De kwaliteitscontrole van Covid-19-vaccins |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wordt er door Nederland zélf onafhankelijk gecontroleerd op de kwaliteit, de samenstelling en de ingrediënten van de Covid-19-vaccins (hierna: vaccins) die zijn aangekocht om de Nederlandse bevolking te vaccineren? Zo ja, op welke wijze wordt dit gedaan? Door welke instantie? Met welke frequentie? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Wanneer fabrikanten een medicijn of vaccin indienen om goedgekeurd te worden voor toelating tot de Europese markt, moeten zij data aanleveren conform in Europa vastgelegde regels. Fabrikanten moeten een dossier aanleveren dat uit vijf onderdelen bestaat, waaronder het productieproces en kwaliteit (inclusief alle testen die de fabrikant uitvoert om de kwaliteit te waarborgen).
In Europa beoordelen beoordelingscomités binnen het Europees Medicijn Agentschap (EMA) nieuwe medicijnen en vaccins. In deze comités zijn alle 27 nationale medicijnautoriteiten van de Europese Unie vertegenwoordigd, ook het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Na afloop van het registratieproces voor een nieuw vaccin, vindt er controle plaats van alle afzonderlijk geproduceerde batches (partijen). Voordat een partij vaccins voor gebruik wordt vrijgegeven, moet deze uitgebreid worden getest. Dit wordt niet alleen door de fabrikant gedaan, maar ook door een onafhankelijk nationaal controlelaboratorium (Official Medicines Control Laboratory, OMCL). In Nederland is het OMCL onderdeel van het RIVM. Het OMCL gaat aan de hand van productie- en controleprotocollen na of de fabrikant de partij heeft geproduceerd volgens de eisen die zijn vastgelegd in het registratiedossier en in de Europese Farmacopee. Daarnaast worden monsters van de betreffende partij in een onafhankelijk laboratoriumonderzoek (door een OMCL) gecontroleerd op hun kwaliteit. Het doel van deze zogenaamde partijgewijze vrijgifte («batch release») is het extra waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van partijen. Een partij vaccins mag pas op de markt komen als alle controles door de fabrikant en het OMCL zijn uitgevoerd en als de resultaten voldoen aan de strenge kwaliteitseisen. Het OMCL verstrekt dan een batch releasecertificaat aan de fabrikant. Dit certificaat is geldig voor de gehele Europese Unie.
Bovengenoemde procedure geldt ook voor COVID-19-vaccins. In de praktijk wordt dus iedere partij vaccins onafhankelijk onderzocht door een overheidslaboratorium. Informatie over de testen die de OMCL’s uitvoeren is voor ieder type vaccin te vinden in richtlijnen op de site van de European Directorate for the Quality of Medicines & Healthcare1 (EDQM). Het testen en vrijgeven van partijen vaccins is gespreid over laboratoria in Europa. Zo onderzoekt het OCML van het RIVM voor Europa de COVID-19-vaccins van AstraZeneca, het Duitse Paul Ehrlich Institute de COVID-19-vaccins van BioNTtech/Pfizer en het Oostenrijkse Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit (AGES) onderzoekt de Moderna COVID-19-vaccins. Deze laboratoria leggen aan elkaar verantwoording af.
Omdat daarnaast de gemelde bijwerkingen nauwgezet bijgehouden worden, kan onderzocht worden of een mogelijke bijwerking terug te leiden is naar een probleem of tekortkoming in de kwaliteit van het vaccin.
Indien u niet zélf de samenstelling en kwaliteit van de vaccins controleert omdat u de fabrikanten vertrouwt, kunt u dan uitleggen hoe u na de talloze rechterlijke uitspraken tegen deze fabrikanten, waarbij ze beboet en schuldig werden bevonden, deze fabrikanten toch nog als «betrouwbaar» zou willen bestempelen?1 2 3 4
De kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van de goedgekeurde COVID-19-vaccins is beoordeeld en voldoende bevonden door het EMA en CBG. De COVID-19-vaccins zijn net zo streng beoordeeld als andere vaccins en medicijnen die in de Europese Unie worden gebruikt. Voor het testen van de individuele vaccinpartijen is, zoals ik in het antwoord op vraag 1 uiteen gezet heb, het systeem met OMCL testlaboratoria ingericht. Toezicht op de fabrikanten wordt door overheidsinspectiediensten uitgevoerd. In Nederland betreft dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), dat onderdeel is van een Europees netwerk van overheidsinspectiediensten. Ook na goedkeuring, houden we de veiligheid van de COVID-19-vaccins nog steeds goed in de gaten. Dat gebeurt ook in de andere landen van de EU. Zo zijn we snel op de hoogte van nieuwe onderzoeksresultaten of eventuele bijwerkingen. Op de website van het CBG verschijnt elke maand een samenvatting van de rapporten over de veiligheid van de vaccins.
Kunt u, ongeacht de vertrouwenskwestie en of er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar de ingrediënten, de kwaliteit en de samenstelling van vaccins kort reflecteren op de veroordelingen genoemd in de voetnoten bij vraag 4? Kan dit wellicht alsnog een reden zijn voor extra kwaliteitscontroles door Nederland zélf?
In de vier voetnoten bij vraag 2 wordt verwezen naar een aantal rechtszaken over door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde geneesmiddelen. Het ging in deze zaken om financiële fraude, reclame-uitingen voor off-label gebruik, off-label claims in relatie tot financieel gewin en aansprakelijkheid bij bijwerkingen. Deze zaken hebben niets te maken met de ingrediënten, kwaliteit of samenstelling van vaccins waar deze vragen betrekking op hebben. Wel is de kwaliteit en het gebruik van enkele medische hulpmiddelen als onvoldoende beoordeeld en zijn producenten hiervoor verantwoordelijk. Voor geneesmiddelen geldt echter een ander beoordelingssysteem dan voor vaccins. Bovendien is van belang dat deze veroordelingen hebben plaatsgevonden in de Verenigde Staten, waar andere wetgeving geldt dan in Europa. De rechtszaken waar in de voetnoten naar wordt verwezen, zijn daarom geen reden voor extra kwaliteitscontroles door Nederland, gezien de hier van toepassing zijnde regelgeving en de praktijk van uitvoering en toezicht.
Er is strenge Europese wetgeving en een deugdelijk, hoogkwalitatief en onafhankelijk beoordelings- en toezichtsysteem. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 1, worden er in Europa nog aparte tests op kritische aspecten van vaccins gedaan door overheidslaboratoria (OMCL) waarvan het RIVM er één is.
Indien er door Nederland zélf onderzoek naar de inhoud en samenstelling van de vaccins wordt gedaan, kunt u ons een overzicht van alle resultaten doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Er worden alleen vaccins gebruikt waarvan zowel de vaccinfabrikant als een OMCL heeft aangetoond dat ze aan de eisen voldoen zoals die in het registratiedossier zijn vastgelegd. Vanwege de commercieel vertrouwelijke aard van deze informatie zijn testuitslagen en productiedetails niet met een breder publiek te delen.
Voorts wil ik opnieuw verwijzen naar de Website van de EDQM, https://www.edqm.eu/en/human-ocabr-guidelines waar de selectie van testen voor ieder type vaccin te vinden is.
Indien er geen zelfstandig onderzoek door Nederland wordt gedaan naar de inhoud en samenstelling van de vaccins, of wanneer u de resultaten niet wilt delen, kunt u ons dan van elk vaccin tien doses doen toekomen, zodat we de vaccins zélf kunnen laten analyseren door een onafhankelijk laboratorium? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, wordt er ook nadat een vaccin is toegelaten tot de markt nog onafhankelijk onderzoek in of voor Nederland gedaan op vaccinpartijen voordat deze gebruikt mogen worden. Er is hiermee voldoende onafhankelijk onderzoek naar de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van een vaccin gedaan. Ook wordt door overheidsinspectiediensten toezicht op vaccinproductie gehouden. De ingrediënten en samenstelling zijn in de bijsluiter te lezen. Als daar aanleiding voor wordt gezien kan een overheidsinspectiedienst (in dit geval de IGJ) geneesmiddelen (waaronder vaccins) uit een fabriek of uit de markt bemonsteren en deze door een onafhankelijk laboratorium laten onderzoeken. Deze geneesmiddelen mogen niet zomaar verstrekt worden.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De brief waarin de minister schrijft dat het klassieke Valneva-vaccin geen onderdeel uitmaakt van de vaccinportefeuille en de aangenomen motie Bikker c.s. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met uw Kamerbrief, waarin u schrijft dat het klassieke Valneva-vaccin geen onderdeel uitmaakt van de vaccinportefeuille en u er daarom slechts pro forma 10.000 doses van heeft besteld?1
Ja.
Bent u bekend met de door u opgevoerde reden dat u reeds voldoende andere veilige en effectieve vaccins heeft ingekocht?
Ja.
Bent u bekend met de aangenomen motie-Bikker c.s. die u verzoekt de beschikbaarheid van eiwitvaccins te bevorderen en indien mogelijk te vervroegen? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?2
Ja. In Nederland worden alleen vaccins ingezet die door het EMA veilig en effectief zijn bevonden en als zodanig zijn toegelaten tot de Europese markt. Op dit moment heeft Nederland een reservering op de vaccins van Novavax en Valneva. Deze vaccins zijn nog niet goedgekeurd door het EMA. Het vaccin van Novavax wordt op dit moment beoordeeld voor markttoelating. Het vaccin van Valneva bevindt zich nog in de «rolling review» fase. Dit betekent dat het vaccin nog in ontwikkeling is, en dat het EMA tussentijds meekijkt. Hierdoor kan het EMA, wanneer de vaccins door de fabrikant worden aangemeld voor markttoelating, sneller tot een oordeel komen. Er mogen en worden geen stappen overgeslagen. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden om dit proces te versnellen. Mocht het EMA tot een positief oordeel komen, zal ik de Gezondheidsraad om advies vragen of en hoe deze vaccins ingezet kunnen worden binnen de vaccinatiecampagne.
Heeft u onderzocht welk deel van de ongevaccineerden zich niet willen laten vaccineren vanwege een aversie tegen mRNA-vaccins? Zo nee, waarom niet?
Het verhogen van de vaccinatiegraad is nog steeds een zeer urgente en belangrijke doelstelling. Ik ben het dan ook met u eens dat het belangrijk is in kaart te brengen wat de beweegredenen van mensen zijn om zich wel of niet te laten vaccineren. In de lopende onderzoeken van de RIVM gedragsunit wordt hier aandacht aan besteed. Hierin geeft een zeer beperkt deel van de niet-gevaccineerde deelnemers aan zich mogelijk te laten bewegen tot het nemen van een vaccin door het aanbieden van een geïnactiveerd of subunit-vaccin. Het onderzoek van de gedragsunit wordt momenteel voortgezet en verdiept, zodat we een preciezere inschatting kunnen maken van het aantal mensen die zich hierdoor laten beïnvloeden.
Dit alles zodat we goed onderbouwde besluiten kunnen nemen zodra dit soort vaccins beschikbaar komen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar welk deel van de ongevaccineerden geen mRNA-vaccin wil, maar wel een klassiek eiwitvaccin tegen het coronavirus zou nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Heeft u onderzocht welk deel van de mensen die toch maar een mRNA-vaccin genomen heeft, eigenlijk liever een traditioneel eiwitvaccin had gekregen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik in vraag 4 heb beschreven zijn eiwitvaccins nog niet op de markt beschikbaar. De vraag was daarmee tot nu toe niet opportuun.
Bent u bereid te onderzoeken naar wat de afzet van traditionele eiwitvaccins in ons land zou zijn indien ze in ons land wel ruimschoots beschikbaar zouden zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie antwoord op vraag 4.
Het is uw doel toch om een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te krijgen? Waarom zit u de mensen die liever geen mRNA-vaccin willen, maar wel een traditioneel eiwitvaccin, dan zo dwars?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb benoemd, zijn deze vaccins nog niet goedgekeurd door het EMA en daarom nog niet beschikbaar op de markt. Het is niet mijn intentie om mensen die geen mRNA-vaccin, maar wel een klassiek/eiwit-vaccin willen, dwars te zitten. Om deze mensen te voorzien, heb ik een reservering op de vaccins van Novavax en Valneva. Zodra deze vaccins op de markt toegelaten worden, zal ik waar nodig de Gezondheidsraad om advies vragen en u nader informeren over de manier waarop deze vaccins ingezet zullen worden.
Bent u bereid per omgaande (veel) meer doses traditionele eiwitvaccins zoals Valneva, Novavax en Sanofi te bestellen, zodat er zo snel mogelijk in januari vrije keuze ontstaat bij de door u aangeboden derde prik? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd zijn de vaccins van Valneva, Novavax en Sanofi nog niet beschikbaar en ik verwacht deze ook niet eerder dan in de loop van 2022. In januari zal hier naar mijn verwachting zeker nog geen sprake van zijn.
Het artikel 'Regering en OMT onderbouwen QR-code met onbetrouwbare modellen' |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat een harde voorwaarde voor zowel de effectieve werking als het draagvlak van het coronatoegangsbewijs (ctb) een solide modelmatige en gevalideerde onderbouwing is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Onderkent u dat het door twee onderzoekers van de Technische Universiteit Delft ten tijde van de Fieldlabs-experimenten gebouwde model, dat is gebaseerd op één fictief evenement met honderdduizend bezoekers, volgens door Follow The Money geraadpleegde terzake deskundigen onvoldoende gedegen is om er belangrijk beleid op te kunnen baseren? Zo nee, waarom niet?1
Het onderzoek van de TU Delft is een rekenvoorbeeld, waarmee wordt aangetoond wat het potentiële effect is van verschillende CTB-modaliteiten. De Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen is op 1 juni 2021 in werking getreden. Het CTB-beleid is destijds overigens niet alleen gebaseerd op dit onderzoek.
Kunt u zich vinden in de waarschuwing van genoemde onderzoekers van TU Delft zelf dat hun model «geen onderbouwing voor wel of geen coronapas» geeft? Zo nee, waarom niet?
Het model maakt inzichtelijk wat het effect kan zijn van de verschillende CTB-modaliteiten op ziekenhuisopnames en besmettingen. De inzet van CTB’s in bepaalde sectoren vraagt echter om een bredere maatschappelijke afweging; een modelberekening alleen is niet voldoende als onderbouwing.
Deelt u de conclusie van deskundigen terzake die het wetenschappelijke gehalte van het rekenmodel van denktank Tony Blair Institute for Global Change (Blair Institute), het tweede rekenmodel waarop het kabinet het ctb baseert, resoluut als «lachwekkend» bestempelen? Zo nee, waarom niet?
Naar het rekenmodel van denktank Tony Blair Institute for Global Change is door het OMT verwezen, maar dit model is niet gebruikt. Ik heb mij inhoudelijk niet verdiept in dit rekenmodel en kan de kwaliteit daarvan niet beoordelen.
Vindt u het Blair Institute een gezaghebbend wetenschappelijk instituut?
Ik vind het niet aan mij om dit soort instituten te beoordelen op gezaghebbendheid; dit geldt temeer omdat het model waar naar wordt verwezen niet in de modellering wordt gebruikt.
Welke gevolgen verbindt u aan de vaststelling van verschillende wetenschappers dat een deugdelijke onderbouwing voor de werking van het ctb, andere zwaarwegende bedenkingen daargelaten, in beide door het kabinet gehanteerde rekenmodellen ontbreekt?
Ik deel deze conclusie niet. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen.
Wilt u reflecteren op de constatering dat een kabinet en het Outbreak Management Team (OMT) dat zich van dergelijke «onbetrouwbare modellen» bedienen én daaraan stellige conclusies durven te verbinden, zich volgens een hoogleraar integriteit van de Vrije Universiteit Amsterdam schuldig maken aan een vorm van «volksverlakkerij»?
Alle modellen zijn een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid en met goed onderbouwde kritiek kunnen de modellen worden verfijnd. Ik deel de conclusie dat er sprake is van onbetrouwbare modellen echter niet. Zowel de TU Delft als het OMT is transparant over de gebruikte aannames en geven ook aan in welk perspectief de uitkomsten geïnterpreteerd moeten worden. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen. Desalniettemin is er altijd een restrisico en dat verschilt per setting. Feitelijke toepassing wordt steeds opnieuw gewogen en is afhankelijk van allerlei factoren zoals infectiedruk.
Waarom heeft u bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het OMT een onderzoeksvraag uitgezet naar de effectiviteit van het ctb, maar wordt nagelaten de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), die onderzoek naar de aanpak van de coronacrisis door de Nederlandse overheid en andere betrokken partijen doet en derhalve de aangewezen organisatie is voor evaluatie van de maatregelen, te vragen naar de reikwijdte, inhoud en vordering van zijn onderzoek?
Het OMT adviseert het kabinet op regelmatige basis over de bestrijding van het Coronavirus. Gezien de informatiebehoefte op de korte termijn en de relevante expertise binnen het OMT en het RIVM, is ervoor gekozen deze onderzoeksvraag bij deze partijen voor te leggen. De OVV heeft een andere rol en is mede op verzoek van het kabinet een onderzoek gestart naar de totale aanpak van de coronacrisis. Het doel van het onderzoek is om lessen te trekken voor eventuele toekomstige epidemieën. De eerste deelrapportage wordt medio februari 2022 verwacht.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is wanneer het OMT bevindingen van wetenschappers naar eigen inzicht wijzigt om het gewenste advies kracht bij te zetten, zoals de opmerking van het OMT in het 115e advies van 21 mei dat vaccinatie «in belangrijke mate» beschermt tegen transmissie, terwijl de Gezondheidsraad op 20 mei sprak over een bescherming in «meer of mindere mate»?
Die mening deel ik niet. Het OMT bestaat uit wetenschappers en is zeer goed in staat om een eigen inschatting te maken van de mate waarin vaccins beschermen tegen transmissie.
Is er inmiddels een afgewogen en gevalideerde wetenschappelijke modellering voorhanden die de effectiviteit van 3G of 2G onderbouwt? Zo ja, kunt u de Kamer de relevante wetenschappelijke stukken doen toekomen? Zo nee, ziet u dit zelf als een probleem?
In mijn brief aan uw Kamer over stand van zaken COVID-19 van 14 december2, heb ik gemeld dat de TU Delft nieuw onderzoek verricht naar de effectiviteit van het CTB. Ik streef ernaar dat onderzoek op januari 2022 met uw Kamer te delen, voor de behandeling van de wetsvoorstellen over de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs en 2G. Dit onderzoek bevat aanvullende informatie, bovenop de eerdere modellen van het OMT en de TU Delft.
Bent u het met de analyse van een medisch statisticus eens dat het voor de werking van het ctb belangrijk is om het consequent over de absolute risico’s te hebben in plaats van enkel de relatieve?
Een pandemie is een optelsom van kleine individuele risico’s, die op nationale schaal toch voor grote problemen zorgen. Als alleen gebruik wordt gemaakt van absolute risico’s, lijken die vaak verwaarloosbaar klein, terwijl de som van kleine risico’s op nationale schaal grote problemen kan veroorzaken. Daarom vind ik het nuttig om zowel absolute als relatieve risico’s te noemen, afhankelijk van de context.
Deelt u de mening dat een solide wetenschappelijke onderbouwing van de werking van het ctb voor de Kamer een bijzonder relevant onderdeel is van de behandeling van de wetsvoorstellen over het invoeren van 2G alsmede het verbreden van het ctb naar de terreinen van arbeid, bezoek en het onderwijs?
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijke onderbouwing voor het ctb momenteel ontbreekt omdat de modellen waarop dit instrument is gebaseerd, niet wetenschappelijk zijn gevalideerd?
Nee. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen. Bij het Fieldlab onderzoek is het effect in de praktijk ook onderzocht. In een brief aan de Leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft de griffie uiteengezet welke CTB-modaliteit in de verschillende EU-lidstaten wordt ingezet3.
Uit dat overzicht blijkt dat Hongarije de enige EU-lidstaat is waar geen CTB-modaliteit wordt ingezet.
Er is voldoende wetenschappelijke grond om aan te nemen dat het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames afneemt met de inzet van CTB-modaliteiten.
Zo ja, welke consequentie verbindt u hieraan, nu het in wetsvoorstellen 35971, 35972 en 35973 op dit cruciale onderdeel aan onderbouwing ontbreekt?
Zie het antwoord op vraag 13.
Deelt u het inzicht dat een onderbouwd nulscenario (geen ctb), dat meer behelst dan voor een rampscenario waarschuwen dat zonder ctb zou plaatsvinden, een vereiste is in serieuze modellering?
In modellering kan gebruik worden gemaakt van verschillende (nul)scenario’s, afhankelijk van het beoogde doel.
Hoe reflecteert u op de observatie van een Deense hoogleraar politiek die stelt dat het vermijden van uitleggen van nieuwe inzichten kan leiden tot bedreigde acceptatie van vaccins en verlaagd vertrouwen in de autoriteit?
Het delen van de juiste informatie en nieuwe inzichten is van groot belang. Dat onderschrijf ik en onderstreep ik.
Hoe rijmt u de observatie van deze Deense hoogleraar politiek met de huidige vorm van informatievoorziening, via onder andere de persconferenties, en het sterk afgenomen vertrouwen in de regering onder de Nederlandse bevolking?
Ik zie de relatie tussen de vertrouwenscijfers en de informatievoorziening niet en die relatie wordt door deze hoogleraar ook niet gelegd. Michael Bang Petersen4 geeft aan dat de overheid de bevolking moet toevertrouwen met de (soms) harde waarheid. Dat ben ik met hem eens.
Kunt u nog voor het vervolg van de parlementaire behandeling van de wetgeving rond 2G en de verbrede inzet van het ctb op iedere vraag afzonderlijk antwoord te geven?
Ja.
De aankoop van 11,6 miljoen mondkapjes bij DSM als compensatie voor het niet afgeven van een garantie aan DSM |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u toelichten wat de juridische onderbouwing is om een extra order van 11,6 miljoen mondkapjes voor een joint venture van DSM en VDL (Dutch PPE Solutions) in april 2021 toe te kennen?
In het voorjaar van 2021 heeft VWS extra in Nederland geproduceerde FFP2-maskers voor de zorg ingekocht bij verschillende producenten waaronder Dutch PPE Solutions. Het betrof een eerste order van mondmaskers bij Dutch PPE Solutions. Deze extra FFP2-maskers zijn besteld omdat, vanwege de nieuwe, meer besmettelijke mutaties van het virus, eind januari 2021 vanuit de zorg de vraag kwam of alle zorgmedewerkers die dat wilden over konden stappen op FFP2-maskers (in plaats van chirurgische mondmaskers). Ook had de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering opriep FFP2-mond-neusmaskers beschikbaar te stellen aan alle zorginstellingen waar zorgmedewerkers met FFP2-mond-neusmaskers wensten te werken (motie van Kooten-Arissen c.s. van 21/1/21). Daarop zijn door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) in samenwerking met Accenture verschillende scenario’s doorgerekend ten aanzien van vraag en aanbod aan FFP2-maskers. Daaruit bleek dat in het slechtst denkbare scenario er meer FFP2-maskers ingekocht moesten worden.
De urgentie van de situatie – een verwachte toename in de vraag naar FFP2-maskers op korte termijn – liet te weinig tijd voor een Europees aanbestedingstraject. Zelfs een verkorte Europese aanbestedingsprocedure kent een minimale doorlooptijd van uitvraag tot aan definitieve gunning van ongeveer 45 kalenderdagen. Daarnaast diende rekening te worden gehouden met een termijn van minimaal 8–12 weken tussen gunning en levering, in het geval dat de FFP2-maskers nog geproduceerd en/of grondstoffen ingekocht moesten worden en mogelijk zelfs langer indien de productiecapaciteit opgeschaald moest worden. Het risico dat de FFP2-maskers daardoor te laat zouden worden geleverd, was niet wenselijk. Daarom is gekozen voor een beroep op dwingende spoed voor het enkelvoudig onderhands gunnen van de opdrachten.
Kunt u toelichten waarom bij het toekennen van deze order de regels voor aanbesteding aan de kant zijn geschoven, in de wetenschap dat het argument van «dwingende spoed» waarop de overheid zich kennelijk beroept niet opgaat?1
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u «comfort bieden», wanneer er een verschil van inzicht is met een bedrijf over een zakelijk vraagstuk, voldoende om van aanbestedingsregels van dwingend recht af te wijken?
Nee dat vind ik niet. De reden om af te wijken van de aanbestedingsregels en een beroep te doen op dwingende spoed was urgentie van de situatie: een verwachte toename in de vraag naar FFP2-maskers voor de zorg op korte termijn. Overigens is de constatering van «een verschil van inzicht over een zakelijk vraagstuk» voor rekening van de Volkskrant.
Wat is de onderbouwing van de behoefte in april 2021 aan meer FFP2-maskers, ook gelet op het feit dat op dat moment al ruim 40 miljoen van deze beperkt houdbare maskers op voorraad lagen?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Wilt u, zonder dat hiervoor een beroep op openbaarmaking voor nodig is, bekendmaken hoeveel geld is gemoeid met de order van de mondkapjes?
Er is een prijs betaald aan Dutch PPE Solutions die destijds marktconform was. De hoogte daarvan is bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Waarom heeft het Ministerie van VWS een order geplaatst bij de joint venture, terwijl de mondkapes bij de aankoop al overbodig waren?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe reflecteert u op interne documenten van uw ministerie en het eveneens betrokken Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), die stellen dat de beoogde compensatie niet nodig was omdat de voorgenomen garantstelling van de overheid voor de DSM-aankoop van een machine voor de productie van de filterstof voor medische mondkapjes geen doorgang vond?
Door de pandemie was er vorig jaar wereldwijd grote schaarste aan meltblown propyleen, een essentiële grondstof voor de productie van zowel FFP2- als chirurgische (type IIR) mondmaskers voor de zorg. Met het oog daarop is destijds een garantie afgesloten met DSM voor de investeringsrisico’s voor het in productie brengen van een meltblown polypropyleen machine in Nederland. In de aanloop daarnaartoe hebben verschillende scenario’s de revue gepasseerd en dat is wat is terug te lezen in de betreffende interne documenten.
Wilt u inzichtelijk maken wat de bestuurlijke bemoeienis, afspraken en formele betrokkenheid zijn van de Nederlandse overheid met het in stand houden van productiecapaciteit van mondkapjes in Nederland?
Er is op dit moment geen sprake van bestuurlijke bemoeienis, afspraken of formele betrokkenheid van de Nederlandse overheid met het in stand houden van productiecapaciteit van mondkapjes in Nederland.
Productie van medische producten dichtbij huis kan bijdragen aan het versterken van de leveringszekerheid, een belangrijke en blijvende prioriteit voor VWS, zoals ik u in mijn brief van 4 november heb geschreven2. Ik heb onderzoek uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren. Samen met partijen uit het veld, kennisinstellingen en andere ministeries, wil ik vervolgens bepalen wat de beste aanpak is.
Is het juist dat de joint venture tot april 2022 extra mondkapjes blijft leveren aan de magazijnen van de overheid, die inmiddels uitpuilen met een voorraad van 47 miljoen FFP2-maskers, terwijl er amper nog vraag is vanuit de zorg, omdat deze weer door de reguliere leveranciers wordt bevoorraad?
Er is met Dutch PPE een jaarcontract gesloten dat loopt tot 1 april 2022. Een langere looptijd van het contract zorgt door een latere productiedatum voor een langere houdbaarheid van de maskers en laat tevens ruimte voor de benodigde productietijd.
Het bericht dat ‘bij defensie duizenden boosterprikkers klaarstaan’ |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Henk Kamp (VVD), Ingrid van Engelshoven (D66), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «Te weinig boosterprikkers? Bij defensie staan er duizend klaar»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Kunt u uiteenzetten of u van mening bent dat de trage boostercampagne in Nederland als een succes ervaren mag worden?
Zoals door mijn voorganger in het Kamerdebat van 1 december en van 15 december jl. aan uw Kamer is toegelicht, is de boostercampagne op 18 november jl. begonnen. Inmiddels is er een dusdanige versnelling gemaakt dat iedereen van 18 jaar en ouder in de gelegenheid is geweest een afspraak te maken voor een boostvaccinatie. De versnelling is door mijn voorganger toegelicht in zijn brief van 3 december jl.
Hoe bent u voornemens uw «boosteroffensief» binnen december nog tot een succes te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat 1.500 militairen beschikbaar staan als «prikkers»?
In totaal hebben 2.000 militairen klaar gestaan om te ondersteunen. De eerste 750 militairen zijn over een langere periode ingezet om de boostercampagne te ondersteunen of werkzaamheden in de teststraten uit te voeren. De Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang (MSOB) loopt tot 1 maart 2022. De tweede 750 en later toegevoegde 500 militairen zijn met een aanvullende MSOB voor een kortere periode gevraagd om te ondersteunen tot 23 januari 2022. Defensie kan vaccineerders leveren, maar is ook bereid om in andere functies ingezet te worden. Denk aan administratieve medewerkers, optrekkers (van vaccin uit flacons in injectiespuit) of bemonsteraars (bij testen).
Bent u van mening dat de vierhonderd militairen die de GGD zullen gaan helpen met testen voldoende zullen zijn om de Nederlandse boostercampagne in lijn te brengen met andere westerse landen zoals het Verenigd Koninkrijk of Hongarije, die beide ondertussen bijna dertig procent van hun bevolking hebben geprikt met een boosterprik?
Op dit moment vormen de militairen een deel van de groep mensen die bijdragen aan de doelstelling van de boostercampagne: iedereen van 18 jaar en ouder uiterlijk in de tweede helft van januari 2022 de mogelijkheid te hebben gegeven voor een boostvaccinatie, mits zij de laatste vaccinatie uit de basisserie of een doorgemaakte besmetting, ten minste drie maanden geleden hebben gehad. Ik verwijs u naar de Kamerbrief van 3 december en van 14 december jl. waarin door mijn voorganger is toegelicht hoe de boostercampagne wordt uitgevoerd.
Kunt u uiteenzetten of u voornemens bent 1.500 of meer militairen aan te leveren en in te zetten als prikkers?
Op dit moment ziet het steunverleningsverzoek aan Defensie op 2.000 militairen voor steunverlening bij het testen en vaccineren door de GGD’en. Deze militairen zijn tot en met 23 januari 2022 ingezet, 750 militairen zullen oproepbaar blijven voor de vaccinatiestraten of de teststraten tot 1 maart 2022.
Bent u voornemens huisartsen, die ook in de vaccinatiecampagne meegeprikt hebben, te vragen om boosterprikken te helpen zetten?
Huisartsen hebben meerdere malen aangegeven geen collectieve bijdrage te kunnen leveren aan de vaccinatiecampagne. Dit is ook voor de boostercampagne het geval. In het licht van de opkomst van de omikronvariant is een verdere versnelling van de boostercampagne nog noodzakelijker en heb ik de LHV verzocht waar mogelijk de GGD’en te helpen. De LHV heeft aangegeven haar achterban te vragen mee te werken, daar waar het kan. Huisartsen hebben ook geholpen met de boostercampagne onder andere bij het vaccineren van niet-mobiele thuiswonenden, bij het vaccineren van bewoners in instellingen en hulp bij vaccinatie op de mobiele en vaste vaccinatielocaties van de GGD’en.
Bent u op de hoogte dat bijna 16.000 geneeskundestudenten middels de vereniging «De Geneeskundestudent» zouden kunnen en willen helpen boosteren?
Zoals mijn voorganger in zijn brief van 14 december jl. heeft aangegeven, heeft GGD GHOR Nederland contact gehad met een vertegenwoordiger van de geneeskundestudenten. Studenten Geneeskunde worden gestimuleerd zich bij de uitzendbureaus in GGD-regio’s te melden zodat ze via de uitzendbureaus ingezet kunnen worden bij de boostercampagne.
Kunt u uiteenzetten of u voornemens bent deze grote groep studenten te benaderen om te helpen boosterprikken te zetten?
Zie antwoord vraag 8.
Welke andere groepen bent u voornemens te benaderen om de boostercampagne te versnellen?
In de brieven aan uw Kamer van 3 december jl. en 14 december jl. is aangegeven dat de GGD met een zeer divers aantal partijen in gesprek is voor hulp bij de boostercampagne. Via www.ggdreservisten.nl kan men zich melden. De GGD brengt het hulpaanbod in kaart en streeft er naar zo veel mogelijk aanbiedingen te kunnen koppelen aan regio’s waar capaciteit nodig is.
Bent u bereid elke vraag afzonderlijk te beantwoorden en op korte termijn te beantwoorden?
Dat is helaas door drukte niet gelukt.
De werking van mondkapjes naar aanleiding van het coronadebat van 1 december jl. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met onze gedachtewisseling over de werking van mondkapjes in het coronadebat van 1 december jl.?
Ja.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer, trein, tram, bus en veerboot op in de modellering van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
De mondneusmaskerplicht en de adviezen over het gebruik van medische mondneusmaskers van minimaal type II maakten onderdeel uit van een breder pakket aan maatregelen. Deze maatregelen moeten in samenhang bezien worden. Er is niet per maatregel en per setting berekend hoe groot het effect op het reproductiegetal is. Het maatregelenpakket tezamen helpt om de verspreiding van het virus te voorkomen en daarmee het reproductiegetal te reduceren. In het 138ste OMT-advies wordt het belang van het combineren van het gebruik van mondneusmaskers en bijvoorbeeld de basismaatregelen nader toegelicht.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht op plekken rond het openbaar vervoer, zoals haltes, perrons en stations op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in het professioneel personenvervoer zoals touringcars en taxi’s op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in publieke binnenruimtes, zoals supermarkten, winkels en bibliotheken op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in de horeca op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht voor volwassenen in basisscholen op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert het dringende advies van het dragen van een mondkapje in basisscholen voor groep 6–8 bij verplaatsingen in de school op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in het voortgezet onderwijs: voor iedereen tijdens verplaatsing door de school op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht in middelbaar beroepsonderwijs (mbo)-scholen, hogescholen en universiteiten, voor iedereen tijdens verplaatsing door de school op in het op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht bij bezoek aan mensen met een contactberoep, zoals kapper, masseur of pedicure, voor zowel dienstverlener als klant op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert de mondkapjesplicht bij verplaatsing door plekken waar een coronatoegangsbewijs nodig is op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal leveren de plekken waar geen wettelijke verplichting tot het dragen van mondkapjes zoals ziekenhuizen, huisarts, tandarts, buurthuizen, kerken, moskeeën, testlocaties en priklocaties op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal leveren alle overige plekken waar een mondkapje verplicht of een dringend advies is op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal leveren alle nu geldende mondkapjesplichten en dringende adviezen opgeteld op in de modellering van het RIVM?
Zie antwoord vraag 2.
Zou het niet beter zijn voor de communicatie als u deze lappendeken aan mondkapjesregels vervangt voor één regel: mondkapjes in binnenruimtes, voor de duur dat de infectiedruk zo hoog is?
Van een lappendeken aan mondneusmaskerregels was geen sprake. In artikel 2.a1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 was namelijk als hoofdregel opgenomen dat eenieder van dertien jaar en ouder een mondneusmasker moest dragen in alle publieke binnenruimten. Op de hiervoor genoemde hoofdregel gold een aantal aanvullingen. Op rijksoverheid.nl werd in begrijpelijke (beeld)taal aangegeven wat de regels omtrent mondkapjes waren.
Op 15 februari jl. heeft het kabinet besloten de mondneusmaskerplicht vanaf 25 februari te versoepelen (met uitzondering van in en rond het ov, in ander bedrijfsmatig personenvervoer, op de luchthavens en in vliegtuigen). Het advies blijft om medische mondneusmaskers van type II te dragen. Daarnaast blijft de oproep om rekening met elkaar te houden. Daar waar het druk is, kun je jezelf en anderen beschermen door het dragen van een mondneusmasker.
Hoeveel reductie van het reproductiegetal levert het dragen van mondkapjes in alle binnenruimtes voor zolang de infectiedruk en de druk op de zorg zo hoog is als nu op in de modellering van het RIVM?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen 2 t/m 15.
Bent u tevens bereid mondkapjes in de buitenlucht nadrukkelijk te verbieden omdat ze door reltuig worden gebruikt om de opsporing te ondermijnen en de kans op besmetting met corona in de buitenlucht nagenoeg nihil is?
Het mondneusmasker is niet bedoeld om je achter te verschuilen. In artikel 2a.6 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is bepaald dat het mondneusmasker desgevraagd afgezet moet worden om iemand te kunnen identificeren.
Coronazelftesten en coronamedicatie. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u er bekend mee dat er grote kwaliteitsverschillen bestaan tussen de verschillende coronazelftesten die op de markt zijn?
Ik ben ermee bekend dat er verschillen kunnen zitten in de prestaties van zelftesten die op de markt zijn. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met de gevoeligheid van de antigeentestcassette die van fabrikant tot fabrikant verschilt of met verschillen in afnamemateriaal en afnamemethode. Ik hecht er waarde aan te benadrukken dat alle zelftesten die nu beschikbaar komen op de Europese markt moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en een CE-certificaat moeten hebben ontvangen van een notified body voor wat betreft de begrijpelijkheid en bruikbaarheid van de test. Op de website van de rijksoverheid wordt uitgelegd hoe geschikte zelftesten herkend kunnen worden1.
Deelt u de opvatting dat het van groot belang is dat de gebruikte zelftesten van goede kwaliteit zijn nu ze een grotere rol krijgen in het gevoerde coronabeleid?
Ja.
Hebt u kennis genomen van de verschillende validatierapporten die in omloop zijn van zelftesten, waaronder «competitive analysis of rapid antigen tests for self-use» van het commerciële en farmaceutische adviesbureau Medstone?1
Ja.
Aan welke minimale eisen qua sensitiviteit en specificiteit moet een zelftest volgens u voldoen?
Aan de minimale eisen is niet één getal te plakken. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de specificiteit van zelftesten in verschillende onderzoeken3 zeer hoog is. Zelftesten hebben hun meerwaarde in het feit dat ze laagdrempelig en snel door mensen gebruikt kunnen worden. De gewenste sensitiviteit is sterk afhankelijk van het doel waar zelftesten voor ingezet worden. Het OMT adviseert het kabinet hierover. Op advies van het OMT worden zelftesten nu breed ingezet bij mensen met en zonder klachten.
In de recente openbare Europese aanbesteding van antigeenzelftesten voor nasale afname die door Dienst Testen van mijn ministerie is uitgevoerd, onder andere bedoeld voor inzet in het onderwijs en voor sociale minima, geldt het vereiste dat de analytische gevoeligheid minimaal gelijkwaardig dient te zijn aan de analytische gevoeligheid van de in Nederland gebruikte SARS-CoV-2 antigeensneltesten voor professioneel gebruik.
Deelt u de opvatting dat zelftesten door meerdere onafhankelijke studies moeten worden gevalideerd, zodat het kaf van het koren wordt gescheiden voordat testen op de markt verschijnen?
Voor zelftesten geldt dat de markttoelating strenger gereguleerd is dan voor antigeentesten voor professioneel gebruik. Zelftesten kunnen alleen op de markt worden verkocht nadat ze door daarvoor bevoegde certificeringsinstanties, notified bodies, zijn beoordeeld op begrijpelijkheid en bruikbaarheid voor lekengebruikers. De fabrikant is ervoor verantwoordelijk dat de test voldoet aan de wettelijke eisen en aan de stand van de wetenschap («state-of-the-art») voor wat betreft onder andere sensitiviteit, specificiteit en accuraatheid. Om meer duiding te geven aan de «state-of-the-art» is een Europese Guidance (MDCG 2021–21) geschreven, waarin richtlijnen worden gegeven voor prestatiekenmerken. Hierin staan de minimumeisen waaraan SARS-CoV-2 (zelf)testen moeten voldoen. Europese toezichthouders stimuleren fabrikanten om hieraan te voldoen.
Desondanks deel ik de opvatting dat inzicht in de prestaties van ruim verkrijgbare zelftesten belangrijk is. Het afgelopen jaar heb ik daarom meermaals onafhankelijke onderzoeken gefinancierd naar de prestaties van zelftesten.
In aanvulling hierop zijn er wat betreft antigeentesten voor professioneel gebruik ook veel onafhankelijke studies gedaan. Op Europees niveau, in de «Technical working group on COVID-19 diagnostic tests» van de Health Security Committee, waaraan Nederland bijdraagt7, is in 2021 de «Common list of COVID-19 rapid antigen tests» 9 keer bijgewerkt, met inbegrip van de aanscherping van de criteria en de nadruk op onafhankelijke studies. Deze week werden fabrikanten van antigeentesten voor professioneel gebruik verzocht verdere prestatie-data tegen omikron (en in de toekomst tegen nieuwe varianten) in te dienen. Ook heeft het RIVM de kwaliteit van antigeendiagnostiek in Nederland onderzocht8.
Hoe komt het dat enkele aanbieders van zelftesten vrij op de markt beschikbaar zijn, terwijl er weinig tot geen onafhankelijke validatiestudies aan ten grondslag liggen?
Een zelftest met een CE-markering mag vrij op de Europese markt, en daarmee de Nederlandse markt, worden gebracht. In antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven dat inzicht in de prestaties van verkrijgbare zelftesten van belang is en wat ik doe om dit inzicht te verkrijgen.
De Europese wetgeving wordt per 26 mei 2022 strenger, wanneer de In-vitro Diagnostic Medical Devices Regulation (IVDR) van toepassing zal worden voor alle diagnostische testen die voor het eerst op de markt komen, waaronder de zelftesten. De vereisten met betrekking tot prestatiestudies en de betrouwbaarheid van diagnostische testen, zullen dan strenger worden. Onder de IVDR vallen SARS-CoV-2 (zelf)testen onder een hogere risicoklasse dan nu het geval is. Een notified body zal moeten beoordelen of een dergelijke test aan de wettelijke eisen voldoet. Zodra de IVDR van toepassing is, zal de eerdergenoemde guidance door de Europese Commissie worden omgezet naar Gemeenschappelijke Specificaties. Dit betekent onder andere dat een notified body de sensitiviteit en specificiteit van zelftesten moet toetsen aan deze Gemeenschappelijke Specificaties. Voor de testen die op dit moment al op de markt zijn, en die als gevolg van de nieuwe wetgeving voor het eerst door een notified body moeten worden beoordeeld, zullen overgangstermijnen gaan gelden. Afhankelijk van de risicoklasse waarin een IVD valt, die wordt bepaald door het beoogde doel dat de fabrikant aan een IVD geeft, is het eerste moment waarop zelftesten aan de IVDR moeten voldoen 2025.
Bent u van mening dat een simpele CE-markering afdoende is voor zelftesten om op de markt te verschijnen? Zouden er geen extra minimumeisen gesteld moeten worden aan zelftesten, zowel qua sensitiviteit en specificiteit, als qua onafhankelijke validatiemethodes? Zo ja, welke rol ziet u voor uw ministerie weggelegd om extra eisen te stellen aan fabrikanten en distribiteurs?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u er bekend mee dat er in Nederland schaarste dreigt te ontstaan aan (kwalitatieve) zelftesten op de markt? Wat voor rol ziet u voor de overheid weggelegd om het kwalitatieve en kwantitatieve aanbod te verbeteren?
Ik ben ermee bekend dat er eind vorig jaar als gevolg van volatiele marktcondities voor zowel zelftesten als goederenvervoer tijdelijk en lokaal schaarste ontstond. Door een plotselinge snelle stijging van de vraag naar zelftesten lukte het niet altijd om winkels tijdig met nieuwe zelftesten te bevoorraden. Volgens onze indicaties is er momenteel geen sprake van schaarste.
Als genoemd in het antwoord op vraag 4 stelt het kabinet zelftesten beschikbaar aan het onderwijs, aan sociale minima via verschillende maatschappelijke organisaties en gemeenten en aan kwetsbaren in thuisisolatie via de apotheek. Dit is de afgelopen maanden sterk geïntensiveerd, mede als gevolg van het kabinetsbesluit om de preventieve inzet van zelftesten te verbreden naar leerlingen in het primair onderwijs. Met een aanbesteding van 53,5 miljoen stuks zijn de genoemde groepen in de eerste maanden van 2022 voorzien van zelftesten; op korte termijn wordt een aanbesteding voltooid voor nogmaals maximaal 150 miljoen stuks. Hiermee wordt tijdig voorzien in de geprognotiseerde testbehoefte. OCW en VWS houden gezamenlijk vinger aan de pols om te voorzien in voldoende beschikbare zelftesten. De genoemde zelftesten voldoen allemaal aan de vereisten als genoemd in het antwoord op vraag 4, evenals de vereisten van het EUDCC.
Bent u er bekend mee dat de productiekosten van een zelftest vrijwel uitsluitend en ver onder de één euro liggen? Ziet u voor de overheid een actieve rol weggelegd om het prijspeil naar beneden te brengen?
Ja daar ben ik mee bekend. Vanwege de sterk fluctuerende vraag naar zelftesten op de Europese- en wereldmarkt, waarop het aanbod niet altijd direct kan reageren, kan het voorkomen dat ook de prijs volatiel kan zijn. De prijs van zelftesten wordt door de markt bepaald en is afhankelijk van meerdere factoren zoals de transportkosten naar een land, maar ook in hoeverre men een grote partij is en in grote hoeveelheden inkoopt. In het afgelopen jaar is deze markt sterk volwassen geworden doordat steeds meer aanbieders een CE-certificaat hebben verkregen. Daardoor is er ondanks de grote vraag ook een groot aanbod beschikbaar en kunnen partijen elkaar op onder andere prijs beconcurreren. Ik zie hierin geen rol voor de overheid. Wel ondersteun ik mensen die het financieel niet breed hebben. Zij kunnen via verschillende maatschappelijke organisaties zoals de voedselbanken, het Armoedefonds en het Leger des Heils gratis zelftesten krijgen. Daarnaast worden er ook zelftesten en mond-neusmaskers verspreid aan sociale minima via de gemeenten.
Bent u er bekend mee dat in verschillende landen (kwalitatieve) zelftesten gratis af te halen zijn bij de apotheek, drogisterij of gratis thuisgestuurd worden door de overheid? Waarom zet het demissionair-kabinet wel in op meer zelftesten, maar niet om via deze zéér logische infrastructuur zelftesten gratis beschikbaar te stellen?
Daar ben ik mee bekend. Het kabinet stelt voor veel verschillende doelgroepen zelftesten gratis beschikbaar:
Het gratis voor een ieder beschikbaar stellen van zelftesten acht ik thans niet doelmatig.
Bent u bekend met de berichtgeving dat het demissionair-kabinet afziet van de mogelijkheid om extra medicatie tegen COVID-19 in te kopen?2
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving dat het kabinet afziet van een extra bestelling van de antilichaambehandeling Ronapreve van Fabrikant Roche.
Waarom ziet het kabinet ervan af om, naast de Europese inkooproute, zelf Ronapreve in te slaan? Is zij van mening dat de Europese inkooproute al voldoende voorraad oplevert?
Op het moment van publicatie waren er twee firma’s die een handelsvergunning hebben ontvangen voor een monoklonale antilichaamtherapie die kan worden ingezet bij COVID-19 patiënten in het ziekenhuis. Het gaat hier om firma Celltrion (Regkirona) en firma Roche (Ronapreve). De inschatting was op dat moment dat er voor een periode van meerdere maanden voldoende voorraad zou zijn. Om te voorkomen dat er een onnodig grote hoeveelheid voorraad zou komen te liggen (ook vanwege de beperkte houdbaarheid van sommige van deze behandelingen), om het behandelaanbod te vergroten, en om de leveringszekerheid te vergroten, is toen gekozen om niet voor een nieuwe bestelling Ronapreve te opteren, maar eerst naar andere firma’s en andere behandelingen te kijken.
Een positieve ontwikkeling in deze is dat we daarmee ruimte hebben overgehouden om een andere antilichaambehandeling, Xevudy van de firma GSK, te bestellen, toen bleek dat de eerdergenoemde twee behandelingen (Regkirona en Ronapreve) verminderd effectief bleken te zijn tegen de omikronvariant. Xevudy is inmiddels goedgekeurd, door Nederland besteld en zal in januari beschikbaar komen via het RIVM.
De geldigheidsduur van een vaccinatiecertificaat voor reizen. |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u van mening dat de geldigheidsduur van een vaccinatiecertificaat voor reizen, nog afgezien van de al dan niet wenselijkheid daarvan, minimaal twaalf maanden behoort te zijn, gelet op het feit dat vaccins volgens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog altijd goed tegen ernstige ziekte en sterfte beschermen?
Nederland vindt het belangrijk dat de regels met betrekking tot de inzet van het Digitaal Corona Certificaat (DCC) om het reizen binnen Europa te faciliteren door lidstaten zo veel mogelijk gelijk worden gehanteerd. Dat is in het belang van het vrij verkeer van personen in de EU. Er waren nog geen Europese afspraken over de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Diverse landen hebben zelf het initiatief genomen tot het vaststellen van een geldigheidsduur voor vaccinatiecertificaten. Om eenheid te bewaren en op basis van advies van het ECDC heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de Europese vaststelling van een geldigheidsduur van het vaccinatiebewijs van 9 maanden. Hoewel we zien dat de bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte hoog blijft, zien we dat met name voor ouderen deze bescherming wel enigszins daalt na verloop van tijd. Onder andere het ECDC en de Gezondheidsraad raden aan om een booster toe te dienen met een minimale interval van 6 maanden. Het kabinet denkt dat de voorgestelde 9 maanden (zes maanden t.b.v. de interval plus drie maanden voor lidstaten om de uitvoering te organiseren) voldoende onderbouwd is en een veilige en doeltreffende manier is om EU-coördinatie van regels te bevorderen en reizen in Europa mogelijk te maken en houden, en steunt daarom dit voorstel.
Deelt u de overtuiging dat een houdbaarheidsdatum van negen maanden, zoals de EU vanaf 10 januari 2022 wil laten gelden, te kort is en dat het aantal oplopende besmettingen geen correcte onderbouwing is om de geldigheidsduur dan maar in te korten?1
Zie antwoord vraag 1.
Neemt u afstand van de mening van de premiers van Griekenland en Ierland, die pleiten voor een geldigheidsduur van slechts zes maanden?
Nederland zet zich er voor in om ten aanzien van reizen te komen tot een Europese gecoördineerde aanpak door de herziening van raadsaanbeveling 2020/1475. Nederland kan zich daarbij vinden in het voorstel van de Europese Commissie om dit op 9 maanden vast te stellen. Ik ben van er van overtuigd dat ieder land zich inzet om de nationale volksgezondheid te beschermen. Tussen landen, ook binnen de EU, zijn er verschillen en vanuit dat oogpunt kunnen er verschillende redenen zijn om te pleiten voor een langere of kortere geldigheidsduur van de vaccinatiecertificaten. In het belang van onze burgers hecht Nederland er bovenal aan dat we tot een gezamenlijke lijn komen, die vervolgens in alle EU lidstaten ook wordt toegepast.
Waarom bent u bereid nog voor de onderhandelingen werkelijk zijn begonnen zo snel een draai te maken in Brussel, terwijl u weet dat reizigers van alle EU-lidstaten gebaat zijn bij reisregels zonder onnodige beperkingen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Wat is uw motivering om nu gevaccineerde vakantiegangers de rug toe te keren en het vertrouwen in het coronabeleid verder te ondermijnen?
Het kabinet is voorstander van een waar mogelijk zo gecoördineerd mogelijke Europese inzet ten aanzien van reismaatregelen om het vrij verkeer van personen te bevorderen. We zien in Europa nu een lappendeken ontstaan van maatregelen waarbij er verschillende geldigheidsduren worden gekoppeld aan verschillende soorten vaccin voor verschillende leeftijdscategorieën. Dat is onwenselijk. Met de herziening van de raadsaanbeveling is de inzet dat er meer afstemming komt binnen de EU.
Bent u bereid u in te zetten (en daarmee wordt bedoeld u in te zetten met alles wat u in u hebt, geen formalistische inzet) om de serologische test als basis voor een herstelbewijs in EU-verband te bepleiten, zeker nu het vrije verkeer van personen zwaar wordt beperkt op grond van onderscheid naar aanleiding van medische status?
Mijns inziens is er potentiele meerwaarde in het gebruik van serologie. Hierover laat ik mij daarom regelmatig adviseren. In hun meest recente advies hebben de wetenschappers in het OMT geconstateerd dat het nog te vroeg is om met een solide onderbouwing te komen voor de afkapwaarden van antistoffen in het bloed in relatie tot de mate van natuurlijke immuniteit van het individu. Dit is echter wel een belangrijke voorwaarde voor de inzet van serologie, zowel bij nationaal als internationaal gebruik. Mijn inzet in de EU is dan ook om daar de discussie te voeren hoe we gezamenlijk wel tot wetenschappelijk bewezen afkapwaardes komen. Ik heb er vertrouwen in dat er de komende maanden hierover nieuwe inzichten zullen volgen.
Bent u bereid deze vragen op korte termijn te beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Nederland gedraaid over geldigheid coronapas EU’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland gedraaid over geldigheid coronapas EU»? Klopt dit bericht? Zo nee, wat is dan de situatie?1
Ik ben bekend met het bericht. Hoewel we zien dat de bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte met de vaccins hoog blijft, zien we dat met name voor ouderen deze bescherming wel enigszins daalt na verloop van tijd. Mede door het opkomen van de Omikronvariant ontstond er een nieuwe situatie, waarin diverse lidstaten eenzijdig kozen voor het instellen van geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Het kabinet vindt dit onwenselijk en blijft zich inzetten voor het voorkomen van een lappendeken aan maatregelen, en pleit daarmee voor zoveel als mogelijk Europese coördinatie van maatregelen zoals de geldigheidsduur van vaccins.
Welk voorstel ligt op tafel bij de EU Gezondheidsraad d.d. 6 december 2021? Welk standpunt gaat het kabinet daar innemen?
Het Sloveens Voorzitterschap beoogt spoedig een politiek akkoord te bereiken voor de herziening van de Raadsaanbeveling 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19-pandemie. Het voorstel kwam op 25 november 2021 uit. Een appreciatie van dit voorstel kwam uw Kamer reeds separaat toe.2 Ik heb mij tijdens de EU Gezondheidsraad van 7 december uitgesproken voor het voorkomen van een lappendeken en daarmee zo veel als mogelijk Europese gecoördineerde aanpak van maatregelen, waaronder de geldigheidsduur van een vaccinatiebewijs. Ik heb daarbij uitgesproken dat het kabinet zich kan vinden in de voorgestelde geldigheidsduur van 9 maanden.
Mag aangenomen worden dat het kabinet nog geen definitief (afwijkend) standpunt inneemt tijdens de eerstvolgende EU Gezondheidsraad, zonder gedegen overleg met de Tweede Kamer?
Op 3 december jl. heeft het kabinet haar Kabinetsappreciatie Herziening Raadsaanbeveling 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19-pandemie van het voorstel met de Kamer gedeeld. Omwille van een tijdige informatievoorziening en gelet op de snelheid van het Brusselse besluitvormingsproces is deze uw Kamer toegegaan middels genoemde appreciatie ter vervanging van een BNC-fiche. Dit is conform de EU-informatievoorzieningsafspraken voorafgaande aan EU-besluitvorming. Tijdens de EU-Gezondheidsraad van 7 december jl. heb ik dit standpunt uitgedragen. Er lag geen besluitvorming voor aan de EU gezondheidsraad.
De Tweede Kamer kan desgewenst in gesprek gaan met het kabinet over haar appreciatie van het voorstel. Er heeft in Brussel nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Het Sloveense voorzitterschap zet in op besluitvorming in Brussel in de eerste helft van december.
Kunt u aangeven hoe dit bericht strookt met de aangekondigde kabinetsappreciatie op de voorstellen van de Europese Commissie omtrent de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten, die de Kamer nog moet ontvangen?
De kabinetsappreciatie die uw Kamer intussen is toegekomen weerspiegelt het standpunt van het kabinet.
Kunt u aangeven hoe dit bericht strookt met de uitspraak van uw ministerie in de Telegraaf dat de voorgestelde geldigheidsduur van negen maanden voor vaccinatiecertificaten te kort is?
Nederland vindt het belangrijk dat de regels met betrekking tot de inzet van het Digitaal Corona Certificaat (DCC) om het reizen binnen Europa te faciliteren door lidstaten zo veel mogelijk gelijk worden gehanteerd. Dat is in het belang van het vrij verkeer van personen in de EU. Er waren nog geen Europese afspraken over de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Diverse landen hebben zelf het initiatief genomen tot het vaststellen van een geldigheidsduur voor vaccinatiecertificaten. Om eenheid te bewaren en op basis van advies van het ECDC heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de Europese vaststelling van een geldigheidsduur van het vaccinatiebewijs van 9 maanden. Hoewel we zien dat de bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte hoog blijft, zien we dat met name voor ouderen deze bescherming wel enigszins daalt na verloop van tijd. Onder ander het ECDC en de Gezondheidsraad raden aan om een booster toe te dienen met een minimale interval van 6 maanden. Het kabinet denkt dat de voorgestelde 9 maanden (zes maanden t.b.v. de interval plus drie maanden voor lidstaten om de uitvoering te organiseren) voldoende onderbouwd is en een veilige en doeltreffende manier is om EU-coördinatie van regels te bevorderen en reizen in Europa mogelijk te maken en houden, en steunt daarom dit voorstel.
Hoe kan het dat de beantwoording van het schriftelijk overleg EU Gezondheidsraad d.d. 6 december nog naar de Tweede Kamer moet worden gestuurd en dat er blijkbaar van standpunt wordt veranderd zonder dat de Tweede Kamer daar iets over heeft kunnen zeggen?
Het standpunt van het kabinet is verwoord in de kabinetsappreciatie van 3 december jl.
Welke groepen mensen kunnen wanneer in de knel komen wanneer de geldigheid van de coronapas in de EU naar negen maanden gaat?
Het kabinet streeft ernaar een ieder die dat wil in de zevende maand na het voltooien van de primaire vaccinatiecyclus, te voorzien van een boosterprik. Parallel zet Nederland zich in Europees verband in voor het gezamenlijk afspreken van de geldigheidsduur van een vaccinatiecertificaat, zoals hierboven aangegeven. Nederland pleit ervoor hierbij – zoals ook de Commissie voorstelt – geen onderscheid te maken in type vaccins. Deze inzet is erop gericht dat geen enkele groep mensen in de knel komt, ook niet als zij de komende weken/maanden van plan zijn binnen Europa te reizen. Ik ben mij er van bewust dat een goede communicatie hieromtrent erg belangrijk is.
Begrijpt u dat door dit soort berichtgeving mensen in onzekerheid zijn en dat goede communicatie van belang is?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe wordt voorkomen dat mensen die binnenkort willen gaan reizen in de knel komen met dit eventuele nieuwe besluit?
Zie antwoord vraag 7.
In welke mate moet de boostercampagne worden versneld om te voorkomen dat mensen met deze nieuwe eventuele geldigheidsduur in de knel komen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de positie van de Tweede Kamer in dit geheel?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Welke procedurele stappen moeten genomen worden wil de regelgeving in de EU met betrekking tot de geldigheidsduur van de coronapas aangepast kunnen worden en welk tijdspad hoort daarbij?
Het Sloveense voorzitterschap beoogt spoedig een politiek akkoord te bereiken voor de herziening van de Raadsaanbeveling 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19-pandemie. Initieel stelde de Commissie voor om deze vervolgens op 10 januari in werking te doen treden. In de onderhandelingen blijkt dat dit mogelijk iets later zou kunnen worden. Omdat dit een Raadsaanbeveling betreft kunnen lidstaten hier vervolgens gemotiveerd van afwijken. Om deze reden heeft de Europese Commissie aangegeven de geldigheidstermijn van 9 maanden mogelijk ook vast te willen leggen in een gedelegeerde handeling op grond van de DCC verordening. Het tijdspad daaromtrent is op dit moment niet bekend; de Europese Commissie heeft hiertoe het recht van initiatief.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Ja.
Het 'quarantaine-koppel' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EXCLUSIEF» Interview met «ontsnapt» quarantaine-echtpaar: «Ondanks negatieve PCR-test nog steeds in gedwongen isolatie»?1
Ja.
Kunt u een feitenrelaas over de gebeurtenissen inzake het «quarantaine-koppel» naar de Kamer sturen?
Een beschrijving van de gebeurtenissen rond dit koppel treft u bijgevoegd aan.
Klopt het dat het stel na twee negatieve antigeen zelftesten in hotelquarantaine en één negatieve GGD PCR-test in gedwongen ziekenhuis-isolatie zijn gehouden? Kunt u een toelichting geven waarom dat nodig was?
Zoals in de bijlage beschreven heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland op advies van een arts Infectieziektenbestrijding (GGD) de beschikking van verplichte isolatie conform art 31 Wpg voor mevrouw opgelegd. In de beschikking staat dat mevrouw naar het daartoe aangewezen ziekenhuis in Haren (Groningen) werd gebracht. De heer kon terug naar het hotel maar weigerde elk gesprek en toonde veel weerstand. Inmiddels was hij door de vrijwillig gekozen gezamenlijke isolatie – en de kans op overdracht van het virus – een risico geworden voor de volksgezondheid. Daarom heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland hem quarantaineplicht opgelegd conform art 35 Wpg met als locatie eveneens het ziekenhuis in Haren (Groningen).
Hoe omschrijft u het handelen van burgemeester Marianne Schuurmans van Haarlemmermeer?
Ik constateer dat de burgemeester van Haarlemmermeer, in haar rol als voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland, adequaat heeft gehandeld. Als voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland beschikt de voorzitter gelet op artikel 31 en 35 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) over de bevoegdheid isolatie- en quarantainemaatregelen op te leggen aan eenieder die het risico geeft om infectieziekten behorend tot groep A over te brengen op anderen en daarmee de volksgezondheid in gevaar kan brengen.
Op vrijdag 26 november 2021 testte een mevrouw afkomstig uit Zuid-Afrika positief op het coronavirus. Hiermee is aangetoond dat zij recentelijk in contact was geweest met een drager van het coronavirus en dat zij mogelijkerwijs met hetzelfde virus was geïnfecteerd. Gezien de op dat moment ontbrekende informatie over de nieuwe variant van het coronavirus, nu bekend als de omikronvariant, en dus gelet op de risico’s voor de volksgezondheid, was het van groot belang dat deze persoon in lijn met de richtlijnen van het RIVM in isolatie ging. Uit de gebeurtenissen van die dagen is gebleken dat het echtpaar zich niet aan de isolatierichtlijnen van het RIVM hield. De voorzitter van veiligheidsregio Kennemerland heeft daarop, naar aanleiding van advies van een arts infectieziekten bestrijding (GGD), besloten de beschikking van verplichte isolatie conform artikel 31 Wpg en de beschikking van verplichte quarantaine conform artikel 35 Wpg op te leggen.
Aangezien de voorzitter van veiligheidsregio Kennemerland deze keuze niet lichtzinnig heeft genomen en hiervoor advies heeft ingewonnen bij de GGD, acht ik het optreden van de voorzitter, mede gezien de hectische omstandigheden waarbinnen zij tot dit handelen is overgegaan, gepast.
Beschrijving van gebeurtenissen in de periode van 26 tot en met 30 november behorende bij de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) over het «quarantaine-koppel» (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2021Z22283&did=2021D47447).
Naar aanleiding van berichten van wetenschappers uit Zuid-Afrika over een nieuwe, waarschijnlijk besmettelijkere variant, heeft de WHO de omikronvariant op vrijdag 26 november 2021 aangewezen als variant of concern (VOC). Op dat moment was er nog veel onduidelijk, maar de eerste berichten waren zeer zorgelijk. De variant heeft onder andere 32 mutaties in het zogenaamde spike-eiwit, waaronder mutaties die ook voorkomen in andere variants-of-concern. De variant zou mogelijk ontsnappen aan de opgebouwde immuniteit door vaccinatie en eerdere besmettingen.
Daarom heeft de Europese Commissie op 26 november opgeroepen om een vliegverbod in te stellen voor onder andere Zuid-Afrika. Daarop is, op verzoek van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister van VWS), door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat per vrijdag 26 november 2021 12:00 uur een vliegverbod ingesteld voor vliegtuigen die vanaf vrijdagochtend zouden vertrekken naar Nederland en de BES-eilanden. Het gaat daarbij om de landen: Zuid-Afrika, Lesotho, Eswatini, Botswana, Namibië en Zimbabwe. Hierdoor konden vanaf dat moment enkel passagiers die uitgezonderd zijn van het vliegverbod Nederland nog per vliegtuig bereiken.
Daarnaast heeft de Minister van VWS op vrijdag 26 november Zuid-Afrika aangewezen als zeer hoogrisicogebied met zorgwekkende variant, waardoor reizigers uit Zuid-Afrika bij het boarden van het vliegtuig moeten voldoen aan een dubbele testverplichting en bij inreis in Nederland verplicht in thuisquarantaine moeten gaan.
Op dat moment waren al twee vluchten onderweg. Het kabinet heeft besloten deze vliegtuigen niet om te laten keren, maar de mogelijkheid te geven te landen in Nederland. Dat betekende wel dat veiligheidsmaatregelen nodig waren, omdat de inzittenden in veel gevallen niet getest waren. De voorzitter van de Veiligheidsregio is op grond van artikel 53, tweede lid van de Wet publieke gezondheid bevoegd om bij een directe dreiging van een epidemie van een infectieziekte zoals Sars Cov-2 maatregelen te treffen die betrekking hebben op de toelating op het moment dat een vliegtuig aan komt op de luchthaven. Daarom zijn, op verzoek van de Minister van VWS, aan de toelating de maatregelen verbonden dat de reizigers worden opgevangen, getest en – bij een positieve test – in isolatie worden geplaatst.
Onder andere een vrouw afkomstig uit Portugal en een heer uit Spanje (samen een echtpaar) werden vrijdag bij aankomst uit Zuid-Afrika getest. De vrouw testte positief en de heer testte negatief. Mevrouw moest dus in isolatie en de heer in quarantaine vanwege verblijf in een zeer hoogrisicogebied met zorgelijke virusvariant en omdat hij nauw contact was van een positief getest persoon.
Mevrouw gaf aan dat ze net hersteld was van Corona en niet positief getest kan zijn. Maar sinds vrijdag 26 november waren de richtlijnen dat bij een positieve test met vermoeden van omikron 7 dagen isolatie werd voorgeschreven door het RIVM, ook bij patiënten die ingeënt waren en/of Corona hadden gehad. Beiden zijn vervolgens overgebracht naar het hotel waar zij vervolgens in dezelfde kamer (op eigen verzoek) zijn geplaatst.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer bleven niet op hun kamer. Ze wandelden in de gangen van het hotel en de heer ging naar buiten om boodschappen te doen. Ook werden aanwijzingen van het hotelpersoneel en de GGD medewerkers niet opgevolgd. Er zijn toen beveiligers op de gangen geplaatst.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer eisten een nieuwe test, maar dat is door GGD niet toegestaan mede omdat de uitslag niet bepalend zou zijn voor lengte van isolatie vanwege de positieve test van vrijdag.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer gaven aan niet te geloven in de uitslag van de test en wilden het hotel verlaten. Zij hadden diezelfde middag om 17.00 uur een vlucht geboekt naar Spanje en waren voornemens om die vlucht te halen. Zij werden door beveiliging, GGD en politie aangesproken om het hotel niet te verlaten maar hier gaven ze geen gehoor aan. De GGD heeft vervolgens de voorzitter veiligheidsregio benaderd. Het echtpaar heeft het hotel rond 16.00 uur verlaten.
De voorzitter veiligheidsregio heeft advies van een arts infectieziektenbestrijding (GGD) gevraagd en op advies van de arts de beschikking van verplichte isolatie conform art 31 Wpg voor mevrouw opgelegd. De beschikking is mondeling toegelicht en later overhandigd. De KMar heeft de betreffende vrouw en heer aangehouden en van Schiphol vervoerd naar hun kazerne. In de beschikking staat dat mevrouw naar het daartoe aangewezen ziekenhuis in Haren (Groningen) wordt gebracht. De heer kon terug naar het hotel maar weigerde elk gesprek en had veel weerstand. Inmiddels was hij door de vrijwillig gekozen gezamenlijke isolatie en de kans op overdracht van het virus een risico geworden voor de volksgezondheid. Daarom is hem quarantaineplicht opgelegd conform art 35 Wpg met als locatie tevens het ziekenhuis in Haren (Groningen).
Zij zijn daarna naar Groningen vervoerd waar zij in het ziekenhuis een nieuwe covid-19 test kregen. Deze uitslag was negatief.
Dinsdag voor 17.00 uur moest het OM, parket Groningen, bij de griffie van de rechtbank een verzoek tot verlenging van isolatie indienen. Vanwege de negatieve covid-19 test heeft het OM, parket Groningen, dat niet aangevraagd. Daarom waren deze personen vanaf dinsdag 17:00 uur niet langer verplicht om in isolatie/quarantaine te blijven en konden zij het ziekenhuis verlaten.
De Kamervragen die op 29 november jl. werden beantwoord. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met uw antwoorden op Kamervragen «De tabel gebaseerd op NICE-data waaruit blijkt dat er nu meer tachtigplussers met corona zijn opgenomen in onze ziekenhuizen dan vóór de start van de vaccinatiecampagne»?1
Ja.
Welk percentage van de met covid-19 in het ziekenhuis opgenomen tachtigplussers uit de afgelopen maand november 2021 was gevaccineerd?
Het RIVM heeft op dinsdag 30 november een nieuwe rapportage omtrent de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopnames gepubliceerd2. In deze publicatie is een opsplitsing voor ouderen van 70 jaar en ouder.
In de periode van 1 tot en met 23 november was 66% van de opgenomen 70-plussers volledig gevaccineerd, 1% deels gevaccineerd en 32% niet gevaccineerd. Over de periode 11 juli tot en met 23 november was van deze zelfde doelgroep 61% volledig gevaccineerd, 2% deels gevaccineerd en 37% niet gevaccineerd.
Welk percentage van de met covid-19 in het ziekenhuis opgenomen tachtigplussers uit de afgelopen twee weken was gevaccineerd?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke periode heeft de door u genoemde lagere vaccineffectiviteit van 86% onder tachtigplussers betrekking?
De genoemde vaccineffectiviteit van 86% in de beantwoording van de voorgaande vragen heeft betrekking op data uit de RIVM-rapportage van 18 november3 over data van 20 september tot en met 14 november 2021.
In de rapportage van 30 november is de vaccineffectiviteit berekend op 84% voor de 70-plussers over de periode van 29 september tot en met 23 november 2021.
Hoe groot is de verminderde vaccineffectiviteit onder tachtigplussers als alleen de afgelopen maand november erbij betrokken wordt?
In de vorige rapportage van het RIVM met data van 20 september – 14 november was de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname voor 70-plussers na volledige vaccinatie 86% (95% betrouwbaarheidsinterval: 84% – 87%). In de meest recente rapportage met data van 29 september – 23 november was deze effectiviteit 84% (95% betrouwbaarheidsinterval: 83% – 85%). Er lijkt dus sprake van een lichte afname. Het RIVM kan niet bepalen hoe sterk deze afname exact is, vanwege onzekerheden en de betrouwbaarheidsintervallen die gebruikt worden.
Hoe groot is de verminderde vaccineffectiviteit onder tachtigplussers als alleen de afgelopen twee weken erbij betrokken worden?
Het RIVM heeft mij laten weten dat zij de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname rapporteren met een minimale periode van 8 weken om zo de betrouwbaarheid van de uitkomsten te waarborgen.
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 1 december 2021?
Ik ben bereid om u zo snel mogelijk van antwoorden te voorzien. Een termijn van enkele uren is echter niet mogelijk. De vragen zijn wel ruim binnen de termijn van 3 weken beantwoord.
De Franse aanbevelingen ter bescherming van mensen die niet of onvoldoende op coronavaccinatie reageren |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Franse aanbevelingen?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Ziet u ook een meerwaarde in de genoemde antilichaamtherapie?
U refereert naar de antilichaambehandeling Evusheld van producent AstraZeneca. De vraag of dit geneesmiddel van meerwaarde is bij de behandeling van COVID-19-patiënten, is aan de medische beroepsgroep.
Deelt u de mening dat we alles moeten inzetten om ziekenhuisopnames te voorkomen?
Ik ben het met u eens dat we moeten inzetten op het voorkomen van ziekenhuisopnames. De meest effectieve manier om ziekenhuis- en IC-opname te voorkomen, is het vaccin. Dit werkt preventief en voorkomt in de meeste gevallen een ernstig verloop van COVID-19. Het vaccin biedt alleen niet voor iedereen uitkomst. Daarom zet ik mij in op het beschikbaar stellen van innovatieve behandelingen, zoals antilichaambehandelingen en antivirale middelen.
Heeft u al advies gevraagd over de inzet van deze antilichaamtherapie in de strijd tegen corona?
Het adviespanel Innovatieve Behandelingen heeft in oktober aangegeven dat er nog onvoldoende data beschikbaar zijn om te bepalen of deze behandeling een plaats heeft in de behandelpraktijk. Daarnaast is de inzet van deze therapie niet aan mij maar aan de medische beroepsgroep. De Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) stelt hiertoe protocollen op.
Hoe groot schat u het aantal mensen in Nederland dat niet of onvoldoende reageert op vaccinatie?
Uit verschillende onderzoeken gefinancierd door het ZonMw deelprogramma vaccinaties COVID-19, is gebleken dat bepaalde patiëntengroepen niet voldoende reageren op een primaire vaccinatieserie. Ik heb u hierover ook per brief geïnformeerd op 14 sept jl. Deze mensen zijn nu allen uitgenodigd voor een derde prik. De effectiviteit van de derde prik zal in een aantal gevallen de immuunrespons verhogen, zodat deze voldoende is, maar bij anderen achterblijven. Het is nog niet bekend voor wie dit geldt. Op dit moment zijn 220.000 mensen uitgenodigd voor een derde prik. Hierin zit ook aantal dubbelingen omdat een onbekend aantal patiënten vanuit verschillende ziekenhuizen een uitnodiging heeft ontvangen. Op dit moment is onduidelijk wie de doelgroep is voor deze antilichaambehandeling, omdat de beroepsgroep hierover nog geen uitspraak heeft gedaan.
Bent u ook bereid een pre-order te plaatsen om deze kwetsbare patientengroep meer bescherming te bieden? Zo nee, waarom niet?
Uit de reeks vragen leid ik af dat u doelt op het plaatsen van een pre-order bij AstraZeneca voor het middel Evusheld.
Zoals aangegeven bij vraag 4, is momenteel onvoldoende data beschikbaar om een (pre-)order bij deze fabrikant te plaatsen. Ik blijf met de beroepsgroep en fabrikant in gesprek. Op het moment dat meer onderzoeksdata worden gepubliceerd over dit middel, bepalen we de volgende stap. Hieronder valt de eventuele mogelijkheid tot het reserveren van deze behandeling voor Nederland. Ik wil daarbij benadrukken dat zowel de mogelijke aankoop als inzet van dit middel voorwaardelijk zal zijn aan het verkrijgen van een (voorwaardelijke) handelsvergunning (in andere woorden: goedkeuring door het Europees Medicijn Agentschap).
De brief Overwegingen 1G. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met uw brief «Reactie op de motie van het lid Bikker c.s. over 1G uitwerken in verschillende modaliteiten» d.d. 24 november jl.?1
Ja.
Bent u bekend met de passage: «De modellering van het OMT laat zien dat 1G weliswaar effectiever is dan 3G, maar minder effectief dan 2G. Hierbij gaat het om de relatieve effectiviteit, te weten – de kans op minder besmettingen of ziekenhuisopnames afgezet tegen 3G binnen een Ctb-setting. 1G reduceert – in Ctb-settings waar dit wordt toegepast bij een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking – het aantal nieuwe besmettingen ten opzichte van 3G met maximaal 35% in dit model. En ook ziekenhuisopnames met maximaal 35%. Voor 2G is dat respectievelijk 50% en 82%. Het verschil tussen 1G en 2G zit met name in de vatbaarheid van mensen op de locatie aldus het OMT. Deze waardes zijn afhankelijk van vaccineffectiviteit en testsensitiviteit. Wanneer de testsensitiviteit veel hoger zou zijn, dan zouden zowel 3G als 1G effectiever worden. 1G is volgens dit model effectiever dan 2G voor het voorkomen van ziekenhuisopnames bij een sensitiviteit van de testen van 88% of hoger. En effectiever voor het voorkomen van besmettingen bij een sensitiviteit van 69% en hoger. Deze hogere sensitiviteit kan bereikt worden met PCR- testen die maximaal 24 uur voor de start van de activiteit afgenomen zijn.»
Ja.
Klopt het dat voor de modellering van de coronatoegangsbewijs (CTB)-modaliteiten gerekend is met een 20 keer kleinere kans op ziekenhuisopname voor een dubbel gevaccineerde? Zo nee, kunt u dit uitleggen?
Bij het 130e OMT-advies is een bijlage gevoegd over de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs. In dat model wordt gerekend met vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopnames van 94% (95% BI 93–95%, vergelijkbaar met een 20 keer kleinere kans). Deze aanname is gebaseerd op een studie van het RIVM over de periode van 4 april tot en met 29 augustus 20214. In mijn antwoord op Kamervragen over het 130e OMT-advies5, heb ik aangegeven dat er in het model van de TU Delft sprake was van een onderschatting van een conditionele kans, die door de onderzoekers is gecorrigeerd. Dat is niet het geval bij de modellering van het OMT.
In de brief aan de Eerste Kamer wordt verwezen naar een studie van het RIVM6 over de periode van 20 september tot 14 november. In die periode heeft het RIVM de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopnames berekend op 92% (95% BI 91–93%, vergelijkbaar met een 12,5 keer kleinere kans). In diezelfde rapportage was de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopnames 86% (95% BI 84–87%, vergelijkbaar met een 7 keer kleinere kans) bij mensen van 70 jaar en ouder. In die rapportage wordt geen uitsplitsing gemaakt naar de effectiviteit voor de groep boven de 65.
Of klopt het dat er gerekend is met een 4x kleinere kans dan een 20 keer kleinere kans? Zo nee, kunt u dit uitleggen?2
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat u inmiddels rekent met een 12,5 keer kleinere kans op ziekenhuisopname voor een dubbel gevaccineerde?3
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat u inmiddels rekent met een 7 keer kleinere kans op ziekenhuisopname voor een dubbel gevaccineerde 65-plusser?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat België inmiddels rekent met een 3 keer kleinere kans op ziekenhuisopname voor een dubbel gevaccineerde 65-plusser?
Ik ben niet bekend met de kans waar in de vraag naar wordt verwezen.
Begrijpt u dat het niet kan dat u voor uw onderbouwing voor wetgeving rekent met cijfers die een momentopname zijn?
Het is duidelijk dat de vaccineffectiviteit over tijd afneemt, vooral in het tegengaan van besmettingen. Dat betekent dat de cijfers regelmatig geüpdatet moeten worden. Ik ben niet van mening dat die update maximaal twee weken oud mag zijn, maar streef ernaar de meest actuele cijfers te gebruiken in de onderbouwing.
Zo nee, begrijpt u dat als u als u voor uw onderbouwing voor wetgeving rekent met cijfers die een momentopname zijn, dat die cijfers dan op zijn minst actueel (hooguit twee weken oud) moeten zijn tijdens de wetsbehandeling?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de CTB-modaliteiten opnieuw door te laten rekenen op basis van een 12,5 keer kleinere kans op ziekenhuisopname voor een dubbel gevaccineerde? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer over de stand van zaken COVID-19 van 14 december7, heb ik gemeld dat de TU Delft nieuw onderzoek verricht naar de effectiviteit van de verschillende modaliteiten van het CTB. In dat onderzoek worden ook verschillende aannames voor de vaccineffectiviteit meegenomen. Ik streef ernaar dat onderzoek begin 2022 met uw Kamer te delen, voor de behandeling van de wetsvoorstellen over de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs en 2G.
Zijn er meer cijfers gebruikt in de modellering voor de CTB-modaliteiten die een momentopname zijn?
In een bijlage bij het 130e OMT-advies, worden de volgende aannames genoemd voor de ineffectiviteit van een gemiddeld persoon boven de 12:
Om de vatbaarheid van een gemiddeld persoon vanaf 12 jaar te bepalen, worden de volgende cijfers gebruikt:
De cijfers die het OMT gebruikt in haar modellering, zijn aannames op basis van de meest recente en relevante studies. Er wordt regelmatig onderzoek verricht naar de effectiviteit van vaccins en de gebruikte testen, en waar nodig worden de nieuwste inzichten meegenomen in de adviezen.
Welke cijfers zijn er nog meer gebruikt voor de modellering van deze CTB-modaliteiten?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bekend met de onderzoeken uit Israel en het Verenigd Koninkrijk (VK) waaruit blijkt dat gevaccineerden even besmettelijk zijn als ongevaccineerden, en in het VK zelfs besmettelijker? Zo nee, waarom bent u niet bekend met de laatste stand van de wetenschap?
De onderzoeken waar vermoedelijk naar wordt verwezen, hebben aangetoond dat besmette gevaccineerde mensen een vergelijkbare peak viral load (piek in de hoeveelheid virusdeeltjes) hebben als ongevaccineerde besmette mensen bij de op dat moment dominante virusvarianten. Dat betekent echter niet dat gevaccineerde mensen even besmettelijk zijn. Ten eerste is de kans dat gevaccineerden überhaupt besmet worden, kleiner dan de kans bij niet-gevaccineerden (zie ook de aannames in het antwoord op vraag 11 en8. Daarnaast neemt de viral loadbij gevaccineerden sneller af dan bij ongevaccineerden, waardoor ze minder lang besmettelijk zijn. Gevaccineerden raken dus minder vaak besmet en zijn vervolgens ook minder besmettelijk.
Het OMT is in het 134e advies9 ook ingegaan op de actuele situatie aan de hand van de omikronvariant. Vaccinatie en doorgemaakte infectie lijken vooralsnog weinig bescherming te bieden tegen de omikronvariant. Daarbij adviseert het OMT om «tijd te kopen» voor de boostercampagne, om de verspreiding van de omikronvariant te vertragen en de uitgangspositie van de zorg te verbeteren. Mede op basis van dat advies heeft het kabinet ervoor gekozen zaterdag 18 december nieuwe maatregelen aan te kondigen.
Is voor de modellering van de CTB-modaliteiten gerekend met een 75% lagere kans op besmetting door een dubbel gevaccineerde?
Zie het antwoord op vraag 11 en 12.
Bent u bereid de CTB-modaliteit opnieuw te laten doorrekenen, waarbij alle gebruikte cijfers geactualiseerd zijn tot ten hoogste de laatste twee weken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 10.
Kan de Kamer de geactualiseerde modellering van de CTB-modaliteiten ontvangen voor de wetsbehandelingen over de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs en 2G?
Zie het antwoord op vraag 10.
Kunt u deze vragen beantwoorden alvorens de wetsbehandelingen over de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs en 2G in de Tweede Kamer plaatsvinden?
Ja.
COVID-19 virusvariant B.1.1.529 en medicijnen tegen COVID-19 |
|
Pieter Omtzigt |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de variant B.1.1.529, die is waargenomen in Zuid-Afrika, Botswana en Hong Kong, die wordt geassocieerd met grotere immuniteit evasie en besmettelijkheid?1
Ja. Ik heb uw Kamer in de maatregelenbrief COVID-19 van 26 november jl.2 geïnformeerd over maatregelen m.b.t. de nieuwe virusvariant zuidelijk Afrika en in de kamerbrief «Stand van zaken maatregelen omikronvariant van het coronavirus» van 29 november jl.3 over deze variant geïnformeerd.
Is variant B.1.1.529 al waargenomen in Nederland?
Ja. Ik heb uw Kamer in de kamerbrief «Stand van zaken maatregelen omikronvariant van het coronavirus» geïnformeerd over het feit dat bij 14 personen die op 26 november met twee vluchten op Schiphol zijn aangekomen vanuit Zuid-Afrika de omikronvariant is aangetroffen. Ook bij passagiers op latere vluchten is deze variant aangetroffen. Inmiddels heeft het RIVM de omikronvariant ook aangetroffen in testmonsters die al eerder in november in Nederland waren afgenomen. Het gaat om monsters die zijn afgenomen bij de GGD tussen 19 en 26 november 2021. Ook in oudere testmonsters wordt gezocht naar het voorkomen van deze variant.
Welk percentage van alle testen worden genoom ge-sequenced of getypeerd? Wat is de huidige capaciteit om dit op te schalen?
Het RIVM vaart op wetenschappelijke adviezen van het ECDC en op eigen inhoudelijke kennis en inzichten om het minimale aantal testen te bepalen, waarmee met voldoende zekerheid en voldoende «aanlooptijd» de circulatie van bepaalde varianten van het virus «SARS-CoV-2» kunnen worden gemonitord. Het RIVM volgt de ECDC-norm voor kiemsurveillance, haalt deze ruimschoots en kan, indien noodzakelijk, opschalen. Het ECDC adviseert om minimaal een aselecte steekproef van 500 monsters per week te sequencen om inzicht te krijgen in circulerende varianten (kiemsurveillance). Om daar inzicht in te verkrijgen is er een absoluut aantal sequenties nodig en niet een percentage. In de afgelopen weken zijn ruim 1500 monsters per week gesequenced in het kader van kiemsurveillance4. Met 1500 monsters per week wordt een nieuwe variant gevonden bij een lage prevalentie. In aanvulling hierop worden ook nog ca. 500 sequenties bepaald in het kader van BCO en andere onderzoeken.
Sinds 26 november jl. vinden er verschillende onderzoeken plaats naar de verspreiding van de omikronvariant in Nederland. Zo worden de monsters van positief geteste mensen die terugkeren uit zuidelijk Afrika verder onderzocht bij diverse laboratoria in Nederland.
Ook onderzoekt het RIVM met terugwerkende kracht meer monsters van laboratoria.
Test u het rioolwater ook op verschillende varianten?
Het rioolwater wordt door het RIVM onderzocht op SARS-CoV-2 varianten. Dit geeft, in aanvulling op de kiemsurveillance, inzicht in of en waar en wanneer de virusvariant aanwezig is. Ook kan de biobank met opgeslagen rioolmonsters met terugwerkende kracht worden onderzocht op de aanwezigheid van een variant.
Sinds het bekend worden van de omikronvariant (B.1.1.529) wordt deze gericht opgespoord in het rioolwater. Op dit moment duurt het analyseren van monsters op varianten maximaal 2–3 weken. Er lopen bij het RIVM processen om dit tijdspad te verkorten.
In de context van variant B.1.1.529, met welke scenario’s houdt u nu rekening?
Afgelopen 14 september hebben wij uw Kamer de Aanpak Najaar toe doen komen. Deze aanpak gaat uit van drie verschillende scenario’s: COVID-19 als endemische ziekte; een scenario waarin de opgebouwde immuniteit doorbroken wordt en een scenario waarin oplevingen van het virus voorkomen. Het laatste scenario is vooralsnog het meest realistische gebleken. Binnen dit scenario worden drie niveaus gehanteerd: waakzaam, zorgelijk en ernstig. Deze drie niveaus kennen (naast de maatregelen uit de dijkbewaking die altijd gelden) ook verschillende maatregelen per niveau. De Aanpak Najaar en de daarin geformuleerde scenario’s hield op voorhand overigens al rekening met de mogelijke opkomst van mutaties.
Heeft Nederland, net als Israël, een war game gedaan om de uitbraak van een gevaarlijkere variant te simuleren en te kijken of het land klaar is voor de volgende fase van de pandemie? Zo nee waarom niet? Zo ja wat zijn de lessen en wat zijn de zwakheden in Nederland?2
Nee. Wel hebben we ons voorbereid, passend bij de Nederlandse context, op verschillende scenario’s. Zo gaat de Aanpak Najaar (zie antwoord hierboven) uit van verschillende scenario’s. Bij de opstelling van deze aanpak hebben we ons breed laten adviseren. Zo is deze aanpak besproken met verschillende departementen, is het OMT om een reflectie gevraagd en is expertise vanuit de verschillende gremia zoals de Nationale Politie, de Gedragsunit van het RIVM, de GGD en de veiligheidsregio’s alsook communicatie-experts betrokken; instanties die ons ook adviseren rondom de bestuurlijke afweging die gemaakt wordt alvorens maatregelen in te zetten.
Wat zijn de protocollen, en welke voorbereidingen heeft u getroffen, voor het geval er een meer besmettelijke variant of een variant waartegen de vaccinaties niet goed werken zijn intrede doet?
Vaccinatie is onze grootste troef om uit deze crisis te komen. Daarom zetten we alles op alles om tot een zo hoog en heterogeen mogelijke vaccinatiegraad te komen. Vaccinproducenten houden ondertussen de effectiviteit van hun vaccins bij de opkomst van nieuwe varianten nauwlettend in de gaten. Via onze contacten bij internationale gremia als de WHO en European Health Security Comittee, monitoren we continu de ontwikkeling van nieuwe varianten. De opkomst van de omikronvariant doorkruist deze strategie niet, en we volgen dan ook nauwlettend de kennisontwikkeling over deze variant, ook voor de gevolgen van een eventueel hogere mate van besmettelijkheid, ziekmakend vermogen en vaccinescape.
Hoe gaat u reizigers die via bijvoorbeeld Turkije of het Midden-Oosten naar Zuidelijk Afrika reizen weren, nu u reizigers weert die rechtstreeks uit Zuidelijk Afrika komen?
Reizigers die bijvoorbeeld via Turkije naar Nederland reizen, zijn gebonden aan de eisen van het bestemmingsland. Indien een reiziger vanuit zuidelijk Afrika naar Nederland reist met een overstap in Turkije, gelden dus de regels die Nederland opstelt voor reizigers uit zeer hoogrisicogebieden met zorgwekkende variant.
Voor deze mensen geldt een dubbele testplicht voor vertrek. Dat betekent dat een NAAT (PCR)-test van maximaal 48 uur oud bij vertrek en aanvullend een sneltest van maximaal 24 uur oud bij vertrek verplicht zijn. Tevens geldt een quarantaineplicht van een periode van 10 dagen bij aankomst, die eventueel kan worden verkort tot 5 dagen na een negatieve test bij de GGD. De naleving van de quarantaineplicht wordt streng gecontroleerd.
Voor reizigers die rechtstreeks vanuit aangewezen zeer hoogrisicogebieden met de zorgwekkende omikronvariant naar Nederland reizen, gelden vliegverboden. Momenteel zijn deze van kracht voor Mozambique, Zuid-Afrika, Lesotho, Eswatini, Botswana, Namibië, Malawi en Zimbabwe. Mensen uit deze landen kunnen alleen naar Nederland reizen als zij hier woonachtig zijn, of via Nederland naar hun woonplaats in de EU/Schengen-regio reizen.
Bent u ervan op de hoogte dat een aantal antivirale middelen ontwikkeld wordt, die in de eerste klinische studies een behoorlijke effectiviteit laten zien?3 En bent u ervan op de hoogte dat er ook andere middelen ontwikkeld worden, die lijken te helpen bij ernstige ziekte?4
Ja, hier ben ik van op de hoogte. In het kader van COVID-19 wordt onderzoek gedaan naar veel verschillende soorten behandelingen. De Europese Commissie (EC) heeft een portfolio van de 10 meest veelbelovende COVID-19-therapieën gepubliceerd8.
Bent u zich ervan bewust dat de regering van de Verenigde Staten al tien miljoen doses heeft besteld van een van die middelen, voorwaardelijk aan de goedkeuring van de Food and Drug Administration (FDA)?5
Ja, ik heb via de media vernomen dat Verenigde Staten tien miljoen behandelingen van het antivirale middel Paxlovid van producent Pfizer zou hebben besteld. Ik kan echter niet verifiëren of dit ook daadwerkelijk zo is.
Bent u zich ervan bewust dat de regering van het Verenigd Koninkrijk 250,000 en 480.000 doses besteld heeft van deze medicijnen?6
Ja, ik heb via de media vernomen dat het Verenigd Koninkrijk 250.000 behandelingen van het middel Paxlovid van Pfizer en 480.000 behandelingen van het middel Lagevrio (molnupiravir) van fabrikant MSD heeft besteld. Ik kan echter niet verifiëren of dit ook daadwerkelijk zo is.
Kunt u aangeven wanneer u wettelijke goedkeuring verwacht voor antivirale middelen tegen COVID-19 die nu beschikbaar komen?
Het Europese Medicijn Agentschap (EMA) beoordeelt de werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid van nieuwe geneesmiddelen. Na een positief advies kan de Europese Commissie (EC) een (voorwaardelijke) handelsvergunning afgeven. Deze beoordeling kan weken tot maanden duren. Het EMA heeft voor Lagevrio (molnupiravir) aangegeven dat de voorwaardelijke handelsvergunning binnen enkele weken verwacht kan worden indien de onderzoeksgegevens voldoende robuust zijn. De tijdlijnen voor het middel Paxlovid van fabrikant Pfizer zijn nog niet duidelijk.
Heeft Nederland al bestellingen (eventueel afhankelijk van goedkeuring) van doses van antivirale middelen geplaatst?
Uw Kamer is reeds geïnformeerd over de bestellingen antivirale middelen via de stand van zakenbrief van 2 november.11
Kunt u aangeven welke Europese coördinatie er nu plaatsvindt over de aankoop van antivirale middelen tegen COVID-19 en welke middelen landen nu zelf kopen of waarvoor ze zelf een Advanced Purchase Order plaatsen?
Vanuit de Europese Commissie lopen twee gezamenlijke inkooptrajecten voor de antivirale middelen Paxlovid van fabrikant Pfizer en Lagevrio van fabrikant MSD. Nederland neemt deel aan beide trajecten. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 13.
Ik heb geen informatie over welke middelen landen inkopen via bilaterale overeenkomsten met deze twee fabrikanten.
Welke contracten heeft Nederland of de EU om versneld toegang te krijgen tot een mRNA-vaccin dat ge-update is voor B.1.1.529?
Met zowel BionTech/Pfizer, als Moderna zijn afspraken gemaakt over het aanpassen van de vaccins aan nieuwe varianten, indien de huidige vaccins onvoldoende bescherming daartegen zouden bieden. In dat geval hebben we het recht om die aangepaste vaccins af te nemen, i.p.v. de reguliere vaccins.
Kunt u een overzicht geven van de contracten die u met leveranciers voor vaccins heeft afgesloten en kunt u daarbij ook inzicht geven in de hele contract, zodat duidelijk is wie aansprakelijk is onder welke omstandigheden (ofwel de kleine lettertjes van het contract)?
In de afgesloten contracten is afgesproken dat op deze contracten de vertrouwelijkheid van toepassing is.
Heeft de Algemene Rekenkamer inzicht in de details van de contracten die u heeft afgesloten om vaccins te kopen?
De Rekenkamer heeft inzicht in de afgesloten contracten.
De snelle opmars van een nieuwe virusvariant in Zuid-Afrika |
|
Kiki Hagen (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Volksgezondheid over een nieuwe virusvariant«of serious concern» die in zeer rap tempo de deltavariant lijkt te vervangen en welke mutaties kent die met ontwijking van de immuunrespons en grotere besmettelijkheid worden geassocieerd?1
Kunt u, mede gezien de eerdere ervaringen waarin Nederland vooropliep in Europa met het binnenhalen van zorgelijke virusvarianten, de Kamer de komende weken zeer actief op de hoogte houden van de ontwikkeling van inzichten over deze variant, de adviezen hieromtrent van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) en gezondheidsinstituten in andere Europese landen?
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het weliswaar in Europa niet mogelijk is gebleken de binnenkomst van nieuwe varianten van zorg (VOC’s) te voorkomen, maar dat het wel belangrijk is de influx te vertragen, zeker met het oog op het feit dat verreweg de meeste ouderen nog geen boostervaccinatie hebben ontvangen?
Bent u bereid Zuid-Afrika versneld te helpen met donatie van vaccins, om zo de vaccinatiegraad in dat land te helpen opkrikken?
Bent u bereid om, indien de WHO deze variant bestempelt tot «variant of interest» (VOI) of VOC, zo snel mogelijk voor landen in zuidelijk Afrika weer de dubbele testplicht in te stellen, zoals mogelijk gemaakt in art. 58p van de Wet publieke gezondheid?
Hoe monitort u de verspreiding van deze variant? Wordt nader onderzoek gezien, indien een reiziger met recente reishistorie in zuidelijk Afrika positief test bij de GGD?
Kunt u aangeven bij welk percentage van de reizigers op luchthavens momenteel het Europees coronacertificaat (DCC) gecheckt wordt? In hoeverre is deze handhaving speciaal gericht op landen waar een negatief reisadvies voor geldt?
Hoe beoordeelt u op dit moment de handhaving van het DCC bij aankomst op (lucht)havens in Nederland?
Kunt u aangeven waarom de GGD gestopt is met het uitdelen van zelftesten aan reizigers die aankomen op luchthavens? Bent u bereid eventueel afspraken met luchthavens te maken, zodat deze zelftests wél aan reizigers gegeven worden zonder in te grijpen op de capaciteit van de GGD?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Kamerdebat over de ontwikkelingen rond het coronavirus op woensdag 1 december aanstaande?
Polio in Bilthoven |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Hoe vaak zijn er poliobestanddelen aangetroffen in de gemeente Bilthoven de afgelopen tien jaar?1
De voormalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft u eerder geïnformeerd over incidenten met poliovirus bij een faciliteit in Bilthoven in 2017 (Kamerstuk 25 295, nr. 39) en in 2018 (Kamerstuk 25 295, nr. 47). Sinds januari 2020 wordt het rioolwater op het bedrijventerrein in Bilthoven gemonitord op de aanwezigheid van poliovirus. In deze surveillance is zes keer infectieus poliovirus aangetroffen in het rioolwater van het bedrijventerrein in Bilthoven. Daarbij ging het twee keer om een meldingsplichtig (potentieel ziekteverwekkend) wildtype poliovirus en vier keer om een niet-meldingsplichtige stam uit het levend orale poliovaccin. Op 6 april jl. heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar vondsten in juli 2020 en februari 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1101). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voert momenteel nog onderzoek uit naar de herkomst van de twee vondsten in oktober dit jaar. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, informeer ik uw Kamer hierover.
Is het poliovirus ook in andere gemeenten aangetroffen de afgelopen tien jaar?
Sinds 2011 heeft het RIVM vier keer poliovirus gevonden in de specifieke rioolwatersurveillance bij opvanglocaties van asielzoekers. In alle gevallen betrof het niet-meldingsplichtige en niet-pathogene stammen. Het RIVM heeft drie keer poliovirus aangetroffen in het rioolwater stroomafwaarts van de woning van de besmette medewerker na de laboratoriuminfectie in Bilthoven in 2017. In de routine rioolwatersurveillance in de bijbelgordel is voor het laatst in 2006 en 2008 poliovirus gevonden (beide keren niet-meldingsplichtige en niet-pathogene stammen).
Welke maatregelen heeft het Ministerie van VWS getroffen om dit soort incidenten te voorkomen?
Nederland verricht sinds januari 2020 rioolwatersurveillance bij poliovirusfaciliteiten, als enige land ter wereld. Na de vondsten in 2020 is de frequentie van de bemonstering verdubbeld naar elke drie weken. Deze hoge frequentie wordt nog steeds gehandhaafd. Bij iedere vondst moeten faciliteiten zelf onderzoek doen naar de mogelijke bron, dit gebeurt in opdracht van de IGJ. Eventuele verbeterpunten voeren de faciliteiten door.
De WHO heeft een resolutie opgesteld teneinde een poliovrije wereld te bewerkstelligen. Nederland heeft deze resolutie ondertekend. Onderdeel van de resolutie zijn strengere eisen waaraan faciliteiten, zoals vaccinproducenten en onderzoekslaboratoria, moeten voldoen. De WHO geeft certificaten uit aan faciliteiten die voldoen aan deze strengere eisen. In dat verband heb ik de IGJ aangewezen als Nationale Autoriteit Containment (NAC).
Om de IGJ de bevoegdheden te geven om bij de faciliteiten audits uit te kunnen voeren ten behoeve van het verkrijgen van een dergelijk WHO-certificaat, is een wijziging nodig van de Gezondheidswet, waarin de taken van de IGJ zijn vastgelegd. Daarnaast ben ik voornemens om de Wet publieke gezondheid (Wpg) te wijzigen om te borgen dat alleen poliofaciliteiten met een certificaat in Nederland handelingen met bepaald type poliovirusmateriaal kunnen verrichten. Een voorstel tot wijziging van beide wetten is recent geconsulteerd (Overheid.nl | Consultatie Wijziging Wet publieke gezondheid vanwege invoering vergunning- en meldplicht (internetconsultatie.nl). De ontvangen reacties worden nu bestudeerd. Het wetsvoorstel zal volgend jaar bij uw Kamer worden ingediend.
In Nederland beschikken momenteel nog zes faciliteiten over poliovirusmateriaal. Twee faciliteiten die nu nog poliovirusmateriaal in het bezit hebben, hebben aangegeven dit materiaal te vernietigen zodra de voorgenomen wetswijziging van kracht is. De overige vier hebben voorbereidingen getroffen om te voldoen aan de WHO-eisen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging, is de polioverwerkende faciliteiten aangeboden om in een convenant in lijn met de voorgenomen wetswijziging afspraken vast te leggen over onder andere inspectie door de IGJ ten behoeve van verkrijging van het WHO-certificaat. De voornaamste reden hiervan is om in afwachting van het wetstraject reeds zoveel mogelijk te borgen dat de faciliteiten aan strengere eisen voldoen. Twee van de vier faciliteiten hebben het convenant ondertekend. Met één faciliteit hebben de gesprekken niet tot ondertekening van het convenant geleid en met één faciliteit lopen de gesprekken nog.
Wat is de rol van de waterschappen in het opsporen en voorkomen van dit soort incidenten?
De putten die worden gebruikt voor monstername nabij poliovirusfaciliteiten liggen in het geval van Bilthoven op het terrein van de faciliteiten, en vallen onder het beheer van de terreinbeheerder. De putten bij de andere twee poliovirusfaciliteiten liggen op het terrein van de betreffende gemeenten. De waterschappen spelen geen rol in de bemonstering, omdat de monsters niet worden genomen in hun rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Kunnen de waterschappen extra bevoegdheden krijgen om toezicht te houden en hand te haven op de rioolwaterkwaliteit? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt bemonsterd op de putten die het dichtst bij de faciliteiten liggen. De waterschappen beheren voornamelijk rioolwaterzuiveringsinstallaties die een groter gebied beslaan. De kans op het detecteren van het poliovirus door het waterschap en de mogelijkheid om het vervolgens terug te leiden naar een mogelijke bron, is daarmee te klein. Ik zie dan ook geen toegevoegde waarde van extra bevoegdheden voor de waterschappen.
Kunnen gemeenten extra toezichthoudende en handhavende bevoegdheden krijgen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Wpg voorziet in een aantal bevoegdheden van de gemeente. Een arts die polio bij een persoon vaststelt of vermoedt, moet dit aan de GGD melden. Ditzelfde geldt voor het hoofd van het laboratorium die bij onderzoek poliovirus vindt. Ingeval van een vermoede of vastgestelde infectie bij een persoon stelt de GGD de voorzitter van de veiligheidsregio en de burgemeester van de gemeente waarin de betrokken persoon zijn woon- of verblijfplaats heeft op de hoogte. De GGD kan het hoofd van het laboratorium verzoeken om nader onderzoek te doen naar de ziekteverwekker en hem op de hoogte stellen van het resultaat van dat onderzoek. De burgemeester dan wel voorzitter van de veiligheidsregio kan nadere medische en epidemiologische gegevens ontvangen die noodzakelijk zijn om de aard en omvang van het gevaar van verspreiding van de infectieziekte vast te stellen.
Op basis van de geneesmiddelenwet houdt de IGJ toezicht op de productie van geneesmiddelen.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bij eerdere incidenten maatregelen genomen om incidenten te voorkomen? Zo ja, welke en hoe zijn die opgevolgd? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de IGJ melding ontvangt van actief poliovirus in het riool, wordt een inventarisatie gedaan welke faciliteiten met het aangetroffen type virus hebben gewerkt. De faciliteiten die ermee gewerkt hebben wordt gevraagd onderzoek te doen naar mogelijke oorzaken in geval dat het aangetroffen virustype van de betreffende faciliteit afkomstig is én op de uitkomsten van dit onderzoek verbetermaatregelen te nemen. Tot de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging is medewerking aan de inventarisatie, het rapporteren over eigen onderzoek én het opvolgen van maatregelen op basis van vrijwillige medewerking van de faciliteit.
Het artikel ‘Zuid-Afrika slaat alarm: nieuwe virusvariant grijpt om zich heen’ |
|
Lisa Westerveld (GL), Bouchallikh |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat een nieuwe coronavariant (B.1.1.529) met 32 mutaties aan de uitsteeksels momenteel rondgaat in Zuid-Afrika en de Wereldgezondheidsorganisatie met spoed bijeen is geroepen?1
Bent u er van op de hoogte dat komende dagen meerdere vluchten van Zuid-Afrika op Schiphol landen? Bent u er tevens van op de hoogte dat inkomend reisverkeer slechts een bewijs van vaccinatie hoeft te overhandigen, of een testbewijs/herstelbewijs voor ongevaccineerden?
Kunt u uit voorzorg extra voorzorgsmaatregelen treffen voor inkomend reisverkeer uit Zuid-Afrika in de vorm van een quarantaineverplichting al dan niet in combinatie met een dubbele PCR-testverplichting?
Kunt u bovenstaande vragen voor 29 november aanstaande beantwoorden?
De verlenging van de geldigheid van het coronaherstelbewijs |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Op welke termijn zal de verlenging van de geldigheid van het coronaherstelbewijs van 180 dagen naar 365 dagen na een positieve test, zichtbaar worden in de CoronaCheck-app?
De verlenging van de geldigheidsduur van het herstelbewijs voor nationaal gebruik naar 365 dagen is opgenomen in de wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze wijziging is op 30 november jl. in werking getreden. Vanaf dat moment krijgen gebruikers die al een herstelbewijs in de CoronaCheck-app hebben ingeladen een melding dat deze kan worden verlengd.
Papieren herstelbewijzen behouden de geldigheid van 180 dagen, zoals ook op het bewijs is aangegeven. Ditzelfde geldt voor papieren bewijzen die door de vaccinatiezetter via het HKVI webportaal zijn verstrekt. Bij het inladen van deze bewijzen in de app wordt de geldigheidsduur niet automatisch aangepast.
De beschikbaarheid van locaties testen voor toegang op de Waddeneilanden en dunbevolkte gebieden |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente berichten «Testlocatie De Koog gaat definitief dicht» in de Texelse Courant en «Testen voor Toegang op Texel gaat vanaf komend weekend definitief dicht»? Wat vind u van deze berichten?1, 2
Ja. Ik vind dat testen een alternatief moet zijn en dat het daarvoor belangrijk is dat Testen voor Toegang bereikbaar en beschikbaar is, ook op de Waddeneilanden.
Bent u bekend met eerdere signalen over een continu wisselend beeld van de beschikbaarheid van Testen voor Toegang op onder meer de Waddeneilanden? Welke signalen heeft u daarover gehad?
Ik ben bekend met deze signalen die het gevolg zijn van het feit dat de testbehoefte op de Waddeneilanden varieert van een enkele test per dag tot een tiental in de week. Er is veel contact geweest in de afgelopen weken tussen het Ministerie van VWS, Stichting Open Nederland, de gemeenten van de Waddeneilanden en de testaanbieders die actief zijn op die Waddeneilanden. Om testcapaciteit te borgen op de Waddeneilanden, die vanwege hun ligging in combinatie met de relatief hoge vaccinatiegraad van de bewoners uniek zijn in relatie tot andere gemeenten, heb ik de Stichting Open Nederland de opdracht gegeven testcapaciteit voor de Waddeneilanden in te kopen. De Stichting heeft een concessie uitgeschreven op basis waarvan de testcapaciteit wordt geborgd. In de tussentijd heeft de Stichting er samen met de huidige testaanbieders en gemeenten voor gezorgd dat op de Wadden testcapaciteit beschikbaar blijft voor burgers.
Welke andere knelpunten zijn er in de fijnmazige dekking van het Testen voor Toegang nog meer bij u bekend?
Op 14 december 2021 is het mogelijk voor 99,9% van Nederland om binnen 30 minuten reistijd (enkele reis per auto) en voor meer dan 96% van Nederland om binnen 20 minuten reistijd (enkele reis per auto) een van de meer dan 800 testlocaties van Testen voor Toegang te bereiken.
Wel weten we dat testaanbieders het bij een hele lage testvraag soms moeilijk hebben een testlocatie rendabel te exploiteren. Een lage testvraag kan komen door een terugval in het aantal mensen in een regio dat gebruik wil maken van Testen voor Toegang, maar ook doordat er in een bepaald gebied veel concurrentie is. Daardoor kan het voorkomen dat een testlocatie gesloten wordt. In heel veel gevallen heeft dat geen tot nauwelijks consequenties voor de bereikbaarheid. In enkele gevallen kan dat mogelijk leiden tot een al dan niet tijdelijke iets langere reistijd. Indien dit voorkomt, dan zal Stichting Open Nederland samen met gemeenten proberen een nieuwe testaanbieder te vinden voor dat gebied. In het unieke geval van de Waddeneilanden is dit probleem natuurlijk een stuk groter dan voor gemeenten op het vaste land. Daarom heeft Stichting Open Nederland specifiek voor de Waddeneilanden een structurele alternatieve oplossing gevonden.
Hoe is in de aanbesteding rekening gehouden met het feit dat het bij het vergoeden op basis van het aantal testen het niet meer rendabel is testlocaties zoals Texel, maar ook in andere dunbevolkte gebieden, open te houden?
De aanbesteding per 11 oktober 2021 had als doel om de volledige markt te benutten voor het realiseren van voldoende testcapaciteit voor testen voor toegang. Door de hele markt te benutten, middels een vaste prijs per test, is het mogelijk geweest om het aantal testlocaties te vergroten van ruim 120 testlocaties voor 11 oktober 2021 naar ruim 800 testlocaties op 2 december 2021. Daarnaast zijn de kosten gekoppeld aan het gebruik. Omdat uitgegaan moet worden van een gelijke behandeling van alle testaanbieders, is er een prijs vastgesteld die het mogelijk maakt om overal in Nederland te exploiteren terwijl de kosten tegelijkertijd zo laag mogelijk gehouden kunnen worden. In zeer extreme gevallen, waarbij de testvraag enkele testen per dag bedraagt, is het nagenoeg onmogelijk om middels deze systematiek een rendabele locatie te exploiteren. Daarom is specifiek voor de Waddeneilanden, vanwege het ontbreken van een alternatief dat misschien net buiten de «grens» van 30 minuten reisafstand ligt, een structurele oplossing gevonden.
Bent u het eens dat zeker nu er wettelijke voorstellen liggen om de inzet van coronatoegangsbewijzen uit te kunnen breiden en Testen voor Toegang breder noodzakelijk kan zijn, het dan op alle plekken in Nederland mogelijk moet zijn een locatie voor Testen voor Toegang dichtbij te hebben (maximaal een halfuur met de auto)? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Ik vind dat testen een bereikbaar en beschikbaar alternatief moet zijn en dat het daarvoor belangrijk is dat Testen voor Toegang zo goed mogelijk aan de 30-minutennorm voldoet. Stichting Open Nederland organiseert Testen voor Toegang en ik heb met hen afgesproken dat de bereikbaarheid binnen 30 minuten reistijd een van hun belangrijkste taken is. Tot nu toe is het hen ook elke keer gelukt om een passende oplossing te vinden. Ik blijf met hen in gesprek om te doen wat daarvoor nodig is.
Deelt u de mening dat Testen voor Toegang voor iedereen binnen een redelijke afstand en reistijd beschikbaar moet zijn en blijven, ook voor iedereen die op de Waddeneilanden woont en werkt?
Zie antwoord op vraag 5. Dit geldt evengoed voor de Waddeneilanden. Ook voor de Waddeneilanden is een passende oplossing gevonden.
Herinnert u zich de eerdere vragen van de VVD over de problemen en knelpunten op de Waddeneilanden en andere dunbevolkte gebieden en antwoorden van uw kant? Hoe moeten de genoemde nieuwsberichten in het licht van uw antwoorden worden gezien?3
Ik sta nog steeds achter de antwoorden op uw Kamervragen van 15 oktober 2021 over de beschikbaarheid van testcapaciteit buiten de randstad. Daarin heb ik aangegeven dat 99,9% van Nederland binnen 30 minuten op een testlocatie kan zijn en dat dit beeld een momentopname was. Sinds die tijd heb ik met alle betrokken partijen samengewerkt om de bereikbaarheid en beschikbaarheid van Testen voor Toegang op peil te houden en dat is zo goed als mogelijk gelukt. Zeer korte tijd was het niet mogelijk om op alle Waddeneilanden te testen. Op dit moment kan opnieuw 99,9% van Nederland zich binnen 30 minuten bij Testen voor Toegang laten testen, waaronder alle mensen op de Waddeneilanden.
Hoe kijkt u naar de implicaties die de slechte beschikbaarheid van Testen voor Toegang heeft voor de lokale ondernemers en de bewoners op de Waddeneilanden en hoe wilt u dit tegengegaan?
Zie het antwoord op vraag 3, 4 en 6.
Welke maatregelen gaat u nemen om nu eindelijk eens stabiele locaties voor Testen voor Toegang beschikbaar te hebben en te houden op de Waddeneilanden en in andere dunbevolkte gebieden?
Op de Waddeneilanden is een structurele oplossing gevonden door Stichting Open Nederland in overleg met de gemeenten. Verder monitort Stichting Open Nederland de verdeling van testlocaties over Nederland en houdt zij in de gaten wat de reistijden zijn en is continu in gesprek met gemeenten op welke manier de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van Testen voor Toegang in bepaalde dunbevolkte regio’s kan worden geregeld. Nogmaals, er is voor 99,9% van Nederland een testlocatie op 30 minuten reistijd.
Kunt u aangeven wat de status is van het gesprek dat de gemeente Texel heeft met uw ministerie? In hoeverre is er ook overleg met andere gemeenten waar een vergelijkbare situatie speelt?
Het Ministerie van VWS en Stichting Open Nederland staan in contact met de gemeenten van de Waddeneilanden en er is de afgelopen tijd gezamenlijk gezocht naar een passende en structurele oplossing. Deze oplossing is inmiddels ook gevonden.
Ook is er de afgelopen maanden goed contact geweest met Veiligheidsregio’s en gemeenten op plaatsen waar men langer dan 30 minuten moest reizen naar een testlocatie en daar waar dat dreigde te gaan gebeuren. Dit heeft geleid tot een goede bereikbaarheid voor 99,9% van Nederland.
De uitspraken van dhr. Gommers dat hij over 10 dagen code zwart verwacht |
|
Eva van Esch (PvdD), Pieter Omtzigt , Lisa Westerveld (GL), Fleur Agema (PVV), Maarten Hijink , Kees van der Staaij (SGP), Attje Kuiken (PvdA), Nicki Pouw-Verweij (JA21), Sylvana Simons (BIJ1), Liane den Haan (GOUD), Geert Wilders (PVV), Nilüfer Gündoğan (Volt) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van dhr. Gommers, lid van het Outbreak Management Team (OMT) en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC), die bij de expertmeeting in de Tweede Kamer op 23 november jl. vertelde dat hij binnen tien dagen «code zwart» verwacht, dat het maatregelenpakket van begin november niet gewerkt heeft?
Ja.
Over welke informatie beschikt u dat u beweert dat we ver verwijderd zijn van code zwart (Minister van VWS, maandag 22 november), terwijl mensen die over tien dagen in het ziekenhuis liggen of op de Intensive Care (IC), nu al besmet zijn en we die aantallen niet eens kunnen verminderen met welke maatregel dan ook?
Om inzicht te krijgen in de huidige situatie maak ik gebruik van de gegevens die worden verzameld onder andere door het Landelijke Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) en de toezichthouders, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ook ben ik constant in gesprek met veldpartijen, om scherp zicht te houden op de actuele situatie op de werkvloer in verschillende zorgsectoren. Op basis van deze cijfers en beelden is het duidelijk dat de druk op de zorg toeneemt. Om deze reden is op 26 november jl. fase 2d afgekondigd. In fase 2d nemen we maximaal maatregelen om de capaciteit in de zorg uit te breiden, om zo fase 3 te voorkomen. De regulier planbare zorg (klasse 4 en 5) in de ziekenhuizen zal volledig afgeschaald worden, zodat zorgverleners ingezet kunnen worden daar waar zij het meest nodig zijn. De IC-capaciteit wordt verder opgeschaald. Deze maatregelen helpen om een scenario te voorkomen dat we in fase 3a of b komen of uiteindelijk fase 3c (welke ook wel «code zwart» genoemd wordt). Met het beantwoorden van deze Kamervragen voldoe ik ook aan het verzoek van uw Kamer van 23 november jl. om te reageren op de oplopende druk in de zorg.
Hoe beoordeelt u het feit dat we het hoogst aantal besmettingen ooit hebben vastgesteld met een percentage positief van meer dan 20% en dat velen niet kunnen testen vanwege de lange wachttijden en de afstanden naar de teststraat?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik uw Kamer naar de passage over de GGD testcapaciteit in de Maatregelenbrief van 26 november jl.
Hoe beoordeelt u de consequenties van het niet of te laat kunnen testen t.o.v. het aantal besmettingen en de bestrijding van COVID-19?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik uw Kamer naar de passage over de testdrukte en zicht op het virus in de Maatregelenbrief van 26 november jl.
Bent u bekend met de vele noodkreten uit ziekenhuizen, van huisartsen, verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT) en anderen in de zorg?
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik spreek dagelijks met allerlei partijen in de zorg over deze noodkreten.
Hoe komt het dat Nederland (0,1 miljoen boosterprikken) heel ver achter loopt met vrijwillige boosterpikken in vergelijking met bijvoorbeeld Duitsland (meer dan 5 miljoen), België (1 miljoen), het VK (15 miljoen)?
Situaties in verschillende landen laten zich niet altijd één op één vergelijken. In landen waar al is gestart met de booster, gaat het deels om het aanbieden van derde prikken aan mensen met een zeer verzwakt immuunsysteem. Dat gebeurt in Nederland ook al sinds 6 oktober jl. We hebben in het voorjaar de eerste vragen over de booster bij het OMT en de Gezondheidsraad neergelegd. In juni 2021 concludeerden zowel het OMT als de Gezondheidsraad dat een booster nog niet aan de orde was. De Gezondheidsraad heeft op 14 september jl. een advies uitgebracht waarin werd benadrukt dat de vaccins in Nederland nog steeds heel goed beschermen tegen ziekenhuisopname en ernstige ziekte. De Gezondheidsraad gaf toen aan dat een booster voor de algehele bevolking niet nodig was (een derde prik voor immuungecompromiteerden wel, zij krijgen sinds oktober 2021 een boostervaccinatie). De Gezondheidsraad benadrukte toen ook dat op dat moment de COVID-19 gerelateerde ziekenhuisopnames voornamelijk bestonden uit ongevaccineerde mensen. De ongevaccineerden zijn gebaat bij een primaire vaccinatie en voor hen zal een eventuele boostervaccinatie geen of nauwelijks effect hebben. Het advies was daarom ons te richten op het ophogen van de vaccinatiegraad, onder andere door het doorgaan met fijnmazig vaccineren. Wel heeft de Gezondheidsraad geadviseerd alvast te anticiperen op een mogelijke booster. Dat hebben we ook gedaan. Ik heb het RIVM en de GGD gevraagd dit voor te bereiden, en het RIVM heeft steeds gemonitord hoe het ervoor stond met de vaccineffectiviteit. Toen de allereerste signalen binnenkwamen van een mogelijke zeer kleine afname in de effectiviteit, bij de oudste ouderen, heb ik de Gezondheidsraad opnieuw om advies gevraagd. Op 2 november jl. heeft de Gezondheidsraad geadviseerd te starten met de booster voor 60-plussers, de oudste ouderen eerst. Op 18 november is de boostercampagne van start gegaan. Ook in het advies dat de Gezondheidsraad op 25 november jl. heeft uitgebracht, geeft de raad aan dat de huidige COVID-19-vaccins de algemene bevolking nog goed beschermen tegen ernstige ziekte. Ik wil nogmaals benadrukken dat de Gezondheidsraad benoemt «dat een boostercampagne op dit moment een relatief beperkt effect zal hebben op het aantal besmettingen». Ook geeft de Gezondheidsraad aan dat «het advies niet moet worden gezien als een instrument om de huidige besmettingsgolf te lijf te gaan.» Daarnaast blijft het belangrijk om te benadrukken dat de cijfers nog steeds heel goede bescherming bieden tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname. Dat zien we ook terug in de cijfers van het RIVM.
Is er een relatie tussen deze achterstand van boosteren tussen de GGD en het gebrek aan personeel om dit logistiek snel te regelen?
De boostercampagne is na het advies van de Gezondheidsraad op 2 november jl. op 18 november jl. van start gegaan. De GGD richt het proces voor de boostercampagne in. Dit doen GGD’en naast het fijnmazig vaccineren en opschalen van testcapaciteit. Tijdens de piek van het vaccineren waren er ca. 35.000 medewerkers werkzaam op de GGD-vaccinatielocaties. Na de massacampagne, waarin 1,5 miljoen prikken per week gezet werden, is er afgeschaald naar 7.000 medewerkers in de fase dat er nog enkele honderdduizenden prikken per week gezet werden, het niveau waar de GGD’en in oktober nog op zaten. GGD’en hebben in razendsnel tempo opgeschaald om op 18 november te kunnen starten met de boostercampagne. Dit is 2,5 week na het advies van de Gezondheidsraad. De komende periode schalen de GGD’en voor de boostercampagne verder op naar de maximale personele capaciteit die te realiseren is. De arbeidsmarkt is ingewikkelder geworden, waarbij er een tekort is aan medici, zowel vaccineerders als artsen. Ook het werven van mensen voor het callcenter kost extra inspanningen gezien de grote vraag naar callcentermedewerkers in de hele markt. Het kost de GGD dus meer tijd om personeel aan te trekken. Daarnaast kost het opleiden van mensen eveneens tijd.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames afneemt onder oudere groepen in het VK en België die een Boosterprik gehad hebben?
Ja.
Wat gaat u eraan doen om code zwart te voorkomen en om ervoor te zorgen dat er de komende maanden een fatsoenlijke hoeveelheid niet-COVID zorg geleverd kan worden en dat de zorg niet volledig uitgeput raakt?
Het kabinet heeft op landelijk niveau maatregelen genomen, zoals beschreven in de maatregelenbrief van 26 november, om de besmettingen en additionele opnames in de ziekenhuizen terug te brengen. Daarnaast worden binnen de zorgsector in fase 2d verschillende acties ondernomen om de maximale zorgcapaciteit te benutten en de (semi-)acute zorg, zowel voor COVID- als non-COVID-patiënten, te waarborgen en zo veel mogelijk (IC-afhankelijke) kritiek planbare zorg te kunnen verlenen. Om dit te realiseren is het helaas noodzakelijk dat planbare zorg wordt afgeschaald. Er wordt maximaal samengewerkt in de regio en in de keten en COVID-patiënten worden verspreid om de druk gelijkmatig te verdelen.
Wat gaat u concreet doen om het zorgpersoneel overeind te houden de komende maanden en om ze te behouden voor de zorg?
Ik heb grote waardering voor al die zorgprofessionals die al sinds het begin van de crisis zijn opgestaan om te doen wat nodig is: zo goed als mogelijk en onder vaak moeilijke omstandigheden zorg blijven bieden aan eenieder die dat nodig heeft. Om zorgprofessionals daarin zo goed mogelijk te ondersteunen en ze te behouden voor de zorg, zet ik diverse crisisinstrumenten en -maatregelen in. Dit doe ik langs vijf lijnen. De eerste en belangrijkste is het verminderen van de druk op de zorg door landelijke maatregelen om het coronavirus in te dammen en zo het aantal besmettingen te verminderen. De tweede is het zo goed mogelijk verdelen van de druk op de zorg en daarmee van de druk op de zorgprofessionals, door het spreiden van patiënten en het bevorderen van samenwerking in de hele keten. De NZa en IGJ zien hier op toe. De derde lijn betreft financiële en juridische ruimte voor het zo creatief mogelijk vergroten en benutten van de personele capaciteit. Dit doe ik onder andere met de subsidieregeling voor de opschaling van de IC’s. Tevens heb ik een tweetal tijdelijke BIG-maatregelen genomen om de zorgprofessionals te ontlasten, namelijk het opschorten van de herregistratieverplichting voor de artikel 3 BIG-registreerde zorgprofessionals en het zelfstandig inzetten van voormalig artsen en verpleegkundigen, onder specifieke voorwaarden. Zo kan gewerkt worden aan het ontlasten van zorgprofessionals, bijvoorbeeld door middel van inzet van buddies op de IC. De vierde lijn is de gerichte inzet van de Nationale Zorgreserve bij zorgorganisaties in nood en bij regionale en bovenregionale COVID-capaciteit. De inzet van reservisten is momenteel nog beperkt, aangezien de Nationale Zorgreserve nog in opbouw is. Als last resort is inzet van Defensie mogelijk. De vijfde lijn is de ondersteuning van de mentale gezondheid. In aanvulling op hetgeen reeds beschikbaar is binnen de eigen organisatie voor zorgprofessionals, faciliteer ik verschillende landelijke initiatieven, zoals het contactpunt «psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van psychotrauma centrum ARQ-IVP.
Kunt u aangeven wat uw huidige inschatting is over de noodzaak om fase 3 in het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) opschalingsplan te activeren? Vanaf welk moment en bij welke bezetting van de klinische capaciteit is het noodzakelijk om fase 3 te activeren?
Zoals bekend blijven de cijfers wat betreft besmettingen en ziekenhuisopnames als gevolg van COVID-19 toenemen. Op dit moment liggen er 960 patiënten op de IC, waarvan 563 patiënten met covid-19. Hierdoor ontstaat een steeds grotere druk op de zorg, daarom heeft het dagelijks bestuur van Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) mij eerder verzocht om op te schalen naar fase 2d van het «Opschalingsplan COVID-19» van de LNAZ1. Het Opschalingsplan dient ertoe dat we – ondanks de toenemende druk – toch de zorg zo veel als mogelijk toegankelijk houden voor mensen met een dringende of acute zorgvraag. In fase 2d zetten we in op regionale én landelijke aangepaste spreiding, maximale opschaling van IC-beddencapaciteit tot 1350 IC-bedden en bijbehorende klinische capaciteit, volledige afschaling van reguliere planbare zorg in de ziekenhuizen (klasse 4 en 5 volgens het raamwerk van de Federatie Medisch Specialisten2), waar verantwoord het afschalen van kritiek planbare zorg (klasse 3), maximale samenwerking, het maximaal verminderen van de instroom en het bevorderen van de uitstroom van patiënten.
Pas als al deze stappen uit fase 2d onvoldoende effect hebben om de continuïteit van (acute) zorg te waarborgen, zou er sprake van kunnen zijn dat fase 3 afgekondigd wordt. Het is nu niet mogelijk om exact aan te geven wanneer sprake zal zijn van een crisis ten aanzien van de landelijke zorgcontinuïteit, dit is namelijk van verschillende factoren afhankelijk. Daarom kan ik geen specifieke cijfers noemen wat betreft de bezetting van de klinische capaciteit in relatie tot de afkondiging van fase 3. Dit gezegd hebbende is het goed om te weten dat er op dit moment nog geen indicatie is dat op korte termijn fase 3 afgekondigd zal moeten worden.
Hoe snel kunnen medische mondneusmaskers worden uitgedeeld aan mensen in de zorg, de openbare orde en medewerkers die niet thuis kunnen werken, wanneer fase 3 in het LNAZ opschalingsplan nodig is?
In het geval de zorg niet meer bij hun reguliere leveranciers terecht kan, dan kan er bij het Bureau Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) besteld worden en wordt het de volgende dag geleverd. Het Bureau LCH is primair voor het leveren van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan de zorg. Mocht het nodig zijn dat er aan de medewerkers in de openbare orde geleverd moet worden, dan is het logistiek ook mogelijk om dat te realiseren.
Kunt u aangeven in welke mate de voorraden voor medicatie, zuurstof, en andere middelen op orde zijn als mensen thuis moeten blijven, wanneer fase 3 in het LNAZ opschalingsplan nodig is?
De beschikbaarheid van COVID-gerelateerde geneesmiddelen wordt gevolgd door het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG). Momenteel monitoren zij de Corona Crisis Voorraad (CCV) aan geneesmiddelen in Nederland. Dit is een in ziekenhuizen aanwezige voorraad van COVID-geneesmiddelen die vijf maanden regulier en drie maanden piekgebruik kan opvangen. Zo is er een grote hoeveelheid zuurstofapparaten naar de zuurstofleveranciers gegaan voor de behandeling van COVID-patiënten in de thuissituatie. De zuurstofleveranciers hebben daar nog voldoende van op voorraad. Daarnaast staat er nog een voorraad zuurstofapparaten bij het Bureau LCH die direct uitgeleverd kan worden, mocht de situatie nog nijpender worden. Op het moment dat er extramuraal tekorten dreigen, melden partijen dit ook bij het LCG. Het LCG bekijkt dan of acties rondom coördinatie of herverdeling aan de orde zijn.
Kunt u garanderen dat de openbare orde rondom zorginstellingen, zoals huisartsenpraktijken, de verpleeghuizen, en ziekenhuizen bewaakt kan worden als de zorg vastloopt?
Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heeft aandacht voor de mogelijke noodzaak tot het beveiligen van zorginstellingen. Hierover wordt het gesprek gevoerd met de ROAZ-voorzitters. Daarnaast voeren de Directeuren Publieke Gezondheid (DPG’en) als linking pin tussen de domeinen zorg en veiligheid het gesprek met de voorzitters van de veiligheidsregio’s. De DGP’en informeren de veiligheidsregio over de opschaling naar fase 2d en de situatie in de brede zorg. De beveiliging van zorginstellingen is hierbij een belangrijk bespreekpunt. Het gesprek over openbare orde in relatie tot de zorg wordt ook gevoerd binnen het strategisch overleg van veiligheidsregio’s.
Is de gemandateerde centrale regie rondom patiëntenspreiding volledig gewaarborgd en georganiseerd?
Ja. In het «Tijdelijk beleidskader voor het waarborgen acute zorg in de COVID-19 pandemie»3 van oktober 2020 is afgesproken dat het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) verantwoordelijk is voor het spreiden van COVID-patiënten over de regio’s. Het LCPS bepaalt daartoe de landelijke capaciteit die nodig is en hoe deze over de regio’s worden verdeeld. In de regio’s wordt gezorgd dat deze capaciteit beschikbaar is. Dit is geen vrijblijvende afspraak en alle partijen hebben zich aan deze afspraak gecommitteerd. Alle ziekenhuizen zetten zich hier elke dag voor in. Op 19 november 2021 is een aanvulling op dit tijdelijk beleidskader aan uw Kamer gestuurd4, waarin aanvullend is afgesproken dat binnen elke regio bij het spreiden van COVID-patiënten rekening wordt gehouden met het borgen van IC-afhankelijke kritiek planbare zorg. Het spreiden van patiënten verliep begin november stroef, vanwege de snelle stijging van het aantal COVID-patiënten, het streven om reguliere zorg zo lang mogelijk door te laten gaan en het hoge ziekteverzuim bij zorgprofessionals. Na ingrijpen van de NZa en de IGJ op 5 november jl., waarin ROAZ-voorzitters per brief zijn gewezen op hun verantwoordelijkheid om klinische en IC-bedden aan te bieden voor bovenregionale spreiding van COVID-patiënten, verloopt het spreiden weer beter.
Bent u bereid om binnen drie weken eindelijk een middellange termijn strategie te presenteren over corona, zodat u niet constant overvallen wordt?
Op 14 september jl. is uw Kamer geïnformeerd over de Aanpak Najaar. In deze aanpak is aan de hand van verschillende scenario’s, zoals ook aangeraden in het recente advies van de WRR/KNAW, uitgewerkt hoe we dit najaar voor ons zien en duiden. Daarbij beschouwen we het scenario waarin we de komende tijd te maken blijven houden met oplevingen van het virus als het meest reële scenario. Binnen dit specifieke scenario zijn verschillende niveaus onderscheiden voor wat betreft de epidemiologische ernst. Aan deze niveaus zijn vervolgens bepaalde sets met maatregelen gekoppeld. Het streven bij de Aanpak Najaar is om oplevingen van het virus zo veel als mogelijk te beheersen, en tegelijkertijd de samenleving zo veel als mogelijk geopend te houden en maatschappelijke activiteiten daarmee doorgang te laten vinden. De ontwikkeling van de strategie, alsook de elementen die er onderdeel vanuit maken, zoals beschreven in de Aanpak Najaar, staat daarbij niet stil. Wat betreft de ontwikkeling van nieuwe maatregelen heeft het kabinet verschillende wetsvoorstellen voorbereid die onlangs naar uw Kamer zijn gestuurd. Deze wetsvoorstellen beogen een bredere inzet van een coronatoegangsbewijs (CTB) op basis van 3G, alsook een juridische mogelijkheid tot het gericht inzetten van een 2G-CTB in bepaalde sectoren. De overkoepelende strategie zoals die wordt beschreven in de Aanpak Najaar achten we nog steeds actueel en van belang. We leggen onze focus momenteel op de bestrijding van de epidemie langs de uitgezette beleidskaders. Mochten deze beleidskaders volgens u een herijking vereisen, dan zijn we uiteraard graag bereid daarover het gesprek met uw Kamer te voeren.
Kunt u deze vragen voor donderdag 25 november 14.00 uur beantwoorden?
De beantwoording was niet mogelijk in één dag, maar is u zo snel als mogelijk toegezonden.