrijdag 25 september. De brief aan chauffeurs zal in de week van 29 september worden verzonden. De inwerkingtreding vindt dus plaats twee maanden na de verwachte verzending van de brief aan de chauffeurs die het betreft.
Klopt het dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) de verantwoordelijkheid heeft gekregen om deze informatie met de doelgroep te delen en de opdracht heeft gekregen om de dienstverlening op te schalen teneinde alle vragen te kunnen beantwoorden? Zo ja, wanneer was dit?
Het CBR heeft begin september de opdracht gekregen de laatste versie van de brief aan de chauffeurs te redigeren tot een meer publieksvriendelijke versie en een speciale helpdesk voor te bereiden op mogelijke vragen. Mensen kunnen die speciale helpdesk bellen om antwoord te krijgen op hun vragen.
Bent u het ermee eens dat bij tijdiger handelen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het CBR de capaciteit doelmatiger ingezet had kunnen worden en er geen extra kosten hadden hoeven worden gemaakt? Zo ja, waarom is niet tijdiger gehandeld?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven worden de chauffeurs tijdig geïnformeerd. Het CBR heeft voldoende tijd gekregen om tijdelijk de capaciteit voor de helpdesk uit te breiden. De kosten hiervan waren reeds in 2019 voorzien.
Deelt u de mening dat de beroepschauffeurs minstens twee maanden voor de ingangsdatum van deze nieuwe wetgeving geïnformeerd hadden moeten worden over hun handelingsperspectief?
De beroepschauffeurs zijn in augustus vorig jaar opgeroepen om voor 1 april 2020 (de toen geplande inwerkingtreding) de benodigde nascholing te doen. De chauffeurs worden nu twee maanden voor de ingangsdatum nogmaals over hun handelingsperspectief geïnformeerd.
Begrijpt u dat dat beroepschauffeurs verrast zijn doordat zij niet of te laat herinnerd zijn aan het vervallen van Code 95 en erkent u dat de opleidingscapaciteit beperkt is?
Het is voorstelbaar dat een aantal beroepschauffeurs geen actie heeft ondernomen na de in augustus 2019 verzonden brief en nu verrast kunnen zijn.
Het CBR signaleert dat het aantal gevolgde nascholingscursussen sinds juni 2020 weer op het niveau ligt van voor de COVID19-crisis. Vanuit het CBR is aangegeven dat er voldoende opleidingscapaciteit in de markt beschikbaar is om deze kleiner wordende groep beroepsmatig actieve chauffeurs binnen twee maanden na te scholen. Ook de branche acht deze termijn werkbaar.
Bent u bereid om de ingangsdatum van deze wetgeving uit te stellen tot bijvoorbeeld half december 2020, zodat de oudere beroepschauffeurs uit deze doelgroep hun laatste nascholingscursussen toch nog tijdig kunnen volgen en daardoor behoed worden voor werkloosheid in economisch moeilijke tijden? Zo niet, bent u bereid naar alternatieven te kijken om deze groep bij de hand te nemen en deze groep actief te helpen om voor de ingangsdatum aan deze wetgeving te voldoen?
Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de beantwoording van deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het algemeen overleg CBR op 30 september, naar de Kamer te sturen?
Ja, ik ben hiertoe bereid.
De uitspraak van de Hoge Raad inzake premieplicht Rijnvarenden. |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2020 waarin het Hof heeft geoordeeld dat de Rijnvarende in kwestie op grond van de Rijnvarendenovereenkomst verzekerings- en premieplichtig is in Nederland en dat Nederland niet verantwoordelijk is voor ongedaanmaking van eventuele dubbele premieheffing?1 2
Ja. Het gaat hierbij overigens om meerdere arresten van de Hoge Raad in een aantal individuele, zij het vergelijkbare, zaken.3
Welke invloed heeft de uitspraak van de Hoge Raad op de toekomst van uw overleg met Luxemburg en voor de oplossing voor de dubbele premieheffing van Rijnvarendenen die u voor ogen heeft en waarvoor u zich sterk heeft ingezet?
Bij deze problematiek gaat het om rijnvarenden die werkzaam zijn of zijn geweest voor een in Luxemburg gevestigde werkgever en die op grond van de aanwijsregels van de Rijnvarendenovereenkomst sociaal verzekerd zijn in Nederland. De werkgever heeft echter niet de Nederlandse premie volksverzekeringen op het loon ingehouden, maar de Luxemburgse.
De arresten van de Hoge Raad bevestigen de Nederlandse premieplicht van de rijnvarenden in kwestie en de bevoegdheid van de belastinginspecteur om de premie volksverzekeringen te heffen. Ook bevestigt de Hoge Raad dat een rechtsgrond ontbreekt om bij de heffing rekening te houden met onverschuldigd betaalde premies in een andere lidstaat. Daarmee is de situatie echter niet anders dan medio 2019 het geval was.
Dit betekent ook dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik het nog steeds onwenselijk achten dat het terugvorderen van onverschuldigd betaalde Luxemburgse premies op problemen stuit. Wij blijven ons inzetten voor een oplossing hiervoor. De contouren van onze inzet in het overleg met Luxemburg hebben wij voor het zomerreces met uw Kamer gedeeld.4 Voor het realiseren van deze inzet zijn we uiteraard afhankelijk van de medewerking van Luxemburg. Het streven is om in september tot een akkoord te komen. Wij zullen uw Kamer in het najaar hierover nader informeren.
Kunt u aangeven en toezeggen dat u vasthoudt aan de invorderingspauze die u in uw brief van 1 april 2020 aankondigde, totdat er een goede oplossing is gevonden?3
De toezegging die ik op 1 april jl. heb gedaan, blijft gelden. Er worden tot nader bericht bij de rijnvarenden in kwestie tijdelijk geen invorderingsmaatregelen getroffen. Daarmee worden acute financiële problemen voorkomen in afwachting van een structurele oplossing.
Deelt u de mening dat een schijnverhuizing van ondernemers naar Luxemburg vanwege de lagere verzekeringspremies moet worden aangepakt, maar dat dit niet mag leiden tot een strop voor de werknemers?
Het aanpakken van schijnconstructies en premieshoppen heeft mijn nadrukkelijke aandacht, evenals van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in algemene zin in zijn brief van 7 juli 20206 uw Kamer nader ingelicht over de handhaving op premieshoppen en de huidige stand van zaken in de onderhandelingen voor de herziening van Verordening (EG) 883/2004.
Specifiek met betrekking tot Luxemburg hebben wij daarnaast een aantal maatregelen ingezet, zowel binnen Nederland als in de relatie met Luxemburg. Hiermee bevorderen we dat de betaling van de premies voor de sociale zekerheid conform de geldende aanwijsregels plaatsvindt.7 Bij deze maatregelen zal ook hernieuwde aandacht uitgaan naar de mogelijkheid om met een A1-verklaring snel en eenduidig zekerheid te verkrijgen over de toepasselijke wetgeving. Zowel een werknemer als werkgever kan snel en eenduidig zekerheid verkrijgen over de toepasselijke wetgeving, door de aanvraag van een zogenaamde A1-verklaring en daarmee voorkomen dat langdurig premies worden afgedragen in een verkeerde lidstaat.
In het antwoord op vraag 2 hebben wij reeds aangegeven dat wij onze inzet voor een oplossing voor de problemen bij de premierestitutie zullen voortzetten. Oplossingen dienen wat ons betreft bij te dragen aan het doorbreken van het verdienmodel én rekening te houden met de ondergeschikte en afhankelijke positie van werknemers ten opzichte van hun werkgevers, zonder dat dit hen van hun eigen verantwoordelijkheid ontslaat.
De beoogde oplossingsrichting zou naar onze mening een betekenisvolle stap zijn om de financiële problemen van de rijnvarenden in kwestie te verminderen, zonder te tornen aan de Nederlandse premieplicht en doet daarmee aan beide uitgangspunten recht.
Deelt u de mening dat, gezien de uitspraak van de Hoge Raad dat dubbele premieheffing niet wordt voorkomen door de Rijnvarendenovereenkomst4, aanpassing van de Rijnvarendenovereenkomst met de mogelijkheid tot premierestitutie of premieverrekening in individuele gevallen moet worden overwogen om het probleem van dubbele premieheffing voor mensen werkzaam op de Rijn in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u dit bespreekbaar maken met de andere landen in de Rijnvarendenovereenkomst, te weten België, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Luxemburg en Zwitserland? Kunt u dit toelichten?
De Hoge Raad heeft bevestigd dat op grond van de Rijnvarendenovereenkomst op een rijnvarende de wetgeving van slechts één Rijnoeverstaat van toepassing kan zijn. Het kan echter voorkomen dat werkgevers ten onrechte premies inhouden ten behoeve van de verkeerde lidstaat en er alsnog premies verschuldigd zijn in de lidstaat waar de rijnvarende op grond van de aanwijsregels sociaal verzekerd is. In de lidstaat waar ten onrechte premie is betaald, dient dan een verzoek tot premierestitutie te worden ingediend. De Hoge Raad heeft ook bevestigd dat er geen grondslag is voor verrekening in een geval waarin op grond van de Rijnvarendenovereenkomst de wetgeving van slechts één Rijnoeverstaat van toepassing is en er desondanks in meer dan één Rijnoeverstaat premies zijn betaald.
De Rijnvarendenovereenkomst is gebaseerd op artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Dit artikel biedt uitsluitend de ruimte aan lidstaten om afwijkende afspraken te maken over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving. Afspraken over premierestitutie of -verrekening kunnen dan ook niet in de Rijnvarendenovereenkomst worden opgenomen.
Onze inzet is erop gericht om de praktijk van premieshoppen zoveel mogelijk te beëindigen en onjuiste inhoudingen te voorkomen of tijdig te adresseren. Hierbij wordt in de relatie met Luxemburg onder meer ingezet op betere en snellere gegevensuitwisseling.
Nederland zal dit onderwerp daarnaast agenderen in de Rijnvaartcommissie tijdens het Nederlandse voorzitterschap van deze commissie in 2021. Daarbij zal de inzet zijn om naleving van de aanwijsregels te bevorderen en te voorkomen dat ten behoeve van een verkeerde lidstaat wordt ingehouden, bijvoorbeeld door nadere afspraken tussen de Rijnoeverstaten over informatie-uitwisseling waarmee onverschuldigde premie-inhouding vroegtijdig kan worden gesignaleerd.
De mogelijke ontslaggolf in het openbaar vervoer. |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en milieu) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat er een mogelijke ontslaggolf in het openbaar vervoer aan zit te komen?1, 2
In het NOVB ben ik met vervoerders en medeoverheden in gesprek over de ontwikkelingen in het OV en de maatregelen die kunnen worden genomen om de continuïteit daarvan te borgen in de huidige omstandigheden. Het kabinet heeft met een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer voor 2020 besloten de OV-sector te ondersteunen om het vereiste vervoeraanbod te kunnen blijven bieden.
Welke acties gaat u ondernemen om te voorkomen dat personeel dat de afgelopen maanden nog onmisbaar was om ons land draaiende te houden, straks massaal op straat wordt gezet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het toegestaan voor vervoersbedrijven om eenzijdig routes aan te passen en frequenties te verlagen? Zo nee, wat gaat u doen om te voorkomen dat dat gebeurt?
Provincies en vervoerregio’s zijn opdrachtgever voor het regionaal OV. Zij hebben in hun concessies afspraken vastgelegd over de dienstregelingen en de te volgen procedure bij wijziging daarvan. De afspraak die ik in het NOVB met de sector heb gemaakt is dat met een optimale inzet van personeel en materieel wordt gestreefd naar een maximale capaciteit, zodat alle mensen die met het OV bijvoorbeeld naar hun werk of studie willen, dit ook veilig kunnen.
Bent u het ermee eens dat, met het oog op de klimaatplannen, juist meer – of in ieder geval niet minder – gereisd moet worden met het openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet?
Mijn beleid is erop gericht gebruik van het OV te stimuleren. Inderdaad draagt dat bij aan de doelstellingen van het klimaatbeleid.
Wat vindt u van het feit dat bedrijven die miljoenen overgemaakt hebben gekregen alsnog overwegen hun personeel te ontslaan en hun diensten uit te kleden?
Bedrijven hebben het verzoek gekregen een volwaardige dienstregeling te blijven uitvoeren, terwijl duidelijk was dat er veel minder reizigers en reizigersinkomsten zijn en waren. Het Rijk vergoedt met de beschikbaarheidsvergoeding in 2020 niet alle kosten, een deel van het verlies wordt door de bedrijven gedragen.
Ik begrijp dat bedrijven voor komende jaren niettemin anticiperen op achterblijvende reizigersaantallen en hun dienstregelingen en bedrijfsvoering daarop aanpassen. De mate waarin zij dit doen is afhankelijk van het verloop van de pandemie en het effect daarvan op het reisgedrag en eventuele beperkende maatregelen die door de overheid worden opgelegd. Vanwege deze samenhang ben ik in het NOVB in gesprek met de sector om de keuzes die gemaakt worden door Rijk, provincies en vervoerders zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. De beschikbaarheid van kwalitatief goed OV voor de reiziger staat daarbij voorop.
Welke plannen, als blijkt dat de gebruiksvergoeding onvoldoende is, liggen er klaar of bent u aan het voorbereiden om de kwaliteit van het openbaar vervoer te garanderen zodat het voor mensen een realistisch alternatief voor de auto blijft?
Zie het antwoord op de vorige vraag. Na het bekend maken van de beschikbaarheidsvergoeding zijn Rijk, provincies en vervoerregio’s in gesprek gegaan met vervoerders over het perspectief op 2021 en verder. Die gesprekken zijn nog niet afgerond.
Bent u het ermee eens dat voor eventueel aanvullende steunmaatregelen vervoerders openbaarheid moeten geven over hun cijfers, immers kan de topman van Transdev in slechte tijden vertellen dat zijn bedrijf 20 tot 30 miljoen euro in de min gaat terwijl we niks weten over de winst in de goede jaren? Zo nee, waarom niet en waarom vindt u deze selectieve berichtgeving over winst en verlies acceptabel?
In het kader van de beschikbaarheidsvergoeding zijn alle vervoerders transparant richting het Rijk over hun gerealiseerde en geprognotiseerde kosten en opbrengsten. Het gaat hierbij echter om bedrijfsvertrouwelijke gegevens, die vervoerders niet openbaar hoeven te maken.
Welke bijdrage leveren de aandeelhouders en de moederbedrijven van de vervoersbedrijven in het financieren van de continuïteit?
In algemene zin geldt dat aandeelhouders en moederbedrijven leningen kunnen verstrekken of garant kunnen staan voor het aantrekken van extra financiering. Bij de beschikbaarheidsvergoeding geldt dat de vervoerders zelf een deel van het kosten (7%) moeten nemen. Of zij dat uit hun eigen vermogen dekken, leningen aantrekken of dat zij (buitenlandse) aandeelhouders hiervoor aanspreken is aan de vervoerders zelf.
Bent u het ermee eens dat een grote ontslaggolf en het inperken van de dienstverlening bij commerciële vervoersbedrijven het failliet aantoont van marktwerking in het openbaar vervoer en wat bent u van plan om hierin te veranderen?
Niemand had kunnen voorzien dat deze uitzonderlijke omstandigheden zouden optreden. De bedrijfsvoering van ieder bedrijf is hier niet tegen opgewassen, ongeacht of er sprake is van een commercieel bedrijf of een staatsdeelneming.
Recent heb ik uw Kamer een onderzoek gestuurd naar de Effecten van openbaar aanbesteden in het openbaar vervoer. Dit onderzoek toont aan dat het aanbod van het openbaar vervoer, de efficiency en de klanttevredenheid in de afgelopen twee decennia over de gehele linie is gegroeid. Zowel bij aanbestede trajecten als daar waar het OV is inbesteed en onderhands gegund. Dit laat zien dat alle betrokkenen in de OV-sector heel goed werk leveren. Voor mij is de Corona-crisis geen aanleiding om een goed functionerend systeem te veranderen.
De uitbuiting van buitenlandse vrachtwagenchauffeurs |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het vakbondsonderzoek «De pandemie in het wegtransport»?1
Deelt u de mening dat het enorm schokkend is dat transportbedrijven de coronacrisis nog eens extra gebruiken om vrachtwagenchauffeurs nog meer uit te buiten?
Kunt u bevestigen dat, zoals vakbond FNV stelt, het aantal chauffeurs uit niet-EU-landen die in Nederland rondrijden explosief aan het stijgen is? Kunt u aangeven om welke aantallen dit gaat? Klopt het dat zij vaak onder erbarmelijke omstandigheden moeten werken voor een zeer laag loon?
Hoe kan het zo zijn dat, ondanks de eerder aangenomen motie Jasper van Dijk c.s. over een verbod op overnachten in de cabine, chauffeurs desondanks nog steeds vaak letterlijk «leven» in hun vrachtauto’s? Bent u van mening dat deze motie daadwerkelijk wordt uitgevoerd?2
Waarom wordt er, na uw PR-stunt op een parkeerplaats, door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) nauwelijks gehandhaafd op overnachten in de cabine?
Wat is uw reactie op het nieuws dat Oost-Europese chauffeurs door hun werkgevers vanuit Duitsland en België nog altijd naar Nederland gestuurd worden omdat er hier geen controles zijn?
Hoe beoordeelt u de stelling van het Belgische Openbaar Ministerie dat Nederland een toevluchtsoord is geworden voor transporteurs?
Hoe kan het zo zijn dat Belgische inspectiediensten, met minder menskracht, effectiever en afschrikwekkender optreden en dat de Nederlandse inspectie, met vele malen meer inspecteurs, in het wegtransport nauwelijks succesvolle interventies doet?
Laat dit volgens u ook zien dat de toegezegde handhaving van de ILT weinig voorstelt?
Bent u bereid om over de effectievere handhaving door de Belgische inspectie contact op te nemen met uw Belgische collega-minister? Zo ja, kunt u de uitkomst hiervan aan de Kamer rapporteren?
Bent u ook bereid om in de tussentijd aan de slag te gaan met effectievere handhaving van overnachten in de cabine?
Hoeveel controles op overnachten in de cabine zijn er tot vandaag uitgevoerd? Hoeveel boetes zijn opgelegd en hoeveel zijn er uiteindelijk betaald?
Klopt het dat er in 2018 en 2019 minder boetes zijn betaald dan er zijn opgelegd? Wat is hier de reden voor?
Hoe kan het dat het aantal uitgevoerde controles over 2018 en 2019 in uw beantwoording van de schriftelijke vragen over de handhaving van het verbod op slapen in de vrachtwagen in december 2019 ineens naar beneden zijn bijgesteld? Wat is daar de reden voor?3
Hoe kan het dat de ILT geen gebruik maakt van de sectorexpertise van vakbond FNV-VNB (de afdeling voor beroepsgoederenvervoer over de weg) bij het vormgeven van haar handhavingsbeleid? Hoe kan het dat de vakbonden in België wel goed kunnen samenwerken met de inspectie en zodoende effectief misstanden kunnen aanpakken? Wordt er überhaupt vanuit de ILT samengewerkt met de vakbonden? Bent u bereid om nu wel gebruik te maken van de kennis en expertise van de vakbonden?
Waarom is het overnachten in de cabine in het ILT-jaarverslag niet meer te zien als onderdeel van de handhaving van rij- en rusttijden en arbeidsomstandigheden, maar als parkeeroverlast?
Welke andere maatregelen, naast betere handhaving op overnachten in de cabine, gaat u nemen om de uitbuiting van vrachtwagenchauffeurs tegen te gaan? Bent u bereid om de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) ook te laten handhaven op bijvoorbeeld onderbetaling bij vrachtwagenchauffeurs?
Het bericht ‘Winkels van Waddeneilanden willen dat de bootcapaciteit stijgt naar 60 procent: ‘Dit is een noodkreet’’ |
|
Aukje de Vries (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en milieu) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Winkels van Waddeneilanden willen dat de bootcapaciteit stijgt naar 60 procent: «Dit is een noodkreet»»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat bedrijven op de Waddeneilanden met enorme omzetdalingen zitten, die wordt veroorzaakt doordat er minder ruimte is voor dagjesmensen op de veerdiensten naar de Waddeneilanden, maar ook doordat er afzeggingen zijn van toeristen voor accommodaties omdat er geen plek op de veerdiensten is? Wat vindt u hiervan?
Ik ben ervan op de hoogte dat de coronamaatregelen van de afgelopen maanden onder andere de ondernemers op de Friese Waddeneilanden ernstig raken. De beschikbare capaciteit op de veerboten is de afgelopen maanden beperkt geweest door de toepassing van de coronamaatregelen. Per 1 juli zijn in principe alle zitplaatsen en aangewezen staanplaatsen weer beschikbaar in de Waddenveren. De gezondheid en veiligheid van zowel de reizigers als de medewerkers van de rederijen blijft daarbij steeds voorop staan.
In hoeverre is een bootcapaciteit van 60% voldoende om de veerdiensten niet de beperkende factor te laten zijn voor economie van de Waddeneilanden?
Ik kan niet beoordelen of er een bepaald percentage is waarbij de capaciteit van de veerdiensten geen beperkende factor is voor de economie van Waddeneilanden.
Wat doet u op dit moment specifiek in overleg met de bestuurders, ondernemers en rederijen van de Waddeneilanden om de capaciteit van de veerdiensten te vergroten en de economische effecten van de beperkte capaciteit te beperken?
Er vindt geregeld bestuurlijk overleg plaats met de bestuurders van de Friese Waddeneilanden, de provincie Fryslân en de Veiligheidsregio Fryslân over de impact van de coronamaatregelen op de veerdiensten.
In hoeverre wordt er op dit moment gekeken naar het vergroten van de capaciteit van het openbaar vervoer in het algemeen en van de Waddenveren in het bijzonder? In hoeverre heeft het Outbreak Management Team (OMT) specifiek naar de Waddenveren gekeken?
Op 24 juni jl. is aan uw Kamer gemeld dat het Kabinet heeft besloten dat in principe alle zitplaatsen en aangewezen staanplaatsen weer beschikbaar zijn in de Waddenveren2. Daarmee wordt de beschikbare capaciteit op de Waddenveren aanzienlijk vergroot.
Bent u bereid om te kijken naar het verantwoord meer ruimte en capaciteit bieden aan de veerdiensten naar de Waddeneilanden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat er voor de Waddeneilanden een specifiek probleem qua bereikbaarheid is, omdat er buiten de veerdiensten geen alternatief in de vorm van de auto of fiets is, zoals elders wel vaak het geval is? Zo ja, wat bent u bereid te doen om het capaciteitsprobleem op te lossen?
Het is van groot belang dat de Waddeneilanden bereikbaar blijven. Mijn belangrijkste prioriteit daarbij is er zorg voor te dragen dat eilandbewoners, eilandbezoekers en medewerkers van de rederijen veilig en verantwoord gebruik kunnen maken van de Waddenveren. Ondanks de vergroting van de zitplaatscapaciteit blijven andere coronamaatregelen van kracht en is een goede beheersing van de toestroom van toeristen naar de Waddeneilanden noodzakelijk. Daarin ligt er ook een rol voor de regionale overheden in overleg met betrokken partijen. Zij kunnen er bijvoorbeeld gezamenlijk een rol in spelen om de toestroom van toeristen zoveel mogelijk te spreiden.
Deelt u de mening dat het vergroten van de capaciteit naar de Waddeneilanden in het kader van het openbaar vervoer een belangrijke prioriteit zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe wilt u er vanuit uw openbaar vervoersportefeuille voor zorgen dat alles in het werk gesteld wordt om, na het verloren voorseizoen, het hoogseizoen voor de Waddeneilanden positiever te doen zijn en de capaciteit op de veerdiensten niet de beperkende factor te laten zijn?
Zie het antwoord op vraag 5 en vraag 7.
Het besluit om de ILT te verzoeken tot handhaving Verordening (EG) 261/2004 passagiersrechten luchtvaart. |
|
Jan Paternotte (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «KLM volgt Brussel: biedt groep klanten weer geld terug» en «De Europese Commissie overweegt wel degelijk procedures om vouchers»?1
Ja.
Klopt het dat het in Nederland mogelijk blijft voor luchtvaartmaatschappijen om ervoor te kiezen om geen geld terug te geven, wanneer een geboekt ticket vanwege de coronacrisis niet kan worden gebruikt? Zo ja, kunt u toelichten hoe zich dit volgens u verhoudt tot de uitspraak van de Europese Commissie dat het verplichten van consumenten om een voucher te accepteren in strijd is – en blijft – met de Europese wet- en regelgeving?
Nee, op 14 mei jl. heb ik uw Kamer laten weten dat ik de aanwijzing aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) inzake de handhaving op luchtvaartvouchers intrek (Kamerstuk 31 936, nr. 740). Daarmee gaat de ILT de Verordening (EG) 261/2004 weer handhaven. Overigens veranderde deze aanwijzing niet het recht op terugbetaling en had de aanwijzing een tijdelijk karakter.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat de aanbeveling van de Europese Commissie ertoe strekt dat klanten recht hebben op teruggave bij álle tickets van vluchten die geannuleerd zijn sinds de aanwijzing aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om niet te handhaven, tenzij die klanten actief hebben aangegeven de voucher als alternatief te accepteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, mits Verordening (EG) nr. 261/2004 van toepassing is.
Heeft uw besluit om de aanwijzing richting ILT in te trekken mogelijk directe gevolgen voor de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen?
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 31 936, nr. 740) heb ik met de aanwijzing beoogd om de druk op de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen te verminderen en in het bijzonder om faillissementen te helpen voorkomen. Wat de directe gevolgen van de intrekking zullen zijn voor de liquiditeitspositie valt op dit moment nog niet te overzien en zal ook per luchtvaartmaatschappij verschillen. Wel blijf ik iedereen die het zich financieel kan permitteren, oproepen om vouchers te accepteren.
Wat gaat u doen om consumenten die reeds een voucher hebben geaccepteerd te beschermen tegen liquiditeitsproblemen of een faillissement van een luchtvaartmaatschappij?
Nederland heeft meermaals bij de Europese Commissie gepleit voor een Europese garantie op vouchers. Deze boodschap heb ik herhaald tijdens de informele videoconferentie voor EU Transportministers op 4 juni jl. Ik heb bij de Commissie aangegeven graag met hen hierover in gesprek te gaan.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat met uw besluit en de aangekondigde mogelijke inbreukprocedure tegen Nederland door de Europese Commissie hierover nog meer urgentie is ontstaan om over de toelaatbaarheid van luchtvaartvouchers zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen? Indien u deze mening deelt, bent u bereid om hier op korte termijn actie op te ondernemen?
Met de beantwoording van 11 juni jl. op eerdere Kamervragen van de leden Paternotte en Schonis (D66) over het uitreiken van «coronavouchers» door reisorganisaties (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3115) en ook met mijn brief van 11 juni jl. over handhaving van Verordening (EG) nr. 261/2004 in relatie tot vouchers in de luchtvaart (Kamerstuk 31 936, nr. 783) heb ik meer duidelijkheid verschaft.
Kunt u toelichten hoe u dit onderwerp in de Europese Unie al heeft aangekaart en wat de resultaten hiervan tot nu toe waren?
Zie antwoord 5.
Kunt u toelichten of en op welke manier uw huidige aanwijzing aan de ILT voorkomt dat consumenten alsnog een jaar op hun geld moeten wachten?
Op 14 mei jl. heb ik uw Kamer laten weten dat ik de aanwijzing aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) inzake de handhaving op luchtvaartvouchers intrek (Kamerstuk 31 936, nr. 740). De ILT handhaaft Verordening (EG) nr. 261/2004.
De ILT ziet er in Nederland op toe dat luchtvaartmaatschappijen zich houden aan de Europese regels op het gebied van passagiersrechten. Als luchtvaartmaatschappijen stelselmatig onvoldoende actie ondernemen, zal de ILT handhavend optreden. Daarbij kunnen bestuursrechtelijke sancties worden ingezet zoals het opleggen van een last onder dwangsom.
De civiele rechter heeft de bevoegdheid om te oordelen over individuele claims.
Wordt door de ILT ook toezicht gehouden en gehandhaafd op de wettelijke betalingstermijn die de Europese Commissie voorschrijft?
De ILT kan niet afdwingen dat luchtvaartmaatschappijen in individuele gevallen tot terugbetaling binnen de wettelijke termijn overgaan, maar betrekt de meldingen van passagiers bij de handhaving op het stelselmatig overtreden van de verordening door luchtvaartmaatschappijen.
De Kamer wordt half juli geïnformeerd over de handhaving door de ILT inzake de luchtvaartvouchers, zoals toegezegd tijdens het notaoverleg luchtvaart en corona op 18 juni.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming’ |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming»?1
Ja.
Erkent u dat de taxisector hard wordt geraakt door het Coronavirus door een sterke afname van het leerlingenvervoer, ziekenvervoer, straattaxivervoer door het sluiten van onder andere de horeca en afname van het luchthavenvervoer?
Ja.
Waarom is er niet gekozen voor een algeheel verbod op taxivervoer met uitzonderingen voor vervoer van mensen/familieleden die in de vitale beroepen werken?
Het is juist in deze periode van essentieel belang dat passend vervoer voor iedereen beschikbaar blijft. Voor het in stand houden van vitale processen, maar ook voor medische zorg (denk aan huisartsenvervoer of het vervoer van dialysepatiënten naar en van ziekenhuizen) en het voorzien in eerste levensbehoeften. De gezondheid van zowel de chauffeur als de passagier staat voorop. In het algemeen geldt daarom dat – net als van het openbaar vervoer – terughoudend gebruik moet worden gemaakt van de taxi.
Bent u met gemeenten en andere opdrachtgevers van leerlingenvervoer en ziekenvervoer in gesprek om zo nodig af te dwingen dat niet gereden ritten in deze uitzonderlijke periode toch doorbetaald worden aan vervoerders? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Het kabinet heeft afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gemaakt over het waarborgen van financiële zekerheid van zorgaanbieders in het sociaal domein. Het gaat om tijdelijke maatregelen voor onder meer het financieren van extra kosten, compensatie voor omzetderving, het op peil houden van de liquiditeit en het versoepelen van verantwoording. VNG heeft in het verlengde van deze afspraken en specifiek voor het doelgroepenvervoer (inclusief leerlingenvervoer) aangegeven om als lijn voor uitgevallen ritten 80% door te blijven financieren. Het budget dat gemeenten vanuit het Gemeentefonds ontvangen hiervoor, wijzigt immers niet.
Wat ziekenvervoer betreft geldt dat zorgverzekeraars in het kader van de Zorgverzekeringswet ziekenvervoer inkopen. Zorgverzekeraars zijn in onderlinge afstemming met alle relevante partners, inclusief het Ministerie van VWS, maatregelen aan het nemen om de financiële zekerheid aan deze en andere zorgaanbieders te borgen.
Komen ZZP’ers in de taxisector in aanmerking voor de 4.000 euro vergoeding nu er geen verbod op het taxivervoer is gekomen? Zo ja, waar kunnen zij zich melden? Zo niet, waarom niet en wat gaat u voor deze groep doen om ervoor te zorgen dat hun onderneming niet omvalt en zij zonder inkomen thuis komen te zitten?
Het kabinet heeft op 7 april jl. besloten om de Tegemoetkoming Ondernemers getroffen Sectoren COVID-19 zodanig uit te breiden dat ook taxi-ondernemers een eenmalige tegemoetkoming van 4.000 euro netto kunnen aanvragen. Vanaf 15 april a.s. kan de tegemoetkoming worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Erkent u dat bij het personenvervoer het houden van 1,5 meter afstand in sommige gevallen onmogelijk is, bijvoorbeeld als het gaat om de straattaximarkt? Vindt u niet dat deze maatregel overal toegepast zou moeten worden? Waarom is er wel een verbod op rijlessen afgekondigd en niet op de straattaxivervoer, terwijl het vaak om dezelfde type auto’s gaat en het houden van 1,5 meter afstand onmogelijk is?
In samenspraak met de branche zijn twee protocollen opgesteld voor veilig en verantwoord taxivervoer. Daarin zijn onder meer richtlijnen gegeven voor het houden van afstand tussen de chauffeur en de passagier. Als in voertuigen de afstand van ten minste 1,5 meter niet mogelijk is, dient gezorgd te worden voor een fysieke afscheiding tussen de chauffeursstoel en de passagiersstoelen. Bovendien dient de passagier achterin het voertuig plaats te nemen. Omdat deze maatregelen voor rijlessen niet toe te passen zijn, is daarvoor een verbod wel geboden.
Bent u met verzekeraars, leasebedrijven, taxicentrale en Toegestande Taxi Organisaties (TTO’s) in gesprek om af te spreken dat taxiondernemers en vervoerders uitstel van betaling kunnen krijgen als het gaat om hun maandelijkse lasten die gekoppeld zijn aan het werk? Zo ja, kunt u toelichten wat de stand van zaken is? Zo niet, waarom niet en gaat u dit op korte termijn doen?
Er zijn verschillende maatregelen genomen om de maandelijkse lasten van taxi-ondernemers te beperken. Taxi-ondernemers hoeven geen kosten te maken voor naleving van de voertuigverplichtingen (Motorrijtuigenbelasting, WA-verzekering en APK-plicht) als zij voertuigen die nu stil staan bij de RDW schorsen. De RDW biedt een coulanceregeling aan waarin met terugwerkende kracht vanaf 6 maart jl. een nultarief wordt gehanteerd bij schorsing vanaf het zesde voertuig. De gemeente Amsterdam onderzoekt momenteel de mogelijkheid om uitstel van betaling te verlenen van leges voor verlenging van de taxivergunning en de TTO-vergunning.
Leasebedrijven hebben hun verantwoordelijkheid genomen door betaalverplichtingen op te schorten, of daarvoor de mogelijkheid te bieden. Verzekeraars hebben aangegeven onder bepaalde omstandigheden en voor een bepaalde periode bereid te zijn om betalingstermijnen te verlengen en mee te werken om daar waar mogelijk de dekking van geschorste voertuigen tijdelijk te beperken, waardoor een lagere premie betaald hoeft te worden. Ik blijf met de sector in gesprek om te bezien of en zo ja, welke nadere afspraken nodig zijn.
Heeft u in beeld hoeveel werknemers in de taxisector nu gedwongen thuiszitten met verlof of hun baan zijn kwijtgeraakt? Kunt u specificeren wat voor contract deze groep heeft met de werkgever (vast, flex, 0-uren et cetera)?
Deze gegevens zijn niet beschikbaar.
Gaat u in gesprek met vervoerders om hen toch aanspraak te laten maken op het aangekondigde Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid of het opstellen van maatregelen op maat voor deze sector? Zo ja, met welke partijen gebeurt dit en wanneer vinden deze gesprekken plaats? Benadrukt u in deze gesprekken dat ontslag voor werknemers met een flexcontract ongewenst is en bent u bereid als voorwaarde voor financiële steun te stellen dat werknemers met een flexcontract niet ontslagen mogen worden?
Bedrijven die ten minste 20% omzetverlies lijden, kunnen door het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) maximaal 90% vergoed krijgen van hun loonkosten vanaf 1 maart. Ook vervoerders kunnen daar aanspraak op maken als ze aan de voorwaarden voldoen. De NOW is nadrukkelijk ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen doorbetalingsplicht heeft, zoals werknemers met een oproep- of nulurencontract. Voor deze werknemers geldt dat werkgevers ook subsidie kunnen krijgen om hun salaris door te betalen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ook opgeroepen om deze werknemers in dienst te houden. De regeling zal de komende tijd nauwlettend gemonitord worden, met daarbij bijzondere aandacht voor of deze regeling in voldoende mate tegemoetkomt aan het beoogde doel.
Welke maatregelen zijn getroffen om chauffeurs en andere werknemers in het doelgroepenvervoer te beschermen tegen het Coronavirus? Bent u het eens dat iedereen die nu doorwerkt om leerlingen en zieken te vervoeren alle beschermingsmiddelen moeten krijgen om hun werk veilig uit te kunnen vervoeren?
De veiligheid van zowel de chauffeur als de klant staat voorop. Zoals ook in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, zijn in samenspraak met de branche twee protocollen opgesteld. Het eerste protocol kan gebruikt worden voor regulier taxi- en zorgvervoer. Het tweede protocol geeft zeer specifieke richtlijnen voor het vervoer van personen met (klachten passend bij) COVID-19. Met naleving van deze richtlijnen kunnen taxichauffeurs hun belangrijke werk op een veilige en verantwoorde wijze blijven doen. Momenteel maken de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen, branchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer en andere relevante partijen afspraken over de beschermingsmiddelen die nodig zijn om conform het protocol personen te vervoeren met (klachten passend bij) COVID-19.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het Schriftelijk Overleg Openbaar Vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Vanwege de voor de beantwoording van de vragen benodigde afstemming tussen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Economische Zaken en Klimaat, van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en sectorpartijen is het niet gelukt om de beantwoording op 7 april te hebben beantwoord.
Het bericht ‘Logistieke sector krijgt steeds meer last van coronavirus’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Kent u bericht «Logistieke sector krijgt steeds meer last van coronavirus»?1
Een specifiek artikel met deze titel waar de heer Dijkstra naar verwijst is niet (meer) te vinden op de website van het Nieuwsblad Transport. Uiteraard ken ik wel de aanverwante artikelen die een beeld geven van de problematiek.
Klopt het dat 45% van het intercontinentale verkeer van containers afkomstig is uit Azië?
Azië is het hart van het intercontinentale containervervoer. Negen van de tien grootste containerhavens in de wereld liggen in Azië. Van het mondiale containervervoer ging in 2018 28.2 miljoen TEU via de zogenoemde Trans-Pacifische route tussen Azië en Noord-Amerika en 24.4 miljoen TEU via de Azië-Europa route. Over de Trans-Atlantische route werd in datzelfde jaar 8.0 miljoen TEU vervoerd (bron: UNCTAD, Review of Maritime Transport, 2019). In 2019 was 47% van alle containers die werden overgeslagen in de haven van Rotterdam afkomstig uit of bestemd voor Azië.
Klopt het dat de capaciteit van de containervaart circa 20% tot 40% is teruggelopen als gevolg van verminderd transport van goederen door het coronavirus?
Exacte cijfers zijn (nog) niet te geven. Het gaat hier om bedrijfsgevoelige informatie. Havenbedrijf Rotterdam (HbR) geeft aan dat in de eerste maand na de uitbraak van het coronavirus in China, het aantal afvaarten uit China was afgenomen met ongeveer 20%. Dat aantal is volgens HbR inmiddels weer toegenomen en ligt nu nog ongeveer 10% lager dan in dezelfde periode in 2019. De huidige ontwrichting in Europa zal echter ook zijn verdere weerslag hebben op transport van goederen. Containeroverslag maakt circa 33% van de overslag in de Rotterdamse haven uit.
Wat betekent een dergelijke terugval in containertransport voor de Rotterdamse haven?
Deze terugval betekent dat er minder containers worden overgeslagen in de Rotterdamse haven en containerterminals en aanverwante bedrijven in de container(vervoer)keten de gevolgen daarvan zullen merken in hun bedrijfsvoering. Op basis van de ontwrichting in China verwacht het Havenbedrijf Rotterdam dat er zo’n 2 miljoen ton goederen per maand minder worden overgeslagen. Daar bovenop zal de huidige vertraging van de Europese economie een effect hebben waarvan de omvang op dit moment nog niet bepaald kan worden.
Klopt het dat containers blijven staan en ladingen niet op tijd aankomen? Welke gevolgen kan dit hebben voor de rest van de keten, inclusief de transporteurs die het vanuit de haven naar andere plekken brengen?
Terminals hebben last van aanpassingen in schema's van rederijen, met schepen die uit de vaart genomen worden of in Europa structureel havens overslaan. En dat leidt tot disruptie in de aan- en afvoer van volle en lege containers. Lagere overslagvolumes hebben een direct effect op het hele netwerk van transporteurs in het achterland. Met name voor kleinere transportbedrijven zal dit financiële impact hebben. In de logistieke sector zijn veel kleine bedrijven en ZZP’ers voor wie dit financieel zeer zwaar is.
Welke mogelijkheden heeft de rijksoverheid om goederenstromen zoveel mogelijk te laten voortduren?
De distributie van goederen is essentieel voor onze samenleving. De rijksoverheid heeft een lijst opgesteld van cruciale beroepsgroepen en vitale processen waarin de goederendistributie en de mensen die daarin werkzaam zijn, zijn opgenomen. Daarnaast is er door het kabinet op 17 maart jl. een pakket financiële maatregelen aangekondigd om rust te creëren voor die bedrijven die financiële problemen ervaren. In overleg met Europese collega’s dring ik erop aan dat de grenzen tussen lidstaten en de buitengrenzen openblijven voor goederen en dat de medewerkers uit de transportsector zoals chauffeurs, bemanningsleden en anderen vrij kunnen reizen en gebruik kunnen maken van goede sanitaire voorzieningen. Ik ben daarnaast in continue contact met de sector over de belemmeringen die zij ervaren en probeer die binnen mijn mogelijkheden op te lossen.
In welke mate zijn Nederlandse partijen in het goederentransport in staat een omslag te maken van routes en activiteiten om zo verlies van omzet en banen te voorkomen?
Op dit moment is er in een deel van de sector veel vraag naar transporteurs en in een ander deel een sterk verminderde vraag. Zo gaat een deel van de ladingen, zoals de bevoorrading van de levensmiddelen en de zorg in deze tijd onverminderd door. Andere transporteurs zoals bijvoorbeeld die in de horecasector of die van containers uit de Rotterdamse haven hebben te maken met minder ladingen. Het is voor sommige transporteurs mogelijk van lading, routes of modaliteit te wisselen en dat gebeurt in beperkte mate. Dit is echter lang niet in alle gevallen mogelijk, bijvoorbeeld vanwege technische inrichtingseisen zoals bij containers of bulktransport.
Welke problemen kan het geven als buitenlandse chauffeurs zonder vracht in Nederland blijven wachten? Welke maatregelen zijn denkbaar om te zorgen dat er geen overlast ontstaat?
Ik heb nauw contact met de sector over het vervoer van goederen. Vooralsnog zijn er geen signalen dat veel buitenlandse chauffeurs zonder vracht in Nederland moeten blijven wachten. Mocht daar verandering in optreden dan zijn maatregelen denkbaar zoals die zijn voorbereid voor een eventuele no deal Brexit. Hierbij valt te denken aan het gebruikmaken van (tijdelijke) extra parkeerplaatsen en inzet van verkeerscirculatieplannen.
Uitbuiting van Uber-chauffeurs |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Uber-chauffeur zit klem tussen leasecontract en bedrijfsdwang»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat Uber-chauffeurs met 40 eurocent per kilometer, en in sommige gevallen zelfs nog minder, nauwelijks rond kunnen komen? Ziet u ook dat Uber-chauffeurs niet de mogelijkheid hebben om te kunnen onderhandelen over de tarieven? Is hier dan wel sprake van ondernemerschap?
De criteria arbeid, loon en gezag afkomstig uit het Burgerlijk Wetboek bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking. Indien sprake is van een dienstbetrekking wordt de werknemer beschermd door het arbeidsrecht. Daarmee zijn onder andere de Wet minimumloon en de regels rondom het ontslagrecht uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Wanneer men als zelfstandige werkt (en er dus geen sprake is van een dienstbetrekking), kan geen aanspraak gemaakt worden op de bescherming van het arbeidsrecht. Of in individuele gevallen zoals in de vraag wordt geschetst, sprake is van ondernemerschap, kan ik niet beoordelen, dat is aan de rechter. Hij toetst de omstandigheden van het geval die leiden tot deze kwalificatie.
Deelt u de mening dat Uber-chauffeurs zeker moeten kunnen zijn van een fatsoenlijk inkomen, zeggenschap over hun werk(tijden) en duidelijkheid over wanneer en waarom men uit het Uber-systeem gegooid kan worden?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u de onvrede onder de Uber-chauffeurs over de handelwijze van Uber naar hen toe?
Ik volg de signalen hierover in de media en heb uiteraard begrip voor de door hun benoemde onvrede, zonder daarmee een oordeel te geven over de situatie. Als partijen met elkaar van mening verschillen, kunnen ze in uiterste gevallen de rechter om een oordeel vragen.
Bent u bereid een vertegenwoordiging van de Uber-chauffeurs uit te nodigen, zodat u inzichtelijk krijgt tegen welke problemen zij dagelijks aanlopen?
Mijn ministerie heeft veel contacten met allerlei vertegenwoordigers en is altijd bereid om in gesprek te gaan indien een verzoek daarvoor wordt gedaan.
Hoe legt u de rechterlijk uitspraak, van februari 2019, uit waarin de rechter concludeerde dat, «het contract tussen de leasemaatschappij, Uber en de chauffeur kenmerken had van een arbeidsovereenkomst»?2 Deelt u de mening dat hier sprake is van een werkgever-werknemer relatie en dus het arbeidsrecht van toepassing dient te zijn? Is hier ook gewoonweg sprake van dat Uber-chauffeurs onder de CAO Taxi behoren te vallen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 uiteengezet bepalen feiten en omstandigheden of er sprake is van bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De genoemde zaken zien op individuele gevallen, hierover kan ik geen uitspraak doen. Het is aan de rechter om, indien hier twijfel over bestaat, op een individueel niveau te beoordelen of een persoon werkzaam is in dienstbetrekking of dat deze persoon als zelfstandig ondernemer kwalificeert.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Franse Hof van Cassatie waarbij een Uber-chauffeur als werknemer wordt aangemerkt?3 Bent u bereid om na deze uitspraak van het Frans Hof van Cassatie specifiek te kijken naar de situatie van Nederlandse Uber-chauffeurs?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft de Belastingdienst naar zzp-constructies bij taxichauffeurs gekeken? Zo ja, wat is het oordeel van de Belastingdienst? Zo nee, waarom is dat nog niet gedaan?
Er wordt door de Belastingdienst niet specifiek doelgroepgericht naar zzp-constructies bij taxichauffeurs gekeken. Toezicht op de loonheffingen bij taxichauffeurs vindt in het midden- en kleinbedrijf risicogericht plaats. Bij grote taxibedrijven vindt individuele klantbehandeling plaats, waar toezicht op de loonheffingen onderdeel van kan zijn. De uitkomsten van de beoordelingen van arbeidsrelaties voor de loonheffingen worden niet landelijk bijgehouden op het niveau van een specifiek beroep zoals taxichauffeurs.
Staan taxiplatforms op de lijst van aangemerkte bedrijven/sectoren die mogelijk kwaadwillend optreden? Heeft de Belastingdienst een aparte afspraak gemaakt met Uber? Zo ja, is deze afspraak dan ook beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
Er is geen lijst met aangemerkte bedrijven/sectoren die mogelijk kwaadwillend optreden. De Belastingdienst doet over individuele belastingplichtigen geen uitspraak op grond van zijn geheimhoudingsplicht (artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Dit geldt ook als het om Uber gaat.
Waarom hebben de grote steden nog steeds niet de mogelijkheid om zelf te kunnen bepalen hoeveel actieve (bel- en opstap-) taxi’s zij in hun stad wenselijk vinden? Heeft u dit überhaupt, ondanks eerdere verzoeken, al met de grote steden besproken?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 521, nr. 116), is onder onafhankelijk voorzitterschap en begeleid door het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI) met gemeenten gesproken over de problemen op de taximarkt die gemeenten lokaal ervaren en de beschikbare instrumenten om daartegen op te treden. Om bijvoorbeeld problemen met betrekking tot overlast of openbare orde te voorkomen, kunnen gemeenten op grond van de Gemeentewet en de wegenverkeerswetgeving volumebeperkende maatregelen treffen, bijvoorbeeld door middel van slimme toegang. De Dienstenrichtlijn is niet van toepassing op diensten op het gebied van vervoer, zoals taxidiensten.
Bent u het ermee eens dat volumebeleid door gemeenten ervoor kan zorgen dat chauffeurs een fatsoenlijk salaris kunnen verdienen?
De inkomsten van individuele chauffeurs hangen af van veel verschillende factoren, waaronder de vraag of sprake is van loondienst of ondernemerschap. Een vorm van volumebeleid zal in beginsel geen gevolgen hebben voor de vraag naar taxivervoer, maar zal deze hooguit anders verdelen over de beschikbare taxichauffeurs. Een positief effect op het inkomen van de ene chauffeur zal in dat geval een negatief effect betekenen op het inkomen van een andere chauffeur.
Welke mogelijkheden hebben gemeenten om het aantal actieve taxi’s binnen de gemeentegrens te beperken, anders dan specifieke verkeerscirculatiemaatregelen? En hoe beoordeelt u het beperken van het aantal actieve taxi’s binnen de gemeentegrens in het licht van de Europese Dienstenrichtlijn?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het er verder mee eens dat handhaving op landelijke basiseisen voor taxi’s versterkt moet worden? Welke maatregelen zijn er wettelijk gezien mogelijk om de regels rond beltaxi’s te moderniseren?
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op de naleving van de landelijke eisen voor taxivervoer uit de Wet personenvervoer 2000. Naast de reguliere controle op straat en implementatie van deskhandhaving, werkt de ILT aan methodes om (samen met andere diensten) risico gestuurd toezicht te houden. Zoals in de brief aan de Kamer van 27 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 521, nr. 120) is aangegeven, wordt met de Minister van Justitie en Veiligheid, de ILT en een aantal gemeentes gesproken over een pilot waarin ook handhavers van die gemeenten een aantal bepalingen uit de Wp2000 kunnen gaan handhaven. Daarmee worden zowel de handhavingscapaciteit in absolute zin als de handhavingsbevoegdheid van gemeentelijke handhavers op de bestelmarkt vergroot. Zoals in de brief is aangegeven, is uitbreiding van de bevoegdheid tot lokale regulering alleen aan de orde als duidelijk is dat op de bestelmarkt kwaliteitsproblemen zijn en dat die niet binnen de bestaande (wettelijke) kaders kunnen worden opgelost. Er is nog niet gebleken van dergelijke problemen waarvoor dit het geval is.
Het uitblijven van resultaten na de aankoop van aandelen van Air France-KLM |
|
Henk Nijboer (PvdA), Jan Paternotte (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de samenstelling van de Board of Governors van de International Air Traffic Association (IATA) in de afgelopen bestuursjaren en in het huidige bestuursjaar?
IATA is de mondiale brancheorganisatie van luchtvaartmaatschappijen.
Informatie over IATA, onder meer over de dienstverlening aan de luchtvaartmaatschappijen, maar ook over de samenstelling van het bestuur, is te vinden op de website van IATA1. IATA is als vertegenwoordiger van de luchtvaartindustrie een gewaardeerde gesprekspartner voor overheden bij de ontwikkeling van (luchtvaart)beleid en regelgeving. De overheden zijn evenwel niet betrokken bij interne IATA-aangelegenheden en worden niet geïnformeerd over bestuurskwesties.
Klopt het dat de Executive Officer van KLM, Pieter Elbers, geen lid meer is van de Board of Governors van IATA?1
De lijst van leden van de Board of Governors is op de website van IATA vermeld. Dhr. Elbers maakt daar geen deel van uit.
Hoe verklaart u het feit dat KLM, als medeoprichter van IATA, voor het eerst sinds de oprichting in 1945 niet meer als zelfstandige luchtvaartmaatschappij een lid mag leveren van de Board of Governors van IATA?
Overheden zijn niet betrokken bij IATA en de samenstelling van de Board of Governors is een zaak voor de luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA.
Is het verwijderen van de Executive Officer van KLM uit het IATA-bestuur in het Nederlands publieke belang? Kunt u dit toelichten?
Ik zie geen relatie tussen vertegenwoordiging van een KLM bestuurder in de IATA Board of Governance en de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid.
Bent u van plan het IATA-congres in Amsterdam komende juni te bezoeken?
Nee. Overigens heeft IATA besloten om de jaarlijkse algemene vergadering en daarop aansluitend congres vanwege COVID-19 uit te stellen tot een nader te bepalen datum.
Vormt de zelfstandige rol van KLM binnen IATA onderdeel van de gesprekken die de ambtelijke Frans-Nederlandse werkgroep momenteel voert over de positie van KLM in de holding Air France-KLM? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals in het antwoord op vraag 1 genoemd is IATA de brancheorganisatie van de luchtvaartmaatschappijen. Er is geen relatie tussen de activiteiten van IATA en de onderwerpen die in de werkgroep tussen de Franse staat en de Nederlandse staat aan de orde zijn en die gericht zijn op de borging van de Nederlandse publieke belangen die met Air France KLM en KLM zijn verbonden.
Klopt het dat de KLM – als zelfstandige luchtvaartmaatschappij – bovenaan staat in de meest recente Dow Jones Sustainability Index (DJSI) in de categorie luchtvaartmaatschappijen?
Ja.
Deelt u de stelling van de vragensteller dat IATA een belangrijke rol speelt bij vraagstukken in de mondiale luchtvaartsector waaronder verduurzaming, maar ook verdeling van slots op luchthavens en inzet op regelgeving?
Brancheorganisatie IATA is een gewaardeerde gesprekspartner voor overheden bij de ontwikkeling van beleid en regelgeving, onder andere inzake duurzaamheid. Ook Europese brancheorganisaties, andere sectorpartijen en belanghebbende partijen spelen een belangrijke rol bij deze vraagstukken.
Heeft KLM – volgens de DJSI de meest duurzame luchtvaartmaatschappij ter wereld – door het verlies van de zetel in de Board of Governors van IATA meer of minder invloed op verduurzaming van de luchtvaartsector? Kunt u dit toelichten?
KLM heeft als IATA-lid en onderdeel van Air France-KLM mogelijkheden om bij te dragen aan de IATA-koers. De CEO van Air France-KLM, dhr. Benjamin Smith, is in het IATA-bestuur vertegenwoordigd. Voor Air France-KLM is verduurzaming van de luchtvaart ook een belangrijk thema. Ik verwacht dan ook niet dat de participatie van KLM in het IATA-bestuur de invloed van KLM wat betreft het IATA-beleid inzake verduurzaming materieel beperkt.
Bent u bereid u in te zetten om de Executive Officer van KLM – nu Pieter Elbers – weer benoemd te verkrijgen in de Board of Governnors van IATA? Zo nee, waarom niet?
De samenstelling van de Board of Governors van IATA is een zaak voor de luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA. Het is niet aan mij om mij uit te laten over de benoemingen.
Wat zijn uw vorderingen met het afgesproken streven om uiterlijk «voor het einde van juni 2019» een akkoord te bereiken met de Franse Staat over onder andere de staatsgaranties en het borgen van de Nederlandse publieke belangen, zoals de netwerkverbindingen van KLM en daarmee de hubconnectiviteit van Schiphol?2
De ambitie was inderdaad om eind juni 2019 klaar te zijn. Zoals ik in de beantwoording van eerdere Kamervragen ook al heb aangegeven is dat niet gelukt. Er liggen belangrijke onderwerpen op tafel die meer tijd vergen. Dit zijn complexe gesprekken, waarbij veel partijen zijn betrokken en die vaak langer duren dan voorzien. Naast het feit dat Air France-KLM een beursgenoteerde onderneming is, is het ook niet constructief om tussentijds iets te delen over deze gesprekken. Dit betekent niet dat er de afgelopen periode geen voortgang is geboekt. De gesprekken versterken het wederzijdse begrip en helpen bij de bepaling hoe het aandeelhouderschap verder ingevuld kan worden. Overigens ligt de prioriteit van beide staten momenteel bij de situatie omtrent COVID-19, hetgeen ook een grote impact op de luchtvaartsector heeft.
Kunt u nader toelichten wat er het afgelopen jaar sinds de verwerving van de staatsdeelneming in Air France-KLM is veranderd bij het bedrijf en wat dat voor het Nederlandse publieke belang heeft opgeleverd? Wanneer verwacht u de onderhandelingen in de ambtelijke werkgroepen te kunnen afronden?
De Nederlandse staat is aandeelhouder geworden van Air France-KLM om de Nederlandse publieke belangen op de lange termijn beter te borgen. Door het aandeelhouderschap heeft de Nederlandse staat de rechten die aan aandeelhouders toekomen onder Frans recht. Zo heeft de staat in mei vorig jaar de algemene vergadering van de onderneming bijgewoond en meegestemd over de voorgelegde aandeelhoudersbesluiten. Dit geeft de Nederlandse staat directe invloed op de besluitvorming van de holding van de luchtvaartmaatschappij.
Voor de aankoop van de aandelen had de staat, als stakeholder, het recht om een bestuurslid voor te dragen en werd het belang van de staat op die manier vertegenwoordigd in het bestuur van de holding. Deze persoon werd voor de aankoop aangemerkt als een onafhankelijk bestuurslid. Na de aankoop is de positie veranderd naar een afhankelijk bestuurslid en vertegenwoordigt deze persoon de staat nu ook als een van de belangrijkste aandeelhouders in het bestuur. Ook vanwege die positie heeft de staat nauw contact met het bestuur.
Daarnaast heeft de Nederlandse staat nu uitvoerig contact met diverse belangrijke stakeholders, waaronder de Franse staat en andere grote aandeelhouders. Deze intensivering van de contacten is een positieve verandering en levert een positieve bijdrage aan de invloed die de Nederlandse staat heeft.
Klopt het dat u op 20 februari heeft aangegeven dat de gesprekken in de werkgroep «niet muurvast» zitten. Kunt u aangeven waaruit blijkt dat de gesprekken niet muurvast zitten?
Ik ben nog steeds in gesprek met de Franse staat over Air France-KLM, hoewel de prioriteit van beide staten momenteel bij de situatie omtrent COVID-19 ligt. In februari en maart heb ik nog uitgebreid met Minister Le Maire gesproken over dit onderwerp. Ook op het niveau van de werkgroep vinden gesprekken plaats. Naast het feit dat Air France-KLM een beursgenoteerde onderneming is, is het niet constructief om tussentijds iets te delen over deze gesprekken. Dit betekent niet dat er ondertussen geen voortgang is geboekt.
Kunt u uiteenzetten wat er bij Air France-KLM het afgelopen jaar veranderd is met name in de afspraken en verhoudingen tussen Air France en KLM?
Zoals u weet, ben ik in gesprek met de Franse staat en Air France-KLM over de verdere invulling van het aandeelhouderschap van de Nederlandse staat. Over interne afspraken tussen Air France en KLM ga ik niet.
Klopt het dat er een afspraak is gemaakt vanuit Air France met de Franse pilotenvakbonden die ertoe strekt dat voor elk vliegtuig dat KLM bezit Air France er twee en een half moet hebben, en wanneer dat niet gebeurt de Air France-piloten per vliegtuig verschil een fors bedrag in compensatie persoonlijk uitbetaald moeten krijgen? Zo niet, kunt u toelichten welke afspraken er dan zijn gemaakt met de Franse piloten?
Na de fusie tussen Air France en KLM zijn er afspraken gemaakt met de verenigingen van piloten van de ondernemingen. Dit zijn afspraken op bedrijfsniveau waarbij noch de Nederlandse overheid noch de Franse overheid betrokken is. Afspraken over de operationele activiteiten zijn een verantwoordelijkheid van het uitvoerend bestuur van de onderneming. De staat heeft hier als aandeelhouder dus geen formele rol in. In mijn gesprekken met het bestuur is er uiteraard wel aandacht voor deze kwestie.
Waarom moet KLM de gevolgen ondervinden van een afspraak over de productiebalans, gemaakt tussen Air France en haar piloten, waarbij KLM en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) geen partij zijn?
Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15.
Vormen de afspraken over de productiebalans en de wijze waarop dit de bedrijfsvoering van KLM beïnvloedt onderdeel van de gesprekken in de ambtelijke werkgroep? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit maakt geen onderdeel uit van de werkgroep. Graag verwijs ik voor een verdere toelichting naar het antwoord op vraag 15.
Kunt u toelichten hoe de kas van KLM n.v. wordt beheerd, wie de eindverantwoordelijkheid heeft voor de kas van KLM en waar de besluitvormende macht ligt over het al dan niet uitkeren van dividend?
KLM beheert de eigen kas, er is geen zogenoemde «cashpooling» regeling. De Raad van Commissarissen van KLM doet jaarlijks een voorstel voor de uitkering van dividend, hetgeen goedgekeurd dient te worden door de prioriteitsaandeelhouders (de holding).
Hoe staat u als aandeelhouder tegenover het uitkeren van een groter dividend vanuit KLM aan Air France-KLM, als hiermee het voorgenomen investeringsprogramma van Air France gefaciliteerd kan worden?
Het is belangrijk dat KLM voldoende ruimte krijgt om het netwerk op Schiphol in stand te houden en verder te ontwikkelen. Aangezien KLM haar eigen financiële huishouding heeft, is het allereerst belangrijk dat deze financieel gezond is en dat zij daarnaast haar eigen investeringsprogramma kan financieren. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 18, is het aan de RvC van KLM om een voorstel te doen voor dividend aan de aandeelhouders, waarbij deze zaken ongetwijfeld in ogenschouw worden genomen. Hoe de andere aandeelhouders hun dividend besteden, is uiteraard niet aan de Nederlandse staat.
Welke middelen heeft u om het compenseren van tekorten bij Air France door middel van onttrekking van dividend uit de kas van KLM n.v. tegen te houden?
KLM’s reserverings- en dividendbeleid bepaalt dat de Vergadering van Houders van Prioriteitsaandelen bevoegd is om, na overleg met de Directie en Raad van Commissarissen, eerst een bedrag van de in de jaarrekening vastgestelde winst te bestemmen tot het vormen of versterken van reserves.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht Vanaf 1 januari 2020 alleen euro 6 vrachtauto’s welkom op de Maasvlakte |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en milieu) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel gepubliceerd door evofenedex «Vanaf 1 januari 2020 alleen euro 6 vrachtauto’s welkom op de Maasvlakte»?
Ja.
Klopt het dat de Maasvlakte een specifieke zone met een gesloten verklaring voor vrachtauto’s is en dat daar alleen Euro VI vrachtauto’s zonder ontheffing mogen rijden?
Ja, dat klopt. Het verkeersbesluit waarmee de zone werd ingesteld dateert uit 2012 en is van kracht geworden op 1 januari 2014. Deze Euro VI-zone maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen die het Rijk, gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam gezamenlijk hebben afgesproken bij het vaststellen van het bestemmingsplan Maasvlakte 2, zodat de luchtkwaliteit tenminste gelijk blijft. Alleen met dit pakket konden onder het bestemmingsplan Maasvlakte 2 bouwvergunningen worden afgegeven.
Welke ruimte heeft de gemeente of wegbeheerder om af te wijken van geharmoniseerde regels? Volgt in dit geval de gemeente Rotterdam hier de regels die de Tweede Kamer en Minister voor ogen hebben?
Gemeenten en overige wegbeheerders volgen in algemene zin de geharmoniseerde regels bij het inrichten van een milieuzone. De Euro VI zone op de Maasvlakte is echter een unieke situatie op basis van afspraken tussen Rijk, gemeenten en Havenbedrijf Rotterdam die al bestond ruim voordat de geharmoniseerde regels van kracht werden. Het toegangsregime op de Maasvlakte was ook tijdens de periode van het convenant vrachtverkeer1 (2006 – 2019) afwijkend van het geharmoniseerde toegangsregime van de milieuzones voor vrachtverkeer in binnensteden. Feitelijk is er met de invoering van de landelijke regelgeving op 1 januari 2020 niets veranderd in die bijzondere positie van de Maasvlakte.
De Euro VI-zone op de Maasvlakte heeft sinds de introductie een strenger toegangsregime dan de milieuzones vrachtverkeer in de binnensteden (Euro IV). Met de harmonisatie van de milieuzones is afgesproken dat de milieuzones voor vrachtverkeer in de binnensteden per 1 januari 2022 wordt aangescherpt van Euro IV naar Euro VI. Aan de bijzondere en afwijkende situatie van de Euro VI zone op de Maasvlakte, die overigens goed bekend is bij het vervoerend en verladend bedrijfsleven, zal dus per 1 januari 2022 een definitief einde komen. De gemeente Rotterdam is verzocht om vanaf dat moment ook de bebording in overeenstemming te brengen met het geharmoniseerde systeem.
Klopt het dat deze zone al sinds 2012 zo ingericht is? Hoeveel winst ter bevordering van schone lucht levert deze milieuzone op?
Het verkeersbesluit dat ten grondslag ligt aan de Euro VI-zone is sinds mei 2012 onherroepelijk en operationeel sinds 2014. Het maatregelpakket, samen me de autonome verbetering van de luchtkwaliteit, heeft ertoe geleid dat bij de actualisatie van het bestemmingsplan in 2018 is gebleken dat de verdere ontwikkeling van de Tweede Maasvlakte niet leidt tot extra overschrijdingen van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit. Uit monitoringscijfers van gemeente Rotterdam blijkt dat bijna 100% van de vrachtauto’s naar de Maasvlakte inmiddels een Euro VI vrachtauto is.
Waarom valt deze zone niet onder de landelijke regelgeving die sinds 1 januari 2020 van kracht is om alle milieuzones te harmoniseren? Als deze zone wel onder de nieuwe regels valt, bent u dan van plan in te grijpen op de Maasvlakte? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Ladingen afgekeurd wegens inklimmers' |
|
Remco Dijkstra (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel getiteld «Ladingen afgekeurd wegens inklimmers»?1
Ja.
Is er een indicatie van de schade die wordt geleden door de transportsector door de afgekeurde ladingen vanwege inklimmers? Wie is er aansprakelijk voor de geleden schade?
De overheid heeft geen inzicht in de omvang van de schade die wordt geleden in de transportsector door het afkeuren van ladingen vanwege inklimmers. Ook Transport en Logistiek Nederland (TLN) heeft geen inzicht in de exacte omvang hiervan. De aansprakelijkheid van partijen is geregeld in hun vervoersovereenkomst. De vraag wie aansprakelijk is, kan daarom niet in algemene zin worden beantwoord. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval.
Hoeveel afgekeurde ladingen zijn er bekend bij de Koninklijke Marechaussee? Hoeveel personen zijn er in 2019 aangetroffen in ladingen van Nederlandse transporteurs?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft geen inzicht in het aantal afgekeurde ladingen van Nederlandse Transporteurs. Daarnaast houdt de KMar niet bij hoeveel inklimmers in ladingen van Nederlandse transporteurs worden aangetroffen.
Kunt u aangeven hoeveel inklimmers in de afgelopen drie jaar zijn aangetroffen, wat hun land van herkomst was, wat er gebeurt met de aangetroffen inklimmers en in hoeverre het per geval is gelukt om hen uit te zetten naar het land van herkomst?
De KMar heeft in 2019 ongeveer 910 personen aangetroffen die via een Nederlandse haven illegaal het Verenigd Koninkrijk probeerden te bereiken. In heel 2018 ging het om ongeveer 860 personen. In 2017 zijn er 910 personen aangetroffen. De top drie nationaliteiten in de afgelopen drie jaar door de KMar zijn aangetroffen zijn Albanezen, Afghanen en Vietnamezen.
In 2019 zijn circa 570 mensen aangetroffen door de Zeehavenpolitie (ZHP). De top drie aan nationaliteiten over 2019 die door de ZHP zijn aangetroffen bestaat uit Albanezen, Afghanen en Syriërs. Begin 2019 is de ZHP begonnen met het mogelijk maken van het bijhouden van registraties van inklimincidenten in het kader van het vreemdelingentoezicht. Deze registraties worden nog kwalitatief verbeterd.
Wanneer personen worden aangetroffen als zij illegaal het land proberen uit te reizen dan moeten ze Nederland onmiddellijk verlaten. Als deze personen niet vrijwillig vertrekken worden ze gedwongen uitgezet. Deze personen zullen als regel in bewaring worden geplaatst tenzij betrokkenen onmiddellijk het land kunnen verlaten. Zij krijgen ook een inreisverbod voor de Europese Unie opgelegd. Daarnaast wordt er opgetreden als er sprake is van strafbare feiten zoals het in bezit zijn van een vals paspoort, vernieling of het illegaal verblijven in andermans voertuig of op andermans terrein.
Wanneer personen met verblijfsrecht tijdens hun visumvrije termijn het land illegaal proberen uit te reizen dan eindigt daarmee hun visumvrije periode en moeten betrokkenen Nederland onmiddellijk verlaten. Als deze personen niet vrijwillig vertrekken worden zij gedwongen uitgezet. Zij zullen als regel in bewaring worden geplaatst tenzij ze onmiddellijk het land kunnen verlaten. Deze personen krijgen ook een inreisverbod opgelegd.
Wat wordt er met afgekeurde ladingen gedaan, aangezien met name voedsel en kleding worden afgekeurd na het aantreffen van inklimmers?
Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Een lading kan in verband met mogelijke gezondheidsrisico’s vernietigd worden.
Wat vindt u van het advies van Transport en Logistiek Nederland aan chauffeurs die onderweg naar de haven zijn om zo min mogelijk te stoppen? Is het wenselijk dat chauffeurs minder stoppen? Komt hiermee de verkeersveiligheid niet in het geding?
Chauffeurs dienen zich, ook volgens TLN, te houden aan de regels omtrent rij- en rusttijden voor chauffeurs, zoals neergelegd in de Europese verordening met betrekking tot rij- en rusttijden en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Deze regels zijn opgesteld mede met het oog op de verkeersveiligheid. Het advies heeft in die zin dan ook geen gevolgen voor de verkeersveiligheid.
Is iedere chauffeur in het bezit van de voertuigenchecklist van de Border Force van het Verenigd Koninkrijk, een zogeheten Code of Practice, met eisen voor chauffeurs die naar het Verenigd Koninkrijk afreizen? Is het verplicht om deze checklist ingevuld te overhandigen bij binnenkomst in het Verenigd Koninkrijk?
De Code of Practice is voor werkgevers en chauffeurs beschikbaar op de website van de Britse Border Force. Werkgevers en chauffeurs hebben hier (online) toegang toe. Het overhandigen van de checklist is geen formele voorwaarde bij binnenkomst in het Verenigd Koninkrijk. Wanneer echter inklimmers gevonden worden, heeft het niet invullen van de checklist invloed op (de hoogte van) de bestuurlijke boete die kan worden opgelegd door de Britse autoriteiten.
Welke maatregelen zijn er in 2016 genomen toen de grenscontroles werden aangescherpt door het toenemende aantal inklimmers? Zijn er in de tussentijd maatregelen bij gekomen gezien het feit dat de aantallen weer beginnen te stijgen? Bent u van plan meer maatregelen in te gaan voeren?
Naar aanleiding van de piek in 2016 zijn de controles op het detecteren van inklimmers die de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk willen maken verscherpt. In dat verband zijn er extra migratiehonden ingezet die de KMar en de Zeehavenpolitie bij de controles ondersteunen. Daarnaast wordt bij de grenscontroles meer gebruik gemaakt van technologische instrumenten zoals CO2-meters (zgn. warmtedetectie meters) en de inzet van een helikopter.
Verder zijn voor de uitvoeringsorganisaties (KMar, ZHP en AVIM) verschillende handelingskaders opgesteld op het terrein van de handhaving van de vreemdelingenwet alsmede een handhaving van de strafwetgeving.
Ook wordt nauw samengewerkt met de rederijen en de exploitanten van de maritieme grensdoorlaatposten en is de infrastructuur op sommige locatie aangepast, zoals het verhogen van het hekwerk in Hoek van Holland.
Voor de aanpak van het inklimmersvraagstuk heeft Nederland met België en het VK specifieke Memorandum of Understanding (MoU) afgesloten waarin verschillende activiteiten zijn benoemd om de inklimmersproblematiek tegen te gaan. Het betreft onder andere maatregelen voor het kunnen delen van informatie over mogelijke modus operandi, trends, gebruik van technologische detectiemateriaal en best practices.
Verder wordt dit moment samen met de uitvoeringsorganisaties verkend welke extra maatregelen ingevoerd moeten worden, zoals bijvoorbeeld de inzet van nog meer migratiehonden.
Kunt u aangeven welke gegevens u heeft over de mate waarin mensensmokkelnetwerken schuil gaan achter het probleem van de inklimmers en wat u er, ook in samenwerking met andere landen, aan doet om deze (ook via de gegevens van de aangetroffen inklimmers) op te rollen en te straffen?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt uitgegaan van de definitie van «inklimmer»: een persoon die een transportmiddel gebruikt om heimelijk en wederrechtelijk Nederland in, uit of door te reizen. Er wordt geen registratie bijgehouden van het aantal mensensmokkelonderzoeken waarbij specifiek door middel van «inklimmen» wederrechtelijk de grens is over gegaan. Wel worden in Nederland jaarlijks (enkele) tientallen onderzoeken naar mensensmokkel verricht n.a.v. het aantreffen van illegale vreemdelingen in voertuigen. In deze onderzoeken vindt regelmatig samenwerking plaats met andere Europese landen, onder meer gericht op de ontmanteling van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met mensensmokkel.
Indien bij het aantreffen van inklimmers concrete signalen van mensensmokkel aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van beschadigingen, wordt een opsporingsinspanning verricht. Deze strafrechtelijke aanpak van de inklimproblematiek is gericht op het verbeteren van de informatiepositie en is bedoeld om zicht te krijgen op eventuele mensensmokkelaars en/of mensensmokkelnetwerken die het inklimmen hebben gefaciliteerd en om die reden strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Daarnaast leiden (gezamenlijke) controleacties niet alleen tot operationele resultaten, maar gaat daarvan ook een preventieve werking uit.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het niet handhaven van het verbod op slapen in de vrachtwagen |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Truckers kamperen gewoon in hun vrachtwagen, ondanks verbod»?1 En op de FNV-film over uitbuiting bij de Europese wegtransporten van de automotive industrie?2
Ik heb kennisgenomen van zowel het bericht als de film. Hierin wordt de suggestie gewekt dat chauffeurs op grote schaal onvoldoende rust kunnen genieten en dat het beleid van de ILT daar mede debet aan is. De ILT herkent dit beeld niet. De ILT handhaaft structureel de regels voor arbeids-, rij- en rusttijden, waaronder de regel dat de normale wekelijkse rust niet mag worden genoten in het voertuig.
Voelt u na het zien van deze film ook het ongemak dat deze slechte arbeidsomstandigheden van vrachtwagenchauffeurs nog steeds in Nederland plaatsvinden? Vindt u het ook ongewenst dat het verbod op slapen in de cabine niet of nauwelijks wordt gehandhaafd? Hoe verhoudt dit zich met de aangenomen motie-Jasper van Dijk c.s.3, waarin werd opgeroepen structureel te handhaven?
De ILT handhaaft sinds februari 2018 structureel het verbod op het doorbrengen van de normale wekelijkse rust in de vrachtwagen, ook ten behoeve van de arbeidsomstandigheden van chauffeurs. Inspecteurs controleren op parkeerplaatsen langs snelwegen waar de kans het grootst is op het aantreffen van chauffeurs die ten onrechte hun normale wekelijkse rust in de cabine doorbrengen en waar de kans op overlast groot is.
Op parkeerplaatsen staan echter ook veel vrachtwagenchauffeurs die daar hun dagelijkse of verkorte wekelijkse rust doorbrengen. Dit is toegestaan; alleen de normale wekelijkse rust van minimaal 45 uur mag niet in de cabine worden doorgebracht. Daardoor is het effect van deze handhaving op het aantal chauffeurs dat op een parkeerplaats slaapt beperkt.
Hoeveel inspecties hebben er de afgelopen tijd plaatsgevonden? Hoeveel boetes zijn er tot op heden uitgedeeld? En hoeveel boetes zijn er tot nu toe daadwerkelijk betaald?
Vanaf februari 2018 tot en met de eerste week van december 2019 hebben 881 controles plaatsgevonden op parkeerplaatsen. Voor het niet naleven van de weekendrust zijn tot nu toe 153 (x 1.500 = 229.500) boetes opgelegd door de ILT. Daarvan zijn er momenteel 99 (x 1.500 = 148.500) betaald. In twee zaken zijn betalingsregelingen getroffen. Van andere lopende zaken is de betalingstermijn nog niet verstreken.
In totaal zijn in deze periode 238 boeterapporten opgemaakt door de ILT. Het uiteindelijke aantal opgelegde boetes door Bureau Bestuurlijke Boete (BBB) ligt lager omdat (a) een deel van de boeterapporten nog in behandeling zijn, (b) een deel van de opgemaakte boeterapporten twee overtredingen betreft (bij dubbele bemanning), (c) BBB soms afziet van het opleggen van een boete en (d) het bezwaar tegen de opgelegde boete soms gegrond wordt verklaard. In de gevallen onder (c) en (d) was er sprake van een rust < 45 uur of bleek de rust niet juist berekend.
Hoe kan het zo zijn dat bij een inval bij een grote transportondernemer fraude door de ILT geconstateerd wordt en bovendien chauffeurs worden gedwongen om illegaal weken in hun cabines te leven, maar er vervolgens niet door de ILT wordt gehandhaafd?
De ILT handhaaft wel degelijk. Sinds februari 2018 voert de ILT structureel controles uit op het doorbrengen van de weekendrust in de vrachtwagen. Op dit moment loopt er een bestuursrechtelijk en strafrechtelijk onderzoek naar bedoelde transportondernemer. Over de inhoud van die onderzoeken doe ik daarom nu geen uitspraken.
Hoe gaat u de pakkans vergroten? Welke aanvullende en effectieve maatregelen gaat u nemen, opdat het verbod op slapen in de cabine daadwerkelijk wordt gehandhaafd?
De ILT dient vast te stellen dat de complete wekelijkse rust van minimaal 45 uur in de cabine is doorgebracht alvorens een boete voor overtreding van dit verbod te kunnen opleggen. De bewijsvoering en daarmee de handhaving is hierdoor gecompliceerd.
Bewijs is alleen mogelijk als op heterdaad is vastgesteld dat minimaal 45 uur rust in het voertuig is doorgebracht.
Ik zie op dit moment geen kans om met de huidige beschikbare middelen de pakkans te vergroten. De ILT verkent de mogelijkheden om het probleem samen met andere partijen aan te pakken.
Waarom vordert de ILT geen staking van de arbeid, net als bij overige overtredingen van de rij- en rusttijden? Bent u bereid om een vrachtwagen, minimaal 45 uur, aan de ketting te leggen om ervoor te zorgen dat een chauffeur voldoende uitgerust op weg kan?
Een bevel tot staken van arbeid kan worden opgelegd als een chauffeur op dat moment arbeid verricht terwijl hij of zij niet voldoende of niet op tijd heeft gerust.
Wanneer een chauffeur de normale wekelijkse rust in de cabine doorbrengt, is dat weliswaar een overtreding van de regel dat die rust buiten het voertuig moet worden genoten, maar hij of zij verricht op dat moment geen arbeid. Een bevel tot staken van arbeid kan dan niet worden opgelegd.
De wetgeving voorziet ook niet in de bevoegdheid om voertuigen aan de ketting te leggen, noch om chauffeurs te dwingen naar bijvoorbeeld een hotel te rijden. Dit nog los van de praktische problemen met parkeerruimte en lading.
Hoe beoordeelt u het dat slaapcabines van het bedrijf uit de EenVandaag-uitzending ook wel door chauffeurs worden omschreven als doodskisten? Deelt u de mening dat de ILT moet controleren of cabines aan de in de rij- en rusttijdenverordening opgenomen bepaling «behoorlijke slaapfaciliteit« voldoen? In hoeverre gebeurt dit al? En bent u van mening dat als de cabines onbehoorlijk zijn er dan een verbod moet komen op slapen in deze onbehoorlijke cabines?
De ILT controleert de naleving van de bedoelde regels voor arbeids- rij- en rusttijden met name op de grote parkeerplaatsen waar vooral grote vrachtwagens staan, die zijn vervaardigd en uitgerust door de grote fabrikanten. De ervaring heeft geleerd dat die vrachtwagens slaapfaciliteiten bieden die chauffeurs als adequaat ervaren. De ILT controleert momenteel niet gericht elke individuele cabine, maar herkent het beeld van onbehoorlijke slaapfaciliteiten of zelfs doodskisten dus niet.
Om de dagelijkse rust of de verkorte wekelijkse rust in het voertuig te mogen doorbrengen, is al vereist dat de slaapfaciliteiten in dat voertuig behoorlijk zijn.
Een (nieuw) wettelijk verbod is dus niet nodig.
Bent u niet bevreesd dat door het niet handhaven van het verbod op slapen in de cabine en het versoepelen van de rij- en rusttijden de verkeersveiligheid verslechtert? Zo ja, hoe kan het dan zo zijn dat Nederland heeft ingestemd met een flexibilisering van de referentieperiode van vier weken in plaats van de huidige referentieperiode van twee weken?
De veronderstelling dat niet wordt gehandhaafd is onjuist. Het toezicht van de ILT richt zich op eerlijk en veilig wegtransport. Een deel van haar capaciteit zet de ILT in voor inspecties op de wekelijkse rust. De focus is echter vooral ook gericht op die chauffeurs die in het geheel niet rusten en/of te lang doorrijden, al dan niet door middel van manipulatie van de tachograaf. De risico’s daarvan voor de verkeersveiligheid zijn immers groot.
Op 20 december jl. heeft een meerderheid van (ambassadeurs van de) lidstaten (Coreper) positief beslist over het akkoord, dat bereikt was tussen het Voorzitterschap van de Raad en het Europees parlement over een aantal belangrijke onderdelen van het eerste Mobiliteitspakket. In dit akkoord blijft de huidige regel voor het nemen van een verkorte wekelijkse rust elke tweede week gelden, maar er wordt enige flexibiliteit ingebouwd voor internationaal transport: onder bepaalde voorwaarden mogen 2 opeenvolgende verkorte wekelijkse rustperiodes achter elkaar worden doorgebracht. Het Europees parlement moet nog definitief beslissen over dit akkoord. Dat zal naar verwachting in januari 2020 plaatsvinden. Ik verwacht niet dat deze regel tot verslechtering van de verkeersveiligheid zal leiden.
Bent u, ten gunste van de verkeersveiligheid en de gezondheid van de chauffeur, bereid om alsnog bij uw Europese vakcollega’s te pleiten voor de referentieperiode van twee weken?
Zie vraag 8.
De berichten ‘Taxirijden op Schiphol, in ruil voor een envelop vol cash’ en ‘SchipholTaxi verliest kort geding tegen NRC’ |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Taxirijden op Schiphol, in ruil voor een envelop vol cash»1 en «SchipholTaxi verliest kort geding tegen NRC»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het hier zeer zorgelijke berichten betreft?
Ja, de berichten waren aanleiding voor het Ministerie van Financiën als aandeelhouder om Schiphol om toelichting te vragen. Dit is gebruikelijk bij dergelijke mediaberichten.
Klopt het dat chauffeurs eerder hun beklag hebben gedaan over de in het artikel beschreven situatie bij verschillende instanties, waaronder ook Schiphol? Zo ja, kunt u aangeven wat er met deze klachten is gebeurd?
Schiphol geeft aan dat het heeft gesproken met de betreffende concessiehouders over eerdere aantijgingen die betrekking hebben op vermeende misstanden. Die aantijgingen zijn door de concessiehouders onderzocht. Volgens Schiphol volgden uit dat onderzoek geen aanwijzingen van ontoelaatbare zaken.
Wordt er intern dan wel extern onderzoek gedaan naar de genoemde misstanden? Zo ja, is er zicht op eventuele gevolgen voor de betrokken partijen? En wat zijn de te nemen stappen om de situatie recht te trekken?
Schiphol heeft als luchthaven de wettelijke verplichting het landzijdig verkeer op de luchthaven in goede banen te leiden. De directie is verantwoordelijk voor het dagelijkse bestuur van Schiphol, waaronder het verlenen van concessies aan taxibedrijven op de luchthaven. Het is daarom in eerste instantie aan Schiphol om deze kwestie te adresseren. Schiphol heeft aangegeven deze zaak zeer serieus te nemen en is direct een onderzoek gestart. Daarbij is niet alleen gekeken naar de gevallen die genoemd zijn in het NRC-artikel, maar ook naar de aanbestedingsprocedure en concessieverlening in 2014. Ook heeft Schiphol contact gehad met onder meer de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie. De Koninklijke Marechaussee voert overleg met het Openbaar Ministerie Noord-Holland over deze casus. In overleg met het Openbaar Ministerie Noord-Holland bekijkt de Koninklijke Marechaussee of er op basis van de nieuwe informatie een oriënterend onderzoek gestart dient te worden.
Het is goed en belangrijk dat Schiphol direct een onderzoek gestart is. Het is verder aan de handhavingsinstanties om op te treden mochten zij daar aanleiding toe zien.
Bent u op de hoogte van het proces rond de concessieverlening voor taxivervoer op Schiphol, gezien de suggestie in de berichtgeving dat er sprake is van mogelijke misstanden binnen Schiphol, ook rondom de concessieverlening?
Zie antwoord vraag 4.
Betreft het hier naar uw mening gegronde twijfel over dit proces, gezien de vraagtekens die verschillende partijen zetten bij het proces rondom de concessieverlening voor taxivervoer rondom Schiphol? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Had Schiphol voorafgaand aan de berichtgeving door de NRC maatregelen getroffen om belangenverstrengeling te minimaliseren? En zijn er naar aanleiding van de berichtgeving door de NRC aanvullende maatregelen getroffen om dergelijke toestanden te voorkomen?
Schiphol geeft aan dat belangenverstrengeling een belangrijk onderwerp voor de onderneming is en dat Schiphol het voorkomen hiervan borgt in haar bedrijfsprocessen. Zo valt het inkoopproces onder de controle van een Tendercommissie, waarin werknemers van zowel de inkoop- als de juridische afdeling zijn vertegenwoordigd. Daarnaast controleert Schiphol de taxibedrijven en taxichauffeurs in de concessie onder meer door gebruik te maken van een zogenaamd «Mystery Guest» onderzoek. Dat zal Schiphol blijven doen.
Uit het onderzoek van Schiphol is gebleken dat binnen het taxiconcessiesysteem en de verlenging hiervan geen onregelmatigheden zijn vastgesteld. Het inkoopproces is nauwkeurig gevolgd en ook binnen de Stichting Taxi Controle is niet van misstanden gebleken.
Deelt u de mening dat gedegen onderzoek naar de in het artikel genoemde praktijken hier noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Onderzoek: omrijden taxi en te veel rekenen is schering en inslag' |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de resultaten uit de Taximonitor 2018 van de Amsterdamse taximarkt?1
Ja.
Hoe verhouden de resultaten zich tot de landelijke kwaliteit van de taxibranche, opgesplitst in opstap- en bestelmarkt?
Er zijn op landelijk niveau geen vergelijkbare cijfers beschikbaar over de kwaliteit van het taxivervoer. Vanwege de sterke lokale verschillen op de straattaximarkt zouden resultaten van een landelijk panel- en mystery guest-onderzoek niet tot betekenisvolle landelijke cijfers leiden.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat er in bijna 40% van de ritten, gemaakt door een mysteryguest, sprake is van grote overtredingen?
De gemeente Amsterdam heeft mij laten weten dat de ritten met mystery guestsvooral zijn gereden vanaf standplaatsen waarover bij de gemeente klachten zijn ingediend. De bevindingen zijn daarmee niet representatief voor de Amsterdamse opstapmarkt, laat staan de gehele taximarkt. Dit laat onverlet dat overtredingen nooit acceptabel zijn.
Deelt u de conclusie dat de problemen zich vooral in de opstapmarkt voordoen? Wat is volgens u hier de oorzaak?
De ritten met mystery guests zijn uitsluitend uitgevoerd vanaf standplaatsen en dus op de opstapmarkt. Om die reden kan uit de resultaten van die ritten niet geconcludeerd worden dat de problemen zich vooral op dat deel van de markt voordoen.
Deelt u de conclusie van het rapport dat de kwaliteit van de taximarkt structureel onder druk staat?
De resultaten van de ruim 200 ritten met mystery guests op de opstapmarkt in de gemeente Amsterdam laten zich niet zonder meer vertalen naar een landelijk beeld op de gehele taximarkt (zie ook het antwoord op vraag 3). Dit temeer gelet op het unieke karakter van de Amsterdamse taximarkt. Dat laat onverlet dat op landelijk en lokaal niveau – maar vooral vanuit de branche zelf – blijvende aandacht nodig is voor de kwaliteit van het taxivervoer.
Wat is er volgens u nodig om de kwaliteit van de taxibranche weer naar een acceptabel niveau te krijgen?
Daar gelaten welke conclusies uit de Taximonitor 2018 van de gemeente Amsterdam kunnen worden getrokken, is het in eerste instantie aan de branche zelf om taxivervoer van goede kwaliteit aan te bieden, afgedwongen door de tucht van de markt. De landelijke regels borgen daarbij de basiskwaliteit voor de reiziger. Ik vind het van belang dat vervolgens op lokaal niveau en afhankelijk van de specifieke lokale problematiek gerichte maatregelen worden getroffen. Op de opstapmarkt kan primair worden ingezet op het vergroten van de prikkels voor aanbieders om zich in positieve zin te onderscheiden van concurrenten. Om gemeenten hierbij te ondersteunen, breng ik op dit moment met de gemeenten in kaart welke gemeentelijke bevoegdheden en best practices ingezet kunnen worden. Ook zie ik samen met gemeenten een meerwaarde in versterking van de handhaving op de taximarkt door enerzijds betere samenwerking tussen lokale en landelijke handhavingsinstanties en anderzijds betere uitwisseling van gegevens die voor de handhaving relevant zijn tussen deze instanties. Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 19 september 2019 (Kamerstuk 31 521, nr. 116) heeft aangegeven, wordt uw Kamer in de eerste helft van 2020 over de voortgang hiervan geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat het niet langer van deze tijd is dat de toegelaten taxi organisatie (TTO) voorrang krijgt op andere taxi’s, aangezien de andere taxi’s dus beter scoren op alle punten uit dit onderzoek?
Er is geen sprake van voorrang van TTO-taxi’s ten opzichte van andere taxi’s. Voor al het taxivervoer gelden dezelfde landelijke regels. Gemeenten kunnen – gelet op de kwaliteitsproblemen die samenhangen met de specifieke kenmerken van dat deel van de markt – aanvullende kwaliteitseisen stellen aan het taxivervoer op de opstapmarkt. Vier gemeenten hebben daarbij groepsvorming met TTO’s verplicht gesteld. Alleen aanbieders die aan de aanvullende kwaliteitseisen voldoen, mogen taxivervoer aanbieden op de opstapmarkt en dus klanten oppikken op een standplaats of na aanhouding op straat. Juist omdat de aanvullende kwaliteitseisen niet gelden op de bestelmarkt worden aanbieders gestimuleerd om diensten aan te (gaan) bieden op dat deel van de markt. Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 30 augustus 2018 (Kamerstuk 31 521, nr. 105) heeft aangegeven, is de transitie naar de bestelmarkt vanuit reizigersperspectief een wenselijke ontwikkeling.
Luchtvracht en de afgifte van luchtvaartrechten |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de import van grote hoeveelheden bloemen vanuit Kenia die naar de Nederlandse bloemenveiling gaan en daar na verwerking hun weg vinden naar de Europese consument?
Ja.
Wat is de omvang hiervan in omzet, medewerkers en aantallen? Hoe belangrijk is deze import voor onze economie? Voor welk deel is de sector afhankelijk van aanvoer uit Afrikaanse landen?
Om inzicht te krijgen in de economische betekenis van luchtvracht op Schiphol heb ik twee onderzoeken over luchtvracht laten uitvoeren en aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 936, nr. 701). Uit het onderzoek «Economische betekenis luchtvracht Schiphol (Decisio, juli 2019) blijkt dat het aandeel van bloemen circa 20% is van alle luchtvaartproducten die Nederland binnenkomen en dat de import van bloemen uit Afrika met name plaatsvindt met volledige vrachttoestellen vanuit Kenia en Ethiopië en in kleinere mate Zuid-Amerika (Decisio rapport, p. 46–47). Ik heb geen specifieke gegevens tot mijn beschikking over de omzet, medewerkers en aantallen gerelateerd aan de import van bloemen uit Kenia.
Bent u ervan op de hoogte dat bijvoorbeeld Saudia Airways momenteel negen keer per week met een B747-vrachtvliegtuig ons land aandoet om deze lading af te leveren, maar dat deze vluchten van Nairobi eerst via hun thuisland gaan met een tussenstop in Jeddah?
Ja.
Waarom kan deze vracht met waardevolle en bederfelijke projecten niet rechtstreeks naar Nederland worden gevlogen? Welke freedom rights zijn hier van toepassing en welke daarvan zorgen voor deze beperking?
De huidige bilaterale afspraken tussen Nederland en Saoedi Arabië staan rechtstreekse vluchten van aangewezen luchtvaartmaatschappijen tussen beide landen toe, te weten 6 frequenties met derde en vierde vrijheid voor elk land welke inzetbaar zijn voor passage en/of vracht, maar geen vijfde vrijheidsrechten om op tussengelegen punten vracht te laden of te lossen. Zonder deze rechten is een door Saudi Arabië onder het luchtvaartverdrag aangewezen luchtvaartmaatschappij verplicht om na het opnemen van vracht in bijv. Kenia eerst terug te vliegen naar het eigen land om van daaruit de vracht naar Nederland te vervoeren.
Welke afweging is gemaakt als het gaat om freedom rights? Door wie? En waarom zijn er beperkingen in het vervoer tussen landen en direct vervoer door derden? Speelt de EU hier een rol, of bepalen we dit als Nederland zelf?
Luchtvaartverdragen en de daaruit voortvloeiende wederzijdse vervoersrechten worden tijdens bilaterale onderhandelingen overeengekomen door mijn ministerie. Daarbij worden de belangen van de verschillende partijen in de Nederlandse luchtvaartsector zoals luchtvaartmaatschappij(en), luchthaven(s), verladers, consumenten, etc. tegen elkaar afgewogen.
Het luchtvaartverdrag tussen Nederland en Saoedi Arabië dateert uit 1985 en is sindsdien op meerdere momenten aangepast en/of uitgebreid via schriftelijke overeenkomsten tussen mijn ministerie en de luchtvaartautoriteiten van Saoedi Arabië. Daarbij zijn geen «vijfde vrijheidsrechten» overeengekomen. Onder het verdrag gelden uitsluitend derde en vierde vrijheidsrechten hetgeen betekent dat door Nederland of Saoedi Arabië aangewezen luchtvaartmaatschappijen luchtvracht en passagiers mogen vervoeren tussen de grondgebieden van beide landen.
Bij bilaterale onderhandelingen en verdragen is de rol van de EU beperkt tot enkele gebieden die geheel of gedeeltelijk tot haar competentie horen. Het gaat daarbij onder meer om bepalingen inzake eigendom- en zeggenschap van de luchtvaartmaatschappijen die Nederland kan aanwijzen onder het verdrag, luchtvaartveiligheid en mededinging. In dat kader beoordeelt de EU hooguit of voldaan is aan de verplichting tot het opnemen van de in dat verband verplichte «EU-clausules» in een nieuw bilateraal verdrag. De Europese Commissie kan echter de lidstaten om een onderhandelingsmandaat vragen om over een EU-breed luchtvaartakkoord te onderhandelen. In dat geval maken verkeersrechten ook onderdeel uit van het onderhandelingsmandaat.
Wat zijn de Nederlandse belangen in de luchtvracht die bescherming verdienen en waarom? Vliegt KLM Cargo ook bloemen tussen Afrika en Nederland? Zou zij een groter deel van deze vracht op zich kunnen nemen, of is dat een kwestie van bedrijfsvoering en (open) concurrentie? Welke luchtvaartmaatschappijen vliegen nog meer met bloemen (of kruiden en groenten)? Heeft u er hierbij weet van of dat via directe routes of via omwegen plaatsvindt? Maakt het veel uit voor de prijzen van bloemen als ze rechtstreeks of via een omweg komen?
Het is in het belang van de luchtvrachtsector in Nederland dat «full freighter» vrachtcapaciteit behouden blijft opdat een luchtvaartmaatschappij zoals de KLM zich als een «full service operator» kan blijven aanbieden. Daarnaast is het ook voor Schiphol van groot belang dat er naast de zgn. «belly freight» ook «full freighter» capaciteit van en naar de luchthaven aangeboden kan worden omdat verladers en integrators een flexibele keuzemogelijkheid nodig hebben tussen beide.
Naast maatschappijen uit andere landen, is KLM Cargo een actieve aanbieder van capaciteit op de bloemenmarkt vanuit Afrika naar Nederland. Of KLM meer capaciteit zou willen of kunnen aanbieden is in eerste instantie een afweging van het bedrijf zelf. Het aantal maatschappijen dat bloemen vervoert tussen Afrika en Nederland varieert, maar KLM Cargo en Saudia Cargo spelen hierin een grote rol waarbij KLM Cargo het concurrentievoordeel heeft dat het rechtstreeks naar Amsterdam kan vliegen en daarmee een aantrekkelijker product kan aanbieden dan Saudia Cargo.
Is het moeten omvliegen niet kwetsbaar? Want wat betekent het als een ander EU-land wel afspraken zou maken voor directe verbindingen tussen leveranciers en toegang tot de eindmarkt? Wat als partijen in een ander EU-land soortgelijke diensten als onze bloemenveilingen zouden kunnen gaan leveren? Of is de toegevoegde waarde door Nederlandse partijen in de florasector voldoende robuust? Hoe waarborgen we een goede logistieke aanvoer via luchtvracht, groei van omzet en behoud van banen?
Of omvliegen via het thuisland een significant effect heeft op de uiteindelijke marktwaarde van de bloemen is afhankelijk van vele factoren zoals o.a. de kostenstructuur van de betreffende luchtvaartmaatschappij en het effect van het omvliegen op de kwaliteit en houdbaarheid van de bloemen.
Het staat elk EU-land vrij om zijn eigen bilaterale luchtvaartafspraken te maken waarin rechtstreeks vervoer tussen een ander land en het eigen land mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast is het voor elk EU-land mogelijk om vijfde vrijheidsafspraken te maken met derde landen waarbij het voor de onder het verdrag aangewezen luchtvaartmaatschappijen mogelijk wordt om luchtvracht (bijvoorbeeld bestaand uit bloemen) in Nederland te laden of te lossen. Daarbij geldt dan wel de voorwaarde dat Nederland daarmee heeft ingestemd in haar luchtvaartpolitieke afspraken met de desbetreffende landen. Indien lading in het buitenland wordt gelost die bestemd is voor Nederland moet vervoer over de weg of via het water plaatsvinden naar de Nederlandse veilingen hetgeen de kwaliteit en houdbaarheid van producten zoals bloemen of groenten negatief beïnvloedt. Daarmee wordt een dergelijke logistieke constructie minder aantrekkelijk dan een rechtstreekse verbinding naar Amsterdam.
Op dit moment vindt dergelijk vervoer van bloemen al plaats via onder meer de luchthavens van Luik en Frankfurt. Ik heb geen aanwijzingen dat een ander EU-land van plan is de grote investeringen te doen om te kunnen concurreren met de Nederlandse (bloemen-) veiling.
Om de vereiste hoogkwalitatieve logistieke aanvoer via luchtvracht in Nederland te behouden, moet er voldoende capaciteit beschikbaar blijven op de Nederlandse luchthavens om bestaande vrachtstromen te behouden en/of nieuwe vracht te accommoderen.
Welke ontwikkelingen ziet u verder die relevant zijn?
In de toekomst zou het internet via bijv. e-veilingen een grote verandering in de huidige logistieke keten tussen kweker en eindconsument kunnen betekenen.