Het artikel ‘Onveilige situaties voor 2 op de 5 jonge huurders door wooncrisis: 'Mijn huisbaas weet dat ik nergens anders heen kan'’ |
|
Faissal Boulakjar (D66), Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onveilige situaties voor 2 op de 5 jonge huurders door wooncrisis: «Mijn huisbaas weet dat ik nergens anders heen kan»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat verhuurders misbruik maken van de kwetsbare positie van jonge huurders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ja, die mening deel ik. Daarom vind ik het belangrijk dat huurders beter beschermd worden en heb ik het wetsvoorstel goed verhuurderschap bij uw Kamer ingediend. Hiermee introduceer ik een landelijke basisnorm waaraan verhuurders en verhuurbemiddelaars moeten voldoen. Aanvullend hierop kunnen gemeenten een verhuurvergunning instellen met aanvullende voorwaarden in gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat. Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk voor gemeenten om harder tegen misstanden, zoals omschreven in het artikel, op te treden. Ik hoop dat dit wetsvoorstel spoedig door uw Kamer behandeld wordt.
Deelt u de mening dat, zolang de Wet goed verhuurderschap nog niet is ingevoerd, huurders die nu te maken hebben met onveilige situaties op een andere manier geholpen moeten worden? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Huurders kunnen reeds verschillende misstanden melden bij diverse instanties, zoals de Huurcommissie (huurprijsbescherming en gebreken), de politie (intimidatie) en de gemeenten (o.a. naleving bouwbesluit). Tegelijkertijd ben ik mij bewust van de drempels die huurders ervaren om hun recht te halen. Daarom maak ik het met het wetsvoorstel goed verhuurderschap mogelijk dat gemeenten uit eigen beweging kunnen handhaven in dergelijke gevallen.
Zou er tot de Wet goed verhuurderschap is ingegaan een landelijk meldpunt opengesteld kunnen worden waar huurders, anoniem, melding kunnen maken van onveilige situaties? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel goed verhuurderschap regelt dat gemeenten een meldpunt moeten instellen. Bij dit meldpunt kunnen huurders, maar ook omwonenden of andere betrokkenen (anoniem) melding maken van ongewenst verhuurgedrag. Het staat gemeenten vrij om ter voorbereiding op het wetsvoorstel goed verhuurderschap alvast een meldpunt in te richten. Een aantal gemeenten heeft al een meldpunt ingericht. Omdat ik ernaar streef het wetsvoorstel goed verhuurderschap op korte termijn in werking te laten treden, zie ik voor de tussenliggende periode geen meerwaarde in het oprichten van een landelijk meldpunt.
Kunt u er voor zorgen dat de meldingen die gedaan worden op een landelijk meldpunt dan ook opgevolgd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toezeggen dat gemeenten nu al instrumenten krijgen om achter louche verhuurders aan te gaan, vooruitlopend op de Wet goed verhuurderschap? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn reeds bevoegd om toezicht te houden en te handhaven op bouwkundige zaken zoals brandveiligheid van woningen. Daarnaast kunnen zij handhaven op zaken zoals overbewoning en verkamering via de huisvestingsverordening. Aanvullende instrumenten vereisen een wettelijke grondslag en zijn daarom opgenomen in het wetsvoorstel goed verhuurderschap.
Bent u bereid te onderzoeken welke uitbreiding van het takenpakket van de laagdrempelige Huurcommissie nodig is om de rechtspositie van jonge huurders beter te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben van mening dat de rechtspositie van kwetsbare huurders fors versterkt wordt met het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Daarnaast werk ik aan een voorstel voor het reguleren van de middenhuur. In het kader van deze regulering onderzoek ik hoe deze huurders ook voor andere geschillen, over bijvoorbeeld servicekosten, onderhoud of klachten over een gedraging van de verhuurder, toegang tot de Huurcommissie kunnen krijgen. Ook wordt momenteel de Wet verdere modernisering Huurcommissie en introductie verhuurderbijdrage geëvalueerd. De resultaten hieruit zullen gebruikt worden om het wettelijk kader van de Huurcommissie te verbeteren en daarmee huurders beter te beschermen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan uitbreiding van de mogelijkheid om hogere legeskosten op te leggen bij verhuurders die vaker in het ongelijk worden gesteld door de Huurcommissie. Ten slotte onderzoek ik hoe huurders verder ontzorgd kunnen worden, door het woningwaarderingsstelsel en de daaraan verbonden maximale huurprijzen dwingend te maken.
Bent u bereid te onderzoeken of het instellen van landelijke huurteams mogelijk is om (jonge) huurders beter te beschermen en beter te begeleiden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik zie een grote toegevoegde waarde van lokale huurteams voor huurders, omdat deze huurteams laagdrempelig zijn en een goed inzicht hebben in de lokale situatie ten aanzien van de volkshuisvesting. Juist om deze reden zie ik geen noodzaak voor een landelijk huurteam.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Blijf weg als je geen kamer hebt’ |
|
Jeanet van der Laan (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Is de Minister ervan op de hoogte dat de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam internationale studenten oproepen om niet naar Nederland te komen als zij geen huisvesting hebben?1
Ja, in de brief van 18 juli 2022 (Kamerstuk 32 847, nr. 932) van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is aangegeven dat in het kader van het landelijk actieplan studentenhuisvesting onder andere is afgesproken dat onderwijsinstellingen studenten sterk afraden om naar Nederland te komen als het niet op tijd lukt huisvesting te vinden. In deze brief is verder aangegeven dat er op dat moment bestuurlijke afspraken tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Vereniging Hogescholen en de Universiteiten van Nederland werden gemaakt die al gelden voor aankomend studiejaar. Deze bestuurlijke afspraken zijn inmiddels gemaakt en uw Kamer is hierover reeds geïnformeerd (Kamerstuk 31 288, nr. 969). Hierin is onder andere opgenomen dat op basis van de toekomstverkenning de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2023 wettelijke sturingsinstrumenten zal voorstellen aan de Tweede Kamer die de universiteiten in staat stellen de internationale aantallen studenten gericht te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in het gedrang komen. Bovendien moeten universiteiten gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen voor een beheerste en verantwoorde internationale studentenstroom, zeer terughoudend zijn met internationale wervingsactiviteiten gericht op uitbreiding tenzij zij zich bevinden in krimpregio’s en/of werven voor opleidingen die cruciaal zijn voor de tekortsectoren en frequent lokaal overleg voeren met de betrokken gemeenten en huisvesters over de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van studentenhuisvesting. Dit aangezien een aantal opleidingen en een aantal steden nu al tegen de grenzen van hun capaciteit aanloopt. In de toekomstverkenning 2023 wordt met betrekking tot de groei van het aantal (internationale) studenten huisvesting meegenomen.
Is de Minister ervan op de hoogte dat de Universiteit Maastricht ook Nederlandse studenten die aan de start van het collegejaar nog geen huisvesting hebben, adviseert om een andere universiteit te zoeken?
Ja, hier zijn wij van op de hoogte. Het tekort aan studentenhuisvesting raakt alle studenten, ook Nederlandse studenten. Toegankelijkheid van ons onderwijsstelsel is een zeer groot goed. Maar dit brengt ook dilemma’s met zich mee doordat bijvoorbeeld grenzen aan capaciteit bereikt worden, zoals onderwijscapaciteit en de capaciteit voor huisvesting. Nederlandse studenten hebben een OVreisproduct waar gebruik van gemaakt kan worden. Indien reizen met een OV-reisproduct echter geen uitkomst biedt is het niet in het belang van de student om er pas vlak voor of bij aanvang van de studie achter te komen dat er geen zicht is op huisvesting. Een waarschuwing zoals afgegeven door Universiteit Maastricht kan dan ook als billijk gezien worden. Met de universiteiten is ondertussen de afspraak gemaakt dat zij met gemeenten en huisvesters in contact zijn over vraag- en aanbodplanning van huisvesting. Elke universiteit voert daarnaast frequent lokaal overleg met de betrokken gemeentes en huisvesters over de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van studentenhuisvesting. Dit is een verantwoordelijkheid van de universiteit zelf.
Hoe ziet de Minister de verantwoordelijkheid van de instellingen bij de het realiseren van voldoende studentenhuisvesting? Deelt de Minister de mening dat het realiseren van voldoende studentenhuisvesting een gedeelde verantwoordelijkheid is van universiteiten en hogescholen en de overheid?
Studentenhuisvesting valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en gemeenten. Echter, universiteiten en hogescholen zijn zeker betrokken bij studentenhuisvesting. Het is vooral belangrijk dat hogeronderwijsinstellingen afstemmen met de gemeente over prognoses en benodigde capaciteit. In het nieuwe actieplan studentenhuisvesting dat op 7 september naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 33 104 nr. 30), worden hogeronderwijsinstellingen, studentenhuisvesters en gemeenten opgeroepen om actief met elkaar af te stemmen over de benodigde studentenhuisvesting.
Deelt de Minister de mening dat de beschikbaarheid van huisvesting niet de bepalende factor moet zijn voor het internationaliserings- of toegankelijkheidsbeleid op instellingen?
Wij delen de mening dat de beschikbaarheid van huisvesting niet de bepalende factor zou moeten zijn voor het internationaliserings- of toegankelijkheidsbeleid op instellingen. Woningnood is echter op dit moment een gegeven in onze samenleving, voor studentenhuisvesting is dit niet anders. In het nieuwe landelijke actieplan studentenhuisvesting is de realisatie van een groot aantal studentenwoningen aangekondigd. Dit zal naar verwachting bijdragen aan de mogelijkheden voor instellingen op het gebied van internationalisering en toegankelijkheid. Desalniettemin kan dit betekenen dat er op plaatsen die erg aantrekkelijk zijn, zoals bijvoorbeeld Amsterdam, uitdagingen blijven bestaan en afstemming hierop vanuit de hogeronderwijsinstelling blijft daarom essentieel.
Wat voor korte termijn maatregelen nemen instellingen voor internationale en Nederlandse studenten die aan de start van het collegejaar nog geen huisvesting hebben? Zijn er bijvoorbeeld gebouwen in het beheer van het Rijksvastgoedbedrijf geschikt om (tijdelijke) studentenhuisvesting te realiseren?
Veel hogeronderwijsinstellingen reserveren voor eerstejaars internationale studenten huisvesting bij sociale en commerciële studentenhuisvesters in de stad en regio. Omdat de vraag dit aanbod vaak overstijgt, zijn veel instellingen in gesprek met gemeenten en andere betrokkenen bij studentenhuisvesting over de prognoses voor wat betreft de instroom en de daaruit volgende benodigde realisatie van (extra) piekopvang. Hierbij worden op verschillende wijze mogelijkheden gecreëerd al naar gelang de situatie in de betreffende stad en aan de specifieke instelling. Zo zijn er instellingen die tijdelijke huisvesting realiseren op de campus, is het op een aantal plekken mogelijk voor studenten om met zijn tweeën een kamer te huren, wordt er op verschillende plekken ingezet op hospita’s en gastgezinnen (voor piekopvang maar ook voor langdurige huisvesting), en zijn er instellingen die kamers in hostels en hotels reserveren.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft rijksgebouwen in de portefeuille waarin het mogelijk is opvang te organiseren. Het realiseren van huisvesting vraagt om aanpassing van de gebouwen. Vanwege de enorme behoefte aan opvangplekken voor vluchtelingen heeft het Rijksvastgoedbedrijf onlangs gebouwen aangeboden aan het COA en de Veiligheidsregio’s. Daarnaast zijn panden aangeboden aan gemeenten om woonruimten in te realiseren. In dergelijke projecten is over het algemeen een menging van doelgroepen aan de orde, met bijvoorbeeld een derde vergunninghouders en tweederde andere doelgroepen.
Welke maatregelen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende huisvesting is voor Nederlandse en internationale studenten? Hoe vordert het Actieplan Studentenhuisvesting? Kan de Minister erop toezien dat studentenhuisvesting een belangrijk onderdeel wordt in de provinciale en regionale prestatieafspraken?
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in de recent afgesloten bestuurlijke afspraken die op 14 juli jl. naar uw Kamer verzonden zijn ook huisvesting en de beheersing van de instroom van internationale studenten meegenomen. Zie hiervoor ook het antwoord uit vraag 1. In lijn met de toekomstverkenning zal de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2023 wettelijke sturingsinstrumenten voorstellen aan de Tweede Kamer die de universiteiten in staat stellen de aantallen internationale studenten helpen te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in het gedrang komen. Op 7 september 2022 is het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting aan de Kamer aangeboden, waarin oplossingen aangedragen zijn om in de toekomst voldoende studentenhuisvesting te realiseren. Het programma Een thuis voor iedereen en de Regeling huisvesting aandachtsgroepen van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn mede gericht op de aanpak van de huisvestingsproblematiek van studenten. Zo gaan alle gemeenten integrale woonzorgvisies opstellen waarin ook de huisvestingsbehoefte van studenten wordt opgenomen. Deze woonzorgvisies leiden tot actualisering van de regionale woondeals. Via de Regeling huisvesting aandachtsgroepen kunnen gemeenten ook aanvragen indienen voor het bouwen van passende woonruimte, daar is studentenhuisvesting expliciet in meegenomen.
Is de Minister het eens dat voorrang voor studenten bij de toekenning van flexwoningen kan helpen bij het tekort aan studentenhuisvesting? Kan de Minister aangeven hoe de bouw van flexwoningen vordert? Kan de Minister aangeven of, en zo ja hoeveel, flexwoningen met voorrang aan studenten toegewezen kunnen worden? Kunnen flexwoningen op korte termijn helpen bij het tekort? Zijn er locaties in het bezit of beheer van het Rijksvastgoedbedrijf geschikt om per direct flexwoningen te realiseren?
Vanuit het Rijk wordt landelijk ingezet op het stimuleren en versnellen van het realiseren van flexwoningen. Een toename in het bouwen van flexwoningen kan voor veel doelgroepen een uitkomst bieden op gebied van huisvesting. Studenten zijn een van de doelgroepen waarvoor flexwonen een mogelijkheid biedt. Per locatie zal gekeken moeten worden voor welke doelgroep huisvesting door middel van flexwoningen het meest geschikt is. Hierin spelen verschillende factoren een rol, bijvoorbeeld aanwezige voorzieningen, behoefte van gemeente/regio en beschikbare ruimte op de locatie. Per locatie is maatwerk vereist. Het in algemene zin geven van voorrang aan studenten is om deze reden niet wenselijk.
Flexwoningen kunnen op korte termijn zeker helpen bij het verkleinen van het woningtekort, ook voor studenten. De in het Programma Woningbouw opgenomen doelstelling voor flexwoningen en transformaties, is gegeven de oorlog in Oekraïne en de crisis in de asielopvang opgehoogd van 30.000 naar 37.500 tot en met 2024. Om gemeenten, corporaties en andere partijen daarbij te ondersteunen, is een samenhangend pakket aan maatregelen getroffen, waaronder de inzet van de Taskforce Versnelling Tijdelijke Huisvesting.
Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden op locaties die in bezit of beheer zijn van het Rijksvastgoedbedrijf.
In sommige steden is er sprake van een gedeeltelijk of vrijwel volledig verkameringsverbod; kan de Minister aangeven hoe dit beleid van invloed is op de beschikbare studentenhuisvesting per stad? Kan de Minister aangeven welke instrumenten er bestaan om op het «verkameringsbeleid» van gemeenten te sturen?
Aan woningdelen en verkamering zitten twee kanten. Woningdelen kan een bijdrage leveren aan het zo doelmatig mogelijk gebruik maken van de schaarse woningvoorraad. Aan de andere kant kan het gezinnen verdringen en, afhankelijk van de schaal waarop het gebeurt, de leefbaarheid van buurten en wijken beïnvloeden. Om hier de juiste balans in te vinden heeft een gemeente de mogelijkheid om door middel van een huisvestingsverordening regels te stellen. Natuurlijk is voldoende huisvesting voor studenten van groot belang. De gemeente zelf moet de verschillende belangen in het fysieke domein en voor wat betreft de volkshuisvesting afwegen. Dat is ook de insteek van de Huisvestingswet: op lokaal niveau kan het beste bepaald worden in welke wijken welke regels nodig zijn. Wat ons betreft gaat dat echter niet ten koste van woonruimte voor de student. Studenten hebben behoefte aan voldoende woningen, maar ook aan veilig, plezierig en betaalbaar wonen. Daarom is met de betrokken partijen het landelijk actieplan studentenhuisvesting ondertekend, waarmee we ons ten doel stellen om vraag en aanbod lokaal in evenwicht te brengen. Dat gaat om nieuwbouw, maar ook om de bestaande woningvoorraad zo goed mogelijk te benutten. Verkamering is daar onderdeel van.
Is het mogelijk om in Kronenburg 2500 short stay studentenwoningen te realiseren?2 Wat is hiervoor nodig? De Minister heeft in het laatste commissiedebat «Staat van de Volkshuisvesting» aangegeven om hierover met de gemeente Amstelveen en de studentenhuisvester in gesprek te gaan. Kan de Minister toezeggen om in dit gesprek ook de mogelijkheid tot het bouwen van short stay woningen mee te nemen?
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) biedt de mogelijkheid om op locaties zoals Kronenburg shortstay-functies te realiseren, omdat door de tijdelijkheid van bewoning, namelijk een verblijf van niet langer dan 6 maanden, de gezondheidseffecten beperkt zullen zijn. Het plan voor studentenhuisvesting op Kronenburg dat door de Raad van State is vernietigd, ging echter uit van studentenwoningen waarbij de duur van de bewoning langer is dan 6 maanden. Het was daarmee geen shortstay functie. Wij begrijpen dat de gemeente graag een andere uitspraak had gehoord. Voor investeringen die de gemeente in de leefbaarheid wenst te doen, kan woningbouw immers van belang zijn en bovendien een kostendrager zijn. Momenteel vindt er ambtelijk overleg plaats tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) waarin de mogelijkheden worden verkend voor Kronenburg en andere locaties in de regio rond Schiphol, die kampen met vergelijkbare leefbaarheidsproblematiek. Hierbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden zoals shortstay.
Het bericht 'Investeringen in huurhuizen ingestort: ‘Woningbouw stil door plannen minister’’ |
|
Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Investeringen in huurhuizen ingestort: «Woningbouw stil door plannen Minister»»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel investeringen, buiten corporaties, de afgelopen tien jaar in nieuwbouw huurwoningen jaarlijks werden gedaan? Is er sprake van een toe- of afname?
Over hoeveel investeringen worden gedaan in huurwoningen zijn geen harde publieke gegevens beschikbaar. Het CBS publiceert ieder kwartaal de geschatte bouwkosten van nieuwbouw met bestemming wonen. De bouwkosten worden gesplitst in huurwoningen en koopwoningen. Ik verwijs hiervoor naar de website van het CBS, waar de recente gegevens worden gemeeld:
Hoeveel middenhuurwoningen kunnen volgens uw inschatting de maatschappelijk betrokken investeerders de komende acht jaar toevoegen aan de bouwambitie van 900.000 woningen?
In het programma betaalbaar wonen van mei 2022 is aangegeven dat van de 900.000 woningen er minimaal 40 procent betaalbare koopwoningen en middenhuur woningen moet zijn. We nemen doelstelling mee in de uitwerking van de regionale woondeals. De precieze verdeling van betaalbare koopwoningen en middenhuur woningen wordt later bezien op basis van de uitwerking van de regionale woondeals. Voor de corporatiesector geldt een bouwopgave van 50.000 middenhuurwoningen.
Hoe verklaart u de hard teruglopende beleggingen in nieuwbouwwoningen, gelet op het feit dat uit het artikel volgt dat er in het tweede kwartaal slechts voor 282 miljoen euro belegd werd in nieuwbouw, terwijl dit voorheen gemiddeld 664 miljoen euro per kwartaal was?
In de afgelopen periode is er veel onzekerheid door de naweeën van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Dit heeft zeker bijgedragen aan de terugloop met betrekking tot de investeringen in het tweede kwartaal. Tevens geven marktpartijen aan dat de onzekerheid over de regulering van de middenhuur hierbij meespeelt. Ik werk aan de vaststelling van de regulering middenhuur waar ik in het najaar meer duidelijkheid over wil geven (zie ook het antwoord op vraag 5 en 8).
Verwacht u verdere terughoudendheid met investeringen in nieuwbouw middenhuurwoningen na invoering van de aangekondigde regulering, toenemende bouwvereisten en almaar stijgende bouwkosten? Zo ja, hoe gaat u dat ondervangen? Zo nee, waarom verwacht u dat niet?
Ik zie momenteel verschillende onzekerheden in de markt. In hoeverre beleggers daarop anticiperen door meer of minder terughoudend te zijn, kan ik niet voorspellen. Zoals ik in de volgende alinea’s schets, neem ik meerdere maatregelen om de problemen op de woningmarkt aan te pakken. Daarbij is mijn inzet om de onzekerheden waar ik invloed op heb samen met de markt te ondervangen en daarvoor probeer ik duidelijkheid te scheppen, zodat partijen met voldoende vertrouwen blijven investeren in de nieuwbouw van middenhuurwoningen.
Ten aanzien van mijn voornemen uit het programma betaalbaar wonen om de middenhuur te reguleren ben ik met verschillende partijen, waaronder marktpartijen in gesprek. Een van de punten die ik van marktpartijen hoor is dat zij, gegeven het feit dat de contouren van de regulering nog niet duidelijk zijn, geremd worden in hun investeringen in nieuwbouwprojecten. Zoals eerder aangekondigd, wil ik in het najaar de contouren van de regulering publiceren. Voor die tijd ga ik in gesprek met marktpartijen om te horen aan welke duidelijkheid zij behoefte hebben en of die op korte termijn weggenomen kan worden.
De bouwkosten zijn mede door de stijgende materiaal- en energiekosten opgelopen. Als reactie hierop is Intentieverklaring «Samen doorbouwen in onzekere tijden» gezamenlijk opgesteld. Daarin hebben partijen naar elkaar uitgesproken om ervoor te zorgen dat er ook ten tijde van onzekerheden en stijgende bouwkosten kan worden doorgebouwd.
Het is belangrijk dat we nu en in de toekomst fijn kunnen wonen, werken en leven. Om dat te realiseren worden eisen aan de woningen gesteld. Waar deze eisen knellen in de realisatie, voor het tempo of door hoge kosten, zal een afweging plaatsvinden.
Met de verschillende programma’s waaronder het programma woningbouw en het programma betaalbaar wonen is zoals gewenst de regie toegenomen. Ik voer regie door afspraken te maken met de provincies. De provincies hebben in aanloop naar de wederkerige afspraken een indicatief bod gedaan.
Tevens zijn er in het regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld voor woningbouw, betaalbaarheid en mobiliteit. Met de Woningbouwimpuls (Wbi) zorgen we voor het sneller bouwen van meer betaalbare woningen. Hiervoor is 1,25 miljard beschikbaar, waarvoor we een bijdrage leveren aan de bouw van circa 200.000 woningen.
Daarnaast is er voor de ontsluiting van nieuwe woningen in de inmiddels 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties en daarbuiten in totaal 7,5 miljard beschikbaar. Voor de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties is tevens 500 miljoen gebiedsbudget beschikbaar. Het streven is om in BO MIRT in het najaar van 2022 hierover afspraken te maken.
Deelt u de mening dat niet alleen woningcorporaties een bijdrage voor huurwoningen moeten leveren aan de woningbouwopgave, maar dat juist ook maatschappelijk betrokken partijen (zoals pensioenfondsen en andere beleggers), die op dit moment veel huurwoningen onder de 1.000 euro verhuren, aangehaakt moeten blijven bij het realiseren van nieuwe (huur)woningen?
De woningbouw opgave is heel groot en urgent, daarom hebben we alle partijen nodig om gezamenlijk er voor te zorgen dat er voldoende (betaalbare) woningen worden gerealiseerd. Ik zie hierin zowel een rol voor de woningcorporaties maar ook voor de (maatschappelijke) pensioenfondsen en beleggers. In de verschillende programma’s heb ik benoemd dat marktpartijen een bijdrage behoren te leveren. Van de 900.000 woningen wil ik dat er 350.000 betaalbare koopwoningen en middenhuurwoningen bij komen, ook te bouwen door marktpartijen.
Kunt u uiteenzetten hoe u de komende tijd ervoor gaat zorgen dat de terughoudendheid van deze maatschappelijk betrokken investeerders niet resulteert in nog minder investeringen in nieuwbouwwoningen vanwege de onzekerheid rondom de huurregulering?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 ben ik momenteel met marktpartijen in overleg. Een belangrijk punt in die gesprekken is de vraag – vooruitlopend op het feit dat ik in het najaar de contouren van de regulering aan uw Kamer wil aanbieden – aan welke duidelijkheid marktpijen behoefte hebben. Dit vanuit de gedachte dat deze investeerders een belangrijke partij zijn in het ontwikkelen van middenhuurwoningen.
Wanneer kunt u zekerheid geven over de in te voeren regulering van huren? Kun u toezeggen deze regulering in het derde kwartaal met de Tweede Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment werk ik aan de vormgeving van de regulering van middenhuur. Ik zie het van groot belang dat de regulering zorgt voor zowel meer betaalbare middenhuur woningen, als dat het voor marktpartijen interessant blijft om te investeren in middenhuurwoningen. Het is zoeken naar een goede balans tussen deze twee elementen. Daar komt bovenop dat de regulering ook juridisch houdbaar moet zijn. Dit alles vergt een goede onderbouwing en inzicht in de mogelijke effecten van regulering. Derhalve heb ik in het programma betaalbaar wonen aangegeven dat ik de contouren van de regulering in het najaar aan uw Kamer zal aanbieden.
De afgelopen periode hebben we met lokale belanghebbenden in een drietal gemeenten (Utrecht, Zwolle en Doetinchem) inzichten opgehaald hoe regulering specifiek en lokaal uitwerkt (de zogenoemde botsproeven). Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de afronding hiervan. De resultaten van de botsproeven worden gelijktijdig met de contouren van de regulering aan uw Kamer aangeboden. Om goed inzicht te krijgen in wat de effecten van regulering op het aanbod zijn, is ook nader onderzoek nodig. Derhalve heb ik een aantal aanvullende onderzoeken uitgezet die mij dit inzicht moeten geven. Het betreft dan onder meer een vervolgstudie op de botsproeven, een onderzoek waarbij we de samenhang tussen de verschillende maatregelen die effect hebben op beleggers in beeld brengen en een onderzoek naar mogelijke aanpassingen van het WWS (zie ook het antwoord op vraag 11).
Deelt u de mening dat er voldoende ruimte in huurprijzen moet blijven, zodat investeringen in nieuwbouw huurwoningen lonend zijn? Overweegt u om onderscheid te maken in de manier van reguleren voor verschillende investeerders in nieuwbouw middenhuurwoningen?
Zoals ik in het programma betaalbaar wonen schets is het zoeken naar de juiste balans bij de vormgeving van de huurprijsbescherming. Hoe verder de regulering gaat, hoe meer de betaalbaarheid verbetert op de korte termijn, omdat er dan minder ruimte is voor dure huur. Tegelijkertijd zet verdere regulering de investeringsmogelijkheden en -bereidheid in de bouw van huurwoningen meer onder druk. Als investeerders door de regulering niet meer bereid zijn om te investeren in (de bouw van) middenhuurwoningen, zal er op de lange termijn weinig aanbod aan middenhuurwoningen zijn, waardoor veel mensen met middeninkomens nog steeds geen passende woning kunnen vinden. Middels de botsproeven en de andere onderzoeken zoals bij antwoord 8 aangegeven, probeer ik te komen tot een goede balans.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het voor investeerders duidelijk is wat ze de komende jaren kunnen verwachten aan regulering, zodat er lange termijn zekerheid is over investeringen in huurwoningen?
Zoals ik in voorgaande vragen heb geschetst, zie ik het belang dat middenhuur aantrekkelijk moet blijven om in te investeren. Een van de punten die ik meeneem in de contouren van de regulering is dat het ook antwoord moet geven op de vraag hoe investeerders ook voor de lange termijn helderheid hebben over investeringen in middenhuurwoningen.
Welke rol speelt het woningwaarderingsstelsel (WWS) hierbij? Zou het WWS geheel of gedeeltelijk moeten worden doorgetrokken en/of gemoderniseerd om tot de juiste huren te komen voor deze huursector, waarbij huren passend zijn en investeringen gewaarborgd?
De huurprijsbescherming in het middensegment gaan we introduceren door het woningwaarderingsstelsel «door te trekken» tot een bovengrens tussen de 1.000 euro en de 1.250, zoals aangekondigd in het programma betaalbaar wonen. Om het WWS geschikt te maken voor de middenhuur onderzoeken wij in hoeverre het stelsel aanpassing behoeft. Daarbij kijken we onder meer naar een opslagpercentage, de recent geïntroduceerde WOZ-waarde en andere suggesties voor modernisering die we hebben opgehaald uit de botsproeven. Op basis van verschillende scenario’s brengen we in beeld wat de effecten zijn van regulering op de betaalbaarheid en op het aanbod van het middenhuursegment.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘De tijd tikt in het Klokkenhof’ van Bond Precaire Woonvormen van 30 mei jongsleden |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «De tijd tikt in het Klokkenhof»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
De bewoners van het betreffende complex huren met een generiek tijdelijk contract. Het complex is aangemerkt om grootschalig te worden gerenoveerd. Ik ben blij dat de eigenaar van het complex de woningen zo lang mogelijk beschikbaar houdt totdat de werkzaamheden worden gestart. Zo worden deze woningen zo lang mogelijk in de voorraad gehouden.
Bent u bekend met dit soort praktijken, waarin de verhuurder de huurder laat verhuizen omdat verhuurder anders een huurcontract voor onbepaalde tijd moet geven? Zo ja, sinds wanneer?
Een tijdelijk huurcontract wordt afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Het doet daarbij niet ter zake wat de reden daarvan is. Door het opzeggen (niet verlengen) van een generiek tijdelijk contract door de verhuurder ontstaat geen wettelijke grondslag om met terugwerkende kracht een vast huurcontract te krijgen. Ook niet als de huurder vervolgens in hetzelfde complex een nieuwe tijdelijke huurovereenkomst aangaat. Wat hier meespeelt is dat de woningen moeten worden gerenoveerd en de verhuurder zo lang als mogelijk de woningen bewoond wil houden.
Deelt u de mening dat deze huurders met terugwerkende kracht recht hebben op een huurcontract voor onbepaalde tijd, aangezien de verhuurder, Vesteda, oneigenlijk gebruik maakt van de Wet doorstroming huurmarkt en het zelf intern ruilen noemt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat Vesteda en de gemeente geen hulp willen bieden?
Het is aan de verhuurder en de gemeente in hoeverre zij hulp willen en kunnen bieden bij het vinden van vervolghuisvesting als een tijdelijke huurovereenkomst afloopt. Wat hierbij meespeelt is dat het complex op een gegeven moment grootschalig moet worden gerenoveerd en het dan vrij moet zijn van huur en gebruik. Het is feitelijk juist dat een tijdelijk huurcontract een bepaalde looptijd heeft en dat de wachttijd voor een sociale huurwoning lang is.
Wat vindt u van de uitspraak van de teamleider Woonmarkt van de gemeente Amsterdam als deze het volgende zegt «het aangaan van een tijdelijk contract heeft de consequentie dat deze afloopt», terwijl het een feit is dat huurders met name in grote steden als Amsterdam geen keuzevrijheid hebben omdat de wachttijd voor een sociale huurwoning vele jaren bedraagt?
Zie antwoord vraag 5.
Mag Vesteda op deze manier een huurcontract voor onbepaalde tijd omzeilen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4
Welke maatregelen heeft u genomen of gaat u nemen om dit soort praktijken te voorkomen?
Zoals ik in mijn brief van 19 mei 2022 over het programma Betaalbaar Wonen heb aangegeven, ga ik mij ervoor inzetten om een groter deel van de huurwoningenvoorraad onder het woningwaarderingsstelsel (WWS) te brengen en het WWS dwingend te maken. Hiermee mitigeer ik voor het grootste deel van de huurwoningen de negatieve prikkel om tijdelijke huurcontracten te gebruiken om de aanvangshuur telkens de verhogen. Dit zal het gebruik van tijdelijke huurcontracten moeten gaan dempen, waardoor vaste huurcontracten de norm blijven. Dit komt ook ten goede aan de woonzekerheid van huurders. De Wet doorstroming huurmarkt 2015 beoogde het aanbod van huurwoningen te vergroten door tijdelijke verhuur toe te staan. Deze mogelijkheid blijft bestaan om zo meer woningen aan de voorraad toe te voegen in tijden van schaarste. Daar waar hoge doorstroming ongewenst is, zoals in kwetsbare wijken waar de leefbaarheid onder druk staat, moeten gemeenten in staat worden gesteld misbruik van deze contractvorm alsnog aan te pakken. We kijken naar de mogelijkheid om gemeenten daartoe een wettelijk instrumentarium te geven. In de meeste gevallen krijgt een huurder een vast huurcontract als de verhuurder het generiek tijdelijk huurcontract als proefperiode gebruikt. Ik zie geen reden om daar generiek maatregelen voor te treffen anders dan het genoemde wettelijke instrumentarium voor gemeenten om generieke tijdelijke verhuur te kunnen verbieden in kwetsbare wijken.
Welk belang weegt volgens u hierin zwaarder, dat van de huurder die dakloos raakt of het belang van de verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In aanvulling op mijn antwoord op vraag 8 kijk ik naar alle belangen van huurders en verhuurders. Generieke tijdelijke contracten kunnen tot meer aanbod leiden waardoor dakloosheid juist kan worden voorkomen. Huurders worden reeds op diverse manieren beschermd. Zo heeft een huurder met een generiek tijdelijk huurcontract in het gereguleerde segment huurprijsbescherming. Huurders met een tijdelijk huurcontract van 2 jaar of korter kunnen nog tot zes maanden na afloop van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen. Daarnaast is het de verhuurder niet toegestaan een minimumduur in de overeenkomst op te nemen. Indien dit wel gebeurt staat het de huurder vrij hierover advies in te winnen bij het Juridisch Loket of de zaak voor te leggen bij de rechtbank. De verhuurder mag gedurende de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst de huur niet opzeggen. Tussen drie maanden en een maand voor het einde van de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren dat de huur op de afgesproken einddatum eindigt. Doet een verhuurder dat niet dan ontstaat er van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Kunt u aangeven op welke manier in deze casus uitvoering gegeven wordt aan uw besluit dat woonzekerheid de norm is, aangezien deze huurders wel graag woonzekerheid willen maar hen geen huurcontract voor onbepaalde tijd aangeboden wordt met als gevolg dat ze nu helemaal geen woonzekerheid hebben en zelfs dakloos raken?
Zie het antwoord op vraag 8.
Hoe kan het zo zijn dat u stelt dat huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijven, maar ondertussen verhuurders alle mogelijkheden krijgen om huurcontracten voor bepaalde tijd aan te bieden?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe vaak gebeurt het dat huurders met een tijdelijk contract op basis van de Leegstandwet en op basis van de Wet doorstroming huurmarkt door de verhuurder verplicht worden gesteld om te verhuizen naar een andere woning binnen hetzelfde complex, omdat de verhuurder anders verplicht is om die huurders een huurcontract aan te bieden voor onbepaalde tijd? Mocht u niet over deze gegevens beschikken, bent u dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Die cijfers zijn op dat (micro)niveau niet bekend. Niemand kan overigens worden gedwongen om te verhuizen binnen hetzelfde complex. Het blijft ondanks de krappe woningmarkt uiteindelijk altijd een keuze van de huurder waar deze zich wil vestigen. Het is volgens het CBS en de evaluatie van de wet doorstroming huurmarkt lastig gebleken om op macroniveau betrouwbare gegevens te verzamelen over het gebruik van tijdelijke huurcontracten. Ik vind het derhalve niet opportuun om aan uw verzoek te voldoen.
Wat voor gevolgen hebben deze verplichte verhuizingen op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van huurders?
Het is mijn verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat iedereen prettig kan wonen. Ik besef dat dit niet altijd voor iedereen lukt. Zeker niet als een complex op de lijst staat voor sloop en/of vernieuwbouw. Maar ik hecht er ook waarde aan dat een dergelijk complex dan wel tijdelijk kan worden bewoond zodat alle woonruimte in deze tijden van schaarste kunnen worden gebruikt. Het gevolg daarvan is wel dat verhuurders logischerwijs geen vaste huurcontracten kunnen aanbieden.
Kunt u aangeven in welke mate de belangen van minderjarige kinderen, conform art. 3 Internationaal Verdrag van de Rechten van het kind, zijn meegenomen in het besluit de huurders te laten verhuizen?
Het is mij onbekend of er in het gebouw van Vesteda ouders met kinderen gehuisvest waren die geen passende huisvesting hebben gevonden nadat hun tijdelijke huurovereenkomst eindigde. Indien huurders vinden dat de belangen van hun kinderen geschaad zijn door de beëindiging van hun tijdelijke huuroverkomst en de wijze waarop Vesteda daarmee in de praktijk omgaat, kunnen ze hun zaak voorleggen aan de kantonrechter. De rechter zal in zijn oordeel over de rechtmatigheid van de beëindiging van de huur de belangen van de betrokken kinderen meewegen.
Wat vindt u van de rol van de gemeente Amsterdam in deze casus? Kunt u daarbij ingaan op wat de rol van de gemeente is en hoe zij deze in deze casus ingevuld heeft?
De huurders die in het complex wonen met een generiek tijdelijk huurcontract waarvan de looptijd is geëindigd, hebben geen terugkeergarantie. Immers, de tijdelijke huurovereenkomst is op wettelijke basis geëindigd. Voor de bewoners met een vast huurcontract heeft Vesteda een plan opgesteld waarbij sprake is van terugkeer na de renovatie. Bij renovatie van een woning kan een bouwvergunning of een vergunning voor afwijking van een bestemming nodig zijn. Aan een bouwvergunning kunnen enkel eisen gesteld worden met betrekking tot onder meer de veiligheid en gezondheid van bouwwerken. Bij een vergunning voor afwijking van de bestemming kunnen alleen eisen gesteld worden inzake de impact op fysieke leefomgeving. Aan zo een vergunning kunnen geen eisen gesteld worden ter voorkoming van dakloosheid. Dit is ook niet noodzakelijk aangezien huurders met een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd reeds huurbescherming hebben bij een renovatie en huurders met een tijdelijke overeenkomst bij het aangaan van die overeenkomst weten dat deze zal eindigen op het afgesproken tijdstip. De verhuurder kan zo’n tijdelijke huurovereenkomst dus niet zomaar tussentijds opzeggen omwille van een renovatie.
Welke mogelijkheden had en/of heeft de gemeente Amsterdam om garanties te eisen bij het verlenen van een vergunning om alle bewoners een terugkeergarantie te bieden of er in ieder geval voor te zorgen dat mensen niet dakloos worden gemaakt? Kan een gemeente in zijn algemeenheid eisen stellen aan het verlenen van een vergunning ter voorkoming van dakloosheid? Zo ja, welke? Zo nee, bent u bereid met aanvullende wet- en regelgeving te komen ter voorkoming van dakloosheid? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Mogen we deze praktijken van Vesteda gelijkschakelen aan een huisuitzetting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, moet deze huisuitzetting verlopen conform internationale verdragen, die toezien op het recht op behoorlijke huisvesting, waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft?
Wanneer een tijdelijke huurovereenkomst eindigt en de verhuurder heeft de huurder hier tijdig van in kennis gesteld, is er geen sprake van een huisuitzetting. Een tijdelijk huurcontract wordt namelijk afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Daarnaast gaat er bij een huisuitzetting een vonnis van een rechter vooraf die rekening houdt met alle omstandigheden van de individuele situatie. Het is niet relevant of een verhuurder de tijdelijke huurovereenkomst eindigt (niet verlengt) vanwege renovatie of dat de verhuurder om een andere reden weer beschikking wil hebben over de woning.
Bent u bereid om de gemeente Amsterdam c.q. Vesteda aan te spreken en hen duidelijk te maken dat herhuisvesting verplicht is?
Zie het antwoord op vraag 15 en 16. Aangezien herhuisvesting geen verplichting is voor de verhuurder en de gemeente als een tijdelijke huurovereenkomst afloopt, zie ik geen aanleiding om hierover met de door u genoemde organisaties in gesprek te gaan. Wel heb ik bij Vesteda onder de aandacht gebracht dat er in situaties waarbij sprake is van vernieuwbouw gebruik kan worden gemaakt van tijdelijke contracten op grond van de Leegstandwet waarmee een woning aan één huurder kan worden verhuurd tot maximaal zeven jaar tot dat de vernieuwbouw daadwerkelijk plaatsvindt.
Rust er op de (lokale) overheid, dan wel de verhuurder in het kader van mensenrechten (en kinderrechten) de plicht om dakloosheid te voorkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Als met de vraag de zorgplicht van de overheid op grond van artikel 31 van het Europees Sociaal Handvest wordt bedoeld kan ik u het volgende melden. Hierin is de verplichting voor de overheid opgenomen om maatregelen te nemen om dakloosheid te voorkomen en tegen te gaan. Dit is een inspanningsverplichting die zich richt tot de overheid en niet (direct) tot private partijen. Dit betekent dan ook dat niet iedere gedwongen huisuitzetting verboden is. Evenmin houdt dit grondrecht in dat de overheid bij een huisuitzetting door een private partij moet voorzien in alternatieve huisvesting. Wel houdt dit grondrecht in dat de overheid bij gedwongen huisuitzettingen door private partijen moet voorzien in een effectief systeem van rechtsbescherming. Indien kinderen getroffen worden door een gedwongen huisuitzetting moeten op basis van het Kinderrechtenverdrag bij de beoordeling van de rechtmatigheid ervan de belangen van deze kinderen worden meewegen.
In de aangehaalde casus is geen sprake van dakloosheid of een gedwongen huisuitzetting. Het betreft het aflopen van de termijn waarvoor een tijdelijke huurovereenkomst is aangegaan. Een huurder die een tijdelijke huurovereenkomst aangaat weet op dat moment dat de huurovereenkomst zal eindigen op het afgesproken tijdstip. Indien een huurder weigert te vertrekken kan de verhuurder bij de kantonrechter verzoeken om een huisuitzetting. Deze rechterlijke procedure biedt rechtsbescherming voor de huurder en indien er kinderen bij betrokken zijn, zal een rechter daar rekening mee houden. Mij is echter niet bekend of er rechtelijke uitspraken zijn in deze casus waarbij is overgegaan tot gedwongen huisuitzetting of dat er sprake is van huurders die op andere wijze dakloos zijn geworden.
Of iemand dakloos is geworden als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract is moeilijk te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos is geworden, zoals ook geconstateerd is door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving2. Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 naar uw Kamer gezonden. In deze evaluatie hebben een aantal geïnterviewde stakeholders/personen aangegeven dat er sprake is van onzekerheid over verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst dan wel over vervolghuisvesting. De evaluatie gaat niet in op het aantal huurders dat dakloos is geworden na het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract. Daarnaast komt een huurder met een tijdelijk huurcontract niet van de een op de andere dag op straat te staan. Ook de beëindiging van tijdelijke huurcontracten is van verschillende waarborgen voorzien. Zo moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren over de dag waarop de huur verstrijkt. Dit mag hij niet eerder doen dan drie maanden maar uiterlijk een maand voordat de bepaalde tijd van het contract is verstreken. Indien de verhuurder deze verplichting niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd.
Heeft het Rijk in het mensenrechtelijk kader van het recht op behoorlijke huisvesting de verplichting om te onderzoeken welke gevolgen wetten zoals de Wet doorstroming huurmarkt op dit mensenrecht hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Dit staat zowel in artikel 22, tweede lid, van de Grondwet als in meerdere verdragen (o.a. artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht van de overheid om dakloosheid te voorkomen en tegen te gaan is ook opgenomen in artikel 31 van het Europees Sociaal Handvest. Bij de totstandkoming van wetgeving dient altijd rekening gehouden te worden met de verenigbaarheid van de voorgestelde regeling met de Grondwet en een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Het doel van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om ervoor te zorgen dat met de introductie van tijdelijke huurovereenkomsten meer aanbod van woningen gerealiseerd zou worden en daarmee beter invulling gegeven kan worden aan dat recht op huisvesting. Het doel van de wet zou er dus aan moeten bijdragen dat door meer aanbod meer beschikbaarheid voor woningzoekende zou ontstaan en daarmee ook de doorstroming zou bevorderen. Hoewel de evaluatie een stijging van het aanbod laat zien is dit volgens de evaluatie niet direct te herleiden naar de Wet doorstroming huurmarkt 2015 maar het sluit dit ook niet uit.
Is het Rijk bijvoorbeeld verplicht om het effect van de Wet doorstroming huurmarkt op het verwezenlijken van het recht op huisvesting te monitoren? Hoort daarbij het monitoren van het aantal mensen dat in precaire huisvesting en/of dakloosheid terecht komt vanwege toepassing van de wet? Kunt u aangeven in welke mate u beschikt over deze informatie? Indien u niet over deze informatie beschikt, bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen? Zo ja, per wanneer kunnen wij de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
In de Wet doorstroming huurmarkt 2015 is een evaluatiebepaling opgenomen de wet binnen 5 jaar na inwerkingtreding te evalueren. Ik heb deze wettelijke verplichting uitgevoerd waarvan ik u de resultaten heb doen toekomen.3 Hoewel monitoring daarbij geen verplichting is, maakt het wel een wezenlijk onderdeel uit om de doeltreffendheid en effectiviteit van de wet te kunnen evalueren. In de evaluatie is gevraagd naar het gebruik van het aantal tijdelijke huurcontracten en op welke wijze verhuurders hebben geholpen bij het vinden van vervolghuisvesting. In die gevallen dat de huurder na het eindigen van de tijdelijke huurovereenkomst bij de verhuurder uit beeld is geraakt, kan niets gezegd worden over waar de huurder terecht is gekomen. In die zin is het niet zinvol om hier onderzoek naar te doen. In het WoOn2021 is aangegeven dat gemiddeld een op de vijf huurders die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd, een tijdelijke huurovereenkomst heeft afgesloten.
Deelt u de mening dat, indien metingen naar de effecten van wetten zoals de Wet doorstroming huurmarkt moeilijk gedaan kunnen worden, er toch gekeken moet worden hoe deze metingen, gezien de importantie van het onderwerp, namelijk verplichte uitvoering geven aan door Nederland geratificeerde verdragen, wel gedaan kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik deel uw mening voor zover het de monitoring van de Wet doorstroming huurmarkt betreft. Ik beraad mij momenteel hoe dit beter in kaart kan worden gebracht. Het Woononderzoek geeft hiervoor de nodige aanknopingspunten.
Bent u bereid, in het kader van coherentie van beleid en integrale aanpak dakloosheid, om de Wet doorstroming huurmarkt opnieuw tegen het licht te houden indien blijkt dat deze wet huurders precaire/marginale huisvesting en/of dakloosheid in jaagt?
Zie het antwoord op vraag 8 en 16.
Is het Rijk volgens u verplicht om te onderzoeken of bepaalde bevolkingsgroepen op basis van hun leeftijd, inkomen, beperking of etnische achtergrond harder worden getroffen door de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In de evaluatie is niet onderzocht of bepaalde groepen harder worden getroffen. Echter staat het buiten kijf dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is en niet kan worden getolereerd.
Deelt u de mening dat de Wet doorstroming huurmarkt, die voor huurders bewezen nadelige effecten heeft, voornamelijk verhuurders bevoordeelt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 9.
Bent u nu wel bereid om na alle eerder gestelde vragen de Wet doorstroming huurmarkt af te schaffen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet en bent u dan wel bereid om deze praktijken mee te nemen in de afweging om de Wet doorstroming Huurmarkt af te schaffen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 8.
Wanneer komt u met een herziening van de tijdelijke contracten?
Zie antwoord vraag 26.
Bent u bereid om per direct met reparatiewetgeving te komen om dit soort praktijken te stoppen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 26.
Bent u bereid om met de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Aedes, leegstandbeheerders en andere private partijen in gesprek te gaan en hen te wijzen op hun medeverantwoordelijkheid om dakloosheid te voorkomen? Zo ja, per wanneer kunnen we de resultaten uit deze gesprekken verwachten? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van voorkomen van huisuitzettingen is mijn departement in overleg met de genoemde partijen, zie daarvoor onder meer het statement met afspraken over het voorkomen van huisuitzettingen door huurachterstanden in coronatijd dat mijn ambtsvoorganger met hen naar buiten bracht.4 Een deel van deze partijen zal eveneens betrokken worden bij de uitwerking van de definitieve plannen voor de aanpak van dakloosheid, die Staatssecretaris Van Ooijen (VWS), Minister Schouten (SZW) en ik eind dit jaar met uw Kamer zullen delen.
Deelt u de mening dat commerciële verhuurders zich moeten houden aan het internationale recht op behoorlijke huisvesting? Zo ja, kunnen we dan spreken van een schending van dat recht als Vesteda deze huurders dakloos maakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Een verhuurder heeft in beginsel geen wettelijke zorgplicht voor het vinden van vervolghuisvesting. De huurder weet bij het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst wanneer deze afloopt. Gedurende die tijd kan de huurder zoeken naar passende vervolghuisvesting.
Ook de beëindiging van tijdelijke huurcontracten is van verschillende waarborgen voorzien. Zo moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren over de dag waarop de huur verstrijkt. Indien de verhuurder deze verplichting niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd. Zie de ook de antwoorden op vragen 19 en 20.
Is het beleid dat Vesteda in deze casus voert verenigbaar met internationale mensenrechten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 30.
Vallen deze praktijken van Vesteda onder goed verhuurderschap? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het aanbieden van tijdelijke huurcontracten valt momenteel niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Zoals aangegeven en nader toegelicht in het antwoord bij vraag 8 heb ik in het programma Betaalbaar Wonen echter aangekondigd dat we het mogelijk gaan maken dat gemeenten, in kwetsbare gebieden waar hoge doorstroming ongewenst is, in staat worden gesteld om misbruik van een tijdelijke contractsvorm aan te pakken. Dit kan mogelijk landen in de Wet goed verhuurderschap.
Kunnen huurders zoals in deze of een soortgelijke casus straks een beroep doen op de Wet goed verhuurderschap? Zo nee, bent u bereid om dit wetsvoorstel hierop aan te passen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 32.
Deelt u de mening dat het dweilen met de kraan open is als u dakloosheid probeert uit te bannen door middel van huisvesting van aandachtsgroepen zoals dakloze mensen en aan de andere kant verhuurders als Vesteda tientallen huurders dakloos maken? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet?
De verhuurder heeft geen herhuisvestingsplicht als een tijdelijke huurovereenkomst is afgelopen. De tijdelijke huisvesting is bedoeld zodat de woningen korte tijd toch konden worden bewoond. Dat is een tijdelijke situatie. Ik deel uw mening niet dat iedereen waarvan de tijdelijke huurovereenkomst afloopt ook daadwerkelijk dakloos wordt. Voor het overige wijs ik u op het antwoord op vraag 39 en 40.
Op welke manieren heeft u uitvoering gegeven aan onze aangenomen motie om dakloosheid tot topprioriteit te maken (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 63)?
Samen met de Staatssecretaris Van Ooijen (VWS) en Minister Schouten (SZW) informeerde ik uw Kamer recent per brief over de uitgangspunten van de vernieuwde aanpak, waar huisvesting centraal in staat (Kamerstuk 32 847, nr. 134). Voor de aanpak van dakloosheid stelt het kabinet structureel € 65 miljoen euro per jaar extra beschikbaar. De definitieve plannen voor de aanpak van dakloosheid worden eind dit jaar met uw Kamer gedeeld. De leidende principes van de aanpak dakloosheid en de gezamenlijke ambitie zijn helder. Samen willen we dakloosheid in Nederland structureel voorkomen en bestrijden. Een aanpak die aansluit bij de Lissabon verklaring om dakloosheid te bestrijden, en op de lange termijn uit te bannen vanaf 2030. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Beckerman, door met de aanpak dakloosheid uitvoering te geven aan de aanbeveling van het College voor de Rechten van de Mens om dakloosheid tot topprioriteit te maken.
Heeft u een actielijn c.q. programma bedacht om uitvoering te geven aan de verklaring die Nederland in Lissabon getekend heeft om dakloosheid voor 2030 uit te bannen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom nog niet en wanneer komt u met deze actielijn en/of dit programma?
Zie antwoord vraag 35.
Deelt u de mening dat er bij huurders, die door hun verhuurder verplicht worden gesteld om meerdere keren binnen hetzelfde complex te verhuizen, geen sprake is van een echte verhuizing maar eigenlijk van dezelfde woning inruilen voor de andere? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Technisch gezien is er dan sprake van een verhuizing. Zoals ik in mijn antwoord op vraag op vraag 12 heb aangegeven is het uiteindelijk altijd een keuze van de huurder waar die zich wil vestigen.
Kunnen we nu vaststellen dat de Wet doorstroming huurmarkt zijn doel voorbijschiet? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat huurders in deze casus eigenlijk geen huurcontract op basis van artikel 7:271 BW hadden moeten krijgen maar op basis van de Leegstandwet? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op grond van de Leegstandwet kan een verhuurder een vergunning aanvragen bij de gemeente voor de verhuur van een woonruimte die bestemd is voor afbraak of voor vernieuwbouw. De looptijd van zo een vergunning is maximaal zeven jaar. Op deze wijze kan een woning in de aanloop naar de vernieuwbouw toch tijdelijk worden verhuurd. Ik geef de voorkeur aan tijdelijke verhuur onder de Leegstandwet indien er sprake is van vernieuwbouw omdat de tijdelijke huurovereenkomst in dat geval maximaal zeven jaar kan blijven lopen totdat de werkzaamheden aanvangen. Vesteda heeft aangegeven dat de renovatieplannen langere tijd niet concreet genoeg waren om een vergunning op grond van de Leegstandwet aan te kunnen vragen en dat ze derhalve generieke tijdelijke huurovereenkomsten hebben gebruikt om de woningen niet onnodig te onttrekken aan de woningvoorraad. Voor nieuwe verhuringen tot dat de werkzaamheden in juli 2023 plaats gaan vinden zal volgens Vesteda gebruikt gemaakt gaan worden van tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet. Voor zittende huurders met een generiek tijdelijk huurcontract dat eerder afloopt dan de werkzaamheden beginnen kan dit een oplossing zijn.
Klopt het dat verhuurders van woningen die gesloopt of gerenoveerd worden kunnen kiezen uit twee regimes, namelijk de Wet doorstroming huurmarkt en de Leegstandwet? Zo ja, was dit een opzet en kunt u hier uitgebreid op ingaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 39.
Hoeveel mensen wonen in precaire situaties en dus in onzekerheid zoals op basis van de Leegstandwet, jongerencontracten, tijdelijke contracten etc.? In het geval u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid om hier onderzoek nader te verrichten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten?
Zie het antwoord op vraag 21 en 22.
Deelt u de mening dat rechten van huurders steeds vaker geschonden worden, dan wel dat huurders onvoldoende beschermd worden en dat snel dus (nieuwe) wetgeving bovenop het Wetsvoorstel goed verhuurderschap nodig is om te kunnen voldoen aan het progressief verwezenlijken van het recht op behoorlijke huisvesting dat ook toeziet op bescherming van huurders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 8 en 9.
Kunnen we vaststellen dat in het geval 100 huurders dakloos gemaakt worden ergens iets misgaat dat gerepareerd zou moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 42.
Kunnen we vaststellen dat huurders die acht jaar in hetzelfde complex wonen zodanig geworteld zijn en binding met de buurt hebben dat alleen al op grond daarvan sprake is van een huurcontract voor onbepaalde tijd, zeker nu gebleken is dat deze huurders een hulp voor de ouderen met een vast contract geweest zijn?
Ik kan mij voorstellen dat huurders binding hebben met de buurt indien zij langere tijd ergens wonen. Dat geldt ook voor bewoners die op grond van de Leegstandwet langere tijd in een pand wonen dat uiteindelijk wordt gesloopt. Maar gedurende die tijd kan er wel worden gewoond. Een generiek tijdelijk huurcontract wordt afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Door het opzeggen (niet verlengen) van een generiek tijdelijk contract door de verhuurder ontstaat geen vast huurcontract. Ook niet als de huurder vervolgens in hetzelfde complex een nieuwe tijdelijke huurovereenkomst aangaat. Wat hier meespeelt is dat de woningen moeten worden gerenoveerd en de verhuurder zo lang als mogelijk de woningen bewoond wil houden. Het is uiteindelijk altijd aan de rechter om te bepalen wanneer er een huurcontract van onbepaalde tijd is ontstaan.
Wat vindt u ervan dat 100 huurders met een tijdelijk contract ingeruild worden voor nieuwe huurders die meer kunnen betalen?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunnen we concluderen dat huurders met een tijdelijk huurcontract minder rechten hebben dan huurders met huurcontract voor onbepaalde tijd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, staat deze conclusie niet haaks op het recht op behoorlijke huisvesting waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft en waarin staat dat huurders gelijkwaardig beschermd dienen te worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 9 en 25.
Bent u bekend met het artikel «Flexhuurders voeren actie voor woonzekerheid: «Het systeem klopt voor geen meter»» van Bond Precaire Woonvormen?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat de directeur van woningcorporatie Woonbron in het filmpje het volgende over tijdelijke huurders zegt: «wij helpen ze niet»?
De woningen in de door u ingebrachte casus staan op de nominatie om gesloopt te worden. Door in een dergelijke situatie generieke tijdelijke contracten aan te bieden kan een woning in de aanloop naar de sloop toch tijdelijk worden verhuurd. De consequentie is wel dat de tijdelijke verhuur eindig is. Immers, de woningen moeten worden gesloopt en derhalve leeg opgeleverd. Indien een generiek tijdelijk huurcontract wordt verlengd, ontstaat een vast huurcontract wat in deze situatie onwenselijk is aangezien de woningen moeten worden gesloopt. De corporatie moet in dat geval zoeken naar een andere woning omdat er dan een vast huurcontract is ontstaan hoewel er woningzoekenden zijn die langer op de wachtlijst staan. Er kan mijns inziens geen alternatieve route ontstaan waarmee woningzoekenden sneller voor een sociale huurwoning in aanmerking komen dan diegene die op de wachtlijst staan doordat de corporatie de tijdelijke huurovereenkomst moet verlengen. In dat geval zullen verhuurders waarschijnlijk ook niet overgaan tot tijdelijke verhuur van woningen die op de nominatie staan voor sloop of vernieuwbouw wat (tijdelijke) leegstand tot gevolg heeft en wat ten koste gaat van een efficiënt gebruik van dergelijke woningen in een krappe woningmarkt. In dat licht begrijp ik de uitlatingen van de directeur van Woonbron.
Wat vindt u van de volgende uitspraak van de directeur van Woonbron als hij stelt dat bewoners zoals Sonja die tot oktober in hun huis willen blijven, geen optie is want «Dan ga je automatisch over naar een vast huurcontract, wat betekent dat ik een vaste woning moet geven. Dat is niet eerlijk tegenover alle mensen die al jaren wachten»?
Zie antwoord vraag 48.
In hoeverre schendt deze directeur van Woonbron, vanwege het niet verlengen van een huurcontract omwille van het niet willen aanbieden van een huurcontract voor onbepaalde tijd, het recht op behoorlijke huisvesting aangezien woonzekerheid onderdeel is van dat recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 48.
Wat vindt u ervan dat ook woningcorporaties zoals Woonbron net als in eerder genoemde casus van Vesteda huurders na zoveel jaar geen verlenging van het huurcontract aanbieden omwille van het feit dat een woningcorporatie dan een huurcontract voor onbepaalde tijd moet aanbieden?
Zie antwoord vraag 48.
Wat vindt ervan dat deze flexhuurders ingeruild worden voor andere flexhuurders?
De corporatie kan er voor kiezen andere huurders met een tijdelijke huurovereenkomst te laten wonen in het betreffende complex totdat de woningen worden gesloopt. Om deze situatie te voorkomen kan er ook gebruik worden gemaakt van verhuur onder de Leegstandwet omdat de tijdelijke huurovereenkomst in dat geval maximaal zeven jaar kan blijven lopen totdat de werkzaamheden aanvangen en de verhuurder hierdoor minder kosten hoeft te maken. Het is echter aan de verhuurder welke contractsvorm wordt gebruikt.
Deelt u de mening dat een Bond Precaire Woonvormen eigenlijk niet zou mogen bestaan, omdat niemand precair zou mogen wonen? Zo ja, wat gaat u doen om dit precariaat uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Ik zet mij er zo goed als mogelijk voor in om excessen in de (huur)woningmarkt de bestrijden. Hoe ik dit ga doen heb ik onder meer in het programma betaalbaar wonen aan uw Kamer laten weten. Ik heb overigens niet de illusie dat er nooit een organisatie zoals de Bond Precaire Woonvormen zal bestaan.
Bent u bekend met het bericht «door gedwongen interne verhuizingen bouwden bewoners Vesteda» in het Parool van 13 juni jongstleden?3
Ja.
Wat vindt u van de volgende uitspraak van de wethouder Volkshuisvesting in Amsterdam: «De verhuurder moet dan het huurcontract omzetten in een contract voor onbepaalde tijd. De constructie die hier door de verhuurder wordt gehanteerd, door bewoners een andere woning in hetzelfde pand aan te bieden, vindt de gemeente niet wenselijk. Dat is ook waarom we het rijk hebben gevraagd om met aanvullende instrumenten te komen voor de particuliere verhuurmarkt om misstanden aan te kunnen pakken en goed verhuurdersschap af te kunnen dwingen.»?
Het klopt dat een verhuurder een huurder na een tijdelijk huurcontract van twee jaar niet opnieuw een tijdelijk contract mag geven voor dezelfde woning. Indien de verhuurder dezelfde woning na afloop van de termijn aan de huurder wil blijven verhuren, dient het huurcontract te worden omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. Het kan uiteraard zo zijn dat bepaalde constructies niet wenselijk worden geacht, ondanks het feit dat ze niet in strijd zijn met de wet en regelgeving. Met het wetsvoorstel goed verhuurderschap biedt het Rijk aanvullende instrumenten aan gemeenten om misstanden aan te pakken en goed verhuurderschap af te dwingen. Zoals aangegeven en nader toegelicht in het antwoord bij vraag 8 heb ik daarnaast in het programma Betaalbaar wonen aangekondigd dat we het mogelijk gaan maken dat gemeenten, in kwetsbare gebieden waar hoge doorstroming ongewenst is, in staat worden gesteld om misbruik van een tijdelijke contractsvorm aan te pakken.
Wat vindt u ervan dat huurders, net als bij de gestelde vragen over Change=, ook hier anoniem willen blijven?
Het staat iedereen vrij om anoniem te blijven bij het uiten van bezwaren en/of het indienen van klachten.
Mogen we inmiddels spreken van een patroon dat huurders hun rechten, als gevolg van de tijdelijkheid van hun huurcontracten, niet in het openbaar durven op te eisen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik begrijp dat huurders onzeker kunnen zijn om hun klachten bij de verhuurder onder de aandacht te brengen omdat ze een tijdelijk huurcontract hebben. Het gaat mij te ver om daarbij van een patroon te spreken omdat de meeste verhuurders ontvankelijk zijn voor klachten en hun huurders hierbij wijzen op de juiste kanalen. In het geval van een geschil moet het iedereen vrij staan om dit zonder belemmeringen of weerstand aan de Huurcommissie of de rechtbank voor te leggen. Daarom kunnen huurder en verhuurder tot twee jaar na de genoemde datum van 1 juli om een uitspraak van de Huurcommissie vragen over de servicekosten. Voorts kan een huurder met een tijdelijk huurcontract van twee jaar of korter ook nog tot zes maanden na afloop of verlenging van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen.
Bent u nu voldoende overtuigd geraakt dat huurders onvoldoende hun rechten durven op te eisen ondanks uw aandringen om het wel te doen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 57.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Amsterdam naar het Rijk wijst voor aanvullende maatregelen?
Ik beschouw de gemeente Amsterdam als een constructieve en waardevolle partner. De gemeente Amsterdam denk veelal mee over hoe beleid vorm te geven en wetgeving te ontwerpen. Zij gebruiken daarbij de ervaring die in een grote stad is opgedaan en is daarmee waardevolle input voor mij. Ook voor wat betreft de ontwikkeling van het wetsvoorstel goed verhuurderschap.
Hebben gemeenten volgens u voldoende instrumenten in huis om deze misstanden aan te pakken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben van mening dat in deze casus geen sprake is van misstanden. De woningen worden gerenoveerd en derhalve moeten de woningen leeg staan als hiertoe wordt overgegaan. Op grond van de Leegstandwet kan een verhuurder een vergunning aanvragen bij de gemeente voor de verhuur van een woonruimte die bestemd is voor afbraak of voor vernieuwbouw. Op deze wijze kan een woning in de aanloop naar de vernieuwbouw toch tijdelijk worden verhuurd. Ik geef de voorkeur aan tijdelijke verhuur onder de Leegstandwet indien er sprake is van vernieuwbouw omdat de tijdelijke huurovereenkomst in dat geval kan blijven lopen totdat de werkzaamheden aanvangen. Echter is het gebruik van generieke tijdelijke contracten evenwel een middel om woningen in deze situatie tijdelijk te verhuren als de plannen nog niet concreet genoeg zijn. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 8 wil ik het voor gemeenten wel mogelijk maken om generieke tijdelijke verhuur in kwetsbare wijken te kunnen verbieden. In die aangewezen wijken kunnen verhuurders dan gebruik maken van de Leegstandwet indien er sprake is van sloop of vernieuwbouw.
Kan en moet de gemeente Amsterdam meer doen alleen het ongewenst verklaren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 60.
Wat vindt u ervan dat uit correspondentie uit 2021 tussen een bewoner en verhuurder Vesteda die door Het Parool is ingezien is gebleken dat een bewoner, van wie het contract afloopt, door de verhuurder geadviseerd wordt «om op zoek te gaan naar een buurman/vrouw in het pand die wellicht rond dezelfde einddatum zou willen ruilen van woning of ook vertrekt»?
Indien een generieke tijdelijke huurovereenkomst is afgelopen en deze wordt niet verlengd, zal de huurder elders een woning moeten vinden. Dat kan binnen hetzelfde complex zijn of elders. Het is uiteindelijk aan de huurder waar deze zich wil vestigen. De woningen in de door u ingebrachte casus staan op de nominatie om gesloopt te worden. Door in een dergelijke situatie generieke tijdelijke contracten aan te bieden kan een woning in de aanloop naar de sloop toch tijdelijk worden verhuurd.
Hoe kijkt u nu aan tegen het toetsen van de aanvangsprijs tot zes maanden na het einde van het tijdelijk contract van maximaal twee jaar bij de Huurcommissie aan nu gebleken is dat verhuurders telkens het tijdelijk contract met opnieuw maximaal twee jaar verlengen?
Het is wettelijk niet toegestaan een generiek tijdelijk contract te verlengen. Indien er sprake is van een verhuizing kan een verhuurder kunnen diezelfde huurder en de verhuurder een nieuw generiek tijdelijk huurcontract afsluiten waarvoor eveneens geldt dat de aanvangshuur tot zes maanden na het eindigen van de overeenkomst kan worden getoetst door de Huurcommissie.
Kunt u uitleggen wat huurders hebben aan uw uitspraak dat huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijven? Wilt u daarin betrekken wat huurders in juridisch opzicht daaraan hebben?
Zie het antwoord op vraag 8 en 13.
Kunt u uitleggen op welke manier u woononzekerheid, en wat dit in mentale zin met huurders kan doen, laat meewegen in de weging van de Wet doorstroming huurmarkt? Kunt u daarbij aangeven hoeveel gewicht dit in de schaal legt?
Zie antwoord vraag 64.
Hoe komt het dat u het tekort aan betaalbare woningen wel als één van de oorzaken van dakloosheid noemt, maar niet het Wetsvoorstel voldoende betaalbare woningen gesteund hebt?
Er is in Nederland een tekort aan betaalbare woningen en het kabinet zet zich ervoor in om het aantal betaalbare woningen te laten toenemen. Zie hiervoor bijvoorbeeld de nationale prestatieafspraken, waarin de nieuwbouw van 250.000 sociale huurwoningen en 50.000 middeldure woningen door woningcorporaties zijn opgenomen. Het tekort aan betaalbare woningen is echter niet overal even groot en in de nationale prestatieafspraken wordt daar ook rekening mee gehouden: het is aan provincies en aan gemeenten, in samenspraak met woningcorporaties en huurdersorganisaties, om invulling te geven aan de lokale opgaven. Dat is een wezenlijk ander vertrekpunt dan het initiatiefwetsvoorstel, dat een algemene norm oplegt. Verder heb ik aangegeven dat ik mij zorgen maak dat het initiatiefwetsvoorstel leidt tot extra procedures en onzekerheid voor lokale partijen, en dat het lokale partijen beperkt in hun handelingsmogelijkheden. Het initiatiefwetsvoorstel draagt daarmee niet bij aan de voortgang van de sociale woningbouw.
Vindt u een opzegtermijn van één maand bij een tijdelijk contract in deze wooncrisis nog steeds rechtvaardig? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De opzegtermijn van een maand voor de huurder is gelijkgesteld aan de betalingstermijn voor de huurder. Een kortere opzegtermijn vind ik niet wenselijk aangezien de verhuurder voldoende de tijd moet kunnen hebben om een nieuwe huurder te vinden om te voorkomen dat de woning leeg komt te staan.
Kunt u aangeven in welke mate de verplichting, die de Nederlandse staat heeft om het recht op behoorlijke huisvesting «progressief te realiseren», een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming en monitoring van de Wet doorstroming huurmarkt 2015? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op deze progressieve realisatie door aan te geven in welke mate u acht dat de Wet doorstroming huurmarkt bijdraagt aan het progressief realiseren van het recht op behoorlijke huisvesting?
Zie de antwoorden op vragen 19 en 20.
Kunnen we met de kennis van nu concluderen dat de Wet doorstroming huurmarkt op gespannen voet staat met het internationale recht op behoorlijke huisvesting, dat Nederland verplicht om dat recht «progressief te realiseren»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het recht op huisvesting is verankerd in de Grondwet. Het doel van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om ervoor te zorgen dat met de introductie van tijdelijke huurovereenkomsten meer aanbod van woningen gerealiseerd zou worden en daarmee beter invulling gegeven kan worden aan dat recht op huisvesting. Het doel van de wet zou er dus aan moeten bijdragen dat door meer aanbod meer beschikbaarheid voor woningzoekende zou ontstaan en daarmee ook de doorstroming zou bevorderen. Hoewel de evaluatie een stijging van het aanbod laat zien is dit volgens de evaluatie niet direct te herleiden naar de Wet doorstroming huurmarkt 2015 maar het sluit dit ook niet uit. Zie verder het antwoord op vraag 19 en 20.
Mogen we concluderen dat de positie van huurders met een tijdelijk contract ten opzichte van de verhuurder ver uit balans is en mogen we alleen al op basis daarvan concluderen dat de Wet doorstroming huurmarkt niet gehandhaafd kan worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 8 en 9.
Welke plichten hebben verhuurders vanuit het internationaal recht op behoorlijke huisvesting waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft?
Zie het antwoord op vraag 19 en 20
Bent u overtuigd geraakt van het feit dat huurders gezien de enorme woningnood veelal uit noodzaak een tijdelijk huurcontract afsluiten, want als hen een huurcontract voor onbepaalde tijd aangeboden zou worden zij deze te allen tijde zouden accepteren boven een tijdelijk huurcontract?
Ik ben het met u eens dat de meeste huurders liever huren met een vast huurcontract. Daarom is in het coalitieakkoord opgenomen dat vaste huurcontracten de norm blijven. Hoe ik hier uitvoering aan ga geven heb ik aangegeven onder vraag 8.
Deelt u de mening dat de financiële doelstelling(en) van commerciële verhuurders haaks staan op het internationale recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik deel uw mening niet. Commerciële verhuurders hebben juist een essentiële rol om door bij het voorzien in voldoende huisvesting. Zeker in het duurdere en middenhuursegment voorzien commerciële verhuurders in een essentiële behoefte aan dergelijke huurwoningen. Het realiseren van een bepaald rendement kan ook prima samengaan met het verhuren van woningen binnen de wettelijke kaders. Deze wettelijke kaders bieden onder meer bescherming aan huurders tegen oneigenlijke praktijken van verhuurders. Het overgrote merendeel van de commerciële verhuurders houdt zich ook aan de geldende wet- en regelgeving. Daarnaast is onlangs het wetsvoorstel goed verhuurderschap bij Uw Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel biedt extra mogelijkheden voor gemeenten om op te treden tegen malafide verhuurders.
Deelt u de mening dat niet alleen woningcorporaties maar ook grote commerciële verhuurders onder toezicht moeten komen te staan gezien de vele misstanden in de commerciële verhuurmarkt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Woningcorporaties voeren op grond van de Woningwet een wettelijke taak uit. Op de uitvoering hiervan houdt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) toezicht. Particuliere of commerciële verhuurders hebben deze wettelijke taak niet. Om misstanden op de huurmarkt beter tegen te kunnen gaan creëer ik met het wetsvoorstel goed verhuurderschap een landelijke basisnorm voor goed verhuurderschap en de mogelijkheid voor gemeenten om een gebiedsgerichte verhuurvergunning in te stellen, waarmee extra eisen aan verhuurders gesteld kunnen worden en malafide verhuurders harder kunnen worden aangepakt (bijvoorbeeld door intrekking van de vergunning). Omdat de gemeente de bevoegdheid krijgt om zowel op de landelijke basisnorm als de verhuurvergunning te handhaven verbetert het toezicht en de handhaving op misstanden op de huurmarkt, ook richting particuliere of commerciële verhuurders.
Deelt u de mening dat woningbouwverenigingen, woningcorporaties en wooncoöperaties zonder winstoogmerk het internationale recht op behoorlijke huisvesting beter kunnen waarborgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Woningcorporaties voeren op grond van de Woningwet een wettelijke taak uit. Op de uitvoering hiervan houdt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) toezicht. Particuliere of commerciële verhuurders hebben deze wettelijke taak niet. Tegelijkertijd hecht ik er wel aan dat ook van particuliere verhuurders mag worden verwacht dat zij het recht op huisvesting waarborgen in de rol die zij vervullen.
Deelt u de mening dat wonen geen verdienmodel mag zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 8 en 9.
Bent u nog steeds van mening dat, ondanks enorme negatieve gevolgen voor de huurder als gevolg van het leven in (woon)onzekerheid, verhuurders een onwettelijke minimumtermijn opnemen en uw eigen constatering dat tijdelijke contracten nu de norm geworden zijn, de Wet doorstroming huurmarkt gehandhaafd kan blijven? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 76.
Bent u bekend met het bericht «helft aangeboden huurcontracten inmiddels tijdelijk flexibilisering schiet door»?4
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
In mijn brief van 5 juli 20218 over de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 ben ik nader ingegaan over de monitoring van de tijdelijke huurcontracten en daarbij aangegeven dat het CBS geen betrouwbare gegevens kan leveren. Het onderzoeksbureau Companen heeft bij de uitvoering van de evaluatie in de vorm van een grofmazige bandbreedte toch een indicatie kunnen geven over het gebruik van tijdelijke huurcontracten. Daarnaast is in het Woon 2021 gevraagd naar tijdelijke huurovereenkomsten. Zoals in het antwoord op vraag 22 is aangegeven, beraad ik mij hoe ik een monitoring kan voortzetten en ik zie het Woononderzoek daarbij als een goede mogelijkheid. In hoeverre tijdelijke verhuur wordt gemonitord in andere landen is mij niet bekend.
Wat vindt u van de uitspraak van het CBS dat de cijfers omtrent monitoring van het aantal huurcontracten voor onbepaalde tijd niet betrouwbaar genoeg zijn en dat het bureau om die reden stopt met monitoren? Wie monitort nu hoeveel huurcontracten voor onbepaalde tijd en hoeveel huurcontracten voor bepaalde tijd er afgesloten? Zijn er landen die wel het aantal huurcontracten voor onbepaalde tijd monitoren? Zo ja, waarom lukt het die landen wel?
Zie antwoord vraag 79.
Bent u het eens met de conclusie dat flexibilisering van de volkshuisvesting doorschiet? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In het coalitieakkoord is opgenomen dat vaste huurcontracten de norm blijven. Hoe ik hier uitvoering aan ga geven heb ik aangegeven in het programma betaalbaar wonen. Ik constateer op basis van de evaluatie en het Woon 2021 een toename in het gebruik van generieke tijdelijke huurcontracten maar dat vaste huurcontracten de norm zijn. Ik deel uw mening dus niet dat de flexibilisering is doorgeschoten.
Mogen we concluderen dat nu u zelf geconstateerd heeft dat tijdelijke contracten de norm geworden zijn, de Wet doorstroming huurmarkt niet meer gehandhaafd kan worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Die conclusie is niet juist. Ik constateer op basis van de evaluatie en het Woon 2021 een toename in het gebruik van generieke tijdelijke huurcontracten en dat vaste huurcontracten de norm zijn. Zie voor het overige het antwoord op vraag 8.
Bent u bekend met het bericht «huurdersactie bij Rochdale in Amsterdam stop huisuitzetting Gilermo uit Spaghettiflat in Zaandam» van Bond Precaire Woonvormen?5
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Er is sprake van een wooncomplex dat gesloopt gaat worden en waar huurders wonen met bruikleenovereenkomsten (antikraak) en huurcontracten onder de Leegstandwet.
Wat vindt u ervan dat Rochdale de ene huurder voor de andere huurder inwisselt?
De corporatie kan er voor kiezen bewoners op grond van een bruikleenovereenkomst (antikraak) te laten wonen in het betreffende complex totdat de woningen worden gesloopt. Er kan ook gebruik worden gemaakt van verhuur onder de Leegstandswet omdat de tijdelijke huurovereenkomst dan maximaal zeven jaar kan blijven doorlopen totdat de werkzaamheden aanvangen, de huurder meer zekerheid heeft en de woning toch kan worden bewoond. Welk van de twee genoemde contracten zich beter leent voor woningen die op de nominatie staan voor sloop of vernieuwbouw zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Op grond van een antikraak overeenkomst kan een huurder blijven wonen tot de werkzaamheden aanvangen maar heeft de huurder minder rechten dan bij een tijdelijk contract op grond van de Leegstandwet. Immers, antikraak is geen (tijdelijke) huur. De duur van een tijdelijk contract is op grond van de Leegstandwet maximaal zeven jaar. Hoewel ik in algemene zin de voorkeur geef aan tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet staat het de verhuurder vrij welke overeenkomst hij wil gebruiken.
Begrijpt u dat de Bond Precaire Woonvormen hierbij de termen stoelendans en inwisselbare wegwerphuurders hanteert? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 85.
Deelt u de mening dat contracten op basis van de Leegstandwet op dit soort situaties beter van toepassing zijn dan de anti-kraakcontracten?
Zie antwoord vraag 85.
Ziet u voldoende aanleiding(en) om de anti-kraakcontracten af te schaffen zodat dit soort inwisselpraktijken niet meer mogelijk zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is in beginsel aan de verhuurder/eigenaar van het vastgoed om te bezien op welke wijze leegstand tegen wordt gegaan. Er kunnen verschillende redenen zijn om vastgoed antikraak te laten bewonen waardoor een pand enerzijds niet lang leeg blijft staan en anderzijds een woningzoekende tijdelijk onderdak kan vinden. Niet al het vastgoed leent zich voor reguliere verhuur en een eigenaar kan redenen hebben om snel weer over het vastgoed te willen beschikken. Indien er wordt overgegaan tot het bewonen van het vastgoed geef ik er, zoals aangegeven in het antwoord op voorgaande vragen, de voorkeur aan dat er gebruik wordt gemaakt van tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet omdat de bewoner dan huur(prijs)bescherming geniet. Als een verhuurder/eigenaar van vastgoed (ook een corporatie of gemeente) kiest voor antikraak bewoning geef ik er de voorkeur aan dat er een leegstandbeheerder wordt ingeschakeld die de voorwaarden hanteert zoals die ook worden gehanteerd door het KLB.
Deelt u de mening dat deze vormen van huurcontracten, inclusief anti-kraak, kunnen leiden tot dakloosheid? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Of iemand dakloos is geworden als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract is lastig te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos is geworden, zoals ook geconstateerd is door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.10 Dat kan bijvoorbeeld financiële bestaansonzekerheid zijn, maar ook het tekort aan betaalbare woningen.
Kunt u de vragen alstublieft ieder afzonderlijk en niet geclusterd beantwoorden?
De vragen zijn zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Het bericht ‘650 nieuwe procedures tegen Change=’ van 16 juni jongstleden van Stichting Woon |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «650 nieuwe procedures tegen Change=» van Stichting Woon?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Ik constateer dat er sinds mijn antwoorden2 op uw Kamervragen over het bericht «Change= verlengt contract lastige huurders niet», veel huurders zijn die de Huurcommissie om een uitspraak hebben gevraagd over de afrekening van de servicekosten. Stichting!Woon heeft op 27 juni jongstleden een bericht gepubliceerd, onder meer over de behandeling van deze zaken door de Huurcommissie, waaruit blijkt dat het om meer dan 1.000 huurders gaat.3 Daarnaast heeft de rechtbank uitspraak gedaan over een zaak die Change= heeft aangespannen inzake smaad en laster (zie antwoord op vraag 8).
Een verhuurder moet zich vanzelfsprekend aan de wet houden en ik hecht er veel belang aan dat een huurder en verhuurder onderling proberen tot een oplossing van een geschil komen. Als dat niet lukt, vind ik het een goede zaak als huurders bij twijfels over hun servicekosten de Huurcommissie om een onafhankelijk oordeel vragen.
Wat vindt u ervan dat Change= bewust aanstuurt op zoveel individuele procedures?
In zijn algemeenheid vind ik het belangrijk dat verhuurders en huurders een geschil eerst onderling proberen op te lossen. Als dit niet lukt, kan een van beide partijen het geschil voorleggen aan een onafhankelijke partij zoals de Huurcommissie. De Huurcommissie doet dan een uitspraak in het geschil, die alleen geldt tussen de huurder en verhuurder die onderdeel zijn van het proces. Indien Change= dus van mening is dat de afrekening van servicekosten volgens de regels is verlopen, hebben zowel huurder als verhuurder het volste recht om een derde partij om een onafhankelijk oordeel te vragen.
Daarbij is belangrijk hoe de Huurcommissie omgaat met dergelijke vergelijkbare zaken. De wet kent verschillende mogelijkheden om geschillen collectief te behandelen. Deze mogelijkheden licht ik verder toe in mijn antwoord op vraag 4.
Hoe kijkt u nu, in het kader van dit bericht, aan tegen onze aangehouden motie (Kamerstuk 32 847, nr. 897)?
Uw motie vraagt om de wet- en regelgeving voor servicekostenprocedures te vereenvoudigen, deze collectief mogelijk te maken en de huurders daarin extra te beschermen. Op basis van bestaande regelgeving is het reeds mogelijk om tot een collectieve behandeling van geschillen te komen. In de eerste plaats doordat de wet expliciet mogelijk maakt dat bij een wooncomplex een collectief verzoek kan worden ingediend indien dat gebeurt door minimaal 50% van de huurders4. Daarnaast is de voorzitter van de Huurcommissie gemachtigd om (nagenoeg) gelijkluidende verzoeken gevoegd te behandelen. Hierbij vindt één zitting plaats maar volgen verschillende uitspraken. Tenslotte is het mogelijk dat huurders een partij zoals Stichting!Woon machtigen om voor hen een servicekostenprocedure te starten bij de Huurcommissie, zoals in de door u aangedragen casus is gebeurd. De Huurcommissie kan deze geschillen ook gevoegd behandelen en heeft dat in deze casus ook gedaan. Gezien de verschillende mogelijkheden die reeds bestaan, acht ik uw motie dus overbodig.
Voorts bestaan er diverse mogelijkheden om bij de rechter een procedure te starten die ertoe kunnen leiden dat huurders niet elk jaar een procedure moeten starten bij de Huurcommissie. Het genoemde bericht wijst al op de mogelijkheid van een collectieve procedure op grond van artikel 96 Wetboek van Rechtsvordering zoals aangegeven in het betreffende bericht. Daarbij is het mogelijk om een verklaring voor recht te vorderen gericht op de hoogte van het voorschotbedrag voor de servicekosten met de stelling dat die hoogte zou leiden tot een onredelijk voordeel voor de verhuurder.
Huurders hebben dus verschillende mogelijkheden om hun servicekosten te laten controleren. Gezien deze mogelijkheden zie ik vooralsnog geen aanleiding om te concluderen dat nog meer mogelijkheden voor collectieve procedures behulpzaam kunnen zijn bij de in het bericht beschreven situatie.
Deelt u de mening dat gezien de praktijken die Change= erop nahoudt deze motie zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden om de rechtbank(en)/ de Huurcommissie niet te laten overspoelen met deze servicekostenprocedure’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u en/of uw collega bewindspersonen hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat ondanks uw interveniëring er alsnog vijf huurders zijn die hun huurcontract niet verlengd krijgen, terwijl zij graag wel willen blijven? Zo ja, wat vindt u ervan dat Change= zijn macht misbruikt om huurcontracten niet te verlengen? Hoe kijkt u hiertegenaan in het kader van uw besluit dat woonzekerheid de norm is en moet blijven?
Ter beantwoording van uw eerdere vragen over Change= heb ik contact gehad met deze verhuurder en Stichting!Woon. Ik ben met beide partijen in gesprek gegaan om hen aan te horen en de feiten te checken om de vragen zo goed als mogelijk te beantwoorden. In zijn algemeenheid kan een verhuurder om verschillende redenen de huurovereenkomst niet verlengen of om een andere reden weer beschikking willen hebben over de woning. Daarbij deel ik uw mening dat vaste huurcontracten de norm moeten blijven wat onder andere ten goede komt aan de woonzekerheid van huurders. In het programma Betaalbaar Wonen heb ik uiteengezet op welke wijze ik dit wil waarborgen.
Hoe kijkt u aan tegen intimidatie nu recentelijk duidelijk is geworden dat Change= de rechtszaak over de aantijging van intimidatie verloren heeft?2
De rechtbank heeft geen uitspraak gedaan over daadwerkelijke intimidatie tegen de huurders door medewerkers van Change=. De rechtbank is van oordeel dat het artikel dat Stichting!Woon heeft geplaatst dat Change= huurders intimideert, niet onrechtmatig is. In zijn algemeenheid veroordeel ik elke vorm van intimidatie. In het wetsvoorstel goed verhuurderschap is daarom in de algemene regels opgenomen dat verhuurders zich moeten onthouden van iedere vorm van intimidatie. Het wetsvoorstel geeft gemeenten de bevoegdheid om de algemene regels van goed verhuurderschap te handhaven. Wanneer het wetsvoorstel in werking treedt, is het de taak van de gemeente om alle relevante informatie te verzamelen om te onderzoeken of er sprake is van intimidatie.
Valt deze vorm van intimidatie ook onder de definitie van intimidatie zoals deze in het Wetsvoorstel goed verhuurderschap opgenomen is?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat Change= en haar eigenaren de kosten van het contract dienstenovereenkomst (afgesloten met Change= Vastgoed Beheer BV) in de servicekosten gestopt hebben die een onderdeel van het huurcontract met de eigenaren zijn? (de eigenaren zijn PEC Persimmon SARL (onderdeel van CBRE Investment Management) voor het Allebéplein en IFSII Amsterdam Coöperatief UA voor het Elizabeth Cady Stantonplein)
De huurregelgeving geeft duidelijke regels over hetgeen een verhuurder als servicekosten in rekening kan brengen bij zijn huurder. Een verhuurder heeft zich aan deze regels te houden. Samengevat gaat het bij servicekosten om diensten of leveringen bij de bewoning van de verhuurder aan de huurder. De verhuurder kan daarbij gebruik maken van een andere partij om die diensten of leveringen te verzorgen. Daarbij geldt dat de verhuurder geen winst mag maken op de servicekosten en dat de kosten redelijk moeten zijn in verhouding tot de geleverde diensten. Ik heb geen kennis van de inhoud van de genoemde dienstenovereenkomst, aangezien dit een privaatrechtelijke overeenkomst tussen huurder(s) en verhuurder is. Ik kan dan ook niet oordelen over de inhoud van deze overeenkomsten. De Huurcommissie zal in dit geval een bindende uitspraak doen of de afrekening klopt of niet en beide partijen zullen zich hieraan moeten houden.
Deelt u de mening dat Change= op deze manier kosten in de servicekosten verwerkt die daar niet thuishoren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Wat gaat u doen om dergelijke servicekostenconstructies, die enkel en alleen dienen om de wet- en regelgeving omtrent servicekosten te omzeilen, tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid een gesprek met de eigenaren van Change= aan te gaan, aangezien een gesprek met de eigenaren iets in beweging kan zetten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ten behoeve van mijn eerdere beantwoording op uw schriftelijke vragen over Change= heb ik gesproken met Change= en Stichting!Woon. Momenteel is het aan de Huurcommissie om een uitspraak te doen in deze zaak. Zolang er nog geen uitspraak is gedaan, ligt het niet in de rede dat ik mij in de situatie meng.
Acht u het mogelijk dat in deze casus, op basis van hetgeen nu bekend is met betrekking tot intimidatie, te hoge kosten en nu de bewust honderden servicekostenprocedures, de vergunning van Change= na invoering van het Wetsvoorstel goed verhuurderschap door de gemeente ingetrokken zou kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In het wetsvoorstel goed verhuurderschap krijgen gemeenten de mogelijkheid om voor reguliere woonruimte een verhuurvergunning in te stellen voor gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat. Aan deze verhuurvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden die zien op de wijze waarop de verhuurder aantoont hoe hij invulling geeft aan de regels van goed verhuurderschap, de maximale huurprijs en het maximale huurverhogingspercentage (indien het een gereguleerde zelfstandige woonruimte betreft), en het hebben en uitvoeren van een onderhoudsplan. Als een verhuurder zich vervolgens niet houdt aan de regels van goed verhuurderschap, of als hij de vergunningsvoorwaarden overtreedt, kan de gemeente de verhuurvergunning intrekken. In voorkomende gevallen is het aan de gemeente om hier een besluit over te nemen.
Is het na invoering van de Wet goed verhuurderschap voor gemeenten in het kader van de leefbaarheid in bepaalde wijken mogelijk om verhuurvergunning voor tijdelijke huurcontracten, zoals die van Change=, te weigeren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik in mijn brief van 19 mei 2022 over het programma Betaalbaar Wonen heb aangegeven, ben ik voornemens om daar waar hoge doorstroming ongewenst is, zoals in kwetsbare wijken waar de leefbaarheid onder druk staat, gemeenten in staat te stellen misbruik van deze contractvorm alsnog aan te pakken. Daarbij kijk ik naar de mogelijkheid om gemeenten daartoe een wettelijk instrumentarium te geven.
Bent u bereid om in deze casus te interveniëren, zodat de Huurcommissie en/of de rechtbank niet overspoeld worden met honderden servicekostenprocedures?
Zie het antwoord op vraag 13. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven, wordt de Huurcommissie overigens niet overspoeld: de Huurcommissie kan deze zaken nu al gevoegd behandelen en zo met 1 uitspraak vele huurders duidelijkheid bieden.
Vindt u dat huurders van Change= in een gelijk speelveld opereren, aangezien het moederbedrijf van Change= over vele miljarden beschikt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik onderken dat huurders in het algemeen opereren in een ongelijk speelveld met hun verhuurders. De huurregelgeving is zodanig ingericht dat met dit ongelijke speelveld rekening wordt gehouden. Zo hebben huurders in het gereguleerde segment de mogelijkheid de Huurcommissie in te schakelen in het geval van een geschil over de servicekosten. De Huurcommissie verricht hiervoor dan een voorbereidend onderzoek. De huurder behoeft hierdoor niet op voorhand te bewijzen dat onterecht servicekosten in rekening worden gebracht. Ook is het inschakelen van de Huurcommissie gratis voor de huurder indien hij in het gelijk wordt gesteld. Indien hij in het ongelijk wordt gesteld kan dat een legesveroordeling betekenen van maximaal € 25,–. Huurders kunnen ook om vrijstelling van de kosten verzoeken. Voorts is het inschakelen van de Huurcommissie geen wettelijke grond om de huurovereenkomst te beëindigen. Naast deze bestaande regelgeving werk ik aan de Wet goed verhuurderschap en ben ik voornemens om het woningwaarderingsstelsel dwingen te maken. Hiermee meen ik dat op afdoende wijze tegemoet wordt gekomen aan het ongelijke speelveld waarin huurders opereren ten opzichte van verhuurders.
Valt Change= onder de term «malafide verhuurders»?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 14, is het aan gemeenten om een afweging te maken op basis van alle relevante omstandigheden om te handhaven op basis van de voorgestelde wet goed verhuurderschap. Daarbij geldt dat niet iedere verhuurder die een overtreding begaat direct getypeerd kan worden als «malafide verhuurder». Het is dan ook de bedoeling dat gemeenten in de handhaving eerst gedragsherstellende sancties inzetten, zoals een waarschuwing of een last onder bestuursdwang, zodat een verhuurder de kans krijgt zijn gedrag aan te passen naar de norm. Indien een verhuurder na een waarschuwing of herstelsanctie willens en wetens zijn gedrag niet aanpast is hij in mijn ogen malafide en zijn ook punitieve sancties op zijn plaats.
Heeft Change= inmiddels haar manier van communiceren op uw verzoek verbeterd en heeft Change= inmiddels haar huurders ook op uw verzoek uitgelegd waar ze terecht kunnen als ze het niets eens zijn met de genomen besluiten?
Van Change= heb ik begrepen dat alle huurders via een applicatie hun klachten kunnen melden.
Klopt het dat er inmiddels ook procedures lopen over onterecht ingehouden waarborgsommen?
Die procedures zijn mij niet bekend.
Klopt het dat u inzake de waarborgsom alleen informatie ingewonnen heeft bij Change= en niet bij Stichting Woon, die deze huurders bijstaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Om uw eerdere schriftelijke vragen over Change= te kunnen beantwoorden, ben ik destijds met Change= en Stichting!Woon in gesprek gegaan. Tijdens de gesprekken heb ik het met beide partijen over de door u genoemde onderwerpen gehad.
Klopt het dat u inzake de verhuurdersverklaring alleen informatie ingewonnen heeft bij Change= en niet bij Stichting Woon? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Klopt het dat u inzake het inzetten van deurwaarders alleen informatie ingewonnen heeft bij Change= en niet bij Stichting Woon? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Heeft u informatie bij Stichting Woon ingewonnen als het specifiek om die negatieve verhuurdersverklaringen gaat?
Zie antwoord vraag 21.
Heeft de Huurcommissie hogere leges opgelegd nu Change= vaker in het ongelijk is gesteld en hebben deze hogere leges (in zijn algemeenheid) wel voldoende effect als verhuurders zoals Change= een moederbedrijf hebben met miljarden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De Huurcommissie kan hogere leges opleggen bij verhuurders die binnen 3 kalenderjaren verschillende keren in het ongelijk worden gesteld. De huidige wettelijke regeling biedt deze mogelijkheid voor geschillen die zien op de splitsing van all-in prijzen en de toetsing van aanvangshuurprijzen.6 In mijn antwoorden op uw eerdere vragen7 is abusievelijk de suggestie gewekt dat de Huurcommissie deze hogere leges ook kan opleggen bij geschillen die zien op servicekosten. Op het moment wordt de Wet modernisering Huurcommissie en introductie verhuurderbijdrage, waarmee de mogelijkheid tot het opleggen van hogere leges is geregeld, geëvalueerd. In deze evaluatie is expliciet aandacht voor de regeling omtrent hogere leges. Zo wordt onder meer bezien of ook andere geschilsoorten, zoals de afrekening van servicekosten, zich lenen voor deze regeling. Als de resultaten van de evaluatie hiertoe aanleiding geven, zal ik een voorstel doen voor een wetswijziging op dit punt.
Deelt u de mening dat zolang deze geschillen lopen Change= geen negatieve verhuurverklaring mag afgeven om machtsmisbruik te voorkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is wettelijk toegestaan om met een verhuurdersverklaring te werken ongeacht er een geschil loopt. Een huurder kan door de potentiële verhuurder om een verhuurdersverklaring worden gevraagd op het moment dat hij of zij een nieuwe woning zoekt hoewel er op dat moment nog een geschil loopt. De huurder moet deze verklaring bij de huidige of voormalige verhuurder opvragen. Indien de huurovereenkomst is beëindigd op basis van overlast, betalingsachterstanden of het verrichten van criminele activiteiten, is de kans groot dat de verhuurder geen positieve verklaring zal geven.
Deelt u de mening dat een negatieve verhuurdersverklaring een disproportioneel negatief effect heeft op het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 26.
Ziet u nu voldoende aanleiding om iets meer dan alleen een gesprek met Change= te voeren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 13.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en gelieve niet te clusteren?
Ik heb de vragen zo veel als mogelijk separaat beantwoord.
De onacceptabele uitzetting van huurders in Capelle aan den IJssel |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat vindt u van de wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft onacceptabele uithuiszetting van mensen in Capelle aan den IJssel?1
Het is belangrijk dat iedereen zonder belemmeringen of weerstand een geschil kan voorleggen aan de Huurcommissie of de rechter. Om het risico op belemmeringen van of weerstand door de verhuurder te beperken, kan de huurder nog tot zes maanden na het einde van het huurcontract voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal twee jaar de Huurcommissie verzoeken om een uitspraak te doen over de overeengekomen aanvangshuurprijs. En ook over de servicekosten kan de huurder nog tot twee jaar na het einde van het tijdelijk huurcontract een uitspraak van de Huurcommissie vragen.
Wat bent u voornemens te doen om deze praktijk een halt toe te roepen?
Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen, moeten vaste huurcontracten de norm blijven. Ik deel uw mening dat tijdelijke huurcontracten voor onzekerheid kunnen zorgen en dat deze door verhuurders kunnen worden ingezet om bij mutatie telkens de aanvangshuurprijs te verhogen. Zoals ik in mijn brief van 19 mei 2022 over het programma Betaalbaar Wonen heb aangegeven, ga ik mij er voor inzetten om een groter deel van de huurwoningenvoorraad onder het woningwaarderingsstelsel (WWS) te brengen en het WWS dwingend te maken. Hiermee mitigeer ik voor het grootste deel van de huurwoningen de negatieve prikkel om tijdelijke huurcontracten te gebruiken om de aanvangshuur telkens de verhogen. Dit zal het gebruik van tijdelijke huurcontracten moeten gaan dempen, waardoor vaste huurcontracten de norm blijven. De Wet doorstroming huurmarkt 2015 beoogde het aanbod van huurwoningen te vergroten door tijdelijke verhuur toe te staan. Deze mogelijkheid blijft bestaan om zo meer woningen aan de voorraad toe te voegen in tijden van schaarste. Daar waar hoge doorstroming ongewenst is, zoals in kwetsbare wijken waar de leefbaarheid onder druk staat, moeten gemeenten in staat worden gesteld misbruik van deze contractvorm alsnog aan te pakken. We kijken naar de mogelijkheid om gemeenten daartoe een wettelijk instrumentarium te geven.
Hoe geeft u gestalte aan de afspraak en het principe in het coalitieakkoord: «Vaste huurcontracten blijven de norm»?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u, gelet op deze afspraak, dat tijdelijke contracten mogelijk moeten blijven? Zo ja, welke functie ziet u voor tijdelijke contracten en onder welke voorwaarden?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u dat tijdelijke huurcontracten zo worden ingezet door verhuurders dat na afloop van het huurcontract, de zittende huurder moet opkrassen en wordt vervangen door een nieuwe huurder, maar wel tegen een veel hogere huurprijs c.q. aanvangshuur? Zo ja, wat vindt u van deze perverse vorm van de rentenierseconomie?
Zie antwoord vraag 2.
Komt u met maatregelen hiertegen in het aangekondigde Programma Betaalbaar Wonen dan wel in de Wet goed verhuurderschap?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u mogelijkheden om de maximering van de jaarlijks toegestane huurverhoging voor huurders met een geliberaliseerde huurovereenkomst ook van toepassing te laten zijn op de aanvangshuur c.q. bij verandering van huurder bij tijdelijke huurcontracten?
Gelet op de verwachte werking van de maatregelen die ik toelicht in mijn antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5 acht ik een dergelijke maximering van de huurverhoging van geliberaliseerde woningen bij tijdelijke contracten niet noodzakelijk.
Huurders die tegen de afspraak in op straat worden gezet |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Huurders in Capelle tegen afspraak in op straat gezet: «Ik vind het heel erg schofterig»»?1
Ja.
Is het toegestaan dat bij huurders aan wie is beloofd dat hun huurcontract in principe wordt verlengd, het huurcontract alsnog zonder opgaaf van redenen wordt ingetrokken? Zo ja, waarom geldt een toezegging in zoiets belangrijks als een dak boven het hoofd niet in Nederland? Zo nee, wat gaat u doen om te zorgen dat dergelijke afspraken worden nagekomen?
In het Burgerlijk Wetboek zijn de mogelijkheden voor beëindiging en verlenging van de verschillende soorten huurovereenkomsten geregeld. Een huurovereenkomst die voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal twee jaar voor een zelfstandige woning is aangegaan, eindigt wanneer die tijd is verstreken. Een opzegging is daarvoor niet vereist. De verhuurder is in principe niet verplicht om de huurovereenkomst voor bepaalde tijd te verlengen. Indien de verhuurder ervoor kiest om de huurovereenkomst niet te verlengen, hoeft hij daarvoor geen reden op te geven.
Indien tussen een huurder en verhuurder mondeling afspraken zijn gemaakt over de verlenging van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd is de verhuurder gehouden om deze na te komen.2 Bij een geschil hierover kan de huurder de rechter om een oordeel vragen. Het is aan de huurder om aannemelijk te maken dat partijen een dergelijke mondelinge afspraak hebben gemaakt, bijvoorbeeld door verklaringen van getuigen van dien aard of een schriftelijke uitlating van de verhuurder. Het oordeel van de rechter hangt af van de omstandigheden van het concrete geval.
Bent u het met de PvdA eens dat het volstrekt onacceptabel is om contracten van huurders niet te verlengen omdat zij hun recht halen, bijvoorbeeld via de Huurcommissie of omdat zij de huurbaas aanspreken? Wat gaat u doen om huurders beter te beschermen tegen dit soort praktijken?
Het is belangrijk dat iedereen zonder belemmeringen of weerstand een geschil kan voorleggen aan de Huurcommissie of de rechter. Om het risico op belemmeringen van of weerstand door de verhuurder te beperken, kan de huurder nog tot zes maanden na het einde van het huurcontract voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal twee jaar de Huurcommissie verzoeken om een uitspraak te doen over de overeengekomen aanvangshuurprijs. En ook over de servicekosten kan de huurder nog tot twee jaar na het einde van het tijdelijk huurcontract een uitspraak van de Huurcommissie vragen.
Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen, moeten vaste huurcontracten de norm blijven. Ik deel uw mening dat tijdelijke huurcontracten voor onzekerheid kunnen zorgen en dat deze door verhuurders kunnen worden ingezet om bij mutatie telkens de aanvangshuurprijs te verhogen. Zoals ik in mijn brief van 19 mei 2022 over het programma Betaalbaar Wonen heb aangegeven, ga ik mij ervoor inzetten om een groter deel van de huurwoningenvoorraad onder het woningwaarderingsstelsel (WWS) te brengen en het WWS dwingend te maken. Hiermee mitigeer ik voor het grootste deel van de huurwoningen de negatieve prikkel om tijdelijke huurcontracten te gebruiken om de aanvangshuur telkens de verhogen. Dit zal het gebruik van tijdelijke huurcontracten moeten gaan dempen, waardoor vaste huurcontracten de norm blijven. De Wet doorstroming huurmarkt 2015 beoogde het aanbod van huurwoningen te vergroten door tijdelijke verhuur toe te staan. Deze mogelijkheid blijft bestaan om zo meer woningen aan de voorraad toe te voegen in tijden van schaarste. Daar waar hoge doorstroming ongewenst is, zoals in kwetsbare wijken waar de leefbaarheid onder druk staat, moeten gemeenten in staat worden gesteld misbruik van deze contractvorm alsnog aan te pakken. We kijken naar de mogelijkheid om gemeenten daartoe een wettelijk instrumentarium te geven.
Erkent u dat de standaard van flexibele huurcontracten leidt tot meer onzekerheid voor huurders en tot opdrijvende huren; immers voor elke nieuwe huurder kan de huur nog weer verder worden verhoogd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de wet aan te passen, zodat een vast huurcontract weer de norm wordt en we afkomen van het model waar verhuur louter en alleen als verdienmodel wordt gezien en huurders de klos zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel ‘bewoners in schimmelende horrorflat zijn het spuugzat plots kwam een stuk muur naar beneden’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bewoners in schimmelende horrorflat zijn het spuugzat plots kwam een stuk muur naar beneden» in het Algemeen Dagblad van 26 april jongsleden?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Iedere huurder van een (sociale) huurwoning heeft recht op een technisch goede en veilige woning zonder gebreken, zodat het er prettig wonen is. Een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, dient zich als goed verhuurder te gedragen en deze woning te verschaffen. Het is erg vervelend dat deze bewoners veel klachten ervaren over hun woning en zich niet gehoord voelen door de Alliantie.
Deelt u de mening dat deze bewoners veel geluk hebben gehad en dat het fout had kunnen aflopen?
De Alliantie heeft mij laten weten regelmatig onderzoek te doen naar de technische staat van haar bezit. Hierbij hoort ook de veiligheid van constructieve onderdelen. De bewoners zijn vroegtijdig per brief geïnformeerd over de technische staat van de balkons en er zijn direct maatregelen genomen om de balkons met stempels te ondersteunen.
Kunt u garanderen dat deze woningen veilig zijn?
De Alliantie geeft aan dat er een rapport is opgemaakt waarin de technische staat van de balkons is vastgesteld. Hieruit is gebleken dat de balkons wel constructief onderhoud nodig hebben, maar dat er geen sprake is van een onveilige situatie. De balkons zijn gestut conform het technisch advies van het betrokken ingenieursbureau. Er is geen instortingsgevaar voor de balkons bij lichte belasting. Met de aanwezigheid van de stempels kunnen bewoners, met maximaal vier volwassen personen, gebruik maken van hun balkon. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid toe te zien op de kwaliteit van de woningen. Na contact blijkt dat Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Amersfoort haar rol heeft gepakt en actief betrokken is bij het herstel van de balkons. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de gemeente en de woningcorporatie over het complex Vreeland.
Is het mogelijk dat achterstallig onderhoud en/of gebreken in en aan de woning tot levensgevaarlijke situaties kunnen leiden?
Ik kan daar in algemene zin geen uitspraak over doen.
Wat vindt u ervan dat woningcorporatie De Alliantie de bewoners niet serieus neemt?
De Alliantie heeft mij laten weten haar best gedaan te hebben en dacht de bewoners goed en tijdig geïnformeerd te hebben over de situatie met de balkons. Het is vervelend dat dit zo niet door de huurders is beleefd. De komende tijd zal De Alliantie extra tijd en aandacht geven aan deze huurders.
Uit de Aedes Benchmark 2021 blijkt dat De Alliantie haar huurderstevredenheid heeft zien stijgen naar 7,5, het gemiddelde van de sector. Ook uit de meest recente visitatie uit 2020 is gebleken dat de huurders de relatie en communicatie met De Alliantie beoordelen met een score Goed. Op basis van de genoemde informatie heb ik geen reden om aan te nemen dat De Alliantie haar huurders niet serieus neemt.
Begrijpt u dat flatbewoners aan het Vreeland hun balkon niet meer op durven te gaan?
Ja, ondanks dat er geen direct risico is snap ik dit gevoel.
Deelt u de mening dat bewoners van de flats aan het Vreeland een 100% of in grote mate huurverlaging moeten krijgen nu woningcorporatie De Alliantie erkent dat er sprake zou kunnen zijn van instortingsgevaar van de balkons en er ook sprake is van achterstallig onderhoud waardoor het woongenot ernstig aangetast is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik kan hierover geen uitspraak doen. Een huurder kan zich bij ernstige gebreken tot de huurcommissie wenden om een huurverlaging af te dwingen naar 20%, 30% of 40% van de huurprijs. De omvang van de huurverlaging is afhankelijk van de ernst van de gebreken. Indien de huurder van oordeel is dat er een huurverlaging van 100% moet plaatsvinden, moet hij zich tot de rechter wenden.
Deelt u de mening dat de flatbewoners aan het Vreeland ondersteund moeten worden door bijvoorbeeld een bouwkundige, een jurist of een meldpunt dat gespecialiseerd is in bijvoorbeeld bewoners bijstaan die een gang naar de Huurcommissie of rechter kunnen maken?
Nee, dat is niet nodig. In mijn antwoord op vraag 4 geef ik aan dat de gemeente Amersfoort betrokken is en de kwaliteit van het gebouw controleert. Uit technisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een gevaarlijke situatie. De Alliantie gaat zo snel mogelijk aan de slag met het herstel van de balkons.
Waarom moeten die bouwstempels minimaal tot en met december blijven?
De Alliantie heeft mij laten weten dat het nog niet bekend is of de stempels tot en met december blijven staan. De woningcorporatie heeft tijd nodig om goede en duurzame werkzaamheden uit te voeren aan de balkons. Ze hebben aangegeven dit zo snel als mogelijk te gaan doen.
Hoe hoog heeft woningcorporatie De Alliantie deze gevaarlijke situatie van flat(s) aan het Vreeland op de agenda gezet?
Klopt het dat woningcorporatie De Alliantie eerder aan de schimmelschandpaal is genageld?2
Er zijn door uw partij eerder Kamervragen gesteld over schimmelproblematiek, deze vragen betroffen ook woningen van De Alliantie.
Klopt het dat er bij huurders van woningcorporatie De Alliantie in andere flats, zoals de Orion in Amersfoort, sprake was van een levensgevaarlijke situatie als gevolg van asbest en ook daar sprake was van achterstallig onderhoud waar huurders niet serieus zijn genomen?3
De Alliantie heeft mij laten weten dat er in de flat Orion geen sprake is geweest van een levensgevaarlijke situatie. In de voorbereiding van een project is bij één huurder geconstateerd dat er een gat in een asbestpijp zat. Direct na de melding is dit onderzocht en gesaneerd. Deze flats zijn in de meerjaren-onderhoudsplanning van De Alliantie opgenomen geweest en daarmee is er geen sprake van achterstallig onderhoud.
Kunnen we vaststellen dat er bij woningcorporatie De Alliantie sprake is van een patroon? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, dat zou ik zo niet willen zeggen. Zoals ik bij het antwoord op vraag 6 aangeef heeft De Alliantie een gemiddelde waardering op Huurdersoordeel in de Aedes Benchmark 2021. Ook uit de onafhankelijke visitatie uit 2021 is gebleken dat het oordeel van de huurders over de samenwerking en relatie goed is.
Deelt u de mening dat er sprake is van een tendens in het niet serieus nemen van huurders en/of slechte communicatie naar huurders door verhuurders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Ik herken wel dat er verschillen zijn in de manier waarop woningcorporaties communiceren met hun bewoners. Het overgrote merendeel van de woningcorporaties krijgt gelukkig van hun huurders een goede score op het prestatieveld Huurdersoordeel in de Aedes Benchmark. In de verplichte vierjaarlijkse visitatie worden de huurders bevraagd over hun mening over de relatie en communicatie met de woningcorporatie. Ook hier zijn de beoordelingen voor de overgrote grote meerderheid van de woningcorporaties positief. Dat neemt niet weg dat elk incident er vanzelfsprekend een teveel is.
Waarom kunt u woningcorporaties wel onder verscherpt toezicht plaatsen als er sprake is van financieel wanbeleid, maar kunt u woningcorporaties niet onder verscherpt toezicht plaatsen als huurders in levensgevaarlijke of als gevolg van vocht- en schimmel in ongezonde woonsituaties terecht komen?
Wanneer sprake is van een overtreding van artikelen 1a en 1b van de Woningwet in samenhang het Bouwbesluit 2012 is de gemeente de taak om handhavend op te treden. Huurders kunnen een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen.
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft een indirecte rol ten aanzien van het toezicht op de kwaliteit van woningen. De Aw houdt risicogericht toezicht op het beleid en beheer van woningcorporaties en kan een woningcorporatie aanspreken als zij geen goed onderbouwd beleid heeft gericht op onderhoud en verbetering, of als zij dit beleid onvoldoende weet te realiseren. Wanneer de Aw meerdere signalen krijgt met betrekking tot onderhoud zal zij dit meenemen in de gesprekken die zij voert met bestuur en RvC in het kader van het reguliere governance toezicht. De Aw is geen aanspreekpunt voor individuele huurders. Wanneer een individuele huurder klachten heeft over zijn of haar woning, kan de huurder hiervoor naar de Huurcommissie stappen.
Deelt u de mening dat een ondertoezichtstelling van een woningcorporatie als gevolg van het verzaken van de zorgplicht van een woningcorporatie jegens haar huurders een afschrikwekkende werking zou kunnen hebben waardoor woningcorporaties eerder geneigd zijn om achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek te verhelpen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, deze mening deel ik niet. Woningcorporaties verhuren ruim 2 mln. woningen en er zijn geen signalen dat er structureel problemen zijn die een onder toezichtstelling rechtvaardigen. De Aw kan een aanwijzing geven in het belang van de volkshuisvesting als dit wel het geval is. Elke individuele situatie waarin problemen ontstaan is vervelend. Wanneer een individuele huurder klachten heeft over zijn of haar woning, kan de huurder hiervoor naar de Huurcommissie stappen. Tevens hebben gemeenten de taak om te handhaven op de kwaliteit van woningen als dat nodig is.
Kunnen we vaststellen dat bescherming van huurders niet goed werkt gezien de vele langdurige problemen zoals te hoge huurprijzen, achterstallig onderhoud, gebreken, vocht en schimmel? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Als gevolg van de schaarste op de woningmarkt is de positie van zowel de huurder als de koper verzwakt ten opzichte van de positie van verhuurders, beleggers en tussenpersonen. Prijzen zijn soms hoger dan de kwaliteit van de woning rechtvaardigt. Daardoor raken mensen in de knel. De toegenomen druk en moeite die mensen hebben om een geschikte woning te vinden maakt bovendien dat anderen hier makkelijker misbruik van kunnen maken. Verschillende meldpunten op de huur- en de koopmarkt en gemeenten krijgen klachten over malafide verhuurders en makelaars. Die gaan bijvoorbeeld over vriendjespolitiek, achterstallig onderhoud, discriminatie, intimidatie en te hoge huurprijzen. In het kader van het Programma Betaalbaar Wonen (Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 906), dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, neem ik dan ook diverse maatregelen om de rechtsbescherming van huurders en kopers te verbeteren.
Klopt het dat CV-ketels van woningcorporaties minder goed onderhouden zijn vanwege de kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het mag natuurlijk niet zo zijn dat CV-ketels minder goed onderhouden worden vanwege de kosten. Ik heb ook geen reden om aan te nemen dat dit in de praktijk aan de orde is. Het is de verantwoordelijkheid van de woningcorporatie om goed onderhoud te plegen aan de woning, dat betekent ook aan de CV-ketel. Als een huurder vermoedt dat de CV-ketel niet goed onderhouden wordt en na contact met de woningcorporatie blijkt dit ook zo te zijn, kan de gemeente gevraagd worden te handhaven.
Deelt u de mening van de service coördinator van dat technisch bureau dat achterstallig onderhoud het gevaarlijkste is wat er is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik kan me voorstellen dat indien er sprake is van achterstallig onderhoud aan een CV-ketel, er uiteindelijk gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
Wat vindt u ervan dat er zoiets bestaat als horrorflats? Eerder hebben wij u namelijk ook al bericht over andere horrorflats in Nederland.
Het is vanzelfsprekend niet goed dat er flats zijn die door bewoners zo worden omschreven. Iedere huurder van een (sociale) huurwoning verdient een woning zonder gebreken, zodat het er prettig wonen, is.
Hoeveel woningen kampen met achterstallig onderhoud en hoeveel woningen kampen met (ernstige) gebreken? Indien u geen cijfers hieromtrent hebt, bent u bereid om onderzoek hiernaar te verrichten? En kunt u hierbij specifiek ingaan op achterstallig onderhoud aan de CV-ketels, aangezien dit tot directe levensgevaarlijke situaties kan leiden?
Hier is niet in algemene zin iets over te zeggen. De informatie die beschikbaar is gaat over de conditiescores van corporatiewoningen. Deze zeggen iets over het onderhoud en de kwaliteit van een woning, en zorgen ervoor dat woningcorporaties (en de Aw) de staat van hun woningen met elkaar kunnen vergelijken. Ook vormt de conditiemeting input voor het opstellen van de meerjarenonderhoudsplanning. Dit helpt zodoende om werkzaamheden te prioriteren.
Berichten van vorig jaar suggereerden dan er een groot aantal sociale huurwoningen zou zijn met lage conditiescores. Dit beeld bleek niet geheel accuraat, zoals ook aangegeven in de beantwoording van Kamervragen n.a.v. de berichten hierover (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611).
Deelt u de mening dat er bij teveel woningcorporaties sprake is van achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek?
Elk geval van achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek is er één te veel.
Deelt u de mening dat we in Nederland een kwaliteitscrisis hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee deze mening deel ik niet. Er zijn meer dan 2 miljoen sociale huurwoningen in Nederland, waarvan het overgrote deel van goede kwaliteit. Bij een deel van de woningvoorraad is renovatie en verbetering nodig. Daar zetten we ook op in. Vorig jaar heb ik met Aedes afspraken gemaakt om de komende vijf jaar € 100 mln. per jaar extra te investeren in onderhoud en verbetering. Tevens komen er dit jaar nationale prestatieafspraken waarin het onderhoud en kwaliteit van de woningen nadrukkelijk een plek krijgen. Deze extra middelen komen beschikbaar omdat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft.
Hoe hoog staat deze kwaliteitscrisis bij u op de agenda? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord op vraag 24.
Bent u bereid om met een landelijk vernieuwingsprogramma voor de bestaande bouw te komen met bijbehorende tijdslijnen om de kwaliteitscrisis uit te bannen? Zo ja, wanneer komt u met een dergelijk programma naar de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Onderhoud en renovatie maakt onderdeel uit van mijn programma’s en acties. Onderhoud en de kwaliteit van woningen is bijvoorbeeld al onderdeel van huidige afspraken met Aedes en wordt ook nadrukkelijk onderdeel van de nationale prestatieafspraken, die ik binnenkort met IPO, Aedes, Woonbond en de VNG nationale zal maken. Daarnaast zet ik bijvoorbeeld met het volkshuisvestelijkfonds ook in op verbetering van de particuliere voorraad.
Bent u bekend met het bericht «zeker 80.000 woningen vertonen flinke gebreken» van consumentenprogramma RADAR van AVRO/TROS?4
Ja, de eerdere Kamervragen over deze berichten zijn op 5 november 2021 beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611).
Wat hebt u sinds dat bericht van RADAR gedaan en/of wat zult u doen om achterstallig onderhoud en gebreken voor huurders te verhelpen zodat dit niet meer kan leiden tot levensgevaarlijke dan wel ongezonde woonsituaties?
Met Aedes heb ik vorig jaar afspraken gemaakt dat corporaties de komende vijf jaar € 100 mln. per jaar extra te investeren in onderhoud en verbetering, met specifieke focus op schimmelproblematiek als gevolg van gebrekkige kwaliteit van de woning, brandveiligheid en loden leidingen. En zoals ik bij antwoord 26 aangeef, worden extra investeringen in onderhoud en kwaliteit opgenomen in de nationale prestatieafspraken later dit jaar.
Klopt het dat één op de 25 corporatiewoningen in matige tot zeer slechte conditie verkeert en dat we dus spreken over circa 130.000 woningen?
Nee, dit klopt niet.
Wilt u dat huurders van die circa 130.000 woningen net als huurders van die paar honderdduizend vocht- schimmelwoningen naar de Huurcommissie gaan?
Ik wil in de eerste plaats dat verhuurders voldoen aan hun verplichtingen waaronder het verhuren van woningen zonder gebreken. Mijn beleid is er dan ook op gericht dat verhuurders hun verplichtingen kennen en dat het huurbeleid in algemene zin verhuurders de middelen geeft om aan hun verplichtingen te voldoen. Ik wil dan ook in de eerste plaats dat huurders geen aanleiding hebben om naar de Huurcommissie te gaan.
Als er echter wel aanleiding is, wil ik dat huurders zeker gebruik maken van hun rechten zoals de mogelijkheid van een procedure bij de Huurcommissie. Om huurders beter te kunnen informeren over deze rechten, breidt de Huurcommissie in 2022 haar voorlichtingsrol uit, door vernieuwing van haar website en het vormgeven van een klantcontactcentrum voor vragen over het huurdomein. Samen met Aedes en de Woonbond werk ik daarnaast aan een huurrechtcampagne, om met name huurders met lage inkomens te helpen bij vragen over hun woning.
Waarom mogen mensen wel in een onveilige woning wonen en niet in een onveilige auto rijden, want er is geen APK voor woningen maar wel voor auto’s?
Zoals ik heb aangeven bij antwoord 24, zijn er geen signalen dat er sprake is van een structureel probleem. Ik ga er van uit dat huurders zich bij gebreken wenden tot hun verhuurder en indien nodig tot Huurcommissie, rechter of gemeente. Daarmee is gewaarborgd dat huurders recht hebben op een veilige woning van goede kwaliteit.
Klopt het dat u woningcorporaties wilt uitzonderen van de Wet goed verhuurderschap? Zo ja, waarom? En vindt u dat nog steeds een goed idee gezien alle berichtgeving waaronder het bericht van het programma RADAR dat hoge aantallen woningen met gebreken laat zien?
Nee, de woningcorporaties zullen niet geheel uitgezonderd worden van het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Zo zullen de algemene beginselen van goed verhuurderschap onverkort op hen van toepassing zijn. De woningcorporaties worden wel uitgezonderd van een eventuele gemeentelijke vergunningsplicht, omdat deze zich niet verhoudt met de wettelijke plicht om woningen te verhuren en mijn eigen bevoegdheden ten opzichte van corporaties.
Bent u inmiddels overtuigd geraakt van een landelijke APK-keuring voor woningen, temeer nu gebleken is dat er heel veel woningen zijn met (ernstige) gebreken en/of achterstallig onderhoud en/of vocht- en schimmelproblematiek?
Zoals toegelicht in onder meer mijn antwoord op vraag 31, is een dergelijke verplichting naar mijn oordeel niet nodig.
Bent u bekend met het bericht «bewoner zakt door vloer van nieuwe huurwoning» van Stichting Woon van 28 april jongstleden?5
Ja.
Vindt u het vreemd dat bewoners denken dat ze zelf voor de kosten moeten opdraaien, want daarover werd het volgende gezegd; «Aanvankelijk dachten zij er zelf te schouders onder te moeten zetten en ook voor de kosten op te draaien»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het kan zijn dat in deze specifieke casus de bewoners dachten dat ze zelf voor de kosten moesten opdraaien. Ik kan geen oordeel geven over deze situatie en ieders beelden hierin. Kennelijk leefde dit beeld in eerste instantie bij de huurder en is dit misverstand later door de woningcorporatie rechtgezet.
Is het mogelijk dat deze en vele andere verhuurders de gebreken niet verhelpen omdat een huurkorting van 60% accepteren altijd nog goedkoper is dan het gebrek of de gebreken verhelpen?
Als de Huurcommissie in haar uitspraak de huur verlaagt, dan blijft deze verlaging gelden totdat het gebrek wordt verholpen. Het is daarom in het belang van verhuurder om het gebrek zo snel mogelijk op te lossen, omdat de gederfde huuropbrengsten blijven stijgen. Alleen bij een contract dat zeer snel zal aflopen en de intentie om de woning daarna niet meer te verhuren, kan het – afhankelijk van de huurprijs en de kosten van het verhelpen van het gebrek – in theorie mogelijk zijn dat de verhuurder goedkoper uit is door de gebreken niet te verhelpen. Mij zijn geen signalen bekend dat dit in de praktijk voorkomt. Ook in dat geval heeft de huurder alsnog de mogelijkheid om via de rechter onderhoud af te dwingen of indien sprake is van overtreding van de bouwregelgeving, de gemeente te vragen om handhavend op te treden.
Bewijst dit voorbeeld niet eens temeer dat de Huurcommissie niet alleen een huurverlaging moet kunnen opleggen, maar ook moet kunnen eisen dat het gebrek verholpen dient te worden? Zo ja, bent u bereid wet- en regelgeving hieromtrent aan te passen? Zo nee, waarom niet?
De regelgeving voorziet al in diverse mogelijkheden om af te dwingen dat gebreken daadwerkelijk worden verholpen. Zo kan de gemeente met een last onder dwangsom afdwingen dat een woning voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. In het uiterste geval kan een gemeente ertoe overgaan om zelf gebreken te herstellen en de kosten te verhalen op de eigenaar (last onder bestuursdwang).
Daarnaast kan voor overtreding van de Woningwet in samenhang met het Bouwbesluit 2012 een bestuurlijke boete worden opgelegd. Ook kan de huurder zich tot de rechter wenden met de vordering dat de verhuurder de gebreken verhelpt. Een andere manier voor de huurder is om zich tot de rechter te wenden met het verzoek om de gebreken zelf te verhelpen en de kosten te verhalen op de verhuurder, bijvoorbeeld door deze kosten in mindering te brengen op de huur. Gegeven deze mogelijkheden zie ik geen noodzaak om ook de Huurcommissie de directe bevoegdheid te geven om verhuurders te verplichten om gebreken te herstellen.
Bent u inmiddels overtuigd geraakt van een landelijk meldpunt dat huurders met raad en daad kan bijstaan als zij te kampen hebben met achterstallig onderhoud, (ernstige) gebreken, vocht- en schimmel of anderszins?
Nee, dat ben ik niet. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen. Ik voer met alle betrokken partijen een brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen op te lossen. Tegen deze achtergrond zie ik geen toegevoegde waarde in een landelijk meldpunt.
Deelt u de mening dat recidive van verhuurders als het om gebreken en/of achterstallig onderhoud gaat zwaarder bestraft dient te worden?
De Huurcommissie kan hogere legeskosten opleggen bij verhuurders die meerdere malen in het ongelijk worden gesteld. Op het moment geldt deze regeling alleen voor uitspraken over de splitsing van all-in huurprijzen en de toetsing van aanvangshuurprijzen, niet voor overige zaaktypen. De Wet modernisering Huurcommissie, waarmee de Huurcommissie deze bevoegdheid heeft gekregen, wordt op dit moment geëvalueerd. Indien de resultaten van de evaluatie hiervoor aanleiding geven, kan de regeling worden uitgebreid naar andere zaaktypen, zoals bijvoorbeeld de afrekening van servicekosten of gebrekenprocedures.
Daarnaast hebben gemeenten verschillende mogelijkheden om handhavend op te treden bij overtreding van het Bouwbesluit 2012, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete uit de tweede categorie. Indien de overtreding gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan het bevoegd gezag de bestuurlijke boete verhogen tot een boete uit de vierde categorie. Tevens zijn er onder voorwaarden mogelijkheden om het beheer over te nemen of een woning te sluiten onder bepaalde voorwaarden. Gemeenten kunnen zelf hun boetebeleid vaststellen.
Bent u bekend met het bericht »Schimmel in huis is nooit de schuld van huurders» in het Noordhollands dagblad van 22 februari jongstleden?6
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van deze vochtexpert en het feit dat hij de opstelling van woningcorporaties hekelt?
Ik ben niet in de positie om te kunnen beoordelen of deze vochtexpert in deze specifieke situatie gelijk heeft. Uit onderzoek van TNO, ABF en de GGD Amsterdam («Vocht en schimmelvorming in woningen – Bevindingen en handreikingen op basis van WoOn2018 en Energiemodule 2018», 29 september 2020) is gebleken dat vocht- en schimmelproblematiek zeer complex is en diverse oorzaken kan hebben. De bouwwijze, de toegepaste technieken, het onderhoud en het gedrag van de bewoners spelen hierbij een belangrijke rol.
Deelt u de mening dat huurders nog beter beschermd moeten worden? Zo ja, wanneer komt u met aanvullende wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 18, neem ik in het kader van het Programma Betaalbaar Wonen (Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 906) dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, diverse maatregelen om de rechtsbescherming van huurders te verbeteren.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren?
Dat heb ik gedaan.
Huurdersvoordracht |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vesteda stopt met huurdersvoordracht» van 30 maart jl. waarin wordt aangegeven dat verhuurder Vesteda stopt met huurdersvoordacht omdat bestaande huurders nieuwe huurders voordragen in ruil voor hoge bedragen sleutelgeld?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke praktijken zeer onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
De toenemende krapte op de woningmarkt brengt (kandidaat-)huurders in een zwakke positie. Hier kan misbruik van worden gemaakt door verhuurders, maar ook door huurders die al een woning hebben. In dit geval is het de zittende huurder die misbruik maakt van de situatie door van de kandidaat-huurder te eisen dat hij overnamekosten betaalt voor de stoffering die niet in verhouding staan tot de reële kosten. Dit is onwenselijk en ik ben verheugd om te vernemen dat Vesteda hiertegen optreedt en dat andere verhuurders dit voorbeeld volgen.
Komt het vragen van sleutelgeld door zittende huurders aan nieuwe huurders op grote schaal voor in Nederland?
Het voordragen van huurders door huurders is een bestaande praktijk. De excessen waarbij huurders misbruik maken van de zwakke positie van kandidaat-huurders op de woningmarkt is echter een verschijnsel dat zich juist recent manifesteert en dat voortkomt uit de krapte op de woningmarkt. Ik heb geen inzicht in de aantallen waarin het vragen van sleutelgeld door huurders voorkomt. Omdat ik vooralsnog geen signalen heb ontvangen dat dit op grootschalige wijze plaatsvindt zie ik momenteel geen aanleiding om hier onderzoek naar te doen.
Mocht u het antwoord op vraag 3 schuldig blijven, bent u dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke instrumenten heeft u op dit moment, of heeft u op dit moment nodig, om zulke praktijken tegen te gaan? Kunt u dit toelichten?
Het voordragen van een huurder is niet verboden en kan zorgen voor een soepele overdracht voor de verhuurder. Ook is het op basis van het verbintenissenrecht niet verboden om overnamekosten te vragen, bijvoorbeeld voor stoffering.
Om deze reden zie ik geen aanleiding om huurdersvoordracht af te schaffen. Wel heb ik in brede zin aandacht voor een betere rechtsbescherming van woningzoekenden en huurders. In het programma betaalbaarheid, waarover ik uw Kamer op korte termijn informeer, neem ik diverse maatregelen om deze rechtsbescherming te verbeteren.
Deelt u de mening dat huurdersvoordracht, gelet op de in het artikel toegelichte risico’s die dit met zich meebrengt, in zijn geheel zou moeten worden uitgebannen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om met de koepelorganisatie IVBN, waar onder andere Vesteda bij is aangesloten, het gesprek aan te gaan om huurdersvoordracht in zijn geheel uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gehad met IVBN hierover en zal met hen in gesprek blijven om signalen over misstanden bij huurdersvoordracht in het zicht te houden.
Deelt u de mening dat het uitbannen van huurdersvoordrachten opgenomen zou moeten worden in de Wet goed verhuurderschap? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel goed verhuurderschap ziet erop dat verhuurders en verhuurbemiddelaars zich op een maatschappelijk verantwoorde wijze gedragen in relatie tot woningzoekenden en huurders bij het aanbieden en verhuren van woon- of verblijfsruimte. In het geval van huurdersvoordracht betreft het een overeenkomst tussen de huurder en kandidaat-huurder, en dus niet tussen verhuurder en huurder. Daarom zie ik geen plek voor het uitbannen van huurdersvoordrachten in het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Verhuurders kunnen wel een verantwoordelijkheid nemen door woningen meer openbaar aan te bieden, zoals Vesteda doet.
Het bericht ‘Change= verlengt contract lastige huurders niet’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat verhuurder Change= het huurcontract van zogenaamde lastige huurders niet verlengt vanwege hun bezwaar tegen de servicekosten?1
Ja. In het licht van de gestelde vragen heb ik gesproken met Change= en stichting Woon!.
Wat vindt u ervan dat een verhuurder huurcontracten niet verlengt als huurders bezwaar maken tegen de hoogte van de servicekosten?
De verhuurder moet over elk kalenderjaar een afrekening van de servicekosten verstrekken, vóór 1 juli. In het geval van een geschil hierover moet het iedereen vrij staan om dit zonder belemmeringen of weerstand aan de Huurcommissie voor te leggen. Daarom kunnen huurder en verhuurder tot twee jaar na de genoemde datum van 1 juli om een uitspraak van de Huurcommissie vragen. Voorts kan een huurder met een tijdelijk huurcontract van twee jaar of korter ook nog tot zes maanden na afloop of verlenging van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen. Echter, het is aan de verhuurder of een tijdelijke huurovereenkomst wordt verlengd. Het is niet relevant of een verhuurder de tijdelijke huurovereenkomst eindigt (niet verlengt) vanwege bovengenoemde reden of dat de verhuurder om een andere reden weer beschikking wil hebben over de woning.
Klopt het dat een deel van de borg van huurders onterecht door Change= ingehouden wordt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Borg kan in beginsel (deels) ingehouden worden als sprake is van een huurachterstand of als de huurder de woning niet volgens afspraak heeft achtergelaten en de verhuurder herstelwerkzaamheden moet verrichten voor de nieuwe verhuur. Om deze specifieke vraag te kunnen beantwoorden heb ik contact gehad met Change=. Volgens hen wordt er slechts in die gevallen waarin er sprake is van niet verholpen gebreken in de woning of bij huurachterstand borg ingehouden.
Klopt het dat huurders die vertrekken bij Change= geen positieve verhuurverklaring gekregen hebben? Zo ja, wat vindt u hiervan en deelt u de mening dat Change= dit zo snel mogelijk moet herstellen, inclusief een excuusbrief? Zo ja, bent u bereid om Change= hierop aan te spreken?
Het is wettelijk toegestaan om met een verhuurdersverklaring te werken. Een huurder kan door de potentiele verhuurder om een verhuurdersverklaring worden gevraagd op het moment dat hij of zij een nieuwe woning zoekt. De huurder moet deze verklaring bij de huidige of voormalige verhuurder opvragen. Indien de huurovereenkomst is beëindigd op basis van overlast, betalingsachterstanden of het verrichten van criminele activiteiten, is de kans groot dat de verhuurder geen positieve verklaring zal geven. Change= heeft aangegeven dat er in beginsel altijd een positieve verhuurdersverklaring wordt afgegeven. Slechts in uitzonderlijke situaties, zoals bijvoorbeeld bij (grote) huurachterstanden, wordt deze niet afgegeven.
Klopt het dat deurwaarders ingezet werden om het verhoogde voorschot aan servicekosten te innen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
De artikelen 7:260 en 7:261 BW bevatten wettelijke regels voor de verhuurder die het voorschot voor de servicekosten wil verhogen en over de geschilregeling. Samengevat is een verhoging slechts mogelijk bij een overeengekomen wijziging van de bijkomende diensten of leveringen waarvoor de servicekosten zijn verschuldigd (indien die wijziging gaat om service of dienstverlening die alleen aan een aantal huurders gezamenlijk geleverd kunnen worden, is de huurder gebonden aan die wijziging indien ten minste 70% van de huurders daarmee heeft ingestemd). Het voorschot mag ook worden verhoogd als uit het wettelijk jaarlijks te verstrekken kostenoverzicht blijkt dat de betaalde voorschotbedragen de daadwerkelijke kosten niet dekken. Change= heeft aangegeven dat zij deurwaarders inzet indien er sprake is van achterstanden op de huurrekening, inclusief de niet betaalde verhoogde voorschotten voor de servicekosten. Het is aan de verhuurder wanneer zij overgaat tot het inschakelen van een deurwaarder.
Klopt het dat huurders door medewerkers van Change= geïntimideerd worden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ik ben tegen elke vorm van intimidatie. Change= heeft aangegeven dat zij een zaak heeft aangespannen bij de rechtbank van de gemeente Amsterdam tegen de aantijgingen over vermeende intimidatie. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om te bepalen of er sprake is van intimidatie. Zie voor het overige het antwoord op vraag 9 en 10.
Welke maatregelen kunt u en gaat u nemen om te voorkomen dat verhuurders het huurcontract niet verlengen omdat huurders klachten uiten of bezwaren indienen?
In het BW zijn de mogelijkheden van beëindiging en verlenging van de verschillende soorten huurovereenkomsten geregeld. Zo is een verhuurder gerechtigd een tijdelijke huurovereenkomst (zijnde een huurovereenkomst met een maximale duur van twee jaar voor zelfstandige woningen) om hem moverende redenen niet te verlengen. Omdat het risico dat een huurder geen toets van de aanvangshuurprijs durft aan te vragen te beperken, kan de huurder nog tot zes maanden na het einde van het tijdelijk huurcontract van maximaal twee jaar zo’n toets van de aanvangshuurprijs bij de Huurcommissie vragen. En ook over de servicekosten kan de huurder nog na het einde van het tijdelijk huurcontract een uitspraak van de Huurcommissie vragen, door de tweejaartermijn na de afrekentermijn van de verhuurder (1 juli na het kalenderjaar).
Acht u het waarschijnlijk dat er meer verhuurders zijn die op dezelfde manier opereren als Change=? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, kunt u onderzoeken hoe vaak dit soort praktijken voorkomen en wie zich hieraan schuldig maken?
Er zijn reeds diverse onderzoeken gedaan naar onaanvaardbaar gedrag van verhuurders bij het aanbieden en verhuren van woon- of verblijfsruimte.2 De diverse onderzoeksresultaten hebben erin geresulteerd dat mijn ambtsvoorganger in mei 2018 is gestart met de aanpak ter bevordering van goed verhuurderschap.3 De resultaten uit de aanpak goed verhuurderschap4 hebben geleid tot het wetsvoorstel goed verhuurderschap dat ik op korte termijn naar uw Kamer stuur. Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 dat huurders met een tijdelijk huurcontract het lastig vinden om een geschil voor te leggen aan de Huurcommissie. Ik weeg dit mee met de herziening van de tijdelijke huurcontracten. Zie verder het antwoord op vraag 19 en 20.
Wat kunnen gemeenten doen om foute verhuurders als Change= te weren?
In zijn algemeenheid ben ik voornemens om gemeenten met het wetsvoorstel goed verhuurderschap de bevoegdheid te geven om handhavend op te treden indien verhuurders, verhuurbemiddelaars of beheerders zich niet houden aan de algemene beginselen van goed verhuurderschap. Daarnaast creëert het wetsvoorstel de bevoegdheid voor gemeenten om via een gebiedsgerichte verhuurvergunning strengere eisen te stellen aan verhuurders in gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat en om, waar nodig, malafide verhuurders te weren die hun gedrag willens en wetens niet aan de norm voor goed verhuurderschap wensen aan te passen.
Vindt u dat de gemeenten extra alert moeten zijn op verhuurders zoals Change=, zeker nu Change= aangegeven heeft uitbreidingsplannen te hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In zijn algemeenheid vind ik dat gemeenten alert moeten zijn op alle vormen van ongewenst verhuurgedrag. Daarom creëer ik via wetsvoorstel goed verhuurderschap aanvullende mogelijkheden voor gemeenten om, op eigen initiatief of naar aanleiding van een melding, te kunnen handhaven bij ongewenste verhuurpraktijken.
Bent u bereid om Change= aan te schrijven en niet alleen om uw ongenoegen kenbaar te maken maar hen daadwerkelijk te sommeren hun beleid aan te passen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Naar aanleiding van deze Kamervragen heb ik contact gehad met Change= om de voorliggende Kamervragen en de vigerende wet- en regelgeving te bespreken. Op basis hiervan zie ik voor nu geen aanleiding om hierover verder met Change= in gesprek te gaan. Wel heb ik Change= verzocht om transparant te communiceren naar de huurders en hen aan te geven waar zij terecht kunnen als zij het niet eens zijn met de door hen genomen besluiten.
Klopt het dat Change= meerdere keren in de fout is gegaan en nog steeds community kosten in rekening brengt bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst, terwijl zij hierover door de kantonrechter in het ongelijk gesteld is? Zo ja, kunnen we hieruit concluderen dat er meer en/of betere wettelijk maatregelen moeten komen om huurders beter te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De rechtbank heeft volgens Change= gesteld dat een deel van de community kosten vallen onder bewonersbegeleiding en daarmee onder de taken van de huismeester. Deze kosten mogen derhalve onder de servicekosten doorberekend worden. Het is uiteindelijk aan de Huurcommissie en/of de rechtbank om een uitspraak te doen over de rechtsgeldigheid van (het voorschot van) de servicekosten.
Zou u in het licht van het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» Change= een slechte verhuurder noemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 9.
Welk advies voor vervolgstappen kunt u de gedupeerden meegeven als Change= blijft volharden in illegale praktijken terwijl zij daarvoor door de rechter veroordeeld is, maar waarbij huurders nog steeds klem zitten en zich geïntimideerd voelen waardoor ze niet genegen zijn om naar de rechter te stappen?
In aanvulling op mijn antwoord op vraag 12 kunnen huurders gratis advies inwinnen bij het Juridisch Loket indien er twijfels zijn over bijvoorbeeld de rechtmatigheid van een huur- of dienstenovereenkomst. Voorts kan een geschil over de servicekosten en/of over de huurverhoging worden voorgelegd aan de Huurcommissie. Ik moedig iedereen aan, indien van toepassing, hiervan gebruik te maken. Ook na afloop van het tijdelijk huurcontract is dit mogelijk (zie antwoord op vraag5.
Wat vindt u ervan als Stichting!Woon in dit bericht schrijft «wetgever zet kwetsbare huurder in de kou»?
Zie het antwoord op vraag 7. In zijn algemeenheid mag ongewenst verhuurgedrag niet worden getolereerd. Daarom werk ik momenteel aan het wetsvoorstel goed verhuurderschap om ongewenste verhuurpraktijken tegen te gaan en kwetsbare huurders extra te beschermen.
Kunt u antwoord geven op de in dit bericht gestelde vraag voor huurders met een tijdelijk contract; «Maak vooral maar geen gebruik van je rechten, want dat gaat je in de problemen brengen, lijkt de strekking. Is dat wat de wetgever jongeren aan boodschap wil meegeven»?
Ik moedig iedereen aan gebruik te maken van de rechten die er zijn. Jong en oud. Huurders met een vast of tijdelijk huurcontract. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven ben ik van mening dat het iedereen vrij moet staan om zonder belemmeringen of weerstand van de verhuurder een geschil aan de Huurcommissie voor te leggen.
Is dit bericht een pijnlijk voorbeeld van de kwetsbare positie van jongeren als het om wonen gaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat we naar een verbetering van de wet- en regelgeving omtrent servicekosten moeten gaan nu uit dit artikel blijkt dat honderden huurders zich alleen al bij Stichting!Woon gemeld hebben, die de afrekening van de servicekosten elk jaar ter discussie moeten stellen, hetgeen kan leiden tot een groot aantal procedures bij de Huurcommissie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is voor zowel huurders als verhuurders van belang dat wet- en regelgeving op dit thema duidelijk is en dat men zich ook aan deze regelgeving houdt. De verhuurder moet over elk kalenderjaar een afrekening servicekosten verstrekken, vóór 1 juli. Zowel huurder als verhuurder kunnen vervolgens tot twee jaar na die 1 juli om een uitspraak van de Huurcommissie vragen. Het doet daarbij niet ter zake of het een tijdelijke of vaste huurovereenkomst betreft. In beginsel vind ik het logisch dat huurders als eerste aan zet zijn om actie te ondernemen als zij menen dat er een probleem bestaat omtrent servicekosten. Zij kennen immers zelf hun eigen situatie en kunnen daardoor het best inschatten of de servicekosten in verhouding staan tot de geleverde diensten. Tegelijkertijd snap ik dat het voor huurders een probleem kan opleveren als de verhuurder structureel de fout ingaat bij het afrekenen van servicekosten. Daarom is in de wet geregeld dat de Huurcommissie hogere leges kan opleggen bij verhuurders die vaker in het ongelijk worden gesteld.
Kunnen we concluderen dat tijdelijke huurcontracten niet in het belang van huurders zijn, omdat hen dakloosheid boven het hoofd hangt waardoor veel van deze huurders geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 (hierna: de evaluatie) naar uw Kamer gezonden. In deze evaluatie hebben een aantal geïnterviewde stakeholders/personen aangegeven dat er sprake is van onzekerheid over verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst dan wel over vervolghuisvesting. De evaluatie gaat niet in op het aantal huurders dat dakloos is geworden na het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een verhuurder het huurcontract niet verlengt. Geen van die redenen mogen wat mij betreft de gang naar de Huurcommissie of de rechtbank verhinderen. De evaluatie laat ook tekortkomingen zien. Op dit moment vindt er op basis van de evaluatie en de gesprekken die ik met de sector heb gevoerd een weging plaats waarbij wordt gekeken naar een betere balans tussen de belangen van huurders en verhuurders en waarbij huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijft.
Laat dit voorbeeld en de vele andere voorbeelden de tekortkomingen van de Wet doorstroming huurmarkt zien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 19.
Staat met de kennis van nu de Wet doorstroming huurmarkt niet op gespannen voet met artikel 22 lid 2 van de Grondwet waar u zelf terecht vaak naar verwijst en met het recht op huisvesting zoals deze is beschreven in internationale en Europese verdragen? Kunt u in uw antwoord specifiek aandacht besteden aan betaalbaarheid, woonzekerheid, rechtsbescherming van huurders?
Recht op huisvesting is een essentieel onderdeel van iemands leven. Ik zet me dan ook in om hierin te voorzien. Het uitgangspunt van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om te zorgen voor meer beschikbaarheid. Hoewel in de evaluatie een toename is te zien van het aanbod is dit volgens de evaluatie niet direct toe te schrijven aan de wet. Echter, het sluit dit ook niet uit. Dit geldt eveneens voor het effect van tijdelijke huurcontracten op de huurprijsstijgingen. Ik ken de signalen over woononzekerheid en wat dit in mentale zin met huurders kan doen. Ik zal dit dan ook betrekken bij bovengenoemde weging.
Hebt u zicht op wat er met huurders gebeurt wanneer een tijdelijk huurcontract niet wordt verlengd? Hoeveel, schat u in, bevinden zich in een situatie van dakloosheid of precair wonen?
Uit de evaluatie blijkt dat verhuurders hoewel dit geen verplichting is verschillende methoden gebruiken om vervolghuisvesting te vinden maar dat dit ook vaak niet het geval is. Behoud van wachttijd, bemiddeling en begeleiding worden met name genoemd. Cijfers over hoeveel mensen dakloos zijn geworden als direct gevolg van het beëindigen van het tijdelijk huurcontract zijn niet bekend.
Indien de wet leidt tot dakloosheid of een verhoogd risico daarop, hoe ziet u de verhouding tot mensenrechtelijke verplichtingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen?
Of iemand dakloos is geworden als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract is lastig te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos is geworden, zoals ook geconstateerd is door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.6 Dat kan bijvoorbeeld financiële bestaansonzekerheid zijn, maar ook het tekort aan betaalbare woningen. Zoals ik in de beantwoording van vraag 19 en 20 aangeef, kan ook niet uit de evaluatie Wet Doorstroming Huurmarkten worden geconcludeerd of huurders dakloos zijn geworden door het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract. Omdat de evaluatie wel degelijk tekortkomingen laat zien, vindt er op dit moment op basis van de evaluatie en de gesprekken die ik met de sector heb gevoerd een weging plaats waarbij wordt gekeken naar een betere balans tussen de belangen van huurders en verhuurders en waarbij reguliere huurcontracten de norm blijft. Ik vind het belangrijk om de strijd tegen dakloosheid te voeren. Daarom werk ik samen met de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie aan een aanpak hiervan, als vervolg op de Brede Aanpak Dak- en Thuisloosheid. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door mij en de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie. Daarnaast zal binnenkort het programma huisvesting aandachtsgroepen naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ik een aanpak deel voor het zorgen voor meer betaalbare woningen voor aandachtsgroepen. Ook zet ik mij in voor een groter aanbod van betaalbare woningen (bijvoorbeeld via het programma Woningbouw) en kom ik met voorstellen om ook de betaalbaarheid voor zittende huurders te verbeteren (bijvoorbeeld via het programma betaalbaar wonen, waarover ik uw Kamer op korte termijn informeer).
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als het niet nakomen van de zorgplicht van het Rijk die voortvloeit uit artikel 22 lid 2 van de Grondwet, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Dit staat zowel in artikel 22, tweede lid, van de Grondwet als in meerdere verdragen (o.a. artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht betreft zowel het aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid, gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid en passendheid. Dit recht gaat niet zover dat ieder individu op basis hiervan recht heeft op een woning.
Daarnaast komt een huurder met een tijdelijk huurcontract niet van de een op de andere dag op straat te staan. Ook de beëindiging van tijdelijke huurcontracten is van verschillende waarborgen voorzien. Zo moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren over de dag waarop de huur verstrijkt. Dit mag hij niet eerder doen dan drie maanden maar uiterlijk een maand voordat de bepaalde tijd van het contract is verstreken. Indien de verhuurder deze verplichting niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd.
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als een schending van het internationale recht op behoorlijke huisvesting, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw nader toelichten?
Zie antwoord vraag 24.
Kunt u aangeven in welke mate de verplichting, die de Nederlandse staat heeft om het recht op behoorlijke huisvesting «progressief te realiseren», een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming en monitoring van de Wet doorstroming huurmarkt 2015?
Het recht op huisvesting is zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 24 en 25 verankerd in de Grondwet. Het doel van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om ervoor te zorgen dat met de introductie van tijdelijke huurovereenkomsten meer aanbod van woningen gerealiseerd zou worden en daarmee beter invulling gegeven kan worden aan dat recht op huisvesting. Het doel van de wet zou er dus aan moeten bijdragen dat door meer aanbod meer beschikbaarheid voor woningzoekende zou ontstaan en daarmee ook de doorstroming zou bevorderen. Hoewel de evaluatie een stijging van het aanbod laat zien is dit volgens de evaluatie niet direct te herleiden naar de Wet doorstroming huurmarkt 2015 maar het sluit dit ook niet uit.
Kunt u aangeven in welke mate u acht dat de Wet doorstroming huurmarkt bijdraagt aan het progressief realiseren van het recht op behoorlijke huisvesting?
Zie antwoord vraag 26.
Kunnen we met de kennis van nu concluderen dat de Wet doorstroming huurmarkt op gespannen voet staat met het internationale recht op behoorlijke huisvesting, dat Nederland verplicht om dat recht «progressief te realiseren»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 26.
Kunt u aangeven of bepaalde groepen op basis van hun leeftijd, inkomen, beperking of etnische achtergrond harder worden getroffen door de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt?
In de evaluatie is niet onderzocht of bepaalde groepen harder worden getroffen. Echter staat het buiten kijf dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is en niet kan worden getolereerd.
Is het belangrijk om de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract te beschermen ten opzichte van de verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Huurders worden reeds op diverse manieren beschermd. Zo heeft een huurder met een generiek tijdelijk huurcontract in het gereguleerde segment huurprijsbescherming. Huurders met een tijdelijk huurcontract van 2 jaar of korter kunnen nog tot zes maanden na afloop van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen. Daarnaast is het de verhuurder niet toegestaan een minimumduur in de overeenkomst op te nemen. Indien dit wel gebeurt staat het de huurder vrij hierover advies in te winnen bij het Juridisch Loket of de zaak voor te leggen bij de rechtbank. De verhuurder mag gedurende de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst de huur niet opzeggen. Tussen drie maanden en een maand voor het einde van de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren dat de huur op de afgesproken einddatum eindigt. Doet een verhuurder dat niet dan ontstaat er van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zoals eerder aangegeven in onder andere het antwoord op vraag 23, zie ik dat het van belang is opnieuw te wegen hoe de positie van de huurder beter in balans kan worden gebracht met die van de verhuurder.
Welke zorgplicht(en) heeft een verhuurder als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen?
De verhuurder heeft geen wettelijke zorgplicht voor het vinden van vervolghuisvesting. De huurder weet bij het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst wanneer deze afloopt. Gedurende die tijd kan de huurder zoeken naar passende vervolghuisvesting. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 22 zijn er verhuurders die desondanks verschillende instrumenten inzetten om passende vervolghuisvesting te realiseren. Hierbij valt te denken aan begeleiding, bemiddeling en behoud van wachttijd.
Zou het in kaart brengen van de gevolgen van een beëindiging van een tijdelijk huurcontract onderdeel van de zorgplicht van een verhuurder moeten zijn als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen, aangezien het niet verlengen kan zorgen dat iemand dakloos raakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Indien dit niet tot de zorgplicht van de verhuurder hoort, van wie dan wel?
Zie antwoord vraag 31.
Deelt u de mening dat een verhuurder gemotiveerd moet aangeven waarom een huurcontract niet verlengd wordt, aangezien aan het niet verlengen van het huurcontract vergaande consequenties verbonden kunnen zijn, zoals dakloosheid?
Nee, die mening deel ik niet. Een tijdelijk huurcontract wordt afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Het doet daarbij niet ter zake wat de reden daarvan is. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, merk ik hierbij wel op dat de verhuurder geen belemmeringen mag opwerpen voor de huurder om een geschil aan de Huurcommissie voor te leggen.
Deelt u de mening dat een verhuurder veel eerder moet aangeven als deze het tijdelijk contract niet wil verlengen, aangezien wij nu in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog leven en het dus (bijna) onmogelijk is om op korte termijn een nieuwe woning te vinden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, die mening deel ik niet. De wet bepaalt dat de verhuurder de huurder niet eerder dan drie maanden en niet later dan een maand voor de afgesproken einddatum schriftelijk informeert dat de huur op de afgesproken einddatum eindigt. Laat de verhuurder dat na, dan loopt het huurcontract van rechtswege voor onbepaalde tijd door. Ik begrijp dat het lastig is om in een krappe woningmarkt vervolghuisvesting te vinden, maar de huurder weet bij het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst wanneer deze afloopt. Gedurende die tijd kan de huurder zoeken naar passende vervolghuisvesting of de tijdelijke huurovereenkomst niet aangaan.
Deelt u de mening van de Woonbond als deze het volgende schrijft: «De tijdelijke contracten verslechteren de positie van huurders. Ze zijn minder snel geneigd om hun recht te halen bij te hoge huurprijzen of achterstallig onderhoud»?2 Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bij die invoering van de tijdelijke huurcontracten van maximaal 2 jaar voor zelfstandige huurwoningen in 2016 was er het besef dat tijdelijke huurders mogelijk geen toets van de aanvangshuurprijs durven aan te vragen, uit vrees geen huurverlenging naar een huurcontract voor onbepaalde tijd te krijgen. Daarom is toen in de wet opgenomen dat huurders met een tijdelijk huurcontract van 2 jaar of korter ook nog tot zes maanden na afloop van dat tijdelijke huurcontract of na verlenging tot een huurcontract voor onbepaalde tijd nog een toets van de aanvangshuurprijs mag vragen. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe zorgt u ervoor dat huurders met een tijdelijk contract wel hun recht durven te halen en achterstallig onderhoud durven te melden of te hoge servicekosten durven aan te kaarten?
Zie antwoord vraag 35.
Kan het zo zijn dat mensen als gevolg van het niet ontvangen van een positieve verhuurverklaring geen woning meer kunnen vinden en daardoor dakloos raken? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, welke maatregelen neemt u of gaat u nemen om dit tegen te gaan?
Het is onwenselijk dat mensen dakloos worden. Om huurders zoveel mogelijk te beschermen is het recht ook zo ingericht dat de huur door verhuurders heel lastig kan worden beëindigd (huurbescherming). Dit recht is echter niet oneindig. Daar staan de belangen van de andere huurders en het recht van de verhuurder om in onhoudbare situaties de huur toch te beëindigen tegenover. Uiteraard dient zo’n afweging niet lichtvaardig en met nauwkeurige afweging te worden genomen. Juist om die reden zijn hiervoor wettelijke kaders. De wet bepaalt welke opzeggingsgronden verhuurders mogen gebruiken bij huuropzegging. Daarnaast kan de verhuurder bijvoorbeeld de rechter vragen de huurovereenkomst te ontbinden wanneer de huurder het huurcontract niet nakomt. Het is verder niet wettelijk verboden om bij woningtoewijzing met een verhuurdersverklaring te werken. Indien de huurovereenkomst is beëindigd op basis van overlast, betalingsachterstanden of het verrichten van criminele activiteiten, is de kans groot dat de verhuurder zo′n verklaring niet zal geven. De verhuurder heeft hier in die gevallen ook reden toe gehad. Ik vind echter dat verhuurders ook de ruimte moeten geven aan kandidaat-huurders zonder verhuurdersverklaring om aan te tonen dat zij wel een goede huurder zijn. Zo kan ik mij voorstellen dat iemand die zijn woning vanwege langdurige betaalachterstanden heeft moeten verlaten inmiddels een schuldhulpverleningstraject is ingegaan met de gemeente en daardoor grip heeft op zijn of haar financiën. Hij of zij moet dit ook kunnen laten zien en een nieuwe start kunnen maken. Ik zou verhuurders dan ook adviseren om verder te kijken dan enkel zo′n verklaring.
Deelt u de mening dat het niet afgeven van een positieve verhuurverklaring, zeker in het licht bezien van eerder door mij gestelde vragen over de familie Hendriks in relatie tot woningcorporatie Trudo, vergaande negatieve gevolgen kan hebben zoals dakloosheid? Zo ja, wilt u onderzoeken of er niet een ander systeem mogelijk is zonder vergaande negatieve consequenties zoals dakloosheid, temeer als deze het gevolg zijn van een onterechte aanmerking? Kunt u uw antwoord nader toelichten?3
Zie antwoord vraag 37.
Wilt u het subjectief gebruik van de verhuurverklaring, waardoor huurders klem gezet kunnen worden met als gevolg dat mensen dakloos kunnen raken, aan banden leggen? Zo ja, wanneer kunt u een voorstel hieromtrent naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Er is voor verhuurders geen wettelijke verplichting een verhuurverklaring af te geven. Het is aan de verhuurder om te beoordelen of er sprake is van positief of negatief huurdersgedrag en of zij een verhuurderverklaring wil afgeven. Het is vervolgens aan de volgende verhuurder om te bezien of een negatieve verhuurdersverklaring van invloed is op eventuele verhuur. Ik zie vooralsnog geen reden om dit systeem aan banden te leggen. Zie ook het antwoord op de vragen 37 en 38.
Hoe draagt u er zorg voor dat het recht op huisvesting gewaarborgd blijft bij een negatieve verhuurverklaring, aangezien deze negatieve verhuurverklaring als een zwarte lijst fungeert waardoor huurders geen huis meer kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 39.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel mensen bezwaar aangetekend hebben tegen een niet afgegeven positieve verhuurverklaring?
Er worden geen gegevens bijgehouden over hoeveel mensen bezwaar maken tegen het niet afgeven van een verhuurdersverklaring door verhuurders.
Is het mogelijk om een zwarte lijst op te stellen van foute verhuurders, zodat huurders deze lijst kunnen raadplegen alvorens zij bij een verhuurder een woning huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op grond van het wetsvoorstel goed verhuurderschap maak ik het mogelijk voor het college van burgermeester en wethouders om te besluiten tot het openbaar maken van de namen van verhuurders (of de natuurlijke persoon achter een verhuurbedrijf) die ondanks eventuele bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen hun gedrag niet wensen aan te passen naar de norm voor goed verhuurderschap en aan wie als gevolg daarvan een bestuurlijke boete of een beheerovername is opgelegd. Dit heeft enerzijds een afschrikwekkende werking. Anderzijds is het ook bedoeld om woningzoekenden en huurders te informeren en te ondersteunen. Door deze informatie kunnen huurders en verhuurbemiddelaars zich er immers van vergewissen of ze met een bepaalde verhuurder een overeenkomst willen aangaan.
In hoeverre gaat het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» in op overtredingen als deze? Indien niet, kunt u dit soort overtredingen meenemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op de vragen 6, 7 en 9.
Wat is de rol van de Autoriteit woningcorporaties in deze kwestie en hoe kan zij hiertegen optreden?
Omdat Change= geen woningcorporatie is valt zij niet onder het toezicht van de Autoriteit woningcorporaties. De Autoriteit woningcorporaties heeft hier daarom geen rol.
Heeft de Autoriteit woningcorporaties voldoende mogelijkheden om hiertegen op te treden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 44.
Wat kost een gemiddelde sociale huurwoning per vierkante meter bij een woningcorporatie en wat kost een gemiddelde sociale huurwoning bij Change= per vierkante meter (exclusief servicekosten)?
De maximale huurprijs van een sociale huurwoning in Nederland wordt vastgesteld aan de hand van het woningwaarderingsstelsel (WWS), ook wel bekend als het puntensysteem9 en niet op basis van een vierkante meterprijs. Corporaties vragen vaak minder huur dan maximaal toegestaan is volgens het woningwaarderingsstelsel, omdat zij de wettelijke taak hebben te verhuren aan mensen met een laag inkomen. Woningen worden aan mensen met een lager inkomen passend toegewezen met een lagere huurprijs. Change= heeft
aangegeven dat het de huurprijs op basis van en conform het WWS vaststelt.
Indien een woning per vierkante meter bij Change= en andere commerciële verhuurders veel meer per vierkante meter kost dan bij een toegelaten instelling of een wooncoöperatie, is ingrijpen dan gerechtvaardigd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 46.
Vindt u het rechtvaardig dat een woonruimte van 28 vierkante meter 655 euro per maand mag kosten exclusief servicekosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Enkel op basis van het aangehaalde nieuwsbericht kan ik niet bepalen wat de maximale huurprijs van de woningen van Change= moet zijn. Dat hangt namelijk ook af van factoren die alleen te meten zijn in de woning (zoals de keuken- en badkamervoorzieningen). Hier kan ik dus geen uitspraken over doen. Wel heeft Change= aangegeven dat het de huurprijs op basis van en conform het WWS vaststelt. Indien de huurder op basis van het WWS vermoedt dat hij te veel huur betaalt voor zijn woning, kan hij in gesprek met de verhuurder om de huurprijs naar beneden bij te stellen. Wanneer verhuurder en huurder hier geen overeenstemming over weten te bereiken, staat een gang naar de Huurcommissie open.
Hoe komt het dat commerciële verhuurders dit soort zogenaamde «sociale» huurwoningen kunnen bouwen?
Zie het antwoord op vraag 54.
Deelt u de mening dat we jongeren/jongvolwassenen aan commerciële verhuurders overgeleverd hebben en zij nu een veel een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten, met als gevolg dat ze niet alleen woononzekerheid ervaren maar ook financiële stress? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Corporaties hebben doelstellingen op het gebied van betaalbaarheid, nieuwbouw en verduurzaming. Zij kunnen niet iedereen in Nederland huisvesten. Daar is ook de private sector voor nodig. In veel gevallen gaat dat goed, maar we zien ook steeds vaker dat er oneerlijke praktijken ontstaan. In een krappere markt is er een grotere afhankelijkheidsrelatie tussen huurder en verhuurder en daarmee ook een groter risico op misbruik waardoor kwetsbare mensen onder druk komen te staan. Dit kabinet neemt verschillende maatregelen om dit te voorkomen. Dit betreft onder meer het wetsvoorstel goed verhuurderschap waar ik eerder in deze beantwoording al een toelichting op heb gegeven. Ook is in het coalitieakkoord afgesproken dat middenhuurwoningen een vorm van huurprijsbescherming krijgen om onder meer jongeren/jongvolwassenen die in dat segment een woning huren of wensen te huren, beter te beschermen. In het programma betaalbaar wonen, dat ik op korte termijn aan uw Kamer zal doen toekomen, ga ik nader in op deze en andere maatregelen die ik in dat kader neem.
Kunnen we op basis van eerdergenoemde cijfers vaststellen dat marktwerking in de sociale huursector geen goed idee is, aangezien de markt (in casu Change=) zoveel mogelijk winst probeert te maken tegen een zo laag mogelijke kosten (in casu geen/weinig onderhoud)?
Zie antwoord vraag 50.
Kunt u zich voorstellen dat huurders met een tijdelijk contract geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen we vaststellen dat de Wet doorstroming huurmarkt niet functioneert aangezien de woningmarkt vastzit? Zo ja, kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben het met u eens dat het woningaanbod samenhangt met mogelijke doorstroming. Doorstroming op de woningmarkt was een van de doelstellingen van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 waarbij het uitgangspunt was dat tijdelijke huurcontracten voor meer aanbod zou zorgen. Uit de genoemde evaluatie is weliswaar een toename van het aanbod te zien sinds de invoering van de wet maar deze is volgens de evaluatie niet eenduidig toe te schrijven aan de wet. Aangezien de evaluatie het ook niet uitsluit deel ik uw mening niet dat de wet in zijn geheel niet functioneert. Zoals reeds aangegeven weeg ik het geheel aan tijdelijke huurcontracten waarbij het uitgangspunt is dat huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijft.
Wilt u in overweging nemen dat sociale huurwoningen alleen maar door woningcorporaties en/of woningbouwverenigingen en/of door wooncoöperaties en/of door de (lokale) overheid gebouwd kunnen worden om, zoals Aedes dat omschrijft, nep sociale huur te voorkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Er is een zeer groot tekort aan (huur)woningen in Nederland. Om dat op te lossen hebben we alle middelen en inzet nodig die we kunnen krijgen. Van belang daarbij is een heldere definitie van wat we onder «sociale huur» rekenen, en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor gemeenten om daarop te kunnen sturen. Op die manier wil ik borgen dat sociale huurwoningen ook langjarig beschikbaar zijn voor de juiste doelgroep. Op dit moment ben ik met verschillende partners – waaronder Aedes – in overleg om een betere definitie te formuleren. Ook ben ik in kaart aan het brengen welke mogelijkheden gemeenten hebben om voorwaarden te stellen, en of er nog instrumenten ontbreken. Ik zal uw Kamer hier voor de zomer over informeren.
Hoeveel signalen heeft u ontvangen dat de Wet doorstroming niet functioneert?
Ik heb zowel uit de evaluatie als tijdens gesprekken met de sector signalen ontvangen over de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt 2015. Deze signalen zien vooral op de woononzekerheid die huurders ervaren, dat verhuurders een onwettelijke minimumtermijn opnemen en dat tijdelijke contracten de norm aan het worden zijn. Ik neem deze signalen mee bij de genoemde weging van het geheel van tijdelijke huurcontracten. Ik heb de genoemde signalen niet gekwantificeerd.
Hoe wordt momenteel de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract ten opzichte van de verhuurder beschermd?
Zie het antwoord op vraag 30.
Is het, gelet op alle eerdergenoemde vragen, nodig om zwaardere sancties om op te nemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het wetsvoorstel goed verhuurderschap voorziet in een bestuursrechtelijke escalatieladder. Indien de algemene beginselen van goed verhuurderschap, dan wel de vergunningsvoorwaarden worden overtreden (of zonder (een vereiste) vergunning een woon- of verblijfsruimte wordt verhuurd), zijn gemeenten op grond van het wetsvoorstel bevoegd te handhaven via het klassieke bestuursrechtelijke instrumentarium van waarschuwing, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete, intrekking vergunning (indien reeds een vergunning is verleend) en als ultimum remedium de beheerovername. Mijn inzet is erop gericht de wet goed verhuurderschap zo spoedig als mogelijk in werking te kunnen laten treden zodat gemeenten gebruik kunnen gaan maken van het instrumentarium om malafide verhuurders aan te pakken.
Kunt u de vragen alstublieft ieder afzonderlijk en niet geclusterd beantwoorden?
Ik heb de vragen zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
De kamerverhuurvrijstelling |
|
Romke de Jong (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in het Financieel Dagblad «onderverhuur en samenwonen kunnen woningtekort voor «flink deel» oplossen»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar de optie om de huidige woningvoorraad beter te benutten via het verhuren van een deel van het huis en hoe kunnen we dit verder stimuleren?
In zijn algemeenheid geldt dat het beter benutten van de woningvoorraad – bijvoorbeeld via het verhuren van een deel van een eigen woning – een bijdrage kan leveren aan het verkleinen van het woningtekort. De mogelijkheden om de bestaande voorraad in de komende jaren zo goed mogelijk te benutten betrek ik bij de Nationale Woon- en Bouwagenda (NWBA), waarover ik uw Kamer onlangs heb geïnformeerd.
Kunt u toelichten hoe de kamerverhuurvrijstelling in de inkomstenbelasting werkt?
De kamerverhuurvrijstelling is geregeld in artikel 3.114 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De vrijstelling regelt dat inkomsten uit de verhuur van woonruimte in de eigen woning tot een bepaald bedrag zijn vrijgesteld voor de inkomstenbelasting. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van de kamerverhuurvrijstelling blijft de verhuurde woonruimte deel uitmaken van de eigen woning, hetgeen betekent dat het voordeel wordt vastgesteld aan de hand van het eigenwoningforfait en de financieringskosten aftrekbaar blijven. Om de kamerverhuurvrijstelling te kunnen toepassen dient voldaan te zijn aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
Op basis van artikel 3.97 Wet inkomstenbelasting 2001 kan de kamerverhuurvrijstelling, naar keuze van de belastingplichtige, ook worden toegepast bij het houden van kostgangers op het deel van de opbrengsten dat betrekking heeft op het ter beschikking stellen van de woonruimte.
Wat is de ratio achter de vrijstelling en wat is de ratio achter de gekozen hoogte van de vrijstelling?
De kamerverhuurvrijstelling die in 1993 in de wet is opgenomen heeft vergroting van het kameraanbod door eigenwoningbezitters ten doel. De vrijstelling is er met name op gericht op het stimuleren van het aanbod van studentenkamers door hospita’s. De kamerverhuurvrijstelling is weliswaar vormgegeven als een algemene vrijstelling en niet gekoppeld aan een bepaalde groep huurders, maar in de memorie van toelichting en verdere parlementaire behandeling is de vrijstelling steeds in verband gebracht met vraagstukken rondom studentenhuisvesting2.
Bij de invoering van de kamerverhuurvrijstelling gold een vrijstelling indien de huuropbrengsten niet meer bedroegen dan 5.000 gulden per jaar (ongeacht het aantal verhuurde kamers). De grens van 5.000 gulden is gebaseerd op een advies van de Raad voor de Volkshuisvesting (Ravo). De Ravo komt op dit bedrag van 5.000 gulden op grond van de redenering dat een fiscale vrijstelling van zodanige omvang moet zijn dat daarvan voldoende prikkel uitgaat om tot verhuur van ten minste één kamer over te gaan. De Ravo heeft vastgesteld dat in schaarstegebieden de netto kamerhuurprijzen van hospitakamers (volgens het puntensysteem van de Huurprijzenwet woonruimte) in de regel het bedrag van 5.000 gulden per jaar niet te boven gaan3.
Het grensbedrag van de kamerverhuurvrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd door het te vermenigvuldigen met de verhouding van de indexcijfers van de woninghuren over juli van het voorafgaande jaar tot dat indexcijfer over juli van het tweede voorafgaande kalenderjaar.
Is de gekozen hoogte nog steeds verdedigbaar met oog op de huidige hoogte van de gemiddelde huurprijs voor een kamer?
De hoogte van de kamerverhuurvrijstelling is in 2022 € 5.711 aan totale huuropbrengsten, hetgeen per maand neerkomt op een bedrag van afgerond € 475. Uit de landelijke monitor studentenhuisvesting van 20214 blijkt dat de gemiddelde kostprijs voor een kamer met gedeelde voorzieningen € 420 is. Omdat het vrijgestelde bedrag per maand reeds hoger is dan de gemiddelde kostprijs voor een kamer met gedeelde voorzieningen vind ik de gekozen hoogte van de kamerverhuurvrijstelling verdedigbaar en verwacht ik dat de effecten van het verhogen van de kamerverhuurvrijstelling op het verkleinen van het woningtekort vrijwel nihil zullen zijn. Bovendien zou een verhoging van de vrijstelling kunnen leiden tot prijsopdrijvende effecten, omdat hiermee de vrijstelling ook van toepassing is op een hogere (vrijgestelde) huurprijs.
Wat zijn de effecten op de woningmarkt wanneer de kamerverhuurvrijstelling zou worden verhoogd? Zou dit kunnen leiden tot meer samenwoonvormen? Met welke andere effecten zou rekening moeten worden gehouden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de budgettaire gevolgen als de kamerverhuurvrijstelling zou worden verhoogd naar 10.000 euro per jaar?
Zoals in het antwoord op de vragen 5 en 6 is beschreven verwacht ik dat de effecten van het verhogen van de kamerverhuurvrijstelling op het verkleinen van het woningtekort vrijwel nihil zullen zijn. Om deze reden verwacht ik dan ook geen grote budgettaire gevolgen indien de kamerverhuurvrijstelling verhoogd zou worden tot € 10.000.
Wat zijn de fiscale gevolgen voor een belastingplichtige wanneer de kamerverhuurvrijstelling wordt overschreden?
Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, komt het verhuurde deel van de woning in box 3 terecht. De waarde van het verhuurde gedeelte en een even groot deel van de eigenwoningschuld valt dan in box 3 en niet meer in box 1. De rente over het verhuurde deel mag dan niet worden afgetrokken.
Wat is de belastingdruk voor een belastingplichtige die alleen een AOW ontvangt als alleenstaande waarbij de huurinkomsten 7.500 euro in een jaar zijn en deze belastingplichtige verder geen inkomen of kosten heeft in box 1? En hoe is die belastingdruk voor andere type belastingplichtigen met een groter inkomen?
Zonder nadere gegevens is de belastingdruk voor een belastingplichtige die niet voor de kamerverhuurvrijstelling in aanmerking komt niet te bepalen. Stel dat de woning voor 15% wordt verhuurd. Dan wordt in box 1 85% van het eigenwoningforfait en 85% van de aftrekbare hypotheekrente in aanmerking genomen. In box 3 wordt 15% van de woningwaarde belast en wordt de hypotheekschuld voor 15% meegenomen. Of dit leidt tot (extra) heffing in box 3 is afhankelijk van of het totale box 3-vermogen van de belastingplichtige boven het heffingsvrij vermogen uitkomt.
Servicekosten |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke regels er gelden rondom het in rekening brengen van servicekosten bovenop de kale huur? Kunt u daarbij ingaan op hoe vrij verhuurders zijn om kosten onder het mom van servicekosten in rekening te brengen bij huurders?
Verhuurders hebben in het algemeen de vrijheid om bij de woning een keuze te maken voor de met de woning aan te bieden leveringen en diensten. Dit is anders in het geval van woningcorporaties. Daarvoor gelden wettelijke eisen aan de taken die zij op zich mogen nemen. Zo geldt bij woningcorporaties dat zij bij de levering van diensten aan de eigen bewoners niet in oneigenlijke concurrentie treden met andere maatschappelijke organisaties of marktpartijen die deze diensten aanbieden.
Voor hetgeen kan worden aangeduid als servicekosten gelden wettelijke regels. Het gaat daarbij met name om de artikelen 7: 233 en 237 BW. Deze bepalingen komen erop neer, dat er geen servicekosten in rekening worden gebracht voor onroerende onderdelen van de woning. Een verhuurder kan dus bijvoorbeeld geen servicekosten vragen voor een verhuurd vertrek van de woning; hij kan dat vertrek wel in rekening brengen via de huurprijs.
Inzake de hoogte van de servicekosten is met name 7: 259 BW van belang. Deze bepaling geeft aan, dat het bedrag voor de servicekosten een redelijke vergoeding moet betreffen, en dat de verhuurder elk jaar een overzicht van de kosten verstrekt.
In het gereguleerd huursegment kan de huurder zich tot de huurcommissie wenden indien hij het niet eens is met de in rekening gebrachte servicekosten. Het beleid van de huurcommissie houdt in, dat in dat geval de kosten worden opgevraagd bij de verhuurder. Uitgangspunt is dus, dat de huurcommissie uitgaat van de reëel gemaakte kosten.
Hoe kijkt u aan tegen verhuurders die adverteren met de kale huurprijs terwijl door servicekosten en andere bijkomende kosten de werkelijke huur veel hoger ligt dan geadverteerd?
Ik vind het onwenselijk als huurders verrast worden doordat zij moeten vaststellen dat zijn in werkelijkheid totaal veel meer voor een huurwoning moeten betalen dan in eerste instantie is aangegeven. Met het wetsvoorstel Goed verhuurderschap streef ik ondermeer naar een helder en transparant selectieproces, het schriftelijk vastleggen van de afspraken in de huurovereenkomst, conform wettelijke vereisten en het verstrekken van duidelijke en begrijpelijke informatie aan de huurder over diens rechten en plichten.
Bent u op de hoogte van gevallen waarbij projecten zijn gestart die een lage (kale) huurprijs beloven en door hoge servicekosten toch veel te duur zijn voor starters of studenten?
Nee. Ik ben niet op de hoogte van gevallen zoals aangegeven in de vraag. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 2 vind ik dergelijke gevallen echter onwenselijk. Ik verwacht dan ook dat het wetsvoorstel Goed verhuurderschap leidt tot de nodige mogelijkheden om hiertegen op te treden.
Waarom heeft het kabinet het voornemen om de bij de hoogte van de huurtoeslag de servicekosten niet meer mee te nemen? Waarom bezuinigt u via deze weg op huurders?
De huurprijs die wordt gebruikt voor de berekening van het huurtoeslagbedrag is de zogenaamde rekenhuur. Deze bestaat uit de kale huur en vier specifieke servicekostposten: 1) kosten voor schoonmaak van gemeenschappelijke ruimten, 2) kosten energie voor gemeenschappelijke ruimten (niet de eigen woning), 3) kosten voor de huismeester en 4) kosten voor dienst- en recreatieruimten. Voor elk van deze vier kostenposten kan maximaal € 12,– per maand bij de subsidiabele huurprijs worden opgeteld, dus in totaal maximaal € 48,– per maand.
Het niet meer meenemen van de servicekosten in de huurtoeslagberekening is op een aantal punten een vereenvoudiging. Zo moet de burger deze kostenposten apart opgeven bij de aanvraag, waarbij de burger soms eerst moet uitzoeken welk deel van hun servicekosten ze mogen opgeven, en jaarlijks aanpassen als deze bij een huurverhoging wijzigen. Dit is een extra belasting voor de burger en vergroot de kans op fouten bij het invullen van de huurtoeslagaanvraag. Daarnaast is het niet meer meenemen van servicekosten een vereenvoudiging voor Belastingdienst Toeslagen, omdat zij niet meer hoeven te controleren op de hoogte en aanwezigheid van de servicekosten. Dit is dan ook geen reden meer voor een mogelijke terugvordering. Tot slot is er een verschil bij het systeem van passend toewijzen door corporaties en de toekenning van huurtoeslag.
Het passend toewijzen gaat uit van de kale huur (exclusief servicekosten), terwijl de huurtoeslagberekening dus uitgaat van de rekenhuur zijnde kale huur met bepaalde subsidiabele servicekosten. Dit kan ertoe leiden dat de woning wel wordt toegewezen, maar dat de rekenhuur te hoog is om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. Dit levert verwarring en ongewenste grensgevallen op. Met het weghalen van de servicekosten uit de huurtoeslag is de rekenhuur voortaan gelijk aan de kale huur en verdwijnen de onduidelijkheid en de grensgevallen.
Het niet meer subsidiëren van de servicekosten is onderdeel van een breder pakket van vereenvoudigingen in de huurtoeslag en de maatregel om het wettelijk minimumloon te verhogen. Er wordt nog gekeken naar de precieze uitwerking van de maatregelen en daar worden natuurlijk de gevolgen voor de huurders in meegenomen.
Deelt u de mening dat services die nu onder servicekosten vallen bij bepaalde verhuurders, bijvoorbeeld atelierskosten, geen noodzakelijke kosten zijn en dat een huurder het recht moet hebben om geen gebruik te maken van deze services? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat een verhuurder er voor kan kiezen om een woning te verhuren in combinatie met een atelier. Hij kan vervolgens via de servicekosten leveringen en diensten in rekening brengen die zijn verbonden aan dat atelier. Een verhuurder mag dan alleen servicekosten in rekening brengen die een redelijke vergoeding betreffen van de gemaakte kosten. Een huurder kan bezwaar maken tegen de servicekosten bij de verhuurder.
Wat is uw oordeel over een bij vragensteller bekend voorbeeld van een atelierwoning, waarmee werd geadverteerd voor € 633,25, maar er onverwacht hoge servicekosten bijkwamen van € 326,50? Wat is hierover uw oordeel? Is er een maximum aan door te berekenen servicekosten?
Zie mijn antwoord op vraag 2: ik vind het ongewenst dat verhuurders zodanig adverteren dat dit tot verrassingen leidt op het moment dat de huurovereenkomst wordt afgesloten.
Inzake het maximum van de servicekosten verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Bent u bereid om een minder ruime definitie van servicekosten vast te stellen zodat alleen zaken die een verhuurder noodzakelijkerwijs moet doorberekenen aan een huurder hierin passen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bereid om een minder ruime definitie van servicekosten vast te stellen. De maatregelen die zich richten op de hoogte van de servicekosten vind ik voldoende om de belangen van een huurder te borgen. Wel wil ik de positie van de huurder verbeteren om een goed inzicht te krijgen in het hetgeen de huurovereenkomst met zich meebrengt. Hierop richt ik mij met het wetsvoorstel Goed verhuurderschap.
De berichten ‘Ik ben ziek geworden van mijn huis’ en ‘Trees woonde 1,5 jaar in hotel vanwege huurhuis vol schimmel, nu moet ze 11.000 euro betalen’ |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in het AD «Legionellabesmetting werd Patricia (50) bijna fataal: «Ik ben ziek geworden van mijn huis»» d.d. 24 januari jongstleden?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in het AD «Trees woonde 1,5 jaar in hotel vanwege huurhuis vol schimmel, nu moet ze 11.000 euro betalen» d.d. 3 januari jongstleden?2
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat ik hier een zeer lange lijst met krantenberichten kan benoemen van huurders uit het hele land die enorm veel last van vocht en schimmel hebben?
Ja.
Wat vindt u ervan dat huurders van woningcorporatie Woonbron in de wooncomplexen Oostblok, Waterblok en Stille Putten te Delft in de afgelopen tien jaar steeds vaker in de winter zonder verwarming zitten?
Voorop staat dat een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, zich als goed verhuurder dient te gedragen en dat een huurder recht heeft op een technisch goede en veilige woning. Op verzoek van uw Kamer heb ik u geïnformeerd over zorgen die er bestaan over de onderhoudsstaat van complexen van woningcorporatie Woonbron heb ik op 28 februari jl. (uw kenmerk: file:///O:/Downloads/kamerbrief-reactie-op-brief-over-toestanden-bij-woningcorporatie-woonbron.pdf).
Wat vindt u ervan dat huurders van woningcorporatie Woonbron in de wooncomplexen Oostblok, Waterblok en Stille Putten te Delft al jaren enorm veel last van vocht- schimmel hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat bewoners van eerdergenoemde wooncomplexen ernstig ziek worden van hun eigen woning?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat huurders van Vestia in Den Haag en andere steden ook soortgelijke problemen hebben waarbij zij jaren op herstel moeten wachten terwijl de gezondheid aangetast wordt?
Zoals hiervoor al aangegeven staat voorop dat een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, zich als goed verhuurder dient te gedragen en dat een huurder recht heeft op een technisch goede en veilige woning.
Wat vindt u ervan dat huurders niet durven terug te keren naar hun eigen woning?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u zich voorstellen dat vele huurders niet gehoord worden die niet de media weten te vinden of minder assertief zijn waarbij zij dus al jaren in een vocht- en schimmelwoning wonen omdat de problemen niet verholpen worden?
Vocht- en schimmel hoort niet in een huis. Ik ben het volstrekt eens met de noodzaak om vocht en schimmel aan te pakken. Zoals aangegeven in de beantwoording op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611) vraagt het wegnemen en voorkomen van vocht en schimmel om een brede aanpak die zich zowel richt op huiseigenaren en verhuurders, als op bewoners zelf. De aanpak is laagdrempelig, mede in het belang van mogelijk minder assertieve huurders. De brede aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
Het aanpakken van vocht- en schimmel vraagt blijvend om aandacht. In het WoON2021 zijn uitgebreide vragen opgenomen over vocht- en schimmel in woningen. Uit de antwoorden kunnen wellicht nieuwe inzichten volgen die helpen bij de succesvolle aanpak.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze en vele andere tienduizenden huurders in een gezonde en veilige woning kunnen wonen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat vocht en schimmel in een woning de gezondheid van huurders ernstig kan aantasten?
Ja, dat is in individuele gevallen mogelijk, afhankelijk van de specifieke omstandigheden.
Bent u ook van mening dat het uitermate schrijnend is dat ook vele kinderen en baby’s door de aanwezigheid van vocht en schimmel in een woning getroffen worden?
Ook voor kinderen en baby’s is het van belang dat ze wonen in een huis zonder vocht en schimmel. In hoeverre de aanwezigheid van schimmel en vocht in een woning gevaarlijk is voor de gezondheid van een kind of een baby, zodanig dat sprake zou zijn van een gevaarlijke woonomgeving is niet in algemene zin aan te geven.
Deelt u de mening dat kinderen en baby’s die in een vocht- of schimmelwoning opgroeien blootgesteld worden aan een gevaarlijke woonomgeving?
Zie antwoord vraag 12.
Is de blootstelling van kinderen en baby’s aan vocht en/of schimmel in een woning een schending van het Kinderrechtenverdrag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Artikel 24 van het Kinderrechtenverdrag bevestigt het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid. Het VN-Kinderrechtcomité, dat toezicht houdt op de naleving van het Kinderrechtenverdrag, geeft in haar commentaar bij dit artikel (General comment No. 15) aan dat onder andere de afwezigheid van schimmel in de woning een vereiste is voor een gezonde opvoeding en ontwikkeling. Staten die partij zijn bij het Kinderrechtenverdrag dienen alle passende wettelijke, bestuurlijke en andere maatregelen te nemen om het recht op gezondheid voor kinderen te verwezenlijken, in de ruimste mate waarin de hun ter beschikking staande middelen dit toelaten. In de context van de onderhavige vraag voldoet Nederland aan deze verplichting, doordat wij regelgeving hebben die verhuurders verplicht tot het verhelpen van vocht en schimmel, en we mogelijkheden bieden aan huurders om juridische stappen te ondernemen als de verhuurder in gebreke blijft.
Is de kwaliteit van een woning onderdeel van het internationale recht op en van een nationale zorgplicht van het Rijk voor behoorlijke huisvesting?
Ja.
Deelt u de mening dat vocht- en schimmelwoningen een schending zijn van het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het recht op huisvesting zoals dat is neergelegd in artikel 22, tweede lid, van de Grondwet, behelst met name een opdracht aan de overheid om te zorgen voor voldoende huisvesting die ook van voldoende kwaliteit is. Ook in het internationale recht is het recht op behoorlijke huisvesting in de eerste plaats een opdracht aan de overheid. Er kan in beginsel geen individueel recht aan worden ontleend jegens de overheid op een kwalitatief goede of gezonde woning. De overheid moet zorgen voor regelgeving die verhuurders verplicht tot het verhelpen van vocht en schimmel en voor mogelijkheden voor huurders om juridische stappen te ondernemen als de verhuurder in gebreke blijft. Deze regelgeving is er.
Deelt u de mening dat de ondermaatse kwaliteit van vele woningen een (belangrijk) onderdeel is van de huidige wooncrisis? Zo ja, welke crisismaatregelen hebt u tot dusver genomen? Zo nee, waarom niet?
Het overgrote deel van de (sociale) woningen in Nederland is van goede kwaliteit. Bij een deel van de woningvoorraad is renovatie en verbetering nodig. Dit is de verantwoordelijkheid van verhuurders. Gemeenten zien toe op de kwaliteit van woningen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik een brede aanpak voor het oplossen van vocht- en schimmelproblematiek.
Bent u ook van mening dat de aanpak vocht- en schimmelwoningen tot topprioriteit benoemd moet worden gezien de (enorme) gezondheidsschade die het kan toebrengen?
Zoals uit mijn eerdere antwoorden blijkt worden er verschillende inspanningen verricht in het kader van de aanpak van vocht en schimmel, waarbij sprake is van een brede aanpak.
Kan de aanwezigheid van vocht en/of schimmel in een woning van invloed zijn op de levensverwachting van mensen?
Of en in hoeverre schimmel de levensverwachting van een persoon beïnvloed is niet in algemeenheid aan te geven. Ook kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat in geval van gezondheidsschade een recht zou bestaan op compensatie voor huurders. Mocht in een specifiek geval een huurder bij de verhuurder verzoeken om compensatie voor opgelopen gezondheidsschade, dan zullen daarvoor alle omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld.
Moeten huurders ook gecompenseerd worden voor de gezondheidsschade die zij oplopen als gevolg van vocht en/of schimmel in de woning? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat woningcorporaties een ultimatum moeten krijgen wanneer zij de vocht- en schimmelproblematiek opgelost dienen te hebben, aangezien de volksgezondheid in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het stellen van een ultimatum aan woningcorporaties vind ik geen verstandige route. De aanpak van vocht- en schimmelproblematiek is complex en vraagt om een brede waaier aan maatregelen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik actief beleid om verhuurder en gemeenten te stimuleren om maatregelen te nemen om vocht- en schimmelproblematiek aan te pakken. Ook bestaan er mogelijkheden voor huurders om onderhoudsproblemen aan de orde te stellen.
Bent u bekend met het cijfer dat bijna één op de vijf huishoudens last heeft van vocht of schimmel en dat wij dus praten over ruim 1,5 miljoen huishoudens?3
Ja.
Heeft u een zorgplicht voor de honderdduizenden huurders die in meer of mindere mate last van vocht en/of schimmel hebben? Zo ja, welke maatregelen hebt u reeds genomen om dit te voorkomen en op te lossen en wat gaat u verder ondernemen om deze problemen te voorkomen en op te lossen en wanneer?
Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over, dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Als Minister heb ik een stelselverantwoordelijkheid voor de corporatiesector. Mijn brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen aan te pakken heb ik in mijn eerdere antwoorden toegelicht.
Begrijpt u de omvang en importantie van het vocht- en schimmelprobleem? Kunt u dit nader toelichten?
Ja, ik begrijp de omvang en de urgentie van deze problematiek en voer daarom een brede aanpak om dit op te lossen.
Ervaart u urgentie bij dit belangrijke en zeer omvangrijke probleem? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Zie antwoord vraag 24.
Deelt u de mening dat een landelijk meldpunt voor vocht en schimmel ervoor kan zorgen dat de problematiek beter in kaart gebracht kan worden en ervoor kan zorgen dat er meer expertise in huis is om huurders verder te begeleiden? Zo ja, wanneer kunnen wij een voorstel voor een dergelijk landelijk meldpunt verwachten? Zo nee, waarom niet?
Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over, dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen. Ik voer met alle betrokken partijen een brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen op te lossen. Tegen deze achtergrond zie ik geen toegevoegde waarde in een landelijk meldpunt.
Waarom hebben huurders veel meer last van vocht en schimmel dan eigenaar-bewoners en zou dit verschil mogen bestaan?4
Zie antwoord vraag 26.
Wat vindt u ervan dat verhuurders soms jarenlang niets aan de aanpak van vocht- en schimmelwoningen doen?
Zie antwoord vraag 26.
Deelt u de mening dat in een tijd van een enorme toename van longklachten als gevolg van astma de aanwezigheid van vocht en/of schimmel in een woning de leefsituatie nog gevaarlijker maakt?
Vanuit gezondheidsoogpunt is de aanwezigheid van vocht en schimmel in een woning niet bevorderlijk.
Bent u het ermee eens dat er een versnelde procedure moet komen om huurders in staat te stellen de vocht- en schimmelproblematiek te verhelpen, aangezien hun gezondheid in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Huurders hebben al verschillende manieren om een oplossing af te dwingen voor deze problematiek. Zo kunnen zij naar de Huurcommissie, de rechter of de gemeente te stappen. Een nieuwe, versnelde procedure is in dit geval niet de oplossing, maar het is wel van groot belang dat de bestaande procedures goed werken. Daarom draag ik er zorg voor dat de Huurcommissie deze huurders snel kan helpen door snel uitspraak te doen. Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten, werkt de Huurcommissie aan het terugdringen van haar achterstanden, zodat partijen snel geholpen worden.5 Ik zal uw Kamer binnenkort informeren over de resultaten van het actieplan over 2021 en de stand van zaken van de Huurcommissie.
Kan het zo zijn dat een (tijdelijke) huurverlaging, nadat de verhuurder daartoe door de Huurcommissie gedwongen wordt, voor de verhuurder goedkoper is om deze situatie aan te houden dan daadwerkelijk de gebreken te verhelpen? Zo ja, wat gaat u doen om deze situaties te voorkomen?
Als de Huurcommissie in haar uitspraak de huur verlaagt, dan blijft deze verlaging gelden totdat het gebrek wordt verholpen. Het is daarom in het belang van verhuurder om het gebrek zo snel mogelijk op te lossen, omdat de gederfde huuropbrengsten blijven stijgen. Alleen bij een contract dat zeer snel zal aflopen kan het – afhankelijk van de huurprijs en de kosten van het verhelpen van het gebrek – in theorie mogelijk zijn dat de verhuurder goedkoper uit is door de gebreken niet te verhelpen. Mij zijn geen signalen bekend dat dit in de praktijk voorkomt. Ook in dat geval heeft de huurder alsnog de mogelijkheid om via de kantonrechter of de gemeente onderhoud af te dwingen.
Waarom geeft u steevast het antwoord dat een gang naar de Huurcommissie de oplossing voor huurders is die last van vocht en schimmel hebben?
De Huurcommissie is niet de enige oplossing voor huurders die met deze problematiek kampen, maar vormt wel een laagdrempelige en efficiënte manier om een oplossing af te dwingen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik een brede aanpak die ook verhuurders aanspreekt op hun verantwoordelijkheden.
Deelt u de mening dat een gang naar de Huurcommissie een vorm van symptoombestrijding is?
Zie antwoord vraag 32.
Wat kunt u via wet- en regelgeving, bijvoorbeeld via het Bouwbesluit, doen om het probleem zoveel mogelijk te voorkomen?
Alle gebouweigenaren dienen aan de geldende bouwvoorschriften te voldoen. In artikel 204, tweede lid artikel en 206 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is daarnaast geregeld dat de huurder recht heeft op huurgenot en dat de verhuurder op een verzoek van de huurder gebreken dient te verhelpen, tenzij dit redelijkerwijs niet van de verhuurder kan worden verwacht. Daarmee is gewaarborgd dat huurders recht hebben op een woning van goede kwaliteit.
Stelt u nog steeds voor dat honderdduizenden door vocht en schimmel getroffen huurders een gang naar de Huurcommissie moeten maken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik voor het oplossen van vocht- en schimmelproblemen een brede aanpak die ook verhuurders aanspreekt op hun verantwoordelijkheden. De Huurcommissie is niet de enige oplossing voor deze problematiek, maar vormt wel een laagdrempelige en efficiënte manier voor een individuele huurder om een oplossing af te dwingen. Het klopt dat niet iedereen de gang naar de Huurcommissie weet te vinden. In sommige gevallen geldt bijvoorbeeld dat sprake is van een gebrek aan kennis over de mogelijkheden of dat een taalbarrière een rol speelt. Om alle huurders te kunnen bereiken, is het belangrijk dat de Huurcommissie de toegankelijkheid van haar informatiebronnen, zoals de website en het telefonisch contact, vergroot. Zo zijn eerder al de website van de Huurcommissie herschreven in taalniveau B1 en ook toegankelijk gemaakt voor Engelssprekenden. In 2022 werkt de Huurcommissie verder aan het ontsluiten van haar informatie. Over deze maatregelen zal ik uw Kamer binnenkort nader informeren.
Deelt u de mening dat niet iedereen de gang naar de Huurcommissie weet te vinden?
Zie antwoord vraag 35.
Bent u het ermee eens dat een gang naar de Huurcommissie geen oplossing is voor dit structurele en zeer omvangrijke probleem? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 35.
Deelt u de mening dat de Huurcommissie de verhuurder moet kunnen opleggen dat het gebrek of de gebreken binnen een afzienbare tijd opgelost moeten zijn, aangezien de gezondheid van huurders in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De Huurcommissie is een onafhankelijke geschillenbeslechter. Indien sprake is van een gebrek, kan zij per uitspraak de huur verlagen tot het gebrek is verholpen. De Huurcommissie is echter geen handhavende partij en ziet niet toe op naleving van de uitspraak. Hiervoor kan de huurder naar de kantonrechter of gemeente stappen.
Deelt u de mening dat huurders de mogelijkheid moeten krijgen om tijdelijk elders te wonen op kosten van de verhuurder als deze niet op tijd het gebrek of de gebreken oplost? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Als een huurder wordt geconfronteerd met (zeer) ernstige gebreken in of aan de woning, dan kan de huurder de verhuurder civielrechtelijk aansprakelijk stellen als die de gebreken niet verhelpt en schadevergoeding vorderen, omdat de gehuurde woonruimte niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Met de schadevergoeding kan de huurder zo nodig vervangend verblijf bekostigen.
Welke aanpassingen in wet- en regelgeving kunt u maken om de verhuurder te dwingen om het gebrek of de gebreken te verhelpen zodat huurders (weer snel) in een gezonde en veilige woning kunnen wonen zonder o.a. vocht en schimmel?
Ik zie op dit moment geen aanknopingspunten om wet- en regelgeving aan te passen om verhuurders te dwingen problemen met vocht en schimmel sneller aan te pakken.
Ziet u nu het belang in voor een APK voor woningen gezien het enorme aantal van ruim 1,5 miljoen huishoudens en de mogelijke grote gezondheidsschade voor volwassenen, kinderen en baby’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring voor huurwoningen. Dit zou een enorme operatie zijn en het zou ook leiden tot een groot aantal keuringen van woningen waar helemaal geen problemen zijn. Ik zet daarom in op maatwerk, zoals toegelicht in mijn eerdere antwoorden.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid van een gang naar de Huurcommissie het aantal vocht- en schimmelwoningen niet omlaag gebracht heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De Huurcommissie helpt huurders om hun recht te halen in het geval van een vocht- of schimmelwoning. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb aangegeven is een brede aanpak nodig voor het oplossen van deze complexe problematiek.
Wat is de status van de motie leden Beckerman en Koerhuis5 die uitspreekt om de vocht- en schimmelwoningproblematiek standaard onderdeel van de prestatieafspraken tussen gemeente, corporaties en huurdersorganisaties te laten worden?
De motie Beckerman en Koerhuis is uitgevoerd door middel van het opnemen van de aanpak van vocht- en schimmelproblemen in de volkshuisvestelijke prioriteiten. Op grond van de Woningwet moet een corporatie de volkshuisvestelijke prioriteiten betrekken bij het bod aan de gemeente en huurdersorganisatie(s) om te komen tot prestatieafspraken. Daarnaast is zoals gezegd met Aedes afgesproken dat corporaties de komende vijf jaar 100 mln. extra investeren in onderhoud en verbetering met specifieke focus op schimmelproblematiek als gevolg van gebrekkige kwaliteit van de woning, brandveiligheid en loden leidingen. Ook deze afspraak zal worden opgenomen in de volkshuisvestelijke prioriteiten en zijn beslag krijgen in de lokale prestatieafspraken.
Mag ervan worden uitgegaan dat de in de vorige vraag genoemde motie vanaf 2023 standaard een onderdeel van de prestatieafspraken wordt?
Zie antwoord vraag 43.
Hoe is de motie van de leden Beckerman en Koerhuis6, die verzoekt om de aanpak van vocht- en schimmelproblematiek in het helde land te laten gelden, uitgevoerd?
Deze motie heb ik uitgevoerd door middel van de brede aanpak die ik voer.
Hoeveel woningen zijn er sinds de in de vorige vraag genoemde motie d.d. 15 januari 2020 in het kader van de vocht- en schimmelproblematiek aangepakt?
Deze aantallen worden niet specifiek bijgehouden. Wel zal in het onderzoek «Woon2021» beter inzicht worden gegeven in deze problematiek.
Hoeveel woningen dienen er nog in het kader van de vocht- en schimmelproblematiek aangepakt te worden?
Zie antwoord vraag 46.
Hoe is motie van het lid Beckerman c.s.7, die uitspreekt om in het kader van de volksgezondheid een integrale, landelijke aanpak te bewerkstelligen om schimmel- en vochtproblematiek te voorkomen en te verhelpen, uitgevoerd?
Deze motie heb ik uitgevoerd door middel van de brede aanpak die ik voer.
Kunt u deze vragen alstublieft ieder afzonderlijk behandelen en niet clusteren?
Dat heb ik zoveel mogelijk gedaan. Daar waar het voor de helderheid van de beantwoording van de gestelde vragen dienstig is, heb ik vragen samengenomen in de beantwoording.
De voorwaarden voor het ontvangen van huurtoeslag |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat mensen alleen recht hebben op huurtoeslag wanneer zij vanaf het begin van een kalendermaand woonachtig zijn op een adres waar zij de toeslag voor willen ontvangen?
Huurders die voor het eerst een huurwoning betreden, kunnen inderdaad alleen huurtoeslag aanvragen vanaf de eerste maand dat ze de hele maand woonachtig zijn op het adres. Als zij tussen huurwoningen verhuizen waarover zij huurtoeslag kunnen aanvragen, blijft het recht op huurtoeslag voor de oude woning nog de hele maand bestaan.
Waarom is er niet gekozen voor een systematiek waarbij een gereduceerd bedrag aan huurtoeslag uitgekeerd kan worden evenredig met het aantal dagen van bewoning?
De voorwaarde dat wijzigingen in omstandigheden die zich voordoen na de eerste dag van de maand, pas vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand worden meegenomen, is opgenomen in artikel 5 van de Algemene wet inkomensafhankelijk regelingen (Awir). Deze voorwaarde geldt voor alle inkomensafhankelijke regelingen en dus ook voor de huurtoeslag.
Er is voor deze systematiek gekozen om de toeslagen begrijpelijk te houden voor de burger en uitvoerbaar te houden voor de uitvoerder. Met deze voorwaarde krijgen beide slechts één keer per maand te maken met een wijziging in het toeslagbedrag. Als wijzigingen in de omstandigheden – niet alleen verhuizingen, maar ook bijvoorbeeld wijzigingen in de huishoudsamenstelling – per direct verwerkt moeten worden, kan het voorkomen dat het toeslagbedrag meerdere keren per maand bijgesteld moet worden.
Burgers die voor het eerst een huurwoning betreden, kunnen hierdoor inderdaad een deel van de eerste maand mogelijk geen huurtoeslag ontvangen. Daar staat tegenover dat deze systematiek bij verhuizing en andere levensgebeurtenissen voorspelbaarder is voor de burger en dat onverwachte onderbrekingen van de huurtoeslag worden voorkomen. Ook blijft bij een beëindiging van het huurcontract tijdens de maand de huurtoeslag die gehele maand nog doorlopen.
Is het mogelijk om een aanpassing te maken zodat mensen een toeslag ontvangen vanaf het moment van bewoning in plaats van vanaf de eerste volle maand van bewoning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daar naar te kijken?
Ik vind het niet wenselijk om de huidige systematiek aan te passen naar een systeem waarbij wijzigingen per direct verwerkt worden. De huurtoeslag is ingericht op maandelijkse berekening. Aanpassen van deze systematiek is complex, vraagt veel capaciteit en zou moeten worden bezien in het bredere stelsel van inkomensafhankelijke regelingen.
Onderkent u dat mensen die wel recht hebben op toeslag maar door dit criterium niet in aanmerking komen voor een toeslag moeite kunnen hebben om de eerste maand aan huur te voldoen? Zo ja, bent u het ermee eens dat dit een extra drempel is voor mensen?
Het kan voorkomen dat burgers die gedurende de maand verhuizen naar een woning waarover zij voor het eerst huurtoeslag gaan ontvangen, moeite zullen hebben deze maand aan de huur te voldoen. Verhuurders kunnen rekening houden met deze voorwaarde door hun huurcontract vanaf de eerste dag van een maand in te laten gaan. Hierover zou de huurder in overleg kunnen gaan met de verhuurder. Huurcontracten worden doorgaans eerder ondertekend dan dat ze ingaan. Huurders kunnen hun verhuizing aan de gemeente doorgeven vanaf het moment dat zij een huurcontract hebben getekend, dus ook als het contract nog niet is ingegaan. Hiermee kan de huurder ervoor zorgen dat de verhuizing op tijd in het BRP is verwerkt en kunnen zij zo vroeg mogelijk hun toeslagaanvraag voor de eerste maand doen. Als de verhuurder niet bereid is de startdatum van het huurcontract aan te passen, is het soms mogelijk om een betalingsregeling te treffen om de periode zonder huurtoeslag te overbruggen.
Wat kunnen mensen doen wanneer zij door het missen van de huurtoeslag voor de eerste maand in betalingsproblemen komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om dit probleem aan te probleem pakken en gelijktijdig te kijken naar de problemen rondom «non take up» waardoor mensen geen gebruik maken van een toeslag waar ze recht op hebben?
Zoals aangegeven is dit niet alleen een voorwaarde voor de huurtoeslag, maar geldt deze voorwaarde voor alle inkomensafhankelijke regelingen. Een overstap naar een systeem van directe verwerking van wijzigingen in omstandigheden betekent niet voor alle burgers een verbetering, maar soms ook meer complexiteit. Daarnaast kent dit verregaande gevolgen voor de uitvoering.
Tot slot heeft het tegengaan van niet-gebruik van toeslagen de blijvende aandacht. Ook bij de evaluatie van de Awir wordt gekeken naar niet-gebruik van toeslagen.
Oplichters die te koop staande woningen te huur aanbieden |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het verschijnsel dat oplichters advertenties van te koop staande huizen gebruiken om deze voor de verhuur aan te bieden?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat mensen de dupe worden van dit soort oplichting? Welke rol speelt de krapte aan woningen volgens u bij dit soort trucs?
Iedere vorm van fraude en oplichting is verboden en onacceptabel, zo ook de hier aangehaalde praktijk. Ik kan mij voorstellen dat de krapte aan woningen dit verschijnsel in de hand werkt. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling, omdat mensen de schaarste aan woningen dan misbruiken en zichzelf daarmee financieel verrijken ten koste van anderen.
Welke mogelijkheden ziet u om oplichting bij de verhuur van een woning tegen te gaan? Welke rol kan verdere regulering van het verhuurproces daarbij een rol spelen?
Oplichting is niet toegestaan en strafbaar. Dit moet dan ook aangepakt worden. Dit kan op verschillende manieren.
Op de eerste plaats verdient het de aanbeveling om je als woningzoekende goed te (laten) informeren over de aangeboden woningen en de aanbieder daarvan. Voorts werk ik aan een verdere regulering van het verhuurproces via het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap. Onderdeel van dit voorstel is het introduceren van een landelijke basisnorm die ziet op goed verhuurderschap. Door de introductie van deze norm wordt het voor verhuurders en verhuurbemiddelaars duidelijk hoe het gedrag dat van hen verwacht mag worden er in de praktijk uit ziet. Deze norm wordt wettelijk vastgelegd in de vorm van algemene regels en heeft betrekking op alle fases van het verhuurproces. Naast bewustwording biedt het voorstel de mogelijkheid dat gemeenten handhavend kunnen optreden als verhuurders of verhuurbemiddelaars ongewenst gedrag vertonen en daarmee de norm overtreden. Dit wetsvoorstel moet er zodoende aan bijdragen dat het verhuurproces correct verloopt en dat de informatiepositie van woningzoekenden en huurders verbetert.
Verder vind ik dat ook platforms een verantwoordelijkheid dragen en dat van hen verwacht mag worden dat zij hun eigen maatregelen nemen om fraude te voorkomen. Dit doen zij bijvoorbeeld al door het stellen van gebruikersvoorwaarden aan adverteerders, waarbij het overtreden van deze voorwaarden kan leiden tot verwijdering van de advertentie. Zodra een platform er weet van heeft dat er onrechtmatige content op de website is geplaatst, dient zij deze te verwijderen. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet erop toe dat tegen misleiding door adverteerders (op platforms) wordt opgetreden en kan bij overtreding bestuursrechtelijk richting de adverteerder optreden, bijvoorbeeld in de vorm van een last onder dwangsom of een boete. De ACM heeft de woningmarkt dit jaar benoemd als agendathema en daarmee als prioriteit. Dit betekent onder andere dat signalen over misleidende huuradvertenties met voorrang worden behandeld.
Tot slot kunnen gedupeerden, behalve bij de ACM, ook terecht bij het Landelijk Meldpunt Internetoplichting van de politie en de Fraudehelpdesk.
Deelt u de mening dat platforms waarop deze frauduleuze advertenties worden aangeboden ook een verantwoordelijkheid dragen? Zo ja, wat mogen consumenten volgens u verwachten van platforms die deze advertenties hosten wanneer ze worden opgelicht?
Zie antwoord vraag 3.
Treedt u op tegen dit soort praktijken? Bent u het ermee eens dat ook deze vorm van oplichting aangepakt moet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Het coalitieakkoord |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de zorg dat er een huurexplosie dreigt nu de hoogte van de huren is gekoppeld aan de inflatie en de inflatie nu op het hoogste niveau is sinds 40 jaar?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%. De inflatie in 2019 was hoger (2,6%). In een separate brief die gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer wordt gestuurd, licht ik dit besluit nader toe.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut.
Wat gaat u doen om een huurexplosie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een huurstijging van maximaal 3,3% zoals komend jaar in de vrije sector zal gelden voor veel huurders veel teveel is?
Door de initiatiefwet van het lid Nijboer (PvdA) geldt nu sinds 1 mei 2021 voor een periode van drie jaar een maximering van de jaarlijkse huurstijging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten (ook wel vrije sector genoemd). Daarvóór was de jaarlijkse huurstijging vrij overeen te komen.
De in de wet geregelde maximering is inflatie + 1 procentpunt. In 2021 was dat 2,4% en in 2022 is dat 3,3%.
Ik deel de mening dat 3,3% huurverhoging voor veel huurders veel te veel is niet. Wel kan een huurverhoging van 3,3% voor een deel van de huurders in de vrije sector fors zijn, met name bij de hogere huren. Of 3,3% voor huurders (veel) te veel is, hangt af van andere factoren zoals bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen en de inkomensontwikkeling.
Overigens merk ik op dat de huurverhoging maximaal 3,3% is; als in het huurcontract een lagere huurverhoging is afgesproken, geldt die lagere huurverhoging.
Welke impact verwacht u van nieuwe huurverhogingen op het besteedbaar inkomen van huurders nu de huren gemiddeld de afgelopen 10 jaar met 35% zijn gestegen?
Ik erken dat in de komende periode moet worden ingezet op de betaalbaarheid van het wonen, daarom kom ik ook met een programma Betaalbaarheid. En voor 2022 sta ik voor het gereguleerde segment een gematigde huurverhoging toe, zie mijn antwoord op vraag 5.
Toch hecht ik eraan een completer beeld rond de betaalbaarheid in de afgelopen jaren te schetsen.
Ten eerste betreft de geschetste huurontwikkeling van 33% de nominale ontwikkeling van alle huurprijzen, inclusief huren in de corporatiesector en de vrije sector, alsmede huurstijgingen bij bewonerswissel. Gecorrigeerd voor inflatie is de gemiddelde huurstijging in die periode ongeveer 8–9% (reële huurstijging).
Ten tweede zijn de inkomens van veel mensen in die periode ook gestegen. Wellicht niet van iedereen in gelijke mate, maar de WoON-onderzoeken laten zien dat het besteedbaar inkomen van huurders tussen 2012 en 2018 met zo’n 8% is toegenomen en dat de gemiddelde huurquote tussen 2015 en 2018 licht is gedaald. Daarnaast was de gemiddelde huurverhoging voor zittende huurders vanaf 2018 zeer gematigd, bij woningcorporaties op of zelfs onder inflatie. Ook de huurharmonisatie (huurverhoging bij bewonerswissel) is sinds 2018 afgenomen, met een lichte stijging in 2021 – vermoedelijk vanwege de beperkte ruimte voor huurverhoging bij zittende huurders.
Ten slotte is er de huurtoeslag voor de betaalbaarheid. In 2010 ontvingen 1,17 miljoen huurders in totaal ongeveer 2,2 miljard euro aan huurtoeslag, in 2020 ging dat om 1,5 miljoen huurders en 3,8 miljard euro huurtoeslag. De verwachting is dat dit (na definitieve vaststelling van de huurtoeslag van 2021) in 2021 verder oploopt naar ongeveer 4 miljard euro.
Met welk percentage mogen de sociale huren vanaf 1 juli stijgen?
Voor alle kamers, woonwagens en standplaatsen is vanaf 1 juli 2022 een huurverhoging van maximaal inflatieniveau toegestaan, te weten 2,3%.
Voor zelfstandige woningen in het gereguleerde segment sta ik een gedifferentieerde huurverhoging toe. De «reguliere» huurverhoging is maximaal 2,3% (inflatie).
Daarnaast sta ik voor zelfstandige woningen twee specifieke hogere huurverhogingen toe:
Voor alle maximaal toegestane huurverhogingen geldt dat die toegestaan zijn zolang daarmee niet de maximale huurprijsgrens van de woonruimte wordt overschreden. Die maximale huurprijsgrens wordt bepaald door het woningwaarderingsstelsel (hoe meer punten des te hoger de maximale huurprijsgrens). In een brief aan uw Kamer die gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen aan u wordt verzonden, licht ik het besluit nader toe.
Bent u bereid de huren voor de komende regeerperiode ten minste te bevriezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe hoog wordt de in het regeerakkoord aangekondigde huurverhoging voor sociale huurders met een hoger inkomen?
Ik zal de toegestane huurverhoging(en) vanaf 2023 en de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregeling in onderlinge samenhang bezien en uitwerken in het programma Betaalbaarheid onder de Nationale Wonen en Bouwen Agenda (NWBA). Ik zal de grote lijnen van dat programma in een separate brief aan uw Kamer schetsen.
Draagt u met deze huurverhoging niet bij aan de negatieve spiraal waarbij woningprijzen alsmaar blijven stijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Bij welk inkomen legt u de grens voor de huurverhoging?
De in het coalitieakkoord aangekondigde stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs zal in uitwerken in het programma Betaalbaarheid.
Voor de huurverhoging per 1 juli 2022 ligt de inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging op € 47.948 voor eenpersoonshuishoudens en € 55.486 voor meerpersoonshuishoudens.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen hoger dan € 47.948 maar niet hoger dan € 56.527 is een huurverhoging van maximaal € 50 op de maandhuur toegestaan; bij huishoudens van twee of meer personen is dat bij een inkomen hoger dan € 55.486 maar niet hoger dan € 75.369.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen dat hoger is dan 56.527 en voor huishoudens van twee of meer personen met een inkomen dat hoger is dan 75.369 is een huurverhoging van maximaal € 100 op de maandhuur toegestaan
Het gaat dan om het inkomen in 2020 van de gezamenlijke huidige bewoners.
Overigens geldt dat de huur met de huurverhoging niet boven de maximale huurprijsgrens van de woning mag stijgen. De maximale huurprijsgrens wordt bepaald met het woningwaarderingsstelsel: hoe meer punten de woning waard is, des te hoger de maximale huurprijsgrens1 van de woning. Als de voorgestelde nieuwe huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning, kan de huurder met succes bezwaar maken tegen de voorgestelde huurverhoging.
Wat gebeurt er met de nieuwe verhoogde huurprijs als het inkomen enkele jaren later (drastisch) daalt?
De huidige wet voorziet in een terugvaloptie bij inkomensdaling. Die terugvaloptie is per 2022 verruimd: de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen kunnen (voor de toekomst) gecorrigeerd worden naar het huidige, lagere inkomen na inkomensdaling. Voorheen gold dat voor de recentste twee jaarlijkse huurverhogingen.
De huurder kan dan aan de verhuurder een huurverlaging voorstellen naar de huurprijs die zou hebben gegolden als het inkomen bij de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen op het huidige, lagere niveau zou hebben gelegen.
Daarnaast bestaat nog een tweede huurverlagingsrecht: indien de huurprijs door de inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen in de afgelopen jaren tot boven de huurtoeslaggrens (2022: € 763,47) is gestegen en het inkomen is gedaald tot onder de toepasselijke inkomensgrens voor passend toewijzen2, dan kan de huurder een huurverlaging tot onder de huurtoeslaggrens voorstellen, zodat hij daarna in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Die huurverlaging werkt niet terug, maar gaat (conform huurverhogingsvoorstel-len) minimaal twee maanden na het huurverlagingsvoorstel in. Als de verhuurder niet met de huurverlaging instemt, kan de huurder die via de Huurcommissie afdwingen.
Wat houdt de in het coalitieakkoord aangekondigde huurbevriezing voor huurders in 2024 in?
Voor wie gaat die huurbevriezing gelden?
Waarom geldt die huurbevriezing alleen in 2024?
Deelt u de mening dat die huurbevriezing in 2024 voor grote groepen huurders onvoldoende is, omdat zij nu al iedere maand geld tekort komen om in levensonderhoud te voorzien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor welke groepen gaat de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverlaging voor huurders met een lager inkomen gelden?
Geldt deze huurverlaging ook voor mensen die recht hebben op een sociale huurwoning maar noodgedwongen in de vrije marktsector huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe groot is de groep mensen die te duur woont gezien het inkomen dat ze genieten? En geldt de huurverlaging ook voor deze mensen? Zo nee, waarom niet?
Uit WoON 2018 blijkt dat het aantal dure scheefwoners met circa 56.000 was gedaald naar circa 346.000 in 2018. Informatie uit WoON 2021 komt in het voorjaar beschikbaar.
In 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen te hoge huur. Ik beschik niet over gegevens van alle huurverlagingen, maar van ca. 160.000 huurtoeslagontvangers die van een woningcorporatie huren is de huur in 2021 verlaagd.
De precieze uitwerking van de in het coalitieakkoord genoemde huurverlaging voor huurders met een laag inkomen volgt nog in het programma Betaalbaarheid.
Wanneer bent u van plan om deze huurverlaging in te voeren?
Met hoeveel wordt de huur verlaagd en waar wordt deze huurverlaging op gebaseerd?
Wat zullen de effecten van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging op de betaalbaarheidsrisico’s worden?
Kunt u garanderen dat huurders geen extra betaalbaarheidsrisico lopen als gevolg van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging?
Waarom wilt u de huurprijs voor mensen die (iets) meer verdienen verhogen? Kunt u hierbij ingaan op welk doel u hiermee wilt dienen en of de woningcorporaties hierom gevraagd hebben?
Deelt u de mening dat mensen die net iets meer verdienen door deze huurverhoging hard geraakt kunnen worden? Zo ja, zou u er dan voorstander van zijn om de huurverhoging niet voor iedereen even hoog te laten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurders, die door deze huurverhoging geraakt zullen worden, kunnen besluiten om minder te gaan werken omdat het extra salaris niet opweegt tegen de huurverhoging? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Begrijpt u dat huurders de huurverhoging als een straf kunnen zien omdat ze meer zijn gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Realiseert u zich dat deze huurverhoging een negatieve incentive kan zijn voor mensen om meer te gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de menin dat de woningmarkt op slot zit?
Bent u het ermee eens dat een huurverhoging geen zin heeft om mensen naar een duurdere woning te bewegen, omdat de woningmarkt op slot zit? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat voor deze huurders het kopen van een woning geen alternatief is gezien het beperkte aanbod en de inmiddels enorm gestegen woningprijzen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat mensen die door deze huurverhoging geraakt zullen worden en zich gedwongen voelen om te verhuizen naar een andere woning terecht kunnen komen in een onzekere woonsituatie aangezien er steeds meer tijdelijke huurcontracten afgesloten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u zich een voorstelling maken dat huurders het gevoel krijgen dat zij gestraft worden omdat zij nog in een betaalbare woning zitten terwijl zij niets kunnen doen aan de woningmarkt die op slot is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is het rechtvaardig om deze huurders opeens te confronteren met een enorm gestegen huurprijs, terwijl eigenaar-bewoners hun maandlasten zien dalen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de inmiddels gestegen woonlasten als gevolg van de gestegen energieprijzen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de hoge inflatie?
Op welk belastingjaar baseert u het inkomen van huurders die door deze huurverhoging getroffen worden?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Maar de huidige regeling voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging gaat uit van het inkomen van twee jaar geleden (in 2022: het inkomen in 2020). Daarvoor is gekozen omdat de inkomens van dat belastingjaar ten tijde van het doen van het huurverhogingsvoorstel (doorgaans in april, voor de huurverhoging per 1 juli) grotendeels definitief zijn vastgesteld door de Belastingdienst. Daardoor zullen er minder geschillen zijn tussen verhuurder en huurder over de hoogte van het huishoudinkomen.
Wat kan een huurder doen als deze een wisselend inkomen heeft en door deze huurverhoging geraakt wordt?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Zie voor nadere toelichting over huurverlaging na inkomensdaling mijn antwoord op vraag 10. Daarnaast kan de huurder volgens de huidige wet bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijk hoger huurverhogingsvoorstel van 2022 (dat uitgaat van inkomen 2020) als de hij kan aantonen dat zijn huishoudinkomen van 2021 onder het in het huurverhogingsvoorstel gehanteerde inkomensgrens ligt.
Kan deze huurverhoging ervoor zorgen dat huurders een huurprijs moeten gaan betalen die boven de liberalisatiegrens uitkomt?
Dat zal bij de uitwerking van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Overigens wijs ik erop dat de huurprijs (ook) volgens de huidige regelgeving door jaarlijkse huurverhogingen boven de actuele liberalisatiegrens (2022: € 763,47) kan en mag uitkomen. Dat is het geval als de maximale huurprijsgrens van de woning (die bepaald wordt met het woningwaarderingsstelsel) hoger is dan de liberalisatiegrens. Ter illustratie: de tabel met maximale huurprijsgrenzen voor zelfstandige woningen per 1 juli 2022 loopt van € 208,05 bij 40 punten tot € 1.386,29 bij 250 punten.
Wat betekent deze huurverhoging voor de uitgave aan huurtoeslag?
Dat hangt af van de uitwerking en van de te kiezen inkomensgrenzen. Ik zal, zoals gezegd, de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregelen, onder meer rond de huurverhoging naar de markthuurprijs en rond de huurtoeslag, in onderlinge samenhang bezien.
In de huidige regelgeving liggen de inkomensgrenzen van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging (zie ook mijn antwoord op vraag 9) ruim hoger dan het inkomensbereik van de huurtoeslag. De huidige inkomensafhankelijke hogere huurverhoging heeft dus geen effect op de uitgaven voor de huurtoeslag.
Kan het zo zijn dat als gevolg van hogere uitgave aan huurtoeslag en/of de extra uitgave in het kader van saneringstrajecten als gevolg van betaalbaarheidsrisico’s deze huurverhoging de schatkist geld kost? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 38.
Deelt u de mening dat de overzichtelijkheid voor huurders straks verdwenen is als deze huurverhoging doorgevoerd wordt gezien alle aangekondigde en nog aan te kondigen huurverhogingen en eenmalige huurverlagingen? Kan deze onoverzichtelijkheid juist leiden tot meer betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Sinds 2013 bestaat een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging, naast de «reguliere» (inkomensonafhankelijke) toegestane huurverhoging. En in 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen hoge huurprijs. Daarnaast bestaat, onafhankelijk van het huishoudinkomen van de huurder, het recht op huurverlaging als de geldende huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning.
De verwachting is dat het samenstel van huurverhogingsmogelijkheden en recht op huurverlaging niet onoverzichtelijker wordt dan in de huidige situatie. Maar ik zal de verschillende huurmaatregelen uit het coalitieakkoord, zoals gezegd, in onderlinge samenhang bezien.
Wat houdt een stapsgewijze huurverhoging in?
Een stapsgewijze huurverhoging houdt in dat de huurprijs niet in één keer wordt verhoogd naar de markthuur, maar in jaarlijkse toegestane huurstappen. Vergelijkbaar met de huidige regelgeving waarin de verhuurder de huur voor huishoudens met een hoger (midden)inkomen met jaarlijkse stappen kan verhogen tot aan de geldende maximale huurprijsgrens van de woning op basis van het woningwaarderingsstelsel. Zie ook mijn antwoord op vraag 37.
Wanneer bent u van plan om deze huurverhoging in te voeren?
Bent u voornemens om eerst te laten doorrekenen wat de huurverhoging voor effect op de bestedingsruimte van deze huurders heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat een eventuele huurverhoging aan een maximum gebonden zou moeten worden gezien de hoge inflatie, gestegen energieprijzen, minder hard gestegen CAO-lonen en de betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat het volgens het NIBUD zo is dat honderdduizenden huurders iedere maand zulke hoge woonlasten hebben dat zij te weinig geld overhouden om alle andere kosten voor levensonderhoud te kunnen betalen?
Het Nibud heeft in 2019 (op basis van het Budgetonderzoek 2015 van het CBS) geconcludeerd dat circa 800.000 huurders een betalingsrisico hebben3. Het gaat daarbij met name om huishoudens met een zeer laag inkomen.
In de Staat van de Woningmarkt 20214 (pag. 65–67) heb ik laten zien dat deze groep gemiddeld de laagste huren hebben en de meeste huurtoeslag ontvangen. Deze mensen hebben geen hoge woonlasten, maar wel een hoge woonquote en moeite om alle kosten van levensonderhoud te betalen. Dit komt door een laag inkomensniveau. Het Nibud heeft vorig jaar ook geconstateerd dat huurders met een bijstandsuitkering meer geholpen zijn met een stijging van hun uitkering dan met een huurverlaging5.
In het coalitieakkoord is een stijging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen voorzien. Voor mensen met een inkomen op of boven het sociaal minimum tot aan een middeninkomen werk ik aan verbetering van de betaalbaarheid van wonen in het programma betaalbaarheid. Ik ben voornemens daar concrete doelstellingen aan te verbinden.
Welke verwachting heeft u gezien de hoge inflatie ten aanzien van de huurverhoging na 1 juli 2022?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Waar is een marktconforme huur op gebaseerd?
Deelt u de mening dat de huidige marktconforme huur soms een irreële huurprijs is aangezien er sprake is van een wooncrisis en dus huurders bereid zijn om veel meer huur voor een woning te betalen dan wanneer er geen sprake zou zijn van een wooncrisis? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurprijzen en woningprijzen communicerende vaten zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de regeringsverklaring?
Nee, dat is mij niet gelukt; mede doordat ik niet eerder dan medio februari, na overleg met Woonbond en Aedes, heb besloten wat de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 voor het gereguleerde segment wordt.
Het bericht ‘Verhuren koophuis frustreert starters’. |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat in de afgelopen tien jaar zo’n 62.000 huishoudens die een nieuwe woning kochten hun oude woning hebben verhuurd in plaats van verkocht1?
Ja.
Merkt u dat deze trend steeds sterker wordt? Zo ja, uit welke cijfers blijkt dit?
In 2021 heeft het Kadaster in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek gedaan naar het zogeheten «keep-to-let», waarbij woningeigenaren bij verhuizing naar een nieuwe koopwoning hun oude koopwoning aanhouden voor de verhuur2. Om te bepalen of het om een keep-to-let woning gaat, kijkt het Kadaster of de oude koopwoning na een verhuizing naar een nieuwe koopwoning na een jaar nog in bezit is van de betreffende eigenaar. Als dit het geval is, wordt aangenomen dat het om een keep-to-let woning gaat. Het is dan aannemelijk dat de woning is aangehouden voor verhuur. Omdat het Kadaster eigendomssituaties registreert en niet het gebruik van de woning is dit niet met zekerheid te stellen, het kan ook zijn dat de woning niet wordt verhuurd en bijvoorbeeld leeg staat.
Keep-to-let kwam veel voor in de periode van 2009 tot 2012. Dit houdt naar alle waarschijnlijkheid verband met de trage verkoop van de vorige woning in deze crisistijd. Na de crisis is het aandeel keep-to-let woningen redelijk gestabiliseerd tot ongeveer 4% van de woningtransacties, waarbij er de laatste jaren sprake is van een lichte stijging (figuur 1). Het zogeheten «buy-to-let», waarbij een woning wordt aangekocht voor de verhuur, kende na de crisis een sterkere opwaartse beweging.
Figuur 1: ontwikkelingen aandelen keep-to-let en buy-to-let1
Bron: Kadaster
Hoe kijkt u aan tegen de gevolgen voor de woningmarkt wanneer op deze manier steeds meer woningen aan de koopvoorraad worden onttrokken?
Zowel door keep-to-let als door buy-to-let worden koopwoningen omgezet naar huurwoningen. Dat hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Er worden immers geen woningen aan de woningvoorraad onttrokken (zolang de woningen niet leeg staan) en er is ook een behoefte aan (betaalbare) huurwoningen. In de huidig krappe markt betekent de omzetting van koop naar huur wel dat het voor starters mogelijk lastiger wordt om een koopwoning te bemachtigen. Daarbij worden woningen steeds vaker duur verhuurd, waardoor de woningen niet betaalbaar zijn voor groepen als middeninkomens. Het rendement voor de verhuurder kan daarentegen fors zijn, zeker als de woning in een gunstigere markt is aangekocht. Dat voelt onrechtvaardig.
Ik vind het belangrijk dat wonen betaalbaar is en starters een kans krijgen op de koopwoningmarkt. Het vorige kabinet heeft al verschillende maatregelen genomen die eraan bijdragen dat starters meer kans krijgen op een koopwoning, huren betaalbaarder wordt en er meer balans komt in het fiscale regime voor particulieren en woningbeleggers. Zo kunnen gemeenten sinds 1 januari 2022 een opkoopbescherming invoeren om de opkoop voor de verhuur te beperken en is de overdrachtsbelasting reeds gedifferentieerd waardoor starters3 éénmalig vrijgesteld zijn van overdrachtsbelasting en woningbeleggers het algemene tarief van 8% betalen. Dit kabinet wil een stap verder gaan door dit algemene tarief in 2023 verder verhogen van 8% naar 9%. Tevens werkt het kabinet aan een nieuw box 3 stelsel, waarbij inkomsten uit vermogen worden belast op basis van werkelijk rendement. Vooruitlopend daarop zal de leegwaarderatio worden afgeschaft, waardoor de belasting van het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk. Ook krijgen middenhuurwoningen een vorm van huurprijsbescherming. Het uitgangspunt bij deze huurprijsbescherming is dat wonen voor middeninkomens enerzijds betaalbaar wordt én het anderzijds rendabel blijft voor institutionele beleggers om in deze woningen te investeren. In het kader van het programma Betaalbaar wonen, dat half april aan uw Kamer wordt gepresenteerd, zal ik u hier nader over informeren.
Deelt u de zorgen van de in het artikel aangehaalde financieel adviseur en hypotheekdeskundige Jos Koets dat deze ontwikkeling nadelige gevolgen heeft voor starters, gelet op het afnemende aanbod en de stijgende prijzen die deze praktijk tot gevolg heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u het vermoeden van Koets en de eveneens in het artikel aangehaalde Paul de Vries, woningmarktdeskundige bij het Kadaster, dat veel van de woningen in kwestie verhuurd worden in strijd met de hypotheekvoorwaarden die door de bank zijn gesteld? Zo nee, waarom niet?
Wanneer een woningeigenaar verhuist, de oude woning aanhoudt ten behoeve van verhuur en hier de oude hypotheek op laat rusten, geldt er in algemene zin een meldingsplicht bij de kredietverstrekker. Bij toestemming van de geldverstrekker is het mogelijk om de oude woning aan te houden en te verhuren. Dit voor zover hier geen additionele regelgeving vanuit bijvoorbeeld de gemeente in de weg staat. De voorwaarden en eventuele de rente van de financiering worden op de verhuur aangepast.
Kredietverstrekkers willen dat de klant verhuur meldt. Dit omdat het verhuren van de woning bijvoorbeeld invloed heeft op de waarde van het onderpand. Bij verhuur is de woning in verhuurde staat minder waard bij een eventuele (executie)verkoop. Ook heeft het invloed op de benodigde verzekeringen. Kredietverstrekkers geven aan dat zij niet verwachten dat in alle gevallen het verhuren van een woning wordt gemeld.
Het is voor kredietverstrekkers lastig te achterhalen hoe vaak verhuur niet wordt gemeld. Hier is naar geïnformeerd tijdens de jaarlijkse gesprekken met kredietverstrekkers en hypotheekadviseurs in het platform hypotheken. Uit deze steekproef blijkt dat kredietverstrekkers het aandeel niet gemelde verhuur laag inschatten, namelijk minder dan 10% van hun portefeuille. Ook zijn er geen zorgen geuit door kredietverstrekkers over de gevolgen van niet gemelde verhuur. Ik zie daarom geen aanleiding voor het laten uitvoeren van aanvullend onderzoek. Wel zal ik ook voor het platform hypotheken van 2022 weer uitvragen bij kredietverstrekkers hoe hoog zij het aandeel niet gemelde verhuur inschatten.
Zo ja, bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de omvang van het tegen de hypotheekvoorwaarden in verhuren van koopwoningen?
Zie antwoord vraag 5.
Wrakingsregels bij een hoorzitting van de huurcommissie |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat artikel 31 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte behelst dat de zittingsvoorzitter en/of -leden voor aanvang van de behandeling kunnen worden gewraakt?
Ja. Op basis van artikel 31 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (hierna: Uhw) kan alleen worden gewraakt vóór aanvang van de behandeling op zitting.
Is het correct om aan te nemen dat dit wetsartikel ervoor zorgt dat in geval van een gedurende de hoorzitting opkomende (schijn van) partijdigheid niet kan worden gewraakt aangezien dat niet voor aanvang van de zitting is?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat deze gang van zaken afwijkt van het gebruik bij een gang naar de rechter waar een wrakingsverzoek ook gedurende een proces kan worden gedaan (gebaseerd op artikel 36 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)?
Het klopt dat de systematiek van artikel 31 Uhw verschilt met die van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het huidige artikel 31 Uhw vloeit voort uit artikel 15 van de Wet op de huurcommissies, die voorheen gold. Bij invoering van de Wet op de huurcommissies in 1979 is gekozen om dezelfde wrakingsregels te hanteren als in de reguliere rechtspraak. Door een latere aanpassing van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn de artikelen anders komen te luiden.
Waarom is bij de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte afgeweken van dit principe? Is hier bij het maken van de wet destijds een goede reden voor geweest? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat huurders dezelfde rechten zouden moeten hebben tijdens een hoorzitting als tijdens een regulier proces? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Ja. Het gaat niet om een bewust onderscheid en daarom ben ik voornemens om een wijziging van de wet op dit punt te onderzoeken.
Beschouwt u deze discrepantie als een lacune in de wet? Zo ja, bent u bereid hiernaar te kijken en een aanpassing van de wet voor te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Mislopen hypotheekrenteaftrek in de bijstand en woonkostentoeslag |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de hypotheekrenteaftrek door een gemeente als inkomen wordt gezien en zodoende wordt ingehouden op een bijstandsuitkering?
Ja, de (voorlopige) belastingteruggave in verband met hypotheekrenteaftrek moet als inkomen, in de zin van artikel 32 Participatiewet, worden aangemerkt. De bijstand biedt immers een laatste vangnet waarbij rekening wordt gehouden met alle middelen waarover iemand beschikt of redelijkerwijze kan beschikken, tenzij het middelen betreft die op grond van artikel 31, tweede lid, Participatiewet zijn uitgezonderd.
Wat is de reden dat de hypotheekrenteaftrek wel wordt ingehouden op de bijstandsuitkering en de huurtoeslag niet?
De bijstandsuitkering is een vangnet en wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. De voorlopige belastingteruggave hypotheekrenteaftrek1 wordt op grond van artikel 32 Participatiewet gezien als inkomen en daarmee als middel in de zin van artikel 31 Participatiewet waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van bijstandsverlening.
De huurtoeslag is op grond van artikel 1 lid 1 onder 2 Wet op de huurtoeslag een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning. Bovendien worden, op grond van artikel 31, tweede lid, onder d van de Participatiewet, tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend en hoeft daarmee dus geen rekening te worden gehouden bij het berekenen van de bijstand.
Bent u het eens dat het onwenselijk is om mensen uit hun eigen woning, vanwege het mislopen van de hypotheekrenteaftrek, te jagen als zij in de bijstand zitten?
Het is, ongeacht de oorzaak, heel vervelend als iemand in betaalproblemen komt en hierdoor is gedwongen zijn woning te verlaten. Huiseigenaren met betaalproblemen worden daarom door kredietverstrekkers en hypotheekadviseurs opgeroepen om tijdig contact op te nemen. De kredietverstrekker kan in samenspraak met de klant maatwerk oplossingen aanbieden en informeren over de mogelijkheden voor (schuld)hulpverlening, bijvoorbeeld via Geldfit.nl. Welke oplossing het meest passend is hangt af van de (financiële) positie van de klant. Daarnaast hebben mensen recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie naar het oordeel van het college sprake is van, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan. Ik begrijp uit u vraag dat bovengeschetste ondersteuning geen automatisme is. Ik wil binnen het traject rond verbetering van de Participatiewet kijken waar eventueel aanpassingen noodzakelijk zijn, zodat ook eigenwoningbezitters indien zij over een inkomen op minimum niveau beschikken, toereikende financiële ondersteuning ontvangen.
Bent u het eens dat dit, vanwege de woningnood, er toe kan leiden dat mensen gewoonweg op straat belanden?
Zoals in het vorige antwoord is weergegeven, wordt bij betaalproblemen altijd samen met de klant gezocht naar een passende oplossing en op mogelijkheden voor hulp gewezen. Daarbij zijn de inspanningen van de kredietverstrekkers erop gericht dat klanten in hun huis kunnen blijven wonen. Ik ondersteun op dit moment een experiment met vroegsignalering van hypotheekachterstanden van een aantal hypotheekverstrekkers en gemeenten: de hypotheekverstrekker geeft een signaal aan de gemeentelijke schuldhulpverlening als de hypotheekachterstand minimaal twee maanden bedraagt en andere oplossingen voor de financiële problemen niet hebben gewerkt. In vervolg op het signaal doet de gemeentelijke schuldverlening de inwoner met de betaalachterstand een hulpaanbod.2 In het geval dat de klant geen uitzicht op een verbetering van zijn financiële situatie heeft, kan uiteindelijk verhuizen noodzakelijk zijn om grotere financiële problemen te voorkomen.
Klopt het dat woonkostentoeslag alleen betrekking mag hebben op de hypotheekrente, opstalverzekering, onroerendezaakbelasting (ozb), erfpachtcanon, onderhoudskosten, bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE), rioolrecht en waterschapsbelasting?
De woonkostentoeslag kan betrekking hebben op de in de vraag genoemde kostenposten. De woonkostentoeslag is een vorm van bijzondere bijstand die kan worden toegekend als door onvoorziene omstandigheden de noodzakelijke kosten niet meer kunnen worden betaald. Het is aan de gemeenten om dit per individuele situatie te beoordelen.
Klopt het dat bij de woonkostentoeslag die gemeenten kunnen verstrekken, gemeenten uitgaan van de woonlasten minus de hypotheekrenteaftrek? Zo ja, kan het dan voorkomen dat mensen die hierdoor onder de huurtoeslaggrens, die wordt gehanteerd om de woonlasten te berekenen, komen, waardoor zij vervolgens geen aanspraak kunnen maken, vanwege te lage woonlasten, op de woonkostentoeslag?
Individuele gemeenten hebben de ruimte en bevoegdheid om nader invulling te geven aan de eisen die worden gesteld aan het recht op woonkostentoeslag. Bij de beoordeling van een aanvraag voor woonkostentoeslag kijkt het college naar de draagkracht van de aanvrager en de daadwerkelijke noodzakelijke kosten. Daarbij ligt het voor de hand dat het college kijkt naar alle middelen waarover de betrokkene beschikt en voor dit doel kan inzetten. De belastingteruggave in verband met hypotheekrenteaftrek wordt daarbij meegenomen. Ofwel als inkomen zoals in de antwoorden op vraag 1 en 2 gezegd of wel als verlaging van de woonlasten.
Dit kan er inderdaad toe leiden dat het college vaststelt dat er geen recht op een woonkostentoeslag is omdat er voldoende middelen zijn of de woonkosten laag zijn.
De verstrekking van bijzondere bijstand is en blijft daarbij maatwerk. Als de individuele situatie daarom vraagt, biedt de wet ruimte en ik ga gemeenten ook oproepen om – mede gelet op de situatie op de huidige woningmarkt – van die ruimte gebruik te maken.
Bent u het eens dat deze manier van berekenen leidt tot een catch-22 voor mensen die hoge woonlasten hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de (financiële) gevolgen als eigenwoningbezitters de teruggave belasting en premie, zoals de hypotheekrenteaftrek, kunnen behouden en deze niet wordt ingehouden op hun bijstandsuitkering?
Op dit moment werkt de bijstand zo dat een eventuele hypotheekrenteaftrek op de algemene bijstand in mindering wordt gebracht, waarna betrokkene in aanmerking kan komen voor woonkostentoeslag indien zijn woonkosten dusdanig zijn dat hij deze niet volledig vanuit de bijstand inclusief neveninkomsten kan voldoen. Zou de hypotheekrenteaftrek buiten beschouwing worden gelaten. Dan leidt dit binnen het huidige systeem ertoe dat de woningeigenaar dubbel wordt gecompenseerd.
Een verandering hierin zou een wijziging van de Participatiewet vereisen. Op grond van het huidige artikel 32 jo. artikel 31, tweede lid onderdeel f, Participatiewet is een belastingteruggave, zoals die in verband met hypotheekrenteaftrek, een middel dat gekort moet worden op de bijstandsuitkering. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan de bijstand als laatste vangnet, waarbij rekening wordt gehouden met middelen die de aanvrager redelijkerwijs tot zijn beschikking kan hebben.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nog in te plannen commissiedebat Armoede- en schuldenbeleid?
Ja.
Nep sociale huurwoningen gebouwd door private partijen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat corporaties bezorgd zijn over commerciële partijen die sociale huurwoningen bouwen?1
Ja. Deze signalen zijn ook eerder ter sprake gekomen in gesprekken die ik met uw Kamer en stakeholders heb gevoerd. Mede naar aanleiding daarvan heb ik een onderzoek gestart. Ik heb toegezegd voor de zomer uw Kamer hierover te informeren.
Wat vindt u ervan dat er een verschil bestaat in verplichtingen, bijvoorbeeld bij het huisvesten van doelgroepen, tussen corporaties en commerciële partijen bij het bouwen van sociale huurwoningen?
Woningcorporaties hebben een volkshuisvestelijke taak. Vanuit deze taak vragen wij op sommige gebieden meer van woningcorporaties dan van commerciële partijen. Woningcorporaties komen ten behoeve van deze taak in aanmerking voor staatssteun en commerciële partijen niet.
Is het mogelijk dat er sociale huurwoningen gebouwd worden, mede dankzij financiering vanuit het Rijk, die in een relatieve korte periode naar de markt c.a. naar de vrije sector worden overgeheveld? Aan welke regels zijn ontwikkelaars gebonden als zij woningen bouwen met financiële steun in het sociale segment?
Met de Woningbouwimpuls (WBI) draagt het Rijk bij aan gebiedsontwikkelingen met een publiek tekort. Deze subsidie gaat naar gemeenten. In de eerste drie tranches is de voorwaarde gesteld dat minimaal 50% van het woningprogramma uit betaalbare woningbouw bestaat. Er worden geen directe eisen gesteld aan hoe dit geborgd wordt. In de beoordeling van aanvragen voor de Woningbouwimpuls zijn de opbouw van het woningbouwprogramma, de borging daarvan en de mate waarin maatregelen zijn getroffen om woningen langjarig betaalbaar te houden een expliciet onderdeel van de beoordeling. Gemeenten kunnen, afhankelijk van de lokale situatie, maatwerkafspraken maken met daarin eisen en voorwaarden rondom het bouwen van (sociale) huurwoningen. Gemeenten kunnen dit regelen in de gronduitgifte overeenkomst (wanneer de gemeente grondeigenaar is), in de anterieure overeenkomst en/of in lokale verordeningen.
Deelt u de mening dat de verhouding van nieuw te bouwen sociale huurwoningen te rooskleurig wordt voorgesteld wanneer een aanzienlijk deel gebouwd door de private sector na een aantal jaren wegstroomt naar de vrije sector? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat woningen echt beschikbaar zijn voor de doelgroep waarvoor er wordt gebouwd. Ze moeten niet via constructies alsnog onbereikbaar worden voor die doelgroep. Ook is het onwenselijk als door afname van het bestaande aanbod, zonder dat het wordt aangevuld, de doelgroep niet kan worden gehuisvest.
In hoeverre kunnen gemeenten nog sturen op de ontwikkeling van sociale huurwoningen wanneer veel grond reeds in private handen is?
Het is voor gemeenten mogelijk om in bestemmingsplannen – of op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt in een omgevingsplan – percentages op te nemen ten aanzien van de woningbouwcategorieën sociale huurwoningen, sociale koopwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur («middeldure huurwoningen») of particulier opdrachtgeverschap (vrije kavels). Middels een zogenoemde doelgroepenverordening legt de gemeente daarnaast de instandhoudingstermijn, van ten minste 10 jaar, vast.2 Op deze manier kan een gemeente via het bestemmingsplan waarborgen dat een bepaald percentage van nieuw te bouwen woningen sociale huurwoningen moet betreffen. Hiermee kan een gemeente publiekrechtelijk via het bestemmingsplan sturen op de ontwikkeling van sociale huurwoningen, ook op gronden die in private handen zijn.
Wat vindt u ervan dat er een kwaliteitsverschil bestaat in zowel prijs als grootte van sociale huurwoningen afhankelijk van of een corporaties of private partij deze ontwikkeld? Deelt u de mening dat zulke verschillen niet zouden moeten bestaan?
Voor de huurprijs van huurwoningen in het gereguleerde segment geldt het woningwaarderingsstelsel (WWS). Zowel corporaties als private partijen zijn hieraan gebonden. Het staat verhuurders vrij om binnen wat volgens het WWS toegestaan is een huurprijs te bepalen. Als een verhuurder zich bij het verhuren van een woningen met een gereguleerde huurprijs niet aan het WWS houdt, kan de huurder bij de Huurcommissie de huurprijs naar beneden laten bijstellen.
Kunt u ingaan op de toekomstbestendigheid van woningen wanneer deze zeer klein gebouwd worden en niet ruim genoeg zijn om verschillende toekomstige doelgroepen te voorzien van een betaalbare woning?
Het is belangrijk dat er per gemeente een balans is in het woningaanbod, zodat er voldoende woonruimte is voor alle verschillende doelgroepen. Er kan ook behoefte zijn aan kleine woningen, denk bijvoorbeeld aan alleenstaande starters en studenten. De toekomstbestendigheid komt echter in het gedrang als het woningaanbod onvoldoende aansluit bij de verschillende doelgroepen.
Wat is de toekomstige verhouding van sociale huurwoningen in de grootste 10 gemeenten uitgesplitst naar eigendom in de tijd? Is er een krimp van sociale huurwoningen in eigendom van corporaties als percentage van de totale voorraad voorzien? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ik beschik niet over cijfers over de toekomstige verhoudingen van sociale huurwoningen. Op dit moment doe ik onderzoek naar de omvang en achtergrond van nieuwbouw van sociale huur door marktpartijen. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek voor de zomer met uw Kamer te kunnen delen.
Op nationaal en regionaal niveau laten prognoses zien dat het aandeel sociale huurwoningen kan dalen door demografische en economische ontwikkelingen. Zie Staat van de Woningmarkt 2021 p. 31. Het aantal corporatiewoningen zal wel stijgen, maar minder snel dan de andere sectoren.
Bent u bereid gemeenten meer instrumenten te geven om te sturen op de woningen die gebouwd worden? Kunt u ingaan op mogelijke instrumenten die voorhanden zijn?
Zoals hierboven aangegeven in antwoord op vraag 5, hebben gemeenten reeds een instrument tot hun beschikking. Ik heb contact met gemeenten, Aedes en andere stakeholders om deze problematiek scherper in beeld te krijgen en te kunnen duiden of hier extra maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld ook in mijn eigen instrumentarium of dat van gemeenten. Dat beeld zal ik betrekken bij mijn programma-aanpak. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, ben ik mede op basis van signalen die ook in uw Kamer aan de orde zijn geweest een onderzoek gestart. Ik streef ernaar dit onderzoek voor de zomer met uw kamer te delen.